Germaanse Talen Faculteit der Letteren Radboud Universiteit Nijmegen
Augustus 2006
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2006 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen. 2
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
5
Deel I
7
1. 2. 3. 4.
Algemeen deel
Inleiding Taak en samenstelling commissie Werkwijze commissie Algemene inhoudelijke bevindingen
Deel II
Facultair deel
9 11 15 21
25
1. Rapport over de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen
27
Deel III Opleidingsdeel
43
1. 2. 3. 4. 5.
45 71 101 129 149
Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Nederlandse taal en cultuur Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Duitse taal en cultuur Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Engelse taal en cultuur Opleidingsrapport masteropleiding Amerikanistiek Opleidingsrapport masteropleiding Duitslandstudies
Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D:
167 Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Domeinspecifiek referentiekader Programma’s van de bezoeken van de visitatiecommissie Lijst met afkortingen
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
169 173 181 189
3
4
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de kwaliteit van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken instellingen en als basis te dienen voor de accreditatie van de beoordeelde opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). QANU streeft ernaar de opleidingen op een onafhankelijke, objectieve en kritische manier te beoordelen en constructieve en opbouwende kritiek te leveren op basis van een gestandaardiseerde verzameling van kwaliteitscriteria en altijd met oog voor de specifieke omstandigheden waarin een opleiding verkeert. De Visitatiecommissie Germaanse Talen van QANU heeft haar werkzaamheden met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. Wij verwachten dat de overwegingen en de oordelen van de commissie zullen bijdragen aan de verdere verbetering van de kwaliteit van de beoordeelde opleidingen. Wij zijn veel dank verschuldigd aan de voorzitter en de overige leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid om deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf en de medewerkers van de betrokken instellingen voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter van het bestuur van QANU
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
mr. C.J. Peels directeur van QANU
5
6
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
7
8
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.
Inleiding
In de onderwijsvisitatie voor de Letterenfaculteiten zijn acht clusters gevormd. Germaanse Talen is er daar een van. In dit cluster zijn alle bachelor- en masteropleidingen ondergebracht die betrekking hebben op Germaanse talen. Tot dit cluster behoren de vreemdetalenopleidingen Engelse taal en cultuur, Duitse taal en cultuur en Scandinavische talen en culturen, maar ook de opleiding Keltische talen en cultuur, waarin een niet-Germaanse taal centraal staat. Daarnaast omvat het cluster ook opleidingen die niet een taal bestuderen, maar de cultuur, politiek, geschiedenis, enzovoort, van een land waarin de taal gesproken wordt, de zogenaamde Länderstudien. Binnen het visitatiecluster Germaanse talen zijn dat American Studies/Amerikanistiek, Duitslandstudies (bij de ene instelling als opleiding, bij de andere als afstudeerrichting) en Nederlandkunde. Ten slotte omvat het visitatiecluster opleidingen die rijkstalen betreffen: Nederlandse taal en cultuur en Friese taal en cultuur en de daaraan verwante opleidingen Nederlands als tweede taal, Tekst en Communicatie en Redacteur/editor. In dit rapport brengt de visitatiecommissie Germaanse Talen (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit drie delen: • •
•
een algemeen deel (I). Dit deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Hierin komen ook enkele algemene bevindingen van inhoudelijke aard ter sprake; een facultair deel (II). Per bezochte faculteit wordt een beschrijving gegeven van de facetten waarvoor facultair beleid is. De algemene tekst is op een aantal plaatsen aangevuld met bevindingen van de commissie als die gaan over het facultaire beleid en opgaan voor alle door haar beoordeelde opleidingen; een opleidingsdeel (III). Per bachelor- en daarbij horende (doorstroom)masteropleiding behandelt de commissie de 21 facetten. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau. Soms wordt er verwezen naar het facultaire deel. Uitspraken uit dat deel hebben invloed op het oordeel in het opleidingsdeel.
Dit algemene deel geeft, conform de richtlijnen in het QANU-kader, een beschrijving van de taak, de samenstelling en de werkwijze van de commissie en een opsomming van de uitgangspunten van de commissie. In de slotparagraaf van dit deel gaat de commissie kort in op een aantal algemene inhoudelijke bevindingen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
9
10
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
2.
Taak en samenstelling commissie
Taak van de commissie De taak van de commissie was het verrichten van een visitatie conform het beoordelingskader van QANU. De commissie kreeg de taak om op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van de kwaliteit van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader, en de punten te identificeren die naar haar oordeel verbeterd moeten worden. Betrokken opleidingen De commissie beoordeelde de volgende opleidingen: Rijksuniversiteit Groningen (RUG): • • • • • • • • • • • •
American studies (bachelor) (50623) Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Friese taal en cultuur (bachelor) (56012) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) Scandinavische talen en culturen (bachelor) (56807) American studies (master) (60623) Duitse taal en cultuur (master) (66805) Engelse taal en cultuur (master) (66806) Friese taal en cultuur (master) (66012) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804) Scandinavische talen en culturen (master) (66807)
Universiteit Utrecht (UU): • • • • • • • • •
Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Keltische talen en cultuur (bachelor) (56091) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) American studies (master) (60623) Duitse taal en cultuur (master) (66805) Engelse taal en cultuur (master) (66806) Keltische talen en cultuur (master) (66091) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804)
Universiteit van Amsterdam (UvA): • • • •
Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) Scandinavische talen en culturen (bachelor) (56807)
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
11
• • • • • • •
Duitse taal en cultuur (master) (66805) Engelse taal en cultuur (master) (66806) Nederlands als tweede taal (master) (60188) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804) Redacteur/editor (master) (60186) Scandinavische talen en culturen (master) (66807) Tekst en communicatie (master) (60187)
Universiteit Leiden (LEI): • • • • • • • •
Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Nederlandkunde/Dutch studies (bachelor) (56055) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) Duitse taal en cultuur (master) (66805) Engelse taal en cultuur (master) (66806) Nederlandkunde/Dutch studies (master) (66055) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804)
Vrije Universiteit Amsterdam (VUA): • • • • • •
Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) Duitse taal en cultuur (master) (66805) English language and culture (master) (60290) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804)
Radboud Universiteit Nijmegen (RUN): • • • • • • • •
Duitse taal en cultuur (bachelor) (56805) Engelse taal en cultuur (bachelor) (56806) Nederlandse taal en cultuur (bachelor) (56804) Amerikanistiek (master) (66056) Duitse taal en cultuur (master) (66805) Duitslandstudies (master) (66079) Engelse taal en cultuur (master) (66806) Nederlandse taal en cultuur (master) (66804)
Samenstelling commissie Tot voorzitter, tevens lid van de commissie, werd benoemd: •
12
mw. prof. dr. M. Spies, emeritus hoogleraar Oudere Nederlandse Letterkunde, Vrije Universiteit Amsterdam.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Tot de leden van de commissie werden benoemd: • • • • • • • • •
prof. dr. B. Aarts, hoogleraar Engelse taalkunde, University College London, Verenigd Koninkrijk; prof. dr. P. Aaslestad, hoogleraar Noorse letterkunde, tevens decaan van de historischfilologische faculteit, Norges Teknisk-Naturvitenskapelige Universitet, Trondheim, Noorwegen; G. Bouwmeester, student Nederlands aan de Universiteit Utrecht*; mw. drs. L. van der Grijspaarde, onderwijskundige, verbonden aan het Onderwijskundig Expertisecentrum Rotterdam (OECR)**; prof. dr. H. Lethen, emeritus hoogleraar nieuwste Duitse literatuur, Universität Rostock, Duitsland; drs. B.J. Nijveld, onderwijskundige, verbonden aan het Onderwijskundig Expertisecentrum Rotterdam (OECR)**; mw. E. Op de Beek, student Nederlands aan de Radboud Universiteit Nijmegen*; prof. dr. P. van de Craen, hoogleraar Nederlandse taalkunde, Vrije Universiteit Brussel, België; dr. M.J.J.M. van de Ven, onderwijskundige, verbonden aan het Onderwijskundig Expertisecentrum Rotterdam (OECR**);
Tijdens de installatievergadering van de commissie werd prof. dr. P. van de Craen gekozen tot vice-voorzitter. Als secretaris van de commissie zijn opgetreden mw. drs. M.M. Snels voor de bezoeken aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Utrecht, de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit Nijmegen en mw. drs. M. Voorthuis voor de bezoeken aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit Nijmegen. Drs. S. Looijenga is in de laatste fase van het project opgetreden als projectleider. Allen zijn of waren medewerker van het bureau van de stichting QANU. De heer Lethen heeft niet deelgenomen aan het bezoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bij het bezoek aan de Vrije Universiteit is de heer Van de Craen als voorzitter opgetreden. *
De studentleden hebben afwisselend deelgenomen aan de bezoeken. Zij waren in ieder geval niet aanwezig bij bezoeken aan de universiteiten waaraan zij verbonden zijn of waren. De heer Bouwmeester was aanwezig in Leiden, in Nijmegen en bij het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam, mevrouw Op de Beek in Groningen, in Utrecht en bij het bezoek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. ** Ook de onderwijskundigen hebben afwisselend deelgenomen aan de bezoeken. De heer Van de Ven was aanwezig in Groningen en Nijmegen, mevrouw Van der Grijspaarde in Leiden en bij het bezoek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en de heer Nijveld in Utrecht en bij het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam. De leden van de commissie en de secretarissen hebben allen de onafhankelijkheidsverklaring, die is opgenomen in het QANU-kader, ondertekend. Een overzicht van de curricula vitae van de leden van de commissie is opgenomen in bijlage A.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
13
Voor een aantal opleidingen werd additionele expertise aangetrokken: • • • •
14
Friese taal en cultuur (RUG): prof. dr. J. Hoekstra van de Christian-Albrechts Universität zu Kiel (Duitsland); American studies/Amerikanistiek (RUG, UU en RUN): prof. dr. Th. D’Haen van de Katholieke Universiteit Leuven (België); Keltische talen en cultuur (UU): prof. dr. J. Leerssen van de Universiteit van Amsterdam; De masterprogramma’s Interculturele communicatie en Vertalen (UU): respectievelijk prof. dr. P. Cuvelier van de Universiteit Antwerpen (België) en prof. dr. M. Steenmeijer van de Radboud Universiteit Nijmegen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
3.
Werkwijze commissie
Letterenaanpak De faculteiten die in het kader van de Letterenvisitaties werden bezocht door één of meer visitatiecommissies leverden voor een deel informatie aan die betrekking heeft op het facultaire niveau. In de meeste gevallen is die informatie vervat in een facultaire zelfstudie. De informatie over het facultaire niveau is geanalyseerd door medewerkers van QANU op basis van een protocol dat gebaseerd is op het accreditatiekader van de NVAO. Deze medewerkers van QANU hebben tevens een bezoek afgelegd aan de desbetreffende faculteiten om aanvullende informatie te vergaren, om de analyses te toetsen en om faciliteiten te bekijken. De analyses werden vastgelegd in een facultair rapport voor elke deelnemende faculteit, waarin de stand van zaken bij die faculteit wordt beschreven. De teksten zijn voorgelegd aan de faculteiten, zodat zij in de gelegenheid waren op eventuele feitelijke onjuistheden te attenderen. De rapporten zijn vervolgens aangeboden aan de visitatiecommissies. Op deze manier was het mogelijk een significant doelmatigheidsvoordeel te behalen en de consistentie in de beoordeling van de afzonderlijke commissies te verbeteren. Werkwijze commissie De commissie hield op 17 december 2004 haar startvergadering. Tijdens deze vergadering werd het domeinspecifieke referentiekader van de commissie (opgenomen in bijlage 2) en de taakverdeling binnen de commissie vastgesteld en namen de commissieleden de te volgen werkwijze door. Het QANU-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst hebben de secretarissen de zelfevaluatierapporten gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of de rapporten bruikbaar waren voor het visitatiebezoek. Nadat de zelfevaluatierapporten in orde waren bevonden, zijn de commissieleden en secretarissen zich inhoudelijk gaan voorbereiden op de bezoeken. De secretarissen hebben op basis van de zelfevaluatierapporten voorlopige analyses opgesteld. De commissieleden lazen het zelfevaluatierapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden doorgegeven aan de secretarissen. De voorzitter compileerde in samenwerking met de secretarissen alle vragen tot een document dat de commissie hanteerde tijdens het visitatiebezoek. Bij de voorbereiding heeft ieder commissielid alle rapporten gelezen. Ook lazen de commissieleden van tevoren ieder drie (doctoraal)scripties per bezoek. Deze werden geselecteerd door de voorzitter. Binnen de commissie zijn er afspraken gemaakt over een interne taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise. De commissie wenst te benadrukken dat zij in haar geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Tijdens een voorbereidende vergadering aan het begin van het bezoek werd elke visitatie concreet voorbereid.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
15
Het visitatiebezoek De secretaris maakte een basisbezoekprogramma voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek. Dat bezoekprogramma werd in samenspraak tussen de voorzitter, de secretaris en de contactpersoon van de betreffende faculteit/universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (zie bijlage 3). Tijdens het bezoek is gesproken met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissies en examencommissies en de studiebegeleiding. Daarnaast werd er steeds afzonderlijk gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de bachelor- en de masteropleidingen (in feite vaak de doctoraalfase als voorloper daarvan). Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en hield zij een spreekuur ten behoeve van studenten of docenten die zich voorafgaand of tijdens het bezoek hadden aangemeld. De commissie gebruikte het grootste deel van de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Tijdens de bezoeken werden voorlopige oordelen gegeven, waarbij de voorgeschreven checklist werd gevolgd. De oordelen werden pas na afloop van de bezoeken in de slotvergadering definitief vastgesteld op basis van een door de voorzitter, na vergelijking van alle rapporten alsmede van de commentaren daarop van de andere commissieleden, geformuleerd voorstel. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter steeds een mondelinge rapportage gegeven van de eerste bevindingen van de commissie. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken per opleiding. Beslisregels In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: • • • •
De beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is. De beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm. De beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit. De beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
In de ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan.
16
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Omdat de meeste masteropleidingen nog niet of pas recent van start waren gegaan, kon de commissie niet in alle gevallen varen op ervaringen met de programma’s van die opleidingen of oordelen van studenten daarover. Zij koos er in die gevallen voor om plannen te beoordelen. Plannen kunnen niet zo maar een ‘goed’ krijgen. Wanneer de commissie een good practice heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe: ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een aantekening gemaakt wordt als een good practice wordt uitgesproken, wordt voor het oordeel het gemiddelde genomen: voldoende. Wanneer er verwezen wordt naar het facultaire rapport telt de daar ontwikkelde lijn mee in de beoordeling in het opleidingsspecifieke deel van het rapport. In het facultaire deel worden geen oordelen geformuleerd. De rapportage De secretarissen hebben, op basis van de bevindingen van de commissie, conceptrapporten opgesteld. Deze zijn, in overeenstemming met de gemaakte taakverdeling, in eerste instantie voorgelegd aan de voorzitter, het studentlid, de onderwijskundige en aan twee andere commissieleden. Tijdens de slotvergadering op 20 februari 2006 zijn de rapporten aan de hele commissie voorgelegd. Steeds is in één opleidingsrapport de bachelor- en de masteropleiding beschreven, maar wel zijn deze bij de eerste twee onderwerpen Doelstellingen en Programma steeds voorzien van een apart oordeel. Voor de onderwerpen drie tot zes (Personeel, Voorzieningen, Interne kwaliteitszorg en Resultaten) zijn geen aparte oordelen voor de bachelor- en de masteropleiding geformuleerd. Het gaat immers om hetzelfde personeel en dezelfde voorzieningen en kwaliteitszorgsystemen. Bij de beoordeling van het zesde onderwerp heeft de commissie evenmin een onderscheid tussen de bachelor- en de masteropleiding gemaakt, in dit geval omdat er voor de nieuwe programma’s nog nauwelijks of geen resultaten te melden waren. De oordelen zijn voornamelijk gebaseerd op de resultaten van de ongedeelde opleiding. Aan de deeltijdopleidingen werd, voor zover aangeboden, alleen expliciet aandacht besteed indien er daadwerkelijk sprake was van afwijkingen van de voltijdopleidingen. Na de slotvergadering zijn commentaren en opmerkingen van de commissieleden verwerkt in een definitieve versie van de rapporten. Na accordering door de voorzitter zijn het algemeen deel en het betreffende concept van het opleidingsrapport aangeboden aan de faculteiten voor correctie van eventuele feitelijke onjuistheden. In mei 2006 waren de feitelijke onjuistheden en commentaren van de opleidingen binnen bij de projectleider. Deze zijn, na overleg met en met instemming van de voorzitter, door de projectleider verwerkt in de rapporten en/of met de verantwoordelijken afgehandeld, waarna in juni 2006 de definitieve versies van de rapporten zijn vastgesteld. De bezoekprogramma’s De bezoeken hebben plaatsgevonden van februari 2005 tot en met juni 2005. In bijlage 3 zijn de programma’s opgenomen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
17
De bestudering van het materiaal ter plaatse De commissie heeft tijdens het bezoek systematisch materiaal ter bestudering en verificatie doorgenomen. De opleidingen hebben het volgende materiaal ter beschikking gesteld: • • • • • • • • • • • • • • • •
alle scripties die in de zelfstudie worden vermeld (ook bachelorscripties) en eventueel beoordelingsformulieren als die gebruikt zijn; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, onderzoeksverslagen van studenten, stageverslagen; scriptiereglementen en richtlijnen voor het maken van werkstukken; stagereglementen/handleidingen; tentamen- en examenreglement; toetsmaterialen (enkele tentamens, toetshandleiding en dergelijke); recente verslagen van vergaderingen van de Opleidingscommissie en de Examencommissie, onderwijsjaarverslagen, overgangsregelingen; college-, onderwijs- en curriculumevaluaties, studententevredenheidsmonitor(en) et cetera; alumni-enquêtes; medewerkerstevredenheidsonderzoek; verslagen/rapporten facultaire onderwijscommissies; verslagen/rapporten (voor het onderwijs) relevante ad hoc-commissies; jaarverslagen (onderwijs, onderzoek, laatste drie jaar); facultaire sociale jaarverslagen.
Alle opleidingen hebben zeer zorgvuldig openheid van zaken gegeven. Wanneer de gewenste informatie naar het oordeel van de commissie niet volledig voorhanden was, heeft zij de opleidingen ter plaatse gevraagd die informatie te verstrekken. De opleidingen waren in alle gevallen in staat om de gevraagde informatie te leveren. Kengetallen Universitair Onderwijs (KUO-cijfers) QANU heeft de schrijvers van de zelfevaluaties cijfermateriaal verstrekt dat afkomstig is uit een database die onder auspiciën van de VSNU is ontwikkeld. Deze cijfers worden ook wel de KUO-cijfers genoemd (Kengetallen Universitair Onderwijs). De database bevat gegevens over onder andere instroom, rendementen en studieduur van de cohorten 1988-1989 tot en met 2000-2001. Omdat de cijfers op identieke wijze zijn bewerkt, is het mogelijk om de universiteiten en opleidingen onderling te vergelijken. Met uitzondering van de cijfers over het aantal ingeschrevenen zijn alle cijfers over instroom, rendementen en studieduur gebaseerd op één basisdefinitie: de student heeft niet eerder aan een bepaalde opleiding van een instelling ingeschreven gestaan. Dit wordt ook wel de inschrijving Eerstejaars-Opleiding-Instelling (EOI) genoemd. Studenten met meer dan één inschrijving blijven dus buiten beschouwing, omdat ze niet goed toe te delen zijn aan hoofd- en nevenopleiding. De commissie heeft ook kennisgenomen van de rendement- en doorstroomcijfers die door de opleidingen zelf worden gebruikt, vaak voor interne doeleinden en ten behoeve van het monitoren van beleidsmaatregelen. Bij het beoordelen van de rendementen worden de maatregelen betrokken die de opleiding heeft genomen om deze te verbeteren.
18
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Kwaliteit afgestudeerden Om zo goed mogelijk vast te stellen of de behaalde eindkwalificaties overeenkomen met de eisen die mogen worden gesteld aan een afgestudeerde, heeft de commissie de opleidingen gevraagd zo veel mogelijk informatie ter beschikking te stellen die daar inzage in geeft, zoals bijvoorbeeld recent alumnionderzoek of evaluaties onder het afnemend veld. Het beeld is gecompleteerd door gesprekken met studie- en stagebegeleiders, alumni en studenten. Ter voorbereiding op de visitatie heeft ieder commissielid drie afstudeerverslagen (scripties) per bezoek beoordeeld. Ook de commissieleden die bij een bezoek afwezig waren hebben van tevoren een aantal scripties beoordeeld. De selectie geschiedde door secretaris en voorzitter conform het protocol uit de lijst van de laatste vijfentwintig scripties (zowel hoge als lage waarderingen). Wanneer er bachelorscripties waren, is ook daar een keuze uit gemaakt, maar in feite heeft de commissie voornamelijk doctoraalscripties gezien. De opleidingen is gevraagd om de beoordelingsformulieren bij de betreffende scripties te voegen. De commissie heeft op die wijze inzage gekregen in de criteria die bij de beoordeling van de eindscripties worden gehanteerd. De overige scripties van de 25 meest recente werkstukken lagen ter inzage.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
19
20
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
4.
Algemene inhoudelijke bevindingen
De commissie heeft de bezoeken als prettig en leerrijk ervaren. De gesprekken werden gevoerd in een positieve en openhartige sfeer, de opleidingen waren opvallend weinig defensief. De commissie is tijdens de bezoeken getroffen door de inzet van de docenten en het enthousiasme van de studenten. Zonder uitzondering hebben de opleidingen zorg gedragen voor een zeer goede voorbereiding en verzorging van de bezoeken. De commissie heeft de zelfevaluatierapporten nauwgezet kunnen verifiëren. De commissie stelt er prijs op de volgende algemene inhoudelijke bevindingen te rapporteren: Algemeen •
• •
• •
•
•
Het is de commissie opgevallen, dat de faculteiten die zij heeft bezocht nog steeds geen uniforme module-indeling hebben. Het aantal modules per semester, alsook het aantal punten dat per module wordt toegekend is niet overal gelijk. Ook hanteren niet alle faculteiten niveaukwalificaties, en waar die wel bestaan verschillen ze van elkaar. Een en ander maakt de onderlinge samenwerking en de studentenmobiliteit er niet gemakkelijker op. De commissie betreurt het dat structurele samenwerking tussen verwante opleidingen aan de verschillende universiteiten, met uitzondering van Duitse taal en cultuur, nog niet van de grond is gekomen. Zij acht een dergelijke samenwerking noodzakelijk om, in de huidige situatie van teruglopende studentenaantallen en dito financiering, een acceptabel onderwijsaanbod te kunnen handhaven, niet alleen op master- maar ook op bachelorniveau. Zij pleit ervoor dat belemmeringen voor een dergelijke samenwerking – bijvoorbeeld vigerende financiële berekeningssystemen – worden weggenomen. Ook structurele samenwerking met buitenlandse universiteiten, zoals de samenwerking tussen de Radboud Universiteit en de Universität Münster, uitmondend in een bi-diplomering, verdient volgens de commissie gestimuleerd te worden. Het is de commissie trouwens opgevallen dat de informatie over en weer met universiteiten in andere landen in de regel lacuneus is en dat de inhoud van de programma’s, de lengte en planning van de modules, het aantal toegekende studiepunten en dergelijke niet altijd op elkaar afgestemd zijn. Dat zou moeten verbeteren, wil de samenwerking en uitwisseling van studenten echt van de grond kunnen komen. Goede en tijdige afspraken kunnen hier veel oplossen. De commissie is bezorgd over de ingewikkelde organisatorische en bureaucratische structuur waarbinnen de hiërarchie en verantwoordelijkheden niet altijd even duidelijk zijn (faculteitsbestuur, onderwijsdirecteur, afdelingsvoorzitter, opleidingscoördinatoren, opleidingscommissie, hoogleraar, examencommissie). De commissie heeft hier en daar vernomen dat de outputfinanciering problemen op kan leveren, omdat die berust op vroegere cohorten en te weinig rekening houdt met een sterke toename van het aantal instromers.
Het onderwijs •
In het algemeen moet opgemerkt worden, dat in de huidige opzet van het bacheloronderwijs getalenteerde studenten te weinig worden gemotiveerd en uitgedaagd.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
21
• •
•
•
•
• • • • •
Het minorenbeleid is hier en daar vooralsnog onbevredigend. Het aanbod is soms kwalitatief te weinig hoogwaardig en vooral te weinig transparant. De commissie heeft geconstateerd dat het idee van een bachelordiploma met een duidelijk civiel effect als eindstation nog nauwelijks leeft. Zij betreurt dat. In dit stadium, zo kort na de invoering van de bachelor-masterstructuur is dit niet vreemd, maar een punt van aandacht dient het bij de opleidingen wel te zijn. Ongetwijfeld mede door de strakke programmering is de animo bij studenten om tijdens de bacheloropleiding een studieperiode in het buitenland door te brengen zeer gering. Goede uitzonderingen daargelaten wordt dit door de meeste opleidingen ook onvoldoende gestimuleerd. Hetzelfde geldt voor het doen van een stage. De commissie vindt dit jammer, omdat beide elementen de aansluiting van de bacheloropleiding bij de arbeidsmarkt zouden bevorderen. Wat de inhoud van het onderwijs betreft is de commissie van mening, dat in de meeste opleidingen de wetenschapstheoretische, vaktheoretische en methodologische vorming, zowel in de bachelor- als in de masterfase, duidelijk te kort schiet. Dit blijkt ook uit veel van de door haar bekeken scripties. Daarnaast is het de commissie opgevallen dat bij de meeste opleidingen de Cultuur en de Cultuurkunde geen of weinig structurele aandacht en theoretische reflectie krijgen. Van een interdisciplinaire aanpak, c.q. de bezinning daarop is, een enkele positieve uitzondering daargelaten, vaak al helemaal geen sprake. In meer positieve zin wil de commissie met kracht pleiten voor de instelling van een Randstadopleiding Vertalen (naar het Nederlands, en zowel literair als niet-literair). Ook wil de commissie een lans breken voor meer bachelorstudies waarin kennis van een vreemde taal wordt gecombineerd met één of meerdere andere vakken (bedrijfskunde, rechten et cetera). In elk geval zouden er, naar het oordeel van de commissie, meer deeltijdstudies moeten worden ingesteld. Deze zouden ook nadrukkelijker moeten worden geafficheerd en gefaciliteerd, onder meer door colleges in de avonduren te roosteren. Vergroting van het aantal deeltijdstudies heeft een maatschappelijk belang en zou bovendien de rendementscijfers kunnen verbeteren. Ten slotte wil de commissie met enige nadruk vermelden, dat zij alom de wens te horen heeft gekregen dat de doorstroommaster wordt verlengd tot 90 ECTS.
De docentuur • •
•
22
De commissie is bezorgd over de veelal door haar waargenomen vergrijzing, waardoor een goed evenwicht tussen oudere en jongere medewerkers teloorgaat. Nog bezorgder is de commissie over de (vaak sluipende) vermindering van de hoeveelheid onderzoekstijd, waardoor het onderzoekgerelateerde karakter van het universitaire onderwijs verloren dreigt te gaan. Medewerkers in de rang van docent hebben, met name als zij (nog) tijdelijk zijn aangesteld, vaak in het geheel geen onderzoekstijd. Hoewel dit conform de UFO-eis is, vindt de commissie dit onaanvaardbaar, óók waar het docenten taalverwerving betreft. Daarnaast geldt voor de overige medewerkers dat de reële onderzoeksruimte binnen de officiële werktijd meestal lager is dan de formele berekening daarvan. De commissie is van mening dat in sommige gevallen de administratieve systemen gekenmerkt worden door een te onduidelijke taakstelling, waardoor de docenten belast worden met opdrachten die voor het onderwijs en onderzoek niet of weinig relevant zijn.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De studenten •
•
•
De commissie heeft geconstateerd dat de opleidingen moeite hebben met het volgens hen tekort aan kennis van de VWO-instromers. De opleidingen zullen er niet aan kunnen ontkomen bijspijkercursussen te organiseren. De commissie is van oordeel dat de overheid de daartoe benodigde middelen ter beschikking moet stellen. Daarnaast heeft de commissie geconstateerd dat vrijwel alle studenten bijbaantjes hebben. De commissie pleit voor striktere regels met betrekking tot de deelname aan colleges en extra studiebijeenkomsten en voor, desnoods, een bindend studieadvies. Met name ouderejaarsstudenten lopen studievertraging op doordat zij een omvangrijke bijbaan hebben. Eigenlijk kunnen zij dan ook deeltijdstudenten worden genoemd. De commissie pleit ervoor, dat zij als zodanig in de berekeningen worden opgenomen. De rendementscijfers zouden er aanzienlijk door kunnen verbeteren. De invulling van de bacheloropleiding is in veel gevallen schools te noemen. Niet voor niets spreken de studenten over leraren en lessen. Voor de gemiddelde student leidt dat tot betere resultaten, maar het gevolg is wel dat de studie voor de meer getalenteerden onder hen soms te weinig uitdaging bevat. De besten onder hen doen niet zelden twee studies tegelijk. De commissie pleit voor een regeling die dat, onder condities, ook formeel mogelijk maakt, qua studiefinanciering richting student en qua verrekening richting opleiding.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
23
24
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
DEEL II: FACULTAIR DEEL
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
25
26
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.
Rapport over de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen
Het bezoek aan de faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit vond plaats op 20, 21 en 22 juni 2005. De opleidingen die de commissie visiteerde zijn: Type opleiding Bachelor Master
1.0.
Opleidingsnaam (CROHO-nummer) Nederlandse Taal en Cultuur (56804) Duitse Taal en Cultuur (56805) Engelse Taal en Cultuur (56806) Nederlandse Taal en Cultuur (66804) Duitse Taal en Cultuur ( 66079) Engelse Taal en Cultuur (66806) Amerikanistiek (66056) Duitslandstudies (66079)
Voltijd/deeltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd
Structuur en organisatie van de faculteit
De Faculteit der Letteren heeft, in haar eigen ogen, binnen de enige volledig uitgebouwde universiteit in Zuid- en Oost-Nederland die ook nog eens een katholieke signatuur heeft, een bijzondere maatschappelijke en wetenschappelijke verantwoordelijkheid. De faculteit is een ‘klassieke’ letterenfaculteit die een breed spectrum van wetenschapsgebieden bestrijkt en wil dat ook blijven. Zij wil kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek in de talen en culturen, de communicatie- en informatiewetenschappen, de geschiedenis en de kunstgeschiedenis verzorgen. Het onderwijs en onderzoek van de empirische en theoretische taalwetenschap vormt een kernpunt. De bestudering van de interculturele communicatie neemt eveneens een bijzondere plaats in. Met het oog op de toekomst biedt de faculteit ook een aantal minder klassieke opleidingen aan, zoals Communicatie- en Informatiewetenschappen en Taal- en Cultuurstudies, die duidelijk in een maatschappelijke behoefte voorzien. Zoals vele zusterfaculteiten bevindt ook de Nijmeegse faculteit zich in een overgangsperiode. De organisatiestructuur van de faculteit heeft recentelijk een aantal wijzigingen ondergaan. Met ingang van 1 januari 2001 zijn de afdelingen, als meest natuurlijke thuisbasis voor de stafleden, in ere hersteld. Ze worden geleid door een afdelingsvoorzitter, die belast is met de dagelijkse zorg voor het personeel en met het beheer van de formatie en de bijbehorende materiële budgetten. De faculteit kent twaalf afdelingen, van waaruit één of meer opleidingen worden verzorgd. Omdat onderwijstaken in toenemende mate afdelingsoverstijgend zijn, heeft de faculteit een onderwijsdirectie ingesteld, die geacht wordt de scheidslijnen tussen afdelingen en opleidingen te overbruggen. Elke opleiding heeft een opleidingscoördinator, die ofwel afdelingsvoorzitter is ofwel voorgedragen is door de afdelingsvoorzitter, die verantwoording schuldig is aan de onderwijsdirecteur en zich onder andere bezighoudt met de coördinatie van onderwijstaken, het bewaken van de kwaliteit, studeerbaarheid en rendementen van het onderwijs. De hoogleraren hebben, binnen de afdelingen, een bijzondere verantwoordelijkheid voor het onderwijs en onderzoek van hun leerstoelgroep. Zij dragen zorg voor een adequate inzet van stafleden in het onderwijs en onderzoek en voor het loopbaanbeleid van de leden van de leerstoelgroep. Het bestuur van de faculteit, dat onder leiding staat van de decaan, laat zich adviseren door de directeuren onderwijs en onderzoek, die, samen met de vice-decanen voor onderwijs en QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
27
bedrijfsvoering en de student-assessor, het managementteam van de faculteit vormen. De decaan, de vice-decaan onderwijs en de onderwijsdirecteur worden ondersteund door het onderwijsbureau van de faculteit, dat de opleidingen adviseert en het bestuur ondersteunt bij de beleidsontwikkeling. Met het oog op de invoering van de bachelor-masterstructuur en de vernieuwing van de onderwijsprogramma’s heeft de faculteit tijdelijk een functie gecreëerd voor een tweede onderwijsdirecteur, die tot 1 september 2005 actief was. 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De faculteit heeft gekozen voor een gefaseerde invoering van de bachelor-masterstructuur. Zij heeft in eerste instantie gekozen voor een min of meer administratieve of ‘beleidsarme’ invoering van de bachelor- en masteropleidingen, die inhield dat de eerste drie jaren van de programma’s van de doctoraalopleidingen werden omgezet in bacheloropleidingen, terwijl steeds het vierde jaar van zo’n programma werd omgezet in een masteropleiding. De reden voor deze keuze is dat de faculteit in de periode waarin de bachelor-masterstructuur werd ingevoerd reeds bezig was met een grootscheepse vernieuwing van het onderwijs (in het kader waarvan het onderwijs activerender moest worden, er meer gebruik zou worden gemaakt van ICT-toepassingen en er een major-minorsysteem werd ingevoerd) en het bestuur van de faculteit van mening was dat een nieuwe ingrijpende aanpassing een te groot beslag op de faculteit en de stafleden zou leggen. Met ingang van het studiejaar 2003-2004 zijn de bachelor- en masteropleidingen ook inhoudelijk aangepast, een proces dat intern bekend staat als de ‘beleidsrijke’ invoering van de bachelor-masterstructuur. De faculteit heeft voor de tweede fase van de invoering uitgebreide richtlijnen en randvoorwaarden opgesteld, die gebundeld zijn in het Dossier BaMa 2003. Met de invoering van het major-minorsysteem is het onderwijs geflexibiliseerd: studenten zijn grotendeels vrij in het kiezen van minoren. Het major-minorsysteem speelt ook een belangrijke rol bij het tot stand brengen van meer samenwerking binnen de faculteit. Het aantal cursussen dat in meerdere opleidingsprogramma’s een rol speelt is door het major-minorsysteem toegenomen. Ook in de majors wordt een aantal onderdelen ingezet in meerdere programma’s. Vanaf 2006 zal dat aantal verder toenemen vanwege de dan van kracht wordende eis dat elke opleiding voor 30 ECTS samenwerkingsmodulen kent. De commissie zet vraagtekens bij de wijze waarop de faculteit de bachelor-masterstructuur heeft ingevoerd, namelijk via de zogenaamde ‘beleidsarme’ en vervolgens de ‘beleidsrijke’ bachelors. Dit heeft tot onzekerheid en verwarring en zelfs soms tot studievertraging geleid. Met de invoering van de beleidsrijke bachelor-masterstructuur zijn de bacheloropleidingen ingrijpend gewijzigd als gevolg van de invoering van het major-minorstelsel. Deze wijziging volgde op de invoering van het Studentactiverend Onderwijs (SAO). De commissie acht het buitengewoon ongelukkig dat de indeling van het studiejaar, met name wat betreft de indeling in perioden, niet in het hele land hetzelfde is.
28
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
De faculteit heeft een format opgesteld dat als richtsnoer diende voor opleidingen bij het formuleren van doelstellingen en eindkwalificaties. Zij maakt daarin een onderscheid tussen algemene doelstellingen en vakspecifieke eindtermen. In het format voor de algemene doelstellingen is onder andere aandacht voor algemene analytische vaardigheden, communicatieve en ICT-vaardigheden en onderzoeksmethoden en -technieken. Bachelorstudenten worden volgens het facultaire format geacht zich in de minorruimte inhoudelijk voor te bereiden op de masteropleiding die zij willen volgen. Het minorenbeleid van de faculteit schrijft voor dat studenten tijdens hun bacheloropleiding minimaal één minor (van 20 ECTS) buiten hun eigen vakgebied volgen. Elke bacheloropleiding omvat daarnaast een aantal disciplineondersteunende onderdelen. Op deze manier maken studenten kennis met andere disciplines dan hun eigen vakgebied. De faculteit heeft volgens de commissie met haar major-minormodel gekozen voor een overwegend monodisciplinaire verdieping in de opleidingen. Zij vindt dit een goede keuze, omdat steeds weer blijkt dat deze verdieping een intellectuele kwaliteit genereert die studenten goed uitrust voor enerzijds de wetenschap en anderzijds óók voor een niet-wetenschappelijke carrière. Wel betreurt de commissie het dat de noemer ‘cultuur’ in de talenopleidingen goeddeels een van boven opgelegde formaliteit is gebleven. Naar haar oordeel zou een meer algemeen culturele invulling van de programma’s de aantrekkelijkheid van deze studies kunnen verhogen, iets wat gezien de teruglopende studentenaantallen toch wel wenselijk zou zijn. Aan het overwegend monodisciplinaire karakter zou dit geen afbreuk hoeven te doen. F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Het facultaire format maakt geen onderscheid tussen bachelor- en masteropleidingen. Volgens de faculteit zal het onderscheid gelegen zijn in de diepte van de opgedane inzichten en de verzamelde kennis en de mate van beheersing van vaardigheden. In 2004, bij het opstellen van de zelfstudies, is achteraf getoetst of de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de Dublin-descriptoren. De commissie stelt ten aanzien van alle door haar gevisiteerde bachelor- en masteropleidingen Germaanse talen vast dat zij er goed in zijn geslaagd om met hun eindkwalificaties aan te sluiten bij de Dublin-descriptoren. Desondanks is de commissie van oordeel dat, op een enkele gunstige uitzondering na (Engelse taal en cultuur), de opleidingen meer aandacht zouden kunnen besteden aan theoretische en wetenschappelijke reflectie. Om dit te kunnen realiseren raadt de commissie aan om in het algemene college filosofie behalve aan de geschiedenis van het denken ook aandacht te besteden aan de huidige wetenschapstheoretische inzichten. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
29
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
De bacheloropleidingen bevatten een aantal disciplineoverstijgende onderdelen die in het kader van de wetenschappelijke oriëntatie van de opleidingen een belangrijke rol spelen. Het gaat daarbij vooral om de onderdelen Filosofie en Alfa-informatiekunde. De commissie hecht veel belang aan deze vakken. Zij heeft vernomen dat het vak Alfa-informatiekunde dat in het recente verleden vaak tot studievertraging heeft geleid, thans wordt geïntegreerd in de vakken van de opleidingen. De commissie is van mening dat ook ATW en ALW beter in de opleidingen geïntegreerd zouden kunnen worden, zodat studenten meer inzicht krijgen in de relatie van deze vakken met hun eigen opleiding. De commissie betreurt het, dat de faculteit het niet bevordert dat het bachelorexamen in voorkomende gevallen inderdaad als eindstation wordt beschouwd. Ook de programma’s hadden hier en daar, door opname van meer expliciet maatschappijgerelateerde vakken en de aanbieding van stagemogelijkheden, wel wat beter op die mogelijkheid afgestemd kunnen zijn. 1.2.2. Programma De bacheloropleidingen die de faculteit aanbiedt zijn ingericht volgens het major-minormodel. De opleiding van 180 studiepunten kent een hoofdvak (major) van 120 studiepunten en drie minoren van elk 20 studiepunten. Een minor is een samenhangend pakket aan studieonderdelen met een omvang van 20 studiepunten dat in zijn geheel wordt aangeboden in één semester. Studenten kunnen ter verdieping van hun hoofdvak minoren kiezen die gekarakteriseerd kunnen worden als een specialisatie binnen hun hoofdrichting, maar ze kunnen ook kiezen voor verbreding door minoren te volgen buiten hun hoofdvak. Iedere student wordt geacht minstens één minor buiten het eigen hoofdvak te kiezen. Een stage of een studieverblijf aan een buitenlandse universiteit kan ook als minor worden opgevoerd. Het major-minorsysteem heeft ook nog een andere functie: studenten kunnen, door een specifieke keuze te maken voor bepaalde minoren (zogenaamde overstapminoren), na het voltooien van sommige bacheloropleidingen instromen in een masteropleiding die behoort bij een ander hoofdvak (een zogenaamde nietdoorstroommaster). Studenten die een vrije (zelf samengestelde) minor willen volgen hebben voor de vakkencombinatie vooraf toestemming nodig van de Examencommissie. Elke bacheloropleiding omvat daarnaast een aantal disciplineondersteunende onderdelen: Filosofie (5 ECTS), Alfa-informatiekunde (5 ECTS) en Algemene communicatieve vaardigheden (minimaal 5 ECTS, dit onderdeel is in het algemeen geïntegreerd in het programma van de 30
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
opleiding). De programma’s van de talenopleidingen bevatten verder de onderdelen Algemene Literatuurwetenschap en Algemene Taalwetenschap (van 5 ECTS elk). De inhoud van deze onderdelen is toegespitst op de discipline. De colleges worden aangevuld met vakspecifieke werkcolleges. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
De commissie concludeert dat er in alle door haar gevisiteerde opleidingen sprake is van interactie van het onderwijs met het onderzoek dat de docenten uitvoeren. Studenten worden getraind in wetenschappelijke vaardigheden door het maken van opdrachten, het schrijven van papers en het houden van presentaties en door het bachelorwerkstuk en de masterscriptie. Verbanden met de beroepspraktijk zijn echter nog maar mondjesmaat gerealiseerd, zo heeft de commissie vastgesteld. De commissie is dan ook van mening, dat het faculteitsbestuur de opleidingen krachtiger moet aanzetten tot de ontwikkeling van een stagebeleid in de bacheloropleiding. Ook vindt de commissie dat het faculteitsbestuur de opleidingen in de vreemde talen ertoe moet aanzetten krachtiger dan tot nu toe studieverblijf in het buitenland (inclusief daar te behalen studiepunten) te stimuleren.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
In het facultaire format, dat tegelijkertijd als toetsingskader voor de plannen van de opleidingen dienst deed, werd uitdrukkelijk de eis gesteld dat in de beschrijving van het opleidingsprogramma duidelijk wordt hoe de doelstellingen van de opleiding in het programma worden gerealiseerd. De beschrijving van de programmaonderdelen, die alle hun eigen leerdoelen hebben, moet volgens het format duidelijk maken dat de onderdelen bijdragen aan de algemene en vakspecifieke doelstellingen van de opleiding. De faculteit heeft bij het beoordelen van de plannen voor de opleidingen systematisch aandacht besteed aan dit aspect. De vraag of studenten daadwerkelijk de eindkwalificaties van de opleiding hebben verworven komt expliciet aan de orde in de programmaevaluatieformulieren voor de bachelor- en masteropleidingen die in het najaar van 2004 zijn ingevoerd. In de studiegidsen van de opleidingen geven de opleidingen voor bijna al hun cursussen de leerdoelen ervan aan. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
31
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
In het facultaire format werd expliciet aandacht gevraagd voor de samenhang van de programmaonderdelen per jaar en in het geheel van de propedeuse en de major. Hetzelfde gold voor de onderlinge samenhang tussen de grotere delen van het programma (propedeuse, major). De opleidingen geven in hun zelfstudies uitgebreide beschrijven van hun programma’s, waardoor de samenhang voor de commissie zichtbaar is geworden. Een ander samenbindend element in de programma’s is het didactisch concept van het SAO. Dit concept wordt in alle opleidingen in meer of mindere mate gehanteerd. Het wordt zowel in de bachelor- als in de masterfase toegepast. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
De faculteit hanteert een uniforme jaarindeling, bestaande uit vier perioden van zeven collegeweken, die steeds gevolgd worden door twee of meer studie- of tentamenweken. In dit systeem kunnen tentamens op een goede manier over het jaar worden gespreid. Voor elk tentamen is er één herkansingsmogelijkheid. Bij het opstellen van de programma’s werd van opleidingen verwacht dat zij zorg droegen voor een goede spreiding van de studielast over het jaar. Vanaf het studiejaar 2004-2005 hebben alle programmaonderdelen een omvang van 5 ECTS of een veelvoud daarvan. Daarmee is het eenvoudiger om onderdelen in meerdere programma’s op te nemen. In de vak- en programmaevaluaties wordt systematisch aandacht besteed aan de studielast. De commissie beoordeelt de studielast van de door haar gevisiteerde opleidingen als wisselend, maar in het algemeen als goed. De gerealiseerde studielast komt in de meeste opleidingen redelijk overeen met de genormeerde studielast. De commissie heeft de indruk dat de inzet van de studenten in Nijmegen over het algemeen relatief groot is. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Studenten die een bacheloropleiding nog niet helemaal hebben afgerond, kunnen van de Examencommissie toestemming krijgen om met de corresponderende (doorstroom)master te beginnen. Zij moeten dan wel minimaal 160 ECTS hebben behaald en de onderdelen volgen in de door de Examencommissie opgelegde volgorde. De masteropleidingen van de faculteit hebben op dit moment één instroommoment per jaar (op 1 september), maar studenten die staan ingeschreven bij de Radboud Universiteit kunnen van de Examencommissie toestemming krijgen om op een ander moment te beginnen. Binnen de instelling wordt een discussie gevoerd over de instroommogelijkheden van masteropleidingen. De faculteit streeft ernaar dat 25% van de studenten die aan een masteropleiding beginnen van buiten de Radboud Universiteit afkomstig is. 32
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De commissie constateert dat studenten die instromen in het algemeen geen grote belemmeringen ondervinden. De opleidingen hebben heldere toelatingscriteria voor de verschillende groepen die instromen geformuleerd. De toelating van de bachelors tot de masters is aan duidelijke voorwaarden verbonden. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Alle bacheloropleidingen die de faculteit aanbiedt hebben een studieduur van 180 ECTS, alle masteropleidingen een studieduur van 60 ECTS. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
De faculteit hanteert sinds een jaar of tien het concept van Studentactiverend Onderwijs (SAO). Dit concept beoogt studiegedrag te bevorderen dat bijdraagt aan de ontwikkeling van een wetenschappelijke attitude, gekenmerkt door analyse, reflectie en zelfredzaamheid. De invoering van het concept is gefinancierd vanuit de landelijke Kwaliteit- en Studeerbaarheidsgelden. Alle opleidingen maken volgens de faculteit gebruik van dit concept. Eén van de expliciete doelstellingen van het Studentactiverend Onderwijs is dat de ‘vrijblijvendheid’ van het studeren wordt teruggedrongen. De faculteit streeft ernaar dat studenten 35 uur per week aan hun studie besteden. De uitgangspunten van het didactisch concept zijn dat studenten leren van hun eigen leeractiviteiten, actief met de verworven informatie aan de slag gaan, steeds meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces nemen en een steeds zelfstandiger en onafhankelijker studiegedrag vertonen. Het is de taak van de docenten om de voorwaarden te scheppen waarbinnen deze uitgangspunten gerealiseerd kunnen worden. Daartoe worden zij geacht in de loop van de studie steeds minder te gaan sturen en steeds meer een begeleidende rol aan te nemen. Het leerproces kent in dit model drie stappen: studenten maken na de oriëntatie de leertaken, waarop zij vervolgens reflecteren, waarna zij feedback krijgen van docenten en medestudenten. Bij deze stappen horen bijpassende werkvormen: een hoor- of instructiecollege, waarin de oriëntatie op een onderwerp, thema of vaardigheid plaatsvindt, de uitvoering van de leertaken in de vorm van zelfstudie, practicum of werkcollege en een responsiecollege of tutorgroep waarin de leertaken worden nabesproken en waarin wordt gereflecteerd op wat studenten hebben geleerd. De integratie van ICT is in de ogen van de faculteit onlosmakelijk verbonden met het onderwijskundig kader waarbinnen die integratie plaatsvindt. Het gebruik van ICT voor onderwijsdoeleinden moet dus steeds in relatie tot het concept van Studentactiverend Onderwijs worden gezien. ICT is daarmee dus een hulpmiddel om te komen tot een actiever en zelfstandiger studiegedrag. De commissie is te spreken over het principe van het SAO, dat alle opleidingen hanteren. Studenten worden erdoor gestimuleerd om actief met hun studie bezig te zijn. Docenten zijn ook tevreden over het concept, hoewel het extra werk met zich meebrengt, onder andere door de vele opdrachten die studenten moeten maken en de combinatie van hoor- en werkcolleges. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
33
Beide aspecten hebben echter een positief effect op de studievoortgang van de studenten, zo veronderstelt de commissie. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Het gebruik van SAO als didactisch concept leidt ertoe dat toetsvormen als werkstuk, presentatie, opdracht en actieve participatie veel worden gebruikt. De faculteit hanteert geen expliciete facultaire richtlijnen voor het aanbrengen van variatie in de toetsing. Op instellingsniveau wordt veel aandacht besteed aan toetsing. In het rapport ‘Kwaliteitsborging van toetsing en beoordeling’ (2004) werd onder andere voorgesteld om de rol van de Examencommissies te verzwaren, om kwaliteitsborging van toetsing en beoordeling op te nemen in de Onderwijs- en Examenreglementen en om checklists en peer reviews in te zetten bij het ontwerpen van toetsen. In de cursus- en programmaevaluaties wordt systematisch aandacht besteed aan de kwaliteit van de toetsen en toetsvormen. De commissie heeft waardering voor de verschillende toetsvormen die in navolging van het facultaire beleid in de opleidingen worden gebruikt. Zij vindt ‘het dossier’ dat een aantal opleidingen gebruikt een hele goede manier om studenten actief bij hun studievoortgang te betrekken. Zij adviseert het faculteitsbestuur te bevorderen dat deze toetsvorm op grotere schaal dan tot nu toe het geval is wordt ingevoerd. Het geeft docenten een goed inzicht in de studievoortgang van hun studenten. Ook het meer spreiden van de toetsmomenten en de weging van de deeltoetsen in het eindcijfer ondersteunt de commissie van harte. 1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Alle medewerkers die een onderzoekstaak hebben zijn aangesloten bij een onderzoekinstituut. De verhouding onderwijs-onderzoek bedraagt voor hoogleraren, UHD’s en UD’s gemiddeld 70-30. Het beleid van de faculteit is erop gericht deze verhouding binnen afzienbare tijd te wijzigen in gemiddeld 60-40. Het College van Bestuur heeft ter ondersteuning van dit beleid 10 fte extra voor onderzoek toegewezen. In de regel kent de faculteit geen ongepromoveerde docenten in vaste dienst. Docenten die niet gepromoveerd zijn worden vooral ingezet in cursussen in de beginfase van de opleiding of op onderwerpen die nauw aansluiten bij hun expertise. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Het facultaire systeem voor de toekenning van formatie voor onderwijs heeft als uitgangspunt een inspanningsfinanciering en wijkt daarmee fundamenteel af van het universitaire toewijzingsmodel, dat vooral gebaseerd is op aantallen behaalde diploma’s en aantallen studenten. 34
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Binnen de faculteit wordt de onderwijsformatie toegewezen aan de afdelingen op grond van het onderwijsprogramma dat de afdelingen uitvoeren in een bepaald studiejaar. Er is gekozen voor een globaal model. De afdelingen hebben de mogelijkheid de toegewezen formatie intern op een eigen wijze te verdelen. Zo kunnen zij er zelf bijvoorbeeld voor kiezen om voor een gespecialiseerd college meer docenturen toe te wijzen dan voor een ‘standaardcollege’ uit het eerste jaar. De toewijzing van onderwijsformatie vindt plaats op grond van drie parameters: •
• •
Per contactuur (college-uur) wordt 3,25 uur docenttijd toegewezen (inclusief de 45 minuten contacttijd). Bij de urentoewijzing wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten colleges. Wanneer hetzelfde college voor twee verschillende groepen wordt verzorgd, wordt ook 3,25 uur per contactuur toegekend. Per stage wordt 6,15 uur docenttijd toegekend. Het aantal stages in een bepaald jaar wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddeld aantal afgeronde stages gedurende de afgelopen vier jaren. Per bachelorwerkstuk van 10 studiepunten wordt tien uur docenttijd toegekend. Per scriptie van 20 studiepunten wordt 24,6 uur docenttijd toegekend. Per scriptie van 30 studiepunten wordt 28,7 uur docenttijd toegekend. Het aantal werkstukken en scripties in een bepaald jaar wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddeld aantal afgeronde werkstukken en scripties gedurende de afgelopen vier jaren.
