Zorgplan Open Schoolgemeenschap Bijlmer 2011 – 2015 zorg en onderwijs goed verbonden
14 december 2011
1
Inhoudsopgave
Inleiding
p. 3
1. Visie op onderwijs en zorg 1.1 Missie en visie van de OSB 1.2 Visie op zorg in ons onderwijs 2. Aannamebeleid (zorg)leerlingen 2.1 Doelgroepbepaling 2.2 Intakeprocedure instroom 2.3 Intakeprocedure zij-instroom 2.4 Plaatsing
6
3. Leerlingbegeleiding 3.1 Pedagogisch klimaat en begeleidingsstructuur 3.2 Aandachtsgebieden
7
4. Zorgstructuur en aanbod 4.1 Soorten zorg 4.2 Zorgaanbod vanuit de school 4.3 ZorgAdviesTeam en externe samenwerking
10
5. Uitstroom van (zorg) leerlingen 5.1 Uitstroommogelijkheden 5.2 Speciale voorzieningen
13
6. Kwaliteitsbewaking
14
7. Ambities 2011-2015
15
2
Inleiding Laat je talent groeien! De OSB viert in 2012 haar 40-jarig bestaan. Door de jaren heen hebben we geïnvesteerd in de groei van kinderen: cognitief, sociaal-emotioneel, fysiek en cultureel. Er is persoonlijke aandacht voor kinderen en hun ouders wat zich onder meer uit in: - de manier waarop het mentoraat vorm krijgt - de geschreven rapporten met beoordelingen in de vorm van complimenten en adviezen tot aan de examenklassen - de tijd die uitgetrokken wordt voor oudergesprekken: tweemaal per jaar een half uur en twee ouderavonden - en via het vormen van kleine deelscholen die binnen een grote school veiligheid en kleinschaligheid bieden. Er zijn ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs die van invloed zijn op hoe we ons onderwijs vorm geven: bijv. de toenemende eisen vanuit het Ministerie van OCW aan de eindexamenresultaten. Om daarop goed in te spelen investeren wij in het toekomstbestendig maken van ons onderwijsmodel en in de scholing en verdere professionalisering van onze docenten en medewerkers. De kernvraag voor de toekomst zal zijn hoe we onze idealen kunnen blijven vormgeven in een sterk veranderende omgeving. Passend onderwijs Schoolbesturen zijn vanuit de zorgplicht gehouden aan het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften die op school staan ingeschreven of worden aangemeld. ‘Passend’ wil zeggen dat het onderwijs aansluit op de ontwikkeling van de leerling, de wensen van de ouders en de mogelijkheden van het personeel. De OSB heeft daar vanuit haar traditie met veel aandacht voor wat een leerling behoeft als het ware al ‘vanzelfsprekend’ op voorgesorteerd. Het komend jaar zal de OSB - als het beleid rond passend onderwijs definitief vaststaat - in overleg met de scholen in de regio haar keuze voor het zorgprofiel van de OSB bepalen. Dat wil zeggen omschrijven welke leerlingen met welke (extra) ondersteuningsbehoeften bij uitstek op de OSB op hun plaats zijn. Daarnaast speelt de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten. Ook dit zal impact hebben op de kinderen en gezinnen met wie wij te maken hebben. We nemen dan ook als school actief deel in de plannen die nu ontwikkeld worden. Blijvend leren In 2007 heeft de OSB haar eerste zorgplan bekend gemaakt. Elk jaar is vervolgens teruggeblikt om te leren van de opgedane ervaringen en jaarlijks zijn aandachtspunten opgesteld. Voor de komende jaren zal in ieder geval het invoeren van passend onderwijs en de daaraan gekoppelde bezuinigingen aandacht vragen. Dyslexie en verzuimbeleid beleid blijven hoog op de agenda staan. We beseffen dat we alleen door gezamenlijke inspanning - binnen de school tussen zorgspecialisten en docenten en buiten de school met gespecialiseerde samenwerkingspartners - echt iets kunnen betekenen voor kinderen met extra zorgbehoeften. We zullen ons daarom ook inzetten voor het verder verbeteren en professionaliseren van dit samenspel. Opbouw zorgplan We starten dit zorgplan met onze missie en visie als OSB op zorg binnen ons onderwijs (hoofstuk1). Vervolgens ons aannamebeleid (hoofdstuk 2) en hoe onze reguliere leerlingbegeleiding (hoofdstuk3) gestalte krijgt. In hoofdstuk 4 een overzicht van ons aanbod voor leerlingen met extra zorgbehoeften en wat in samenwerking met externen gebeurt. Soms stromen leerlingen ook uit en wat zijn dan de opties (hoofdstuk 5)? In hoofdstuk 6 beschrijven hoe we onze kwaliteit bewaken en bevorderen met in hoofdstuk 7 tenslotte onze ambities voor de komende jaren.
