Voorstel aan dagelijks bestuur Datum vergadering Steller / afdeling Bestuurder Programma Routing
26-08-2014 P. Daelmans / Middelen R.L.M. Sleijpen Bedrijfsvoering DB, MFB
Agendapunt Openbaar Bijlage(n) Registratiecode
7 Ja 1
*142594*
Onderwerp Tussentijdse verantwoording treasurybeleid 2014 Voorstel De tussentijdse rapportage treasurybeleid 2014 voor kennisgeving aannemen en deze ter kennisneming agenderen voor de commissie Middelen en Financieel Beleid. Samenvatting Jaarlijks vindt een tussentijdse verantwoording plaats over het gevoerde treasurybeleid. In de ‘Tussentijdse rapportage treasurybeleid 2014' wordt op hoofdlijnen over het eerste halfjaar van 2014 een tussentijdse verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid en een doorkijk gegeven naar de rest van het jaar. De adjunct-directeur,
mr. M.H.M.G. Leenders-Stassen
142594
1/2
Toelichting In het kader van de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) die met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, is een treasuryparagraaf verplicht voorgeschreven. De basis van de treasuryparagraaf wordt gevormd door het treasurystatuut. Op 1 juli 2014 heeft het algemeen bestuur het ‘treasurystatuut 2014’ vastgesteld. Aangezien de voorliggende rapportage betrekking heeft op de periode 1 januari 2014 tot 1 juli 2014 vormt het ‘treasurystatuut 2011’ nog de basis voor deze rapportage. Naast het treasurystatuut is de treasuryparagraaf een belangrijk instrument voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op treasury. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Het treasurystatuut geeft de infrastructuur voor de treasuryfunctie. In de programmabegroting wordt het treasurybeleid voor het volgende jaar opgenomen door middel van concrete plannen en in de programmarekening gaat het om de realisatie van die plannen en om een verschillenanalyse tussen raming en realisatie.
./.
Tussentijdse verantwoording Jaarlijks vindt een tussentijdse verantwoording plaats over het gevoerde treasurybeleid. Als bijlage treft u dan ook de 'Tussentijdse rapportage treasurybeleid 2014' aan. Hierin wordt op hoofdlijnen over het eerste halfjaar van 2014 een tussentijdse verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid en een doorkijk gegeven naar de rest van het jaar. Ook zijn de resultaten van de treasuryscan die de NWB-bank vanaf 2013 jaarlijks voor ons waterschap uitvoert in de voorliggende rapportage opgenomen.
142594
2/2
Tussentijdse rapportage Treasurybeleid 2014 Sittard, 10 juli 2014
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................................2 1
Landsbanki Island ..........................................................................................................................3
2
Renteontwikkeling ..........................................................................................................................4
3
Liquiditeitspositie ............................................................................................................................5
4
Renteresultaat ................................................................................................................................6
5
Herziening kredietopslag basisrentelening ....................................................................................8
6
Kasgeldlimiet / langlopende geldlening ..........................................................................................8
7
Schatkistbankieren .........................................................................................................................9
8
Wet Hof ........................................................................................................................................11
9
Treasuryscan NWB-bank .............................................................................................................11
10
Resumé ........................................................................................................................................13
142592
1/13
Inleiding In het kader van de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido), welke met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, is een treasuryparagraaf in de begroting verplicht voorgeschreven. De basis van de treasuryparagraaf wordt gevormd door het ‘treasurystatuut 2011’. Deze dient dan ook als uitgangspunt voor de voorliggende rapportage. In verband met de invoering van het schatkistbankieren heeft het algemeen bestuur op 1 juli 2014 het ‘treasurystatuut 2014’ vastgesteld. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Schematisch kan de relatie tussen het treasurystatuut, treasuryparagraaf (lees jaarplan) en de treasuryuitvoering als volgt in beeld worden gebracht.