Deze parameters gelden voor de hele faculteit. Omdat een grote opleiding in verschillende opzichten meer werk heeft dan een kleinere is besloten om, naast bovenstaande toewijzing op grond van de daadwerkelijk verrichte inspanning voor colleges, stages, bachelorwerkstukken en scripties, een beperkt deel van de onderwijsformatie (3 fte) over de grotere opleidingen (met een instroom van meer dan 35 eerstejaars) te verdelen naar rato van het aantal studenten. Naast deze formatie voor de onderwijsinspanning en het aantal studenten ontvangt elke opleiding nog formatie voor de afdelingsvoorzitter (0,25 fte), een opleidingscoördinator (0,3 fte) en een studieadviseur (tussen 0,2 en 1,0 fte, afhankelijk van het aantal studenten). De commissie is van oordeel dat de opleidingen in het algemeen – zij het niet altijd – over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken om kwalitatief hoogwaardig onderwijs te verzorgen. Zij beseft dat het voor de veelal kleine opleidingen een noodzaak is om personeel uit andere afdelingen uit de eigen of andere faculteiten in te zetten voor het onderwijs en is zich bewust van de problemen die dit met zich mee kan brengen. Zij is echter van oordeel dat de afdelingen en opleidingen hier binnen de gegeven – financiële – mogelijkheden zo goed mogelijk mee omgaan. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
De faculteit besteedt veel aandacht aan de professionalisering van docenten. In de afgelopen jaren is een reeks ingrijpende onderwijsvernieuwingen in gang gezet, die hoge eisen stelt aan de leden van de wetenschappelijke staf, zowel voor wat betreft bekwaamheden als voor wat betreft tijdsinvestering. Gezien het belang van de ontwikkelingen en de geconstateerde extra belasting QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
35
die deze met zich meebrengen, heeft het faculteitsbestuur besloten de onderwijsvernieuwing te ondersteunen door het bieden van extra faciliteiten: • •
•
Ten eerste algemene beleidsmatige ondersteuning. Met enige regelmaat organiseert de faculteit opleidingsdagen in de vorm van werkconferenties, waarbij programmatische maar ook onderwijsinhoudelijke en onderwijskundige inzichten worden uitgewisseld. Ten tweede biedt de faculteit ondersteuning op de terreinen Studentactiverend Onderwijs en ICT. Met enige regelmaat worden er laagdrempelige bijeenkomsten georganiseerd waarin interne en/of externe deskundigen met betrekking tot SAO of ICT onderwijsverbeteringen bespreken met groepen docenten uit de faculteit of van een opleiding. Verder worden medewerkers van de faculteit gestimuleerd zich te bekwamen in het gebruik van allerhande ICT-middelen die in het onderwijs toepassing vinden, zoals bijvoorbeeld het instellingsbreed ingevoerde Blackboard. Tot slot is er sprake van onderwijsprofessionalisering in meer algemene zin, waarin de bekwaamheidseisen die aan docenten worden gesteld en die in een systeem van onderwijsevaluatie, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken getoetst worden, een vertaling krijgen in vakinhoudelijke of didactische bijscholing. Voor nieuw te benoemen stafleden geldt dat deze bekwaamheidseisen met betrekking tot onderwijs een rol spelen als selectiecriterium.
De mate waarin opleidingen gebruikmaken van deze faciliteiten is wisselend. Uit een recente evaluatie bleek dat de met het SAO samenhangende inzichten en vaardigheden inmiddels goed bekend zijn bij de meeste docenten. De behoefte aan scholing heeft nu eerder betrekking op het gebruik van ICT binnen het didactisch concept. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft een leerwerktraject voor het behalen van een basiskwalificatie onderwijs voor juniormedewerkers opgezet dat deels met centrale middelen wordt gefinancierd. De commissie is zeer te spreken over het inzetten van oudere docenten als coach van jongere docenten. Zij vindt dat dit concept breder zou kunnen worden toegepast. Met alle medewerkers van de faculteit wordt jaarlijks een functioneringsgesprek gevoerd, waarin vrijwel altijd wordt ingegaan op de mogelijke behoefte van de medewerker aan scholing, training of begeleiding en waarin ook wordt stilgestaan bij de onderwijsresultaten en -evaluaties van het afgelopen jaar. De functioneringsgesprekken zijn niet vrijblijvend: het onderwerp komt aan de orde in de controlgesprekken die het faculteitsbestuur elk jaar voert met de afdelingen. De commissie betreurt het zeer, dat niet overal met tijdelijk aangestelde medewerkers functioneringsgesprekken worden gehouden. Het faculteitsbestuur heeft de commissie laten weten dat dit op korte termijn zal worden gerepareerd. Ten aanzien van de onderzoekstijd van de stafleden is de commissie verheugd over het voornemen van het faculteitsbestuur om de onderzoekstijd van vast aangestelde wetenschappelijke stafleden uit te breiden. De verhouding wordt 60-40 voor onderwijs en onderzoek in plaats van 70-30, zoals thans het geval is. Docenten hebben in het door de VSNU vastgestelde systeem voor functieordening (UFO) per definitie geen onderzoekstijd. De commissie betreurt dit zeer. Het verheugt de commissie verder dat vanaf heden de faculteit alleen nog gepromoveerde docenten in vaste dienst aanneemt, zoals het faculteitsbestuur de commissie heeft laten weten.
36
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Alle opleidingen die de faculteit aanbiedt zijn gehuisvest in het twintig verdiepingen tellende Erasmusgebouw, midden op de Nijmeegse campus. Voor onderwijsruimten van beperkte omvang kan de opleiding terecht in diverse zalen in het Erasmusgebouw zelf. Indien grotere zalen nodig zijn, wordt gebruikgemaakt van het in de onmiddellijke nabijheid gelegen collegezalencomplex. Verder is in 2002 het zogenaamde Gymnasion in gebruik genomen, waarin naast uitgebreide, moderne sportfaciliteiten ook een aantal onderwijsruimten is gerealiseerd. In vrijwel alle ruimten die de opleiding benut, is basisapparatuur voor het verzorgen van onderwijs aanwezig of kunnen deze voorzieningen relatief eenvoudig worden geïnstalleerd. Voor meer specialistische faciliteiten wordt gebruikgemaakt van de digitale talenlabs. In 2004 heeft de faculteit haar analoge talenpracticum vervangen door twee moderne digitale talenpractica. De nieuwe voorzieningen bieden 2 x 22 plaatsen voor groepsinstructie en daarnaast nog eens 18 werkplekken voor zelfstudie. De faculteit heeft de beschikking over het MultiMedia Studiecentrum (MMS), een onderwijs- en studieomgeving die onlangs is uitgebreid en inmiddels 205 via een netwerk aan elkaar gekoppelde multimediacomputers telt. Ook de Humaniorabibliotheek heeft een pc-zaal die voor een deel is gereserveerd voor humaniorastudenten. De computers worden binnen maximaal twee jaar vervangen en zijn voorzien van verschillende multimediavoorzieningen. De Humaniorabibliotheek is deel van de onlangs geheel gerestaureerde Centrale Universiteitsbibliotheek (CB). De letterenafdeling van deze bibliotheek bevindt zich in de kelder van de universiteitsbibliotheek. Alle boeken staan in open opstelling. Sinds maart 2004 beschikt de instelling over het Academisch Schrijfcentrum Nijmegen (ASN). Dit ASN is gepositioneerd in de Faculteit der Letteren en is een onderdeel van het Universitair Talencentrum Nijmegen (UTN). Het ASN beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een hoogwaardige academische schrijfcultuur. Hiertoe biedt het ASN een universiteitsbreed en laagdrempelig scala van diensten aan. Iedere student of docent kan op basis van individuele behoefte ondersteuning krijgen bij de uitvoering of begeleiding van academische schrijftaken. Dat kan variëren van coaching bij diverse schrijfopdrachten via workshops schrijfvaardigheid tot hulp bij het verfijnen van schrijfdidactiek. Naast de aandacht voor de kwaliteitsontwikkeling van het academisch schrijven, wil het ASN ook het studierendement en de totale output van academische teksten binnen de Radboud Universiteit verhogen. Alle diensten die het ASN verleent zijn gratis. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Studenten kunnen een beroep doen op het Adviespunt Letteren, een afdeling waar studenten, medewerkers en andere geïnteresseerden terechtkunnen voor onder andere informatie over opleidingen en vakken, advies en coaching bij het plannen van de studie, begeleiding bij QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
37
studieproblemen en informatie, training en advisering inzake de arbeidsmarkt voor afgestudeerde letterenstudenten. Het Adviespunt heeft ook een taak op het gebied van de voorlichting aan VWO-scholieren, HBO-studenten, bedrijven en instellingen. De facultaire medewerker voor PR en voorlichting is dan ook ondergebracht bij het Adviespunt. Dat geldt ook voor de opleidingsoverstijgende studieadviseur, die studenten informeert over opleidingsoverstijgende regelingen, mogelijkheden en ontwikkelingen en zorg draagt voor de niet-opleidingsspecifieke delen van de studiegidsen. Bij het Adviespunt werken ook twee stagecoördinatoren die studenten behulpzaam zijn bij vinden van een geschikte stageplaats. Sinds 2002 kent de faculteit in het eerste jaar van alle bacheloropleidingen een tutoraat. De tutoren fungeren als vraagbaak voor de eerstejaars, maken hen wegwijs binnen faculteit en instelling, voeren voortgangsgesprekken met studenten die in de problemen komen of onvoldoende voortgang boeken, leveren een bijdrage aan het opstellen van het studieadvies voor de eerstejaars en ondersteunen hen bij het leren studeren in een omgeving van Studentactiverend Onderwijs. De meeste opleidingen vinden dat het tutoraat in een behoefte voorziet en dat deze vorm van begeleiding gecontinueerd dient te worden. In principe voeren de tutoren met de eerstejaars twee gesprekken over hun voortgang, die een rol spelen in de totstandkoming van het dringende tussentijdse (voor 1 januari) en definitieve (eind juli) studieadvies. Deze adviezen, waarin uiteraard ook de behaalde studieresultaten verdisconteerd zijn, worden formeel verstrekt door de Commissies Advies Einde Eerste Studiejaar van de verschillende bacheloropleidingen. De faculteit heeft onlangs besloten om de beschikbare formatie voor studieadvisering en tutoraat uit te breiden van 4,1 fte naar 5,2 fte, omdat het takenpakket van de studieadviseurs de laatste jaren substantieel is uitgebreid. Van hen wordt bijvoorbeeld ook verwacht dat zij studenten adviseren bij hun masterkeuze en hun minorkeuze en toezien op de naleving van de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het beleid dat de ‘vrijblijvendheid’ in het onderwijs moet worden tegengegaan. De commissie is van oordeel dat de opleidingen in het algemeen veel aandacht besteden aan de begeleiding van hun studenten. Het tutoraat functioneert goed. De kleinschaligheid van de opleidingen draagt bij aan de kwaliteit van de studiebegeleiding. De faculteit kent weliswaar een algemeen, facultair scriptiecontract dat binnen de meeste opleidingen gehanteerd wordt, maar de commissie betreurt het dat er geen uniforme richtlijnen zijn met betrekking tot de inlevering van werkstukken. Ook zou het faculteitsbestuur er naar het oordeel van de commissie goed aan doen de instelling van scriptiewerkgroepen of -tutorials te bevorderen. 1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
De faculteit hanteert een systematische aanpak in de kwaliteitszorg die vanaf het studiejaar 2004-2005 nauw aansluit op de accreditatiekaders van de NVAO. Met het oog op die aansluiting heeft het IOWO in het studiejaar 2003-2004 de kwaliteitszorginstrumenten van de 38
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
faculteit doorgelicht. Deze screening heeft geleidt tot een actualisering van het systeem van interne kwaliteitszorg. Het systeem, dat door alle opleidingen in de faculteit wordt gebruikt, is beschreven en vastgelegd in het document ‘Vademecum Kwaliteitszorg Onderwijs, systematiek en uitvoering’, dat informatie bevat over het cyclische karakter van de kwaliteitszorg en over de rol en taken van de personen die bij kwaliteitszorg betrokken zijn. De interne kwaliteitszorg van een opleiding wordt behartigd door de kwaliteitszorgcoördinator, die meestal ook voorzitter van de Opleidingscommissie is. Alle programmaonderdelen worden schriftelijk geëvalueerd, hetzij jaarlijks, hetzij volgens een roulatiesysteem waarbinnen alle onderdelen aan bod komen. De faculteit gebruikt daarvoor standaard evaluatieformulieren, die zowel in het Nederlands als in het Engels beschikbaar zijn en speciaal zijn ontworpen voor wetenschappelijke opleidingen op bachelor- en masterniveau. De vragenlijsten die worden gebruikt zijn door het IOWO geijkt aan het toetsingskader van de NVAO voor accreditaties. Ze bevatten vragen over het onderdeel, de plaats daarvan in het opleidingsprogramma, de studielast, de beoordeling en toetsing, de voorzieningen en de docent. Er wordt expliciet aandacht besteed aan de relatie van het onderwijs met het onderzoek. De procedure die bij het verwerken en bespreken van de uitkomsten van de evaluaties wordt gevolgd is beschreven in het Vademecum. Wanneer dat nodig is, leiden de evaluaties tot verbeteracties. De faculteit kent verder een aantal evaluaties die het niveau van het programmaonderdeel overstijgen. Elk jaar wordt een propedeuse-enquête uitgevoerd die vragen over het programma bevat, naast vragen die betrekking hebben op de aansluiting VWO-WO. Bij de afronding van de bachelor- of masteropleiding worden studenten gevraagd een vragenlijst in te vullen die ruim vijftig vragen bevat die betrekking hebben op het programma als geheel, met name op de eindkwalificaties, het opleidingsprogramma, de docenten, de voorzieningen en de interne kwaliteitszorg. De resultaten van deze evaluaties worden besproken in de Opleidingscommissie. Wanneer dat noodzakelijk is, wordt er actie ondernomen. De faculteit hanteert streefdoelen voor een aantal onderwerpen die systematisch geëvalueerd worden: voor het programma, de cursussen en hun plaats in het onderwijsprogramma, de docenten, de beoordeling en toetsing en de voorzieningen moet de score in de evaluaties minimaal 3 op een vijfpuntsschaal bedragen. Voor de studielast geldt dat de score moet liggen tussen de 2,5 en de 3,5 op een vijfpuntsschaal. De commissie is positief over de wijze waarop de opleidingen in navolging van het facultaire beleid hun interne kwaliteitszorg hebben georganiseerd. Evaluaties van cursussen en programma’s, die periodiek worden georganiseerd zijn een belangrijk onderdeel van de kwaliteitszorg. In alle door de commissie gevisiteerde opleidingen spelen de opleidingscommissies een centrale rol in de kwaliteitszorg. De commissie heeft de indruk dat de opleidingscommissies goed functioneren. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Uit het Vademecum blijkt dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen naar aanleiding van evaluaties in eerste instantie ligt bij de opleidingscoördinator en in laatste instantie bij de leidinggevende hoogleraar of de decaan. In de periodieke gesprekken tussen QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
39
het faculteitsbestuur en de leiding van de afdelingen wordt het functioneren van individuele medewerkers in detail besproken, net als eventuele maatregelen ter verbetering van dat functioneren. De commissie stelt vast dat de resultaten van de evaluaties die in het kader van de kwaliteitszorg worden uitgevoerd binnen alle door haar gevisiteerde opleidingen daadwerkelijk tot verbeteracties leiden. Zij heeft hiervan een aantal goede voorbeelden gezien. Deze worden in de opleidingsrapporten beschreven. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
De uitkomsten van de studentenmonitor die de instelling elk jaar houdt worden binnen de faculteit breed bekendgemaakt. Het onderwijsbureau analyseert de resultaten en signaleert problemen of ontwikkelingen die maatregelen vergen. Zulke maatregelen worden opgesteld in nauw overleg tussen de onderwijsdirecteur of het managementteam en de betrokken opleiding. Studenten en docenten worden op verschillende manieren bij de kwaliteitszorg van de opleidingen betrokken, zo heeft de commissie geconstateerd. Studenten vullen regelmatig evaluatieformulieren in, docenten krijgen de resultaten ervan onder ogen en nemen zonodig verbetermaatregelen. Naast de opleidingscommissies spelen de jaarraden van studenten in het eerste en tweede bachelorjaar een rol bij de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. De contacten met de alumni en het beroepenveld zijn bij het merendeel van de opleidingen nog informeel geregeld. De commissie heeft echter vastgesteld dat de opleidingen werken aan meer structurele relaties met met name de alumni. 1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Zie hiervoor de opleidingsrapporten. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
In vergelijking met die van andere opleidingen zijn de rendementen van de faculteit relatief goed. Uit een tabel uit het dossier Kennis in Kaart 2004 van het Ministerie van OC&W blijkt dat de faculteit na de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Tilburg de hoogste rendementen heeft. Toch is de faculteit niet tevreden over de rendementen. In 2004 heeft zij, in nauwe aansluiting op beleid van de instelling, beleid vastgesteld dat een einde moet maken aan de ‘vrijblijvendheid’ die het onderwijs in de faculteit soms kenmerkt. Dat beleid rust op 40
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
twee pijlers: meer en betere studiebegeleiding enerzijds en strakkere regelgeving en handhaving daarvan anderzijds. De commissie heeft geconstateerd dat de opleidingen in navolging van het facultaire beleid daadwerkelijk maatregelen treffen om hun rendementen te verbeteren.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
41
42
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
DEEL III: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
43
44
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.
Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Nederlandse taal en cultuur
Administratieve gegevens: Bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Nederlandse taal en cultuur 56804 WO Bachelor 180 ECTS Bachelor Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Masteropleiding Nederlandse taal en cultuur Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie: 1.0.
Nederlandse taal en cultuur 66804 WO Master 60 ECTS Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Structuur en organisatie van de faculteit
Zie het facultaire rapport. 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De Faculteit der Letteren heeft met ingang van het studiejaar 2000-2001 de bestaande doctoraalopleiding Nederlandse taal en cultuur (NTC) ingericht volgens het bachelor-mastermodel. Het betrof een administratieve omzetting van het examendoel van de opleiding. Het curriculum van de bachelor Nederlandse taal en cultuur is vervolgens ingrijpend gewijzigd en in 2003-2004 (intern aangeduid als ‘beleidsrijk’) van start gegaan en is in 2005-2006 ‘ingegroeid’. De vernieuwde master Nederlandse taal en cultuur start in 2006-2007. De einddatum van de afbouw van de ongedeelde opleiding is 1 september 2007.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
45
In de zelfstudies van de afdeling ligt het accent op de ‘nieuwe’ bachelor- en masteropleidingen, die echter nog in ontwikkeling zijn. De beschrijving is ook voor een deel nog gebaseerd op de oude opleidingen die nog naast de nieuwe opleidingen bestaan. De overgang naar de bachelor-masterstructuur is nog in volle gang. De overgang in twee fasen heeft geleid tot onzekerheid en verwarring, en in sommige gevallen zelfs tot studievertraging, al spant de opleiding zich bijzonder in om de afbouw van de ongedeelde opleidingen goed te laten verlopen. Studenten worden hierbij individueel begeleid. Door de vele keuze- en specialisatiemogelijkheden is iedere student een apart geval. 1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Bachelor/Master De bachelor- en masteropleiding Nederlandse taal en cultuur hebben als doel de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling en verschijningsvormen van de Nederlandse taal en literatuur in een brede cultuurhistorische context, van Middeleeuwen tot heden. De wetenschappelijke bestudering van de Nederlandse taal en literatuur is kenmerkend voor de academisch gevormde neerlandicus. De opleiding wil tevens bijdragen aan de overdracht van kennis en vaardigheden in de samenleving, van oudsher in het bijzonder door voorbereiding op het leraarschap. Bachelor In de doelstellingen van de bacheloropleiding komen de academische ambities van de opleiding duidelijk tot uitdrukking, zoals blijkt uit de doelstellingen en eindtermen van de bacheloropleiding. Deze zijn hier integraal overgenomen. Doelstellingen van de bachelor Afgestudeerde bachelors beschikken over een algemene oriëntatie in de neerlandistiek, alsmede in de globale wetenschapsfilosofische achtergronden van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de neerlandistiek. Zij beschikken over wetenschappelijk gefundeerde basiskennis op de verschillende terreinen van de neerlandistiek en hebben een beginnende onderzoeksvaardigheid verworven. Zij beschikken over een wetenschappelijke habitus van kritische reflectie en analytisch denken en over het vermogen om probleemstellingen en resultaten van onderzoek helder te presenteren. Zij hebben kennis gemaakt met ten minste één wetenschapsgebied buiten de neerlandistiek. Zij zijn voldoende toegerust voor het met succes volgen van de aansluitende masteropleiding. Eindtermen van de bachelor Om te voldoen aan de genoemde doelstellingen van de bacheloropleiding beschikken de bachelors Nederlandse taal en cultuur over de volgende concrete kwaliteiten:
46
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
a. zij beschikken over voldoende wetenschappelijk gefundeerde kennis op de volgende gebieden van de Neerlandistiek: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde en Taalbeheersing. • Op het terrein van de Historische Taalkunde en Oudere Letterkunde behelst dit: een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse taal; kennis van taalvariatie en taalverandering; kennis van oudere stadia van het Nederlands en vaardigheid in het lezen en interpreteren van literaire teksten uit het verleden. • Op het terrein van Oudere en Moderne letterkunde: een overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis van Middeleeuwen tot heden. • Op het terrein van de Moderne Letterkunde: kennis van de negentiende en twintigste-eeuwse literatuurgeschiedenis en vaardigheid in het analyseren van verhalend proza en poëzie. • Op het terrein van de Moderne Taalkunde: kennis van het taalsysteem en vaardigheid in fonologische, morfologische en syntactische analyse; kennis van taalnormen en van het spellingsysteem; kennis van de psycholinguïstiek. • Op het terrein van de Taalbeheersing: kennis van de communicatieve aspecten van taalgebruik; kennis en vaardigheid op het terrein van tekstanalyse en argumentatieleer. b. zij zijn bekend met de stand van zaken en de methoden van onderzoek op de onder a. genoemde terreinen en hebben inzicht in de wetenschapsfilosofische achtergrond daarvan; zij beheersen de onderzoeksmethoden en -technieken van de neerlandistiek passief en een aantal daarvan actief; c. zij kunnen wetenschappelijke publicaties op het terrein van de neerlandistiek – ook publicaties die in internationale tijdschriften verschenen zijn – kritisch lezen en van de nodige gefundeerde kanttekeningen voorzien; d. zij hebben enige ervaring opgedaan met (experimenteel) onderzoek en kunnen zowel zelfstandig als in teamverband probleemstellingen helder formuleren en daarvoor oplossingen aandragen; zij kunnen van eigen onderzoek helder verslag doen, hetgeen moet zijn gebleken uit een afsluitend werkstuk op een van de terreinen van de neerlandistiek, het bachelorwerkstuk; e. zij kunnen zich zowel schriftelijk als mondeling goed uitdrukken; f. zij beschikken over de noodzakelijke heuristische vaardigheden: zij weten welke (ICT)hulpmiddelen op het terrein van taal- en letterkunde bestaan en kunnen deze inzetten voor het opsporen van materiaal en het oplossen van problemen; zij beschikken daartoe over een redelijke beheersing van relevante ICT-technieken; g. zij hebben via het volgen van een minor kennisgemaakt met ten minste één andere discipline naar eigen keuze. Master In de masteropleiding Nederlandse taal en cultuur specialiseert de student zich in één van de deelgebieden: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde of Taalbeheersing. Verder maakt hij kennis met het onderzoek en met de verschillende onderzoekstradities op het desbetreffende terrein. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport geeft de master een overzicht van de doelstellingen en eindtermen. Deze worden hier integraal overgenomen (Zelfevaluatie master Nederlandse taal en Cultuur, Bijlage B, 2004).
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
47
Doelstellingen van de master De masters Nederlandse taal en cultuur dienen te beschikken over de volgende algemene kenmerken: zij hebben zich gespecialiseerd op één of meer terreinen van de neerlandistiek. Zij zijn voldoende toegerust om op hun vakgebied verantwoordelijke maatschappelijke functies te vervullen, hetzij in onderwijs of onderzoek, hetzij in andere maatschappelijke functies. Eindtermen van de master Om te voldoen aan de genoemde doelstellingen van de masteropleiding beschikken de masters Nederlandse taal en cultuur over de volgende concrete kwaliteiten: a. zij zijn vertrouwd met de hedendaagse onderzoeksvragen op één of meer terreinen van de neerlandistiek: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde of Taalbeheersing; voor alle genoemde disciplines impliceert dit het overzicht over de (recente) vakgeschiedenis; b. zij hebben hun kennis en onderzoeksvaardigheid op het terrein van hun keuze uitgebreid en verdiept, eventueel in een onderzoeksstage; • voor Oudere Letterkunde behelst dit specialisatie op het terrein van de literatuur van de overgang van de Middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd (middeleeuwse epiek, rederijkers, lied) en de literatuur van de Verlichting; • voor Moderne Letterkunde behelst dit specialisatie op het terrein van de infrastructuur van het literaire leven (literaire correspondenties, literaire tijdschriften, literaire kritiek) in negentiende en twintigste eeuw, theorie van de analyse van poëzie en intertekstualiteit, Beweging van Vijftig en poëzie van de tweede helft van de twintigste eeuw, verhalend proza van de tweede helft van de twintigste eeuw, jeugdliteratuur, Vlaamse literatuur, recente literatuur; • voor Historische en Moderne Taalkunde behelst dit specialisatie op het terrein van de beschrijving van taal, het proces van het begrijpen en produceren van taal, eerste taalverwerving, schriftsysteem en spelling, didactiek; • voor Taalbeheersing behelst dit specialisatie op het gebied van argumentatie, retorica en persuasieve communicatie; c. zij kunnen zelfstandig onderzoek doen: zij kunnen een voorstel voor onderzoek opstellen, dat zelfstandig uitvoeren en daarvan helder verslag doen, hetgeen moet zijn gebleken uit de masterscriptie. Oordeel: De bacheloropleiding kiest nadrukkelijk voor een brede oriëntatie. Haar belangrijkste doel is de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling en verschijningsvormen van de Nederlandse taal en literatuur in een brede cultuurhistorische context, van Middeleeuwen tot heden. De commissie vindt de doelstellingen en eindtermen van de opleiding zeer gedegen en traditioneel. De noemer ‘cultuur’ blijft een loutere formaliteit. De commissie betreurt dat. Een wat bredere algemeen culturele insteek (aandacht voor muziek, ballet en dergelijke, maar vooral ook voor algemene cultuurtheorie) zou de opleiding aan aantrekkelijkheid kunnen doen winnen. De opleiding is er volgens de commissie goed in geslaagd om haar brede doelstellingen te vertalen naar concrete eindkwalificaties. Het geheel sluit volgens de commissie goed aan bij de (internationale) academische en professionele standaarden en bij de eisen die worden gesteld in de beroepspraktijk. De commissie vindt wel dat, conform de algemene universitaire politiek, het bachelorexamen te weinig wordt gezien als een mogelijk eindstation. 48
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Goede aansluiting bij de academische en professionele standaarden geldt volgens de commissie eveneens voor de eindkwalificaties van de master. Studenten specialiseren zich in de master op één of meer terreinen van de neerlandistiek. De eindkwalificaties die daarbij worden gerealiseerd voldoen aan de eisen voor een masteropleiding. De commissie heeft met instemming vernomen dat er wordt gedacht over de instelling van een algemene masterafstudeerrichting Neerlandistiek. Zij is ook verheugd over de samenwerking tussen de opleidingen Nederlandse taal en cultuur en Bedrijfscommunicatie in de vorm van een leerstoel Taalbeheersing die deel uitmaakt van beide afdelingen. Zij ziet hierin een aanwijzing dat de opzet van interdisciplinaire studierichtingen een opleiding aantrekkelijker kan maken. Conform de expliciete politiek van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt het bachelorexamen in feite niet gezien als een mogelijk eindstation. De commissie betreurt dat. Bachelor : Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Bachelor In de zelfstudie geeft de opleiding aan op welke wijze zij de eindkwalificaties heeft gerelateerd aan de Dublin-descriptoren. Algemeen geldt dat bachelors Nederlandse taal en cultuur kennis en inzicht moeten hebben in het vakgebied van de neerlandistiek. Zij kunnen deze kennis toepassen om probleemstellingen en oplossingen te formuleren. Tevens zijn zij in staat om kennis en inzichten begrijpelijk weer te geven aan vakgenoten en niet-vakgenoten en beschikken zij over leervaardigheden die nodig zijn om de masteropleiding te kunnen volgen. Tot slot kunnen zij gegevens interpreteren en evalueren, hierbij rekening houdend met relevante sociaalmaatschappelijke of ethische aspecten. Master De eindtermen van de masteropleiding zijn als volgt afgeleid van de Dublin-descriptoren. Afgestudeerde masters Nederlandse taal en cultuur hebben kennis van en inzicht in het vakgebied van de neerlandistiek, die de basis vormen voor een originele bijdrage aan onderzoek. Tevens moeten zij deze kunnen toepassen in nieuwe, inter- of multidisciplinaire contexten, die gerelateerd zijn aan het vakgebied. Zij kunnen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek helder onder woorden brengen voor vakgenoten en niet-vakgenoten en beschikken over leervaardigheden die nodig zijn voor een vervolgstudie. Tot slot zijn zij in staat zijn om gegevens te interpreteren en hierop kritisch te reflecteren en zijn toegerust om deze gegevens te analyseren, te interpreteren en te evalueren, daarbij rekening houdend met relevante sociaal-maatschappelijke of ethische aspecten. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de bachelor- en de masteropleiding hun eindtermen op een heldere wijze hebben afgeleid van de Dublin-descriptoren. Hiermee komt het niveau van de eindtermen van de bachelor- en de masteropleiding volgens de commissie in hoge mate overQANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
49
een met de Dublin-descriptoren en met de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de bachelor- en masterkwalificaties. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Bachelor In de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen komt, zoals gezegd, de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding duidelijk tot uitdrukking. Beoogd wordt dat de bachelor Nederlandse taal en cultuur een aantal algemene academische vaardigheden ontwikkelt en zo gewend raakt aan een wetenschappelijke habitus. Hij heeft bij ieder van de vakonderdelen van Nederlandse taal en cultuur een elementair referentiekader verworven en kan gegevens opzoeken over de stand van zaken in de wetenschap en ten behoeve van ‘nieuw’ onderzoek. Verder kan de bachelor Nederlandse taal en cultuur onder begeleiding een eenvoudig ‘nieuw’ onderzoek uitvoeren en hiervan verslag doen. Verder dient hij zich mondeling en schriftelijk vaardig te kunnen uitdrukken over de stand van zaken van de wetenschap en gegevens te kunnen overdragen naar een universitair en een breder publiek. Bachelors Nederlandse taal en cultuur hebben toegang tot de master Nederlandse taal en cultuur. Tevens kunnen zij, indien zij de juiste minoren hebben gekozen, doorstromen naar andere masters, zoals Literatuurwetenschap, Taalwetenschap, Algemene Cultuurwetenschappen, Kunstgeschiedenis, Bedrijfscommunicatie, Taal en Spraaktechnologie, Amerikanistiek en Duitslandstudies. Ook bestaat de mogelijkheid dat zij doorstromen naar de interfacultaire tweejarige masteropleiding Cognitieve Neuroscience. Master De eindkwalificaties van de masteropleiding zijn in overeenstemming met de Verkenning taalen letterkunde van de KNAW. Dit houdt in dat een afgestudeerde van de master Nederlandse taal en cultuur zich heeft gespecialiseerd in één of meer terreinen van de neerlandistiek en vertrouwd is met hedendaagse onderzoeksvragen op één of meer van deze terreinen. De master heeft zijn kennis en onderzoeksvaardigheden op zijn eigen terrein uitgebreid en verdiept en kan zelfstandig onderzoek uitvoeren. Tevens heeft hij de vaardigheid om tot een zelfstandige oordeelsvorming te komen die nodig is in de beroepspraktijk, waarvoor een wetenschappelijke habitus vereist of dienstig is. In plaats van een elementair referentiekader van ieder vakonderdeel (zoals de bachelor) ontwikkelt de master bij elk vakonderdeel een uitgebreid referentiekader. Verder is de master in staat om 50
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
gegevens te vinden over de stand van zaken in de wetenschap en ‘nieuw’ onderzoek en kan hij zich mondeling en schriftelijk vaardig uitdrukken bij het weergeven van de stand van zaken in de wetenschap. Tot slot kan hij gegevens overdragen naar een universitair en breder publiek. Oordeel: De commissie is van oordeel dat in de bachelor- en de masteropleiding Nederlandse taal en cultuur de eindkwalificaties duidelijk zijn ontleend aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline. Het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek is een belangrijke doelstelling, met name in de masterfase. De eisen die aan de master worden gesteld, bouwen duidelijk voort op die van de bachelor. De bachelor heeft volgens de commissie voldoende mogelijkheden om door te stromen naar een master, onder andere naar de doorstroommaster Nederlandse taal en cultuur en naar een aantal niet-doorstroommasters. In de bacheloropleiding zou de oriëntatie op de arbeidsmarkt dan ook wel wat versterkt mogen worden, bijvoorbeeld door het doen van een stage krachtiger te stimuleren. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen luidt: voldoende. 1.2.2. Programma Bachelor Het bachelorprogramma Nederlandse taal en cultuur is net als alle andere bacheloropleidingen van de Faculteit der Letteren in Nijmegen ingericht volgens het major-minormodel. In het eerste jaar volgen de studenten 60 ECTS majoronderwijs. In het tweede bachelorjaar volgen zij naast 40 ECTS majoronderwijs één minor van 20 ECTS. Het derde bachelorjaar bestaat uit de resterende 20 ECTS van de major en twee minoren van elk 20 ECTS. In het majorprogramma van de bacheloropleiding komt de Neerlandistiek in zijn volle breedte aan de orde. Er worden cursussen verzorgd op het terrein van de Historische en Moderne Taalkunde, Taalbeheersing en Oudere en Moderne Letterkunde. In het letterkundig onderwijs in het eerste semester van het eerste jaar komen de Oudere en de Moderne Letterkunde aan de orde én literair-historisch en literair-analytisch onderwijs. Het onderwijs in de Historische Taalkunde betreft de grondbeginselen van het Ouder Nederlands. In het onderwijs in de Moderne Taalkunde komen aan de orde: de syntaxis, de fonologie, de morfologie en spelling in overwegend descriptieve zin. Ook zijn cursussen geprogrammeerd op een hoger abstractieniveau: syntaxis en morfologie, waarin taalpolitieke onderwerpen worden behandeld en het Nederlands temidden van andere talen in Europa. Ook aan de orde komen cursussen Psycholinguïstiek en Methoden in de Taalgedragswetenschap. Taalbeheersing wordt in het hele majorprogramma onderwezen. Het majoronderwijs wordt afgesloten met een bachelorwerkstuk van 10 ECTS. In de zelfstudie is een overzicht van alle onderdelen van het majorprogramma opgenomen, dat wil zeggen de vakken, de periode waarin deze zijn geprogrammeerd, de werkvormen en de toetsvormen. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
51
Een minor wordt gedefinieerd als een samenhangend pakket van studieonderdelen met een omvang van 20 ECTS, dat in zijn geheel in één semester wordt aangeboden. De student kan door zijn keuze voor de minoren kiezen voor verdieping of verbreding. Naast monodisciplinaire minoren kan hij ook kiezen uit inter- of multidisciplinaire minoren, waarvoor de afdeling Nederlandse taal en cultuur samenwerkt met andere opleidingen. Alle minoren zijn beschreven in de minorengids die elk jaar wordt gepubliceerd. Studenten kunnen in plaats van een minor te volgen, de tijd die hiervoor staat ook besteden aan een oriëntatie op het leraarschap, aan een stage of aan een verblijf aan een buitenlandse universiteit. De afdeling werkt samen met de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) aan de ontwikkeling van een educatieve minor. Master De huidige masteropleiding Nederlandse taal en cultuur heeft vijf afstudeerrichtingen: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Letterkunde, Moderne Taalkunde en Taalbeheersing. Studenten specialiseren zich in één van deze richtingen. Begonnen wordt met een algemeen methodologisch college, een voor iedereen verplichte module. Voor studenten letterkunde is dit de kernmodule Methoden en controverses in de Nederlandse letterkunde. Hierin werken de docenten van de Oudere en de Moderne Letterkunde samen. Voor de studenten taalkunde is de verplichte kernmodule Taalkundig denken, waarin Historische en Moderne Taalkunde samenwerken. Studenten taalbeheersing volgen de kernmodule Taalbeheersing (10 ECTS). Naast deze verplichte kernmodules kiezen studenten uit een aantal vrije modules: een module van 10 ECTS en twee modules van elk 5 ECTS. Ook kunnen studenten kiezen uit het aanbod van mastercolleges uit de hele faculteit. De student vult de colleges, onder andere met het oog op zijn scriptie aan met een literatuurstudie (10 ECTS). Deze ruimte kan hij ook besteden aan een stage. De student sluit de masteropleiding af met een scriptie (20 ECTS). F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Bachelor In de bacheloropleiding worden studenten via een aantal werkvormen getraind in het zich eigen maken van een wetenschappelijke houding. Zij leren onder andere op welke wijze zij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek kunnen interpreteren. Studenten maken in de bachelorfase ook kennis met de stand van zaken van het onderzoek op het terrein van de neerlandistiek. In het afsluitende bachelorwerkstuk tonen zij aan dat zij een probleemstelling kunnen formuleren, een onderzoeksplan kunnen opstellen en relevante literatuur kunnen gebruiken. Master In het masterprogramma wordt met name in de kernmodules aandacht besteed aan methodologische onderwerpen en actuele wetenschappelijke debatten en controverses. In de vrije modules 52
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
wordt voortgeborduurd op de op een bepaald terrein van onderzoek verworven kennis en worden specifieke onderzoeksvaardigheden verder ontwikkeld. Aan het eind van de master kan de afgestudeerde zelfstandig wetenschappelijk onderzoek verrichten. In de masterscriptie toont hij aan over voldoende vaardigheden te beschikken om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Oordeel: De commissie is verheugd over de relatief grote structurele aandacht voor de Vlaamse literatuur. Maar zij is van oordeel dat bij de Oudere Letterkunde de zeventiende-eeuwse literatuur te stiefmoederlijk behandeld wordt. Daarnaast betreurt de commissie het wegvallen van het college ‘Inleiding Neerlandistiek’ in het eerste jaar. Voor het overige is zij van mening dat de bachelor- en masterstudenten in voldoende mate in aanraking komen met de stand van wetenschap en de wetenschappelijke vakbeoefening en dat er in het programma voldoende aandacht wordt besteed aan het trainen van onderzoeksvaardigheden. De bachelorstudenten met wie de commissie heeft gesproken gaven te kennen op de hoogte te zijn van het onderzoek van de meeste docenten. Volgens de docenten doen studenten in het onderwijs onder andere ervaring op met experimenteel onderzoek. Filosofie is als apart onderdeel geprogrammeerd in het bachelorprogramma en bevat, voor zover de commissie bekend, geen wetenschapstheorie, maar vooral de geschiedenis van het denken. Voor jongerejaarsstudenten is de relatie met de vakinhoud niet altijd helder. Ouderejaars stellen de colleges met terugwerkende kracht wel op prijs. De commissie raadt de opleiding aan om meer aandacht te besteden aan de wetenschapstheoretische vorming van de studenten. Zij vindt het inzicht in de methodologie aan de magere kant blijkens de, verder vaak uitstekende, scripties. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Bachelor In het programma van het eerste bachelorjaar verwerven studenten een overzicht over de volle breedte van de neerlandistiek, zoals de opleiding in haar doelstellingen heeft beschreven. Tevens wordt in dit jaar de basis gelegd voor meer gespecialiseerde cursussen in het tweede en derde jaar op het terrein van de Moderne Letterkunde, de Historische en Moderne Taalkunde en Taalbeheersing. Alfa-informatiekunde is geïntegreerd in drie cursussen in het eerste en tweede bachelorjaar. Hierin leren studenten de noodzakelijke heuristische vaardigheden en ICT-vaardigheden. In de studiegids worden bij elk onderdeel de leerdoelen beschreven. Master De studenten worden in de master in de verschillende afstudeerrichtingen vertrouwd gemaakt met hedendaagse onderzoeksvragen op één of meer terreinen van de neerlandistiek. Tevens QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
53
verdiepen zij hun kennis en onderzoeksvaardigheden op het terrein van hun specialisatie. In de kernmodules is als expliciet leerdoel geformuleerd: het inzicht verkrijgen in de stand van het onderzoek op een bepaald terrein, dat door het verkrijgen van een overzicht over (een deel van) de vakgeschiedenis wordt gerealiseerd. In de studiegids zijn voor een aantal mastervakken leerdoelen geformuleerd, voor een aantal andere vakken niet. Oordeel: De commissie vindt dat de eindkwalificaties voldoende zijn geconcretiseerd in het bachelor- en het masterprogramma. Deze zijn ook adequaat vertaald in leerdoelen en worden vermeld in de studiegids. De commissie heeft opgemerkt dat de opleiding in de vertaling van haar eindkwalificaties in het onderwijs meer aandacht besteedt aan de taalcomponent dan aan de cultuurcomponent. Natuurlijk besteden historisch letterkundigen in principe altijd al veel aandacht aan culturele aspecten. Maar meer aandacht voor beeldende kunst, muziek, ballet en algemene cultuurtheorie zou de aantrekkingskracht van de opleiding kunnen groeien, veronderstelt de commissie. De commissie betreurt het dat de opleiding het doen van een stage niet krachtiger stimuleert. Vooral in de bacheloropleiding zou dat nuttig zijn voor diegenen die niet door willen gaan naar de masteropleiding. Ook verblijf in het buitenland zou naar het oordeel van de commissie wel een wat nadrukkelijker plaats in het programma mogen krijgen. Daarnaast vindt de commissie als gezegd het theoretisch gehalte van de studie te mager. Dat blijkt vooral uit de eindscripties, die door het ontbreken van theoretische reflectie vaak nogal impressionistisch zijn. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Bachelor De opleiding onderbouwt de samenhang van het bachelorprogramma met een overzicht van vakken die een student moet volgen. In het majorprogramma (120 ECTS) komt zoals al gezegd de neerlandistiek in brede zin aan de orde. Naast het majorprogramma zijn drie minoren van 20 ECTS geprogrammeerd. Minoren bieden studenten de mogelijkheid om hun kennis te verdiepen dan wel te verbreden. In een aantal minoren wordt samenwerkt met andere opleidingen. De opleiding geeft de student adviezen over welke minoren hij het beste kan kiezen met het oog op het volgen van een bepaalde richting in de master. Op deze wijze wordt samenhang in de studieloopbaan gewaarborgd. Master De master heeft vijf afstudeerrichtingen: de Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde en Taalbeheersing. Oudere en Moderne Letterkunde werken samen, evenals Historische en Moderne Taalkunde. De masteropleiding werkt ook samen met andere opleidingen uit de Letterenfaculteit. De masteropleiding bestaat uit een kernmodule van 10 ECTS, gevolgd door drie vrije modules (samen 20 of 30 ECTS), een literatuurstudie of stage (10 ECTS) en een scriptie (20 ECTS). In de kernmodule volgen alle studenten een algemeen methodologische college. Voor 54
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
de studenten Letterkunde is dit de kernmodule Methoden en controverses in de Nederlandse letterkunde. Voor de studenten Taalkunde is dit de kernmodule Taalkundig denken. Voor de vrije modules kunnen de studenten kiezen uit modules van Nederlandse taal en cultuur of uit een aanbod van mastercolleges uit de hele Letterenfaculteit. De literatuurstudie sluit bij voorkeur hierop inhoudelijk aan ter voorbereiding op de scriptie. Oordeel: De commissie heeft geconstateerd dat de samenhang van het bachelor- en masterprogramma gedeeltelijk afhangt van de keuze van minoren. De bachelorstudenten met wie de commissie heeft gesproken hadden behoefte aan meer informatie over en begeleiding bij de keuze daarvan. De commissie veronderstelt dat het aanloopproblemen betreft en gaat ervan uit dat de opleiding er op korte termijn voor zorgt dat deze begeleiding beter verloopt. Dit geldt ook voor de plaats van vakken als filosofie en ATW en ALW in het programma. Wat filosofie betreft: hier ontbreekt het aan wetenschapsfilosofie en de koppeling daarvan aan de eigen vakbeoefening. De samenhang van ALW met de rest van het programma is onvoldoende. ATW is wat dat betreft beter, maar wordt door de eerstejaars studenten die de commissie heeft gesproken inhoudelijk negatief gewaardeerd. De commissie betreurt het dat het vak ‘Inleiding in de Neerlandistiek’ in het eerste jaar is komen te vervallen. Juist hierin kon de samenhang van de verschillende vakonderdelen zo goed worden gedemonstreerd. Bachelor: Het oordeel over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel over dit facet is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
Bachelor De studielast van het bachelorprogramma is gelijkmatig verdeeld over de drie bachelorjaren. Door de deeltentamens en de dossiers geldt dit ook voor de toetsmomenten. Uit een studentenevaluatie over het propedeusejaar 2003-2004 blijkt dat studenten tevreden zijn over de spreiding van de collegeroosters en de tentamens (score 4.1 op een vijfpuntsschaal). Zij vinden dat zij hierdoor daadwerkelijk worden gestimuleerd om regelmatig te studeren. Master Ook in het masterprogramma is de studielast gelijkmatig over het jaar verdeeld. Studenten hebben de mogelijkheid om de vrije modules qua studielast aan te passen aan de kernmodules door te kiezen uit de variant van twee maal een module van 5 ECTS of eenmaal een module van 10 ECTS. Oordeel: De studielast van de bachelor- en de masterfase is volgens de commissie goed gespreid over de semesters en jaren. De docenten onderschrijven deze constatering. De bachelorstudenten ervaren de zwaarte van de studielast als wisselend, maar in het algemeen als goed te doen. De masterstudenten met wie de commissie heeft gesproken zijn van oordeel dat de zwaarte van het QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
55
bachelorprogramma voor een belangrijk deel afhangt van de eigen inspanning van de student. Ook met niet al te veel inspanning lukt het om je bachelordiploma te behalen. De commissie is tevreden over het feit dat de zwaarte van de studie met de overgang naar de beleidsrijke bachelor- en masteropleiding toegenomen is. Alfa-informatiekunde was volgens de bachelorstudenten een struikelblok in de studievoortgang. Inmiddels is het onderdeel tot genoegen van de commissie geïntegreerd in de vakken, waardoor de motivatie van de studenten voor het vak is toegenomen. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Bachelor Vanaf 1993 neemt het aantal studenten dat instroomt bij de opleiding Nederlandse taal en cultuur af. In 1992-1993 waren dat er 92. In 2001-2002 begonnen 36 studenten aan de opleiding Nederlandse taal en cultuur. Het totale aantal studenten dat staat ingeschreven bij de opleiding Nederlandse taal en cultuur loopt eveneens terug. In 1993-1994 stonden nog 230 studenten ingeschreven. In 2001-2002 waren dat er 215. De opleiding onderneemt verschillende activiteiten om studenten te werven. Haar voorlichtingsbeleid is gericht op het vergroten van kennis over het onderwijs bij de verschillende doelgroepen en op het verbeteren van de herkenbaarheid en de uitstraling van de opleiding. Zij organiseert voorlichtingsdagen, laatkiezersdagen, proefstuderen en meeloopdagen. Tevens verstrekt zij voorlichting via internetsites en schriftelijk studiemateriaal. Ook zet zij studenten in als ‘ambassadeurs’. De voorlichtingsactiviteiten worden verzorgd door de voorlichtingscommissie Nederlands en de studieadviseurs. De studieadviseurs van het tweede en derde jaar geven ook voorlichting aan zij-instromers. De opleiding onderscheidt verschillende groepen instromers. De eerste groep bestaat uit studenten met een VWO-diploma. Er worden geen eisen gesteld aan hun VWO-profiel. Een redelijke kennis en beheersing van het Engels zijn echter een vereiste. Kennis en beheersing van het Duits en Frans strekt tot aanbeveling. De tweede groep instromers zijn studenten met een HBO-propedeuse, een HBO-getuigschrift of doctoraalgetuigschrift. Indien zij deficiënties hebben, moeten zij deze tijdig wegwerken. De derde groep zijn studenten, die ouder zijn dan 21 jaar. Zij kunnen worden toegelaten op basis van een colloquium doctum, dat afhankelijk van de vooropleiding uit één of meer toetsen bestaat. Een verzoek tot deelname aan deze toetsen moet worden ingediend bij het College van Bestuur. Tot slot de zij-instromers, zij volgen een verkort programma. Uit de Instroomenquête 2003 blijkt dat de opleiding voor de eerstejaars studenten in bijna alle opzichten voldoet aan de verwachtingen. VWO-instromers en studenten die na hun VWO eerst iets anders deden, vinden dat de inhoud van de opleiding in vrij hoge mate beantwoordt aan hun verwachtingen. (respectievelijk score 3,6 en 4,0 op een vijfpuntsschaal). 56
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Master Ook in de master is een aantal groepen instromers te onderscheiden. De eerste groep zijn studenten met een bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur. Ook bachelors met bepaalde andere opleidingen van de Faculteit Letteren kunnen instromen in de master. Zij volgen speciaal hiervoor samengestelde minors. De opleiding verwacht dat in de toekomst ook bachelors van zusterinstellingen zullen worden toegelaten. Een andere groep die kan instromen in de master zijn studenten met een NLO of vergelijkbaar diploma (bijvoorbeeld MO-A Nederlands). Ook zij dienen eventuele deficiënties tijdig weg te werken. Studenten die geen universitair bachelordiploma hebben, volgen een schakelprogramma van 60 ECTS (inclusief het bachelorwerkstuk van 10 ECTS). Zij-instromers met andere relevante diploma’s volgen een aangepast programma. Controle op de diploma’s wordt uitgeoefend door de het Examenbureau van de universiteit. Tot 1 september 2007 kunnen zij-instromers nog afstuderen in de oude ongedeelde opleiding. Zij volgen een verkort programma. De opleiding streeft ook naar een goede instroom vanuit verschillende HBO-opleidingen. Hiervoor werkt zij samen met de HAN aan een regeling om de doorstroom van het HBO naar de universiteit te verbeteren en te bevorderen. De studieadviseur overlegt regelmatig met docenten van de sectie Nederlands van de HAN over de toelating van individuele studenten. Zij krijgen op basis van de intake een advies van de studieadviseur. Hun aantal ligt al enkele jaren rond de twintig. Het voorlichtingsbeleid van de masteropleiding is overeenkomstig het facultaire beleid net als dat van de bacheloropleiding gericht op het vergroten van kennis over het onderwijs bij de verschillende doelgroepen en op het verbeteren van de herkenbaarheid en de uitstraling van de opleiding. Ook in de masteropleiding wordt de voorlichting verzorgd door de voorlichtingscommissie Nederlands en de studieadviseurs. In de voorlichting aan zij-instromers besteedt de opleiding aandacht aan de verschillende afstudeerrichtingen en de eisen waaraan studenten per afstudeerrichting moeten voldoen. Ook werkt zij aan een goede aansluiting op de eerstegraads lerarenopleiding van het Instituut Leraar en School (ILS). De opleiding geeft ook voorlichting over stage- en beroepsmogelijkheden. Zij doet dit met medewerking van de faculteit, die een aantal malen per jaar oriëntatiebijeenkomsten over de arbeidsmarkt organiseert. Oordeel: De commissie is positief over de vele activiteiten die de bachelor- en de masteropleiding ondernemen om studenten te werven. Zij heeft waardering voor de samenwerking met de HAN om HBO-studenten voor de opleiding te interesseren. De commissie is van mening dat de aansluiting van de vooropleiding op de opleiding in het algemeen goed verloopt. De studenten blijken tevreden. Hun verwachtingen over de opleiding zijn in het algemeen gerealiseerd, zo blijkt ook uit de Instroomenquête 2003. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
57
Bachelor De bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur omvat 180 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een bachelorcurriculum. Master De masteropleiding Nederlandse taal en cultuur omvat 60 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een mastercurriculum. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor Het onderwijs van de bacheloropleiding is vormgegeven volgens het principe van het Studentactiverend Onderwijs (SAO), met daarin een centrale plaats voor ICT en het MultiMedia Studiecentrum (MMS). Studenten dienen conform de doelstellingen van de opleiding aan het einde te beschikken over een beginnende onderzoeksvaardigheid en over de wetenschappelijke habitus van kritische reflectie en analytisch denken en over het vermogen om probleemstellingen en resultaten van onderzoek helder te presenteren. In het eerste jaar worden naast hoorcolleges (204 uur) werkcolleges (212 uur) gegeven. Ook zelfstudie neemt in dit jaar een belangrijke plaats in (1.264 uur). In het tweede jaar is 134 uur in de major gereserveerd voor hoorcolleges en 140 uur voor werkcolleges. In de minoren is 23 uur geprogrammeerd voor hoorcolleges en 69 uur voor werkcolleges. In het tweede jaar zijn meer uren gereserveerd voor zelfstudie, namelijk 1.314 uur. In het derde jaar is het aantal uren voor de major: 28 uur voor de hoorcolleges en 40 uur voor de werkcolleges. Voor de minoren is in dit jaar 46 uur voor hoorcolleges en 138 uur voor werkcolleges gepland. Het aantal uren zelfstudie is 1.428 (inclusief het bachelorwerkstuk). Sinds de invoering van het SAO onderwijs in 2000-2001 neemt de combinatie van het hooren werkcollege een belangrijke plaats in binnen het onderwijs. De student oriënteert zich op een bepaald onderwerp of concentreert zich op het verwerven van een bepaalde vaardigheid. Daarna voert hij een aantal leertaken uit, gevolgd door werk- en/of een responsiecollege waarin de leertaken worden besproken. In de minoren wordt het onderwijs voornamelijk verzorgd in werkcolleges. De student krijgt een steeds grotere individuele verantwoordelijkheid om bepaalde opdrachten zelfstandig uit te voeren. In het bachelorwerkstuk dient de student aan te tonen dat hij in elementaire zin zelfstandig een onderzoek kan uitvoeren.
