ARCHETYPE December 2002 jaargang 5, nr. 1
Colofon:
Inhoud
Archetype is een uitgave van Trilithon
Van de redactie
Eindredactie: Rein van ’t Veer Arjan den Braven Petra Kloosterman Marleen Termeer Sofieke van der Velde Met dank aan: Marlous van Domburg, Joep Hendriks, Martine Hogervorst, Maartje Hoogsteyns, Hans Koopmanschap, Dieuwertje Smal, Kim Spijker, Anouk Veldman, Johan Verspay. Kopij: Voor 28-02-03 mailen of eventueel inleveren in het Trilithon-postvak op het AAC.
3
Opgravingen Xanten
4
Veldcursus Wolfheze
7
Kerkrade
8
Uit het Nieuws
12
Nieuwe AIO’s
14
Arche – facts Van Leringhe ende Vermaec Etensaardigheden
15 17
Van Weggeweest Malawi
18
Soja
20
Agenda
22
Studievereniging Trilithon Nieuwe Prinsengracht 130 1012 VZ Amsterdam
[email protected] Dank aan Dieuwertje Smal voor de omslagtekening.
2
ARCHETYPE Van de redactie Daar is ie dan, de Archetype nieuwe stijl! Wat is er nieuw aan? Nou, dit is de eerste Archetype die gemaakt is door de nieuwe redactie. Na jaren zwoegen en ploeteren hebben Marlous en Anouk besloten de Archetype vaarwel te zeggen. Voor hun tomeloze inzet willen wij ze graag heel hartelijk bedanken. Chapeau! Maar dan nu de nieuwe redactie. Drijvende kracht is Rein van ’t Veer, die een groep enthousiastelingen om zich heen heeft verzameld, bestaande uit Arjan den Braven, Petra Kloosterman, Marleen Termeer en Sofieke van der Velde. Wij hopen door ons bezig te houden met de Archetype iets bij te kunnen dragen aan de eenheid van de studie archeologie. In de Archetype kunnen eerstejaars lezen waar vierdejaars zich mee bezighouden, en zo misschien wel een blik in hun eigen toekomst werpen. Omgekeerd kunnen oudere studenten nostalgisch worden bij het lezen van (bijvoorbeeld in deze Archetype) een verslag van de veldcursus…weten jullie nog, mijn eerste paalgat? Ook kan de Archetype helpen bij de ontwikkeling van een band tussen Europese en Mediterrane archeologen. Deze kloof is al verkleind door de BaMa-structuur, waarbij in de Bachelor niet meer gekozen hoeft te worden voor de Europese of de Mediterrane archeologie. In de toekomst hopen wij van de Archetype een Europees én Mediterraan blad te maken. In dit nummer veel opgravingsverslagen, helaas nog niet uit de Mediterrane hoek. Dus laaf jezelf aan de belevenissen uit onder andere Malawi, Xanten en Kerkrade. Verder natuurlijk een overheerlijk recept, dat zeker aan te raden is. Daarnaast verslagen van het SOJA-congres in Leiden, wat niets met sojabonen te maken heeft overigens. Verder is er een interview met twee nieuwe AIO’s en geeft deze Archetype je de kans je in te leven in de wondere wereld van de re-enactement, met een heus verslag van een insider. En laatst maar niet least in deze Archetype voor het eerst als zeer speciale, eenmalige rubriek: De ‘page 3 Boy!!’. Helaas (nog) niet op uitklapformaat, maar het toch waard om een plekje boven je bed voor vrij te maken…!
PAGE 3 BOY!!! Donald Duck 1990 nr. 4
De nieuwe redactie: Petra, Marleen, Rein, Sofieke en Arjan
3
ARCHETYPE Een Mediterrane ervaring net over de grens Opgraving Xanten 2002 Anouk Veldman & Marlous van Domburg Voordat we ons zonnige verhaal over het gezellige Xanten gaan beginnen, willen we eerst een woord richten tot de nieuwe redactie. Na heel even bang te zijn geweest dat een blad als dit – waarin iedereen zijn ding kwijt kan - zou gaan verdwijnen, zijn we erg blij dat jullie het zo enthousiast van ons hebben overgenomen. We wensen jullie heel veel succes en plezier toe de komende tijd. De opgraving in de Colonia Ulpia Trajana (Xanten) is weer eens iets anders dan draaiende machines in de rug. Het onderstaande verslag is een resultaat van de werkzaamheden van afgelopen zomer dat alweer het tweede jaar was van een vijfjarig project; een samenwerking tussen het Archeologisch Park Xanten (APX) en de UVA / KUN.
Fig. 1: De Romeinse nederzettingen in het Xantens gebied. (Uit: Böcking, 1999)
3 juni 2002: een groep gezellige studenten (van zowel de UVA als de VU) toog bepakt en bezakt naar Xanten. Dit stadje ligt drie kwartier rijden over de grens vanaf Nijmegen in het Duitse Nordrhein-
Westfalen. (zie fig. 1) Xanten kent vele eeuwen bewoning, van de prehistorie tot en met het heden. Een opvallend aspect van deze stad is het Archeologisch Park, welke een deel van de Romeinse stad Colonia Ulpia Trajana beslaat. Deze is in de Middeleeuwen niet overbouwd, waardoor nog veel Romeinse ruïnes tot op heden zijn blijven staan. De stad is opgebouwd uit 40 insulae, die 100 bij 100 meter zijn. Op een van de insulae, nu nog ontoegankelijk voor publiek, zijn vorig jaar al enige werkputten opengelegd. Deze drie putten hadden elk een omvang van 8 bij 10 meter. Destijds (zie het stuk van Anouk Veldman in de Archetype van november 2001, jaargang 4, nr 1) is een gedeelte van de twee laat-Romeinse grachten blootgelegd. Tussen deze grachten zijn mogelijk sporen uit de (pre-)colonia tevoorschijn gekomen. In juni van dit jaar moesten deze werkputten worden afgemaakt. Op de binnenste gracht na is deze klus geklaard. Door deze gracht, ca. 12 meter breed en 4 tot 5 meter diep, is in juni in de breedte trapsgewijs een coupe gezet; het (laagsgewijs) uitprepareren van de gracht was één van de taken voor de campagne van augustus.
5 augustus 2002: de groep studenten die in Xanten kwam graven was nu tweemaal zo groot (circa 30 mensen). Niet alleen studenten uit Amsterdam (UvA en VU), maar ook studenten uit Nijmegen (KUN) en Leiden (RUL) participeerden in dit onderzoek. Voor de groep uit Nijmegen betekende deze deelname een eerste kennismaking met de
4
ARCHETYPE archeologie; zij kregen een drie weken durende veldcursus aangeboden. Dit hield in dat zij zowel deelnamen aan de opgraving, als ook onder leiding van onder andere André Numan of Henk van Ramshorst apart uitleg kregen over de basistechnieken van de archeologie. Wesley van Breda en Marlous van Domburg protocolden onder wetenschappelijke leiding van Michael Erdrich en dagelijkse leiding van Anouk Veldman. Het bijzondere aan dit project is dat de mogelijkheid wordt geboden in alle rust te werken en een onderzoek van het begin tot het einde mee te maken. Studenten worden betrokken bij alle facetten van de opgraving. Zo staan ze niet alleen in het veld, maar houden ze zich onder andere ook bezig met het uitwerken van vondsten en tekeningen / documentatie.
gouverneur, maar een ‘administratief’ gebouw, waar de administratie met betrekking tot de gehele colonia werd verzorgd. In alle vier de putten zijn muuruitbraken cq. fundamenten van muren aangetroffen, die hoogstwaarschijnlijk tot één en hetzelfde gebouw hebben behoord (zie fig. 3). Of dit gebouw onderdeel was van het gouverneurspaleis, blijft tot nu toe onduidelijk. Hierover hopen we volgend jaar uitsluitsel te krijgen. Naar aanleiding van een kleine opgraving in de jaren ‘70 werd er gedacht dat het hier mogelijk laat-Romeinse barakken betrof. Intussen is een aantal andere oplossingen de revue gepasseerd: zo zouden de muurfunderingen van paardenstallen, een mansio (een soort ‘hotel’ of herberg), een administratief gebouw of een gevangenis afkomstig kunnen zijn. (Voor paardenstallen is te weinig mest gevonden, voor een mansio te weinig bierglazen, voor een administratief gebouw te weinig computers en voor een gevangenis te weinig vijlen.)