Onderstaand wordt op hoofdlijnen over het eerste halfjaar van 2014 (tussentijds) verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid bij het waterschap en wordt een doorkijk gegeven naar de rest van het dienstjaar. Ook wordt ingegaan op het schatkistbankieren dat in 2014 zijn intrede heeft gedaan. In deze tussentijdse verantwoording beperken we ons tot de navolgende onderwerpen: 1. Landsbanki Island 2. Renteontwikkeling 3. Liquiditeitspositie 4. Renteresultaat 5. Herziening kredietopslag basisrentelening 6. Kasgeldlimiet / langlopende geldlening 7. Schatkistbankieren 8. Wet Hof 9. Treasuryscan NWB-bank
142592
2/13
1
Landsbanki Island
Het waterschap heeft op 30 mei 2008 een deposito van € 5.000.000 geplaatst bij Landsbanki Island. Landsbanki heeft na het verstrijken van de looptijd niet aan de financiële verplichting kunnen voldoen. Na een langdurig juridisch proces heeft de Hoge Raad van IJsland op 28 oktober 2011 de claim van de Noord-Hollandgroep, waar het waterschap deel van uit maakt, als preferent erkend. De preferente claim voor Roer en Overmaas is vastgesteld op € 5.235.173,71. Op 6 januari 2012 is de eerste uitbetaling van € 1.625.618,06, op 6 juni 2012 de tweede uitbetaling van € 706.979,05, op 11 oktober 2012 de derde uitbetaling van € 334.913,97 en op 27 september 2013 de vierde uitbetaling ter grootte van € 275.371,31 ontvangen. De vordering van Landsbanki is, rekening houdende met het te verwachten recoverypercentage en eventuele valutarisico’s in de jaarrekening 2013 gewaardeerd op 95% van de nominale vordering. Gelet op de uitbetalingen bedraagt de openstaande vordering per 1-1-2014 nog € 1.786.230,61. In onderstaande overzichten is weergeven hoe de afloop van het uitstaande deposito er uitziet, benaderd vanuit de openstaande balanspost per 1 januari 2012 van WRO en de preferente claim van Landsbanki. Vordering Landsbanki balans WRO per 1-1-2012 Af: - 1e uitbetaling op NWB-bank - 2e uitbetaling op NWB-bank - 3e uitbetaling op NWB-bank - 4e uitbetaling op NWB-bank
4.729.113,00
06-01-2012 06-06-2012 11-10-2012 27-09-2013
34,37% 14,95% 7,08% 5,82%
1.625.618,06 706.979,05 334.913,97 275.371,31
totaal
2.942.882,39
Restant vordering
1.786.230,61
Preferente claim Landsbanki*
5.235.173,71
Af: - 1e uitbetaling op NWB-bank - 2e uitbetaling op NWB-bank - 3e uitbetaling op NWB-bank - 4e uitbetaling op NWB-bank
06-01-2012 06-06-2012 11-10-2012 27-09-2013
31,05% 13,50% 6,40% 5,26%
1.625.618,06 706.979,05 334.913,97 275.371,31
totaal
2.942.882,39
Restant claim op basis van uitbetaling
2.292.291,32
* De preferente claim bestaat naast het nominale deposito van € 5.000.000 uit de contractuele rente van het deposito (5,32% over de periode 30-05-2008 tot 15-122008) de wettelijke rente (6% over de periode 15-12-2008 tot 22-04-2009) minus de reeds ontvangen uitkering uit het depositogarantiefonds (€ 20.887).