58
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Master Ook in de masteropleiding is het onderwijs vormgegeven volgens het SAO-principe, waarbij ICT en het facultaire MMS belangrijke hulpmiddelen zijn. Volgens de opleiding is een belangrijke doelstelling dat studenten beschikken over uitgebreide kennis en over onderzoeksvaardigheden op hun specialisatieterrein, zodat zij zelfstandig onderzoek kunnen doen. Door de meest voorkomende werkvorm: het werkcollege (112 uur) naast het hoorcollege (21 uur) wil de opleiding studenten in toenemende mate stimuleren om zelfstandig te werken, zodat zij in staat zijn om zelfstandig een scriptie te schrijven. Voor de scriptie is 560 uur geprogrammeerd. In de master staat voor zelfstudie 987 uur gepland (inclusief 280 uur voor een literatuurstudie of een stage). Oordeel: De commissie vindt dat de bachelor- en de masteropleiding er goed in slagen om SAO- onderwijs te realiseren. Het relatief grote aantal uren dat is gereserveerd voor werkcolleges draagt hier in belangrijke mate aan bij, evenals de vele werkstukken en papers die studenten moeten maken en het werken met dossiers. Door het schrijven van papers en werkstukken worden studenten volgens de commissie ook goed getraind in schrijfvaardigheid. Dossiers, die een combinatie zijn van opdrachten en tentamens, bieden docenten een uitstekende mogelijkheid om indien nodig studenten tijdig bij te sturen. De bachelorstudenten met wie de commissie heeft gesproken zijn van mening dat zij in het onderwijs goed geactiveerd en gemotiveerd worden. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Bachelor In de zelfstudie geeft de opleiding een overzicht van alle door haar gebruikte toetsen. Dit zijn: het schriftelijk tentamen, de zoekopdracht, de digitale opdracht, de presentatie, de interviewtechniekoefening, het mondelinge gesprek (over leeslijsten), de nota (ook wel dossieropdracht genoemd), het dossier (reeks van nota’s, dossieropdrachten al dan niet vergezeld van een persoonlijk getint essay, het essay), het werkstuk, het bachelorwerkstuk en het stageverslag. Toetsen worden afgenomen aan het einde van de periode, waarin de cursus is geprogrammeerd en aan het einde van de daarop volgende periode. Schriftelijke tentamens mogen eenmaal herkanst worden. Intercollegiale afstemming van de toetscriteria vindt door de kleinschaligheid van de opleiding op een informele wijze plaats. Docenten bespreken in het sectieoverleg welke toetscriteria voor welke werkvormen worden gebruikt. Ook wordt overleg gevoerd over de criteria voor het bachelorwerkstuk. Op afdelingsniveau wordt regelmatig besproken welke parameters bij nieuwe of veranderende onderwijsvormen gebruikt zullen worden. De Examencommissie speelt, indien nodig, een corrigerende rol bij de toetsing en beoordeling. Deze dienen te worden uitgevoerd conform de OER en de facultaire Regels en Richtlijnen Examencommissie (april 2002). In het geval van klachten van studenten of anderen over de behaalde resultaten of over de bekendmaking ervan heeft de Examencommissie een toetsende functie. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
59
Master Ook in de masterfase worden verschillende toetsvormen gehanteerd. De keuze ervan is afhankelijk van de aard van het onderdeel. De toetsvormen zijn: het schriftelijk tentamen, de presentatie, het mondelinge gesprek, het essay, het werkstuk, de rapportage over het onderwerp van de scriptie tijdens het masterexamen voor een breed publiek, het stageverslag en de scriptie zelf. Ook in de master worden beoordelingscriteria vanwege de kleinschaligheid informeel intercollegiaal getoetst. In de secties wordt besproken welke toetscriteria het meest voor de hand liggen. Over de scriptie wordt wel intercollegiaal overleg gevoerd. Tijdens het masterexamen vindt een informele toetsing plaats door de afstuderende gedurende vijf minuten zijn scriptie te laten presenteren. Ook in de masteropleiding ziet de Examencommissie toe op de toetsing en beoordeling, die ook hier conform de OER en de facultaire Regels en Richtlijnen Examencommissie (april 2002) moet worden uitgevoerd. De voorzitter en de studieadviseur oefenen controle uit op de diploma’s, zowel wat betreft de gerealiseerde studieopbouw als de behaalde studiepunten. In het geval studenten klachten hebben over de behaalde resultaten of over de bekendmaking hiervan kan de Examencommissie toetsend optreden. Oordeel: De commissie heeft waardering voor de verscheidenheid aan toetsvormen die de bachelor- en de masteropleiding gebruiken. Zij vindt de toetsen adequaat. Dit geldt ook voor het aantal toetsen dat wordt afgenomen. De commissie is ingenomen met de toetsing door middel van dossiervorming, ondanks het feit dat dit voor de docenten tamelijk arbeidsintensief is. Bij Moderne Letterkunde zou de toetsing wel wat kritischer kunnen zijn. Studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de toetsen, zowel wat betreft de inhoud als het niveau ervan. De commissie heeft ook geconstateerd dat de Examencommissie goed toeziet op de kwaliteit van de toetsen en de toetsprocedures. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: voldoende. 1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Bachelor/Master Het meeste onderwijs van de opleiding Nederlandse taal en cultuur wordt verzorgd door docenten van de eigen afdeling. De onderdelen Inleiding taalwetenschap en Wetenschapsfilosofie worden verzorgd door docenten van andere afdelingen van de faculteit. Ten behoeve van het onderdeel Inleiding in de literatuurwetenschap wordt nauw samengewerkt met de afdeling 60
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
ACW. Het onderwijs wordt uitsluitend verzorgd door docenten die zijn verbonden aan een onderzoekinstituut van de faculteit (CLS en HLCS). Alle onderzoeksprogramma’s van deze beide instituten zijn geïntegreerd in landelijke onderzoeksscholen. In een bijlage bij de zelfstudie is een lijst met publicaties van de docenten opgenomen. Van de wetenschappelijke staf (hoogleraar, UHD, UD) is iedereen gepromoveerd. Van het overig WP (vier personen) is de helft gepromoveerd. De afdeling Nederlandse taal en cultuur besteedt speciale aandacht aan contacten met het buitenland en buitenlandse studenten. De coördinator buitenland speelt hierin een centrale rol en onderhoudt contacten met studenten uit het buitenland. In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de internationale docentenmobiliteit in de periode 1999 tot 2003. Hierin wordt beschreven bij welke buitenlandse universiteiten de docenten in deze periode structureel betrokken waren. Een aantal docenten onderhoudt via de Socrates-projecten contacten met universiteiten in het buitenland. Oordeel: De commissie stelt vast dat de bachelor- en de masterdocenten van Nederlandse taal en cultuur aantoonbaar betrokken zijn bij erkend wetenschappelijk onderzoek. De vaste stafleden zijn allemaal gepromoveerd en volgens de commissie specialisten in hun vakgebied. Zij zijn betrokken bij facultaire onderzoeksinstituten, die participeren in een landelijke onderzoeksschool. Ook is een aantal docenten verbonden aan een buitenlandse universiteit. Voor de studenten zijn de docenten volgens de commissie goede wetenschappelijke en professionele rolmodellen. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor en master De afdeling Nederlandse taal en cultuur beschikte per 1 december 2003 over 6,83 fte aan onderwijscapaciteit, in totaal zeventien personen. Zij heeft vier hoogleraren (1,83 fte), twee UHD’s (0,5 fte), zeven UD’s (3,5 fte) en vier overig WP-functionarissen (1,0 fte). De weergegeven fte’s zijn de bruto onderwijsformatie. Hierin zijn ook de onderwijsondersteunende taken opgenomen, zoals de studieadvisering, studiecoördinatie, het voorzitterschap van de afdeling, onderwijskwaliteitszorg, onderwijsoverleg en voorlichting. Deze taken nemen ongeveer 20% van de bruto onderwijsformatie in beslag. De opleiding is van oordeel dat gelet op de breedheid van haar onderwijsprogramma het aantal fte’s aan de krappe kant is. Taalbeheersing heeft in de loop van 2004 een leerstoel Taalbeheersing gekregen. Oordeel De commissie is van oordeel dat de afdeling Nederlandse taal en cultuur over voldoende fte’s aan stafleden beschikt om goed onderwijs te verzorgen. De commissie heeft ten aanzien van het QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
61
totaal aan fte’s de indruk dat er relatief veel docenten taalkunde deel uitmaken van de staf in verhouding tot het aandeel taalkundeonderdelen in het onderwijsaanbod. De commissie is zeer positief over het feit dat op masterniveau studenten met een specifieke belangstelling, waarvoor de eigen deskundigheid ontbreekt, verwezen worden naar collega’s aan andere universiteiten. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Bachelor/Master De professionalisering van docenten is een belangrijk speerpunt in het facultaire beleid. Door de onderwijsvernieuwingen, die in de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, zoals het SAO-onderwijs, ICT en de bachelor-masterstructuur worden steeds nieuwe eisen aan docenten gesteld. De faculteit biedt de opleiding ten behoeve van de professionalisering van docenten op verschillende manieren ondersteuning, bijvoorbeeld door opleidingsdagen in de vorm van werkconferenties. Tijdens deze dagen kunnen docenten van gedachten wisselen over onderwijsinhoudelijke en onderwijskundige zaken. De bijeenkomsten worden ondersteund door externe deskundigen. Ook worden op facultair niveau bijeenkomsten georganiseerd over bijvoorbeeld Studentactiverend Onderwijs en ICT, onder andere over Blackboard. De eisen die aan docenten worden gesteld worden getoetst in onderwijsevaluaties, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. Tijdens de gesprekken wordt nagegaan of een docent eventueel vakinhoudelijk of didactisch bijgeschoold moet worden. Nieuw aangestelde hoogleraren en stafleden hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan cursussen, die hun onderwijs- en managementbekwaamheden versterken. De studenten zijn volgens de opleiding tevreden over de kwaliteit van de docenten, zo blijkt uit de jaarlijkse keuzegids, de persenquête en uit IOWO-enquêtes. Oordeel: De commissie is tevreden over de kwaliteit van de stafleden van de afdeling Nederlandse taal en cultuur. Zij vindt het uitstekend dat er op facultair niveau ondersteuning aan docenten wordt geboden om zich bij te scholen op het terrein van het SAO-onderwijs en ICT. Ook de functionerings- en de beoordelingsgesprekken die elk jaar worden gevoerd, dragen bij aan het goed functioneren van de docenten. De hoogleraar voert deze gesprekken met de decaan en de docenten met de hoogleraar. De studenten zijn tevreden over de kwaliteit van hun docenten, zo blijkt uit enquêtes en uit het gesprek dat de commissie met hen heeft gevoerd. De stafleden hebben de commissie doen weten dat de reële onderzoekstijd veel minder is dan de officiële 30%. De commissie betreurt dit. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Inzet van personeel luidt: voldoende.
62
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De beschrijving van de voorzieningen van de opleiding is te vinden in het facultaire deel. Uit Studenttevredenheidsonderzoek uit 2002-2003 (KUN, IOWO) blijkt dat de studenten Nederlands zeer tevreden zijn over de materiële voorzieningen. De beschikbaarheid van het aantal computers zou verbeterd kunnen worden. Recentelijk is het aantal ruimten met computers uitgebreid. De roostering van ruimten van voldoende grootte geeft soms problemen. Ook zijn de readers niet altijd op tijd klaar. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Bachelor/Master De afdeling Nederlandse taal en cultuur hecht veel belang aan een goede studiebegeleiding. Er zijn twee studieadviseurs. Eén voor het eerste bachelorjaar en één voor de overige jaren van de bachelor- en de masteropleiding. De studiebegeleider voor de propedeuse is aangesteld om studenten in deze fase extra begeleiding te kunnen bieden. Studenten worden in november en januari uitgenodigd voor een gesprek over hun studiekeuze en het verloop van de studie. In januari geeft de studieadviseur een advies over het wel of niet doorgaan met de studie en in juli krijgen studenten een (niet bindend) advies van de Propedeuse Adviescommissie. Alle studenten worden uitgenodigd om het advies met de studieadviseur te bespreken. Ook kan de student een beroep doen op de studieadviseur voor informatie over studiezaken of adviezen bij problemen tijdens zijn studie. In het propedeusejaar wordt ook gewerkt met tutoren. Elke eerstejaars student krijgt aan het begin van het jaar een tutor toegewezen. De tutor heeft de taak om hulp te bieden, indien de student problemen heeft met de overgang van het VWO naar de universiteit. Tevens maakt de tutor studenten wegwijs binnen de opleiding, de faculteit en de universiteit en helpt bij alledaagse studieproblemen. De tutor heeft ook een verwijzende functie. Indien nodig verwijst hij de student naar de studieadviseur. De eerste twee jaren hebben ook een jaarraad, waarin zaken die de problemen van de individuele student overstijgen, worden besproken. De jaarraden komen eenmaal in de maand bij elkaar. De studieadviseurs en de tutoren proberen in direct overleg met de betrokken docent om door de jaarraad gesignaleerde problemen op te lossen. Vanaf het tweede jaar wordt de begeleiding minder intensief en wordt van studenten verwacht dat zij zelf het initiatief nemen om voor advies of begeleiding naar de studieadviseur te gaan. De studievoortgang van studenten wordt geregistreerd in ISIS. Studenten kunnen informatie over hun studievoortgang inwinnen via KISS of op aanvraag bij de secretaresse van de opleiding. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
63
Naast de studieadviseurs van de opleiding kunnen studenten in het geval zij problemen hebben die de opleiding overstijgen een beroep doen op de facultaire studieadviseur. Deze adviseur verzorgt ook cursussen arbeidsmarktoriëntatie. Ook kan de student indien hij daar behoefte aan heeft met deze studieadviseur zijn loopbaan of zijn keuze van minoren bespreken. Hij kan doorverwijzen naar de studie- en beroepskeuzeadviseur van de Dienst Studentenzaken. Oordeel: De commissie vindt de studiebegeleiding van de afdeling goed georganiseerd. Zij waardeert de extra aandacht die de opleiding in het propedeusejaar aan begeleiding van studenten besteedt door de ‘extra’ studieadviseur voor dit jaar. De studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de begeleiding. Zij hadden echter wel wat meer begeleiding bij de keuze van minoren en de doorstroom naar de master gewild. Ook de oriëntatie op de arbeidsmarkt had beter gekund. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De kwaliteitszorg van de afdeling Nederlandse taal en cultuur omvat een aantal activiteiten. Ten eerste: de periodieke evaluatie van alle cursussen en onderwijsprogramma’s. Deze evaluaties worden in de propedeuse elk jaar uitgevoerd met behulp van een monitor. Lage scores (lager dan 3 op een vijfpuntsschaal) zijn voor de opleiding meestal aanleiding om nader onderzoek te doen. Het propedeuseonderwijs wordt jaarlijks geëvalueerd. De resultaten van de evaluaties worden besproken in het managementteam. De opleiding maakt elk jaar een opleidingsjaarverslag waarin de voortgang, eventuele problemen en mogelijke oplossingen worden beschreven. Tweemaal per jaar bespreken de afdeling, de opleiding en het faculteitsbestuur de voortgang van en de knelpunten in het onderwijs. Het opleidingsjaarverslag vormt de basis voor het gesprek. Naast de jaarlijkse (facultaire) evaluatie van het propedeuseonderwijs heeft de Opleidingscommissie van de afdeling de taak om systematisch en cyclisch alle onderdelen eens in de vier jaar te evalueren. De huidige cyclus is gestart in 1998-1999. In dat jaar zijn de cursussen van het derde en het vierde jaar geëvalueerd, in het jaar daarna de cursussen van het tweede jaar en in het derde jaar de cursussen van de propedeuse. Vanaf de invoering van het SAO-onderwijs in 2000-2001 worden de verschillende cursusjaren op advies van de Opleidingscommissie geëvalueerd, mede met het oog op de invoering van het bachelor-masterstelsel.
64
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Naast de cursusevaluaties wordt de opleiding in zijn geheel geëvalueerd met behulp van de exitenquête. In 2003 is een totaalenquête over de opleiding uitgezet. Hierin werd studenten gevraagd naar hun ervaringen en hun oordeel over alle vakken die zij hadden gevolgd. De resultaten hiervan zijn in de Opleidingscommissie besproken. De commissie heeft het voornemen om in de toekomst een enquête bij studenten af te nemen over het bachelorwerkstuk. Oordeel: De commissie vindt dat de afdeling in navolging van het facultaire beleid een uitgebreid en goed evaluatiesysteem hanteert. Zij neemt deel aan de facultaire propedeuse-evaluaties, die elk jaar worden afgenomen. Daarnaast organiseert de Opleidingscommissie periodiek evaluaties per cursusjaar. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Bachelor/Master De Opleidingscommissie Nederlandse taal en cultuur speelt een centrale rol bij de organisatie, de verwerking en analyse van de evaluatieresultaten. De bespreking van de evaluatieresultaten wordt voorbereid door een subcommissie van de Opleidingscommissie. Deze commissie bestaat meestal uit een docent en een student. Ook onderhoudt de Opleidingscommissie contact met de jaarraden van studenten uit het eerste en tweede jaar. Zij onderneemt indien nodig naar aanleiding van hetgeen zij hier of elders hoort actie, bijvoorbeeld door speciale evaluaties uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is de bespreking van de resultaten van de evaluaties van het IOWO. De bacheloropleiding noemt in de zelfstudie een aantal voorbeelden van genomen verbetermaatregelen. Hier worden enkele ervan beschreven. De voor studenten verplichte cursus Alfainformatiekunde zal geleidelijk meer geïntegreerd worden in de andere onderdelen. De verplichte cursus Filosofie biedt studenten thans de mogelijkheid om er een eigen invulling aan te geven. Studenten kunnen nu kiezen voor een specifiek filosofische of een meer algemeen cultuur-filosofische cursus ter invulling van het onderdeel. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de resultaten van de evaluaties daadwerkelijk tot verbeteringen van het programma leiden. De Opleidingscommissie speelt hierbij tot genoegen van de commissie een belangrijke rol. Studenten uit de Opleidingscommissie zijn tevreden over de aanpassingen die naar aanleiding van de evaluatieresultaten zijn genomen. Ook de studenten die geen lid zijn van de Opleidingscommissie bevestigden dit in een gesprek met de commissie. De opleiding maakt gebruik van het op facultair niveau geformuleerde streefdoel van een minimale score van 3 op een vijfpuntsschaal. Indien de score lager is dan 3 wordt actie ondernomen. Voor de studielast geldt een streefdoel van tussen de 2,5 en 3,5 (op een vijfpuntsschaal). Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
65
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Bachelor/Master De docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door de docentenvergaderingen die enkele malen per jaar worden gehouden, door deelname aan de sectievergaderingen en door participatie in de Opleidingscommissie. Daarnaast zijn zij via de evaluaties van het programma en de cursussen en deelname aan de tweede- en derdejaars jaarraden betrokken bij de kwaliteitszorg. Studenten nemen deel aan de kwaliteitszorg door participatie in de Opleidingscommissie, de eerste- en tweedejaars jaarraden en door het invullen van enquêtes. De opleiding onderhoudt contacten met haar alumni via activiteiten die worden georganiseerd door de reünistenkring Nederlands. Het voorzitterschap van deze organisatie is thans in handen van een medewerker van de afdeling Nederlandse taal en cultuur. Oordeel De commissie constateert dat de docenten en studenten in voldoende mate betrokken zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding door deelname aan verschillende overlegvormen en enquêtes. Op het centrale niveau van de universiteit zijn er contacten met alumni via de Alumnimonitor. Deze wordt jaarlijks afgenomen onder diegenen die één of twee jaar zijn afgestudeerd. De Alumnimonitor maakt deel uit van de landelijke WO-monitor, waarin informatie wordt verzameld over de arbeidmarktpositie van WO-alumni. Via de reünistenkring Nederlands heeft de opleiding informele contacten met haar alumni. Contacten met het afnemende beroepenveld zijn er, voor zover de commissie weet, niet. Wel heeft de opleiding contacten met het beroepenveld in het kader van haar voorlichtingsactiviteiten. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: voldoende. 1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Bachelor/Master Uit cijfers van de KUN alumnimonitor 2002 (mei 2003) blijkt dat 69% van de neerlandici voor het afstuderen al een baan heeft. Na het afstuderen heeft 6% nog geen baan en is werkzoekend. Van diegenen die een baan vonden heeft 54% een baan op WO-niveau en 66% heeft een baan gevonden in of verwant aan het eigen domein. 52% van de afgestudeerde neerlandici heeft een baan in het onderwijs. De opleiding beschikt wat betreft de beroepskwalificaties niet over specifieke gegevens over de eigen opleiding, maar alleen over facultaire gegevens. Zij veronderstelt dat deze redelijk 66
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
representatief zijn voor haar eigen afgestudeerden. Uit de enquêteresultaten blijkt dat afgestudeerden de kwalificaties zelfstandigheid, communicatieve vaardigheden en nauwkeurigheid goed beheersen. Echter ongeveer een kwart tot een derde van de studenten heeft zich deze kwalificaties buiten het onderwijs eigen gemaakt. De opleiding vindt het een punt van zorg dat bijna tweederde van de afgestudeerden (64%) de moeilijkheidsgraad van de opleiding niet hoog genoeg vindt. Uit de cursusevaluaties blijkt volgens de opleiding echter dat studenten de moeilijkheidsgaard als goed beoordelen en enkele cursussen te moeilijk hebben gevonden. De opleiding spreekt zich in haar zelfstudie niet uit over het niveau van de bachelorwerkstukken en de masterscripties. Oordeel: De commissie heeft de bachelorwerkstukken bekeken en een aantal ervan nader bestudeerd. Zij beoordeelt het niveau van de scripties in het algemeen als voldoende. Zij heeft er weinig op aan te merken en beoordeelt de scripties met een zelfde cijfer als de opleiding. De master- en doctoraalscripties vindt de commissie wisselend van niveau en kwaliteit. In enkele gevallen geeft zij een hoger cijfer dan de begeleidende docent. De commissie vindt de letterkundige scripties, die zij in het algemeen wel als goed beoordeelt, wat betreft het theoretische niveau wat aan de magere kant. Enkele scripties vindt zij nogal impressionistisch van aard. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Bachelor/Master Volgens de KUO-cijfers in de zelfstudie is het aantal studenten dat instroomt bij Nederlandse taal en cultuur vanaf 1992-1993 gedaald. In dit jaar stroomden nog 70 studenten in, terwijl dit er in 2001-2002 nog 36 waren. Deze daling kan volgens de opleiding onder andere worden verklaard uit de inrichting van een eigen propedeuse bij Bedrijfscommunicatie in 1993. Na twee jaar hadden de cohorten 1998-1999 en 1999-2000 een propedeuserendement van respectievelijk 51% en 47%. Van cohort 2001-2002 was dit volgens de KUO-cijfers 26%, volgens cijfers van de faculteit 66%. Na drie jaar was het rendement van deze cohorten met enkele procenten gestegen. De zelfstudie geeft ook KUO-cijfers over de postpropedeuse. Vanaf 1993 is er sprake van een stijging van het postpropedeuse rendement als gevolg van de eigen propedeuse van Bedrijfscommunicatie. Het rendement van de cohorten 1995-1996 en 1997-1998 varieert na vijf jaar tussen de 28% en de 39%. Na zeven jaar is het rendement van cohort 1995-1996 56% . De twee voorafgaande cohorten hebben na zeven jaar eveneens rendementen van in de 50%.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
67
De opleiding verklaart een daling van de rendementen vanaf cohort 1998 uit het hoge tempo, waarin de opleiding vernieuwingen heeft doorgevoerd en de weerslag die dat heeft gehad op de studievoortgang van de studenten. De opleiding streeft naar het verhogen van haar rendement door extra aandacht te besteden aan de studeerbaarheid van haar programma’s en aan individuele studenten. Hierbij spelen de tutoren een belangrijke rol. Ook verwacht de opleiding dat de in het SAO-onderwijs gehanteerde werkvormen een positief effect zullen hebben op de studievoortgang en de rendementen. De opleiding werkt met de door de faculteit opgestelde streefrendementen: 65% na twee jaar voor de propedeuse en een postpropeuserendement van 75% na zes jaar. Voor het masterrendement gebruikt de opleiding de facultaire norm van 85% na twee jaar. Zoals uit de hierboven beschreven cijfers blijkt, voldoet de opleiding (nog) niet aan de facultaire streefcijfers. Oordeel: De commissie is verheugd dat de opleiding extra aandacht besteedt aan haar rendementen en maatregelen neemt om deze te verbeteren. De huidige rendementen van zowel de propedeuseals de postpropedeuse voldoen nog niet aan de door de faculteit voor de bachelor en master opgestelde streefcijfers. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: voldoende.
68
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
69
Masteropleiding Nederlandse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Eindoordeel Op grond van bovenstaande tabel en de inhoudelijke onderbouwing daarvan waaruit blijkt dat de opleidingen op alle zes de onderwerpen een voldoende scoren, is de conclusie dat het eindoordeel over de beide opleidingen voldoende is. Ze voldoen op alle facetten aan de basiskwaliteit.
70
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
2.
Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Duitse taal en cultuur
Administratieve gegevens: Bacheloropleiding Duitse taal en cultuur: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Duitse taal en cultuur 56805 WO Bachelor 180 ECTS Bachelor Voltijd Nijmegen 31december 2007
Masteropleiding Duitse taal en cultuur: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie: 2.0.
Duitse taal en cultuur 66805 WO Master 60 ECTS Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Structuur en organisatie van de faculteit
Zie het facultaire rapport. 2.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Met ingang van het studiejaar 2000-2001 is de bestaande doctoraalopleiding Duitse taal en cultuur ingericht volgens het bachelor-mastermodel. Het betrof een administratieve omzetting van het examendoel van de opleiding. Het vernieuwde curriculum van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur, intern als ‘beleidsrijk’ aangeduid, is in 2003-2004 van start gegaan en in 2005-2006 ‘ingegroeid’. De vernieuwde master Duitse taal en cultuur start in 2006-2007. De einddatum van de afbouw van de ongedeelde opleiding is 1 september 2007. Uiterlijk per 1 september 2006 zullen de opleidingen Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies voor wat betreft de postpropedeutische fase in de bachelor worden samengevoegd tot één opleiding.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
71
In de zelfstudies ligt het accent op de ‘nieuwe’ opleidingen, die echter nog in ontwikkeling zijn. Hierdoor hebben de zelfstudies een sterk prospectief karakter. Dit geldt met name voor de masteropleiding Duitse taal en cultuur, die in 2006- 2007 van start gaat. In de zelfstudies wordt ook nog gerefereerd aan het ‘oude’ propedeuse- en doctoraalprogramma. Oordeel: De invoering van de bachelor-masterstructuur in twee fasen, waarvan de tweede ten tijde van de visitatie nog niet was afgerond, heeft voor onrust en onzekerheid, en in een enkel geval ook tot studievertraging, geleid. 2.2.
Het beoordelingskader
2.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
In de visie van de opleiding op haar wetenschapsdomein speelt de nabijheid van Duitsland een belangrijke rol. Oriëntatie op de regio, de Euregio en een grensoverschrijdende samenwerking worden als essentiële onderdelen van de opleidingsvisie beschouwd. In dit kader heeft de opleiding een aantal samenwerkingsverbanden. De belangrijkste zijn die met de Universität Münster en Duisburg-Essen. De opleiding wil expliciet inspelen op de behoefte aan specifieke expertise op het terrein van de Nederlands-Duitse relaties en de rol van Duitsland en andere Duitstalige landen in Europa. Ook wil zij bijdragen aan het opheffen van het tekort aan leraren Duits in het voortgezet onderwijs. Bachelor In de bachelorfase krijgt de student oog voor de specifieke eigenheden van contrastieve aard in de confrontatie van twee nauw verwante talen en culturen als de Duitse en de Nederlandse. Tevens dient hij naast het kunnen toepassen van kennis en vaardigheden, deze ook te kunnen uitbouwen en een plaats te kunnen geven in de Nederlands-Duitse interculturele communicatie. In een bijlage van de zelfstudie geeft de opleiding een overzicht van haar specifieke doelstellingen en eindtermen van de bacheloropleiding. Bij de bacheloropleiding wordt een onderscheid gemaakt in doelstellingen en eindtermen van de propedeuse en van de postpropedeuse. Hieronder zijn de doelstellingen en de eindtermen integraal uit de zelfstudie overgenomen (Zelfevaluatie bacheloropleiding Duitse taal en cultuur, Bijlage B, 2004). Doelstellingen van de propedeuse Gedurende het propedeutische jaar legt de student de basis voor een goede beheersing van de Duitse taal in woord en geschrift en verwerft hij elementaire kennis met betrekking tot de literatuur, de cultuur, de taalkunde, het politieke en maatschappelijke bestel en de geschiedenis van Duitsland en de overige Duitstalige gebieden, alsmede adequate vaardigheden om haar toe te passen. Daarnaast verwerft hij elementaire vaardigheden op het gebied van de communicatie en de informatieverwerking. De nadruk ligt bij de curriculumonderdelen sterk op de twintigste eeuw. 72
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De propedeuse beoogt de student een representatief beeld te geven van de inhoud van het gehele onderwijsaanbod binnen de opleiding, opdat hij een verantwoorde keuze kan maken met betrekking tot voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding en in staat is tot een afgewogen oordeel over zijn affiniteit met en zijn geschiktheid voor de studie Duitse taal en cultuur in het bijzonder en voor de academische studie in het algemeen. Ten slotte moet de propedeuse een zodanig beeld van de student geven dat de opleiding aan het eind ervan op verantwoorde wijze een gericht individueel studieadvies kan geven. Eindtermen van de propedeuse De student dient aan het einde van de propedeuse: 1. te beschikken over een productieve en receptieve beheersing van het Duits in woord en geschrift op het niveau van de independent user volgens de CEFR-normen, en wel productief op niveau B1 en receptief op niveau B2, zodat ze een verantwoorde basis vormt voor de uitbouw ervan tot het uiteindelijk nagestreefde eindniveau van de bachelor- dan wel de masteropleiding; 2. zich de basiskennis en een globaal overzicht eigen te hebben gemaakt van de belangrijkste culturele en maatschappelijke aspecten van de Duitstalige gebieden, met name vanaf het begin van de twintigste eeuw tot heden en basiskennis en vaardigheden te hebben verworven op het gebied van letterkunde, cultuurkunde, taalkunde en Duitslandkunde; 3. getraind te zijn in elementaire technieken en vaardigheden op het terrein van communicatie en informatieverwerking (ICT); 4. op basis van de verworven kennis en vaardigheden een verantwoorde keuze met betrekking tot één der beide studierichtingen binnen de opleiding dan wel voor een andere studierichting of opleiding te kunnen maken en zichzelf te kunnen beoordelen met betrekking tot de geschiktheid voor de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Doelstellingen van de postpropedeuse Gedurende de postpropedeutische fase van de bachelor vergroot de student zijn kennis en vaardigheden door verbreding en verdieping tot de volle breedte van de voor de germanistiek relevante gebieden (taalvaardigheid, taalkunde, letterkunde, cultuurkunde). Voor de historisch georiënteerde onderdelen impliceert dit dat de aandacht vanaf het tweede bachelorjaar wordt gericht op de tijd voorafgaande aan de twintigste eeuw. De nadruk ligt binnen de bachelor op verbreding over het geheel der deelgebieden van het vak enerzijds en een bescheiden vorm van verdieping op een der deelgebieden door minorkeuze en het onderwerp van het afsluitende bachelorwerkstuk anderzijds. Daarnaast heeft de student kennisgemaakt met ten minste één andere discipline. Uiteindelijk moet de student op basis van de verworven kennis, vaardigheden en attitudes in staat zijn om binnen diverse sectoren van de maatschappij zelfstandig te gaan functioneren, problemen op zijn vakgebied te analyseren en daarover adequaat mondeling en schriftelijk te rapporteren. Tijdens de bachelorfase kwalificeert de student zich bovendien voor toelating tot de masterfase Duitse taal en cultuur of andere in aanmerking komende masteropleidingen. Eindtermen van de postpropedeuse De student dient aan het einde van de bachelorfase:
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
73
1. te beschikken over een goede productieve en receptieve beheersing van het Duits in woord en geschrift op het niveau van independent c.q. proficient user volgens de CEFR-normen, en wel productief op niveau B2 en receptief op niveau C1; 2. een globaal overzicht te bezitten over de gehele ontwikkeling van de Duitse letterkunde van de vroege Middeleeuwen tot heden, onderbouwd door de lectuur van een representatieve selectie van de belangrijkste werken uit de onderscheiden perioden van de Duitse literatuurgeschiedenis; 3. inzicht te hebben in de beginselen en methoden alsmede de ontwikkeling van de taalkunde en de literatuurwetenschap; 4. te beschikken over de vaardigheden en technieken van taalkundig en literatuurwetenschappelijk werken, en daarmee de basisvaardigheid te bezitten om zelfstandig kennis te verwerven en onderzoek te verrichten op deze gebieden en dergelijk onderzoek ook adequaat te beoordelen; 5. te beschikken over basiskennis van de cultuur en het politiek en maatschappelijk bestel van Duitsland en de overige Duitstalige gebieden in heden en verleden; 6. te beschikken over de vaardigheid om de verworven kennis op de onderscheiden gebieden van het vak adequaat toe te passen en te actualiseren; 7. te beschikken over elementaire kennis en vaardigheden op het gebied van de communicatie, de informatieverwerking (ICT), de taalwetenschap, de literatuurwetenschap en de wijsbegeerte; 8. in het kader van de minorruimte inzicht, kennis en vaardigheden te hebben verworven op een ander vakgebied dat aan de universiteit wordt beoefend, dan wel zich in zekere mate verder te hebben verdiept op een deelgebied van de opleiding, bij voorkeur aangevuld met een verblijf aan een instelling voor hoger onderwijs in een van de Duitstalige landen voor de duur van een semester; 9. over een dusdanige kennis en werkhouding alsmede over dusdanige vaardigheden te beschikken, dat hij in staat is binnen diverse sectoren van de maatschappij zelfstandig als deskundige op het gebied van de Duitse taal en cultuur te functioneren, problemen op het terrein van zijn vakgebied te analyseren en daarover te rapporteren; 10. te beschikken over de basismethoden, basisvaardigheden en wetenschappelijke kennis die hem kwalificeren voor toelating tot de masteropleiding Duitse taal en cultuur of andere in aanmerking komende masteropleidingen. Master In het Sectorplan ‘Levende Letteren’ (juni 2004) is voor elke masteropleiding Duitse taal en cultuur een aantal zwaartepunten vastgesteld. De masteropleiding aan de RU kent twee specifieke varianten, namelijk de Letter- en Cultuurkunde en de Taalkunde. Beide varianten zijn gericht op verdieping. Evenals in de bachelorfase dient de student in de masterfase oog te krijgen voor de specifieke eigenheden van contrastieve aard in de confrontatie van twee nauw verwante talen en culturen als de Duitse en de Nederlandse. Tevens dient hij ook in de masterfase de vaardigheid te verwerven om zijn kennis en vaardigheden te kunnen toepassen, deze te kunnen uitbouwen en een plaats te kunnen geven in de Nederlands-Duitse interculturele communicatie. In een bijlage van de zelfstudie geeft de opleiding een overzicht van haar specifieke doelstellingen en eindtermen van de masteropleiding. Hieronder zijn de doelstellingen en de eindtermen integraal uit de zelfstudie overgenomen (Zelfevaluatie masteropleiding Duitse taal en cultuur, Bijlage B, 2004).
74
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Doelstellingen van de masteropleiding Gedurende de masteropleiding Duitse taal en cultuur specialiseert de student zich door zijn kennis en vaardigheden op één van de twee deelgebieden van het vak te verdiepen: de Letter- en Cultuurkunde of de Taalkunde. De specialisatie blijkt minimaal uit de keuze van de te volgen verplichte werkcolleges en de scriptie. Op het vlak van de taalvaardigheid bereikt de student in de masteropleiding het near native-niveau in woord en geschrift. Uiteindelijk dient de student een dusdanig geheel aan kennis te hebben verworven en zich dusdanige vaardigheden en werkhoudingen te hebben eigengemaakt dat hij in staat is om binnen diverse sectoren van de maatschappij zelfstandig op academisch werk- en denkniveau te functioneren, met name daar waar sprake is van raakpunten met de Duitse taal, de literatuur of de cultuur van Duitstalige gebieden. Eindtermen van de masteropleiding 1. De student beschikt aan het einde van de masteropleiding over een uitstekende actieve en passieve beheersing van het Duits, zowel mondeling als schriftelijk, op near native-niveau. 2. De student bezit specialistische kennis op een van de deelgebieden van het vak Duitse taal en cultuur, zulks blijkend uit het gekozen vakkenpakket en de eindscriptie. 3. De student beschikt over de vaardigheden, methoden en technieken om op het betreffende (deel)gebied zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. 4. De student beschikt over het vermogen om zijn kennis, vaardigheden, methoden en technieken met betrekking tot het betreffende (deel)gebied zelfstandig te vergroten en te actualiseren. 5. De student beschikt over dusdanige kennis en heeft zich een dusdanige werkhouding en dusdanige vaardigheden eigen gemaakt, dat hij binnen diverse sectoren van de maatschappij op academisch werk- en denkniveau kan functioneren dan wel onderzoek kan verrichten ter voorbereiding van een academisch proefschrift. Oordeel: Het belangrijkste doel van de bachelor- en de masteropleiding Duitse taal en cultuur is om de interculturele communicatie in ruime zin tussen Duitsland en Nederland te bevorderen. Het cultuurconcept vormt de basis van de opleiding. De commissie is verheugd over de nauwe samenwerking met de universiteiten van Münster en Duisburg-Essen en over de nadruk op de euregionale aspecten. Het cultuurconcept zou volgens de commissie echter meer geëxpliciteerd en ook krachtiger in de opleiding geconcretiseerd kunnen worden. Het aandeel van de nietliteraire cultuur (film, beeldende kunst en dergelijke) is, naar het oordeel van de commissie, te gering en te weinig theoretisch onderbouwd. Nu blijft het aandeel hiervan te zeer beperkt tot de inhoud van de colleges Landeskunde. De commissie vindt dat de opleiding er goed in slaagt om vanuit haar algemene doel zowel haar algemene als meer specifieke doelstellingen en eindtermen te formuleren. Deze voldoen volgens de commissie ruim aan de (internationale) academische en professionele maatstaven. De opleiding is zich volgens de commissie ook goed bewust van de eisen die in de beroepspraktijk worden gesteld aan de eindtermen. De commissie betreurt het, dat de specialisatie vertalen om financiële redenen is geschrapt. Juist op dat gebied zijn er immers beroepsmogelijkheden. De opleiding in Utrecht biedt op dit terrein geen soelaas, omdat de opleiding daar speciaal op literair vertalen is gericht. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
75
Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Bachelor De opleiding heeft haar eindtermen afgeleid van de vijf Dublin-descriptoren. Kort samengevat: de student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in de Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies. Hij heeft een goede productieve en receptieve mondelinge en schriftelijke beheersing van het Duits (productief op niveau B2, receptief op niveau C1) en beheerst het culturele, taal- en letterkundige begrippenapparaat (Duitse taal en cultuur), respectievelijk het culturele en politiek-economische begrippenapparaat (Duitslandstudies), zoals dat in Duitsland wordt gehanteerd. De bachelor beschikt tevens over elementaire kennis, technieken en vaardigheden op het gebied van de communicatie en informatieverwerking (ICT). Hij heeft een algemene oriëntatie in de letteren en de globale wetenschapsfilosofische achtergronden van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de letteren. Hij heeft een brede basiskennis van Duitsland op het gebied van cultuur, literatuur, geschiedenis, recht, politiek en economie en heeft kennis van en oog voor het eigen karakter van Duitsland en zijn inwoners. De student beschikt daarenboven over dusdanige kennis en een werkhouding die hem in staat stellen om binnen verschillende sectoren van de maatschappij zelfstandig of in teamverband te kunnen functioneren als deskundige op het gebied van de Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies. Hij kan tevens vraagstukken op de genoemde gebieden analyseren en beoordelen en een publiek van specialisten en niet-specialisten informeren, argumentaties aanvoeren en oplossingen voor problemen op relevante gebieden bedenken. Master Ook de masteropleiding Duitse taal en cultuur beschrijft in de zelfstudie haar eindtermen. Deze zijn eveneens afgeleid van de Dublin-descriptoren. Zo beschikt de master over specialistische kennis op het terrein van de Duitse letter-, cultuur- of taalkunde. Verder beheerst hij kennis, vaardigheden en methoden en technieken om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te kunnen uitvoeren, uit te bouwen en zonodig te actualiseren. Verder wordt van de master een dusdanige werkhouding en beheersing van vaardigheden verwacht, dat hij binnen verschillende maatschappelijke sectoren op een academisch werk- en denkniveau kan functioneren ofwel zelfstandig onderzoek kan uitvoeren als voorbereiding op een proefschrift. Wat betreft de taalvaardigheid dient de master te beschikken over een uitstekende productieve en receptieve taalvaardigheid van het Duits in woord en geschrift op het CEFR niveau van proficient user; productief op niveau C1 en receptief op niveau C2. Oordeel: De commissie is van oordeel dat zowel de bachelor- als de masteropleiding de eindtermen duidelijk hebben afgeleid van de Dublin-descriptoren. Voor een niveaubepaling van de taalbeheersing maakt de opleiding gebruik van de CEFR-normen.