Fig. 3: de fundamenten van de muurtjes van het ‘gebouw’ (Foto: Wesley van Breda)
Fig. 2: Plattegrond van Colonia Ulpia trajana (Xanten) met het Verwaltungspalast. Uit) Horn, 1987)
De eerste week werden meteen vier nieuwe werkputten (ieder circa 9 bij 12 meter) aangelegd, met uitzicht op het Thermencomplex. (zie fig. 2) Deze werden juist hier opengelegd omdat van dit gedeelte van het zogenaamde gouverneurspaleis (Verwaltungspalast) nog niet zoveel bekend was. Mogelijk was dit niet de verblijfplaats van de
Fig. 4: De laat-Romeinse, binnenste gracht (foto: Anouk Veldman)
5
ARCHETYPE Ondertussen werd er ook nog ruim een week gegraven in de laat-Romeinse gracht (zie fig. 4). De gracht is opgebouwd uit verschillende lagen. Onderin troffen we een organische ‘veen’-laag aan. Deze werd opgevolgd door allerlei vergravingen, kuilen en instortingen. Door laagsgewijs vondsten te verzamelen hoopten we meer duidelijkheid te krijgen over de datering en het gebruik (ook in de Middeleeuwen) van de gracht. Omdat de meeste vondsten zeer gefragmenteerd waren, werd besloten van de verschillende lagen tevens zeefmonsters te nemen. Van de veenlaag werd bovendien een botanisch monster genomen, daar zich in deze laag geen vondsten, maar wel veel zaden, bladeren en hout bevonden. Mogelijk is de gracht pas in de Middeleeuwen echt volgestort. Van vierde en vijfde eeuwse vondsten ontbreekt daarentegen ieder spoor. Dit fenomeen is in de Colonia Ulpia Trajana (CUT) echter heel gebruikelijk: de laat-Romeinse scherven zijn over het gehele terrein door alle onderzoeksjaren heen op één hand te tellen. Na een dag hard werken in de af en toe brandende zon (dit in tegenstelling tot de stromende regens van vorig jaar) konden we ‘thuiskomen’ in de twee huizen die door het APX ter beschikking waren gesteld. Het leger van de Reichswaldkaserne te Goch had onder andere bedden en tafels, stoelen, borden, bekers en bestek in bruikleen gegeven. Omdat koken voor de in augustus ca. 30 aanwezigen onmogelijk leek te zijn, gebruikten we onze warme maaltijd in de kazerne van Kalkar, een plaatsje vlakbij Xanten. Een grote, groene legerbus bracht en haalde ons voor de maaltijd. ’s Avonds werd dikwijls brood met een frisse salade gegeten onder een zelfgemaakt ‘afgedekt terras’ (zie fig. 5).
Fig. 5: Het maken van een afdak bij het huis. (Foto: Anouk Veldman)
Volgende zomer zal dit onderzoek verder gaan. De vier in augustus opengelegde putten zullen verder onder handen worden genomen en worden uitgebreid. Dit om meer te weten te komen over de relatie tussen de muuruitbraken in de verschillende werkputten, over de functie van het gebouw en de verhouding hiervan tot de ruimtes van het zogenaamde gouverneurspaleis. Ook dan zal er net als dit jaar deelname mogelijk zijn voor studenten van de verschillende universiteiten. Voor meer informatie kun je altijd bellen of e-mailen naar Anouk: 06-44922956 /
[email protected]. Nächstes Jahr sind wir wieder da……. Literatuur • •
Böcking, W., 1999, Der Niederrhein zur römische Zeit. Archäologische Ausgrabung in Xanten. Kleve. Horn, H.G., 1987, Die Römer in Nordrhein-Westfalen. Stuttgart
6
ARCHETYPE Veldcursus Wolfheze Petra Kloosterman en Marleen Termeer We zijn er allemaal ons universitaire graafleven mee begonnen: de veldcursus. In de eerste twee weken van juli 2002 was het de beurt aan ons, de lichting ’01-’02. Hier ons ooggetuigenverslag. Onder leiding van prof. dr. Heidinga, André Numan, Mark Driessen, Anneke Aarts, Henk van Ramshorst en Klaas van Alberda togen wij naar het wonderschone Wolfheze. Daar zouden wij diep in de Veluwse bossen de geheimen van een Middeleeuws dorpje ontsluieren en ingewijd worden in de schone kunsten van het opgraven. Al in de 19e eeuw waren hier de resten van een kerkje gevonden. Wij zouden gedegen wetenschappelijk onderzoek doen naar dit kerkje en de omgeving. We begonnen de eerste week met een vierdaagse waterpas-sessie. Van het hele gebied, dat een vrij zwaar microreliëf vertoonde, moest een hoogtekaart gefabriceerd worden. Dit had tot gevolg dat wij inmiddels allemaal waterpasspecialisten zijn met de vizierlijn op ons netvlies gebrand. Bovendien ontwikkelden wij een groot talent voor het bedwingen van takken en bomen door er heldhaftig en met gevaar voor eigen leven in te klimmen en aan te hangen (dit alles om het gezichtsveld naar de baak te verbeteren). Dit is echter niet alles wat wij in de eerste week hebben geleerd. We leerden boren, uitwerken, putten aanleggen én we leerden de gezelligheid kennen van het archeologenbestaan…! Ook ervoeren wij de harde kanten van datzelfde archeologenbestaan. Zo werkten we stug door in de stromende regen, waarbij de aanbevolen profielloze laarzen nog de nodige hilarische glijpartijen opleverden. In diezelfde wolkbreuken verwerd het tekenen van boringen tot het creëren van de meest artistieke aquarellen. ’s Avonds kwamen we, na ons ontdaan te hebben van de nodige teken, onder het genot van de nodige drankjes bij van deze ontberingen.
putjes aangelegd, waarvan er twee uiteindelijk met elkaar verbonden werden. De naam put is overigens wat eufemistisch, loopgraaf is een betere omschrijving. We onderzochten de directe omgeving van de kerk, een mogelijke weg die iets verderop zou lopen en een walletje dat door het gebied liep. De resultaten van deze graverijen waren nogal uiteenlopend. In de directe omgeving van de kerk kwamen nogal wat botten tevoorschijn. Jeroen en Eimert maakten kennis met Sjaak, hun eerste schedel. Het voorstel van prof. Heidinga om dit skelet eens geen naam te geven kwam te laat. Bij het onderzoek naar de weg dachten we in eerste instantie inderdaad een weg te hebben gevonden, totdat pvc-buizen op iets anders wezen. Het leek er echter wel op dat verschillende loopniveaus in het profiel te onderscheiden waren. In twee putten zijn ook paalgaten gevonden. Meest spectaculair waren de vondsten van een fibula door onze Jos en van een munt uit een boring, door onze ras-schatzoekster (1 van ondergetekenden). Ook werden we de hele 2 weken lang door Henk gestrikt voor het tekenen van de hoogtekaart of wegwijs gemaakt in het gebruik van de Total Station. Al deze interessante bezigheden trok de aandacht van menig bezoeker. Op de verjaardag van Mark Driessen zullen zij raar hebben opgekeken van die gekke archeologen: de gehele eerbiedwaardige leiding was getooid met vrolijke, gezellige feestmutsjes. Deze mutsjes geven echter prima de sfeer van onze weken in Wolfheze weer: vrolijk en gezellig.
In de tweede week werd er daadwerkelijk opgegraven, eindelijk..! Er werden in totaal 6 kleine
7
ARCHETYPE De Romeinse villa aan de Holzkuil ten noorden van Kerkrade Het verhaal van een opgraving Joep Hendriks Alleen de worstjes waren nog over, maar eigenlijk zat iedereen al vol van de overvloedige maaltijd. Plotseling hoorden we iets, was dat het gerinkel van de sloten aan het hekwerk? Meteen was het stil rond de eettafel en spitste iedereen zijn oren. Ja, inderdaad, uit de verte vanachter het stort klonk het gerammel van het hekwerk. Zouden ze dan zo stom zijn om het op deze avond te proberen, die verdomde looters? Bram rende onmiddellijk naar beneden de profieldam over en voorbij het stort, gevolgd door Patrick en Joep. En jawel hoor, daar haastte een schim zich langs de reeds aan erosie onderhavige wegcunetten. Nog net waren zijn laarzen zichtbaar. Shit, te laat, de vogel was gevlogen. Maar, wat was er boven nu aan de hand? Blijkbaar liep er nog iemand rond de omheining.
De barbecue op de site.
Weer terug bij de anderen stond Gerard inderdaad met een man met een hond te praten. Het bleek een betrouwbare local te zijn die met zijn hond de vermoedelijke indringer had opgeschrikt. Enkele dagen eerder had ie er ook gezien, van die figuren die haastig over de omheining sprongen en wegrenden. Het was dus toch niet zo’n gek idee geweest om op de site te gaan barbecuen. Dat het zo ver had moeten komen…. Hoe was het eigenlijk zo ver gekomen? Daarvoor moeten we terug naar het vroege voorjaar van 2001. In de voorbereiding op de keuze van m’n scriptieonderwerp (iets met Romeinse villa’s) tipte Frans Theuws me dat er in mei van dat jaar een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd zou gaan worden op een vermoed villaterrein iets ten noorden van Kerkrade in het zuidoosten van Limburg. Hij was door Jos Bazelmans, het toenmalig hoofd onderzoek voor de Romeinse tijd bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), bij de voorbereidingen betrokken, omdat dit onderzoek een kans bood meer zicht te krijgen in de al dan niet aanwezige laat-Romeinse/vroegmiddeleeuwse villabewoning. In het verleden, vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw, was er immers voornamelijk aandacht besteed aan de stenen hoofdgebouwen van een villa. Pas toen tussen 1985 en 1987 de ROB de grootschalige opgraving van de villa VoerendaalTen Hove uitvoerde, werd er ook uitvoerig aandacht besteed aan de vaak houten bijgebouwen en aan de bewoningsfasen voor- en achteraf van de bloeiperiode van het villabedrijf. Zodoende was het belangrijk om bij dit project van het begin af aan een nauwkeurige strategie uit te stippelen. Dit was zeker geen overbodige luxe. Uit de eerste in 1999 uitgevoerde Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI) had het archeologisch adviesbureau RAAP abusievelijk geconcludeerd dat de oude Archis-melding niet correct was: er waren alleen verstoorde bodemprofielen en de resten van een boerderij die in de jaren ’60 afgebroken was aangetroffen. Foutje, bedankt dus. Een tweede AAI uit januari 2001 wees echter uit dat er wel degelijk sprake was een terrein met Romeinse bewoning; de Archis-melding had alleen de verkeerde coördinaten gehad.
