Aan Gedeputeerde Staten van Overijssel t.a.v. dhr. drs. T.W. Rietkerk Postbus 10078 8000 GB Zwolle
Ons nummer: S 1863
Datum: 8 augustus 2012
Advies Detailhandel
Geachte heer Rietkerk, Winkels zijn de ruggengraat van een attractieve binnenstad en vormen het hart van leefbare dorpen en wijken. Maar overproductie en gebrek aan regie hebben geleid tot structurele leegstand. Gaat de winkelmarkt de kantorenmarkt achterna? Tekenen van stagnatie zijn al zichtbaar: bezoekersaantallen in centra dalen, (speciaal)zaken sluiten, leegstand neemt toe. Nieuwe winkelprojecten worden gefaseerd of zelfs afgeblazen, er staat steeds meer te huur. Hoe zorgen overheden voor aantrekkelijke winkelgebieden? Hoe dienen zij om te gaan met leegstand op woonboulevards en andere locaties? Hoe kan de markt gestimuleerd worden? Is beleid wel zinvol en in welke mate mag de overheid eigenlijk nog sturen? Meer concreet is de vraag welke rol de provincie heeft (zou moeten invullen) op dit terrein. Achtergrond Eind 2011 heeft u in een overleg met de Sociaal Economische Raad Overijssel (SER Overijssel) de vraag neergelegd welke rol volgens SER Overijssel de provincie heeft c.q. zou kunnen vervullen op dit terrein. SER Overijssel had overigens de situatie van de Overijsselse detailhandel reeds zelf geagendeerd voor het werkprogramma 20121. Dat de problematiek in Overijssel wordt gevoeld en als urgent kan worden bestempeld blijkt uit de toenemende aandacht voor de winkelmarkt. Zo heeft de PvdA-statenfractie in Overijssel op 9 maart 2012 schriftelijke vragen gesteld betreffende de leegstand van winkels2. In de beantwoording van de vragen stellen Gedeputeerde Staten zich (voorlopig) op de lijn de leegstand van winkels als lokale aangelegenheid te zien en dat het voornamelijk een gemeentelijke taak betreft. Aangegeven wordt daarbij dat SER Overijssel is gevraagd of er niettemin een provinciale rol is op dit terrein en zo ja welke. Wanneer GS uit het SERadvies aanwijzingen krijgen dat er belangenafwegingen en keuzes op (boven)regionale schaal spelen dan zullen GS daarin ‘vanzelfsprekend’ hun rol vervullen3. Ook hebben de ChristenUnie en SGP in de Provinciale Statenvergadering van 11 en 12 juli jongstleden een motie “Leegstand winkels” ingediend waarin GS wordt opgeroepen te komen met een richtinggevende notitie over de aanpak van leegstand van winkels en winkelcentra4. Deze motie is ‘aangehouden’ in afwachting van voorliggend SER-advies en de reactie van GS hierop. 1
SER Overijssel (2012), Werkprogramma SER Overijssel 2012. Lees bijv. http://www.twentejournaal.nl/artikel/10528--pvda-wil-debat-over-leegstandkantoren-en-winkels-in-overijssel_1.html 3 GS van Overijssel (2012), “Beantwoording Statenvragen Tenkink Leegstand Winkels”, kenmerk 2012/0102852, datum: 10-4-2012 4 Motie Westert/Slagman (11/12 juli 2012), “Leegstand Winkels” 2
1
De SER Overijssel heeft in vergaderingen in het eerste halfjaar van 2012 meerdere malen nader stil gestaan bij de leegstand van winkels en de situatie in de Overijsselse detailhandel. In de SER vergadering van 22 maart 2012 is met de brancheorganisatie voor ondernemers in mode, wonen, schoenen en sport, CBW-Mitex, ingezoomd op de ontwikkelingen in de detailhandel in zijn algemeenheid en op de mogelijke rol van de provincie in deze; in de vergadering van 24 mei 2012 is met onderzoeksbureau I&O Research meer specifiek gekeken naar de situatie van de detailhandel in (de gemeenten van) Overijssel. Voordat SER Overijssel tot advisering is overgegaan lag er namelijk bij de organisaties vertegenwoordigd in de SER een sterke behoefte om een beeld te verkrijgen van de detailhandelstructuur in Overijssel en de ernst van de situatie (in termen van omvang, samenstelling, functioneren). Hiervoor is I&O Research gevraagd onderzoek te doen naar specifiek: - wat is de omvang en samenstelling van het winkelaanbod in Overijsselse gemeenten? - wat zijn de ontwikkelingen in het winkelaanbod in de periode 2007-2012? - wat is de (ontwikkeling van de) werkgelegenheidsbijdrage van detailhandel in Overijssel? - wat is de verzorgingsfunctie van de gemeente? - wat is het huidig economisch functioneren van de detailhandel in Overijssel? - welke detailhandelsplannen bestaan er in Overijssel en hoeveel winkeloppervlak is hiermee gemoeid? Over de uitkomsten van het onderzoek later in dit advies meer. Gezien de nadrukkelijke rol van gemeenten op dit terrein is 18 april 2012 een speciale sessie voor Overijsselse