76
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Bachelor De wetenschappelijke oriëntatie van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur blijkt uit de taal- en literatuurwetenschappelijke, politicologische en sociologische methoden van onderzoek. Studenten worden voorbereid op de master én op de arbeidsmarkt. Dit laatste geldt met name voor de bachelors Duitslandstudies, vanwege het feit dat in de jaren negentig het Centrum voor Duitslandstudies met de studierichting Duitslandstudies is opgericht met het doel om in te spelen op de behoeften van de arbeidsmarkt. Afgestudeerden hebben toegang tot een aantal masters, onder andere tot de doorstroommaster Duitse taal en cultuur en de master Duitslandstudies. De bacheloropleiding is dusdanig breed, dat zij ook toegang geeft tot de master Bedrijfscommunicatie. Voorwaarde voor toelating tot deze master is dat de bachelor een vast pakket aan minoronderwijs in zijn bachelorfase heeft gevolgd. Verder geeft de bachelor Duitse taal en cultuur toegang tot de tweedegraads lerarenopleiding. De bachelor Duitse taal en cultuur is ook in voldoende mate toegerust om te functioneren als manager of beleidsmedewerker op het terrein van Duits-Nederlandse relaties, in een profit- of non-profitorganisatie. Master Bij facet 1 en 2 is al uitvoerig beschreven dat in de eindkwalificaties van de masteropleiding aandacht wordt besteed aan het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek. De opleiding veronderstelt dat de afgestudeerde masters Duitse taal en cultuur, evenals afgestudeerde doctoraalstudenten Duitse taal en cultuur banen zullen vinden in overheids- of nonprofit organisaties of in het bedrijfsleven. Ook zullen zij terechtkomen in kaderfuncties op het gebied van de cultuurtransfer, met name in communicatiefuncties op het terrein van de Duits-Nederlandse culturele relaties. Daarnaast kunnen zij vertaler of leraar in het middelbaar onderwijs worden. Oordeel: Volgens de commissie geven de bachelor- en de masteropleiding Duitse taal en cultuur er voldoende blijk van dat hun eindkwalificaties voldoen aan eisen die worden gesteld vanuit de wetenschappelijke discipline en de (internationale) wetenschapsbeoefening. De commissie vindt de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding voldoende in de eindtermen gewaarborgd. Ook wordt in de eindtermen voldoende aandacht besteed aan de eisen die worden gesteld vanuit de beroepspraktijk. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
77
De commissie vindt het uitstekend dat de bachelorstudenten kunnen doorstromen naar meerdere masters. De commissie is zeer te spreken over de taalbeheersing van studenten. In de masteropleiding zou echter het theoretisch gehalte naar het oordeel van de commissie wel wat hoger mogen zijn. Beide oordelen zijn mede gebaseerd op de scripties die de commissie heeft gezien. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen luidt: voldoende. 2.2.2. Programma Bachelor De bacheloropleiding Duitse taal en cultuur, die thans nog bestaat uit de studierichtingen Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies, is net als alle andere bacheloropleidingen van de Faculteit der Letteren ingericht volgens het major-minor model. De opleiding is conform alle bacheloropleidingen in de faculteit opgebouwd uit een hoofdvak (een major) van 120 ECTS en drie minoren van elk 20 ECTS. In het eerste jaar volgen de studenten 60 ECTS majoronderwijs. In het tweede bachelorjaar volgen zij naast 40 ECTS majoronderwijs één minor van 20 ECTS. Het derde bachelorjaar bestaat uit de resterende 20 ECTS van de major en twee minoren van elk 20 ECTS. Door de keuze van minoren kan de student zijn hoofdvak (de major) verdiepen of verbreden. Elke student dient minstens één minor buiten zijn eigen hoofdvak te kiezen. De tijd die hiervoor staat, kan hij ook besteden aan een stage of een verblijf aan een buitenlandse universiteit. De keuzemogelijkheden bieden de student ook de mogelijkheid om in een andere dan de eigen doorstroommaster in te stromen. Zowel in de studierichting Duitse taal en cultuur als in Duitslandstudies wordt veel aandacht besteed aan taalvaardigheid. Bij Duitse taal en cultuur is volgens de zelfstudie het cultuurconcept de basis voor het letterkunde-, het taalkunde- en taalvaardigheidsonderwijs. Voor Duitslandstudies is ‘Duitsland in Europa’ het centrale concept. De studierichting heeft het voornemen om haar euregionale functie explicieter in het studieprogramma op te nemen. Master Het masterprogramma Duitse taal en cultuur sluit goed aan bij het plan van de regiegroep ‘Duitse taal en cultuur doorstroom MA’ die is ingesteld in het kader van het Sectorplan. De student kan kiezen uit twee tracés: Taalkunde of Letter- en Cultuurkunde. Hij specialiseert zich door een combinatie van zijn scriptie (20 ECTS), een scriptietutorial (5 ECTS) en een leeslijst met een colloquium (15 ECTS). Daarnaast volgt hij 10 ECTS aan variantspecifieke vakken en 10 ECTS aan variantgerelateerde vakken (buiten de eigen opleiding).
78
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Bachelor Volgens de opleiding is de inhoud van het onderwijs gebaseerd op en gerelateerd aan het onderzoek van haar stafleden. Studenten komen vanaf het begin in aanraking met theorieën en het begrippenapparaat van de wetenschappelijke praktijk. De hoofdgebieden van het onderzoek zijn: letterkunde, taalvaardigheid, taalkunde, cultuurkunde en Duitslandkunde. In een bijlage van de zelfstudie worden de specialismen van de stafleden beschreven. De opleiding besteedt veel aandacht aan het wetenschappelijk leren werken. Studenten krijgen in het eerste jaar in de cursus ‘Algemene Communicatieve Vaardigheden en Heuristiek’ aangeleerd hoe zij om moeten gaan met wetenschappelijke teksten. Ook leren zij in dit onderdeel om zelf academische teksten te schrijven en hierop te reflecteren. Deze vaardigheid trainen studenten ook door het schrijven van papers en het geven van presentaties. In de overzichtcolleges Letterkunde komt onderzoek aan bod op het terrein van de Vroeg Nieuwe Tijd, de negentiende eeuw (Klassik-Romantik), de Jahrhundertwende en de Gegenwartsliteratur. In de minoren Letterkunde en Cultuurkunde wordt aandacht besteed aan onderzoek op het terrein van de Interculturaliteit, Nederlands-Duitse beeldvorming, Receptie en Cultural Memory. In het taalvaardigheidsonderwijs wordt gereflecteerd op methoden en inhoud die zijn gerelateerd aan taalonderzoek. Binnen de taalkunde wordt aandacht besteed aan onderzoek op het gebied van de syntaxis, het lexicon en de semantiek. En op het gebied van het Cultuur- en Landeskundeonderwijs besteden docenten in hun onderwijs aandacht aan de vraag hoe een breder cultuuronderwijs kan worden ontwikkeld. Studenten leren om gerichte onderzoeksopdrachten uit te voeren en te presenteren, waarbij zij relevante gegevens dienen te verzamelen en te interpreteren. Bij Duitslandstudies komen vanwege het interdisciplinaire onderwijs- en onderzoeksterrein verschillende wetenschappelijke benaderingen aan bod. In de afgelopen jaren heeft het onderzoek van Duitslandstudies zich gericht op het programma: ‘Duitsland in Europa’ met twee centrale thema’s: ‘Duitsland als Europese mogendheid: zelfbinding als machtspolitiek’ en ‘Modell Deutschland: Productie en Protectie’. In verschillende cursussen van Duitslandstudies wordt een relatie gelegd met deze onderzoeksprogramma’s. Studenten schrijven en presenteren ter voorbereiding op de beroepspraktijk een beleidsnota. In Münster is het onderzoek bij het Zentrum fur Niederlande Studien gericht op de Duits-Nederlandse geschiedenis van de negentiende en de twintigste eeuw en op de wetenschappelijke contacten van Duitsland met Nederland sinds 1945 op regionaal gebied. In de colleges Niederlande Studien wordt hier aandacht aan besteed. Eenmaal per semester worden gastdocenten uitgenodigd om over hun onderzoek te vertellen. In het Examencolloquium brengen afgestudeerden en promovendi verslag uit over hun onderzoek.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
79
Master Het onderwijs in de master wordt gevoed vanuit het onderzoek van de stafleden. Studenten komen gedurende het hele programma in aanraking met theorieën en begrippen uit de wetenschappelijke praktijk met de twee hoofdgebieden: Letter- en Cultuurkunde en Taalkunde. De vier zwaartepunten in de werkcolleges van Letter- en Cultuurkunde zijn gebaseerd op de onderzoeksspecialisaties van de docenten. Voor de onderwijszwaartepunten van taalkunde geldt hetzelfde. De betrokken docenten zijn onderzoeker bij een facultair onderzoeksinstituut. Zij zijn tevens verbonden aan de Landelijke Onderzoeksschool Taalkunde (LOT) en participeren in internationale instituten, zoals in het Institüt für Deutsche Sprache in Mannheim. Doctoraalstudenten schrijven regelmatig scripties over onderwerpen, die zijn gerelateerd aan het onderzoek van docenten. De junioronderzoekers en de buitenpromovendi zorgen voor een actuele inbreng uit lopend wetenschappelijk onderzoek. Oordeel: De commissie beoordeelt de programma’s van de bachelor- en de masteropleiding Duitse taal en cultuur qua inhoud als traditioneel, solide en wetenschappelijk goed onderbouwd. De programma’s sluiten over het geheel genomen goed aan bij actuele ontwikkelingen in de wetenschap. Wel vindt de commissie (mede op grond van de scripties die zij heeft gezien), dat er te weinig aandacht wordt besteed aan wetenschapstheorie en methodologie. Dit geldt zowel voor Duitse taal en cultuur als voor Duitslandstudies. Met betrekking tot Duitse taal en cultuur moet bovendien opgemerkt worden, dat het onderwijs in de taalkunde lijdt onder het gebrek aan een eigen vakdocent. Wel krijgen de studenten taalkundeonderwijs in verschillende onderdelen van de major, maar meer specialistische taalkunde, gegeven door een vakdocent, kan alleen in de vorm van een minor gevolgd worden. Het onderwijs is aantoonbaar gerelateerd aan het onderzoek van de docenten. Studenten worden in het onderwijs volgens de commissie goed getraind in vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Studenten vinden het maken van werkstukken een goed middel om onderzoeksvaardigheden te leren. De onderwerpen van de masterscripties zijn duidelijk gerelateerd aan het onderzoek van de docenten. De commissie betreurt het dat het volgen van colleges, c.q. het schrijven van een scriptie aan een andere universiteit niet wordt bevorderd. Bovendien is studeren aan een andere (buitenlandse) universiteit soms lastig te organiseren, omdat sommige vakken vanwege het kleine aantal studenten slechts één keer per jaar gegeven kunnen worden. Naar het oordeel van de commissie is ook in dit opzicht wel verbetering mogelijk. Überhaupt zou nauwere samenwerking met opleidingen Duits aan andere Nederlandse universiteiten, zoals die in de masteropleiding van de grond begint te komen, ook voor de bacheloropleiding aan te bevelen zijn. De samenwerking met Duitse universiteiten juicht de commissie toe. De commissie vindt de opzet van een zelfstandige Duitslandstudies naast de meer traditionele studierichting Duitse taal en cultuur, uitmondend in een zelfstandige master, zeer aantrekkelijk en betreurt het voornemen deze tweedeling weer op te heffen. De door docenten uitgesproken vrees dat deze tweedeling in de toekomst opgeheven zal worden is volgens de faculteit niet terecht. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. 80
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Bachelor Het leerproces van studenten in de bachelorfase verloopt in drie stappen: analyseren, beschrijven en presenteren. Kennis vormt de basis van de analyse. Het beheersen van vaardigheden is een voorwaarde om te schrijven en te presenteren. In het eerste jaar ligt de nadruk op het verwerven van taalvaardigheid, basale communicatieve vaardigheden en basisbegrippen bij taal- en letterkunde en Duitslandstudies. In het tweede en derde jaar krijgen studenten een overzicht van de letter-, de cultuur- en de taalkunde en van de ontwikkeling van de literatuur- en cultuurgeschiedenis en de taalkunde. Door het maken van werkstukken en het geven van presentaties werken studenten ook in deze jaren aan hun taalvaardigheid. In de minoren verdiepen studenten zich in een deelterrein en leren andere vakgebieden kennen. In het derde jaar is de bachelorscriptie de afsluitende toets om het behaalde kennisniveau en de verworven vaardigheden om zelfstandig kennis te verwerven en onderzoek te verrichten vast te stellen. In de studiegids geeft de opleiding bij het merendeel van de cursussen de leerdoelen aan. Bij elke cursus worden de inhoud, de onderwijsvormen en de toetsvorm vermeld. Master In de masteropleiding Duitse taal en cultuur verwerven studenten net als in de bachelorfase kennis en vaardigheden, die nodig zijn om te leren analyseren, te schrijven en te presenteren. Aan het einde van de masterfase beschikt de student over een actieve en passieve beheersing van het Duits op het niveau van de near native speaker. De belangrijkste middelen om dit te bereiken zijn schriftelijke opdrachten en presentaties. In de interdisciplinaire colleges leert de student om zijn kennis, inzicht en probleemoplossend vermogen toe te passen in nieuwe of voor hem onbekende omstandigheden. De scriptie is in de masterfase de afsluitende toets. Hierin toont de student aan dat hij zelfstandig wetenschappelijke methodieken van de literatuur-, de cultuur- of de taalkunde kan toepassen, eventueel ter voorbereiding op zijn proefschrift. Oordeel: De commissie is van oordeel dat er in de bachelor- en de masteropleiding sprake is van een duidelijke relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de programma’s. In de meeste cursussen komen de beoogde eindkwalificaties in voldoende mate aan bod. De inhoud van de cursussen sluit volgens de commissie goed aan bij de eindkwalificaties. Ook de leerdoelen van de afzonderlijke cursussen sluiten aan bij de eindtermen, zo laat de studiegids zien. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
81
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Bachelor In de bacheloropleiding zorgt het overkoepelende thema ‘het moderne Duitsland’ voor de inhoudelijke samenhang van het programma Duitse taal en cultuur. Centrale elementen hierin zijn taal, cultuur, geschiedenis en de maatschappelijke en politieke situatie in de Duitstalige gebieden vanaf het begin van de twintigste eeuw tot heden. In het eerste jaar wordt de basis voor een goede beheersing van de Duitse taal in woord en geschrift gelegd en wordt elementaire kennis aangeleerd van de literatuur, de cultuur, het politieke maatschappelijke bestel en de geschiedenis van Duitsland en de overige Duitstalige gebieden. Dit alles is toegespitst op de laatste honderd jaar, alsmede op enkele onderdelen van het Duits. In het tweede en derde jaar wordt samenhang met name gerealiseerd door de onderdelen van de major. De grammatica wordt specialistischer en gedetailleerder en wordt naar een hoger niveau getild. De student leert taalwetenschappelijke begrippen en methodes hanteren, en het aan de hand daarvan maken van analyses. Bij de letterkunde komen literatuurwetenschappelijke theorieën en methodes aan bod en krijgt de student inzicht in de letterkunde van de late achttiende en negentiende eeuw en een overzicht van de geschiedenis van het westerse denken. In de major in het derde jaar wordt een overzicht gegeven van de letterkunde van de Middeleeuwen tot en met de Sturm und Drang-periode en een specialistisch werkcollege taalkunde. De bachelorscriptie moet zo veel mogelijk aansluiten bij één van richtingen van de studierichting Duitse taal en cultuur. De inhoudelijke samenhang van de studierichting Duitslandstudies wordt gerealiseerd door het overkoepelende thema ‘Duitsland in Europa’ en de aandacht voor taalvaardigheid. In het tweede jaar komen bij Grammatica, Vertalen en Idioom meer specifieke aspecten aan de orde. In het derde jaar trainen studenten in hun stage en het verblijf in Münster dagelijks hun spreek- en schrijfvaardigheid. Indien studenten seminars aan de Westfälische Universität gaan volgen let de studiecoördinator van Niederlande-Deutschland-Studien erop dat het programma voldoende samenhang heeft. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2003 blijkt dat studenten Duitse taal en cultuur tevreden zijn over de samenhang van het programma (score 3,8 op een vijfpuntsschaal). Master Het masterprogramma Duitse taal en cultuur sluit aan bij de ‘regiegroep Duitse taal en cultuur doorstroom MA’, die is ingesteld in het kader van het Sectorplan ‘Levendige Letteren’. Binnen de master Duitse taal en cultuur kan de student kiezen uit twee tracés: Taalkunde of Letter- en Cultuurkunde. Beide tracés kennen een aantal zwaartepunten. De vier zwaartepunten van de variant Letter- en Cultuurkunde zijn: ‘Literatuur en cultuur van de Late Middeleeuwen en de Vroege Nieuwe Tijd’, ‘Duits-Nederlandse literaire en culturele relaties en beeldvorming’, ‘Literatuur en herinnering’ en ‘Duitse literatuur in interculturele context’. De twee zwaartepunten van de Taalkundevariant zijn: syntaxis en lexicologie. Binnen elk van de zwaartepunten wordt door inhoudelijk samenhangende cursussen de samenhang binnen de variant gewaarborgd. De student kiest uit de twee tracés en specialiseert zich door de cursussen te combineren met een scriptie (20 ECTS), een scriptietutorial (5 ECTS), een aan de specialisatie gerelateerde leeslijst met een colloquium (15 ECTS) en twee werkcolleges op het terrein van het specialisme uit het aan82
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
bod van de doorstroommaster Duitse taal en cultuur (10 ECTS). Daarnaast dient de student 10 ECTS te volgen buiten de eigen master en binnen de Faculteit of bij een andere opleiding Duits aan een andere Nederlandse universiteit of bij een afdeling Germanistiek in het buitenland. Oordeel: De commissie is van oordeel dat in de programma’s voldoende inhoudelijke samenhang wordt gerealiseerd, maar plaatst hierbij enkele kanttekeningen. De eerste heeft betrekking op het cultuurconcept dat de opleiding Duitse taal en cultuur als haar dragende principe beschouwt. Het concept zou volgens de commissie meer geëxpliciteerd en duidelijker in het basisprogramma – en niet alleen via een minor – geconcretiseerd moeten worden. Het wordt thans te nauw geïnterpreteerd en beperkt zich te veel tot Landeskunde. De tweede kanttekening van de commissie betreft het theoretische gehalte van het programma. Dit is te mager. Ook uit de, meestal verder goede, eindscripties blijkt in de meeste gevallen een te gering theoretisch en methodologisch bewustzijn. Daarnaast zijn de colleges Alfa-informatiekunde en, in mindere mate, Politieke geschiedenis te weinig geïntegreerd in de opleiding. De commissie is verheugd over de toezegging dat deze manco’s gerepareerd zullen worden. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
Bachelor De studielast is evenwichtig verdeeld over de twaalf periodes van de drie bachelorjaren. In elke periode zijn 15 ECTS geprogrammeerd. Om de studeerbaarheid te bevorderen worden de grammaticacolleges in deeltoetsen afgenomen. De letterkundecolleges zijn met het oog op de studeerbaarheid na elkaar geprogrammeerd. Een struikelvak in de propedeuse is de cursus Alfa-informatiekunde, vanwege het feit dat het vak als zelfstudie is geprogrammeerd en de studenten onvoldoende motiveert omdat het niet geïntegreerd is. Vanaf 2005-2006 zal het vak in het vakspecifieke aanbod worden geïntegreerd. Het vak Algemene Communicatieve Vaardigheden dat in het verleden eveneens voor vertraging zorgde, wordt thans ook meer vakspecifiek ingevuld. De motivatie van studenten is hierdoor toegenomen en daarmee de studievertraging afgenomen. Om studievertraging bij het schrijven van een bachelorwerkstuk te voorkomen worden studenten intensief begeleid. Om de studeerbaarheid te bevorderen heeft de opleiding de tentamens, die aan het einde van de tweede en de vierde periode werden afgenomen, inmiddels gespreid over het jaar. Ook het programma van de studierichting Duitslandstudies is voldoende studeerbaar. De studielast is gelijkmatig verspreid over de jaren en periodes van 15 ECTS. Studenten dreigen in het derde bachelorjaar vertraging op te lopen door verschillende aanvangsdata van de programma’s in Nijmegen (begin september) en Münster (half oktober). Om dit ‘gat’ te overbruggen kunnen zij een tienpuntsstage lopen in of nabij Münster. Bij terugkeer uit Münster doet zich hetzelfde probleem voor. Terwijl het tweede semester in Nijmegen begin februari van start gaat, eindigt het eerste semester in Münster half februari. Dit probleem wordt op individueel niveau opgelost, door later met de colleges te starten of door studenten voor de gemiste uren een extra opdracht te laten maken. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
83
De studenten Duitse taal en cultuur zijn in het algemeen tevreden over de studeerbaarheid van de programma’s van Duitse taal en cultuur, zo blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2003 (score 3,9 op een vijfpuntsschaal). Master De studielast van de masteropleiding Duitse taal en cultuur is net zo evenwichtig over de periodes van het jaar verdeeld als in de bacheloropleiding. Elke periode omvat ook hier 15 ECTS. Evenals in de bachelor worden de letterkundecolleges zo veel mogelijk na elkaar geprogrammeerd, om zo de werkdruk van de leeslijst te spreiden. Om studievertraging bij het schrijven van de scriptie te voorkomen, worden studenten zowel individueel en als in de vorm van een scriptietutorial begeleid. Oordeel: De commissie is van mening dat de studeerbaarheid van het bachelor- en het masterprogramma Duitse taal en cultuur goed is. Zij is verheugd over het feit dat het vak Alfa-informatiekunde in de bachelorfase meer wordt geïntegreerd in de vakken. Ook is zij erover te spreken dat de opleiding ernaar streeft om studievertraging die studenten dreigen op te lopen indien zij in het derde bachelorjaar naar Münster gaan, zo spoedig mogelijk op te lossen. Ook oordeelt de commissie positief over de intensieve begeleiding die de opleiding studenten biedt bij het schrijven van de bachelor- en de masterscriptie. Zowel de bachelor- als de master- en doctoraalstudenten toonden zich tevreden over deze begeleiding. Studenten in de bachelorfase dienen al in het eerste semester van het derde jaar (vóór 1 februari) aan te geven waar hun scriptie over gaat. De commissie vindt de scriptietutorial een goed middel bij de scriptiebegeleiding van masterstudenten. De commissie heeft de indruk dat de studielast van de bachelorstudie wel wat zwaarder zou kunnen zijn. Zij baseert haar oordeel mede op het oordeel van bachelorstudenten met wie zij heeft gesproken. De studielast van de masteropleiding Duitse taal en cultuur wordt door de studenten als zwaarder ervaren dan die van de bacheloropleiding. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Bachelor Al een aantal jaren neemt het aantal studenten dat zich inschrijft voor de opleiding Duitse taal en cultuur af. In 1992-1993 stroomden 35 studenten in. In 2001-2002 waren dat er nog 16. Hierbij zijn de studenten uit Münster die in het kader van de binationale opleiding instromen niet meegerekend. In 2001-2002 waren dat 13 studenten. Het totale aantal ingeschreven studenten in 1992-1993 was 150. In 2001-2002 waren dat er 109. De opleiding onderneemt verschillende activiteiten om studenten te werven. De laatste jaren werft zij actief op scholen in Duitsland. Verder organiseert zij voorlichtingsdagen, decanen84
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
dagen, laatkiezersdagen, meeloopdagen en proefstudeerdagen en geeft zij voorlichting via internetsites, schriftelijk voorlichtingsmateriaal en nieuwsbrieven. Studenten worden ingezet als ‘ambassadeurs’. De studenten uit Münster worden voorgelicht door docenten uit Nijmegen en door hun eigen docenten. Informatie over de studierichting Duitslandstudies is te vinden in de studiegids Duitse taal en cultuur en in de studiegidsen van de Faculteit der Managementwetenschappen en de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Studenten die instromen hebben een VWO-vooropleiding of een HBO-propedeuse. Indien zij een andere vooropleiding hebben en 21 jaar of ouder zijn, leggen zij een colloquium doctum af. VWO-ers kunnen met elk profiel instromen. Om eventuele niveauverschillen tussen studenten met een verschillende vooropleiding in communicatieve vaardigheden en kennis van taal- en letterkunde te verkleinen, besteedt de opleiding in het eerste jaar veel aandacht aan de basisbegrippen. Verder stimuleert zij studenten zo veel mogelijk tot zelfstandig studeren door studentactiverende onderwijsvormen toe te passen. Studenten met een afgeronde lerarenopleiding Duits (tweedegraads) van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) doorlopen een schakelprogramma van 60 ECTS. Hierin ligt de nadruk op theoretische vakken (taal- en letterkunde) en op de scriptie. Voor HBO-ers van andere instellingen wordt in overleg met de Examencommissie een individueel programma gemaakt. Voor HBO-doorstromers met een andere vooropleiding dan Duits geldt geen verkorte doorstroomregeling. HBO-instromers in Duitslandstudies volgen een individueel programma, afhankelijk van hun achtergrond en de variant die zij gaan doen (sociaal-cultureel of politiek-economisch). Voor Duitse studenten uit Münster die in het kader van de binationale opleiding een jaar de studierichting Duitslandstudies in Nijmegen gaan volgen, is een apart programma ontworpen. Uit een onderzoek uit het studiejaar 2002-2003 van het IOWO blijkt dat studenten de aansluiting tussen het VWO en de huidige opleiding als redelijk tot goed hebben ervaren. Master De masteropleiding Duitse taal en cultuur beschikt nog niet over instroomcijfers. De opleiding verwacht echter, in navolging van het facultaire beleid, dat alle bachelorstudenten zullen doorstromen naar de masteropleiding. De master organiseert voorlichtingsbijeenkomsten voor studenten van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur en van andere bacheloropleidingen. In de voorlichting wordt aandacht besteed aan de inhoud van de opleiding, onder andere aan de minorenkeuze, de varianten en aan mogelijke beroepsperspectieven. Alle bachelorstudenten Duitse taal en cultuur die 160 ECTS hebben behaald, hebben een voorlopige toegang tot de master. Na afronding van het hele bachelorprogramma worden zij pas formeel toegelaten. Bachelorstudenten Communicatie en Informatiewetenschappen die Duits als vreemde taal hebben gekozen hebben met 160 ECTS (en de hele propedeuse) ook toegang tot de master Duitse taal en cultuur. Zij moeten drie minoren van 20 ECTS bij Duitse taal en cultuur te volgen, samengesteld uit vakken van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur. Gediplomeerde HBO-bachelorstudenten kunnen instromen in de master na een schakelprogramma van een jaar. Oordeel: De commissie heeft veel waardering voor de voorlichtings- en wervingsactiviteiten. Zij vindt het jammer dat deze tot op heden nog niet hebben geleid tot een toename van de instroom. De huidige kleine aantallen studenten kunnen op den duur een risico zijn voor de levensvatbaarheid van de opleiding. De commissie raadt de opleiding aan om een nog actiever PR-beleid QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
85
te voeren, dat met name ook gericht is op de mogelijkheden in het bedrijfsleven. Volgens de commissie is er immers juist daar een blijvende vraag naar afgestudeerden in de Duitse taal en cultuur. Zij vindt het werven van studenten in Duitsland een zeer goed initiatief. De aantallen studenten uit Duitsland die instromen stemmen de commissie positief. De bachelorstudenten met wie de commissie heeft gesproken toonden zich tevreden over de voorlichting over de studie, onder andere over de meeloopdagen waren zij enthousiast. De verwachtingen die zij hadden aan het begin van de studie zijn voor een groot deel beantwoord. Zij vinden het onderwijs min of meer te vergelijken met dat op de middelbare school. Een verschil is dat de meeste colleges op de universiteit in het Duits worden gegeven. De commissie vindt dat de opleiding er veel moeite voor doet en er ook goed in slaagt om de verschillende groepen studenten die instromen een gepast programma te bieden. Docenten toonden zich in het gesprek met de commissie tevreden over de HBO-instromers van de HAN met een diploma tweedegraads lerarenopleiding. Het schakelprogramma voor deze groep functioneert volgens hen goed. Bachelor: Het oordeel van de commissie over facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Bachelor De bacheloropleiding Duitse taal en cultuur omvat 180 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een bachelorcurriculum. Master De masteropleiding Duitse taal en cultuur omvat 60 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een mastercurriculum. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor Het onderwijs van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur is vormgegeven volgens het principe van het Studentactiverend Onderwijs (SAO), met een centrale plaats voor ICT (onder andere Blackboard) en het facultaire MultiMedia Studiecentrum (MMS). Dit geldt zowel voor de studierichting Duitse taal en cultuur als voor Duitslandstudies.
86
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De gebruikte onderwijsvormen zijn: het hoorcollege of instructiecollege, zelfstudie, het practicum/ werkcollege en het responsiecollege/de tutorgroep. In de meeste cursussen worden de werkvormen in combinatie aangeboden. Het werkcollege is de belangrijkste werkvorm. De groepsgrootte is meestal niet groter dan vijftien studenten. Dit biedt de mogelijkheid om studenten opdrachten en werkstukken te laten maken en hierop te laten reflecteren. De hoorcolleges van de ondersteunende facultaire cursussen Literatuurwetenschap, Taalkunde en Filosofie zijn grootschaliger. Daarom heeft de opleiding als aanvulling op deze hoorcolleges zo veel mogelijk werkcolleges georganiseerd voor kleinere groepen met alleen studenten Duitse taal en cultuur. Voor de werkcolleges (inclusief voorbereiding, verwerking en toetsing) zijn bij de studierichting Duitse taal en cultuur 2.940 uur geprogrammeerd, naast 1.680 uur voor hoorcolleges. Bij de studierichting Duitslandstudies zijn 2.730 uur geprogrammeerd voor werkcolleges en 1.610 uur voor hoorcolleges. Het aantal uren dat is geprogrammeerd voor het bachelorwerkstuk en zelfstudie is bij beide studierichtingen gelijk en bedraagt respectievelijk 280 uur en 140 uur. Duitslandstudies heeft een verplichte stage van 280 uur. Bij deze studierichting is een verblijf in het buitenland verplicht. Master Het onderwijs in de masteropleiding Duitse taal en cultuur is evenals dat van de bacheloropleiding gebaseerd op SAO-onderwijs, met een centrale plaats voor ICT (onder andere Blackboard) en met gebruikmaking van het MultiMedia Studiecentrum (MMS).Voor het SAO onderwijs in de masteropleiding Duitse taal en cultuur gelden dezelfde principes en uitgangspunten als voor de bacheloropleiding. In de masterfase zijn echter uitsluitend werkgroepen geprogrammeerd. Hiervoor zijn 168 contacturen geprogrammeerd. Aan de werkgroepen nemen maximaal vijftien studenten deel. Naast de werkgroepen is 560 uur voor de scriptie, 28 uur voor het tutoraat en 924 uur voor zelfstudie gereserveerd. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de bachelor- en de masteropleiding er goed in slagen om SAO onderwijs te realiseren. ICT en het MMS spelen hierbij een belangrijke rol. De werkgroepen zijn goed van omvang om studenten te kunnen activeren. Studenten maken veel werkstukken en opdrachten, waardoor zij actief bezig zijn met de studie. Ook waardeert de commissie de verdeling van de contacturen over de hoor- en werkcolleges, waarbij in de bacheloropleiding het grootste aantal uren is geprogrammeerd voor werkcolleges, terwijl in de masteropleiding alleen werkcolleges worden verzorgd. De master- en doctoraalstudenten Duitslandstudies met wie de commissie heeft gesproken toonden zich zeer tevreden over de werkgroepen. Deze zijn in Nederland kleiner van omvang dan in Duitsland. De commissie heeft waardering voor de verplichte stage en een verblijf in het buitenland bij de studierichting Duitslandstudies. Beide onderdelen dragen op een goede wijze bij aan de realisatie van het SAO onderwijs. De commissie vindt het jammer dat in de studierichting Duitse taal en cultuur geen verplichte stage is geprogrammeerd. Het onderwijs is volgens de docenten te compact om ruimte voor een stage te creëren. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
87
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Bachelor De bacheloropleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen: schriftelijke en mondelinge tentamens, werkstukken, referaten of een combinatie van toetsvormen. Elke cursus wordt afgesloten met een toets. Hiervoor dient de student een voldoende te behalen. Elk tentamen heeft één herkansingsmogelijkheid. Een onvoldoende kan niet worden gecompenseerd. De uitslag van het schriftelijk tentamen moet uiterlijk na vijftien werkdagen aan de student worden meegedeeld. In de OER zijn regelingen met betrekking tot examens en tentamens opgenomen: over de vorm, de uitslag, de geldigheidsduur, inzagerecht en nabespreking en vrijstellingen. De Examencommissie speelt een belangrijke rol bij de organisatie en coördinatie van de toetsing. Zij wijst examinatoren aan, stelt richtlijnen op, geeft aanwijzingen aan de examinatoren, stelt termijnen voor bekendmaking van de uitslag vast en bepaalt de data waarop werkstukken moeten worden ingeleverd. Ook bewaakt zij dat bij de aanvraag van het bachelordiploma aan alle vereisen is voldaan. Studenten hebben de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen beslissingen van de Examencommissie of examinatoren bij het College van Beroep voor de Examens. De Opleidingscommissie en het docentenoverleg bewaken het eindniveau van de cursussen en de bacheloropleiding in zijn geheel. Master Ook in de master worden verschillende toetsvormen gebruikt: schriftelijke en mondelinge tentamens, presentaties, werkstukken, schriftelijke opdrachten (gedurende de cursus) en leesdossiers. In de OER zijn regelingen met betrekking tot examens en tentamens opgenomen, onder andere over de vorm, de uitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en nabespreking en vrijstellingen. Ook in de master moet elk onderdeel met een voldoende worden afgesloten. Studenten kunnen éénmaal herkansen. Een onvoldoende kan niet worden gecompenseerd. Om de toetsen zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij de inhoud en de leerdoelen van de cursussen maken studenten al tijdens de cursus opdrachten en wordt aan het einde een mondeling tentamen afgenomen. De tussentijdse opdrachten hebben ook als doel om studenten de stof te laten bijhouden. In het mondelinge tentamen worden studenten individueel getoetst, zowel wat betreft hun kennis als hun vaardigheden. De Examencommissie heeft de verantwoordelijkheid voor de organisatie en coördinatie van de examens. De Opleidingscommissie en het docentenoverleg bewaken het eindniveau van de masteropleiding. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de door de bachelor- en de masteropleiding gehanteerde toetsvormen goed aansluiten bij de werkvormen en adequaat zijn om de leerdoelen te toetsen. De studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de toetsen, zowel over de vorm, als over de inhoud. De commissie is te spreken over de toetsen die in de master al gedurende de cursus worden afgenomen. Zij beveelt de bacheloropleiding aan om dit ook te doen, in plaats van alleen een toetsing aan het einde van de cursus. De feedback op de toetsen zou volgens de commissie een meer structurele vorm kunnen krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een studiedossier. 88
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: voldoende.
2.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Bachelor/Master Het onderwijs van de beide bachelorstudierichtingen Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies en de master Duitse taal en cultuur wordt voor een belangrijk deel verzorgd door docenten van de afdeling Duitse taal en cultuur. Ook docenten van andere afdelingen uit de faculteit verzorgen het onderwijs in deze opleidingen. Zo wordt het onderdeel Taalwetenschap verzorgd door docenten van de afdeling Taalwetenschap en het onderdeel Literatuurwetenschap door docenten van de afdeling ACW. Hoogleraren, UD’s en de DAAD-lector zijn allen gepromoveerd. Van de vijf docenten zijn er drie gepromoveerd. Docenten Duitse taal en cultuur die letterkunde onderwijs geven, doen onderzoek dat is ondergebracht bij het facultaire onderzoeksinstituut Historische, Literaire en Culturele Studies (HLCS). Door het contact van de in Nijmegen aangestelde DAAD-lector (Deutscher Akademischer Austauschdienst) met het Goethe-Instituut en het daaraan verbonden servicebureau ‘Deutsch als Fremdsprache’ blijft de opleiding op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de didactiek en methodiek van het vreemdetalenonderwijs. En bij taalkunde wordt actuele onderzoekservaring op het gebied van de syntaxis, het lexicon en de semantiek uit het facultaire onderzoeksinstituut Center for Language Studies (CLS) vertaald naar het onderwijs. In het cultuur- en landeskundeonderwijs besteden docenten aandacht aan de vraag hoe een breder cultuuronderwijs kan worden ontwikkeld. Studenten krijgen in het hele programma van Duitse taal en cultuur volop de gelegenheid om onderzoeksopdrachten uit te voeren. In de studierichting Duitslandstudies komen vanwege de interdisciplinariteit verschillende wetenschappelijke benaderingen aan bod. Het onderwijs is inhoudelijk geconcentreerd rond het thema ‘Duitland in Europa’. Hierbinnen is het onderzoek gericht op twee thema’s: ‘Duitsland als Europese mogendheid: zelfbinding als machtspolitiek ’ en ‘ Modell Deutschland: Productie en Protectie’. In een aantal cursussen van Duitslandstudies wordt een relatie gelegd met deze onderzoeksprogramma’s. Vanaf 2005 is het onderzoeksaccent van Duitslandstudies verlegd naar ‘Cultuur en communicatie van, in en met Duitsland’. In dit kader zal de studierichting aansluiting zoeken bij het onderzoeksinstituut voor Historische, Literaire en Culturele Studies (HLCS) van de faculteit én bij het onderzoeksprogramma ‘Literatuur, Cultuur en Media’ met de deelprogramma’s ‘Kunst QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
89
en Herinnering’ en ‘Infrastructuur van het literair-culturele Leven’. Dit onderzoek zal worden vertaald naar het onderwijs. Het onderzoek in Münster bij het Zentrum für Niederlande Studien richt zich op de DuitsNederlandse geschiedenis van de negentiende en de twintigste eeuw en op de wetenschappelijke contacten van Duitsland met Nederland sinds 1945 op regionaal gebied. Hier komen studenten in aanraking met onderzoek doordat eenmaal per semester gastdocenten uit verschillende disciplines worden uitgenodigd om over hun onderzoek te spreken. En in het Examencolloquium doen promovendi en afstuderenden verslag over hun onderzoek. Oordeel: De commissie vindt dat de meeste bachelor- en de masterdocenten van Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies aantoonbaar en actief betrokken zijn bij erkend wetenschappelijk onderzoek, onder andere via hun contacten met de facultaire onderzoeksinstituten. Ook brengen zij hun onderzoekservaring in in hun onderwijs. Studenten komen hierdoor voldoende in aanraking met dit onderzoek. Dit geldt zowel voor de studierichting Duitse taal en cultuur als voor Duitslandstudies. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De onderwijsformatie van de afdeling Duitse taal en cultuur omvatte op 1 december 2003 in totaal 5,13 fte: 1 fte voor de hoogleraar, 1,63 fte voor de UHD’s en 2,5 fte voor het overig WP. Voor het bachelor- en masteronderwijs Duitse taal en cultuur is 0,5 fte voor de hoogleraar beschikbaar, 1,63 fte voor de UD’s en 1,3 fte voor het overig WP. In totaal is dit 3,43 fte. Het resterende deel van de onderwijsformatie is beschikbaar voor het bachelor- en masteronderwijs Duitslandstudies. Deze formatie is de brutoformatie, waarin ook taken als studieadvisering, studiecoördinatie, onderwijskwaliteitszorg en onderwijsoverleg zijn meegerekend. De afdeling zet, zoals al beschreven behalve haar eigen stafleden, ook docenten uit andere afdelingen in voor haar onderwijs. Het onderdeel Taalwetenschap wordt verzorgd door docenten uit de afdeling Taalwetenschap en het onderdeel Literatuurwetenschap door docenten uit de afdeling ACW. Ook voor het masteronderwijs rekruteert de afdeling docenten uit andere opleidingen van de Letterenfaculteit van de Radboud Universiteit of uit afdelingen Duitse taal en cultuur van zusterfaculteiten. Dit gebeurt in het kader van het Sectorplan. Oordeel: De afdeling Duitse taal en cultuur heeft volgens de commissie al met al de beschikking over voldoende stafleden om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen in de bachelor- en masteropleiding Duitse taal en cultuur. Hiertoe rekent zij ook de docenten die de afdeling noodgedwongen ‘inhuurt’ uit andere opleidingen of afdelingen. Dit laat onverlet dat zij de structurele onderbezetting op het gebied van de taalkunde uiterst betreurenswaardig acht. Samenwerking 90
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
met andere opleidingen Duits, in Duitsland, maar vooral ook in Nederland, is hier geboden, ook in de bacheloropleiding. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Bachelor/Master De afdeling Duitse taal en cultuur maakt gebruik van de facultair georganiseerde opleidingsdagen, tijdens welke docenten onderwijsinhoudelijke en onderwijskundige inzichten uitwisselen en met externe deskundigen van gedachten wisselen over onderwijsvernieuwingen. Docenten worden gestimuleerd om met ICT-middelen, onder andere Blackboard, te leren werken. Functionerings- en beoordelingsgesprekken met docenten worden ook gebruikt ter professionalisering van docenten. Bij de selectie van nieuwe stafleden spelen bekwaamheidseisen een expliciete rol. De opleiding participeert in SAO-projecten die betrekking hebben op syntaxis en Duitslandkunde. Inhoudelijk is er (te) weinig staf op het terrein van de Duitse taalkunde. Dit tekort kan ook niet door andere afdelingen worden gecompenseerd. Ook in de masteropleiding Duitse taal en cultuur is meer staf aanwezig voor de cultuur- en de letterkunde dan voor de taalkunde. Om het tekort aan staf op het terrein van de taalkunde te compenseren, wordt personeel ingezet uit andere afdelingen van de faculteit, met name uit de afdeling Taalwetenschap. Ook wordt het tekort aan staf op het terrein van de taalkunde opgevangen door docenten van buitenlandse universiteiten waarmee wordt samengewerkt in te zetten, met name van de Universität Duisburg-Essen. Oordeel: De stafleden van de bachelor- en de masteropleiding Duitse taal en cultuur zijn volgens de commissie goed gekwalificeerd om een kwalitatief goed onderwijsprogramma te verzorgen. SAO-onderwijs heeft hen gestimuleerd om een meer actieve rol in het onderwijs te spelen. De commissie onderschrijft de constatering van de opleiding dat de afdeling over onvoldoende formatie beschikt om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen op het terrein van de taalkunde. Docenten en studenten met wie de commissie heeft gesproken vinden dat er in het huidige programma als gevolg hiervan te weinig aandacht wordt besteed aan moderne taalkunde. De docenten zijn van mening dat de landelijke samenwerking tot op heden onvoldoende soelaas biedt om dit probleem op te vangen. Dit geldt ook voor de minor ATW. De stafleden klagen dat de reële onderzoekstijd te gering is. De commissie is verheugd dat het faculteitsbestuur voornemens is de hoeveelheid onderzoekstijd voor UD’s, UHD’s en hoogleraren te verhogen. Doordat volgens het universitaire beleid medewerkers in de rang van docent geen onderzoekstijd hebben, wordt er binnen het geheel van de opleiding te weinig tijd aan onderzoek besteed. De commissie waardeert de grote inzet van de staf. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
91
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Inzet van personeel luidt: voldoende. De commissie vindt dat de grote inzet van de staf en de voldoende waardering van facetten 12 en 14 opwegen tegen de onvoldoende waardering van facet 13. 2.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master Naast de facultaire voorzieningen beschikt de afdeling Duitse taal en cultuur over een eigen Instituutsbibliotheek, een handbibliotheek met een open opstelling. De bibliotheek is een onderdeel van de Humanoria-Bibliotheek, die in 2005 is verhuisd naar de Centrale Universiteitsbibliotheek. Studenten zijn blijkens IOWO-onderzoek tevreden over de bibliotheek. Naast de bibliotheek heeft de opleiding een Documentatiecentrum Duitslandstudies met boeken en rapporten over de Duitse cultuur, geschiedenis, politiek en economie. In het kader van de reorganisatie van het Centrum voor Duitslandstudies zal het documentatiecentrum echter worden afgebouwd. De opleiding beschikt over goede ICT-voorzieningen voor haar medewerkers. Kritiek hebben studenten op de collegeruimten. De kritiek betreft de aankleding van de ruimten, de airconditioning en de audiovisuele middelen. De collegeruimten worden momenteel gerenoveerd. Het faculteitsbestuur verwacht dat de collegeruimten na de renovatie goed zullen voldoen aan de eisen van het moderne, universitaire onderwijs. Oordeel Bachelor/Master: het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Bachelor/Master In het eerste bachelorjaar neemt studiebegeleiding een belangrijke plaats in. Om studenten zo goed mogelijk te begeleiden bij de overstap naar de universiteit heeft de opleiding een tutoraat ingesteld. De tutor heeft de taak om problemen te signaleren en te helpen oplossen en studenten zonodig bij te sturen. Er worden in het eerste jaar bijeenkomsten voor alle eerstejaars studenten georganiseerd, waarin tal van onderwerpen worden besproken, zoals de studie-inhoud, het studieverloop, de studiefinanciering en de huisvesting. Zonodig kunnen studenten met hun eigen tutor een vervolgafspraak maken. Aan het einde van de propedeuse wordt een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd over de keuze die studenten moeten maken tussen Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies en over het samen te stellen minorenpakket met het oog op de te kiezen master. Aan het eind van het eerste jaar krijgt de student een nietbindend studieadvies. Halverwege het eerste studiejaar krijgt iedere student al een voorlopig advies. Naar aanleiding van dat advies dient hij vóór 1 februari van datzelfde jaar een besluit 92
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
te nemen of hij al dan niet de studie voortzet. Vanaf het tweede jaar is de studiebegeleiding informeler georganiseerd, studenten kunnen met vragen bij docenten terecht. En docenten spreken studenten indien nodig aan op hun studiegedrag. Aan het eind van elk semester worden de resultaten van de studenten in het afdelingsoverleg besproken. Zo nodig krijgt de student een advies. Studieresultaten worden opgeslagen in het digitale KISS-systeem. Studenten hebben toegang tot dit systeem. Twee maal per jaar krijgen zij een overzicht van hun studieresultaten opgestuurd. In de studierichting Duitslandstudies geeft de studieadviseur extra begeleiding bij de keuze tussen de sociaal-culturele of de politiek-economische variant en bij de voorbereiding voor het verblijf in Münster in het derde jaar. Studenten uit Duitsland die in Nijmegen gaan studeren in het kader van de binationale opleiding krijgen extra begeleiding om te wennen aan de in hun ogen strakke programmering van de opleiding. Ruim voor aanvang van de master wordt de student voorgelicht over de opzet en de toelating. In de master kan de student met vragen terecht bij de studiebegeleider. Indien nodig wordt hij doorverwezen naar een andere instantie, bijvoorbeeld naar de Dienst Studentenzaken of de afdeling Externe Relaties. In de master is de studiebegeleiding vanwege het kleinschalige karakter weinig geformaliseerd. Problemen worden meestal direct met de vakdocent opgelost. Studenten worden regelmatig geïnformeerd over hun studievoortgang. Zij hebben toegang tot het digitale KISS-systeem en krijgen twee keer per jaar, in maart en september, een overzicht van hun studieresultaten. Oordeel: De commissie vindt de studiebegeleiding in de bachelor- en de masteropleiding goed georganiseerd. De kleinschaligheid van de opleiding draagt bij aan de kwaliteit ervan. Studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de begeleiding. Docenten zijn altijd aanspreekbaar. Ook zijn de studenten te spreken over de tutorgesprekken die om de paar maanden worden georganiseerd. De studenten Duitslandstudies die van plan zijn om naar Münster te gaan, zijn tevreden over de voorlichting en de begeleiding. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: voldoende. 2.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De kwaliteitszorg van de afdeling Duitse taal en cultuur omvat een aantal activiteiten. Ten eerste: de periodieke evaluatie van alle cursussen en onderwijsprogramma’s. Deze evaluaties QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
93
worden bij de studierichting Duitse taal en cultuur elk jaar en bij de studierichting Duitslandstudies eenmaal in de drie jaar met behulp van een monitor uitgevoerd. Lage scores (lager dan 3 op een vijfpuntsschaal) zijn voor de opleiding meestal aanleiding om nader onderzoek te doen. Het propedeuseonderwijs wordt jaarlijks geëvalueerd. De resultaten van de evaluaties worden besproken in het managementteam. De opleiding maakt elk jaar een opleidingsjaarverslag waarin de voortgang, eventuele problemen en mogelijke oplossingen worden beschreven. Tweemaal per jaar bespreken de afdeling, de opleiding en het faculteitsbestuur de voortgang, de knelpunten en evaluatie van het onderwijs. Het opleidingsjaarverslag vormt de basis voor het gesprek. In de master Duitse taal en cultuur worden elk jaar alle vakken met behulp van de monitor geëvalueerd. Indien de resultaten daartoe aanleiding geven, werkt de opleiding in samenspraak met de kwaliteitszorgcoördinator, de opleidingscoördinator en de Opleidingscommissie aan oplossingen voor gesignaleerde problemen. Binnen de master wordt vanwege de kleinschaligheid ook informeel gewerkt aan de kwaliteitszorg. Studenten laten hun docenten in een gesprek weten of zij tevreden zijn over de cursus. Zo nodig neemt de docent maatregelen. Oordeel: De commissie constateert dat de bachelor- en de masteropleiding in navolging van het facultaire beleid hun onderwijs regelmatig evalueren. Zij vindt de frequentie waarmee de standaardcolleges bij Duitslandstudies worden geëvalueerd, eens in de vier jaar, aan de lage kant. Zij raadt aan de frequentie te verhogen. De commissie is positief over het gebruik van een streefnorm bij de interpretatie van de evaluatieresultaten. Bachelor/Master : Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Bachelor/Master Bij het formuleren en uitvoeren van verbetermaatregelen speelt de Opleidingscommissie een belangrijke rol. Zij maakt hierbij gebruik van evaluatieresultaten. De verbetervoorstellen die de commissie doet worden in het docentenberaad en door de leerstoelhouder met de desbetreffende docenten besproken. Als voorbeeld van een verbeteractie noemt de opleiding de maatregelen ten aanzien van de tentamendruk aan het einde van het jaar. Deeltentamens zijn ingevoerd en cursussen anders geprogrammeerd. Oordeel De commissie is er verheugd over dat de bachelor- en de masteropleiding, indien de evaluatieresultaten daar aanleiding voor geven, verbeteringen in hun onderwijs doorvoeren. Studenten hebben de commissie laten weten dat dit regelmatig het geval is. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.
