4.5 Onderwijskundig ICT-plan Werkveld Datum Vastgesteld Advies GMR Fidarda Advies GMR SKOD
Materiële zaken September 2013 CvB d.d. 4 december 2013 d.d. 15 oktober 2013 d.d. 31 oktober 2013
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................... 4
Aanleiding en noodzaak ............................................................................................................... 5 De maatschappelijke werkelijkheid......................................................................................................5 De plaats van het onderwijs ................................................................................................................5 De toekomstige situatie van het onderwijs..........................................................................................6 Conclusie ..............................................................................................................................................7
Doelen en functie ......................................................................................................................... 9 Hoofdlijnen ...........................................................................................................................................9 Richtinggevend ....................................................................................................................................9 Hefboomfunctie ...................................................................................................................................9
Visie van de Stichting op onderwijs en de digitalisering ervan .......................................................10 Geldende kernwaarden ..................................................................................................................... 10 Geldende visie .................................................................................................................................. 10 Te hanteren doelstellingen en uitgangspunten ................................................................................ 11 De visie op onderwijs en de digitalisering ervan .............................................................................. 11
Ontwikkeling en uitwerking .........................................................................................................12 Integrale ontwikkeling ....................................................................................................................... 12 Het Vier in Balans - model ................................................................................................................ 12 Cyclische ontwikkeling....................................................................................................................... 14 De lerende organisatie ..................................................................................................................... 14
Uitgangspunten voor onderwijskundig beleid met behulp van ICT ................................................15 Ontwikkelingen.................................................................................................................................. 15 Elementen ........................................................................................................................................ 15
Onderwijskundig ICT-plan
2
Bijlagen .......................................................................................................................................18
1. Stappenplannen m.b.t. implementatie .................................................................................... 18 Op bestuurlijk niveau................................................................................................................ 18 Op schoolniveau ...................................................................................................................... 19 2. Routekaart (tijdsplanning)........................................................................................................ 21
Bronnen ......................................................................................................................................22
Onderwijskundig ICT-plan
3
Inleiding Voor u ligt het eerste Onderwijskundig ICT-beleidsplan van de Stichtingen Fidarda en SKOD. Het is bedoeld om de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen te laten samenvallen met ontwikkelingen in het onderwijs, zodat het onderwijs dat op onze scholen van beide Stichtingen wordt gegeven eigentijds, toekomstgericht en duurzaam is. Daarnaast biedt het een kader om het huidige ICT-beleid dat gericht is op infrastructuur, hardware en software een onderwijskundige richting te geven. Deze ontwikkeling een absolute noodzaak in de huidige tijd. Wie kent ze immers niet: de leerlingen die ’s ochtends na het opstaan de IPad pakken en de nodige games hebben gespeeld voordat ze naar school gaan? En die na schooltijd via diverse media contact hebben met ander kinderen, informatie opdoen over de zaken die hen interesseren, muziek luisteren via gedownloade bestanden, enz.? Wij willen en zullen mee moeten met ons onderwijs in deze ontwikkelingen!!! Het kan dus niet langer dat wij dan vervolgens de kinderen van 8.30 uur tot 15.30 uur in de lokalen van de school laten zitten en ze daar laten “zien hoe het vroeger was”, m.a.w. dat ze dus eigenlijk plaats nemen in een museum klas!
Onderwijskundig ICT-plan
4
Aanleiding en noodzaak In onze maatschappij voltrekken vele veranderingen zich in rap tempo, met name waar de technologische ontwikkelingen een rol spelen. Deze ontwikkelingen laten ouders, opvoeders en leerkrachten stilstaan bij datgene wat we onze kinderen moeten bieden om hen voor te bereiden op een volwaardige rol in de huidige en toekomstige samenleving. En wat betekent dat dan voor het onderwijs dat we aan hen moeten geven? Wat moeten we hen leren en hoe doen we dat? En wat zijn de ontwikkelingen waar we rekening mee moeten houden? De maatschappelijke werkelijkheid Onze samenleving raakt sinds het laatste decennium van de vorige eeuw in snel toenemende mate gedigitaliseerd. Dit komt met name tot uitdrukking in de constante en directe communicatie via diverse media, de toegankelijkheid van informatie en het uitvoeren van procedures. De overheid en het bedrijfsleven zijn sectoren die (deels noodgedwongen en reactief, deels anticiperend) inspelen op deze ontwikkelingen. Denk respectievelijk maar eens aan het digitaal invullen van de belastingaangifte, de opkomst van webwinkels, enzovoort. De technologische ontwikkelingen stellen ons in staat om de digitalisering steeds verder en adequater door te voeren in ons