8
ARCHETYPE Omdat met de AAI’s nog onvoldoende informatie over de precieze aard van de bewoning was verzameld en de ontwikkeling van de geplande villawijk vorderde, was een AAO noodzakelijk. Het Archeologisch Diensten Centrum (ADC) uit Bunschoten zou het 18 ha. grote terrein gaan onderzoeken. Om de link met het AAC te houden zou ik met campagne mee kunnen doen. En zodoende begonnen we op 7 mei met het onderzoek, dat onderleiding stond van Gerard Tichelman. Het terrein was gelegen tussen Kerkrade, Chèvremont en Eygelshoven, tegen de grens met Duitsland, en was eigenlijk nog een uniek stukje ongestoord cultuurlandschap (op de bruinkoolgroeves na dan). Richting de grens en het riviertje de Worm liep het terrein af, met een hoogteverschil van zo’n 30 à 40 meter. De bodem bestond uit een lösspakket dat op veel plekken flink geërodeerd was en daardoor zat er onder de bouwvoor vaak een dik colluviumpakket (typerend voor een bergbrikgrond). Al met al een prachtige locatie voor een villa!!! Na vijf meter graven hadden we dan ook meteen raak: één grindfundament en haaks daarop een stuk muur van zeker twee stenen hoog! De rest is geschiedenis. Vanaf de tweede week kwamen Jasper en Jean Paul als ondersteuning ook het veld in en in vijftien dagen hadden we het terrein met een elftal proefsleuven bijna geheel doorzocht. Er bleek inderdaad een villa te liggen, met bijgebouwen. Helaas waren er geen enkele
sporen aangetroffen uit de late IJzertijd, laatRomeinse periode of vroege Middeleeuwen. Alles wees er op dat het ging om een ‘klassieke’ villa rustica, zoals de meeste in Zuid-Limburg: een landbouwbedrijf dat vanaf de tweede helft van de 1ste tot de tweede helft van de 3de eeuw in gebruik was geweest. Uit de proefsleuven viel al een oriëntatie naar het zuidoosten, het dal in, af te leiden, iets wat later bevestigd zou worden. Nu begon het AMZ-spelletje: beschermen of opgraven. Je raadt het al, het werd het laatste. Er kwam ƒ 2.000.000,- subsidie van ome Rick van OC&W, de provincie en de gemeente om zo’n 5,3 ha aan een beschermingswaardig bevonden gebied te vernietigen. In januari zou het echte feest dan gaan beginnen. Zoals verwacht mocht het ADC ook het Definitieve Archeologische Onderzoek (DAO) gaan uitvoeren en wel met Gerard als projectleider. Tot mei zou het relatief kleine team (bestaande uit de vaste kern van Gerard, Patrick als veldarcheoloog, Chris als grondwerker en Nol als kraanmachinist) zich alleen beperken tot de wegcunetten (fase 1) en het zuidelijke ‘buitengebied’ (fase 2). Toen ik in mei weer naar het diepe Zuiden repatrieerde, nu als ‘echte’ veldtechnicus, zat fase 2 er grotendeels op en verplaatste de werkzaamheden zich langzaam naar het hoofdgebouw. Inmiddels was al duidelijk dat er in het buitengebied een aantal houten en stenen bedrijfsgebouwen gestaan hadden, maar dit was nog niets bij het hoofdgebouw vergeleken. En
Het badgebouw vanuit een brandweerkraan. De locatie van de villa Kerkrade-Holzkuil
9
ARCHETYPE daar begonnen we dan op de dinsdag na Pinksteren, nog met een redelijke kater van de afgelopen dagen, met de eerste werkput over het hoofdgebouw, precies op de plek waar ook de eerste proefsleuf aangelegd was. Muren, grindfundamenten, puinpakketten, brandlagen, scherven, bakstenen, dakpannen en veel, veel natuursteen sprongen ons tegemoet op slechts 30 centimeter onder het maaiveld. Nu wist ik weer waarom ik überhaupt Romeins was gaan doen i.p.v. Middeleeuws. Al gauw bleek dat er meer mensen bij moesten en zo kwamen in mei al de Vlamingen Sofie en Bram als veldtechnici het team versterken. Vanaf juni kwamen Robbie en Otto als grondwerker erbij (en zij hielden het langer vol dan hun voorgangers die soms niet eens op hun eerste dag verschenen). Vervolgens ging een tweede werkput open: een badgebouw (!!!). Hierna volgden nog twee werkputten en toen lag het hoofdgebouw volledig open, in totaal zo’n 25 bij 40 m. In vorm leek het
De sterk overeenkomstige plattegrond van het hoofdgebouw van de villa Voerendaal-Ubachsberg.
Een in de late uurtjes ontstane impressie van het hoofdgebouw van de hand van dhr. De Bruin (zie ook elders in deze archetype).
(zoals achteraf bleek na een tijdje van geestelijke rust) heel erg op de villa van VoerendaalUbachsberg, reeds opgegraven in de jaren ’20. Ondertussen bleef de stroom mensen komen: de eerste (en enige AAC) stage-student (wat een modewoord zeg) Rein, gevolgd door een tiental VU studenten en natuurlijk Jean Paul en later Jasper. Jean Paul en Jasper zouden ook als veldtechnici komen werken, alleen moest Jasper eerst nog even ‘protocollen’. Al met al een erg gezellige boel dus. En eindelijk waren de drie J’s weer verenigd (al distantieert Jean Paul zich de laatste tijd een beetje en begint hij zich op zijn dubbele initialen te beroepen). Gedurende de opgraving verbleven de veldarcheologen, veldtechnici, de meeste studenten en Otto in het opgravingshuis aan de Einderstraat 94 te Kirchroaj (Kerkrade dus). Alleen in tijden van grote overvloed moesten de VU-studenten helaas op de camping in Rimburg gedumpt worden. Wij hadden echter het huis tot onze beschikking en dat was me een pand. Gelegen aan een oude uitgangsweg hadden we de beschikking over een woonhuis annex wietplantage met potentiële Dutroux-kelders. Iedere week was er wel post voor voormalige bewoners, maar zelden voor één en dezelfde persoon. Onder het woongedeelte, op de eerste en tweede verdieping, was achter de garage een complex van ruimtes aangebouwd waar onze Marc trots op zou kunnen zijn. Achter elke deur kwam weer een andere ruimte te voorschijn, geheel voorzien van TL-bedrading en natuurlijk onderkelderd. Wat moeten de buren hier wel niet van gedacht hebben? Het eten was gelukkig goed, ook als we zelf eens een keertje niet kookten (en dat doe je niet vaak voor acht man bij 30 graden Celsius). Hiervoor bood de onderaan de straat gelegen grillroom/friture ‘Goede Tijden’ echter vaak uitkomst. Of je nou hun pizza-shoarma, shoarma-schotel of alle andere nietshoarmaprodukten bestelde, geknoflookt werd je toch. En als we hier genoeg van kregen, was er nog altijd de Griek of liever gezegd de drie dikke Duitse broers waar ze altijd verse moussaka hadden die altijd op was. Kerkrade, een stad uit duizenden?! Tja, leuk allemaal, maar … enne, höbste nog get gevonje? Ja hoor, daar had je weer een local van
10
ARCHETYPE oppe Vink, oet Sjevémèt of Eëgelse. Of we ook nog iets gevonden hadden naast een zo goed als intact zijnd midden-Romeins villacomplex met zeker drie bouwfasen gelegen in een laatste stukje oud cultuurlandschap, veel monumentale natuursteenfragmenten, een zeer gaaf bewaard badgebouw met caldarium, frigidarium, praefurnium, hypocaustum en veel frescofragmenten, een kelder met enkele nissen en een kelderraam, een waterput van zeker zeven meter diep, opgevuld met halffabrikaat zuiltrommels, een tiental houten en stenen bijgebouwen, een 8000 stuks aardewerk, ijzer, brons en goud?! Nou, de lètste tiet neet ech väöl meer, häör! En toch waren ze niet overtuigd en gingen dus zelf op onderzoek uit, het liefst als wij er niet waren. Het kilometerlange hekwerk baatte niet en nog geen dag na de ontdekking van het hypocaustum met de mooie ronde tegels hadden we bezoek gehad. Wat restte waren wat uitbraaksporen in de mortel en half kapot geslagen tegels (wat is die Romeinse cement toch verdomd hard!). Aangezien hondenbewaking niet mocht, moesten we zelf maar wat gaan doen: een barbecue op de site. Maar na een anderhalve week van machteloos toekijken was de lol er weer van af voor de plunderaars, ze kregen nu toch niets meer los zonder het te beschadigen. En wie kregen we vervolgens op bezoek, jawel RTL 5 en SBS 6! Onze alom gewaardeerde wetenschapspers, die met journalistiek vakwerk een Helmonds murmelende Chris (einviefenzeuvetig) vastlegde, maar gelukkig niet nog meer schatgravers aantrok.