94
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Bachelor/Master Studenten zijn op verschillende manieren betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding, onder andere via de Opleidingscommissie en door het invullen van enquêtes. Dit geldt ook voor de docenten van de afdeling Duitse taal en cultuur. Zij krijgen de resultaten van de evaluaties onder ogen en enkele docenten participeren in de Opleidingscommissie. Er is nog geen structureel contact met de alumni. De afdeling Duitse taal en cultuur werkt hier aan. Zij wil alumni die als leraar Duits werkzaam zijn, meer structureel betrekken bij het onderwijs om zo feeling met het middelbaar onderwijs te houden en op de hoogte te blijven van de eisen die het leraarsberoep aan afgestudeerden stelt. Zij wil mede op basis van informatie van deze groep haar wervingsactiviteiten zo nodig aanpassen en haar curriculum en cursussen (her)inrichten. Op het centrale niveau van de universiteit zijn er contacten met alumni via de Alumnimonitor. Deze wordt jaarlijks afgenomen onder diegenen die één of twee jaar zijn afgestudeerd. De Alumnimonitor maakt deel uit van de landelijke WO-monitor, waarin informatie wordt verzameld over de arbeidmarktpositie van WO-alumni. De opleiding maakt gebruik van gegevens die op haar alumni van toepassing zijn. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de studenten via de Opleidingscommissie en het invullen van enquêtes in voldoende mate zijn betrokken bij de kwaliteitszorg. De betrokkenheid van de docenten hierbij beoordeelt de commissie eveneens als voldoende. Immers zij zien de resultaten van de evaluaties. Alumni zijn via de Alumnimonitor betrokken bij de kwaliteitszorg, maar niet bij de herinrichting van het studieprogramma. De opleiding heeft het voornemen om een meer structureel contact op te bouwen met alumni die hebben gekozen voor het leraarsberoep. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: voldoende. 2.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Bachelor/Master In de zelfstudie geeft de opleiding een aantal resultaten van het Alumnionderzoek over de jaren 1996-1999. De gegevens hebben betrekking op de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van de ‘oude’ opleiding Duitse Taal- en Letterkunde. Uit het onderzoek blijkt dat 68% van deze afgestudeerden twee jaar na het afstuderen een betaalde baan had gevonden. 56% van hen vond een baan die aansloot op de opleiding. 18% kwam terecht in een lager beroep, 9% in een middelbaar beroep en 72% in een hoger beroep. Van deze groep vond 9% een baan in de peQANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
95
dagogische sector, 9% in de (para)medische sector, 36% in de administratief en commerciële sector en 18% in de sector gedrag en maatschappij. Uitgesplitst naar sectoren kwam 73% terecht in de zakelijke dienstverlening en 18% in het onderwijs. Uit dit onderzoek blijkt dat van de afgestudeerden Duitslandstudies uit dezelfde cohorten (1996-1999) niemand op zoek was naar een baan. Bijna alle afgestudeerden hadden een baan op het gebied van de NederlandsDuitse betrekkingen, meestal in het bedrijfsleven of bij de overheid. Veel bijna-afgestudeerden kregen vaak al een baan aangeboden. Volgens de opleiding worden de studenten hiervoor gevraagd vanwege hun goede taalvaardigheid en een specialisatie op een bepaald terrein. De opleiding is van mening dat ook de afgestudeerden Duitslandstudies voldoende in staat zijn om zich op de arbeidsmarkt te positioneren. De opleiding heeft nog geen zicht op de banen waarin afgestudeerde bachelorstudenten Duitse taal en cultuur terecht zullen komen. Zij verwacht dat zij een baan kunnen vinden in het middenkader, waarbij de Nederlands-Duitse betrekkingen centraal zullen staan, als tweedegraads leraar of als vertaler. Oordeel: De commissie heeft een aantal bachelor- en een aantal doctoraalscripties bekeken. Zij vindt de scripties een goed niveau hebben. De probleemstelling is helder en duidelijk beschreven en het taalgebruik is goed. De commissie geeft de scripties in de meeste gevallen hetzelfde oordeel als de docenten. De alumni met wie de commissie heeft gesproken verschillen van mening over de mate waarin zij voldoende zijn toegerust voor de arbeidsmarkt. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De propedeuserendementen na twee jaar laten volgens de KUO-cijfers aanzienlijke verschillen zien tussen de cohorten. De verschillen worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door de relatief geringe studentenaantallen. Terwijl cohort 1999-2000 na twee jaar een propedeuserendement heeft van 93%, is dit voor cohort 2001-2002 47%. Het door de opleiding gebruikte streefrendement voor de propedeuse na twee jaar is 65%. De opleiding voldeed voor het cohort 2001-2002 aldus aan het streefrendement voor de propedeuse. Volgens de KUO-cijfers schommelt ook het postpropedeuserendement jaarlijks. Na zes jaar heeft cohort 1995-1996 een postpropedeuserendement van 56%. Voor cohort 1996-1997 is dit 54%. De faculteit heeft voor de postpropedeuse een streefrendement van 75% na zes jaar. Het rendement na zes jaar voldoet aldus niet aan het streefrendement. De opleiding maakt bij haar eigen rendementsberekeningen een onderscheid in de studierichting Duitse taal en cultuur en Duitslandstudies. Hieruit blijkt dat de rendementen van de 96
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
studierichting Duitse taal en cultuur na vier jaar of langer gemiddeld 60% zijn (de cohorten 1994-1995 tot en met 1998-1999). Duitslandstudies heeft over deze cohorten een gemiddeld lager rendement, namelijk 48,3%. Ook uit deze cijfers blijkt de door de faculteit geformuleerde streefrendementen niet worden gerealiseerd. De opleiding heeft nog geen rendementscijfers voor de masteropleiding. De faculteit heeft voor de masteropleiding een streefrendement van 85% na twee jaar vastgesteld. Oordeel: De commissie is verheugd over het feit dat op facultair niveau maatregelen worden getroffen om de rendementen te verbeteren. De commissie gaat ervan uit dat de opleiding zich hierbij aansluit. De huidige rendementen van zowel de propedeuse als de postpropedeuse van de opleiding voldoen nog niet aan de door de opleiding geformuleerde streefrendementen. Echter, de postpropedeuserendementen die door de opleiding zelf worden gemeten (ISIS) zijn hoger dan die van de KUO-cijfers en benaderen meer de streefcijfers. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
97
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Duitse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
98
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Onvoldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Masteropleiding Duitse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Onvoldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende
Eindoordeel Op grond van bovenstaande tabel en de inhoudelijke onderbouwing daarvan waaruit blijkt dat de opleidingen op alle zes de onderwerpen een voldoende scoren, is de conclusie dat het eindoordeel over de beide opleidingen voldoende is. Ze voldoen op alle facetten aan de basiskwaliteit.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
99
100
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
3.
Opleidingsrapport bachelor- en masteropleiding Engelse taal en cultuur
Administratieve gegevens: Bacheloropleiding Engelse taal en cultuur Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Engelse taal en cultuur 56806 WO Bachelor 180 ECTS Bachelor Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Masteropleiding Engelse taal en cultuur Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie: 3.0.
Engelse taal en cultuur 66806 WO Master 60 ECTS Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Structuur en organisatie van de faculteit
Zie het facultaire rapport. 3.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Bachelor en master Met ingang van het studiejaar 2000-2001 is de bestaande doctoraalopleiding Engelse taal en cultuur (ETC) ingericht volgens het bachelor-mastermodel. Het betrof een administratieve omzetting van het examendoel van de opleiding. Het vernieuwde curriculum van de bacheloropleiding Engelse taal en cultuur (intern als ‘beleidsrijk’ aangeduid) is in 2003-2004 van start gegaan en is in 2005-2006 ‘ingegroeid’. De vernieuwde master Engelse taal en cultuur start in 2006-2007. Als gevolg van de herinrichting zijn de opleidingen Engelse Taal en Letterkunde (de ongedeelde opleiding) en de (voorheen postpropedeutische opleiding) Amerikanistiek geclusterd. De einddatum van de afbouw van de ongedeelde opleiding is 1 september 2007.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
101
De bacheloropleiding Engelse taal en cultuur heeft twee studierichtingen: Engelse taal en cultuur en Amerikanistiek. In de zelfstudie van de bacheloropleiding ligt het accent op de recent gestarte ‘nieuwe’ bacheloropleiding. In de zelfevaluatie van de masteropleiding ligt de nadruk op de masteropleiding, zoals deze in 2006-2007 van start gaat. Beide rapporten hebben hierdoor een sterk prospectief karakter. De invoering van de bachelor-masterstructuur is zonder al te veel problemen verlopen. Gezien het vrij probleemloze verloop van de omzetting heeft de commissie er alle vertrouwen in dat de auditing goed zal verlopen. Wel erkent men dat de invoering van de bachelor-masterstructuur in twee fasen niet handig is geweest. 3.2.
Het beoordelingskader
3.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Bachelor In de visie van de opleiding is er een grote politieke, culturele en economische invloed van de Engelse en Amerikaanse taal en cultuur op het Nederlandse denken en de Nederlandse maatschappij en cultuur. Dientengevolge is er een grote behoefte aan wetenschappelijk geschoolde specialisten die de historische en hedendaagse ontwikkelingen van de Engelse en de Amerikaanse taal en cultuur kunnen begrijpen en in de Nederlandse situatie kunnen duiden. Dit vereist een near native-niveau van de Britse of Amerikaans Engelse taalbeheersing en kennis en inzicht vanuit een aantal verschillende disciplinaire benaderingen. De opleiding biedt als enige in Nederland de mogelijkheid om taalvaardigheidsvakken gericht op het Amerikaans Engels te kiezen. De opleiding heeft twee studierichtingen: Engelse taal en cultuur, die geworteld is in de Engelse taalkunde, cultuur en geschiedenis en Amerikanistiek, een interdisciplinair opgezette regiovariant. Beide studierichtingen zijn historisch nauw met elkaar verbonden. Na de bachelor kan de student kiezen voor de master Engelse taal en cultuur of de master Amerikanistiek. Engelse taal en cultuur In de studierichting Engelse taal en cultuur kan de student zich bekwamen in de Engelse taal, taalkunde, cultuur en de Engelstalige letterkunde. De opleiding is gericht op het aanleren van een volledig scala aan wetenschappelijke vaardigheden, toegespitst op het Engels en het vermogen om op een zelfstandige en professionele wijze problemen op het gebied van de Anglistiek af te bakenen en op te lossen, zo vermeldt de opleiding in de zelfstudie. De opleiding besteedt veel aandacht aan alle basisaspecten van de Engelse taal (de klankleer, vormleer en de zinsbouw). Het taalkundeonderwijs sluit aan bij de speciale positie van het Engels. In dit kader wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van het Engels als wereldtaal, aan de vele varianten van het Engels en aan de gevolgen van het feit dat het Engels vaak in meertalige samenlevingen wordt gesproken. Hierdoor neemt de Engelse letterkunde evenals de taalkunde een unieke plaats in in de wereld. 102
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Amerikanistiek Volgens de opleiding heeft de Nederlandse samenleving behoefte aan kenners van Amerika, die algemeen academisch gevormd zijn en over een brede, grondige, en wetenschappelijk gefundeerde deskundigheid ten aanzien van de VS en Canada beschikken en in staat zijn om die deskundigheid in verschillende functies toe te passen. Een bachelor Amerikanistiek dient de hedendaagse ontwikkelingen in de VS op sociaal, politiek en economisch terrein wetenschappelijk te kunnen analyseren en te doorgronden en in een breder historisch en cultureel perspectief te kunnen plaatsen. In een bijlage van de zelfstudie geeft de opleiding een overzicht van de doelstellingen van de bacheloropleiding. Deze zijn verdeeld in algemene doelstellingen en de specifieke doelstellingen van de studierichting Engelse taal en cultuur en van de studierichting Amerikanistiek. Hieronder zijn deze doelstellingen en eindtermen integraal uit de zelfstudie overgenomen. Algemeen De student beschikt over een algemene oriëntatie in de Engelse taal en cultuur c.q. de Amerikanistiek, evenals in de globale wetenschapsfilosofische achtergronden van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de Engelse taal en cultuur c.q. de Amerikanistiek. Hij is in staat zelfstandig een probleem op het terrein van de Engelse taal en cultuur c.q. de Amerikanistiek te definiëren en analyseren, mogelijke oplossingen te bedenken, en een verantwoord voorstel te ontwikkelen voor praktische implementatie van de gekozen oplossing, en daarover mondeling en schriftelijk te rapporteren, met andere woorden, hij/zij bezit een algemene habitus van kritisch wetenschappelijk en analytisch denken en is in staat die habitus praktisch toe te passen in zijn/haar maatschappelijk functioneren. Hij beschikt over vaardigheden die onmisbaar zijn voor het verwerven van vakspecifieke kwaliteiten, zoals een redelijke beheersing van relevante ICT-technieken, alsmede over het vermogen zowel zelfstandig als in teamverband te werken. Hij beheerst de grondbeginselen van zijn discipline Engelse taal en cultuur c.q. de Amerikanistiek en heeft (in de minorruimte) kennisgemaakt met ten minste één andere discipline binnen of buiten de Letteren. Hij beheerst de onderzoeksmethoden en -technieken van de gekozen discipline passief en een aantal daarvan actief. Hij heeft zich in de minorruimte van de opleiding inhoudelijk voorbereid op de door hem te kiezen masteropleiding. Eindtermen studierichting Engelse taal en cultuur Na het doorlopen van de bacheloropleiding heeft de student 1. een brede en wetenschappelijk gefundeerde kennis van en inzicht in de onderscheiden deelgebieden van de Engelse taal en cultuur in hun onderlinge samenhang: de moderne taalkunde, de historische taal- en letterkunde, de Engelstalige letterkunde van GrootBrittannië en Noord-Amerika; 2. (facultatief ) een specifieke oriëntatie (middels één of meer minoren) op één van de onderscheiden deelgebieden van de Engelse taal en cultuur; QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
103
3. een basaal wetenschappelijk werk- en denkniveau dat hem in staat stelt tot zelfstandig analyserend en problematiserend denken; tot kritische reflectie op de eigen leerervaring; in een helder betoog verslag te doen van zijn/haar bevindingen, blijkend uit een afsluitend werkstuk op een van de deelgebieden van de anglistiek (het bachelorwerkstuk); 4. het vermogen om goede mondelinge presentaties en schriftelijke werkstukken te maken, zowel in het Nederlands als in het Engels; 5. op het gebied van de taalvaardigheid: een near native-niveau van schrijf- en leesvaardigheid in het hedendaagse Engels; een near native-niveau van spreek- en luistervaardigheid in het hedendaagse Engels; een uitstekende vertaalvaardigheid Nederlands-Engels en Engels-Nederlands; 6. op het gebied van de taalkunde: kennis van de beschrijvende grammatica en de fonetiek van het Engels, gekoppeld aan inzicht in de toepassing van de theorieën van grammatica analyse op het Engels; begrip van de maatschappelijke en sociolinguïstische contexten waarin het Engels in een aantal samenlevingen wereldwijd gebezigd wordt, als eerste en/of tweede taal; 7. op het gebied van de historische taal- en letterkunde: begrip van de ontwikkeling van de Engelse taal vanuit haar oorsprong tot het heden, met inbegrip van de varianten van het Engels wereldwijd; vertrouwdheid met de middeleeuwse Engelse literatuur in cultureel, sociaal en historisch verband; 8. op het gebied van de Engelse en Amerikaanse Letterkunde: overzichtskennis van de Engelse literatuur en cultuur van Shakespeare tot de Romantiek, en gedetailleerde kennis van de Engelse literatuur en cultuur van de negentiende en twintigste eeuw; kennis van en inzicht in ontstaan en ontwikkeling van de (Noord) Amerikaanse letterkunde in sociaal, cultureel en historisch verband, met nadruk op de twintigste eeuw. 9. (facultatief ) de ervaring van een studieverblijf in het buitenland van ten minste één semester, bij voorkeur in Groot-Brittannië; 10. (facultatief ) een oriëntatie op maatschappelijke toepasbaarheid van de academische opleiding in één of meer beroepsvelden middels een op bachelorniveau gelopen stage. Eindtermen studierichting Amerikanistiek Na het doorlopen van de bacheloropleiding 1. bezit de student een brede en wetenschappelijk gefundeerde kennis van en inzicht in de complexiteit van de Verenigde Staten vanuit een verscheidenheid aan academische disciplines, dat wil zeggen hij/zij kent de belangrijkste aspecten van de Amerikaanse geschiedenis, literatuur, kunst en architectuur, populaire cultuur (film, tv), het rechtssysteem, het politieke systeem, de geografie en economie, het bedrijfsleven, en de rol van (Noord) Amerika in de internationale verhoudingen; 2. heeft de student een gespecialiseerde kennis over de Verenigde Staten of Canada op één of meer van de deelgebieden van de Amerikanistiek, blijkend uit het bachelorwerkstuk; 3. (facultatief ) heeft de student een specifieke oriëntatie (middels één of meer minoren) op de culturele of de politiek-economische aspecten van de Verenigde Staten of Canada, ter voorbereiding op één van de twee afstudeerrichtingen in de masteropleiding; 4. beschikt de student over een goede tot uitstekende mondelinge en schriftelijke beheersing van het (Amerikaans) Engels; 5. is de student in staat goede mondelinge presentaties te houden en schriftelijke werkstukken te maken, zowel in het Nederlands als in het Engels; 6. beschikt de student over een fundamenteel wetenschappelijk werk- en denkniveau: dat wil zeggen hij/zij is in staat tot zelfstandig analyserend en probleemoplossend denken, 104
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
hij/zij is in staat kritisch te reflecteren op de eigen leerervaring, en hij/zij is in staat in een helder en overtuigend betoog verslag te doen van zijn/haar bevindingen, blijkend uit een afsluitend werkstuk op één of meer van de deelgebieden van de Amerikanistiek (het bachelorwerkstuk); 7. beschikt de student over het vermogen interdisciplinair te denken en werken, met andere woorden hij/zij is in staat inzichten uit meerdere wetenschappelijke disciplines met elkaar te verbinden en de meerwaarde van een interdisciplinaire, synthetiserende benadering te duiden; hij/zij is in staat die benadering in de praktijk te brengen, in zijn/haar presentaties en werkstukken, met name in het afsluitend werkstuk (het bachelorwerkstuk); 8. (facultatief ) de ervaring van een studieverblijf in het buitenland van ten minste één semester, bij voorkeur in de Verenigde Staten of Canada; 9. (facultatief ) een oriëntatie op maatschappelijke toepasbaarheid van de academische opleiding in één of meer beroepsvelden middels een op bachelorniveau gelopen stage. Master In de zelfstudie geeft de master evenals de bachelor een overzicht van haar doelstellingen en eindtermen. Deze zijn hier integraal overgenomen (Zelfevaluatie bacheloropleiding Engelse taal en cultuur, 2004). Doelstellingen en eindtermen Bij onderstaande beschrijving van de eindtermen is bij de afzonderlijke definities waar relevant in vierkante haakjes aangegeven welke Dublin-descriptor hier specifiek van toepassing is. Na het doorlopen van de masteropleiding Engelse taal en cultuur 1. heeft de student de kennis en vaardigheden van de bachelor Engelse taal en cultuur in theorie en praktijk verdiept; [1, 2, 3, 4, 5] 2. heeft de student zich gespecialiseerd op één of meer van de deelgebieden van de Anglistiek middels een keus voor één van twee afstudeerrichtingen, de taalkunde of de letterkunde: theoretische taalkunde (op het gebied van syntaxis en fonologie); tweede taalverwerving/ meertaligheid; historische taal- en/of letterkunde; Amerikaanse letterkunde; Britse letterkunde van de Renaissance tot het heden; Vertalen; [1, 2, 3, 4, 5] 3. is de student in staat zijn/haar kennis en vaardigheden op één of meer van de hierboven genoemde deelgebieden van de anglistiek toe te passen in begeleid wetenschappelijk onderzoek, blijkend uit het vermogen een probleem af te bakenen; deelvragen te formuleren; deze zelfstandig theoretisch en empirisch te onderzoeken; de onderzoeksresultaten te presenteren in een heldere verslaglegging in voortreffelijk Engels (de masterscriptie); [1, 2, 3, 4] 4. (facultatief ) heeft de student een oriëntatie op de maatschappelijke toepasbaarheid van de academische opleiding in één of meer beroepsvelden middels een op masterniveau gelopen stage. [2, 3, 4, 5] Oordeel: Bij een beschrijving van de doelstellingen van de bacheloropleiding is een aantal algemene doelstellingen geformuleerd, die gelden voor de studierichting Engelse taal en cultuur en Amerikanistiek. In de beschrijving van de eindtermen wordt een onderscheid gemaakt in eindtermen voor de Engelse taal en cultuur en Amerikanistiek. In de master wordt geen onderscheid gemaakt in doelstellingen en eindtermen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
105
De commissie is van oordeel dat de eindkwalificaties van zowel de bachelor- als van de masteropleiding in voldoende mate aansluiten bij de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. Voor de bachelor is een aantal eindtermen geformuleerd, waarin het verwerven van een basaal werk- en denkniveau wordt nagestreefd ten aanzien van het doen van wetenschappelijk onderzoek. In de masteropleiding zijn de eindtermen een verdieping van de eindtermen van de bacheloropleiding. Dit geldt niet voor de tweede voor de master geformuleerde eindterm, waarin de mogelijkheid tot specialisatie van de Britse letterkunde van de Renaissance tot het heden wordt genoemd. Conform de expliciete politiek van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt het bachelorexamen in feite niet gezien als een mogelijk eindstation. De commissie betreurt dat. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Bachelor/Master De bachelor- en de masteropleiding geven in de zelfstudie bij F1 een overzicht van hun doelstellingen en eindtermen. De master geeft bij elke eindterm aan met welke van de vijf Dublindescriptoren deze corresponderen. Oordeel: De commissie constateert op basis van de overzichten van eindtermen die de bachelor- en de masteropleiding in hun zelfstudie geven dat zij er in voldoende mate in zijn geslaagd om de Dublin-descriptoren in de eigen eindtermen te vertalen. Op basis hiervan concludeert de commissie dat de eindtermen van zowel de bachelor- als de masteropleiding voldoen aan de (internationale) domeinspecifieke maatstaven. De commissie mist een kwalificatie van het niveau van de eindtermen volgens de CEFR-normen. Zij raadt de opleiding aan om op korte termijn te bepalen welk niveau zij volgens de CEFR heeft of nastreeft. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
106
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelor De studierichting Engelse taal en cultuur van de gelijknamige bacheloropleiding geeft zonder nadere voorwaarden toegang tot de masteropleiding Engelse taal en cultuur. De studierichting Amerikanistiek geeft zonder nadere voorwaarden toegang tot de masteropleiding Amerikanistiek. Studenten van de bacheloropleiding Engelse taal en cultuur hebben onder specifieke voorwaarden toegang tot de doorstroommasters Algemene Cultuurwetenschappen, Bedrijfscommunicatie, Kunstgeschiedenis, Nederlands, Taalwetenschap, Duitslandstudies, Literatuurwetenschap en Taal- en Spraaktechnologie. Daarnaast geeft de bachelor Engelse taal en cultuur onder specifieke voorwaarden toegang tot een aantal onderzoeksmasters, namelijk Literary Studies, Art and Cultural Studies, Language and Communication en Historische Wetenschappen. De opleiding geeft in de zelfstudie een overzicht van sectoren waarin de afgestudeerde bachelor Engelse taal en cultuur terecht kan komen. Dit zijn bijvoorbeeld de journalistiek, de media en het uitgeverswezen. Zij doet dit ook voor de afgestudeerde in de Amerikanistiek. Hier zijn het de literatuur, de kunst of het internationale bedrijfsleven. De in de eindtermen verwoorde academische vaardigheden sluiten volgens de opleiding goed aan bij de eisen die in de beroepspraktijk worden gesteld. De afgestudeerde bachelor uit Nijmegen kenmerkt zich volgens de opleiding door zijn goede uitspraak van het Engels. De minor ‘Vertalen: Theorie en Praktijk’ biedt studenten de mogelijkheid om zich voor te bereiden op een voor Anglisten belangrijk deel van de beroepspraktijk. Master De master Engelse taal en cultuur heeft drie afstudeerrichtingen: Engelse letterkunde, NoordAmerikaanse letterkunde en Engelse Taalkunde. Binnen taalkunde kan de student een pakket samenstellen op het terrein van de historische taal- en letterkunde. In de masteropleiding leert de student om zich wetenschappelijk te specialiseren op een van de deelgebieden van de Engelse taal- en letterkunde en leert hij zijn wetenschappelijke kennis en inzichten toe te passen in een verscheidenheid aan maatschappelijke functies of in het zelfstandig ontwerpen en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Voorbeelden van sectoren waarvoor de master opleidt zijn ook hier de journalistiek, de media en het uitgeverswezen. Oordeel: De commissie constateert dat afgestudeerde bachelorstudenten van de studierichting Engelse taal en cultuur en van Amerikanistiek voldoende mogelijkheden hebben om door te stromen naar een aantal WO-masters. Dit zijn ten eerste de masters Engelse taal en cultuur en Amerikanistiek. Ook doorstroom naar een aantal andere masters behoort tot de mogelijkheden. In de eindkwalificaties van de bachelor en de master Engelse taal en cultuur wordt volgens de commissie in voldoende mate aandacht besteed aan de wetenschappelijke vorming van studenten. Op de officiële mogelijkheid om het bachelorexamen te beschouwen als eindstation wordt echter naar het oordeel van de commissie onvoldoende ingespeeld. Het doen van een stage in een speciale stageminor, waarin 480 studie-uren aan stage zijn voorzien, wordt niet of nauwelijks gestimuleerd en ook anderszins biedt de bacheloropleiding nauwelijks oriëntatie op de arbeidsmarkt.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
107
Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen luidt: voldoende. 3.2.2. Programma Bachelor De bacheloropleiding Engelse taal en cultuur is evenals de andere bacheloropleidingen van de Faculteit der Letteren ingericht volgens het major-minormodel. In het eerste jaar volgen de studenten 60 ECTS majoronderwijs. In het tweede bachelorjaar volgen zij naast 40 ECTS majoronderwijs één minor van 20 ECTS. Het derde bachelorjaar bestaat uit de resterende 20 ECTS van de major en twee minoren van elk 20 ECTS. Een minor is een samenhangend pakket van studieonderdelen met een omvang van in totaal 20 ECTS. In het tweede semester van het tweede jaar is één minor gepland en in het derde jaar twee, in elk semester één. Een minor kan de functie van verdieping of verbreding van het hoofdvak hebben. Van elke student wordt verwacht dat hij minstens een minor van 20 ECTS buiten het eigen hoofdvak kiest. De stage of een verblijf in het buitenland behoren eveneens tot de mogelijkheid. Minoren bieden de studenten tevens de mogelijkheid om zich voor te bereiden op de niet-doorstroommasters. Master De master geeft in de zelfstudie een overzicht van onderdelen van elk van de drie afstudeerrichtingen. Bij elk onderdeel wordt ook de werk- en de toetsvorm vermeld en de periode (in totaal vier) waarin het onderdeel is geprogrammeerd. In alle drie de afstudeerrichtingen is het programma opgebouwd uit verplichte en keuzeonderdelen. Elke afstudeerrichting omvat in totaal 60 ECTS. De afstudeerrichting Noord-Amerikaanse letterkunde bestaat uit twee verplichte onderdelen van elk 10 ECTS en drie keuzeonderdelen van elk 10 ECTS, waarvan studenten er twee kiezen. De stage wordt ook aangeboden als keuzeonderdeel. In de afstudeerrichting Engelse taalkunde volgen studenten vier van de vijf verplichte onderdelen van elk 10 ECTS. De studierichting Engelse letterkunde bestaat uit vier verplichte onderdelen van elk 10 ECTS. In alle drie de afstudeerrichtingen schrijven studenten een scriptie van 20 ECTS.
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
108
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelor In 2000 heeft de faculteit met het oog op het waarborgen van de wetenschappelijke kwaliteit de cursus Algemene Communicatieve vaardigheden in het leven geroepen. Hierin schrijven studenten een academische tekst, houden een mondelinge presentatie en maken een samenvatting van een wetenschappelijke publicatie. In 2003 is het onderdeel geïntegreerd in de eigen vakken van de opleiding. In de zelfstudie geeft de opleiding voor de Taalkunde, de Letter- en Cultuurkunde en de Amerikanistiek aan in welke onderdelen aandacht wordt besteed aan wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke inzichten. Door middel van het door studenten bijgehouden dossier wordt erop toegezien dat zij een aantal academische en communicatieve vaardigheden verwerven. Master De afstudeerrichting Engelse letterkunde bestaat uit vier gespecialiseerde onderdelen, die aansluiten bij het onderzoek van de docenten. In de cursussen wordt expliciet aandacht besteed aan de zelfwerkzaamheid van de studenten ter voorbereiding op het zelfstandig schrijven van een scriptie. Een afgestudeerde master in de Engelse letterkunde heeft een breed overzicht over de Engelse Letterkunde en de Letterkunde van de laatste twee eeuwen en over specialistische kennis en vaardigheid om door het verrichten van zelfstandig onderzoek deze uit te breiden, zo vermeldt de opleiding in de zelfstudie. In de afstudeerrichting Noord-Amerikaanse letterkunde is het centrale thema de literatuur van de VS en Canada van de twintigste eeuw tot op heden tegen de achtergrond van de bredere maatschappelijke en culturele ontwikkeling van het Noord-Amerikaanse continent. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de literatuur en de cultuur van raciale en etnische minderheden in de Noord-Amerikaanse samenleving. Deze thema’s komen aan bod in vier specialistische cursussen. Studenten hebben de mogelijkheid om een combinatie te maken van cursussen van de Engelse en de Noord-Amerikaanse letterkunde. Zij dienen hun keuze eerst voor te leggen aan de Examencommissie. De afstudeerrichting taalkunde bestaat uit vijf seminars van elk 10 ECTS. De onderwerpen zijn gerelateerd aan het onderzoeksterrein van de stafleden. Naast deze seminars biedt de afstudeerrichting twee vertaalcursussen aan: Nederlands-Engels en Engels-Nederlands van elk vijf ECTS. Deze cursussen zijn een vervolg op het vertaaltraject in de minor: Vertalen: theorie en praktijk. Oordeel: De commissie heeft tot haar voldoening mogen constateren dat er in de opleiding aandacht wordt besteed aan wetenschapstheorie. Toch zou in de bachelorfase de aandacht voor het wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkelingen nog wel versterkt kunnen worden. Zij baseert haar mening onder andere op het gesprek met de bachelorstudenten. De junioronderzoekers besteden volgens hen in hun onderwijs nog de meeste aandacht aan hun onderzoek. De bachelorstudenten vinden wel dat zij getraind worden in onderzoeksvaardigheden. De commissie heeft geconstateerd dat in de master expliciet aandacht wordt besteed aan het onderzoek van de docenten, met name omdat de vakinhoud hierop is gebaseerd. Volgens de master- c.q. doctoraalstudenten gebeurt dit ook al in de bachelorfase, maar in mindere mate en minder expliciet. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
109
De docenten zelf zijn van mening dat zij met name in de master aandacht besteden aan hun onderzoek. In de bacheloropleiding besteden zij de meeste aandacht aan onderzoek in de minoren in het derde jaar. In de major van de bacheloropleiding wordt hieraan, vanwege het inleidende karakter ervan, weinig aandacht besteed. Wel worden studenten vanaf het tweede bachelorjaar getraind in onderzoeksvaardigheden. De commissie vindt dat de bacheloropleiding wel wat meer mag aansluiten bij de beroepsmogelijkheden na het bachelorexamen, bijvoorbeeld door het doen van een stage. Dat wordt te weinig gestimuleerd. Ook het uitnodigen van meer gastsprekers uit andere beroepen dan docenten of vertalers zou de aansluiting kunnen bevorderen. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
De studenten Anglistiek en Amerikanistiek leren in de volle breedte studeren door een ruim en veelsoortig onderwijsaanbod. De cursusopbouw is dusdanig gefaseerd dat er in de vervolgcursussen wordt voortgebouwd op de inleidende cursussen. Studenten kunnen vanaf de tweede helft van het tweede jaar hun kennis verbreden door de keuze van minoren. Engelse taal en cultuur De doelstellingen van de studierichting Engelse taal en cultuur zijn het verwerven van brede en wetenschappelijk gefundeerde kennis van en inzicht in de onderscheiden deelgebieden van de Engelse taal en cultuur. De doelstellingen worden met name in de major van het programma gerealiseerd. De deelgebieden komen in de minoren aan de orde. Het onderwijs biedt studenten de mogelijkheid om het door de opleiding beoogde basale wetenschappelijke werk- en denkniveau te verwerven. Het ontwikkelen van adequate communicatieve vaardigheden wordt steeds belangrijker. Studenten trainen deze vaardigheden door het houden van mondelinge presentaties en het schrijven van werkstukken. Om de doelstelling van een near native-taalbeheersingsniveau te bereiken wordt voornamelijk in het eerste jaar een groot deel van de tijd besteed aan taalvaardigheid. Internationalisering kan worden gerealiseerd door een studieverblijf in het buitenland. Amerikanistiek Het bachelorprogramma biedt studenten de mogelijkheid om brede en wetenschappelijk gefundeerde kennis van en inzicht in de complexiteit van de VS te verwerven. In de major ligt de nadruk op de drie kerndisciplines: geschiedenis, literatuur en politiek. Deze drie deeldisciplines worden deels afzonderlijk aangeboden en deels geïntegreerd met elkaar en met (inzichten uit) andere opleidingen. De opleiding wil door het houden van mondelinge presentaties, het uitvoeren van kleine dan wel grote onderzoeksopdrachten, het schrijven van onderzoeksverslagen en kritisch-analytische beschouwingen fundamentele academische vaardigheden en een wetenschappelijke habitus van denken aanleren. Gaandeweg ontwik110
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
kelt de student een synthetiserende interdisciplinaire werk- en denkhouding, die zijn weerslag vindt in het bachelorwerkstuk. In de studiegids Engelse taal en cultuur geven de bachelor- en de masteropleiding bij elk onderdeel de leerdoelen aan. Oordeel: De commissie is van oordeel dat zowel de bachelor- als de masteropleiding duidelijk aangeven op welk wijze zij de eindkwalificaties hebben vertaald in het programma. Het betreft de eindkwalificaties die betrekking hebben op de te verwerven kennis en inzichten en op de te verwerven vaardigheden. In de studiegids worden bij (bijna) elk onderdeel de leerdoelen vermeld, die een vertaling zijn van de eindkwalificaties. Wat betreft de bacheloropleiding betreurt de commissie het dat in de studierichting Engels de noemer ‘cultuur’ een formele aangelegenheid blijft. Bij Amerikanistiek wordt daar duidelijk meer aan gedaan. Ook is de commissie, als gezegd, van mening dat de bacheloropleiding wel wat meer mag aansluiten bij de beroepsmogelijkheden na het bachelorexamen, bijvoorbeeld door het doen van een stage. Dat wordt te weinig gestimuleerd. En ten slotte is er naar het oordeel van de studenten en docenten te weinig uitspraaktraining. Die wordt alleen in het eerste jaar gegeven. Dat zou in het tweede jaar voortgezet moeten worden. Wat betreft de masteropleiding vindt de commissie het een goed idee om in de masterfase een inleidend scriptiecollege aan te bieden. Bijzonder verheugd is de commissie over het feit dat de masterstudenten gestimuleerd worden om ook eens een college aan een andere Nederlandse universiteit te volgen en zelfs om daar een scriptiebegeleider te zoeken, indien de specifieke specialisatie in de eigen afdeling ontbreekt. En voorts betreurt de commissie het, dat de studenten er steeds moeilijker toe zijn te brengen een periode in het buitenland door te brengen, al valt het op dat de goeden wel gaan. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Bachelor De opleiding heeft zo veel mogelijk evenwicht gezocht in de verdeling van de diverse deeldisciplines van de Anglistiek en de Amerikanistiek. De minoren hebben de functie om de deeldisciplines te verbreden of te verdiepen. De opleiding streeft naar zo veel mogelijk samenhang in het programma door een opbouw van cursussen naar niveau. Onderdelen hebben een oplopende moeilijkheidsgraad. De cursussen binnen de verschillende deeldisciplines bouwen inhoudelijk op elkaar voort. In de vervolgcursussen wordt teruggegrepen op de inleidingen. Door de keuze van minoren kunnen studenten vanaf de tweede helft van het tweede jaar hun kennis en vaardigheden verbreden. In de zelfstudie geeft de opleiding een beschrijving van de opbouw van respectievelijk de Taalvaardigheid, de Moderne Taalkunde, de Historische Taal- en Letterkunde en de Engelse en Amerikaanse Letterkunde en Cultuur en Amerikanistiek. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
111
De Examencommissie ziet toe op de samenhang voor wat betreft de keuze van de minoren. Master Ook in de masterfase ziet de Examencommissie erop toe dat het programma voldoende samenhang heeft. In de afstudeerrichting Engelse taal en cultuur zijn vier specialistische cursussen geprogrammeerd, die zo veel mogelijk aansluiten bij het lopende onderzoek van de docenten. De cursussen bereiden studenten voor op het schrijven van hun scriptie. Ook in de afstudeerrichting Amerikanistiek worden vier specialistische cursussen aangeboden, die de student in staat moeten stellen om zich te verdiepen in vier onderling samenhangende deelgebieden. Studenten hebben ook de mogelijkheid om een stage te volgen in plaats van één van de cursussen. Zij dienen hiervoor met het oog op de samenhang toestemming te vragen aan de Examencommissie. Ook studenten die cursussen op het gebied van de Engelse letterkunde, de Amerikanistiek of een andere opleiding willen combineren met cursussen op het gebied van de Noord-Amerikaanse letterkunde moeten hiervoor een verzoek indienen bij de Examencommissie. In de afstudeerrichting Engelse taalkunde zijn vijf seminars gepland van elk 10 ECTS. De onderwerpen van de seminars zijn gekoppeld aan de onderzoeksgebieden van de stafleden. Verder biedt de afstudeerrichting twee vertaalcursussen, namelijk Nederlands-Engels en Engels-Nederlands van elk 5 ECTS. De cursussen zijn een vervolg op het vertaaltraject uit de minor: ‘Vertalen: theorie en praktijk’. Oordeel: De bachelor- en de masteropleiding vertonen volgens de commissie een inhoudelijk samenhangend programma. De cursussen bouwen zowel wat betreft de moeilijkheidsgraad, als wat betreft de inhoud goed op elkaar voort. Ook de samenhang van de major met de minoren is goed. De minoren kunnen een verdiepende dan wel verbredende functie hebben ten opzichte van de major. Echter: in de bacheloropleiding houden de colleges Alfa-informatiekunde, ATW en Filosofie te weinig verband met de eigen studie. Bovendien is het niveau van Alfa-informatiekunde volgens de studenten te laag (middelbareschoolkennis) en wordt ATW weinig inspirerend gegeven. De masteropleiding is volgens de commissie een goede voortzetting van de bacheloropleiding. De minoren die de studenten in de bacheloropleiding volgen ter voorbereiding op de master dragen hier in belangrijke mate aan bij. Het bevreemdt de commissie dat studenten al mastervakken kunnen volgen als zij hun bachelorscriptie nog niet hebben afgerond. Immers, hierdoor kan de samenhang van het programma in de knel komen. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
112
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelor De studielast van de bacheloropleiding is verdeeld over zes semesters van 30 ECTS. Studenten kunnen aan het eind van elk semester de studiepunten behalen. Er zijn drie vakken waarvoor de punten vanwege het progressieve karakter van de vakken pas aan het einde van het jaar kunnen worden behaald. Cursussen worden met uitzondering van deze drie vakken getoetst in de periode waarin de cursus wordt gegeven. Er wordt één herkansing gegeven in de volgende periode. Bijna alle cursussen die over het hele semester lopen hebben een deeltoets na afloop van de periode en een eindtoets na afronding van de cursus. Uit evaluatieresultaten van de IOWO-enquête Studenttevredenheid KUN 2002-2003 blijkt dat studenten tevreden zijn over de studeerbaarheid van de opleiding (score 4,0 op een vijfpuntsschaal). Volgens dezelfde enquête vinden studenten dat zij voldoende gestimuleerd worden om regelmatig te studeren (score 3,5 op en vijfpuntsschaal) en dat de studie hen in staat stelt om de vereiste studievoortgang te realiseren (score 3,6 op een vijfpuntsschaal). Master Volgens de opleiding is de studielast evenwichtig verdeeld over de beide semesters. Het eerste semester bestaat voornamelijk uit cursorisch onderwijs (30 ECTS). In het tweede semester is nog voor 10 ECTS aan cursorisch onderwijs geprogrammeerd. In het eerste semester is een aantal verplichte onderdelen ingepland. In het tweede semester schrijft de student zijn scriptie (20 ECTS). De planning van de stage is flexibel en hangt af van de beschikbaarheid van de stageplaats. Oordeel: De studielast van het bachelor- en het masterprogramma is volgens de commissie goed gespreid over de semesters en de jaren. De bachelor- en de masterstudenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de studeerbaarheid van de programma’s. Tevredenheid van studenten over de studeerbaarheid van het programma blijkt ook uit resultaten van de enquêtes. Zij hebben alleen Alfa-informatiekunde als een struikelvak ervaren. Ondanks al deze tevredenheid acht de commissie de studielast bepaald te licht: verschillende studenten doen twee masters (Engels en Amerikanistiek) tegelijk en hebben daarnaast ook nog een baantje. De commissie is verheugd dat de opleiding voornemens is de eisen aan te scherpen. Alfa-informatiekunde is, hoewel het te licht is bevonden door de studenten die de commissie sprak, een struikelblok. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Bachelor Vanaf 1993-1994 neemt het aantal studenten dat staat ingeschreven bij de studie Engelse taal en cultuur af. In 1990-1991 waren dat er nog 422 en in 1993-1994 daalt het aantal tot 378. De afname van de instroom aan het begin van de jaren negentig was een reactie op de eigen QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
113
propedeuse voor Bedrijfscommunicatie. Sinds het eind van de jaren negentig neemt het aantal studenten echter weer toe. De opleiding verwacht dat deze trend zich voortzet. De opleiding geeft aparte cijfers voor het totaal aantal studenten dat staat ingeschreven bij de driejarige bovenbouwstudie Amerikanistiek (inmiddels een eenjarige masteropleiding). Sinds het midden van de jaren negentig nam het aantal studenten af, maar sindsdien is er sprake van een gestage stijging van de instroom. Het voorlichtingsbeleid van de opleiding is overeenkomstig het facultaire beleid gericht op het vergroten van de kennis over het onderwijs, het verbeteren van de herkenbaarheid en de uitstraling van de opleiding. Zij organiseert voorlichtingsdagen, decanendagen en laatkiezersdagen. Verder verstrekt zij informatie via internetsites, meeloopdagen en schriftelijk voorlichtingsmateriaal. Onlangs is de website vernieuwd. Ook zet de opleiding haar studenten in als ‘ambassadeurs’. Om de aansluiting op het VWO zo goed mogelijk te laten verlopen heeft de faculteit een website geopend voor belangstellende studenten om proef te studeren. De opleiding heeft haar contacten met vakdidactici, docenten van de opleidingen en VWO-leerkrachten geïntensiveerd. Uit de resultaten van een IOWO Studenttevredenheidsonderzoek (Van den Broek, 2003) blijkt dat studenten tevreden zijn over de voorlichting over de studie. Laag scoort de opleiding op het aspect ‘helder beeld beroepsperspectieven’. Een verklaring van de opleiding hiervoor is de interdisciplinaire aard van de opleiding en het deels wegvallen van het traditionele beroep van leraar. De Centrale Studentenadministratie zorgt ervoor dat alleen studenten met de juiste kwalificaties worden toegelaten. Bij afwijkende kwalificaties beslist de Examencommissie over de toelating en over het af te leggen studiepad. Instromers met een HBO-lerarenopleiding volgen een verkort programma. Master De opleiding verwacht dat de meeste bachelorstudenten zullen doorstromen naar de masteropleiding. De voorlichting is erop gericht om studenten al tijdens de bachelorfase te laten nadenken over de doorstroom naar de master. De verwachting is dat de instroom van bachelorstudenten met een andere vooropleiding dan Engelse taal en cultuur in de master gering zal zijn. Desondanks streeft de opleiding naar een wijdere, nationale uitstraling. Bachelorstudenten van de studierichting Amerikanistiek van de bachelor Engelse taal en cultuur dienen in hun minorruimte voor 40 ECTS vakken van de studierichting ECT te hebben gevolgd. Bachelorstudenten die de letterkundige mastervariant willen gaan doen dienen de major Engelse taal en cultuur gevolgd te hebben. Verder raadt de opleiding studenten die de master ECT letterkunde willen volgen aan om op zijn minst een van volgende minoren te volgen: ‘Engelse letterkunde’, ‘Language and Literature from Chaucer to Dryden’. Studenten die willen afstuderen in de Amerikaanse of Canadese Letterkunde wordt aangeraden om de minor ‘Literatures of North America’ of ‘The American Century’ of ‘Focus on Canada’ te volgen. De taalkundige mastervariant kan worden gevolgd door bachelorstudenten Engelse taal en cultuur. Indien een student kiest voor een taalkundig combinatiepakket dient hij in de bachelor de minor ‘Structure and Variability in present-day English’ te hebben gevolgd.