dagelijkse leven. Het gebruiksgemak van “handheld” computers en de enorme mogelijkheden die deze middelen bieden zorgen voor een permanente aanwezigheid van de digitalisering in ons dagelijkse leven. De leerlingen van nu zijn mensen die nooit zonder digitale technologieën hebben geleefd, in tegenstelling tot de meeste van hun onderwijsgevenden. Deze categorie leerlingen noemde Prensky al in 2001 “digitale autochtonen”, Wim Veen heeft het over “ Homo Zappiens”: mensen die geen wereld kennen zonder internet, IPad en mobiele telefoon. Jongeren die gewend zijn aan een virtuele werkelijkheid als serieuze en logische uitbreiding van hun fysieke realiteit! Deze nieuwe generatie leerlingen heeft hierdoor een andere kijk op leerprocessen (autonomie en zelfredzaamheid), organisatievormen (leren via netwerken, niet alleen maar tijdens de schooluren), hiërarchie (de rol van de leerkracht als enige informatiebron), omgaan met en delen van kennis (kennis consumeren en produceren, “prosumeren”). Dit heeft grote gevolgen voor hun verwachtingen over het onderwijs dat zij gaan genieten. De grote vraag is dan ook: kunnen de scholen, met behoud van hun onderwijskwaliteit, het onderwijs afstemmen op die hedendaagse verwachtingen en mogelijkheden? En: kunnen de scholen die onderwijskwaliteit zelfs verhogen met gebruikmaking van de ze ontwikkelingen? De plaats van het onderwijs Het onderwijs maakt deel uit van onze samenleving. Sterker nog: het is een werkgebied dat grote invloed heeft op de vormgeving daarvan. De opvoeding van jonge mensen en het hen verschaffen van kennis en vaardigheden om in de toekomst volwaardig te kunnen functioneren geeft ons de gelegenheid om die samenleving mede te vormen. Daarom willen we het onderwijs benutten om jonge mensen zo te vormen dat ze op een construerende manier kunnen deelnemen aan de maatschappij. De vormgeving van het onderwijs zal altijd deels reactief, anticiperend en initiërend moeten zijn. Scholen moeten inspelen op de bestaande maatschappelijke ontwikkelingen en de daarbij benodigde houding, kennis en vaardigheden van de leerlingen. Daarnaast echter zal het onderwijs vooral moeten nadenken over de samenleving zoals die er over bijvoorbeeld twintig jaar uitziet. We leiden tenslotte mensen op tot het als volwassene volwaardig kunnen functioneren in die toekomstige maatschappij. Geen gemakkelijke taak, want in de geschiedenis van de mensheid hebben de veranderingen zich nog nooit in zo’n hoog tempo en in zo’n brede omvang voorgedaan als in deze tijd Welke vaardigheden en houdingsaspecten zijn voor individuen en groepen in de toekomst cruciaal? Hoe dient om te worden gegaan met concrete kennis? Wat betekent dat voor het instituut “school”? Wat betekent dit voor de inhoud en organisatie van ons onderwijs, de middelen die we gebruiken en
Onderwijskundig ICT-plan
5
voor de rol en functie van de onderwijsgevende? Zomaar wat vragen die ertoe doen. Vragen die veel denkwerk geven en weer volgende vragen zullen oproepen. Voor deze opdracht staat het onderwijs anno nu. Antwoorden op de vragen zullen altijd tijdelijke antwoorden zijn, zeker als technologische ontwikkelingen zich zo snel blijven voltrekken zoals dat nu gebeurt. Het adequaat kunnen blijven inspelen op die ontwikkelingen vraagt een stevige basis, een blijvend kader van principes en uitgangspunten met betrekking tot “goed” onderwijs. Dit kader noemen we van oudsher “visie”, een visie die zorg draagt voor zekerheden in het denken over en handelen binnen het te geven onderwijs. Deze visie zal duurzaam richting moeten geven aan wat goed onderwijs inhoudt, vanuit didactiek en pedagogiek. Het is de grote opdracht van schoolbesturen en haar scholen om bij het verwezenlijken van deze duurzame uitgangspunten de onontkoombare digitalisering te benutten en het onderwijs er zelfs mee te versterken. De toekomstige situatie van het onderwijs. In de vorige paragraaf werd gesproken over “goed” onderwijs. Wat is “goed” onderwijs? Sinds mensenheugenis verschillen de meningen daarover. Diverse invalshoeken vanuit pedagogiek en later didactiek hebben sinds het midden van de 19e eeuw gezorgd voor een levendige en diverse onderwijswereld. Denk bijvoorbeeld aan de scholen die vanuit diverse concepten werken zoals Dalton, Jenaplan, Montessori, enzovoort. Al die benaderen pedagogiek en didactiek vanuit een verschillend perspectief. Elke vorm van onderwijs heeft daarbij een eigen visie en inzicht over wat goed onderwijs is. Als Stichtingen is het belangrijk om te kijken welke aspecten uit de onderwijsvernieuwing aansluiten bij de eigen visie van Fidarda / SKOD. Maar het behoud van de sterke aspecten van al deze invalshoeken (en ze desnoods als “oude wijn in nieuwe zakken” herbenoemen) en ze daadwerkelijk (blijven) inzetten is essentieel. Door de ontwikkelingen een plaats te geven in het onderwijs hoeft het pedagogisch concept niet te veranderen, het zal er alleen maar door versterkt kunnen worden. In het huidige tijdsgewricht zijn ook nieuwe ontwikkelingen gaande die richting kunnen geven aan het zo adequaat mogelijk formuleren van een visie op goed onderwijs. Een goed voorbeeld daarvan is het relatief nieuwe wetenschappelijke inzicht dat individuele leerlingen heel veel leren van en met andere lerende mensen en het daarbij verwoorden van het geleerde aan elkaar. Leerlingen die verantwoordelijkheid krijgen voor hun eigen leerproces gaan gemotiveerder aan het werk dan dat zij afhankelijk zijn van opdrachten de leerkrachten. Het concept van coöperatief leren en werken. Ook worden daarbij nieuwe inzichten gehanteerd die een sterke relatie leggen tussen de neurologische ontwikkeling van het brein en het leerproces bij een leerling. Lees Jelle Jolles’ “Ellis en het verbreinen” er maar eens op na! Wat te denken van de door de Universiteit van Princeton onderzochte en vastgestelde wetenschap dat iemand die leert dat vooral doet door “te doen” (70%), door samen te werken met anderen (20%) en dat slechts 10% van de leeropbrengsten voortkomt uit formele sessies zoals instructies door leerkrachten ……. Zomaar drie ontwikkelingen die met elkaar te maken hebben en die van grote invloed kunnen zijn op het formuleren van een visie, maar vooral ook op het vormgeven van het dagelijkse onderwijs in de school en in de groep! Daarnaast zijn er natuurlijk de technologische ontwikkelingen van onze tijd die zorg dragen voor een andere onderwijsomgeving via digitalisering. Door bijvoorbeeld veelvuldig gebruik te maken van illustraties in beeld via het digibord (digitaal schoolbord) doen we na al recht aan het aloude principe van “één beeld zegt meer dan duizend woorden”. Een zegen voor de visueel ingestelde leerling! Over leerstijlen gesproken …..
