RUIMTELIJKE ORDENING Structuurplanning Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. Het is sinds 1997 van kracht als kader voor het ruimtelijk beleid. Vlaanderen open en stedelijk, dat is de rode draad doorheen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We moeten de resterende open ruimte maximaal beschermen en de steden herwaarderen zodat zij aangename plekken worden om te leven. Deze visie wordt volgens vier invalshoeken uitgewerkt: voor de stedelijke gebieden, het buitengebied, de economische gebieden en de lijninfrastructuur
Stedelijk gebied Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil van de stedelijke gebieden aangename plekken maken om te wonen, te werken en te ontspannen. Daarom voert de overheid hier een aanbodbeleid dat ervoor moet zorgen dat hier meer woningen komen, meer kantoren, frissere stationswijken en een aangename leefomgeving met parken en mogelijkheden tot recreatie. De afbakeningsstudie voor een stedelijk gebied is een proces van visievorming, waarbij onderzocht wordt hoe de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen het best kunnen worden toegepast in een bepaald stedelijk gebied. Belangrijk hierbij is de afbakeningslijn van het stedelijk gebied. Binnen deze lijn zal immers een stedelijk gebiedsbeleid gevoerd worden. Buiten de lijn voert de overheid een buitengebiedsbeleid. Het eindrapport van een planproces heeft geen juridische kracht. Het is het resultaat van een voorbereidend studie en vormt de basis voor de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). In een RUP wordt de grenslijn vastgelegd op perceelsniveau, worden de noodzakelijke bestemmingswijzigingen gerealiseerd en worden de voorschriften voor inrichting en beheer geformuleerd.
Ruimtelijke ordening
West-Vlaamse Stedelijke gebieden en hun onderverdelingen De Vlaamse overheid heeft de stedelijke gebieden geselecteerd en onderverdeeld in regionaalstedelijke gebieden, structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden en kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau. Brugge (delen van Brugge, Damme, Jabbeke, Oostkamp en Zedelgem), Kortrijk (delen van Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Wevelgem en Zwevegem), Oostende (delen van Bredene, Middelkerke en Oostende) en Roeselare (delen van Izegem, Ingelmunster en Roeselare) vormen de regionaalstedelijke gebieden. De structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden zijn Knokke-Heist, Ieper, Waregem en Tielt. Blankenberge, Veurne, Diksmuide, Poperinge, Torhout en Menen zijn gecatalogeerd als kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau. Voor de regionaalstedelijke gebieden werkt de Vlaamse overheid een concrete visie uit in ruimtelijke uitvoeringsplannen. De provincie doet hetzelfde voor de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden en kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau. Afbakening regionaalstedelijke gebieden Kortrijk: definitief goedgekeurd Brugge en het stadionproject van Club Brugge: In het voorontwerp Ruimtelijk Uitvoeringsplan Brugge is de afbakeningslijn zo ingetekend dat het stadionproject van Club Brugge in Loppem in principe mogelijk gemaakt wordt. Het voorontwerp RUP en de bijkomende voorstellen geformuleerd tijdens de plenaire vergadering van 24 mei 2007 worden nu onderworpen aan een milieueffectbeoordeling of planMER. De verdere besluitvorming
53
in dit dossier zal gebeuren rekening houdend met de resultaten van de milieueffectbeoordeling. In de opdrachtsomschrijving is gekozen voor een ruime omschrijving van de op te nemen elementen zodat in de latere besluitvorming de beoordeling van de milieueffecten en de eventuele milderende maatregelen vanuit milieu beschikbaar zouden zijn. In de beoordeling van de milieueffecten worden zowel de site Jan Breydel als de site Oostkampse Baan onderzocht.
Afbakening stedelijke gebieden Roeselare: De Vlaamse regering heeft op 26 oktober 2007 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Stedelijk Gebied Roeselare voorlopig vastgesteld. Dit plan werd ondertussen onderworpen aan een openbaar onderzoek. Brugge: Tegen eind 2008 kan het ruimtelijk uitvoeringsplan van het stedelijk gebied Brugge voorlopig worden vastgesteld. Oostende: Tegen eind 2008 kan het ruimtelijk uitvoeringsplan van het stedelijk gebied Oostende voorlopig worden vastgesteld. Onze voorstellen
Afbakening (regionaal)stedelijke gebieden Om rechtszekerheid te kunnen bieden, moeten de afbakeningsprocessen van - Regionaalstedelijk gebied Brugge - Stedelijk gebieden Roeselare, Brugge en Oostende snel aangepakt en geïmplementeerd worden. De visie van CD&V in het stadiondossier gaat uit van sportieve uitdagingen. Waar het stadion ook zal komen, het doel moet zijn om zo snel mogelijk voetbal aan de supporters te kunnen aanbieden. Zeker met het oog op het WK dat we in 2016 naar Vlaanderen en uiteraard ook deels naar West-Vlaanderen, willen halen zal het uiterst belangrijk zijn dat de voetbalclubs snel aan spelen toekomen in hun nieuwe stadion. Bij het nemen van de beslissing over de locatie van het nieuwe stadion moet deze doelstelling dan ook zeker mee afgewogen worden. Een locatie aanduiden waar jarenlange gerechtelijke procedures aan verbonden zullen zijn, is dan ook geen optie. Voetballen, dat moet centraal staan in de keuze.
Ruimtelijke ordening
Het buitengebied Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de eigenheid van het buitengebied bewaren en de open ruimte maximaal behouden. Daarom voert de overheid in deze gebieden een beleid dat verdere ontwikkelingen van bijkomende woningen en bedrijventerreinen wil matigen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) en het decreet Natuurbehoud bepalen dat het Vlaams gewest de meeste natuur- en landbouwgebieden afbakent (1997). Het Vlaams Gewest heeft zichzelf hiermee met een grote verantwoordelijkheid opgezadeld. Het RSV voorziet de afbakening van 750.000 ha agrarisch gebied voor beroepsmatige landbouw, 125.000 ha voor natuurgebied, 150.000 ha natuurverwevingsgebied en 10.000 ha voor ecologisch verantwoorde bosuitbreiding1.
Historiek: In 2001 besliste de Vlaamse regering de afbakening van de landbouw-, natuur- en bosgebieden aan te pakken in twee fasen. - In de eerste fase lag de nadruk vooral op natuur. Dit leidde tot de aanduiding van ca. 86.500 ha natuurgebieden als onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), op basis van een procedure in het decreet Natuurbehoud. Enkel gebieden die, volgens de werkkaart van de gewenste landbouwstructuur, niet in aanmerking kwamen voor de agrarische structuur kwamen daarbij op de VEN-kaart. Parallel hieraan startte de Vlaamse regering met de opmaak van enkele gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP), bedoeld om een aantal ‘achterhaalde’ agrarische gebieden van het gewestplan om te zetten in natuurgebied. 1 Het is niet direct mogelijk om cijfers voor West-Vlaanderen te geven, gezien Vlaanderen werd ingedeeld in 9 buitengebiedregio’s. Voor West-Vlaanderen is dit Kust-Polders-Westhoek, Veldgebied Brugge-Meetjesland en Leiestreek. Deze zijn echter deels provincie-overschrijdend met Oost-Vlaanderen.
