Made, 9 oktober 2002
Aan de commissie Inwonerszaken Commissievergadering d.d. 27 november 2002 Agendapunt: Onderwerp:
Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten van de gemeente Drimmelen voor de Volwasseneneducatie
Toelichting: In het belang van de uitvoering van de gemeentelijke taak in het kader van de Volwasseneneducatie is het noodzakelijk, dat er regionale eenheid en duidelijkheid is omtrent de doelgroepen en de activiteiten op dit gebied. Bijgaand treft U een notitie aan en een concept beleidskader, waarin een en ander is geregeld. Naar de inhoud van beide stukken verwijzen wij U. Wij stellen voor de raad in zijn vergadering van 12 december 2002 het beleidskader vast te laten stellen. Advies commissie:
Aan de Raad. Made, 6 december 2002
Raadsvergadering d.d. 12 december 2002
Agendapunt: Onderwerp:
Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten van de gemeente Drimmelen voor de Volwasseneneducatie
Voorstel:
Beleidskader vaststellen
Financiële gevolgen: geen
Toelichting: Vorig jaar is tussen de gemeenten in de regio Breda (Drimmelen, EttenLeur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Zundert en Breda) en het ROC Baronie College, dat in deze regio de volwasseneneducatie en de inburgeringscursussen uitvoert, de afspraak gemaakt dat de gemeenten duidelijk zullen gaan aangeven voor welke doelgroepen zij educatie willen inkopen. In het bijgevoegde - in nauwe samenwerking tussen de bovengenoemde partijen ontwikkelde - “Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten”zijn deze doelgroepen uitvoerig beschreven. Tevens is in dit Beleidskader aangegeven welke educatie zij voor deze doelgroepen willen inkopen, en welke soort budgetten (niet de hoogten hiervan) beschikbaar zijn. Met de bestuurlijke vaststelling van het Beleidskader, zijn voor de komende vier jaren de belangrijkste doelgroepen van de volwasseneneducatie vastgelegd. Deze duidelijkheid is voor alle betrokkenen van belang. -2-
Binnen de kaders van het onderhavige beleidsplan kunnen vervolgens jaarlijks de concrete afspraken in de jaarlijks af te sluiten productovereenkomsten worden vastgelegd. In het jaar 2005 wordt het Beleidskader geëvalueerd. Dit Beleidskader gaat niet alleen over de volwasseneneducatie. Dat is ook niet mogelijk, omdat de volwasseneneducatie veel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen, zoals het activeringsbeleid van Sociale Zaken (reïntegratietrajecten naar werk of naar sociale activering), het oudkomersbeleid, het nieuwkomersbeleid en het onderwijsbeleid (voortijdige schoolverlaters en het onderwijskansenbeleid). Op al deze terreinen wordt hetzelfde beleid gevoerd: het inkopen van trajecten die gericht zijn op toeleiding naar een arbeidsplaats, sociale of maatschappelijke activering en opvoedingsondersteuning. De volwasseneneducatie gaat naast de toeleiding naar werk, veelal middels scholing. ook over oudkomers die NT2-cursussen volgen bij de Taalschool en over voortijdige schoolverlaters omdat een aantal van hen een opleiding krijgt in het voorgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo). Volwasseneneducatie is echter (vooral?) ook een tweede kans onderwijs voor die volwassenen, die - om wat voor reden dan ook - in het verleden geen of geen voldoende opleiding hebben genoten en die alsnog - om beter maatschappelijk en/of sociaal te kunnen functioneren - een opleiding willen volgen of voltooien. In dit Beleidskader worden ten aanzien van doelgroepen, educatieve activiteiten en financiering drie belangrijke voorstellen gedaan. 1 In dit Beleidskader worden dertien belangrijke doelgroepen voor de gemeenten beschreven. Het zijn globaal de doelgroepen waarvoor op dit moment educatie wordt ingekocht. De gemeenten kiezen, in het kader van de doelgroepen van de volwasseneneducatie, uit de groep van dertien zeven doelgroepen met “top-prioriteit”: 2. De educatieve trajecten voor de eerdergenoemde doelgroepen dienen - waar mogelijk - vooral duale trajecten te zijn. 3. De diverse rijksbijdragen (scholing en activering Wiw, regeling oudkomers, Wet inburgering nieuwkomers, Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, etc.) worden in eerste aanleg besteed voor die betreffende doelgroep en het doel waarvoor zij zijn verstrekt. De gelden van de reguliere rijksbijdrage educatie en VAVO worden daarna aanvullend ingezet. Voor sommige doelgroepen is de reguliere rijksbijdrage echter de enige aangewezen geldstroom, die dan ook voor zo’n doelgroep wordt ingezet. -3-
Het beleidskader vormt tezamen met de meerjarige raamovereenkomst de basis voor de uitvoering van de volwasseneneducatie, middels de jaarlijks (of mogelijk ook meerjarig) vast te stellen productovereenkomst. Uitgangspunt bij de besteding van de rijksbijdrage is, dat het volledige bedrag wordt ingezet om zoveel mogelijk personen in die groep te plaatsen, waar deze thuis horen. Om die reden is het noodzakelijk, dat wordt voortgegaan op de lijn van de regionale inkoop en samenwerking. om de totale middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Alleen gemeenten, die “eigen” middelen inzetten kopen extra in voor een door hen specifiek te benoemen doelgroep. Ter informatie wordt vermeld, dat de te besteden rijksbijdragen voor de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg centraal via de gemeente Drimmelen lopen. Voor het kalenderjaar 2003 zijn deze rijksbijdragen vooralsnog vastgesteld op respectievelijk: Geertruidenberg: € 232.365 Drimmelen: € 256.842 Totaal:€ 489.207 Het vaststellen van het regionaal gelijkluidende beleidskader schept voor de uitvoering van de volwasseneneducatie een stevige en goede basis. Op 27 november 2002 is de commissie Inwonerszaken over dit voorstel gehoord. ........... Wij stellen U voor het ter inzage liggende “Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten van de gemeente Drimmelen voor de Volwasseneneducatie” vast te stellen. Burgemeester en wethouders van Drimmelen, De secretaris, De burgemeester, Mr. C.M.G.H. Wortel Bijlagen: beleidskader Ter inzage: beleidskader Ambtelijke coördinatie: J. Hendrikx afdeling: Onderwijs behandeld door: J. Hendrikx portefeuillehouder: weth. van Meggelen
-4-
J. Elzinga
De Raad van de gemeente Drimmelen; Overwegende het voorstel van Burgemeester en wethouders van 6 december 2002; Gelet op het advies van de commissie Inwonerszaken van 27 november 2002; Besluit: Vast te stellen het “Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten van de gemeente Drimmelen voor de Volwasseneducatie”. Made, 12 december 2002 De Raad voornoemd, De griffier, De voorzitter,
-5-
Notitie ten behoeve van de vaststelling van het:
Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten van de gemeente Drimmelen voor de Volwasseneneducatie. Vorig jaar is tussen de gemeenten in de regio Breda (Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Zundert en Breda) en het ROC Baronie College, dat in deze regio de volwasseneneducatie en de inburgeringscursussen uitvoert, de afspraak gemaakt dat de gemeenten duidelijk zullen gaan aangeven voor welke doelgroepen zij educatie willen inkopen. In het bijgevoegde - in nauwe samenwerking tussen de bovengenoemde partijen ontwikkelde “Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten” zijn deze doelgroepen uitvoerig beschreven. Tevens is in dit Beleidskader aangegeven welke educatie zij voor deze doelgroepen willen inkopen, en welke soort budgetten (niet de hoogten hiervan) beschikbaar zijn. Met de bestuurlijke vaststelling van het Beleidskader, zijn voor de komende vier jaren de belangrijkste doelgroepen van de volwasseneneducatie vastgelegd. Deze duidelijkheid is voor alle betrokkenen van belang. Binnen de kaders van het onderhavige beleidsplan kunnen vervolgens jaarlijks de concrete afspraken in de jaarlijks af te sluiten productovereenkomsten worden vastgelegd. In het jaar 2005 wordt het Beleidskader geëvalueerd. Dit Beleidskader gaat niet alleen over de volwasseneneducatie. Dat is ook niet mogelijk, omdat de volwasseneneducatie veel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen, zoals het activeringsbeleid van Sociale Zaken (reïntegratietrajecten naar werk of naar sociale activering), het oudkomersbeleid, het nieuwkomersbeleid en het onderwijsbeleid (voortijdige schoolverlaters en het onderwijskansenbeleid). Op al deze terreinen wordt hetzelfde beleid gevoerd: het inkopen van trajecten die gericht zijn op toeleiding naar een arbeidsplaats, sociale of maatschappelijke activering en opvoedingsondersteuning. De volwasseneneducatie gaat naast de toeleiding naar werk, veelal middels scholing. ook over oudkomers die NT2-cursussen volgen bij de Taalschool en over voortijdige schoolverlaters omdat een aantal van hen een opleiding krijgt in het voorgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo). Volwasseneneducatie is echter (vooral?) ook een tweede kans onderwijs voor die volwassenen, die - om wat voor reden dan ook - in het verleden geen of geen voldoende opleiding hebben genoten en die alsnog - om beter maatschappelijk en/of sociaal te kunnen functioneren - een opleiding willen volgen of voltooien. In dit Beleidskader worden ten aanzien van doelgroepen, educatieve activiteiten en financiering drie belangrijke voorstellen gedaan. 1 In dit Beleidskader worden dertien belangrijke doelgroepen voor de gemeenten beschreven. Het zijn globaal de doelgroepen waarvoor op dit moment educatie wordt ingekocht. De gemeenten kiezen, in het kader van de doelgroepen van de volwasseneneducatie, uit de groep van dertien zeven doelgroepen met “top-prioriteit”:
-6-
2. 3.
De educatieve trajecten voor de eerdergenoemde doelgroepen dienen - waar mogelijk vooral duale trajecten te zijn. De diverse rijksbijdragen (scholing en activering Wiw, regeling oudkomers, Wet inburgering nieuwkomers, Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, etc.) worden in eerste aanleg besteed voor die betreffende doelgroep en het doel waarvoor zij zijn verstrekt. De gelden van de reguliere rijksbijdrage educatie en VAVO worden daarna aanvullend ingezet. Voor sommige doelgroepen is de reguliere rijksbijdrage echter de enige aangewezen geldstroom, die dan ook voor zo’n doelgroep wordt ingezet.
Het beleidskader vormt tezamen met de meerjarige raamovereenkomst de basis voor de uitvoering van de volwasseneneducatie, middels de jaarlijks (of mogelijk ook meerjarig) vast te stellen productovereenkomst. Uitgangspunt bij de besteding van de rijksbijdrage is, dat het volledige bedrag wordt ingezet om zoveel mogelijk personen in die groep te plaatsen, waar deze thuis horen. Om die reden is het noodzakelijk, dat wordt voortgegaan op de lijn van de regionale inkoop en samenwerking. om de totale middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Alleen gemeenten, die “eigen” middelen inzetten kopen extra in voor een door hen specifiek te benoemen doelgroep. Ter informatie wordt vermeld, dat de te besteden rijksbijdragen voor de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg centraal via de gemeente Drimmelen lopen. Voor het kalenderjaar 2003 zijn deze rijksbijdragen vooralsnog vastgesteld op respectievelijk: Geertruidenberg: € 232.365 Drimmelen: € 256.842 Totaal:€ 489.207 Het vaststellen van het regionaal gelijkluidende beleidskader schept voor de uitvoering van de volwasseneneducatie een stevige en goede basis. Made, 9 oktober 2002 JGH /Onderwijs
-7-
Beleidskader “doelgroepen en educatieve activiteiten” van de gemeente DRIMMELEN (gelijkluidend voor de gemeenten Breda; Oosterhout; Etten-Leur; Geertruidenberg; Moerdijk en Zundert)
voor de periode 2003 t/m 2006.
