Verslag
Vergadering van
De Statencommissie Mobiliteit, Kennis en Economie Vergaderdatum
Kenmerk
4 maart 2009
SC MKE
Status verslag
Concept Verslaglegging door
Telefoonnummer
(Notuleerservice Nederland)
070 – 4416494
Verslag van de vergadering van de Statencommissie Mobiliteit, Kennis en Economie, gehouden op 4 maart 2009 in het provinciehuis te Den Haag. AANWEZIG: Voorzitter: Commissiegriffier:
de heer Van der Sloot de heer Duizer
PvdA CDA
de heer Özdemir, de heer Pool, de heer Loose mevrouw Kip, de heer Heemskerk, de heer Edel, de heer Verbeek VVD mevrouw Van Ginkel, de heer Brill, de heer Waterman ChristenUnie/SGP mevrouw De Zoete-van der Hout, de heer Van Dijk D66 de heer Raap GroenLinks mevrouw Chung-Lavrijsen, de heer Blokhuizen SP mevrouw Van Aelst, de heer Van der Nat Partij voor de Dieren de heer Doorschodt Leefbaar Zuid-Holland AFWEZIG MET KENNISGEVING: mevrouw Nulkes en de heer Maassen
AANWEZIGE GEDEPUTEERDEN: de heer Van Dijk
AGENDA: 1. Opening 1a. Regeling van werkzaamheden 1b. Vaststelling van de agenda 1c. Mededelingen Behandelvoorstel RijnGouwelijn-West en Agenderingsvoorstel RijnlandRoute 1d. Spreekrecht 1e. Rondvraag 1f. Europa 2. Kadervorming en kaderstelling 2a. Brief van de provincie Noord-Brabant over een OV-jaarkaart voor minderjarige mbo-studenten 3. Controle en verantwoording Pagina 1/29
3a. 3b. 3c. 4. 4a. 4b. 5. 5a. 5b. 6.
Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie 2008-2011 Langetermijnagenda Voortgang moties Afwikkeling vorige vergadering en interne aangelegenheden Conceptverslag van de vergadering van woensdag 7 januari 2009 Conceptbesluitenlijst van de vergadering van woensdag 7 januari 2009 Stukken ter kennisname Stukken in het kader van de actieve informatieplicht van GS Van derden ontvangen informatie Sluiting
1.
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering om 19.30 uur en heet iedereen van harte welkom. 1a en 1b. Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda De VOORZITTER deelt mee dat mevrouw Van Aelst heeft gevraagd om de brief van de provincie Noord-Brabant inzake een OV-jaarkaart voor minderjarige mboleerlingen vanavond te agenderen als bespreekstuk. De heer LOOSE stemt in met dit verzoek, mits de bespreking kort duurt. De VOORZITTER concludeert dat de commissie akkoord is, mits de bespreking kort duurt. Hij stelt voor om de commissie tien minuten spreektijd te geven en de gedeputeerde vijf minuten. Het punt wordt geagendeerd als 2a. Op de agenda staan onder punt 4c een behandelvoorstel voor de RijnGouwelijnWest en een agenderingsvoorstel voor de RijnlandRoute. Hij stelt voor om deze onderwerpen bij de mededelingen te bespreken en erover te besluiten en stelt vast dat de commissie het daarmee eens is. De afhandeling van motie 106 (klachtenafhandeling nieuwe luchthavens) is opgenomen onder de stukken ter kennisname. Hij stelt voor om hiervan een bespreekstuk te maken en dit te agenderen onder punt 3c (voortgang moties). De commissie stemt daarmee in. Mevrouw VAN AELST deelt mee dat de SP in Koudekerk aan de Rijn handtekeningen heeft opgehaald voor de snelle en lage aanleg van de Máximabrug. Zij vraagt of zij die handtekeningen nu aan de gedeputeerde kan aanbieden. De handtekeningen worden aan de gedeputeerde aangeboden. De agenda wordt met inachtneming van deze wijzigingen vastgesteld. 1c.
Mededelingen
Er is bericht van verhindering ontvangen van mevrouw Nulkens (VVD) en de heer Maassen (SP). Pagina 2/29
De besluitenlijst wordt in de regel de vrijdag na de commissievergadering rondgestuurd. De griffier is daartoe dit keer niet in de gelegenheid. Hij zal de besluitenlijst deze keer na het weekend rondsturen. De voorzitter stelt voor om de presentatie van het project A13/A16 voorafgaand aan de commissie van 1 april tussen 18.00 uur en 19.00 uur te houden. In de komende maand wordt de trajectnota MER afgerond. De nota wordt ter visie gelegd, waarna inspraak volgt. De minister neemt in de loop van 2009 naar verwachting een besluit. De commissie stemt in met voorstel. In de afgelopen weken zijn er ontwikkelingen geweest in de behandelvoorstellen RijnGouwelijn-West, waardoor het voorliggende voorstel is achterhaald. Het besluitvormingstraject voor PS wordt nu als volgt voorgesteld. In de commissie van 1 april vindt bespreking plaats van de nota MER/MKBA. Bespreking van ontwerpnota voorkeursalternatief vindt plaats op 3 juni (was op 6 mei). Besluitvorming in PS vindt plaats op 24 juni (was op 27 mei). Het voorstel communicatietraject ziet er als volgt uit. Op 6 mei organiseren GS een bijeenkomst voor de statenleden en de gemeenteraadsleden. Op dinsdagavond 12 mei organiseren GS een publieksbijeenkomst voor de inwoners van Katwijk. Op 18 mei wordt zo’n bijeenkomst gehouden voor de inwoners van Noordwijk. De voorzitter heeft met GS overleg gehad over de rol van de staten bij de communicatie. PS kunnen aparte bijeenkomsten organiseren, maar zij kunnen zich ook aansluiten bij de bijeenkomsten van GS. Dat laatste zou als volgt vorm kunnen krijgen: GS houden hun verhaal vóór de pauze en PS organiseren daarover na de pauze een publieksdebat (zoals is gebeurd bij de RijnlandRoute). De heer VERBEEK stemt niet in met het voorstel om een publieksdebat te houden onder leiding van PS. Het is beter dat GS op die avond met de bevolking in discussie gaan en dat PS goed luisteren. Op een later tijdstip gaan PS daarover met elkaar in de commissie de discussie aan. Het publiek is wel geïnteresseerd in de voorstellen van GS en van bijvoorbeeld de betrokken gemeenten, maar niet in een discussie met PS. De VOORZITTER geeft aan dat de leden van PS bij de publieksbijeenkomst over de RijnlandRoute tussen het publiek zaten. Op die wijze hebben zij geluisterd naar de discussie, de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen en deelgenomen aan de discussie. De heer VERBEEK is het er niet mee eens dat leden van PS deelnemen aan de discussie. Het gaat er op die avonden om dat de bevolking aan het woord is. Als PS met de bevolking willen praten, dan moet hierover een aparte bijeenkomst worden gehouden. De heer LOOSE merkt op dat het er voor de bevolking niet duidelijker op wordt als PS een aparte bijeenkomst organiseren, gelet op het feit dat men veel moeite heeft met het onderscheid tussen PS en GS. Hij is daarom voorstander van het voorstel.
Pagina 3/29
De heer VERBEEK antwoordt dat juist daarom aan burgers de mogelijkheid van inspreken op commissievergaderingen wordt gegeven. De heer LOOSE was erg te spreken over het debat over de RijnlandRoute. De heer VERBEEK was daarover niet te spreken. De heer LOOSE merkt op dat die avonden een gelegenheid zijn voor de burger om aan PS zaken mee te geven, waarover later in commissieverband wordt gediscussieerd. De heer VERBEEK stelt dat voorkomen moet worden dat die discussie plaatsvindt tijdens een publieksdebat. In het voorstel gaat dat wel gebeuren. De heer VAN DIJK merkt op dat de rol van de leden van PS in de publieksbijeenkomst over de RijnlandRoute beperkt was. Zolang die rol beperkt blijft, heeft hij geen moeite met het voorstel. De heer LOOSE legt het voorstel zo uit dat daarin gekozen wordt voor optie 2 (PS haken aan bij de bijeenkomst van GS, geven op die avond slechts acte de présence en actieve deelname voor zover gewenst door de statenleden). Misschien is het voldoende dat op de avond wordt uitgelegd welke rol GS en de aanwezige leden van PS hebben op die avond en dat men die leden in de pauze kan aanspreken. Een discussiebijeenkomst na de pauze is dan niet nodig. De heer VERBEEK kan zich goed vinden in deze uitleg van het voorstel. De heer VAN DER NAT kan zich ook goed vinden in deze uitleg van het voorstel. De heer BLOKHUIZEN sluit zich daarbij aan. Ook mevrouw DE ZOETE sluit zich daarbij aan. Ook de heer BRILL sluit zich daarbij aan. De VOORZITTER concludeert dat de commissie kiest voor optie 2. De griffie wordt verzocht om op deze wijze aan de avond in overleg met GS verder vorm te geven. Hij stelt vast dat er geen behoefte is aan een werkgroep van commissieleden. De VOORZITTER stelt het agenderingsvoorstel van de RijnlandRoute aan de orde. Heeft de commissie behoefte aan een bijeenkomst voorafgaand aan het MIRT overleg van 18 mei tussen de gedeputeerde en de minister van Verkeer en Waterstaat? De heer LOOSE is van mening dat hierover eerst de insprekers aan het woord gelaten moeten worden.
Pagina 4/29
De VOORZITTER is het daarmee niet eens, omdat het slechts over de procedure gaat en over de behoefte van de commissie om al dan niet vooraf met de gedeputeerde van gedachten te wisselen. De heer VERBEEK is van mening dat een voorafgaande gedachtewisseling met de minister op zijn plaats is. De heer BRILL sluit zich daarbij aan. De heer LOOSE merkt op dat in het tijdschema twee keer sprake is van een afronding eerste fase, namelijk op 30 april en 7 juli. Wat is de eerste fase en wanneer is zij afgerond? De VOORZITTER vervolgt met zijn voorstel. De gedachtewisseling met de gedeputeerde kan in een besloten vergadering plaatsvinden op 6 mei (als onderdeel van de commissievergadering) of op 13 mei. Hij stelt vast dat de commissie een voorkeur heeft voor 6 mei. De heer LOOSE stelt voor om zijn vragen op een later tijdstip te behandelen. De VOORZITTER stelt vast dat dit voorstel wordt overgenomen. 1d.