gemeentebestuurders in Nijverdal georganiseerd5. Ook landelijk staat de leegstand van winkels steeds nadrukkelijker op de agenda. MKB-Nederland en VNO-NCW hebben een initiatief genomen voor een vergelijkbaar proces als bij de kantorenleegstand met een gezamenlijke aanpak van overheden en marktpartijen op de winkelmarkt. Op 8 mei 2012 heeft in Den Haag de eerste “winkeltop” plaatsgevonden. Hieraan nemen onder andere partijen deel uit de werkgeverskringen, de retailhoek, vastgoed, overheid en financiële sector6. SER Overijssel heeft kennisgenomen en in het voorliggend advies gebruik gemaakt van de tot nu toe in het traject gemaakte analyse en standpunten van de diverse partijen7. Ontwikkelingen detailhandel / winkelmarkt De winkelmarkt is in beweging en verandert van een groei- in een verdringingsmarkt. De toenemende leegstand, het uitblijven van investeringen en het wegvallen van retail- en vastgoedpartijen doen het maatschappelijk bewustzijn groeien dat er 'iets aan de hand is'. De economische crisis heeft de conjunctuurgevoelige detailhandel klappen toegedeeld. De detailhandelsbestedingen zijn omlaag gegaan, waarbij vooral de niet-dagelijkse sector te kampen heeft met teruglopende bestedingen.
5
“De toekomst van de detailhandel”, bijeenkomst georganiseerd door Kamer van Koophandel Oost-Nederland en Trendbureau Overijssel, 18 april 2012 Dalzicht Nijverdal. 6 Oa. MKB Nederland, VNO-NCW, Detailhandel Nederland, Nationale Winkelraad, Vakcentrum, Raad Nederlandse Detailhandel, IVBN, NEPROM, ROZ, Bouwend Nederland, NVM, IPO, VNG, Ministerie van IenM 7 Overleg (30-5-2012) SER Overijssel met secretaris “winkeltop”: dhr. drs. K.A. Ravesloot (MKB Nederland/VNO-NCW); en MKB Nederland/VNO-NCW (2012), Bestuursnotitie “Leegstandproblematiek commercieel vastgoed” (vertrouwelijk). Op de PROVADA (juni 2012) is door SER Overijssel met partijen nader over de winkelleegstand vanuit vastgoedoptiek van gedachten gewisseld. 2
In het winkelaanbod zijn sterke veranderingen zichtbaar. Winkelsluitingen, toenemende leegstand en schaalvergroting zijn zichtbare structuurwijzigingen. Naast het (tijdelijke) lagere economische tij heeft de scherpe concurrentie door o.a. de opkomst van internet het koopgedrag structureel veranderd. Niet alleen worden meer producten gekocht vanachter de computer of via smartphones, ook is internet in toenemende mate bepalend voor de kooporiëntatie. Ook demografische veranderingen als vergrijzing en ontgroening zal de kwantitatieve en kwalitatieve vraag beïnvloeden, maar daarmee ook het winkellandschap de komende decennia danig doen wijzigen. Situatie Overijsselse winkelmarkt SER Overijssel heeft I&O Research gevraagd om de detailhandelstructuur (omvang, samenstelling, werkgelegenheid, nieuwbouw) en de ernst van de situatie in termen van functioneren en leegstand in beeld te brengen. Dit uitgebreide onderzoek8 is bijgevoegd in bijlage 1. Enkele hoofdconclusies zullen hieronder worden aangehaald, in het rapport vindt u nadere detaillering naar sectoren/branches, gemeenten en winkelgebieden. Sterkere groei winkelaanbod in Overijssel dan landelijk (m2) In de afgelopen 5 jaar is het winkelaanbod in Overijssel sterk toegenomen. In de periode van 2007-2012 is het totale winkelvloeroppervlak in Overijssel met 6 procent toegenomen, een groei van 125.000 winkelmeters (figuur 1). Begin 2012 bedraagt het totale winkelvloeroppervlak in Overijssel bijna 2,2 miljoen m2. In dezelfde periode nam in Nederland het winkelvloeroppervlak met bijna 1,4 miljoen vierkante meter toe, een toename van 5 procent. Het winkelaanbod in Overijssel is dus iets sterker gegroeid dan totaal in Nederland. Figuur 1: Ontwikkeling winkelaanbod Overijssel (in m2 WVO)
Bron: Locatus, bewerking I&O Research
Sterkere afname aantal verkooppunten in Overijssel dan landelijk Het winkelvloeroppervlak in Overijssel is in 2007-2012 toegenomen, het aantal verkooppunten is in Overijssel daarentegen duidelijk afgenomen (figuur 2). In totaal zijn dit er bijna 600 minder, een afname van 7 procent. Ook landelijk is deze trend zichtbaar; het aantal winkels is landelijk gezien afgenomen met 4 procent. De groei van het aantal winkelmeters is in de afgelopen jaren in Overijssel dus groter geweest dan landelijk gemiddeld, terwijl de afname van het aantal winkels ook relatief sterker is. Dit duidt er op dat het proces van schaalvergroting zich in Overijssel in de bestudeerde periode sterker heeft doorgezet dan gemiddeld in Nederland.
