NOTITIE agendapunt :
14
vergaderdatum :
18 september 2014
onderwerp :
Uitgebreidere toelichting MRA-Elektrisch , en samenwerkingsovereenkomst
Aan het dagelijks bestuur ligt op 18 september het onderstaande voorstel voor: Gevraagde beslissing: 1. In te stemmen met de bijgevoegde concept voordracht voor de regioraad van 21 oktober 2014, met als gevraagde beslissing: A. In te stemmen met het besluit tot het aangaan van de bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst voor MRA-Elektrisch B. Mandaat te verlenen aan het dagelijks bestuur om gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst te besluiten over jaarlijkse verlenging hiervan. 2. Volmacht / machtiging te verlenen aan de Gedeputeerde Verkeer en Vervoer van de Provincie Noord-Holland om – na besluitvorming door de regioraad op 21 oktober 2014 – middelen uit het projectbudget MRA-E te gebruiken overeenkomstig het werkprogramma, met de bevoegdheid hiervoor ondervolmacht / ondermachtiging te verlenen aan een andere functionaris van bij de samenwerkingsovereenkomst betrokken partijen. 3. Volmacht te verlenen aan de portefeuillehouder Verkeer om - na besluitvorming door de regioraad op 21 oktober 2014 - de samenwerkingsovereenkomst namens de Stadsregio Amsterdam te ondertekenen. Toelichting Toelichting over elektrisch rijden en het project MRA-Elektrisch Sinds begin 2012 werken verschillende overheden (provincie Noord-Holland, provincie Flevoland en diverse gemeenten) samen aan het stimuleren van elektrisch rijden (auto’s) in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit gebeurt onder de naam ‘MRA-Elektrisch’ (MRA-E). Aangetrokken door de voordelen van de samenwerking hebben ook verschillende gemeenten in Noord-Holland en Flevoland buiten de MRA zich aangesloten, en onlangs de provincie Utrecht. Voordelen van de regionale samenwerking in MRA-E zijn o.a.: • Gezamenlijke financiering en inkoop van openbare oplaadpunten en elektriciteit. Daarmee is het gemakkelijker om laadpunten te realiseren, dan wanneer verschillende partijen dat afzonderlijk doen. Bovendien maakt de uitvraag van een grotere hoeveelheid laadpunten het mogelijk dat inschrijvers een lagere prijs kunnen bieden (dus dat je met elkaar meer laadpunten voor hetzelfde budget kunt plaatsen). • Ondersteuning van gemeenten bij plaatsing en beheer van laadpunten. Dit verlaagt de drempel voor gemeenten om laadpunten te realiseren. • Via deze aanpak wordt momenteel in tamelijk korte tijd een substantieel aantal laadpunten gerealiseerd. Gemeenten zijn enthousiast dat er een snelle oplossing wordt
•
geboden om aan de toenemende vraag naar openbare laadpunten te voldoen. De installatie van gelijke laadpunten in de regio vergroot het gebruiksgemak van de gebruikers.
Elektrisch rijden past in het doel van transitie naar meer gebruik van duurzame energie en minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het draagt bij aan beperking van (lokale) schadelijke uitstoot. Elektrisch rijden biedt ook economische kansen voor Nederland als koploper en proeftuin. Het aantrekken van innovatieve bedrijven kan de regio en Nederland een koppositie geven in Europa. In Almere zit b.v. een fabrikant van laadpunten, en in Amsterdam zit het Europese hoofdkantoor van het automerk Tesla. Deze voordelen van elektrisch rijden, en de regionale samenwerking op dit terrein, zijn voor de Stadsregio aanleiding om deel te nemen in MRA-E, en het project financieel te ondersteunen. Het Projectbureau MRA-E werkt namens de deelnemende partijen als uitvoeringsorganisatie aan diverse acties om elektrisch rijden te stimuleren. Het gaat o.a. om gezamenlijke aanbesteding van laadpunten in gemeenten, vergroten van het aandeel van elektrisch rijden onder veelrijders, en het ondersteunen van gemeenten bij praktische vragen over b.v. elektrisch rijden en parkeren. MRA-E heeft in de afgelopen periode concrete resultaten bereikt, waaronder: • MRA-E heeft na een meervoudige onderhandse uitvraag door de combinatie Nuon/Heijmans in 2013 en begin 2014 200 laadpunten (= 100 laadpalen met 2 aansluitingen) laten plaatsen in zo’n 30 gemeenten in en rond de Metropoolregio Amsterdam, waaronder 13 gemeenten in de Stadsregio. Het gaat om openbare laadpunten, waarvan op voorhand duidelijk is dat er een aanvrager met een elektrische auto gebruik van gaat maken. Deze tranche van 200 laadpunten was snel ingevuld met aanvragen, en er is vraag naar meer laadpunten. Dit past in de trend