Spreekrecht
Er hebben zich zes sprekers gemeld. Elke spreker heeft vijf minuten. De heer BECKERS verwijst naar de mailwisseling tussen hem en gedeputeerde Van Dijk en de mail die aanleiding is geweest tot het inspreken. Deze mails zijn aan de commissieleden toegestuurd. Uit oogpunt van bereikbaarheid en verkeersveiligheid wil hij in Ammerstol een extra rotonde in de N210. Het standpunt van de provincie tot nu toe is dat er één rotonde is voor de ontsluiting van het bedrijventerrein en van de Capellelaan op de N210. Beide worden aangesloten op de provinciale weg door middel van een parallelweg. Volgens de provincie belemmert een extra rotonde de doorstroming. Bovendien zijn er ‘te weinig’ verkeersslachtoffers. Als naar het voorstel gekeken wordt van de aansluiting van de parallelweg op de rotonde, dan is er ten eerste het bezwaar dat het langzame verkeer (in het bijzonder van de fietsende scholieren die vanuit Bergambacht en Ammerstol naar Schoonhoven gaan) worden gemengd met snelverkeer (in het bijzonder het vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein). Een tweede bezwaar is dat er geen ruimte is voor de aanleg van een parallelweg. Een derde bezwaar is de hoge kosten gemoeid met de verplaatsing van een hoofdwaterleiding. Spreker licht dit toe met behulp van de afbeeldingen en tekeningen. Aanleg van de parallelweg vereist het slopen van een zorgboerderij die momenteel voor enkele miljoenen euro’s wordt verbouwd of van een woning. Een vierde bezwaar is de verkeerstoename van en naar Ammerstol ten gevolge van de uitbreiding van het aantal woningen. Ook is er verkeerstoename van en naar het bedrijventerrein vanwege de uitbreiding hiervan. Al dat verkeer wordt geleid naar die ene rotonde. Pagina 5/29
Een vijfde bezwaar is dat er een dijkversterking op stapel staat tussen Schoonhoven en Bergstoep. Tijdens de uitvoering van dit project kan het verkeer van en naar Ammerstol alleen nog maar gebruik maken van de Capellelaan. De provincie wil een provinciale weg zoals de N210 in aanbouw bij Berkenwoude. Dit is een provinciale weg door de polder met hier en daar een afslag naar een dorp. In Bergambacht liggen straks twee of drie rotondes. Als je in oostelijke richting gaat, passeer je in Schoonhoven vier rotondes. Hoe kan die ene extra rotonde in Ammerstol de doorstroming dan nog belemmeren? Is belemmering van de doorstroming ook niet juist gewenst op het traject Bergambacht-Schoonhoven? Er staan namelijk dertig woningen aan de noordzijde van de provinciale weg die hierop een rechtstreekse aansluiting hebben. Aan de zuidzijde is het dezelfde situatie. Het waterleidinggebouw is het eerste gebouw na de afslag Ammerstol en het Broekselaantje van Bergambacht. Een kilometer verder komen de eerste nieuwe woningen. Deze woningen komen dus rechtstreeks uit op de provinciale weg. Ter hoogte van buurtschap De Hem doet zich dezelfde situatie voor. Spreker licht het toe met behulp van tekeningen en afbeeldingen. Iets verder is er de eerste rotonde van Schoonhoven. De opmerking over ‘te weinig’ verkeersslachtoffers roept bij spreker twee spreekwoorden op. Ten eerste: wanneer het kalf verdronken is, dempt men de put. Ten tweede: Voorkomen is beter dan genezen. Hopelijk kiest de provincie voor het tweede spreekwoord. Ter illustratie is er in de gangen van het provinciehuis een verkeersongeval met slachtoffer in scène gezet. Spreker concludeert dat er ook bij Ammerstol een rotonde in de N210 moet komen. De bevolking steunt deze conclusie massaal. De petitie in het dorp heeft een respons opgeleverd van 85%. Hij biedt de petitie en de stukken van zijn presentatie aan aan de voorzitter van de commissie. De heer POOL vraagt of de respons betrekking heeft op 85% van de bevolking of op 85% van de reacties. De heer BECKERS antwoordt dat er 700 formulieren zijn uitgedeeld. Daarvan zijn er 600 teruggestuurd. De VOORZITTER stelt vast dat er verder geen vragen zijn voor de heer Beckers. De heer POHLKAMP is de volgende inspreker. Twee jaar geleden was er een provinciale verkiezingsbijeenkomst in Gouda. Alle fracties gaven toen aan dat zij natuur, landschap en Groene Hart zouden gaan beschermen. Nu wil buurgemeente Reeuwijk een rondweg aanleggen. Hij woont in Gouda-Noord en die weg komt dicht in de buurt van zijn wijk en gaat onder de A12 door het Groene Hart heen. Gelet op de verkiezingsbeloften begrijpt spreker niet dat de provincie akkoord is met deze rondweg. Hij heeft de onderliggende stukken en persberichten gelezen. Hij wijst op de opmerking van oud-minister Veerman die
Pagina 6/29
de provincie wijst op de provinciale bestuurlijke verantwoordelijkheid om het Groene Hart te beschermen. Enkele jaren geleden hebben bewoners het initiatief genomen om deskundigen in te schakelen. Een gerenommeerd verkeersadviesbureau heeft een regionale analyse gemaakt. Daaruit blijkt dat op regionaal niveau zowel de analyse als de oplossing mogelijk is. Bovendien kan het op het regionale niveau voor veel minder kosten zorgen. Hij vraagt vanavond om de mooie woorden over het Groene Hart om te zetten in daden door dat regionale alternatief een serieuze kans te geven. De heer LOOSE vraagt om meer details van dit alternatief. De heer POHLKAMP verwijst in zijn antwoord naar zijn brief, die bij de vergaderstukken zat. In plaats van meer asfalt worden de regionale verkeersstromen in het alternatief gericht gestuurd. Dat gebeurt op basis van succesvolle praktijken in andere regio’s. De heer LOOSE concludeert dat men in plaats van meer asfalt verkeersmaatregelen neemt. De heer POHLKAMP merkt op dat het alternatief slimmer, effectiever en efficiënter is. De VOORZITTER stelt vast dat de commissie behoefte heeft aan meer informatie over het regionale alternatief. De heer EDEL vraagt de heer Pohlkamp of hij op de hoogte is van de sluipverkeerproblematiek in Reeuwijk (richting A12). Verder vraagt hij zich af of de provincie voldoende zeggenschap heeft op dit punt. De heer POHLKAMP verwijst naar zijn allereerste nieuwsbrief. Daarin heeft hij al aangegeven dat hij de problemen in Reeuwijk herkent en erkent. De verkeersrapporten laten echter zien dat Reeuwijk dit probleem zelf heeft veroorzaakt. Reeuwijk kiest als oplossing voor meer asfalt. Dat is te eenzijdig. Bij een regionale oplossing is meer asfalt niet nodig. Bij een regionale oplossing is provinciale betrokkenheid aan de orde. De VOORZITTER verzoekt de heer Pohlkamp om aan de commissiegriffier een (internet)link toe te sturen voor het verkeerskundig rapport, zodat de commissieleden van het rapport kennis kunnen nemen. De heer JUNKES is de volgende inspreker. Hij spreekt namens JOB (Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs). Hij begint met een passage uit de brief van de heer Reuser. Deze brief is een van de honderden brieven die JOB heeft ontvangen op haar website (geenovnietok). De heer Reuser schrijft dat zijn zoon een school bezoekt in Amsterdam. Hopelijk kan hij daar over een jaar gaan studeren. Die school is specifiek gericht op webdesign. De heer Reuser woont met zijn zoon in Almere. Hij moet zijn zoon dagelijks € 12,50 en een tramkaart Pagina 7/29
meegeven. Op jaarbasis is dat meer dan 3000 euro. Hij kan dat niet betalen en daarom moet hij zijn zoon gaan uitleggen dat hij een andere opleiding moet gaan volgen. Hopelijk komt er ondanks de recessie op de korte termijn een oplossing voor alle jongeren die studeren willen. Dat is investeren in de toekomst. Spreker pleit voor een OV-jaarkaart voor alle mbo-studenten. Waarschijnlijk zijn er momenteel 130.000 16- en 17-jarige studenten mbo die ten onrechte niet beschikken over een OV-jaarkaart. In het afgelopen jaar heeft JOB met vrijwel alle politieke jongerenorganisaties actie gevoerd voor een volledige OV-jaarkaart. Dit heeft geleid tot een klein stapje in de goede richting, maar nog niet tot de noodzakelijke oplossing. Hij licht drie redenen voor een OV-jaarkaart uit. Sinds kort is elke student mbo tot zijn achttiende leerplichtig. Dat is niet haalbaar als de student niet in staat is om zijn school te bereiken. Verder wordt het competentiegericht onderwijs ingevoerd in het mbo. Daardoor krijgen scholen meer vrijheid om invulling te geven aan hun onderwijs. Sommige scholen kiezen daarbij voor meer klassikaal onderwijs, terwijl andere scholen kiezen voor het geven van meer vrijheid aan de student. Als je vanwege de reiskosten genoodzaakt bent om te kiezen voor een opleiding dicht bij huis, dan moet je wellicht kiezen voor een school met een onderwijsvorm die niet bij je past of een opleiding waarnaar niet je voorkeur uitgaat. Dat leidt tot veel schooluitval. Er zijn vakopleidingen die op slechts een of twee plaatsen in Nederland worden gegeven. Voorbeelden zijn de scheepvaartopleiding en een aantal grafische opleidingen. Vorig jaar is JOB gestart met de actie ‘geen OV, niet OK’. De actie is gesteund door de MBO Raad, de AOC-raad, CNV Jongeren en bijna alle politieke jongerenorganisaties. Er zijn inmiddels bijna 20.000 handtekeningen opgehaald. Vorig jaar heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin geld wordt vrijgemaakt voor een OV-jaarkaart voor studenten mbo. De studenten moeten een bedrag van 600 tot 800 euro per jaar bijdragen. Velen zullen daartoe niet in staat zijn. Spreker verzoekt PS daarom om alles in het werk te stellen om een OV-jaarkaart voor studenten mbo te realiseren. De heer POOL vraagt om hoeveel studenten mbo het in Zuid-Holland gaat. De heer POHLKAMP antwoordt dat hij dit niet weet, maar dat hierover binnenkort een enquête wordt gehouden. Hij zal de resultaten aan de commissie toesturen. Het probleem speelt echter ook in Zuid-Holland. De heer HEEMSKERK vraagt of de motie van de Tweede Kamer betrekking heeft op alle studenten mbo of alleen de studenten die ouder zijn dan 18. De heer POHLKAMP antwoordt dat 18+ sowieso recht hebben op een OVjaarkaart. In het hbo hebben ook de 18-jarigen recht op een OV-jaarkaart. De heer VAN DIJK vraagt wat de heer Pohlkamp precies verwacht van de provincie. Pagina 8/29
