ARCHETYPE
REDACTIONEEL Weer een nieuwe Archetype, wat gaat de tijd toch snel! Is iedereen al uitgegraven? We hebben in ieder geval weer leuke opgravingsverhalen ontvangen. Wij (Anouk en Marlous) zijn net terug van de buitenlandse excursie, een veertiendaags avontuur in Zuid-Duitsland en Zwitserland, waarover Menno van den Berg jullie meer kan vertellen. Natuurlijk hebben we weer Arche facts, een huishoudelijke mededeling van Trilithon, een kritische noot over het onderwijs, en een heerlijk recept! Helaas heeft Tafkak de Beer ditmaal niets van zichzelf laten horen... op vakantie misschien? Hopelijk mogen we ook de volgende keer weer op jullie medewerking rekenen. Hieronder staat de aankondiging van de ALV van Trilithon: Trilithon spreekt: Op 15 november is er weer eens een Algemene Leden Vergadering van studievereniging Trilithon, in A1.08! Om 19:30 overleggen we over: • • • •
nieuwe bestuursleden & actievelingen feedback van studenten activiteiten en doelstellingen van de vereniging overige interessante en minder interessante issues
Aansluitend aan de vergadering is er een borrel met een gratis consumptie voor mensen die aanwezig zijn op de ALV. Tot op de ALV! OPROEP: Wij zijn opzoek naar studenten die ons willen helpen bij het maken van de Archetype. Volgend jaar hebben wij waarschijnlijk (bijna) geen tijd om er aandacht aan te besteden. De toekomst van de Archetype hangt van jullie af! Ook willen wij aan onze Mediterrane' mede studenten vragen, of zij misschien zin hebben om in de Archetype te schrijven. De Archetype vwrdt nu alleen door `Europese' studenten benaderd Met vriendelijke groeten, Anouk en Marlous, de redactie van de Archetype
NOVEMBER 2001 - 2
Op de omslag: "Badhuis, wijn en liefde zijn het die onze lichamen slopen, maar wat kan het leven zijn zonder badhuis, liefde en wijn!" (graffiti in Pompei) Jan Peter Pals bij de Federsee, luchtfoto van Augusta Raurica (Augst, Zwitserland), Xanten (de Haventempel), Munchen, groepsfoto 3de en 4de jaars studenten op Buitenlandse Excursie.
November 2001 Jaargang •, nu mmer 1
INHOUD
5
COLOFON Redactioneel
2
Opgravingen - Zutphen Leesten - Oost - Vlaardingen - Gennep - Xanten
4 6 7 8
Uit het nieuws
9
Arche- Facts I Overzicht van gevonden pijpmateriaal uit de Hoogstraat te Werkendam, mei - juni 1999
10
Etensaardigheden - Pastey
14
Keuze al gemaakt ?
14
Van Weggeweest - E en nieuwe oogst uit de proeftuin van de archeologische monumentenzorg - Buitenlandse Excursie 2001
14 17
Nieuw van bimen - Een kritische noot aan het onderwijsfront
22
Arche -
23
facts II -Twee Terra Sigillata scherven uit Forum Hadriani
Aankondiging - Syllabi verkoop van Trilithon
27
Agenda
28
De Archetype is een uitgave van Trllithon, gemaakt voo en door studenten Archeologie' van de Universiteit van Amsterdam. De Archetype verschijnt gemiddeld drie keer per jaar, in een oplage van circa 250 stuks. Hoofdredactie: Marlous van Domburg Anouk Veldman Redactie: Menno van den Berg, Arjar den Braven, Jasper de Bruin, Marlous van Domburg, joep Hendriks, Hans Koopmanschap, Mieke Tolboom, Rein van' Veer, Anouk Veldman, Aleike van der Venne, Victor X, Janneke Zuyderwyk. Eindredactie: Marlous van Domburg Anouk Veldman Kopij: Voor 23-01-02 inleveren. Liefst per e-mail of op flop. We hebben een map voor kopij in het Trilithonbakje. Redactieadres: AAC / t.av. Archetype N ieuwr P rinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected] [email protected] Niets uit deze uitgave mag gekopieerd wo rden zonder toestemming van de redactie.
ARCHETYPE Opgravingen Zutphen Leesten - Oost Ten zuidoosten van Zutphen is vanaf circa 1990 grootschalige stadsuitbreiding in de maak. De bouw van deze nieuwe wijk Leesten is opgedeeld in vier deelplannen, waarvan de eerste drie al gerealiseerd zijn. Aan deelplan Leesten Oost wordt momenteel gewerkt en moet in 2015 gerealiseerd zijn. Archeologische en landschappelijke waarden die mogelijk in het betreffende gebied aanwezig zijn, zullen door de nieuwbouw voor altijd worden vernietigd. Daarom is onderzoek gedaan naar de archeologische waarden in het gebied. 1
Ajb. 1: Zutphen en omgeving. De licht getinte delen zijn de hogere zandgronden, de donker getinte delen zijn lager gelegen terreinen. (bron: Topografische en Militaire Kaart, 1852)
Het landschap De ondergrond van Leesten en omgeving bestaat voornamelijk uit afzettingen die in de periode vóór de voorlaatste ijstijd (300.000100.000 BC) door de voorloper van de huidige Rijn zijn afgezet. Deze stroomde destijds naar het noorden en boog pas af naar het westen na de voorlaatste ijstijd, doordat de gevormde stuwwallen de stroom naar het noorden belemmerden. Tijdens de laatste ijstijd (50.000-12.000 BC) heerste een toendra klimaat. Er was amper vegetatie aanwezig waardoor het aanwezige zand onder invloed van de wind verstoof. Dit dekzand hoopte zich op waardoor in het landschap verschillende 1
Groothedde 1996, p. 11
NOVEMBER 2001 - 4
dekzandruggen ontstonden. De Ussel stroomde op dat moment ten westen van de dekzandruggen. Door de voornamelijk westenwind werden ten oosten van de IJssel de rivierafzettingen van de IJssel opgeworpen tot rivierduinen. Op de overgang van de rivierafzettingen en de dekzandruggen is Leesten gelegen (zie afb. l). 2 De voorgaande opgravingscampagnes Op basis van de landschappelijke kenmerken en gedane vondsten tijdens veldverkenningen door amateur-archeologen in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, leek de kans groot dat in het gebied waarin de nieuwe stadswijk stond gepland, resten van menselijke bewoning in de bodem aanwezig zijn. In de jaren negentig zijn daarom enkele opgravingscampagnes uitgevoerd die deze verwachting bevestigden. Sporen en vondsten dateren uit verschillende perioden. Het gebied lijkt vooral tijdens de Midden en Vroege IJzertijd bewoond te zijn geweest. Het huidige opgravingsterrein is gelegen in het oostelijk deel van de Leestense enk, ter hoogte van de Looërenkweg, naast een asielzoekerscentrum (een aantal bewoners stond te popelen om mee te mogen helpen). Men achtte de kans groot dat de soorten sporen en vondsten uit de voorgaande campagnes zich ook zouden voordoen op de Looërenk. Om een indicatie te krijgen van de mate van verspreiding van de sporen en vondsten, is in 2000 met behulp van proefsleuven het terrein onderzocht (periode oktober - december). Op basis van de gegevens die hieruit voortkwamen, is de strategie van de huidige opgravingscampagne opgezet. Voorlopige resultaten De opgraving ging van start op 11 juni 2001. De eerste drie weken van de opgraving hebben meer sporen en vondsten opgeleverd dan van tevoren was verwacht. Tijdens de aanleg van de werkputten zijn verschillende concentraties houtskool aangetroffen in de middeleeuwse akkerlaag, net boven het niveau waarop de vlakken worden aangelegd. Het lijken brandkuilen te zijn geweest, aangezien het zand eronder rood verkleurd is.
2
Kleij 1996, p. 19
ARCHETYPE De sporen en vondsten in de eerste drie weken van de opgraving leveren een algemeen beeld op van bewoning uit de Bronstijd en Uzertijd en mogelijk resten van een jachtkampje uit het Mesolithicum. Er zijn mogelijk enkele aardewerk-fragmenten uit het Neolithicum aangetroffen. Met de Bronstijd beginnen de bewoningssporen toe te nemen. Er zijn een aantal donkerbruine kuilen van één meter doorsnede met bronstijdaardewerk, vuursteen en kooksteen aangetroffen. Deze combinatie van doorsnede van de kuil en de soorten vondsten lijken typisch te zijn voor de Bronstijd. 3 Al vrij gauw kwam de noordwest zijde van een boerderij plattegrond uit de Uzertijd uit het oostprofiel van werkput 69 zetten. De sporen bleken mooi aan te sluiten aan de sporen in de proefsleuf van het jaar daarvoor. De beslissing om de werkput te verbreden om de rest van de plattegrond in het vlak te krijgen was snel gemaakt. De boerderijplattegrond (circa 8x15 m, zie afbeelding 2) bleek kort genoeg om niet onder de Looërenkweg door te lopen, zodat we hem in zijn geheel konden opgraven.
Afb. 2: Plattegrond IJzertijd boerderij (schaal klopt niet)
De plattegrond laat zien dat de boerderij vrij compleet in het vlak is aangetroffen. De boerderij is vierbeukig en heeft een dubbele rij palen langs de wand. Aan de noordwest zijde van de boerderij is de buitenste rij palen verbonden met de wandgreppel, aan de zuidoost zijde is dit niet het geval. Wellicht is halverwege de beide langste zijden van de plattegrond de toegang tot de boerderij, gezien de grotere tussenruimte tussen de buitenste rij palen. Of de sporen buiten de zuidoostwand bij
3
de plattegrond horen is niet duidelijk. De wandgreppel is vrijwel ononderbroken. Op basis van aardewerkfragmenten uit de paalkuilen en de wandgreppel, kan de boerderij gedateerd worden in de 6 de-5 de eeuw v.Chr. Er bleken diepe, brede paalsporen in te zitten en in de bodem van de zuidoostwand waren de dunnere paaltjes, waartussen het vlechtwerk geconstrueerd moet zijn, goed te zien. In werkput 72 leek in eerste instantie ook een boerderij plattegrond te zitten, waarvan het noordoostelijk deel tweebeukig en het zuidwestelijk deel driebeukig is. Later bleken de twee paalsporen in het noordoostelijk deel geen paalsporen te zijn, maar bronstijdkuilen. De overige zes sporen bleken weldegelijk goede, diepe paalsporen te zijn die samen een bouwwerk van circa 3x6 m vormen. Uit een aantal paalsporen kwam Uzertijd aardewerk naar boven. Het einde van mijn opgravingsperiode aldaar betekende niet het einde van de opgraving. Ook na mijn vertrek bleek het verschijnen van sporen en vondsten zich te continueren. Verschillende door elkaar heen liggende boerderij plattegronden en hoge concentraties vuursteen in combinatie met heet weer hebben nog tot flinke wanhoop geleid. Literatuur Groothedde, M., Een nieuwe stad in oud land, In: Groothedde, M. (red.), 1996, Leesten en Eme. Archeologisch en historisch onderzoek naar verdwenen buurschappen bij Zutphen, Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek, p. 11-17 Kleij, G. van der, Het vuursteen in de Ooyerhoek, In: Groothedde, M. (red.), 1996, Leesten en Eme. Archeologisch en historisch onderzoek naar verdwenen buurschappen bij Zutphen, Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek, p. 19-35 Mieke Tolboom
mondelinge mededeling Bert Groenewoudt
NOVEMBER 2001 -5
ARCHETYPE Vlaardingen Opgraven in de mest Dat aan opgraven af en toe een luchtje zit is algemeen bekend. Vaak genoeg komen bij het opentrekken van de put de dieselgeuren of anders, je al vrolijk tegemoet waaien. Anders wordt het wanneer je de uitgelezen kans krijgt om tot zes meter onder het straatniveau de Middeleeuwse stront in te duiken! Van mei tot begin augustus werd door het VLAK (Vlaardings Archeologie Kantoor) onder leiding van drs. T. de Ridder en drs. M. Defilet het perceel Douwes Erves opgegraven. Dit perceel, dat nog net binnen de historische kern van Vlaardingen ligt, werd opgegraven omdat hier nieuwbouw van een aantaal appartementen gepland stond. Aan de `Korte dijk' waaraan het grenst werden binnen hetzelfde project ook nog een tweetal andere locaties onderzocht.