3
Hoofdstuk 1 Visie op onderwijs en zorg 1.1
Missie en visie van de OSB
Open Schoolgemeenschap Bijlmer De naam Open Schoolgemeenschap Bijlmer staat voor wat wij zijn. - Open verwijst naar de ontmoeting van mensen met al hun verschillen in niveau, cultuur, geloof en achtergrond. - School drukt uit dat alle schooltypen – VMBO, HAVO en VWO – samengaan in één school. - Gemeenschap staat voor de sfeer van gezamenlijkheid. - Bijlmer geeft de plek aan waar wij eigentijds en vernieuwend onderwijs bieden. De Open Schoolgemeenschap Bijlmer is een school waar persoonlijke ontwikkeling centraal staat en waar cognitieve, sociaal-emotionele en creatieve ontwikkeling in evenwicht zijn. Het is een school waar allen die bij de school betrokken zijn, samen werken en samen leren: 1600 leerlingen, 160 docenten en 40 onderwijsondersteunende medewerkers. Kleinschalig en veilig De school is opgebouwd uit zes deelscholen: drie deelscholen onderbouw, twee deelscholen VMBO en één deelschool HAVO en VWO, elk met een eigen groep docenten en elk met een eigen vleugel binnen het gebouw. Kleine scholen binnen de grote school met alle voordelen van een kleine (alle leerlingen worden gekend) en tegelijkertijd grote school (flexibele inzet van docenten). Persoonlijke begeleiding van elke leerling Mentoren zijn erg belangrijk op de OSB. Alle klassen hebben een eigen mentor bij wie leerlingen met hun vragen terecht kunnen. De mentor blijft in principe twee jaar bij de klas in zowel de onderbouw als de bovenbouw en is hét aanspreekpunt voor leerlingen en ouders. Bij h/v kan de mentorwisseling eerder plaatsvinden door de keuze van het profiel. Leren met hoofd, hart en handen Leren gebeurt bij ons op verschillende manieren: theoretisch, praktisch en kunstzinnig. Leerlingen doen daardoor niet alleen de kennis op die nodig is om het diploma te halen, maar ook om straks als goed toegeruste jongvolwassene te kunnen functioneren in de wereld van morgen. De OSB werkwijze In de onderbouw zijn klassen zo heterogeen mogelijk samengesteld: kinderen met een advies variërend van VMBO-B, -K, -TL, HAVO tot VWO – vormen één klas. Onze speciale lesopbouw in blokken van 60 minuten – start in de kring, werkfase in kleine groepjes, afronden in de kring of tijdens een ander reflectiemoment - zorgt ervoor dat leerlingen met elkaar samenwerken en zo tot een goed resultaat komen en groeien op zowel cognitief als sociaal-emotioneel vlak. de Uitstel van schooltypekeuze tot aan het einde van het 2 leerjaar biedt kinderen meer kansen om zich te ontwikkelen tot het voor hen juiste schooltype. Ook is er de mogelijkheid om in het derde leerjaar een voorbereidend havojaar te volgen. In principe laten we niet kinderen niet zittenblijven en gaan we uit van een doorlopende leerlijn, tenzij er speciale omstandigheden zijn die rechtvaardigen om hierop een uitzondering te maken. Het is onze taak leerlingen te helpen optimaal te presteren en zich optimaal te ontwikkelen. De inzet van mediation (van en door leerlingen) helpt leerlingen beginnende conflicten zelf te onderkennen en deze onderling op te lossen. We sluiten zo goed mogelijk aan bij de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt en gaan we uit van de mogelijkheden van de individuele leerling. Essentieel daarbij is dat de docenten, de ouders en de leerlingen zelf hoge verwachtingen hebben in allerlei opzichten.
