Verslag
Vergadering van De Statencommissie Groen en Water Vergaderdatum 12 maart 2014
Kenmerk
Status verslag Concept Verslaglegging door
Telefoonnumm er 070 – 4416494
Mevrouw D. Muda
Verslag van de vergadering van de Statencommissie Groen en Water, gehouden op 12 maart 2014 in het provinciehuis te Den Haag. AANWEZIG: Voorzitter: Secretaris:
de heer Paymans de heer Randy de Jongh
PvdA CDA VVD ChristenUnie en SGP GroenLinks SP D66 Partij voor de Dieren PVV 50+ Fractie Erbas
mevrouw Van de Vondervoort, mevrouw Koning mevrouw Verkoelen, de heer Démoed mevrouw Van Dobben de Bruijn, de heer Van Santen mevrouw De Zoete, de heer Van Dieren mevrouw Van Egmond mevrouw Zwaan, mevrouw Van Aelst de heer Breitbarth mevrouw Van Viegen de heer Brands -
AFWEZIG MET KENNISGEVING: mevrouw Koning (PvdA), mevrouw Kleijweg (GroenLinks) en de heer Erbas (Fractie Erbas) AANWEZIGE GEDEPUTEERDEN: de heer Weber
AGENDA: 1. Opening 1a. Mededelingen 1b. Vaststellen van de agenda 1c. Spreekrecht 1d. Rondvraag 2. Bespreekstukken 2a. Beleidskader ondergronds beluchten van grondwater voor de drinkwaterbereiding 2b. Uitvoeringsprogramma Groen 2014 en aanpassing subsidieplafonds URG en SLG 2013 1
2c. 2d. 3. 3a. 3b. 4. 5. 6.
Afhandeling moties en langetermijnagenda Groen en Water Rondvraag Stukken ter kennisname Stukken in het kader van actieve informatieplicht van Gedeputeerde Staten Stukken ontvangen van derden Verslag van de vergadering van 12 februari 2014 Besluitenlijst van de vergadering van 12 februari 2014 Sluiting
1.
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering om 14.00 uur en heet iedereen van harte welkom. 1a.
Mededelingen
De VOORZITTER heeft de volgende mededelingen: 1. Er zijn berichten van verhindering ontvangen van de heer Wenneker (D66), de heer Noordermeer (VVD), mevrouw Hassan (PvdA) en de heer Erbas (Fractie Erbas). 2. Op 9 april 2014 wordt in de koffiekamer van 12.00 uur tot 13.00 uur (inclusief lunch) een presentatie gegeven over het Impulsprogramma Recreatie en Vrije tijd voor zowel de commissie Ruimte en Leefomgeving als de commissie Groen en Water.
1b.
Vaststellen van de agenda
De VOORZITTER stelt de volgende spreektijden voor: 7 minuten per fractie en 37 minuten voor GS. Zoals gebruikelijk stelt hij voor 3 interrupties per Statenlid toe te staan met eventueel 1 vervolgvraag. Stukken die ter kennisname op de agenda staan kunnen te allen tijde betrokken worden bij de bespreking. De heer VAN SANTEN begrijpt de beperking tot één vervolgvraag bij een interruptie maar hij pleit ervoor om daarmee niet een debat onmogelijk te maken. De VOORZITTER antwoordt dat het weliswaar moeilijk te beoordelen is maar dat hij een debat als één interruptie zal beschouwen. Hij is zelf een groot voorstander van het uitwisselen van standpunten. De heer VAN DIEREN sluit zich aan bij de opmerking van de heer Van Santen en is blij met het antwoord van de voorzitter. De agenda wordt vastgesteld.
1c.
Spreekrecht
Er hebben zich geen insprekers aangemeld.
2
2.
Bespreekstukken
2a.
Beleidskader ondergronds beluchten van grondwater voor de drinkwaterbereiding
De VOORZITTER geeft een korte inleiding. Provinciale Staten wordt gevraagd om het beleidskader voor het ondergronds beluchten van grondwater voor de drinkwaterbereiding definitief vast te stellen. Het is de bedoeling dat de fracties met elkaar van gedachten wisselen en een standpunt innemen en advies uitbrengen aan Provinciale Staten voor besluitvorming op 26 maart 2014. De heer BRANDS benadrukt dat de PVV veel belang hecht aan een stabiele drinkwatervoorziening en daarom geen voorstander is van maatregelen als het Kierbesluit en de verzilting van het Volkerak Zoommeer. De twee pilots met het beluchten van grondwater hebben zes jaar geduurd en er blijken geen nadelige consequenties te zijn op lange termijn. Het is goed dat het college de zienswijze van het drinkwaterbedrijf overneemt omdat daar de technische kennis over dit onderwerp ligt. De PVV hecht ook veel waarde aan de door het drinkwaterbedrijf ingediende zienswijze. Als specialisten vinden dat het meten van ziekteverwekkende organismen bij ondergronds beluchten onnodig is, dan kan de PVV zich ook vinden in het schrappen van deze verplichting. Als de kwaliteit van het drinkwatersysteem op peil kan worden gehouden en het water voor de consument goedkoper wordt, dan is ondergronds beluchten wat de PVV betreft een prima idee. Mevrouw VAN EGMOND had graag meer achtergrondinformatie gekregen over de achtergrond en de uitkomsten van de pilots omdat niet duidelijk wordt hoe arseen en andere metalen zich op de lange termijn zullen gedragen. Uit het beleidskader zelf blijkt niet of het alleen bedoeld is voor drinkwaterbedrijven of dat ook andere bedrijven deze techniek mogen toepassen. Wat GroenLinks betreft zou monitoring een van de voorwaarden moeten blijven omdat het van belang is voor de drinkwatervoorziening en het ondergronds milieu. Mevrouw DE ZOETE vindt het een duidelijk stuk zonder verdere consequenties. Zij vindt het wel intrigerend dat niet eerder door de provincie ontdekt is dat hetzelfde twee keer gebeurt. Dat leidt natuurlijk tot de vraag of dit vaker voor zou kunnen komen en of het reden is om daaraan meer aandacht te besteden. Ten tweede vraagt spreekster zich af of er nu budget vrijvalt. De heer BREITBARTH heeft geen inhoudelijke opmerkingen. D66 gaat akkoord met het voorstel. Mevrouw VAN AELST verklaart dat het stuk voor de SP geen vragen oproept, ook al is de informatie summier. Zij sluit zich aan bij de eerder gestelde vraag of het onderzoek uit het beleidskader van de provincie geschrapt moet worden omdat het al gedaan wordt door het drinkwaterbedrijf. Wellicht kan het beter blijven staan met de kanttekening dat de provincie het onderzoek niet zelf uitvoert maar wel meeneemt in het beleid. Mevrouw VAN VIEGEN vindt het een technisch stuk dat bij haar nogal wat vragen oproept die vooral van technische aard zijn. Zij wil ten eerste weten waarom een hoog ijzergehalte slecht of zelfs gevaarlijk is voor het drinkwater. Ten tweede wil
3
zij weten of er andere methoden bestaan en wat er gebeurt als er niet belucht wordt. Wat haar betreft mogen deze vragen schriftelijk beantwoord worden. De VOORZITTER wijst erop dat het van belang is om technische vragen vooraf te stellen omdat de commissie vandaag tot een oordeel moet komen. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT sluit zich aan bij de vragen van GroenLinks. In aanvulling daarop vraagt zij wat er gebeurt als een vergunninghouder niet aan de voorwaarden kan voldoen en wie dan verantwoordelijk is voor de eventuele schade. Mevrouw VERKOELEN sluit zich zeker aan bij de laatste vraag van de PvdA. Zij was verbaasd over de vraag van GroenLinks, ook al is zij het ermee eens dat de provincie het onderzoek in haar voorwaarden moet opnemen. Onder D staat echter heel duidelijk dat er een adequaat monitoringplan moet zijn. De tekst onder punt C die gaat over de nulmeting, zou het CDA graag scherper geformuleerd willen zien, zodat het een harde voorwaarde is dat er een nulmeting gehouden worden bij de start van ondergronds beluchten. Zoals het er nu staat lijkt het meer een gevolgtrekking van een randvoorwaarde. Het CDA kan zich vinden in het voorstel. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN wil graag weten of andere waterleidingbedrijven ook meegedaan hebben aan het onderzoek en of zij ook vinden dat dit een goede manier is om het drinkwater zuiver te houden. De VOORZITTER geeft het woord aan de gedeputeerde voor een reactie op de opmerkingen en vragen. Gedeputeerde WEBER beaamt dat het belangrijk is om zorgvuldig en efficiënt met drinkwater om te gaan. Ook al kan hij geen technische details geven, hij weet wel dat een teveel aan ijzer een probleem is voor de zuivering van het drinkwater. Daarom wordt het gemonitord, zoals in de voorwaarden staat. De zienswijze van Oasen had meer tot doel om dubbel werk te voorkomen, omdat het bedrijf op basis van de Drinkwaterwet al verplicht wordt om te monitoren op ziektekiemen. De gedeputeerde verwacht niet dat er elders in de provincie ook om dubbele monitoring gevraagd wordt omdat dit soort zaken er juist uitgehaald worden door de terinzagelegging. Er worden weliswaar voor de lange termijn geen problemen verwacht met arseen maar om het zeker te weten is monitoring van belang. De gedeputeerde is het met mevrouw Verkoelen eens dat daarvoor een nulmeting nodig is. Het blijkt niet scherp genoeg geformuleerd te zijn want het is een voorwaarde voor het indienen van een aanvraag. Alleen drinkwaterbedrijven kunnen een aanvraag indienen; andersoortige bedrijven komen niet in aanmerking. De gedeputeerde weet niet of andere drinkwaterbedrijven hier baat bij hebben. Hij constateert wel dat zij geen bezwaar hebben want er is geen enkele reactie van andere drinkwaterbedrijven gekomen, terwijl dit een heel klein wereldje is. Als het drinkwaterbedrijf niet voldoet aan de voorwaarden, dan kan de provincie de toestemming intrekken. De gedeputeerde weet niet wie schadeplichtig is. Hij zegt toe daarop terug te komen. Er valt geen budget vrij want de verplichting tot monitoring zou opgelegd worden aan de bedrijven. De VOORZITTER brengt in herinnering dat de SP nog voorgesteld heeft om de voorwaarde niet geheel te schrappen.