Oktober 2002.
INDEX: 8 -8-
Hoofdstuk I.
Samenvatting.
Hoofdstuk II
Inleiding.
Hoofdstuk III. Uitgangspunt van de gemeenten: iedereen kan meedoen (participatie). Hoofdstuk IV.Karakterisering van de volwasseneneducatie. Hoofdstuk V.
De belangrijkste doelgroepen van de gemeenten.
Hoofdstuk VI.Een beschrijving van de educatieve activiteiten op hoofdlijnen.
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten.
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5. Bijlage 6. Bijlage 7. Bijlage 8. Bijlage 9. Bijlage 10. Bijlage 11. Bijlage 12. Bijlage 13.
Personen met een gemeentelijke bijstanduitkering en de nietuitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nugers). Nieuwkomers. Ex-nieuwkomers. Oudkomers: werklozen. Oudkomers: opvoeders. Oudkomers: jongeren van 18 t/ 30 jaar. Oudkomers: overigen. Jongeren van 16 t/m 22 jaar zonder startkwalificatie. (Functioneel) analfabete autochtonen. Laagopgeleide autochtonen. Personen die ouder zijn dan 22 jaar en die in hun jeugd geen kans hebben gehad een initiële opleiding te volgen. Vrijwilligers. Ouderen.
9 -9-
Hoofdstuk I. Samenvatting. Vorig jaar is tussen de gemeenten in de regio Breda (Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Zundert en Breda) en het ROC Baronie College, dat in de regio Breda de volwasseneneducatie en de inburgeringscursussen uitvoert, de afspraak gemaakt dat de gemeenten duidelijk zullen gaan aangeven voor welke doelgroepen zij educatie willen inkopen. In het voorliggende Beleidskader zijn deze doelgroepen beschreven. Tevens is in dit Beleidskader aangegeven welke educatie zij voor deze doelgroepen willen inkopen, en welke budgetten beschikbaar zijn. Na bestuurlijke vaststelling van het Beleidskader, zijn voor de komende vier jaren de belangrijkste doelgroepen van de volwasseneneducatie vastgelegd. Deze duidelijkheid is voor alle betrokkenen van belang. Binnen de kaders van het onderhavige beleidsplan kunnen vervolgens jaarlijks de concrete afspraken in de jaarlijkse productovereenkomsten worden vastgelegd. In het jaar 2005 wordt het Beleidskader geëvalueerd. Dit Beleidskader gaat niet alleen over de volwasseneneducatie. Dat is ook niet mogelijk, omdat de volwasseneneducatie veel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen, zoals het activeringsbeleid van Sociale Zaken (reïntegratietrajecten naar werk of naar sociale activering), het oudkomersbeleid, het nieuwkomersbeleid en het onderwijsbeleid (voortijdige schoolverlaters en het onderwijskansenbeleid). Op al deze terreinen wordt hetzelfde beleid gevoerd: het inkopen van trajecten die gericht zijn op toeleiding naar een arbeidsplaats, sociale of maatschappelijke activering en opvoedingsondersteuning. De volwasseneneducatie gaat in belangrijke mate over toeleiding naar werk, veelal middels scholing. Volwasseneneducatie gaat ook over oudkomers omdat veel oudkomers de NT2cursussen volgen bij de Taalschool. En volwasseneneducatie gaat over voortijdige schoolverlaters omdat een aantal van hen een opleiding krijgt in het voorgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo). In dit Beleidskader worden ten aanzien van doelgroepen, educatieve activiteiten en financiering drie belangrijke voorstellen gedaan. 1. De diverse rijksbijdragen (scholing en activering Wiw, regeling oudkomers, Wet inburgering nieuwkomers, Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) worden in eerste instantie bestemd voor de doelgroep en het doel waarvoor zij zijn verstrekt. Zo worden alle trajecten die zijn gericht op toeleiding naar arbeid of naar sociale activering voor bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nuggers) door de afdeling Sociale Zaken bekostigd uit de rijksbijdrage scholing en activering Wiw, middelen uit de Agenda voor de Toekomst en het Reïntegratiebudget voor niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Dit betekent dat de afdeling Sociale Zaken1 reïntegratietrajecten inkoopt voor de bijstandsgerechtigden en de werkzoekende niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers). Tot deze trajecten kunnen NT2-opleidingen behoren. Trajecten voor nieuwkomers worden bekostigd uit de rijksbijdrage Win. Trajecten voor oudkomers worden bekostigd uit de rijksbijdrage oudkomers. De rijksbijdrage volwasseneneducatie is aanvullend aan de eerdergenoemde budgetten.
1
In sommige gemeenten is dit de Afdeling Publiek, in andere gemeenten is het de afdeling Arbeid en Activering van de vakdirectie Sociale Zaken.
10 - 10 -
2.
In dit Beleidskader worden dertien belangrijke doelgroepen voor de gemeenten beschreven. Het zijn globaal de doelgroepen waarvoor op dit moment educatie wordt ingekocht. De gemeenten kiezen, in het kader van de doelgroepen van de volwasseneneducatie, uit de groep van dertien zeven doelgroepen met “topprioriteit”: ex-nieuwkomers, werkloze oudkomers, oudkomers die opvoeder zijn, oudkomers die jonger zijn dan 30 jaar, overige oudkomers, voortijdige schoolverlaters tot 23 jaar, functioneel analfabete autochtonen. Met inachtneming van hetgeen onder punt 1 is genoemd, zal de rijksbijdrage Web in de komende vier jaren in eerste instantie aan trajecten voor bovenstaande doelgroepen worden besteed. Dit kan betekenen dat de inkoop van educatieve trajecten voor andere doelgroepen moet worden beperkt.
3.
De educatieve trajecten voor de eerdergenoemde doelgroepen dienen vooral duale trajecten te zijn. De volgende duale trajecten worden onderscheiden: NT2 en (toeleiding naar) werk, NT2 en opvoedingsondersteuning, NT2 en sociale participatie, NT2 en maatschappelijke participatie (sociale activering), NT2 en (beroeps)opleiding. Bij de inkoop van volwasseneneducatie zal met de duale trajecten rekening worden gehouden. Dit zal tot uitdrukking komen in de jaarlijks vast te stellen productovereenkomsten tussen gemeenten en het ROC.
11 - 11 -
Hoofdstuk II.
Inleiding.
De gemeentelijke samenwerking op het gebied van de volwasseneneducatie is gestart onder het regime van de Kaderwet Volwasseneneducatie (KVE). De KVE schreef voor dat gemeenten binnen een WGR-regio verplicht waren om samen te werken en gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de planning van het educatieve aanbod in de regio. De financieringsstromen waren verschillend: het budget basiseducatie werd door het Rijk aan de gemeenten verstrekt en het budget voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) ging rechtstreeks naar de instelling. Op grond van de verplichte samenwerking is in het WGR-gebied 34 een samenwerkingsverband ontstaan van de gemeenten: Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertuidenberg, Moerdijk, Oosterhout en Zundert. De KVE is per 1 januari 1996 vervangen door de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web). Daar waar er onder de KVE sprake was van een subsidierelatie, is er op grond van de Web een (privaatrechtelijke) inkooprelatie met het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) Baronie College ontstaan. Dit past in het dereguleringsbeleid van het Rijk waarbij steeds meer taken en verantwoordelijkheden bij lagere lokale overheden worden gelegd en waarbij onderwijsinstellingen een grotere autonomie krijgen. In het gemeentelijk beleid wordt de volwasseneneducatie beschouwd als een middel om gemeentelijke doelstellingen op verschillende beleidsterreinen uit te voeren. Educatie is dus meestal geen doel op zich. Een uitzondering wordt gemaakt voor mensen, veelal vrouwen en allochtonen, die op jonge leeftijd de mogelijkheden hebben gemist om (initieel) onderwijs te volgen. De doelen van het gemeentelijk beleid kunnen in dit verband als volgt worden omschreven: 1. het toeleiden van personen naar een arbeidsplaats (scholing, training en beroepsopleiding zijn een middel om een baan te verwerven), 2. het verbeteren van de opvoedingsbekwaamheid van ouders (scholing en training zijn een middel om de opvoedingsbekwaamheid te verbeteren), 3. het sociaal activeren van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (scholing, training en opleiding kunnen een middel zijn om het maatschappelijk functioneren te verbeteren). Voor het inkopen van educatie moeten gemeenten aangeven welk aanbod voor welke doelgroepen zij willen inkopen. In 2000 is in opdracht van het Baronie College een onderzoek uitgevoerd naar de vraag van gemeenten naar educatie en scholing. In het rapport van dit onderzoek Educatie en Scholing als beleidsinstrumenten (Cascander, 2000) wordt het politieke doel met betrekking tot educatie als volgt omschreven: Inwoners, en in het bijzonder die inwoners die behoren tot aangewezen, geprioriteerde doelgroepen, activeren en beïnstrumenteren in termen van sociale redzaamheid (gericht op maatschappelijk functioneren) educatieve redzaamheid (gericht op verdere scholing en opleiding) en professionele redzaamheid (gericht op werkgelegenheid).
12 - 12 -
In het rapport worden als relevante beleidsterreinen benoemd: 1. Werkgelegenheid. 2. Sociale zaken. 3. Allochtonenbeleid. 4. Ouderenbeleid. 5. Jeugd- en jongerenbeleid. 6. Lokaal onderwijsbeleid. 7. Vrijwilligersbeleid. 8. Lokaal sociaal beleid. In de raamovereenkomst 2001-2003 hebben de gemeenten en het ROC Baronie College over het Beleidskader doelgroepen en educatieve activiteiten het volgende afgesproken: 1. het moet de uitgangspunten en directe consequenties bevatten m.b.t. doelgroepen en deelnemers waarvoor educatieve activiteiten worden ingekocht. 2. het Beleidskader bevat een analyse van de huidige en toekomstige doelgroepen in relatie tot de educatieve activiteiten, inclusief een prioritering van de doelgroepen. 3. het Beleidskader wordt gerelateerd aan de algemene beleidskaders van de opdrachtgever. 4. er wordt over het Beleidskader regelmatig overleg gevoerd met de opdrachtnemer. 5. over het Beleidskader overleggen de gemeenten onderling. Het nu voorliggende Beleidskader Doelgroepen en Educatieve activiteiten, de beschrijving van de procedure inkooprelatie en de beschrijving van de onderlinge gegevensuitwisseling, zijn de belangrijke ingrediënten voor de nieuwe productovereenkomsten 2003 (volwasseneneducatie en Win). In hoofdstuk III van het Beleidskader wordt nader ingegaan op het leidend beginsel: volwaardig burgerschap door participatie aan de Nederlandse samenleving. In hoofdstuk IV wordt een beeld gegeven van de volwasseneneducatie en de functies die zij vervult. In hoofdstuk V zijn de beschikbare budgetten (rijksbijdragen) geïnventariseerd, en de doelen c.q. doelgroepen waarvoor zij zijn verstrekt. In hoofdstuk VI zijn de educatieve activiteiten voor de in hoofdstuk V genoemde doelgroepen op hoofdlijnen beschreven. De bijlage bevatten meer gedetailleerde informatie over de doelgroepen en de educatieve activiteiten. Overigens zonder volledig te zijn, omdat de precieze vorm en inhoud van de educatieve activiteiten worden geregeld in de jaarlijks af te sluiten productovereenkomsten.
Hoofdstuk III.
Het uitgangspunt van gemeenten: iedereen kan meedoen (participatie).