1.2
Visie op zorg in ons onderwijs
In onze visie zijn onderwijs en leerlingbegeleiding onlosmakelijk met elkaar verbonden. De reguliere leerlingbegeleiding door de mentor en docenten betreft sociaal-emotionele begeleiding, studie- en leerbegeleiding, keuzebegeleiding voor schooltype en richting in de bovenbouw, voor een vervolgopleiding en natuurlijk ook begeleiding in de groep. De deelschoolleiding speelt hierbij een ondersteunende rol voor mentoren en docenten.
4
We maken in de leerlingbegeleiding onderscheid tussen: ste 1 lijnszorg door mentor, docenten, deelschoolleider (klassenteam bespreking) de 2 lijnszorg door zorgcoördinator, schoolmaatschappelijk werker, orthopedagoog, (structureel en incidenteel overleg) de 3 lijnszorg door zorgcoördinator, schoolarts, leerplichtambtenaar, bureau jeugdzorg en schoolmaatschappelijk werker (ZorgAdviesTeam) Ons uitgangspunt is dat we de begeleiding en zorg zo dicht mogelijk bij de leerling willen organiseren: dat betekent dat de mentor de spil vormt met indien nodig ondersteuning vanuit de zorgspecialisten binnen de school of evt. van daarbuiten. Door intensief en open samen te werken met alle betrokkenen binnen en buiten de school leggen we de basis voor een adequate en systematische begeleiding van leerlingen tijdens hun schoolloopbaan. Met als doel alle leerlingen - en die met extra zorgbehoeften in het bijzonder - kansen te bieden om zich te ontwikkelen. Preventie van het ontstaan van problemen is een belangrijk aandachtspunt. Mentoraat De OSB staat voor een persoonlijke begeleiding van elke leerling en de sleutelfiguur in deze begeleiding is de mentor. In de onderbouw geeft de mentor zelf zowel vak- als mentorlessen, zodat deze zijn/haar klas waar mogelijk dagelijks ziet en voeling houdt met de ontwikkeling en resultaten van de leerlingen. Het mentoraat neemt op de OSB zowel in onder- als in de bovenbouw dus een belangrijke plaats in. In het taakbeleid dat in 2011 is vastgesteld uit zich dat in de ruime hoeveelheid mentoruren. De mentor organiseert diverse activiteiten voor de leerlingen (deelname aan projecten, de werkweek etc. ) en verzorgt de begeleiding van het keuzeproces voor een goede overstap naar de bovenbouw dan wel het vervolgonderwijs. In het klassenteam/deelteam worden de leerlingen regelmatig besproken. Het klassenteam kan ook aangeven dat er een leerling wellicht gebaat kan zijn met meer begeleiding op cognitief, fysiek of emotioneel vlak. Externe samenwerkingspartners Voor sommige hulpvragen zijn andere organisaties beter toegerust dan een school. Vandaar dat de OSB samenwerkt met een groot aantal externe (hulpverlenings) instellingen. Dat zijn onder andere: Bureau Jeugdzorg Amsterdam (BJAA), GG&GD, afdeling Onderwijs van het stadsdeel ZuidOost, Altra, Spirit, OKC, de Waag, de Bascule en PuntP. De OSB is één van de partners van BJAA in een pilot rond indicatiestelling. Doel van deze pilot is de toegang tot de geïndiceerde hulp voor leerlingen en hun ouders te vergemakkelijken en te versnellen. De OSB wil daar graag een bijdrage aan leveren. Ouderbetrokkenheid Wij hechten veel belang aan de betrokkenheid van ouders. Doel is een optimaal ontwikkelings- en leerproces van leerlingen. De inbreng en betrokkenheid van ouders is daarbij onontbeerlijk en de OSB vindt de dialoog tussen leerling, ouders en school een belangrijk aspect daarin. Ouders ondersteunen de waarden en afspraken van de school; docenten accepteren verschillen in inzicht over de opvoeding passend binnen de waarden van de school als onderdeel van de samenleving. Voor iedere ouder is er minimaal vier maal per jaar een gepland contactmoment (twee algemene ouderavonden en twee oudergesprekken). Daarnaast kunnen specifieke activiteiten (werkweek, stage) aanleiding geven tot het organiseren van extra avonden. Wanneer nodig of gewenst zijn er meer contactmomenten tussen leerling, ouders en de school. Ook zijn er de ouderklankbordgroepen waar ouders onderling en met de school van gedachten wisselen over wat er binnen en met de school gebeurd Passend onderwijs De OSB verkeert door haar traditie van ruime persoonlijke aandacht voor leerlingen en ouders, het bieden van begeleiding op maat in een goede startpositie om de veranderingen op te vangen die ‘passend onderwijs’ met zich meebrengt. De OSB moet daarbij rekening houden met haar uitgangspunten voor wat betreft de heterogene samenstelling van klassen: aan de ene kant is bewezen dat er veel mogelijk is aan begeleiding binnen de OSB. Maar onze OSB werkwijze vormt niet voor elk kind de meest geschikte leeromgeving. Het vereist van kinderen dat zij kunnen samenwerken en leren met andere kinderen.