4
Mevrouw VAN AELST zou de noodzaak tot onderzoek in het beleidskader willen laten staan met de kanttekening dat de provincie het niet zelf hoeft uit te voeren omdat het drinkwaterbedrijf daartoe verplicht is. De zorg van GroenLinks wordt daarmee ondervangen maar er wordt niet twee keer onderzoek gedaan. Gedeputeerde WEBER antwoordt dat de monitoring erin blijft maar alleen de dubbeling er uitgehaald wordt. De monitoring blijft want die is noodzakelijk, ook in verband met de nulmeting. Mevrouw VAN VIEGEN vraagt of zij alsnog schriftelijk antwoord krijgt op haar technische vragen. De VOORZITTER wijst erop dat de gedeputeerde is ingegaan op haar vraag over het ijzergehalte in het water. Gedeputeerde WEBER is altijd bereid tot het beantwoorden van vragen maar hij denkt ook dat zij door middel van Google zelf heel veel informatie kan vinden. Mevrouw VAN VIEGEN heeft dat al tevergeefs geprobeerd. Mevrouw VERKOELEN doet de suggestie dat mevrouw Van Viegen contact opneemt met Oasen. De VOORZITTER is het daarmee eens want bij Oasen zitten bij uitstek de experts op dit terrein. Hij concludeert dat de commissie geen behoefte heeft aan een tweede termijn en dat het voorstel als hamerstuk geagendeerd zal worden voor Provinciale Staten 26 maart 2014. Hij heeft de toezegging genoteerd dat de gedeputeerde de commissie nog nader zal informeren over de eventuele schadeplichtigheid.
2b.
Uitvoeringsprogramma Groen 2014 en aanpassing subsidieplafonds URG en SLG 2013
De VOORZITTER geeft een korte inleiding. Met het Uitvoeringsprogramma Groen 2014 (UPG) geven Gedeputeerde Staten invulling aan het Hoofdlijnenakkoord binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders op het gebied van groen. Provinciale Staten wordt gevraagd om een aantal subsidieplafonds vast te stellen. De commissie dient hierover advies uit te brengen aan Provinciale Staten ten behoeve van besluitvorming op 26 maart 2014. De commissie dient te controleren of met het Uitvoeringsprogramma Groen 2014 voldoende uitvoering gegeven wordt aan de door Provinciale Staten vastgestelde doelen. De commissie dient tevens advies uit te brengen over de vraag of motie 439 van de heer Démoed hiermee afgedaan is. Mevrouw KONING bedankt voor de beantwoording van de technische vragen van de PvdA, waardoor een hoop duidelijk is geworden. Dat betekent echter ook dat het stuk wat uitgebreider had mogen zijn. De Staten wordt onder andere gevraagd om in te stemmen met 12 miljoen euro aan investeringen maar zonder eerdergenoemde vragen had de PvdA niet geweten dat er in Nieuwkoop al een onderzoek loopt naar de groenblauwe dooradering. De fractie van de PvdA vraagt aandacht voor de volgende punten.
5
1. De gedeputeerde heeft in de vorige Statenvergadering toegezegd dit jaar de beheerlasten van de RodS-gebieden te zullen onderzoeken. Nu blijkt dat medio dit jaar mogelijk een artikel wordt toegevoegd, waardoor subsidie voor biodiversiteit in RodS-gebieden mogelijk wordt. De PvdA zou daarover het liefst zo snel mogelijk in 2014 helderheid willen bieden aan de organisaties die het beheer in de RodS-gebieden uitvoeren. Spreekster vraag of de gedeputeerde hierop nader wil ingaan. 2. Bij motie is bepaald dat een mini-mkba gedaan zal worden, onder andere over het UPG. Uit de beantwoording op de technische vragen blijkt echter dat deze mini-mkba nog niet gedaan kan worden in het UPG. Spreekster vraagt wanneer die notitie dan wel komt en welke implicaties dat kan hebben voor de besluitvorming, mocht een andere keuze beter blijken te zijn. 3. Er wordt veel geïnvesteerd in fiets- en wandelpaden. De verdeling van het onderwerp over twee commissies leidt echter tot onduidelijkheid. De PvdA pleit voor een integrale aanpak van het fietsbeleid. De PvdA vindt dat het UPG past bij het eerdere besluit van Provinciale Staten. De PvdA is blij met de beantwoording van haar technische vragen maar vraagt nog aandacht voor de drie bovenstaande punten. Mevrouw VAN VIEGEN verklaart dat de Partij voor de Dieren vindt dat de extra investeringen in verkeer, vervoer, groen en economie van 500 miljoen euro niet goed verdeeld zijn. Er gaat slechts 100 miljoen euro naar groen. De Partij voor de Dieren vindt dat er meer geld moet worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van natuur en recreatie en dat de subsidies voor natuur en recreatie omhoog moeten. De biodiversiteitsgraadmeter geeft aan dat de biodiversiteit sterk achteruitgaat. Dat is voor de Partij voor de Dieren onaanvaardbaar. Toekomstige generaties zullen geconfronteerd met de gevolgen. Daarom wil de Partij voor de Dieren veel meer investeren in natuur. Spreekster overweegt een amendement in te dienen op dit voorstel. De heer VAN DIEREN informeert naar de inhoud van het amendement van de Partij voor de Dieren. Mevrouw VAN VIEGEN overweegt om een verhoging van de subsidieplafonds voor te stellen. De heer VAN DIEREN vraagt of zij daarbij ook dekkingsmogelijkheden aangeeft. Mevrouw VAN VIEGEN antwoordt daarop bevestigend. Mevrouw ZWAAN geeft haar complimenten voor de leesbaarheid van het stuk. De beleidscontouren worden duidelijk zichtbaar in de uitvoering en concrete oplossingen verbeteren de groenbeleving. De SP is bij dat er steeds meer aandacht besteed wordt aan milieuvriendelijke oplossingen, zoals het benutten van biomassa door de melkveehouderij in Nieuwkoop. Zij vraagt of er bij andere projecten ook gekeken wordt naar kansen op het gebied van biologische en/of milieuvriendelijke oplossingen. Dat zou de SP toejuichen. Zij leest als jeugdbeschermer met plezier over het project ‘Groen doet goed’; zij hoopt dat in haar werk te kunnen gebruiken om kinderen meer naar buiten te krijgen. Een van de drie hoofddoelen is het behoud van biodiversiteit. Wat de SP betreft mag dat hoofddoel op de eerste plaats staan. 6
De SP vraagt de gedeputeerde hoe de provincie de vinger aan de pols houdt bij de verdere uitvoering van de RodS, omdat de provincie daarvoor nog verantwoordelijk is. Spreekster constateert tot haar genoegen dat uit het stuk maar ook uit reacties van organisaties blijkt dat er integraal gewerkt wordt en dat er gezocht wordt naar samenwerking en verbindingen. Zij juicht toe dat het onderwerp tijdelijke natuur is in dit stuk, ook al is het maar een heel klein deel van het UPG. Zij mist echter de voorwaarden waaronder de provinciale recreatiegebieden worden overgedragen. Zij herinnert zich ook dat eerder al eens aandacht gevraagd is voor routeaanwijzingen naar de RodSgebieden. Zij vond dat een goed idee en vraagt of daarmee iets gedaan wordt. Er is ook eerder gesproken over de ‘poorten’ naar gebieden toe, waarbij de gedeputeerde de commissie heeft verzekerd dat het daar geen kermis zou worden. Spreekster vraagt puur uit nieuwsgierigheid of er al geïnteresseerde partijen zijn die daar iets willen doen. En zo ja, wat zij daar zouden willen doen. In het algemeen en specifiek in de richting van de PvdA meldt spreekster dat het SP-Tweede Kamerlid Jansen een initiatiefvoorstel heeft ingediend over fietsen en wandelen. Het lijkt de SP goed om daarmee aan de slag te gaan in de commissie Verkeer en Milieu. De heer BREITBARTH is blij met het Uitvoeringsprogramma Groen en sluit zich aan bij de complimenten van mevrouw Zwaan. Na lang praten gaat de provincie zichtbaar over tot de uitvoering. Ook daar is D66 erg blij mee. Er staan mooie projecten op stapel en spreker weet dat intensieve gebiedsprocessen in ZuidHolland tot resultaten leiden. Niet alleen de kwaliteit van het gebied verbetert maar omwonenden worden meer betrokken bij hun eigen omgeving. Het idee is uit nood geboren maar het heeft mooie dingen tot gevolg. Wijds