8
I&O Research (2012), Winkelatlas Overijssel, Inventarisatie detailhandelsstructuur Overijssel, juli 2012. 3
Figuur 2: Ontwikkeling aantal verkooppunten in Overijssel
Bron: Locatus, bewerking I&O Research
Overijsselaar rijkelijk bedeeld met winkelruimte De totale gemiddelde winkelgrootte is in 2012 in Overijssel 293 m2 WVO. In 2007 was dit nog 256 m2 WVO, wat neerkomt op een toename van 15 procent. Landelijk is de winkelomvang in deze periode gestegen van 248 naar 271 m2 WVO, een meer bescheiden ontwikkeling. De totale gemiddelde winkelgrootte in Overijssel ligt in 2012 8 procent hoger dan landelijk gemiddeld. Om de aanbodcijfers in perspectief te plaatsen kan het winkeloppervlak aan de bevolkingsomvang worden gerelateerd. Figuur 3 toont het aantal m2 WVO per inwoner per provincie. Figuur 3: Aantal m2 winkelvloeroppervlak per inwoner (2012), Overijssel vergeleken
Bron: Locatus, bewerking I&O Research
4
In Overijssel is er per inwoner 1.9 m2 WVO beschikbaar. Alleen in de relatief dunbevolkte provincies Zeeland, Drenthe en Friesland ligt het cijfer hoger. Ook het aantal verkooppunten gerelateerd aan de bevolkingsomvang ligt in Overijssel overigens hoger dan landelijk. Sterke toename leegstand in Overijssel, leegstandspercentage hoger dan landelijk In 2012 staat in de provincie Overijssel in totaal 272.930 m2 winkeloppervlak leeg. In 2007 was dit nog 165.820 m2. In absolute zin kent de gemeente Enschede de hoogste leegstand, gevolgd door Deventer en Almelo. De grootste toenames zijn te zien in Deventer en Almelo, in beide gemeenten is de leegstand meer dan verdubbeld. Een beter beeld dan de absolute leegstand geeft de leegstand gerelateerd aan het totale winkeloppervlak, het leegstandspercentage. In 2012 bedraagt het Overijsselse leegstandspercentage in de detailhandel voor wat betreft winkeloppervlak 7,7 procent. Vijf jaar geleden bedroeg het leegstandspercentage nog 5,1 procent. Figuur 4: Leegstandspercentage m2 WVO (2007 en 2012)
Bron: Locatus, bewerking I&O Research 5
In 2007 was het verschil met Nederland nog 0,4 procent, in 2012 is het Overijssels leegstandspercentage 1,1 procent boven het landelijk gemiddelde gelegen. Het verschil is dus aanzienlijk toegenomen. Op gemeenteniveau is veel verschil zichtbaar, zowel qua relatieve omvang van de leegstand als qua ontwikkeling van de leegstand (figuur 4). Bovenaan de lijst staan Almelo en Deventer met 14 procent. Vooral de Twentse grote steden kennen een hoge leegstand. Alle hebben een hoger leegstandspercentage dan het Overijssels gemiddelde. Recent berichtte Dagblad Tubantia al over de zorgelijke leegstand in Twente9. Advieslijnen SER Overijssel SER Overijssel is zeer bezorgd over de huidige situatie van de Overijsselse detailhandel. De scan van I&O Research, hiervoor op hoofdlijnen de conclusies geschetst, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Een beduidend hoger leegstandspercentage dan landelijk, een percentage dat ook nog eens veel sterker oploopt dan landelijk. En gezien het feit dat de Overijsselaar anno 2012 nog steeds beduidend meer vierkante meters winkelruimte ter beschikking heeft dan landelijk, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de komende jaren een verdere ‘correctie’ zichtbaar zal worden. Als de situatie landelijk al tot discussie leidt, dan zal de problematiek in de ogen van SER Overijssel zeker in onze provincie prominent op de agenda dienen te staan. Het belang is groot, in termen van leefbaarheid van binnensteden en dorpen, maar zeker ook regionaal economisch en voor de sector sec. Met bijna 60.000 banen is het aandeel van de detailhandel in het totaal aantal banen in Overijssel 10 procent. Alleen in Zeeland en Friesland is het werkgelegenheidsaandeel van de detailhandel iets groter. De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Overijsselse detailhandel is positief, in de periode 2007 t/m 2011 zijn er ruim 3.000 banen bijgekomen. De totale detailhandelsomzet in Overijssel, afkomstig van bestedingen van bewoners en bezoekers, bedraagt ongeveer 5,5 miljard euro. Van de totale bestedingen in de detailhandel in Nederland wordt 7 procent besteedt in Overijssel. Opvallend is dat het koopgedrag relatief sterk op de eigen provincie is georiënteerd, de binding is hoog. Van de genoemde 5,5 miljard euro vloeit immers slechts een half miljard euro af naar buiten Overijssel. Provincie pak de regie! Opvallend is de consensus bij