van toenemende animo voor elektrisch rijden in Nederland. Het aantal elektrische auto’s in Nederland is – mede door fiscaal rijksbeleid - tussen eind 2012 en halverwege 2014 toegenomen van 6.200 naar 37.000. • Momenteel rondt MRA-E een volgende Europese aanbesteding van 1.200 laadpunten (= 600 laadpalen met 2 aansluitingen) af voor heel Flevoland, Noord-Holland en Utrecht. Deze laadpunten worden in de komende drie jaar geplaatst, verspreid over het genoemde gebied. Er is reeds veel interesse bij gemeenten om deze laadpunten te bestellen. Ter informatie: Recent is berichtgeving verschenen in de media waar wordt gesteld dat de laadtarieven voor de consument sterk stijgen. Dit geldt alleen voor de laadpunten onder beheer van de organisatie E-Laad. In het programma van eisen van MRA-E mogen tarieven voor laden wel geleidelijk toenemen, maar ze zijn gemaximaliseerd op een tarief waarbij elektrisch rijden voordeliger blijft dan rijden op benzine/diesel. • Vergroten van het aandeel van elektrisch rijden onder veelrijders: MRA-E levert inspanningen om zelfstandigen, ondernemingen en overheidsinstellingen te overtuigen het wagenpark te elektrisch te maken. Via stakeholderbijeenkomsten worden bedrijven geïnformeerd over de mogelijkheden en dat elektrisch rijden vaak zelfs goedkoper is. • MRA-E organiseert ongeveer vier keer per jaar een bijeenkomst voor deelnemende en geïnteresseerde gemeenten om ervaringen en vragen onderling uit te wisselen. • MRA-E heeft een Helpdesk Elektrisch Rijden geopend. Elektrisch rijden roept veel vragen op bij lokale overheden, over openbare laadpunten, parkeeroplossingen, het stimuleren van bedrijven en hun eigen gemeentelijke wagenpark. De gemeenten in de Metropoolregio kunnen hiervoor al sinds de start van het project bij MRA-E terecht. MRA-E wil de kennis en ervaring opgedaan met de gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam op deze manier landelijk delen. De samenwerking in MRA-E wordt georganiseerd en bekostigd via de partijen in het Bestuurlijk Overleg Platform Bereikbaarheid Metropoolregio (BO PBM). Provincie Noord-Holland, Provincie Flevoland, de gemeenten Almere en Amsterdam, en de Stadsregio Amsterdam leveren ieder jaarlijks een financiële bijdrage aan de begroting van MRA-E. Hieruit worden o.a. de uitvoeringsorganisatie bekostigd, en andere kosten voor de organisatie en uitvoering zoals kennisbijeenkomsten en communicatie. Over de drie jaren 2012 – 2014 samen heeft de
Stadsregio aan organisatie en uitvoering € 104.000 bijgedragen. Daarnaast heeft de Stadsregio - net als de provincies Flevoland en Noord-Holland - een bijdrage van € 200.000 geleverd voor de projectkosten van de twee boven genoemde gezamenlijke rondes inkoop/aanbesteding van laadpunten. Het financieringsmodel maakt de uitrol van oplaadinfrastructuur bereikbaar voor alle gemeenten. Elk geplaatst laadpunt wordt bekostigd door een bijdrage van meerdere partijen, waaronder de gemeenten zelf, en ook enkele leasemaatschappijen. Ook het Rijk heeft enige tijd geleden een bijdrage toegezegd, hierover vindt nog overleg plaats met het Rijk. Sinds 2014 heeft ook de Provincie Utrecht zich aangesloten bij MRA-E om te kunnen deelnemen in de gezamenlijke aanbesteding. Met de Provincie Utrecht is een separate overeenkomst afgesloten omdat zij op dit moment alleen deelneemt in de gezamenlijke aanbesteding en niet in andere acties van MRA-E. Daarmee is Provincie Utrecht nu geen partij in de voorliggende samenwerkingsovereenkomst. Mogelijk wordt in de toekomst nog wel een aanvullende overeenkomst tussen Provincie Utrecht en de MRA gesloten waarbij de voorliggende samenwerkingsovereenkomst als basis dient. De Provincie Noord-Holland zal dit najaar een voorstel tot voortzetting van het project MRA-E in 2015 (inclusief de financiële bijdrage voor organisatie en uitvoering in 2015) in het BO PBM inbrengen, en een voorstel voor een werkprogramma van MRA-E voor 2015. Hierbij zullen de resultaten worden betrokken van een evaluatie van het project, die momenteel in opdracht van de Provincie Noord-Holland plaatsvindt. Naar verwachting omvat de gevraagde bijdrage per partij voor 2015 ongeveer € 40.000 – 50.000. Dat is vergelijkbaar met de bijdrage voor 2014. De gemeente Almere heeft vooralsnog aangegeven dat zij voor 2015 geen ruimte in de begroting kan vinden voor deze bijdrage. Almere blijft wel investeren in laadinfrastructuur via de eigen gemeentelijke bijdrage per