54
Deze eerste fase leverde kritiek op. Gemeenten en provincies vonden dat ze niet betrokken waren bij de planvorming. Landbouwers laakten terecht de eenzijdige aanpak die enkel natuurgebieden afbakende. Daarom stuurde de Vlaamse regering de manier van werken bij. - Op 17 oktober 2003 besliste ze om de tweede fase op te starten volgens een nieuwe methodiek. Die aanpak moest tegemoet komen aan de bezwaren over het gebrek aan overleg. De opmaak van een geïntegreerde ruimtelijke visie moet garant staan voor een gelijktijdige en gelijkwaardige afweging tussen landbouw, natuur en bos. Voor de opmaak van deze geïntegreerde ruimtelijke visies is Vlaanderen opgedeeld in een aantal buitengebiedregio’s. Sindsdien lopen de planningsprocessen in vijf regio’s: De pilootregio’s Haspengouw-Voeren en Kust-Polders-Westhoek startten in 2004. In 2005 volgden Hageland, Neteland en Veldgebied Brugge-Meetjesland. Vanaf maart 2006 start het overlegproces in de regio’s Limburgse Kempen en Maasland, Noorderkempen, Schelde-Dender en Leiestreek. Voor iedere buitengebiedregio start een overlegproces om tot een globale ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos in de regio te komen. Deze ruimtelijke visie geeft de hoofdlijnen aan van de belangrijke structuren: welke aaneengesloten gebieden moeten gevrijwaard worden voor landbouw, in welke beekvalleien moet er ruimte voor natuurontwikkeling zijn, welke bossen kunnen met elkaar verbonden worden… Deze visie is nodig omdat het RSV voor landbouw, natuur en bos slechts een aantal algemene ontwikkelingsperspectieven én een kwantitatieve taakstelling gaf, maar geen gebiedspecifieke selecties of aanwijzingen voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De stap om vanuit het RSV onmiddellijk over te gaan tot een concrete afbakening is dan ook te groot gebleken. De ruimtelijke visies vormen de basis voor de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen in de volgende jaren. Pas bij de opmaak van deze ruimtelijke uitvoeringsplannen zullen er gebieden concreet op perceelsniveau afgebakend worden. Het is dus zeker niet zo dat álle landbouw-, natuur- en bosgebieden in één keer afgebakend zullen zijn. Het overlegproces moet prioriteiten stellen en aangeven voor welke samenhangende gebieden uitvoeringsplannen of andere acties op korte termijn het meest aangewezen zijn.
Ruimtelijke ordening
- Stand van zaken afbakeningsprocessen buitengebiedsregio’s op West-Vlaams grondgebied De eindvoorstellen van ruimtelijke visie voor de Kust-Polders-Westhoek en voor Veldgebied BruggeMeetjesland zijn afgewerkt. Sinds 2007 worden systematisch gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) voorbereid en in procedure gebracht voor de verdere realisatie van de kwantitatieve opties inzake landbouw, natuur en bos. Regio Kust-Polders-Westhoek: • Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos afgewerkt in mei 2005 • Beslissing Vlaamse Regering over operationeel uitvoeringsprogramma en herbevestiging ca. 95.000 ha agrarisch gebied (februari 2006) • Voorontwerp RUP Natuur- en landbouwgebieden ‘Strand Middenkust-west’, plenaire vergadering op 19 oktober 2007 • Voorontwerp RUP Natuurgebieden ‘Strand Middenkust-oost’, plenaire vergadering op 19 oktober 2007 • Voorontwerp RUP Natuur- en landbouwgebieden ‘Blankaart-Merkembroek’, plenaire vergadering op 19 oktober 2007 Regio Veldgebied Brugge-Meetjesland (De buitengebiedregio Veldgebied Brugge - Meetjesland situeert zich in het noordwesten van Vlaanderen. De westelijke helft ligt in de provincie West-Vlaanderen, de oostelijke helft in de provincie Oost-Vlaanderen) • Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos afgewerkt in juni 2006. • Beslissing Vlaamse Regering over herbevestiging ca. 56.000 ha agrarisch gebied (juli 2006) en operationeel uitvoeringsprogramma (juni 2007)
55
Regio Leiestreek (33 West-Vlaamse en 13 Oost-Vlaamse gemeenten): • Overlegproces ruimtelijke visie landbouw, natuur en bos opgestart voorjaar 2006. ‘Verkenningsnota’ voor advies voorgelegd aan gemeenten, provincies en belangengroepen in februari 2007. • Op basis van deze adviezen is een programma voor overleg opgesteld en een eerste voorstel van mogelijk te herbevestigen agrarische gebieden opgesteld dat het voorwerp vormt van het bi- en multilateraal overleg met de actoren. Onze voorstellen
Afbakening van het buitengebied Het streefdoel is deze processen tijdens de legislatuur eind 2008 nog af te ronden met een beslissing over operationele uitvoeringsprogramma’s en de te herbevestigen agrarische gebieden in elk van deze regio’s. Er is vooropgesteld om via de methodiek van herbevestiging van bestaande gewestplannen deze legislatuur nog ca 500.000 ha agrarische gebieden vast te leggen. Het resterende deel zal vastgelegd worden in GRUP’s voor landbouw, natuur en bos. Naast de afbakening van agrarische gebieden in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, heeft de Vlaamse regering op 3 juni 2005 een werkwijze vastgelegd om het gewestplan beleidsmatig te herbevestigen voor die agrarische gebieden waarvoor de bestemming op het gewestplan nog steeds actueel is en een goede planologische vertaling van de gewenste agrarische structuur.
Ruimtelijke bestemmingen en voorschriften Gewestelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen
Ruimtelijke ordening
Het decreet op de Ruimtelijke Ordening (18 mei 1999) bepaalt dat het vroegere systeem van gewestplanwijzigingen vervangen wordt door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Deze plannen vertrekken steeds vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. Alvorens de Vlaamse Regering een definitieve beslissing neemt rond een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan krijgt elke burger of vereniging de gelegenheid opmerkingen, bezwaren of adviezen in te dienen. Dit kan tijdens het openbaar onderzoek dat twee maanden duurt en dat volgt op de voorlopige vaststelling van het plan door de Vlaamse Regering. Het regeringsbesluit tot voorlopige vaststelling verschijnt in het Belgisch Staatsblad. Ook het regeringsbesluit tot definitieve vaststelling van een gewestelijk RUP verschijnt in het Belgisch Staatsblad. Veertien dagen later worden de nieuwe bestemmingen en de nieuwe stedenbouwkundige voorschriften van kracht. Het gewestplan vervalt dan in dat gebied.