Opgraving Vlaardingen
Het eerste wat men tegenkwam was de fundering van een tweetal huizen die in de Nieuwe Tijd geplaatst kunnen worden. De vermoedelijke stichtingsdatum ligt in het begin van de zeventiende eeuw. Later werden er nog de nodige uitbreidingen aan de beide panden aangebouwd. Na een maand waren de muren gedocumenteerd en werden ze machinaal verwijderd, om ten einde ook de lager gelegen periodes te onderzoeken. De bouw van een ondergrondse parkeergarage bij de appartementen maakte dit noodzakelijk. Uiteindelijk zou er tot iets meer dan zes meter onder het straatniveau worden gegraven.
NOVEMBER 2001 - 6
En toen begon de ellende. Duidelijk welriekende grond liet niets aan de verbeelding over: mest! Een gestort mestpakket van op sommige plaatsen meer dan anderhalve meter dik, werd hap voor hap op de stort gelegd. Omdat de opgraving werd uitgevoerd middels een sleuf van meer dan dertig meter lang maar slechts zes meter breed, en het noodzakelijke "trappen" van het profiel tegen instortingsgevaar, was er in de put zelf geen plaats om deze mest te onderzoeken op vondsten. Daarom werd het pakket met de kraan bak voor bak naar de stort vervoerd waar het per laag werd neergelegd. De vondsten die eruit kwamen waren werkelijk om te smullen. Vol enthousiasme en trots werd de eerste leren zool van een Middeleeuwse schoen van het mes van de bak gehaald. Twee weken later werd het zoveelste zooltje nog net even uit de bak gevist, met een instelling van: "ach, die zullen we ook maar eens meenemen". Naast dus een enorme hoeveelheid leren zool(fragmenten) kwam er een variëteit aan andere organische vondsten aan het licht. Kilo's vismateriaal, variërend van kauwplaatjes, kieuwdeksels, graten, wervels en wat al niet meer zich in een vis kan bevinden. Er was zodanig veel van het materiaal dat men het deels bemonsterd heeft, maar helaas ook het nodige materiaal definitief heeft afgevoerd naar de stort. Naast het kleine vismateriaal waren er natuurlijk ook de nodige normale dierlijke resten. Hoewel slachtsporen meestal in het veld niet direct te zien waren, mag gezien het totale complex aan botmateriaal worden verondersteld dat het hier gaat om geconsumeerd vlees. De vondst van een zogenaamde oesdop paste wonderwel binnen de opgraving, want twee dagen na de vondst van een oesdop werd ook een mogelijk bijbehorend leren paardentuig gevonden. Tussen het dierlijk botmateriaal is ook een benen kam tevoorschijn gekomen, vervaardigd uit een tibia van een rund. Hoewel twee tanden hiervan misten werd de kam direct in plastic verpakt en apart gelegd om naar het lab te worden gestuurd. Het is tijdens een vorige opgraving namelijk gelukt om tussen de tanden van een kam Nederlands oudste vlo te ontdekken. Wie weet wat voor microfauna tussen deze tanden te voorschijn gaat komen.
ARCHETYPE de kerk, stond het vaste NAP-punt op het opgravingsterrein en was de lokale bevolking inmiddels aan de vreemde archeologen gewend. De echte start vond plaats met een bezoek aan het café op de hoek, alwaar we de rest van de campagne dikwijls te vinden zouden zijn. Deze week sliepen we nog in een vrij krappe caravan. De volgende weken zou het iets beter zijn: in een groepshuis voor 20 personen konden we ons met zo'n 4 personen best vermaken. Het rollenpatroon kwam hier goed tot uiting. André wist elke keer overal goed onderuit te komen. (zijn kookkunsten beperkten zich voornamelijk tot het zoeken naar Chinees, snackbar en Griek)
De zeester uit Vlaardingen
De meest aparte vondst werd bij de aanleg van het vierde vlak gedaan. Stomverbaasd kwam er van onder de bak namelijk een complete en gave zeester tevoorschijn. Hoewel direct na blootlegging het verval het zeediertje intrad, stond menigeen verbaasd te kijken naar de gaafheid van de zeester. Het werd direct gefotografeerd en geborgen uit de put. Na een uur was het verval al zo ver gevorderd dat er van het fris ogende vijfpuntertje al vrij weinig herkenbaars was overgebleven. Maar het zou toch een van de aparte vondsten van deze opgraving blijven. Gennep in vroeger tijden
Hans Koopmanschap
Gennep
L imburgse aardbeienvlaai haalt studenten uit de put Verslag AAC/ROB-opgraving in Gennep 5 juni vertrok de harde kern van de opgraving in Gennep (te weten André, Aleike en Marlous) naar dit lieflijke Limburgse plaatsje. Aangekomen op de plaats van bestemming verstoorden we de ochtendrust van Henk, die op een muurtje in het zonnetje zat te wachten. Alle belangrijke personen waren nu aanwezig (sorry, Michael ook nog); alleen de sleutel om op het terrein te komen ontbrak nog. Na 10 rondjes door Gennep, 3 rondjes om de kerk en een aantal keer op en neer van opgraving naar
De tweede dag begon de opgraving pas echt goed. Uit een voorafgaand booronderzoek op het terrein van voormalig café `De Kastanjeboom' kwam naar voren dat er een stadsgracht aanwezig was. Verder zouden we mogelijk te maken kunnen krijgen met het Romeinse grafveld dat professor Bogaers in de 50-er jaren heeft opgegraven. We vonden inderdaad de stadsgracht, echter voornamelijk opgevuld met laat-Middeleeuws en recent materiaal. Volgens bronnen moet de gracht echter al uit de 14' eeuw stammen. Bovendien kwamen grondsporen te voorschijn van een aanvals-verdedigingswerk uit de BelgischHollandse oorlog. Verder werden op het gehele terrein sporen van kleiwinningsputten aangetroffen. De uitloop van het Romeinse grafveld is niet gevonden, hoewel dit best kon liggen aan het feit dat we niet dieper dan 3 meter mochten gaan, wegens instortingsgevaar NOVEMBER 2001 - 7
ARCHETYPE van de naastgelegen weg. (een vrachtwagen begraven is toch niet echt de bedoeling) Voor de plaatselijke krant was het opgraven van een 150 jaar oud rund (voor André zijn privécollectie) het meest interessante aspect van deze campagne. Zoals op alle opgravingen, kwamen op het laatst nog oudere sporen naar boven, waardoor de opgraving met twee dagen werd verlengd. Nu ging het tekenen volgens André opeens niet snel genoeg meer, dus we lieten het aan onze gestresste vriend om te tonen dat hij het beter zou kunnen. Wat de sporen die de laatste dagen naar boven kwamen te betekenen hadden, bleef onduidelijk. Ondanks het feit dat er weinig gevonden werd en het in de put zitten wel erg veel energie kostte, haalde de aardbeienvlaai ons bijna iedere middag er weer uit om weer veel nieuwe dingen te leren!
De doelstelling van deze campagne was om onder andere de grootte van het gouverneurspaleis (= Verwaltungspalast) vast te stellen (misschien 3 insulae groot in plaats van 2)(1 insula = 100 bij 100 meter). In 1970 heeft onder andere bij het gouverneurspaleis een kleine opgraving plaatsgevonden, maar
Aleike van der Venne & Marlous van Domburg
Xanten Colonia Ulpia Traiana 2001 In samenwerking met het APX (= Archdologisch Park Xanten) heeft het AAC dit jaar (10-09-01 tot 05-10-01) opgegraven in Xanten. Het is de bedoeling dat deze samenwerking nog zeker vier jaar zal duren. Dit jaar hebben we in insulae IV en XI (zie figuur 1) opgegraven. Er zijn in totaal vier werkputten opengelegd.
Thermen (APX)
NOVEMBER 2001- 8
Plattegrond Colonia Ulpia Traiana
bijna alle gegevens ontbreken hierover. Het enige wat we van die opgraving weten is dat er muurwerk is gevonden, dat zou betekenen dat het gouverneurspaleis 3 insulae lang is geweest. Wij wilden deze bewering controleren, omdat wij eraan twijfelen of die muurwerken wel echt gevonden zijn. Wij wilden ook de vierde en vijfde eeuwse grachten onderzoeken op inhoud en datering. Er zijn namelijk maar weinig vierde en vijfde eeuwse vondsten bekend uit het APX. Een andere doelstelling was om pre-colonia bewoning te vinden, die in dit stuk van de colonia nog niet gevonden was. We waren deze weken met gemiddeld acht studenten in de werkputten aan het werk. We hebben tot nu toe nog geen echte bewijzen gevonden voor het doorlopen van het gouverneurspaleis. Maar op de een na laatste dag van de opgraving troffen we een houtconstructie aan in een van de grachten. Dit zou eventueel te maken hebben gehad met het gouverneurspaleis of een ander gebouw. We kunnen hier pas volgend jaar mee verder. Ook hebben wij waarschijnlijk pre-colonia
ARCHETYPE bewoning (tussen de twee grachten) gevonden. We hebben jammer genoeg nog geen duidelijke vondsten uit de vierde en vijfde eeuw.