In dit hoofdstuk beschouwen we het leidend principe nader: waarom worden trajecten ingekocht, waarom wordt educatie ingekocht? Omdat sommige mensen zijn aangewezen op de steun van de overheid, en de overheid heeft de opdracht mensen toe te leiden naar de arbeidsmarkt, of maatschappelijk of sociaal te activeren of hen hulp te bieden bij hun opvoedingstaken. Aan de orde komen “wat is participatie”, “voor wie geldt participatie” en of “participatie verplicht” is.
13 - 13 -
Wat is participatie? De volwasseneneducatie is voor de gemeenten een instrument om maatschappelijke doelen te bereiken, waarbij als hoofddoel wordt gehanteerd: participatie, anders gezegd: zoveel mogelijk burgers nemen op de één of andere manier deel aan de Nederlandse samenleving. Een behoorlijke beheersing van de Nederlandse taal is daarbij een absolute voorwaarde. Voor mensen die nieuw zijn in Nederland, begint participatie bij de inburgeringscursus. De inburgeringscursus moet nieuwkomers bekend maken met de Nederlandse samenleving, te beginnen met de beheersing van de Nederlandse taal (schrijven, lezen, luisteren en spreken), en de democratische waarden van de Nederlandse samenleving. Indien deze basis is gelegd, dan zijn er onder andere de volgende concrete vormen van participatie: 1. Het deel uitmaken van een arbeidsorganisatie (werken), 2. Het deelnemen aan onderwijsactiviteiten (leren om te werken, leren om door te studeren), 3. Het tonen van een actieve betrokkenheid bij de opvoeding van kinderen, 4. Het verrichten van vrijwilligerswerk, 5. Het tonen van een actieve betrokkenheid bij de directe woon- en leefomgeving, 6. Vrijetijdsbesteding (o.a. deelnemen aan sportactiviteiten, culturele activiteiten, bestuurlijke activiteiten). Het formuleren van maatschappelijke doelen is een taak van het gemeentebestuur. Maatschappelijke doelen worden vastgelegd in programakkoorden, collegeakkoorden en andere bestuurlijke beleidsdocumenten. Als maatschappelijke doelen zijn onder andere in onze regio geformuleerd: werk voor langdurig werklozen, sociale activering voor langdurig werklozen, verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, meer mensen laten deelnemen aan het maatschappelijk leven, 10% meer allochtonen maken gebruik van buurt - en wijkvoorzieningen enz. In onze regio zijn de speerpunten van sociaal beleid de volgende: het versterken van de maatschappelijke cohesie en dynamiek, het tegengaan van maatschappelijke uitval dan wel het bevorderen van de deelname aan de samenleving (allochtonen, minima, ouderen). Ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 genoemde vormen van participatie kan worden gezegd, dat arbeidsparticipatie het meest belangrijk wordt gevonden. Door velen wordt onderschreven dat iedere burger in staat moet worden gesteld zelfstandig een inkomen te verwerven, en dus niet afhankelijk moet zijn van overheidssteun. Het gemeentelijk beleid is er derhalve, vanuit het perspectief van het bevorderen van participatie, op gericht dat zoveel mogelijk burgers (betaalde) arbeid verrichten. Dit uitgangspunt staat centraal in het arbeidsmarktbeleid van de gemeenten. Het deelnemen aan onderwijsactiviteiten als uitingsvorm van maatschappelijke participatie is voor volwassenen geen zelfstandig doel. Volwassenenonderwijs is voor de meesten een middel om een bepaalde positie op de arbeidsmarkt te bereiken of te behouden, dan wel een middel om zich te kwalificeren voor een vervolgopleiding. Het deelnemen aan een onderwijsactiviteit betekent echter ook het betrokken zijn en onderdeel zijn van een onderwijsgemeenschap. De voorbereiding op participatie aan de samenleving dient te beginnen op jonge leeftijd. Sommige jonge kinderen groeien op in een sociale omgeving waar thuis geen of beperkt Nederlands wordt gesproken, waardoor de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind, en 14 - 14 -
daarmee de toekomstige participatie aan de samenleving, worden belemmerd. Om deze reden voeren de meeste gemeenten een actief beleid om de onderwijskansen van jonge kinderen te vergroten. Dit beleid begint met het verbeteren van de educatieve uitgangspositie van kinderen bij de instroom in het basisonderwijs. Daartoe wordt een sluitende aanpak voor de 0-6 jarigen ontwikkeld: de voor -en vroegschoolse educatie. In dit beleid zijn de maatregelen die de ontwikkeling van jonge kinderen bevorderen: het voorkomen c.q. inhalen van taalachterstand, toename van peuters aan de peuterspeelzaal, verandering van leergedrag, het verbeteren van oudergedrag en –vaardigheden, het versterken van de ouderbetrokkenheid, het bieden van opvoedingsondersteuning. Voorts wordt bij de uitvoering van het beleid aandacht geschonken aan het bevorderen van de samenhang tussen instellingen van onderwijs, welzijn en volksgezondheid. Voor wie geldt participatie? Het uitgangspunt dat het gewenst is actief deel te nemen aan de Nederlandse samenleving, geldt in principe voor iedereen. De meeste mensen kunnen zich redden zonder de hulp van een (gemeentelijke) overheid. De gemeente heeft echter een speciale verantwoordelijkheid voor: degenen met een bijstandsuitkering, deze verantwoordelijkheid vloeit voort uit de taken van de gemeente in het kader van de uitvoering van de Algemene bijstandswet, jongeren van 16 t/m 22 jaar, voortvloeiend uit de taken met betrekking tot leerplicht en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, nieuwkomers, voortvloeiend uit de taken met betrekking tot de Wet inburgering nieuwkomers, gehandicapten, voor zover het taken betreft die voortvloeien uit de Wet voorzieningen gehandicapten, opvoeders van kinderen, deze verantwoordelijkheid vloeit voort uit de taken ten aanzien van het onderwijskansenbeleid, ouderen met een (bijstand)uitkering, zonder arbeidsverplichting. Personen met een bijstandsuitkering en met een arbeidsverplichting krijgen van Sociale Zaken een reïntegratietraject aangeboden met uitzondering van degenen die in fase 1 zijn ingedeeld (direct bemiddelbaar). Het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid heeft onder andere als doelstelling: het stimuleren van uitkeringsgerechtigden in een (vrijwel) kansloze arbeidsmarktsituatie tot deelname aan maatschappelijk nuttige activiteiten die op termijn een kansvergrotende werking kunnen hebben op de participatie aan het reguliere arbeidsproces én het voorkomen en bestrijden van sociale uitsluiting, isolement en maatschappelijke tweedeling. Niet alleen vanuit het oogpunt dat iemand op termijn alsnog kan deelnemen aan arbeid, maar ook vanuit het armoedebeleid, is sociale activering een belangrijk middel ter doorbreking van sociaal isolement. Sociale activering heeft aldus een zelfstandige functie, niet primair gericht op het terugleiden naar werk, maar ook ter bevordering van zelfrespect, zelfredzaamheid, waardering en ondernemendheid. Het begrip sociale activering richt zich in feite op verschillende doelen: 1. activering in de richting van het reguliere arbeidsproces, 2. activering ter bestrijding en voorkoming van sociaal isolement (maatschappelijk participatie, het betrekken en betrokken houden van mensen bij de samenleving), 3. het betrekken en betrokken houden van mensen bij hun directe woon-en leefomgeving (sociale participatie).
15 - 15 -
Arbeidsmarktactivering is het in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde opheffen van aanwezige belemmeringen gericht op toekomstige arbeidsinschakeling en het vooruitlopend daarop stimuleren van uitkeringsgerechtigden in een (vrijwel) kansloze arbeidsmarktsituatie tot deelname aan maatschappelijk nuttige activiteiten die op termijn een kansvergrotende werking kunnen hebben op de participatie aan het reguliere arbeidsproces. Maatschappelijke participatie is het stimuleren van uitkeringsgerechtigden in een (vrijwel) kansloze arbeidsmarktsituatie tot deelname aan maatschappelijk nuttige activiteiten met het doel sociale uitsluiting, isolement en maatschappelijke tweedeling te voorkomen en te bestrijden. Onder sociale participatie wordt verstaan dat burgers kunnen meedenken, meedoen en mee beslissen in maatschappelijke aangelegenheden die voor hen van belang zijn. Daarvoor is een bepaalde mate van zelfredzaamheid vereist. Sociale participatie kan zich in vele vormen uiten en er zijn dus ook vele manieren waarop de burger zich als volwaardig burger kan manifesteren. Dit kan variëren van het bewust zijn stem uitbrengen bij de verkiezingen tot het zitting hebben in besturen van organisaties. Tot sociale participatie wordt ook gerekend de manier waarop men in de eigen wijk richting kan geven aan de woon-en leefomgeving. Is participatie verplicht? Het deelnemen aan de samenleving kan niet worden afgedwongen. Wel is de regelgeving op bepaalde terreinen stringent. Zo is de werkzoekende uitkeringsgerechtigde verplicht om zich beschikbaar te houden voor het solliciteren, en is hij tevens verplicht, op straffe van sancties, reïntegratietrajecten te accepteren. Iets dergelijks geldt voor de nieuwkomers in Nederland. Zij zijn verplicht een inburgeringscursus te volgen. Het niet volgen van de inburgeringscursus kan door de gemeente worden gesanctioneerd. In dit verband wordt ook gewezen op de brief van de minister van SZW “relatie inburgering en reïntegratie”, waarin wordt benadrukt dat het inburgeringsprogramma moeten worden afgemaakt. Een zelfde handelwijze zal ook worden gevolgd bij het oudkomersbeleid. Voor oudkomers die meedoen aan één van de trajecten wordt een zogenaamd. sanctie – en incentivebeleid ontwikkeld. Hoewel dus participatie geen verplichtend karakter heeft, zijn wij van mening dat de deelnemers aan de educatieve activiteiten in het kader van de volwasseneneducatie zich maximaal moeten binden aan een succesvol traject. Het organiseren van educatieve activiteiten kost geld. De gemeente is bereid dit geld te betalen voor de deelnemers die een bepaald perspectief hebben. Dit betekent dat deze mensen op grond van capaciteiten en motivatie, in beginsel in staat moeten worden geacht een traject succesvol af te ronden.
Conclusies. We hebben tot dusver het volgende vastgesteld: 1. Participatie van alle burgers is van belang. 2. Voor de gemeente zijn de volgende vormen het belangrijkst: arbeidsparticipatie, onderwijsparticipatie, participatie aan opvoeding, vrijwilligerswerk en de woon-en leefomgeving. 16 - 16 -
17 - 17 -
Hoofdstuk IV.
Karakterisering van de volwasseneneducatie.