marktpartijen, die de overheid oproepen vooral keuzes te maken en beleid te voeren. Steeds breder heerst bij marktpartijen de opvatting dat regie van de overheid cruciaal is voor een gezonde winkelmarkt. Gemeenten en provincies zijn in die visie verantwoordelijk om eigen detailhandelsbeleid te formuleren. Gemeenten op lokaal niveau, provincies op bovenlokaal regionaal niveau. Op provinciaal niveau is er naar het oordeel van marktpartijen de afgelopen jaren duidelijk sprake geweest van een gebrek aan regie. SER Overijssel deelt, met de kennis van vandaag, deze opvatting. SER Overijssel geeft aan dat per gemeente en regio verschillende keuzes dienen worden gemaakt, er is sprake van regionaal maatwerk. Een algemene blauwdruk volstaat niet meer. Als richtsnoer geeft SER Overijssel, in navolging van o.a. CBW-Mitex en het HoofdBedrijfschap Detailhandel10 mee dat, zoals eerder bij bedrijventerreinen, het systeem van de SER-ladder kan worden gehanteerd: eerst wordt in of aan bestaande winkelgebieden 9
‘Leegstand winkels Twente zorgelijk’ in: Dagblad Tubantia 25-2-2012 Droogh Trommelen en Partners (DTNP) in opdracht van CBW-Mitex en Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2011), Dynamiek door Beleid, Hoe de overheid de winkelmarkt stimuleert. 10
6
ruimte gezocht of gemaakt (herstructurering). Indien binnen bestaande centra onvoldoende kansen aanwezig blijken, kan ruimte worden gezocht op schillocaties. Pas als die mogelijkheden zijn benut, kan worden overwogen of nieuwe winkelontwikkelingen in de periferie gewenst zijn. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben zich (voorlopig) op de lijn gesteld de leegstand van winkels als lokale aangelegenheid te zien en dat het voornamelijk een gemeentelijke taak betreft. SER Overijssel is gevraagd of er niettemin een provinciale rol is op dit terrein. SER Overijssel ziet deze in de huidige situatie nadrukkelijk wel. Daarbij is SER Overijssel niet de enige, verschillende partijen uit het bedrijfsleven en overheden zelf geven in toenemende mate aan dat er een belangrijke rol is weggelegd voor provincies. Zo pleiten de ontwikkelaars, verenigd in NEPROM, in hun Retailvisie11 voor een belangrijke rol voor de provincies: die moeten een grotere rol opeisen bij het regionaal detailhandelsbeleid. Dat beleid is belangrijker dan ooit, gegeven de ‘toenemende concurrentie tussen winkellocaties en centrumvoorzieningen’. De beleggers, verenigd in IVBN, stellen in haar Visie op de winkelmarkt dat het leegstandsprobleem zal verergeren als provincies onvoldoende regie voeren, geen beleid voeren gericht op de kwaliteit van de voorraad en geen op de feitelijke marktvraag toegesneden ruimtelijk ordeningsbeleid voeren. De IVBN verwacht dan ook een sterke regierol van de provincie en een detailhandelsbeleid dat aansluit bij versterking van bestaande winkelgebieden en (nieuwe) perifere ontwikkelingen tegengaat. Een gezonde winkelmarkt valt of staat met een duidelijk regionaal beleid waarin provincies en gemeenten duidelijke keuzes maken voor het versterken van de reeds bestaande, toekomstbestendige locaties. Een heldere visie waar ontwikkelingen wel en niet worden toegestaan verschaft duidelijkheid voor marktpartijen waardoor investeringen gericht kunnen plaatsvinden. De provincie is verantwoordelijk voor de afstemming van bovenlokale initiatieven12. SER Zeeland onderschrijft in haar “advies inzake het ontwerp-omgevingsplan 2012-2018” het provinciale beleid ten aanzien van detailhandel. Zeker in een periode dat de detailhandel het erg moeilijk heeft moet terughoudend omgegaan worden met het ontwikkelen van detailhandelslocaties buiten binnensteden en winkelcentra. Alleen voor zeer specifieke branches is ruimte op perifere locaties. De realisering van leisurevoorzieningen mag geen argument zijn voor het toestaan van detailhandel op perifere locaties13. SER Gelderland stelt dat de provincie een bijdrage kan leveren aan het verminderen van de leegstand in de detailhandel door bovenregionale detailhandelsinitiatieven op elkaar af te stemmen. Leegstand heeft sterk negatieve gevolgen voor de lokale en regionale economie en de provincie heeft de mogelijkheid vanuit het beschikbaar ruimtelijk instrumentarium te sturen14. Detailhandel Nederland gaat in een positionpaper “Winkellocatiebeleid” in op de wenselijke rol van de provincies op de winkelmarkt15. De meeste provincies geven geen hoge prioriteit aan hun regierol, waardoor de benodigde regionale afstemming van bovenlokale initiatieven ontbreekt. Hoewel de nieuwe Wet ruimtelijke ordening provincies de mogelijkheid geeft anticiperend bij gemeenten te sturen en in te grijpen, is in de praktijk het provinciaal detailhandelsbeleid vrij abstract. Detailhandel Nederland pleit ervoor dat provincies zich proactief opstellen en hun regierol serieus nemen, zodat individuele gemeenten geen 11