Nu, in week 42, loopt het project KERE-02 ten einde. De studenten zijn weg, de zeefinstallatie draait overuren want de profieldam moet gesloopt worden en in het huis wordt druk geïnkt en worden vondsten en sporen ingevoerd. Na een afwezigheid van twee maanden moet ik me weer even heroriënteren, want het hoofdgebouw dat zeker vier maanden bloot heeft gelegen is nu ook weer onder grond verdwenen. Het badgebouw dat een preservatie gelijk het thermenmuseum verdiende, ligt onder wortelgaas te wachten op de weg die er overheen komt. De kelder blijft wel geconserveerd, maar dan geïncorporeerd binnen een kapitale villa. Zo verwordt publiek cultureel erfgoed tot privaat commercieel eigendom.
De bijzonder gaaf geconserveerde kelder.
Maar de archeologen hebben hun zin toch gekregen: het opgraven van een compleet villacomplex, een unicum voor Nederland en waarschijnlijk ook voor België en Duitsland. De hoop is nu gevestigd op de uitwerking, de ruimte die gegund wordt voor publicatie, zowel populair als wetenschappelijk en vooral de manier waarop dit alles geëxposeerd zal gaan worden. Want dat zijn we ons zelf verplicht, ter gedachtenis van het dertigtal villa’s dat nog steeds in een of ander depot of archief ligt. Even onzichtbaar als ze de vijftien eeuwen daarvoor zijn geweest. En als je het allemaal niet gelooft, kijk dan maar zelf op: www.romeinsevilla.nl!
Jawel, ze worden nog steeds gemaakt: een luchtfoto!
11
ARCHETYPE Uit het Nieuws De Gelderlander, 2 september 2002. Archeologie studeren in een Romeinse gracht Het huis bij de opgraving ziet er inmiddels uit als een typisch studentenhuis: opgestapelde bierkratten, aangebroken broodzakken en een overvol aanrecht. Wat een contrast met het nabijgelegen terrein waar de opgravingen plaats hebben. Daar heerst de orde van de wetenschap. De studenten, van drie Nederlandse universiteiten, waaronder de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN), leggen er resten bloot van de Romeinse stad Colonia Ulpia Trajana. De bats, de troffel en de zeef worden zorgvuldig gehanteerd. De studenten lopen bovendien uiterst voorzichtig over hun werkterrein. En de opgravingen worden ter bescherming steeds keurig afgedekt. De vondsten worden 's avonds bekeken en beschreven, waarbij de studenten dankbaar gebruik maken van de aanwezige literatuur en van de parate kennis van professor doctor Michael Erdrich, hun supervisor. En zo wordt steeds meer bekend van de Romeinse stad. (….) Voor meer informatie over deze opgraving: zie het stuk over Xanten elders in deze Archetype De Telegraaf, 14 februari 2002. Sarcofaag uit 12e eeuw gevonden in Boksum Op een kerkhof in Boksum (Friesland) is tijdens graafwerk een sarcofaag uit de twaalfde eeuw gevonden. Aan de fraaie waaiervormige afwerkingen aan de binnenkant is te zien dat er een rijke Fries in de stenen kist is begraven, zegt K. Sytsma van de Stifting Alde Fryske Tjerken (Stichting Oude Friese Kerken). Voormalig provinciaal archeoloog G. Elzinga onderzoekt wie deze persoon moet zijn geweest. Het deksel van de sarcofaag is spoorloos. Sytsma heeft daar zo zijn eigen theorieën over." Waarschijnlijk is dit graf jaren geleden ook al eens ontdekt. Ik denk dat het graf toen is leeggehaald en het deksel is meegenomen." Sytsma betreurt dat de stenen lijkkist tijdens het graafwerk is beschadigd. "De kist was al beschadigd
n nu is er ook nog een stuk afgebroken. De kraanmachinist is niet voorzichtig genoeg geweest." Er is nog onenigheid over wat er met de sarcofaag moet gebeuren na onderzoek van de archeoloog. Elzinga vindt dat de lijkkist moet worden geëxposeerd. Maar zijn opvolger G. de Lange wil hem na restauratie op dezelfde plaats weer in de grond stoppen. Sytsma sluit zich hierbij aan. "Misschien vinden ze de kist dan over honderd jaar wel weer." Spits, 8 november 2002. Beenderkist broer Jezus voor het eerst te zien TORONTO (ANP) - De in Israël gevonden beenderkist die een bewijs zou zijn voor het bestaan van Jezus, is binnenkort voor het eerst voor het publiek te zien. In het Koninklijk Museum van Ontario in de Canadese stad Toronto wordt het 'ossuarium' op 15 november tentoongesteld. Deskundigen verschillen overigens van mening over de vraag of de beenderkist authentiek is. Het kalkstenen ossuarium uit 63 na Christus draagt in het Aramees de inscriptie 'Jacobus, zoon van Jozef, broer van Jezus'. Jacobus, een broer van Jezus, komt in het Nieuwe Testament voor als leider van de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem De Franse paleograaf André Lemaire van de Sorbonne in Parijs, die het object voor het eerst heeft bestudeerd, gelooft dat de inscriptie verwijst naar de bijbelse Jezus. Andere experts, onder wie de ervaren archeoloog Eliot Braun en Leidse nieuwtestamenticus prof. dr. H. de Jonge, denken dat de beenderkist een vervalsing is. De Jonge vindt vooral de verwijzing naar Jozef verdacht. Jozef komt als Jezus' vader pas voor in de evangeliën van Lucas en Mattheüs. Het oudste evangelie, dat van Marcus, vermeldt Jozef nog niet. Het is volgens De Jonge niet erg waarschijnlijk dat het Marcusevangelie, dat dateert van 70 na Christus, Jozef niet kent en het ossuarium uit 63 wel. Het kistje is dan ook vermoedelijk “christelijk maakwerk'” uit de tijd nadat Lucas en Mattheüs hun evangeliën hadden geschreven, stelt hij. Algemeen Dagblad, 3 september 2002. Rome wil af van nep-centurions
12
ARCHETYPE Het zijn bekende verschijningen in Rome: de als legionairs uit de oudheid verklede heren die voor een fikse fooi bereid zijn met toeristen op de foto te gaan. Voor het Colosseum en andere monumenten laten deze martiale verschijningen met zwaard, helm, harnas, lederen wapenrok en robijnrode mantel hen even ruiken aan de ware Oudheid. Zelf versterken zij die indruk maar al te graag door krijgshandelingen te veinzen en discussies aan te gaan in Latijn met een volksaccent. Het bedrijf legt de door hordes Amerikanen en Japanners omringde legionairs geen windeieren. En dat heeft de afgelopen jaren geleid tot een toenemende concurrentie van beunhazen. De argeloze toerist wordt nu ook op de meest onverwachte plaatsen opgewacht door lieden met een plastic helm, speelgoedzwaard en slordig over de schouder geslagen rood gordijn. Sommigen van hen hebben ook nog de vervelende gewoonte extreem hoge fooien te eisen en te dreigen met lijfelijk geweld wanneer de toerist daar niet op in wil gaan. Maar daar wil de gemeente Rome nu een stokje voor steken. Het fenomeen van de geïmproviseerde krijger moet een halt worden toegeroepen om `het welzijn van de toerist en de goede naam van het oude en nieuwe Rome veilig te stellen', aldus wethouder Daniela Valentini (Economische Zaken). De ware centurions moeten in het vervolg een examen afleggen waarin, naast vragen over het oude Rome en een paar woorden Engels, vooral de `contactuele vaardigheden' centraal staan. Een strafblad mag, zolang het maar geen veroordeling wegens oplichting betreft. Wie door de selectie komt, wordt opgenomen in een officieel legioen van het nieuwe Rome, met gemeentelijke badges en vaste tarieven voor foto's en bijzondere poses.
zo meldde het Britse showbizz persbureau WENN woensdag. Harrison Ford heeft inmiddels toegezegd de rol van Indiana Jones weer op zich te nemen. De vrouw van Spielberg, Kate Capshaw, zal in de nieuwe rolprent net als in 'Indiana Jones and the Temple of Doom' de rol vertolken van Willie Scott, de dame in nood die door de koene archeoloog wordt gered. Over de titel van de nieuwe film wil geen van de betrokkenen iets kwijt. "We hebben een titel maar we zijn niet klaar om die bekend te maken", aldus Spielberg. Onduidelijk is wanneer de film zal worden geproduceerd. Volgens de woordvoerder van Harrison Ford is het in ieder geval niet de eerstkomende film die Spielberg gaat opnemen. 'Raiders of the Lost Ark' was in 1981 de eerste Indiana-film. Daarna volgden 'Indiana Jones and The Temple of Doom' (1984) en 'Indiana Jones and The Last Crusade' (1989). Wellicht is er zelfs al een naam bekend. Er zijn namelijk, in navolging van het succes van de films, ook computerspelletjes uitgekomen. Die heten als volgt: Indiana Jones and The Infernal Machine, Indiana Jones 2: The Temple of Doom en Indiana Jones 3: The Last Crusade. De laatste twee zijn dus vernoemd naar de films. En laat er nu al een deel vier zijn in spellenland. De titel daarvan is: Indiana Jones 4: The Fate of Atlantis. Gaat Spielberg nu de naam van computerfabrikant overnemen in plaats van andersom?