De heer POHLKAMP antwoordt dat hij hoopt dat PS instemmen met de motie die op de agenda van vanavond staat, dat de provincie haar stem laat horen bij de staatssecretaris en alles doet wat mogelijk is om dit probleem op te lossen. De heer SCHUUR is de volgende inspreker. Hij spreekt namens de Wijkraad Stevenshof. Hij verwijst voor zijn bijdrage naar de brief met kleurenfoto, die de commissie heeft ontvangen. Hij zal omwille van de tijd alleen de hoofdpunten bespreken. In het agenderingsvoorstel worden de MER en het MIRT genoemd. PS hebben er vorig jaar voor gezorgd dat voor de RijnlandRoute drie tracés in studie zijn. Het Randstad-Urgent project Integrale Benadering Holland Rijnland wordt nauwelijks genoemd. Hij maakt zich zorgen over de democratische controle hierop. De gedeputeerde zal dit jaar twee keer met de minister spreken. De gedeputeerde is trekker en opdrachtgever van het Randstad-Urgentproject. De uitkomsten hiervan hangen sterk samen met de uitkomsten van de MER. Ook daarin wordt gesproken van een trechtering. Die trechtering wordt evenwel niet genoemd en dus evenmin door PS bekeken. Dat is bezwaarlijk. Daarom moeten PS heel kritisch kijken naar het agenderingsvoorstel. Hierin staat bijvoorbeeld dat er enkele momenten zijn waarop de gedeputeerde PS in kennis zal stellen van bepaalde zaken, zoals de criteria waarop de trechtering zal plaatsvinden. PS zouden echter moeten discussiëren en spreken over die criteria. Die criteria zouden niet alleen economische criteria moeten zijn. Bekeken moet worden of de N11-oplossing het meest geschikt is, omdat juist deze oplossing de groene ruimte het meeste aantast. Het is vreemd dat de trechtering in mei wordt besproken, omdat er dan nog een jaar te gaan is tot de MER. Dat leidt tot onvoldoende draagvlak en daardoor tot langere procedures. De Integrale Benadering zou gaan volgens die van de commissie Elverding, maar deze commissie heeft aanbevolen om alle belanghebbenden zo snel mogelijk bij elkaar te halen. Wijkraad Stevenshof kwam het plan van aanpak bij toeval tegen in het portefeuillehouderoverleg van Holland Rijnland. Dat is niet openbaar. De wijkraad had verwacht dat het bevoegd gezag het plan van aanpak aan hem zou toesturen. Meer openbaarheid over dit ‘schaduwproject’ is wenselijk, omdat het noodzakelijke draagvlak zich niet beperkt tot bestuurlijk draagvlak. De heer LOOSE merkt op dat het agenderingsvoorstel zojuist in de commissie is besproken. Daarbij is afgesproken dat er een tussentijds overleg is met de gedeputeerde en dat de manier waarop de MER wordt beoordeeld in de commissie wordt behandeld. De vragen over het agenderingsvoorstel zullen dan ook besproken worden. Is de heer Schuur daarmee gerustgesteld? De heer SCHUUR antwoordt dat hij wat de MER betreft daardoor een beetje is gerustgesteld. Het andere project is echter niet in de discussie genoemd. De commissie zou van dat project meer kennis moeten hebben. Uit het agenderingsvoorstel blijkt niet dat dit gaat gebeuren. Pagina 9/29
De heer LOOSE merkt op dat hij erop vertrouwt dat de wijkraad de commissie zo nodig van informatie zal voorzien. De heer BLOKHUIZEN was vorige week aanwezig op de bijeenkomst van de wijkraad. Mevrouw Neppérus (Tweede Kamerlid voor de VVD) was daarbij ook aanwezig. Zij gaf aan dat er gekozen zou moeten worden voor een dure oplossing, dat gezorgd moet worden voor voldoende draagvlak en sprak zich uit tegen de trechtering. De heer SCHUUR is het volledig met mevrouw Neppérus eens dat de merites van alle drie tracés pas aan het einde van de MER in kaart zijn gebracht en niet al na twee maanden. De heer RAAP pleit ervoor om als PS niet alleen overleg te hebben met de gedeputeerde, maar om hem ook al dan niet ‘go ahead’ te kunnen geven. De heer SCHUUR merkt op dat de startnotitie vastlegt wat er in de MER gedaan gaat worden. Over twee weken zijn de criteria bekend. Er moet nu echter rekening worden gehouden met het feit dat er drie verschillende tracékeuzes zijn. Voor de N11-West is veel extra infrastructuur nodig bij de A4 en de A44. Dat leidt tot veel extra kosten. Deze variant kan volgens spreker afvallen. Hij verwijst naar zijn brief die deel uitmaakt van de vergaderstukken. De heer VERBEEK stelt vast dat de heer Schuur pas op het einde van het traject wil trechteren. Er is al getrechterd (bijvoorbeeld de afkoppeling van het Korte Vliettracé en de weg buiten om Valkenburg). Hoe kijkt de heer Schuur aan tegen de wijze van presenteren aan de bevolking door de provincie? De heer SCHUUR antwoordt dat in die presentatie wel gesproken is over trechtering, maar niet over het project Integrale Benadering. Natuurlijk moet er uiteindelijk worden getrechterd. Dat moet echter niet aan het begin (mei 2009) maar aan het einde gebeuren (april 2010). Bovendien zijn op dit moment de criteria voor die trechtering nog niet bekend. De reacties op de ingediende zienswijzen zijn nog niet bekend. De heer BRILL merkt op dat er in de MER verschillende fasen zijn waarin een gedeeltelijke trechtering kan worden bereikt. De heer SWERTZ is de volgende inspreker. Hij bespreekt de hoofdpunten uit zijn brief (bij de vergaderstukken). Het zou op zich mogelijk moeten zijn om uitvoeringsmogelijkheden per tracédeel evenwichtig te kiezen en ook te beperken. Dit met het doel om aan het einde van de MER-procedure een zo groot mogelijke vergelijkbaarheid te hebben tegen een zo gering mogelijk inspanning. Dit zou je trechtering kunnen noemen. Er zijn veel vragen gesteld over de onafhankelijkheid in het proces. Daarom zou hierover meer gecommuniceerd moeten worden (de rollen van PS en GS bijvoorbeeld). Verder was bij de ideeëngroep de verwachting gewekt dat er nog interactieve sessies zouden volgen, maar die sessies zijn er niet geweest.
Pagina 10/29
De agendering van het gesprek voor het MIRT-overleg heeft de commissie eerder deze avond goed afgehandeld. De heer VREEDE is de volgende inspreker. Hij is voorzitter van de stichting Stop Helihaven Langenhorst. Hij merkt op dat er een helikopterhaven is gepland op een beschermd natuurgebied aan de Rijksstraatweg in Wassenaar (dicht bij de N44). De Eerste Kamer heeft op 16 december 2008 het wetsontwerp Regeling burgerlijke en militaire luchthavens aangenomen. Inwerkingtreding wordt verwacht in de loop van de zomer. Na inwerkingtreding hebben PS zeggenschap over de komst van nieuwe helihavens. PS mogen die bevoegdheid niet aan GS delegeren. De kiezer kan dus rechtstreeks invloed uitoefenen op het provinciale beleid in deze kwestie. Helihavens overstijgen het lokale belang. In het huidige regiem is het mogelijk om een verklaring van geen bezwaar voor de komst van een helihaven te verkrijgen als je bevriend bent met de burgemeester. Volgens het huidige regiem is het ook mogelijk om bij de aanvraag een valse voorstelling van zaken te geven. De burgemeester hoeft na vaststelling van de misleiding de verleende vergunning niet in te trekken. De lokale overheid treedt heel anders op tegen burgers die de voorschriften van hun bouwvergunning overtreden. Aanvrager van de vergunning in Wassenaar (en eigenaar van het landgoed) is David Hart Vastgoed Groep (DHVG). De geplande helihaven is gelegen in een ‘no-flyzone’. Deze zone is ingesteld om het gevaar van terroristische aanslagen tegen te gaan in een gebied waarin het paleis van de kroonprins en het Binnenhof is gelegen. De burgemeester laat zich weinig gelegen liggen aan de veiligheidsbelangen van de burgers. Ontkend wordt dat de helikopters vliegen over andere wijken in Wassenaar, Den Haag en Leidschendam-Voorburg. Spreker kan zijn betoog met schriftelijk bewijs onderbouwen. Zijn stichting heeft een persbericht uitgegeven. Dat maakt deel uit van de vergaderstukken. Verder verwijst hij naar een publicatie in het AD (waarvan hij enkele kopieën tijdens de vergadering uitdeelt). Hij verzoekt PS om zich bij de gemeente Wassenaar ferm uit te spreken tegen deze gang van zaken, die in strijd is met het provinciale beleid. Dat kan gebeuren door in het kader van de noodzakelijke bestemmingsplanwijziging een negatieve zienswijze uit te brengen. Het is nu namelijk agrarisch gebied. DHVG heeft nog geen aanvraag ingediend. PS zouden daarbij niet moeten wachten totdat de aanvraag is ingediend. De heer POOL merkt op dat elke gemeente zich moet houden aan nationale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. Wat doet de gemeente om dit af te dwingen? Wat verlangt de gemeente dat de provincie doet? De heer VREEDE antwoordt dat in het kader van de afgifte van een helihavenvergunning noch de Inspectie Verkeer en Waterstaat noch de burgemeester hoeven te kijken naar aspecten zoals geluid, natuur en hinder. Dat Pagina 11/29
komt wel aan de orde bij de behandeling van een verzoek voor een bestemmingsplanwijziging. Volgens DHVG is die wijziging niet nodig. Volgens spreker is die wijziging wel nodig. Volgens de gemeenteraad van Wassenaar is die wijziging ook nodig, maar de raad is niet bereid om de procedure in gang te zetten zolang DHVG geen verzoek daartoe indient. Daarom verzoekt spreker aan de provincie om de gemeenteraad met een negatieve zienswijze duidelijk te maken dat er sprake is van strijdigheid met provinciaal beleid. De heer RAAP verwijst naar de gemeente Lisse. Toen deze gemeente in strijd wilde handelen met provinciaal beleid, hebben GS een waarschuwing gegeven. Die waarschuwing hield in dat de provincie in elk geval een negatief advies zou afgeven. Vraagt de heer Vreede om een dergelijke actie van de provincie? De heer VREEDE vraagt om een duidelijk signaal aan de gemeenteraad. Dat kan zijn een brief of een negatieve zienswijze. De voorkeur gaat uit naar de vorm die mevrouw Van Aelst heeft voorgesteld. Mevrouw DE ZOETE concludeert dat er nu nog niet wordt gevlogen. De heer VREEDE merkt op dat dit juist is, maar dat er wel al gevlogen mag worden. Mevrouw DE ZOETE heeft begrepen dat er weliswaar ruimte is voor privéhelihavens (zoals die van DHVG), maar dat het gebruik daarvan zich moet beperken tot enkele keren per week. Is het juist dat de helihaven van DHVG daaraan niet voldoet? De heer VREEDE antwoordt dat DHVG volgens de vergunning vier vluchten per dag mag houden (twee keer vertrekken en twee keer aankomen). De heer WATERMAN vraagt welk standpunt de gemeenteraad inneemt en of er strijdigheid met het bestemmingsplan kan ontstaan. De heer VREEDE antwoordt dat het gebruik van de locatie als helihaven in strijd is met het bestemmingsplan. Dat is ook het standpunt van de gemeenteraad. Volgens DHVG is er geen strijd met het bestemmingsplan. Het is volgens DHVG irrelevant of je een auto dan wel een helikopter gebruikt voor woon-werkverkeer. Bovendien zijn volgens DHVG burgemeester en Inspectie Verkeer en Waterstaat het hiermee eens. De gemeenteraad is het daarmee nadrukkelijk niet eens. Spreker wil echter voorkomen dat er straks een situatie ontstaat waarin het aan de burgemeester is om al dan niet van zijn bestuursdwangbevoegdheid gebruik te maken. Mevrouw KIP vraagt of de helihaven wordt aangelegd in een Natura 2000-gebied. De heer VREEDE antwoordt bevestigend. De heer POOL concludeert dat DHVG stelt dat hij een helihaven wil aanleggen op privéterrein en dat de overheid daar dus niet over gaat. DHVG weigert een procedure voor een bestemmingsplanwijziging op te starten. Het is dus primair Pagina 12/29
een handhavingskwestie. Daarover gaat alleen de inspectie. De gemeenteraad zou een krachtig signaal moeten afgeven. De heer VREEDE is van mening dat de provincie wel een krachtig signaal kan afgeven. Als de provincie het niet doet, dan doet niemand het. Over enkele maanden is de provincie het bevoegd gezag. De VOORZITTER dankt de insprekers voor hun inbreng. 1e.