142592
3/13
Laatste stand van zaken Op basis van financiële informatie van de Winding Up Board van Landsbanki per 31 maart 2014 (gepubliceerd op 12 juni 2014) is gebleken dat het recoverypercentage van de preferente claims van Landsbanki op 115% ligt. Verder blijkt uit deze financiële informatie dat de verwachting is dat in 2017 voldoende geld in de boedel van Landsbanki zit om de nog openstaande schuld van de preferente schuldeisers te voldoen. In mei 2014 heeft de Winding up Board en een vertegenwoordiging van de Landsbanki-crediteuren een akkoord bereikt met Landsbanki nieuw over de aanpassing van de gemaakte afspraken over het financieel instrument. Dit betreft de vergoeding (in de vorm van obligaties) die Landsbanki nieuw moet betalen aan de boedel van de oude bank, omdat na instorting van de oude bank een aantal vorderingen is overgebracht naar de nieuwe bank. De vergoeding is bepaald op ISK 226 miljard (€ 1,45 miljard) en de terugbetalingstermijn is verlengd met 8 jaar van oktober 2018 naar oktober 2026. Het akkoord zal pas in werking treden wanneer de IJslandse centrale bank instemt met de voorwaarden die gesteld worden met betrekking tot het aanpassen van de capital controls voor de periode 2014-2026. De zogenaamde ‘capital controls’ in IJsland zijn namelijk bij wet aangescherpt waardoor de IJslandse centrale bank toestemming moet geven voor de uitbetaling van buitenlandse valuta aan de Landsbanki crediteuren. De ‘capital controls’ zijn bedoeld om de IJslandse kroon te beschermen tegen koersschommelingen. e
Een 5 uitbetaling van Landsbanki (opgebouwd uit twee tranches van juni 2013 en februari 2014) die gelijk is aan ruim 20% van de uitstaande preferente vorderingen is door de ‘capital controls’ al geruime tijd geblokkeerd. De vertegenwoordiging van de Landsbanki-crediteuren heeft de instemming met een nieuw financieel instrument dan ook gekoppeld aan een goedkeuring van de IJslandse Centrale Bank e voor een 5 uitkering door Landsbanki nog dit jaar. Inmiddels is duidelijk geworden dat de IJslandse regering niet voornemens is om voortvarend mee te mee te werken aan uitkeringen aan de preferente schuldeisers en de capital controls gehandhaafd blijven. Wat het effect hiervan is op de afwikkeling van het Landsbanki dossier is op basis van de huidige inzichten niet in te schatten.
2
Renteontwikkeling
Sinds geruime tijd worden de ontwikkelingen op de financiële markten sterk beïnvloed door de achterblijvende economische groei en de lage inflatie. Zo liet de economie in Nederland in het e 1 kwartaal van 2014 nog een krimp zien van 0,6%. Omdat de krimp grotendeels verklaard kan worden uit eenmalige factoren (met name lager gasverbruik als gevolg van de zachte winter) is de verwachting dat het economisch herstel zal aanhouden. De inflatie in de eurozone bevindt zich momenteel op een (stabiel)niveau van 0,5% en de verwachting is dat deze uiteindelijk zal uitkomen op 0,6%. De inflatie in Nederland daarentegen is iets hoger en bedraagt momenteel 0,8%. Om de economische groei te bevorderen heeft de Europese Centrale Bank (ECB) op 5 juni 2014 de rente met 0,10% verlaagd tot een historisch dieptepunt van 0,15%. De depositorente die 0% was werd verder verlaagd tot -0,10%. Ook heeft de centrale bank een aantal maatregelen genomen om het functioneren van het transmissiemechanisme van het monetaire beleid (proces van veranderingen in de geldvoorraad) te verbeteren en de kredietverlening door banken te stimuleren. De korte rente (lees debetrente) is in de eerste helft van 2014 iets toegenomen maar bevindt zich door de renteverlaging van de ECB momenteel weer op het niveau van het begin van het jaar, te weten 0,25%.
142592
4/13
De lange rente heeft door het achter blijven van het economisch herstel van de wereldeconomie in de eerste maanden van het jaar een licht dalende trend laten zien. Door de maatregelen van de ECB wordt ook de lange rente gedrukt. Wel is de verwachting dat bij een stevig economisch herstel de lange rente vanaf het najaar zal oplopen. De lange rente wordt in tegenstelling tot de korte rente niet bepaald door de ECB maar door de markt. In onderstaand overzicht en grafiek is dit weergegeven door middel van de rentetarieven die door de Nederlandse Waterschapsbank (NWB-bank) worden gehanteerd. Renteniveau NWB per Rentevorm
1-1-2014
1-4-2014
30-6-2014
0,25%
0,35%
0,25%
Korte rente •
Rekening-courant rente
Lange rente
3
•
10 jaar gelijk
2,08%
1,83%
1,49%
•
15 jaar gelijk
2,65%
2,35%
2,00%
•
20 jaar gelijk
3,01%
2,71%
2,35%
•
25 jaar gelijk
3,28%
2,93%
2,59%
Liquiditeitspositie