Onderwijskundig ICT-plan
6
Werken door leerlingen met computers, of het nu desktops, notebooks, laptops of tablets zijn, zorgt voor een ongekende dynamiek in het leerproces. Onmiddellijke feedback op het gemaakte werk, instructiefilmpjes bekijken, het bijhouden van een portfolio, het spelen van educatieve games. Het zijn aspecten die leiden tot een motiverend en adequaat leerproces. Een leerproces dat sterk afwijkt van onze huidige leeromgeving. Tenslotte wordt er vanuit pedagogiek en didactiek momenteel steeds meer vorm gegeven aan twee aspecten van leren die in de naaste en verdere toekomst dominant zullen zijn in het creëren van leeren onderwijsprocessen: @ vanuit pedagogiek: aansluitend bij de door Prof. Dr. Luc Stevens geformuleerde pedagogische basisbehoeften van relatie, competentie en autonomie wordt veel kracht toegekend aan het eigenaarschap van het eigen leerproces door de leerling. Dit eigenaarschap bestaat uit het zelf (onder begeleiding) keuzes maken door de leerling met betrekking tot inhouden, leeractiviteiten, toetsing en verantwoording en presentatie. Deze keuzes zullen leiden tot een verhoogde intrinsieke motivatie bij de leerling, die een grotere betrokkenheid op inhoud , activiteiten en resultaat zal opleveren. @ vanuit didactiek: steeds meer wint het inzicht terrein dat het leerproces van leerlingen zich niet persé op een natuurlijke manier laat verdelen in vooraf vastgestelde en uniforme “hapklare brokken”. Leerlingen hebben op onderdelen hun leerbare periodes, vinden het onlogisch wanneer ze van een motiverend onderwerp worden afgehaald en willen graag de verbanden zien tussen de diverse kennis- en vaardigheidsaspecten waarmee ze bezig zijn. Het verdelen van leerstof in min of meer geforceerde tussendoelen en leerstofeenheden (via bijv. de methoden) past niet daarbij. Ook de inrichting van die methodische leerstofeenheden voldoet regelmatig niet aan de onderwijsbehoeften van de leerling. Daarom wordt er steeds meer gewerkt vanuit de leerlijnen die zijn vastgesteld op basis van de kerndoelen en referentieniveaus, waarbij de leerlingen en leerkrachten in staat worden gesteld zich te bewegen door die leerlijnen op een manier zoals die past bij de leerling. Duidelijk mag zijn dat deze twee aspecten elkaar versterken: vanuit eigenaarschap mogen meedenken over de invulling van het eigen leerproces op inhoud en activiteiten zorgt voor een passend en motiverend onderwijsleerproces. De toepassing van deze twee kenmerken wordt vervolgens door het digitaliseren van het leerproces inhoudelijk en organisatorisch nog beter mogelijk gemaakt. Ziedaar de relatie tussen drie belangrijke ontwikkelingen in het onderwijs. Conclusie Er worden van onze leerlingen andere vaardigheden gevraagd in de toekomst, vooral op de manier waarop we gaan werken en gaan leven. Dit heeft consequenties voor de manier waarop wij ons gaan ontwikkelen en hoe we dit gaan organiseren. We zullen met zijn allen langer en harder moeten werken om in de toekomstige kennissamenleving een rol te kunnen blijven spelen. In onze huidige kennissamenleving, die internationaal werkt, die is omgeven door ICT en media en waarin mensen in flexibele en dynamische netwerken opereren, zijn specifieke 21ste-eeuwse vaardigheden nodig. Naast kennis van taal en rekenen zijn bijvoorbeeld hoeveelheden informatie, mediawijsheid, flexibiliteit, het kunnen communiceren en samenwerken minstens zo belangrijk om succesvol te zijn. ICT speelt hierbij een dominante rol. Er zijn maar weinig aspecten in de samenleving die niet op de een of andere manier verweven zijn met ICT. Het gaat hierbij veel verder dan het simpelweg automatiseren van activiteiten. In toenemende mate grijpt ICT in op de context waarin mensen leven en werken. Het is een extra instrument bij het tot stand komen van relaties, het doorbreekt natuurlijke barrières en is een motor bij vernieuwing. Onze scholen lopen echter tegen barrières aan die het didactisch inzetten van ICT bemoeilijken. Het is zaak deze barrières te doorbreken en het onderwijsaanbod, de organisatie en vormgeving van het
Onderwijskundig ICT-plan
7
onderwijs, de ontwikkelvraag van de leerling en de maatschappelijke behoefte meer op elkaar te laten aansluiten dan nu het geval is. We moeten op zoek naar nieuwe combinaties tussen ICT, vakinhoud en didactiek. Om deze combinatie te vinden, moet iedere school binnen onze Stichtingen de flexibiliteit en het lerend vermogen vergroten om in te kunnen spelen op elke werkelijkheid, hoe die zich ook voordoet. Dit lukt alleen als de school werkt vanuit een door het hele team gedragen visie en de benodigde ruimte en verantwoordelijkheid geeft aan de vakmensen die het onderwijs moeten realiseren, De scholen van nu die zich willen inrichten voor de maatschappij en het onderwijs van de komende decennia doen er goed aan op bovengenoemde ontwikkelingen, bestaande sterke elementen en barrières te reflecteren en ze op een passende wijze te integreren in hun ontwikkeling. Door te voldoen aan deze ontwikkeling kan er worden gezorgd voor opbrengstbewust en passend onderwijs, een opdracht die voortkomt vanuit de huidige maatschappelijke inzichten over onderwijs. Maar wellicht belangrijker is nog dat op deze wijze recht kan worden gedaan aan het leerproces en de kenmerken van leerlingen in de 21e eeuw!
Onderwijskundig ICT-plan
8
Doelen en functie Hoofdlijnen Dit beleidsplan heeft tot doel om vanuit visie op bestuurlijk en strategisch niveau op hoofdlijnen inhoudelijk onderwijsbeleid te formuleren dat recht doet aan de integratie van bovengenoemde maatschappelijke, wetenschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen. Richtinggevend Het geformuleerde beleid dient daarmee richtinggevend te zijn voor het specifieke onderwijskundig beleid dat de individuele scholen van de Stichtingen in de komende jaren gaan uitzetten bij het creëren van adequaat, kwalitatief hoogwaardig, duurzaam en eigentijds onderwijs aan de leerlingen. In het bijzonder wil het beleidsplan daarbij op inhoudelijk- en organisatorisch niveau richting geven aan de digitalisering van het onderwijs als onmisbaar facet van de eigentijdse en opbrengstgerichte leeromgeving. Van belang is daarbij dat het huidige onderwijskundige beleid op strategisch, tactisch en operationeel gebied wordt geïntegreerd, zowel op bestuurlijk- als op schoolniveau. Hefboomfunctie Hiermee kan dit Onderwijskundig ICT-plan dienen als hefboom voor de bedoelde ontwikkeling op alle scholen van de Stichtingen. De hefboomfunctie zal tot zijn volle recht komen wanneer er sprake is van vanuit visie geformuleerd beleid op het gebied van onderwijs en de rol van digitalisering ervan. Visie en beleid dat door alle participanten wordt gedragen in principiële en uitvoerende zin. Tenslotte zal het beleidsplan op cyclische wijze worden opgebouwd en uitgevoerd (PDCA), zodat er sprake kan zijn van een instrument dat leidt tot integrale en duurzame ontwikkeling.