Zonevreemde gebouwen Om de ruimte te ordenen werden plannen van aanleg, zoals de gewestplannen opgemaakt. Op deze gewestplannen wordt onder andere vastgelegd waar de woonzones liggen en waar dus in principe gebouwd kan worden om er te gaan wonen. Ook liggen de gebieden vast waar terreinen voor de industrie nodig zijn, welke geschikt zijn voor landbouw of recreatie en welke men wenst te behouden als groengebied. Als een gebouw ligt in een zone waar het niet thuishoort, wordt het “zonevreemd” genoemd. Een aantal voorbeelden zijn een oud fort in natuurgebied, een kasteel in natuurgebied, een woning in landbouwgebied, ... Meestal bestonden deze gebouwen vooraleer de verschillende bestemmingen op de plannen van aanleg werden vastgelegd. Zonevreemd is dus iets totaal anders als “illegaal”. Illegale woningen zijn woningen gebouwd zonder bouwvergunning. De meeste zonevreemde woningen en gebouwen zijn volledig wettelijk, legaal, tot stand gekomen. Ze zijn niet illegaal.
56
Planologische attesten voor zonevreemde bedrijven Met het planologisch attest kan aan bedrijven met uitbreidingsproblemen sneller zekerheid worden geboden omtrent procedureverloop voor planningsprocessen en vergunningen. De overheid engageert zich dan namelijk tot de opmaak van een nieuw bestemmingsplan. De bedrijven die in aanmerking komen voor een planologisch attest: • zijn bestaand met activiteiten op een bepaalde locatie. • kunnen hun plannen niet realiseren zonder een wijziging van bestemming omdat ze zonevreemd zijn. • moeten voldoen aan één van de volgende voorwaarden - Onderworpen aan milieuvergunningsplicht (klasse I of II) - Een volwaardig land- of tuinbouwbedrijf zijn - Omzet van minstens 250.000 euro.
Atlas woonuitbreidingsgebieden De Atlas is een beleidsdocument en een consultatie-instrument zonder juridische waarde. De aangeduide gebieden zijn woonuitbreidingsgebieden zoals bedoeld in artikel 5.1.1. van het K.B. van 28/12/1972: “De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel de overheid geen besluit tot vaststelling van de uitgaven voor de voorziening heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.” De Atlas is voor iedereen beschikbaar en geeft concreet aan welke woonuitbreidingsgebieden op korte, middellange en lange termijn kunnen gerealiseerd worden. Het geeft tevens aan welke gebieden vanuit ruimtelijk oogpunt best niet ontwikkeld worden (vb. omwille van de waterproblematiek). Hij duidt ook alle restgronden aan die in aanmerking komen voor onmiddellijke bebouwing.
Aanbod bouwpercelen
Ruimtelijke ordening
Het globaal aanbod aan bouwpercelen in Vlaanderen bedraagt ca. 410.000, of ongeveer 59.000 ha. Hierop kunnen, al naargelang de ligging ervan in de stedelijke gebieden of het buitengebied, om en bij de 800.000 à 910.000 woongelegenheden gerealiseerd worden. Daarnaast bestaat er een potentieel woonaanbod via invulling van leegstand en hergebruik van panden die momenteel geen woonbestemming hebben. De huidige renovatietrend wijst er overigens op dat mensen meer en meer te vinden zijn voor dergelijk vaak historische panden. Het aanbod aan bouwmogelijkheden is dus zeer groot en overtreft de geraamde behoefte op basis van bevolkingsprognoses. Op basis van de Atlas kan 5.089ha, goed voor bijna 86.100 woningen, ontwikkeld worden zonder bijkomende woonbehoeftestudie of principieel akkoord. Hiervan is al 1.271 ha verkaveld, goed voor 11.745 woningen. En nog eens 1.530 ha of 28.376 bouwmogelijkheden zijn al geordend via een APA, BPA of RUP. Dit zijn onmiddellijk bebouwbare gronden. De laatste jaren komen gemeenten echt in een stroomversnelling voor de opmaak en goedkeuring van hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Ook via deze plannen worden woonuitbreidingsgebieden vrijgegeven. Een deel van de gemeenten heeft in uitvoering daarvan al gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgesteld. Ook die evolutie wordt in de atlas van de woonuitbreidingsgebieden bijgehouden. Vooral gemeenten en provincies kunnen via bijkomende maatregelen nog een extra inhaalbeweging doorvoeren: afbakening kleinstedelijke gebieden en opmaak van gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen. Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van mogelijkheden in het kader van het grond- en pandenbeleid om extra stimulansen te voorzien voor activering van de bouwgronden.
57
Situatie bouwactiviteit in West-Vlaanderen Het is opvallend dat de bouwactiviteit in West-Vlaanderen op alle vlakken minder sterk is gestegen dan het Vlaamse gemiddelde. Het aantal vergunde flats en eengezinswoningen steeg er in de periode 20022005 slechts met 25%. Tegelijk steeg het aantal woningrenovaties in Vlaanderen met 4% terwijl het in WestVlaanderen met 4% daalde. In 2006 kon bij de vergunningen voor eengezinswoningen in West-Vlaanderen zelfs een serieuze daling van 9% worden opgetekend. In Vlaanderen als geheel bleef de achteruitgang voor eengezinswoningen beperkt tot 1%. In haar totaliteit (flats, eengezinswoningen en renovaties samen) ging de bouwactiviteit in Vlaanderen er in 2006 verder op vooruit. In West-Vlaanderen daarentegen waren er duidelijke signalen van stagnatie en achteruitgang. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) heeft voorgeschreven dat in West-Vlaanderen nog maximaal 33% van de nieuwe woongelegenheden in het buitengebied mocht komen. Ook al is deze taakstelling 7% lager dan het Vlaamse gemiddelde, dan nog wordt zij geenszins bereikt. In 1999-2002 vond nog 14 à 21% van de West-Vlaamse bouwactiviteit in het buitengebied plaats. Van 2003 tot en met 2005 was dit aandeel gedaald tot een schamele 5 à 9%. In het West-Vlaamse buitengebied wordt dus bijna niet meer gebouwd.
