Verslag
Vergadering van
De Commissie voor Onderzoek van de Rekening Vergaderdatum
Kenmerk
19 januari 2011
Invullen door PZH
Status verslag
Concept Verslaglegging door
Telefoonnummer
Mevrouw Muda (Notuleerservice Nederland)
070 - 441 81 88
Verslag van de vergadering van de Commissie voor Onderzoek van de Rekening, gehouden op 19 januari 2011 in het provinciehuis te Den Haag. AANWEZIG: Voorzitter: Secretaris:
de heer Senden mevrouw Kortleve
PvdA mevrouw Branderhorst CDA de heer Heemskerk, mevrouw Van den Bosch VVD de heer Brill ChristenUnie/SGP mevrouw Fröling GroenLinks D66 SP Partij voor de Dieren Leefbaar Zuid-Holland AFWEZIG MET KENNISGEVING: de heer Schuringa AANWEZIGE GEDEPUTEERDEN: de heer Van Heijningen
AGENDA: 1. Opening 1a. Regeling van werkzaamheden 1b. Vaststellen agenda 1c. Mededelingen 1d. Spreekrecht 1e. Rondvraag 3. Controle en verantwoording 3a. Begrotingsopzet: terugblik en discussiepunten 3b. Planningsoverzicht / langetermijnagenda 4. Afwikkeling vorige vergadering en interne aangelegenheden 4a. Conceptverslag van de vergadering van 3 november 2010 4b. Conceptbesluitenlijst van de vergadering van 3 november 2010
5a. 5b. 6.
Stukken in het kader van de actieve informatieplicht van GS Van derden ontvangen informatie Sluiting
1.
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering om 14.00 uur. 1a.
Regeling van werkzaamheden
Er zijn geen opmerkingen. 1b.
Vaststellen agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 1c.
Mededelingen
De VOORZITTER deelt mee dat hij bericht van verhindering heeft ontvangen van de heer Schuringa. 1d.
Spreekrecht
Er zijn geen insprekers. 1e.
Rondvraag
Er zijn geen vragen ingediend. 2.
Kadervorming en kaderstelling
Er zijn geen stukken ontvangen. 3.
Controle en verantwoording
3a.
Begrotingsopzet: terugblik en discussiepunten
De VOORZITTER brengt in herinnering dat de gedeputeerde op 3 november 2010 heeft toegezegd de huidige opzet van de begroting te schetsen in een memo, zodat de COR aan de hand daarvan de discussie kan voeren. In de brief wordt een overzicht gegeven van de huidige begrotingsopzet. Vervolgens wordt een aantal stellingen gegeven om de discussie te vergemakkelijken. De Staten kunnen een advies meegeven over de toekomstige begrotingsopzet aan de nieuwe Staten. De heer BRILL vindt dat de kwaliteit de afgelopen vier jaar behoorlijk verbeterd is, onder andere door het werk van de commissie-Van Dieren. Hij geeft zijn complimenten aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de begroting.
Pagina 2 van 11
Hij kan zich vinden in het idee om een overdrachtsdocument samen te stellen voor de nieuwe Staten. Hij kan zich eveneens prima vinden in de stellingen met uitzondering van het voorstel om programma 3 en 4 te clusteren. Hij heeft bij samenleving iets heel anders in zijn hoofd dan bij economie maar hij laat zich graag van het tegendeel overtuigen door GS. Stelling 1 gaat over de verdeling van speerpunten en reguliere taken in de huidige begroting. 70% van het budget wordt besteed aan reguliere taken. Hij weet niet hoe daarin evenwicht zou kunnen worden aangebracht; de reguliere taken kosten kennelijk veel meer dan de speerpunten. Tot slot pleit hij ervoor om door te gaan op de ingeslagen weg. Hij is het ermee eens dat de Staten open moeten staan voor verbeteringen maar hij benadrukt daarbij nogmaals dat er een behoorlijke stap in de goede richting is gedaan. De heer HEEMSKERK constateert dat in de huidige opzet onderscheid wordt gemaakt tussen speerpunten en reguliere taken. Van de programma’s heeft 20% betrekking op speerpunten die gerelateerd moeten zijn aan maatschappelijke effecten