Onderwijskundig ICT-plan
9
Visie op onderwijs en de digitalisering daarvan Geldende kernwaarden Fidarda en SKOD worden, volgens hun Stichtingsondernemingsplannen 2011-2015, als onderwijsorganisaties gekenmerkt door vijf kernwaarden, namelijk: - Kind-gericht zijn - Katholiek-en interconfessioneel - gericht zijn - Toekomst-gericht zijn - Resultaat-gericht zijn - Maatschappij-gericht zijn Deze vijf kernwaarden omvatten elk een aantal aspecten die beide Stichtingen als leidraad zien voor hun acties en voor hun beleid in de toekomst. Per kernwaarde hierbij een aantal genoemde aspecten die relevant zijn voor dit beleidsplan: Kind-gericht zijn: - zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van kinderen staat voorop Katholiek-en interconfessioneel - gericht: - actieve levensbeschouwelijke vorming op ieder niveau binnen de school Toekomst-gericht: - het onderwijs is vernieuwend en hanteert diverse onderwijsconcepten - er worden moderne onderwijsmethoden en lesmaterialen gebruikt - ICT is geen doel op zich maar een belangrijk hulpmiddel - we spelen in op maatschappelijke ontwikkelingen Resultaat-gericht: - het onderwijs is van hoge kwaliteit - de medewerkers zijn professionals, die onderwijs op maat bieden - kinderen kunnen hun talenten veelzijdig ontwikkelen, cognitief, creatief én sociaal - kinderen worden optimaal toegerust voor het voortgezet onderwijs Maatschappij-gericht: - midden in de samenleving staan - uitgaan van verschillen tussen kinderen - de medewerkers zien ouders als educatieve partners Geldende visie Fidarda en SKOD hebben vanuit deze kernwaarden inde Stichtingsondernemingsplannen 2011-2015 de volgende visie op onderwijs verwoord: Fidarda en SKOD willen aan alle kinderen onderwijs bieden in een veilig pedagogisch klimaat, waar aandacht is voor de individuele mens en gewerkt wordt aan de talenten van ieder kind. Wij gaan ervan uit dat ons onderwijsaanbod bijdraagt aan de totale geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen op weg naar de volwassenheid. Zij zullen op actieve en positieve wijze deel kunnen nemen aan onze samenleving. Om met professor Stevens te spreken: opvoeding en onderwijs gericht op: competentie: geloof en plezier in eigen kunnen en weerbaar zijn relatie: het gevoel dat mensen je waarderen en met je om willen gaan onafhankelijkheid: het gevoel iets zelfstandig te kunnen doen moraliteit: zedelijkheid, tonen aan elkaar van fatsoen en respect en correctheid optreden jegens elkaar. Deze samen dragen bij aan de vorming van een authentiek en zelfbewust kind.
Onderwijskundig ICT-plan
10
Te hanteren doelstellingen en uitgangspunten In de uitwerking van deze visie worden, op tactisch niveau, onder andere de volgende doelstellingen en uitgangspunten benoemd (in willekeurige volgorde weergegeven): - kwalitatief hoogwaardig onderwijs - optimale ontwikkeling van leerlingen - uitgaan van de authenticiteit van ieder kind - de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van ieder kind - ontmoeting staat centraal - de lerende organisatie als uitgangspunt voor het continu werken aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs - levenslang leren als uitgangspunt - diversiteit aan onderwijsconcepten voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 14 jaar - visie op de rol van ICT voor het onderwijsleerproces - onderwijs gericht op optimale, cognitieve, creatieve, sociale én emotionele ontwikkeling - leerlingen zijn in staat om te gaan met moderne communicatiemiddelen (zoals e-mail, internet)
-
de scholen hebben heldere, toekomstbestendige onderwijsconcepten.
-
de scholen werken opbrengstgericht en opbrengstbewust
De visie op onderwijs en de digitalisering ervan Vanuit deze geformuleerde kernwaarden, visie, doelstellingen en uitgangspunten en vanuit de eerder geduide maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen luidt de visie van Fidarda en SKOD op onderwijs en de digitalisering ervan: In de huidige (kennis)samenleving die internationaal opereert, die omgeven is door technologie en media en waarin mensen in flexibele en dynamische netwerken opereren, zijn specifieke 21e-eeuwse vaardigheden nodig. Naast kennis van taal en rekenen zijn bijvoorbeeld creativiteit, het kunnen omgaan met grote hoeveelheden informatie, mediawijsheid, flexibiliteit en het kunnen communiceren en samenwerken minstens zo belangrijk om succesvol te zijn. ICT speelt hierbij een dominante rol. Het is belangrijk dat iedereen ICT en nieuwe media op zijn waarde kan inschatten en in staat is de beschikbare toepassingen op een verantwoorde manier te gebruiken. Het gaat om het vergaren van voldoende kennis, vaardigheden en mentaliteit om bewust, kritisch en actief mee te doen in de wereld van vandaag en morgen. Niet alleen om zo alle mogelijkheden te benutten, maar ook om te leren omgaan met de exponentieel groeiende hoeveelheid beschikbare informatie die elke dag op ons afkomt. Het is aan de scholen van Fidarda en SKOD om kinderen hierin wegwijs te maken en ze bij hun ontwikkeling te steunen. Het is zaak daartoe het onderwijsaanbod, de organisatie en vormgeving van het onderwijs, de ontwikkelvraag van de leerling en de maatschappelijke behoefte (nog) meer op elkaar te laten aansluiten dan nu het geval is. Hierbij willen we aansluiten bij de ontwikkelingen die leiden tot het leren vanuit eigenaarschap van de leerling en het aanbieden van leerinhouden vanuit de geldende leerlijnen. Fidarda en SKOD willen vormgeven aan een participatieve leercultuur. We gaan daarbij op zoek naar nieuwe combinaties tussen ICT, vakinhouden en didactiek en willen een rijke voedingsbodem voor onderwijs genereren waarin leergierigheid behouden blijft en intrinsieke nieuwsgierigheid en de motivatie zich een leven lang te willen blijven ontwikkelen wordt gestimuleerd. ICT is een cruciale bouwsteen, zowel uit onderwijskundig- als bedrijfsmatig oogpunt. Het maakt het onderwijs boeiend, inspirerend en aantrekkelijk voor elke leerling in diverse leersituaties. Daarnaast is ICT noodzakelijk om de organisatie van het onderwijs zodanig vorm te geven dat ze recht doet aan individuele ontwikkeling en effectief en efficiënt omgaat met de beschikbare middelen en leertijd. Tenslotte dient ICT bij te dragen aan het educatieve partnerschap tussen de ouders van leerlingen en de school, via een geïntensiveerde en interactieve communicatie waarin de volwaardigheid van alle betrokkenen tot zijn recht komt.