114
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bachelorstudenten die een andere opleiding hebben gedaan dan Engelse taal en cultuur kunnen worden toegelaten tot de master Engelse taal en cultuur indien zij in de minorruimte 60 ECTS aan Engelse taal en cultuur vakken hebben gevolgd. Zij moeten op de TOEFL-test een score van minimaal 550 punten hebben behaald. Indien nodig volgen studenten een overbruggings- of schakelprogramma van 60 ECTS. HBO-instromers met een afgeronde lerarenopleiding volgen eveneens een schakelprogramma van 60 ECTS. Voorlichting over de master wordt tweemaal per jaar gegeven: in november en april. De voorlichting heeft betrekking op specialisatiemogelijkheden, de afstudeervarianten, studeren in Engeland en de VS en beroepsperspectieven. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de opleiding een aantal zinvolle activiteiten onderneemt om studenten te werven. Het wervingsbeleid lijkt met een toename van het aantal studenten dat zich inschrijft voor de opleiding Engelse taal en cultuur vruchten af te werpen. Studenten zijn tevreden over de voorlichting, zo blijkt uit het gesprek dat de commissie met de studenten heeft gevoerd. De opleiding komt wat betreft de informatie over het studieprogramma, keuzemogelijkheden en de bruikbaarheid van de studiegids overeen met de verwachtingen van de studenten. De commissie stelt vast dat de instroom van studenten zonder noemenswaardige problemen verloopt. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Bachelor De bacheloropleiding Engelse taal en cultuur omvat 180 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een bachelorcurriculum. Master De masteropleiding Engelse taal en cultuur omvat 60 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een mastercurriculum. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Zie ook het facultaire rapport. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
115
Bachelor Het onderwijs van de bacheloropleiding Engelse taal en cultuur is vormgegeven volgens het principe van Studentactiverend Onderwijs (SAO), met daarin een centrale plaats voor ICT en het MultiMedia Studiecentrum (MMS). De opleiding streeft ernaar om zo veel mogelijk onderwijs te verzorgen in kleinschalige werkgroepen en het aantal hoorcolleges te beperken. In het eerste jaar is 182 uur gereserveerd voor hoorcolleges en 371 uur voor werkcolleges. In het tweede jaar is dit respectievelijk 63 en 273 uur en in het derde jaar 42 en 70 uur. Het aantal uren zelfstudie neemt de in loop van de drie jaren toe. Master In de master staan twee doelstellingen centraal. Het eerste is het aanleren van een wetenschappelijke werk- en denkhouding en het tweede is het aanleren van het vermogen om zelfstandig onderzoek te concipiëren en uit te voeren. Volgens de opleiding komen beide doelstellingen door de combinatie van hoor- en werkcolleges ruimschoots aan bod. Studenten dienen de in de hoorcolleges of via zelfstudie verworven stof zelfstandig te verwerken. In de onderzoeksopdrachten trainen studenten het zelfstandig formuleren van onderzoeksvragen en het zelfstandig of in teamverband zoeken van oplossingen. Ook leren zij door presentaties te houden en werkstukken te maken om op wetenschappelijk verantwoorde wijze te rapporteren over hun bevindingen. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de opleiding er goed in is geslaagd om SAO-onderwijs te realiseren. Studenten maken veel opdrachten en schrijven veel papers, zo hebben zij de commissie verteld. Hierdoor krijgen zij een goede schrijftraining. Zij ervaren het onderwijs als activerend en zijn buitengewoon tevreden over de begeleiding door de docenten. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Bachelor De bacheloropleiding sluit alle onderdelen af met een of meerdere toetsen. De gehanteerde toetsvormen zijn: het schriftelijke tentamen, het open boek-tentamen, het take home-tentamen, het mondelinge tentamen en het afsluitende werkstuk. Bij veel cursussen worden ook de gemaakte opdrachten en de participatie van studenten in de eindbeoordeling betrokken. De borging van de toetscriteria wordt gerealiseerd door overleg tussen docenten, die gezamenlijk de cursus verzorgen en door overleg binnen taakgroepen en de Opleidingscommissie. Master Ook voor de masteropleiding geldt dat alle onderdelen worden afgesloten met een of meerdere toetsen. In de master worden dezelfde toetsvormen gehanteerd als in de bacheloropleiding, namelijk het schriftelijke tentamen, het openboektentamen, het take home-tentamen, het mondelinge tentamen en het afsluitende werkstuk. Ook in de master worden bij veel cursussen de tussentijds gemaakte opdrachten en de participatie van studenten tijdens de cursus in de eind116
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
beoordeling betrokken. Volgens de opleiding blijkt uit studentenevaluaties dat de studenten tevreden zijn over de toetsen. Oordeel De commissie is van oordeel dat de in de bachelor- en masteropleiding gehanteerde gedifferentieerde toetsvormen goed aansluiten bij de inhoud en de werkvormen. De toetsen meten volgens de commissie in voldoende mate de realisatie van de leerdoelen. De commissie is erover te spreken dat zowel in de bachelor- als in de masteropleiding ook de door studenten gemaakte opdrachten en de participatie van studenten in het eindoordeel worden meegewogen. De gemaakte opdrachten worden in de werkcolleges besproken. De studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn tevreden over de toetsen, zo blijkt ook uit studentenevaluaties. Het merendeel van de studenten is tevreden over de grote hoeveelheid opdrachten en papers die zij moeten maken. Enkele studenten vinden de opdrachten enigszins schools. Dit geldt bijvoorbeeld voor de dossiers. Het merendeel van de docenten en de studenten is tevreden over het werken met dossiers. Ook de commissie is hier enthousiast over. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: voldoende. 3.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Bachelor De afdeling beschikt over vier hoogleraren, met leeropdrachten op de terreinen Syntaxis en Taalverandering, Theoretische en experimentele fonologie, Negentiende-eeuwse Letterkunde en Moderne Amerikaanse letterkunde. Deze hoogleraren vertegenwoordigen samen een onderwijscapaciteit van 1,8 fte. Daarnaast beschikt de afdeling over zes seniordocenten die verschillende inhoudelijke terreinen bestrijken. Specifiek voor Amerikanistiek heeft de afdeling één hoogleraar (0,6 fte) die onderwijs verzorgt op de terreinen Letterkunde en Populaire cultuur, twee seniordocenten (0,4 fte) en twee juniordocenten (0,6 fte). Bijna alle stafleden van Amerikanistiek zijn gepromoveerd en betrokken bij het onderzoek over de VS. In het onderzoek neemt de interdisciplinaire aanpak een centrale plaats in. Het onderwijs op het gebied van de Amerikaanse geschiedenis, kunstgeschiedenis, binnenlandse en buitenlandse politiek, sociale geografie en bedrijfskunde wordt ook door andere afdelingen binnen en buiten de Faculteit der Letteren verzorgd. Ook van deze docenten is het merendeel gepromoveerd en actief in aan de opleiding gerelateerde onderzoeksgebieden. In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de seniorstaf van de afdeling Engelse taal en cultuur en hun functies en specialisaties. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
117
In de major Engelse taal en cultuur spelen de docenten een belangrijke rol bij de samenstelling van de inhoud van de cursussen, met name in de onderdelen Britse Letterkunde, Amerikaanse Letterkunde, Fonetiek/Fonologie, Syntaxis en Taalgeschiedenis (inclusief English as a World Language). De taalkundecolleges worden door een hoogleraar of UHD verzorgd. Bij werkcolleges zijn vaker UD’s betrokken. Het minoronderwijs wordt evenals de major bijna uitsluitend verzorgd door gepromoveerde medewerkers. Ook deze cursussen zijn nauw gekoppeld aan de onderzoeksspecialismen van de docenten. Dit is in mindere mate het geval bij het taalvaardigheidsonderwijs. Voor deze cursussen zijn ‘cursusteams’ samengesteld. Dit zijn teams die bestaan uit een aantal (gepromoveerde) medewerkers. Ook in de studierichting Amerikanistiek wordt het onderwijs verzorgd door hooggekwalificeerde specialisten. Master Het onderwijs in de master wordt verzorgd door wetenschappelijke specialisten op hun vakgebieden. Het onderwijs wordt uitsluitend verzorgd door stafleden die ook betrokken zijn bij onderzoek. In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de seniorstaf, hun functies en hun specialisaties. De onderwijsstaf van de master bestaat evenals die van de bachelor voor het merendeel uit gepromoveerde docenten. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de docenten die het onderwijs verzorgen actief betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek van een erkende kwaliteit in hun eigen domein. Het merendeel van de docenten is gepromoveerd. Zowel de bachelor- als de masterstudenten zijn buitengewoon tevreden over de persoonlijke begeleiding door de docenten. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor De zelfstudie geeft een overzicht van de onderwijsinzet voor de bachelor Engelse taal en cultuur. De opleiding heeft de beschikking over in totaal 9,9 fte.: vier hoogleraren (1,8 fte), twee UHD’s (0,3 fte), vier UD’s (2,1 fte), vijf promovendi (0,1 fte), zeven docenten (4,6 fte), vijf studentassistenten (ongeveer 1 fte) en het overige WP bestaat uit drie personen. Het totale aantal fte bedraagt 9,9 fte. Master De zelfstudie geeft ook een overzicht van de onderwijsinzet voor de master Engelse taal en cultuur: De opleiding heeft de beschikking over in totaal 1,3 fte.: vier hoogleraren (0,6 fte), twee UHD’s (0,3 fte), drie UD’s (0,1 fte) en twee docenten (0,3 fte). Oordeel: De commissie heeft geconstateerd dat zowel de bachelor- als de masteropleiding over voldoende personeel beschikken om goed onderwijs te verzorgen. Wel is er te weinig gespeciali118
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
seerde man/vrouwkracht aanwezig op het gebied van de oudere letterkunde. Maar dit wordt goed opgevangen, in de bacheloropleiding door eigen inzet en in de masteropleiding door, als gezegd, niet te aarzelen studenten naar collega’s aan andere universiteiten te sturen. Toch zijn opleiding en commissie verheugd dat er uitbreiding aankomt. Daarnaast is er een te geringe kernformatie voor de studierichting Amerikanistiek. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De opleiding maakt gebruik van een aantal activiteiten van de faculteit op het terrein van de professionalisering van docenten. Zij hebben de mogelijkheid om opleidingsdagen te bezoeken, tijdens welke zij met elkaar en ondersteund door externe deskundigen, onderwijsinhoudelijke of onderwijskundige onderwerpen bespreken. Onderwerpen zijn het SAO-onderwijs of het gebruik van ICT, zoals Blackboard. Docenten worden gestimuleerd om met Blackboard te werken. De opleiding vindt de opbouw van de huidige staf (nog) niet ideaal. Een aantal stafleden is aan het einde van hun carrière en er is een relatief groot aantal nieuwe jonge stafleden. Veel stafleden hebben een deeltijd aanstelling. De afdeling streeft ernaar om in de komende jaren meer evenwicht in de staf te brengen. Er is thans (te) weinig staf voor taalkunde. Dit tekort kan ook niet door andere afdelingen worden gecompenseerd. De afdeling probeert in dit kader optimaal gebruik te maken van subsidiemogelijkheden zoals bijvoorbeeld het Stimuleringsfonds Wetenschappelijk Talent. Bij de selectie van nieuwe stafleden spelen bekwaamheidseisen een expliciete rol. Gelet wordt op de juiste combinatie van wetenschappelijke en didactische kwaliteiten, met een breed spectrum aan specialisaties. Er worden jaarlijks functioneringsgesprekken gehouden. Deze staan evenals de beoordelingsgesprekken in het teken van de professionalisering. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de stafleden van de afdeling Engelse taal en cultuur voldoende zijn gekwalificeerd om goed onderwijs te verzorgen. Zij vindt het een goed idee om oudere docenten de coach van jongere docenten te laten zijn. De studenten zijn tevreden over hun docenten, zo hebben zij de commissie laten weten. De docenten zijn ondanks het feit dat het voor hen veel werk is om elke week met opdrachten te werken, tevreden over het SAO-onderwijs. Zij vinden de combinatie van hoor- en werkcolleges nuttig. Het stimuleert studenten om actief bezig te zijn met de studie. Ook de grote hoeveelheid opdrachten draagt hier in belangrijke mate aan bij. Bovendien bieden de opdrachten docenten inzicht in de vorderingen van hun studenten. Niet alle docenten hebben jaarlijks een functioneringsgesprek. Met name bij tijdelijk aangestelde docenten gebeurt dit soms niet. De commissie neemt dit hoog op en is blij dat het QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
119
faculteitsbestuur dat ook doet. Zij die wel dergelijke gesprekken hebben gehad ervaren deze als prettig. Ook docenten met een tijdelijke aanstelling hebben recht op, behoefte aan en baat bij deze gesprekken. Er zijn indien wenselijk voldoende mogelijkheden tot bijscholing, zo oordeelt de commissie. De hoeveelheid reële onderzoekstijd is, ten gevolge van de grote toestroom van studenten, de intensieve onderwijsvormen en de overmaat aan bijkomende verplichtingen, te gering. Daar komt bij dat medewerkers in de rang van docent geen onderzoekstijd hebben. Al met al is er in de afdeling als geheel te weinig onderzoekstijd. De commissie acht dit zorgelijk. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Inzet van personeel luidt: voldoende. 3.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor/Master De afdeling heeft een notebook, een beamer en speakers aangeschaft voor die onderwijszalen waarin deze niet aanwezig zijn. De studierichting Amerikanistiek maakt wat betreft de Amerikaanse en Canadese Letterkunde gebruik van de vakbibliotheek van de afdeling Engelse taal en cultuur. Zij heeft haar boekenbestand in deze bibliotheek ondergebracht. Specifieke wetenschappelijke literatuur op andere deelgebieden van de Amerikanistiek, zoals (kunst)geschiedenis, politicologie, recht et cetera, is aanwezig in het boekenbestand van andere afdelingen binnen of buiten van de faculteit. De opleiding zou er de voorkeur aan geven om alle boeken op een centrale plaats op te slaan. Voor studenten is een handleiding multidisciplinair bibliotheekgebruik ontwikkeld. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Bachelor/Master De opleiding zegt veel belang te hechten aan een goede studiebegeleiding. Centrale aspecten zijn de begeleiding bij de overgang van het VWO naar het WO, de voorlichting over en begeleiding bij de keuze van de minoren, de monitoring van de studievoortgang en het ‘open deur’ beleid bij (persoonlijke) problemen.
120
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De bacheloropleiding Engelse taal en cultuur heeft twee studieadviseurs: één voor de studenten van de studierichting Engelse taal en cultuur en één voor de studenten van de studierichting Amerikanistiek. Beide studieadviseurs houden wekelijks een spreekuur, zij bewaken de studievoortgang en geven voorlichting over de planning en het verloop van de studie en over keuzemogelijkheden binnen en buiten de opleiding. Verder heeft de opleiding een commissie ‘Studieadvies eerste jaar’, die in het eerste studiejaar twee maal (vóór 1 februari en aan het eind van het studiejaar) studenten een advies geeft over het al dan niet voortzetten van de studie. Het advies kan in een gesprek worden toegelicht. Het advies van de commissie wordt opgesteld in overleg met de tutoren. Alle eerstejaars studenten worden aan het begin van de studie ingedeeld in en tutorgroep van ongeveer vijftien studenten. De begeleiding van de groep is in handen van een docent uit het eerste jaar. De groep komt vier maal per jaar bijeen. De belangrijkste functie van de tutorgroep is om de overgang van de middelbare school naar de universiteit zo goed mogelijk te laten verlopen. Studenten worden bij het schrijven van hun bachelorwerkstuk begeleid door een individuele begeleider. Ook worden zij in één college begeleid bij de voortgang van hun scriptie. De masteropleiding Engelse taal en cultuur heeft één studieadviseur. Zij houdt wekelijks een spreekuur, bewaakt de studievoortgang en geeft voorlichting over keuzemogelijkheden binnen of buiten de studie. Studieresultaten worden geregistreerd in het ISIS-systeem, dat via KISS door studenten kan worden geraadpleegd. Oordeel: De commissie vindt dat de opleiding een goed systeem van studiebegeleiding heeft. De bachelor- en de masterstudenten zijn zeer tevreden over de begeleiding. Zij waarderen de persoonlijke aandacht die zij krijgen en de begeleiding bij het schrijven van het bachelorwerkstuk en de masterscriptie. De tutorgroepen spelen een belangrijke rol in de begeleiding. Studenten zijn hierover tevreden, zo hebben zij de commissie laten weten. De tutorgroep geeft hen een stimulerend groepsgevoel. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: voldoende. 3.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Zie ook het facultaire rapport.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
121
Bachelor/Master De kwaliteitszorg van de afdeling Engelse taal en cultuur sluit aan bij de facultaire kwaliteitszorg. Voor 2003-2004 evalueerde de afdeling om het jaar elk cursusjaar. Vanaf 2003-2004 worden alle cursussen jaarlijks geëvalueerd. De opleiding wil met deze hogere frequentie van evalueren de kwaliteitscontrole op haar onderwijs intensiveren. Voor de evaluaties wordt gebruikgemaakt van de IOWO-vragenlijst. Voor de niet-Nederlandstalige studenten heeft het IOWO een nieuw Engelstalig evaluatieformulier ontworpen. De vragen in het nieuwe formulier zijn aangescherpt en dienen studenten te stimuleren om ook kritisch te reflecteren op hun eigen bijdrage aan de cursus. De evaluatieformulieren worden verwerkt door het IOWO. De resultaten worden naar de voorzitter van de Opleidingscommissie gestuurd. De Opleidingscommissie bespreekt de resultaten met de afdelingsvoorzitter. Behalve door de evaluaties bewaken de docenten de kwaliteit van hun onderwijs in hun eigen taakgroep. Ook worden zij aangespoord om aan het einde van de cursussen een gesprek met studenten te voeren over de kwaliteit van de cursus. In het masterrapport geeft de opleiding ten aanzien van de evaluaties een streefscore voor de resultaten van 3 of hoger op een vijfpuntsschaal. Een gemiddelde score hieronder is aanleiding om met de betrokken partijen te overleggen en na te gaan op welke wijze eventuele problemen opgelost kunnen worden. Oordeel: Het onderwijs wordt daadwerkelijk periodiek geëvalueerd. De commissie is te spreken over de toegenomen frequentie waarmee de cursussen worden geëvalueerd, namelijk elk jaar in plaats van om het jaar. In zowel het bachelorrapport als het masterrapport wordt gesproken over een streefscore voor de evaluatieresultaten van 3 of hoger (op een vijfpuntsschaal). De commissie is met de opleiding van oordeel dat de door de faculteit gebruikte evaluatieformulieren niet goed aansluiten bij de opleiding Engelse taal en cultuur. Zij heeft echter vernomen dat de formulieren thans worden aangepast. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Bachelor/Master In de afgelopen jaren zijn de evaluatieresultaten nauwelijks aanleiding geweest om verbetermaatregelen te treffen. Dit geldt zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding. In één geval heeft een (jonge) docent naar aanleiding van de resultaten een oudere docent als coach toegewezen gekregen. Naarmate de invoering van het bachelor-mastersysteem vordert zal deze maatregel breder worden ingevoerd. Daarnaast zijn veranderingen in het onderwijs doorgevoerd naar aanleiding van besprekingen van evaluatieresultaten tussen de studentenjaarraden, de studentleden van de Opleidingscommissie en de docenten. De zelfstudie geeft hiervan geen concrete voorbeelden. Oordeel: De commissie heeft in de gesprekken met de docenten en de studenten geconstateerd dat de opleiding daadwerkelijk verbeteringen doorvoert indien de resultaten van een evaluatie daar122
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
toe aanleiding geven. De Opleidingscommissie speelt hierbij een actieve rol. Voorbeelden van genomen maatregelen zijn: het toevoegen van een coach aan een jonge docent en docenten een cursus laten volgen om hun didactische vaardigheden te verbeteren. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Bachelor/Master Studenten en docenten zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg via de Opleidingscommissie. Studenten zijn daarnaast betrokken door hun participatie in de jaarraden, die de Opleidingscommissie adviezen geven. Verder zijn studenten en docenten betrokken bij de kwaliteitszorg door het invullen van evaluatieformulieren en de evaluatiegesprekken over de cursussen. De opleiding heeft (nog) geen structurele contacten met alumni. Zij streeft ernaar dit op korte termijn te realiseren. In dit kader is onlangs een coördinator benoemd. Alumni zijn informeel betrokken bij de opleiding via de studentenvereniging GAG, die jaarlijks een voorlichtingsbijeenkomst organiseert, waar oud-studenten Engels hun visie geven over beroepsmogelijkheden. Oordeel: De commissie vindt dat de studenten en de medewerkers in voldoende mate zijn betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. De Opleidingscommissie en de jaarraden spelen hierbij een actieve rol. De commissie waardeert de initiatieven die de opleiding onlangs heeft genomen om alumni meer structureel bij de opleiding te betrekken. Bachelor/Master : Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: voldoende. 3.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
De opleiding neemt deel aan de landelijke alumnimonitor naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden na een of twee jaar. De meest recente resultaten waarover de opleiding beschikt zijn uit 2002-2003. Van de in die periode afgestudeerden heeft inmiddels 57% een vaste baan gevonden. 50% van deze groep vond een baan in het onderwijs en/of onderzoek en 38% in de zakelijke dienstverlening. 80% van de respondenten gaf te kennen indien zij opnieuw moesten kiezen dezelfde opleiding te gaan doen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
123
Oordeel: De commissie heeft de beschikbare bachelorwerkstukken en (doctoraal)scripties bekeken en een aantal ervan nader geanalyseerd. Ten aanzien van de vier nader bekeken bachelorwerkstukken geeft de commissie voor één een aanzienlijk lager cijfer dan de opleiding. Het taalgebruik in dit werkstuk noemt de commissie onder de maat. De oordelen van de commissie over de overige drie werkstukken komen nagenoeg overeen met die van de opleiding. Het taalgebruik in deze scripties beoordeelt de commissie als voldoende tot goed. Het is de commissie opgevallen dat de opleiding het taalgebruik in de bachelorwerkstukken niet corrigeert. De commissie heeft zes (doctoraal)scripties nader bestudeerd. Vier geeft de commissie nagenoeg hetzelfde oordeel als de opleiding. Twee scripties (Amerikaanse letterkunde en Engelse letterkunde) geeft de commissie een lager oordeel dan de opleiding. Bij één scriptie Engelse letterkunde ontbreekt een heldere probleemstelling. De commissie vindt deze scriptie te descriptief. In de scriptie Amerikaanse letterkunde is wel een probleemstelling gedefinieerd, maar deze wordt volgens de commissie niet adequaat onderzocht. Ook mist de commissie in deze scriptie een definiëring van de kernbegrippen en wordt er te weinig gebruikgemaakt van onderzoeksmethoden en -technieken. In de overige scripties (twee Amerikaanse letterkunde, een Engelse letterkunde en een Engelse taalkunde) wordt de probleemstelling wel helder verwoord. Het taalgebruik in deze scripties is van een goed tot uitstekend niveau. De alumni met wie de commissie heeft gesproken vinden dat de opleiding hen nauwelijks heeft voorbereid op de beroepspraktijk. Zij nuanceren deze uitspraak door erop te wijzen dat de opleiding ook geen beroepsopleiding is. Thans is er een website beschikbaar waarop alumni over hun werkervaring vertellen. De commissie acht dit een stap in de goede richting. Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Zie ook het facultaire rapport. Bachelor en master De opleiding geeft in de zelfstudie propedeuserendementen van de cohorten 1998-1990 tot en met 2001-2002 na één, twee en drie jaar. Vanaf het cohort 1993-1994 ligt het rendement tussen de 50 en de 60% na drie jaar. Vanaf cohort 2001-2002 verwacht de opleiding een stijging van het propedeuserendement, mede als gevolg van de doorvoering van het tutoraat. Het propedeuserendement voldoet nog niet aan de facultaire streefcijfers ten aanzien van het propedeuserendement van 65% na twee jaar. Ten aanzien van de postpropedeuserendementen van de cohorten 1998-1990 tot en met 20012002 na zes jaar is sprake van een lichte stijging. Voor cohort 1995-1996 is het postpropedeuserendement na zes jaar 47%. De rendementen worden volgens de opleiding negatief beïnvloed door de (oude) bovenbouwopleidingen (met name Amerikanistiek en Bedrijfscommunicatie). Deze studenten zijn in de opleiding waarin zij hun propedeuse behaalden geregistreerd als ‘studiestaker’. Ook de postpropedeuserendementen voldoen nog niet aan de streefcijfers van 85% na twee jaar voor de masteropleiding. 124
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
De opleiding verwacht dat de postpropedeuserendementen, net als de propedeuserendementen, zullen toenemen onder invloed van een verbeterde studiebegeleiding. Oordeel: De commissie is verheugd over de extra maatregelen die de opleiding in navolging van de faculteit heeft genomen om haar rendementen te verhogen. De huidige rendementen van zowel de propedeuse als de postpropedeuse voldoen nog niet aan de door de faculteit geformuleerde streefcijfers (voor de bachelor- en de masterfase). Bachelor/Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
125
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Engelse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
126
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Masteropleiding Engelse taal en cultuur Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel Op grond van bovenstaande tabel en de inhoudelijke onderbouwing daarvan waaruit blijkt dat de opleidingen op alle zes de onderwerpen een voldoende scoren, is de conclusie dat het eindoordeel over de beide opleidingen voldoende is. Ze voldoen op alle facetten aan de basiskwaliteit.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
127
128
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
4.
Opleidingsrapport masteropleiding Amerikanistiek
Administratieve gegevens: Masteropleiding Amerikanistiek Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie: 4.0.
Amerikanistiek 66056 WO Master 60 ECTS Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Structuur en organisatie van de faculteit
Zie het facultaire rapport. 4.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Met ingang van 2000-2001 heeft de Faculteit der Letteren de bestaande doctoraalopleidingen ingericht volgens het bachelor-mastermodel. Met de invoering van de ‘beleidsrijke’ bachelormasterstructuur in 2003-2004 werd door de faculteit bepaald dat studenten vanaf dat jaar konden instromen in het eigenstandige masterprogramma Amerikanistiek dat direct voortvloeide uit de reeds bestaande bovenbouwopleiding Amerikanistiek., en dat hen, na succesvolle voltooiing van het programma, de graad van master in de Amerikanistiek kon worden verleend, vooruitlopend op de invoering van een zelfstandige masteropleiding Amerikanistiek in 2006-2007. In de zelfstudie ligt het accent op de masteropleiding zoals deze in 2006-2007 van start gaat. De zelfstudie heeft hierdoor een sterk prospectief karakter. De overgang naar de bachelor-masterstructuur is voor deze master niet aan de orde. De overgang van de huidige afstudeerrichting Amerikanistiek naar de master verloopt volgens de commissie zonder problemen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
129
4.2.
Het beoordelingskader
4.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
De masteropleiding Amerikanistiek wil studenten opleiden tot interdisciplinair geschoolde deskundigen inzake de Verenigde Staten. Zij dienen hiervoor hoogwaardige wetenschappelijke kennis te verwerven van de Amerikaanse geschiedenis, literatuur, kunst en cultuur, alsmede van de juridische, sociale, politieke, geografische en economische achtergronden van de Verenigde Staten en hun rol in internationale betrekkingen. Tevens dienen zij over een zeer goede taalvaardigheid in het (Amerikaans) Engels te beschikken en in staat te zijn om hun kennis en vaardigheden toe te passen in zelfstandig interdisciplinair onderzoek en in hun maatschappelijk functioneren. In het zelfevaluatierapport wordt een overzicht gegeven van de doelstellingen en de eindtermen van de opleiding. Deze zijn hier integraal overgenomen. Doelstellingen Na het doorlopen van de masteropleiding: a. is de student in staat hedendaagse ontwikkelingen in de Verenigde Staten op sociaal, politiek, cultureel en economisch terrein wetenschappelijk te analyseren, theoretisch te duiden, en te plaatsen in een breder historisch, cultureel en, waar van toepassing, internationaal vergelijkend perspectief; b. is de student zich bewust van de culturele verschillen tussen Nederland (en Europa) en de Verenigde Staten op bovengenoemde terreinen en is in staat een kritisch vergelijkend oordeel te vormen over de maatschappelijke relevantie en toepasbaarheid van Amerikaanse ontwikkelingen en oplossingen voor de Nederlandse (en Europese) samenleving en omgekeerd; c. beschikt de student over een goede beheersing, in woord en geschrift, van het (Amerikaans) Engels; d. heeft de student een grondige wetenschappelijke kennis ontwikkeld op ten minste één van twee varianten binnen de Amerikanistiek: de culturele variant (de Amerikaanse geschiedenis, literatuur, kunst en cultuur) óf de politiek-economische variant (de juridische, sociale, politieke, geografische en economische achtergronden van de Verenigde Staten en zijn rol in de internationale betrekkingen); e. is de student in staat de verworven wetenschappelijke kennis en inzichten toe te passen in een verscheidenheid aan maatschappelijke functies, dan wel in zelfstandig te ontwerpen en uit te voeren wetenschappelijk onderzoek; f. is de student in staat om interdisciplinair te denken en werken, dat wil zeggen hij/zij is in staat inzichten uit meerdere wetenschappelijk disciplines met elkaar te verbinden in zelfstandig uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek (de masterscriptie). Eindtermen Na het doorlopen van de masteropleiding heeft de student: 130
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
a. de kennis en vaardigheden van het bachelorniveau Amerikanistiek (of een gelijkwaardige vooropleiding) in theorie en praktijk verdiept, en de hierboven beschreven doelstellingen van de masteropleiding gerealiseerd; b. zich gespecialiseerd in één van de twee masterafstudeerrichtingen in de Amerikanistiek: (a) de Amerikaanse (en/of Canadese) cultuurgeschiedenis, literatuur, film, kunst en media; (b) de Amerikaanse politiek, sociale geografie en recht; de internationale politieke en economische betrekkingen, het Amerikaanse bedrijfsleven; c. het vermogen de culturele of politiek-economische aspecten van de Verenigde Staten en/of Canada te plaatsen in vergelijkend, internationaal perspectief; d. kennis van en inzicht in de theorie en methodologie van ‘American Studies’ als interdisciplinaire wetenschapsbeoefening, alsmede van de (verschillen in) historische ontwikkeling van de Amerikanistiek in de Verenigde Staten en Europa, en is hij/zij in staat dit toe te passen in zelfstandig onderzoek, blijkend uit de masterscriptie; e. (facultatief ) de ervaring van een studieverblijf op masterniveau in het buitenland van ten minste één semester, bij voorkeur in de Verenigde Staten of Canada; f. (facultatief ) een oriëntatie op de maatschappelijke toepasbaarheid van de academische opleiding in één of meer beroepsvelden middels een op masterniveau gelopen stage. Oordeel: De masteropleiding Amerikanistiek in Nijmegen legt volgens de commissie, evenals de opleidingen Amerikanistiek van andere universiteiten, sterk de nadruk op interdisciplinariteit, zowel binnen het klassieke perspectief van de ‘American Studies’ zoals historisch beoefend in de VS zelf, als vanuit een vergelijkend perspectief, waarbij de comparatieve studie van Amerikaanse en Europese (vooral Nederlandse) systemen en ontwikkeling aan bod komen. De commissie beoordeelt de doelstellingen en de eindkwalificaties van de masteropleiding Amerikanistiek als degelijk. De eindtermen zijn volgens de commissie op een heldere wijze afgeleid van de doelstellingen. De eindtermen voldoen volgens de commissie ook in ruime mate aan (internationale) academische en professionele maatstaven. De businessvariant is uniek in Nederland. De RU kan zich hiermee profileren ten opzichte van andere opleidingen Amerikanistiek. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Van de zes door de opleiding geformuleerde eindtermen sluiten de eerste twee ervan aan bij alle vijf de Dublin-descriptoren. De overige drie eindtermen hebben betrekking op vier van de vijf Dublin-descriptoren. Het programma wordt regelmatig kritisch doorgelicht en bijgesteld in het kader van nieuwe internationale ontwikkelingen, doordat de staf participeert binnen nationale en internationale vakgenootschappen, zoals de Netherlands American Studies Association (NASA), de Association for Canadian Studies in the Netherlands (ACSN), de European Association for American Studies (EAAS) en de American Studies Association (ASA).
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
131
Oordeel: De commissie is van oordeel dat de eindtermen van de masteropleiding aansluiten bij de Dublindescriptoren. De eindtermen komen overeen met vergelijkbare programma’s Amerikanistiek aan andere universiteiten. Naast toetsing aan de Dublin-descriptoren meet de opleiding haar eindkwalificaties en niveau regelmatig aan die van buitenlandse opleidingen. Ook dit biedt volgens de commissie een voldoende garantie voor de bewaking van het niveau van de opleiding. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Volgens de opleiding dient de afgestudeerde master Amerikanistiek over kwalificaties te beschikken die hem in staat stellen om onafhankelijk en autonoom wetenschappelijk onderzoek te verrichten op één of meer deelgebieden van de Amerikanistiek. De afgestudeerde dient deze kwalificaties te kunnen gebruiken om zuiver of toegepast wetenschappelijk onderzoek te doen. Daarnaast kan hij de kwalificaties toepassen in het algemene maatschappelijk verkeer. De meerwaarde van kwalificaties van de master Amerikanistiek liggen in: de internationaal wetenschappelijke oriëntatie; het vermogen om problemen vanuit een inter- en/of multidisciplinair perspectief te benaderen en in een uitstekende beheersing van het (Amerikaans) Engels. De opleiding sluit aan bij de theoretische grondslag en interdisciplinaire praktijk van American Studies in de VS en bij de behoeften van de Nederlandse en Europese arbeidsmarkt en wetenschapstraditie. In dit kader heeft de opleiding een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de universiteit van Iowa. Daarnaast heeft de opleiding een netwerk opgezet van uitwisselingsovereenkomsten met Amerikaanse universiteiten. De opleiding heeft met de beleidsarme invoering van de bachelor-masterstructuur in 2000-2001 en de beleidsrijke invoering van de bachelor-masterstructuur in 2003-2004 extra aandacht besteed aan de internationale, comparatieve dimensie in het onderwijsprogramma, zowel in haar culturele als in haar politieke, economische en bedrijfsmatige variant. Eén doelstelling van de opleiding (e) heeft specifiek betrekking op de toepassing van de wetenschappelijke oriëntatie. Volgens deze doelstelling dient de student in staat te zijn de verworven wetenschappelijk kennis en inzichten toe te passen in een verscheidenheid aan maatschappelijke functies, dan wel in zelfstandig te ontwerpen en uit te voeren wetenschappelijk onderzoek. Deze doelstelling is vertaald in een eindkwalificatie (f ) die luidt: de student dient kennis van en inzicht te hebben in de theorie en methodologie van ‘American Studies’ en van interdisciplinaire wetenschapsbeoefening, alsmede van de (verschillen in) historische ontwikkeling van de Amerikanistiek in de Verenigde Staten en Europa. De afgestudeerde dient in staat te zijn dit toe te passen in zelfstandig onderzoek. Dit moet blijken uit de masterscriptie. 132
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Oordeel: De commissie is van mening dat het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek in voldoende mate aan bod komt in de eindtermen van de opleiding. Ook besteedt de opleiding voldoende aandacht aan de wetenschappelijke vorming van studenten. Volgens de zelfstudie biedt de master toegang tot het promotietraject en tot verschillende beroepsdomeinen. De commissie is positief over de heldere verdeling van het programma in een culturele en een politiek-economische en businessvariant, waarbij deze laatste uniek is in Nederland. Positief ook is de mogelijkheid van het doen van een stage. De commissie is positief over de mogelijkheid die de opleiding haar studenten biedt om een tijd aan een Amerikaanse partneruniversiteit door te brengen. Ook is de commissie te spreken over de wens van de opleiding om met één of meerdere van deze partneruniversiteiten, ook in Canada een gezamenlijk masterprogramma uit te werken. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is: goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen luidt: voldoende.
4.2.2. Programma In de zelfstudie beschrijft de opleiding haar programma. Zij heeft twee varianten: de culturele variant en de politiek-economische of business variant. Beide varianten hebben een verplicht onderdeel van 10 ECTS, drie keuzeonderdelen van elk 10 ECTS en een masterscriptie van 20 ECTS. Studenten kunnen in plaats van een verplichte cursus ook kiezen voor een stage van 10 ECTS. In het programmaoverzicht geeft de opleiding naast het aantal ECTS ook de toets- en werkvormen en de periode waarin het onderdeel is geprogrammeerd. Het verplichte onderdeel van de beide varianten bestaat uit werkcolleges. In de overige vrije onderdelen worden hoorcolleges gecombineerd met werkcolleges. Al het onderwijs wordt aangeboden in het Engels. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
In de verplichte onderdelen van het programma verdiept de student zich in de theorie van American Studies in vergelijkend perspectief en past hij de verworven kennis toe door wisselende thema’s uit de Amerikaanse en/of Canadese cultuur(geschiedenis) te bestuderen. In de culturele variant wordt een programma aangeboden dat theoretisch en methodologisch is QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
133
georiënteerd op een ‘cultural studies’ benadering. Twee samenbindende hoofdthema’s zijn de interdisciplinaire bestudering van de Amerikaanse literatuur en cultuur van na de Tweede Wereldoorlog en de bestudering van de literatuur en cultuur van culturele minderheden in de VS en Canada in historisch en vergelijkend perspectief. In de politiek-economische variant kan de student zich specialiseren in de wetenschappelijke bestudering van met name de politieke, economische en bedrijfsmatige aspecten van de VS en Canada, gezien in hun onderlinge samenhang, in hun maatschappelijke context en in een vergelijkend en internationaal perspectief. Volgens de opleiding komen de eisen van wetenschappelijk onderwijs het meest tot uiting in de masterscriptie. Zij ziet de scriptie als het ‘meesterstuk’ van de studie. De student komt in aanraking met onderzoek via hun docenten die participeren in de facultaire onderzoeksprogramma’s. Het onderwijs is zo veel mogelijk gebaseerd op actuele probleemstellingen uit dit onderzoek. De interactie tussen het onderwijs en het onderzoek komt met name tot uiting in de onderzoeksopdrachten en de masterscriptie. Oordeel: De opleiding heeft in elke variant een uitgebreide inleiding. Sommige van de colleges door van elders ‘ingehuurde’ staf zijn echter té inleidend, andere qua onderwerp te toevallig want te zeer bepaald door de belangstelling van de betreffende docent. Dit geldt vooral voor de culturele variant. Volgens de commissie én de studenten is een evenwichtiger en vooral stabieler cursusaanbod gewenst. De commissie zou vooral ook meer aandacht voor de wetenschapstheorie wensen en is verheugd te vernemen dat de opleiding van plan is daarin te gaan voorzien. Voorgaande kritiekpunten nemen niet weg, dat de commissie uit gesprekken met studenten een positieve indruk van de studie heeft gekregen. Ook wordt er volgens de commissie voldoende tijd besteed aan onderzoek en is er ook genoeg interactie van het onderwijs met onderzoek van de docenten. Met name in de scriptie wordt deze relatie gelegd. De buitenlandse contacten zijn uitstekend, wat blijkt uit de universiteiten waar de studenten een deel van hun studietijd doorbrengen. De commissie heeft vernomen dat weinig studenten kiezen voor het doen van een stage, deels omdat er te weinig geschikte structurele stageplaatsen beschikbaar zijn. De stages zouden door de opleiding dus beter georganiseerd kunnen worden. De commissie raadt de opleiding aan om studenten te stimuleren een stage te lopen en hen te helpen een geschikte stageplaats te vinden. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Om studenten vertrouwd te maken met fundamentele academische vaardigheden en de wetenschappelijke habitus van denken volgen zij in de master een aantal verplichte kernonderdelen. Dit zijn Theory and Practice of American Studies, dat in 2004-2005 is geïntegreerd in Interdisciplinary Seminar in American Studies en vanaf 2005-2006 wordt aangeboden als een 134
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
zelfstandige cursus. In deze cursus besteedt de opleiding op gevorderd niveau aandacht aan wetenschappelijke theorievorming en methodologische zelfverkenning binnen de Amerikanistiek sinds de jaren veertig, in de VS en daarbuiten, zo vermeldt de zelfstudie. De student leert om kritisch te reflecteren op verschillende theoretische grondslagen van de onderscheiden deeldisciplines. Verder dient de student deze met elkaar in verband te kunnen brengen en verschillen te kunnen plaatsen tussen de tradities en dilemma’s van Amerikanistiekbeoefening in de VS en Europa. In het onderdeel Interdisciplinary Seminar in American Studies, waarin verschillende thema’s aan bod komen, verdiept de student zijn interdisciplinaire denk- en werkhouding. Vanaf 2004-2005 wordt de cursus Transatlantic Ties: Europeans and America aangeboden. In de onderdelen van de beide varianten, waarvan de student er een kiest, maakt hij zich de meer algemene wetenschappelijke vaardigheden eigen. Tevens past hij deze vaardigheden toe in de verschillende deelgebieden in hun onderlinge samenhang, vanuit een vergelijkend, internationaal perspectief. Oordeel: De commissie beoordeelt de opzet van het programma als helder en vrij strak. Het omvat een aantal vaste trajecten, waarin de keuzemogelijkheden beperkt zijn. De commissie is echter van mening dat het programma geen optimale vertaling is van de doelstellingen. Zij vindt dat er thans te weinig aandacht wordt besteed aan wetenschaptheorie en vakopvattingen, maar verwacht dat de opleiding dit op korte termijn, met de invoering van de master in 2006-2007, zal verbeteren. Ook vindt de commissie de stagemogelijkheden te gering. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
De opleiding beschrijft in de zelfstudie de opbouw van het programma en de twee afstudeervarianten om de inhoudelijke samenhang aan te tonen. In de culturele variant ‘Cultures of North America: Reflections and Representations’ wordt samenhang gerealiseerd door samenbindende hoofdthema’s die in vier cursussen aan bod komen. Het betreft de interdisciplinaire bestudering van de Amerikaanse literatuur en cultuur van na de Tweede Wereldoorlog, de bestudering van de Amerikaanse literatuur en cultuur van culturele minderheden in de VS en Canada in historisch en vergelijkend perspectief. In de politiek-economische variant ‘Business, Politics and Society of North America in Comparitive and International Perspective’ worden drie specialistische cursussen verzorgd, die worden gegeven door docenten uit de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de Faculteit der Managementwetenschappen. Studenten worden aangemoedigd om een deel van het cursorische onderwijs in te vullen door een stage te lopen bij het Nederlands-Amerikaanse bedrijfsleven, de media, de diplomatieke dienst of het internationale bankwezen. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de beide varianten een redelijk samenhangend programma hebben, hoewel in de culturele variant de programmaonderdelen gedeeltelijk gebaseerd zijn op de (toevallige) belangstelling van de docenten. Terwijl het in theorie mogelijk is dat studenten QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
135
ook een keuzeonderdeel uit de andere variant kiezen, komt dit in de praktijk weinig voor, onder andere door de vrij hoge studiedruk en het feit dat studenten slechts een jaar hebben om de master af te ronden, zo veronderstelt de commissie. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
De opleiding zal zich bij de studielast van de nieuwe master baseren op de studielast in de beleidsarme master c.q. het doctoraalprogramma Amerikanistiek. De opleiding heeft naar aanleiding van de resultaten van evaluaties de studielast en de studeerbaarheid een aantal malen bijgesteld, om deze beter in overeenstemming met elkaar te brengen. De opleiding heeft de studielast zo veel mogelijk gespreid over de beide semesters. In het eerste semester is 30 ECTS geprogrammeerd, voornamelijk voor cursorisch onderwijs. In het tweede semester is 10 ECTS voor cursorisch onderwijs gepland en 20 ECTS voor de scriptie. Een goede spreiding van de studielast vergt veel organisatie van de opleiding omdat het onderwijs voor een deel wordt verzorgd door docenten vanuit verschillende faculteiten, die afwijkende jaarindelingen hebben (in trimesters en vier perioden). Om de studievoortgang te bevorderen worden tentameneisen aan het begin van de cursus kenbaar gemaakt. De scriptie kent een strakke planning en een intensieve begeleiding. Studenten worden al voordat zij met de scriptie beginnen gestimuleerd om mogelijke scriptieonderwerpen te bedenken en deze met een begeleider te bespreken. Voor de stage geldt dat deze flexibel wordt ingeroosterd, afhankelijk van de beschikbaarheid van de stageplaats. Dit geldt eveneens voor een verblijf in het buitenland. Oordeel: De commissie heeft onder andere op basis van de gesprekken met de studenten de indruk dat de studielast van de opleiding enigszins aan de lichte kant is, zeker in vergelijking met die in de VS. Een aantal studenten doet er een tweede studie naast, hoofdzakelijk Engels. De docenten die de commissie heeft gesproken zijn daarentegen van mening dat hun programma zwaarder is dan die aan andere universiteiten. De commissie heeft niettemin met instemming geconstateerd dat de studie met de invoering van de beleidsrijke variant in elk geval zwaarder zal worden. De opleiding is er redelijk in geslaagd om de studielast goed over het jaar te verspreiden, zo stelt de commissie vast. Dit ondanks het feit dat het onderwijs voor een deel wordt verzorgd door docenten uit andere faculteiten, die soms andere jaarindelingen hanteren. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
136
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Op basis van de gemiddelde jaarlijkse instroom van studenten in de bachelorfase verwacht de opleiding een instroom van ongeveer 25 à 30 studenten per jaar. Verder streeft de opleiding ernaar om ook studenten uit andere opleidingen en studenten uit het buitenland te werven. Zij verwacht hiermee haar instroom te verhogen naar 35 à 40 per jaar. De opleiding onderscheidt een aantal groepen instromers. De eerste groep bestaat uit studenten met een bachelordiploma Engelse taal en cultuur, die de studierichting Amerikanistiek volgden. Zij kunnen zonder meer worden toegelaten tot de master. Studenten met de bacheloropleiding Engelse taal en cultuur en de studierichting Engelse taal en cultuur, die willen instromen in de politiek-economische variant, dienen in de minorruimte voor 40 ECTS aan onderwijs in de Amerikanistiek te hebben gevolgd. Studenten met een andere bacheloropleiding kunnen instromen indien zij 60 ECTS aan Amerikanistiek hebben gevolgd en kunnen aantonen dat zij over voldoende (Amerikaans) Engelse taalvaardigheid beschikken. Dit kan bijvoorbeeld door de TOEFL-toets af te leggen en een minimale score van 550 punten te behalen. Indien blijkt dat studenten deficiënties hebben, dienen zij een overbruggings- of schakelprogramma te volgen van 60 ECTS. Afhankelijk van de vooropleiding kan een student voor vrijstellingen in aanmerking komen. Indien nodig volgen zij aanvullend taalvaardigheidsonderwijs. HBO-instromers volgen na overleg met de studieadviseur een individueel schakelprogramma van 60 ECTS. Ook zij kunnen vrijstellingen krijgen. Hun aantal is tot op heden klein (drie à vijf per jaar). Via uitwisselingsprogramma’s met universiteiten in de VS en Canada volgen ook elk jaar tussen de vijftien en twintig studenten uit de VS en Canada enkele onderdelen van het programma. Andere groepen potentiële instromers zijn studenten uit andere opleidingen, bijvoorbeeld Bedrijfscommunicatie, Politicologie, Rechten of International Management. De opleiding hoopt jaarlijks vijf studenten uit deze opleidingen te werven. De opleiding organiseert tweemaal per jaar een voorlichtingsbijeenkomst (in november en april). Hierin wordt met medewerking van studenten informatie gegeven over de opbouw en de inrichting van het programma (zowel over de bachelor als over de master). Informatie wordt gegeven over de keuze van minoren die richtinggevend kan zijn voor de latere specialisatiemogelijkheid of beroepsuitoefening, over de twee varianten, over de mogelijkheid om een deel van programma in de VS of Canada te studeren en over mogelijke beroepsperspectieven. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de informatie van alumni. Aangezien tweederde van de Nijmeegse studenten Amerikanistiek in het bedrijfsleven gaat werken, worden studenten ook ingelicht over de afstudeervariant Business, Politics and Society. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de master goed aansluit bij de bachelor Engelse taal en cultuur. Voor studenten met een andere vooropleiding dan de bachelor Engelse taal en cultuur hanteert de opleiding volgens de commissie realistische selectiecriteria. Zij is van mening dat de door de opleiding vereiste TOEFL-score voor studenten met deficiënties ruim voldoende garantie biedt voor een goede aansluiting. Zij vraagt zich wel af of deze eis, gelet op de daling van de instroom, niet al te zeer een selecterende werking heeft op de werving van studenten. Ook de eisen die de opleiding stelt aan buitenlandse studenten beoordeelt de commissie als adequaat. De opleiding kende in de jaren 1995-1999 een lichte daling van de instroom. Sinds 2000, en met name sinds de invoering van de bachelor-masterstructuur, is er sprake van een zekere QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
137
stijging van de instroom in het masterprogramma tot 20-25 per jaar. De laatste jaren heeft de jaarlijkse masterinstroom zich gestabiliseerd rond de 25 studenten. Met name de politiek-economische variant heeft een sterke aantrekkingskracht op studenten. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
De masteropleiding Amerikanistiek omvat 60 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een mastercurriculum. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Zie ook het facultaire rapport. Het onderwijs in de opleiding is gebaseerd op het principe van het Studentactiverend Onderwijs (SAO), met daarin een belangrijke plaats voor ICT en het MultiMedia Studiecentrum (MMS). In het didactisch concept van de opleiding staan twee aspecten centraal. Het eerste is het aanleren van een interdisciplinaire werk- en denkhouding. Het tweede betreft het aanleren van het vermogen om zelfstandig een onderzoek te concipiëren en uit te voeren. Volgens de opleiding komen deze aspecten optimaal tot hun recht in het programma, door de keuze voor een mix van hoor- en werkcolleges, met de nadruk op het zelfstandig verwerken van in hoorcolleges aangeboden of via zelfstudie verworven leerstof en het zelfstandig relaties kunnen leggen tussen inzichten uit de verschillende disciplines. In onderzoeksopdrachten worden studenten getraind in het zelfstandig formuleren van onderzoeksvragen en het zelfstandig of in teamverband zoeken naar oplossingen. In mondelinge presentaties en schriftelijke werkstukken leren studenten om op een wetenschappelijk verantwoorde wijze over hun bevindingen te rapporteren. Oordeel: De commissie is van oordeel dat er nogal veel inleidende colleges in het programma zijn opgenomen. De tijd die resteert voor wetenschappelijke vorming is nog wel voldoende, maar wat minder dan de commissie wenselijk acht. Ook vindt de commissie dat het tweede aspect van het didactisch concept: ‘het aanleren van het vermogen om zelfstandig een onderzoek te concipiëren en uit te voeren’ niet voldoende uit de verf komt. De commissie heeft de indruk dat vooral in de politiek-economische en businessvariant veel hoorcolleges van een inleidend gehalte gegeven worden. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. 138
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
De in de opleiding gebruikte toetsvormen zijn het schriftelijke tentamen, het open boek-tentamen, het take home-tentamen, het mondelinge tentamen en het afsluitende werkstuk. In de meeste cursussen worden de tijdens de cursus uitgevoerde opdrachten als deeltoetsen meegenomen in de eindbeoordeling. Elke toets kan eenmaal worden herkanst in de periode die volgt op de periode waarin de toets is afgenomen. De Examencommissie bewaakt de toetsen. Zij gaat na of de toetsen de verworven kennis en vaardigheden optimaal toetsen en of de gekozen toetsvormen aansluiten op de werkvormen en de inhoud van de cursussen. Ook gaat zij na of de toetsvormen beantwoorden aan de doelstellingen van het masterprogramma, dat wil zeggen het verdiepen van de (interdisciplinaire) onderzoeksvaardigheden. De Examencommissie en de Opleidingscommissie bewaken de toetscriteria, die door de docenten worden vastgesteld. De opleiding maakt gebruik van de studentenevaluaties om de kwaliteit van de toetsen vast te bespreken. De scriptie wordt door twee beoordelaars beoordeeld. Indien nodig wordt met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van het Engels een professionele Anglist als beoordelaar gevraagd. Vijftien werkdagen na de toets dient de uitslag bekend te zijn, zo is in de OER vastgelegd. Volgens de opleiding wordt strikt de hand gehouden aan deze termijn. Oordeel De commissie komt op basis van de zelfstudie tot het oordeel dat de opleiding gebruikmaakt van adequate toetsen. Deze sluiten goed aan op de werkvorm en de inhoud van de cursussen. De commissie vindt het moeilijk om tot een gefundeerd oordeel over de toetsen te komen, omdat zij tijdens het bezoek geen toetsen heeft ingezien. De Examencommissie functioneert naar het oordeel van de commissie adequaat. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: voldoende. 4.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Het onderwijs in de master wordt verzorgd door docenten uit de eigen afdeling en faculteit en uit de Faculteiten der Managementwetenschappen en Rechtsgeleerdheid. In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de wetenschappelijke staf, wat betreft de omvang van hun aanstelling en hun functie. De opleiding vermeldt in haar zelfstudie dat bijna alle stafleden zijn gepromoveerd en zijn betrokken bij onderzoek dat geheel of gedeeltelijk gericht is op de Verenigde Staten, meestal in een vergelijkend, internationaal perspectief. QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
139
Oordeel: De commissie beoordeelt de docenten die het onderwijs verzorgen als voldoende gekwalificeerd om goed onderwijs op masterniveau te geven. Zij zijn aantoonbaar betrokken bij erkend wetenschappelijk onderzoek. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Zie ook het facultaire rapport. De onderwijsformatie voor Amerikanistiek omvat 1,2 fte: twee hoogleraren (0,3 fte), één UHD (0,1 fte), drie UD’s (0,4 fte), een docent (0,1 fte), een student-assistent (0,1 fte) en een overig WP (0,2 fte). Dit is de bruto onderwijsformatie. Hierin zijn ook meegerekend de onderwijsondersteunende taken, zoals studieadvisering, studiecoördinatie, onderwijskwaliteitszorg en onderwijsoverleg. Gemiddeld is de omvang van de onderwijsondersteunende taken 20% van de bruto-onderwijsformatie. De opleiding is van oordeel dat, alhoewel de formatie volgens het facultaire budgetteringssysteem toereikend is, deze onder grote druk staat. Dit heeft te maken met de complexe organisatie met een inter- en intrafacultair opgebouwd onderwijsprogramma, waarin ook docenten uit andere faculteiten doceren. Zij zijn echter niet beschikbaar voor andere dan onderwijstaken. Deze moeten worden uitgevoerd door docenten uit de eigen kleine kernstaf van Amerikanistiek. Oordeel: Op zichzelf is er voldoende staf aanwezig, maar de commissie vindt dat de opleiding, ook na de geplande uitbreiding met een UHD, over te weinig fte’s aan kernstaf beschikt. Hierdoor is de inhoud van de colleges vaak te inleidend of te incidenteel, en schiet de individuele begeleiding niet zelden tekort. Ook is het soms moeilijk een scriptiebegeleider te vinden. De samenhang van de studie en daarmee de leefbaarheid van de opleiding zouden, met name nu deze een zelfstandige master wordt, hierdoor op den duur wel eens in het geding kunnen komen. De commissie onderschrijft de constatering van de opleiding dat de kernstaf te zwaar belast wordt en er bovendien versnippering dreigt. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Zie ook het facultaire rapport. De opleiding maakt gebruik van de mogelijkheden die de faculteit biedt om haar personeel te kwalificeren en te professionaliseren. Professionalisering is een belangrijk facultair speerpunt, mede ingegeven door de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen jaren, zoals het SAO-on140
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
derwijs, ICT en de invoering van de bachelor-masterstructuur. Docenten bezoeken facultaire opleidingsdagen, tijdens welke zij met elkaar en met externe deskundigen over onderwijsinhoudelijke en onderwijskundige inzichten kunnen praten. De opleiding participeert in een aantal SAO-projecten. En docenten worden gestimuleerd om met ICT-middelen, onder andere Blackboard, te leren werken. De leerstoelhouder Amerikanistiek voert elk jaar een functioneringsgesprek met alle medewerkers van de opleiding. Hierin worden onder meer hun onderwijsprestaties en de resultaten van de onderwijsevaluaties besproken. De decaan houdt functioneringsgesprekken met de hoogleraar, waarin het onderwijs dat ten behoeve van de opleiding Amerikanistiek wordt verzorgd één van de gespreksonderwerpen is. Indien wenselijk worden naar aanleiding van eventuele deficiënties verbetertrajecten voor docenten ingezet. Bij het aantrekken van docenten voor de master wordt gelet op de gebleken wetenschappelijke kwaliteit op het eigen vakgebied, de didactische kwaliteiten, affiniteit met multi- en interdisciplinair onderwijs en onderzoek en de Amerikaans Engelse taalvaardigheid. Verder wordt bij het aannemen van nieuwe docenten rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van docenten uit de verschillende disciplines in het programma. Oordeel: De tot de staf behorende docenten hebben volgens de opleiding (te) kleine aanstellingen. Van hun onderwijsaanstelling is bovendien slechts een zeer gering deel beschikbaar voor onderwijs ten behoeve van de master Amerikanistiek. De kleine staf van de opleiding wordt versterkt met docenten uit andere faculteiten en afdelingen die beschikken over bijzondere expertise, vaak buiten het terrein van de letteren. Het regelmatig voeren van functioneringsgesprekken met alle docenten is hierdoor moeilijk. De commissie raadt de opleiding aan om ervoor te zorgen om in ieder geval met die docenten die een hoofdaanstelling bij Amerikanistiek hebben regelmatig een functioneringsgesprek te voeren. De commissie waardeert de grote inzet van het personeel. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Inzet van personeel luidt: voldoende. De commissie vindt dat grote inzet van het personeel en de positieve waardering van de facetten 12 en 14 voldoende opwegen tegen de negatieve waardering van facet 13. 4.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Zie ook het facultaire rapport. De opleiding maakt gebruik van de voorzieningen van de faculteit. Zij beschikt over een eigen vaklokaal, waar zij vanwege haar interdisciplinaire karakter veel waarde aan hecht. Het lokaal wordt gebruikt als college- en vergaderruimte en draagt bij aan de identiteit en cohesie binnen QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
141
het team. In het lokaal bevindt zich een kleine handbibliotheek en er hangen ten behoeve van het onderwijs geografische, demografische en historische kaarten. De opleiding wil in verband met de toegenomen studentenaantallen graag een groter lokaal. De bibliotheekcollectie voor Amerikanistiek is ondergebracht bij de vakbibliotheek van de afdeling Engelse taal en cultuur. Literatuur op andere deelgebieden van de Amerikanistiek is te vinden in bestanden van andere afdelingen binnen en buiten de faculteit. Voor studenten is een handleiding multidisciplinair bibliotheekgebruik beschikbaar. In de afgelopen jaren heeft de opleiding boeken kunnen aanschaffen op het gebied van de Canadese literatuur, geschiedenis, cultuur en politiek met behulp van beurzenprogramma’s van de International Council for Canadian Studies. De opleiding werkt ook met videoconferencing. Hiervoor heeft zij een aantal camera’s aangeschaft. Tevens beschikt zij over een eigen videorecorder. De opleiding zou graag een eigen budget hebben voor de aanschaf van audiovisueel materiaal, teneinde een onderwijsondersteunende AV bibliotheek op het gebied van de Amerikanistiek te kunnen opbouwen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
De studiebegeleiding van de opleiding is in handen van de studieadviseur. Hij bewaakt de studievoortgang van de studenten, organiseert, samen met het facultaire Adviespunt Letteren, voorlichtingsbijeenkomsten over de planning en voortgang van de studie en over keuzemogelijkheden binnen en buiten de opleiding. Studenten kunnen ook bij hem terecht met problemen van persoonlijke aard. Een andere taak van de studieadviseur is het begeleiden van studenten bij het kiezen van een variant, de afstemming van hun keuze op een latere beroepsuitoefening, de keuze van een scriptieonderwerp en het zoeken van een geschikte begeleider. Gelet op de veelheid aan taken van de studiebegeleider vindt de opleiding de formatie van 0,1 fte te weinig, mede gelet op de invoering van de bachelor-masterstructuur en de toename van keuzemogelijkheden van studenten, zo vermeldt de opleiding in haar zelfstudie. Oordeel: De commissie is van mening dat de studiebegeleiding in de opleiding goed functioneert. Studenten kunnen altijd een beroep doen op de studiebegeleider, zo hebben zij de commissie laten weten. Studenten zijn ook zeer tevreden over de wijze waarop zij begeleid worden bij hun scriptie. De studiebegeleider zou zich echter volgens de commissie intensiever moeten bezighouden met de begeleiding van studenten bij het vinden van een stageplaats en een verblijf in het buitenland. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
142
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: voldoende. 4.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Zie ook het facultaire rapport. Tot aan het cursusjaar 2003-2004 werd jaarlijks het hele cursusaanbod van een bepaald jaar geëvalueerd. Met ingang van 2004-2005 worden met behulp van het IOWO-evaluatie-instrument alle binnen Amerikanistiek aangeboden cursussen geëvalueerd. De vragenlijsten worden verwerkt door het IOWO en de resultaten worden vervolgens in de Opleidingscommissie en met de afdelingsvoorzitter besproken. Bij een aantal cursussen zijn speciaal voor de cursus evaluatieformulieren ontworpen. Indien nodig wordt naar aanleiding van de resultaten overleg gevoerd met de docenten over mogelijke verbeteringen. De opleiding gebruikt de facultaire streefnorm van 3 of hoger (op een vijfpuntsschaal). De verbetertrajecten kunnen betrekking hebben op de didactische kwaliteiten van docenten, de inhoudelijke afstemming van onderdelen, de relatie tussen de studielast en het aantal studiepunten en het gebruik van ICT. Docenten worden ook aangespoord om hun onderwijs samen met hun studenten mondeling te evalueren. Daarnaast evalueert de opleiding haar onderwijs in gesprekken die de opleidingscoördinator en de voorzitter van Opleidingscommissie naar aanleiding van cursusevaluaties voeren met de docent. Oordeel: De commissie constateert dat de opleiding haar onderwijs regelmatig evalueert en is verheugd over het feit dat zij hierbij toetsbare streefdoelen heeft geformuleerd. Indien de streefdoelen niet worden gehaald, onderneemt de opleiding daadwerkelijk actie om tot verbeteringen te komen, zo heeft de commissie vastgesteld. De Opleidingscommissie speelt een expliciete rol bij het evalueren van het onderwijs. Master: Het oordeel van de commissie op dit facet is goed. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
De opleiding hecht met het oog op de invoering van de nieuwe masteropleiding veel belang aan het evalueren van het onderwijs in de vroegere afstudeerrichting. De huidige evaluatieresultaten daar geven echter nauwelijks aanleiding tot verbeteracties.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
143
Een voorbeeld van een verbetering naar aanleiding van een evaluatie is de verbetering van de samenhang. De opleiding heeft gekozen voor een goede voorbereiding op de beide varianten door middel van twee minoren, het opnemen van een theoretische en methodologische component en een aanscherping van de internationaal vergelijkende dimensie. Een ander voorbeeld betreft de inrichting van de afstudeervariant ‘Business, Politics and Society’. Oordeel: De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding daadwerkelijk verbeteringen doorvoert indien de resultaten van de evaluatie van het onderwijs daartoe aanleiding geven. Bij F17 wordt beschreven welke procedure de opleiding hierbij volgt. De opleiding geeft met een aantal voorbeelden aan welke verbeteringen zij heeft doorgevoerd naar aanleiding van de evaluatieresultaten. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Zie ook het facultaire rapport. Studenten en docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door de evaluaties van de cursusonderdelen en via de Opleidingscommissie. Alumni zijn betrokken via de reünistenkring Amerikanistiek, die bijeenkomsten houdt, waarin alumni reflecteren op het onderwijs met het oog op de voorbereiding op beroepsuitoefening. Een aantoonbaar gevolg hiervan is de oprichting van de variant Business, Politics en Society of North America. Immers tweederde van de studenten vindt een baan in het bedrijfsleven al dan niet gericht op de VS of Canada. Ook wil de opleiding met deze variant de aansluiting tussen de wetenschappelijke vorming en de arbeidsmarkt verbeteren. De opleiding wil in overleg met de alumnivereniging Amerikanistiek meer structurele stageplaatsen creëren. Oordeel: De stafleden van Amerikanistiek vergaderen onderling wel, maar niet zo vaak als eigenlijk nodig zou zijn. De commissie is van oordeel dat de opleiding er niettemin op informele wijze goed in slaagt om medewerkers en studenten te betrekken bij de interne kwaliteitszorg. Dit geldt eveneens voor de alumni van de vroegere afstudeerrichting en indirect ook voor het afnemende beroepenveld, onder andere door het in samenspraak met de alumnivereniging opzetten van stageplaatsen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: voldoende.
