5e J A A R G A N G
25 M E I 1950
N o . 21
MEDISCH CONTACT OFFICIEEL ORGAAN VAN D E KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ T O T BEVORDERING DER GENEESKUNST Aangesloten hij de World Medical Association COMMISSIE VAN REDACTIE: G.C.HERINGA, Hoofdred. — F.WIBAUT — S. STURKOP — Namens de Redactie van het Tijdschfift voor Sociale Geneeskunde: M. G. NEURDENBURG REDACTIE EN ADM.: KEI2ERSGRACHT 327. TEL. 36808 — AMSTERDAM Advertentien in dit blad behoeven de goedkeuring der Redactie. Voor het plaatsen van advertentign gelieve men zich te richten tot: Advcrtentie-administratie „Medisch Contact", Rokin 60-62, Amsterdam-C. Tel. 63511. Kleine adveftentien:/0,30 per m.m. Voorcontractenzijntarievenopaanvraagverkrijgbaat. INHOUD: MEDEDELINGEN EN BERICHTEN VAN DE MAATSCHAPPIJ.
Van het Hoofdbesluur: Verslag
van de Commissie voor de Geldmiddelen over het jaar 1949, biz. 3,67; Spreekuurbriefjes, biz. 369. MEDEDELINGEN EN BERICHTEN VAN BUITEN DE MAATSCHAPPIJ. Motic Centrale
Bond van Ziekenfondsen, biz. 369. NIET OFFICIEEL GEDEELTE. J. Sunier, Gezond-
heidszorg in het bedrijf; Bedrijfsgeneeskunde en bedrijfsarts, biz. 370; INGEZONDEN STUKKEN, IS cen homoeopatische leerstoel gewenst?, biz. 383; Omzetbelasting, biz. 384. PERSONALIA, biz. 384.
MEDEDELINGEN EN BERICHTEN VAN DE MAATSCHAPPIJ Van het Hoofdbestuur VERSLAG V A N DE COMMISSIE VOOR DE GELDMIDDELEN OVER HET JAAR 1949 Wegens de blijvende gevolgen van een hem overkomen ongeval, heeft onze voorzitter, coUega L. S t a s uit ZwoUe, gemeend in de loop van dit jaar te moeten bedanken als lid der G.C. Hoewel wij dit besluit moeten eerbiedigen, betreuren wij het toch zeer, omdat wij in S t a s een trouwe, toegewijde medewerker hadden gevonden, wiens waardevolle adviezen op finantieel gebied wij zeer op prijs hebben gesteld. Gaarne wordt hem dan 00k — mede namens het Hoofdbestuur der Mij — dank gebracht voor hetgeen hij in deze functie in het belang der Mij heeft verricht. In zijn plaats werd — ingevolge art. 121 H.R. — door het H.B. als tijdelijk lid der G . C benoemd de Heer G. Cj v a n d e n H e u v e 1 uit Rotterdam. Door de Algemene Vergadering van 26 November 1949 werd V a n d e n H e u v e l tot gewoon lid der G.C. verkozen. 367
De G.C. constitueerde zich daarna aldus: Dr. A. P o 1 m a n, Groningen, voorzitter, G. C. v a n d e n H e u v e 1, Rotterdam, ondervoorzitter, F. T ij d e n s , Groningen, seer. penn. rapporteur. De werkzaamheden der G.C. hebben zich overeenkomstig art. 123 H.R. in het afgelopen jaar wederom bepaald tot het toezicht houden op het beheer van de geldmiddelen van de Mij en van hare Commissies en instellingen, dit, zowel in persoonlijke besprekingen met de respectieve penningmeesters, als vooral ook aan de hand van de aan haar overgelegde accountants-rapporten en verdere finantiele jaarstukken der beheerders. Zo werd o.m. aan het H.B. een uitvoerig advies uitgebracht omtrent het: finantieel beheer van de Mij over 1949; de balans der Mij per 31 Dec. 1949 en de begroting voor 1951; evenzo omtrent het „Fonds voor Oorlogsslachtoffers" (de oude M.C Kas); en tevens advies omtrent de concept-begrotingen der L.H.V. en der L.S.V. voor 1950. Aangezien de resultaten-rekening van de Mij in elk der afgelopen jaren telkens een nadelig saldo had opgeleverd, gaf de G.C. in een uitvoerig advies aan het H.B. in overweging, aan de Algemene Vergadering voor te stellen, aan de „posten der begroting van de Mij van 1951 af" een ,,bindend karakter" te verlenen, teneinde in het finantieel beheer der Mij weer tot een budgetair evenwicht te komen. De Algemene Vergadering van 26 Nov. 1949 is met deze voorstellen accoord gegaan. Het heeft de G.C. genoegen gedaan in de loop van dit jaar van de penningmeester der Mij, Dr. W i b a u t , te mogen vernemen, dat naar zijn voorlopige indruk het voor het eerst in functie gesteld ,,Centraal incassobureau" de door de G.C. gekoesterde verwachtingen niet zou blijken te beschamen. Op 4 Mei 1949 had ondergetekende namens de G.C. een orienterend onderhoud met de secretaris-penningmeester der Mij omtrent de stand der besprekingen met het Beheersinstituut in Den Haag, welke stand door Dr. W i b a u t niet ongunstig werd geacht. De tijd heeft Dr. W i b a u t in het gelijk gesteld. Immers in de loop van December 1949 gewerd de G.C. de verheugende mededeling, dat bij besluit van de Raad voor het Rechtsherstel te Den Haag, d.d. 29 Nov. 1949 de Maatschappij voor Geneeskunst weer in het voile bezit van haar vroeger vermogen was gesteld. De G.C. heeft gemeend, dit buitengewoon belangrijk besluit in haar jaarverslag niet onvermeld te mogen laten, aangezien hiermee de mogelijkheid is geschapen in de loop van 1950 wederoin een juist inzicht te verkrijgen in de feitelijke toestand van de geldmiddelen der Mij, en zich een gefundeerd oordeel te vormen omtrent de, voor de naaste toekomst, in de Mij te voeren geldpolitiek. De G.C. was in het afgelopen jaar vertegenwoordigd door ondergetekende in de Algemene Vergadering van de Mij, d.d. i8-6-'49, en d.d. 26-11-'4^, beide te Utrecht gehouden, alsook in de Eeuwfeest-herdenkingsvergadering d.d. 7-7-'49 te Amsterdam. Groningen, 25 Maart 1950. Namens de Commissie voor de Geldmiddelen: de seer, raporteur: F. T i j d e n s . * * * '^r-.R
SPREEKUURBRIEFJES De termijn voor het afgeven van spreekuurbriefjes loopt op i Juni 1950 af. De na deze datum beschikbare gegevens zuUen de grondslag moeten vormen voor een voorstel aan de Algemene Vergadering over deze kwestie. Hoe dit voorstel er uit zal zien, laat zich nog in geen enkel opzicht zeggen, daar ook voorlopige gegevens, die, zowel aan de bedrijven als aan de afdelingen die er bij betrokken waren, gevraagd zijn, nog niet in voldoende mate zijn binnengekomen om enig oordeel te vormen. Onder deze omstandigheden heeft het Hoofdbestuur in zijn vergadering van 13 Mei (gezien art. 73 bis) beslist, dat de proef op dezelfde wijze zal worden voortgezet tot de Algemene Vergadering van 16 September 1950, in welke vergadering de zaak opnieuw aan de orde wordt gesteld. Deze beslissing is daarom genomen, omdat een thans stopzetten van het geven van deze brief jes aan werknemers van de bekende bedrijven, terwijl de mogelijkheid bestaat, dat men na enkele maanden weer een andere gedragslijn zal volgen, verwarring en misverstand tengevolge zou hebben. Namens het Hoofdbestuur, Dr. F. W i b a u t , arts, Secretaris-Penningmeester.