Bloemendaal dreigde uit de EHS te vallen maar wordt mede dankzij de gemeente Waddinxveen toch natuur. Mevrouw VAN EGMOND is geïntrigeerd door de woordkeuze van D66. Zij vraagt of de woorden van de heer Breitbarth betekenen dat D66 nu toch bereid is om Weids Bloemendaal op de kaart alsnog als EHS-natuur te kwalificeren. De heer BREITBARTH antwoordt dat mevrouw Van Egmond hem verkeerd begrijpt. De planologische EHS-bestemming is voorbehouden aan gebieden met internationale verplichtingen. Dat is voor dit gebied niet het geval. D66 is wel blij dat er toch groen- en recreatiemogelijkheden ontstaan dankzij een lokaal initiatief. D66 ziet in dit UPG een aantal accentverschillen ten opzichte van het vorige programma: meer focus op innovatie in de agrarische sector, meer groenparticipatie en de Groene Motor. De staatssecretaris heeft ook nog wat extra middelen gevonden voor vrijwilligerswerk in het groen. Spreker is benieuwd wat dat voor Zuid-Holland zou kunnen opleveren. De heer VAN DIEREN is niet van plan om alles wat hieraan voorgegaan is, te herhalen. Hij beperkt zich en gaat in op twee punten: 1. De subsidieplafonds. Na beantwoording van de technische vragen van de PvdA en de mondelinge vragen van de ChristenUnie en SGP kan de ChristenUnie en SGP instemmen met de voorgestelde subsidieplafonds. 2. De controlerende taak van Provinciale Staten. In het najaar van 2012 hebben Provinciale Staten de beleidsvisie Groen vastgesteld. Het nu voorliggende programma voor 2014 wil spreker kunnen toetsen aan het primaire besluit van destijds. Op pagina 29 staat hetzelfde overzicht als in het stuk van 7
september 2012 op pagina 25, namelijk van de te realiseren doelen en de daarbij behorende kosten. Dat is precies het overzicht dat Provinciale Staten zouden kunnen gebruiken om hun primaire controlerende functie uit te oefenen. Spreker mist echter uitleg over de verschillen tussen het overzicht van 2012 en het overzicht van nu. Hij vraagt of GS daar alsnog voor kunnen zorgen, zodat ook in de toekomst getoetst kan worden aan het oorspronkelijke besluit, ook al kun je van mening verschillen over die doelen. Die doelen zijn echter bij meerderheid vastgesteld. De Staten moeten kunnen controleren of het op die manier uitgevoerd wordt. De heer BRANDS hoort de heer Van Dieren spreken over verschil van mening over natuurdoelen. De PVV en de ChristenUnie en SGP verschillen inderdaad enorm van mening over natuurdoelen. Hij hoort de heer Van Dieren ook zeggen dat de Staten hun primaire controlerende taak niet goed kunnen uitvoeren. Spreker constateert dat de ChristenUnie en SGP al voor die vraag akkoord is gegaan met het voorgestelde besluit. Dat lijkt spreker tegenstrijdig met elkaar. De heer VAN DIEREN vindt dat een goede vraag. Het heeft te maken met de besluiten die voorliggen. Er wordt de Staten gevraagd drie subsidieplafonds vast te stellen. Op basis van de stukken kunnen ChristenUnie en SGP daarmee instemmen. Het tweede punt van de heer Van Dieren heeft betrekking op een door GS vastgesteld stuk dat hij als Statenlid wil controleren. Dat staat dus los van de besluitvorming in Provinciale Staten. Mevrouw VAN EGMOND begint ook met de gevraagde besluitvorming over de subsidieplafonds. Er wordt onder andere meer subsidie uitgetrokken voor de Groene Motor. De instellingen die de Groene Motor gaan uitvoeren, zijn bekend maar spreekster heeft in het stuk niets kunnen vinden over de manier waarop de gelden besteed zullen worden. Spreekster heeft vervolgens nog drie opmerkingen met betrekking tot het UPG. 1. De provincie zegt dat meer gedaan zal worden met tijdelijke natuur maar er staat niet in het stuk hoe dat zal gebeuren. Natuur ontstaat in de regel vanzelf maar wat regelt de provincie daaromheen? 2. Spreekster vindt het een goed idee dat er op verschillende plaatsen fondsen worden opgezet maar zij leest nergens iets over het beheer van die fondsen en of er afspraken zijn over de bestedingen uit die fondsen. De heer VAN SANTEN hoort mevrouw Van Egmond zeggen dat natuur er vanzelf komt. Als dat zo is, dan vraagt hij zich af waarom dit hele circus dan nodig is. Mevrouw VAN EGMOND antwoordt dat er juist natuur komt of weer terugkomt, als mensen hun handen ervan aftrekken. De heer VAN SANTEN concludeert dat de provincie er dus ook geen geld voor beschikbaar hoeft te stellen en ook geen ingewikkelde constructies hoeft te bedenken. Mevrouw VAN EGMOND wijst erop dat de provincie het eerdere ingrijpen van de mens meestal weer moet terugdraaien. Als er niets gedaan wordt met braakliggende grond, dan komt daar een vorm van natuur. De vraag is wat de provincie daarin aan ondersteuning biedt. Spreekster keert terug naar haar tweede punt, fondsen voor beheer en de manier waarop die besteed worden. 8
3. Biodiversiteit in de recreatiegebieden. Wandel- en fietspaden worden aangelegd om mensen van het gebied te laten genieten maar zij tasten ook de biodiversiteit aan, met name de stand van de weidevogels. GroenLinks pleit ervoor dit probleem te voorkomen door meer aandacht te besteden aan de manier waarop de paden worden aangelegd. Spreekster ziet dat er bij de combinatie van biodiversiteit en recreatiegebied gekozen wordt voor herinrichting, terwijl ook gekozen kan worden voor een andere vorm van beheer. Zoals de PvdA reeds aangaf, kan een goed beheer juist ten goede komen aan de biodiversiteit, terwijl een tekort aan beheergelden juist problemen kan veroorzaken. Daarom pleit GroenLinks voor aandacht voor de combinatie van recreatie en biodiversiteit. De heer BRANDS hoort mevrouw Van Egmond zeggen dat de aanleg van fietspaden de weidevogels verstoort maar aan de andere kant slaan de door GroenLinks geliefde windmolens dagelijks grote aantallen vogels uit de lucht. Hij vraagt mevrouw Van Egmond daarop te reageren. Hij wil graag weten of GroenLinks ook daar wil ingrijpen. Mevrouw VAN EGMOND heeft haar twijfels bij de stelling van de heer Brands dat windmolens zo veel slachtoffers eisen onder vogels. De teruggang van met name de weidevogels wordt eerder veroorzaakt door te vroeg gebruik van de grond, soorten gras en verstoring van de vogels. Maar ook door het aantal bomen in de omgeving. Die factoren zijn van grotere invloed dan de windmolens. De heer BRANDS heeft vragen gesteld aan het college en het college antwoordt daarop dat elke windmolen elk jaar 38 vogels uit de lucht slaat. Daar zitten ook weidevogels bij. Spreker had verwacht dat een partij als GroenLinks dat als een probleem zou zien, net als de verstoring door een fietspad. Mevrouw VAN EGMOND denkt dat zij veel meer dan 38 dode vogels ziet liggen rond windmolens. De heer BRANDS vraagt nogmaals of GroenLinks de windmolens ook een reëel probleem vindt, waaraan aandacht besteed moet worden. GroenLinks wil fietsen door een natuurgebied voorkomen, terwijl de burgers dat zelf hebben betaald maar GroenLinks vindt het niet erg dat elke windmolen elk jaar 38 vogels uit de lucht slaat. Mevrouw VAN EGMOND heeft al gezegd dat een aantal wandel- en fietsroutes noodzakelijk is maar dat daarbij aandacht besteed moet worden aan de manier waarop die paden aangelegd worden. Daarom zouden bij de aanleg van een terrein direct deskundigen betrokken moeten worden. De heer BRANDS heeft nog geen antwoord gekregen op zijn vraag of GroenLinks ook aandacht wil vragen voor de reële problematiek van de windmolens. Mevrouw VAN EGMOND wenst niet in herhaling te vervallen. De VOORZITTER voegt eraan toe dat ieder Statenlid vragen mag stellen maar dat het geen plicht is om daarop te antwoorden. Hij beëindigt het korte interruptiedebat en geeft het woord aan de heer Brands voor zijn reguliere spreekbeurt.