Rondvraag
Mevrouw VAN AELST vraagt of aanleg van een privéhelihaven strijdig is met het provinciale beleid voor luchtvaart, mobiliteit, natuurbeheer en ruimtelijke inrichting. Als dat het geval is, op welke onderdelen? Als dat niet het geval is, zijn GS het er mee eens dat die helihavens het provinciale belang niet dienen en zijn zij daarom bereid om in het provinciale beleid op te nemen dat er geen privéhelihavens worden aangelegd? Is de helihaven van DHVG in strijd met de ‘no-flyzone’? Is het provinciale beleid voor helihavens juridisch geborgd in AMvB’s en/of verordeningen? Als dat niet het geval is, zijn GS dan bereid om dit beleid alsnog juridisch te borgen? Als zij daartoe niet bereid zijn, waarom dan niet? Als de gemeenteraad van Wassenaar van plan is om het bestemmingplan te wijzigen zodat er een helihaven mag worden aangelegd, zijn GS dan bereid om een negatieve zienswijze in te dienen? Als zij daartoe niet bereid zijn, waarom dan niet? Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat PS onlangs het kaderstellende beleidsplan regionale luchtvaart hebben vastgesteld. De helihaven van DHVG is in strijd met dit beleidsplan. Dit heeft te maken met de vrijwaringsgebieden: 1000 m afstand tot de natuur- en stiltegebieden en 500 m afstand tot geluidsgevoelige bestemmingen. Vandaag is de derde gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004 ter inzage gelegd. Volgens de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening kan de provincie gedurende zes weken hierop reageren. De vraag is of de provincie dit ook wil. De gedeputeerde is van mening dat de provincie dat inderdaad zou moeten doen. Weliswaar heeft de provincie nog niet de bevoegdheid om het vastgestelde beleidsplan Regionale Luchtvaart te handhaven, maar aan gemeentebesturen en Rijk kan zij wel duidelijk maken dat de wijze van handelen in strijd is met dit plan en dat de provincie daar bezwaar tegen maakt. De provincie is niet alleen nu maar ook straks niet bevoegd voor wat betreft de ‘no-flyzone’. Juridische borging zal plaatsvinden in de structuurvisie en in de verordening. Door opname in de verordening wordt rechtstreekse werking verkregen, dat wil zeggen dat de gemeente zich daaraan direct moet houden bij de opstelling van bestemmingsplannen. De heer POOL vraagt zich af wat het betekent voor de bestuurlijke verhoudingen tussen gemeente en provincie als een gemeente korte tijd voordat de provincie bevoegd wordt, handelingen verricht die duidelijk in strijd zijn met het provinciale beleid. GS moeten Wassenaar daarom ook duidelijk maken dat de bestuurlijke relatie in het geding kan komen. Pagina 13/29
De heer EDEL merkt op dat de provincie nu al wel bevoegd is om handhavend op te treden. Natura 2000 valt onder de directe verantwoordelijkheid van de provincie. Aan de provincie moet in dat kader voor handelingen goedkeuring worden gevraagd. Als dit wordt nagelaten, dan is de provincie bevoegd om handhavend op te treden. De VOORZITTER verzoekt de gedeputeerde om zich bij de beantwoording van de vraag van de heer Pool te beperken tot het onderwerp helihavens. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat hij zich voorlopig wil beperken tot het uitbrengen van een negatieve zienswijze. Hij wenst de bestuurlijke verhoudingen er voorlopig niet bij te betrekken. Er zal ook gekeken worden naar andere zaken, zoals Natura 2000. Het uitspreken van een dreigement is nu nog niet aan de orde. Mevrouw CHUNGis blij met de reactie van de gedeputeerde, omdat daaruit blijkt dat de provincie zich zelf serieus neemt. De heer BRILL merkt op dat de gemeente een onderzoeksopdracht heeft gegeven aan DHV. Het definitieve rapport wordt binnenkort verwacht. Hij stelt voor om pas daarna een definitief standpunt in te nemen over de rotondes bij Ammerstol. De heer VAN DIJK vraagt wat de kosten zijn van de parallelweg in vergelijking met de rotonde, mede gelet op de aanwezige hoofdwaterleiding, de slappe ondergrond en de sloop van woningen. De commissaris van de koningin en gedeputeerde hebben nog in september aangegeven, dat er te praten is over medefinanciering van de rotonde door de provincie. Bergambacht wil voorfinancieren. Is dit juist? Kan het bezwaar tegen een extra rotonde hard gemaakt worden met het argument van het grote aantal reeds aanwezige rotondes? Als er al vijf rotondes liggen, waarom kan er dan niet nog een bij? Gedeputeerde VAN DIJK zal zijn beantwoording mede in het licht van de inbreng van inspreker de heer Beckers doen. Inspreker heeft namelijk veel belangrijke zaken gezegd. Doel van provinciale wegen en ook deze weg is een snelle doorstroming. Dat mogen geen 50 kilometerwegen worden. In Programma 2 is als doelstelling geformuleerd om juist sneller van A naar B te komen. Dat is met rotondes niet realiseerbaar. Natuurlijk moet ook de veiligheid bij de afweging voor de infrastructuur worden betrokken. Vanwege de snelle doorstroming moet het aantal rotondes zoveel mogelijk worden beperkt. Bij de ontsluiting van Ammerstol en het bedrijventerrein is daarom de mogelijkheid onderzocht om in plaats van twee rotondes een rotonde plus een parallelweg aan te leggen. Bijkomend voordeel is de rechtstreekse aansluiting van een aantal woningen en boerderijen op de parallelweg. De heer Beckers heeft tal van aandachtspunten aan de gedeputeerde toegestuurd, zoals de ondergrond en de waterleiding. De gedeputeerde zal daarom heroverwegen of de parallelweg in combinatie met een rotonde wel de juiste oplossing is.
Pagina 14/29
De gedeputeerde heeft volgende week vrijdag een overleg met de gemeente Bergambacht. Het is niet uitgesloten dat hij ook na het overleg vasthoudt aan deze oplossing (te meer nu de ingenieurs wijzen op het belang van de doorstroming), maar hij heeft het vermoeden dat dit - gelet op de insprekers van vanavond - niet het geval zal zijn. Het argument van het grote aantal bestaande rotondes kan op twee manieren worden uitgelegd: dan is er nog plaats voor een extra of dan is daar juist geen plaats meer voor. Wat de kosten betreft is hier het veroorzakerbeginsel van toepassing. Er is een ontsluiting op een provinciale weg nodig vanwege de aanleg van een nieuw bedrijventerrein. De kosten moeten betaald worden uit de verevening en de exploitatie van het bedrijventerrein. Datzelfde geldt in Ammerstol. Er is een nieuwe kern die ontsloten moet worden. Daarom is inzet van dit overleg niet medefinanciering door de provincie. Medefinanciering is niet uitgesloten, maar op dit moment zijn daar nog geen argumenten voor. Het onderzoek heeft al geresulteerd in een conceptverslag. Ambtenaren hebben hier al kennis van genomen. Dat zal worden meegenomen in het overleg van volgende week vrijdag. De heer VAN DIJK merkt op dat met één extra rotonde een verdere beperking van de doorstroming niet aan de orde is, gelet op het aantal bestaande rotondes. De heer HEEMSKERK zegt dat het CDA in het verleden vragen heeft gesteld over bijvoorbeeld de N215 bij Nieuwe Tonge, de N207 bij Rijnsaterwoude en de N219 bij Nieuwerkerk aan den IJssel. Ook in deze gevallen stonden de aanleg van een extra rotonde en de doorstroming tegenover elkaar. Daarom doet hij de suggestie om het onderwerp te agenderen in de commissie. De heer VAN DIJK voegt toe dat er niet per se sprake van een tegenstelling hoeft te zijn. In de N57 zijn rotondes aangelegd om de doorstroming juist te bevorderen. De VOORZITTER stelt voor om de suggestie van de heer Heemskerk nader te bekijken met de gedeputeerde en de ambtenaren. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat er vastgesteld beleid voor is. In de begroting zijn outputcriteria geformuleerd voor een snellere doorstroming op de provinciale wegen. De gedeputeerde stelt voor om eerst de situatie in Ammerstol nader te bekijken. Dan kan precedentwerking worden voorkomen. De heer VAN DER NAT is blij dat de gedeputeerde bereid is om naar de situatie in Ammerstol te kijken. Hij heeft over die situatie op 7 januari 2009 vragen gesteld. Die vragen zijn in afwijzende zin beantwoord. De heer BRILL stelt een vraag over de westelijke randweg van Waddinxveen en Boskoop. Er doen zich knelpunten voor. Zijn GS hiervan op de hoogte? Hoe willen GS hierover zo positief mogelijk meedenken?