NEPROM (2012), Retailvisie 2012, van places to buy naar places to be. IVBN (2012), IVBNvisie: op de winkelmarkt, Dynamiek op de winkelmarkt, maart 2012. 13 SER Zeeland (2012), Advies inzake het ontwerp-Omgevingsplan 2012-2018 14 SER Gelderland (2012), Advies structuurvisie Gelderland, kenmerk 012/BvM/121 15 Detailhandel Nederland (2011), Position paper Winkellocatiebeleid, juni 2011. 12
7
winkelinitiatieven kunnen (laten) ontwikkelen zonder dat het bovenlokale effect wordt meegewogen. Regie vooral via ruimtelijk instrumentarium Detailhandelsbeleid is in de ogen van SER Overijssel primair een gemeentelijke taak, maar dat laat onverlet dat er een rol voor de provincie is. De provincie kan een belangrijke bijdrage leveren aan bijvoorbeeld het verminderen van de leegstand in de detailhandel door bovenregionale detailhandelsinitiatieven op elkaar af te stemmen. De provincie heeft de mogelijkheid om vanuit het beschikbaar ruimtelijk instrumentarium hierin te sturen. Een rol van de provincie die vanuit ruimtelijke kwaliteit- en economisch oogpunt te verdedigen is. Immers, de provincie pakt deze rol ook in het landelijk gebied, bij bedrijventerreinen, op het terrein van wonen en (binnenkort ook) op de kantorenmarkt. De afgelopen maanden zijn verschillende provincies in relatie tot detailhandelsbeleid voornamelijk in het nieuws bij grootschalige detailhandelsontwikkelingen als Factory Outlet Centers (FOC’s). Recent heeft PS van Zuid-Holland een beslissing over de factory outlet Bleizo uitgesteld, de komst van de outlet op het Bleizoterrein kan leiden tot een structurele ontwrichting van bestaande winkelcentra in de wijde regio. In de provincie Groningen speelt een discussie over Noordoost Groningen waar bij Zuidbroek een ‘merkendorp’ moet verrijzen van 15.000 vierkante meter verdeeld over zeventig tot tachtig winkels waar afgeprijsde merkkleding wordt verkocht. In Noord-Holland zijn er bij Halfweg plannen voor 29.000 m2 FOC, genaamd Sugar City. Hiertegen is door o.a. HBD, Kamer van Koophandel en CBWMitex tot aan de Raad van State (RvS) geageerd. Hier blijkt ook het belang van een vastgesteld provinciaal detailhandelsbeleid: RvS heeft besloten dat, vanwege het ontbreken van provinciaal beleid in Noord-Holland, er geen wettelijke argumenten waren om Sugar City tegen te houden, 20.000 m2 is nu in het bestemmingsplan opgenomen. Verder zijn er ook discussies omtrent een Fun Valley (Spaarnwoude) en een (schoenen)outlet center bij Waalwijk. Om een beeld te krijgen van dergelijke omvangrijke (voorgenomen) toevoegingen aan het bestaande winkeloppervlak in Overijssel heeft SER Overijssel I&O Research ook gevraagd alle gemeentelijke detailhandelsplannen in kaart te brengen. Als alle winkelmeters van alle bekend zijnde projectplannen in Overijssel, ongeacht projectstatus, worden opgeteld, komt dit uit op een totaal van om en nabij 190.000-195.000 m2 BVO. Daar staat – op basis van opgegeven en bekend zijnde cijfers – zo’n 50.000 m2 BVO onttrekking door sloop tegenover, wat neerkomt op een mogelijke uitbreiding van het winkelaanbod met zo’n 135.000 – 140.000 m2 BVO (ong. 115.000-120.000 m2 WVO). Ter vergelijking: in de periode 2007-2012 is het winkelaanbod in Overijssel toegenomen met ongeveer 125.000 m2 WVO. Voor een overzicht van de projecten zie het bijgevoegde onderzoek van I&O Research (pag. 32 t/m 34). SER Overijssel acht het urgent, dat de provincie vooral de taak op zich neemt van regisseur op regionaal niveau (waar nodig ook interprovinciaal). Veel restrictiever optreden t.o.v. nieuwe ontwikkelingen, tenzij nut en noodzaak overduidelijk zijn aangetoond, moet daarbij voorop staan. Overigens is het ruimtelijk instrumentarium ten aanzien van detailhandel de provincie niet geheel nieuw: in de omgevingsverordening legt de provincie Overijssel al neer dat de winkelfunctie in de binnensteden ondersteund wordt, en beperkingen opgelegd worden aan detailhandel buiten de kernen. In de verordening zijn bepalingen opgenomen dat grootschalige en perifere detailhandel buiten bestaande stedelijke omgeving niet kan plaatsvinden (in principe: er zijn ook enkele ontheffingsmogelijkheden opgenomen). Winkels op bedrijventerreinen zijn verboden, met uitzondering van volumineuze detailhandel als elders geen ruimte gevonden kan worden. Grootschalige detailhandel mag alleen in of aansluitend op bestaande centra en alleen als uit onderzoek blijkt dat het niet leidt tot ontwrichting van de bestaande structuur. In de ogen van SER Overijssel is een nadere 8