De Telegraaf, 23 januari 2002. Verhaallijn is klaar voor Indiana Jones IV LONDEN - De verhaallijn voor het vierde deel van de Indiana Jones filmcyclus is klaar, nu moet het alleen nog in scriptvorm worden gegoten, aldus een woordvoerder van filmregisseur Steven Spielberg. De verantwoordelijke man voor de eerste drie films heeft ook nu weer samengewerkt met George Lucas,
13
ARCHETYPE Huizen en kledingstukken: Nieuwe AIO’s Maartje Hoogsteyns en Martine Hogervorst Rein van ‘t Veer Om de integratie van de nieuwe vorm van het AAC zijn er onlangs twee nieuwe promotieplekken gecreëerd. Deze staan in het kader van onderzoeksprogramma’s die zich richten op enerzijds centrale plaatsen, verstedelijking en stedelijke cultuur, anderzijds op noord-zuid dualiteit en cultuurlandschap. Martine Hogervorst en Maartje Hoogsteyns, aangesteld sinds respectievelijk 1 juli en 1 september, geven beiden op verschillende manieren invulling aan in dit programma. Hier een kort overzicht. Martine Hogervorst (33) groeide op in Baarn en studeerde in 1998 af in Kunstgeschiedenis en Archeologie aan de UvA. In haar doctoraalscriptie besteedde ze aandacht aan de rituele functie van kledingstukken op Minoïsche en Myceense afbeeldingen uit de Griekse Bronstijd. In haar promotie-onderzoek zal ze zich richten op de betekenis van de verschillende soorten kleding, hoofddeksels, schoeisel, haarstijlen en sieraden op afbeeldingen uit de Griekse Bronstijd. Daarbij zal de aandacht voornamelijk uitgaan naar de sociale verschillen die door middel hiervan werden uitgedrukt. Uit andere archeologische bronnen is al bekend dat er sprake was van een grote maatschappelijke gelaagdheid binnen de Minoische en Myceense culturen, maar hoe deze wordt weerspiegeld in het beeldmateriaal is nooit eerder onderzocht. Wat is de verhouding tussen de verschillend afgebeelde individuen en groepen? En welke rol spelen factoren als gender, leeftijd en etniciteit hierbij? Om deze vragen te beantwoorden zullen allereerst diverse typologieën opgesteld worden, waarna alle samenhangende voorstellingen uit de Griekse Bronstijd geanalyseerd zullen worden. Dit laatste zal per periode en per site gebeuren, omdat het goed mogelijk is dat de betekenis van de diverse kostuums aan veranderingen onderhevig was. Tot slot zal de verkregen informatie gekoppeld worden aan de
gegevens die al bekend zijn over de sociale structuur van de Minoische en Myceense beschavingen. Over haar toekomstplannen: eerst promoveren (want zonder doctorstitel heb je weinig kans op een vaste plek), daarna in Griekenland opgraven, liefst veel sites met wandschilderingen. Promotor: Prof. Dr. J.H. Crouwel Maartje Hoogsteyns (26) komt uit Walem (bij Valkenburg), studeerde in 2001 af in Middeleeuwse Archeologie, eveneens aan de UvA. In haar eindscriptie maakte ze een kritische analyse van een aantal post-processuele interpretaties van huizen. Over haar promotie-onderzoek legt ze uit: “Als archeoloog probeer je op basis van artefacten kennis van mensen in het verleden op te doen. De wijze waarop je dit doet hangt mede af van je ideeën over de relatie tussen mensen en artefacten. Welke bijdrage kunnen hedendaagse inzichten over die relatie leveren aan archeologisch onderzoek?” Door een inventarisatie en evaluatie van actuele stromingen in het denken over die relatie wil ze antwoord geven op die vraag. De toepasbaarheid van de stromingen wordt onder de loep genomen door de confrontatie met een casus: de interpretatie van een aantal stadswoningen met hun bouwfases en verbouwingen over een lange periode. Maartje Hoogsteyns ziet het huis als een artefact (=gevormd door mensen), als een cultureel produkt, dat op zijn beurt weer mensen beïnvloedt en vormt. Dankzij het theoretische karakter van het onderzoek denkt ze dat het goed past binnen het onderzoeksprogramma; het is zowel op Mediterrane als Europese archeologie toepasbaar. Toekomstplannen: veel dansen en promoveren… Promotors: Prof. Dr. F.C.W.J. Theuws & Prof. Dr. G. Rooijakkers
14
ARCHETYPE Arche-facts: Van Leringhe ende Vermaec Johan Verspay Na veel aandringen van de redactie om wat bij te dragen aan de vulling van dit blad, heb ik besloten jullie dan toch maar te gaan vervelen met een stukje over mijn vrije tijdsbesteding. Neen, het volgende zal niet gaan over het punniken van eierwarmers of het verzamelen van suikerzakjes maar wij zullen ons thans begeven in de boeiende wereld van de reenactment. –Waar heeft hij het nu weer over!?!Re-enactment oftewel levende geschiedenis houdt zich bezig met het historisch naspelen / uitbeelden van de tijden van weleer. Het is hierbij de bedoeling zo historisch correct mogelijk te werk te gaan. Dit lijkt op het eerste gezicht een belemmering, doch wanneer je het van de positieve zijde beziet kun je het eerder als een sportieve uitdaging beschouwen. Ons doel is op de eerste plaats veel lol hebben, daarover later meer daar ons aller vreugde en jolijt een hoofdstuk apart is. Tevens proberen wij educatief verantwoord actief te zijn en toeschouwers, die bij evenementen altijd in grote getale toestromen, geïnteresseerd in de bizarre verschijningsvormen die hun woonplaats ditmaal aangedaan hebben, te laten zien dat de talloze vooroordelen die over de middeleeuwen bestaan vrij weinig met de werkelijkheid te maken hebben en dat deze periode heel anders is dan Hollywood je probeert te laten. Tot onze grote spijt heeft deze laatste, blijkens sommige vragen uit het publiek, nog altijd veel invloed op het beeld dat de gemiddelde mensch van het verleden heeft. Een nobele taak is hier voor ons weggelegd. Een hele opluchting als men ontdekt dat hun voorouders niet de onkundige, onbehouwen, aan pest leidende, grauw geklede debielen met het IQ van een wandtapijt waren. Niet dat de middeleeuwen dan één groot vrolijk sprookje waren, waar enkel in volrijm sprekende prinsen, prinsessen uit de klauwen van grote, boze, rode, vuurspuwende draecken met een ochtendhumeur redden en nog lang en bovenal gelukkig leefde. Maar als je je wat verder in die periode verdiept blijkt de middeleeuwsche mensch bijzonder menselijk te zijn. Hij beziet de wereld om zich heen echter
vanuit een heel ander perspectief dan wij dat doen en dat maakt het zo interessant. Daar zijn belevingswereld zo sterk van het onze verschilt, is het moeilijk om, zo niet onmogelijk, om dat te ervaren. Wat je wel kunt doen, is proberen deze te benaderen door je een voorstelling te maken van hoe de fysieke wereld van deze mensen er uit zag. Om dit te kunnen doen zul je allereerst veel moeten lezen. Het boek Montaillou van Emmanuel le Roy Ladurie, is hiervoor, naar mijn mening, een goed begin. Het gaat over een dorpje in de Pyreneeën aan het eind van de 13e, begin van de 14e eeuw. Het boek is gebaseerd op de verhoren van de inquisitie, die letterlijk uit monde van gewonde mensen zijn opgetekend in verband met de vervolging van Katharen. Het boek geeft een boeiend inzicht in het dagelijks leven van gewone middeleeuwse dorpelingen. Een echte aanrader, maar ik schrijf dit stukje niet om jullie een boek aan te smeren; d.w.z. ik ben nog niet benaderd door de uitgever. Boeken zijn een aardig begin, maar om er echt iets van te beleven, moet je er, volgens mij gewoon zelf in duiken. Dit kan middels de wonderlijke wereld van de re-enactment. Het idee van deze ietwat minder alledaagse hobby is nogmaals een historisch correct persoon neer te zetten. Dit vergt een hoop onderzoek omdat je letterlijk het naadje van de kous weten moet. Als je dan een bepaalde periode hebt gekozen en je een idee hebt van wat je wilt gaan zijn, ga je op onder zoek uit. Hoe was men gekleed en hoe zit dat in elkaar. Van welk materiaal is dat gemaakt en waar haal ik dat vandaan? Welke steken gebruik je daarvoor. Kan dit gespje voor deze periode? Hoe maak ik mijn beenlingen passend? En zo zul je steeds weer van die kleine dingetjes tegenkomen waar je een oplossing voor moet vinden. Het is het leukste om zoveel mogelijk zelf te maken. Dat is niet zo moeilijk als het op het eerste gezicht lijkt. Met een beetje geduld, een portie logica en zo nu en dan wat hulp van je mede re-enactors kom je een heel eind. Persoonlijk ben ik al een heel eind met mijn laat 13e eeuwse outfit en ben net begonnen met mijn derde-kwart-15e eeuwse. Re-enactment is een bijzonder verslavende hobby en dat ligt niet alléén aan het bier. In de 13e eeuw ben ik Iohann von der Vogelweide, in 1252 als de vierde zoon van een Duitse edelman
