Voorstel aan dagelijks bestuur Datum vergadering Steller / afdeling Bestuurder Programma Routing
28-01-2014 P. Daelmans / Middelen R.L.M. Sleijpen Bedrijfsvoering DB
Agendapunt Openbaar Bijlage(n) Registratiecode
7 Ja -
*140071*
Onderwerp Gedeeltelijke consolidatie vlottende schuld en aangaan langlopende geldlening Voorstel 1. een deel van de vlottende schuld in 2014 consolideren door het aantrekken van een langlopende geldlening ad € 5.000.000, looptijd 20 jaar, aflossing lineair en rentevast, door middel van de gebruikelijke offrering; 2. het moment van daadwerkelijk aangaan van de geldlening afhankelijk laten zijn van de situatie op de geld- en kapitaalmarkt. Samenvatting Gelet op het negatieve rekening-courant saldo en de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt is het gelet op de renterisico’s opportuun om een deel van de vlottende schuld in 2014 te consolideren door het aantrekken van een langlopende geldlening van € 5.000.000, looptijd 20 jaar, aflossing lineair en rentevast. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
140071
1/5
Toelichting Gelet op het negatieve rekening-courant saldo en de daarmee gepaard gaande rentekosten is de financieringsconstructie van het waterschap een constant punt van aandacht. Uitgangspunten hierbij zijn beperking van rentekosten en minimalisering van renterisico’s op lange termijn. Om zo lang mogelijk van de korte rente te kunnen profiteren, en het renterisico op lange termijn te beperken wordt binnen de grenzen van de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) het negatieve rekening-courantkrediet gefinancierd door (goedkope) kasgeldleningen. Indien de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden dient de vlottende schuld geconsolideerd te worden in een vaste geldlening. Financieringsstructuur Als gevolg van de dagelijkse activiteiten van het waterschap is sprake van een constante ingaande en uitgaande geldstroom. Via deze geldstroom worden exploitatie en investeringsuitgaven gedaan. Uitgaande van een sluitende begroting zorgen de investeringsuitgaven ervoor dat een kapitaalbehoefte op lange termijn bestaat. In de bedrijfseconomie wordt als vuistregel gehanteerd dat exploitatie uitgaven met 'kort geld' gefinancierd worden en investeringsuitgaven met 'lang geld'. Dit om de financieeleconomische kwetsbaarheid te minimaliseren en de continuïteit op lange termijn te waarborgen (solvabiliteit). Op grond van het voorgaande kan de financieringsstructuur van een organisatie op hoofdlijnen worden afgelezen aan de verhouding tussen de afschrijvingen en aflossingen op geldleningen. Wanneer deze verhouding nagenoeg 1:1 is, kan worden geconcludeerd dat de investeringen zijn gefinancierd met langlopende geldleningen met een looptijd die nagenoeg aansluit bij de investering- en kapitaalbehoefte op lange termijn. Voor een (semi) overheidsorganisatie geldt echter een uitzonderlijke situatie in die zin dat naast de wettelijke kaders financieringsbeslissingen vaak worden geleid door kostenaspecten. De relatie afschrijving / aflossing in de programmabegroting 2014 is € 7.314.665 versus € 5.395.577. Hieruit mogen we concluderen dat investeringen in het verleden gedeeltelijk gefinancierd zijn met 'kort geld' en interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen). Aangezien de wettelijke kaders daartoe de ruimte hebben gegeven en de rentepercentages voor kort geld voordeliger waren is dit uit het oogpunt van kostenoverweging een verantwoorde keuze geweest. Liquiditeitspositie De negatieve liquiditeitspositie van het waterschap vertoont een structureel karakter en zal in het 1e kwartaal 2014 de kasgeldlimiet overschrijden. De kasgeldlimiet bedraagt voor 2014 € 18.157.000 terwijl de liquiditeitspositie in het 1e kwartaal op basis van de huidige inzichten een negatief saldo laat zien van € 20.921.000. Uit de liquiditeitsprognose blijkt verder dat door de aanslagoplegging 2014, in het 2e en 3e kwartaal sprake is van een tijdelijke verbetering van de liquiditeitspositie terwijl in het 4e kwartaal de kasgeldlimiet mede door de bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) weer zal worden overschreden. In 2015 zullen de tekorten de kasgeldlimiet structureel overschrijden waardoor consolidatie van de vlottende schuld in 2015 aan de orde is. Renteontwikkeling De (korte) rente op de geldmarkt, beïnvloed door de Europese Centrale Bank, bevindt zich nog altijd op een laag niveau. Voor het debet (lees rood) in rekening-courant staan dient bij de Nederlandse Waterschapsbank (NWB bank) 0,25% betaald te worden. De verwachting is dat dit percentage voorlopig nog laag blijft.