144
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
4.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
De opleiding kan op basis van alumnionderzoek van het IOWO (Verrijt, 2004) geen betrouwbare uitspraken doen over de arbeidsmarktpositie van haar alumni, omdat slechts vijf studenten hieraan deelnamen. Zij trekt op basis van de resultaten van dit onderzoek wel de voorzichtige conclusie dat de afgestudeerden de opleiding als (te) breed, maar wel voldoende diepgaand beoordelen. De moeilijkheidsgraad beoordelen zij als passend of iets te laag. Afgestudeerden hebben volgens de opleiding tot nu toe gemakkelijk een baan in een passende werkkring gevonden. Waardering is er voor de goede (Amerikaans) Engelse taalvaardigheid, de interdisciplinariteit van de opleiding en de internationale ervaring. Afgestudeerden komen terecht in een breed scala aan functies in verschillende sectoren, onder andere in het bedrijfsleven (waaronder de IT sector en het internationale bankwezen), de communicatie, of als beleidsmedewerker in rijks- of gemeentediensten. Werkgevers hebben volgens de opleiding waardering voor de flexibele inzetbaarheid, het vermogen om zich in korte tijd nieuwe manieren van werken en denken eigen te maken, de (Amerikaans) Engelse taalvaardigheid en de internationale ervaring van de afgestudeerden. In de zelfstudie vermeldt de opleiding dat de afstudeerscripties een goede spreiding laten zien over de in het onderwijsprogramma vertegenwoordigde disciplines: geschiedenis, literatuur, populaire cultuur, binnen- en buitenlandse politiek, staatsrecht, vrouwen- en seksualiteitstudies. De scripties laten volgens de opleiding tevens zien dat beide afstudeervarianten een bestaansrecht hebben. Teven tonen de scripties aan dat in de opleiding sprake is van zowel disciplinaire verdieping als van interdisciplinariteit. Volgens de opleiding wordt in de scripties tevens duidelijk dat de doelstellingen en eindtermen van de opleiding worden gerealiseerd en dat aan de algemene eisen die worden gesteld aan wetenschappelijk onderwijs wordt voldaan. Oordeel: Daar de opleiding nog niet echt van start is gegaan is elke uitspraak over het gerealiseerde niveau irreëel. Op grond van de vroegere afstudeerrichting Amerikanistiek is de verwachting echter dat deze daarvan niet veel zal verschillen De commissie onderschrijft de constatering van de opleiding dat de scriptieonderwerpen van de vroegere afstudeerrichting een goede weergave zijn van de bij de opleiding betrokken disciplines. Hiermee toont de opleiding aan dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde kwalificaties wat betreft de domeinspecifieke eisen. De scripties die de commissie heeft gezien zijn van een goede kwaliteit en een goed niveau. De commissie geeft de scripties hogere cijfers dan de docenten. Een kanttekening die de commissie bij een aantal scripties maakt is dat er te weinig theoretische en methodologische overwegingen in de scripties zijn verwerkt. Zij verwacht dat dit bij de nieuwe zelfstandige opleiding beter zal zijn. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
145
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Zie ook het facultaire rapport. In de zelfstudie geeft de opleiding de gemiddelde doctoraalrendementen van de driejarige bovenbouwopleiding Amerikanistiek van de cohorten 1994-1995 tot en met 1998-1999. Het gemiddelde rendement over deze cohorten is na drie jaar 1,1%, na vier jaar 31,5% en na langer dan vier jaar 53,3%. De opleiding hanteert de door de faculteit gehanteerde streefnorm van 85% voor de master. Het aantal studenten dat zich inschreef voor deze bovenbouwstudie schommelt over die jaren rond de twintig. Oordeel: Daar de opleiding nog niet echt van start is gegaan is elke uitspraak over rendement irreëel. De commissie verwacht echter dat de rendementen van de nieuwe masteropleiding niet veel van die van de vroegere afstudeerrichting Amerikanistiek zullen verschillen. De rendementen van de driejarige bovenbouwopleiding voldoen niet aan het streefcijfer van de faculteit van 85% na twee jaar. De commissie beoordeelt dit streefcijfer echter als irreëel hoog. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: voldoende.
146
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Amerikanistiek Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Onvoldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Eindoordeel Op grond van bovenstaande tabel en de inhoudelijke onderbouwing daarvan waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het eindoordeel over de opleiding voldoende is. Ze voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
147
148
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
5.
Opleidingsrapport masteropleiding Duitslandstudies
Administratieve gegevens: Masteropleiding Duitslandstudies: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie: 5.0.
Duitslandstudies 66079 WO Master 60 ECTS Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Structuur en organisatie van de faculteit
Zie het facultaire rapport. 5.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De masteropleiding Duitslandstudies is voortgekomen uit de opleiding Duitslandstudies, een driejarige bovenbouwstudie van Duitse taal en cultuur. Het vernieuwde curriculum van de masteropleiding start in 2006-2007. De masteropleiding is een binationale opleiding die leidt tot bi-diplomering. Het onderwijs wordt voor een deel verzorgd in Nijmegen en voor een deel in Münster door het Zentrum für Niederlande Studien van de Westfälische Wilhelms-Universität. In de zelfstudie ligt de nadruk op de master die in 2006-2007 van start gaat. Hierdoor heeft het rapport een grotendeels prospectief karakter. De overgang naar de nieuwe, beleidsrijke afstudeerrichting Duitslandstudies verloopt zonder problemen.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
149
5.2.
Het beoordelingskader
5.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
De masteropleiding Duitslandstudies voorziet in een maatschappelijke, culturele en wetenschappelijke behoefte. Zij speelt in op het onvolledige beeld dat in Nederland bestaat van de Duitse taal en (bedrijfs)cultuur en heeft als doel om deskundigen op te leiden die kennis hebben van de Duitse taal en cultuur en van politieke, economische en sociale facetten van het moderne Duitsland. Ontwikkelingen in de Europese Unie en het proces van integratie en de ‘Osterweiterung’ met daarin een centrale positie voor de Bondsrepubliek Duitsland spelen hierin een belangrijke rol. In bijlage B van het zelfevaluatierapport wordt een overzicht gegeven van de doelstellingen en de eindtermen van de opleiding. Deze zijn hier integraal overgenomen (Zelfevaluatie masteropleiding Duitslandstudies, 2004). Doelstellingen Gedurende de master Duitslandstudies maakt de student zich zodanige kennis, een werkhouding en vaardigheden eigen – mede door een verblijf van één semester aan de WWU Münster in het kader van de binationale opleiding – dat hij in staat is binnen diverse sectoren van de maatschappij op academisch werk- en denkniveau te functioneren, dan wel onderzoek te verrichten ter voorbereiding van een academisch proefschrift op één van de volgende deelgebieden van de Duitslandstudies: de cultuur van Duitsland, de Duitstalige Bedrijfscommunicatie, het Duitse politieke systeem in vergelijkend Duits-Nederlands perspectief, of het Duitse economische systeem in vergelijkend Duits-Nederlands perspectief. De student verwerft tevens kennis en vaardigheden op het terrein van de sociaal-culturele, dan wel de politiek-economische communicatie, beheerst de bijbehorende vaktaal en weet deze in de Duits-Nederlandse interculturele context adequaat te gebruiken. Mede door het verblijf in Münster bereikt de student in de masterfase op het vlak van de taalvaardigheid het CEFR-niveau van de proficient user in woord en geschrift. Voor één van de vier specialisatiegebieden, Economie, Politicologie, (Bedrijfs)Communicatie of Cultuur, stelt hij een zodanig vakkenpakket samen, dat het kan dienen als basis voor het zelfstandig uit te voeren onderzoek, waarvan de resultaten worden neergelegd in een scriptie. Eindtermen De student dient aan het einde van de masteropleiding: 1. te beschikken over een uitstekende productieve en receptieve beheersing van het Duits in woord en geschrift op het CEFR-niveau van proficient user, en wel productief op niveau C1 en receptief op niveau C2; 2. specialistische kennis te bezitten op één van de volgende deelgebieden van de Duitslandstudies: de cultuur van Duitsland, de Duitstalige (bedrijfs)communicatie, het Duitse po150
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
litieke systeem in vergelijkend Duits-Nederlands perspectief, of het Duitse economisch systeem in vergelijkend Duits-Nederlands perspectief; 3. over de vaardigheden, de methoden en de technieken te beschikken om op het betreffende deelgebied zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten en daarvan op adequate wijze mondeling en schriftelijk verslag te doen; 4. over het vermogen te beschikken de kennis, vaardigheden, methoden en technieken met betrekking tot het betreffende deelgebied zelfstandig uit te bouwen en waar nodig te actualiseren; 5. over dusdanige kennis te beschikken en zich een dusdanige werkhouding en vaardigheden te hebben eigen gemaakt, dat hij in staat is binnen diverse sectoren van de maatschappij op academisch werk- en denkniveau te functioneren, dan wel zelfstandig onderzoek te verrichten ter voorbereiding van een academisch proefschrift. Oordeel: De commissie acht het belang van dit soort landenstudies zeer groot. Duitslandstudies kan als voorbeeld dienen als mogelijke oplossing voor het probleem van de dalende studentenaantallen. De bi-diplomering met Münster is een uniek en uitstekend initiatief. De commissie is van oordeel dat de opleiding er uitstekend in is geslaagd om haar eindkwalificaties te laten aansluiten bij de eisen van vakgenoten en eisen die worden gesteld vanuit de beroepspraktijk. Het lukt de opleiding goed om zich als specifieke regiostudie te profileren. De interactie tussen de vakken draagt hier in belangrijke mate aan bij. Wel plaatst de commissie de kanttekening dat naar haar oordeel de centrale concepten cultuurkunde en interdisciplinariteit te weinig uitgewerkt en theoretisch doordacht zijn. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F2: Niveau: bachelor en master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
In de zelfstudie geeft de opleiding aan op welke wijze haar eindtermen aansluiten bij de Dublin-descriptoren. Samengevat komt dit erop neer dat de student zijn specialistische kennis die hij heeft opgedaan op één van de deelgebieden van Duitslandstudies uitstekend mondeling en schriftelijk moet kunnen verwoorden en toepassen. Hiervoor beschikt hij over een aantal vaardigheden, methoden en technieken. Ook moet hij specialistische kennis zelfstandig kunnen uitbouwen en actualiseren, eventueel ter voorbereiding op een proefschrift. Tevens maakt de student zich een werkhouding eigen die hem in staat stelt om zelfstandig in de maatschappij op een academisch werk- en denkniveau te kunnen functioneren. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de opleiding er goed in is geslaagd om haar eindkwalificaties af te leiden van de (internationaal) geaccepteerde beschrijvingen van kwalificaties van een master (de Dublin-descriptoren). De samenwerking van de opleiding met de universiteiten in Duitsland is wat dit betreft zeer vruchtbaar. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
151
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
De afgestudeerde master heeft algemene wetenschappelijke kwalificaties die betrekking hebben op het analyseren van en het reflecteren op wetenschappelijke vraagstukken. Verder is de master in staat om vanuit zijn expertise deze vraagstukken vanuit een interdisciplinaire invalshoek aan te pakken. Hij is ook bekend met normatieve standaarden binnen de wetenschap en kan ontwikkelingen binnen het vakgebied aan vakgenoten en aan niet-wetenschappelijk opgeleiden expliciteren. De afgestudeerde master beschikt tevens over kennis en vaardigheden om zelfstandig onderzoek te kunnen verrichten binnen verschillende sectoren, zoals de overheid, profit en non-profit organisaties en in het bedrijfsleven op terreinen waarin de Nederlands-Duitse relaties een rol spelen. Oordeel: De commissie is van oordeel dat in de eindkwalificaties van de opleiding in voldoende mate aandacht wordt besteed aan het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Wel zou de opleiding in haar eindkwalificaties meer aandacht kunnen besteden aan theoretische reflectie met betrekking tot interdisciplinaire thema’s. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Doelstellingen luidt: voldoende. 5.2.2. Programma Het programma van de masteropleiding Duitslandstudies bouwt voort op het programma van de studierichting Duitslandstudies van de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur. De master kent twee varianten: de sociaal-culturele variant (A) en de politiek-economische variant (B). Beide varianten hebben dezelfde opbouw. Gedurende de eerste vier weken (in september) en gedurende vier weken in april volgen studenten op het gebied van de taalvaardigheid het onderdeel ‘Communicatieve vaardigheden en vaktaal binnen een interculturele context (Duits-Nederlands)’. Het onderdeel heeft een omvang van 10 ECTS. Half oktober gaan studenten naar Münster om een programma van 30 ECTS te volgen. Zij doen hier vakken op het gebied van hun specialisatie binnen hun eigen variant. In variant A is dit Cultuur of (Bedrijfs)communicatie en in variant B Politicologie of Economie. Zij sluiten de opleiding af met een scriptie (20 ECTS). 152
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Veel aandacht besteedt de opleiding aan taalvaardigheid. Een goede beheersing van de taal, met name de Duitse, beschouwt zij als een noodzakelijke voorwaarde voor het goed kunnen vervullen van functies die afgestudeerden gaan bekleden. De masterscriptie wordt geschreven op het gebied van de gekozen specialisatie. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
In het kader van het interdisciplinaire onderwijs- en onderzoeksterrein van de master komen in het onderwijs verschillende wetenschappelijke benaderingen aan de orde (politiek-economisch, politiek-historisch, economisch-geografisch, bedrijfskundig-communicatief, sociaalcultureel en literair-cultureel). Studenten wordt geleerd om logisch, analytisch en kritisch met deze verschillende benaderingen om te gaan. Ook de onderzoeksvaardigheden zijn gebaseerd op onderzoeksmethoden uit de verschillende disciplines. Studenten dienen deze verschillende methoden te leren beheersen. In de training van de onderzoeksvaardigheden wordt tevens aandacht besteed aan praktische taal- en ICT vaardigheden. In de afzonderlijke cursussen wordt een inhoudelijke relatie gelegd met het onderzoeksprogramma ‘Duitsland in Europa’, dat twee thema’s omvat: “Duitsland als Europese Mogendheid: zelfbinding als machtspolitiek’ en ‘Modell Deutschland: Productie en Protectie’. Met ingang van 2005 is met de komst van een nieuwe hoogleraar het accent van het onderzoek verlegd naar het thema ‘Cultuur en communicatie van, in en met Duitsland’. Het onderzoek vindt aansluiting bij het onderzoeksinstituut voor Historische, Literaire en Culturele Studies (HLCS) van de faculteit en meer in het bijzonder bij het onderzoeksprogramma ‘Literatuur, Cultuur en Media’ met de deelprogramma’s ’Kunst en Herinnering’ en ‘De infrastructuur van het Literair-Culturele Leven’. In Münster zijn de belangrijkste onderzoeksthema’s ‘de Duits-Nederlandse geschiedenis van de negentiende en de twintigste eeuw’ en ‘de contacten van Duitsland met Nederland sinds 1945 op regionaal gebied’. Deze thema’s komen terug in de colleges van Niederlande Studien. Verder nodigt het Zentrum für Niederlande Studien eenmaal per semester gastdocenten uit de verschillende disciplines uit om over hun onderzoek te spreken. Tot slot komen de masterstudenten in Münster in aanraking met onderzoek in het Examencolloquium. Hierin doen afgestudeerden en promovendi verslag van hun onderzoek. Oordeel: De commissie is van oordeel dat er in de opleiding voldoende interactie plaatsvindt tussen onderzoek en onderwijs. Studenten komen met name via hun docenten in aanraking met wetenschappelijk onderzoek. De studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn zeer tevreden over de interdisciplinariteit van de opleiding en de verschillende wetenschappelijke benaderingen waarmee zij in aanraking komen. Onderzoeksvaardigheden komen volgens de QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
153
commissie goed tot uiting in de masterscriptie van de studenten. Het niveau van de taalbeheersing Duits is uitstekend. De commissie is zeer ingenomen met de verplichting een deel van de studie in Duitsland af te leggen en een stage te doen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
De afgestudeerde master Duitslandstudies heeft specialistische kennis van de Duitse politiek, de Duitse economie en de Duitstalige (bedrijfs)communicatie en van de cultuur van Duitstalige landen, steeds in vergelijkend perspectief. Ook beschikt de master over vaardigheden, methoden en technieken om deze kennis uit te bouwen en te actualiseren. Daarnaast moet hij zelfstandig onderzoek kunnen verrichten op een specifiek deelgebied. Volgens de opleiding worden al deze kwalificaties verworven in de hoor- en werkcolleges en door het maken van werkstukken en het houden van presentaties. De productieve en receptieve beheersing van de Duitse taal in woord en geschrift komen aan de orde in het onderdeel ‘Communicatieve vaardigheden en vaktaal binnen een interculturele context (Duits-Nederlands)’ en in de colleges die studenten in Münster volgen. Ook de eisen, die de opleiding aan de scriptie stelt ten aanzien van de inhoud en de taalvaardigheid weerspiegelen de eindkwalificaties van de opleiding. Oordeel: De opleiding slaagt er volgens de commissie goed in om haar algemene eindkwalificaties in het programma te concretiseren. Met de meer specifieke eindkwalificaties is dit moeilijker, aangezien de concrete invulling van het programma mede afhangt van de invulling die de docenten uit andere afdelingen en opleidingen hieraan geven. De commissie vraagt zich af of in de masteropleiding van één jaar de beoogde eindkwalificaties die studenten buiten de eigen faculteit dienen te verwerven voldoende waarborg bieden om de interdisciplinariteit van de opleiding te realiseren. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
De inhoudelijke samenhang van het programma van de opleiding wordt gerealiseerd door het centraal sturende concept: ‘Duitsland in Europa’. Samenhang in de beide varianten van het programma wordt gerealiseerd door de inhoudelijke opbouw van het programma. Beide varianten hebben als gemeenschappelijk element dat zij veel aandacht besteden aan taalvaardigheid.
154
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Studenten krijgen in Münster geen vast programma aangeboden. Zij moeten kiezen uit een aantal cursussen. Om de samenhang van het programma dat zij in Duitsland volgen zo veel mogelijk te waarborgen, leggen studenten de vakken die zij in Münster willen gaan volgen voor aan de studiecoördinator van het Zentrum für Niederlande Studien. Het voorstel dient ook te worden goedgekeurd door de Examencommissie Duitslandstudies in Nijmegen. Oordeel: De samenhang in het programma wordt met name gerealiseerd doordat in alle vakken aandacht wordt besteed aan het thema ‘Nederlands-Duitse betrekkingen’. Ook de aandacht voor taalbeheersing is een samenbindend element in het programma, zo oordeelt de commissie. De studenten met wie de commissie heeft gesproken, toonden zich tevreden over de samenhang van het programma. Zij spelen hierbij zelf een belangrijke rol door de juiste vakken te kiezen. Zij vinden echter het aantal contacturen (tien per week) aan de lage kant. Ook hadden zij liever één langere in plaats van twee korte stages (waarvan één in de bacheloropleiding) gehad. Dit is volgens de opleiding echter organisatorisch niet mogelijk. De grotere keuzevrijheid in Duitsland wordt door de studenten die de commissie heeft gesproken positief gewaardeerd. Van de kant van de staf wordt opgemerkt dat de samenwerking met andere faculteiten niet altijd moeiteloos verloopt. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk worden weggenomen.
Master De studeerbaarheid van het programma is volgens de opleiding redelijk tot goed. Dit geldt voor beide varianten. Er zijn geen echte struikelvakken of knelpunten die de studievoortgang belemmeren. De studielast is gelijkmatig verdeeld over de vier perioden van het masterjaar. Tevredenheid over de studeerbaarheid blijkt ook uit de Studenttevredenheidsmonitor 2003. De resultaten van de enquête hebben zowel betrekking op de studenten Duitse taal en cultuur, als Duitslandstudies. Deze dienen aldus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De score op dit aspect was 3,9 op een vijfpuntsschaal. Om het verschil in aanvangstijd tussen het programma in Nijmegen (begin september) en Münster (half oktober) te ondervangen wordt het college ‘Communicatieve vaardigheden en vaktaal binnen een interculturele context (Duits-Nederlands)’ in Nijmegen in twee periodes gegeven, in september en in april. Oordeel: De commissie onderschrijft de constatering van de opleiding dat er in beide varianten van de opleiding geen struikelblokken of belemmeringen zijn die de studievoortgang belemmeren. Duitse en Nederlandse studenten bleken tevreden over de studeerbaarheid, ook over het programma in Duitsland. Alhoewel dit minder strak is geprogrammeerd, heeft de commissie de indruk dat de Nederlandse en Duitse studenten goed om kunnen gaan met deze ‘vrijheid’. De commissie heeft op basis van het gesprek met de studenten de indruk dat de studielast van de master enigszins aan de lage kant is. Studenten zeggen zich voornamelijk uitgedaagd QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
155
te voelen door de vakken die zij in andere faculteiten volgen. Zij ervaren deze vakken in het algemeen als zwaarder. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Voor de instroom in de masteropleiding zijn nog geen KUO-cijfers beschikbaar. Wel heeft de opleiding cijfers aangeleverd over het totaal aantal ingeschreven studenten voor de bovenbouwopleiding Duitslandstudies. Vanaf het midden van de jaren negentig is er sprake van een daling van het aantal ingeschreven studenten. Het totaal aantal ingeschreven studenten lag in de jaren 1998-1999 en 2001-2002 tussen de 25 en 29. Studenten uit Münster die de masteropleiding volgen zijn niet meegerekend in deze cijfers. De opleiding heeft voor alle groepen studenten die instromen specifieke toelatingseisen. Aan studenten uit de bachelor Duitse taal en cultuur met de studierichting Duitslandstudies worden geen toelatingseisen gesteld. Studenten die de studierichting Duitse taal en cultuur van de opleiding Duitse taal en cultuur hebben gevolgd moeten de schakelminor ‘Einstieg in die Deutschland-Studien II’ volgen. Studenten met een bachelordiploma van een andere WOopleiding volgen naast deze minor ook de minor ‘Modell Deutschland’. Deficiënties op taalvaardigheidsgebied moeten voor aanvang van de master zijn weggewerkt. Studenten met een HBO-diploma volgen een individueel programma, afhankelijk van de vooropleiding en de specialisatie. Volgens de facultaire richtlijnen heeft dit programma een omvang van 60 ECTS, waarvan 10 ECTS zijn gereserveerd voor een bachelorwerkstuk. Het schakelprogramma bestaat geheel uit aanschuifonderwijs. De opleiding organiseert verschillende voorlichtings- en wervingsactiviteiten, zoals voorlichtingsdagen, decanendagen, laatkiezersdagen, proefstuderen, internetsites en meeloopdagen. Ook gebruikt zij schriftelijk voorlichtingsmateriaal en zet zij haar studenten in als ‘ambassadeurs’. Verder organiseert de opleiding om studenten te werven filmvoorstellingen, congressen, symposia, seminars en beursstands. De studenten uit Münster worden aldaar geïnformeerd. Studenten van zusterfaculteiten worden via nieuwsbrieven gewezen op de mogelijkheid om de master Duitslandstudies in Nijmegen te volgen. Ondanks al deze activiteiten slaagt de opleiding er tot op heden niet in het aantal aanmeldingen van Nederlandse studenten te vergroten. Het aantal Duitse studenten neemt wel toe, in de afgelopen jaren tot tien à vijftien per jaar. De opleiding verwacht dat deze trend zich zal voortzetten en dat zich in de komende jaren tussen de 25 en de 30 Duitse studenten zullen inschrijven. Oordeel: De commissie vindt dat de opleiding veel activiteiten onderneemt om studenten te werven. Zij betreurt het dat deze activiteiten tot op heden nog te weinig effect hebben gehad op de Nederlandse studenten. Het verheugt de commissie dat het wel lukt om meer Duitse studenten te interesseren voor de binationale opleiding.
156
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Waardering heeft de commissie voor de duidelijke toelatingseisen die de opleiding aan studenten met verschillende vooropleidingen stelt. Zij is mede op basis van het gesprek met de studenten van mening dat de aansluiting van de opleiding op hun vooropleiding goed verloopt. Studenten toonden zich tevreden hierover. Wel bemoeilijkt het niveauverschil tussen de Nederlandse studenten en de Duitse (die al meer vakken gevolgd hebben) het onderwijs soms. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
De masteropleiding Duitslandstudies omvat 60 ECTS en voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van een mastercurriculum. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Zie ook het facultaire rapport. Het onderwijs in de opleiding is gebaseerd op het principe van het Studentactiverend Onderwijs (SAO), met daarin een belangrijke rol weggelegd voor ICT en het facultaire MultiMedia Studiecentrum (MMS). Het leerproces in de master is opgebouwd uit drie stappen: oriëntatie, reflectie en feedback. Deze komen terug in de onderwijsvormen: het hoor/instructiecollege, zelfstudie en het responsiecollege/tutorgroep. Voor hoorcolleges is in de master 75 uur geprogrammeerd, voor werkgroepen 93 uur en voor zelfstudie 952 uur. Voor de masterscriptie staat 560 uur. De mix aan werkvormen zorgt ervoor dat studenten aan het einde van de master beschikken over specialistische kennis op een deelterrein van Duitslandstudies en over technieken en vaardigheden om deze kennis uit te breiden, toe te passen en te actualiseren en om zelfstandig onderzoek te doen op het gebied van Duitslandstudies, eventueel ter voorbereiding op een proefschrift. Oordeel: De commissie is van mening dat de opleiding er goed in slaagt om SAO-onderwijs te realiseren. De nadruk ligt op werkcolleges, die in kleine groepen (met een omvang van drie tot negen studenten) worden gegeven. Studenten worden goed geactiveerd door regelmatig werkstukken te maken. Dit is ook in Duitsland het geval. De studenten met wie de commissie heeft gesproken vinden echter het aantal contacturen aan de lage kant. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
157
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
De opleiding hanteert verschillende toetsvormen, die zo veel mogelijk aansluiten bij de aard van het te toetsen onderdeel en de groepsgrootte. Dit zijn: het schriftelijk of mondeling tentamen, het werkstuk, het referaat of een combinatie hiervan. Elk tentamen kan eenmaal worden herkanst en moet met een voldoende worden afgesloten. Een onvoldoende kan niet worden gecompenseerd. Uiterlijk vijftien werkdagen na de toets moet de uitslag bekend zijn. De student heeft het recht van inzage in de (schriftelijke) beoordeling. De masterscriptie wordt geschreven op het gebied van de gekozen specialisatie en wordt begeleid door een deskundige van het betreffende vakgebied. Als tweede begeleider fungeert een deskundige op het gebied van de Duitse taalvaardigheid. Uit onderzoek naar de tevredenheid van de studenten blijkt dat studenten de scriptiebegeleiding waarderen (3,8 op een schaal van 5). De Examencommissie is verantwoordelijk voor de organisatie en de coördinatie van de examens en toetsen. Zij draagt ook zorg voor een correcte gang van zaken rond de te schrijven masterscriptie. Zij wijst onder andere de examinatoren aan. Naast de Examencommissie houden de Opleidingscommissie en docenten de kwaliteit van de toetsen in de gaten. Studenten kunnen indien zij het niet eens zijn met de beoordeling beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens. De toetsing is ook een onderwerp van de onderwijsevaluaties. Oordeel: De opleiding hanteert volgens de commissie adequate toetsvormen. Deze sluiten goed aan bij de inhoud en de aard van de onderdelen. De studenten toonden zich in een gesprek met de commissie tevreden over de inhoud en de vorm van de toetsen. Opvallend hierbij is, dat de studenten aangeven dat in Münster vooral getoetst wordt door middel van een werkstuk en een referaat, terwijl dat in Nijmegen gebeurt door middel van een mondeling dan wel schriftelijk tentamen. De commissie waardeert het feit dat de masterscriptie door twee deskundigen begeleid wordt, waaronder een deskundige op het gebied van de Duitse taalvaardigheid. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Programma luidt: voldoende. 5.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding:
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het onderwijs wordt verzorgd door docenten uit de eigen faculteit en twee andere faculteiten: de Faculteit der Managementwetenschappen en Rechtsgeleerdheid. Ook worden docenten 158
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
ingeschakeld van de met het Zentrum für Niederlande Studien in Münster samenwerkende faculteiten van de WWU. Er zijn drie docenten en een hoogleraar. De hoogleraar en twee van de drie docenten zijn gepromoveerd. In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de onderzoeksspecialismen van de docenten, die zijn aangesteld bij de afdeling Duits taal en cultuur. Docenten leggen in hun onderwijs zo veel mogelijk een relatie met het beroepenveld van de opleiding. Oordeel: De commissie vindt de docenten van de afdeling Duitse taal en cultuur die onderwijs verzorgen binnen de masteropleiding Duitslandstudies voldoende gekwalificeerd om goed onderwijs te geven. Zij zijn betrokken bij erkend wetenschappelijk onderzoek. De commissie heeft wel de indruk dat er verschillen in niveau zijn van alle bij het onderwijs betrokken docenten. Zij raadt de opleiding aan om na te gaan welke eventuele gevolgen het interdisciplinaire karakter van de opleiding heeft voor de waarborg van het niveau van al haar docenten. Daarnaast geeft de herkomst van de docenten uit verschillende faculteiten problemen met de roosters. In een aantal gevallen is pas kort voor de aanvang van het college bekend welke docent het betreffende vak zal geven, met als gevolg dat hij of zij (te) weinig tijd heeft voor de voorbereiding en dat de tekst in de studiegids incompleet is. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Zie ook het facultaire rapport. De onderwijsformatie voor Duitslandstudies is 1,7 fte (één hoogleraar: 0,5 fte en drie docenten: 1,2 fte). Dit is de bruto onderwijsformatie. Hierin zijn ook meegerekend de onderwijsondersteunende taken, zoals studieadvisering, studiecoördinatie, onderwijskwaliteitszorg en onderwijsoverleg. Gemiddeld is de omvang van de onderwijsondersteunende taken 20% van de bruto onderwijsformatie. Oordeel: De commissie vindt dat de opleiding ondanks de geringe eigen formatie over voldoende personeel beschikt om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Zij is echter bezorgd over het feit dat de hoogleraar komend jaar decaan wordt en constateert een zekere mate van versnippering, met name vanwege het feit dat de opleiding vanwege haar brede invalshoek (economie, politicologie, (bedrijfs)communicatie en cultuur) genoodzaakt is om docenten uit andere faculteiten en afdelingen ‘in te huren’. Zij raadt de opleiding aan om er goed op te letten dat de docenten hun onderwijs goed op elkaar blijven afstemmen, zodat het programma ook in de toekomst voldoende consistent en samenhangend blijft. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
159
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Zie ook het facultaire rapport. De opleiding maakt gebruik van de facultaire mogelijkheden om haar docenten te professionaliseren. Docenten bezoeken facultaire opleidingsdagen, tijdens welke zij met elkaar en met externe deskundigen van gedachten kunnen wisselen over onderwijsinhoudelijke en onderwijskundige vernieuwingen. De opleiding participeert ook in een aantal SAO-projecten. Docenten worden gestimuleerd om met ICT-middelen, onder andere Blackboard, te leren werken. De hoogleraar voert elk jaar een functioneringsgesprek met alle medewerkers van de opleiding. Hierin worden hun onderwijsprestaties en de resultaten van de onderwijsevaluaties besproken. De decaan houdt functioneringsgesprekken met de hoogleraar, waarin het onderwijs dat ten behoeve van de masteropleiding Duitslandstudies wordt verzorgd één van de gespreksonderwerpen is. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de opleiding over voldoende gekwalificeerde docenten beschikt om goed onderwijs te verzorgen. Docenten hebben zich vaardigheden eigen gemaakt om SAO-onderwijs te realiseren. Zij kunnen zich op facultair niveau hierin verder bijscholen. De docenten blijken het SAO-onderwijs als stimulerend te ervaren, niet alleen voor de studenten maar ook voor henzelf. De commissie is echter van mening dat de afdeling als zodanig over veel te weinig eigen onderzoekstijd beschikt doordat de eigen staf, afgezien van de hoogleraar en één stafmedewerker, slechts bestaat uit docenten. Zij acht dit zorgelijk, juist met het oog op de wetenschappelijke identiteit en het daartoe behorende theoretische gehalte van de opleiding. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. 5.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Zie ook het facultaire rapport. In de zelfstudie geeft de opleiding een uitgebreid overzicht van voorzieningen waar studenten en docenten gebruik van kunnen maken, naast de meer algemene voorzieningen op facultair en universitair niveau. De RU heeft ten behoeve van Duitslandstudies een collectie van boeken, tijdschriften en audiovisuele materialen aangeschaft. De collectie is verspreid over verschillende afdelingen van de Universiteitsbibliotheek. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. 160
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Het belangrijkste doel van studiebegeleiding bij de master Duitslandstudies is om studenten zo goed mogelijk te adviseren bij vragen over de inhoud van de studie, de tentamens, het OER, keuzevakken, het opstellen van een studieplanning, het verblijf in Münster en de te kiezen specialisatie binnen de master. Ook persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de studievoortgang vallen onder de studiebegeleiding, zo vermeldt de opleiding in de zelfstudie. Indien nodig wordt de student doorverwezen naar een andere instantie, zoals de Dienst Studentenzaken of Externe Relaties. In de master wordt veel aandacht besteed aan de begeleiding van studenten, vanwege de keuze die studenten moeten maken tussen de sociaal-culturele (Cultuur of (Bedrijfs)Communicatie) of de politiek-economische (Economie of Politicologie) variant. Ook studenten uit Münster die de opleiding in Nijmegen gaan volgen, hebben een goede studiebegeleiding en informatievoorziening nodig. Hierbij speelt een rol dat zij in Duitsland meer vrijheid kennen en niet gewend zijn aan de strakke planning van de studie in Nijmegen. De derde groep die extra begeleiding behoeft zijn HBO-studenten die de master willen gaan volgen. Zij krijgen een op maat gesneden programma, afhankelijk van de gevolgde vooropleiding en hun specialisatie. Het programma dat geheel uit ‘aanschuifonderwijs’ bestaat omvat 60 ECTS, waaronder een bachelorwerkstuk van 10 ECTS. Studenten hebben inzage in hun studieresultaten via het studievoortgangsregistratiesysteem KISS. Oordeel: De commissie heeft waardering voor de intensieve studiebegeleiding van studenten in het algemeen en de aandacht die in de begeleiding wordt besteed aan studenten, die met een verschillende vooropleiding instromen. Studenten vinden nog meer begeleiding echter wenselijk als zij naar Münster gaan. Tevens hebben zij behoefte aan meer hulp bij het vinden van stageplaatsen en überhaupt aan meer voorlichting over de arbeidsmarkt. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Voorzieningen luidt: voldoende. 5.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Zie ook het facultaire rapport. De kwaliteitszorgcoördinator en de Opleidingscommissie behartigen de belangen van de master met betrekking tot de kwaliteitszorg. De kwaliteitszorg omvat in navolging van het faculQANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
161
taire beleid een aantal activiteiten. De eerste is de jaarlijkse evaluatie van alle cursussen. Deze worden uitgevoerd met behulp van een monitor. De opleiding gebruikt een streefscore van 3 of hoger (op een vijfpuntsschaal). Een score lager dan 3 is voor de opleiding meestal aanleiding om nader onderzoek te doen. Nieuwe cursussen of cursussen waarover in de evaluatie kritische opmerkingen zijn gemaakt worden elk jaar geëvalueerd met behulp van de cursusevaluaties van het IOWO. De opleiding neemt regelmatig het besluit om aanvullend evaluatieonderzoek uit te voeren. In Münster wordt door de ‘Kommission für Lehre’ voorafgaand aan de colleges bepaald welke colleges in het volgende semester worden geëvalueerd. De resultaten van de evaluaties worden in deze commissie besproken. Oordeel: De opleiding evalueert haar onderwijs periodiek. Ditzelfde geldt voor het onderwijs in Duitsland. De commissie vindt de frequentie waarmee de opleiding haar standaardcolleges evalueert, namelijk eens in de vier jaar, aan de lage kant. Zij raadt de opleiding aan deze frequentie op te voeren. De docenten van de opleiding vinden het lastig dat zij in principe geen inspraak hebben in het evaluatieproces van het onderwijs dat hun studenten aan de andere faculteiten volgen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Indien er knelpunten naar voren komen uit de cursusevaluaties of uit gesprekken met studenten worden deze door de kwaliteitszorgcoördinator en de Opleidingscommissie nader geanalyseerd. Na een analyse van de knelpunten te hebben gemaakt, wordt de desbetreffende vakgroep of docent benaderd en worden mogelijke verbetermaatregelen besproken. In Münster wordt min of meer dezelfde procedure gevolgd. Hier vergadert de ‘Kommission fur Lehre’ twee tot drie maal per semester, onder andere over de evaluatieresultaten. Een kopie van de verslagen gaat naar de Opleidingscommissie in Nijmegen. Dit gebeurt omgekeerd ook. Een student uit Münster, de Semestersprecher(in), is lid van de Opleidingscommissie in Nijmegen. De commissies uit Nijmegen en Münster vergaderen twee maal per jaar gezamenlijk, afwisselend in Nijmegen en Munster. Daarnaast voeren zij regelmatig overleg over het curriculum met de vakgroepen die participeren in Duitslandstudies uit Nijmegen en het Zentrum für Niederlande Studien. De opleiding maakt elk jaar een opleidingsjaarverslag waarin de voortgang van het onderwijs, eventuele problemen en mogelijke oplossingen worden beschreven. Tweemaal per jaar wordt het verslag besproken in een overleg van de afdeling, de opleiding en het faculteitsbestuur. Indien nodig wordt een verbeterproject geformuleerd. Oordeel: De Opleidingscommissies in Nederland en Duitsland spelen een actieve rol bij de evaluatie van het onderwijs en de verbetermaatregelen. De commissie heeft geconstateerd dat de Opleidingscommissies een goed draagvlak onder studenten hebben. Zij stelt vast dat de opleiding 162
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
indien nodig daadwerkelijk maatregelen neemt om het onderwijs te verbeteren. Klachten van studenten worden serieus genomen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Studenten uit de opleiding zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door de evaluaties van het onderwijs en hun deelname aan de Opleidingscommissie. Vanwege het interfacultaire en binationale karakter worden ook docenten uit andere faculteiten en docenten uit Münster bij de inrichting van het onderwijs betrokken. Overleg met hen vindt voornamelijk plaats via de Opleidingscommissie en de Examencommissie. Ook is er overleg over de begeleiding van studenten en de studievoorlichting. Docenten uit Münster geven college in Nijmegen en docenten uit Nijmegen in Münster. De opleiding heeft contact met haar alumni via de alumnivereniging van Duitslandstudies. Via deze vereniging wordt ook contact onderhouden met afgestudeerden in het buitenland. Dit gebeurt ook op de jaarlijkse alumnidag. De opleidingscoördinator onderhoudt contact met alumni in verband met het zoeken van stageplaatsen. In het kader van de toekomstige arbeidsmarkt voor afgestudeerden Duitslandstudies heeft de opleiding al vanaf het begin contact met de Kamers van Koophandel en de IHK’s (Industrie und Handelskamers), onder andere over de inrichting van het onderwijs. Verder heeft de opleiding contacten met het bedrijfsleven via de postdoctorale cursussen ‘Wirtschaftdeutsch’ en in-company trainingen. Oordeel: Docenten en studenten zijn direct betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding door de evaluatie van het onderwijs en deelname aan en betrokkenheid bij de Opleidingscommissie. Alumni en het beroepenveld zijn eveneens betrokken bij de opleiding, al is dit op een meer indirecte wijze. De commissie waardeert de contacten die de opleiding onderhoudt met de Kamers van Koophandel en de IHK’s (Industrie und Handelskamers). Zij vindt dit een uitstekende manier om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Dit geldt evenzeer voor de contacten met alumni. Ook zij kunnen de opleiding waardevolle informatie verschaffen. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg luidt: voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
163
5.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Uit een onderzoek van het IOWO blijkt dat alle afgestudeerden Duitslandstudies van de cohorten 1996 tot en met 1999 een baan hebben gevonden op het gebied van de NederlandsDuitse betrekkingen. Zij kwamen meestal terecht in het bedrijfsleven of bij de overheid in de functie van beleidsmedewerker, adviseur of manager, account-, product- of salesmanager, intercedent, bedrijfsacquisiteur of medewerker bij grensoverschrijdende organisaties, zoals de Euregio, de Nederlands-Duitse Kamer van Koophandel en de Wirtschaftsförderungsverein. Volgens de opleiding blijkt uit de doctoraalscripties dat de gerealiseerde kwalificaties overeenkomen met de door haar beoogde kwalificaties. Organisaties waarin studenten een onderzoeksscriptie hebben geschreven blijken volgens de opleiding zeer tevreden te zijn over het niveau van de afgestudeerden. Oordeel: De commissie onderschrijft de conclusie van de opleiding dat afgestudeerde doctoraalstudenten (bovenbouw en binationale opleiding Duitslandstudies) in hun scripties duidelijk aantonen dat de door de opleiding beoogde kwalificaties ruimschoots worden gerealiseerd. De commissie heeft 25 scripties bekeken en een aantal ervan aan een nader onderzoek onderworpen. Zij komt tot de conclusie dat de scripties van een bijzonder goed niveau zijn. Het oordeel van de commissie over de scripties komt overeen met het oordeel dat docenten erover hebben gegeven. De commissie vindt met name de scripties van de specialisatie Duitstalige Bedrijfscommunicatie van een hoog niveau. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Zie ook het facultaire rapport. Het totaal aantal afgestudeerden Duitslandstudies tot nu toe is 101, waarvan 21 afstudeerden met een binationaal diploma. twaalf afgestudeerden van het Zentrum für Niederlande Studien hebben inmiddels een binationaal diploma behaald. Het aantal afgestudeerden van Duitslandstudies laat een stijgende lijn zien. In de zelfstudie wordt het gemiddeld doctoraalrendement (Duitslandstudies) van de cohorten 1994-1995 tot en met 1998-1999 na drie, vier en langer dan vier jaar gegeven. Uit de cijfers blijkt dat deze rendementen per cohort verschillen en in vier jaar variëren van 66,7% (cohorten 1994-1995 en 1996-19997) tot 25% (cohort 1998-1999). Het lage rendement van dit cohort is volgens de zelfstudie te wijten aan het feit dat zeven van de zestien studenten met de studie zijn gestopt en twee hun oorspronkelijke studies Economie en Duits hebben voortgezet. Van de overige studenten is nog niet iedereen afgestudeerd. Ondanks het lage rendement 164
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
van dit cohort heeft Duitslandstudies in het algemeen een hoger rendement dan het facultaire gemiddelde. HBO-studenten die instromen op basis van een vrijstellingsprogramma stoppen relatief vaak voortijdig met de studie, omdat zij inmiddels een baan hebben gevonden. Oordeel: De commissie beoordeelt het rendement van de opleiding als reëel. Zij is verheugd over het feit dat op facultair- en opleidingsniveau maatregelen worden getroffen om de rendementen te verbeteren. De doctoraalrendementen van de driejarige bovenbouwopleiding Duitslandstudies voldoen vanzelfsprekend niet aan het streefcijfer van 85% na twee jaar dat de faculteit hanteert voor de eenjarige masteropleidingen. De commissie beoordeelt dit facultaire streefcijfer overigens als irreëel hoog. Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed. Oordeel op onderwerpniveau: Op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel op het niveau van het onderwerp Resultaten luidt: voldoende.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
165
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Duitslandstudies: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studeerbaarheid en studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed
Eindoordeel: Op grond van bovenstaande tabel en de inhoudelijke onderbouwing daarvan waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het eindoordeel over de opleiding voldoende is. Ze voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit.