5
Keuze zorgprofiel De in jaren opgebouwde zorgstructuur binnen de OSB stelt ons goed in staat kinderen met een chronische ziekte/handicap (zg. rec 3 kinderen) en kinderen met ADHD/psychische problemen (rec 4) te begeleiden. In de toekomst willen wij dit zorgprofiel versterken. In het schooljaar 2011-2012 worden door het Samenwerkingsverband Amsterdam afspraken gemaakt over hoe regiobreed een dekkend aanbod geboden kan worden aan alle kinderen met hun uiteenlopende zorgbehoeften. Het huidige zorgprofiel van elke school is daarbij het vertrekpunt.
Hoofdstuk 2 Aannamebeleid van (zorg)leerlingen 2.1 Doelgroepbepaling Onze 1600 leerlingen zijn afkomstig uit Nederland en verschillende andere landen. Er zijn 23 nationaliteiten vertegenwoordigd op de OSB. Tweederde van de totale schoolbevolking heeft een van origine andere etnisch-culturele achtergrond dan de Nederlandse. Meer dan 75% van de leerlingen heeft de Nederlandse nationaliteit. Doordat de school in Zuidoost staat zijn verhoudingsgewijs veel leerlingen afkomstig uit gezinnen van Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese herkomst. Het aantal leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst is gering. Zo’n 1000 leerlingen zijn afkomstig uit Zuidoost; ruim 600 leerlingen komen uit andere stadsdelen en omliggende gemeenten als Diemen, Abcoude en Ouderkerk aan de Amstel. Kinderen met een LWOO laten we niet toe omdat onze heterogene werkwijze in de onderbouw een bepaalde zelfwerkzaamheid van kinderen verwacht om binnen dit onderwijsmodel te kunnen functioneren. Deze verhoudt zich in de regel niet tot de ondersteuning die kinderen met een LWOO indicatie behoeven. Ook is de omvang van onze groepen te groot voor deze kinderen.
2.2 Intakeprocedure instroom De instroom is in handen van de deelschoolleiders onderbouw. Zij verzorgen de voorlichting in de regio, initiëren de open dagen en kennismakingsactiviteiten, onderhouden contacten met de basisscholen, regelen de aanmelding, aanname en afwijzing. De intakeprocedure wordt overeenkomstig de kernprocedure zoals afgesproken in de gemeente Amsterdam uitgevoerd. Naast het voldoen aan de criteria vanuit de kernprocedure is tevens van belang dat de aangemelde leerling geschikt is voor deelname aan het onderwijs in de heterogene groep, d.w.z. kan deze samenwerken met anderen, actief deelnemen en een eigen bijdrage leveren. Wanneer er twijfel is of de OSB een leerling wel de begeleiding kan bieden die deze behoeft, worden de zorgcoördinator en orthopedagoog om advies gevraagd. Indien nodig worden leerlingen, met toestemming van hun ouders, getest op welk niveau zij kunnen functioneren . Bij het besluit tot toelaten of afwijzen zullen de uitkomsten van deze test een rol spelen. 2.3 Intakeprocedure zij –instroom De zij-instroom van de onderbouw ligt in handen van een deelschoolleider onderbouw. Voor het VMBO wordt de tussentijdse instroom verzorgd door een deelschoolleider VMBO; de HAVO/VWO deelschoolleider beoordeelt de instroom voor de HAVO/VWO. De zorgcoördinator adviseert over zij-instromers met een zorgindicatie. De deelschoolleiders hebben zicht op de instroommogelijkheden: niveaus, vakkenpakketten en groepen van respectievelijk onderbouw, VMBO en HAVO/VWO. Er wordt gebruik gemaakt van de schoolwisselaarsprocedure via ELKK. Ook hierover zijn zorgcoördinator en orthopedagoog te consulteren. 