De liquiditeitspositie van het waterschap over het dienstjaar 2014 is onderstaand weergegeven. De gegevens zijn gebaseerd op de liquiditeitsprognose welke maandelijks wordt bijgesteld. Over het eerste halfjaar is sprake van werkelijke cijfers en over het restant van het jaar van prognoses. Maand (eind)
Liquiditeitspositie exclusief Landsbanki (afgerond op € 1.000)
Uitstaande gelden Landsbanki
•
Januari
- 20.668.000
1.786.000
•
Februari
- 21.123.000
1.786.000
•
Maart
- 18.625.000
1.786.000
•
April
- 12.030.000
1.786.000
•
Mei
- 14.722.000
1.786.000
•
Juni
-12.577.000
1.786.000
Verwachting •
Juli
-9.489.000
1.786.000
•
Augustus
- 11.261.000
1.786.000
•
September
- 12.980.000
1.786.000
•
Oktober
- 15.451.000
1.786.000
•
November
- 18.158.000
1.786.000
•
December
- 24.312.000
1.786.000
142592
5/13
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
Miljoenen
Liquiditeitsprognose 2014 0
-5
-10
-15
-20
-25
-30
Zoals uit bovenstaande tabel en grafiek kan worden opgemaakt is het waterschap de eerste halfjaar van 2014 geconfronteerd met een aanzienlijk liquiditeitstekort. Dit is nog versterkt doordat de betaling van de verplichte bijdrage van het HWBP vanaf 2014 (€ 5,4 miljoen) uiterlijk voor 1 juni dient plaats te vinden terwijl dit voorgaande jaren nog 1 november was. Door de aanslagoplegging van de waterschapslasten 2014, die grotendeels op 28 februari heeft plaatsgevonden, en het aangaan van een langlopende geldlening van € 5 miljoen in maart van dit jaar (zie onderdeel 6) laat de liquiditeitsprognose vanaf juli weer een gebruikelijk beeld zien. De liquiditeitspositie ontwikkeld zich echter door de extra uitgaven die gemoeid zijn met het project Alexanderhaven Roermond over heel 2014 iets negatiever dan verwacht.
4
Renteresultaat
Gelet op het fluctuerende rekening-courantsaldo en de daarmee gepaard gaande rentekosten is de financieringsconstructie van het waterschap, evenals voorgaande jaren, een constant punt van aandacht. Uitgangspunten hierbij zijn de beperking van de rentekosten en de minimalisering van de renterisico’s op lange termijn binnen de kaders van de wet Fido en de kaders zoals aangegeven door het algemeen bestuur. Debetrente In het verslagjaar zijn (tijdelijke) liquiditeitstekorten door middel van kasgeldleningen gefinancierd. Onderstaand is weergegeven welke bedragen door middel van deze systematiek in het eerste halfjaar van 2014 zijn gefinancierd en welk voordeel, uitgedrukt in percentage, is behaald ten opzichte van de korte rente.
142592
6/13
Rentepercentage Kasgeldlening Debetrente Bedrag Financiële instelling NWB-Bank
Periode 02-01-2014 tot 31-01-2014 03-02-2014 tot 17-02-2014 03-02-2014 tot 03-03-2014 03-02-2014 tot 03-03-2014 17-02-2014 tot 17-03-2014 21-02-2014 tot 21-03-2014 03-03-2014 tot 03-04-2014 17-03-2014 tot 17-04-2014 24-03-2014 tot 31-03-2014 03-04-2014 tot 02-05-2014 17-04-2014 tot 28-04-2014 23-04-2014 tot 23-05-2014 02-05-2014 tot 02-06-2014 12-05-2014 tot 12-06-2014 28-05-2014 tot 27-06-2014 02-06-2014 tot 02-07-2014 20-06-2014 tot 18-07-2014
15.500.000 5.000.000 10.000.000 5.000.000 6.000.000 4.500.000 10.000.000 8.000.000 4.500.000 10.000.000 9.000.000 2.000.000 5.000.000 2.000.000 6.000.000 6.000.000 4.500.000
0,18% 0,25% 0,27% 0,25% 0,22% 0,22% 0,21% 0,24% 0,15% 0,23% 0,24% 0,22% 0,28% 0,24% 0,30% 0,25% 0,05%
0,25% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,25%
Voordeel 0,07% 0,10% 0,08% 0,10% 0,13% 0,13% 0,14% 0,11% 0,20% 0,12% 0,11% 0,13% 0,07% 0,11% 0,05% 0,10% 0,20%
e
Met deze systematiek is in de 1 helft van 2014 ten opzichte van de debetrente een rentevoordeel gerealiseerd van afgerond € 8.700. Creditgelden In verband met de invoering van het verplicht schatkistbankieren (zie onderdeel 7) dienen eventuele tegoeden te worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Zoals uit de liquiditeitspositie blijkt is in 2014 geen sprake van liquiditeitsoverschotten. Resultaat Doordat de rente in 2014 door het trage economische herstel lager is dan het percentage waarmee rekening was gehouden bij de totstandkoming van de begroting 2014 heeft dit een positief effect op het resultaat van de rekening courantrente van het waterschap ten opzichte van de planning. Omdat in maart ter gedeeltelijke consolidatie van de lopende schuld een langlopende geldlening is aangetrokken van € 5.000.000 waarmee geen rekening is gehouden, en waarbij sprake is van een hoger rentepercentage zijn de totale rentekosten per saldo toegenomen. Via de ‘voorjaars-rapportage 2014’ die door het algemeen bestuur op 1 juli 2014 is vastgesteld, is de post rentekosten in de begroting 2014 dan ook met € 71.200 bijgesteld.