aanscherping nodig, misschien ook in handhavende sfeer. Daarnaast pleit SER Overijssel voor een uitwerking van een nieuwe provinciale detailhandelsnota. De meeste provincies hebben in meer of mindere mate detailhandelsbeleid geregeld, maar de aanpak verschilt nogal per provincie16. Zo hebben Gelderland en Groningen geen tot zeer beperkte regels in hun verordening en gaat de provincie Zuid-Holland het verst van allemaal (o.a. het aanwijzen van locaties voor perifere en grootschalige detailhandelsconcentraties, branchebeperkingen, distributieplanologisch onderzoek en advies van het Regionaal Economisch Overleg). Zuid-Holland heeft overigens zeer recent (juli 2012) detailhandelsbeleid nader uitgewerkt als onderdeel van het regionaal economisch beleid17. SER Overijssel verzoekt te bekijken op welke wijze een grotere provinciale regie te bewerkstelligen is en daarbij bijvoorbeeld good practices vanuit Zuid-Holland (of andere provincies) mee te nemen. Detailhandel Nederland stelt overigens dat een goede provinciale regie makkelijker de door de Europese Dienstenrichtlijn verboden concurrentieaspecten buiten de besluitvorming worden gehouden. Een actieve regierol van de provincies waarborgt dat ruimtelijke ordeningsmotieven een bepalende rol spelen en dat die motieven ook leiden tot locatiebeleid op basis van een gedegen visie op de gewenste winkelstructuur. Ondersteun innovatie en/of innovatieve concepten Overijsselse detailhandel Naast de voor de hand liggende rol van de provincie vanuit ruimtelijke ordeningsoogpunt, is het volgens SER Overijssel wenselijk te kijken of en zo ja hoe een eventuele impuls zou kunnen worden gegeven aan innovatie van of innovatieve concepten ten behoeve van de Overijsselse detailhandel. Ondanks de trend van stijgende verkoop van producten en diensten via het internet zullen fysieke winkels in de toekomst niet verdwijnen. Wel zal die van karakter veranderen: de nieuwe winkel zal een samensmelting worden van de traditionele winkel met zijn face-to-face contacten en verkoop via internet en social media. De toekomst van het winkelen ligt in de slimme koppelingen van alle media – internet, iPhones, social media en de traditionele winkel. Doortrekkend naar het vastgoed wordt de stelling breed gedragen dat op die manier in de toekomst online verkopen een efficiënter voorraadbeheer en daarmee kleinere winkels/minder m2 winkels mogelijk maken18. SER Overijssel ziet mogelijkheden om vanuit het regionaal innovatiebeleid concepten te ondersteunen in de lijn van “het nieuwe winkelen”. Met belangstelling volgt SER Overijssel initiatieven als bijvoorbeeld de pilot die het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) in januari dit jaar is gestart in Veenendaal. Aan ondernemerskant wordt toegewerkt naar hoe zij collectief beter en sneller kunnen inspelen op een fenomeen als het nieuwe winkelen. Het HBD heeft in samenwerking met technologiepartners een platform opgericht dat zich richt op een aantal pijlers: - vinden wat je zoekt, direct bestellen en laten afleveren, moderne betaalsystemen met je mobiel, punten sparen voor gratis parkeren, dashboard / 16
Voor uitgebreide beschrijvingen van provinciaal detailhandelsbeleid in de verschillende provincies in Nederland zie oa: Evers D., D. Kooijman en E. van der Krabben (2011), Planning van winkels en winkelgebieden in Nederland. en Evers D., D. Kooijman en E. van der Krabben (2012), Toekomst van de Nederlandse detailhandelsstructuur, een verkenning van drijvende krachten, in: Real Estate Research Quarterly (april 2012, jaargang 11, nr. 1) 17 Op 30 mei 2012 heeft Provinciale Staten de ‘Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015’ vastgesteld. In deze beleidsvisie is bepaald dat de provincie het onderdeel detailhandel gaat uitwerken. De ‘Notitie detailhandel ZuidHolland’ (juli 2012) geeft hier invulling aan. 18 “Het nieuwe winkelen, Niet of-of, maar én-én” in: PRO, Magazine over projectontwikkeling voor overheid en markt (juli 2012, nr.18) NEPROM. 9