9
De heer BRANDS vindt het standpunt van GroenLinks toch vreemd, zeker omdat het om een bewezen nadeel gaat. Hij noemt dat hypocriet. De PVV is tegen de beleidsvisie Groen die de Staten in 2012 hebben vastgesteld. Het gaat tot in lengte der dagen om honderden miljoenen euro’s die geen spat opleveren. Van de 500 miljoen euro waarover mevrouw Van Viegen sprak en die in infrastructuur wordt gestoken, komt elke cent dubbel en dwars terug. De provincie verdient daar geld aan. De heer BREITBARTH brengt de heer Brands in herinnering dat er wel degelijk geld verdiend wordt met groengelden. Bedrijven op zoek naar een vestigingsplaats wegen wel degelijk mee of er mogelijkheden tot ontspanning zijn voor hun werknemers. Mensen leven nu eenmaal graag in een gebied waar zij eropuit kunnen trekken. Dat levert geld op voor ondernemers in de recreatie in het buitengebied. Spreker gaat ervan uit dat de heer Brands het daarmee eens is. De heer BRANDS antwoordt dat iedereen, ook hijzelf, van groen houdt. Hij propageert ook niet dat alles volgebouwd wordt of dat de hele provincie geasfalteerd wordt. Feit is echter wel dat 79% van de provincie Zuid-Holland groen is volgens een onderzoek van de Erasmus Universiteit. Desondanks wil D66 honderden miljoenen euro’s uitgeven aan nog meer groen. Spreker vraagt zich af wanneer D66 tevreden zal zijn en hoeveel geld D66 nog uit de zakken van de Zuid-Holland inwoners wil kloppen. De PVV is het zat dat D66 bepaalt waar het zuurverdiende geld van de inwoners naartoe gaat. De VOORZITTER denkt dat boodschap helder is. De heer BREITBARTH begrijpt dat de PVV alle belastingen en de hele rijksoverheid wil afschaffen, als iedereen zelf moet kunnen bepalen waar zijn geld naartoe gaat. Het is duidelijk waaraan D66 het belastinggeld wil uitgeven. Dat geldt ook voor de hoeveelheid. De collega-Statenleden in de commissie Bestuur en Middelen hebben bij herhaling uitgesproken dat een verhoging van de opcenten wat D66 betreft niet aan de orde is. De provincie geeft in deze periode inderdaad 100 miljoen euro extra uit aan groen. D66 is daar trots op want er is een tekort aan recreatief groen, ook al beweert de heer Brands anders. Er is heel veel landbouwgroen maar dat is niet toegankelijk voor recreatie en dat zou D66 graag zo laten omdat anders de boeren de dupe worden. De heer BRANDS stelt daarom de vraag hoeveel groen genoeg is. Het is nu 79%. D66 wil nu de opcenten niet verhogen maar spreker is ervan overtuigd dat D66 dat wel doet, zodra de kans zich voordoet. De PVV wil inderdaad die gigantische overheid flink terugdringen maar niet afschaffen. De PVV vindt de hoge belastingdruk in Nederland een schande. De VOORZITTER roept de heer Brands op om zich te beperken tot het onderwerp groen. De heer BREITBARTH neemt expliciet afstand van de beschuldigingen van de PVV dat D66 de belastingen zou willen verhogen. De VOORZITTER beëindigt het interruptiedebat en vraagt de heer Brands verder te gaan met zijn betoog.
10
De heer BRANDS vervolgt zijn betoog. Er wordt dus heel veel geld geïnvesteerd in het aanleggen van nepnatuur, een gekunsteld ideaal van hoe de natuur eruit zou moeten zien maar volgens spreker kan natuur niet op die manier gecontroleerd worden. De arrogantie te denken dat dat wel kan, vindt hij niet passen bij partijen als ChristenUnie en SGP die vanuit een andere ideologie naar natuur zouden moeten kijken maar dat niet doen. De PVV weet zeker dat mensen planten en dieren niet kunnen dwingen op een bepaalde plaats te zijn, net zo min als zij de temperatuur op aarde kunnen regelen, zelfs niet met veel geld. Daarom verzet de PVV zich hevig tegen alles wat hier wordt verzonnen op het gebied van groenidealen en -illusies en zo ook tegen de verhoging van deze subsidieplafonds. Spreker heeft eerder voorgesteld om de subsidieplafonds op 1 euro te stellen want dat is voldoende om die ondernemer daarmee net dat kleine zetje te geven dat hij nodig heeft voor zijn business case. De PVV heeft er geen enkel bezwaar tegen als een ondernemer het grootste natuurpark van Europa wil aanleggen en daarin ook heel veel geld wil investeren maar wat de PVV betreft mag zoiets nooit gebeuren op kosten van de belastingbetaler. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN constateert dat met dit voorstel uitvoering wordt gegeven aan eerder genomen besluiten. De VVD gaat daarom akkoord met het voorstel. De ambities van het hoofdlijnenakkoord, zoals biodiversiteit, groenbeleving en het agrarisch ondernemerschap, zijn hierin opgenomen maar wat de VVD betreft mag daar zo langzamerhand efficiëntie aan toegevoegd worden. Het geld dat aangewend wordt, moet zo veel mogelijk naar het groen gaan en niet besteed worden aan administratie en herverdeling. Ten tweede staat als prioriteit in het hoofdlijnenakkoord de toegankelijkheid van de natuurgebieden. Spreekster zegt dit met name in reactie op de discussie van zojuist tussen GroenLinks en de PVV. Dat is belangrijk omdat er in Zuid-Holland een balans moet worden gevonden tussen natuur voor de inwoners en de landbouwgronden. De VVD heeft twee vragen en een opmerking voor het college: 1. Hoe gaat het inmiddels met de vrijwilligers in het groen? 2. Hoe loopt de regionale samenwerking? Er zijn inmiddels mooie voorbeelden van gemeenten die samenwerken. 3. De VVD maakt zich zorgen over het versnellingsproject in de Oostvlietpolder (F op de kaart). Dat project mag op geen enkele wijze een belemmering vormen voor de ongehinderde aanleg van de RijnlandRoute. De VVD wil graag horen hoe het college hierin staat. De heer DÉMOED spreekt namens het CDA waardering uit voor het stuk. Het CDA heeft vooral gekeken naar de beoogde inzet van de motie. Het CDA heeft nog de volgende vragen ter verheldering: 1. Veel doelstellingen en verbindingen kunnen alleen gerealiseerd worden door een hechte samenwerking tussen provincie, gemeenten en andere partners. Het CDA wil graag van de gedeputeerde horen hoe die samenwerking en verbinding worden beleefd omdat het CDA participatie van bewoners heel belangrijk vindt. 2. Het voorliggende stuk is ambitieus. De doelstelling voor wandelroutes wordt bijvoorbeeld verhoogd naar 650 km. Spreker wil graag weten welke risico’s zo’n doelstelling in de weg kunnen staan en welke sturingsinstrumenten het college gebruikt. 3. Er zijn nu drie groenprojecten met vrijwilligers. Het CDA wil graag weten waar de provincie nu staat en hoe ver het college over een jaar wil zijn met de groenprojecten. 11