Onderwijskundig ICT-plan
11
Ontwikkeling en uitwerking In de uitwerking van het beleidsplan zal worden gewerkt volgens een indeling op twee niveaus: bestuurlijk Individuele scholen Integrale ontwikkeling Bij de uitwerking en uitvoering van de geformuleerde visie willen we werken vanuit het concept van integrale ontwikkeling. Kenmerk hiervan is dat ontwikkeling simultaan plaatsvindt op een aantal onderdelen, die elkaar daardoor onderling versterken. Deze integraliteit is herkenbaar op een aantal manieren in de indeling en de aanpak van de ontwikkeling. Allereerst dient op bestuurlijk niveau sprake te zijn van een integrale ontwikkeling waarbij aan diverse beleidsterreinen tegelijkertijd wordt gewerkt: het ontwikkelen van een onderwijskundige visie en de rol van ICT in onderwijs het binnen personeelsbeleid formuleren van beleid met betrekking tot het professionaliseren van docenten op het gebied van ICT en haar plaats in het onderwijs ICT-beleid op de infrastructuur, met betrekking tot hardware en software de realisatie van gewenste ontwikkeling vanuit financieel perspectief Ten tweede vindt er een integrale ontwikkeling plaats tussen het bestuurlijk niveau en het niveau van de individuele scholen. Het geformuleerde beleid vindt zijn weerslag in de vormgeving ervan op de scholen, waarna deze ontwikkeling vanuit de cyclische werkwijze weer van invloed zal zijn op de inhoud van het geformuleerde beleid. Tenslotte vindt ook op schoolniveau de ontwikkeling plaats op integrale wijze, volgens het “harkmodel”. Hieronder verstaan we een gelijktijdige en elkaar beïnvloedende ontwikkeling van de drie “tanden”: leeromgeving, organisatie van het onderwijs en de rol van de leerkracht. Een simultane ontwikkeling van deze elementen zorgt voor een wederzijdse versterking van de ontwikkeling en de duurzaamheid ervan. Het Vier in Balans-model De Stichtingen willen de ontwikkeling op beide niveaus vormgeven vanuit het Vier in balans-model. Dit model is erop gebaseerd dat invoering van ICT in het onderwijs meer kans van slagen heeft bij een evenwichtige en samenhangende inzet van vier bouwstenen: visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ICT-infrastructuur. Een korte toelichting op de bouwstenen:
Visie: de opvatting van de school (stichting) over wat goed onderwijs gericht naar de toekomst is en hoe de school (stichting) dat wil realiseren. De visie omvat de doelstellingen van de stichting, school, de rol van leraren, leerlingen en management, de inhoud van het onderwijs en de leermiddelen die worden ingezet.
Deskundigheid: de kennis en vaardigheden van leraren om onderwijsdoelstellingen met behulp van het hulpmiddel ICT te bereiken. Daarbij gaat het niet alleen om technische vaardigheden, maar ook om kennis van didactiek en vakinhoud en om een zinvol verband tussen deze drie.
Digitaal leermateriaal: alle formele en informele digitale educatieve content. Formeel leermateriaal is materiaal dat speciaal voor het onderwijs gemaakt is.
ICT-infrastructuur: beschikbaarheid en kwaliteit van computers, netwerken en internetverbindingen. Ook elektronische leeromgevingen en het beheer en onderhoud van ICT-voorzieningen vallen hieronder.
Onderwijskundig ICT-plan
12
In het onderwijs moeten de vier bouwstenen zorgvuldig op elkaar worden afgestemd. Vooral wanneer er leerprocessen worden ontworpen, gefaciliteerd en uitgevoerd. Leerkrachten spelen hierin een cruciale rol, maar daarnaast is leiderschap nodig om het proces aan te sturen en condities voor samenwerking met andere professionals te scheppen.
Het Vier in balans-model geeft richting aan de ontwikkeling van het ICT-beleid en aan de uitwerking ervan. Het laat betrokkenen nadenken over het waarom en hoe van goed onderwijs, de inrichting van het beoogde onderwijs en welke investeringen daarvoor nodig zijn. Een belangrijk uitgangspunt is: start met de menselijke factoren (visie en deskundigheid), daarna de materiële factoren (leermateriaal en infrastructuur). In publicaties van Kennisnet werd deze route ook wel Onderwijsgedreven innovatie genoemd (Law, 2008; De Koster, 2009). De omgekeerde route, die begint bij techniek of het digitaal leermateriaal, wordt ook techniekgedreven of materieelgedreven innovatie genoemd.
Onderwijskundig ICT-plan
13
Cyclische ontwikkeling Middels stappenplannen zal voor beide niveaus via het maken van een meerjarig Projectplan op tactisch niveau een ontwikkeltraject worden geschetst, dat op cyclische wijze zal worden ingericht. Een cyclisch ontwikkelproces is juist op het gebied van digitalisering van het onderwijs van het grootste belang. In geen enkel ander werkgebied zijn de ontwikkelingen zo veelvuldig en voltrekken ze zich in zo’n hoog tempo. Daarom is het nodig op structurele en heel frequente wijze de ingezette ontwikkelingen te evalueren, het beleid te verfijnen en de vormgeving ervan te verbeteren. Deze werkwijze vindt plaats door het systematisch hanteren van de PDCA-cirkel op beide niveaus, zowel in de beleidsdocumenten als in de feitelijke uitvoering van het beleid.
Het Projectplan wordt op operationeel niveau uitgewerkt in Jaarplannen. Om de ontwikkeling op het gebied van de digitalisering van het onderwijs en het creëren van een eigentijdse leeromgeving in het reguliere kwaliteitszorgbeleid te integreren zal er een constante link worden gelegd tussen het Projectplan, de daaruit voortvloeiende Jaarplannen en de respectievelijke Schoolondernemingsplannen, Schoolondernemingsjaarplannen en Schooljaarverslagen. De lerende organisatie Fidarda en SKOD willen op bestuurlijk- en schoolniveau vanuit hun visie een lerende organisatie creëren waarin het leren met en van elkaar door medewerkers centraal staat. Op bestuurlijk niveau organiseert het daartoe frequent interne netwerkbijeenkomsten voor respectievelijk schoolteams, delen van schoolteams (bouwen), medewerkers met specifieke taken (coördinatoren, intern begeleiders) en schoolleiders. Deze bijeenkomsten zullen worden ingevuld met het uitwisselen van ervaringen en ideeën, intervisie en inhoudelijke informatie over aspecten die voor de aanwezige doelgroep relevant zijn in de ontwikkeling via interne en externe expertise. Daarnaast wordt een structuur gecreëerd waarin leerkrachten van verschillende scholen elkaar via collegiale consultaties kunnen bezoeken tijdens het uitvoeren van hun lesgevende taak. Tenslotte worden vertegenwoordigers van de individuele scholen in de gelegenheid gesteld om te participeren in relevante externe netwerken en om gerichte scholingsbijeenkomsten te bezoeken. Op schoolniveau zal de lerende organisatie bestaan uit team- en bouwbijeenkomsten waarin aandacht is voor het uitwisselen van ervaringen en ideeën, intervisie en inhoudelijke informatie over aspecten die voor de schoolontwikkeling relevant zijn via de input vanuit netwerken, scholingsbijeenkomsten en interne en externe expertise. Ook worden er collegiale consultaties georganiseerd waarbij de leerkrachten elkaar bezoeken tijdens het uitvoeren van hun lesgevende taak.