M E D E D E L I N G E N E N B E R I C H T E N VAN B U I T E N DE MAATSCHAPPIJ MOTIE CENTRALS BOND VAN ZIEKENFONDSEN Ter nadere inlichting van onze lezers, die over deze materia uit de grote pers het een en ander konden vernemen, publiceren wij de motie, aangenomen door de Centrale Bond van Ziekenfondsen, op 4 Mei j.l. De Centrale Bond van Ziekenfondsen in Algemene Vergadering bijeen op Donderdag, 4 Mei, te Utrecht; gehoord de besprekingen over de financiele toestand van de vrijwillige ziekenfondsverzekering en de noodzakelijk geoordeelde maatregelen, teneinde tot een sanering van de vrijwillige ziekenfondsverzekering te komen; van oordeel, dat het uit een oogpunt van gezondheidszorg niet verantwoord is belangrijke verstrekkingen van de ziekenfondsen te verminderen, waardoor de lasten die nu collectief worden gedragen op het individu worden afgewenteld; van oordeel, dat de verstrekkingen die voor de verplicht verzekerden gegarandeerd worden, ook voor de vrijwillig verzekerden moeten gelden, overeenkomstig de in 1947 door de overheid gedane toezegging; van oordeel, dat een verhoging van premie voor de vrijwillige verzekering in de huidige omstandigheden vrijwel onmogelijk is; van oordeel, dat gestreefd moet worden naar een economisch en financieel verantwoord beheer van de ziekenfondsen met voorkoming van misbruiken; van oordeel, dat de algemene economische toestand van ons land niet gedoogt, dat verdere maatregelen t.a.v. de honoraria der medewerkers aan de ziekenfondsen worden genomen, waardoor de lasten van de ziekenfondsen nog meer worden verzwaard; 369
van oordeel, dat een oplossing voor de huidige moeili)k;heden alleen kan worden verkregen door de vervanging van het huidige Ziekenfondsenbesluit door een Ziekenfondswet; spreekt zich uit voor: a.
een spoedige totstandkoming van een Ziekenfondswet, waarin slcchts van een soort verzekerden sprake is;
b.
uitbreiding van de kring van de verplichte verzekeririg, door wijziging van het vigerende Ziekenfondsenbesluit, door ook de ambtenaren, de gepensionneerden, de ouden van dagen vallende onder de Noodvoorziening van oudcn van dagen en de rentetrekkers van Ongevallenwetten en Invaliditeits- en Ouderdomswet, daarin op te nemen, indien het onder a. genoemde niet spoedig genoeg mogelijk is;
c.
maatregelen tot verdere financiele steun aan de vrijwillige ziekenfondsverzekering, zolang het onder a. of b. genoemde niet tot stand is gekomen;
d.
steun van de overheid aan de vrijwillige verzekering, indien het onder a. of b. genoemde tot stand is gekomen, teneinde voor een redelijke premie, de verstrekkingen op het peil van de verplichte verzekering te kunnen handhaven;
besluit, de Minister van Sociale Zaken en de Ziekenfondsraad van deze uitspraak kenhis te geven en gaat over tot de orde van de dag. w.g. C. J. v a n L i e n d e n, voorzitter. w.g. R. N . v a n N e c k , secretaris.
NIET OFFICIEEL GEDEELTE GEZONDHEIDSZORG E N BEDRIJFSARTS
IN
HET
BEDRIJF:
BEDRIJFSGENEESKUNDE
door J. S u n i e r, arts te Rotterdam. Inleiding. W i e zorg wil dragen voor de gezondheid van de mens kan de samenleving van verschillende gezichtspunten uit bekijken, van verschillende observatieposten af bestuderen, evenals men de praktijk van deze zorg op verschillende gebieden kan uitoefenen. Tot de observatieposten, die nog slecht bezet zijn, tot de gebieden, waarvan, wat de gezondheidszorg betreft, nog grote gedeelten braak liggen, behoort het bedrijfsleven. Het inzicht, dat medische waakzaamheid over de werkende mens, ter plaatse waar hij werkt, noodzakelijk geacht moet worden, is slechts langzaarnaan tot de gemeenschap doorgedrongen en is ook nu nog niet overal bij bedrijfsleiding en artsen in voldoende mate aanwezig. Enkele hhtorhche
gegevens.
Laat men de enkele voorlopers op het gebied der bedrijfsgeneeskunde buiten beschouwing (in Engeland zou reeds in 1842 een arts met bedrijfsgeneeskundig werk belast zijn geworden) dan is de gezondheidszorg in het bedrijfsleven als een kind van de 2oe eeuw te beschouwen. 370
In ons land werd in 1903 de Arbeidsinspectie ingesteld, in 1911 werd hieraan een Medisch Adviseur verbonden. Versciiillende wettelijke bepalingen betreffende het verrichten van arbeid zijn in de loQp der jaren van kracht geworden. Gezondheidszorg in het bedrijf van grotere omvang is echter voornamelijk uit particulier initiatief voortgekomen (zie onder). In Engeland en Amerika is de bedrijfsgeneeskunde ons in leeftijd en ontwikkeling vele jaren voor. In Engeland bestaan betreffende het uitoefenen van gezondheidszorg in de bedrijven reeds sedert de eerste wereldoorlog wettelijke voorschriften. Frankrijk en Belgie hebben, respectievelijk in 1942 en 1945, wettelijke regelingen getroffen voor het bedrijfsgeneeskundig toezicht. In alle West-Europese landen zijn reeds gedurende tientallen jaren sociale verzekeringswetten van kracht; deze hebben echter geen praeventief geneeskundig karakter (enkele bijkomstige bepalingen buiten beschouwing gelaten) en moeten bij het bespreken van de gezondheidszorg in het bedrijf op de achtergrond blijven. Behoefte aan gezondheidszorg in het bedrijf. Na dit korte historische overzicht dient in de eerste plaats de behoefte, welke er bestaat aan gezondheidszorg in het bedrijf, nader te worden aangetoond. De volgende beschouwingen mogen hiertoe dienen, Dagelijks gaan honderdduizenden in den lande, mannen en vrouwen, jong en oud, naar hun arbeidsgebied. Volgens de volks- en beroepstelling van 31 Mei 1947 werken in ons land ruim 2 millioen mannen en bijna % millioen vrouwen. Al naar de aard van het beroep en het bedrijf verblijven de werknemers in grotere of kleinere ruimten gedurende vele uren bijeen. Men zou als twee uitersten kunnen noemen, aan de ene kant het transportbedrijf, b.v. het havenbedrijf, waarbij grotendeels in de vrije buitenlucht wordt gewerkt en slechts beperkt onderling contact tussen de arbeiders bestaat en aan de andere kant een montagezaal in een fabriek, waarbij de arbeiders (arbeidsters) veelal dicht bijeen zitten, soms als kinderen in de schoolbanken en waarbij het onderling contact zeer groot is. Deze honderden en duizenden werknemers vormen in hun bedrijf onder elkaar een eigen sociaal milieu, waarin zij zich dagelijks verenigen, waar ieder zijn eigen lichamelijke gesteldheid en eigen persoonlijkheid meebrerigt en waarvan zij onderling de wisselwerking ondervinden. Na het beeindigen van de dagtaak verspreiden zich deze arbeiders en arbeidsters weer vanuit het bedrijfsmilieu en keren naar hun vaak ver uiteengelegen woonplaatsen terug met alle consequenties, welke aan deze verhoudingen voor de volksgezondheid in haar geheel, verbonden zijn. Dit is de ene zijde van de invloed van het bedrijfsleven op de gezondheidstoestand van het personeel, men kan dit de factor van het groepsverband noemen. Voorts — dit had 00k vooropgesteld kunnen worden — komt de factor van de arbeid zelf. Tenslotte bestaat de factor van het specifieke bedrijfsmilieu. Bedoeld worden de bijzondere physische en chemische invloeden, waaraan de arbeiders in het bedrijf zijn blootgesteld en welke al naar de aard van het bedrijf van zeer verschillende grootte en betekenis zijn. Hierbij denkt men vanzelfsprekend in de eerste plaats aan toxische invloeden, aan de gevaren van giftige stoffen, dampen of gassen. Stellig vormt het afweren van deze gevaren een belangrijk onderdeel van de bedrijfsgeneeskundige taak, in het bijzonder nu de grote vorderingen van de techniek de arbeiders met vele nieuwe schadelijke stoffen in aanraking brengen. Maar men denke vooral 00k aan de invloed van de geaardheid der localiteiten, waarin gewerkt wordt, aan de temperaturen, aan de samenstelling van de lucht, vocht en stof en ventilatie, kortom het 371
arbeidsklimaat, aan verlichting en lawaai en dergelijke milieufactoren. Ook de psychische invloeden mogen niet vergeten worden, de arbeidsduur en de pauzen, het arbeidstempo, de verhoudingen tussen het leidinggevende en het ondergeschikte personeel, het psychische arbeidsmilieu dus, dat van een grote betekenis is o.a. voor de arbeidsvreugde, de arbeidsprestatie, het ontstaan van vermoeidheid en ook voor het ongevallenrisico. Het bovenstaande samenvattende komen we tot de volgende conclusie: In het bedrijf hgt een belangrijk deel van het leven van de in dienstverband werkende mens. Daar verkeert de werknemer onder bijzondere omstandigheden, welke buiten het bedrijf niet voorkomen. Stellig zijn niet alle bedrijven in gehjke mate door deze bijzondere omstandigheden gekenmerkt; niet overal is het aan het bedrijf eigen sociale miHeu even sprekend. Maar voor honderdduizenden arbeiders kunnen de omstandigheden, waaronder zij werken van verstrekkende betekenis zijn voor hun gezondheid, met de consequenties, welke hieraan voor de volksgezondheid in het algemeen verbonden zijn. Bescherming en rechtstreekse hefordering van de gezondheid. Tot hiertoe hebben we alleen onder ogen gezien de mogelijkheden van een ongunstige beinvloeding van de gezondheid van het personeel in het bedrijf. Maar de bedrijfsgeneeskunde behoort zich niet alleen bezig te houden met het afweren van schadelijke invloeden, ook het nemen van maatregelen welke rechtstreeks de gezondheid van de werkende mens kunnen bevorderen behoort tot de taak van de bedrijfsarts. Hierop wordt later teruggekomen. Het bedrijf een bijzonder gebied voor gezondheidszorg. Men