4. Het CDA mist de inzet op ruiterpaden. Het CDA wil daar graag wat meer over horen. 5. In de bijlage staat een aantal pilotprojecten, waarbij het leereffect belangrijk is. Het CDA heeft daar waardering voor maar een leerfase kost veel tijd die mogelijk ten koste gaat van de realisatie. Bovendien wil spreker graag weten hoe het beheer geregeld wordt gedurende de leerperiode. 6. Met betrekking tot de motie is spreker blij met de inzet van het college op versnelling maar het was prettig geweest als een soort ‘knoppenbalk’ in het stuk was opgenomen, waarmee de Staten nog invloed zouden kunnen uitoefenen. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN vraagt of de heer Démoed bij die ‘knoppen’ ook de financiering geregeld heeft. De heer DÉMOED neemt die zorg direct weg want hij doet in de regel geen voorstellen zonder financiële dekking. Hij zegt ook niet op voorhand dat hij die ‘knoppenbalk’ zou gebruiken. Het zou ook kunnen dat het CDA bepaalde dingen niet wil. Ambities kunnen tegen elkaar ingewisseld worden maar bij extra ambities hoort uiteraard een degelijke financiering. Het gaat hem meer om de keuzemogelijkheden. Mevrouw VAN VIEGEN is het van harte eens met zijn vraag over de ruiterpaden. Staatsbosbeheer wil entree heffen voor het paardrijden in de natuur. De KNRS voert actie om dat tegen te gaan. Spreekster vraagt of de heer Démoed ook vindt dat rijden in de natuur gratis moet blijven. De heer DÉMOED was zover nog niet. Hij was nog op zoek naar de paden. Hij zal erover nadenken maar hij vindt betalen in principe niet vreemd. Mevrouw VAN VIEGEN wijst erop dat het oneerlijk zou zijn dat wandelaars niet hoeven te betalen. Voor hen worden ook paden aangelegd. De VOORZITTER wil daarover nu niet discussiëren want dat onderwerp is nu niet aan de orde. De heer DÉMOED weet dat paarden net als auto’s doorgaans een uitstoot hebben en wandelaars niet. Mevrouw VAN VIEGEN vindt het wel van belang voor de uitvoering van deze regeling omdat zij vindt dat het consequenties heeft als het door zou gaan. Mevrouw KONING denkt dat dit illustreert hoe lastig het voor tbo’s als Staatsbosbeheer is om voldoende geld bij elkaar te sprokkelen voor beheer en onderhoud. De heer DÉMOED heeft geen medelijden met tbo’s. Dat zou voor hem geen argument zijn om de bijdrage te verhogen. De VOORZITTER wijst er, indachtig de opmerking van mevrouw Van Dobben de Bruijn, op dat bij de aanleg ook beheer- en onderhoudskosten meegenomen moeten worden. Juist daarom probeerde hij deze discussie te beëindigen.
12
De heer VAN DIEREN voegt eraan toe dat bij ruiterpaden ook het mestprobleem meegenomen dient te worden. De VOORZITTER geeft het woord aan de gedeputeerde voor een reactie. Gedeputeerde WEBER benadrukt dat het belangrijk is dat er geïnvesteerd wordt in het groen, niet alleen voor de groenbeleving maar ook voor de biodiversiteit, twee dingen die gelukkig vaak goed samengaan. Dat kan alleen effectief in samenwerking met partners, zoals gemeenten, waterschappen, ondernemers maar ook vrijwilligers. De beleidsvisie Groen is erop ingericht om vooral mee te liften op initiatieven van anderen. Het college gaat actief op zoek naar partijen die naar verwachting kunnen bijdragen aan de provinciale belangen uit de beleidsvisie. Er melden zich ook partijen aan in de verwachting dat hun belang samengaat met dat van de provincie. Het college vraagt om een subsidieplafond van 12 miljoen euro in de verwachting die middelen te kunnen inzetten bij integrale gebiedsdeals. Dat zegt veel over het enthousiasme bij gebiedspartijen. De bijdrage is natuurlijk veel groter omdat alleen gebiedsdeals gesloten worden waarbij het beheer geregeld is maar niet bij de provincie terechtkomt maar bijvoorbeeld bij een ondernemer. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN zegt dat het daarom van belang is dat op basis van de inrichting van een gebied de onderhouds- en beheerkosten voor de komende jaren duidelijk zijn. De inrichting bepaalt immers het onderhoud. Zij vraagt of de gedeputeerde het daarmee eens is. Gedeputeerde WEBER is het inderdaad met haar eens. Daarom komt bij de gebiedsdeals direct het beheer aan de orde. Pas als daarop een bevredigend antwoord is gegeven, gaat de provincie de deal aan. De provincie pleegt geen aparte inzet op ruiterpaden maar dat wil niet zeggen dat ze er nooit zullen zijn. De gedeputeerde weet dat ruiterpaden soms deel uitmaken van de inrichting van de nieuwe RodS-projecten. Hij sluit evenmin uit dat ruiterpaden deel uitmaken van een gebiedsdeal. Het beheer van deze paden kost betrekkelijk veel geld in vergelijking met wandel- en fietspaden, terwijl ze veel minder gebruikt worden. Volgens dit systeem zouden juist maneges of andere belanghebbenden het beheer op zich moeten nemen. Het aantal vrijwilligers in het groen groeit gelukkig. De Groene Motor heeft tot doel om dat aantal nog verder te laten groeien. De gedeputeerde is heel blij dat het Zuid-Hollands Landschap en het Erfgoedhuis de coördinatie op zich genomen hebben na het stoppen van LBZH. Hij is blij met de steun van de Staten voor het verhogen van het plafond omdat beide organisaties daarmee zekerheid geboden kan worden. De VVD pleit ervoor om efficiency toe te voegen. De gedeputeerde denkt dat mevrouw Van Dobben de Bruijn daarmee doelde op de uitvoeringskosten van het agrarisch natuurbeheer. Dat onderwerp komt nog terug maar de gedeputeerde deelt haar zorg dat de uitvoeringskosten te hoog zijn, waardoor het agrarische natuurbeheer in diskrediet gebracht wordt, terwijl het hard nodig is. Door middel van het nieuwe nationale beleid kan de administratieve druk verminderd worden. Versnellingsproject F in de Oostvlietpolder is inderdaad een van de oude projecten uit de 16 miljoen euro amendementsgelden. Dit project is al gerealiseerd en kan dus geen vertraging meer veroorzaken. Hoe de samenwerking wordt beleefd, is duidelijk zichtbaar in de toenemende belangstelling van gebiedspartijen, overheden en private partijen die met voorstellen komen en daarin participeren. De provincie heeft haar belangen 13
geformuleerd. Als zij haar ambities verhoogt, dan moet zij dus ook zelf actief op zoek naar partners. Met de jaarlijkse actualisering van het programma houden GS natuurlijk ook rekening met geluiden over ambities bij andere partijen. Met betrekking tot de drie groene participatieprojecten zegt de gedeputeerde het volgende. Het college hoopt dat er over een jaar door middel van de Groene Motor een stabiele samenwerking is ontstaan voor het vrijwilligerswerk en dat daarna werk gemaakt kan worden van de kennisfunctie voor alle deelnemende partijen. De gedeputeerde vermoedt dat het weidevogelbeheer in het kader van de vernieuwing van het agrarische natuurbeheer in het komend jaar al veel aandacht zal krijgen. Tien grote gemeenten hebben meegedaan aan het programma ‘Groen doet goed’ met de bedoeling om juist in minder florissante wijken de jeugd naar buiten te krijgen. Al deze gemeenten komen rond de zomer met concrete voorstellen die hopelijk in de volgende fase uitgevoerd kunnen worden. De gedeputeerde vindt de grote betrokkenheid bij de wethouders een goed teken. Mevrouw KONING vraagt of de gedeputeerde bedoelt te zeggen dat er pas in 2015 geld is voor de uitvoering van de voorstellen. In de beantwoording op haar technische vragen staat iets anders. Gedeputeerde WEBER antwoordt dat het ook dit jaar al kan, mits de voorstellen tijdig ingediend worden. Het is inderdaad heel belangrijk om te leren van pilots omdat het gaat over andere verdienmodellen. Er wordt echter wel degelijk beheerd op dit moment want het zijn pilots by doing. Het college heeft inderdaad de mini-mkba toegezegd. Ook het UPG was daar een onderdeel van. De gedeputeerde weet dat zijn collega Janssen er druk mee bezig is en dat rond de zomer het gesprek over de pilots breder gevoerd kan worden. De PvdA vraagt terecht om een integraal fietspadenbeleid. De gedeputeerde zegt duidelijk te maken waar de scheidslijn precies ligt en hoe het college zorgt voor afstemming. Mevrouw KONING vraagt of de gedeputeerde daarop schriftelijk terugkomt. Gedeputeerde WEBER antwoordt daarop bevestigend. In de richting van de SP vervolgt de gedeputeerde dat het Fietsplan zich juist richt op de stad. Het is niet de bedoeling dat er pas een bordje staat aan de rand van de bebouwing. Er zijn al een paar mooie voorbeelden, zoals de Vaartenroute, van het Hofplein naar de Hofvijver. Het gaat natuurlijk met name om de recreatief aantrekkelijke routes. De gedeputeerde kan niet direct partijen noemen die geïnteresseerd zijn in het Poortconcept maar hij weet dat er belangstelling is. De SP vraagt ook naar het benutten van milieuvriendelijke oplossingen. Juist daarom zet het college stevig in op innovatie in de agrarische sector. In dit verband noemt de gedeputeerde als voorbeeld het onderzoeksprogramma Groene Cirkels in samenwerking met Heineken dat bedoeld is om alle kringlopen te sluiten, niet alleen van energie maar ook van restproducten en afvalwater. Mevrouw ZWAAN vindt dat goed om te horen. Zij bedoelde echter te vragen of er bij ieder project wordt gekeken of er ergens milieuwinst te behalen valt. Gedeputeerde WEBER antwoordt dat het niet geldt voor fietspadenprojecten maar wel bij agrarische projecten en bedrijven als Heineken omdat dit hard nodig is voor de toekomst. Heineken beperkt zich niet tot het eigen bedrijventerrein 14