15
ARCHETYPE in het graafschap Berg in Lotharingen, dat dan deel uit maakt van het Heilige Roomse Rijk, op de wereld gekomen. Ik ben de wapendrager van één van de vazallen van Jan I van Brabant en getrouwd met diens dochter. Naarmate je meer te weten kom over de periode die je re-enact, kun je je biografie uitbreiden en aanvullen met leuke details. De 13e eeuw heeft mijn persoonlijke voorkeur. Er gebeurt ontzettend veel die eeuw. Zo is het feodale systeem op zijn hoogtepunt, komen steden op, worden kruistochten ondernomen, zijn de Hanzesteden actief, worden de prachtigste verhalen opgetekend, enz. Verder spreekt de ‘mode’, zowel in kleding als in pantser, mij bijzonder aan. En dat is toch geen geheel onbelangrijk gegeven, gezien jij er in moet rondlopen. Hoewel, als je het goed doet heeft iedere periode toch wel zij charme (m.u.v misschien de franse barok en rococo. Make-up, roze strikjes en pastelkleurtjes zijn toch niet helemaal aan mij besteed.) Met mijn 15e eeuwse personage ben ik nog niet zo ver. Over het algemeen ben ik een piekenier in het Bourgondische leger. Verder ben ik ooit de wapendrager van een vriend van mij, en ik ben ook wel eens een bediende als we weer een 15e eeuws banket houden. Deze periode doe ik voornamelijk vanwege de vele veldslagen en andere evenementen die hiervan georganiseerd worden, hoofdzakelijk in Engeland, waar ik dan ook meer dan eens per jaar ben. Die veldslagen zij bijzonder leuk. Zo waren we afgelopen zomer bijvoorbeeld in Tewkesbury, waar we met zo’n 2000 man op het veld stonden, aantallen die, hoewel nog vrij beperkt voor de veldslagen uit die tijd, je toch een aardige indruk geven van hoe dat er dan uitgezien kan hebben. Het is toch altijd wel een beleving als je het veld op komt lopen en je ziet meerdere bataljons gewapende mannen tegenover je op stellen en hoewel je weet dat de tegenstander je niet eens écht wil doden, schiet je adrenalinepeil flink omhoog. We vormden samen met een Belgische re-enactment groep een Bourgondisch contingent piekeniers die meevechten aan de zijde van Yorkists in ‘The War of the Roses’ een strijd om het Engelse koningschap tussen the House of York en the house of Lancaster. Om veilig mee te kunnen doen aan de veldslagen, maar vooral ook om te leren hoe het nu wel moet, hebben we iedere woensdag wij een wapentraining
in Delft. Hier oefenen wij onder deskundige leiding van iemand, die dit al jaren aan het bestuderen is en er zelf intensief mee bezig is, met diverse wapens en wapencombinaties. Wij trainen met stalen wapens die speciaal voor re-enactment gemaakt zijn en om deze rede een beetje botter zijn uitgevoerd, wat niet wegneemt dat ze niet helemaal ongevaarlijk zijn wanneer ze onkundig gebruikt worden. Veiligheid staat voorop! De wapentrainig is de sportieve kant van de hobby en is erg leuk en boeiend. Het geeft je een goed inzicht in hoe diverse wapens gebruikt worden en laat zien dat Hollywood er ook in deze een duidelijk andere mening op na houdt. Re-enactment draait echter niet àlleen om authenticiteit en educatie. Neen, ook de lol staat bij ons hoog in het vaandel. Hierin blijken we dan ook weer iedere keer te slagen. Zeker bij grote evenementen, waar de buitenlandse re-enactmentverenigingen in grote getale vertegenwoordigd zijn, hebben de feesten de neiging bijzonder leuk te worden. Ik zou nog wel even door kunnen gaan met mijn oratio over re-enactment, maar ik denk hiermee wel een klein inzicht in deze hobby gegeven te hebben. Mocht iemand zich geroepen voelen om eens een kijkje te komen nemen of er meer over willen weten, dan kan dat natuurlijk altijd.
16
ARCHETYPE Etensaardigheden Bloedworst Een bloederige etensaardigheden deze keer. Voor alle fans en ook voor alle mensen die al gruwelen bij het idee, hier wat informatie én een authentiek recept voor heerlijke bloedworst. Voor de oudste bloed(worst)sporen moeten we terug tot bij de Romeinen. Apicius (25 vC.-37 nC.) tekent in zijn kookboek 'De re coquinaria' een recept voor bloedworst op. Voor middeleeuwse recepten moeten we een sprong maken tot in de 14de eeuw. Dan treffen we ze in twee kookboeken aan: zowel in 'Le mesnagier de Paris' als in de 'Viander de Taillevent' (voor de kenners). Het belangrijkste en meest typische bestanddeel in al deze recepten is vanzelfsprekend het bloed. Bij het slachten van een varken vangt men het bloed zorgvuldig op en blijft men er met de hand voortdurend in roeren om klonteren tegen te gaan. Bloed is zeer gevoelig voor bederf, daarom is het niet verwonderlijk dat we in de 13de-eeuwse regels van de Parijse koksgilde lezen:"...niemand in onze gilde mag bloedworst verkopen want dit is een gevaarlijk product (car c'est perilleuse viande)". Toch werd bloed in de middeleeuwse keuken regelmatig gebruikt. Met bloed kan je immers sausen dikken, ze bruin tot zwart kleuren en bovendien meer smaak geven!
'Nemt verckens speck snijt dat clijn teirlinghen (2,5 kg keel en buikspek) nemt dan ajuin (1 kg) clijn gesneden en laet hem eens koecken in vlees sop (bouillon) doet dat soo t samen in een sazsserolle en u bloet (1l) daer bij en wat soete melck (voeg ongeveer 250g in melk geweekt oud brood toe) naer propositie sout peper (muskaat) noten en folie en cruyjn naghels dat soo in de dermen gedaen maer ontrent alfvol anders souden sij bersten als sij gesoeijenen (gekookt) worden dan in soeijende water laten koecken en als sij beginnen te stijven met een elssel gaetkens doen in gepickeert om dat sij niet en souden bersten som. Latense soeijen tot datter geen bloet meer vuijt en compt'. Bronnen: http://www.ename974.org/Ndl/pagina/info_tijds chrift_15b.html Den volmaecten Cocke, Keukenboek der oud vermaerde abdije van Affligem bij Aelst, Ascania - Bibliotheek, nr. 32 1975
En dan nu het originele recept uit het 17de-eeuwse keukenboek 'Den volmaecten Cocke' van de abdij van Affligem. Voor de benodigdheden kan je bij de slager terecht.
17
ARCHETYPE Malawi, centraal Afrika, opgraven in een Heilig Bos Kim Spijker Zoals de meeste wellicht op een of andere manier hebben vernomen was ik deze zomer weer in verre oorden. Zelf had je er ook kunnen zitten, want het briefje dat de aanleiding voor wederom een zeer zonnig avontuur vormde, “Ervaren Opgraver gezocht”, hing lange tijd op het prikbord tegenover de postvakjes. Nu kan ik er mee inkomen dat de vaagheid van de rest van de tekst: “opgraven in een heilig bos, tropenbestendig, goed kunnende tekenen en in bezit van een rijbewijs. Kost en inwoning geboden, gegarandeerd een fantastische ervaring” misschien niet iedereen tot handelen aanspoorde. Mij interesseerde vooral het idee om weg te gaan, even niet aan mijn scriptie te denken en toch (archeologisch) bezig te zijn. Dat en het feit dat de naam Menno Welling mij niet helemaal onbekend voor kwam (oude mailrelatie m.b.t. mijn materiaalscriptie), maakte dat ik wél in de mail klom en nog geen week later een telefoontje uit Amerika ontving waarin de “deal” beklonken werd. Vanaf dat moment kwam ik terecht in een partij rare mailtjes (vele van jullie kennen waarschijnlijk het autoruit-in-handbagage-meenemen-verhaal), telefoontjes en ontmoetingen (hoe vaak ontmoet je eerst de moeder van een projectleider??), dit en de hongersnood in Malawi maakte dat ik er bijna vanaf moest zien (die eeuwige bezorgde vaders ook). Toch doorgezet en uiteindelijk stond ik dan na 24 uur reizen op Blantyre airport. Dit was al een avontuur op zich; veel te veel mensen in een te kleine aankomsthal, een bagageband van nog geen tien meter en wel honderd bagagekarretjes die alleen maar in de weg stonden. De opluchting van het uiteindelijk verkrijgen van mijn bagage vervaagde onmiddellijk toen ik besefte dat ik Menno en Suzanne (Leidse studente) helemaal niet meer voor de geest kon halen, zou ik ze wel herkennen?? Gelukkig was er maar 1 blanke (Muzunku) man. En voor ik het wist zat ik bibberend van de kou in de stromende regen in een voetbalstadion naar de wedstrijd Malawi-Zambia te kijken (3-1).