zou de vraag kunnen stellen of de bestaande overheidsinstellingen voor de volksgezondheid niet in voldoende mate de gezondheidszorg in de bedrijven op zich kunnen nemen of dit zelfs thans niet reeds doen. Het zou echter moeilijk vallen deze vraag bevestigend te beantwoorden. Het spreekt vanzelf, dat de schadelijke invloed van een bepaald milieu op de gezondheid van ter plaatse aanwezigen, slechts door bestudering van de factoren, welke in dat milieu werkzaam zijn beoordeeld kan worden, dus door studie ter plaatse, d.w.z. in het onderhavige geval in het bedrijf en dat ook de afweer van deze schadelijke invloeden ter plaatse onder medische leiding meet geschieden. Nu verricht de Medische Dienst van de Arbeidsinspectie sedert 1911 op dit gebied wetenschappelijk en praktisch werk. Echter is deze dienst, waaraan een Medisch Adviseur met vier artsen verbonden zijn, veel te klein om in het gehele bedrijfsleven van Nederland de gezondheidszorg op zich te kunnen nemen. Integendeel, er bestaat in dit opzicht een grote leemte en reeds in 1928 is er door de toenmalige Medisch Adviseur van de Arbeidsinspectie op gewezen, dat er grote behoefte bestaat aan uitbreiding van het geneeskundig toezicht en praeventief geneeskundige bemoeiing in de bedrijven. Op deze uitspraak heeft het particuliere bedrijfsleven terstond gereageerd, het eerst de Philips' fabrieken in Eindhoven, met het oprichten van bedrijfsgeneeskundige diensten. Sedertdien hebben verscheidene andere grote bedrijven dit voorbeeld gevolgd, zodat thans in ons land enige tientallen bedrijfsgeneeskundige diensten bestaan. Men zou deze diensten in zeker opzicht dus als verlengstuk van de arbeidsinspectie kunnen beschouwen. Inmiddels heeft de industrie zich sterk ontwikkeld, terwijl bovendien de enorme vlucht, welke de techniek genomen heeft, het aantal chemische en physische invloeden, welke de gezondheid van de arbeider kunnen schaden, aanzienlijk deed toenemen. Daarom moet ook thans nog gesproken worden van een behoefte aan belangrijke uitbreiding 372
van het geneeskundig toezicht in het bedrijtsleven en is hier dus sprake van een gebied, waarvan in de aanhef gezegd werd, dat nog grote gedeelten braak liggen. Het bedrijf een bijzondere observatiepost voor de gezondheidszorg. Dat het bedrijf ook als observatiepost voor de gezondheidszorg van grote waarde geacht moet worden, moge door een persoonlijke ervaring worden toegehcht. In een administratief bedrijf bleken op een bepaald tijdstip onder ongeveer 300 kantoorbedienden vijf meisjes ziek te zijn aan longtuberculose; bij vier van hen stond wel vast, dat men met een verse infectie te maken had. Bovendien bleken nog twee meisjes kort te voren aan een „lichte" longaandoening te hebben geleden,. doch deze hadden hun ontslag genomen en behoorden dus niet meer tot het personeel. Van de vijf zieke meisjes waren er dtie aan het Consultatiebureaii van de ene stad en twee aan het C.B. van een andere stad bekend. Deze ziektegevallen moesten wel doen denken aan een infectiebron in het bedrijf. De meisjes zelf hadden aan deze mogelijkheid van infectie in het bedrijf niet gedacht; zo was men ook aan de C.B.'s hieromtrent onwetend. De directie van het bedrijf, aangespoord om het ganse personeel te laten doorlichten, besloot hiertoe over te gaan, doch door verschillende omstandigheden vergde het drie voile maanden eer het gehele personeel voor het scherm was geweest. Toen was het aantal zieke meisjes reeds tot elf gestegen! De infectiebron, die gevonden werd, was een jonge man, die een open longtuberculose had met cavernevorming, en die zich helaas mocht verheugen in een sterke belangstelling van zijn vrouwelijke collegae, ook buiten kantoortijd. Wat voor de Consultatiebureaux verborgen bleef, was in dit geval voor de arts, die in het bedrijf toezicht hield, vanzelfsprekend een open boek, maar hij stond dan ook op de juiste observatiepost! Dit bedrijf had geen bedrijfsgeneeskundige dienst, men had slechts op het genoemde tijdstip controletoezicht op het zieke personeel gevraagd. Zou aan de onderneming een bedrijfsarts verbonden zijn geweest, dan zou hoogstwaarschijnlijk de zieke jonge man tijdig ontdekt zijn geworden, dus voordat hij dit grote aantal meisjes had kunnen infecteren. Met deze algemene beschouwingen, waaraan enkele grepen hier en daar uit de praktijk van de bedrijfsgeneeskunde zijn toegevoegd, is beoogd de gezondheidszorg in het bedrijf voor de lezer tot een levend begrip te maken. Thans dient in de eerste plaats een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving te worden gegeven van wat onder bedrijf sgeneeskunde moet worden verstaan en wat de taak van de bedrijfsarts is. Bedrijfsgeneeskunde. Voor een duidelijke omschrijving van bedrijfsgeneeskunde is het gewenst ons eerst in 't algemeen op het gebied van de geneeskunde te orienteren. Voor een indeling van de geneeskunde kan men verschillende maatstaven nemen. Oordeelt men op grond van de doelstelling, dan kan onderscheid worden gemaakt in curatieve geneeskunde, praeventieve geneeskunde en hygiene. Onder curatieve geneeskunde valt alles wat betrekking heeft op het genezen, waarbij hoofdzakelijk gedacht wordt aan de individuele behandeling van een patient. De praeventieve geneeskunde en de hygiene hebben beide betrekking op het voorkomen van ziekte en het bevorderen der gezondheid; staat hierbij de mens in het middelpunt dan spreekt men bij voorkeur van praeventieve geneeskunde, staan de milieufactoren, waaronder de mens leeft en werkt, in het middelpunt, dan spreekt men bij voorkeur van hygiene. Overigens is hier geen sprake van drie scherp begrensde gebieden, integendeel, op vele plaatsen overlappen zij elkaar. 373
Bedrijfsgeneeskunde houdt zich bezig met praeventieve geneeskunde en hygiene voor zover deze op het bedrijfsleven toepasselijk zijn, doch curatieve geneeskunde valt in het algemeen buiten haar gebied. De sterk toegenomen waardering van de arbeid heeft geleid tot het bestuderen van alle geneeskundige vraagstukken, die betrekking hebbto op het verrichten van arbeid. Arbeidsgeneeskunde stelt zich o.a. ten doel het zoeken naar de meest gunstige verhoudingen, waaronder de mens zijn arbeid kan volbrengen, dus waarbij b.v. onnodige vermoeienis vermeden wordt en moet als praktisch vak onder de praeventieve geneeskunde gerangschikt worden. Zij is als een der basisvakken van de bedrijfsgeneeskunde te beschouwen. Oordelende naar andere maatstaven dan de eerst genoemde, wordt van andere takken der geneeskunde, de sociale geneeskunde onderscheiden. Hier zal niet gepoogd worden een definitie te geven van sociale geneeskunde, maar wel is het voor de onderhavige uiteenzettingeh gewenst, haar gebied te overzien. Zij omvat de zorg voor de volksgezondheid in al haar vormen, gebruik makende van alle gegevens der medische wetenschap; de zorg voor de gemeenschap (de groep) is hierbij doel; bestudering van de verhoudingen in de samenleving, de sociologie, vormen de basis. Zij omvat dus grotendeels de praeventieve geneeskunde en de hygiene. Het is duidelijk, dat de bedrijfsgeneeskunde binnen dit gebied van de sociale geneeskunde ligt. Uit het bovenstaande volgt, dat bedrijfsgeneeskunde alle arbeidsgeneeskundige en sociaalgeneeskundige vraagstukken omvat, welke zich in het bedrijfsleven, respectievelijk het beroepsleven voordoen. Zij heeft een praeventief geneeskundig karakter en neemt de gezondheidszorg voor het bedrijfspersoneel in voile omvang op zich. Haar oorsprong en verdere ontwikkeling is gebaseerd op bestudering van alle factoren, welke bij de arbeid in het bedrijf voor de gezondheid van betekenis kunnen zijn. Haar praktisch doel bestaat in de toepassing van alle middelen, welke op grond van deze arbeids- en sociaalgeneeskundige kennis geacht kunnen worden dienstig te zijn ter voorkoming van ziekten en ter bevordering van de gezondheid van het bedrijfspersoneel. Haar uitoefening vereist belangrijk organisatorisch en administratief werk. De taak van de bedrijfsarts. Na de~ omschrijving van de bedrijfsgeneeskunde als vak, volgt een omschrijving van de praktische beoefening door de vakman. Voor uitvoerige uiteenzetting wordt verwezen naar de literatuur. De bedrijfsarts, de arts van het bedrijf, zal zich, als basis voor zijn werk, een grondige kennis van de gehele onderneming moeten eigen maken. Niets mag hem hieromtrent onbekend blijven. Alle vertrekken en ruimten, waarin gewerkt wordt, het gehele personeel en de verschillende beroepen, alle machinerieen en werktuigen, alle stoffen die in het bedrijf voorkomen, moeten hem bekend zijn. Bekend zijn betekent ook het arbeidsprocede begrijpen en enig inzicht hebben in het bedrijfsmilieu. Dit is een persoonlijkheidskwestie en wel een zeer bclangrijke. De arts, die zich vreemd voelt tegenover de techniek •—• hij moge een voortreffelijk clinicus zijn — zal als bedrijfsarts moeilijk slagen. Ook is een gemakkelijke omgang met mensen van veel betekenis en een introverte natuur zal niet spoedig het gewenste contact met het vaak zeer heterogene bedrijfspersoneel kunnen verkrijgen. Met nadruk dient er op gewezen te worden en wordt vooropgesteld, dat aan de bedrijfsarts een zodanige zelfstandigheid van handelen gewaarborgd moet zijn dat hij de vertrouwensman kan worden zowel van de werknemers als van de leiders van het bedrijf. Hier volgen de voornaamste bezigheden van de bedrijfsarts.