maar levert bijvoorbeeld ook een bijdrage aan het inrichten van een bijenlandschap in het hele Land van Wijk en Wouden. Tijdelijke natuur kan daar ook deel van uitmaken. Van de provincie kan echter hooguit een kaart verwacht worden met plaatsen waar dat zou kunnen werken want de provincie beschikt niet zelf over terreinen daarvoor. De belangrijkste vraag bij tijdelijke natuur is wat er gebeurt als zich bijzondere natuursoorten ontwikkelen op zo’n plek. De bevoegdheid om daarmee om te gaan, krijgt de provincie pas met de nieuwe Wet natuurbescherming die naar verwachting per 1 januari 2015 in werking treedt. Gedeputeerde Van der Sande heeft vorig jaar zomer in deze commissie een uitgangspuntennotitie voor de overdracht van de provinciale recreatiegebieden (PRG) besproken. In het kader van de nota Beheer EHS is ook in de Staten al even gesproken over overdrachtsvoorwaarden. Daar komen zaken in als kwalitatieve verplichtingen en een kettingbeding. In de regio Holland Rijnland wordt vooral gesproken over overdracht aan gemeenten die belang hebben bij recreatiegebied. De gedeputeerde begrijpt dat de ChristenUnie en SGP van de controlerende taak van de Staten de aansluiting wil kunnen zien tussen de tabel in de beleidsvisie Groen van oktober 2012 en de tabel in het voorliggende stuk. De tabel uit 2012 is verwerkt in de Begroting 2013. De huidige tabel is in lijn met de inmiddels vastgestelde Uitvoeringsstrategie Groen en verwerkt in de Begroting 2014. De bedragen zijn natuurlijk veranderd, al was het maar omdat in het UPG de eerste programmeringsfase is opgenomen, terwijl in de oude tabel nog het hele programma tot en met 2028 stond. Er zijn extra middelen beschikbaar gekomen van het regeerakkoord Rutte II. Bovendien werd er aanvankelijk rekening gehouden met een fiks risico voor het programma RodS en de afwikkeling van de ILG. De gedeputeerde vindt het prettig te kunnen melden dat die grote reservering van meer dan 20 miljoen euro niet nodig blijkt te zijn en nu geïnvesteerd kan worden in het groen. De verschillen zijn dus verklaarbaar en conform de besluiten die de Staten bij de begroting genomen hebben. De heer VAN DIEREN bedankt de gedeputeerde voor zijn positieve insteek. Zijn vraag is bedoeld om de Staten inzicht te bieden in het geheel, ook als er straks bij het UPG 2015 weer veranderingen worden doorgevoerd. De Groenagenda is een veelomvattend onderwerp dat moeilijk in de begroting terug te vinden is. Gedeputeerde WEBER zegt toe dat hij voor het UPG 2015 de veranderingen zichtbaar zal maken en zal aangeven waarom die veranderingen plaatsvinden. De heer VAN DIEREN is blij met die toezegging. Hij hoopt dat hij het als eenvoudig Statenlid dan ook kan begrijpen. Gedeputeerde WEBER zal te zijner tijd die toets moeten doorstaan. Hij hoopt een heldere tabel te kunnen leveren. De heer VAN DIEREN vraagt nogmaals of de gedeputeerde de veranderingen ten opzichte van de besluitvorming in 2012 daarbij zal aangeven. Gedeputeerde WEBER zegt toe te zullen proberen door middel van een kort staatje overzicht te bieden door de jaren heen. In antwoord op de vraag van GroenLinks antwoordt de gedeputeerde dat er geen extra geld beschikbaar komt voor de Groene Motor. Het bedrag blijft hetzelfde maar in plaats van boekjaarsubsidie wordt het nu projectsubsidie. 15
In samenwerking met regionale partijen wordt inderdaad onderzoek gedaan naar regiofondsen met de bedoeling om extern geld aan te trekken. De provincie zal er echter pas geld in storten nadat de Staten een besluit hebben genomen over de bijdragen en de gebiedsdeals. De besteding loopt dus niet via de fondsbeheerder. De biodiversiteit in de recreatiegebieden is belangrijk. Het college zal de Staten later dit jaar een voorstel doen voor een kwaliteitsslag in de bestaande natuur- en recreatiegebieden. Verbetering van de biodiversiteit zal daar deel van uitmaken. De gedeputeerde is ervan overtuigd dat recreatiegebieden daar heel goed voor ingezet kunnen worden en zelfs aantrekkelijker gemaakt kunnen worden. Een ruiger natuurtype is in trek en verhoudt zich heel goed tot de biodiversiteit. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN heeft met belangstelling geluisterd naar het verhaal over de biodiversiteit. In de Waterleidingduinen in het noorden van ZuidHolland zijn de reeën volledig verdreven door de herten en is de Amerikaanse Vogelkers daardoor een van de laatst overgebleven boomsoorten. Amsterdam bepaalt of de herten al dan niet mogen blijven. Spreekster vraagt hoe ZuidHolland daar de biodiversiteit kan verbeteren. Gedeputeerde WEBER denkt eerder aan gebieden die bij recreatieschappen of Staatsbosbeheer in beheer zijn. En hij denkt evenmin aan het introduceren van grote aantallen reeën maar wel aan verbeteringen in botanisch opzicht of meer water. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN herhaalt dat de herten de reeën in de Waterleidingduinen verdreven hebben en dat de herten de natuurlijke biotoop hebben opgegeten. Zij zou dolgraag iets aan dat troosteloze landschap willen doen. Gedeputeerde WEBER is blij dat het overgrote deel van de Waterleidingduinen in Noord-Holland ligt. Hij richt zich op de gebieden in Zuid-Holland die onvoldoende aansluiten bij de huidige recreatiebehoeften. Hij komt later dit jaar terug met voorstellen voor een bijbehorend subsidieplafond. De financiële reservering daarvoor zit al in de tabel, dit in de richting van de heer Van Dieren. De gedeputeerde dacht alle vragen beantwoord te hebben. Mevrouw VAN EGMOND is bang dat de gedeputeerde door de interruptie van mevrouw Van Dobben haar vraag over biodiversiteit is vergeten. Zij heeft het gehad over het beheer in recreatiegebieden en daarmee samenhangend de biodiversiteit en zij heeft het gehad over de inrichting. Gedeputeerde WEBER antwoordt dat er bij de aanleg van fietspaden uiteraard rekening gehouden moet worden met weidevogelgebied. Hij erkent dat het van belang is te voorkomen dat de biodiversiteit schade oploopt door paden. Daarom is het ook van belang om te werken met brede gebiedscoalities want dan is er altijd wel een partij die daarvoor waarschuwt. Uiteindelijk moeten de verschillende belangen afgewogen worden, dus het is nooit helemaal uit te sluiten. De gedeputeerde heeft nog niet gemerkt dat biodiversiteit niet bij partijen op het netvlies staat. Mevrouw VAN EGMOND had ook nog een vraag gesteld over het juiste beheer en de gelden die daarvoor nodig zijn.