en voorzien van middelen. Een recent rapport van de Randstedelijke Rekenkamer gaf aan dat er nog wel zaken verbeterd kunnen worden. Dat moet zeker meegegeven worden aan de volgende Staten. Spreker zou bij de reguliere taken meer zicht willen hebben op de opbrengsten en kosten door een KPI (Kritische Proces Indicator) toe te voegen waar dat kan. De commissie-Van Dieren had dat in de bewuste tabel aangegeven en de SP had volgens spreker een motie in die richting ingediend. Hij denkt dat het verstandig is om de programma’s afhankelijk te laten zijn van het coalitieakkoord. Ook de vergelijkbaarheid is genoemd, met name door GroenLinks. Hij pleit voor vergelijkbaarheid op hoofdfuncties. In het algemeen zou hij graag wat meer zicht hebben op inkomsten en kosten. Hij adviseert om opbrengsten op te splitsen naar brede doeluitkeringen, subsidies of eigen middelen en aan de kostenkant in apparaatlasten, kapitaallasten en uitgaven. Spreker vindt het een hele prestatie om die dikke pil voor elkaar te krijgen en ervoor te zorgen dat het consistent is. Bij alle doorgevoerde verbeteringen wil hij toch meegeven dat het belangrijk is om tegelijkertijd naar efficiency en reductie te streven. Mevrouw FRÖLING sluit zich in grote lijnen aan bij de vorige sprekers. Zij heeft ervaren dat het coalitieprogramma te weinig SMART is geformuleerd, terwijl dat in feite de basis vormt van de begrotingen van de daaropvolgende vier jaar. Hoe concreter de doelen (speerpunten) benoemd en meetbaar gemaakt zijn, des te gemakkelijker kunnen deze in de jaren daarna opgenomen worden in de beoogde resultaten en de prestaties. De heer HEEMSKERK vraagt of zij dan niet bang is dat het vier jaar duurt, voordat het coalitieprogramma klaar is. Mevrouw FRÖLING verwacht dat niet. Zij pleit ervoor dat bij de coalitievorming voldoende financiële deskundigheid aanwezig is bij de onderhandelingen om de doelen SMART te formuleren. Zij denkt dat de Provincie op dat niveau een
Pagina 3 van 11
kwaliteitsslag kan maken. Zij herinnert zich dat het voor haar soms moeilijk was om een duidelijke lijn te destilleren uit het oude coalitieprogramma. Iedere coalitie kiest zijn eigen begrotingsopzet op basis van de speerpunten. Daarbij bestaat natuurlijk het risico dat nieuwe speerpunten vragen om een wijziging in de begrotingsopzet, waardoor de vergelijkbaarheid in gevaar komt. Zij pleit er daarom voor om te kiezen voor een format waarmee de vergelijkbaarheid in stand blijft. Mevrouw BRANDERHORST weet dat dit vier jaar geleden ook een punt van discussie was. In de praktijk is het echter nooit een probleem geweest. Op basis van die ervaring is zij er dus niet bang voor. Mevrouw FRÖLING denkt dat het niet alleen goed is om te weten welke middelen nodig zijn voor de reguliere taken en voor de speerpunten, maar ook welke proceskosten ermee gemoeid zijn om de doelen te bereiken. Zij hoorde van een ambtenaar hoeveel organisatorische kosten er gemoeid zijn met de inzet van de POP-gelden. Het is interessant om te weten hoeveel geld er overblijft om daadwerkelijk in te zetten voor de doelen. De huidige begrotingsopzet biedt dat inzicht nog niet, dan wel in onvoldoende mate. Dat is volgens spreekster een punt van aandacht. De ChristenUnie/SGP is blij met de vooruitgang maar vindt wel dat er doorontwikkeld moet worden in de volgende periode. Mevrouw BRANDERHORST sluit zich aan bij de laatste opmerking van mevrouw Fröling. Vier jaar geleden ging de begroting veel minder over resultaten, terwijl daar nu veel meer op gestuurd wordt. De PvdA wil die lijn graag doorzetten. Wat de PvdA betreft is de grote lijn: eerst het beleid (de