monitoringssysteem met bijvoorbeeld elementen als hoe succesvol is een actie, hoe druk is het in de stad etc., optimalisering van logistieke stromen, verkoopbevordering door digitaal te koppelen aan traditionele kanalen, bundeling van online content, social media accounts, mobiele applicaties en collectieve webshops aan winkelgebieden etc. etc. SER Overijssel verzoekt de provincie een impuls te geven aan initiatieven op dit terrein in Overijssel. Vandaag de dag heeft een ruime meerderheid van de winkeliers een website, maar het aandeel winkeliers dat bijvoorbeeld een webshop heeft en gebruik maakt van social media ligt echter aanzienlijk lager. Vooral zelfstandige winkeliers maken nog relatief weinig gebruik van online verkoop en social media als klantcontactkanaal. Hiermee laten zelfstandige winkeliers belangrijke kansen liggen om de gunst van de consument te winnen die meer en meer internet en social media inzetten in het koopproces19. Verzoek Kamer van Koophandel Oost-Nederland “investeringsimpuls detailhandel Overijssel” De Kamer van Koophandel heeft landelijk samen met CBW-Mitex en HBD een trendmodel ontwikkeld om winkeliers te ondersteunen in hun visievorming. Gezien de specifieke behoeften en noodzaak voor de detailhandel zijn in aansluiting op de hiervoor georganiseerde strategiebijeenkomsten vervolgacties op lokale schaal noodzakelijk en de Kamer van Koophandel Oost-Nederland heeft hiervoor een verzoek tot ondersteuning bij de provincie ingediend20. SER Overijssel staat hier positief tegenover. -
Overweeg het opzetten van een provinciaal fonds ter ondersteuning van lokale innovatieve concepten detailhandel en winkelgebieden (pilot Wijhe)
De sterk toegenomen concurrentie tussen winkelgebieden maakt actieve promotie van winkelcentra onontbeerlijk. Internet, social media en mobiele apps spelen daarin een cruciale rol. De realiteit is echter dat winkelgebieden in Overijssel nog weinig gebruik maken van de mogelijkheden die internet en social media bieden om de consument te boeien en te binden. Er is al wel een aantal praktijkvoorbeelden in den lande waarin internet en social media effectief worden ingezet om de consumentenbinding en omzet van winkeliers in winkelgebieden te vergroten21. SER Overijssel stelt voor een fonds op te zetten van waaruit lokale innovatieve concepten kunnen worden ondersteund. SER Overijssel wil in dit advies als voorbeeld/pilot wijzen op een uiterst positief voorbeeld in Wijhe, alwaar vanuit ondernemers, samen met verenigingen en de gemeente een voorzet is gegeven die de versterking van de kwaliteit van het winkelgebied in Wijhe een positieve impuls moeten geven. Vanuit vijf pijlers (beleid, communicatie, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, tegengaan leegstand panden en promotie) is een breed gedragen plan van aanpak vanuit de ondernemers tot stand gekomen. De communicatie en promotie steekt bijvoorbeeld sterk in op kansrijke verkoopbevordering door het koppelen van online content en social media met traditionele 19
HBD (2010), HBD Monitor ICT 2009, Den Haag, HBD. Weltevreden, J.W.J., E.C.L. De Berg, D.H. H. Boels, R.J. Boer, T. Adelaar en A.C. Krawczyk (2011). Social Media in de Detailhandel; een onderzoek naar het gebruik van Social Media Sites door (Web)winkels en consumenten in Nederland, Amsterdam, Centre of Applied Research on Economics & Management/ HES, Hogeschool van Amsterdam. 20 Memo Kamer van Koophandel Oost-Nederland (13 maart 2012), Investeringsimpuls detailhandel Overijssel. 21 Zo halen Weltevreden en Boels (2012) als voorbeelden “Spijkkaart” in Spijkenisse en 9straatjesonline.com aan. Meer in: Weltevreden J. en H. Boels, Hoe winkelgebieden de mogelijkheden van internet en social media benutten, de strijd om consument. In: Real Estate Research Quarterly (april 2012, jaargang 11, nr.1) 10
kanalen. Maar met name (in het kader van dit advies) is SER Overijssel gecharmeerd van de proactieve (voorgenomen) aanpak van leegstand in het winkelgebied van Wijhe (zie onderstaand kader). Na een inventarisatie van huidig en in de nabije toekomst te verwachten leegstaande panden (dmv inventarisatie onder de ondernemers) is in kaart gebracht wat de opgave is. Vervolgens wordt de aanpak van deze lege panden prioritair bestempeld, in de vorm van twee doelen: 1. 2.