16
Gedeputeerde WEBER antwoordt dat de provincie een diversiteit aan soorten recreatiegebieden heeft. De provincie is op dit moment nog verantwoordelijk voor de PRG’s. Die zal zij alleen overdragen met goede afspraken over het beheer. De provincie is samen met anderen partner in de recreatieschappen. Daarin wordt het beheer geregeld maar de andere partners willen dat wel graag goedkoper doen, dus daar zit wat druk op. Dan resteren nog de gebieden die in beheer zijn bij Staatsbosbeheer. Bij het Decentralisatieakkoord Natuur is afgesproken dat de provincies niet financieel verantwoordelijk zouden zijn voor het beheer van de bestaande RodS-gebieden bij Staatsbosbeheer. De provincies werden daarvoor dus ook niet gecompenseerd. Het Rijk blijkt echter niet veel gedaan te hebben met zijn verantwoordelijkheid. De provincie heeft wel het RodS-beleidskader verruimd, waardoor Staatsbosbeheer meer verdienmogelijkheden krijgt. Ook al heeft de provincie geen verantwoordelijkheid, de provincie heeft wel een belang en ook een rol bij het goed beheerd houden van die gebieden. Daarom wil de gedeputeerde Staatsbosbeheer ook steunen bij het zoeken naar middelen. De gedeputeerde zal binnenkort een brief sturen aan de staatssecretaris en Staatbosbeheer om nog eens te benadrukken waar de verantwoordelijkheid ligt. De vierde categorie wordt gevormd door alle nieuwe RodS-gebieden die aangelegd worden en die volgens afspraak gevolgd worden. Ten minste een keer per jaar vindt daarover bestuurlijk overleg plaats. De gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer. De provincie heeft dat beheer eeuwigdurend afgekocht. De VOORZITTER concludeert dat de commissie geen behoefte heeft aan een tweede ronde. Hij stelt voor om het als hamerstuk voor de Staten te agenderen. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT brengt in herinnering dat de Partij voor de Dieren overweegt een amendement in te dienen. De VOORZITTER stelt voor om het dan als bespreekstuk te agenderen met de beperking dat het enige nog hangende bespreekstuk de inhoud van het amendement is. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN is ervan overtuigd dat haar fractie daar niet mee instemt omdat een amendement reacties oproept. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT denkt dat de commissie wel kan besluiten om het als hamerstuk te agenderen, tenzij er een amendement komt. Zij verwacht dat de Partij voor de Dieren tijdig kan laten weten of er een amendement komt. Mevrouw VAN VIEGEN antwoordt dat de commissie ervan uit kan gaan dat er een amendement komt. De VOORZITTER concludeert dat het als bespreekstuk wordt geagendeerd. Hij zal het presidium melden dat hij in dit geval niet kan aangeven wat de resterende discussiepunten zijn. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT wijst erop dat het Uitvoeringsprogramma Groen, waaraan de commissie de meeste tijd heeft besteed, niet geagendeerd wordt. Het gaat alleen om de twee stukken over de subsidieplafonds. De VOORZITTER geeft toe dat dat de discussie in de Staten aanmerkelijk beperkt. Hij heeft de volgende toezeggingen genoteerd: 17
1. 2.
De commissie zal geïnformeerd worden over scheidslijn tussen de fietsprogramma’s met betrekking tot de portefeuillehouders. In de tabel zullen de mutaties zichtbaar gemaakt worden voor het UPG 2015 en indien mogelijk ook het verloop vanaf 2012.
De heer VAN DIEREN vindt de tweede toezegging te voorzichtig geformuleerd. De VOORZITTER bedoelt dat de commissie in ieder geval een terugkoppeling daarover krijgt. Mevrouw KONING merkt met betrekking tot de eerste toezegging op dat het de PvdA niet gaat over de verdeling tussen de gedeputeerden maar meer om de programma’s en de samenhang ertussen. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN dacht een toezegging te hebben gekregen over de Oostvlietpolder. De VOORZITTER heeft begrepen dat het project daar al uitgevoerd is. Gedeputeerde WEBER voegt eraan toe dat dat een gereed versnellingsproject is. De VOORZITTER concludeert dat dat dus voor de toekomst geen implicaties heeft. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN heeft genoteerd dat het project, en dat geldt ook voor de projecten die daaronder vallen, op geen enkele wijze zou leiden tot desinvesteringen en evenmin tot vertraging van de RijnlandRoute. De VOORZITTER heeft dat niet opgevat als toezegging maar als een conclusie van de gedeputeerde. Het programma is afgelopen. De uitvoering is ten einde en daarmee wordt geen schade gedaan aan de uitvoering van de RijnlandRoute. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN neemt genoegen met de letterlijke tekst van de gedeputeerde in het verslag.
2c.
Lange Termijn Agenda Groen en Water
De VOORZITTER deelt mee dat de vergadering op 9 april 2014 zal beginnen om 13.00 uur en zal duren tot 18.00 uur. Ter voorbereiding van die vergadering zal een technische briefing plaatsvinden op maandag 7 april 2014 van 16.00 tot 17.00 uur. De Randstedelijke Rekenkamer zal een toelichting geven op haar onderzoeken naar het grond- en natuurbeheer van de EHS. De heer BREITBARTH pleit ervoor om die technische briefing te verzetten naar 17.00 uur omdat 16.00 uur voor Statenleden met een baan moeilijk haalbaar is. De VOORZITTER zal proberen om dat met de Randstedelijke Rekenkamer te regelen. De Natuur- en landschapsvereniging Den Hâneker stelt voor een presentatie te geven over haar ideeën over de invulling van collectieven op het gebied van natuurbeheer in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. De voorzitter vraagt of de commissie die uitnodiging wil accepteren. 18
Mevrouw VAN EGMOND vindt het een zinvol initiatief. De VOORZITTER zal met de griffie samen zoeken naar een geschikt moment en de commissie een voorstel doen. Op 11 maart 2014 heeft een interessante bijeenkomst plaatsgevonden in Alphen aan de Rijn over het bureau Groene Hart. De drie betrokken provincies zijn geïnformeerd over de activiteiten en de voortgang en hebben van gedachten gewisseld. Daar werd geopperd om vaker bij elkaar te komen, zodat er goed contact ontstaat tussen de provincies. De Statenleden van Zuid-Holland willen zich echter terughoudend opstellen en vragen daarom aan de griffie om goed in de gaten te houden wat er gebeurt in het Groene Hart. Zij zullen tevens de griffie om advies vragen met betrekking tot afstemming met de andere provincies, ingeval er beleidsbeslissingen genomen moeten worden. De heer VAN DIEREN denkt dat de samenvatting van de voorzitter globaal juist is. Hij voegt eraan toe dat op zijn verzoek het Groene Hart op de langetermijnagenda gezet is. Hij stelt voor om de datum voorlopig te zetten op mei, omdat er dan waarschijnlijk iets meer bekend is. Gedeputeerde WEBER heeft gisteravond gehoord dat de stuurgroep Groene Hart zal kijken naar de indicatoren voor de voortgangs- en monitoringsrapportage. Die komt echter pas medio mei 2014 beschikbaar. Een iets later moment lijkt hem zinvoller. De heer VAN DIEREN antwoordt dat dit losstaat van beleidsvoorstellen vanuit het Groene Hart maar dat hij er geen bezwaar tegen heeft om er juni 2014 van te maken. Mevrouw VAN EGMOND brengt in herinnering dat op 11 maart 2014 ook gesproken is over een werkgroep Groene Hart vanuit de diverse Provinciale Staten. Er bestaat formeel nog een werkgroep maar de bemensing daarvan is onduidelijk. Spreekster pleit ervoor om afspraken te maken over de bemensing. De VOORZITTER heeft geen groot enthousiasme bespeurd voor een werkgroep maar mocht er sprake zijn van het reactiveren van de werkgroep, dan zal hij aan de griffie vragen om dat te organiseren. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN herinnert zich dat die werkgroep uit elkaar is gegaan door onenigheid over het aantal huizen dat aan de afzonderlijke provincies zou worden toegewezen. Zij betwijfelt of een nieuwe werkgroep iets zou toevoegen. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT meent zich te herinneren dat het niet om een werkgroep ging om een verzoek aan de griffie om te klankborden met een aantal Statenleden om te kijken of het programma voldoet aan de wensen. Gedeputeerde WEBER heeft nog twee wijzigingen voor de langetermijnagenda. Ten eerste dat de wijziging van de Waterverordening in het tweede kwartaal zal komen en ten tweede dat de wijziging van de Waterverordening Zuid-Holland met betrekking tot de regionale waterkeringen in het derde kwartaal komt.