2.4 Plaatsing Bij een tussentijdse aanmelding wordt met zowel de aangemelde leerling als met de ouders een gesprek gevoerd, er wordt gekeken naar de motivatie en de aansluiting. De gegevens van de school van herkomst worden opgevraagd, evenals de gegevens van de basisschool, zoals het advies en de resultaten van de Cito-toets. Ook extra afgenomen testen worden in de intakeprocedure meegenomen. Net als in de onderbouw geldt voor plaatsing in de bovenbouw dat leerlingen voldoende mogelijkheden moeten hebben tot samenwerken om een bijdrage te kunnen leveren aan het groepsproces, zowel voor eigen als andermans groei. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek zal al dan niet tot plaatsing worden overgegaan. Ondanks ons uitgangspunt van een doorgaande leerlijn wordt bij de tussentijdse intake uitgegaan van het advies van de leverende school. Dat betekent dat een leerling die elders is blijven zitten op de OSB ook niet door mag gaan naar een
6
volgend leerjaar. Het kan zijn, dat een leerling volgens de deelschoolleider niet aan de toelatingseisen voldoet. Dit is het onder andere het geval wanneer uit de gegevens blijkt, dat de Cito-score te laag is, het IQ te laag is, de leerachterstanden te groot zijn, de fysieke beperkingen te ingrijpend zijn of de sociaal/emotionele problematiek dusdanig is dat de OSB daar geen goed antwoord op heeft. In dat geval wordt in het gesprek een bindend advies aan de ouders gegeven voor een andere school/ type onderwijs. Ook als een leerling externe ondersteuning nodig heeft tijdens de lessen zelf zal dit advies gegeven worden. Met de invoering van passend onderwijs verandert dit niet.
Hoofdstuk 3 Leerlingbegeleiding 3.1 Pedagogisch klimaat en begeleidingsstructuur De mentor Een mentor begeleidt de leerlingen van zijn klas en werkt aan een goede sfeer in de groep. Elk kind kan hierdoor op een goede manier werken en leren en het optimale uit zichzelf halen. Bij de start van het eerste leerjaar vindt een uitgebreide overdracht plaats van de basisschoolgegevens aan de mentor, waardoor deze soepel op voorgaande ontwikkelingen kan inspelen. Het basisschooladvies is in eerste instantie richtlijn bij het stellen van eisen aan de leerling d.w.z. het niveau waarop deze beoordeeld wordt. Voor ouders is de mentor het aanspreekpunt van school. De mentor voert minimaal twee oudergesprekken en organiseert twee ouderavonden per jaar en voert individuele begeleidingsgesprekken met de leerling tijdens, voor en na de lessen. De mentor is samen met de vakdocenten verantwoordelijk voor het lesaanbod en het pedagogische beleid in de klas. Bij de overgang van onderbouw naar bovenbouw is er een warme overdracht: alle leerlingen worden door de mentor van de onderbouw doorgesproken met de nieuwe mentor. In de bovenbouw zal de mentor zich zowel op de persoonlijke ontwikkeling richten als op de voorbereiding van het eindexamen. Een mentor begeleidt de groep leerlingen ook in de bovenbouw in hun persoonlijke ontwikkeling en bij de voorbereiding op het eindexamen. Zo wordt veel aandacht besteed aan het leren plannen en leren studeren. Samenwerkend leren is in deze jaren een belangrijke werkvorm. Leerlingen voelen zich daardoor meer verantwoordelijk voor elkaar en voor het leerproces. De docent Elke docent heeft tot taak de leerlingen in de vaklessen goed te begeleiden bij het leren en verwerken van de lesstof. Tevens is het diens taak evt. problemen ten aanzien van het schoolwerk of het samen werken te signaleren en te bespreken met de mentor. Het klassenteam In het klassenteam/deelteam worden de leerlingen regelmatig besproken. Hoe ontwikkelt de leerling zich, wat is de volgende stap in de ontwikkeling van deze leerling? Werkt