142592
7/13
5
Herziening kredietopslag basisrentelening
Gelet op de financieringsconstructie van het Waterschap heeft het algemeen bestuur op 5 juli 2011 een basisrentelening met stortingsdatum 31 mei 2012 van € 17.000.000, looptijd 25 jaar lineair / rentevast en een kredietopslag van één jaar bij de NWB-bank afgesloten. Verder is besloten om het dagelijks bestuur te machtigen bij iedere herziening van de kredietopslag een besluit te nemen. Op 12 juli 2011 is de basisrentelening aangegaan tegen een rentepercentage van 3,55% en een kredietopslag van 0,05% (tot 31 mei 2013). Het all in percentage van de lening bedroeg dan ook 3,65%. Op 31 mei 2013 is de kredietopslag herzien met één jaar tot 31 mei 2014 tegen een percentage van 0,10% (was 0,05%). De stand van de lening bedroeg per 31 mei 2014 € 15.640.000. Kredietopslagen hebben zich sinds de kredietcrisis geopenbaard. Banken betalen extra kredietopslagen voor de inkoop van de eigen financiering en berekenen dit door aan de klanten. Dit staat los van de kredietwaardigheid van bank. De kredietopslagen waren na de val van Lehman Brothers (eind 2008) zeer hoog en zijn sindsdien verbeterd. Kredietopslagen zijn moeilijk voorspelbaar en zijn evenals de renteontwikkeling onderhevig aan fluctuaties die veroorzaakt kunnen worden door 'wereldse' gebeurtenissen. De optimale situatie is indien de opslagen op moment van herziening niet meer aan de orde zouden zijn. Door de schuldencrisis zijn de kredietopslagen echter hoger dan in een stabiele situatie. Voor een langere periode zijn deze nog fors waardoor het niet opportuun is om te kiezen voor een lange periode. Door te kiezen voor een korte periode wordt de kredietopslag in de lening gedrukt. Dit is ook een continuering van de huidige beleidslijn. In tegenstelling tot de kredietopslag is de basisrente voor de gehele looptijd gelijk en ongevoelig voor rentefluctuaties. In verband met de herziening van de kredietopslag per 31 mei 2014 is gelet op bovenstaande argumentatie de kredietopslag van de basisrentelening bij de NWB-bank herzien met 1 jaar tot 31 mei 2015 tegen een percentage van 0,16% (was 0,10%).