In dit hoofdstuk wordt de volwasseneneducatie in het kort nader beschouwd, als mede de afspraken die gemeenten en ROC over de volwasseneneducatie hebben gemaakt. Voorts worden, gezien vanuit de deelnemer, de functies van de volwasseneneducatie beschreven. Ook wordt ingegaan op het huidige aanbod van de Unit Educatie van het ROC. De gemeenten hebben tot 2001 in de raam- en productovereenkomsten niet of nauwelijks expliciet de doelgroepen benoemd waarvoor zij volwasseneneducatie wilden inkopen. In de overeenkomsten die tot 2001 werden afgesloten met het ROC waren de nieuwkomers (Win) feitelijk de enige doelgroep waarvoor expliciet educatie werd ingekocht. Voor het overige waren de overeenkomsten zeer globaal geformuleerd. Tot de overeenkomsten werd tot 2001 ook het zg. Aanhangsel gerekend. Deze Aanhangsels waren producten van het ROC en waren feitelijk een beschrijving van het cursusaanbod. Over de huidige doelgroepen is weinig meer bekend dan een beschrijving in algemene termen, zoals nieuwkomers, oudkomers, voortijdige schoolverlaters, tweede kans deelnemers, tweede weg deelnemers, allochtonen enz. Het gebrek aan inzicht heeft voorts ook te maken met het feit dat degenen die gebruik maken van het onderwijsaanbod van de volwasseneneducatie zichzelf bij het ROC aanmelden. Dit geldt overigens niet voor de nieuwkomers in het kader van de Wet inburgering nieuwkomers, die door de gemeente worden aangemeld. De gemeente betaalt de opleidingen die behoren tot de volwasseneneducatie, maar verstrekt aan individuele personen geen toestemmingen om aan opleidingen deel te nemen. Ook in de inhoudelijke verslagen van de Unit Educatie die jaarlijks worden gepubliceerd zijn geen gegevens over de doelgroepen voorhanden. Het is naar het oordeel van de gemeenten niet erg zinvol nu veel tijd te besteden aan het indelen van de huidige deelnemers in doelgroepen. Bovendien zullen vermoedelijk de huidige deelnemers niet veel afwijken van de beschrijving van de doelgroepen in dit Beleidskader. Wat per 2003 gaat veranderen is, dat de gemeenten expliciet de doelgroepen gaan benoemen, waarvoor zij educatieve activiteiten willen inkopen. In de raamovereenkomst 2001-2003 is overeengekomen dat 1. de beschrijving van de doelgroepen en de educatieve activiteiten moet zijn gerelateerd aan de algemene beleidskaders van de gemeenten en 2. de doelgroepen moeten worden geprioriteerd. In hoofdstuk II op bladzijde 5 is al een opsomming gegeven van de gemeentelijke beleidsthema’s, waarvoor de volwasseneneducatie een rol kan spelen. Deze behoeven hier niet te worden herhaald. Het idee dat de inkoop van volwasseneneducatie in principe ten dienste staat van alle gemeentelijke beleidsprioriteiten heeft een aantal gevolgen. De belangrijkste zijn dat 1. de gemeenten bereid moeten zijn het thema van de volwasseneneducatie inhoudelijk, organisatorisch en financieel te verbinden met andere thema’s (integrale aanpak), 2. de gemeenten in staat moeten zijn hun educatieve vraag duidelijk te formuleren, 3. het ROC, als opdrachtnemer, bereid moet zijn producten aan te bieden waaraan de opdrachtgever behoefte heeft. De rol van de gemeenten is nadrukkelijk die van opdrachtgever: zij hebben de taak zo exact mogelijk te formuleren voor wie hij welke educatie onder welke voorwaarden wil inkopen. De inkoopprocedures die gelden voor de reïntegratietrajecten, voor de oudkomers de nieuwkomers en de volwasseneneducatie, dienen op elkaar te worden afgestemd. 18 - 18 -
In het vervolg van dit Beleidskader worden per doelgroep achtereenvolgens de aard van de educatieve activiteiten en de (eventuele) financieringsbronnen genoemd. Functies van de volwasseneneducatie. Vanuit het perspectief van de lokale overheid kan het instrument volwasseneneducatie naar de volgende functies worden beschreven: 1. Curatieve functie. 2. Preventieve functie. Onder de curatieve functie wordt verstaan het inhalen van opgelopen achterstand. Sommige mensen hebben in hun jeugd geen mogelijkheden gekregen of genomen een diploma te behalen. Pas op latere leeftijd ontstaat bij hen de behoefte het scholingsniveau te verhogen. Hieronder verstaan wij deelnemers die: a. in het verleden het initiële onderwijs niet hebben afgerond, b. die een verouderd onderwijstraject hebben gevolgd en hun kennisniveau weer op een actueel niveau willen brengen, c. de uitvallers uit het reguliere jeugdonderwijs. Uitgaande van deze functie is de volwasseneneducatie een instrument dat mensen in staat stelt alsnog aan het onderwijs deel te nemen, hun algemene ontwikkelingsniveau te verhogen, en een diploma te behalen. Onder de preventieve functie verstaan wij het voorkómen van een achterstand. Hiermee wordt gedoeld op het ontwikkelen van een aanbod dat is gericht op de veranderingen in de samenleving. De snelle technologische en economische ontwikkelingen hebben geleid tot een kennisintensieve samenleving. Hiermee verandert de aard en de samenstelling van de werkgelegenheid. Dit vereist een constante scholingsinspanning, oftewel: “een leven lang leren”. Het voorkómen van een achterstand in deze zin is niet alleen een taak van gemeenten, integendeel, het bij- en omscholen van personeel is bij uitstek een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers zelf. Het voorkómen van achterstanden van mensen die geen (betaalde) arbeid verrichten kan daarentegen wel tot het aandachtsgebied van gemeenten worden gerekend. Vanuit het perspectief van de deelnemer kan het instrument volwasseneneducatie naar de volgende functies worden beschreven: 1. Educatieve redzaamheid (meestal als middel, soms als doel). 2. Professionele redzaamheid. 3. Sociale redzaamheid. De educatieve redzaamheid is gericht op personen die de opleidingen die tot de volwasseneneducatie behoren gebruiken om na het behalen van het diploma te starten met een vervolgopleiding of vervolgscholing. Er zijn mensen die hun professioneel functioneren of hun positie op de arbeidsmarkt willen verbeteren door het behalen van een diploma van een initiële opleiding (mavo, havo of vwo), of een (deel van een) (beroeps)opleiding. Tot deze categorie behoren ook de mensen die een arbeidsplaats willen verwerven dan wel behouden. De volwasseneneducatie heeft ook een functie voor personen die niet zijn gericht op een vervolgopleiding of een plek op de arbeidsmarkt, maar die wel hun maatschappelijk functioneren willen verbeteren. Dan staat de volwasseneneducatie in dienst van wat wordt 19 - 19 -
genoemd sociale activering of sociale redzaamheid. Ook voor mensen die niet deelnemen, of niet behoeven deel te nemen aan het arbeidsproces, wordt de maatschappij gecompliceerd door de snelle veranderingen die plaatsvinden op velerlei gebied. Beschrijving van de huidige taken van het ROC. De Wet educatie en beroepsonderwijs schrijft voor dat de rijksbijdrage volwasseneneducatie die de gemeenten ontvangen moet worden besteed bij een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC). In de regio Breda verzorgt het ROC Baronie College de opleidingen die behoren tot de volwasseneneducatie. Tot de kerntaken van het ROC behoren vier clusters van activiteiten: 1. Het verzorgen van beroepsopleidingen op diverse niveaus, in diverse sectoren, met nauwe banden met het regionale bedrijfsleven. 2. Het verzorgen van het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), bestaande uit mavo, havo en vwo-opleidingen. 3. De NT2-opleidingen. De opleidingen Nederlands als Tweede Taal op diverse taalniveaus (1 t/m 5), inclusief alfabetiseringsprogramma’s. 3. De opleidingen basiseducatie, bestaande uit: Sociale redzaamheid, niveau 2 (Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels), Sociale redzaamheid, niveau 3 (Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels), Breed Maatschappelijk Functioneren, Digitale Vaardigheden, Maatschappijoriëntatie, Remediale ondersteuning, Administratieve redzaamheid. Tot de kernactiviteiten van een Regionaal Opleidingencentrum behoren voorts activiteiten als het verrichten van de intake, het vaststellen van het perspectief van een deelnemer, het verzorgen van onderwijs, het afnemen van toetsen, begeleiding enz. De gemeenten stellen overigens vast dat ten aanzien van oudkomers en nieuwkomers diverse intakeprocedures c.q. toetsen bestaan. Het is het voornemen van de gemeenten deze op elkaar af te stemmen en indien mogelijk te uniformeren. Aansluitend aan de maatschappelijke omgeving is de Unit Educatie van het ROC Baronie College sinds kort onderverdeeld in drie organisatorische eenheden (productgroepen): een eenheid gericht op maatschappelijke participatie, op arbeidsparticipatie en op educatieve participatie.
Conclusie. De volwasseneneducatie richt zich al geruime tijd op groepen in achterstandsituaties. De volwasseneneducatie is bij uitstek het instrument dat kan worden ingezet voor mensen die een achterstand hebben opgelopen, hetzij in maatschappelijk opzicht, hetzij op de arbeidsmarkt.
20 - 20 -
Hoofdstuk V.
Een nadere uitwerking van de doelgroepen en de middelen.
Doelgroepen. In de raamovereenkomst is afgesproken dat de gemeenten zullen gaan aangeven voor welke doelgroepen zij educatie willen gaan inkopen. De belangrijkste doelgroepen zijn allereerst de doelgroepen die door de rijksoverheid als zodanig zijn benoemd, en waarvoor de gemeenten rijksbeleid uitvoeren. Tabel 1. Door de rijksoverheid benoemde doelgroepen (verplicht): 1. Mensen met een Abw-uitkering en de nietuitkeringsgerechtigden (nugers) 2. Nieuwkomers 3. Ex-nieuwkomers 4. Oudkomers: werklozen 5. Oudkomers: opvoeders 6. Oudkomers: jongeren van 18 t/m 30 jaar 7. Jongeren van 16 t/m 22 jaar zonder startkwalificatie 8. Oudkomers: overige (maatschappelijke en sociale participatie)
Gemeenten: Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten Alle gemeenten
Ter toelichting: Nieuwkomers zijn personen die nieuw in Nederland zijn, en aan wie een inburgeringscursus wordt aangeboden. Ex-nieuwkomers zijn personen die de inburgeringscursus hebben voltooid (inburgeringscursussen zijn sinds 1998 verplicht). Oudkomers zijn personen die vóór 1998 in Nederland zijn gekomen en die geen inburgeringscursus hebben gevolgd. Behalve de doelgroepen die door de rijksoverheid zijn aangewezen, hebben de gemeenten zelf, soms in beleidsdocumenten, belangrijke doelgroepen benoemd. Tabel 2. Door de gemeenten benoemde Gemeenten: doelgroepen: 9. (Functioneel) analfabete autochtonen 10. Laagopgeleide autochtonen 11. Personen die in hun jeugd geen kans hebben gehad een opleiding te volgen 12. Vrijwilligers 13. (Autochtone en allochtone) ouderen
Etten-Leur, Zundert, Moerdijk, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout Etten-Leur, Zundert, Moerdijk, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout Etten-Leur, Moerdijk, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout Etten-Leur, Zundert, Moerdijk, Breda, Geertruidenberg, Oosterhout Etten-Leur, Zundert, Moerdijk, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout
Het doel van de volwasseneneducatie is, zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk, gericht op deelname aan de samenleving, en wel op de volgende gebieden: werk, opleiding, opvoeding, vrijwilligerswerk, sociale activering, de woon- en leefomgeving.
21 - 21 -
Middelen. De rijksoverheid stelt aan de gemeenten rijksbijdragen beschikbaar om de hierboven genoemde doelgroepen 1 tot en met 8 professioneel, educatief en maatschappelijk te activeren. Het betreft hier doeluitkeringen: rijksbijdragen die worden verstrekt om een bepaald doel of een bepaalde doelgroep te bereiken. Ze mogen niet aan een ander doel of aan een andere doelgroep worden besteed. Over de besteding van deze gelden dienen de gemeenten verantwoording af te leggen. Het is relevant op te merken dat de gemeenten het uitgangspunt hanteren dat de doeluitkeringen als eerste moeten worden aangesproken, en dat deze als eerste zijn bestemd voor de desbetreffende doelen c.q. doelgroepen. Dit betekent dat de rijksbijdrage scholing & activering Wiw wordt ingezet om uitkeringsgerechtigden (met en zonder een sollicitatieverplichting) en niet- uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nugers) toe te leiden naar werk of sociale activering; de rijksbijdrage Wet inburgering nieuwkomers wordt ingezet om aan nieuwkomers een inburgeringscursus aan te bieden; de rijksbijdrage regeling oudkomers wordt ingezet om aan oudkomers (zonder uitkering, of met een uitkering zonder sollicitatieverplichting) een traject aan te bieden, dat is gericht op toeleiding naar werk of naar opleiding, of is gericht op het aanbieden van ondersteuning bij de opvoeding van kinderen, één en ander in combinatie met NT2; de rijksbijdrage RMC is bestemd om aan voortijdige schoolverlaters een traject aan te bieden dat is gericht op het behalen van (een deel van) een startkwalificatie.