Ruimtelijke ordening
Een belangrijk knelpunt vormt het provinciaal structuurplan dat een aantal woonkernen heeft geselecteerd die alleen de groei van de eigen bevolking mogen opvangen. Ook al zijn er inwijkelingen, dan nog mag de gemeente er geen rekening mee houden. Als deze woonkernen onvoldoende ‘uit zichzelf’ groeien, moeten de nabijgelegen woonuitbreidingsgebieden onaangeroerd blijven. Zelfs relatief grotere gemeenten kunnen omwille van de stringente methodiek die zij bij hun woonbehoeftestudies moeten volgen, slechts de behoefte aan enkele tientallen bijkomende wooneenheden aantonen, onvoldoende om een groter stuk woonuitbreidingsgebied aan te snijden. Op die manier is in het West-Vlaamse buitengebied een schaarste aan bouwmogelijkheden ontstaan die verder gaat dan wat het RSV heeft voorgeschreven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aantal huishoudens in het West-Vlaamse buitengebied tijdens de laatste acht jaar amper met 3.000 is kunnen toenemen tegenover een stijging met 8.000 in de centrumsteden (Brugge, Kortrijk, Oostende en Roeselare), een stijging van 7.000 in de randgemeenten rond deze steden en eveneens van 7.000 in de kleinere West-Vlaamse steden. Bij gebrek aan bouwmogelijkheden in het buitengebied worden de West-Vlamingen in hun al sterk verstedelijkte provincie nog meer de steden in gedreven. De schaarste aan bouwmogelijkheden heeft er tegelijk toe geleid dat de gemiddelde bouwgrondprijs in West-Vlaanderen (122 euro per m²) nu 10% hoger ligt dan de gemiddelde prijs in het Vlaamse Gewest (111 euro per m²) en zelfs iets duurder uitvalt dan in de traditioneel dure provincies Antwerpen (120 euro per m²) en Vlaams-Brabant (118 euro per m²), aldus de cijfers van het NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek) voor 2005. Onze voorstellen
Aanbod bouwpercelen in West-Vlaanderen Een oplossing om in West-Vlaanderen het wonen weer betaalbaar te maken bestaat erin het aanbod aan bouwgronden opnieuw fors te verhogen. De 878 ha prioritair te ontwikkelen woonuitbreidingsgebied die de Atlas van de woonuitbreidingsgebieden in WestVlaanderen heeft afgebakend, moeten de gemeenten onverkort kunnen aansnijden. Op deze 878 ha is er ruimte 58
voor 15.281 extra woongelegenheden. De gronden die niet meer voor bebouwing bruikbaar zijn, kunnen geruild worden binnen de bepalingen van de gemeentelijke structuurplannen. De Vlaamse regering moet de nodige middelen voorzien om dergelijke operaties te begeleiden, zodat er geen middelenverlies is en er snelle bouwinvesteringen kunnen worden uitgevoerd. Niet alleen de SHM (sociale huisvestingsmaatschappijen), maar ook de OCMW’s en kerkfabrieken moeten hierbij betrokken worden. De Vlaamse regering moet hier de geijkte procedures tot stand brengen voor een snelle afwikkeling binnen de principes van het RSV.
Looptijd planningsinstrumenten De planningsinstrumenten lopen in principe en in hoofdzaak tot 2007. Onze voorstellen Er is nood aan een update en aan een perspectief voor kleine kernen. Hier rijst immers de vraag wat de noodzakelijke dimensie is van een kern, opdat hij zelf verder (autonoom) kan blijven bestaan, met een minimale voorziening (school,…).
Wetgeving Vergunningenbeleid
Ruimtelijke ordening
Ontvoogde gemeenten In West-Vlaanderen zijn 4 gemeenten ontvoogd. Dit zijn Avelgem, Ieper, Wevelgem en Zwevegem. Zonnebeke voldoet aan de voorwaarden maar moet haar aanvraag tot ontvoogding nog aanvragen. Deze gemeenten mogen zelfstandig vergunningen afhandelen volgens de procedure van het nieuw decreet R.O. Om tot ontvoogding te kunnen overgaan, dient een gemeente aan 5 voorwaarden te voldoen: beschikken over een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS), een plannenregister, een vergunningenregister, een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en een register onbebouwde percelen. Onze voorstellen Het moet de ambitie zijn dat alle West-Vlaamse steden en gemeenten tijdens de volgende legislatuur ontvoogd zijn. In afwachting van deze globale ontvoogding, dient de minister van Ruimtelijke Ordening initiatieven te nemen die de werking van de West-Vlaamse afdeling Ruimtelijke Ordening efficiënter en klantvriendelijker maakt en die de achterstal van bouwvergunningen wegwerkt. De afwerking van dossiers verloopt nu in elk geval veel te traag. Bijkomend personeel kan hier een oplossing bieden.
59
Bedrijventerreinen
Huidige situatie in West-Vlaanderen inzake bedrijventerreinen
Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlaanderen Totaal West-Vlaanderen
aanbod 113,399 63,347 55,352 30,258 120,165 382,521
brutoaanbod 27,587 123,337 7,618 35,174 253,009 446,725
traag aanbod 57,858 225,788 62,682 108,214 190,628 645,17
gedeeltelijk in gebruik 60,973 192,984 22,932 140,41 268,084 685,383
infra in gebruik 105,901 807,495 173,499 2135,943 44,228 427,155 131,063 1137,363 228,449 2104,501 683,14 6612,457
zonevreemd gebruik onbruikbaar 25,907 17,221 118,299 16,732 16,845 25,179 38,924 4,831 80,942 50,953 280,917 114,916
Het ruimtelijke beschikbaar aanbod bedraagt 962 ha. Van de totaliteit van 9.852 ha bestemde bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, is iets minder dan 10% ruimtelijk beschikbaar in de periode 2007-2012. Bijna 8.000 ha is vandaag in gebruik.
Ruimtelijke ordening
Schatting ruimtevraag bedrijventerreinen 2007-20222
Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Totaal aantal ha 218 422 170 263 318 1 391
% 15.7 30.4 12.3 18.9 22.8 100
Regio Brugge: • De afbakening van het regionaal stedelijk gebied Brugge is dringend noodzakelijk om een nieuw aanbod van ong. 100 ha te creëren.
60
• Op korte en lange termijn is vooral de uitbreiding Jabbeke-Noord (2 x 20ha) belangrijk. • In het kleinstedelijk gebied Torhout is niets meer beschikbaar. Er is reeds jarenlang discussie over de locatie van een nieuw bedrijventerrein van 25 ha.
Regio Midden-West-Vlaanderen: • 140 ha zal gefaseerd beschikbaar worden na de afbakening van het regionaal stedelijk gebied Roeselare. • De uitbreiding Tielt-Noord moet wachten op de afbakening van het kleinstedelijk gebied Tielt. • Er is grote behoefte in de industriële gemeenten Ardooie, Meulebeke, Wingene, Hooglede, Wielsbeke en Staden, maar geen aanbod. Regio Oostende: • Hier zijn nog terreinen beschikbaar. • Het aanbod is volledig geconcentreerd in Oostende en in het grote aangesloten Plassendale industriegebied, met vijf deelzones. Regio Westhoek: • Het goedgekeurd kleinstedelijk gebied Ieper voorziet in 30 ha. De dringende nood aan 50 ha kan weliswaar niet volledig via een verdere uitbreiding van het Ieperleekanaal. Een aantal locaties langs de ring N38 zal verder moeten onderzocht worden. • In Poperinge is geen aanbod meer op Sappenleen. Er zijn wel twee uitbreidingen van telkens 10 ha voorzien. • In Diksmuide wordt Kaaskerke met 11 ha uitgebreid. • In Veurne zijn Veurne I en II quasi volledig volzet. Een nieuw aanbod komt via de sanering van de site van de Suikerfabriek (15 ha).