de leerling zelfstandig of heeft hij/zij meer begeleiding nodig? Werkt de leerling op het niveau van de basisschool/het determinatieadvies of kan deze worden uitgedaagd tot meer? Mentor en vakdocent stralen uit dat ze hoge verwachtingen hebben van de leerlingen en maken afspraken over/met de leerlingen: er worden doelen gesteld die passen bij de ontwikkeling van de leerling. Mocht een leerling meer hulp of begeleiding nodig hebben dan bespreekt de mentor dit met de deelschoolleider, met de ouders en de leerling en meldt de leerling aan bij de zorgcoördinator voor specifiekere begeleiding leerlingbegeleiding. Huiswerkbegeleiding Binnen de school bestaat de mogelijkheid om na schooltijd deel te nemen aan een huiswerkklas. Het doel van deze huiswerkklas is vooral leerlingen een rustige omgeving te bieden waar zij ongestoord aan hun werk kunnen zonder al dan niet zelf gezochte afleiding. Deelschoolleider De deelschoolleider heeft de verantwoordelijkheid voor de totale gang van zaken binnen een deelschool voor wat betreft onderwijs, reguliere leerlingbegeleiding en het welbevinden van de docenten van de afdeling. De deelschoolleider heeft onder andere de bevoegdheid om te schorsen en
7
is medeverantwoordelijk voor het signaleren en reageren op verzuim, zowel geoorloofd als ongeoorloofd. Deze taken worden deels vervuld door de assistent deelschoolleider. Elke deelschoolleider heeft daarnaast nog een specifieke portefeuille als veiligheid, de regio, instroom etc. Directie Naast de algemene directietaken heeft de adjunct-directeur zorg in portefeuille. Zij overlegt regelmatig met de zorgcoördinatoren en zorgt voor de verbinding tussen de beleidsontwikkeling rond zorg en de besluitvorming binnen de schoolleiding. Ook neemt zij deel aan het directeurenoverleg zorg Zuidoost/Oost. De decaan De decaan verzorgt het materiaal voor de voorlichting over studie- en beroepskeuze, organiseert scholing voor mentoren en organiseert speciale activiteiten, zoals aansluitingsprojecten, voorlichtingsavonden en oud-leerlingen avonden. In een wekelijks spreekuur kunnen leerlingen met specifieke vragen over hun toekomstige studiekeuze bij de decaan terecht. Daarnaast is deze medeverantwoordelijk voor de maatschappelijke stages. Vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon fungeert als aanspreekpunt bij klachten over seksuele intimidatie of discriminatie van leerlingen en medewerkers. Ook bij andersoortige problemen waarmee iemand in eerste instantie (nog) geen weg weet kan de vertrouwenspersoon worden geraadpleegd. Er zijn zowel een man als een vrouw aangesteld als vertrouwenspersoon. Deze volgden een opleiding ter voorbereiding op deze taak. Ouders Er bestaat een ouderplatform bestaande uit zo’n 8-10 ouders. Zij organiseren een of meer centrale ouderavonden, bespreken het schoolbeleid en participeren in voorlichtende activiteiten. Zij overleggen zesmaal per jaar met de schoolleiding. De cursus “Samen Opvoeden” die al enkele jaren wordt gegeven blijkt veel ouders aan te spreken. Tijdens deze cursus, voor zowel ouders als docenten, wordt er een aantal onderwerpen behandeld zoals hoe te communiceren met pubers, hoe grenzen te stellen en hoe conflicten op te lossen. We gaan hierin samenwerken met het OKC. Om misverstanden over het al dan niet aanwezig zijn van leerlingen te voorkomen hebben ouders inmiddels via een inlogcode toegang tot het leerlingvolgsysteem. Zij kunnen zelf de registratie van de aan- en afwezigheid van hun kind zien en hebben tevens toegang tot de rapporten.