Na twee dagen verwarring en reizen waren we in Mbewe, de plek van de eerste surveys en opgravingen. Hier begon het avontuur pas echt. Suzanne en ik assisteerden bij de opgravingen, surveys en het antropologisch onderzoek naar offeren bewoningsplaatsen van het Lundu koninkrijk in det Lower Shire Valley. Het onderzoek bleek zeer actueel, vanwege het feit dat de laatste Lundu een jaar geleden was overleden en er een nieuwe verkozen moest worden. Omdat het via vrouwelijke lijn overerft wisten de Chiefs zelf niet zo goed wie ze moesten aanwijzen. Menno werd in politieke spelletjes betroken in de hoop dat hij de juiste man zou aanwijzen. Er werd zes dagen per week opgegraven en de zevende dag was een verkapte rustdag waarop toch nog het nodige antropologische werk werd verricht. In no-time werden we bekend gemaakt met de methoden en technieken van de opgraving en moesten we deze kennis overdragen aan de andere medewerkers. Twee mannen van de Department of Antiquities (deze mannen kwamen het dichts bij archeologen in Malawi, hoewel ze in dieptes opgraven ipv contexten en dus niet begrepen dat je in Nederland tien cm kan opgraven en een prehistorische site te pakken hebben terwijl een stadsopgraving drie meter diep nog middeleeuws kan zijn) en een handvol lokale jongens die ons met de zware arbeid hielpen. Ik had de leiding over een van de opgravingsputten en was ’s avonds verantwoordelijk voor het tekenen van de opgegraven objecten. Opgraven in de tropen is een iets andere bezigheid dan in Nederland, je kunt niets zonder lokale arbeiders beginnen, je moet mensen hebben die het zware werk doen, want door de hitte en de onwennige gereedschappen kun je het zelf niet bolwerken. Dit maakte dat ik me af en toe een beetje een koloniaal voelde, nergens voor nodig want gedienstigheid en hiërarchie zit heel diep in de cultuur verweven. We verbleven de eerste twee weken in een chalet in het National Game Park Lengwe, hier was (af en toe) stromend water en elektriciteit. De andere vier weken sliepen Suzanne en ik in een tentje, omdat gemengd slapen uit den boze is in Malawi en er maar één slaapkamer was voor de drie heren in het gezelschap. Op deze locatie was bovendien geen stromend water of elektriciteit wat het werk ’s
18
ARCHETYPE avonds wat moeilijk maakte, bij de koplampen van de auto of kaarslicht. Ik kan je vertellen dat kleurbeschrijvingen van scherven dan erg creatief worden. Daar tegenover stond wel dat we een kok en een hulpje in dienst hadden die al het huishoudelijke werk voor ons deden. Waaronder onze kleding met een ouderwets strijkijzer op kooltjes strijken! We kwamen op plekken waar blanken geen normale verschijning vormen. Kinderen omzwermden ons constant, volwassenen wilden met ons praten wat af en toe lastig was omdat ze geen Engels spraken en wij maar zeer weinig Chichewa. Bovendien was de status van de Suzanne en mij een beetje vaag. We zijn vrouwen, maar niet in Malawiaanse begrippen, omdat we geleerd zijn, gast zijn, blank en een broek droegen. In het begin ging men dan ook heel erg beleefd met ons om, we werden aangesproken in de allerhoogste beleefdheidsvorm en mochten op stoelen plaats nemen. Later, wanneer onze aanwezigheid meer en meer normaal werd, moesten we naast de vrouwen op de mat zitten en waren we minder belangrijk dan de mannen. Gelukkig veranderde deze situatie al snel toen we (vanwege het onderzoek) geïnitieerd werden in het geheime genootschap van de Nyau. Toch bleef het moeilijk om te zien hoe de vrouwen veel werk verrichten en de mannen nauwelijks iets uitvoeren. Kinderen van vier dragen hun kleinere broertjes of zusjes achter op hun rug terwijl ze water halen bij de pomp, er is zeer weinig voedsel door de aanhoudende droogte en het importbeleid van de huidige president. Ik moest wel even wennen aan de armoede en honger om me heen. Toch ben ik “blij” dat ik dit heb gezien, dat ik nu uit eigen ervaring weet wat honger betekent en AIDS.
Door ons antropologisch onderzoek heb ik heel veel geleerd over de cultuur en de politieke strubbelingen waarmee men hier zelfs in de bush kampt. Het systeem van chiefs, village-headmen, group-village-headmen, TA’s (Traditional Autorities) de kerk en dan uiteindelijk ergens de erkenning van de landelijke politiek is haast ondoorgrondelijk voor de gewone man, deze moet naar zijn chief om daar inzicht in te krijgen. Het land druipt van corruptie, wat al zeer laag in rang begint. Police roadblocks zijn er voornamelijk om de kleine man te irriteren en van zijn moeizaam verdiende geld te beroven. Als “rijke”westerling heb je van dat soort dingen weinig last omdat de bedragen die ze vragen voor ons niet al te hoog zijn. Bovendien waren wij blanken en reden we in een auto met een kerkelijk logo wat nogal wat deuren opende. Vooral de surveys hebben veel meer dan verwacht opgeleverd, de opgravingen wat minder (19e eeuwse bewoning ipv 17e eeuwse), maar dat was te verwachten van een eerste poging. Er volgen nog twee graaf/survey campagnes waarin vooral aandacht is voor het opgraven van de Thyolo offerplek, hier hebben we dit jaar 76 vakken van 4 X 4 meter 1:20 ingetekend, vol met hele en halve potten. Er is dus nog hulp genoeg nodig!! Houdt het prikbord dit voorjaar in de gaten!!
Het land zelf is ontzettend mooi! De bergen die mij als Nederlandse toch al enorm imponeren zijn zo groots en de wild life parken zitten vol met bedreigde diersoorten. Wat maakt het uit dat er ‘s avonds geen ander licht dan kaarslicht is, wanneer je ’s ochtends wakker wordt met aapjes en de mooiste vlinders ter wereld. Zelfs stromend water mis je niet als je tijdens zonsondergang een bushdouche neemt met uitzicht op een prachtige vallei. De mensen zijn heel vriendelijk en willen je helpen ondanks het feit dat ze zelf helemaal niets hebben.
19
ARCHETYPE SOJA 2002: Een impressie Op zaterdag 26 oktober jl. vond in enkele zalen van de Leidse universiteit een bijzonder evenement plaats: het Symposium Onderzoek Jonge Archeologen, kortweg het SOJA. Het idee voor SOJA was al een paar jaar oud, maar nu was het dan daadwerkelijk omgezet in actie. Zoals de website schreef: SOJA is een initiatief dat jonge archeologen de kans biedt om hun lopende of onlangs afgeronde onderzoek te presenteren en ter discussie te stellen. Op die manier willen we proberen te voorkomen dat interessant onderzoek onbekend blijft bij een groter publiek. Een presentatie op SOJA kan zo een stimulans zijn om dat onderzoek te publiceren. Om zoveel mogelijk jonge archeologen de kans te bieden om hun verhaal te doen, is gekozen voor een symposium met parallelle sessies. Binnen een sessie brengen we lezingen (elk 20-25 minuten) met een verwant thema bij elkaar om te komen tot een zinvolle discussie. Ter afsluiting zou een forumdiscussie plaatsvinden over de situatie en toekomst van jonge archeologen. Aldus geschiedde… Hieronder vind je een impressie van zowel sprekers als bezoekers uit het Amsterdamse. Om zoveel mogelijk jonge archeologen de kans te bieden om hun verhaal te doen, was het symposium verdeeld in parallelle sessies. Binnen een sessie (Metaaltijden Nederland/België, Romeins Italië, Indiaans Amerika en Afrika, Romeinse tijd en middeleeuwen Nederland/België, Nabije Oosten en diversen ) waren er zo’n 3 tot 4 lezingen. Het verwante thema binnen de sessies zorgde voor een zinvolle discussie achteraf. Enkele van deze lezingen werden door ons niet onbekende jonge archeologen gehouden. -
-
Tesse Stek (Universiteit van Amsterdam): Italische heiligdommen. Regionale verschillen in romanisering, deel II. Jasper de Bruin (Universiteit van Amsterdam): De Romeinse bewoningsgeschiedenis van zuidelijk Zuid-Holland.