a.
Geneeskundige keming hij aanstellmg van personeel.
De geneeskundige keuring is een onderdeel van de personeelsselectie. Voorts is de keuring als de basis van de gezondheidszorg in het bedrijf te beschouwen. Ten onrechte wordt veelal gemeend, dat de keuring slechts beoogt het uitsluiten van slechte risico's. Belangrijker is echter de beoordeling van de geschiktheid, in directe zin, van de candidaat voor het te vervullen beroep. Om dit laatste te kunnen beoordelen dient men twee bepaalde waarden met elkaar te kunnen vergelijken; ten eerste de eisen, welke het beroep stelt aan lichaam en geest van degene, die het uitoefent en ten tweede de lichamelijke en geestelijke capaciteiten, waarover de candidaat beschikt. De eisen zal men bij voorkeur willen bepalen door arbeidsanalyse, anders zal men op ervaringsfeiten moeten steunen, de capaciteiten zullen moeten worden bepaald door de medische (en psychotechnische) keuring. Voor de vraag of de onderzochte geschikt is voor een bepaald beroep is de mate van overeenstemming, welke er tussen de twee genoemde waarden bestaat, beslissend. Geschiktheid dient dus als een relatief begrip opgevat te worden. Het spreekt inmiddels vanzelf, dat voor de uitoefening van elk beroep als basis een goede, althans een voor dit beroep toereikende gezondheidstoestand moet bestaan. Daarom zal aan elke medische keuring een zo volledig mogelijk onderzoek van de gehele persoon ten grondslag moeten liggen. Daarbij komen verschillende vragen naar voren, te weten of de nieuw aan te stellen werknemer, door het lijden aan een of andere ziekte, de gezondheid van het overige personeel zou kunnen bedreigen; of het uit te oefenen beroep, in verband met eventueel bestaande lichamelijke afwijkingen, voor de gezondheid van de candidaat bijzondere bezwaren oplevert; of de candidaat een abnormaal risico geacht moet worden met betrekking tot ziekte en werkverzuim, pensioenverzekering, e.d. Dit onderzoek naar de gezondheid mag echter nimmer leiden tot een soort kortsluiting tussen bepaalde afwijkingen en ongeschiktheid! Anders om bedenke men, dat gezondheid alleen nog geen geschiktheid voor een bepaald beroep betekent. Tegenover de man, die als een gunstig risico kan worden beschouwd, maar door zijn lichamelijk type of zijn karaktereigenschappen weinig geschikt voor zijn werk is, staat de man, die alleszins bekwaam is voor zijn werk, doch nogal eens moet verzuimen wegens ziekte. In het algemeen zal het bedrijf met deze laatste werknemer meer gebaat zijn dan met de eerste. Maar de kosten van het verhoogde risico treden direct aan het licht, daarentegen is de schade voor het bedrijf welke een weinig- of ongeschikte arbeider meebrengt, moeilijk te berekenen en wordt daardoor licht over het hoofd gezien. Zo zijn sommigen te veel waarde gaan hechten aan het risico, met voorbijzien van het onderzoek naar de geschiktheid! Nog een algemene opmerking. Men zal in de keuring liefst het middel willen zien om „de juiste man op de juiste plaats te brengen". Het is noodzakelijk ons voor ogen te houden, dat in de regel de keurende arts slechts gevraagd wordt de candidaten te beoordelen naar de geschiktheid voor een bepaald beroep en dat het uitzondering is, indien hij in de gelegenheid wordt gesteld de candidaten naar hun geschiktheid voor verschillende beroepen te beoordelen, met de hieraan verbonden mogelijkheid, dat deze candidaten in deze verschillende beroepen naar Iran persoonlijke geschiktheid geplaatst worden. Deze voorwaarden zijn echter vereist, wil men de juiste man op de juiste plaats kunnen brengen. Helaas zullen slechts in enkele grote bedrijven met, naar de aard van de werkzaamhedeo, sterk verschillende afdelingen, de omstandigheden deze als ideaal te beschouwen personeelsselectie mogelijk maken. Tenslotte zij nog gewezen op het grote belang voor de volksgezondheid, dat de bedrijfskeuringen meebrengen; vele afwijkingen — men denke o.a. aan tuber375
culose •— zijn door de keuringen vroegtijdig ontdekt. Maar ook zullen veie werknemers door de keuring behoed worden voor de gevolgen van een onjuiste beroepskeuze; niemands gezondheid is gebaat met plaatsing in een bedrijf of beroep, waarvoor hij ongeschikt is. Er valt over keuringen nog zeer veel op te merken, medisch en sociaal, doch daarvoor is in deze uiteenzettingen geen plaats. b.
Periodiek onderzoek.
Niet alleen bi) de aanstelling in dienstbetrekking, doch ook tijdens het dienstverband, periodiek, is een onderzoek naar de gezondheidstoestand van het gehele personeel noodzakehjk. AI naar de aard van het bedrijf en het beroep zullen de perioden langer of korter kunnen of moeten zijn en zal het onderzoek speciaal op bepaalde ziekten gericht moeten worden. Men denke hierbij o.a. aan het onderzoek op tuberculose. Maar ook gevaar yoor intoxicatie en andere schade aan de gezondheid bij bepaalde bedrijfsprocede's zal in vele gevallen een (met korte perioden) herhaald onderzoek noodzakelijk maken. c.
Bedrijfsgeneeskundig toezicht.
Een belangrijke taak van de bedrijfsarts is het onderzoek naar de omstandigheden waaronder de arbeid verricht wordt en het bevorderen van gunstige hygienische verhoudingen, arbeidshygiene derhalve. Men denke aan het onderzoek naar de gesteldheid van het arbeidsklimaat, de aanwezigheid van schadelijke stoffen, eventueel van pathogene microorganismen, e.d. Dit arbeidshygienisch toezicht zal in vele gevallen een wetenschappelijk onderzoek vereisen, waartoe de bedrijfsarts niet alleen in staat is. Velerlei technische vraagstukken kunnen zich hierbij voordoen. Hiervoor zal de bedrijf sarts samenwerking dienen te zoeken met de technici, de chemici en physici in het bedrijf, aangenomen dat deze er zijn. In bepaalde gevallen zal hij deze wetenschappelijke adviezen, die veelal grotendeels niet op medisch gebied liggen, van buiten het bedrijf zien te verkrijgen. Ook zal hij wel steeds kunnen rekenen op medewerking van het Instituut voor Praeventieve Geneeskunde te Leiden, afdeling Arbeidshygiene, als ook van de Medische Dienst van de Arbeidsinspectie. Ook aan de psychische factoren zal de bedrijfsarts aandacht moeten besteden. De beste arbeidsprestaties worden geleverd onder gezonde psychische verhoudingen. Arbeidstijden en pauzen en in het bijzonder het arbeidstempo zijn van grote betekenis. Het geven van adviezen op bedrijf shygienisch en arbeidspsychologisch gebied en het plegen van overleg met de bedrijfsleiding vereist tact en begrip voor de verhoudingen in het bedrijf. d.