Ruimtelijke ordening
Regio Zuid-West-Vlaanderen: • Er is een beschikbaar aanbod in Gullegem voor 12 ha industrie en op Kortrijk-Hoog (Beneluxpark 10 ha, voor kantooractiviteiten). • Meer ruimte is in ontwikkeling en op termijn kan 217 ha bedrijventerrein worden ontwikkeld. • Waregem wacht op de afbakening van het kleinstedelijk gebeid voor een nieuw aanbod, gezien de bedrijventerreinen volledig volzet zijn. Het gaat om de realisatie van een regionaal bedijventerrein op de hoek van de E17 en de N382 (Expresweg). Daarnaast wordt een beperkte uitbreiding voor bestaande bedrijven van de Brabantstraat voorzien.
Inspanningen voor intensieve benutting bestaande bedrijventerreinen De Vlaamse regering subsidieert de studie- en proceskosten (voortraject) voor de herinrichting van 4 verouderde West-Vlaamse bedrijventerreinen. Dit is : • Heernisse in Diksmuide • Gullegem-Moorsele • De Blokken (ex Bekaert) in Zwevegem • De verouderde elektriciteitscentrale in Zwevegem. Het door POM West-Vlaanderen, Leiedal en WVI ingediende project, dat heel West-Vlaanderen omvat, bevat een totaal van 258,9 ha onbenutte bedrijventerreinen waarrond gewerkt zal worden. Dit valt uit elkaar in • 201,5 ha op bedrijventerreinen niet beheerd door intercommunales, • 31,6 ha beheerd door Leiedal • 25,8 ha beheerd door WVI.
Brownfields Brownfields zijn verouderde (bedrijven)terreinen die door bodemverontreiniging of vermoedelijke bodemverontreiniging niet spontaan tot herontwikkeling komen. 61
Meer info o.a. over het decreet is terug te vinden onder het hoofdstuk economie van dit oranjeplan. De bekendste brownfield in West-Vlaanderen bevindt zich in Zeebrugge. Het vernieuwde subsidiebesluit bedrijventerreinen van mei 2007: ook de complexe studie- en coördinatiefaste voorafgaand aan de (her)ontwikkeling van een brownfield komt in aanmerking voor subsidiëring. Op basis van dit besluit werd de heraanleg van de Kazerne Lissewege (Brugge) gesubsidieerd. Op korte termijn zullen er subsidies worden aangevraagd voor: • De Blokken – Zwevegem • Nelca – Lendelede (de herontwikkelingsmogelijkheden worden momenteel onderzocht. Het voortraject werd gesubsidieerd door het Vlaams Gewest). • Ex Emdeka – Kortrijk.
Ruimtelijke ordening
Leegstaande bedrijfsruimten Er zijn 54 West-Vlaamse gemeenten met leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten. Alveringem 1 Izegem 14 Oudenburg 0 Anzegem 6 Jabbeke 11 Pittem 6 Ardooie 5 Knokke-Heist 0 Poperinge 8 Avelgem 0 Koekelare 1 Roeselare 22 Beernem 3 Koksijde 3 Ruiselede 3 Blankenberge 0 Kortemark 3 Spiere-Helkijn 0 Bredene 1 Kortrijk 54 Staden 3 Brugge 67 Kuurne 2 Tielt 4 Damme 1 Langemark-poelkapelle 1 Torhout 1 De Haan 5 Ledegem 0 Veurne 5 De Panne 2 Lendelede 2 Vleteren 3 Deerlijk 1 Lichtervelde 0 Waregem 21 Dentergem 22 Lo-Reninge 2 Wervik 3 Diksmuide 11 Menen 4 Wevelgem 8 Gistel 6 Mesen 0 Wielsbeke 4 Harelbeke 8 Meulebeke 3 Wingene 0 Heuvelland 1 Middelkerke 11 Zedelgem 7 Hooglede 3 Moorslede 3 Zonnebeke 2 Houthulst 1 Nieuwpoort 2 Zuienkerke 0 Ichtegem 5 Oostende 10 Zwevegem 13 Ieper 7 Oostkamp 6 Ingelmunster 7 Oostrozebeke 1 Dit zijn 409 bedrijfsruimten. Er kan subsidie worden aangevraagd voor saneringswerkzaamheden van deze panden. Goedgekeurde subsidiedossiers saneringswerken in 2007: Gemeente Gistel Ieper Ieper Ieper Hooglede Kortrijk Hooglede Hooglede Wielsbeke Waregem
Project Kanaalstraat 41 Polenlaan 3/7 - Picanolsite fase 3 Polenlaan 3/7 - Picanolsite - fase 2 Polenlaan 3/7 - Picanolsite fase 3 Hogestraat 123 Koning Leopold I-straat Project “De Vossenberg” Hogestraat 123 - fase 1 Project “De Vossenberg” Hogestraat 123 - fase 2 Rijksweg 382 Project “ Sint-Hubert” Weversstraat 7 en 9
object gunning ontwerp gunning gunning ontwerp gunning ontwerp ontwerp ontwerp ontwerp
subsidiebedrag 49.567,10 EUR 142.607,86 EUR 144.583,73 EUR 118.437,01 EUR 327.086,64 EUR 82.413,13 EUR 327.086,64 EUR 139.422,56 EUR 23.346,28 EUR 388.408,16 EUR 62
Onze voorstellen
Inspanningen voor intensieve benutting bestaande bedrijventerreinen Herinrichting verouderde bedrijventerreinen in Diksmuide, Moorsele en Zwevegem. In de loop van de volgende legislatuur moeten deze terreinen zeker operationeel zijn. Onbenutte bedrijventerreinen Er is nood aan een studie (evt benchmarking) om tot een optimalisatie van de bestaande terreinen te komen. Energiezuinige investeringen en stapelbouw moeten gestimuleerd worden vanuit het Vlaamse Gewest. Brownfields Gezien de maatschappelijke prioriteit van brownfieldontwikkeling is het belangrijk dat de sanerings- en herinrichtingsprojecten van brownfields vlot verlopen. De subsidiëring moet daarom toereikend zijn en tevens snel verschaft worden. De procedurele en administratieve knelpunten moeten accuraat worden aangepakt. Bovendien is het opportuun dat de geplande evaluatie (art 24) er zeker en snel komt, om vlot tot een vaste, duidelijke rechtsregel te komen. Leegstaande bedrijfsruimten De eigenaars van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten moeten gestimuleerd worden tot verkoop of hergebruik van deze gebouwen. Het is opportuun dat deze bedrijfsruimten worden geactiveerd.