Dweilen met de kraan open? We moesten alles op de Xantener manier opgraven, documenteren en tekenen. Een werkput wordt door een machine opengelegd tot op het vlak dat er sporen enigszins zichtbaar zijn. Hier wordt verder alles met de hand eruit gehaald, ook als dit betekent datje nog twee meter dieper moet. Verder was schaven met een schep niet aan de orde, omdat de grond zeer lmig en kleiig is. We hebben, net als onze Duitse collegae, gewerkt met troffels. De tekeningen werden op A3 - papier gemaakt en ook ingekleurd. Hun spoorformulieren werken ook anders: op een regel wordt het spoor qua kleur, grondsoort en inhoud beschreven. Zij werken met twee verschillende dagrapporten: een technische en een `normale'. In het technische rapport komt naast het weer enkel te staan wat er daadwerkelijk is gedaan op zo'n dag. In het andere rapport komt te staan wat de gedachten zijn over de sporen en de vondsten, en vooral waarom je bepaalde dingen hebt gedaan. Het was een hele ervaring om op een Duitse opgraving te werken. We hadden dit jaar maar weinig tijd, en we hebben lang niet alles kunnen afmaken. We moeten ons goed bedenken dat dit geen noodopgraving is, maar dat we er de tijd voor mogen nemen. Dit project gaat volgend jaar gewoon verder... Anouk Veldman
Uit het nieuws Algemeen Dagblad, 12 juni 2001.Batavieren waren Latinisten Amsterdam - De Batavieren konden lezen en schrijven in het Latijn. Het volk dat de eerste drie eeuwen van de jaartelling het Nederlandse rivierengebied bewoonde, heeft veel meer opgestoken van de Romeinen dan iedereen dacht. De Bataafse boeren waren geen barbaren, concluderen archeologen. Onderzoekers van de Vrije Universiteit in Amsterdam brengen sinds vorig jaar de rol van de Bataven in het Romeinse Rijk in kaart. Onder leiding van hoogleraar dr. N. Roymans zijn de laatste tijd zegeldoosjes gevonden bij Bataafse boerderijen. In deze bronzen doosjes werden documenten zoals brieven opgeborgen. Algemeen Dagblad, 8 september 2001. Vloek Silbury treft Nederlandse filmers Gieten - De Nederlandse documentairemakers Bert Janssen en Janet Ossebaard hebben de vloek van koning Zel over zich afgeroepen door Europa's oudste, door mensen gemaakte heuvel te beklimmen. Ze worden niet achtervolgd door mysterieuze ziektes, maar door een horde woeste Engelsen. Volgens een Zuid-Engelse legende is koning Zel zittend op zijn massief gouden paard begraven onder de grafheuvel. Silbury Hill, zoals de 40 meter hoge bult heet, is ruim 4800 jaar oud en heeft voor Engeland de betekenis die de piramides in Egypte hebben. Er zijn zelfs mensen zo ontzet dat ze intemetsites hebben gemaakt die oproepen tot achtervolging van het ongelukkige tweetal. Het verhaal begint in de zomer van 2000 als Janssen en Ossebaard een bezoek aan de heuvel brengen. "Er zijn daar lichtflitsen en UFO's gezien, daar wilden wij een documentaire over maken." Ze hadden al een documentaire over graancirkels gemaakt en dachten dat hier een vervolg in zat. "We willen niet beweren dat het hier om aliens gaat, misschien zit het leger er wel achter. Maar er zijn dingen gaande waar niemand iets over los wil laten." Voordat de filmers aankomen was de 18e eeuwse schacht in de heuvel door de regen blootgelegd. Om instortingen te voorkomen had English Heritage (monumentenzorg) een metalen constructie op de heuvel geplaatst en mocht het gebied niet meer worden betreden. Janssen en Ossebaard ontmoeten twee Engelsen die in de schacht NOVEMBER 2001 - 9
ARCHETYPE waren afgedaald. In december beklimmen ze nogmaals de heuvel, nu in gezelschap van de twee Engelsen. Die kruipen onder de metalen constructie door en dalen af in de schacht. Janssen en Ossebaard hangen - zoals ze dat op hun website omschrijven- over de rand van het gat om foto's te maken. Enige tijd na de afdaling wordt door een instorting de schacht voorgoed afgesloten. Volgens de English Heritage een direct gevolg van de afdaling. In augustus dit jaar wordt de documentaire te koop aangeboden, met beelden van de afdaling. En dan breekt de hel los. Janssen wordt bedolven onder heel vervelende emailtjes. Lord Avebury - op wiens land Silbury Hill staat- stelt vragen in het kabinet en doet in de krant zijn beklag over "die Nederlanders" De BBC maakt een nieuwsitem waarin wordt gemeld dat de Nederlanders in de schacht zijn afgedaald en verantwoordelijk zijn voor alle schade. "Dat bericht zullen ze rectificeren" Daar klopte werkelijk helemaal niets van. We zijn dus niet zelf de heuvel ingegaan." Zegt een getergde Janssen. English Heritage bekijkt of er gerechtelijke stappen kunnen worden ondernomen. Op het beschadigen van een monument staat een celstraf van twee jaar. Bert Janssen is geschokt door wat hij onbedoeld ontketend heeft. "Het enige dat we verkeerd hebben gedaan, is het passeren van een verboden toegang bordje" Het zou hem niets verbazen als er meer achter de protesten zit dan een aantal boze Engelsen. "Weetje, een groepje archeologen dat de heuvel beklimt beschouwt zichzelf als druïden. In Engeland leeft dat hele pagan (natuurreligie) gedoe heel erg. En druïden pikken het natuurlijk niet als zo'n Nederlander hun heuvel beklimt" Janssen heeft niet het idee dat hij en Ossebaard verantwoordelijk zijn voor de schade. "We beginnen er een beetje flauw van te worden dat onze naam zo door het slijk wordt gehaald. Wij krijgen nu overal de schuld van, het werken in Engeland wordt ons onmogelijk gemaakt. Ze hebben het er zelfs over dat wij de schade moeten betalen." De bedreigingen hebben nu een zodanige vorm aangenomen dat Janssen aangifte zal doen bij de politie. Engelse actievoerder Toby Evans maakt het helemaal niet ut dat Janssen en Ossebaard niet zelf in de heuvel zijn afgedaald. "Het bord staat daar om te voorkomen dat idioten zoals hij de schade vergroten. Het zal best zo zijn dat zij zijn geschrokken van de reacties op hun actie, maar als ze echt NOVEMBER 2001 - 1 0
belangstelling hadden voor fragiele oude monumenten waren ze het verboden toegang bord niet gepasseerd en zouden ze dit probleem niet hebben. Mijn persoonlijke regel als ik dergelijke plaatsen bezoek is: wat zou er gebeuren als iedereen hier doet wat ik hier ook doe?" National Geographic, november 2001. Oeroude rotstekeningen De grot van Fumane bij Verona (Italië) heeft veel aanwijzingen opgeleverd over het leven in prehistorisch Europa. Fragmenten die onlangs op de vloeren zijn gevonden, zouden tot de oudste grotschilderingen ter wereld kunnen behoren. Een van de tekeningen in rode oker lijkt een mens met horens te zijn. Volgens schattingen zijn ze ongeveer 35.000 jaar geleden op het plafond geschilderd, ongeveer dezelfde tijd waarin de afbeeldingen in Chauvet in Frankrijk zijn gemaakt. Volgens archeoloog Jean Clottes was `de beschildering van grotten en schuilplaatsen in het stenen tijdperk van Europa waarschijnlijk een wijdverbreid gebruik'.
Arche - Facts 1 Overzicht van gevonden pij pmateriaal uit de Hoogstraat te Werkendam mei - juni 1999 Inleiding In de periode mei en juni van 1999 heb ik archeologisch materiaal gevonden uit hopen grond aan de Hoefweg-West West in Giessenburg, mijn geliefde geboortedorp. Bij navraag bleken de hopen grond afkomstig te zijn uit de Hoogstraat in Werkendam, uit een bouwput vlakbij het postkantoor. Het materiaal dateerde vanaf de 12de eeuw tot en met de 19de eeuw. Enkele opmerkelijke vondsten waren; een zeldzame houten knoop met een benen middenstuk (tweede en derde kwart 18de eeuw), gebrandschilderd vensterglas met een familiewapen (1 7de eeuw), enkele compleet bewaarde messen, waaronder één met benen heften en een puntcirkel versiering (15de-17de eeuw), een nagenoeg compleet majolicabord (eerste helft 17de eeuw) en tot slot een fors fragment van
ARCHETYPE een groot pijpaarden heiligenbeeld (14de-15de eeuw). Helaas waren al deze Middeleeuwse en post-Middeleeuwse vondsten uit hun context gehaald en hadden zodoende weinig archeologische waarde meer. Toch heb ik twee jaar geleden de meest belangrijke vondsten gemeld, getekend en beschreven. Een gedeelte hiervan, namelijk het pijpmateriaal, is vorig jaar gepubliceerd in Terra Cognita, het verenigingsblad van de archeologische vereniging 'Land van Heusden & Altena', waar Werkendam onder valt. Het hier afgedrukte artikel is daar een verkorte versie van. Pijpmateriaal uit de zeventiende eeuw Na de ontdekking van Amerika wordt de tabaksplant naar Europa gehaald. In ieder geval is het roken van deze tabak rond het jaar 1600 in West-Nederland bekend. Het duurt tot ongeveer 1630 voordat het roken in veel sociale lagen van de bevolking een wijd verbreide gewoonte is geworden. (Duco, 1987, p. 9) Dit is waarschijnlijk de reden dat al de gevonden pijpfragmenten uit de Hoogstraat van na 1625 dateren. De zeventiende eeuwse pijpen zijn voor een belangrijk deel eenvoudig en slecht afgewerkt. Sommige van deze pijpen bevatten een simpel hielmerk in de vorm van een radering. (afb. 14) Tevens zaten er op enkele pijpenkoppen spetters glazuur, terwijl aan sommige van die zelfde pijpen goed is te zien dat ze zijn gerookt. (afb. 3, 8, 30) Blijkbaar nam men het niet als te nauw met de kwaliteit van deze pijpen. Sommige van de zeventiende eeuwse pijpenkoppen zijn voorzien van een versiering in de vorm van een gestileerde tudorroos, een versiering die ook terug te zien is op achttiende eeuwse pijpenkoppen, hetzij dan soms in combinatie met een eiermand. (afb. 21-25) Van deze goedkopere producten is het moeilijk productiecentra toe te schrijven, maar ik vermoed door de vorm en de afwerking van deze pijpen dat ze vooral uit Gorinchem en Schoonhoven komen. Uit de zeventiende eeuw is ook pijpmateriaal gevonden van duidelijk betere kwaliteit. Twee geglaasde pijpenkoppen, met een volledige radering, bevatten het hielmerk CH. (afb. 14 en 15) Waarschijnlijk zijn zij gemaakt door de Gorinchemse pijpenmaker(s) Cornelis Harmensz. van Keulen (1677-1683) en/of Claas Joosten Herbos (1689- ). (Van der Meulen, e.a., 1990, p. 139) Tevens is er nog
een fragment gevonden van een kop met het hielmerk adelaar en een stukje steel met hiel met hielmerk MC. (afb. 20 en 72) Waarschijnlijk zijn deze pijpen gemaakt door Marcus Claasz. (Lanetre) (1633-1663) eveneens afkomstig uit Gorinchem. (Van der Meulen, e.a., 1990, p. 140) Op een andere hiel was het hielmerk IA duidelijk zichtbaar. (zie afbeelding 73) Dit zou een pijp kunnen zijn die gemaakt is door Jan Ariensz. (1637- ),Jan Arnout (1658-1666) of Jan Arthur (16631687), allen afkomstig uit Gorinchem. (J. van der Meulen, e.a., 1990, p. 139) Eén hielmerk heb ik (nog) niet kunnen achterhalen: AVK (monogram) met roos. Op de steel stond een ingestempelde versiering van een partij met lelies gevulde ruiten. Zulke stelen die aan de bovenzijde bestempeld zijn duidt men aan met geborduurde stelen en de pijpen behoren tot de betere of beste kwaliteit. (Duco, 1987, p. 83) Pijpmateriaal uit de achttiende eeuw Uit de achttiende eeuw komen ook verhoudingsgewijs veel pijpen uit Gorinchem. Uit de eerste helft van de achttiende eeuw zien we pijpen met op de hiel de letters IB van de Gorinchemse pijpenmaker Jan Jansz. Blij (1684-1727). (afb. 26-28) (Van der Meulen, e.a., 1990, p. 139) Gorinchemse pijpen uit de tweede helft van de achttiende eeuw hebben vaak een reliëfmerk op de zijkant van de kop en behoren tot de pijpen van wat mindere kwaliteit. Geliefd zijn de gekroonde vis, de gekroonde N en de gekroonde IG. Verder zijn 66 gekroond, VR gekroond, GN gekroond en ooievaar gekroond aangetroffen. (afb. 34, 36-47) De betere kwaliteit pijpen zijn vooral uit Gouda afkomstig. Zeker de gedraaide, of getordeerde stelen, hebben tot de betere of beste kwaliteit gehoord. Daarnaast stonden er op sommige achttiende eeuwse pijpenstelen persoonsnamen. Dit benadrukt een stijgende belangstelling voor de verkoop op naam. (Duco, 1987, p. 83) Don Duco wist voor mij nog enkele van deze namen te achterhalen. Jan Bokhoven (1713-1775), Jacobus de Vogel (1744-1803) en Begeer (1690-1844). (afb. 87, 88,90) Van sommige van Goudse pijpen komt hetzelfde hielmerk vaker voor (eiermand/eierkorf, 90 gekroond, TD gekroond). Dit is niets bijzonders: twee van deze merken zijn over een langere periode NOVEMBER 2001 - 11
ARCHETYPE gebruikt. Echter, de vorm van enkelen hiervan komen zo overeen, dat het niet uitgesloten is dat zij uit één keer gekocht zijn.
Literatuuropgave -G.A. Brongers, Pijpen en tabak. Bussum, 1964.