Arbeidsanalyse.
Voor de bedrijfsarts is bekendheid met de eisen, welke het beroep aan de arbeider stelt, een eerste vereiste. Arbeidsanalyse kan van verschillend karakter zijn. De bedrijfsingenieur heeft een technische analyse nodig om het werk zo efficient mogelijk in te richten. Hierbij staat de arbeid in het middelpunt der belangstelling. Arbeidsanalyse, waarbij de mens in het middelpunt staat, is voornamelijk door psychologen verricht en dient als basis voor de psychotechnische bedrijfskeuring. Daarnaast dient evenwel ook aan de physiogische arbeidsanalyse grote waarde te worden toegekend, want juist deze analyse verschaft de medicus de gegevens, welke hem de beoordeling van de lichamelijke (en ten dele ook geestelijke) geschiktheid mogelijk maken, bepaalt voor hem de eisen, welke het beroep aan de candidaat zal stellen. Wij bevinden ons hierbij op het gebied van de arbeidsphysiologie en het is een verheugend feit, dat deze tak van medische wetenschap thans aan het Instituut voor Praeventieve Geneeskunde beoefend wordt. 376
e.
Bedrijfsgeneeskundig spreekuur.
Op dit spreekuur komen werknemers, die door de arbeid of de arbeids- en bedrijfsomstandigheden moeilijkheden ondervinden, ziek zijn geworden, of anderszins schade aan hun gezondheid hebben geleden. Het vormt het belangrijkste contact tussen het bedrijf en de bedrijfsarts. Het initiatief tot dit spreekuurbezoek kan van de werknemer zelf .uitgaan, maar zal in andere gevallen kunnen konien van de huisarts, die een schadelijke invloed van het werk vermoedt of van de chef, die om verschillende redenen medisch advies nodig oordeelt b.v. wegens moeilijkheden, welke de arbeiders ondervinden of geven, of wegens verzoeken om overplaatsing, e.d. Ook werknemers, die geruime tijd ziek zijn geweest zullen veelal naar dit spreekuur worden verwezen; eveneens arbeiders, waarover sociaal geneeskundig advies gegeven moet worden, e.a. In het algemeen moeten omstandigheden, welke betrekking hebben op het bedrijf, aan het spreekuurbezoek als motief ten grondslag liggen. Patienten lijdende aan algemeen voorkomende ziekten, welke geen verband houden met de arbeid, dienen als gebruikelijk, rechtstreeks naar hun huisarts te gaan. Vindt de bedrijfsarts bij zijn patienten op het bedrijfsgeneeskundig spreekuur afwijkingen, welke hun oorzaak vinden in het beroep, dan zal hij in het bedrijf de gewenste maatregelen dienen te nemen, (overleg met de bedrijfsleiding) en de patient voor behandeling verwijzen naar zijn huisarts, eventueel na met deze overleg te hebben gepleegd over de oorzaak en de therapie van de afwijking. f.
Bestrijding van ziekte.
De bestrijding van ziekte behoort, zoals reeds werd opgemerkt, tot een der belangrijkste taken van de bedrijfsarts, zijnde zuiver praeventieve geneeskunde. Hoewel hierbij geen enkele ziekte principieel valt uit te sluiten wordt toch voornamelijk aan bepaalde ziekten gedacht. Vooreerst dan de specifieke beroepsziekten, waarbij de aard van het bedrijf de aard en frequentie van de ziekten zal bepalen. De praeventie zal in vele gevallen weinig theoretische, doch soms wel vele praktische moeilijkheden opleveren. Besmettelijke ziekten zullen in sommige gevallen een actief ingrijpen van de bedrijfsarts hoodzakelijk maken, waarbij het nemen van maatregelen op zeer korte termijn vereist kan zijn. Gedacht wordt b.v. aan vaccinatie van het gehele bedrijfspersoneel tegen pokken of diphtherie, in geval een epidemic ter plaatse dreigt. De „bestrijding" der tuberculose zal voor de bedrijfsarts in de eerste plaats bestaan in tuberculose-„opsporing". Het Rontgenologisch massaonderzoek van het bedrijfspersoneel is hiervoor de aangewezen methode. Het is hier de plaats te memoreren, dat dit massaonderzoek in ons land voor een belangrijk deel aan de gezondheidszorg in het bedrijf zijn ontstaan te danken heeft. Door de Geneeskundige Dienst van de N.V. Philips Fabrieken te Eindhoven is als een der eerste dit massaonderzoek goed georganiseerd verricht. Goed georganiseerd betekent dat bij het serie-onderzoek de waarborg moet bestaan, dat elk lid van de groep, zonder uitzondering, onderzocht wordt. Slechts onder die voorwaarde heeft een massaonderzoek zin; slechts dan kan met zekerheid iedere infectiebron in een groep worden uitgesloten en kan de groep gezond heten. Dit historisch gegeven, betreffende de ontwikkeling van het Rontgenologisch massaonderzoek in ons land, maakt het haast overbodig te constateren, dat genoemd onderzoek mede tot de taak van de bedrijfsarts behoort. Wel zal deskundigheid op dit gebied van de bedrijfsarts geeist moeten worden. De door de bedrijfsarts opgespoorde lijder aan tuberculose zal hij voor behandeling hebben te verwijzen naar huisarts en consultatiebureau. Bij terugkeer van de longlijder, die (voorlopig) als genezen wordt beschouwd, dan wel weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt geacht, zal een nauwlettend toezicht van de 377
bedrijfsarts op het verdere verloop van het geval noodzakelijk zijn. Ook bestryding van andere ziekten zal eventueel overwogen moeten worden, doch kan hier niet verder worden besproken. g.
Zkkencontrole. De tegenhanger van ziektebestrijding is de ziekencontrole. Het blijft een open vraag of de ziekencontrole wel tot de taak van de bedrijfsarts gerekend mag worden. Naast veel contra kan ook veel pro gesteld worden. Voordeel is het, dat de bedrijfsarts, die zelf de ziekencontrole verricht, volledig op de hoogte is van alle ziektegevallen onder het personeel en hierbij bovendien veel ervaring opdoet omtrent de persoonlijkheid van de arbeiders. Nadeel is echter, dat de bedrijfsarts, die zozeer het vertrouwen van het personeel behoeft, dit kan verliezen door de welhaast onvermijdelijke conflicten bij de controle. Vast staat, dat degene die op populariteit uit is, geen controlearts moet worden! De bedrijfsarts, die het desondanks aandurft de controle zelf te verrichten, zal „als compensatie" de beschikking hebben over het instrumentarium en de outillering van de bedrijfsgeneeskundige dienst en hiervan groot voordeel kunnen hebben. Nauwkeurig en uitgebreid onderzoek zal steeds op de patient indruk maken, en kan angstige of minder werklustige patienten over hun bezwaren tegen werkhervatting heen helpen. Tot de taak van de bedrijfsarts dient ten slotte gerekend te worden een goede statistiek van de ziektegevallen en het ziekteverzuim. h.
Behandeling van ongevalspatienten en ongevallenbestrijding. Vanzelfsprekend zal de bedrijfsarts bij ongevallen in het bedrijf de eerste hulp verlenen. Dit betekent tevens, dat voor een goede organisatie van deze hulpverlening gezorgd moet worden, dat op de juiste plaatsen verbandkamers worden ingericht, bezet met deskundig en liefst ervaren hulppersoneel en dat ook voor de ongevalsmelding vaste regelen moeten worden gesteld. Noodzakelijke eerste hulpen transportmateriaal moet steeds terstond ter beschikking staan. In bepaalde bedrijven zal in het bijzonder rekening gehouden moeten worden met de mogelijkheid van het optreden van rampen, waarbij vele slachtoffers zouden kunnen vallen en waarbij de hulp van de technische dienst, van de brandweer en vooral ook van administratief personeel, voor registratie van de gewonden en van de plaatsen waarheen zij voor verpleging vervoerd worden, onmisbaar is. Dit alles is uitvoerbaar met en zonder een zgn. erkende geneeskundige dienst, bedoeld bij O.W. art. 80 a tot o. Toch dient bij voorkeur de ongevallendienst een wettelijk erkende te zijn, in het bijzonder, omdat daarbij ook de nabehandeling aan de bedrijfsarts is opgedragen en tevens de belangstelling van de bedrijfsleiding voor het ongevallenvraagstuk gestimuleerd wordt. Bij de ongevallenbestrijding, welke in de eerste plaats de taak van de bedrijfsleiding is, zuUen de ervaringen, in de verbandkamers opgedaan, in vele gevallen waardevolle aanwijzingen kunnen opleveren voor het nemen van maatregelen ter beveiliging van de arbeid. Daarom is aan de bedrijfsarts bij de ongevallenbestrijding een belangrijke plaats toe te kennen en zal hij b.v. in veiligheidscommissies zitting kunnen hebben. De statistiek kan ook hierbij van dienst zijn. Registratie van de ongevalsoorzaken, praktisch gerubriceerd, geeft in menig opzicht een beeld van de gevaren, waaraan de werknemers in het bedrijf bloot staan. Registratie van de ongevalsletsels heeft niet alleen medische betekenis, maar toont tevens aan welke lichaamsdelen het meest getroffen, dus het meest bedreigd worden, zodat ook in deze statistiek aanwijzingen voor veiligheidsmaatregelen te vinden zijn. i.