Onderwijskundig ICT-plan
14
Uitgangspunten voor onderwijskundig beleid met behulp van ICT De pijlers onder het primair onderwijs zijn sfeer, didactiek en leiderschap. ICT is hierin een cruciale bouwsteen, zowel uit onderwijskundig- als bedrijfsmatig oogpunt. ICT maakt het onderwijs boeiend, inspirerend en aantrekkelijk voor elke leerling in elke situatie. Daarnaast is ICT noodzakelijk om de organisatie van het onderwijs zodanig vorm te geven dat ze recht doet aan individuele talentontwikkeling en effectief en efficiënt omgaat met de beschikbare middelen. Om alle mogelijkheden van ICT te benutten is het belangrijk dat individuele scholen een inrichting kiezen die aansluit op het eigen profiel, de onderwijsvisie en aanwezige karakteristieken in en om de school. Hoewel voor elke school de aanpak per definitie uniek is, is het uitgangspunt bij elke ontwikkeling dat zinvolle en duurzame inzet van ICT voor onderwijsdoeleinden alleen mogelijk is als de bouwstenen visie, deskundigheid, ICT-infrastructuur en digitaal leermateriaal evenwichtig worden ingezet. Daarnaast wordt als uitgangspunt gehanteerd dat, hoewel leerkrachten een cruciale rol spelen, het voor hen individueel niet mogelijk is om deze samenhang te realiseren. Daarvoor is ook leiderschap nodig. Het is aan het bestuur en de schoolleider om te initiëren, stimuleren in inspireren zodat de ruimte en condities voor ondersteuning en samenwerking in de school worden gecreëerd. Vanuit de visie op onderwijs van de Stichtingen , de aansluitende visie op de digitalisering ervan, alsmede de geschetste ontwikkelingen en uitgangspunten worden in deze paragraaf inhoudelijke ontwikkelingen en elementen geschetst. Het zijn ontwikkelingen en elementen die samen voor de uitvoering van de visie gaan zorgen, “hoe laten we het zien?” Het geeft een kader van inhoudelijke uitgangspunten waarop de individuele scholen hun onderwijskundig beleid kunnen enten, rekening houdend met hun eigen pedagogische en didactische identiteit en hun situationele factoren. Een kader dus waarbinnen elke school haar eigen identiteit kan bevestigen en versterken. Ontwikkelingen Als het om “leren” gaat is er in de samenleving al langere tijd een ontwikkeling gaande die op dit moment mondjesmaat (!) bij het onderwijs binnendruppelt. Het gaat daarbij om de verschuiving van het leren in een representatieve cultuur (het passief consumeren van eenzijdig aangeboden reproductieve kennis) naar het leren in een participatieve cultuur: de leerling neemt vanuit het recht op initiatief actief deel aan en denkt actief na over het eigen leerproces. In deze participatieve cultuur worden vaardigheden benut die al sinds mensenheugenis in de lerende mens zitten: de behoefte aan autonomie, competentie en relatie, het hebben van nieuwsgierigheid en intrinsieke motivatie. Door toepassing van moderne middelen, technologieën en didactiek worden ook de vaardigheden die in de huidige tijd ontstaan opgeroepen en benut. Hiermee worden bij de leerlingenvoorwaarden gecreëerd die bij hen zullen leiden tot een leven lang leren, voornamelijk buiten de muren van het schoolgebouw. Leren voor en na de dagelijkse schooltijden, maar ook tot ver na hun schoolcarrière. Elementen Hieronder worden elementen beschreven die richting geven aan het vormgeven van een participatieve leercultuur. Elementen die door de scholen moeten worden geïntegreerd om te komen tot de gewenste ontwikkeling. # het creëren van motiverend onderwijs Motiverend onderwijs wordt tot stand gebracht via acht principes die ingebouwd moeten zijn in de leeromgeving: vertrouwen uitdaging zelfsturing relevantie immersie
Onderwijskundig ICT-plan
15
passie talent samenwerken. Gebruikmaking van ICT zal bijdragen aan de organisatie en inhoudgeving van deze aspecten. Daarnaast zal het gebruik van digitale software en middelen ook de intrinsieke motivatie van de leerlingen verhogen omdat die de vele mogelijkheden ervan (leren) kennen en benutten, in aansluiting op de vaardigheden die ze al bezitten. # werken aan 21ste eeuw-vaardigheden Mensen die leven in de 21e eeuw hebben in hun leerproces en daarbuiten een aantal specifieke vaardigheden nodig. Deze vaardigheden moeten in ons onderwijs worden aangeboden en bij de leerlingen worden ontwikkeld: vaardigheden in basisvakken ontdekken en experimenteren, spelen en leren via scenario’s en games modelleren van het eigen leerproces en de organisatie ervan gemotiveerd zijn voor leren en het beste uit zichzelf willen halen openstaan voor nieuwe ideeën en denkwijzen sociaal en maatschappelijk betrokken zijn navigeren in het informatielandschap flexibiliteit in het schakelen tussen diverse middelen en media (o.a. multitasken) multidimensionele middelen kunnen bedienen prosumeren: het consumeren en produceren van kennis netwerken: kennis verwerven via interactie, onderhandeling en delen samenwerken: sociale vaardigheden, leren vanuit emotie # gebruikmaking van relevante middelen en media Om bovenstaande vorm te kunnen geven zullen de middelen waarmee dit ontwikkeld kan worden aanwezig moeten zijn en zullen deze adequaat moeten worden geïntegreerd in de leeromgeving: gebruik van digitale methodieken, die leerlijnen als uitgangspunt nemen gebruik van educatieve (“serious”) games gebruik van afgeschermde social media ten bate van individuele identiteit, netwerken en interactie m.b.v. o.a. Social Media Wijs en Yoursafetynet. gebruik van internet gebruik van adequate hardware en software # adequate organisatieprincipes van het onderwijs Werken in een eigentijdse, toekomstgerichte en duurzame leeromgeving betekent dat er moet worden nagedacht over een andere organisatie van het onderwijs. Het vormgeven van al het bovengenoemde zal namelijk onderwijsinhoudelijke en didactische gevolgen hebben voor het leerproces, de leeromgeving en de organisatie ervan. Leerkrachten zullen op een totaal andere manier moeten gaan lesgeven. Daarbij moet in ieder geval worden nagedacht over vijf geldende organisatieprincipes: het werken met het leerstofjaarklassensysteem en jaargroepen het werken met standaard leerplannen het werken met urenroosters en vastgestelde leertijd het werken met gescheiden vakken het werken met standaard toetsen
Onderwijskundig ICT-plan
16