Pijpmateriaal uit de negentiende eeuw De negentiende eeuwse pijpen komen allemaal uit Gouda op enkele imitaties waarschijnlijk uit Westerwald (Duitsland) na. Rond 1820 stopt men in Gorinchem met het maken van tabakspijpen, waardoor uit deze hiervoor zo belangrijke productieplaats van goedkopere pijpen geen materiaal meer komt. De kwaliteit van de pijpen is overigens intussen over het algemeen flink verslechterd en ook het roken van tabak in kleipijpen is dan al sterk afgenomen. Uit deze periode zijn dan ook relatief weinig pijpenkoppen aan het licht gekomen. Een fraaie vondst was een laat negentiende eeuws / begin twintigste eeuws fragment van een doorrookpijp, met daarop (waarschijnlijk) een zeemeermin (afb.71) Conclusie Helaas zijn de pijpfragmenten niet in hun directe context gevonden en is het aantal te klein om iets zinnigs te zeggen over bijvoorbeeld de welstand van de voormalige eigenaars die in het pand aan de Hoogstraat in Werkendam hebben gewoond. Zo zijn ongeveer evenveel goedkope pijpen als pijpen van betere en zelfs de beste kwaliteit gevonden. Echter, met dit artikel met bijbehorende catalogus hoop ik wel een stimulans te geven voor de interesse voor de kleipijp als bodemvondst. Voor diegenen die een boek zoeken die gebruikt kan worden voor het dateren en determineren van kleipijpen en die tevens een zo compleet mogelijk overzicht geeft van de ontwikkeling van de Nederlandse kleipijp verwijs ik naar herziene versie van De Nederlandse kleipijp. Handboek voor dateren en determineren. van D.H. Duco. Dit boek zal binnenkort verschijnen en is voor iedere archeoloog die zich bezighoud met postMiddeleeuwse archeologie een must. Ik verzorg in dit boek een deel van de illustraties, iets waar ik momenteel nog druk mee bezig ben. Er komt zowel een Nederlandse als een Engelse versie uit, die gewoon verkrijgbaar zullen zijn in de reguliere boekhandels.
NOVEMBER 2001 - 12
-J.A. den Braven, Wat enig zoek- en graafwerk ;z oal kan opleveren. Sliedrecht, 1998. -D.H. Duco, Achttiende eeuwse pijpen uit Schoonhoven. Amsterdam, 1977. -D.H. Duco, De Nederlandse Kleipijp, handboek voor dateren en determineren. Leiden, 1987. -D.H. Duco, De tabakspijp als oranjepropaganda. Leiden, 1992. -D.H. Duco, Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940. Lochem/Poperinge, 1982. -F.H.W. Friederich, Pijpelogie, vorm, versiering en datering van de Hollandse kleipijp. Westzaan, 1975. -B. Goes, 25 eeuwen roken, de verwonderlijke vormgeving van de pijp. Abcoude, 1993. -J. van der Meulen, J.P. Brinkerink en P. von Hout, Tabakspijpennijverheid in Gorinchem. Leiden, 1992. -J. van der Meulen en H. Tupan, De Leidse tabakspijpmakers in de 17de en 18de eeuw. Bedum,1980. -P.K. Smiesing en J.P. Brinkerink, Onder de rook van Utrecht. Twee eeuwen tabakspijpenmakerij in Lauwen recht 16001800. Utrecht, 1988. -G. Verhoeven, L.B. Gartner, E. Bult en L.P. van Geenen, Delftse pijpenmakers. Delft, 1996.
Arjan den Braven (A.W.N. afd. 11, Lek & Merwestreek)
ARCHETYPE
Afbeeldingen van pijpmateriaal gevonden in de Hoogstraat te Werkendam (voor de originele tekeningen verwijzen wij naar de auteur van dit artikel)
NOVEMBER 2001- 1 3
ARCHETYPE Etensaandigheden Dit recept komt uit het eerste Nederlandse kookboek, uitgegeven in Brussel (1510). Onze voorouders aten reeds graag pasteyen, gebak dat met allerlei wild, gevogelte, vis, groenten en vruchten was volgestopt. Kruid- of groenpastey was in de 14e eeuw lijfkost. Pastey Kneed een deeg van 400 gram bloem, 100 gram botere ofte smout (reuzel), 1 ei, 1 beker water en 1 dolkpunt zout. Maak een bal en laat een nacht rusten. Rol het deeg uit. Neem een ingevet pasteyblik (of een cakevorm) en leg er een bodem deeg met zijwanden in. Houd wat deeg terzij om straks als dakje te gebruiken. Maak nu een vulling. Pluk drie handvollen spinazie en 1 forse bundel snijbietbladeren. Trek ook een boeket peterselie, een toef kervel en een twijg venkel. Hak al dat groen fijn. Meng 100 gram zachte witte kaas met 1 brokkelig, klein geitekaasje. Voeg er zout, peper en gemberpoeder aan toe. Kluts er dan 4 eieren bij. Meng met al de gesnipperde groenten. Stort het vulsel in het deegbord. Hecht met wat water een deksel van deeg aan de rand vast. Prik er een paar verluchtingsgaatjes in. Laat de pastei in de oven gaarbakken.
waarschijnlijk net als vorig jaar geen archeologische opdracht voorhanden. Hier moet je zelf voor zorgen. (tips: RUL, RAAP, provincies) Deze GISmodule begint direct na de kerstvakantie met een week of acht hoor- en werkcollege. (Afgelopen jaar twee uur hoorcollege op maandag en een hele dag werkcollege op woensdag, donderdag of vrijdag.) Na die weken doe je in een groepje van twee je eigen onderzoeksproject. Er worden kant en klare onderwerpen aangeboden op het terrein van planologie en geografie, maar voor een archeologisch onderwerp moet je zelf zorgen. Het kost behoorlijk wat tijd, waarschijnlijk kostje project je meer dan de 4 of 5 weken die er voor staan. Maar ik heb het ontzettend leuk en leerzaam gevonden. De mensen van het GIScentrum zijn erg aardig, programmeren is verslavend. Ik heb veel geleerd over Arclnfo en ik ben hard gaan nadenken wat we met GIS zouden kunnen doen voor de archeologie. Op de Reuvensdagen heb je kunnen zien wat Dieuwertje Smal, Anouk Veldman en ik voor een programmaatje hebben geschreven. En in het GIScentrum (G 1.40) kun je ook nog het project van Erica Rompelman van twee jaar geleden zien. Lijkt het je wat of wil je meer weten, ga langs bij het GIScentrum, of vraag Dieuwertje, Anouk, Erica of mij. Janneke Zuyderwyk
Keuze al gemakt? GIS module Aantal punten: 7 Periode: 3 met eventueel uitloop
Dit is een erg leuk keuzevak voor mensen die van computeren en kaarten houden. Er wordt gewerkt met het programma Arclnfo. Dat is vergelijkbaar met Maplnfo, maar wel een stuk ingewikkelder. Je moet er dus wel wat plezier in hebben om te proberen je computer te slim af te zijn en niet gaan panieken als `het nou eenmaal zo is'. Met Geografische Informatie Systemen kun je ruimtelijke analyses doen op een kaart die gekoppeld is aan een database. Het vak wordt voornamelijk gevolgd door planologen en sociaal / fysisch geografen. Er is dus NOVEMBER 2001 - 14
Van Weggeweest EEN NIEUWE OOGST UIT DE PROEFTUIN VAN DE ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG Het zal de meeste van jullie wel niet zijn ontgaan dat op 3 september jongstleden in de Kunsthal in Rotterdam de resultaten van het archeologisch onderzoek langs de Betuweroute werden gepresenteerd. Na zo'n zes jaar van veel onderzoek konden de eerste van de elf standaardrapportages in de vorm van enkele lijvige boeken aan minister Netelenbos aangeboden worden. Het eerste, echte, grote archeologische project, in de `geest van Malta'
ARCHETYPE uitgevoerd, was voltooid (nog niet helemaal, want er vindt nog tracébegeleiding plaats). De vraag is nu echter, wat de Betuweroute, het bot dat de meeste huidige studenten als metafoor voor werkgelegenheid voor de neus werd gehouden, nu daadwerkelijk heeft opgeleverd. Tijd voor een evaluatie! Dat vonden de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) en de Projectgroep Archeologie Betuweroute (PAB) ook. Zij nodigden daarom alle geïnteresseerden in het wel en wee van de archeologie en de toekomst ervan uit om op woensdag 24 oktober in Amersfoort bij de ROB te komen kijken en luisteren naar en te discussiëren over de Nieuwe Oogst, de archeologische monumentenzorg in de Betuwe. Het idee was als volgt: Men had een viertal archeologen enkele basisrapportages laten lezen en zij mochten hierover in een korte lezing hun mening, kritiek en aanbevelingen geven. De bedoeling was dat men zich afvroeg of de PAB en de ROB in haar streven geslaagd waren, of zij het Betuweroute-project op een verantwoorde wetenschappelijke en archeomonumentenzorbgerichte wijze hadden uitgevoerd. Ter afsluiting zou na de discussie in een lezing de waarde van de resultaten van de Betuweroute belicht worden met het oog op de nog te vormen nationale onderzoeksagenda. Tussen de lezingen door was er de mogelijkheid tijdens de lunch, thee- annex koffiepauze en receptie de mooie boeken te bezichtigen en eventueel te kopen (voor diegenen met een goedgevulde portemonnee). Ter inleiding werd de middag geopend met een welkomstwoord van Cees Koot, de projectleider archeologie in de Betuweroute. Hij benadrukte om bij de bespreking van de Betuweboeken vooral in te gaan op de tekortkomingen in: A. de beeldvorming van het verleden, het ontbreken van synthetiserende onderzoeken; B. de methoden en technieken, de juiste analyse van materiële cultuur; C. de methoden van het waarderen en selecteren van behoudenswaardige archeologische objecten. Een goede evaluatie zou vooral van belang zijn voor al het andere monumentenzorg -onderzoek en de rol ervan voor de invulling van de onderzoeksagenda, zo betoogde hij. Na hem begon prof. Jean Bourgeois van de Universiteit Gent met een flitsend betoog over
luchtfotografisch onderzoek, dat hij ondersteunde met een aardige powerpointpresentatie. In Vlaanderen gebruikt men immers al jaren luchtfotografie bij het opsporen van Qr nederzettingsstructuren. Voor de Betuwe lijkt dit echter geen goed alternatief als je praat over landschappen waar de Bronstijdgrafheuvels onder een dik pak klei zitten. Hij vroeg zich wel af wat de waarde was van dit lineair onderzoek i.t.t. tot grootschalig onderzoek met het oog op de diachronologie van een vindplaats. M.a.w. kom je niet veel meer te weten als een goedgeconserveerde nederzetting helemaal opgraaft i.p.v. een smal strookje? Leuk puntje voor de discussie. Vervolgens volgden David Fontijn van de Rijksuniversiteit Leiden en prof. Nico Roymans van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij hielden elk een betoog over het belang van metalen objecten in het archeologisch onderzoek en de beeldvorming van het verleden. Zo liet David Fontijn zien dat bij het Betuweroute-onderzoek naar de midden-Bronstijd (in dit geval vindplaats 29 De Bogen) vooral bronzen uit de dagelijks sfeer gevonden waren. De bekende zwaarden e.d., prestigieuze objecten uit de gift-exchange roulatie werden waarschijnlijk op natte plaatsen in het landschap gedeponeerd. Deze worden bij de normale prospecties vaak gemist, maar zijn daarentegen essentieel voor de mentale (martiale) dimensies in de beeldvorming van de Bronstijd. Nico Roymans, die het rapport van vindplaats 16 Kesteren-De Woerd had gelezen, wees op het belang van metaaldetectie in het onderzoek aan de hand van het potentieel van metalen objecten in de beeldvorming van de late IJzertijd/vroege Romeinse tijd en in het bijzonder voor de traceerbaarheid van de Bataven. Hij deed dit aan de hand van enkele vondstcategorieën: Keltische triquetrummuntjes, Romeinse munten, militaria, zegeldoosjes en godenbeeldjes. Eveneens pleitte hij voor goede contextbeschrijvingen, grootschalige syntheses van meerdere sites en onderzoek naar grotere ensembles. Na de pauze ging René Proos als enige echt in op de rapportages van onderzoek naar twee middeleeuwse sites, de vindplaatsen 11 Malburg en 12 Stenen Kamer. Hij merkte daarbij op dat opgraven, analyseren en publiceren onder tijdsdruk niet altijd NOVEMBER 2001 - 15
ARCHETYPE bevorderlijk is voor de kwaliteit. Hij maakte voornamelijk kritische kanttekeningen bij de eindconclusies van het historisch onderzoek. Daarnaast keek hij als provinciaal archeoloog van Zuid-Holland naar de gang van zaken bij het juist niet waarderen als behoudenswaàrdig en selecteren van middeleeuwse vindplaatsen in zijn provincie. Alhoewel hij het hiermee eens was, viel hij wel over de problemen die hij aantrof bij het achterhalen van alle waarderings- en selectiebesluiten. Wederom stof voor de discussie. Die discussie volgde dan ook snel. Onder leiding van dagvoorzitter Roel Lauwerier (ROB) en met de sprekers als panel werd de discussie begonnen rond vier centrale thema's: 1. Is de uitvoering van het archeologisch werk aansluitend bij het huidig onderzoek? 2. Zijn de resultaten bruikbaar voor vervolgonderzoek? 3. Wat voor een onderzoek is nodig om dit soort projecten een zo hoog mogelijk rendement te geven, ondersteunend of synthetiserend? 4. Zijn alle waarderings- en selectiecriteria wel wetenschappelijk toegepast? Een van de eerste discussiepunten kwam voort uit de roep van Jan Albert Bakker voor het groter gebruik van luchtfotografie in Nederland. Zodoende kwam de methodologie van de prospectie ter sprake. Wanneer en op basis van welke criteria worden keuzes gemaakt voor of tegen off-site onderzoek? Hierop werd gereageerd met de opmerking dat het maken van keuzes in de AMZ-archeologie essentieel en een continue afweging tussen inspanning en verwachting is. Het is dus niet altijd even makkelijk te kiezen voor het zoeken op een intensieve wijze naar de Bronstijddepostie plaatsen, als dit niet tegenover een opdrachtgever te verantwoorden valt. Een onderzoeksagenda zou in dit geval dus een goed instrument kunnen zijn voor de vraagstellingen en problemen waar men bij het maken van de keuzes afhankelijk is. In het verlengde hiervan verwoorde Nico Roymans zijn angst voor de `bureaucratische fragmentatie' bij een lineaire doorsnijding zonder daarbij naar de omringende zones te kijken. `Transect-archeologie' is niet altijd even wensbaar, zeker als er geen aanvullend onderzoek kan plaatsen.