Geneeskundige behandeling bij ziekte. Bij spoedeisende ziektegevallen, die tijdens het werk optreden en bij aandoeningen van lichte aard, welke niet nopen tot neerleggen van het werk zal de 378
bedrijfsarts als individueel curatief geneeskundige kunnen optreden. Ook behandeling van niet ongeschikte zieken, op verzoek van de huisarts, kan plaats hebben. Hierop wordt nader ingegaan bij de bespreking van de verhouding tussen huisarts en bedrijfsarts. j.
Sameniverking met de instellingen op het gebied der Volksgezondheid. Reeds is opgemerkt, dat de bedrijfsarts niet alleen tot taak heeft schadelijke invloeden voor de arbeiders te weren maar dat liij ook de gezondlieidstoestand van de arbeiders reclatstreeks moet trachten te bevorderen. Dit betekent ecliter niet, dat hij voor alle takken van gezondheidszorg een eigen voorziening moet scheppen, daargelaten, dat hem dit nauwelijks mogehjk zou zijn. Wij kennen in ons land een reeds sedert jaren bestaande en zich gestadig ontwikkelende, door de overheid ingestelde, volksgezondheidszorg en de bedrijfsgeneeskunde, die een nieuwe vorm van gezondheidszorg is, zal op juiste wijze moeten worden ingepast in dit reeds bestaande raam. Met deze overheidsinstellingen, als ook met particuliere instellingen op het gebied der gezondheidszorg,- zal in vele gevallen met vrucht kunnen worden samengewerkt. De bedrijfsarts heeft tot taak de gezondheidszorg voor het bedrijfspersoneel zo goed en efficient mogelijk te organiseren; door de genoemde samenwerking zal dan in vele gevallen het zelf doen vervangen kunnen worden door het zorgen dat het gebeurt. k.
Overige bemoeiingen. Behalve de hierboven genoemde medische bemoeiingen, zal, al naar de omstandigheden en verhoudingen in en rond het bedrijf, de taak van de bedrijfsarts nog uitgebreid kunnen worden. Voor verschillende sociale instellingen, door het bedrijf in het leven geroepen, zal van hem medisch advies gevraagd kunnen worden: pensioenverzekering, bijzondere ondersteuning, verhoogd loon wegens zware, hinderlijke of ongezonde arbeid, e. d.. Ook kan de medewerking van de bedrijfsarts gevraagd worden voor het bevorderen van goede woningtoestanden voor het bedrijfspersoneel, voor medische sportkeuring, voor praktische voorlichting betreffende de voeding, e. d.. In het algemeen kan gezegd worden, dat, al naar het vertrouwen in de bedrijfsarts groeit, men hem op steeds groter gebied om advies zal vragen. Bij het geven van zijn adviezen, in het bijzonder betreffende zaken welke ten dele buiten het bedrijf liggen, zal hij rekening dienen te houden met eventueel reeds bestaande medische instellingen. De positie van de bedrijfsarts. Bij de omschrijving van de taak van de bedrijfsarts werd in de aanhef reeds opgemerkt, dat hij de vertrouwensman moet kunnen zijn van het gehele bedrijfspersoneel. Vertrouwensman, maar niet de exponent van de werkgever, noch van de werknemer! De bedrijfsarts moet een positie bekleden, die het hem mogelijk maakt onder alle omstandigheden te bevoegder plaatse een onafhankelijk en objectief oordeel uit te spreken. Vanzelfsprekend ligt het beheer van de dienst en het algemeen toezicht op de goede gang van zaken in handen van de bedrijfsi eiding. Maar de medische verantwoordelijkheid voor zijn adviezen en zijn verrichtingen draagt de bedrijfsarts zelfstandig, zij het onder toezicht van de door de Overheid gestelde controlerende instanties. Salaris en arbeidsvoorwaarden dienen aan redelijke eisen te voldoen. De opleiding tot bedrijfsarts. Wie kennis heeft genomen van de bijzondere en omvangrijke taak van de bedrijfsarts, zoals deze hierboven besproken is, zal tot de overtuiging moeten zijn gekomen, dat voor een goede uitoefening van bedrijfsgeneeskunde een speciale 379
kennis nodig is, welke boven de bevoegdheid van de algemene arts uit verworven dient te worden. Het ligt voor de hand, dat behoefte werd gevoeld aan opleiding tot bedrijfsarts. In 1947 werd aan het Instituut voor Praeventieve Geneeskunde te Leiden de eerste opleidingscursus aangevangen. Wekehjks werd op een bepaalde dag gedurende vijf uur college gegeven; de cursus duurde een vol jaar. In najaar 1949 ving een tweede gelijke cursus aan. Een groot aantal docenten, medici, psychologen, juristen, ingenieurs, e. a. werkt aan de opleiding mede. Het zou te ver voeren hier alle vakken en onderwerpen die behandeld worden, te noemen. Slechts zij vermeld voordrachten over arbeidsphysiologie, over schadelijke omstandigheden, over statistiek, over arbeidshygiene, over epidemiologie en immunologie, over sociale verhoudingen en bedrijfsleer, over psychologic en psychiatric en verscheidene onderwerpen op het gebied der bedrijfsgeneeskundige praktijk. De bedrijfsgeneeskunde heeft ais praktisch sociaalgeneeskundig vak een brede basis en dienovereenkomstig liggen de onderwerpen, die op de cursussen behandeld worden over een breed gebied verspreid. Het is ten zeerste te wensen, dat door de leidende figuren in het bedrijfsleven in toenemende mate het grote belang wordt ingezien van de gezondheidszorg in het bedrijf. Ruim vijftig jonge artsen zullen na afloop van deze tweede cursus zijn opgeleid; vele onder hen zijn reeds als bedrijfsarts werkzaam, doch voorlopig Zullen er voor nieuw in te stellen bedrijfsgeneeskundige diensten nog verscheidene opgeleide artsen beschikbaar zijn. Het ware te wensen, dat een (klein) surplus in dit opzicht kon blijven bestaan. Een belangrijke toeneming van bedrijfsgeneeskundige diensten, zonder dat hiervoor een voldoend aantal deskundige artsen als leiders aanwezig zouden zijn, zal ons voor een moeilijk probleem plaatsen. Wettelijke regeling van bedrijfsgeneeskundige diensten? Het is bekend, dat bij de regering een wettelijke regeling van bedrijfsgeneeskundige diensten in studie is. Het is ten zeerste te hopen, dat deze overheidsbemoeiing zal leiden tot het stellen van bepaalde eisen, waaraan een dienst zal moeten voldoen, wil hij als bedrijfsgeneeskundige dienst erkend worden, o.a. eisen betreffende de deskundigheid van de leidende arts. Mocht de overheid er toe oyergaan voor grote groepen van bedrijven op korte termijn bedrijfsgeneeskundige diensten verplicht te stellen, dan zal men onvermijdelijk voor een tekort aan deskundige artsen geplaatst worden. Weliswaar is een tekort aan deskundigen ook op ander gebeid voorgekomen als begeleidend verschijnsel van nieuwe instellingen, maar dit maakt het verschijnsel er niet minder bedenkelijk om. In elk geval zal met een overgangstijd van lange duur gerekend moeten worden eer de bedoelde achterstand kan zijn ingehaald. Een achtcrstand van ernstige aard, welke onvoorwaardelijk ingehaald zal moeten worden! in het belang van de praktische waarde van de bedrijfsgeneeskundige diensten en in het belang van de bedrijfsgeneeskunde zelve. Om het duidelijk te zeggen, de taak van de bedrijfsarts is geen „bijbaantje" voor de huisarts en ook niet „wat bezigheid" voor een arts, die het bij het stijgen der jaren wat kalm aan wil gaan doen. Het ware te wensen, dat van de particuliere bedrijven uit voldoende initiatief uitging, om in bevredigende mate een toeneming van de gezondheidszorg in het bedrijf te verzekeren. Indien een dergelijk initiatief terstond na de oorlog ware aan de dag getreden, zodat in de loop der jaren de vraag naar deskundige artsen geleidelijk zou zijn toegenomen, dan had wellicht aan deze behoefte voldaan kunnen worden. Dan zou ook een wettelijk verplicht stellen van de diensten met de daaraan verbonden bezwaren overbodig zijn. De organisatorische opzet van een B.G.D. Tot hiertoe is nog niet gesproken over de wijze van oprichting en inrichting van een bedrijfsgeneeskundige dienst. (B.G.D.) De eenvoudigste vorm is een 380