Glastuinbouwbedrijven (Grote) glastuinbouwbedrijven komen nagenoeg steeds terecht in de agrarische gebieden of in specifieke bestemmingen zoals serregebied of in specifieke bedrijvenzones.
Ruimtelijke ordening
Zolang er voor een gebied geen ruimtelijk uitvoeringsplan opgemaakt is, blijven de bestaande plannen van aanleg en gewestplannen van kracht, omdat de ruimtelijke structuurplannen op zich geen beoordelingsgrond vormen voor het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning. Iedere stedenbouwkundige aanvraag voor uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf moet dan ook getoetst worden aan een goede ruimtelijke ordening, zeker als dit gebied gelegen is in een bestemming die agrarische bebouwing toelaat. Het toetsingskader voor uitbreidingen ter plaatse somt de voornaamste criteria op, met aanduiding in welke mate de elementen doorwegen op de uiteindelijke evaluatie. Onze voorstellen Bij de afbakening van de stedelijke gebieden is het belangrijk dat er in functie van energieefficiëntie serreterreinen kunnen worden ingeplant. Er is immers nood aan de inrichting van moderne glastuinbouwgebieden waar er een clustering van energie kan plaatsvinden. Zo is er bij de afbakening stedelijk gebied Roeselare een serrezone van 35 ha aan de verbrandingsoven (restwarmte) voorzien. Ook in Oudenburg is een serrezone van 100 ha gepland. Met CD&V willen we dit elders ook gerealiseerd zien.
63
Motorcrossterreinen Sinds 2005 is men in elke provincie op zoek naar een geschikt terrein voor de beoefening van gemotoriseerde sporten. Zonder die inplanting van vaste oefenlocaties is het gevaar voor milieu- en natuurschade zeer groot, omdat sommige beoefenaars dan gewoon in de vrij natuur gaan ‘wildcrossen’. Voor onze professionele motorcrossers zou het in elk geval een mooi en welgekomen initiatief zijn moest er in eigen provincie ruimte ter beschikking worden gesteld voor het beoefenen van hun geliefde sport. Ook de groep recreanten die nood hebben aan een geschikt terrein wordt steeds groter, dit onder meer door de stijgende populariteit van quads, crossmotoren, … Onze voorstellen Er is nood aan een permanente motorcrossterrein in West-Vlaanderen De tijdelijke oplossing die voorgesteld wordt in Dudzele kan op de steun van onze partij rekenen: Tijdelijk terrein van 7 hectare tussen de Blinker en de Stinker, de spoorweg en het tracte van de nog te realiseren AX. De locatie ligt in uitbreidingsgebied van de Zeebrugse haven op anderhalve kilometer van de woonkern. Zolang de terreinen niet noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de haven, kan er tijdelijk motorcross worden georganiseerd. Er zou nog een mogelijkheid zijn op de militaire vliegbasis in Koksijde. Verder studiewerk zal voor die locatie echter nog meer duidelijkheid over de mogelijkheden en de eventuele nadelen, moeten scheppen.
Ruimtelijke ordening
Met de creatie van het oefenterrein mag echter geen carte blanche gegeven worden aan de gebruikers ervan. Het aantal oefen- en wedstrijddagen op dergelijk terrein zal dan ook in samenspraak met de omwonenden en rekening houdend met de ecologische impact vastgelegd moeten worden. Dat de uitbouw van en werking op en rond zo’n terrein voor gemotoriseerde sporten op een goede manier kan gebeuren, zien we in provincie Limburg, waar er maar liefst 4 permanente terreinen werden ingesteld. Met CD&V hopen we ook in West-Vlaanderen een draagvlak te creëren voor zo’n permanent terrein.
Golfterreinen Eerste Golfmemorandum (20.06.2003): • Bestaande golfterreinen worden getoetst aan de principes uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. • Uitwerking van een bevoegdheidsverdeling tussen het Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten. • Afbakening van golfterreinen type III (> 9 holes of opp > 40 ha) Met de goedkeuring van de tweede fase van dit memorandum op 23 juni 2006 biedt de Vlaamse regering perspectief voor nieuwe multifunctionele zones. De uitvoering van het Golfmemorandum is inmiddels volop bezig. In het memorandum worden 5 categorieën van golfterreinen onderscheiden: 64
• West-Vlaanderen heeft een golfterrein in de eerste categorie. Dit betreft de bestaande golfterreinen waar herbestemming naar golfzone wordt voorgesteld. West-Vlaanderen kent 1 golfclub in deze categorie: Damme. Voor deze clubs is men in de fase van opmaak of vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. • In de derde categorie zijn 2 West-Vlaamse golfclubs. Dit zijn bestaande golfterreinen waar herbestemming naar ecologisch waardevol gebied met golfinfrastructuur wordt voorgesteld. Dit zijn de Koninklijke Golf Club Oostende in De haan, waarvoor het GRUP definitief werd goedgekeurd, en Royal Zoute Golf Club in Knokke-Heist, met goedgekeurd BPA. • De vijfde categorie zijn nieuwe golfterreinen. Het eerste Golfmemorandum voorzag in de concrete mogelijkheid voor een nieuw golfterrein in Koksijde (GRUP goedgekeurd). Onze voorstellen In navolging van de technische werkgroep die ten gevolge van de uitvoering van het tweede Golfmemorandum werd geïnstalleerd en die gunstig advies gaf over een aantal projecten, zijn we met CD&V voorstander van:
Uitbreiding van Damme Golf & Country Club – Sijsele naar 27+9pp holes Dit is een uitbreiding in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Deze uitbreiding werd opgenomen in het afbakeningsproces voor het regionaalstedelijk gebied Brugge. Er moet aandacht zijn voor de goede landschappelijke en natuurlijke inkleding. Nieuw terrein in Knokke – zone ten westen van Natiënlaan en ten noorden van de Kalvekeetdijk Voorzien in afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Knokke-Heist en in goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Zone is gelegen in een toeristisch-recreatief parkgebied / agrarisch gebied. In afstemming met het afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Knokke-Heist dient er voor de nog niet herbevestigde zone een algemeen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden opgesteld.
Ruimtelijke ordening
Nieuw terrein in Koksijde - naast het sportpark, tussen de Toekomstlaan en de Ter Hilleweg Onlangs werd het licht op groen gezet voor de aanleg van het golfterrein in Koksijde. Het plan voor de Koksijdse ecogolf aan het Hof ter Hille is al tien jaar oud. Door het akkoord van de minister van monumenten en landschappen kan nu ook een bouwaanvraag worden ingediend voor het eerste gemeentelijke golfterrein van Vlaanderen. Het gaat om een zone van 85 hectare waar tegen 2011 al gegolfd kan worden. De bouw zou volgend jaar starten. Het clubhuis van de Koksijdse golf komt in de oude hoeve Ter Hille. Er komt geen hotel zoals ooit gepland. Het archeologisch en het bodemonderzoek van de site zijn op dit moment aan de gang. Het wordt een publieke golf, laagdrempelig aan zeer democratische prijzen. Koksijde mikt zowel op de toerist als op de eigen inwoners. Heel wat van hen spelen momenteel over de grens in Duinkerke.