speerpunten) dat vastgesteld wordt door de Staten en op basis daarvan de begroting inrichten. Spreekster neemt aan dat de nieuwe Staten voor een deel andere prioriteiten zullen stellen. De begroting zou daarop moeten aansluiten. Dat sluit ook mooi aan bij de validatie van de Randstedelijke Rekenkamer. Het gaat om de speerpunten. Daarop moeten SMART-indicatoren worden geformuleerd, zodat daarop gestuurd kan worden. In algemene zin kan zij zich voorstellen dat kleine programma’s, waarbij het om weinig geld gaat, uitgesloten worden, behalve als het om beleidsmatig belangrijke punten gaat. De heer HEEMSKERK is het met haar eens. Hij vraagt of wat haar betreft een programma ook te groot kan worden. Mevrouw BRANDERHORST vindt dat het beleid leidend moet zijn. Zij vindt dat programma’s alleen gesplitst zouden moeten worden, als het beleidsmatig handig is en anders niet. Zij signaleert nog twee moeilijke punten, waarvoor zij niet direct een oplossing heeft. Ten eerste de overhead. Zij heeft nog nooit in een begroting kunnen zien hoeveel geld er aan de strijkstok blijft hangen maar dat zou wel interessant zijn. Ten tweede betekent beter meetbaar nog niet dat het achterliggende probleem ook beter wordt. Zij pleit er daarom voor om altijd te blijven nadenken over de indicatoren. Mevrouw FRÖLING zou het op zich prettig vinden om de geformuleerde discussiepunten door te lopen. Zij zou het jammer als deze verloren gaan in algemene termen. Pagina 4 van 11
De VOORZITTER memoreert dat de heer Brill al gezegd heeft dat hij de stellingen onderschrijft. De bedoeling is dat de commissie straks besluit of zij deze stellingen als advies wil meegeven aan de nieuwe Staten. Mevrouw FRÖLING ziet het meer als discussiepunten die in de verschillende bijdragen al min of meer aan de orde gekomen zijn. Zij pleit voor een aparte discussie daarover. De heer HEEMSKERK heeft geprobeerd om 90% van de stellingen mee te nemen in zijn bijdrage. De VOORZITTER begrijpt dat de heer Heemskerk het stuk in deze vorm wil meegeven aan de nieuwe Staten. De heer HEEMSKERK denkt niet dat dit stuk doorgestuurd wordt maar een samenvatting van de meningen uit deze commissie. De VOORZITTER beaamt dat. Mevrouw FRÖLING zou zich ook kunnen voorstellen dat de commissie een stuk produceert met aanbevelingen aan de Staten. Zij vindt dat ook de vraag aan de orde moet komen of de commissie de nieuwe Staten adviseert op dezelfde manier als nu of dat er op een andere manier verder wordt gegaan met de COR. De VOORZITTER antwoordt dat de commissie daarover vandaag zou moeten praten, omdat dit waarschijnlijk de laatste vergadering is van de COR. Mevrouw BRANDERHORST onderschrijft de stellingen. Zij stelt voor om wat hier besproken is te verwerken in een advies voor de nieuwe Staten. Mevrouw FRÖLING beaamt dat de discussiepunten in grote lijnen al aan de orde zijn geweest. Zij sluit zich daarom aan bij het voorstel van mevrouw Branderhorst. De VOORZITTER geeft het woord aan de gedeputeerde. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN legt uit dat dit stuk bedoeld is als discussiestuk voor deze vergadering. Met de opmerkingen van de commissie erbij kan het een bespreekstuk worden voor de nieuwe Staten. Hij hoopt dat zij gebruik zullen maken van het frame dat in de afgelopen jaren is opgebouwd. Hij hoopt ook dat GS met dit stuk de discussiepunten voldoende benoemd hebben. Aangevuld met de opmerkingen van vanavond lijkt dat hem een goed uitgangspunt. Er is altijd sprake van een overgangsjaar in deze vierjarige cycli. Dat betekent dat vergelijken moeilijk is als er een enorme wijziging wordt doorgevoerd. In dat opzicht is hij het niet eens met mevrouw Branderhorst. Hij hoopt dat door dit stuk iets gemakkelijker aansluiting gevonden kan worden. Hij zou het wel interessant vinden om te kijken hoe groot de verschillen zijn tussen het begin en het eind van projecten die vaak langer duren dan vier jaar. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor onderwerpen als de jeugdzorg, omdat het jaren duurt voordat er iets bereikt wordt. Pagina 5 van 11