B.G.D. opgericht en beheerd door een enkel groot bedrijf. Dit zal efficient uitvoerbaar zijn, indien het bedrijfspersoneel minstens 3000 man groot is. Dan zal er voor de bedrijfsarts een volledige dagtaak aan verbonden zijn, hetgeen cm verschillende redenen gewenst is. De bedrijfsgeneeskunde vraagt de voile man en zal liefst niet als bijfunctie beoefent moeten worden. Is het bedrijf spersoneel groter dan zal ongeveer voor elke 3000 man een nieuwe bedrijf sarts moeten worden aangesteld. Kleinere bedrijven, die een B.G.D. zouden willen oprichten, doch dit niet zelfstandig kunnen financieren, kunnen zich verenigen om gezamenlijk een B.G.D. te beheren. Deze bedrijven dienen bij voorkeur in elkaars nabijheid te liggen om de bedrijfsarts zo weinig mogelijk tijd te laten verliezen bij het gaan van het ene bedrijf naar het andere en om te maken dat hij spoedig ter plaatse aanwezig kan zijn ingeval dit noodzakelijk is. Voor dergelijke kleine bedrijven is de beste organisatievorm de oprichting van een bedrijfsgeneeskundige commissie, (B.G.C.) waarin vertegenwoordigers der samenwerkende bedrijven zitting hebben. Deze B.G.C. beheert de B.G.D. Een goede B.G.D. dient de beschikking te hebben over doelmatig ingerichte en praktisch gelegen localiteiten en over een goede medische outillering. Naast de medici is behoefte aan goed onderlegde hulpkrachten voor spreekuur, verbandkamer, laboratorium en Rontgenkamer alsook aan administratief personeel en voorts aan alle hulpmiddelen, welke voor een goede functionnering van de dienst noodzakelijk zijn. De verhouding tussen hehandelende arts en bedrijfsarts. Na kennis genomen te hebben van de taak en de positie van de bedrijfsarts zal het een ieder duidelijk zijn, dat zijn werkkring op geheel ander gebied ligt dan die van de behandelende arts, maar dat toch de medische bemoeiingen van deze collegae elkaar op verschillende plaatsen raken. Hoewel bij wederzijdse waardering van andermans taak en bij juist begrip van de maatschappelijke verhoudingen een goede samenwerking door niets belemmerd behoeft te worden, leert de ervaring, dat dit „raken" van twee werkkringen vaak enige „lichtgeraaktheid" aan de dag doet treden. Het is daarom een gelukkige gedachte geweest van het Hoofdbestuur van de Mij. t. b. d. Geneeskunst om door een Commissie een rapport te laten uitbrengen over de verhouding tussen de behandelende geneeskundige en de bedrijfsgeneeskundige. Dit rapport is najaar 1948 door de „Commissie V a n Luij t" uitgebracht en op 2 Februari 1949 in Medisch Contact gepubliceerd. Het is niet doenlijk dit rapport hier uitvoerig te bespreken, maar wel dient het lezen van het Rapport iedere arts warm te worden aanbevolen. Het geeft een inzicht in vele sociaalgeneeskundige verhoudingen, niet alleen in verband met de bedrijfsgeneeskunde, en het schept bovendien orde in de chaos van benamingen, welke nog steeds voor sommige sociaalgeneeskundigen gebezigd worden. Uit de conclusies van het Rapport zullen hier echter wel enkele punten worden aangehaald. Na opgemerkt te hebben, dat de principes van de medische gedragsleer, van het beroepsgeheim en van de vrije artsenkeuze 00k in de praktijk van de bedrijfsgeneeskunde dienen te worden gehandhaafd •— waarvan de consequenties niet alleen voor de bedrijfsarts gelden, doch 00k voor de huisarts tegenover de bedrijfsarts —• wordt aangespoord tot goede samenwerking en wordt de algemeen praktiserende arts aangeraden zich meer te interesseren in maatschappelijke verhoudingen, in het bijzonder nu deze zo snel veranderen ingevolge de sterke toeneming van de industrialisatie. Terwijl er de nadruk op wordt gelegd, dat de bedrijfsarts in hoofdzaak praeventieve geneeskunde beoefent en dus patienten voor behandeling als regel. naar de huisarts dient te verwijzen worden een aantal gevallen genoemd, waarbij de bedrijfsarts ook curatief mag optreden, Hiertoe behoren de ongevalspatienten,
381
welke echter, indien aan het bedrijf geen erkend geneeskundige dienst verbonden is, alleen door de bedrijfsarts mogen worden nabehandeld, als 2ij het werk niet behoeven neer te leggen. Zijn zij wel ongeschikt, dan dienen zij naar de huisarts verwezen te worden. Het verlenen van eerste hulp bij spoedeisende ziektegevallen, die tijdens het werk optreden, wordt vanzelfsprekend ook als taak van de bedrijfsarts genoemd. Ook wordt in het Rapport de mogelijkheid vermeld, dat de bedrijfsarts op verzoek van de behandelende arts bij een patient, die doorwerkt, een bepaalde therapie toepast. Beperking van werkverzuim, in het bijzonder in het belang van de patientwerknemer, is hierbij het voornaamste motief. Maar ook kan in bepaalde plaatsen, de omstandigheid, dat alleen de bedrijfsgeneeskundige dienst over een bepaalde apparatuur beschikt aanleiding zijn tot het verzoek van de huisarts aan de bedrijfsarts om een speciale therapie toe te passen. In het Rapport staat voorts vermeld, dat de behandeling door de bedrijfsarts van aandoeningen van lichte aard, welke niet nopen tot het neerleggen van het werk, toelaatbaar moet worden geacht. Een definitie van wat lichte aandoeningen zijn heeft de Commissie niet kunnen geven, maar rekent de medici voldoende gezond verstand toe, om, zonder ernstige grensincidenten, de scheidingslijn in de praktijk te trekken. Vooral bij deze lichte gevallen is besparing van tijdverlies wegens het bezoeken van het fondsspreekuur van de huisarts een belangrijk motief voor behandeling in het bedrijf. In het Rapport wordt intussen niet vergeten er op te wijzen, dat de behandelende geneesheer ook de taak van de bedrijfsarts heeft te respecteren en zich niet moet begeven op het terrein, dat de bedrijfsarts toekomt. Zo zal de huisarts geen briefjes moeten afgeven voor de bedrijfsleiding, waarin ongeschiktheid van een arbeider voor bepaalde arbeid of overgevoeligheid voor bepaalde stoffen wordt geconstateerd, of om „licht" werk wordt gevraagd, ofwel overplaatsing in een andere bedrijfsafdeling, e. d. Over dergelijke zaken zal de huisarts zich liefst niet zelfstandig moeten uitlaten, al zal hij stellig in voorkomende gevallen goed doen met de bedrijfsarts overleg te plegen of de werknemer met een briefje naar de bedrijfsarts te verwijzeri. Hoewel met deze aanhalingen slechts een klein gedeelte van het Rapport besproken is moet op deze plaats hiermede worden volstaan. Besluit. De toekomst van ons land zal volgens de economen en sociologen in belangrijke mate afhankelijk zijn van de groei der Industrie. Een goede Industrie heeft behoefte aan een goede gezondheidszorg. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor de thans reeds bestaande bedrijven. De achterstand in dit opzicht zal moeten worden ingehaald. Maar bovenal zal in het belang van de volksgezondheid, de bedrijfsgeneeskunde met de ontwikkeling der groeiende Industrie gelijke tred moeten houden, niet alleen cjuantitatief, door toeneming van het aantal bedrijfsgeneeskundige diensten, maar vooral ook qualitatief, door bestudering van de nieuwe vraagstukken, welke de zich met verbijsterende snelheid ontwikkelende techniek, aan de medische wetenschap voorlegt. Het is ten zeerste te hopen, dat de Nederlandse artsen begrip zullen tonen voor deze 20 belangrijke sociale verhoudingen en een ontwikkeling der bedrijfsgeneeskunde op hoog peil zullen weten te verwezenlijken. Lheratuur, ter algemene orientatie. I.
Rapport betreffende de Bedrijfsgeneeskunde in Nederland; uitgebracht door de Werkcommissie van de Sectie voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde van de Alg. Nederl. Vereen. voor Sociale Geneeskunde. (Dit rapport is voor bovenstaand artikel als leidraad genomen.) 382
2.