19
Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN heeft al heel lang niets gehoord over het Overleg Rijn-Schelde Delta. De CdK is daar verantwoordelijk voor. Zij stelt voor om hem uit te nodigen in de commissie. Gedeputeerde WEBER beaamt dat het in de portefeuille van de CdK en gedeputeerde Veldhuijzen zit omdat het vooral de economieportefeuille raakt. Het heet tegenwoordig de Vlaams-Nederlandse Delta en richt zich vooral op de economische samenwerking. De stuurgroep Zuidwestelijke Delta houdt zich bezig met het water. Het hoort dus in een andere commissie thuis. De VOORZITTER weet dat er gewerkt wordt aan een bijeenkomst van de interprovinciale werkgroep Zuidwestelijke Delta. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN zal haar voorstel doen in de commissie Ruimte en Leefomgeving. Ten tweede wil zij graag de gevolgen en kansen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ter bespreking agenderen. De VOORZITTER antwoordt dat het reeds is geagendeerd voor volgende maand in combinatie met de intensieve en extensieve veehouderij. Gedeputeerde WEBER vindt dat een typische combinatie omdat die beide dossiers niets met elkaar te maken hebben. Hij komt later dit jaar terug met het agrarische natuurbeheer. Dat heeft wel heel veel te maken met het GLB-beleid. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT vraagt om het dan wel te agenderen aan de hand van een voorstel. Gedeputeerde WEBER antwoordt dat er een voorstel komt voor het agrarisch natuurbeheer nieuwe stijl. Hij kan zich voorstellen dat de brief over het nieuwe GLB-beleid betrokken wordt bij de besluitvorming over het nieuwe agrarische natuurbeheer. Mevrouw VAN AELST denkt dat mevrouw Van de Vondervoort doelt op de afspraak dat de partij die om agendering vraagt, zorgt voor een oplegnotitie. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT antwoordt daarop bevestigend. Zij voegt eraan toe dat deze commissie vooral bedoeld is voor kaderstelling en controle en niet voor informatie-uitwisseling omdat daarvoor andere instrumenten en andere bijeenkomsten zijn. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN brengt daar tegenin dat er al een aantal presentaties over het GLB gegeven zijn. Er is inmiddels een PAL-advies en er is een aantal knelpunten geconstateerd en er is een brief van de gedeputeerde. Een aantal zaken in Zuid-Holland zal beïnvloed worden door het nieuwe GLB. Daarom vindt zij dat de commissie erover zou moeten praten. Zij schrijft met alle plezier een oplegnotitie maar zij denkt dat de brief van gedeputeerde ruim voldoende is. De heer BREITBARTH was maandag aanwezig bij de technische briefing. Hij denkt dat mevrouw Van Dobben de Bruijn met name doelt op de invulling van het GLB als geheel maar daar gaan de Staten van Zuid-Holland niet over. Daarom kijkt hij uit naar haar oplegnotitie om te kunnen bepalen of hij behoefte heeft aan bespreking.
20
Gedeputeerde WEBER komt later dit jaar nog terug met de uitwerking van het agrarisch natuurbeheer. Dat heeft een duidelijke koppeling met het GLB. De VOORZITTER stelt voor om beide zaken aan elkaar te koppelen. De heer VAN DIEREN herinnert zich dat er in de herfst ook nog een discussie komt over de masterclass landbouw. Dat zou ook een geschikt moment kunnen zijn. De VOORZITTER zegt toe het daarbij te betrekken. De heer VAN DIEREN mist de toezegging uit de vorige vergadering met betrekking tot Zegveld. De gedeputeerde zou de commissie informeren over de gekozen oplossingen. Gedeputeerde WEBER doet dat met genoegen want het is opgelost. De proefboerderij is gekocht. Hij zal de commissie schriftelijk op de hoogte stellen. De VOORZITTER concludeert dat de langetermijnagenda hiermee wordt vastgesteld. Bij het vorige agendapunt is hij vergeten te vragen of de commissie motie 439 als afgedaan beschouwt. Mevrouw VERKOELEN antwoordt namens haar collega dat de motie afdoende afgehandeld is. De VOORZITTER wil ook graag weten of de hele commissie daarmee instemt. Mevrouw VAN DE VONDERVOORT denkt dat het advies van de commissie is om de Staten voor te stellen deze motie als afgedaan te beschouwen. De VOORZITTER zal aan de Staten melden dat de commissie akkoord is.
2d.
Rondvraag
Er zijn geen vragen ingediend.
3.
Stukken ter kennisname
3a.
Stukken in het kader van actieve informatieplicht van Gedeputeerde Staten
Mevrouw VAN VIEGEN zou graag het stuk ter kennisname over de economische aspecten van het Faunafonds voor een volgende vergadering agenderen met als doel om nader beleid te formuleren voor de manier waarop de provincie omgaat met het Faunafonds dat per 1 januari 2014 een provinciale taak is geworden. Zij zal een oplegnotitie schrijven. Gedeputeerde WEBER wijst erop dat de provincie pas verantwoordelijk wordt voor de besluiten in het Faunafonds, nadat de nieuwe Natuurbeschermingswet is
21
ingegaan, wat vermoedelijk 2015 zal worden. De provincie is nu alleen financieel verantwoordelijk. Mevrouw VAN VIEGEN denkt dat het toch goed is om het rapport te bespreken, omdat de provincie die verantwoordelijkheid wel gaat krijgen. Mevrouw VERKOELEN wil graag weten wat het doel van bespreking is. Mevrouw VAN VIEGEN antwoordt dat zij het beleid van de provincie met betrekking tot het Faunafonds wil bespreken. Mevrouw VERKOELEN stelt voor dat mevrouw Van Viegen haar vragen schriftelijk aan GS stelt. Afhankelijk van het antwoord kan de commissie besluiten het al dan niet te bespreken. Mevrouw VAN VIEGEN zal met alle plezier een rondvraag indienen voor de volgende vergadering, gezien de actualiteit. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN constateert dat dit agendaverzoek feitelijk bedoeld is om de commissie te informeren. De afspraak is om dat niet meer te doen. De VVD is er dus niet voor. Mevrouw VAN VIEGEN brengt daar tegenin dat de VVD ook wel verzoekt om stukken ter kennisname te agenderen. De heer BRANDS zou heel graag de resultaten van de brief van de gedeputeerde over het Buytenland van Rhoon te zijner tijd in de commissie bespreken. Mevrouw VERKOELEN verklaart dat het CDA dat verzoek steunt. De VOORZITTER vraagt of mevrouw Verkoelen samen met de heer Brands de oplegnotitie schrijft. Mevrouw VAN EGMOND herinnert zich dat al was toegezegd dat de resultaten besproken zouden worden in de commissie. Naar aanleiding van de schriftelijke beantwoording (3) van haar rondvraag, waarin de gedeputeerde voorstelt om in overleg te gaan met het waterschap, deelt zij mee dat zij inmiddels elders eenzelfde voorbeeld heeft. Het lijkt structureel te worden. Wellicht is het goed om waterschappen te betrekken bij afspraken over gebieden en onderhoud. Gedeputeerde WEBER ontvangt graag het voorbeeld. De VOORZITTER legt uit dat dit laatste betrekking had op baggeronderhoud.
3b.
Stukken ontvangen van derden
Er zijn geen opmerkingen.
4.
Verslag Statencommissie Groen en Water 12 februari 2014
22
Er zijn geen opmerkingen. Het verslag wordt vastgesteld.
5.
Besluitenlijst Statencommissie Groen en Water 12 februari 2014
Er zijn geen opmerkingen. De besluitenlijst wordt vastgesteld.
6.
Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 16.30 uur.
23