22 - 22 -
Tabel 3. Prioritaire doelgroepen: 1. Mensen met een Abw-uitkering en nietuitkeringsgerechtigden (nugers) 2. Nieuwkomers 3. Ex-nieuwkomers 4. Oudkomers: werklozen 5. Oudkomers: opvoeders 6. Oudkomers: jongeren van 18 t/m 30 jaar 7. Oudkomers: overige (maatschappelijke en sociale participatie) 8. Jongeren van 16 t/m 22 jaar zonder startkwalificatie 9. (Functioneel) analfabete autochtonen 10. Laagopgeleide autochtonen 11. Personen die in hun jeugd geen kans hebben gehad een opleiding te volgen 12. Vrijwilligers 13. (Autochtone en allochtone) ouderen
Primair budget1 (aanvullende budgetten) Scholings-en activeringsbudget Wiw Rijksbijdrage Win Rijksbijdrage Web Scholings-en activeringsbudget Wiw en Regeling oudkomers * (Rijksbijdrage Web) Regeling Oudkomers*, (Rijksbijdrage Web) Rijksbijdrage Web en RMC-functie Rijksbijdrage Web Rijksbijdrage RMC-functie (Rijksbijdrage Web) Rijksbijdrage Web Rijksbijdrage Web Rijksbijdrage Web Rijksbijdrage Web Rijksbijdrage Web
* Met ingang van 2002 komen alle gemeenten in aanmerking voor de regeling oudkomers.
Het Scholings-en Activeringsbudget Wiw wordt aangewend om mensen met een bijstandsuitkering (met en zonder een sollicitatieverplichting) en werkzoekende nietuitkeringsgerechtigden (nugers) toe te leiden naar een arbeidsplaats of hen sociaal te activeren (reïntegratietrajecten). De Rijksbijdrage inburgering nieuwkomers is bestemd voor de inburgeringscursus van gemiddeld 600 uur voor mensen die nieuw zijn in Nederland. Het doel van de Rijksbijdrage oudkomers is “gericht op het aanbieden van (vervolg)programma’s NT2 en werk, NT2 en (beroeps)opleiding, NT2 en sociale activering en NT2 en opvoedingsondersteuning ten behoeve van de doelgroep oudkomers. Oudkomers zijn nieuwkomers die voor 1998 (het jaar waarin de Win in werking treedt) in Nederland arriveerden, en dus geen inburgeringscursus hebben gevolgd. Binnen de doelgroep oudkomers zijn drie prioritaire groepen gedefinieerd: werkzoekenden, opvoeders en jongeren. De rijksbijdrage Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten is bedoeld om de doelstellingen van de RMC-wet te realiseren: het tot stand brengen van een sluitende aanpak van de melding, registratie en doorverwijzing van voortijdige schoolverlaters.
23 - 23 -
In de onderstaande tabel is vermeld welke budgetten per gemeente beschikbaar zijn. Tabel 4. Gemeente
WIW
Rijksbijdrage Rijksbijdrage Inburgering Oudkomers Nieuwkomers
Rijksbijdrage RMC
Breda Drimmelen Etten-Leur Geertruidenberg Moerdijk Oosterhout Zundert
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Rijksbijdrage Eigen Volwassenen- Gemeentelijk Educatie (VE) e Bijdrage aan de VE Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
In deze paragraaf is benadrukt dat de gemeenten de doeluitkeringen aanwenden voor het desbetreffende doel c.q. de desbetreffende doelgroep. Het karakter van de rijksbijdrage volwasseneneducatie is anders dan de eerdergenoemde doeluitkeringen. De doelstelling van de volwasseneneducatie is in artikel 1.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs als volgt omschreven: “Educatie is gericht op de bevordering van de persoonlijke ontplooiing ten dienste van het maatschappelijk functioneren van volwassenen door de ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen op een wijze die aansluit bij hun behoeften, mogelijkheden en ervaringen alsmede bij de maatschappelijke behoeften. Waar mogelijk sluit de educatie aan bij het ingangsniveau van het beroepsonderwijs. Educatie omvat niet activiteiten op het niveau van het hoger onderwijs”. Dit is een zeer ruime formulering. Feitelijk wordt over de doelgroep niet meer vermeld dan dat het volwassenen betreft. Ook de aard van de educatieve activiteiten is ruim geformuleerd: ze moeten aansluiten bij de behoeften, mogelijkheden en ervaringen van de deelnemer, de wet sluit voorts niet uit dat de educatieve activiteiten worden bepaald door de maatschappelijke behoeften. Dus anders dan het WIW-budget, de rijksbijdrage Win, de rijksbijdrage oudkomers, en de rijksbijdrage RMC, is de rijksbijdrage volwasseneneducatie een budget dat voor velerlei doelgroepen en voor diverse activiteiten kan worden ingezet. Ook bestaat de mogelijkheid dat de gemeenten zelf, behalve de eerder in deze paragraaf genoemde doelgroepen c.q. doelgroepen, eigen prioriteiten gaan stellen. Dit gebeurt in onze regio onder andere ten aanzien van de doelgroepen vrijwilligers, ouderen, analfabeten en laag opgeleiden.
24 - 24 -
De gemeenten zijn van mening dat de rijksbijdrage volwasseneneducatie 1. bedoeld is voor de in tabel 3 genoemde prioritaire doelgroepen, 2. een aanvulling kan zijn op de overige in tabel 3 genoemde budgetten, die bestemd zijn om mensen te scholen, sociaal of maatschappelijk te activeren of toe te leiden naar een plaats op de arbeidsmarkt. Hiermee wordt bedoeld dat in eerste instantie de rijksbijdragen moeten worden bestemd voor het desbetreffende doel c.q. de desbetreffende doelgroep, en dat, indien deze rijksbijdragen in kwalitatief of kwantitatief opzicht ontoereikend zijn, de rijksbijdrage volwasseneneducatie als financieringsbron in beeld komt. Hierbij wordt aangetekend dat toeleiding naar arbeid en maatschappelijke activering van bijstandsgerechtigden en nietuitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nugers) altijd dient te verlopen via het loket en met toestemming van de afdeling Sociale Zaken. Er kan sprake zijn van een gezamenlijke inzet van middelen, bijv. het bekostigen van trajecten uit het scholingsfonds Wiw èn uit de rijksbijdrage oudkomers. In die gevallen vindt tussen gemeentelijke afdelingen en tussen gemeenten overleg en afstemming plaats. Een aantal voorbeelden kunnen dit illustreren. De inburgeringcursus voor nieuwkomers –van gemiddeld 600 uur -wordt betaald uit de rijksbijdrage Win. Indien de nieuwkomer een langer traject nodig heeft dan 600 uur om het gewenste uitstroomniveau (NT2-niveau 3) te halen, dan kan een aanvullend traject bij het ROC worden ingekocht uit de rijksbijdrage VE. Een ander voorbeeld betreft de jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie. De meeste van hen kunnen –bekostigingstechnisch gezien- in het jeugdonderwijs hun diploma behalen. De vo-scholen zijn echter niet altijd in staat jongeren toe te leiden naar een startkwalificatie. Het vavo is voor deze jongeren een alternatief. De oplossing is dat jongeren ingeschreven blijven in het reguliere voortgezet onderwijs, en dat de gemeenten bereid zijn de aanvullende bekostiging voor hun rekening te nemen. Het derde voorbeeld betreft de NT2-cursus voor Abw-uitkeringsgerechtigden (met of zonder een sollicitatieverplichting) of voor niet-uitkeringsgerechtigden (nugers). Deze NT2-cursus dient door de afdeling Sociale Zaken te worden ingekocht in het kader van de inkoop van reïntegratietrajecten. Een laatste voorbeeld zijn de oudkomerstrajecten die bestaan uit combinaties van NT2 en andere onderdelen. Deze NT2-cursussen worden in principe betaald uit de rijksbijdrage oudkomers, in bijzondere gevallen kunnen afspraken worden gemaakt over financiële bijdragen uit de rijksbijdrage volwasseneneducatie. 3. Met inachtneming van hetgeen onder 1 en 2 is vermeld, benoemen de gemeenten de doelgroepen 1 tot en met 9 van tabel 3 als zijnde doelgroepen met topprioriteit. Het betreft de doelgroepen (ex-)nieuwkomers, oudkomers, voortijdige schoolverlaters en functioneel analfabete autochtonen. Zij sluiten daarbij aan bij de landelijke ontwikkelingen op deze terreinen, te weten het belang dat wordt gehecht aan inburgering en integratie. De rijksbijdrage volwasseneneducatie zal vooral worden besteed aan educatieve activiteiten voor de eerdergenoemde doelgroepen.
25 - 25 -
Hoofdstuk VI. Een nadere uitwerking van de educatieve activiteiten op hoofdlijnen. In het vorige hoofdstuk is vastgesteld welke doelgroepen voor de gemeenten belangrijk zijn en op welke wijze de educatieve activiteiten van de doelgroepen worden bekostigd. In het onderhavige hoofdstuk wordt ingegaan op de hoofdlijnen van de educatieve activiteiten. In de bijlagen wordt nader ingegaan op de educatieve activiteiten per doelgroep. In de producten andere overeenkomsten worden de gedetailleerde afspraken over de inhoud van de educatieve activiteiten gemaakt. De educatieve activiteiten worden soms door de rijksoverheid voorgeschreven, zoals de inburgeringscursus waarvan is bepaald dat hij NT2 en maatschappij-oriëntatie moet bevatten, loopbaanoriëntatie kan er deel van uitmaken, en de cursus duurt gemiddeld 600 uur. Een ander voorbeeld zijn de educatieve trajecten voor jongeren zonder startkwalificatie. De rijksoverheid heeft het begrip startkwalificatie nader gedefinieerd. De toeleiding van jongeren naar een startkwalificatie ligt dus vast. Wel bestaat voor gemeenten en uitvoerende instellingen in de praktijk een zekere vrijheid om het begrip startkwalificatie in te vullen. Immers, niet iedereen is in staat een HAVO-diploma of een diploma op niveau 2 van een ROC te behalen. Daarom richten gemeenten en ROC’s zich op een eigen invulling van startkwalificatie, zoals combinaties van werken en leren, combinaties van algemeen vormend onderwijs en beroepsonderwijs enz. Ten aanzien van educatieve trajecten volgen de gemeenten in het algemeen het door de rijksoverheid vastgestelde beleid. Zo onderschrijven de gemeenten het recente overheidsbeleid ten aanzien van oudkomers. In dit beleid staan de (combi-)trajecten “NT2 + werk”, “NT2 + beroepsopleiding” en “NT2 + opvoedingsondersteuning” centraal. De gemeenten hebben vanuit hun ervaring ook de indruk dat deze benadering goed aansluit bij de praktijk. Wel zien zij een lacune in dit aanbod, te weten “NT2 + (de verbetering van) het maatschappelijk functioneren”. Een dergelijke activiteit kan echter worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web of uit middelen die beschikbaar zijn voor welzijnsdoeleinden. Het verschil tussen (de verbetering van) “het maatschappelijk functioneren” en het vooral bij Sociale Zaken bekende begrip “sociale activering” is dat de term “sociale activering” wordt gereserveerd voor mensen met een uitkering en een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die door Sociale Zaken op een traject worden gezet, dat is gericht op geleidelijke inpassing in het arbeidspotentieel. Trajecten die zijn gericht op de “verbetering van het maatschappelijk functioneren” behoeven niet gericht te zijn op mensen met een uitkering of op mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Samengevat onderscheiden de gemeenten de volgende educatieve trajecten: NT2 en werk, NT2 en beroepsopleiding, NT2 en opvoedingsondersteuning, NT2 en sociale participatie (sociale participatie is het betrekken en betrokken houden van mensen bij hun directe woon-en leefomgeving),
26 - 26 -
-
NT2 en maatschappelijke participatie c.q. sociale activering (maatschappelijke participatie is het betrekken en betrokken houden van mensen bij de samenleving).