laadpunt, vergelijkbaar met de andere gemeenten die laadpunten afnemen uit de gezamenlijke aanbesteding. In samenhang met de bespreking in het BO PBM zal dit najaar een voorstel over deelname aan MRA-E in 2015 worden voorgelegd aan het dagelijks bestuur van de Stadsregio. Het nu voorliggende voorstel over de samenwerkingsovereenkomst loopt hierop vooruit. Dit heeft ermee te maken dat het juridisch en organisatorisch wenselijk is om de bestaande samenwerking op korte termijn via deze overeenkomst formeel vast te leggen. Ad 1A ‘In te stemmen met het besluit tot het aangaan van de bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst voor MRA-Elektrisch’ De gevraagde beslissing 1A is om op 21 oktober aan de regioraad te vragen om in te stemmen met het aangaan van de bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst voor MRA-E. De samenwerkingsovereenkomst moet aan de regioraad worden voorgelegd omdat de regioraad op 17 december 2002 een aantal onderwerpen heeft benoemd die verplicht moeten worden voorgelegd aan de regioraad. Hieronder vallen overeenkomsten die het dagelijks bestuur met andere bestuurlijke of maatschappelijke organisaties aangaat, wijzigt of ontbindt, en die dus vaststelling door de regioraad behoeven. In het huidige mandaatbesluit uit 2009 wordt daaraan ook gerefereerd. Wat is de aanleiding voor het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst? De samenwerking in MRA-E staat onder leiding van provincie Noord-Holland. Gedeputeerde E. Post is bestuurlijk opdrachtgever namens het BO PBM. In de samenwerkingsovereenkomst is de rol van de Provincie Noord-Holland als bestuurlijk opdrachtgever en administrateur van het project MRA-E formeel vastgelegd. De overeenkomst bekrachtigt de samenwerking tussen de betrokken partijen en is nodig voor een ordelijk beheer en opdrachtverstrekking binnen het project. Door het tekenen van de overeenkomst wordt voldaan aan voorwaarden die worden gesteld door de Europese financiers van het samenwerkingsverband (programma’s Interreg, EFRO, Life+). De overeenkomst is in het Directeuren Overleg Metropoolregio Amsterdam
(DOMA) besproken en n.a.v. opmerkingen van betrokken partijen aangepast, en door de provincie Noord-Holland juridisch getoetst. De samenwerkingsovereenkomst regelt diverse afspraken, rechten, plichten en verantwoordelijkheden tussen de deelnemers. Kort samengevat gaat het om de volgende zaken: • Doel van de samenwerking • Organisatie van de samenwerking • Financiële bijdragen van de deelnemers aan MRA• Duur van de overeenkomst, toepasselijk recht en wijziginge • Geschillen Binnen deze zaken heeft de Stadsregio met extra aandacht gekeken naar de volgende punten: • Voldoende zeggenschap van de Stadsregio over beleidsbeslissingen en mogelijke financiële consequenties: Het project MRA-E wordt uitgevoerd op basis van een werkprogramma, dat jaarlijks wordt opgesteld door de uitvoeringsorganisatie van MRA-E. Dit wordt na akkoord van het DOMA geagendeerd in het BO PBM, en daarna ter vaststelling voorgelegd aan GS van Noord-Holland. Besluiten die voortvloeien uit het werkprogramma worden ter informatie voorgelegd aan het DOMA, dat deze besluiten ter instemming voor kan leggen aan het BO PBM. Ook voorstellen die niet passen binnen het werkprogramma volgen deze weg, maar moeten nog aan GS van Noord-Holland worden voorgelegd. Belangrijke bepalingen voor de Stadsregio m.b.t. borging van zeggenschap zijn daarnaast dat voorstellen met financiële consequenties voor een partij alleen mogelijk zijn met schriftelijke instemming van die partij, en dat partijen na bespreking in het DOMA de mogelijkheid hebben om de besluiten voorafgaand aan verdere besluitvorming in BO PBM en GS voor te leggen aan hun eigen bestuurlijke organen. • Aanwezigheid van financiële risico’s, en beheersing daarvan; consequenties van financiële risico’s voor de Stadsregio: Besluitvorming over de feitelijke voeding en onttrekkingen van het projectbudget vinden plaats door de provincie Noord-Holland, zij is ook verantwoordelijk voor het financieel beheer. De partijen zorgen ervoor dat aan de gedeputeerde Verkeer en Vervoer van de provincie volmacht (zie ook gevraagde beslissing 2) wordt verleend om de middelen uit het projectbudget te gebruiken zoals vastgesteld in het werkprogramma. Er is opgenomen dat bij beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst een eventueel positief of negatief saldo naar rato wordt verdeeld onder