140071
2/5
Ook op de kapitaalmarkt (lange rente die afhankelijk is van de markt) is nog sprake van lage renteniveaus. Wel is geconstateerd dat de renteniveaus in 2013 zijn opgelopen. Indien de economische groei in 2014 aantrekt zal dit een verhogend effect hebben op de vraag naar lang geld waardoor de rente verder zou kunnen stijgen. De verwachting van de financiële instellingen is dat dit later in 2014 het geval zal zijn. Ondanks de relatief lage rente op de kapitaalmarkt zijn de verschillen tussen de korte en lange rente nog aanzienlijk. Het verschil tussen de korte debetrente en een langlopende geldlening (25 jaar vast) bedraagt ruim 3%. Afweging consolidatie deel vlottende schuld In 2014 is het in principe niet noodzakelijk om de vlottende schuld te consolideren aangezien de kasgeldlimiet geen drie opeenvolgende kwartalen wordt overschreden. De renteontwikkeling dient echter niet uit het oog te worden verloren en dan ook nadrukkelijk te worden betrokken in de afweging. De ervaring leert dat renteontwikkelingen moeilijk voorspelbaar zijn en onderhevig zijn aan fluctuaties welke veroorzaakt kunnen worden door 'wereldse' gebeurtenissen. Doordat de lange rente in 2013 is opgelopen en de verwachting is dat de economische groei in 2014 zal toenemen kan dit tot gevolg hebben dat deze verder zal stijgen. Om het renterisico te beperken is het te overwegen om gelet op het lage renteniveau nu reeds een deel van de schuld te consolideren. Dit betekent dat in 2014 voor dit deel niet meer kan worden geprofiteerd van de korte debetrente. Wel wordt een toekomstige renterisico beperkt en wordt gekozen voor een stuk zekerheid. Voor de hoogte van de consolidatie zou € 5.000.000 kunnen worden gehanteerd wat gelijk is aan het laagste maandelijkse liquiditeitstekort in 2014. Leningportefeuille De huidige leningportefeuille bestaat uit 18 geldleningen, gemiddelde looptijd 7,5 jaar, rentevast en een gemiddeld rentepercentage van 4,77%. De laatste geldlening groot € 17.000.000 is op 12 juli 2011 (stortingsdatum 31 mei 2012) afgesloten bij de NWB bank en betrof een basisrentelening. Leningvormen Basisrentelening Dit is een leningvorm waarbij de kapitaalmarktrente (basisrente) plus de (eventuele) forwardopslag voor een lange periode wordt vastgezet, terwijl de kredietopslag voor een kortere periode wordt overeengekomen. Het rentepercentage van de basisrentelening is lager dan een traditionele lening wat veroorzaakt wordt door de kredietopslag. Ondanks dat alleen op de kredietopslag een renterisico wordt gelopen zijn de richtlijnen van het ministerie van Financiën dat een basisrentelening volledig onder de renterisiconorm valt. Door het aangaan van de basisrentelening in 2011 is de renterisiconorm, die in 2014 € 23.684.000 bedraagt (30% van het begrotingstotaal), bijna volledig benut waardoor het afsluiten van tweede basisrentelening niet aan de orde is. Traditionele geldlening Dit is een leningvorm waarbij de rente (=basisrente inclusief kredietopslag) vast ligt voor de gehele looptijd, of bij een renteherziening voor een deel van de looptijd. De mogelijkheid bestaat om een lening op korte termijn aan te gaan of een lening af te sluiten met uitgestelde stortingsdatum. Het voordeel van laatst genoemde variant is dat het renterisico op termijn wordt geëlimineerd en tot de stortingsdatum geprofiteerd kan worden van de korte debetren-
140071
3/5
te. Het nadeel is dat een forwardopslag (opslag voor toekomstige storting) in het rentetarief verdisconteerd is waardoor sprake is van een hoger rentepercentage. Onderstaand zijn de vormen van een traditionele lening in beeld gebracht en is aangegeven wat de indicatieve percentages en risico’s zijn. Rentevorm
Indicatief renteniveau 13-1-2014
Risico’s
- 20 jaar gelijk zonder renteaanpassing - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing
3,02% 3,30%
geen risico
- 20 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar - 25 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar
2,61% 2,54%
renterisico na 10 jaar over gehele percentage
Uitgestelde storting per 30-12-2014 - 20 jaar gelijk zonder renteaanpassing - 25 jaar gelijk zonder renteaanpassing