Vier jaar geleden werd dezelfde discussie gevoerd over de samenvoeging van programma 3 en 4. Daarbij gaat het vaak om een managementdiscussie versus een politieke discussie die ook nu weer gevoerd zal worden. De gedeputeerde beaamt dat het evenwicht tussen speerpunten en reguliere taken een belangrijk aandachtspunt is. Destijds is bewust het accent gelegd op de speerpunten. Toen bleek echter dat de voorliggende stukken de Staten te weinig inzicht boden in de reguliere taken, terwijl daar veel geld in omging. Daarom is toen begonnen met onderscheid maken, zodat de vragen van de Staten beantwoord zouden kunnen worden. In de nota Onderhoud en Beheer programma 2 wordt ook een overheadnorm genoemd. Zuid-Holland zit op 25%, terwijl het landelijk gemiddelde 20% is. Omdat GS de Staten in een volgende periode meer inzicht willen bieden, zullen de overheadkosten onderzocht worden. Dat is erg belangrijk om de organisatie te kunnen sturen. De gedeputeerde denkt dat een volgende coalitie met die kennis nog een slag kan maken zonder met een stuk te komen dat twee keer zo dik is. Mevrouw Fröling maakte een opmerking over het coalitieprogramma. In de praktijk wordt er altijd advies gegeven vanuit de organisatie zelf. Destijds is het coalitieprogramma vertaald naar een programmabegroting die vervolgens geconcretiseerd is. De gedeputeerde denkt dat de Provincie met de huidige kennis qua voorbereiding veel verder is dan vier jaar geleden en daarom ook veel sneller de vertaling zal kunnen maken van coalitieprogramma naar Begroting 2012. Hij vindt het woord strijkstok voor overhead wat negatief klinken. Hij heeft al aangegeven hoe belangrijk dat is in tijden van bezuinigingen. Hij vindt de opmerking van mevrouw Branderhorst over meetbaarheid versus maatschappelijke oplossingen heel belangrijk. Eigenlijk gaat het over kwantiteit versus kwaliteit. Kwantiteit en kwaliteit mogen geen tegenstelling zijn. Meten is een hulpmiddel maar geen doel op zich. GS hebben geprobeerd om de discussie mogelijk te maken door middel van de stellingen. In deze vergaderingen zijn nog wat accenten gelegd, waarmee het stuk gecompleteerd kan worden. De VOORZITTER geeft gelegenheid voor een tweede termijn. Mevrouw FRÖLING is het eens met mevrouw Branderhorst dat het om de inhoud van het beleid gaat en niet om de omvang. Zij is geen voorstander van het spitsen van programma’s alleen vanwege de omvang. Zij denkt net als de gedeputeerde dat met de huidige opzet de vertaling naar de begroting sneller gemaakt kan worden. Zij bedoelt echter dat het coalitieprogramma zelf wat concreter geformuleerd zou moeten worden. Dat moet ook mogelijk zijn, gezien de slag die er de afgelopen vier jaar gemaakt is. Zij is benieuwd of de aanwezige accountant nog tips of adviezen kan geven. De heer Gerritsma kan zich vinden in de gepresenteerde discussiepunten. Het is moeilijk om alle activiteiten zodanig een plek te geven in een pak papier, dat er ook nog op gestuurd kan worden. De samenvatting van de begroting telt slechts 24 pagina’s. Hij vraagt zich af of de Staten daarin veel missen ten opzichte van het dikke boekwerk. Wellicht kunnen de Staten al een heel eind komen met die 24 pagina’s.