Het oudkomersbeleid van de rijksoverheid stimuleert o.i. een juiste ontwikkeling, te weten die van de duale trajecten. Ook de gemeenten hebben ervaren dat trajecten die alleen bestaan uit NT2-onderwijs niet voor alle deelnemers even zinvol of aantrekkelijk zijn. In het bijzonder voor de doelgroep van de voortijdige schoolverlaters dienen duale trajecten te worden ontwikkeld. Ten aanzien van de inhoud van (educatieve) trajecten voor uitkeringsgerechtigden met sollicitatieverplichting en werklozen gelden uiteraard de afspraken die zijn overeengekomen tussen de desbetreffende afdeling Sociale Zaken en de cliënt. De wet-en regelgeving op het gebied van onderwijs benadrukt sterk het uitgangspunt dat jongeren tot 23 jaar in staat moeten worden gesteld een startkwalificatie te behalen. Van gemeenten wordt gevraagd dit te bevorderen in het kader van de uitvoering van de RMCfunctie voortijdig schoolverlaten. De wet- en regelgeving op het terrein van Sociale Zaken benadrukt daarentegen de lijn dat cliënten, waaronder jongeren en nieuwkomers, zo snel mogelijk aan het werk moeten worden geholpen, zodat zij geen beroep hoeven doen op een door de overheid verstrekte uitkering. Het is van belang dat binnen de gemeenten de afdelingen Onderwijs en Sociale Zaken duidelijke werkafspraken maken. Deze werkafspraken moeten leiden tot regels die zoveel mogelijk recht doen aan beide uitgangspunten: jongeren en nieuwkomers zodanig scholen dat zij kans hebben op een duurzame plaats op de arbeidsmarkt waardoor zij in staat zijn zelfstandig een inkomen te verwerven. Het is vanzelfsprekend dat de opdrachtgever (de gemeenten) zich duidelijk uitspreekt over de aard en inhoud van de in te kopen educatieve trajecten. Dit neemt niet weg dat de opdrachtgever nooit zelfstandig in staat zal zijn als enige het educatieve aanbod te bepalen. Daarbij is te allen tijde ook de kennis en ervaring van de uitvoerende instelling nodig, en overigens ook een inventarisatie van de wensen van de deelnemer. De gemeenten hechten eraan te verklaren dat de totstandkoming van het educatieve aanbod een gezamenlijke inspanning is en zal blijven. Voorts hebben de gemeenten behoefte aan een gedetailleerd overzicht van de producten die het ROC aanbiedt (productencatalogus). De Wet educatie en beroepsonderwijs verplicht gemeenten momenteel de rijksbijdrage Web en de rijksbijdrage Win te besteden bij een ROC. De gemeenten zijn tevreden met de samenwerking tussen ROC en gemeenten en over de wijze waarop het ROC het educatief programma uitvoert. Niettemin vinden de gemeenten de situatie van gedwongen winkelnering voor de toekomst ongewenst, en niet passend in een tijd waarin keuzevrijheid een geaccepteerd uitgangspunt is. De gemeenten willen in de productovereenkomsten voor de komende jaren met het ROC nadere afspraken maken over de resultaten die moeten worden behaald. Deze intentie sluit aan op hetgeen met het ROC is afgesproken en is vastgelegd in de raamovereenkomst 2001-2003. Bij de bepaling van het educatieve programma staat voor de gemeenten het perspectief van de deelnemer centraal. Het perspectief van de deelnemer wordt in belangrijke mate bepaald door zijn onderwijsverleden, motivatie en ambitie. De gemeenten zullen in de overeenkomsten met het ROC de afspraak maken dat in een zo vroeg mogelijk stadium het perspectief van de deelnemer wordt bepaald en vastgelegd.
27 - 27 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 1. Personen met een gemeentelijke Abw-uitkering (met of zonder een sollicitatieverplichting) en niet-uitkeringsgerechtigden (nugers). A. Beschrijving van de doelgroep. Het betreft degenen die van de afdeling Sociale Zaken een reïntegratietraject krijgen aangeboden. Dit zijn personen die 1. een gemeentelijke Abw-uitkering hebben met sollicitatieverplichting, of 2. een gemeentelijke Abw-uitkering hebben zonder een sollicitatieverplichting (fase 0), of 3. geen uitkering hebben, en werkzoekend zijn en ingeschreven zijn bij het CWI (de nugers) . De personen onder 1 behoren doorgaans tot de zg. fases 3 of 4. B. Aard van de (educatieve) activiteiten. Aan de personen genoemd onder A kunnen door Sociale Zaken reïntegratietrajecten die zijn gericht op het verkrijgen van arbeid of trajecten die gericht zijn op sociale activering, worden aangeboden. De inhoud van deze reïntegratietraject is afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt en het perspectief van de deelnemer. Scholing,(beroeps)opleiding, training, activering, NT2-onderwijs kunnen tot het traject behoren. C. Aanbesteding. Na de publicatie van het bestek volgt (openbare) aanbesteding. Marktpartijen worden beoordeeld aan de hand van ingediende offertes. D. Financiële middelen. De financiële middelen voor (educatieve) trajecten voor uitkeringsgerechtigden (met of zonder sollicitatieverplichting) en voor niet-uitkeringsgerechtigden worden beschikbaar gesteld uit het Scholings-en Activeringsfonds Wiw via de Afdeling Arbeid en Activering van SoZa. In bijzondere gevallen kunnen uit het budget Oudkomers trajecten worden ingekocht voor de allochtone uitkeringsgerechtigden met sollicitatieverplichting, allochtone uitkeringsgerechtigden zonder sollicitatieverplichting, allochtone niet-uitkeringsgerechtigden (nugers).
28 - 28 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 2.
Nieuwkomers.
A. Beschrijving van de doelgroep. Nieuwkomers zijn op grond van artikel 2 van de Wet inburgering nieuwkomers verplicht een inburgeringscursus te volgen. De gemiddelde duur van de cursus bedraagt 600 uur. Het in de wet bepaalde streefniveau is NT2-niveau 3. Het resultaat moet zijn dat door het ROC binnen een jaar na aanvang van de cursus een verklaring met goed vervolg wordt uitgereikt. Op de verklaring staat het door de deelnemer bereikte eindniveau vermeld. Uit ervaring in den lande blijkt dat de in de wet vastgelegde streefdoelen voor het merendeel van de nieuwkomers te hoog gegrepen zijn. De belangrijkste reden hiervoor is veelal de gebrekkige taalvaardigheid in de eigen taal. Zo zijn grote aantallen nieuwkomers in de eigen taal functioneel analfabeet. In de huidige constellatie is het niet mogelijk dat deze mensen een cursus van één jaar kunnen afsluiten op het niveau 3 van NT2. Op dit punt verschillen de cijfers in de regio niet van de landelijke. Vermeldenswaard is in dit verband wel dat het ROC Baronie College 93% van de deelnemers een verklaring kan uitreiken waarop vermeld staat dat de desbetreffende deelnemer de cursus met goed gevolg heeft afgerond op één van de NT2-niveaus. Op grond van ervaringen nemen de gemeenten en het ROC zich de komende periode nog nadrukkelijker dan voorheen voor om: 1. het opleidingsperspectief van de deelnemer zo concreet en zo snel mogelijk vast te leggen, 2. bij het cursusaanbod uit te gaan van het aanvangsniveau van de deelnemer en zoveel mogelijk maatwerk te leveren en, 3. vanaf het begin aandacht te besteden aan een eventueel vervolgtraject. Voorwaarden hierbij zijn: 1. er worden bindende afspraken gemaakt tussen nieuwkomer, ROC en gemeente over aanwezigheid en afronding van de cursus, inclusief de toepassing van sanctiemaatregelen en, 2. de inburgeringscursus zal worden ingebed in een breder kader. Hierbij moet gedacht worden aan combinaties van leren en (oriëntatie op) werken (duale trajecten). B. De aard van de educatieve activiteiten. De inhoud van de inburgeringscursus wordt bepaald door de wettelijke voorschriften. Deze schrijven voor dat de inburgeringscursus moet bestaan uit de onderdelen NT2, maatschappij-oriëntatie en, facultatief, beroepenoriëntatie. Een aantal gemeenten heeft aan de inburgeringscursus de taalervaringsplaats toegevoegd. C. Aanbesteding. De Wet inburgering nieuwkomers schrijft voor dat de inburgeringscursus moet worden uitgevoerd door een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC). Een gemeente sluit daartoe een overeenkomst met een ROC. 29 - 29 -
D. Financiële middelen. De inburgeringscursussen worden uitsluitend bekostigd uit het budget rijksbijdrage Win. Taalervaringsplaatsen kunnen worden bekostigd uit de rijksbijdrage Win, rijksbijdrage oudkomers, rijksbijdrage, scholings-en activeringsbudget Wiw, rijksbijdrage Web. Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 3.
Ex-nieuwkomers.
A. Beschrijving van de doelgroep. In 1998 is de Wet inburgering nieuwkomers in werking getreden. Sinds die tijd heeft iedere nieuwkomer een inburgeringscursus gevolgd. In totaal hebben in de zeven gemeenten vanaf 1998 maximaal 1.500 à 2.000 nieuwkomers een inburgeringscursus gevolgd. Er zijn echter nieuwkomers die de cursus niet hebben afgemaakt, of die niet het gewenste streefniveau NT2-niveau 3 niet hebben bereikt. Tot de doelgroep worden ook gerekend degenen die de inburgeringscursus bijna hebben afgerond. De ervaring leert dat sommige nieuwkomers (veel) meer uren nodig hebben dan het gemiddelde van zeshonderd uur. Dat kan zijn omdat ze langzaamlerend zijn, of juist omdat ze een zwaarder programma willen (en kunnen) doorlopen, bijvoorbeeld door NT2 te combineren met een reguliere (beroeps)opleiding. De gemeenten hebben behoefte aan verbreding (een vervolg op) de inburgeringscursus voor degenen die a. voor de uitoefening van hun (toekomstige) beroep of vervolgstudie meer dan 600 uur (taal)scholing nodig hebben of, b. vermoedelijk na afloop van de inburgeringscursus zijn aangewezen op een bijstandsuitkering of, c. vermoedelijk merendeels zijn of worden belast met opvoedingstaken of, d. de capaciteiten en de ambitie en motivatie hebben een (beroeps)opleiding te volgen en af te ronden. In het kader van de inburgering en de integratie wordt aan de ex-nieuwkomers die daarvoor gemotiveerd zijn en de ambitie hebben, de mogelijkheid geboden het opleidingsniveau, inclusief het taalniveau, te verhogen. B Aard van de educatieve activiteiten. De educatieve activiteiten kunnen bestaan uit (combinaties van): NT2, (beroeps)opleiding, assessment, stages, werkervaring, vaktaalonderwijs, beroepskeuzetest. Deze trajecten worden ook wel vervolgtrajecten voor nieuwkomers genoemd. C. Financiële middelen. De educatieve trajecten worden bekostigd uit de rijksbijdrage volwasseneneducatie. Reguliere beroepsopleidingen worden bekostigd door de rijksoverheid. De educatieve trajecten voor ex-nieuwkomers met een uitkering of die zijn ingeschreven bij het CWI (nugers) kunnen ook worden bekostigd uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw via de afdeling Sociale Zaken. D. Aanbesteding.