de partijen die hebben bijgedragen. Ook is opgenomen dat financiële risico’s in principe binnen de begroting van het werkprogramma worden opgevangen. Indien het financieel risico niet volledig binnen de begroting van het werkprogramma kan worden opgevangen wordt het restant naar rato verdeeld onder de partijen die hebben bijgedragen. Dit kan dus betekenen dat de Stadsregio samen met de andere deelnemende partijen financieel extra zou moeten bijspringen. Er zijn hierbij twee concrete risico’s benoemd, die de Provincie Noord-Holland als (zeer) gering beschouwt: o Gemeenten nemen uiteindelijk minder laadpunten af dan de provincie al heeft besteld bij de leverancier. De provincie beschouwt dit risico als gering, omdat uit de reacties van de gemeenten blijkt dat er een grote vraag naar nieuwe laadpunten is, en omdat bij een eerdere gezamenlijke aankoop van laadpunten deze ook binnen korte tijd ‘uitverkocht’ en geplaatst waren. o Dat de laadpuntenleverancier/-beheerder en/of stroomaanbieder failliet gaan waardoor de geplaatste laadpunten niet meer operationeel zijn, en er een nieuwe exploitant moet worden gezocht wat zeker meerkosten zal meebrengen. Ook dat risico wordt als gering ingeschat. Bovendien wordt het financiële risico voor de deelnemende partijen beperkt doordat de provincie alleen laadpunten bestelt waarvoor al dekking is gevonden in de begroting van MRA-E. De provincie bestelt dus geen laadpunten ‘vooruit’ bij de leverancier in afwachting van bijdragen die nog niet zeker zijn. Tenslotte: Als er naast de aanbesteding van laadpunten nieuwe initatieven zijn met financiële consequenties en risico’s voor de deelnemende partijen, dan vergt dit eerst expliciete
instemming van de deelnemende partijen. Ad 1B ‘Mandaat te verlenen aan het dagelijks bestuur om gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst te besluiten over jaarlijkse verlenging hiervan’ In artikel 5.1 van de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat deze jaarlijks stilzwijgend wordt verlengd, tot en met uiterlijk 31 december 2019. Tot deze verlenging wordt overigens wel expliciet besloten door het BO PBM, nadat de bestuursorganen van de deelnemende partijen zijn geconsulteerd. Voorafgaand aan dit besluit van het BO PBM brengt het DOMA drie maanden voor elk kalenderjaar een advies uit aan het BO PBM. In de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de Provincie Noord-Holland jaarlijks binnen één maand na afloop van het voorgaande kalenderjaar aan de deelnemende partijen de verantwoording van de uitgaven in het voorgaande kalenderjaar overlegt. Aan de regioraad stellen we voor om het dagelijks bestuur te mandateren om gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst te besluiten over jaarlijkse verlenging hiervan. Het doel van dit mandaat is het voorkomen dat de regioraad jaarlijks moet worden belast met het nemen van een besluit over verlenging. Wel wordt de regioraad jaarlijks via de raadscommissie Verkeer & Vervoer geïnformeerd over het besluit van het dagelijks bestuur over het al dan niet verlengen van de overeenkomst, en de achterliggende motivatie (o.a. aan de hand van de resultaten, ontwikkelingen en financiële verantwoording in het project MRA-E). Ad 2: ‘Volmacht / machtiging te verlenen aan de Gedeputeerde Verkeer en Vervoer van de provincie Noord-Holland om – na besluitvorming door de regioraad op 21 oktober 2014 – middelen uit het projectbudget MRA-E te gebruiken overeenkomstig het werkprogramma, met de bevoegdheid hiervoor ondervolmacht / ondermachtiging te verlenen aan een andere functionaris van bij de samenwerkingsovereenkomst betrokken partijen’ Op voorstel van de Provincie Flevoland is in de samenwerkingsovereenkomst niet direct het volmacht verstrekt, maar in plaats daarvan opgenomen dat de partijen voor het volmacht zorgen. De interne regelingen van de Stadsregio voorzien niet in verlening van volmacht en machtiging aan functionarissen buiten de organisatie van de Stadsregio, zodat daarvoor een apart besluit nodig is. Deze gevraagde beslissing geeft de bestuurlijk-juridische basis hiervoor. Ad 3: ‘Volmacht te verlenen aan de portefeuillehouder Verkeer om - na besluitvorming door de regioraad op 21 oktober 2014 - de samenwerkingsovereenkomst namens de Stadsregio Amsterdam te ondertekenen’ Deze gevraagde beslissing is praktisch van aard: hiermee kan na besluitvorming de portefeuillehouder Verkeer de samenwerkingsovereenkomst tekenen.