3,42% 3,65%
geen risico
- 20 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar - 25 jaar gelijk met renteaanpassing om de 10 jaar
3,00% 3,06%
renterisico na 10 jaar over gehele percentage
Het indicatieve rentepercentage van 25 jarige lening, rentevast ligt momenteel omtrent de 3,30% en bij een looptijd van 20 jaar op 3,02% terwijl het indicatieve rentepercentage met stortingsdatum 30 december 2014 bij 20 jaar en 25 jaar, respectievelijk 3,44% en 3,65% bedraagt en dus aanmerkelijk hoger zijn. Bij de vorm waarbij sprake is van een renteherziening na 10 jaar is een renterisico niet uitgesloten. Ondanks dat deze percentages lager zijn geniet deze leningvorm door het renterisico niet de voorkeur. Conform de bestendige beleidslijn wordt dan ook de voorkeur gegeven aan een volledige rentevast periode. Voor deze rentevorm wordt dan ook geopteerd bij het afsluiten van een nieuwe geldlening. Voor de looptijd is de gedragslijn dat 25 jaar voor een lening gebruikelijk is omdat dit aansluit bij de gemiddelde afschrijvingstermijn voor kapitaalsinvestering. Omdat het rentepercentage bij een looptijd van 20 jaar aanzienlijk goedkoper is heeft dit echter de voorkeur. Gelet op bovenstaande indicatieve percentages resulteert dit over de gehele looptijd van de lening namelijk in lagere rentekosten. Voor wat betreft het tijdstip van afsluiten wordt gekozen voor een datum in de nabije toekomst en wel op een dusdanig moment dat de rente zich ‘voor ons positief’ ontwikkelt. Om dit te bereiken zal de renteontwikkeling worden gevolgd zodat op het juiste moment kan worden overgegaan tot het aangaan van de lening. Gelet op bovenstaande argumentatie zijn wij voornemens om in 2014 ter consolidatie van een deel van de vlottende schuld een geldlening af te sluiten van die er als volgt uitziet: - vorm traditionele lening; - hoofdsom € 5.000.000; - looptijd 20 jaar lineair; - rentevastperiode 20 jaar; - storting afhankelijk van situatie op de geld- en kapitaalmarkt.
140071
4/5
Mandatering aangaan geldlening Het algemeen bestuur heeft op 1 maart 2011 het ‘Treasurystatuut 2011’ vastgesteld waarin de ‘spelregels’ zijn opgenomen voor het aantrekken van langlopende geldleningen. In paragraaf 6.3 van het statuut is het delegatiebesluit van het algemeen bestuur aangehaald. Het betreft de Delegatie- en Mandaatverordening 2004, waarin de bevoegdheid om met inachtneming van de in het treasurystatuut gestelde regels geldleningen aan te gaan ter financiering van de publieke taak zijn gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. Het aangaan van overeenkomsten van geldlening heeft het dagelijks bestuur op 20 december 2010 gemandateerd aan de secretaris/directeur en de coördinator van het team financiën gezamenlijk. Beoogd effect Beperken van het renterisico op lange termijn. Risico's De verbetering van het economisch klimaat of ‘wereldse’ gebeurtenissen die zich voordoen kunnen een verhogend effect hebben op het renteniveau waardoor het aantrekken van een vaste geldlening duurder uit kan vallen dan voorzien. Financiële consequenties In de meerjarenraming 2014-2018 is rekening gehouden met het aantrekken van een geldlening per 30 december 2014 van € 5.000.000 tegen een rente van 3,75%. Op basis van de huidige inzichten moet het haalbaar zijn om een geldlening onder dit percentage af te sluiten. De extra rentekosten die in de 2014 gemoeid zijn met het eerder aantrekken van een geldlening zijn afhankelijk van het rentepercentage en de ingangsdatum. Gelet op het indicatieve percentage bij 20 jaar en een ingangsdatum van 1 februari (op zijn vroegst) nemen de rentekosten in de begroting 2014 toe met € 89.000. Indien tegen een lager percentage en/of op een later tijdstip wordt afgesloten zullen deze kosten dalen. De uiteindelijke extra rentekosten zullen in de voor- of najaarsrapportage 2014 (afhankelijk van tijdstip aangaan lening) worden meegenomen. Voor de jaren 2015 en volgende daarentegen resulteert het aantrekken van een lening ten opzichte van de meerjarenraming 2014-2018 in een te verwachten rentevoordeel van ruim € 380.000 (indicatieve 3,75% minus 3,02%) voor de gehele looptijd van de lening.
140071
5/5