30 - 30 -
Voor zover het de rijksbijdrage Web betreft, dient deze bij een ROC te worden besteed. De afspraken met het ROC worden vastgelegd in een overeenkomst. Bestedingen uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw geschieden via offertes en contracten.
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 4.
Oudkomers: werklozen.
A. Beschrijving van de doelgroep. Sinds enige bestaat het zg. Oudkomersbeleid, dat is gebaseerd op de notitie van het ministerie van BZK. Wij hanteren de definitie van het ministerie van BZK ten aanzien van “oudkomer”: personen die 18 jaar of ouder zijn, niet onder de Wet inburgering nieuwkomers vallen, buiten Nederland geboren zijn, de Nederlandse nationaliteit bezitten of in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, niet in Nederland verblijven voor een tijdelijk doel. Voor de uitvoering van het oudkomersbeleid ontvangen de gemeenten een rijksbijdrage oudkomers. Behalve het oudkomersbeleid hebben gemeenten met de afspraken in de Agenda voor de Toekomst. De afdelingen Sociale Zaken zijn niet meer alleen verantwoordelijk voor de reïntegratie van de nAbw- gerechtigden. In de Agenda voor de Toekomst zijn afspraken vastgelegd tussen het ministerie van SoZaWe en de gemeenten voor de periode 2001-2003 over de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden, en in het bijzonder omtrent een evenredige deelname van allochtonen (vaak oudkomers) in de sluitende keten van reïntegratie. Het streven is gericht op een evenredige uitstroom uit de nAbw van allochtonen. Voor deze groep is het streven gericht op een sluitende ketenaanpak van inburgering, sociale activering en arbeidstoeleiding met een versterkte inzet van duale trajecten. De doelgroep van de oudkomers is heterogeen. Prioriteit wordt gegeven aan de (langdurig) werklozen. B. Aard van de educatieve activiteiten. Het doel is om mensen die al langere tijd in Nederland wonen, maar door een (zeer) geringe kennis van de Nederlandse taal de aansluiting met de Nederlandse samenleving voor een groot deel gemist hebben, een betere uitgangspositie met betrekking tot de arbeidsmarkt te geven. In het algemeen is het doel van de educatieve programma’s voor oudkomers: de verbetering van de inburgering en integratie. De afdeling Sociale Zaken is verantwoordelijk voor de oudkomers die een bijstanduitkering hebben en voor oudkomers die werkzoekend zijn (nugers). Zij moeten worden toegeleid naar een arbeidsplaats. Sociale Zaken koopt voor hen trajecten in die bestaan uit activiteiten gericht op arbeidstoeleiding, diverse trainingen, NT2, overige scholing, assessment enz.
31 - 31 -
C. Financiële middelen. Trajecten t.b.v. oudkomers met een uitkering of die zijn ingeschreven bij het CWI (nugers) worden primair bekostigd uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw via de afdeling Sociale Zaken. Ook kan vanuit de rijksbijdrage oudkomers een financiële bijdrage aan deze trajecten worden geleverd. Deze bijdrage wordt besteed conform de aanbestedingsprocedures van de afdeling Sociale Zaken. Eventueel kan ook de rijksbijdrage Web worden ingezet.
D. Aanbesteding. Bestedingen uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw geschieden via offertes en contracten. Dit geldt eveneens voor de rijksbijdrage oudkomers.
32 - 32 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 5.
Oudkomers: opvoeders.
A. Beschrijving van de doelgroep. Sinds enige bestaat het zg. Oudkomersbeleid, dat is gebaseerd op de notitie van het ministerie van BZK. Wij hanteren de definitie van het ministerie van BZK ten aanzien van “oudkomer”: personen die 18 jaar of ouder zijn, niet onder de Wet inburgering nieuwkomers vallen, buiten Nederland geboren zijn, de Nederlandse nationaliteit bezitten of in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, niet in Nederland verblijven voor een tijdelijk doel. Voor de uitvoering van het oudkomersbeleid ontvangen de gemeenten een rijksbijdrage oudkomers. Voor de oudkomers is het streven gericht op een sluitende ketenaanpak van inburgering, sociale activering en arbeidstoeleiding met een versterkte inzet van duale trajecten. De doelgroep van de oudkomers is heterogeen. Prioriteit wordt gegeven aan de opvoeders (vooral vrouwen). B. Aard van de educatieve activiteiten. Het doel is om aan mensen die al langere tijd in Nederland wonen, maar door een (zeer) geringe kennis van de Nederlandse taal de aansluiting met de Nederlandse samenleving voor een groot deel gemist hebben, een betere uitgangspositie ten aanzien van hun opvoedingsbekwaamheid te geven. In het algemeen is het doel van de educatieve programma’s: de verbetering van de inburgering en integratie van oudkomers en hun gezin / familie. De trajecten voor opvoeders bestaan uit de combinatie “NT2 en opvoedingsondersteuning”. Onder opvoedingsondersteuning wordt onder andere verstaan dat bij de allochtone moeders het belang van de leerplicht duidelijk wordt, en dat schoolverzuim ernstige gevolgen kan hebben. Bij voorkeur worden deze cursussen decentraal aangeboden. C. Financiële middelen. De combitrajecten NT2 en opvoedingsondersteuning worden bekostigd uit de rijksbijdrage oudkomers, eigen gemeentelijke welzijnsmiddelen, de rijksbijdrage Web. D. Aanbesteding. Het combitraject bestaat uit twee delen: NT2 en een cursus opvoedingsondersteuning. Bestedingen uit de rijksbijdrage oudkomers geschieden via offertes en contracten. De rijksbijdrage Web dient besteed te worden bij het ROC, afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst.
33 - 33 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 6.
Oudkomers: jongeren van 18 t/m 30 jaar.
A. Beschrijving van de doelgroep. Sinds enige bestaat het zg. Oudkomersbeleid, dat is gebaseerd op de notitie van het ministerie van BZK Wij hanteren de definitie van het ministerie van BZK ten aanzien van “oudkomer”: personen die 18 jaar of ouder zijn, niet onder de Wet inburgering nieuwkomers vallen, buiten Nederland geboren zijn, de Nederlandse nationaliteit bezitten of in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, niet in Nederland verblijven voor een tijdelijk doel. Het accent ligt op oudkomers die langdurig werkloos zijn, op jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar en op ouders met opvoedingstaken. Voor de uitvoering van het oudkomersbeleid ontvangen de gemeenten een rijksbijdrage oudkomers. Voor de “jonge oudkomers” is het streven gericht op een sluitende ketenaanpak van inburgering, sociale activering en arbeidstoeleiding met een versterkte inzet van duale trajecten. De nadruk zal in de praktijk liggen op jonge opvoeders en jonge oudkomers die toegeleid moeten worden naar een arbeidsplaats. B. Aard van de educatieve activiteiten. Het doel is om aan mensen die al langere tijd in Nederland wonen, maar door een (zeer) geringe kennis van de Nederlandse taal de aansluiting met de Nederlandse samenleving voor een groot deel gemist hebben, een betere uitgangspositie te geven op de punten opvoedingsbekwaamheid of arbeidsparticipatie. In het algemeen is het doel van de educatieve programma’s: de verbetering van de inburgering en integratie van oudkomers en hun gezin / familie. De trajecten voor jonge opvoeders bestaan uit NT2 en opvoedingsondersteuning. De trajecten voor jonge oudkomers die toegeleid moeten worden naar een arbeidsplaats bestaan uit de combinaties NT2, (toeleiding naar) werk, werkervaring, stage, (beroeps)opleiding, assessment enz. C. De financiële middelen. Het duale traject “NT2 en opvoedingsondersteuning” wordt bekostigd uit de rijksbijdrage oudkomers, eigen gemeentelijke middelen, de rijksbijdrage Web. Het duale traject “NT2 en werk” t.b.v. oudkomers die behoren tot de categorieën bijstandsgerechtigden of niet-uitkeringsgerechtigden (nugers) wordt bekostigd uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw via de afdeling Sociale Zaken. Ook kan vanuit de rijksbijdrage oudkomers een financiële bijdrage aan dit traject worden geleverd. Deze bijdrage wordt besteed conform de aanbestedingsprocedures van Sociale Zaken. Het duale traject “NT2 en opleiding” (met het doel een arbeidsplaats te verwerven) t.b.v. oudkomers die behoren tot de categorieën bijstandsgerechtigden of nietuitkeringsgerechtigden (nugers) worden bekostigd uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw via de afdeling Sociale Zaken. Ook kan vanuit de rijksbijdrage
34 - 34 -
oudkomers een financiële bijdrage aan deze trajecten worden geleverd. Deze bijdrage wordt besteed conform de aanbestedingsprocedures van Sociale Zaken. D. Aanbesteding. De modules opvoedingsondersteuning, werk worden openbaar aanbesteed via het offertetraject waarna selectie plaatsvindt, resulterend in een overeenkomst. De modules NT2 en opleiding worden, indien zij bekostigd worden uit de rijksbijdrage Web, aanbesteed bij een ROC. De afspraken met het ROC worden vastgelegd in een overeenkomst.
35 - 35 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 7.
Oudkomers: overige.
A. Beschrijving van de doelgroep. Sinds enige bestaat het zg. Oudkomersbeleid, dat is gebaseerd op de notitie van het ministerie van BZK Wij hanteren de definitie van het ministerie van BZK ten aanzien van “oudkomer”: personen die 18 jaar of ouder zijn, niet onder de Wet inburgering nieuwkomers vallen, buiten Nederland geboren zijn, de Nederlandse nationaliteit bezitten of in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, niet in Nederland verblijven voor een tijdelijk doel. Voor de uitvoering van het oudkomersbeleid ontvangen de gemeenten een rijksbijdrage oudkomers. Voor de oudkomers is het streven gericht op een sluitende ketenaanpak van inburgering, sociale activering en arbeidstoeleiding met een versterkte inzet van duale trajecten. De doelgroep van de oudkomers is heterogeen. Prioriteit wordt gegeven aan de volgende categorieën: 1. opvoeders (vooral vrouwen), 2. langdurig werklozen, 3. jongeren (18-30 jaar). In het kader van de uitvoering van de rijksbijdrage Web voegen wij daar twee specifieke doelgroepen aan toe: 4. laagopgeleide oudkomers, 5. (functioneel) analfabete oudkomers. Het is overigens duidelijk dat deze vijf categorieën elkaar voor een deel overlappen. B. Aard van de educatieve activiteiten. Voor laagopgeleide oudkomers en (functioneel) analfabete oudkomers dienen eveneens combitrajecten beschikbaar te zijn. Deze bestaan uit de onderdelen NT2 en activiteiten die zijn gericht op sociale activering c.q. verbetering van het maatschappelijk functioneren. Het doel is aan mensen die al langere tijd in Nederland wonen, maar door een (zeer) geringe kennis van de Nederlandse taal de aansluiting met de Nederlandse samenleving voor een groot deel gemist hebben, een betere uitgangspositie te geven ten aanzien van hun maatschappelijk functioneren. In het algemeen is het doel van de educatieve programma’s voor oudkomers: de verbetering van de inburgering en integratie. Bij voorkeur worden deze cursussen decentraal aangeboden. C. De financiële middelen. De combitrajecten NT2 en sociale activering worden bekostigd uit gemeentelijke welzijnsmiddelen en uit de rijksbijdrage Web (voor wat het NT2-gedeelte). D.
De aanbesteding.