NOVEMBER 2001 - 1 6
Vervolgens verplaatste de discussie zich naar de vraag of het format van de Betuweroute niet te strak was geweest voor zowel het onderzoek als de publicaties. Hierop volgde een klaagroep om archeologen die goed wetenschappelijk kunnen schrijven, teamwork kunnen leveren en een specialisme bezitten. De huidige lichting vers afgestudeerde archeologen ontbreekt het hier schijnbaar nog wel eens aan. Door deze nadruk op de wetenschappelijke kanten van het onderzoek voelde Marten Verbruggen (RAAP) zich genoodzaakt te pleiten voor een gelijkwaardig aandeel van de AMZarcheologie in de onderzoeksagenda. Hij was duidelijk niet op het laatste Archeologie en Theorie-symposium aanwezig geweest, want in de afsluitende lezing liet Eelco Rensink (ROB) weten dat er weldegelijk met zowel de wetenschap als de AMZ-archeologie rekening gehouden zou worden. Hij vatte in zijn lezing een aantal punten samen die vandaag waren aangestipt en vertelde dat er momenteel een commissie bezig is met de voorbereiding van onze nationale onderzoeksagenda. Dat het hier alleen maar mensen van de ROB en de universiteiten betrof, schoot bij enkelen in het verkeerde keelgat. En terecht, ook al betreft hier nog maar de voorbereidingen, de rest van het veld (de bedrijven, de gemeentes, de provincies) heeft immers ook een stem, aangezien we een onderzoeksagenda met z'n allen moeten uitvoeren. Dat er een moet komen is evident. In de toekomst kan een onderzoeksagenda de basis dienen voor waarderings- en selectiecriteria, de coordinatie van lopend onderzoek en ook de verdeling van wetenschappelijk en AMZ-onderzoek, het bijsturen van prospectiemethodes en natuurlijk het creëren van tijd, geld en ruimte voor synthetiserend onderzoek. Maar we zijn er nog lang niet, gelet op de nieuwe Wet op de Archeologie die nog steeds op zich laat wachten, een economie die over zijn top is en een situatie waarin universiteiten en bedrijven elkaar beconcurreren in plaats van samen wetenschap bedrijven. Het is dus nog maar de vraag of deze proeftuin straks een volwassen akker zal zijn! Joep Hendriks
ARCHETYPE Buitenlandse excursie naar Zuidwest Duitsland en Noordelijk Zwitserland van 2001 Het is zondagochtend, rond een uur of tien en op de Nieuwe Prinsengracht 130 staat een groep studenten tussen vier busjes gezellig te kletsen. Ergens gaat een telefoon af. Iemand heeft zich verslapen en is op het moment van bellen, zijn veters aan `t strikken. Dit valt niet goed in de smaak bij de leiding van de groep, aangezien het voor mij, jawel ik was de persoon in kwestie, zo'n kleine drie kwartier kost om bij het AAC te komen. Dus ik spreek af om me bij de RAI op te laten pikken. Nog even een ontbijtje en Red bull kopen op het station en ook ik ben klaar voor de reis naar Duitsland. Onze eindbestemming is Freiburg. Net voordat we de eerste stop maken, vlak over de Duitse grens, halen we het eerste busje al in, dankzij onze flitsende chauffeur Jan Peter. Deze stop gaf mij de gelegenheid om een lekker kopje koffie te drinken. Ietsje later gaan we weer in een colonne van vier busjes verder en de rest van de reis stoppen we nog een paar keer om de mensen de kans te geven om het sanitair in Duitsland van dichtbij te bekijken en of een sigaretje te roken. We komen in de buurt van onze eindbestemming, maar we rijden Freiburg straal voorbij en gaan het Schwarzwald in. We blijken in een jeugdherberg in Tittissee te overnachten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog nooit had gehoord van dit dorpje. Er staan ook maar heel weinig huizen, het is nog kleiner dan mijn eigen dorp. De herberg ziet er gezellig uit, maar we moeten eerst zo snel mogelijk eten want het is ondertussen al acht uur en de thee die we bij het avondeten krijgen, is al veranderd in aardbeienlimonade. Lekker gegeten trouwens, alleen jammer dat er zo weinig vegetarisch was. Even natafelen en vervolgens beginnen we aan de avond. Er gaan er een paar mensen een stukje wandelen, hier en daar wordt wat gelezen en nog wat andere zijn spelletjes gaan doen. Ik ga met nog een paar op onderzoek uit in het dorp, om te kijken of je ergens kunt pinnen...... Dit blijkt een
dan, na het wachten op de corveeërs, op weg naar Freiburg. Hier pikken we twee professoren op om ons deze dag te begeleiden, en ik weet nog snel, mijn later bekende magische drankje te kopen. We beginnen onze eerste excursiedag in een klein Middeleeuws stadje, genaamd Breisach. Het stadje ligt op een heuvel en was vroeger een Keltisch oppidum. Nadat we op het terras van onze lunch hebben genoten, vertrekken we naar het volgende doel, een laat-Romeinse vesting in Sponeck. Hier krijgen we wat uitleg over de Romeinse muurresten die nog steeds zichtbaar zijn in de tuin, die behoort tot de Middeleeuwse toren. Na het uitvoerig fotograferen van deze romantische tuin, gaan we nog even naar de Rijnoever kijken. Dit blijkt voor enkele van ons een hele survivaltocht. Na wat glibber -en glijwerk gaan we weer terug naar de busjes. Via de Kaiserstuhl, een groepje heuvels in de Rijnvlakte, welke al vanaf het Neolithicum bewoond zijn, rijden we naar de laatste archeologische site. Een hillfort uit de vierde en vijfde eeuw, de Zaehringer Burgberg. We maken alweer een survivaltocht, maar nu klimmen we door het bos en krijgen we de kans om op een verlaten toren, van het uitzicht te genieten.
gezellig avontuur te worden. Het maandagochtend en ik ontwaak rond kwart voor acht. Oeps het ontbijt is al om half acht begonnen. Ik ben dus een van de laatste die aan tafel schuift. Snel iets naar binnen werken en
Zaehringer Burgberg
NOVEMBER 2001 - 1 7
ARCHETYPE Ze wisten in die tijd wel waar ze moesten gaan wonen, wat kon je hier ver kijken en eventueel een pijp roken.... Maar het werd alweer laat, dus gingen we maar weer snel terug naar de busjes zodat deze keer onze aardbeienthee niet zou veranderen in limonade. Het lukte nog maar net. De rest van de avond weten we door te brengen in een klein zaaltje met werkende TV zodat we een beetje op de hoogte konden blijven van de stand van zaken in Afghanistan. Er werd ineens een kritiek moment ontdekt, de drank was op ... maar in het busje van Mark stond nog een krat. Dus even op zoek naar Mark, wat blijkt nou, hij was met Jan Peter naar de sauna, een stukje verderop en had de sleutel meegenomen. Gelukkig duurde het niet lang, dus konden we toch nog gezellig door kletsen tot in de kleine uurtje. Vlak voordat we wilden gaan slapen, wisten nog een paar dames net op tijd aan de dans te ontglippen en lieten ons achter zodat wij nog alles konden opruimen. Er brak alweer een nieuwe dag aan met vroeg opstaan en te laat komen voor het ontbijt. Het begon een gewoonte van mij te worden. Maar ja,... toch op tijd om te vertrekken en wel naar Zwitserland, Bazel. Vlak voor de grens werd ons nog een keer gevraagd om onze paspoorten te pakken zodat we bij eventuele controle niet te veel tijdverlies zouden hebben, ik kneep `m een beetje, want ik was in mijn haast, zondagochtend, mijn paspoort vergeten, maar alles ging goed. In Bazel aangekomen was er nogal wat moeite om de Munsterkerk te bereiken, maar zo kregen we tenminste al een kleine rondrit door Bazel. We kregen die dag een rondleiding van een professor met een rare Duitse tongval. Hij heeft ons bekend gemaakt met de geschiedenis van Bazel en omgeving. Tijdens de lunch ben ik er overigens achter gekomen dat Zwitserland echt wel een duur land is, maar ja als je op een terrasje van de zon en nog meer kunt genieten, hè Tom, dan is het niet zo heel erg. We hebben de dag afgesloten met bezoek aan een chique restaurant waar in de kelder een klein museum was gemaakt. Hier waren de restanten van de twee stadsmuren in tentoongesteld. Daarna nam de professor ons mee naar de binnenplaats en werden we getrakteerd op een drankje. Die avond zaten we in een jeugdherberg in de stad en konden we zelfs na twaalven nog binnenkomen. We moesten zelf ergens wat gaan eten en dus dachten we, we zijn in Zwitserland dus dan moetje kaasfonduen. Dit NOVEMBER 2001 - 1 8
was alleen een beetje duur, dus toch maar naar een wijnproeflokaal. Vervolgens zijn we via wat omwegen naar de meest alternatieve kroeg van Bazel gegaan. Hier kwamen we ook nog de rest van de groep tegen. Helaas ging de tent al om 1 uur dicht, het begon net gezellig te worden.... Er zat niets anders op dan maar naar huis gaan. Alweer een dag verder, maar we hoefden gelukkig niet zo heel vroeg op. Pas om half negen, geloof ik. Op naar Augusta Raurica, we hadden vandaag een overenthousiaste rondleider die tot ons genoegen Nederlands sprak, gelukkig maar. Na het stormbezoek van deze zeer mooie blootgelegde Romeinse stad waar we veel te weinig tijd voor hadden om helemaal te bezoeken, gingen we weer terug naar Duitsland. Ditmaal naar Konstanz. Wat was dit een lange rit. Al heb ik er niet veel van meegemaakt, want al snel lag ik in een diepe slaap. Alleen werd ik op een of andere reden bij elke grensovergang lichtelijk wakker.