Haven Zeebrugge Info over haven vindt u ook onder hoofdstukken economie en mobiliteit van dit oranjeplan.
Zuidelijke ontsluiting De Zuidelijke ontsluiting van de Haven van Zeebrugge maakt deel uit van de AX, de nieuw aan te leggen verbindingsweg tussen de N31 en de N49. De Vlaamse Regering heeft beslist om deze nieuwe verbinding via een PPS-contract (publiek-private samenwerking) te realiseren. De studie die moet leiden tot een referentieontwerp en een DBRM-contract, is gestart medio verleden jaar. Eerder was al een plan-MER opgemaakt en goedgekeurd.
65
De eerste fase van de studie, nl. de optimalisatie van het tracé van de plan-MER, is volop bezig. Vervolgens zal een project-MER worden opgemaakt en dient de RUP-procedure doorlopen. Tevens dienen nog de nodige onteigeningen te worden uitgevoerd en moeten de compensaties als gevolg van de doorsnijding van het Vogelrichtlijngebied ten zuiden van Westkapelle, worden gerealiseerd.
Ontsluiting via het spoor De ontsluiting van de haven van Zeebrugge via het spoor werd een noodzaak. Eind 2006 werd tussen het Vlaams Gewest en de NMBS een akkoord bereikt over de prefinanciering van de nieuwe spoorweginfrastructuur in de haven van Zeebrugge. De diverse spoorprojecten in Zeebrugge kunnen echter niet stedenbouwkundig vergund worden op basis van het bestaande gewestplan. Daartoe dient een Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld. Voor de uitbreiding en optimalisatie van het vormingsstation van de zeehaven Brugge-Zeebrugge diende eerst het project-MER van de spoorbocht Ter Doest bij de dienst MER goedgekeurd te worden. Daarop aansluitend werd de formele procedure voor de opmaak van het GRUP aangevat. Rekening houdend met de doorlooptijd voor een normale GRUP-procedure wordt door de partijen gemikt op een vaststelling van het GRUP door de Vlaamse Regering rond februari-maart 2009.
Ruimtelijke ordening
Het is de intentie van INFRABEL om de Bocht Ter Doest (verst gevorderd qua studie en procedure) zo spoedig mogelijk in uitvoering te stellen. Uitgaande van de verwachte definitieve vaststelling van het GRUP in februarimaart 2009, voorziet INFRABEL dat, in de veronderstelling dat de stedenbouwkundige vergunning onmiddellijk hierop zou worden verkregen, de werken kunnen aanvangen medio 2009 en voltooid worden in het voorjaar 2011. De aanleg van de verschillende bundels is lopende en zal nog duren tot eind 2010. Na de voltooiing van de werken dient voor elke indienstname voorafgaandelijk een dossier met aanvraag voor ingebruikname ingediend te worden bij FOD Mobiliteit en Verkeer, Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen(DVIS). Dit dient te gebeuren na opmaak door INFRABEL van een passend dossier en na een positief beoordelingsrapport vanwege de aangeduide instantie BELGORAIL. Grosso modo kan gerekend worden op een duur van ca 4 maand tussen het einde van de werken en het bekomen van de toelating tot ingebruikname van DVIS.
Wetgeving Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Dit decreet zorgde voor een volledige metamorfose van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, met ondermeer 1. de introductie van gemeentelijke ambtenaren ruimtelijke ordening, 2. meer autonomie voor gemeenten bij het vergunnen, 3. modernisering van de handhaving, 4. nieuw planningssysteem met ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen, 5. planning op 3 bestuursniveau’s:gewest, provincie en gemeente.
Wijziging van het decreet Ruimtelijke Ordening Planning: • Opmaak intergemeentelijke structuurplannen wordt mogelijk. • Gemeenten kunnen voortaan ruimtelijke uitvoeringsplannen opmaken voor elementen die eigenlijk van provinciaal of gewestelijk belang zijn, mits voorafgaandelijke toestemming van die andere overheid (of andersom: provincie/gewest maakt plan op voor zaken van gemeentelijk belang). • Een nieuw systeem van planbaten wordt ingevoerd (het oude systeem is nooit van kracht geworden, dit systeem zou wél een bijdrage vorderen van een burger die geniet van een bepaalde waardevermeerdering 66
van zijn onroerend goed door de opmaak van een plan) • Belangrijke ruimtelijke projecten kunnen van ‘strategisch belang’ worden verklaard. Daardoor wordt het mogelijk af te wijken van de geldende procedures voor wat betreft de inhoud en vormgeving van het dossier, de chronologie van de procedure en de duur van de behandeltermijn. Bovendien kan, indien nodig, de herziening van het structuurplan en de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan samen plaatsvinden.
Vergunningverlening • Naast de categorie van stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken en de categorie van werken die zijn vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunningsplicht wordt een nieuwe categorie ‘meldingsplichtige’ werken ingevoerd. Werken die enkel moeten worden gemeld bij de gemeente, maar niet moeten worden vergund. Over welke werken het gaat is nog niet duidelijk: kleine zaken of bv een woning in een verkaveling. • Het principe van het as-built attest wordt verder uitgewerkt. • Er worden ‘beoordelingsgronden’ opgenomen in het decreet, dwz criteria waarmee de vergunningverlenende overheid rekening kan houden bij de beoordeling van een stedenbouwkundige aanvraag. • De regeling voor zonevreemde constructies wordt aangepast: meer zaken worden mogelijk en er komt een gemeentelijk RUP voor zonevreemde woningen in kwetsbaar gebied. • Er wordt een ‘Raad voor vergunningsbetwistingen’ opgericht, een soort Vlaamse Raad van State voor de ruimtelijke ordening. Deze Raad kan de vergunningverlenende overheid aanwijzingen geven hoe ze moeten vergunnen. Bovendien kunnen gemeenten in beroep gaan bij deze Raad wanneer zij de eigen vergunningsaanvraag zagen geweigerd (maar: enkel toetsing aan regelgeving, géén opportuniteitstoets). • De mogelijkheid van een regularisatievergunning wordt expliciet ingevoerd. • De mogelijkheden voor het planologisch attest worden uitgebreid: niet enkel de grotere zonevreemde bedrijven, maak vrijwel alles dat zonevreemd is. • Een bouwheer van een groter project kan alvorens de stedenbouwkundige aanvraag wordt ingediend, vragen om met de gemeente rond de tafel te zitten. De gemeente is verplicht hierop in te gaan.