Pagina 6 van 11
De accountant heeft in zijn boardletter aandacht gevraagd voor het tussentijds evalueren van de doelstellingen. De accountant stelt voor om meer onder te brengen in de planning- en controlcyclus. Daarmee is de begroting het kaderstellende stuk en kunnen de Staten vervolgens op gezette tijden zien wat er gebeurt. De heer HEEMSKERK vraagt wat de accountant precies bedoelt. Dhr. Gerritsma legt uit dat de begroting gevolgd wordt door een voorjaarsnota, najaarsnota en uiteindelijk de verantwoording. De accountant heeft geadviseerd om tussentijds in die documenten aandacht te besteden aan dezelfde vraagstukken die nu voorliggen over de begroting, zodat beoordeeld kan worden of die aanleiding geven tot wijziging. De heer HEEMSKERK begrijpt dat de accountant eigenlijk herhaalt wat de commissie-Van Dieren heeft gezegd. Dhr. Gerritsma antwoordt dat het inderdaad in dezelfde lijn ligt. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN denkt dat de vraag is op welk moment de doelstellingen getoetst zouden moeten worden. Gedurende de afgelopen vier jaar hebben GS gekozen voor een serieuze evaluatie halverwege. Als de Staten tussentijds toetsten of de ontwikkelingen nog steeds binnen de gestelde kaders plaatsvinden, dan zou dat voldoende moeten zijn. Hij waarschuwt wel voor het gevaar dat de Staten steeds in kerntakendiscussies en evaluaties verzeild raken. GS zullen het stuk aanvullen met de opmerkingen van vandaag. De VOORZITTER stelt voor dat de opstellers samen met de griffie dit stuk aanpassen aan de hand van het verslag van deze vergadering. Het resultaat kan als advies meegegeven worden aan de nieuwe Staten. Mevrouw FRÖLING ziet niet duidelijk wat de rol van de COR daarin is. Zij vraagt of het een overdrachtsdocument van de COR wordt. De VOORZITTER bevestigt dat dat inderdaad de bedoeling is. Mevrouw FRÖLING vindt dat een goede zaak. De VOORZITTER neemt aan dat motie 98 van de heer Dijkhoff afgevoerd kan worden. Omdat de heer Dijkhoff er niet is, zal de griffie met hem overleggen. 3b.
Planningsoverzicht / langetermijnagenda
De VOORZITTER vraagt of er nog opmerkingen zijn. Gedeputeerde VAN HEIJINGEN deelt mee dat GS in overleg met de griffie proberen een overzicht te maken van de belangrijke voorstellen van GS aan Provinciale Staten tot aan de zomer, zodat gedurende de coalitievorming volstrekt duidelijk is wat er gedaan moet worden. De gedeputeerde heeft een verdeling in
Pagina 7 van 11
categorieën gemaakt van wettelijk verplicht tot vrije keuze, controversieel en nietcontroversieel, zodat de cyclus van begroting en jaarrekening gewoon doorloopt. 4.
Interne aangelegenheden en afwikkeling vorige vergaderingen
4a.
Conceptverslag van de vergadering van 3 november 2010
Er zijn geen opmerkingen. Het verslag wordt vastgesteld. 4b.
Conceptbesluitenlijst van de vergadering van 3 november 2010
Er zijn geen opmerkingen. 5.
Stukken ter kennisname
5a.
Stukken in het kader van de actieve informatieplicht van Gedeputeerde Staten
Er zijn opmerkingen. 5b.
Van derden ontvangen informatie
Er is geen informatie van derden ontvangen. 6.
Sluiting
De VOORZITTER bedankt de commissieleden. Het leiden van deze vergadering is hem goed bevallen. Tot slot wil hij het nog even hebben over het voortzetten van de COR. Mevrouw BRANDERHORST vindt het een mooi moment om dit onderwerp aan de orde te stellen. Zij is geen voorstander van het zonder meer opheffen van de COR. Zij heeft in haar werk al dagelijks te maken met de bezuinigingen van het kabinet. Zij zoekt de hele dag naar ideeën om hetzelfde werk met minder middelen te kunnen doen. Met die blik kijkt zij ook naar de COR. Hoe kan de COR slimmer werken? Zij pleit ervoor om de commissie Bestuur en Middelen als leidende commissie te zien voor de financiële onderwerpen. De COR zou dan bijvoorbeeld twee keer per jaar benut kunnen worden als werkgroep voor overleg over de jaarstukken of overleg met de accountant. Zij