Het opvullen van de panden in het winkelgebied Leegstaande panden (in de tussentijd, totdat er een nieuwe invulling is gevonden) een aantrekkelijker uitstraling geven.
Door uit te zoeken welke bedrijven elders binnen de gemeente gevestigd zijn, kan een selectie worden gemaakt van de voor het winkelgebied interessante bedrijven. Door deze bedrijven te benaderen kan onderzocht worden welke bedrijven interesse hebben om te verhuizen naar het winkelgebied en onder welke condities men daartoe bereid is (aantal m2, huren/kopen, max. besteedbare huursom/koopsom). Gelijktijdig worden de eigenaren van de leegstaande panden benaderd onder welke condities men bereid is de leegstaande panden te verkopen of te verhuren. Waarna eventueel tot matchmaking kan worden overgegaan. Onderzocht wordt of er een fonds gevormd kan worden, waaruit startersleningen verleend kunnen worden aan de nieuwe ondernemers. De eigenaren van de leegstaande panden met een onaantrekkelijke uitstraling worden benaderd met het verzoek de etalages aan te passen. Niet alleen verbetert dit het aangezicht van het winkelgebied, maar het maakt de panden ook aantrekkelijker voor verhuur. In overleg met de eigenaren wordt gezocht naar een passende tijdelijke invulling, waarbij gedacht kan worden aan tentoonstellen kunst, historie Wijhe via foto’s/video’s etc. Bron: Versterking kwaliteit winkelgebied Wijhe, Plan van Aanpak
Concluderend SER Overijssel is zeer bezorgd over de huidige situatie van de Overijsselse detailhandel. De scan van I&O Research, waarvan hiervoor op hoofdlijnen de conclusies zijn geschetst, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Een beduidend hoger leegstandspercentage dan landelijk, een percentage dat ook nog eens veel sterker oploopt dan landelijk. Het uitgebreide onderzoek van I&O Research is bijgevoegd in bijlage 1. Enkele hoofdconclusies zijn in het advies aangehaald, in het rapport vindt u nadere detaillering naar sectoren/branches, gemeenten en winkelgebieden. Detailhandelsbeleid is in de ogen van SER Overijssel primair een gemeentelijke taak, maar dat laat onverlet dat er een niet te verwaarlozen rol voor de provincie is. De provincie kan een belangrijke bijdrage leven aan het verminderen van de leegstand in de detailhandel door bovenregionale detailhandelsinitiatieven op elkaar af te stemmen. De provincie heeft de mogelijkheid om vanuit het beschikbaar ruimtelijk instrumentarium hierin te sturen. De provincie moet dit instrumentarium benutten. Naast de voor de hand liggende rol van de provincie vanuit ruimtelijke ordeningsoogpunt, is het volgens SER Overijssel wenselijk te kijken of en zo ja hoe een eventuele impuls zou kunnen worden gegeven aan innovatie van of innovatieve concepten ten behoeve van de Overijsselse detailhandel. In het advies hebben wij u enkele voorbeelden en suggesties aangereikt. De hoofdlijnen samenvattend: SER Overijssel adviseert Gedeputeerde Staten van Overijssel:
11
-
de regietaak m.b.t. detailhandel op zich te nemen. Via het beschikbare ruimtelijk instrumentarium dienen (boven)regionale detailhandelsinitiatieven op elkaar te worden afgestemd.
-
een nieuwe provinciale detailhandelsvisie (met regiospecifieke invulling) op te stellen.
-
een impuls te geven (via het regionaal economisch beleid) aan innovatie van of innovatieve concepten ten behoeve van de Overijsselse detailhandel.
-
een provinciaal fonds op te zetten ter ondersteuning van lokale initiatieven detailhandel ter stimulering van de aantrekkelijkheid van winkelgebieden en de aanpak van leegstand.
-
regulier contact met de retail, vastgoedpartijen en overheden te faciliteren.
Graag blijven sociale partners met u in gesprek over het vervolg. Hoogachtend,
drs. A. Peters voorzitter SER Overijssel
12