6
Kasgeldlimiet / langlopende geldlening
Indien bij een negatieve liquiditeitspositie van het waterschap de kasgeldlimiet, die voor 2014 € 18.157.000 bedraagt (te weten 23% van het begrotingstotaal), voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden is het op grond van de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) verplicht daarvan de toezichthouder (De Provincie) op de hoogte te stellen. Het waterschap dient dan een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor te leggen aan de toezichthouder. In de praktijk betekent dit dat het negatieve rekeningcourant saldo met een lage debetrente dient te worden omgezet in een vaste geldlening. In 2014 is het niet noodzakelijk om de vlottende schuld te consolideren aangezien de kasgeldlimiet geen drie opeenvolgende kwartalen wordt overschreden. In 2015 zullen de tekorten de kasgeldlimiet echter structureel overschrijden waardoor consolidatie van de vlottende schuld volgend jaar aan de orde is. Ondanks dat het in 2014 niet direct noodzakelijk is om te consolideren dient de renteontwikkeling niet uit het oog te worden verloren. De ervaring leert dat renteontwikkelingen moeilijk voorspelbaar en onderhevig zijn aan fluctuaties welke veroorzaakt kunnen worden door 'wereldse' gebeurtenissen. Ter beperking van het renterisico is het gelet op het lage renteniveau prudent gebleken om een deel van de schuld reeds in 2014 te consolideren. Dit betekent dat in 2014 voor dit deel niet meer kan worden geprofiteerd van de korte debetrente. Wel wordt een toekomstige renterisico beperkt en gekozen voor een stuk zekerheid.
142592
8/13
Om deze reden heeft het dagelijks bestuur op 28 januari 2014 ter gedeeltelijke consolidatie van de vlottende schuld besloten een langlopende geldlening aan te trekken die er als volgt uit ziet: • hoofdsom € 5.000.000; • looptijd 20 jaar lineair; • rentevast periode 20 jaar. Gelet op de renteontwikkeling is op 20 februari 2014 daadwerkelijk overgegaan tot het aangaan van een geldlening met ingangsdatum 3 maart 2014, groot € 5.000.000, met een looptijd van 20 jaar. Een zestal financiële instellingen, te weten de Bank Nederlandse Gemeenten, Deutsche Bank, Nederlandse Waterschapsbank, Rabobank, AFS groep (geldmakelaar) en Wallich & Matthes (geldmakelaar) is verzocht offerte uit te brengen. 3 partijen hebben offerte uitgebracht. Op basis van de uitgebrachte offertes is de geldlening tegen een (vaste)rente van 2,648% bij de NWB-bank afgesloten.
7
Schatkistbankieren
In december 2013 is de wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren) van kracht geworden. De detailverplichtingen zijn vastgelegd in een ministeriële Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. In verband met technische problemen bij het inregelen van het schatkistbankieren voor de NWB-klanten is de ingangsdatum van het schatkistbankieren voor de waterschappen vastgesteld op 4 februari 2014. Schatkistbankieren kan worden gezien als een onderdeel van de centrale treasuryfunctie binnen het Rijk voor publieke middelen. Het principe van schatkistbankieren is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. Deelnemers, waaronder het waterschap, houden hun publieke middelen aan bij het ministerie van Financiën. Ze doen dat in de vorm van een rekening-courant, zoals bij een bank. Over de saldi die worden aangehouden, vergoedt de staat rente. Daarnaast hebben de deelnemers de mogelijkheid om deposito’s te plaatsen. De huisbank van de deelnemers (in ons geval de NWB) blijft het betalingsverkeer verzorgen. In de Regeling schatkistbankieren is opgenomen dat decentrale overheden onder voorwaarden tot een drempelbedrag uitgezonderd zijn van de verplichting tot schatkistbankieren. Voor ons waterschap geldt een drempelbedrag van 0,75% van het begrotingstotaal (voor 2014 € 592.084). Het drempelbedrag is gedefinieerd als een gemiddeld bedrag per kwartaal. Dat betekent dat het gemiddelde van het bedrag aan overtollige middelen dat een decentrale overheid gedurende het kwartaal elke kalenderdag buiten de schatkist heeft aangehouden niet boven het drempelbedrag mag liggen. Alleen positieve saldi tellen mee voor de benutting. Het hanteren van een gemiddelde per kwartaal geeft extra flexibiliteit aan de decentrale overheid. Over de hoogte en benutting van het drempelbedrag in ieder kwartaal rapporteert de decentrale overheid in de jaarstukken.