Pagina 15/29
Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dit een moeilijke kwestie te vinden. Weliswaar is er behoefte aan een westelijke randweg, zeker in Waddinxveen, maar verkeersstudies tonen niet aan dat deze weg de hoogste prioriteit zou moeten hebben. Voor het Greenportbeleid is echter de ontsluiting erg belangrijk. In PS is een motie aangenomen over overprogrammering. Daarbij is de N207 voorop gezet, in elk geval wat betreft de planstudie. Volgende week dinsdag stuurt de gedeputeerde een notitie naar GS over deze motie. In de commissie van april of mei kan het worden besproken. De gedeputeerde heeft nu niet de ruimte om Waddinxveen te helpen bij de aanleg van de randweg. In het overleg van de Zuidplaspolder en van de gezamenlijke colleges is het onderwerp aan de orde gesteld. Daaruit zijn drie oplossingen naar voren gekomen. Ten eerste wordt er op korte termijn naar gekeken door middel van de planstudie. Ten tweede staat deze weg niet bovenaan in de bovenplanse verevening Zuidplaspolder. Hij staat wel in de tweede rij, samen met de N219 en de verlengde veilingroute. Het geld uit de verevening is echter nog niet beschikbaar. Ten derde: twee provinciale wegen hebben in Waddinxveen hun eindstation. De vraag is of dit lokale wegen zijn geworden waarvan het beheer overgedragen kan worden aan de gemeente. Daardoor komen er provinciale gelden vrij. In het coalitieakkoord is 40 of 50 miljoen euro gereserveerd (corridor). Het is mogelijk om een deel van die gelden voor de randweg in te zetten. Eerst moet de N207 echter beter worden bekeken. Op korte termijn kan de gedeputeerde dus geen toezeggingen doen voor Waddinxveen. De westelijke randweg kost naar verwachting ongeveer 80 miljoen euro. De heer WATERMAN merkt op dat het een goede zaak dat de N207 in zijn geheel wordt bekeken, van Leimuiden naar Alphen aan den Rijn, Máximabrug, containerterminal en het zuidelijke stuk. De noodzaak is nu al aanwezig, maar groeit met de komst van de Zuidplaspolder. De heer BRILL stelt een vraag over het onderhoud van de Algrabrug. Gekozen is voor een tijdelijke onderhoudsperiode. De brug is erg smal. Een groot deel van de Krimpenerwaard is voor Rotterdam aangewezen op deze brug. Zijn GS zich hiervan bewust? Zijn voorbereidingen voor een tweede oeververbinding aan de orde? Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat in de PVVP (provinciaal verkeers- en vervoersplan) en het RR2020 (streekplan voor de stadsregio Rotterdam) is de tweede oeververbinding voor autoverkeer juist afgewezen. De zuidwestelijke randweg gaat een oplossing bieden voor het calamiteitenvraagstuk, omdat men dan bij Gouda het water kan oversteken. Een tweede oeververbinding wordt vanwege de verkeersaantrekkende werking op de Krimpenerwaard (Groene Hart) afgewezen. De stadsregio is de bevoegde autoriteit en heeft een studie gedaan naar wat ontlasting zou kunnen zijn. De provincie was hierbij betrokken. Die studie resulteerde in een twee keer twee op de bestaande brug. Daarbij worden de huidige fietspaden gebruikt voor het autoverkeer en wordt mogelijk een nieuw fietspad aangelegd bij wijze van alternatief. De stadsregio neemt samen met
Pagina 16/29
Rijkswaterstaat de financiën voor haar rekening. De gedeputeerde kan op dit moment niet zeggen hoever men is gevorderd. De heer BRILL vraagt of in het kader van het onderhoud gewerkt kan worden aan een vierbaansweg. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat hierin niet is voorzien. Het onderhoud aan de Algrabrug is een regulier onderhoud en vindt deze zomer plaats. De gedeputeerde maakt zich zorgen over de duur van de afsluiting. In overleg met de stadsregio en Rijkswaterstaat wordt gesproken over alternatieve routes. Voor aanleg van een vierbaansweg moet er nog het nodige water door de Lek. Besluitvorming hierover wordt niet voor augustus verwacht. Het reguliere onderhoud kan vanwege de veiligheid niet worden uitgesteld. De heer HEEMSKERK stelt een vraag over de Randstad Urgent projecten. Een van die projecten is de A4-Zuid. Oorspronkelijk was hiervoor een publiek/private samenwerking bedacht. Een aantal partijen heeft veel werk verricht om tot een oplossing te komen. De gedeputeerde heeft daarover vorig jaar een mooie presentatie gehouden en de commissie beloofd om haar van de voortgang op de hoogte te houden. Dat project is een stille dood gestorven. Op welke gronden is dit gebeurd? Op welke wijze zijn de deelnemende bedrijven betrokken geweest bij dit besluit en bij eventueel toekomstige uitwerkingen? Op welke wijze wordt een vervolg gegeven aan dit project? Wat is de rol van de provincie en van gedeputeerde Van Heijningen? Op welke manier spant de provincie zich in om de aanpak van de A4-Zuid voortvarend op te pakken, zodat conform de motie ingediend op 28 oktober 2006 binnen acht jaar tot besluitvorming wordt gekomen? Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat het project geen stille dood is gestorven, omdat GS duidelijk hebben gemaakt boos te zijn. Reden voor de minister om het project te beëindigen was dat er met de consortia geen sluitende business case gemaakt kon worden. De consortia wilden dat het gehele wegennet (A4, A16 en A29, en de verbindende schakels daartussen) met een tolsysteem zou worden uitgerust. De minister kon dit vanwege zijn beprijzingsbeleid/mobiliteitsbeleid per 2012 niet accepteren. In november vorig jaar is dit ook besproken met de consortia. De bedrijven konden een aanzienlijk deel van hun aantoonbaar gemaakte kosten in rekening brengen (namelijk tot 100.000 euro). Eind oktober is opgestart de MIRT verkenning Ruit Rotterdam. Dit project maakt daarvan deel uit. De provincie is er ambtelijk en financieel (1/3) bij betrokken. Straks zal een besluit moeten worden genomen over welk project bovenaan staat: A4-Zuid of een tweede oeververbinding. Een integrale afweging moet uitsluitsel bieden. Naar verwachting is de verkennende studie in de najaars-MIRT gereed. Dan zullen in elk geval richtinggevende besluiten kunnen worden genomen. De heer WATERMAN merkt op dat de tweede oeververbinding hierin niet cruciaal is. Cruciaal is dat de A4-Zuid voor alle noord-zuidverbindingen, dat is vanaf de Tweede Maasvlakte en Botlekgebied verder naar het Zuiden en de verbinding tussen Amsterdam-Schiphol en Antwerpen. Jaarlijks bespaart dat 155 miljoen kilometers op het omrijden en dus ook een drastische emissiedaling en filevermindering. Mede vanwege het Rotterdamse klimaatbeleid, klimaatadaptatie Pagina 17/29
en fijnstofbeleid is het een belangrijke schakel. Dit alles laat onverlet dat er op termijn een tweede oeververbinding nodig is. De heer HEEMSKERK vraagt of gedeputeerde Van Heijningen in dit traject het maatje blijft van minister Eurlings. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat het A4-Zuidproject is ondergebracht bij Rotterdam Vooruit. Dat wordt getrokken door wethouder Baljeu samen met de minister. De heer LOOSE stelt een vraag over de OV-visie Holland Rijnland. Wat vindt de gedeputeerde van deze visie? Kan hij de stand van zaken geven over afstemming van het ambtelijke en bestuurlijke niveau tussen regio en provincie? Welke consequenties zouden de plannen voor congestievrije nieuwe infrastructuur op niveau 2 in die visie moeten hebben voor de bestaande provinciale infrastructuurplanning? Is hij bereid om de visie mee te nemen in de voorbereiding van de nieuwe OV-concessie Duinstreek en Bollenstreek? Is hij het met PvdA eens dat niveau 2 in de visie zodanig cruciaal is dat de eisen daarvoor (frequentie, serviceniveau) in de genoemde concessie goed moeten worden vastgelegd? Als dit het geval is, betekent het dan dat de provincie de ontwikkelingsrol op zich zou moeten nemen? Is hij het eens met de PvdA dat het programma van eisen voor de OV-concessie Duinstreek en Bollenstreek door PS dient te worden vastgesteld (of door GS na consultatie van PS)? Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat hij de OV-visie Holland Rijnland een aansprekende visie vindt. Het gaat over de aansluiting naar de omliggende regio en heeft grote ambities. De gedeputeerde (hij kan nog niet namens GS spreken) is het op hoofdlijnen eens, maar de ambities zijn erg hoog. Daarom wil de gedeputeerde een second opinion inwinnen over de belangrijkste uitgangspunten om zodoende eventuele valkuilen en te gunstige aannames en veronderstellingen boven water te krijgen. In het daaropvolgende overleg wordt gesproken over de wijze van gefaseerde invoering en de daarbij gestelde prioriteiten. Holland Rijnland heeft zelf nog geen prioriteiten aangegeven. Hopelijk kan het worden samengevat in een officieel standpunt namens de provincie (een ‘zienswijze’ op de OV-visie). Dat heeft consequenties voor de aanbestedingsprocedure. Het wordt namelijk een van de belangrijke onderleggers voor de wijze waarop de aanbesteding wordt ingestoken. Onduidelijk is nog welke consequenties dat zijn. Het programma van eisen en de aanbesteding wordt volgens de Wet personenvervoer 2000 bepaald door GS. De vervoerder, de gemeenten en de consumentenorganisaties worden als stakeholders betrokken. Er is echter wettelijk niets geregeld over het overleg met PS. De gedeputeerde wil echter het conceptprogramma van eisen bespreken in de commissie voordat stakeholders erop gereageerd hebben. In dat verband kunnen PS aan de gedeputeerde aanwijzingen meegeven. De gedeputeerde zal die aanwijzingen afhankelijk van de situatie meenemen. GS nemen een definitief besluit nadat PS en de stakeholders een reactie hebben gegeven.