Ruimtelijke ordening
Handhavingsbeleid • Er wordt een Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid opgericht. Zij krijgen een aantal bevoegdheden rond het soort te vorderen herstelmaatregel en de uitvoering ervan en kunnen bemiddelen bij stedenbouwkundige overtredingen. Zij adviseren tevens de overheid • Er wordt een Vlaams handhavingsplan opgemaakt waarbij er een taakverdeling wordt vastgelegd tussen de gemeenten en het gewest over wie verantwoordelijk is voor de opvolging van welk type overtredingen. Decreet grond- en pandenbeleid Zie ook hoofdstuk wonen
Stand van zaken Dit decreet is de vertaling van het Vlaams regeerakkoord en de resolutie Betaalbaar Wonen, die het gevolg was van nogal wat hoorzittingen in de verenigde commissies voor Ruimtelijke Ordening en Wonen. Op 11 april 2008 heeft de Vlaamse Regering het voorontwerp van decreet goedgekeurd. Hierna werd een adviesprocedure opgestart (de VVSG, de VVP, de SERV, de Minaraad, de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO), de Strategische Adviesraad Wonen en de Vlaamse Jeugdraad). Aangepast aan de opmerkingen van de adviesraden wordt het voorontwerp nu opnieuw voorgelegd aan de regering. Vervolgens wordt het decreet nog naar de Raad van State wordt gezonden. Inhoud van het decreet Een kader voor alle aspecten van het grond- en pandenbeleid, maar vooral gericht op het aspect wonen. Het decreet bevat normen voor de realisatie van een socialewoningaanbod via: • Activatie van de overheid: Het is de bedoeling dat, waar overheden beschikken over gronden in publieke handen, een soort actieprogramma tot stand komt, waarbij het de ambitie zou zijn om op macroniveau 25 percent van deze
67
•
gronden te activeren naar een bescheiden en sociaal woonaanbod. Sociale lasten: Via onderhandelingen en convenanten. Bepalingen betreffende het aandeel nieuwbouw sociale woningen. Bij nieuwe verkavelingen kan de gemeente sociale lasten opleggen. Er zijn twee voorwaarden: het moet gaan over minstens tien kavels en een grondoppervlakte van minstens een halve hectare en over potentieel vijftig appartementen, bouw of vernieuwbouw.
Opmaak plannen De Vlaamse overheid gaat een grond- en pandenbeleidsplan opstellen, waarin ze haar visie op het grond- en pandenbeleid bepaalt. Gemeenten kunnen een dergelijk plan opstellen (maar moeten niet). Als ze zo’n plan opstellen dient dat wel te beantwoorden aan de principes van het Vlaams en eventueel provinciaal gronden pandenbeleidsplan. Dergelijke grond- en pandenbeleidsplannen kunnen ook worden opgenomen in het structuurplan. Opmaak registers en invoer heffingen Alle gemeenten moeten een bouwpotentieelregister opstellen, ongeveer vergelijkbaar met de inventaris onbebouwde percelen, met dit verschil dat het permanent moet worden bijgehouden (en niet eenmalig) én dat het eigendomsstatuut mee moet worden opgenomen, voor zover het gaat om publieke actoren. Gronden waarvan de overheid aangeeft waarom ze niet bebouwd worden (bv in gebruik als speelterrein) worden niet in het bouwpotentieel register opgenomen. Gemeenten kunnen een heffing in het leven roepen. De modaliteiten van die heffing zijn grotendeels decretaal bepaald. De gemeenten moeten ook een leegstandsregister bijhouden en kunnen een heffing op leegstand invoeren. Deze heffing vervangt de gewestelijke heffing. Ook hier bepaalt Vlaanderen uitgebreid de modaliteiten.
Ruimtelijke ordening
Subsidies voor ‘activeringsprojecten’ Bij complexe en grootschalige ruimtelijke projecten die kaderen in het doel van de structuurplanning kan een publieke of een private initiatiefnemer een subsidieaanvraag indienen voor de ontwikkeling van dit project. Wat dit concreet inhoudt moet nog verduidelijkt worden. Duidelijke doelstelling voor sociaal en betaalbaar wonen Elke gemeente stelt zelf een ‘sociaal bindend objectief’ vast, binnen Vlaamse of provinciale randvoorwaarden. De gemeenten kunnen dit nuanceren naar sociaal huren, kopen en sociale kavels. Wordt de doelstelling uiteindelijk niet bereikt, dan kan er een ‘activeringstoezicht’ worden uitgeoefend, m.a.w. de gemeente zou in het meest extreme geval financieel gestraft kunnen worden. Ontwikkelen van gemengde projecten Onbebouwde bouwgronden die in handen zijn van de overheid dienen - als geheel - voor ten minste 25% te worden aangesneden voor sociale woningbouw, voor zover de gemeente niet aan het sociaal bindend objectief voldoet. De gemeente knoopt hiervoor actief onderhandelingen aan met de overheden die onbebouwde bouwgronden hebben. Het gewest stelt een gewestelijke verordening op sociaal wonen op. Daarin wordt bepaald welke verkavelingen en welk deel ervan dient te worden gerealiseerd voor sociale huurwoningen. Daarnaast kan (dus niet zal) de Vlaamse overheid eenzelfde verordening opmaken voor de realisatie van het ‘bescheiden woningaanbod’. Een verkavelaar die een verkavelingsvergunning krijgt, wordt de verplichting opgelegd om een realiseringsovereenkomst af te sluiten met de gemeente. Die overeenkomst maakt concreet op welke manier de sociale percentages of de percentages betaalbaar wonen zullen worden gerealiseerd. Zonder die realiseringsovereenkomst is de verkavelingsvergunning niet bruikbaar. Daarnaast kan in bepaalde ruimtelijke uitvoeringsplannen (dus niet allemaal) een bepaald percentage aan sociale huur- of koopwoningen worden opgenomen. Als daartoe wordt besloten moet dit minstens 40% zijn voor gronden in handen van Vlaamse besturen en minstens 20% voor gronden in handen van de privé. 68
De Vlaamse overheid wil voor 2020 45.000 sociale huurwoningen bouwen. Ze sluit ‘woonconvenanten’ af met de gemeenten om die woningen ook daadwerkelijk gebouwd te laten worden. De gemeente maakt vervolgens afspraken in overleg met de sociale huisvestingsmaatschappijgen (SHM).
Invoer van bestemmingswijzigingscompensatie Naast het systeem van planschade zou ook een systeem van bestemmingswijzigingscompensatie worden ingevoerd. Die compensatie wordt uitgekeerd als op basis van Vlaamse plannen (dus niet gemeentelijke) de bestemming van een grond wijzigt waardoor de gebruikswaarde ervan daalt.
Ruimtelijke ordening
69