P. A. Van Ltiijt, Med. Adv. bij de Arbeidsinspectie. Beroepshygicne, Beroepsz/ekten en Bedrijjsartsen. Deel III van „Sociale Geneeskunde", uitgegeven onder redactie van Dr. B r e n k m a n en Dr. Neurdenburg.
3.
Cenlrale Verslagen der
4.
Verschillende artikelen over bedrijjsgeneeskunde in de naoorlogse jaren in het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde verschenen.
Arbeidsinspectie.
I N G E Z O N D E N STUKKEN {Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Niet-geplaatste niet teruggezonden)
copie wordt
IS EEN HOMOEOPATHISCHE LEERSTOEL GEWENST.' Het forum van de Nederlandse artsen heeft gemeend een ernstige waarschuwing te moeten richten aan het adres van de betrokken regeringsinstanties teneinde nog te beletten, dat er een leerstoel komt in de homoeopathische geneeskunde. Men heeft daarbij gemeend te moeten spreken uit naam van het overgrote deel der Nederlandse artsen. Als lid van deze artsengemeenschap meende ik op het volgende te moeten wijzen. De fundamentele vraag of homoeopathische geneesmiddelen therapeutische resultaten geven, is onbeantwoord gebleven. Deze vraag is niet te ontwijken, hoe moeilijk ook het feit van een therapeutisch resultaat, uitsluitend berustend op het middel met een zeer speciaal aan deze leer inhaerent indicatiegebied, vooral op lange termijn objectief te beoordelen is. Als deze vraag ontkennend beantwoord wordt, dan rust op de ontkenners de bewijslast, waarbij niet door waarschijnlijkheidsbetogingen de vermeende resultaten dienen te worden ontzenuwd, dbch deze door zelfstandige proefnemingen dienen te worden geverifieerd. Sedert Hahneman is zijn geneeswijze blijven bestaan en wordt in het buitenland ruimschoots beoefend en toegepast. Geeft dit een onbevooroordeeld beschouwer niet te denken? Heeft de „communis opinio" in de loop der tijden deze geneesmiddelen honderd procent op de achtergrond gedrongen? Als echter door bedoeld herhaald onderzoek ondubbelzinnig gebleken is, dat het homoeopathische middel als zodanig geen waarde heeft, dan kan er van een homoeopathische leerstoel geen sprake zijn. Als de vraag omtrent het nut van het homoeopathische geneesmiddel bevestigend wordt beantwoord en de homoeopathische geneeskunde wel therapeutische resultaten heeft, dan rust op ons de taak de consequenties en draagwijdte van deze soort therapie te vergelijken met de gebruikelijke en voor- en nadelen tegen elkaar op te wegen. Doen wij dit niet, dan dringen wij ons denksysteem, hoe v.erdienstelijk overigens (m.i. valt onze moderne officiele geneeskunde eveneens onder een denksysteem) als enig mogelijk juiste naar voren en staan de artsen eerst recht niet vrij in kunnen en kennen. Evenzeer als de homoebpathen de officiele denkmethode behoren te respecteren en de resultaten ervan dienen te assimileren, evenzeer dient de officiele geneeskunde dit te doen ten opzichte van de resultaten van de homoeopathische geneeskunde, als gebleken is, dat deze een zekere waarde bezit. 383
Het vermeende motief de homoeopathische geneeskunde te moeten afwijzen op grond van het feit dat de homoeopathische geneesheren de heersende methode van geneeskunde zouden afwijzen, rechtvaardigt niet hetzelfde met hun geneesmiddelenleer te doen. Dat in de oudheid geboren denksystemen daarom als verouderd zouden moeten worden afgewezen lijkt a priori onjuist, zoals het onjuist zou 2ijn de resultaten van de moderne atoomphysica onjuist te noemen, omdat D e m o c r i t u s deze atoomphysica reeds in zijn denksystemen heeft opgenomen. Het is te hopen, dat in het belang van de volksgezondheid m.i. een meer objectieve houding ten opzichte van dit zo belangrijke vraagstuk door de artsenstand zal worden aangenomen. P. O. C1 i g n e 11. Naschrift. De redactie is het met deze inzender in zoverre eens, dat een objectieve beoordeling van de resultaten met zgn. „homoeopathische geneesmiddelen" behaald,behoort tot de taak van geneeskundig onderzoek en onderwijs. In het bijzonder behoort dit thuis bij de leerstoel der pharmacologic. Men leze hierover het leerboek van St ok v i s maar eens na. Overigens is merkwaardig dat juist de therapie, di'e het dichtst staat bij H a h n e m a n n s „similia similitus", de vaccinatie, bij de homoeopathic op 20 groot verzet stuit. Hieruit o.a. blijkt, dat de homoeopathic niet in de eerstc plaats „geneeskunde" maar veeleer „levensopvatting" is. Als zodanig behoort de bespreking van haar systeem thuis in de studie van de geschiedenis der geneeskunde, maar zou de stichting van een aparte leerstoel een onverdedigbare disproportie in het onderwijs brengen. Red.
OMZETBELASTING Het ligt in de bcdoeling van de rcgering om jam, koek en pculvruchten als zijnde „eerste levensbehoeftcn" vrij tc stellen van omzetbelasting. Zou er 00k gcen aanleiding zijn om er op aan te dringen medicamenten en medische diensten, die toch zeker een levensbehoefte zijn, vrij te krijgen van omzetbelasting? G. K o r n d o r f f e r .
PERSONALIA ADRESWIJZIGINGEN L. M e ij e r, van Amsterdam naar Zwartsluis. H. H. J. N o o r, van Amsterdam naar Arnhem. A. P. M. B a k k e r e n, van Breda naar Nootdorp. K. J. N e d e r p e 11, van 's-Gravenhage naar Soerabaja. J. F. V e r s t e r , van Grootegast naar Breda. A. B ij 1 s m a, van Bandoeng naar Heerlen. Mevr. J. C. S. M. Bijlsma—S c h u u rm a n s, van Hilversum naar Heerlen. H. J. d e B o i s, van Lochem naar Deventer. J. H. W. N o t a, van Oegstgeest naar Leiden. W. C B u r g e r , van Scheveningen naar Djakarta, P. H a v e r k a m p , van Amsterdam, naar Deventer. H. H. W. H o g e r z e i l , van Djakarta naar Zwolle. J. F. A. B e i n s, van Bandoeng naar Amsterdam. H. J. P i e r s , van Heer Hugowaard naar Koedijk. A. N a p , van Djakarta naar Groningen. T. G r a a t s m a , van Sijbrandaburen naar Haarlem. 384
V. H. H a a g, van Rotterdam naar Utrecht. A. K. W i e r s u m, van Utrecht naar Assen. Mevr. A. G. W i e r s u m—d e K w a a d s t e n i e t , van Utrecht naar Assen. A. v a n d e r V a l k , van Amsterdam naar Utrecht. Mej. G o u w W i e Lie, van Bilthoven naar Amsterdam. Mej. T. H. Bos, van Groningen naar Franeker. H. J. S u i d i n g , van Groningen naar Blijham. H. G. S c h r o k , van Haarlem naar Nijmegen. Mevr. G. L. M. S c h o n k—P e r i'k, van Klazienaveen naar Ahnelo. A. H. M. H a b e t s , van Oss naar Mheer (L.). B. P. B r o u w e r s , van Valthermond naar Emmen. Mej. A. T h i e r r y , van Wassenaar naar Voorburg. NIEUWE LEDEN: A. K. D ij k h u i 2 e n, Alkmaar. A. H. S y r i e r, Amsterdam. W. O e s t e rr e i c h e r , Bakkum. Mevr. G. M. Remmelts—Schooten, Dalen. W. C de Boer, Dordrecht. H. B. v a n 't H o f f, Dordrecht. P. J. K o o p m a n, Dordrecht. J. W. v a n G a l e a r , Groningen. P. J. E. H o v i n g h , Groningen. B. Mo 1 a nus, Groningen. W. C. M. v a n H i n s b e r g h , Helvoirt. D. L i m b u r g , Leiden. A. P. M a a s s e n, Leiden. F. J. L. J. M. H a a s e, Lisse. H. F. C r o e s, Oegstgeest. J. A. C r e z e e , Rijsoord. J. H. R. v. d e r Pas, Tilburg. G. H. W. L. S l o b t , Tilburg. J. H. V e e n e n d a a l , Utrecht. J. A. Ross, Vlissingen. J. Th. M. B e r k h o u t , Zeist. H. B. M e e r d i n k, Zeist. OVERLEDEN: J. Leyh, Haarlem. J. B e e k e r , Hippolytushoef. In het M.C.-blad d.d. 6 April 1950, no. 14, staan als nieuwe leden vermeld; H. M. v a n d e n B e r g , Rotterdam en E. J. d e V r i e s R o b 1 e s, Rotterdam, dit berust op een vergissing. Deze beide artsen zijn geen leden der Mij. Amsterdam, 11 Mei 1950.
385