-
-
-
Hans Koopmanschap (Universiteit van Amsterdam): Kasteelterrein Teylingen: achterstand en toekomst. Anton Cruysheer (Vrije Universiteit Amsterdam): Archeologisch erfgoed en publiekspresentatie. Menno Welling (Universiteit Leiden/zie Terug van weggeweest, elders in deze Archetype): Van heilige wouden en doorboorde potten. Lopend onderzoek naar de ideologische onderbouwing van het Lundu koninkrijk in de Shire Vallei van Zuid Malawi, c.1500-1867.
Menno Welling deed een poging om binnen twintig minuten het omvangrijke onderzoek in Malawi uit de doeken te doen. De meeste aanwezigen waren blijven zitten na de vorige lezing, oude bekenden van Menno of door mij gestimuleerd te gaan luisteren. Bijna niemand was in staat om de essentie van het onderzoek te bevatten, dit vooral door de overvloed van Afrikaanse namen en termen. Het onderzoek is niet alleen archeologisch, het omvat tevens antropologie, orale geschiedenis en onderzoek naar handels en productienetwerken. Het beoogt het verschil tussen politieke en sacrale machten te achterhalen én het Lundu koninkrijk bekender te maken bij de lokale mensen en de rest van de wereld, zeer veel omvattend dus. Zelf wist ik ook niet waaraan ik begon toen ik naar Malawi trok, toch hebben de toehoorders een aantal mooie plaatjes gezien en iets meegekregen van de werkmethoden in Afrika. Het jammere van de tegelijk lopende sessies was dat de iets breder geïnteresseerde niet in staat was om alles wat je wilde zien ook echt te kunnen bekijken (de drie onderste “bekenden” stonden bijvoorbeeld tegelijk hun verhaal te houden). Kim Spijker Het SOJA: een symposium om je hart bij op te halen. Een jonge generatie archeologen met allemaal frisse ideeën en vooral ook vragen. Enthousiaste plannen en brainstormsessies knetteren in het rond. In de drie verschillende zalen nemen maar liefst 18 studerende of net afgestudeerde archeologen het woord en vertellen over hun onderzoek. Allerlei verschillende onderwerpen passeren de revue: van onderzoek naar het
20
ARCHETYPE Romeinse individubegrip op basis van keizerlijke portretkunst tot de reconstructie van gebruikssporen op werktuigen van koraal. Ondanks al die verscheidenheid lijkt iedereen bevangen door dezelfde soort vragen; onderwezen in de kennis dat archeologische resten meer dan alleen technische en economische betekenissen hebben gehad, is de worsteling bij het aanwenden van die kennis op een correcte en vruchtbare manier een thema dat in allerlei hoedanigheden terugkeert. De organisatie van het geheel is verbluffend professioneel, de borrel achteraf de kroon op het werk van velen. Op de vraag, tijdens het eindforum, wie er volgend jaar zou willen spreken, steekt maar liefst de helft van de mensen hun vinger op; een ontroerend, bemoedigend en stimulerend aanzicht. Ik kijk ernaar uit! Maartje Hoogsteyns Het symposium dat SOJA vormt is denk ik hard nodig. Voor aankomende en beginnende studenten is het prettig om te merken dat je niet als een roepende in de woestijn bezig bent: er zijn meer studenten die zich door de laatste loodjes van hun studie moeten werken en veel van de problemen die men daarbij tegenkomt zijn vergelijkbaar. Ook om voor (de meeste) de eerste keer ervaring op te doen met het spreken voor een grote groep mensen van wie je het niveau en kennis niet precies kunt inschatten is SOJA in feite onmisbaar. De verschillende lezingen die werden gehouden lieten eens te meer zien dat het potentieel van de universiteiten aan jonge onderzoekers enorm is. Binnen een kleine groep mensen die zich in Nederland met de archeologie bezig houdt is dit potentieel hard nodig. Het zou dan ook geweldig zijn wanneer de universiteiten in de komende jaren SOJA nog meer kunnen bijstaan (ook financieel) dan ze dat bij deze eerste editie al deden. SOJA is naar mijn mening op de bewuste zaterdag een waardevol verlengstuk gebleken van onze studie en dit is een gevoel dat meer studenten hadden, bleek al snel tijdens de borrel. Onderwerpen liepen uiteen van vroege bronstijdnederzettingen tot tonwaterputten aan de Vlaamse Westkust. Juist die spreiding liet zien wat de verschillende studieverenigingen in huis hebben; een breed opgezet onderzoeksveld waar er voor
ieder onderwerp wel enthousiasme te vinden is. De forumdiscussie aan het einde van het symposium gaf eens te meer te kennen dat er behoefte is aan duidelijkheid. Niet alleen vanuit de studenten, maar eigenlijk vanuit de hele archeologiesector. Wat daar pijnlijk door enkele sprekers aan het licht werd gebracht was dat de Nederlandse Archeologie onder Malta en onder het interim-beleid een beetje haar oorspronkelijke doelstelling verloren heeft. Tijdens een anderhalf uur durende discussie werd eigenlijk niet een keer gesproken over datgene waarom de meeste aan de studie archeologie zijn begonnen: enthousiasme voor het verleden en de spanning om dit verleden tastbaar bloot te leggen. Hopelijk mag SOJA de komende jaren uitgroeien tot een turbulent symposium waar vooral dit enthousiasme kan groeien, vormgegeven binnen de wetenschappelijke kaders waarbinnen archeologie bedreven kan worden. Veel Succes! Hans Koopmanschap Als afsluiting was dus de forumdiscussie gepland. Van tevoren was een drietal discussiepunten voorgesteld: de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt: de BA/MA-structuur; het beroepsregister en de kwaliteit van jonge archeologen en als laatste de onderzoeks- en publicatiemogelijkheden voor jonge archeologen. Als discussieleider had de organisatie Cees Koot (projectcoördinator Harnaschpolder) gevraagd, wat een goede keus bleek. Tijdens de discussie (de zaal zelf was het forum) werd al gauw duidelijk welke onvrede en onduidelijkheid er heerst onder studenten en pasafgestudeerden. Zo was er veel kritiek op het huidige opleidingsniveau en de afstemming op functies van de ‘archeologische markt’, zoals het verschil tussen senior veldtechnicus en junior veldarcheloog. Tot frustratie van prof. Wil Roebroeks bleek ‘de markt’ een onderwerp Joep Hendriks
21
ARCHETYPE Agenda TENTOONSTELLINGEN Stadhuis van Den Haag - t/m 22 november 2002 Achter de scherven van archeologie
Drents Museum, Assen - t/m 24 november 2002 Baardmannen en puntneuzen. Pre-industrieel design in steengoed
Museum De Korenschuur, Loosduinen - t/m 1 december 2002 Archeologie in Loosduinen Het Nederlands Muntmuseum, Utrecht - t/m 8 januari 2003 Van Mokka tot Deshima. Het geld van de VOC en haar Europese concurrenten
CONGRESSEN EN STUDIEDAGEN Amsterdam - 13 december 2002 Romeinendag
Voor de achtste keer organiseert het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit in samenwerking met ARCHON de Romeinendag. Tijdens deze jaarlijkse contactdag van Nederlandse en Vlaamse archeologen wordt lopend onderzoek gepresenteerd op het gebied van de provinciaalRomeinse archeologie. De lezingendag vindt plaats op de campus van de VU. Het symposium vangt aan om 10.00 uur en de toegang is gratis. Inlichtingen: VU, Ton Derks, 020-444 64 38,
[email protected] voor aanmelding
[email protected]
Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, Leiden - t/m 12 januari 2003 Binnenlopen. Privé-handel en smokkel in het kielzog van de VOC
Museum Het Valkhof, Nijmegen - t/m 26 januari 2003 Reconstructies van verdwenen architectuur: Romeins Nijmegen in Opstand Rijksmuseum van Oudheden, Leiden - t/m 9
Amsterdam - 10 januari 2003 Archeologie en Theorie
Het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit organiseert, in samenwerking met de Stichting Archaelogical Dialogues, op 10 januari het twaalfde Symposium Theorie en archeologie. Het symposium wordt gehouden in het klein auditorium van het Hoofdgebouw aan de De Boelelaan 1105. Nadere details over inschrijving en programma volgen spoedig.
maart 2003 Bronnen van inspiratie
Inlichtingen: VU, Ton Derks, 020-444 64 38,
[email protected]
Archeologisch Museum Haarlem - t/m 11 mei 2003 Spitten aan het Spaarne: archeologisch onderzoek onder het Gravinnehof in Haarlem
Leicester - 3 t/m 6 april 2003 Theoretical Roman Archaeology Conference
Archeologisch Centrum C.W. Bruinvis,
Groningen - 15 t/m 17 april 2003 Conference on Italian Archaeology
Alkmaar - t/m 2003 Gebruikt en Gebroken
Wenen (Oostenrijk) - 27 t/m 31 augustus 2003 International Roman Military Equipment Conference Pécs (Hongarije) - 1 t/m 8 september 2003 International Conference of Roman Frontier Studies
22