36 - 36 -
De rijksbijdrage Web dient bij een ROC te worden besteed. Afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst. Afspraken met welzijnsinstellingen kunnen worden vastgelegd in een overeenkomst of in een subsidierelatie. Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 8. Jongeren van 16 t/m 22 jaar zonder startkwalificatie (voortijdige schoolverlaters). A. Beschrijving van de doelgroep. 1. De Leerplichtwet verplicht jongeren tot 18 jaar ingeschreven te zijn aan een school, en het onderwijs regelmatig te bezoeken. Er zijn jongeren van 16 tot 18 jaar die het voortgezet onderwijs desondanks verlaten. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) kan voor sommigen van hen een alternatief zijn. Het vavo is echter geen volledig dagonderwijs. Op grond van de “Tijdelijke regeling toelating vavo “kan de leerplichtambtenaar dispensatie verlenen, waardoor zij aan het vavo kunnen deelnemen. 2. Jongeren die ouder zijn dan 17 jaar en jonger dan 23, en die dus niet meer leerplichtig zijn, verlaten soms het voortgezet onderwijs zonder startkwalificatie2. De RMC-wet spoort gemeenten, scholen en maatschappelijke instellingen aan te bevorderen dat zoveel mogelijk jongeren tot 23 jaar een startkwalificatie halen. Het vavo-onderwijs voor de groepen als bedoeld onder 1 en 2 wordt het “tweede weg-onderwijs” genoemd. Thans bestaat de populatie van het vavo in Breda voor 60 à 70% uit jongeren tot 23 jaar. Dit percentage is (te) hoog. De gemeenten onderschrijven het beleid dat er op is gericht dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen. De gemeenten erkennen dat voor sommige jongeren het vavo een betere voorziening is dan het reguliere voortgezet onderwijs. De gemeenten beschouwen de vavo-trajecten als toeleiding naar (een duurzame plek op) de arbeidsmarkt. B. Aard van de educatieve activiteiten. De gemeenten willen mavo-trajecten (is theoretische leerweg vmbo) bekostigen, omdat het mavo een stap is op weg naar een startkwalificatie. De gemeenten willen havo-trajecten bekostigen omdat het havo-diploma tot een startkwalificatie leidt. De gemeenten willen vwo-trajecten bekostigen omdat het vwo-diploma tot een startkwalificatie leidt3. Voor sommige voortijdige schoolverlaters, dus de personen van 16 t/m22 jaar zonder startkwalificatie, is niet alleen het reguliere voortgezet onderwijs een gepasseerd station, maar is ook het vavo geen optie meer. Voor deze jongeren hebben de gemeenten behoefte aan duale trajecten: combinaties van algemene vorming, beroepsopleiding, stages, werkervaringsplaatsen, praktijkscholing, extra taalonderwijs, sociale vaardigheidstraining, beroepskeuzetest, assessment enz. Dit kunnen zijn de zg. Pasvormtrajecten, 2
Een startkwalificatie is een havo- of vwo-diploma, of een diploma van een opleiding op niveau 2 van een ROC. 3 De gemeenten zullen in de tweede helft van het jaar 2002 met het ROC een grondige discussie voeren over de omvang van de vavo-afdeling van het ROC. Daarbij zullen zaken aan de orde komen als: dag-avondvarianten, één en tweejarige opleidingen, vakkenpakketten.
37 - 37 -
Speedotrajecten of keuzetrajecten, die thans in ontwikkeling zijn. Van belang is voorts dat deze duale trajecten meerdere instroommomenten per jaar kennen.
C. De financiële middelen. De jongeren die behoren tot de doelgroep die is genoemd onder A.1 dienen zoveel mogelijk gedetacheerd te worden door de scholen voor voortgezet onderwijs. De gemeenten betalen een bedrag dat aanvullend is. Voor een beperkt aantal jongeren die behoren tot de doelgroep die is genoemd onder A.1, en die niet kunnen worden gedetacheerd, zullen de gemeenten het volledige bedrag betalen. Eerst echter na uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de gemeente. De jongeren die behoren tot de doelgroep die is genoemd onder A.2 dienen zoveel mogelijk gedetacheerd te worden door de scholen voor voortgezet onderwijs. De gemeenten betalen een bedrag dat aanvullend is. Voor een beperkt aantal jongeren die behoren tot de doelgroep die is genoemd onder A.2, en die niet kunnen worden gedetacheerd, zullen de gemeenten, eerst na schriftelijke toestemming, het volledige bedrag betalen. De mavo-, havo-, vwo- en duale trajecten die onder B. worden genoemd worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web, de rijksbijdrage RMC-functie en gemeentelijke middelen. Opgemerkt wordt dat personen met een bijstandsuitkering of werkzoekenden (nugers) uitsluitend met toestemming van de afdeling Sociale Zaken aan de eerdergenoemde trajecten kunnen deelnemen. D. Aanbesteding. De rijksbijdrage Web dient bij een ROC te worden besteed, de afspraken worden in een overeenkomst vastgelegd. De overige middelen kunnen via een overeenkomst worden besteed of via een subsidierelatie.
38 - 38 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 9.
(Functioneel) analfabete autochtonen.
A. Beschrijving van de doelgroep. Volgens recent onderzoek zijn 1,3 miljoen Nederlanders (8% van het totaal) in mindere of meerdere mate “functioneel ongeletterd”. Het aantal “echte” analfabeten bedraagt circa 1 à 2%, 250.000 mensen. Cijfers over de regio Breda zijn niet bekend. Indien de landelijke cijfers echter worden geëxtrapoleerd naar de regio Breda dan zou het aantal functioneel analfabeten ca. 25.000 bedragen en het aantal “echte” analfabeten 5.000. Als gevolg van de extra middelen die het kabinet aan de gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor NT2-onderwijs aan oudkomers, ontstaat enige ruimte om meer aandacht te besteden aan andere prioritaire doelgroepen, waaronder de analfabete autochtonen. Tot de doelgroep behoren mensen zonder enige schriftelijke taalvaardigheid en mensen die op onderdelen spelfouten en grammaticale fouten maken. Vooralsnog geven de gemeenten prioriteit aan de mensen met de minste taalvaardigheid. Binnen deze doelgroep ligt het accent op personen die langdurig werkloos zijn (en die sociaal geactiveerd moeten worden), jongeren tot 30 jaar en personen met opvoedingstaken. B. De aard van de educatieve activiteiten. Tot de educatieve activiteiten worden gerekend cursussen Nederlands als eerste taal en rekenen. Bij voorkeur behoren deze cursussen tot het intensieve aanbod, en worden zij decentraal aangeboden. C. Bekostiging. Bekostiging geschiedt vanuit het budget rijksbijdrage Web. D. Aanbesteding. De rijksbijdrage Web dient te worden besteed bij een ROC. Met een ROC worden de afspraken vervolgens vastgelegd in een overeenkomst.
39 - 39 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 10. Laagopgeleide autochtonen. A. Beschrijving van de doelgroep. Er is in de regio een groep inwoners die al geruime werkloos is, en voor wie een reïntegratie- of activeringstraject voorlopig niet haalbaar is. Soms betreft het ouderen, in andere gevallen laagopgeleide jonge mensen. Omdat het van belang is alle inwoners betrokken te houden bij de samenleving, dient voor deze groep een educatief aanbod aanwezig te zijn. B. Aard van de educatieve activiteiten. Het educatieve aanbod zou kunne bestaan uit de onderdelen: computervaardigheden, algemene ontwikkeling, breed maatschappelijk functioneren/ sociale redzaamheid, Nederlandse taal, rekenen enz. C. Financiële middelen. De educatieve activiteiten kunnen worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web en uit gemeentelijke welzijnsmiddelen. D. Aanbesteding. De middelen van de rijksbijdrage Web dienen te worden besteed bij een ROC. Afspraken met een ROC worden vastgelegd in een overeenkomst. Afspraken over de inzet van gemeentelijke (welzijns)middelen kunnen worden gemaakt in een overeenkomst, of via een subsidierelatie.
40 - 40 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 11. Personen die ouder zijn dan 22 jaar en die in hun jeugd geen kans hebben gehad initieel onderwijs (mavo, havo, vwo) te volgen. A. Beschrijving van de doelgroep. Vooral sommige vrouwen en allochtonen hebben in hun jeugd niet de kans gekregen om initieel onderwijs te volgen. Met initieel onderwijs wordt bedoeld: het mavo, havo of vwo. Op oudere leeftijd willen zij hun niveau van algemene ontwikkeling verhogen. Soms tevens met het doel hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. B. Aard van de educatieve activiteiten. De educatieve activiteiten houden in: het mavo, havo en vwo-onderwijs. C. Financiële middelen. Deze trajecten worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web. Trajecten voor personen met een bijstandsuitkering en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nugers)kunnen ook worden bekostigd uit de middelen die beschikbaar zijn voor het uitvoeren van reïntegratietrajecten. D. Aanbesteding. De rijksbijdrage Web dient te worden besteed bij een ROC. Afspraken met een ROC worden vastgelegd in een overeenkomst. Bestedingen uit de rijksbijdrage Scholings-en activeringsbudget Wiw geschieden via offertes en contracten.
41 - 41 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 12. Vrijwilligers. A. Beschrijving van de doelgroep. In de regio zijn vele vrijwilligers actief. Vrijwilligers spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het gemeentelijke welzijnsbeleid. Op buurt-en wijkniveau verrichten zij vele werkzaamheden, evenals in sportorganisaties. Vrijwilligers spelen een belangrijke rol in de club-en buurthuizen. De gemeente wil aan deze vrijwilligers mogelijkheden geven zich te scholen. B. De aard van de educatieve activiteiten. Tot de educatieve activiteiten worden gerekend het ontwikkelen van vaardigheden als: het leiden van een vergadering, het opstellen van een jaarrekening / balans, het maken van notulen. Het kan tot het educatieve aanbod behoren het verzorgen van cursussen op verzoek van een buurt, een wijk-of dorpsraad e.d. Bijvoorbeeld een cursus conflictbeheersing, tuinieren, praktisch taalgebruik, het lezen van een brief enz. C. De financiële middelen. De educatieve activiteiten kunnen worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web en uit gemeentelijke welzijnsmiddelen. D. Aanbesteding. De middelen van de rijksbijdrage Web dienen te worden besteed bij een ROC. Afspraken met een ROC worden vastgelegd in een overeenkomst. Afspraken over de inzet van gemeentelijke (welzijns)middelen kunnen worden gemaakt in een overeenkomst, of via een subsidierelatie.
42 - 42 -
Bijlagen: Een beschrijving van de doelgroepen van gemeentelijk beleid en de educatieve activiteiten. Bijlage 13. Ouderen. A. Beschrijving van de doelgroep. Het is ook een opdracht aan het gemeentelijk beleid om de ouderen betrokken te houden bij de samenleving. Ouderen komen niet meer in aanmerking voor een reïntegratie- of activeringstraject van de afdeling Sociale Zaken. Voor deze groep dient een educatief aanbod aanwezig te zijn. B. Aard van de educatieve activiteiten. Het educatieve aanbod zou kunnen bestaan uit de onderdelen: computervaardigheden, algemene ontwikkeling, breed maatschappelijk functioneren/ sociale redzaamheid, Nederlandse taal, rekenen enz. C. Financiële middelen. De educatieve activiteiten kunnen worden bekostigd uit de rijksbijdrage Web en uit gemeentelijke welzijnsmiddelen. D. Aanbesteding. De middelen van de rijksbijdrage Web dienen te worden besteed bij een ROC. Afspraken met een ROC worden vastgelegd in een overeenkomst. Afspraken over de inzet van gemeentelijke (welzijns)middelen kunnen worden gemaakt in een overeenkomst, of via een subsidierelatie.
43 - 43 -