Waarom we nou zes keer de grens zijn overgegaan weet ik ook niet, zal wel sneller gegaan zijn. Aangekomen in Konstanz, blijkt het "punk-busje" van Jan Peter wel te zijn aangehouden. Niet zo vreemd als Emile, Erwin en onze langharige Jorrit ook in het busje zaten. Of zou Jan Peter de grens pas te laat in de gaten gehad hebben. Uiteindelijk kwamen we pas rond 8 uur in de jeugdherberg aan. Pas na een tijdje werd het ons duidelijk dat we weer zelf moesten gaan eten, maar ja. De grote groep splitste zich in het centrum al snel op, vanwege een andere smaak? Het eten, wat ik dan heb gehad, was wel lekker en het was nog gezellig ook, zo bij een Turkse pizzaboer. Na het eten gingen we vrolijk op zoek naar nog meer vermaak. Tijdens dit zoekwerk kwamen we nog wat andere bekenden tegen en daarvan ging deel helaas naar de jeugdherberg en zo bleef er maar een heel select groepje gezellige mensen over. "De homies" waren al bij voorbaat thuis gebleven bij het horen dat er een tienerfeestje was. Terwijl het selecte groepje verder ging met zoeken werd Mieke nog versierd door een dronken zwerver. Deze kreeg helaas niet de kans om meer te doen dan naar haar toe lopen, want het instinctgedrag van Mieke kwam naar boven, anders gezegd ze begon te gillen. Uiteindelijk zijn we in de GoGo beland en hebben daar nog gezellig gekletst. De dagindeling van onze eerste dag in Konstanz zag er als volgt uit, al om 8 uur
ARCHETYPE vertrokken naar het Landesmuseum, waar we een rondleiding kregen over de Pfalbauten en de geschiedenis van de stad. `s Middags hebben we een bezoek gebracht een het Botanische onderzoekcentrum in Hemmenhoven, ook hierbij kwam de nodige uitleg. Hierna zijn terug naar de stad gegaan en weer wezen uit eten. Dit keer ben ik in de Griek beland. Na het eten zijn we weer naar GoGo gegaan hebben daar weer de rest van de avond versleten. De dag hierna zijn we na alweer een vroeg ontbijt en een nacht met een aantal ontvoeringen op de "homies-kamer" in twee groepen onderverdeeld, waarvan één groep kastelen ging bezichtigen en één groep die het Pfalbautenmuseum in Unteruhldingen gingen bekijken en naar de Federsee zijn gegaan. De kastelen-groep moest het helaas doen zonder de man die hen zou rondleiden, dus heeft Michael zich hierop tot in de kleine uurtjes voorbereid. De andere groep vertrok in dichte mist richting Meersburg om daar op het veer van een kop koffie te genieten. Naar buiten kijken was lastig, het uitzicht was een grote witte muur van mist. Voor de middag rustig rondkijken in het Pfalbautenmuseum en na de middag via veel wegomleggingen naar de Federsee. Hier hebben we als afsluiting nog genoten van een kanotochtje en een wandeling door het riet.
Kanoen in een prehistorische kano in de Federsee
Op de weg terug zijn we onderweg ergens in een stadje gaan eten. Hier kreeg Tom een overheerlijk uitziende soepkom kreeg gevuld met water en twee kleine gekookte witte worsten en ik een bord met twee grote unoxknakworsten. De rest had van alles wat er
eigenlijk toch wel een beetje beter uitzag. `s Avonds hebben wij ons rond half elf laten afzetten en zijn we naar een leuk en druk cafeetje geweest. Op onze weg terug is er van Erwin nog een leuke onwel-actiefoto gemaakt en hebben we hem verder geholpen op zijn zware terugweg. De volgende dag stond ons een lange reis voor de boeg. Onderweg naar Munchen hebben we de Heunenburg en zijn grafheuvels bezocht.
Grafheuvel bij de Heunenburg
Na een lange reis kwamen we een half uur te laat aan in een prachtige Middeleeuwse burcht, die was omgebouwd tot jeugdherberg. In de kelder was een heel gezellige ruimte met tafelvoetbal en biljart waar wij geheel onze eigen gang konden gaan. Dit hebben we dan ook gedaan. Jan Peter kan zich heel enthousiast inleven in een potje tafelvoetbal en is nog goed ook. De ochtend daarna was zwaar.... We gingen lekker vroeg, en dat op zondagochtend, op weg naar de Auerberg. Dit was een Romeinse site die mooi en hooggelegen, aan de rand van de Alpen was gesitueerd. De rest van de middag hadden we warempel vrij. Een groep is gaan zwemmen en een ander gedeelte is een pilsje gaan drinken in de engelse tuin in München. Hier kreeg ik van Jan Peter te horen dat er wel meer mensen waren die `s ochtends niet zo makkelijk hadden gehad, maar ja... ze zeggen wel eens, `s nachts een man, `s ochtends ook een man. Die avond kon onze wijze verstandige medestudent, Robert, met zijn volwassen overredingskracht de receptionist over halen zodat we het biljart en de voetbaltafel de hele nacht konden gebruiken. Tussen twee haakjes, Nina en ik hebben die avond alle voetbalwedstrijdjes gewonnen en Sebastiaan zag nog een dame in een HardRock T-shirt lopen. Na het opruimen van de zaal zijn we allemaal braaf gaan slapen.... Na een goede, maar korte nachtrust begint de dag met een goed ontbijt en gaan we met de NOVEMBER 2001 - 19
ARCHETYPE metro naar Munchen. We krijgen hier een aantal lezingen van een drietal personen. Veel mensen hebben zelfs na een paar sterke kopjes koffie er moeite mee om hun aandacht erbij te houden, maar na de lunch, die overigens zeer lekker was, krijgen we nog een korte rondleiding door de restauratieafdeling en worden we nog lekker gemaakt met een grote hoeveelheid vakantiefoto's van de heer Zanier. Hij wist ook de stemming er goed in te houden door de Varusslag op de kaart weer te geven als een grote stofwolk met de bewoording kaboem te voorzien. Hierna krijgen we de kans om of de Praehistorische Staatssammlung te bezichtigen of door München te gaan wandelen. Nadat we om half vijf uit de stad zijn vertrokken, hebben we in de jeugdherberg onze spullen opgehaald en zijn we naar Augsburg gegaan. Hier heeft zowat iedereen in de Kebabzaak gegeten en zijn enkele van ons nog het stadje ingegaan. Erwin heeft zich in een speeltuintje leuk vermaakt op de draaimolen, terwijl Nina en ik elkaar door elkaar geschud hebben op een wipschommel. De Irish pub in het dorp was trouwens een leuke en gezellige kroeg, nietwaar Erwin? De volgende dag was een speciale dag want het was zestien oktober en dan is Emile jarig. Behalve dat we van hem gebak hebben gekregen, hebben we ook nog een rondleiding in het museum en door de stad gehad. In het museum lag de nadruk op de Romeinse geschiedenis van de stad en tijdens de rondleiding hebben we nog het een en ander Middeleeuws gezien. Voordat we naar de St. Ullrich gingen, hebben we eerst nog een opgraving bekeken. Deze lag er overigens nog al verlaten en overgroeid uit, maar naar het schijnt is dit een zeer belangrijke site. Hier schijnt namelijk de continuïteit naar boven te komen tussen de Romeinse en de vroeg Middeleeuwse tijd. Bij de St.Ullrich hebben we nog het museum van de kerk bekeken. In het koor waren opgravingen geweest die nu nog steeds gedeeltelijk te zien zijn. Na het bezichtigen van de kerk rennen een aantal van ons nog terug naar het eerste museum om daar nog wat uitleg te krijgen van Michael over de vroege Middeleeuwen. Alweer rennen want we moeten snel de busjes in om aan de reis naar Ingoltstadt te beginnen. De jeugdherberg is enigszins vreemd te noemen, het is een oude kazerne. Wel goed verzorgd. We liggen voor het eerst de excursie met z'n alle op één kamer, jongens en meiden wel gescheiden. Ook NOVEMBER 2001 - 20
vanavond moeten we weer zelf op pad om te gaan eten, maar dit keer hebben we wel "uitbetalingsdag" van salaris gehad. Het was die avond goed vertoeven in een Mexicaan. Eigenlijk was het buiten op een soort binnenplaatsje. De cocktails vielen bij vele in een goede smaak. Na het eten gingen we nog gezellig naar een pub toe. Hier was een bandje aan het spelen, dit konden we bij de Mexicaan al horen. Tom en ik hebben ons hier nog uitermate goed vermaakt met darten tegen twee andere Nederlandse jongens totdat Ceciel langskwam en het dartbord aanraakte waardoor het spelletjes ineens was afgelopen. We waren nog net op tijd terug, we moesten helaas al om half twaalf "thuis" zijn. Maar in een gemeenschappelijke ruimte hebben we ons nog verder vermaakt... Na wat geluidsoverlast zijn we verplaatst naar buiten, maar toen er op
een of andere manier een alarm afging, zijn we toch maar naar onze koffers teruggegaan om te gaan "slapen". Sommige hadden hier trouwens deze nacht wat problemen mee.