pleit dus voor een soort werkgroep die aan de commissie Bestuur en Middelen hangt. De ambities voor onderzoeken zijn vaak uit de vakcommissie gekomen en minder uit de COR. Zij denkt dat dit ook goed is, omdat de vakcommissies dichter bij de onderwerpen staan. Wat haar betreft hoeft daar ook geen aparte commissie voor te zijn. Mevrouw FRÖLING is het in grote lijnen met mevrouw Branderhorst eens. Zo’n commissie moet geen doel op zich worden. Zij denkt ook dat er ruimte is om het toe te voegen aan de commissie Bestuur en Middelen. Zij waarschuwt echter wel voor het risico dat deze werkwijze ertoe leidt dat er minder aandacht wordt besteed aan de financiële stukken. Dat zou zij erg betreuren. Toen zij in de Staten begon, was de commissie groter en werd er ook veel meer gediscussieerd Pagina 8 van 11
over de inhoud. Zij kan zich voorstellen dat de nieuwe Statenleden straks andere behoeften hebben. De nieuwe Staten zullen daarin een keuze moeten maken. De mening van de heer HEEMSKERK ligt tussen de beide voorgaande spreeksters in. De COR-vergaderingen zijn wel eens vervallen of hadden een heel beperkte agenda. Aan de andere kant heeft hij wel de behoefte om af en toe apart met de accountant te spreken. Dat beperkt zich echter tot twee à drie keer per jaar. Tussentijds overleg zou ook prima in de commissie Bestuur en Middelen kunnen plaatsvinden. Een subcommissie van de commissie Bestuur en Middelen lijkt hem een goede oplossing. Mevrouw FRÖLING brengt daar tegenin dat de COR-leden er zelf voor gekozen hebben om de vergaderingen in te plannen en deze te laten vervallen, als deze niet nodig bleken te zijn. Dat ziet zij niet als een bezwaar. De heer HEEMSKERK denkt dat het ook te maken heeft met het feit dat een aantal zaken doorontwikkeld is. De kwaliteit is duidelijk verbeterd ten opzichte van vorige collegeperiodes. Mevrouw VAN DEN BOSCH is het met de vorige spreker eens. Zij vindt het een goed voorstel om van de COR een subcommissie van de commissie Bestuur en Middelen te maken. Zij adviseert wel om af en toe met de accountant te praten over zijn bevindingen. Dat zou wat haar betreft ook in de commissie Bestuur en Middelen mogen. De heer BRILL herinnert zich van de afgelopen vier jaar wel momenten, waarop het nuttig was om van gedachten te wisselen. Hij noemt de keuze voor een nieuwe accountant en discussies over de resultaten. Zo zijn er ook momenten geweest waarop vergaderen met de COR niet nodig was. Enerzijds hecht hij aan de waarde van de COR maar een paar keer per jaar vergaderen lijkt hem voldoende. De huidige begroting is goed toegankelijk; dat helpt natuurlijk wel. Hij stelt voor om de COR te koppelen aan de commissie Bestuur en Middelen en dan bijvoorbeeld de eerste anderhalf uur of de laatste anderhalf uur te reserveren voor de COR. Hij zou de COR niet helemaal in een andere commissie willen laten opgaan. Hij zou daarbij de afspraak willen maken dat de COR ook afzonderlijk bij elkaar moet kunnen komen. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN herinnert zich dat de gemeente Dordrecht een soort combinatie kende van een COR en een commissie Financiën. De commissie Bestuur en Middelen houdt zich echter ook bezig met bestuurszaken, waardoor het gevaar bestaat dat er te weinig aandacht besteed wordt aan de financiën op de juiste momenten. Bovendien bestaat het risico dat er geen forum gecreëerd wordt dat in de rest van de politiek aanvaard wordt. Er werd immers nooit getwijfeld aan het oordeel van de COR. De gedeputeerde zit net als de heer Heemskerk met zijn standpunt tussen de dames Fröling en Branderhorst in. De opvolgers zullen natuurlijk ook kijken naar de kosten die zij bereid zijn te maken voor de financiële functie. De gedeputeerde vond de manier waarop het de afgelopen vier jaar was georganiseerd, efficiënt genoeg. Hij complimenteert de voorzitter met de zakelijke manier waarop hij de vergadering geleid heeft.