# leren buiten de lesuren en muren van de school Leren vindt voornamelijk plaats buiten het instituut “school”. Sinds een aantal eeuwen hebben we echter (vanuit goede bedoelingen!) delen van het leerproces geïnstitutionaliseerd en verbonden aan het schoolgebouw. Maar leren vindt nog steeds voornamelijk plaats buiten de school ……! Om de kracht van dit buitenschoolse leren te benutten dienen we die buitenwereld te integreren in onze gedachten en vormgeving van ons onderwijs. Daarbij kan gedacht worden aan de volgende onderdelen die recht doen aan educatief partnerschap: de ouders van leerlingen krijgen de gelegenheid tot frequente en digitale interactie met de leerkrachten over de vorderingen van hun kind de ouders van leerlingen krijgen inzage in de vorderingenregistratie van hun kind de ouders van leerlingen participeren digitaal en interactief in de dagelijkse onderwijspraktijk de ouders van leerlingen ondersteunen het leerproces van hun kind door thuis (verder) te werken via het inloggen in methodieken, het uitvoeren van gerichte leeropdrachten, enz. de school gaat samenwerking aan met personen, instituten, organisaties en bedrijven die leerlingen (langs digitale weg en/of fysiek) in de gelegenheid stellen te leren buiten het schoolgebouw. # een effectief en efficiënte leeromgeving Om bovenstaande op effectieve en efficiënte wijze te kunnen organiseren en inhoud te geven dient te worden gewerkt in een web-based elektronische leeromgeving die ruimte biedt om te werken vanuit het participatieve leren, met name aan de elementen motiverend onderwijs, 21ste –eeuwse vaardigheden en ouderbetrokkenheid en –participatie. Daarbij kan gedacht worden aan: het vullen en verbinden van inhoudelijke leerprocessen, leermiddelen, methodieken en leerproducten het bieden van afgeschermde social media een digitaal leerlingvolgsysteem (ParnasSys)
Onderwijskundig ICT-plan
17
Bijlage 1: Stappenplannen m.b.t. implementatie Op bestuurlijk niveau Stap 1: a) informeren van schoolleiders en G.M.R. over maatschappelijke, wetenschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen en over de mogelijkheden van de digitalisering van het onderwijs b) creëren van een eigen gedachtegoed over de betekenis van deze ontwikkelingen voor het onderwijs in het algemeen en voor het toekomstige onderwijs binnen de Stichtingen en op de eigen school in het bijzonder Stap 2: vaststellen van het Onderwijskundig ICT-plan door bestuur voorzien van positief advies van G.M.R. en schoolleiders Stap 3: a) inventarisatie van: * de visie van elke schoolleiding op de geformuleerde onderwijskundige ontwikkeling en de manier waarop die ontwikkeling kan worden vormgegeven * de ontwikkelingsgerichte daadkracht van elke schoolleiding met betrekking tot het realiseren van de visies: inspireren, stimuleren, aansturing, begeleiding, interveniëren b) inventarisatie aan de hand van de schoolinventarisaties van: * de deskundigheid van de leerkrachten en de schoolleiding op het gebied van digitalisering (bijv. kennis, knoppenvaardigheid, mediawijsheid) * de deskundigheid van de leerkrachten en de schoolleiding op het gebied van onderwijskundige ontwikkeling (bijv. kennis van en omgaan met leerlijnen, werken met eigenaarschap van leerlingen) * de ict-infrastructuur (netwerk, hardware, electronische leeromgeving, enzovoort) * ………………………………………………………………………………. Stap 4: a) formeren van een regiegroep vanuit de schoolleiders die het ontwikkelingsproces aanstuurt vanuit het beleidsdocument b) inhoudelijke uitwerking door de regiegroep van de aspecten van het beleidsdocument in een cyclisch meerjarig Projectplan (vast format), waarin vanuit de visies de gewenste ontwikkeling wordt geschetst (doelen en resultaatindicatoren), de activiteiten worden benoemd en een planning van deze activiteiten wordt gegeven. Hierin worden ook de opbrengsten van bovengenoemde inventarisaties meegenomen. Het Projectplan wordt opgedeeld in drie jaarplannen (vast format) die elk ook cyclisch zijn ingericht; het eerste jaarplan wordt meteen op concreet niveau ingevuld, de twee resterende jaarplannen worden op hoofdlijnen ingevuld en na elk voorgaand ontwikkeljaar concreet gemaakt Stap 5: het informeren van alle medewerkers over de komende ontwikkelingen c.q. het Projectplan en over de structurele communicatie daarover Stap 6: uitvoering van het Jaarplan van het eerste projectjaar; in elk jaarplan is, werkend vanuit de visies aandacht voor de volgende componenten: De lerende organisatie op Stichtingsniveau Leerkrachten: competenties, scholing, begeleiding, netwerken ICT-infrastructuur: netwerk, hardware, elektronische leeromgeving, enzovoort Medewerkers: communicatie, draagvlak en participatie Financiën
Onderwijskundig ICT-plan
18
Middelen Marketing: profilering en educatief partnerschap Communicatie: rapportage en verantwoording, transparantie …………………………………………………………………………………………
Stap 7: uitvoering van het Jaarplan van het tweede projectjaar, waarin de respectievelijke opbrengsten van de evaluaties van de voorgaande Jaarplannen op schoolniveau zijn verwerkt Stap 8: uitvoering van het Jaarplan van het derde projectjaar, waarin de respectievelijke opbrengsten van de evaluaties van de voorgaande Jaarplannen op schoolniveau zijn verwerkt
Op schoolniveau Stap 1: a) informeren van teamleden en M.R.-ouders over maatschappelijke, wetenschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen en over de mogelijkheden van de digitalisering van het onderwijs b) creëren van een eigen gedachtegoed over de betekenis van deze ontwikkelingen voor het onderwijs in het algemeen en voor het toekomstige onderwijs binnen de Stichting en op de eigen school in het bijzonder Stap 2: a) formuleren van een visie door teamleden en M.R.-ouders op adequaat, hoogwaardig, duurzaam en eigentijds onderwijs op de eigen school b) formuleren van een visie door teamleden en M.R.-ouders op het gebruik van ICT bij de vormgeving van de onderwijskundige visie Stap 3: inventarisatie van: * de visie van de schoolleiding op de geformuleerde onderwijskundige ontwikkeling en de manier waarop die ontwikkeling kan worden vormgegeven * de ontwikkelingsgerichte daadkracht van de schoolleiding met betrekking tot het realiseren van de visies: inspireren, stimuleren, aansturing, begeleiding, interveniëren * de deskundigheid van de leerkrachten en de schoolleiding op het gebied van digitalisering (bijv. kennis, knoppenvaardigheid, mediawijsheid) * de deskundigheid van de leerkrachten en de schoolleiding op het gebied van onderwijskundige ontwikkeling (bijv. kennis van en omgaan met leerlijnen, werken met eigenaarschap van leerlingen) * de ict-infrastructuur (netwerk, hardware, elektronische leeromgeving, enzovoort) * de geschiktheid van de aanwezige leermaterialen voor digitalisering * de stand van zaken met betrekking tot de automatisering van de groepsadministratie * ………………………………………………………………………………. Stap 4: a) formeren van een regiegroep vanuit het schoolteam die het ontwikkelingsproces aanstuurt b) inhoudelijke uitwerking door de regiegroep van de visies in een cyclisch meerjarig Projectplan (vast format), waarin vanuit de visies de gewenste ontwikkeling wordt geschetst (doelen en resultaatindicatoren), de activiteiten worden benoemd en een planning van deze activiteiten wordt gegeven. Hierin worden ook de opbrengsten van bovengenoemde inventarisaties meegenomen.