Stadsmuur Nördlingen
Alweer een nieuwe lange dag voor de boeg. We kregen deze dag eerst in Ingolstadt vanalles te horen over het Project Manching, een groot oppidum gelegen aan de Donau. Vervolgens zijn we naar het oppidum zelf geweest. Hier konden we zien dat het niet echt makkelijk was om hier op te graven, er lag echt
ARCHETYPE overal grind, m.a.w. schaven is lastig. Nadat we de oost poort, ik bedoel de restanten hiervan hebben bekeken zijn we terug gegaan naar de stad waar we de gelegenheid kregen om hier een beetje rond te lopen. Na het eten zijn we weer naar de pub geweest, maar helaas was er deze avond geen live-muziek dus haakten veel mensen al af en rond een half elf was ik nog alleen over. Alhoewel die Hollanders van de avond daarvoor waren er ook nog en het is die avond nog heel gezellig geworden... Ik was de dag erna nog maar net op tijd voor het ontbijt, maar gelukkig was er nog genoeg over. De excursie leidde ons die dag naar Tübingen maar voordat we daar aankwamen zijn we eerst langs het nog zeer Middeleeuwse stadje N&rdlingen gegaan. Twee mensen hadden nadat ze de hele stadsmuur waren rond gelopen, een beetje moeite met het vinden van het centrum. Vervolgens zijn we verder gegaan naar het hoogtepunt van de excursie, het wagengraf uit Hochdorf. Het was wel jammer dat er helemaal geen echte vondsten te vinden waren. Naast het museum was nog een reconstructie gemaakt van een Nederzetting, inclusief een paar akkers. Het begon al laat te worden en dat terwijl er ook nog een Botanische tuin bezocht moest worden. Deze werd helaas voor sommige van ons geschrapt, want het was nog een tijdje reizen naar Tubingen. De jeugdherberg was wel even zoeken, want ook in deze stad had je een aantal eenrichtingswegen. Aangekomen in de herberg, werden snel de kamers verdeeld en zijn we gaan eten. Ze hebben hier een goed Indisch restaurant, een aanrader. Na het nuttigen van een biertje moesten we als een speer naar de jeugdherberg want om twaalf werd de avondklok ingesteld. Ik had nog niet echt zin om te gaan slapen dus heb ik nog met
dit alles begint de grote laatste avond en dat moet gevierd worden. We gaan bijna met iedereen naar een studentenrestaurant en genieten hier van een heerlijk diner. Onze Robert heeft de avond van tevoren samen met Eef in de stad rondgekeken en een paar leuke kroegen gevonden. Onze eerste kroeg is een kraakcafé. Op verzoek van ons doet de barjuffrouw de lichten boven onze tafel uit en haalt Erwin zijn theelichtjes uit zijn jas en maakt het gezellig. Robert weet het nog gezelliger te maken met de mededeling dat we niet al om twaalf uur naar huis hoeven, hij heeft wat geregeld. Op naar het volgende café, dit werd de Tagente. Volgens Eef en Tom een leuke kroeg, waar maar na een biertje hebben we het wel weer voor gezien. Er schijnt vlakbij nog een hele leuke disco te zijn met 80'er jaren muziek. Dus we gingen met z'n alle hierheen. Het werd die avond steeds leuker maar nadat Nina en ik op het Zwanenmeer gedanst hadden werd de muziek stopgezet en was het afgelopen. Helaas, maar ik was eigenlijk best moe geworden. De allerlaatste dag is aangebroken, we gaan terug naar Nederland. Ik kan me van de terugreis weinig herinneren behalve alle stops en files, maar ik weet wel nog te zeggen dat iedereen zich op de grens heeft opgesplitst en ik in Eindhoven op de trein ben gestapt en 's avonds pas rond een uur of acht thuis ben gekomen. Hier ben ik half dood op de bank in slaap gevallen. Menno van den Berg
een aantal mensen fluisterkolonisten gespeeld. Best apart spelen. De laatste echte excursie dag is aangebroken. We hebben inmiddels al afscheid genomen van Marieke en ook vandaag gaan Jan Peter, Ceciel, Tom en Anneli naar huis ze hebben allemaal wat te doen... Omdat de botanische tuin gisteren niet is doorgegaan kan een gedeelte vandaag hier naar toe. De andere groep krijgt in het slot van Tubingen een rondleiding. Daarna wordt een deel meegenomen naar een Middeleeuws stadje en een ander deel gaat naar de Heidengraben. Na NOVEMBER 2001 - 21
ARCHETYPE N ieuws van binnen EEN KRITISCHE NOOT AAN HET ONDERWIJSFRONT Het is alweer een tijdje geleden dat er uit de hoek van de Opleidingscommissie Archeologie en Prehistorie (zoals dat zo mooi heet) weer eens wat berichten naar buiten zijn gebracht. Het is namelijk niet zo dat de OC een jaar lang stil heeft gezeten en niets heeft uitgevoerd. Integendeel. Met het oog op de naderende invoering van de Bachelor/Masterstructuur zijn tig versies van de nieuw in te vullen opleiding doorgeploegd. Vaak moest bij de faculteit der Geesteswetenschappen er weer op gewezen worden wat voor een `vreemde eend' wij als archeologen nu eenmaal zijn in hun bijt. Het was en is nog steeds allemaal geen pretje, die BaMa. Wat is nu het geval. Aangezien minister Hermans zo graag Angelsaksisch wilde gaan doen met het onderwijs, werd het tijd om net als in bijvoorbeeld Engeland een hoger onderwijsstructuur in te voeren die bestaat uit een brede driejarige Bachelor- en een specialiserende tweejarige Masteropleiding. Als alle Europese landen dit dan ook zouden doen (in de geest van het verdrag van Bologna), zou het uitwisselen van studenten en samenwerken op Europees niveau een stuk makkelijker gaan. Het zou allemaal zo mooi kunnen zijn.... Alleen, Nederland zou Nederland niet zijn en dus lijkt het erop dat de BaMa een grote verkapte bezuinigingstruc gaat worden. En de UvA zou de UvA niet zijn en moet dus zonodig als haantje de voorste dit nieuwe onderwijssysteem al per september 2002 al invoeren. Maar wat betekent dit nu voor het onderwijs aan het Amsterdams Archeologisch Centrum? Ten eerste, de huidige propedeusestudenten zullen de eerste proefpersonen van dit nieuwe systeem worden. Voor de huidige (basis) doctoraalstudenten geldt dat zij zich vanaf september 2002 mogen bedienen van de overgangsregelingen, een reden dus om goed in de gaten te houden waar je recht op hebt en te zorgen datje niet te kort komt!!! M.a.w. zorg datje alle onderdelen in dit jaar haalt, want in de huidige vorm worden ze straks niet meer allemaal aangeboden. En dan nu de NOVEMBER 2001 - 22
BaMa. Alhoewel nog niets zeker is, valt in grote lijnen al te schetsen waar het naar toegaat. De Bachelor wordt zoals ze in Zoetermeer en bij het faculteitsbestuur graag zien een brede opleiding. Zo bestaat er straks geen onderscheid meer tussen Europese en Mediterrane studenten, je krijgt van alles wat en moet in het derde jaar ook nog een minor verplicht buiten de deur volgen. Veel ruimte voor specialisaties blijft dus niet meer over. Dit kan echter in de Master, waarvan nog niet met zekerheid bekend is of die een of twee jaar betaald wordt. In een ideale situatie zou een tweejarige Master weer veel goedmaken. Hier kan je je specialiseren in Europees of Mediterraan, in Romeins of Middeleeuws etc. Maar ja, hoe dat allemaal gaat lopen.... Toch baart de komst van de BaMa me grote zorgen. Als je immers onze opleiding vergelijkt met die van Leiden of de VU, dan komen we er marginaal vanaf. Zeker in Leiden heeft men het luxe met voor elke afstudeervariant straks een eigen Bachelor en de VU kan zich ook prima profileren doordat ze bijna al het onderwijs zelf mogen aanbieden (geen verplichte alien minors). Hierdoor verliest de UvA zeker haar concurrentiepositie, aangezien het niet echt duidelijk is hoe voor ons nu de Bachelor eruit gaat zien. Gelukkig zijn er nog mogelijkheden om scheidingen in het Europese en Mediterrane onderwijs aan te brengen. Maar gelet op de om specialisten-schreeuwende Malta-markt zou het misschien wel eens verstandig kunnen zijn om ons voor de Europese archeologie op één periode te richten. Je kan dan kiezen voor prehistorie in Leiden, provinciaal-Romeins aan de VU en Middeleeuws en de Nieuwe Tijd aan de UvA. Natuurlijk moet de archeologie van de Romeinse tijd in internationaal perspectief, ecologie en archeologie en maatschappij nog mogelijk zijn, maar als het om specialisten gaat, zullen er toch keuzes gemaakt worden. Tot zover de BaMa. Nu waren er afgelopen maanden nog een aantal dingen in het reilen en zeilen van het AAC die mijn aandacht vroegen. Zo was daar bijvoorbeeld het veldwerk. Door het schaarse aanbod van opgravingsprojecten was er dit jaar een ware exodus van studenten naar opgravingen in den lande om daar hun studiepunten te verdienen. Buiten het AAC. Dit komt echter mede door het feit de meeste opgravingen die het instituut doet, uitgevoerd worden door het Projectenbureau, het AACPb. Nu heb ik alle respect voor de keuzes die
ARCHETYPE gemaakt zijn voor het opzetten van een commercieel projectenbureau om deel te kunnen gaan nemen aan de marktwerking van de Malta-archeologie. Toch moet het me van het hart dat ik het betreur dat er geen gewone onderzoeksprojecten meer plaatsvinden, waar de student zonder contracten en problemen van voor tot achter een opgraving kon meemaken, tot de publicatie toe. Dit is binnen de Maltaarcheologie immers een stuk moeilijker. Bedrijven zullen zich namelijk aan de kwaliteitseisen moeten houden en met gekwalificeerde onderzoekers gaan werken. Dit maakt de mogelijkheden voor het laten participeren van studenten over de hele linie van een onderzoek een stuk ingewikkelder. Gelukkig zijn de onderzoekers van het AACPb en de onderwijscobrdinator op de goede weg om de link tussen lopend onderzoek en onderwijs binnen het AAC opnieuw vorm te geven. Zo kan een AAC-Pb voor studenten in de toekomst voordelen gaan bieden, die er vroeger niet waren (denk aan stageplaatsen, financiën e.d.). Maar voorlopig is het nog even afwachten en krijg je dus nog geen studiepunten als je deelneemt aan opgravingen van het AAC-Pb! Een tweede puntje van aandacht is dat van het promotieonderzoek. Nu de aanstelling van onze twee Frisia-onderzoekers is afgelopen, wordt het weer eens hoog tijd dat er nieuwe promotieplaatsen gecreëerd worden. Aan dat front is het immers zo'n vierjaar stil geweest! De eerste zet is gedaan met een promotieplaats voor Romeins Nijmegen, maar waar blijft de rest. Ik meen mij te herinneren dat het gros van de studenten die de afgelopen jaren aan het IPP/AAC zijn afgestudeerd, Middeleeuws archeologen zijn. Misschien eens tijd voor een groot onderzoeksproject naar urbanisatie ofzo?! Daarnaast vraag ik me af hoe het nu eigenlijk zit met de verhouding tussen NWOpromotieplaatsen en onze eigen UvA-bursalen. Voorlopig blijf ik het maar schimmig en stil vinden aan het promotiefront. Ter afsluiting nog een leuk wetenswaardigheidje. In deze tijden van onzekerheid over de toekomst van het onderwijs en onderzoek, het spook van Malta en onze Paarse geest genaamd marktwerking, betrap ik me er vaak op dat ik weer in het verleden duik. Nee, niet alleen de grond in, maar ook in het verleden van ons instituut. Zo
ontdekte ik laatst dat het binnenkort tijd is voor een feestje. Ja, ja, ons instituut mag op 15 november 2001 zijn 50 ste verjaardag vieren! Het is immers al weer een halve eeuw geleden dat in 1951 aan de Universiteit van Amsterdam het Instituut voor Prae- en Protohistorie werd opgericht. In 1974 werd de naam het z'n oprichter er aan toegevoegd en ging het Albert Egges van Giffen Instituut voor Prae- en Protohistorie heten. In 1991 werd de naam wederom veranderd en dit maal in Instituut voor Pre- en Protohistorische Archeologie Albert Egges van Giffen. Tot 1998 bleef de bekende afkorting IPP bestaan, maar werd in dat jaar omgedoopt tot Amsterdams Archeologisch Centrum. Aangezien vijftig jaar IPP/AAC moeilijk in een klein feestbundeltje valt te vatten en iedereen nog vol zit van zeven delen over het Bureau, stel ik voor er maar een extra lange kerstborrel van te maken. Je moet toch ergens je frustraties verwerken. Joep Hendriks
Arche - f acts II Twee Terra Sigillata scherven uit Forum Hadriani Inleiding Ruim een jaar geleden was de auteur dezes werkzaam bij het bureau Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente Rijswijk (Z.-H.). De bedoeling was al het aanwezige Romeinse aardewerk in de depots van de gemeente te determineren teneinde deze materiaalgroep te ontsluiten. Naast de vele vondstcomplexen die zich in het bodemvondstendepot van de gemeentelijke dienst bevonden, bezat ook het Rijswijks gemeentemuseum een collectie Romeinse vondsten, die gedaan zouden zijn bij bouwwerkzaamheden van het Diaconessenziekenhuis in park "Arentsburg" te Voorburg4 , bij Romeins archeologen beter bekend als de locatie van de Romeinse civitashoofdstad Municipium Aelium Cananefatium, ook wel Forum Hadriani genoemd (zie afbeelding 1).
4
Voorburg is de buurgemeente van Rijswijk. NOVEMBER 2001 - 23
ARCHETYPE omtrent de datering van de vindplaats en ze vormen een aanvulling op de reeds bekende vondsten uit Voorburg, zoals deze zijn gepubliceerd door Holwerda5 . De scherven Hoewel het complex uit meerdere versierde Terra Sigillatascherven bestaat, zullen in dit stuk slechts twee scherven besproken worden. Dit heeft onder andere als reden dat de determinatie van de scherven een behoorlijk tijdrovend karwei is. Ieder versieringselement dient afzonderlijk in de literatuur opgespoord te worden. Hierbij moet vaak een groot aantal boeken geraadpleegd worden. Afbeelding 1. Voorburg met in zwart de Romeinse gebouwresten en resten van de stadsmuur. Rechts bevindt zich het Diaconessenziekenhuis. Naar Hees 1999.