Pagina 18/29
De heer LOOSE vraagt wanneer het conceptprogramma van eisen verschijnt. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat hij overweegt om de bestaande concessie met twee jaar te verlengen. Voordelen daarvan zouden zijn dat er sneller met schonere bussen kan worden gereden en dat de concessie afloopt tegelijkertijd met die van de RijnGouwelijn, zodat er één multimodale concessie kan worden verleend en de afstemmingen in het traject verbeterd kunnen worden. Het is juridisch mogelijk om de concessie met twee jaar te verlengen. De gedeputeerde is momenteel met Connexxion in gesprek over de voorwaarden waaronder de concessie zou kunnen worden verlengd. In antwoord op de schriftelijke vragen van de SP: er ontstaat dan een afweging tussen de milieuwinst op de korte termijn en op de langere termijn. Meer details kan de gedeputeerde nu niet geven. Er volgt nog een uitgebreider schriftelijk antwoord. De heer ROEST (ambtenaar) geeft aan dat het conceptprogramma van eisen voor de zomer gereed is, als besloten wordt om de concessie niet te verlengen. Gedeputeerde VAN DIJK vindt dat in dit geval het definitieve programma van eisen voor het einde van het jaar moet zijn vastgesteld. De heer VAN DIJK stelt vragen over de turborotonde. Is het juist dat de rotonde slechts tot 2020 een oplossing biedt? Wie heeft die studies verricht en laten verrichten (wiens brood men eet, diens woord men spreekt)? Is de gedeputeerde ervan op de hoogte dat turborotondes voor automobilisten moeilijk en verwarrend zijn? Welke voordelen en nadelen heeft een ongelijkvloerse kruising? Waarom is gekozen voor een turborotonde? Zijn er mogelijkheden om te komen tot ongelijkvloerse kruising, en onder welke voorwaarden? Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat het niet juist is dat de turborotonde (geregeld verkeersplein) slechts tot 2020 oplossend werkt. Hij biedt in elk geval een oplossing voor de komende vijftien jaar, waarbij is uitgegaan van een bepaalde groei van het autoverkeer en het uitblijven van een tweede oeververbinding (Oranjetunnel). Er is niet gekozen voor een ongelijkvloerse kruising, omdat een gelijkvloerse kruising op kortere termijn kan worden aangelegd (naar verwachting in 2012 gereed). Een ongelijkvloerse kruising is niet voor 2015 gereed. Bovendien is zo’n kruising minstens 30 tot 40 miljoen euro duurder. Als er toch een Oranjetunnel wordt gebouwd, dan is de gelijkvloerse kruising geen kapitaalvernietiging, omdat die kruising kan worden opgewaardeerd met fly-overs en bypasses. Daardoor wordt hij gedeeltelijk ongelijkvloers. Iets vergelijkbaars is met het Kleinpolderplein gebeurd. Op de N470 zijn ervaringen opgedaan met turborotondes. Daaruit blijkt dat automobilisten tijd nodig hebben om aan een dergelijke rotonde te wennen. TNO heeft daar onderzoek naar gedaan. Die gegevens worden meegenomen bij de constructie van de turborotonde. Vanaf 2012 kan er dus een oplossing worden geboden voor het Westland. Stadsregio Rotterdam, Haaglanden, de gemeente Westland en de provincie hebben gezamenlijk opdracht gegeven om de studies laten verrichten. De heer WATERMAN merkt op dat er een combinatie is van rotondes, een mogelijke fietstunnel en een bustunnel. Klopt het dat de provincie presentaties zal
Pagina 19/29
geven aan de betrokken wethouder in de gemeente Westland, aan het college van burgemeester en wethouders en vervolgens aan de gemeenteraad? Gedeputeerde VAN DIJK legt uit dat het project een tot twee jaar vertraging oploopt vanwege het tegemoetkomen aan bezwaren vanuit de bewonersparticipatie Langebroekweg. Dat is mede gebeurd ten behoeve van het draagvlak onder de bevolking. Daartoe is in december besloten. De heer VERBEEK merkt op dat de bewoners in het gebied twijfelen aan de haalbaarheid van de turborotonde. Er is geen draagvlak voor. Men wil een ongelijkvloerse kruising. In tegenstelling tot de N470 is er hier veel rechtdoorgaand verkeer. Hij verzoekt de gedeputeerde om nog eens een ongelijkvloerse kruising te overwegen, eventueel met een rotonde eronder. Mevrouw CHUNG vindt dat er weinig aandacht is voor de fietsers. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt de heer Heemskerk dat honorering van zijn verzoek er in elk geval toe leidt dat er niet voor 2015 een oplossing is gecreëerd. De oplossing waarvoor is gekozen is voor vijftien jaar toekomstbestendig en kan snel worden gerealiseerd. Vanuit PS is herhaaldelijk aangedrongen op een oplossing voor de korte termijn. De oplossing is niet zonder bezwaren, maar dat geldt voor elke variant. Goede communicatie is nodig. Op 17 maart is er een presentatie in de gemeenteraad van Westland. De essentie van het plan wordt dan integraal neergelegd. Hopelijk kan die informatie overtuigen. Er zijn vijf of zes voorzieningen voor fietsers gepland, zoals beveiligde oversteektunnels. Het fietsverkeer heeft een nadrukkelijke plaats gehad in de afweging. Mevrouw VAN AELST stelt een vraag over de MerwedeLingelijn. Dit jaar rijden op dit traject op enkele woensdagavonden per maand geen treinen. Dat is niet voor het eerst. Vorig jaar was dat ook het geval. Toen was er niet voldoende vervangend busvervoer ingezet. Ook dat is nu weer het geval. De bus rijdt eens per uur, terwijl de trein twee keer per uur rijdt. Zijn GS het met de SP eens dat dit een urgente kwestie is? Als dat het geval is, op welke termijn wordt dan actie ondernomen? Waarom zijn de eerder schriftelijk gestelde vragen over deze kwestie niet eerder beantwoord? Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat hij die vragen aanstaande maandag zal afdoen aan GS. Het antwoord aan mevrouw Van Aelst volgt dan twee weken later. Eerdere beantwoording was niet mogelijk, omdat de gedeputeerde hierover overleg met Arriva moest voeren. Er is hier zeker sprake van een urgente kwestie. Mevrouw VAN AELST betreurt het dat een zaak waardoor zoveel reizigers worden gedupeerd niet binnen de daarvoor gestelde termijn (vier weken) kan worden behandeld. Mevrouw VAN AELST stelt een vraag over defecte lantaarnpalen in Nieuwkoop. De gemeente wil ze niet repareren, omdat het een provinciale taak zou zijn. Is de gedeputeerde bekend met dit probleem? Is de provincie verantwoordelijk? Als dat het geval is, waarom duurt vervanging dan zo lang? Is de gedeputeerde het met Pagina 20/29
de SP eens dat niet-werkende lantaarnpalen tot onveilige situaties kunnen leiden? Als dat het geval is, waarom wordt er dan zo lang gewacht met vervanging? Is de gedeputeerde bereid om in de toekomst defecte lantaarnpalen sneller te vervangen? Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat het hier gaat om de lantaarnpalen aan de Parallelweg. Die weg is geen provinciale weg. Dus is de gemeente verantwoordelijk en niet de provincie. De provincie houdt drie keer per jaar een schouw op de provinciale wegen. Daarna wordt zo nodig een lamp vervangen. Tussen de schouwen door gebeurt dat niet, omdat het vaak leidt tot wegafzettingen en gevaarlijke situaties. Een lampuitval van 5% is aanvaardbaar vanuit veiligheidsoogpunt. Er volgt een schorsing van drie minuten. De VOORZITTER heropent de vergadering. 2a. Brief van de provincie Noord-Brabant inzake OV-jaarkaart minderjarige mbo-leerlingen Mevrouw VAN AELST merkt op dat het om een CDA-motie gaat. De motie gaat over een urgent probleem en is ook van belang voor Zuid-Holland. De studenten aan het mbo moeten zoveel mogelijk keuzevrijheid hebben in de te volgen opleiding. Spreekster heeft om dit agendapunt gevraagd om te onderzoeken of er in PS voldoende draagvlak bestaat om een soortgelijke motie tot de minister te richten. Mevrouw DE ZOETE geeft aan dat ChristenUnie/SGP de motie wil steunen. Ten onrechte zijn studenten mbo jarenlang achtergesteld. Een OV-jaarkaart is ook goed voor het mbo, omdat het leidt tot concurrentie en daardoor tot het uitfaseren van de slechte opleidingen. De heer POOL zegt dat de PvdA een motie van PS of brief van GS wil steunen, mits de provincie niet zelf OV-jaarkaarten gaat verstrekken. De heer BRILL merkt op dat de VVD een motie of andere effectieve vorm steunt. De heer HEEMSKERK geeft aan dat het CDA voorstander is van een motie. Hij vraagt zich wel af welke consequenties in dit verband zijn verbonden aan de aanwezigheid van de twee stadsregio’s en hoe de financiering vorm krijgt. Mevrouw DE ZOETE voegt toe dat studenten mbo ook in de stadsregio’s voldoende keuzevrijheid moeten hebben. De heer HEEMSKERK merkt op dat er nog niet één OV-autoriteit is. De heer POOL stelt dat de provincie niet de financiering van de OV-jaarkaart voor haar rekening moet willen nemen. De heer HEEMSKERK merkt op dat de motie daar niet over gaat. Pagina 21/29
De heer DOORSCHODT laat weten dat de Partij voor de Dieren voorstander is van de motie. De heer RAAP deelt mee dat D66 geen voorstander is van een motie. De motie Slob (Tweede Kamer) gaat ver genoeg en voor de provincie is hier geen taak weggelegd. De heer BLOKHUIZEN merkt op dat GroenLinks voorstander is van de motie. Mevrouw VAN AELST licht toe dat de motie moet voorkomen dat er een lappendeken van provinciale regelingen ontstaat. Dat werkt in het nadeel van de student mbo die op weg naar zijn college door verschillende provincies moet reizen. Groningen heeft nu al een eigen regeling. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat de studiefinanciering en alles wat daarmee samenhangt geen provinciale verantwoordelijkheid is, zeker niet in de provincie nieuwe stijl. Dit laat onverlet dat een representatief orgaan uitspraken kan doen die voor andere gremia bedoeld zijn. De motie moet niet worden opgevat als een opdracht aan GS om te zorgen voor een OV-jaarkaart in welke vorm ook. De Tweede Kamermotie heeft met te weinig genoegen genomen, omdat voor die motie 30 miljoen euro is vrijgemaakt terwijl bekend is dat er 90 miljoen euro voor nodig is. In het verband van IPO en van de grote stadsregio’s wordt momenteel nagedacht over een landelijke regeling die volgend studiejaar kan worden ingevoerd. Het Rijk moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen. In het Tarievenkader OV-chipkaart heeft Zuid-Holland besloten om aan jongeren tussen 12 en 18 jaar een OV-korting te geven. Die korting is dezelfde als al gold voor kinderen tot 12 jaar en voor 65+. Echter, de OV-jaarkaart hoort bij de studiefinanciering en dat is een rijksaangelegenheid. De provincie heeft hierin geen verantwoordelijkheid. De VOORZITTER concludeert dat er een meerderheid is voor het indienen van de motie. Er is geen meerderheid voor financiering met provinciaal geld. Gedeputeerde VAN DIJK stelt voor dat GS een brief schrijven op basis van de motie. De heer POOL doet de suggestie dat het een brief wordt van de voorzitter van PS. Mevrouw VAN AELST stemt hiermee in, mits wordt toegezegd dat de overwegingen over kennis en het voorkomen van een lappendeken daarin worden meegenomen. De VOORZITTER concludeert dat de gedeputeerde toezegt om de strekking van de motie mee te nemen in een brief van het IPO. De heer BLOKHUIZEN vraagt of de gedeputeerde in dat geval niet sterker staat met een motie van PS.
Pagina 22/29
De VOORZITTER merkt op dat de toezegging formeel vastligt. 3a. Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie 2008-2011 De heer EDEL merkt op dat het CDA het een gedegen plan vindt waarmee de goede richting wordt opgegaan. Als er 2 euro per vierkante meter wordt gevraagd aan vereveningsbijdrage (greenfields voor brownfields), dan levert dat bij 250 ha aan nieuwe bedrijventerreinen al 5 miljoen euro op. Zo’n bijdrage is geen reden voor een bedrijf om zich niet in Zuid-Holland te willen vestigen, terwijl het geld hard nodig is om de doelstellingen voor herstructurering te financieren. Op welke termijn kan een bijdrageplicht worden verwacht? De heer BRILL merkt op dat de VVD het een goed plan vindt waarmee de goede richting wordt opgegaan, maar maakt de volgende kanttekeningen. Volgens deze fractie moet niet eerst de herstructurering van bedrijventerreinen opgepakt worden en pas daarna de aanpak van nieuwe terreinen. Dat kan ook parallel gebeuren, bijvoorbeeld op de Tweede Maasvlakte. Bereikbaarheidsproblemen van bedrijventerreinen zijn oplosbaar. In hoeverre heeft de crisis gevolgen voor de plannen en de aankoop van gronden? De VVD kan zich vinden in dubbel ruimtegebruik en wil functiemenging van wonen en bedrijventerreinen niet uitsluiten. Kan de gedeputeerde iets toevoegen aan de rapportage over de stand van zaken bij de herstructurering? De heer WATERMAN merkt op dat de vaarwegen kunnen worden gebruikt door de watersporters om de historische landschappen en historische binnensteden te bezoeken. Bovendien kunnen zij worden gebruikt om vanuit die binnensteden het water op te zoeken. Dat betekent gekwalificeerde ligplaatsen met walstroomvoorziening, douche, toilet en afvalwaterafgifte (Kaderrichtlijn Water). De vrijetijdseconomie is dus een punt van zorg. Het pleidooi van de heer Brill voor het wonen op bedrijventerreinen is mede vanwege de sociale controle. Omgekeerd kan in bepaalde woonwijken het werken geïntroduceerd worden (kantoren, detailhandel, andere bedrijven). De heer POOL sluit zich aan bij de vraag van de heer Brill over de doorwerking van de crisis. Is het Transatlantic Market Scenario niet te hoog geworden? Wordt door de crisis niet alleen de omvang en het tempo maar ook de aard van de gronduitgifte beïnvloed, bijvoorbeeld een ander type bedrijvigheid? Waarom rekenen Mainport Rotterdam en Greenport met een ander scenario? De PvdA vindt dat het uitvoeringsprogramma er goed uitziet en noemt een aantal goede punten uit het programma. Het is belangrijk om verder vorm te geven aan de bovenlokale bedrijventerreinen. De provincie mag zich niet bemoeien met de lokale bedrijventerreinen. Verder is het belangrijk om in te zetten op de herstructurering, het dubbele grondgebruik inclusief de verbinding met de wateropgave. Zorg voor en sturing op is nodig voor bedrijven uit de hoge milieucategorie. Het is zorgelijk om de beeldkwaliteitseisen te verlagen op perifere terreinen. Op termijn zullen deze terreinen namelijk niet meer perifeer zijn. Waarom worden die eisen verlaagd?
Pagina 23/29
Teleurstellend is de provinciale sturing op de kantorenmarkt, omdat de stoere taal van de herstructurering van bedrijventerreinen hier ontbreekt, terwijl de problematiek groot is. Kan in het najaar een midtermreview worden gegeven over de stand van zaken van de 10% doelstelling ruimtewinst? De heer DOORSCHODT merkt op dat die ruimtewinst volgens bladzijde 16 geen 10% maar 7% is. De heer POOL zegt dat dit percentage betrekking heeft op een onderzoeksgetal waaraan geen verdere consequenties worden verbonden. De heer VAN DIJK vraagt of in verband met de crisis herbezinning nodig is op de doelstellingen uit het coalitieakkoord, zoals een bijstelling van de 750 ha herstructurering en de 250 ha nieuwe terreinen? In hoeverre spoort de nota over de vrijetijdssector met PNS? In hoeverre is er in de vrijetijdssector ruimte voor landgoederen? Zijn de nieuwe vestigingsplaatsen goed onderbouwd in verband met de ontstane economische situatie? Blijven er in verband met de op bladzijde 7 (voetnoot) genoemde uitzonderingen genoeg middelen over voor herstructurering? De heer POOL merkt op dat hij ermee instemt als de gedeputeerde de doelstellingen kan halen zonder dat het de provincie geld kost. De heer VAN DIJK merkt op dat de herstructurering altijd geld kost. Op bladzijde 9 staan bedrijventerreinen die mogelijkerwijs ontwikkeld worden (dit in verband met de planuitval). Kan de gedeputeerde een percentage noemen? Op bladzijde 12 wordt gepleit voor een herstructureringsfonds dan wel voor het provinciaal labelen van het nationale herstructureringsfonds. Wat is de relatie met het UHB? Het vereveningsfonds kan worden gevuld met behulp van de suggestie van de heer Edel. Het parkmanagement bij nieuwe bedrijventerreinen kan volgens spreker alleen via de subsidievoorwaarden geregeld worden. Hij vraagt zich af of de gemeenten in dat geval vanwege het als lastig ervaren parkmanagement zullen afzien van subsidie. Op bladzijde 30 zijn de sportvelden van Sliedrecht in de planvorming als bedrijventerreinen opgenomen. Dat mag niet gebeuren. Mevrouw CHUNG merkt op dat GroenLinks zich zorgen maakt over de gevolgen van de kredietcrisis. Kan de gedeputeerde aangeven of er aanpassingen zijn te verwachten? Is het niet voorbarig om de recreatie al in de planperiode af te gaan stemmen op de klimaatverandering? In de nota wordt aangegeven dat het cafébezoek afhankelijk van de leeftijdscategorie toeneemt of afneemt. Dat is volgens spreker voor deze nota niet relevant.
Pagina 24/29
Zijn de geïntegreerde complexen op perifere locaties (combinaties van vrije tijd, winkel, horeca, enzovoorts) te beschouwen als een nieuw soort bedrijventerrein? Worden de rode contouren hierdoor niet opgerekt? De 10%-doelstelling voor herstructurering is een goede zaak. Kan de gedeputeerde een stand van zaken geven over de gerealiseerde herstructurering en over de gerealiseerde nieuwe bedrijventerreinen? De demografische ontwikkelingen leiden tot een kleinere behoefte aan eengezinswoningen en een grotere behoefte aan appartementen (stellen zonder kinderen, alleenstaanden, eenoudergezinnen). Dat heeft gevolgen voor het ruimtebeslag. Daar is in de stukken onvoldoende aandacht aan besteed. De heer RAAP merkt op dat de aanleg van nieuwe of de uitbreiding van bedrijventerreinen moet worden gekoppeld aan de uitbreiding van natuurgebieden (natuurcompensatie). Daaraan wordt in de stukken geen aandacht besteed. PS hebben het actieprogramma vastgesteld. Waarom wordt het uitvoeringsprogramma niet ook ter vaststelling aan PS voorgelegd? De heer LOOSE merkt op dat het programma niet ter vaststelling aan PS wordt voorgelegd, omdat het hier om een uitvoeringstaak van GS gaat. De heer RAAP vraagt wat de regionale ontwikkelingsbedrijven (ROB) doen en hoe en door wie zij in hun functioneren worden getoetst. Kan de gedeputeerde een toelichting geven over de SER-ladder? Het onderwerp recreatie en vrije tijd is mager uitgewerkt in de stukken. De gesignaleerde trends in het eindrapport Ruimtebehoefte in 2020 is onvoldoende uitgewerkt. Is er ruimte gecreëerd voor creatieve economie (dans, theater)? De heer DOORSCHODT vraagt hoe de kwaliteit en duurzaamheid (bladzijden 13 en 14) worden gemeten. Op bladzijde 21 is sprake van aanpassing. Hoe snel kan dat gebeuren? Op bladzijde 17 (onder 5.4) wordt gesteld dat er gedeelten van bedrijventerreinen worden aangewezen waar zich alleen maar bedrijven uit de hoge milieucategorie (vanaf 4) mogen vestigen. Wat gebeurt er als er onvoldoende gegadigden zijn? De heer RAAP vraagt of de heer Doorschodt het een goede zaak vindt dat gedeelten van bedrijventerreinen uitsluitend voor bedrijven uit de hoge milieucategorieën worden aangewezen. De heer DOORSCHODT antwoordt dat hij dit een goede zaak vindt, maar leegstand is weinig efficiënt. De VOORZITTER dringt er bij de gedeputeerde op aan om zich te beperken tot de hoofdlijnen en voor het overige schriftelijk antwoorden te geven. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat de economische crisis en de demografische ontwikkelingen van groot belang zijn voor de behoefteplanning. Zij werken door in de scenario’s. Global Economy Scenario en Transatlantic Market Scenario zijn scenario’s voor de langere termijn. Hierin worden gemiddelden Pagina 25/29
berekend voor minstens tien jaar en op basis daarvan wordt geëxtrapoleerd. Het is niet bekend hoe lang de crisis zal duren en hoe ernstig zij wordt. Met het Rijk is afgesproken voor het Transatlantic Market Scenario te kiezen. Het Rijk toetst de door de provincies aangeleverde behoeftecijfers, onder andere aan de nationale behoeftecijfers. Mede op basis van de SER-ladder wordt vervolgens in onderhandeling met de provincies bepaald hoeveel nieuwe bedrijventerreinen mogen worden gepland. Een onderhandelingspunt was de ijzeren voorraad. De aangehouden strategische reservering is bepaald op vier jaar. Voor clusters die een bovengemiddelde groei laten zien en ambiëren mag op een iets hoger scenario worden ingezet. Een voorbeeld is de Greenport. Het Rijk is richtinggever geworden in de te hanteren veronderstellingen. Dat was vroeger niet het geval. Er zijn op dit moment geen initiatieven om voor het mogelijk maken van nieuwe bedrijventerreinen tot grote aanpassingen van ruimtelijke plannen te komen. Met de huidige streekplannen (en straks de structuurvisie) wordt in de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen voldoende voorzien. Dit laat onverlet dat een nieuw bedrijventerrein kan worden ingepland als vanwege de nagestreefde verstedelijkingsverdichting binnen de regio gezocht moet worden naar een locatie voor een nieuw bedrijventerrein. De REO’s zijn het daarmee eens. De heer POOL vraagt of de provincie de regionale planning veel meer dan vroeger dwingend voorschrijft en daarbij zonodig gebruik maakt van de nieuwe instrumenten van de WRO. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat dit bij de meeste REO’s niet nodig is. Hij heeft het uitvoeringsprogramma in drie REO’s besproken en zij steunden het programma. Hij sluit niet uit dat er individuele gemeenten in den lande zullen zijn die niet willen meewerken. Hij verbaast zich erover dat de VNG zich in de commissie Jorritsma afvraagt of de provincie zich hiermee wel mag bemoeien. De minister van Economische Zaken heeft die vraag bevestigend beantwoord. De wethouders Economische Zaken pleiten voor een provinciale regeling van het parkmanagement. Dat is mogelijk voor nieuwe bedrijventerreinen (een soort bestemmingsplanvoorschrift waaraan wordt getoetst). De gemeenten krijgen daardoor ten opzichte van de ondernemers meer level-playing-field. De gemeenten zijn niet bereid om een vereveningsbijdrage te betalen voor de herstructurering. De gedeputeerde zal daarom uitzoeken of hij de gemeenten daartoe kan dwingen. Hij heeft er begrip voor dat gemeenten niet willen meefinancieren aan de herstructurering buiten hun regio. Solidariteit heeft een grens. Dat begrip is er niet als de bijdrage binnen de regio wordt besteed. In regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) kan daarover van gedachten worden gewisseld. De heer POOL pleit voor een verevening op provinciaal niveau, omdat de ene regio intensere problemen heeft op het gebied van de herstructurering dan de andere. Gedeputeerde VAN DIJK merkt op dat men zich niet rijk moet rekenen met de greenfield/brownfieldverevening. Bijna geen enkel nieuw bedrijventerrein heeft een positieve grondexploitatie. De werkgelegenheid is een belangrijk motief. Gemeenten verevenen zelf ook al: bijvoorbeeld door met de opbrengst een Pagina 26/29
sporthal te bouwen (verevening tussen verschillende functies). De gedeputeerde pleit voor een randstedelijk vereveningsfonds, maar de andere provincies voelen daar niet voor. De heer EDEL geeft aan dat de vereveningsbijdrage een onderdeel van de exploitatie vormt, net als de btw of de baatbelasting. Ondanks de negatieve exploitatie worden deze ook gewoon betaald. De heffing van de bijdrage staat los van de negatieve exploitatie. Gedeputeerde VAN DIJK merkt op dat de provincie hier geen eigen belastinggebied heeft, zoals de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Het VNG is duidelijk tegenstander. Een oplossing moet op basis van vrijwilligheid worden gevonden. De heer POOL vraagt of de gedeputeerde ook wil denken aan het kostenveroorzakersbeginsel. Gedeputeerde VAN DIJK geeft aan dat er ondanks de crisis nog steeds nieuwe bedrijventerreinen nodig zijn. Voor het Scienceport Holland (tussen Delft en Rotterdam) moet een eerste klas terrein worden gevonden, vergelijkbaar met het terrein voor het Bio Science Park in Leiden. Een Brabants open innovatiesysteem. Aan zo’n terrein zijn hoge investeringen verbonden en dus hoge exploitatietekorten (ondanks het bijspringen door de overheid). Moet ook zo’n terrein dan extra worden belast met een greenfieldbijdrage? Een van de elementen van duurzaam en dubbel ruimtegebruik kan functiemenging zijn. Het is niet de bedoeling dat er woningen op bedrijventerreinen komen. Dat leidt tot problemen met milieucirkels, stankcirkels, enzovoorts. Er kunnen wel leisure-functies komen, kantoren bovenop een logistiek centrum of een kas bovenop een grote loods. Op het bedrijventerrein van Rijnwoude zijn daarvan mooie voorbeelden te vinden. In de Zuidplas gaat dit ook gebeuren: er is in het streekplan 20% dubbel ruimtegebruik voorgeschreven. Het is mogelijk om in woningbouwlocaties lichtere milieucategorieën te mengen. Dat is bijvoorbeeld in Valkenburg gebeurd. Daarbij kan gedacht worden aan de creatieve sector, maar bijvoorbeeld ook aan advocaten en architecten. De gedeputeerde doet de suggestie om met gedeputeerde Van Engelshoven van gedachten te wisselen over de nota Vrijetijdseconomie. De vaarwegen kunnen daarbij aan de orde komen. Er wordt wel degelijk gestuurd op de kantorenmarkt. Inventarisatie gebeurt om de twee jaar. Daarom is er een goed beeld van de leegstand. In Holland Rijnland is er nauwelijks overschot, in Gouda is dat wel het geval. In het REO-verband (regionale economische overleggen) wordt op basis daarvan de plancapaciteit aan BVO’s van elke gemeente bepaald. De heer POOL merkt op dat in de stukken een andere taal wordt gesproken dan bij de bedrijventerreinen. Bij de leegstand van kantoren zou ook gestuurd kunnen
Pagina 27/29
worden op resultaten. Daarbij kan binnen de rode contouren gedacht worden aan nieuwe functies voor bestaande panden. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat kantoornieuwbouw alleen mogelijk is binnen de regionale kaders. De herstructurering van de kantorenmarkt is moeilijker te sturen dan de herstructurering van de bedrijventerreinen, omdat de kantorenmarkt minder publiek gestuurd wordt en veel meer in handen is van projectontwikkelaars. Projectontwikkelaars willen geen downgrading, maar sluiten het creëren van woonfuncties in verouderde kantoorpanden niet uit. De provincie heeft ruimte geboden om die woonfuncties mogelijk te maken, maar daarvan wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Dat wordt veroorzaakt door de hoge transitiekosten. De gedeputeerde zegt de midtermreview (halfwegevaluatie) toe. Op dit moment is er van de 250 ha nieuwe bedrijventerreinen nog geen enkele hectare gerealiseerd. Bij de herstructurering is al meer dan de helft gerealiseerd. Bij de laatste tender in 2008 is de 10%-eis een formeel criterium geweest. De eerdere tenders waren op basis van de oude regeling. Het rijksfonds bedraagt ruim 400 miljoen euro tot 2010 voor herstructurering. Daarvan is maar een heel klein beetje nieuw geld. Het Rijk verlangt van de provincies een even groot bedrag als bijdrage. IPO is het daarmee niet eens en wil dat die 400 miljoen euro zonder meer naar de provincies gaat. Het IPO vindt dat het niet zo zeer een rijksfonds maar een gebiedsfonds moet worden. Geen enkele provincie is zover gevorderd met de herstructureringslijst als ZuidHolland. Als er extra stimuleringsmiddelen beschikbaar komen, dan wil de gedeputeerde de herstructurering van de bedrijventerreinen prioriteit geven. De gemeenten hebben zoveel voorwerk al verricht, dat met een beetje stimulering extra het dubbele UHB kan worden gedraaid. De natuurcompensatie wordt geregeld bij het opnemen van een nieuw bedrijventerrein in het streekplan. De andere vragen zullen schriftelijk worden afgedaan. Mevrouw CHUNG vraagt of haar vraag over de perifere geïntegreerde detailhandelslocaties een technische vraag is. Gedeputeerde VAN DIJK antwoordt dat de perifere detailhandelslocaties aangewezen bedrijventerreinen zijn. Er is dus een rode contour omheen getrokken. Het zijn geen nieuwe locaties. 3b. Langetermijnagenda De VOORZITTER deelt mee dat de nieuwe LTA bij de volgende commissievergadering wordt rondgestuurd. 3c. Voortgang moties
Pagina 28/29
De VOORZITTER deelt mee dat de commissie een behandelingsvoorstel heeft ontvangen voor motie 106 / stand van zaken amendement 74. De voorzitter stelt vast dat de commissie daarmee instemt. 4. Afwikkeling vorige vergadering en interne aangelegenheden 4a. Conceptverslag van de vergadering van 7 januari 2009 Het verslag is vastgesteld. 4b. Conceptbesluitenlijst van de vergadering van 7 januari 2009 De besluitenlijst is vastgesteld. 5. 5a.
Stukken ter kennisneming Stukken in het kader van de actieve informatieplicht van GS
De stukken worden vastgesteld. 5b.
Van derden ontvangen informatie
De informatie wordt voor kennisgeving aangenomen. 6.
Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.55 uur.
Pagina 29/29