Onderwijskundig ICT-plan
19
Het Projectplan wordt opgedeeld in drie jaarplannen (vast format) die elk ook cyclisch zijn ingericht; het eerste jaarplan wordt meteen op concreet niveau ingevuld, de twee resterende jaarplannen worden op hoofdlijnen ingevuld en na elk voorgaand ontwikkeljaar concreet gemaakt Stap 5: a) het informeren van de ouders van de leerlingen over de komende ontwikkelingen c.q. het Projectplan en over de structurele communicatie daarover b) het formeren van een klankbordgroep van ouders die frequent in de gelegenheid wordt gesteld op beleidsmatig niveau mee te praten over de ontwikkelingen: reflectie, impulsen, enz. Stap 6: uitvoering van het Jaarplan van het eerste projectjaar; in elk jaarplan is, werkend vanuit de visies aandacht voor de volgende componenten: Didactiek: vormgeven aan de zeven principes van motiverend onderwijs, werken met eigenaarschap van leerlingen, kennis van en omgaan met leerlijnen, coöperatief leren en werken, de rollen van instructeur, coach en friendly mediator (“Niet loslaten maar anders vasthouden”) Pedagogiek: vormgeven aan de zeven principes van motiverend onderwijs,vormgeven van een leef- en leeromgeving die leidt tot het op positieve wijze invullen van de drie basisbehoeften: relatie, competentie en autonomie (“Niet loslaten maar anders vasthouden”) Opbrengstbewust werken: doelgericht werken aan hoge opbrengsten qua toetsresultaten, kennis en vaardigheden bij de vormingsgebieden rekenen/wiskunde, taal/lezen en wereldoriëntatie Klassenmanagement: het realiseren van een adequate klassenorganisatie ten bate van de didactische en pedagogische accenten (bijv. het organiseren van leergesprekjes en instructiemomenten, het volgen van de prestaties van leerlingen, inzet van hardware) Organisatie van het onderwijs: werken met andere indelingswijzen van de leerlingen naast of in plaats van het leerstofjaarklassensysteem Leerkrachten: competenties, scholing, begeleiding, teamleren, netwerken Leermaterialen: oriëntatie op en implementatie van digitale leermiddelen (methodieken, games, gebruik internet en e-mail, gebruik social media) ICT-infrastructuur: netwerk, hardware, software, elektronische leeromgeving Ouders: ouderbetrokkenheid verhogen door middel van interactieve communicatie met ouders, rapportage en verantwoording Ouders: communicatie, draagvlak en participatie Marketing: profilering en educatief partnerschap ………………………………………………………………………………………… Stap 7: uitvoering van het Jaarplan van het tweede projectjaar, waarin de opbrengsten van de evaluatie van het voorgaande Jaarplan zijn verwerkt Stap 8: uitvoering van het Jaarplan van het derde projectjaar, waarin de opbrengsten van de evaluatie van de voorgaande Jaarplannen zijn verwerkt
Onderwijskundig ICT-plan
20
Bijlage 2: ROUTEKAART ICT-BELEIDPLAN Vaststelling: Onderwijskundig ICT-beleidsplan van commentaar voorzien en goedgekeurd door de clusters Identiteit en Onderwijs Informeren van de andere twee clusters over de inhoud van het Beleidsplan (dus overige directeuren) Reacties directeuren per mail naar Rita
Wanneer: juni 2013
Bespreking in de GMR
SKOD 5 september 2013 Fidarda 15 oktober 2013
Advies GMR
Uiterlijk 1 december 2013
Presentatie: Informeren van de leerkrachten Uitvoering: Definitief opmaken van het concept-beleidsplan (lay out, enz.) Maken van een format voor het meerjarig Projectplan op bestuursniveau Vullen van doelen vanuit de 3 clusters I&O, P&O en FM&H Schrijven van het definitieve Projectplan Vaststelling van het meerjarig Projectplan
Wanneer: 26 september 2013 Wanneer: laatste week augustus 2013 gereed medio september 2013
Start uitvoering Projectplan op bestuursniveau
Maken van een format voor het meerjarig Projectplan op schoolniveau Vaststelling van het format Vullen van het Projectplan op schoolniveau: beginsituatie, doelen, planning Start uitvoering Projectplan op schoolniveau (o.a. visieontwikkeling)
laatste week augustus 2013 middels mail Voor 15 september 2013
tweede helft september 2013 eerste helft oktober 2013 medio oktober 2013 (managementoverleg) vanaf 1 november 2013
gereed begin oktober 2013 2 oktober 2013 (directieberaden) november 2013 vanaf 1 januari 2014
Onderwijskundig ICT-plan
21
Bronnen - “4W: Weten Wat Werkt en Waarom” (wetenschappelijk uitgave van Kennisnet, jaargang 2, nummer 1 – maart 2013) - “Homo Zappiens” – opgroeien, leven en werken in een digitaal tijdperk Wim Veen (Pearson Education Benelux, 2009) Bronkhorst, J, basisboek ICT-didactiek, Thieme Meulenhof, juli 2005 Bruijn, de M., ICT moet een verbindingselement zijn dat prefect past bij de school, Computers op School, oktober 2012 Kennisnet, Weten Wat Werkt en Waarom (Wetenschappelijk tijdschrift over de opbrengsten en werking van ICT en het onderwijs, jaargang, nummer 1, 2012 Louwers, T, Eduapp: vinden, delen en ontdekken van educatieve apps, Computers op School, januari 2013 Louwers, T., Snappet maakt werkboekjes interactief, Computers op school, december 2012 Lubberink, A., Digitale ambities waarmaken, Computers op school, december 2012 Mijland, E, ‘ICT is geweldig, maar ga schaatsen als er ijs is!’, Computers op School, december 2012 Stadhouders, Michiel, Social Media op school bedreiging of kans?, vives oktober 2012 Tabbled, de digitale revolutie in de klas begint vandaag, uitgave 2012 Woning, Erik, Wanneer is een leraar ict-bekwaam, Indruk november 2012 Webpagina’s http://po.digiborden.kennisnet.nl/tablet http://www.splashtop.com/whiteboard http://po.digiborden.kennisnet.nl/tablet http://frankthuss.wordpress.com/2011/12/08/de-apple-tv-ideaal-hulpmiddel-voor-het-onderwijsyam-hanicto/ www.kennisnet.nl/cpb/po/praktijkinbeeld/.../model-ict-beleidsplan.rtf http://www.slideshare.net/sverjans/sociale-media-en-tablets-in-het-basisonderwijs http://www.frankwatching.com/archive/2011/11/23/tablets-in-de-klas/
Onderwijskundig ICT-plan
22