Onder deze vondsten bevonden zich een aantal forse stukken versierde Terra Sigillata, het befaamde Romeinse aardewerk dat onder andere bekend is vanwege zijn scherpe dateringsmogelijkheden. Scherven van deze aardewerksoort zijn veelal te koppelen aan het werk van een bepaalde pottenbakker. Jarenlang onderzoek heeft geresulteerd in een betrekkelijk goed beeld van waar en wanneer deze Terra Sigillata-pottenbakkers hun producten vervaardigden. Aldus is het mogelijk deze scherven niet alleen aan een pottenbakker en een productiecentrum te koppelen, maar ook om de scherven aan de hand van de productieperiode te dateren. De productieperiode vormt een aanwijzing voor de datering van de vindplaats; de scherf moet tijdens of vlak na deze periode op de vindplaats gearriveerd zijn. Hoewel het vaststaat dat de scherven op Forum Hadriani zijn aangetroffen, is er niets bekend over de vondstomstandigheden. Maakten de scherven deel uit van hetzelfde vondstcomplex en zijn ze aangetroffen in een afvalkuil, een waterput of anders? Helaas valt er geen antwoord (meer) te geven op deze vragen. Toch heeft het determineren van deze scherven wel een ander nut: ze dragen bij aan de kennis NOVEMBER 2001- 24
De beschrijving (zie hieronder) is als volgt opgebouwd: de verschillende versieringselementen worden op een zo logisch mogelijke volgorde beschreven. Achter al deze elementen wordt via een naam en cijfercombinatie aangegeven in welke catalogus zich de parallel van het element bevindt. De hierbij gebruikte afkortingen worden verderop in het stuk nader toegelicht door middel van een literatuurlijst. Achter deze naam en cijfercombinatie wordt met hoofdletters aangegeven welke pottenbakker(s) deze versieringselementen in zijn (hun) repertoire hadden (indien het element aan een pottenbakker gekoppeld kon worden). Hierna wordt het productiecentrum (bijvoorbeeld Lavoye) genoemd. Als de pottenbakker genoemd wordt, word er een datering gegeven. Aan het eind van de beschrijving volgt de uiteindelijke datering van de scherf.
5
Zie Holwerda 1923. Voor enkele recente vondsten zie Hees 1999.
ARCHETYPE
Scherf 1, schaal 1:2
Scherf 1 6 Eierlijst: Fólzer 456 Lavoye. Fluitspeler: Fólzer 354, vergelijk ook Muller, Butzbach 502 GESATUS Lavoye 125-IIIa. Erotische scène links: Chenet/Gaudron f,-.63 nr.13. Centrale erotische scène: Chenet/Gaudron fig.63 nr. 13 Lavoye. Erotische scène rechts: Chenet/Gaudron fig.61 R Lavoye. Getande cirkels: Fólzer taf.XVIII nr.6 TORDILO, Trier IId-Hla. Afsluitende dubbellijn: vergelijk Fólzer taf.VIII nr.26 Lavoye. Ondanks de getande cirkels die op een product uit Trier zouden wijzen, wijzen alle andere decoratie-elementen naar een product uit Lavoye. Dit productiecentrum produceerde vanaf ongeveer 125 n.Chr. tot in ~et begin van de derde eeuw. Gezien de betrekkelijk slechte kwaliteit van zowel de versiering als het baksel, alsmede de gebruikmaking van een Triers versieringselement uit de late tweede en het begin van de derde eeuw zou het mogelijk om een wat later product van Lavoye kunnen gaan.
6
Tekening door auteur
Scherf 2 7 Dier(?) in de linkerhoek: is niet nader te determineren. Plantje in de linkerhoek Müller, Butzbach 449 GESATUS Lavoye 125-IIIa. Gekartelde boog met binnenband Fólzer 447 Lavoye. Rosetten Fólzer 438 Lavoye. Rij van Guirlandebogen Fólzer 443 Lavoye. Kruisvormig element Fólzer 426, vergelijk ook Haalebos 395 en De Groot afb. 2D GERMANUS/VERUS, Lavoye 125-Ma. Dubbele plantjes in de guirlandebogen zijn een combinatie van twee verschillende elementen, de onderste helft is niet nader te determineren, het bovenste deel (blaadje) Risken taf. 13, 10, vergelijk ook Brunsting & Kalee pag. 135 nr 29 Argonnen 130-150. Afsluitende band met spiralen Fólzer 424 Lavoye. Productiecentrum Lavoye, 125-IIIa. Gezien de dikke standring moet er rekening mee worden gehouden dat het hier niet om een vroeg product van de Lavoyse Sigillatabakkerijen gaat.
7
Tekening door auteur
NOVEMBER 2001 - 25
ARCHETYPE Sigillata uit het Argonnengebied. Mogelijk heeft dit te maken met de aanvoerroutes voor dit aardewerk. De Terra Sigillata uit Trier werd via de Moezel en de Rijn naar ons land vervoerd waardoor de castella langs de Rijn binnen eerder voorzien werden van Trierse producten dan van die uit de Argonnen. Mogelijk heeft dit verschijnsel ook te maken met twee verschillende systemen: een meer op de civiele kant van de samenleving gerichte productie (Argonnen) en een productie die werd bepaald door de vraag van de kant van het leger. In hoeverre beide zaken zich tot elkaar verhouden is niet geheel duidelijk; mogelijk speelden beide factoren een rol bij de verspreiding van deze Romeinse aardewerkgroep in de provincie Germania Inferior.
Afbeelding 2. Het productiecentrum Lavove (cirkel) en Forum Hadriani (vierkant). Naar Werz 1999 Karte 3.
Conclusie en discussie Hoewel beide scherven dus niet aan één pottenbakker te koppelen zijn, kan hun datering in breedste zin gesteld worden op 125-IIIa. Waarschijnlijk dateren zij zelfs in de tweede helft van de tweede of mogelijk begin derde eeuw. Beide scherven lijken vervaardigd in Lavoye, gelegen in Noordoost Frankrijk in het gebied dat de Argonnen heet, tussen Reims en Verdun. Dit productiecentrum blijkt voor de regio rond Voorburg een van de belangrijkste herkomstplaatsen van Terra Sigillata te zijn. De reden hiervoor lijkt voor de hand te liggen: het productiecentrum ligt vlak bij de Maas, die een tiental kilometers ten zuiden van Voorburg uitmondde in de Noordzee via het Helinium. Via het krekenstelsel van de Gantel dat in verbinding stond met het Helinium en dat tot vlak bij Voorburg reikte en daar overging in het Kanaal van Corbulo moet het betrekkelijk eenvoudig zijn geweest het aardewerk in Voorburg op de markt te brengen (zie afbeelding 2). Opvallend is dat ten opzichte van het castellum te Zwammerdam (zie Haalebos 1977) de terra Sigillata uit Trier in Voorburg minder vertegenwoordigd is dan de NOVEMBER 2001 - 26
Literatuurlijst Brouwer, M., 1986, Het "Romeinse" aardewerk in het Maasmondgebied, in: M. C. van Trierum & H. E. Henkes, Landschap en Bewoning rond de mondingen van de Rijn, Maas en Schelde, Rotterdam Papers 5, Rotterdam, 77-90. Brunsting, H. & C. A. Kalee, 1989, Terra Sigillata met reliëfversiering, in: Ozinga, L. R. P., T. J. Hoekstra, M. D. de Weerd & S. L. Wynia, Het Romeinse castellum te Utrecht, Utrecht, 121-138. Chenet, G. & G. Gaudron, 1955, La céramique sigilleé d'Argonne des Ilième et IIIième siecles, Supplement a Gallia VI, Parijs. Fölzer, E., 1913, Die Bilderschüsseln der ostgallischen Sigillata-Manufakturen, Bonn. Groot, J. de, 1963, Wo hat Verus getöpfert?, in: Jahrbuch des Römisch-Germ anischen Zentralmuseums Maint, 10. Jahrgang, Mainz, 76-96. Haalebos, J. K. 1977, Zwammerdam. Nigrum Pullum. Ein Auxiliarkastell atn Niedergermanischen Limes, Amsterdam. Hees, J., 1999, Terra Sigillata. Twee opgravingen in Voorburg bekeken, in: Kwadrant, tijdschrift van de afdeling Den Haag en omstreken van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, 17e jaargang nummer 1, 6-27.
ARCHETYPE Syllabilijst d.d. 30 oktober 2001: Holwerda, J. H., 1923, Arentsburg. Een Romeinsch militair vlootstation bij Voorburg, Leiden.
Huld-Zetsche, 1., 1993, Trierer Reliefsigillata, Werkstatt 1, Materialien zur RSmischenGermanischen Keramik 12, Bonn.
Voor het 2 e jaar: Glas uit de Romeinse tijd (Euro 0,91 f 2,-) Glas: Geschiedenis, samenstelling en techniek, Glas uit de vroege ME (Euro 1,14 / f 2,50) Historische en epigrafische bronnen Romeinse tijd (Euro 1,14 / f 2,50) Vroeb Middeleeuws Glas, Deel I (Euro 1,37 / f 3,-) Voorwerpen van been en gewei (Euro 1,03 / f 2,25)
Müller, G., 1968, Das Lagerdorf des Kastells Butzbach. Die Reliefverzierte Terra Sigillata., Limesforschungen 5, Berlijn.
Voor het 3 e jaar: Middeleeuws en vroeg -modern aardewerk en glas (Euro 6,70 / f 14,75)
Ricken, H., 1948, Die Bilderschüsseln der römischen TSpfer von Rheinzabern. Textband mit Typenbildern zu Katalog VI, Materialien zur r~misch-gennanischen Keramik 7, Bonn.
Voor het 4e jaar: Reader Archeologie en Maatschappij: Rollenspel 2001 (Euro 10,67 / f 23,50)
Huld-Zetsche, 1., 1972, Trierer Reliefsigillata, Werkstatt I, Materialien zur RdmischenGermanischen Keramik 9, Bonn.
Ricken, H. & C. Fischer, 1963, Die Bilderschüsseln der römischen Töpfer von Rheinzabern. Materialien zur rómischgennanisehen Keramik 7, Bonn. Werz, U., 1999, Die Gegenstempel auf Küpfermünzen des Augustus im Rheingebiet. Vorbericht über eine Neuaufnahme, in: Schlüter, W. & R. Wiegels (Hg.), Rom, Germanien und die Ausgrabungen von Kalkriese, 305-326.
Voor het actuele aanbod aan syllabi moet je kijken op: http://come.to/trilithon Iedere dinsdagochtend van 9:30 tot 11:00 en dinsdagmiddag van 13:00 tot 15:00 verkopen Arjan den Braven, Johan Verspay en Rein van `t Veer de syllabi in de Trilithonkamer. Als je echt niet op de dinsdag kan komen, mail voor een afspraak naar:
[email protected]
Jasper de Bruin Weesperstraat 15-3.19 1 018 DN Amsterdam
Aankondiging Syllabi-verkoop van Trilithon Zoals jullie wellicht al gemerkt hebben doet Trilithon tegenwoordig de syllabi-verkoop. Vanaf week 47 (19-11-01) worden alle syllabi die via het secretariaat zijn besteld door docenten centraal aangeboden in de Trilithonkamer (G3.16a), in samenwerking met Florien Pals en Elizabeth Segers.
NOVEMBER 2001- 27
AGENDA Tentoonstelligen •
De gouden eeuw van Gelre: Kunst en cultuur in het oude hertogdom. Museum het Valkhof, Nijmegen. T/m 18 november 2001 • Opgespoord verleden. Kunsthal, Rotterdam. T/m 18 november 2001 • Fl int & stones. Stedelijk Museum Hoogstraten, Hoogstraten (België). T/m 23 december 2001 • Thuis in de bodem. Archeologisch Museum Haarlem. T/m 27 januari 2002 • Armenië: verborgen rijkdom uit de bergen, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. T/m 3 maart 2001
Symposia & Weekenden • • • • • • • • •
Roman Mithraism: the evidence of the small finds. Tienen 7 & 8 november 2001 SNA-Reuvensdagen. Almere 8 & 9 november 2001 1991-2001 10 jaar AWN. Arnhem. 15 november 2001 Mediterranean Urbanisation 800-600 BV. Londen. 15 & 16 november 2001 Opgraven en invoeren. Tongeren. 28 november 2001 Archeologen met de billen bloot. Amsterdam. 7 december 2001 Theoretical Archaeology group. Dublin. 13 t/m 15 december 2001 International Symposium on Archaeometry. Amsterdam. 22 t/m 26 april 2001 Medieval Europe. Basel. 10 t/m 15 september 2002