Pagina 9 van 11
De VOORZITTER zit op de lijn van de laatste twee sprekers. Ook hij vindt dat het een afgescheiden activiteit moet zijn. Hij beluistert dat een meerderheid van de commissie er zo over denkt. Mevrouw BRANDERHORST benadrukt dat de discussie zich dan moet focussen op de technisch financiële kant en de relatie met de accountant. Zij kan zich aansluiten bij het voorstel van de heer Heemskerk. Zij stelt voor dat de griffie op basis van deze discussie een voorstel maakt voor de nieuwe Staten. Dhr. Gerritsma weet dat vorig najaar een evaluatie is gedaan vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken over de financiële functie na de invoering van het BBV en het begrip rechtmatigheid et cetera. Daar is onder andere uit naar voren gekomen dat vooral de verantwoording interessant gevonden wordt door slechts een beperkt aantal mensen. Dat betekent dat het goed is om een platform te hebben, waarin experts die onderwerpen met elkaar kunnen bespreken, omdat het wel een belangrijk deel van het werk van Provinciale Staten is. Het lijkt hem aardig om dat in een rustige setting te doen zonder politieke invalshoek, wat het risico is in een vakcommissie. De resultaten van een neutrale discussie kunnen vervolgens besproken worden in de fracties die een politiek standpunt innemen. Daarom adviseert de accountant om de link met een vakcommissie niet te sterk te maken en een paar keer per jaar te klankborden met de accountant over het beheer. Mevrouw FRÖLING hoort een sterk pleidooi om de COR als speciale commissie in stand te houden. Omdat er vaak mensen in zitten die ook in de commissie Bestuur en Middelen zitten, lijkt het haar wel goed om de vergadermomenten aan elkaar te koppelen. De VOORZITTER vraagt aan de commissie of er dan ook een aparte voorzitter zou moeten komen of dat de voorzitter van de commissie Bestuur en Middelen de vergadering van de COR ook zou kunnen leiden. Op dit moment is de voorzitter altijd een lid van de grootste oppositiepartij. Daar is bewust voor gekozen. Mevrouw FRÖLING pleit voor een aparte voorzitter, als er gekozen wordt voor een aparte commissie om voldoende aandacht voor de inhoud te garanderen. De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert om de COR organisatorisch te koppelen aan de commissie Bestuur en Middelen maar wel als aparte commissie met een eigen voorzitter. Mevrouw BRANDERHORST voegt eraan toe dat de vergadering ook geconstateerd heeft dat de COR zich zou moeten richten op de technische financiële zaken en de relatie met de accountant. Dhr. Gerritsma denkt dat het advies van de vergadering in de richting van een auditcommissie gaat die een oordeel velt over zowel het beheer als de financieeltechnische zaken. Mevrouw FRÖLING komt nog even terug op de opmerking van mevrouw Branderhorst die zegt dat het onderzoeksbudget weggehaald zou kunnen worden Pagina 10 van 11
bij de COR, omdat de onderzoeksverzoeken vaak uit de vakcommissies komen. Er moet dan nog wel een oplossing gevonden worden voor dat budget. De VOORZITTER denkt niet dat dat een groot probleem is, zolang het budget er maar is. De heer BRILL stelt zich voor dat er vanuit de vakcommissies voorstellen voor onderzoeken komen, waarin de COR een rol speelt en dat de COR bepaalt of zij die oppakken. Het hoeft niet specifiek aan de COR gekoppeld te worden. De VOORZITTER is het met hem eens. Mevrouw VAN DEN BOSCH denkt dat het initiatief wel van de COR kan komen. De heer BRILL bestrijdt dat niet maar het kan ook uit andere hoeken komen. Mevrouw FRÖLING stelt dan wel de vraag wie beslist welke verzoeken gehonoreerd worden. De heer BRILL wil helemaal geen wijziging aanbrengen in de huidige gang van zaken. Mevrouw BRANDERHORST voegt eraan toe dat de vakcommissie een onderzoek mag doen, als zij dat wil. De heer BRILL beaamt dat de vakcommissie zelf ook een onderzoek mag doen. Als de vakcommissie wil dat de COR daarbij betrokken is, dan mag de COR zelf bepalen of zij dat doet en van wiens budget het afgaat. De VOORZITTER zegt toe dat al deze opmerkingen vastgelegd zullen worden in een advies aan de nieuwe Staten. Hij sluit de vergadering om 15.05 uur. De heer BRILL bedankt de heer Senden voor het vier jaar leiden van de commissie.
Pagina 11 van 11