142592
9/13
e
Onderstaand is de hoogte en de benutting van het drempelbedrag over het 1 halfjaar 2014 van ons waterschap zowel in tabelvorm als grafisch weergegeven. 2014 -
Gemiddelde dag saldo
Grensbedrag
e
€ 194.183
€ 592.084
e
€ 214.225
€ 592.084
1 kwartaal 2 kwartaal
142592
10/13
8
Wet Hof
Om de eurocrisis te beteugelen zijn de Europese afspraken over het beheersen van de EMU-saldi (voor begrotingstekort en schuld van de overheid) aangescherpt. Deze hebben tot gevolg dat het Kabinet afspraken maakt met medeoverheden (provincies, gemeenten en waterschappen) met het oog op het Nederlandse EMU-saldo en deze in regelgeving vastlegt. Deze afspraken zijn in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) vormgegeven. De Wet Hof is door de Tweede Kamer op 23 april 2013 vastgesteld en op 10 december 2013 aangenomen door de Eerste Kamer. In de wet zijn o.a. de volgende afspraken verwerkt: • Het Rijk stuurt alleen op het EMU-tekort voor alle decentrale overheden gezamenlijk (Provincies, Gemeenten en Waterschappen). Dit heeft tot voordeel dat hogere EMU-tekorten van de ene groep decentrale overheden in een bepaald jaar gecompenseerd kunnen worden door lagere tekorten of overschotten van andere groepen. • Tijdens de kabinetsperiode (tot en met 2015) wordt de EMU-ruimte voor de decentrale overheden niet minder dan 0,5%. Voor 2016 en 2017 gaat dit mogelijk terug naar respectievelijk 0,4% en 0,3%. De ruimte wordt later pas minder als een evaluatie in 2015 uitwijst dat dit verantwoord kan. • Sancties komen pas in beeld wanneer de norm wordt overschreden en nadat op alle cruciale momenten bestuurlijk overleg is gevoerd. Tot en met 2017 worden geen sancties toegepast. • De kern van de wet is bestuurlijk overleg waardoor een flexibel mechanisme is ontstaan. Alles is bespreekbaar in bestuurlijk overleg en de minister gaat ervan uit dat daarin altijd overeenstemming wordt bereikt. Pas als veelvuldig bestuurlijk overleg niet tot overeenstemming leidt zal de minister een voorgenomen besluit nemen dat aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Indien op het EMU-saldo moet worden gestuurd kan dit effect hebben op de ‘toegestane’ investeringsuitgaven (verlagen) en/of de belastingopbrengsten (verhogen). Verder is bij de waterschappen een groot verschil tussen het EMU-saldo op begrotings- en op rekeningbasis. Omdat eventuele sancties op realisatiebasis plaatsvinden is de kans aanzienlijk kleiner dat we hierdoor als sector geraakt worden. Recentelijk is zelfs gebleken dat bij de sector waterschappen over 2013 (realisatiegegevens) tegen de verwachting in sprake is geweest van een EMUoverschot. Tot slot kan nog worden opgemerkt dat in de meerjarenraming, begroting en jaarrekening het EMUsaldo van ons waterschap wordt weergegeven.
9
Treasuryscan NWB-bank
In het kader van de klantrelatie heeft de NWB-bank -evenals in 2013- een treasuryscan uitgevoerd waarbij de lening portefeuille van ons waterschap met peildatum 30 juni 2014 is afgezet tegen de uitkomsten van de totale waterschapsector. Deze scan is een momentopname. De uitkomsten zeggen niet of iets goed of fout is maar geven een informatief beeld van hoe wij ten opzichte van de sector omgaan met onze treasury. Verder dient te worden opgemerkt dat in tegenstelling tot vorig jaar in de voorliggende scan alle geldleningen (NWB, Rabo en ASN-bank) zijn meegenomen. Onderstaand zijn de uitkomsten van de treasuryscan van Roer en Overmaas weergegeven.
142592
11/13
Verklaring termen - Bullet - Handmatig
: :
-
: :
Lineair Lineair met ballon
142592
hoofdsom volledig afgelost op einde van de looptijd hoofdsom afgelost in afwijkende delen (aangepast aflossingspatroon) of sprake van renteherziening hoofdsom afgelost in gelijke delen hoofdsom minus restwaarde wordt afgelost in gelijke delen
12/13
10 Resumé Het waterschap wordt in 2014 geconfronteerd met een liquiditeitspositie die conform de begroting verloopt. Verder lopen de treasuryactiviteiten als gepland.
142592
13/13