166
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
BIJLAGEN
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
167
168
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie mw. prof. dr. M. Spies Marijke Spies (1934) is emeritus hoogleraar Oudere Nederlandse Letterkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1979 promoveerde zij aan dezelfde universiteit op een proefschrift getiteld Argumentatie of bezieling. Na haar promotie bleef zij werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam en was zij van 1993 tot 1998 bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Rhetorica. In 1994 werd zij hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Spies was van 1991 tot 1996 redacteur bij het NWO-project ‘De Nederlandse cultuur in Europese context’. Van 1997 tot 1999 was zij president van de International Society for the History of Rhetoric. prof. dr. B. Aarts Bas Aarts (1961) is hoogleraar Engelse Taalkunde aan het University College London (UCL) in het Verenigd Koninkrijk, waar hij sinds 1989 werkzaam is. Hij studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht en behaalde een MA en een PhD aan het University College London. Hij is tevens directeur van The Survey of English Usage aan UCL. prof. dr. P. Aaslestad Petter Aaslestad (1953) is hoogleraar Noorse letterkunde aan de Norges Teknisk-Naturvitenskapelige Universitet in Trondheim (Noorwegen). Hij studeerde Scandinavistiek, Frans en Algemene Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Oslo. Van 1979 tot 1992 was hij wetenschappelijk medewerker (later universitair docent) aan het Scandinavisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam. In 1990 promoveerde hij in Oslo op een proefschrift over de Noorse negentiende-eeuwse romanschrijver Jonas Lie. Vanaf 1992 was hij universitair hoofddocent algemene literatuurwetenschap aan de universiteit van Trondheim en vanaf 1994 is hij hoogleraar Scandinavische letterkunde aan dezelfde universiteit. Aaslestad was decaan van de historisch-filologische faculteit van 1999 tot 2006. Hij is voorzitter en lid geweest van verschillende commissies voor internationale onderwijsevaluaties en is nu lid van het bestuur van de Norwegian Agency for Quality Assurance in Education. G. Bouwmeester BA, studentlid Gerard Bouwmeester (1983) deed een bachelor Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht, waar hij nu een researchmaster doet op het gebied van de medioneerlandistiek. Als onderdeel van deze studie studeerde hij kortere tijd in Florence, Cambridge, Antwerpen en Leiden. Naast zijn studie had hij zitting in de Faculteitsraad van de Faculteit der Letteren en in het dagelijks bestuur van het Instituut Nederlandse taal en cultuur. mw. drs. L. van der Grijspaarde Linda van der Grijspaarde (1971) studeerde van 1990 tot 1995 Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Zij is afgestudeerd op de effecten van het visualiseren van (minimalistische) handleidingen. Tot 1997 werkte zij als onderwijsadviseur bij Teelen Kennismanagement te Enschede. In 1997 werkte zij bij VAPRO-OVP als consultant productontwikkeling waar zij verantwoordelijk was voor de uitvoering van ontwikkelprojecten op het gebied van verschillende producten en diensten. Eind 1997 maakte zij de overstap naar de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar zij in dienst trad als onderwijsadviseur bij het Onderwijs Expertise Centrum Rotterdam (OECR), afdeling van het Rotterdams Instituut voor Sociaalwetenschappelijk BeleidsOnderzoek (RISBO). Haar specialisaties zijn onderwijsinnovatie en QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
169
kwaliteitszorg. In 2002-2003 was zij een jaar werkzaam als beleidsadviseur kwaliteitszorg bij de HBO-raad. Linda is één van de auteurs van het boek Leren (en) doceren in het Hoger Onderwijs dat in 2000 verscheen. prof. dr. H. Lethen Helmut Lethen (1939) is emeritus hoogleraar nieuwste Duitse literatuur, Universität Rostock, Duitsland. Lethen studeerde in Bonn, Amsterdam en aan de Freie Universität Berlin literatuurwetenschap en sociologie. Hij promoveerde in 1970 op het proefschrift getiteld Neue Sachlichkeit 1924-1932. Studien zur Literatur des Weißen Sozialismus. Van 1971 tot 1976 was hij Assistent aan het Germanisches Seminar van de Freie Universität Berlin. Van 1977 tot 1996 was hij als universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht verbonden. Zijn recentste publicaties zijn Cool Conduct. The Culture of Distance in Weimar Germany (UCP 2002) en Der Sound der Väter. Gottfried Benn und seine Zeit (Rowohlt 2006). drs. B.J. Nijveld Berry Nijveld (1967) studeerde Toegepaste Onderwijskunde van 1987 tot 1993 aan de Universiteit Twente. Hij is afgestudeerd op de kenmerken van multimediale zelfinstructiematerialen. Tot 2000 werkte hij als onderwijskundig ontwerper/unitmanager bij Bit-Ic (Cap Gemini). Van 2000 tot 2003 werkte hij bij PriceWaterhouse Coopers als management consultant op het terrein van onderwijsorganisatie en personeelsontwikkeling. In 2003 maakte hij de overstap naar de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar hij in dienst trad als senior onderwijsadviseur bij het Onderwijs Expertise Centrum Rotterdam (OECR), afdeling van het Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek (RISBO). Zijn specialisaties zijn ICT in onderwijs, onderwijsinnovatie en kwaliteitsmanagement. mw. E. A. op de Beek MA, studentlid Esther op de Beek (1979) studeerde Nederlandse taal en cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In haar derde bachelorjaar werd zij verkozen tot student-assessor in het faculteitsbestuur, een functie die zij gedurende twee jaar heeft vervuld. Zij was in deze periode studentassistent van de facultaire studieadviseur en van de opleidingscoördinator van de Nijmeegse letterenopleiding Taal- en Cultuurstudies. In 2003-2004 was zij studentlid in het Disciplineoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG) en in 2004-2005 voorzitter van het Landelijk Overleg Studenten Letteren en Geesteswetenschappen. In 2004 behaalde zij cum laude haar bachelordiploma Nederlandse Taal- en Cultuur, met als specialisatie Moderne Nederlandse Letterkunde. Inmiddels heeft zij ook haar masterdiploma Nederlandse taal en cultuur cum laude afgerond middels een literatuurtheoretische en analytische studie van het proza van Cees Nooteboom. Sinds september 2005 is zij werkzaam aan de Radboud Universiteit als studieadviseur en docent van de opleiding Taal- en Cultuurstudies. prof. dr. P. van de Craen Piet van de Craen (1949) is momenteel als gewoon hoogleraar verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel, waar hij algemene taalwetenschap, Nederlandse taalkunde en Pragmatiek doceert. Hij studeerde linguïstiek en neurolinguïstiek. Zijn onderzoeksterrein is meertaligheid en meertalig onderwijs waarbij zowel de strikt taalkundige, de taaldidactische als de neurolinguïstische aspecten ervan aan bod komen. Van de Craen is medeoprichter van de European Language Council en lid van talrijke nationale en internationale commissies en organisaties.
170
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
dr. M.J.J.M. van de Ven Maarten van de Ven (1957) studeerde Psychologie van 1975-1983 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. In 1985 en 1986 was hij onderzoeksassistent aan de Universiteit Utrecht. Daarna heeft hij van 1986 tot 1992 gewerkt voor Courseware Europe bv, waar hij interactieve lesmaterialen ontwierp en ontwikkelde. Van 1992 tot 2001 werkte hij aan de TU Delft, waar hij in 1998 promoveerde op een proefschrift getiteld Instructies bij Computersimulaties in het Technisch Onderwijs. Sinds 2001 is hij als onderwijsadviseur en afdelingshoofd werkzaam bij het Onderwijs Expertise Centrum Rotterdam (OECR), afdeling van het Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek (RISBO). Zijn specialisaties zijn onderwijsinnovatie met ICT en onderwijskwaliteitszorg.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
171
172
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage B: Domeinspecifiek referentiekader Inleiding Dit referentiekader is bedoeld voor een breed spectrum aan opleidingen: de wetenschappelijke1 bachelor- en masteropleidingen aan de universiteiten in Nederland die in het kader van de visitatie Germaanse talen beoordeeld worden. Onder deze visitatie vallen de vreemdetalenopleidingen Engelse taal en cultuur, Duitse taal en cultuur en Scandinavische talen en culturen, maar ook de opleiding Keltische talen en cultuur, waarin een niet-Germaanse taal centraal staat. Daarnaast omvat de visitatie ook opleidingen die niet een taal bestuderen maar de cultuur, politiek, geschiedenis, enzovoort, van een land waarin de taal gesproken wordt, de zogenaamde Länderstudien. Binnen het visitatiecluster Germaanse talen zijn dat American Studies/Amerikanistiek, Duitslandstudies (bij de ene instelling als opleiding, bij de andere als afstudeerrichting) en Nederlandkunde. Ten slotte omvat het visitatiecluster opleidingen die rijksstalen betreffen: Nederlandse taal en cultuur en Friese taal en cultuur en de daaraan verwante opleidingen Nederlands als tweede taal, Tekst en Communicatie en Redacteur/editor. Dit spectrum is dus breed, in de eerste plaats omdat het zowel het Nederlands en het Fries – de rijkstalen – en daaraan verwante opleidingen als vreemde talen omvat, in de tweede plaats omdat het zowel landenstudies als talenstudies omvat. Er is daarom gekozen voor een referentiekader dat niet prescriptief van aard is, maar veel ruimte geeft aan opleidingen om naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek die zij gekozen hebben, eigen keuzes te maken en accenten te leggen. Het QANU-kader vraagt van de opleidingen om bij die keuze heldere doelstellingen te formuleren en te onderbouwen dat aan de NVAO criteria voor niveau en oriëntatie wordt voldaan. Bij de vormgeving van dit referentiekader is gebruikgemaakt van referentiekaders van collega’s in het buitenland, te weten van de QAA2 en van de VLIR3. Daarnaast is gebruikgemaakt van het Common European Framework of Reference for Languages4. De tekst is verder gebaseerd op de Dublin-descriptoren en de algemene wetenschappelijke kwalificaties die in de richtlijnen van QANU zijn opgenomen. Ten slotte is gebruikgemaakt van het visitatierapport Letteren uit 19985 en de voorbereidende tekst die vanuit de facultaire visitatiecoördinatoren is opgesteld6. Dit referentiekader biedt daarvan een domeinspecifieke uitwerking. Het referentiekader is gevalideerd en vastgesteld door de commissie in de startvergadering op 17 december 2004. Het referentiekader is voor de bezoeken aan de opleidingen aangeboden. Het referentiekader definieert welke eisen worden gesteld aan de doelstellingen van de opleidingen, met name aan de domeinspecifieke eindtermen en kwalificaties. Vervolgens gaat het referentiekader in op de domeinspecifieke eisen aan de inrichting en inhoud van het programma. Met wetenschappelijk wordt hier bedoeld: onderzoeksgebonden en gericht op kennisvermeerdering en -ontwikkeling. 2 Subject benchmark statement Languages and related studies, The Quality Assurance Agency for Higher Education 2002. 3 De Onderwijsvisitatie Germaanse Talen, VLIR, april 2002, blz. 11-14. 4 Common European Framework for Languages, http://www.culture2.coe.int/portfolio/documents_intro/common_framework.html. 5 Visitatie Letteren, Utrecht: VSNU, 1998. 6 D.d. 13 februari 2004. 1
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
173
Doelstellingen, eindtermen/kwalificaties, programma van de opleidingen Zoals eerder aangegeven is het spectrum aan opleidingen dat in de visitatie Germaanse talen beoordeeld wordt breed. Het omvat: 1. vreemdetalenopleidingen; 2. opleidingen die uitgaande van een taal een bepaald land of volk en de cultuur daarvan bestuderen; 3. de opleidingen Fries en Nederlands en aan de laatstgenoemde opleiding verwante opleidingen. Verschillende aspecten komen met wisselende accenten aan de orde in deze opleidingen: 1. taalvaardigheid; 2. taalkunde; 3. taalbeheersing (in de zin van bestudering van het gebruik van taal in verschillende situaties (argumentatietheorie, retorica, discourse analysis, pragmatiek)); 4. letterkunde; 5. cultuurkunde; 6. geschiedenis; 7. vertaalwetenschap; 8. wetenschapsbeoefening en bijbehorende onderzoeksvaardigheden; 9. algemene wetenschappelijke vorming. Opleidingen leggen verschillende accenten en hanteren bijpassende doelstellingen. In een vreemdetalenopleiding nemen taalvaardigheid, taalkunde en de letterkunde een belangrijke plaats in. Bij opleidingen die uitgaan van een bepaald land of cultuur zal de bestudering en beheersing van de betreffende taal minder centraal staan, terwijl de bestudering van cultuur, politiek en geschiedenis juist belangrijk is. Voor de derde categorie geldt dat er meer ruimte zal zijn voor bestudering van taal, taalgebruik, literatuur en geschiedenis in het algemeen, omdat er geen aandacht besteed zal hoeven worden aan taalverwerving, aangezien het een rijkstaal betreft. Dit alles heeft implicaties voor de omschreven eindtermen/kwalificaties en het programma van de drie categorieën van opleidingen. De hieronder omschreven doelstellingen, eindtermen/kwalificaties en het programma moeten daarom in dit licht gelezen worden. A.
Doelstelling en aard van de opleidingen
De bachelor- en masteropleidingen die in de visitatie Germaanse talen worden beoordeeld, hebben als doel studenten op te leiden tot een elementair (bachelor) dan wel meer specialistisch (master) wetenschappelijk niveau op het gebied van het object van de studie. Daarnaast bereiden ze studenten voor op een maatschappelijke loopbaan waarbij de kennis en vaardigheden die binnen de studie verworven zijn, van nut kunnen zijn. Dit verwijst niet zozeer naar een bepaalde beroepsactiviteit, als wel naar wat de samenleving in de eerste plaats verwacht van bachelors en masters van de opleidingen die in de visitatie Germaanse talen worden beoordeeld. Dit betekent dat zowel het wetenschappelijk niveau als de maatschappelijke relevantie worden gegarandeerd. Actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied krijgen voldoende aandacht in de opleiding.
174
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Voor de bacheloropleiding geldt tevens dat de student zodanig wordt opgeleid dat hij gekwalificeerd is voor een masteropleiding. Voor de masteropleiding geldt dat de student zodanig wordt opgeleid dat hij kan worden toegelaten tot een opleiding die voorbereidt op een promotie. De commissie verwacht van de bachelor- en masteropleidingen die in het kader van de visitatie Germaanse talen beoordeeld worden, dat zij tot doel hebben a) kennis van en inzicht te bieden in het vakgebied van de opleiding met inbegrip van kennis van de onderwezen taal en cultuur en de daarbij horende analytische en filologische vaardigheden. Hierin kunnen de domeinen taalkunde en letterkunde van de betreffende taal en de cultuurkunde van het volk dat de taal spreekt dan wel van het land waarin de betreffende taal gesproken wordt, onderscheiden worden. Het domein taalbeheersing in de zin van bestudering van het gebruik van taal in verschillende situaties (argumentatietheorie, retorica, discourse analysis, pragmatiek) kan als een vierde domein aan bod komen binnen de opleiding. Het gewicht dat binnen de opleiding aan deze verschillende domeinen gegeven wordt kan afhankelijk van de focus van de opleiding verschillen; b) de student een goede beheersing van de bestudeerde taal bij te brengen; c) de student academisch te vormen. In dit kader is een goede beheersing van het Nederlands van belang; d) de nadruk te leggen op de waarde van de wetenschappelijke benadering, van inzicht in theorie en methodologie, en van een optiek van relativiteit van interpretaties; e) een kader te bieden waarbinnen de student probleemgericht leert omgaan met de theorie en de verworven kennis, en het verworven inzicht op een wetenschappelijke manier leert toe te passen, ook op bronnen in de onderwezen taal; f ) een evenwicht te bieden tussen breedte en diepte van kennis. De bacheloropleiding biedt een algemene en brede basisopleiding en leidt op tot een elementair academisch niveau. De masteropleiding biedt specialisatie en verdieping per vakgebied (taalkunde, letterkunde, taalbeheersing, cultuurkunde of facetten daarbinnen). Bij de masteropleiding is het ook denkbaar dat de specialisatie en verdieping meerdere vakgebieden bestrijkt, dit heeft dan gevolgen voor de mate van diepgang. B.
Eindtermen en kwalificaties bacheloropleiding
Studenten die een bachelor hebben afgerond in een van de opleidingen die in het kader van de visitatie Germaanse talen beoordeeld worden, beschikken over de volgende domeinspecifieke kennis en vaardigheden. Opleidingen kunnen naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek die zij gekozen hebben, keuzes maken en accenten leggen. Kennis De eindkwalificaties die betrekking hebben op taalverwerving omvatten ten minste: • • •
kennis van de taalkundige structuur (syntaxis, fonologie, fonetiek, morfologie, semantiek, et cetera); kennis van de woordenschat; kennis van de synchrone en diachrone dimensie van de betreffende taal gelieerd aan taalkundige theorieën.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
175
De letterkundige eindkwalificaties omvatten ten minste: • • • •
inzicht in de specifieke eigenschappen van literaire teksten; basale kennis van en inzicht in de belangrijke literaire theorieën (inleidend) en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken; kennis van de belangrijke literaire stromingen en de bijbehorende werken; kennis van de literaire tradities van de taal en de vaardigheid om deze toe te passen bij het analyseren van teksten en met name teksten te kunnen situeren in een historische, cultureel-maatschappelijke en stilistische context.
De eindkwalificaties die betrekking hebben het domein van de cultuur van het land omvatten ten minste: •
brede kennis van en inzicht in het land, de cultuur, gemeenschap en maatschappij waarin de taal wordt gebruikt, kennis van diens geschiedenis; breed inzicht in de positie van de betreffende taal en het land, de cultuur, gemeenschap en maatschappij op Europees of globaal niveau.
De taalkundige kwalificaties omvatten ten minste: •
basale kennis van en inzicht in de belangrijkste taalkundige theorieën (inleidend) en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken.
Wanneer taalbeheersing (in de zin van bestudering van het gebruik van taal in verschillende situaties in termen van argumentatietheorie, retorica, discourse analysis en pragmatiek) onderdeel is van het programma omvatten de kwalificaties ten minste: •
basale kennis van en inzicht in de belangrijke theorieën met betrekking tot taalbeheersing (inleidend) en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken en de toepassing daarvan.
De algemene eindkwalificaties omvatten ten minste: • •
globale kennis van wetenschapfilosofische achtergronden van geesteswetenschappelijk onderzoek, gekoppeld aan vakinhoud; kennis van de wetenschapsbeoefening binnen de betreffende discipline.
Vaardigheden • • •
Goede taalvaardigheid in het Nederlands, zowel lezen als schrijven, luisteren, spreken en interpreteren; in staat zijn om relevante wetenschappelijke teksten te lezen, deze te analyseren en te interpreteren en daarover een standpunt verdedigen, eventueel in een andere taal; taalvaardigheid in de vreemde taal, zowel lezen als schrijven, horen, spreken, vertalen en interpreteren, op niveau B1-C27, afhankelijk van de betreffende taal en de doelstellingen van de opleiding;
Zie hoofdstuk 4 en 5 uit het Common European Framework for Languages, internet: http://www.culture2.coe.int/portfolio/documents_intro/common_framework.html. 7
176
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
• • •
effectief gebruik kunnen maken van naslagwerken op het betreffende vakgebied en ICT (in verband met life long learning), bronnen kunnen raadplegen; beheersing van de gangbare onderzoeksmethoden en -technieken van de betreffende (sub)discipline, de meeste passief, sommige actief (gegevens verzamelen, interpreteren en analyseren). Voor dit laatste kan een goede beheersing van het Engels van belang zijn; gegevens (literatuur-, taal-, dan wel cultuurwetenschappelijk) op een elementair academisch niveau kunnen verzamelen, analyseren, vergelijken, kritisch toetsen en hiervan op een heldere wijze schriftelijk en mondeling verslag kunnen doen.
Afstemming op het afnemend veld De opleiding kan aantonen dat zij de eindkwalificaties heeft afgestemd op de verwachtingen van het afnemend veld. De commissie is zich bewust van het feit dat het afnemend veld divers is. Zij verwacht echter dat de opleiding zich bewust is van het afnemend veld en op dit vlak een verantwoordelijkheid voelt. Bachelorafgestudeerden beschikken over voldoende van de genoemde vaardigheden om beroepen of functies te kunnen vervullen waarvoor een elementaire wetenschappelijke bacheloropleiding op het gebied van opleidingen die in de visitatie Germaanse talen beoordeeld worden, vereist of dienstig is. Academische vaardigheden en attitude Bachelorafgestudeerden zijn in staat: • •
zich op het gebied van het object van de studie een oordeel te vormen mede gebaseerd op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; tot reflectie op eigen verantwoordelijkheid.
C.
Eindtermen en kwalificaties masteropleiding
De masteropleiding bouwt wat betreft kennis en vaardigheden voort op de bacheloropleiding. Onderstaande eindtermen zijn van toepassing afhankelijk van de keuze voor een of meerdere specialismen in de masteropleiding. Studenten die een masteropleiding hebben afgerond in een van de opleidingen die in het kader van de visitatie Germaanse talen worden beoordeeld, zullen over de volgende kennis en vaardigheden te beschikken. Opleidingen kunnen naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek die zij gekozen hebben, keuzes maken en accenten leggen. Kennis • •
•
Gedegen, specialistische kennis van en inzicht in de vertaalpraktijk; grondige kennis van en inzicht in een specialisme binnen de betreffende taal (letterkunde, taalkunde, cultuurkunde, taalbeheersing – in de zin van bestudering van het gebruik van taal in verschillende situaties (argumentatietheorie, discourse analysis, relatie taal-context) of op het snijvlak van een of meerdere specialismen; (afhankelijk van het specialisme) grondige kennis van en inzicht in de belangrijkste taalkundige theorieën en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken;
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
177
•
(afhankelijk van het specialisme) grondige kennis van en inzicht in de belangrijkste literaire theorieën en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken; (afhankelijk van het specialisme) grondige kennis van en inzicht in de belangrijkste theorieën met betrekking tot taalbeheersing en de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken.
•
Vaardigheden •
De afgestudeerde zal in staat zijn deel te nemen aan een discussie met vakgenoten; goede taalvaardigheid in het Engels, zowel lezen als schrijven, luisteren, spreken en interpreteren is daarvoor noodzakelijk; actieve beheersing van de onderzoeksmethoden en -technieken van de betreffende taal binnen het (de) gekozen vakgebied(en), zodat de student onder begeleiding zelfstandig onderzoek kan uitvoeren; gegevens (literatuur-, taal-, dan wel cultuurwetenschappelijk) op een diepgaand academisch niveau kunnen analyseren, vergelijken, kritisch toetsen en hiervan op een heldere wijze schriftelijk en mondeling verslag kunnen doen; in staat zijn de kennis van de verschillende domeinen – letterkunde, taalkunde, cultuurkunde, taalbeheersing – te integreren.
• • •
Afstemming op het afnemend veld Afgestudeerden beschikken over voldoende van de genoemde vaardigheden om zelfstandig beroepen of functies te kunnen vervullen op academisch niveau – zogenaamde academische beroepen – waarvoor een wetenschappelijke masteropleiding op het gebied van de opleidingen die in de visitatie Germaanse talen beoordeeld worden, vereist of dienstig is. Onder academische beroepen worden beroepen verstaan waarin duurzame kennisontwikkeling, -verwerving of -verwerking, onzekerheid (er wordt langdurig gewerkt aan iets waarvan niet alleen de uitkomst onbekend is, maar waarvan ook onzeker is of er wel iets uitkomt dat echt standhoudt) en verantwoordelijkheid samengaan8. Academische vaardigheden en attitude Masterafgestudeerden zijn in staat: •
zich op het gebied van het object van de studie een oordeel te vormen op grond van onvolledige of beperkte informatie, daarbij rekening houdend met relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; tot reflectie op ethische, historische, methodologische en sociaal-psychologische aspecten van de wetenschap9 die zich richt op het object van de studie.
•
8 9
Kuipers, T.A.F., Universiteit en Hogeschool 40, 9-18, 1993. Kuipers, T.A.F., Universiteit en Hogeschool 40, 9-18, 1993.
178
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
D.
Inhoud/programma bacheloropleiding
In het programma van de bacheloropleiding kunnen afhankelijk van de aard van de opleiding (vreemde taal, landenstudie, rijkstaal) een of meerdere domeinen (taalkunde, letterkunde, taalbeheersing, cultuurkunde en taalvaardigheid) aan bod te komen. Bij cultuurkunde gaat het om kennis van de cultuur in verschillende aspecten. Tussen de deeldomeinen die aan bod komen, komt voldoende synergie tot stand. De student beschikt niet alleen over voldoende en actuele kennis van de bovengenoemde domeinen, hij verwerft tevens de nodige basisvaardigheden die hem zullen toelaten zelfstandig en kritisch met wetenschappelijke literatuur en met wetenschappelijk onderzoek om te gaan. Vooral in de bacheloropleiding zal het taalvaardigheidsonderwijs een belangrijke plaats innemen binnen het programma. Het aantal studiepunten dat daarvoor gereserveerd is, is afhankelijk van de aard en de moeilijkheid van de taal en van de vraag of de taal wel of niet op de middelbare school wordt gedoceerd. Binnen het geheel van de opleiding is er voldoende aandacht voor academische vorming. In het kader van de taalverwerving is het wenselijk dat de studenten als onderdeel van hun studie enige tijd verblijven in een gebied waar de bestudeerde taal gesproken wordt. Het verdient aanbeveling dat de studenten tijdens de bacheloropleiding reeds enigszins worden ingewijd in het analyseren van teksten, in het redigeren van wetenschappelijke teksten en in het doen van wetenschappelijk onderzoek. In de bacheloropleiding biedt het programma in de vrije ruimte mogelijkheden voor een orientatie op het leraarschap. De bacheloropleiding wordt afgesloten met integratieve, afsluitende opdracht, bijvoorbeeld een bachelorscriptie. E.
Inhoud/programma masteropleiding
In de masteropleiding specialiseert de student zich in een of meerdere domeinen. Het programma biedt ruimte voor grondige bestudering van geesteswetenschappelijke methodologie en theorie en voor de samenstellende of ondersteunende disciplines. De deeldomeinen dienen op elkaar afgestemd te zijn, zodat de opleiding een samenhangend en coherent geheel is. In de multidisciplinaire opleidingen krijgt de integratie van de verschillende disciplines aandacht. In het programma van de masteropleiding is voldoende ruimte aanwezig voor de ontwikkeling van de specifieke onderzoeksvaardigheden zodat een masterstudent in staat is een masterscriptie te schrijven op het gebied van het object van studie. De masteropleiding wordt afgesloten met een integratieve, afsluitende opdracht, bijvoorbeeld een masterscriptie. In de masteropleiding wordt bovendien aandacht geschonken aan de maatschappelijke inbedding van het vakgebied.
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
179
180
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage C: Programma’s van de bezoeken van de visitatiecommissie Rijksuniversiteit Groningen, 15-18 februari 2005 Dinsdag 15 februari 13.00 – 16.00 16.00 – 17.00 17.00 – 17.30 17.30 – 18.00 19.30
Voorbereidende bijeenkomst van de commissie Gesprek met de Facultaire Projectgroep Onderwijsvisitatie Afdelingsbesturen American Studies, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur Afdelingsbesturen Friese taal en cultuur, Nederlandse taal en cultuur, Scandinavische talen en culturen Diner voor commissieleden, faculteitsbestuur en College van Bestuur
Woensdag 16 februari 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 11.15 11.15 – 12.00 12.00 – 12.45 12.45 – 13.45 13.45 – 14.30 14.30 – 15.15 15.15 – 15.30 15.30 – 16.15 16.15 – 17.00 17.00 – 17.45 19.00
Studenten opleidingscommissies American Studies, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur Studenten opleidingscommissies Friese taal en cultuur, Nederlandse taal en cultuur, Scandinavische talen en culturen Docenten opleidingscommissies American Studies, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur Docenten opleidingscommissies Friese taal en cultuur, Nederlandse taal en cultuur, Scandinavische talen en culturen Pauze Studenten American Studies Docenten American Studies Lunch Studenten Duitse taal en cultuur Docenten Duitse taal en cultuur Pauze Studenten Engelse taal en cultuur Docenten Engelse taal en cultuur Spreekuur Diner commissieleden
Donderdag 17 februari 9.00 – 9.45 9.45 – 10.30 10.30 – 10.45 10.45 – 11.30 11.30 – 12.15 12.15 – 13.15 13.15 – 14.00
Studenten Friese taal en cultuur Docenten Friese taal en cultuur Pauze Studenten Nederlandse taal en cultuur Docenten Nederlandse taal en cultuur Lunch Studenten Scandinavische talen en culturen
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
181
14.00 – 14.45 14.45 – 15.00 15.00 – 16.00 16.00 – 17.00 17.00 – 17.45 19.00
Docenten Scandinavische talen en culturen Pauze Inzien documenten Alumni Spreekuur Diner commissieleden
Vrijdag 18 februari 9.00 – 9.30
Examencommissies en studieadviseurs American Studies, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur 9.30 – 10.00 Examencommissies en studieadviseurs Friese taal en cultuur, Nederlandse taal en cultuur, Scandinavische talen en culturen 10.00 – 11.00 Afsluitend gesprek met faculteitsbestuur en opleidingsdirecteur 11.00 – 16.00 Opstellen voorlopige bevindingen 16.00 – 16.30 Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek 16.30 Borrel
Universiteit Utrecht, 8-10 maart 2005 Dinsdag 8 maart 9.00 – 12.00 Voorbereidende bijeenkomst van de commissie. 12.00 – 13.00 Lunch 13.00 – 14.00 Decaan, onderwijsdirecteuren, opleidingscoördinatoren, medewerker kwaliteitszorg, opstellers van het zelfevaluatierapport. 14.00 – 14.45 Docenten opleidingscommissies 14.45 – 15.30 Studenten opleidingscommissies 15.30 – 15.45 Pauze 15.45 – 16.30 Examencommissies plus studieadviseurs 16.30 – 17.15 Alumni 19.30 Diner voor commissieleden, faculteitsbestuur en College van Bestuur Woensdag 9 maart 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.45 10.45 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 12.00 12.00 – 12.45 12.45 – 13.45 13.45 – 14.15 14.15 – 14.45
182
Bachelorstudenten Duitse taal en cultuur Master- en doctoraalstudenten Duitse taal en cultuur Docenten Duitse taal en cultuur Pauze Bachelorstudenten Engelse taal en cultuur Master- en doctoraalstudenten Engelse taal en cultuur Docenten Engelse taal en cultuur Lunch Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Keltische talen en culturen Docenten Keltische talen en culturen
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
14.45 – 15.15 15.15 – 15.30 15.30 – 16.00 16.00 – 17.00
Masterstudenten Amerikanistiek Pauze Docenten Amerikanistiek Inzien documenten (readers, studieboeken, scripties, werkstukken, evaluatieverslagen, enzovoort) 17.00 – 17.45 Spreekuur 19:00 Diner commissieleden Donderdag 10 maart 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.45 10.45 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 16.00 16.00 – 17.00 17.00
Bachelorstudenten Nederlandse taal en cultuur (3 per jaar) Master- en doctoraalstudenten Nederlandse taal en cultuur (6-8) Docenten Nederlandse taal en cultuur (vertegenwoordiging alle jaren) Pauze Programmacoördinatoren Afsluitend gesprek met faculteitsbestuur en onderwijsdirecteuren Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
Universiteit van Amsterdam, 15-17 maart 2005 Dinsdag 15 maart 9.00 – 12.00
12.00 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 15.00 15.00 – 15.15 15.15 – 16.15 16.15 – 17.00 19.30
Voorbereidende bijeenkomst van de commissie: bespreking van het zelfevaluatierapport van de te beoordelen opleidingen; bespreking van de afstudeeropdrachten van de te beoordelen opleidingen; bespreking vorig bezoek Lunch Decaan, onderwijsdirecteuren, beleidsmedewerker faculteitsbureau Voorzitters opleidingscommissies en studenten opleidingscommissies Kwartier alleen met studenten. Pauze Examencommissies Alumni Kennismakingsdiner
Woensdag 16 maart 9.00 – 9.45 9.45 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 11.15 11.15 – 11.45 11.45 – 12.30
Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Duitse taal en cultuur Docenten Duitse taal en cultuur Bachelorstudenten Nederlandse taal en cultuur Pauze Master- en doctoraalstudenten Nederlandse taal en cultuur Docenten Nederlandse taal en cultuur
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
183
12.30 – 13.30 13.30 – 14.00 14.00 – 14.30 14.30 – 15.15 15.15 – 16.00 16.00 – 16.15 16.15 – 17.00 17.00 – 17.30 17.30 – 18.00 19.00
Lunch Masterstudenten NT2, Redacteur/editor, Tekst en communicatie Inzien documenten/spreekuur Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Scandinavische talen en culturen Docenten Scandinavische talen en culturen Pauze Inzien documenten Docenten NT2, redacteur/editor, tekst en communicatie Inzien documenten Diner voor commissieleden, nabespreking, voorlopige conclusies
Donderdag 17 maart 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.45 10.45 – 11.00 11.00 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 16.00 16.00 – 17.00 17.00
Bachelorstudenten Engelse taal en cultuur Master- en doctoraal studenten Engelse taal en cultuur Docenten Engelse taal en cultuur Pauze Afsluitend gesprek met faculteitsbestuur en onderwijsdirecteuren Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
Universiteit Leiden, 4-6 april 2005 Maandag 4 april 9:00 – 12:30 12.30 – 13.15 13.15 – 14.15 14.15 – 15.00 15.00 – 15.45 15.45 – 16.00 16.00 – 16.45 16.45 – 17.30 19.30
Informele kennismaking met Faculteitsbestuur. Voorbereidende bijeenkomst van de commissie Lunch De opstellers van het zelfevaluatierapport, opleidingsvoorzitters en directeur onderwijs, medewerker kwaliteitszorg Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Duitse taal en cultuur Docenten Duitse taal en cultuur Pauze Bachelor-, master en doctoraalstudenten Nederlandkunde Docenten Nederlandkunde Diner voor commissieleden, faculteitsbestuur en College van Bestuur
Dinsdag 5 april 9:00 – 9.45 9.45 – 10.30 10.30 – 10.45 10.45 – 11.30
184
Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Engelse taal en cultuur Docenten Engelse taal en cultuur Pauze Bachelor-, master- en doctoraalstudenten Nederlandse taal en cultuur
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
11.30 – 12.15 12.15 – 13.15 13.15 – 14.00 14.00 – 14.45 14.45 – 15.00 15.00 – 15.45 15.45 – 16.30
Docenten Nederlandse taal en cultuur Lunch Docenten opleidingscommissies Studenten opleidingscommissies Pauze Examencommissies en studieadviseurs Inzien documenten (readers, studieboeken, scripties, werkstukken, evaluatieverslagen, enzovoort) 16.30 – 17.15 Alumni 17.15 – 17.45 Eventueel spreekuur 19:00 Diner voor commissieleden Woensdag 6 april 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 11.15 11.15 – 12.15 12.15 – 13.00 13.00 – 17.00 17.00 – 17.30 17.30
Opleidingsvoorzitter Nederlandse taal en cultuur Opleidingsvoorzitter Nederlandkunde Opleidingsvoorzitter Duitse taal en cultuur Opleidingsvoorzitter Engelse taal en cultuur Pauze Afsluitend gesprek met faculteitsbestuur en facultaire directeur onderwijs Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
Vrije Universiteit, 18-20 mei 2005 Woensdag 18 mei 12.00 – 12.45 12.45 – 13.15 13.15 – 15.30 15.30 – 16.30
Voorbereidende bijeenkomst van de commissie Lunch Vervolg voorbereidende bijeenkomst Opstellers van de zelfevaluatierapporten, onderwijsdirecteur, decaan, coördinatoren opleidingen, afdelingshoofd en de medewerker kwaliteitszorg 16.30 – 17.15 Alumni 19.30 Diner voor commissieleden, faculteitsbestuur en College van Bestuur Donderdag 19 mei 9.00 – 9.45 9.45 – 10.30 10.30 – 10.45 10.45 – 11.30 11.30 – 12.00 12.00 – 12.30
Docenten Duitse taal en cultuur Studenten Duitse taal en cultuur Pauze Docenten Engelse taal en cultuur Bachelorstudenten Engelse taal en cultuur Master- en doctoraalstudenten Engelse taal en cultuur
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
185
12.30 – 13.30 13.30 – 14.15 14.15 – 14.45 14.45 – 15.15 15.15 – 15.30 15.30 – 17.00
Lunch Docenten Nederlandse taal en cultuur Bachelorstudenten Nederlandse taal en cultuur Master- en doctoraalstudenten Nederlandse taal en cultuur Pauze Inzien documenten (readers, studieboeken, scripties, werkstukken, evaluatieverslagen, enzovoort) 17.00 – 17.30 Spreekuur (op verzoek) Vrijdag 20 mei 9.00 – 9.45
Docenten opleidingscommissies Duitse, Engelse en Nederlandse taal en cultuur 9.45 – 10.30 Studenten opleidingscommissies Duitse, Engelse en Nederlandse taal en cultuur 10.30 – 10.45 Pauze 10.45 – 11.15 Examencommissies 11.15 – 12.15 Afsluitend gesprek met het faculteitsbestuur, de onderwijsdirecteur, de decaan, coördinatoren opleidingen, het afdelingshoofd en de medewerker kwaliteitszorg 12.15 – 13.15 13.15 – 16.00 16.00 – 17.00 17.00
Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
Radboud Universiteit, 13-15 juni 2005 Maandag 13 juni 09:00 – 12:00 12.00 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 14.45 14.45 – 15.30 15.30 – 15.45 15.45 – 16.30 16.30 – 17.15 19.30
Voorbereidende bijeenkomst van de commissie Lunch Decaan, onderwijsdirecteur, afdelingsvoorzitters, opleidingscoördinatoren Docenten opleidingscommissies Studenten opleidingscommissies Pauze Examencommissies en studieadviseurs Alumni Diner voor commissieleden, faculteitsbestuur en College van Bestuur
Dinsdag 14 juni 09:00 – 09.30 Bachelorstudenten Duitse taal en cultuur (varianten Duits en Duitslandstudies) 09.30 – 10.00 Doctoraal-/masterstudenten Duitse taal en cultuur 10.00 – 10.45 Docenten Duitse taal en cultuur
186
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
10.45 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 14.30 14.30 – 15.00 15.00 – 15.15 15.15 – 16.00 16.00 – 16.30 16.30 – 17.00 17.00 – 17.15 19:00
Pauze Doctoraal-/masterstudenten Duitslandstudies Docenten Duitslandstudies Lunch Inzien documenten (readers, studieboeken, scripties, werkstukken, evaluatieverslagen, enzovoort) Bachelorstudenten Nederlandse taal en cultuur Doctoraal-/masterstudenten Nederlandse taal en cultuur Pauze Docenten Nederlandse taal en cultuur Doctoraal-/masterstudenten Amerikanistiek Docenten Amerikanistiek Spreekuur Diner voor commissieleden
Woensdag 15 juni 9.00 – 9.30 9.30 – 10.00 10.00 – 10.45 11.45 – 11.00 11.00 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 16.30 16.30 – 17.00 17.00
Bachelorstudenten Engelse taal en cultuur Doctoraal-/masterstudenten Engelse taal en cultuur Docenten Engelse taal en cultuur Pauze Afsluitend gesprek met faculteitsbestuur en opleidingsdirecteur Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
187
188
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage D: Lijst met afkortingen ACV AcVa A-deel AIK ALW ASN BaMa BSA CB CEFR CROHO COO COWOG DARE ECTS fte HBO HL ICLON ICT IOWO ISIS+ KCV KU Leuven KUO LB LOT MMS MUB NT2 NVAO NW O OC&W OCASYS OER PAO PhD QAA QANU R&O RU RUG SAO
Algemeen Communicatieve Vaardigheden Academische Vaardigheden Algemeen deel van het rapport, voor alle opleidingen in het cluster Germaanse talen gelijk Alfa-informatiekunde Algemene Literatuurwetenschappen Academisch Schrijfcentrum Nijmegen Bachelor-master(stelsel) Bindend Studieadvies Centrale Universiteitsbibliotheek Common European Framework of Reference for Languages Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs Computer Ondersteund Onderwijs Opgegaan in UOCG Digital Academic Repositories European Credit Transfer System Full-Time Equivalence Hoger Beroepsonderwijs Hoogleraar Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (UL) Informatie- en Communicatietechnologie Adviseurs voor onderwijs, beleid en organisatie (RU) Systeem voor studievoortgangsregistratie (VU/UL) Klassieke Culturele Vorming Katholieke Universiteit Leuven Kengetallen Universitair Onderwijs Letterenbibliotheek Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap MultiMedia Studiecentrum (RU) Wet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur Nederlands voor anderstaligen Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Automatische onderwijscatalogus (RUG) Onderwijs- en Examenreglement Postacademisch onderwijs Postgraduate research degree Quality Assurance Agency for Higher Education (UK) Quality Assurance Netherlands Universities Resultaat en Ontwikkeling Radboud Universiteit Rijksuniversiteit Groningen Studentactiverend Onderwijs
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
189
TISVU UBVU UD UFO UHD UL ULCL UOCG UTN UU UvA VLIR VSNU VU(A) VWO WO
190
Tentamen Informatiesysteem VU Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit Universitair docent Universitair Functieordening Universitair hoofddocent Universiteit Leiden University of Leiden Centre for Linguistics Universitair Onderwijscentrum Groningen Universitair Taal- en Communicatiecentrun Nijmegen Universiteit Utrecht Universiteit van Amsterdam Vlaamse Interuniversitaire Raad Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten Vrije Universiteit Amsterdam Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wetenschappelijk Onderwijs
QANU / Germaanse Talen, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen