Zwaargewichten Een vrachtwagen van 9 ton, loodzware tractorbanden en boomstammen, joviale schouderklopjes en een frisse geur van spierverwarmende mentholzalf vermengd met zweet. Onlangs werd in Dokkum gestreden om de titel ‘De Sterkste Man van Noord-Nederland’. Schrijver Dirk Mulder begaf zich – voorzichtig – onder de deelnemers. TEKST: Dirk Mulder FOTOGRAFIE: Otto Snoek
Het is een mooie zondag in het vriendelijke Dokkum en toch ben ik een beetje bang. Nooit eerder verkeerde ik in het gezelschap van mannen die mij van hieruit zonder moeite naar Leeuwarden kunnen werpen. Bedremmeld parkeer ik mijn zwarte Jaguar bij Partycentrum Colosseum, waar De Sterkste Man van NoordNederland gehouden wordt. De winnaar mag door naar de nationale finale. Het is niet mijn bedoeling om zelf mee te doen, ik kom alleen maar kijken. Dat lijkt me nogal een risico, één verkeerd woord en hop, daar ga je. Binnen barst het van de norse kerels vrees ik, type uitsmijter, dikke nekken, kale koppen, spieren als kabeltouwen en op de arm een rood hart getatoeëerd, waaronder de uitroep staat die ik zal slaken terwijl ik hulpeloos door de lucht vlieg: mamma! De mensheid zit vol vooroordelen en ik ben geen haar beter. De meeste sterke mannen blijken tatoeagevrij en hebben gewoon hun moeder meegenomen, merk ik als ik op mijn tenen de wedstrijdlocatie betreed. Ook hun oma’s zijn ruim vertegenwoordigd. Ze zitten op de tribune aan hele grote truien te breien of spreken vertederd over hun kleinzonen.
De grootmoeder van Jan Tolsma (22), Fries juniorenkampioen, is blij dat haar jongen geen buitensporig breed postuur heeft en niet “zo’n enorme beer” is geworden. Vergis je niet, ondanks zijn onopvallende afmetingen. Trots vertelt ze dat er laatst een wat ongelukkig geparkeerde vrachtwagen bij haar in de straat stond en dat Jan die achteloos met één hand wegduwde. Of was het met één vinger? Oma’s overdrijven soms een beetje. De ambiance waarin de wedstrijd zich afspeelt heeft een Romeins thema, met gekartelde marmeren zuilen van gips, omslingerd door duurzaam bladergroen dat best tegen een sopje kan. Een hoge muur is omgetoverd in een authentieke Romeinse klimwand, een portret van Che Guevara wekt de indruk dat deze oude beschaving een vooruitziende blik had. In de hoek staat een uitbundig verchroomde, kolossale vuurrode truck met vierkante vormen. Deze bruut zal tijdens het eerste onderdeel een meeslepende rol gaan spelen. Ondertussen groeit het vertrouwen dat het wel eens mee kon vallen met die sterke mannen. Een stoere jongen staat zich warm te draaien. Hij heeft blosjes op zijn wangen en de oogopslag van een verlegen hertje. Ook bij de deelnemers onderling kan ik geen spoortje haat of nijd ontdekken. Ze ruiken fris naar spierverwarmende mentholzalf en lijken elkaar allemaal te kennen. De wederzijdse begroeting bestaat uit een joviale schouderklap waarmee je een boomstam kan splijten. Wat ik wel een tikje zorgelijk vind zijn hun rek- en strekoefeningen. Een in de grond verankerde forse stalen T-balk, die een groot deel van het dak draagt, wordt als afzetpunt gebruikt. Gespannen kijk ik omhoog. Dit is vragen om moeilijkheden. Schoon aan de haak, zonder oplegger, is een Mack truck 9000 kilo zwaar. Er is een 8 cilinder motor met een inhoud van 16,4 liter voor nodig om het ding in beweging te krijgen. Of één sterke man, die desnoods 98 keer minder weegt dan de vrachtwagen zelf. Met 92 kilo eigen gewicht weet zelfs de lichtste deelnemer de truck vanuit stilstand 22 meter vooruit te slepen. Dat is de verplichte afstand, het gaat om de snelste tijd.
Trucktrekkers doen een soort vestje aan, dat met een touw aan de voorbumper is verbonden. Voorover gebogen, met de voeten naar binnen en in een merkwaardig trippelpasje, sleuren ze de Mack van z’n plaats, aangemoedigd door hun trainers, die er stuk voor stuk uitzien alsof ze uit eigen ervaring spreken: ‘Kom op! Kleine stapjes! Hou ‘m strak! Harder! Tempo, nu!’ Overmoedig overweeg ik een carrière als coach. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn, het verbale gedeelte zal ik zeker onder de knie kunnen krijgen. Alleen aan de rest moet ik nog een beetje werken. De Mack buigt zich voor zijn meester. Hans Lolkema wint dit onderdeel door de klus in 24,4 seconden te klaren, 8 seconden sneller dan de langzaamste deelnemer. Bedwelmd door zoveel krachtsvertoon en een walm van uitlaatgassen – de motor moet blijven draaien, anders slaan de luchtremmen vast – juicht het publiek de winnaar toe. Beledigd grommend sluipt het rode vrachtbeest terug naar de startplek en wordt via een zijdeur naar de parkeerplaats gedirigeerd. Wie denkt dat de sterke mannen nu een week lang mogen bijtanken, komt bedrogen uit. Terwijl de piste wordt klaargemaakt voor de volgende strijd, schalt er opruiende muziek uit de luidsprekers. Na een neuzig ‘Hee, sabberdejosia’ zingt een artiest uit de Jordaan een lied waar ook al geen woord Fries bij is: ‘Geef mij maar Amsterdam!’ Niemand protesteert, dergelijke onzin vatten ze heel ruimhartig op in Dokkum. Er wordt een juten zak aangedragen met een inhoud van 25 kilo. Die moet achterwaarts over een lat worden geworpen. De beginhoogte is 3,5 meter en dat gaat steeds met stappen van een halve meter omhoog, totdat de lat op 5 meter ligt. Het lijkt me al een hele prestatie om de zak te tillen, laat staan zo’n reuzenzwaai te maken. Afgemat door het kijken ga ik bij de bar een glaasje frisdrank halen. Daar raak ik in gesprek met Grietje van der Veen uit Zwagerbosch, een slanke vrouw met het figuur van een zandloper. Toch heeft ze twee ontzettend sterke mannen ter wereld gebracht, Sjoerd en Sibbe. Het zit in de familie. Haar echtgenoot, medeverantwoordelijk voor dit puike genenmateriaal, mag zich niet voor niets de Sterkste Pake van Friesland
noemen. Dat geeft wel een veilig gevoel thuis, moet Grietje toegeven. Ze bezoekt bijna iedere wedstrijd, maar het liefst gaat ze toch naar de Highland Games, dat is het allergezelligst. ‘Het zijn allemaal vrienden,’ zegt ze. ‘Je treft er zoveel aardige mensen. En hoe die met elkaar omgaan, hè.’ Er komt een dromerige blik in haar ogen. Omdat ik niet weet wat de Highland Games inhouden, legt Grietje het me geduldig uit. Het is een stevig spel. Gekleed in een Schots geruite rok doet men daar aan steenstoten, gewicht werpen, gewicht omhoog gooien, hamerslingeren en boomstam smijten. Dit alles in een sfeer van peace, love and understanding. Grietje treft me als een verstandige, nuchtere Friezin en haar verhaal bevestigt wat ik al begon te vermoeden. De zachte kant van krachtsport, aaibaar als de buik van een jong hondje, bleef tot op heden onderbelicht. Inmiddels is het boomstam heffen begonnen. De opdracht luidt om een 85 kilo zware boomstam van de vloer tot boven het hoofd te tillen en met gestrekte armen omhoog te houden. Dan weer neerleggen en opnieuw beginnen, zo vaak mogelijk binnen anderhalve minuut. Hans Lolkema, de winnaar van het onderdeel truck trekken, lukt het totaal 12 keer in die tijd, net één keertje meer dan de nummer 2. Lolkema heeft in het dagelijks leven een metselbedrijf en houdt 30 man aan het werk. Na gedane arbeid traint hij bijna dagelijks, maar hij is niet fanatiek. Hij gelooft niet in ijzeren gezondheidsregels, het moet wel een grapje blijven, een biertje gaat er op z’n tijd best in. Achter hem zie ik een jonge coach een sigaretje opsteken. Hij houdt er zijn hand voor, blaast stiekem uit en reageert betrapt als onze blikken elkaar kruisen. Ondanks de zware inspanning hijgt Hans nauwelijks na. Hij is vriendelijk en kijkt heel rustig uit zijn ogen, geamuseerd bijna, alsof hij de toegang heeft gevonden tot een dieper innerlijk weten waar wij zwakke mannen geen besef van hebben. Het roept filosofische vragen op. Misschien hoef je nooit meer agressief te zijn als je zo sterk bent. Je hebt immers niets te bewijzen, je bént het bewijs.
Hans is ook een Highland-fan. ‘Hier gaat het steeds om pure krachtsexplosies,’ zegt hij. ‘Bij de Games ligt dat heel anders, daar heb je behalve kracht ook techniek en souplesse voor nodig. Dat vind ik zelf het allerleukste.’ De deelnemers voor de volgende ronde verzamelen zich. De lichaamsbouw varieert van Sportschool Light tot Dubbel Breed en een enkeling zou op Koninginnedag een aardig zakcentje kunnen bijverdienen door zijn achterwerk als springkussen te verhuren. Maar nu hebben ze andere dingen aan hun hoofd. Een manshoge tractorband van 300 kilo die plat op de vloer ligt moet omhoog getild en weer omgeduwd worden, 4 keer heen en 4 keer terug. Zwaar werk, de hele zaal kreunt mee. Behalve hamburgers en zware shag begin je zo langzamerhand ook een vleugje sterkemannenzweet te ruiken. De laatste krachtproef vervult me met een stijgend ontzag. Twee lange metalen kokers zijn dusdanig volgestort met beton of een andere zware materie, dat ze per stuk 100 kilo wegen. Gelukkig is er in het midden een handvat aan gelast, anders draagt het zo lastig. Met aan iedere hand zo’n koker loopt de deelnemer 10 meter heen en 10 meter terug, en dat dan weer zo vaak mogelijk binnen een bepaalde tijd. Eén ding is duidelijk. Dit zie je niet op Schiphol, deze handbagage dateert uit het pre-rolkoffertijdperk. Sterke mannen gaan graag een beetje op tijd naar bed, dus rond half negen ’s avonds wordt de wedstrijd afgesloten met een prijsuitreiking. Sjoerd van der Veen uit Zwagerbosch (34 jaar en 108 kilo) eindigt als derde, Arno Lauwsma uit Bolsward (25 jaar en 130 kilo) wordt tweede en Hans Lolkema uit Sloten (35 jaar en 120 kilo) neemt de eerste prijs in ontvangst. Hij mag door voor De Sterkste Man van Nederland. Hans krijgt een bos bloemen en een kloeke beker die ik qua vormgeving zelf in het tuinschuurtje zou zetten – waarom zijn sporttrofeeën altijd zo lelijk? – maar smaken verschillen. Op de parkeerplaats blijkt mijn auto klemgezet tussen een muur en de rode Mack truck, die nog wat staat na te mokken. Toevallig komen er net drie sterke mannen naar buiten. Ze overzien de situatie in een oogopslag. Zonder een woord te verspillen blaast de één de vrachtwagen weg, duwt de tweede het
Partycentrum een metertje opzij, en neemt de derde mijn angstig weggedoken Jaguar onder de arm om hem een eindje verder zachtjes voor me neer te zetten. Dankbaar stap ik in. Aardige jongens, dat zijn het.