3.2 Aandachtsgebieden Loopbaanoriëntatie en –begeleiding Voor alle leerlingen van het VMBO geldt kernprocedure 2 met het ROC. In het kader van de vervolgstudie en beroepenoriëntatie hebben de derde klassen basisberoepsgericht het OBO-project: oriëntatie op arbeid. In dit kader lopen ze in leerjaar 3 en 4 twee keer een week stage. Ze oefenen daarvoor via simulatiespelen en worden “getraind” in het functioneren op een arbeidsplaats. De overige derde klassen VMBO gaan in leerjaar 3 een week op stage net als leerlingen uit 4de klassen HAVO/VWO. Oud-leerlingen van de OSB vertellen aan leerlingen van de derde en vierde hoe ze tot hun keuze tot de vervolgschool zijn gekomen en welke adviezen ze hun opvolgers meegeven. De gegevens over de uitstroom van VMBO, HAVO/VWO in leerjaar 4, 5 en 6 worden via de deelschoolleiders in samenwerking met de decaan verzameld. Op de OSB hebben wij een decanaat met een decaan voor de Loopbaanoriëntatie- en –begeleiding in de HAVO/VWO en een decaan voor de LOB in het VMBO. Zij ondersteunen de mentoren door middel van materiaal en informatie bij de keuzebegeleiding van hun leerlingen en geven in speciale gevallen ook individueel advies aan leerlingen en ouders. In de studieruimte bovenbouw is een hoek ingericht voor voorlichtingsmateriaal en dergelijke. Tevens worden er- in samenwerking met de mentoren en deelschoolleiders- diverse activiteiten in het kader van studie- en beroepskeuze georganiseerd, zoals stageweken voor de hele bovenbouw, oudleerlingen-avonden, bezoeken aan vervolgopleidingen,
8
gastlessen en stedelijke voorlichtingsavonden. Ook aansluitingsprojecten met het WO vinden intensief plaats via studentmentoren, voorlichting op school en het volgen van colleges aan de universiteit. De school participeert in twee pilots voor de aansluiting HAVO/HBO. We werken daarin samen met de HvA: In havo 4 komen er gastdocenten van de HvA lessen verzorgen; Leerlingen in havo 5 worden uitgenodigd om mee te doen aan verschillende activiteiten. De leerlingen kunnen zich inschrijven voor het proefstuderen en een meeloopdag. Bij het proefstuderen kunnen leerlingen een ochtend bij de desbetreffende opleiding hun vragen stellen en sfeer proeven. Bij meeloopdagen gaan de leerlingen met een student van de desbetreffende opleiding een dag mee als "student. Aan contacten met het vervolgonderwijs voor de verschillende leerroutes in het VMBO wordt intensief gewerkt. Presentiebeleid Omdat veelvuldig verzuim uiteindelijk tot schooluitval kan leiden heeft zowel het geoorloofd als het ongeoorloofd afwezig zijn onze aandacht. Ouders van leerlingen die zonder bericht afwezig zijn worden nog dezelfde dag gebeld door een speciaal daarvoor aangestelde verzuimmedewerker. Alle ouders hebben een inlogcode waarmee ze ook zelf in het leerlingvolgsysteem de aan- en afwezigheid van hun kind tijdens de lessen kunnen zien. Verzuim dat de wettelijke normen overschrijdt wordt door de assistent deelschoolleiders gemeld bij het DUO loket van de leerplicht. Te laatkomers en spijbelaars moeten hun tijd inhalen. Er is een protocol aanwezig. Tevens is er een samenwerking met de GGD. Leerlingen die regelmatig afwezig zijn door ziekte krijgen een oproep van de schoolarts. Deze bespreekt met ouders en leerling hoe er met het ziek zijn kan worden omgegaan en geeft de school adviezen. Ook kan waar indien nodig thuisonderwijs aangevraagd worden door de zorgcoördinator. De zorgcoördinator verzorgt de terugkoppeling van schoolarts en leerplicht naar de school. Verlof vanwege speciale omstandigheden kan worden aangevraagd via de daarvoor bestemde formulieren van Bureau Leerplicht Plus. De aanvragen worden behandeld door één persoon om consistentie te bevorderen; deze zorgt ook voor een zorgvuldige afwikkeling. Sanctiebeleid De in het schoolreglement (leerlingenstatuut) vastgelegde gedrags- en houdingsregels die binnen de school gelden vormen het kader waarbinnen gehandeld wordt. Als een overtreding van dien aard is dat een sanctie de juiste manier van reageren is, nemen mentoren contact op met de ouders. Gaat het om problemen die complexer zijn, dan wordt de deelschoolleider ingeschakeld. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan opzettelijke vernielingen, herhaaldelijk vechten met medeleerlingen en misdragingen die de veiligheid van andere leerlingen of de docent aantasten. Bij ernstige overtredingen kan worden overgegaan tot schorsing. Dit wordt gedaan door de deelschoolleider van de betreffende afdeling. Daar waar de veiligheid van andere leerlingen bedreigd wordt of het schoolgaan van anderen ernstig belemmerd wordt kan worden overgegaan tot verwijdering. Dit ligt altijd in handen van de schoolleiding. Veilige school Om goed te kunnen leren willen wij een kind een veilig leerklimaat bieden. We zorgen ervoor dat eersteklassers les krijgen van een kleine groep docenten en een mentor die hen (bijna) elke dag heeft. Dit maakt het leerlingen makkelijker om zich te uiten als er iets is voorgevallen, hetzij in de schoolsfeer, hetzij in de thuissfeer. Daarnaast helpt de indeling in deelscholen met zijn vaste locatie binnen het gebouw, het vaste docententeam en de vaak stevige klassenband. Ook hebben de leerlingen van de onderbouw (de eerste en tweedeklassers) hun eigen pauzeruimte. Beleidsmatig is veiligheid ondergebracht bij de adjunct-directeur: zowel de veiligheid intern - het klassenklimaat, het omgaan tussen leerlingen onderling en leerlingen en docenten - als de veiligheid extern: rondom de school. Er is ook een veiligheidsplan gemaakt. In het kader van het stedelijke beleid t.a.v. ‘Veiligheid in school’ is het project ‘conflictbemiddeling door leerlingen” uitgevoerd in enkele klassen in de onderbouw . Het project is gericht op ‘peer mediation’ en inmiddels zijn 14 leerlingen opgeleid tot peer-mediator. Deze leerlingen bemiddelen bij conflicten, ruzies en pestgedrag tussen medeleerlingen. We willen deze minimediators zoals ze genoemd worden mee laten groeien naar de bovenbouw. T.a.v. deze problematiek is een aantal aanbevelingen voor mentoren, een serie lessen en een advies t.a.v. het signaleren en voorkomen van pestgedrag ontwikkeld. Docenten scholen zich hierin regelmatig bij. Met externe instanties is een onder de voorwaarden van de school vastgesteld veiligheidsconvenant
9
afgesloten. Er wordt indien nodig nauw samengewerkt met de politie i.c. de buurtregisseur. Vios moet hier genoemd worden, maar hoe? Bedrijfshulpverlening In de school zijn 25 mensen BHV-er, zowel bij het onderwijzend als bij het niet-onderwijzend personeel. Hun taken en verantwoordelijkheden zijn uitgebreid beschreven. Jaarlijks volgen zij een opfriscursus. Er is ook een coördinerend BHV-er benoemd.
Hoofdstuk 4 Zorgstructuur en aanbod 4.1. Soorten zorg Naast de reguliere leerlingbegeleiding gericht op alle leerlingen is er de speciale leerlingbegeleiding. Deze is bestemd voor leerlingen die volgens zowel de school als de ouders extra zorg nodig hebben. De mentor meldt een leerling aan bij de zorgcoördinator, uiteraard met toestemming van de ouders en instemming van de leerling zelf. De zorgcoördinator regelt dat de leerling gebruik kan maken van een bepaald aanbod. In het geval dat er meer gespecialiseerde hulp nodig lijkt te zijn, zal de leerling eerst besproken worden in ZorgAdviesTeam (ZAT). Het betreft dan vaak leerlingen bij wie mogelijk sprake is van sociaal-emotionele problematiek, gedragsproblemen, of van problemen in de thuissituatie die van invloed zijn op het functioneren en presteren van de leerlingen op school. De mentor meldt een leerling pas aan bij het ZAT na overleg met zijn docententeam en de deelschoolleider. Voorts wordt de aanmelding altijd besproken met de leerling zelf en diens ouders, alleen met hun schriftelijke toestemming kan een leerling besproken worden. In het ZAT wordt bepaald welk hulpaanbod het beste bij de zorgvraag aansluit. De zorg en leerlingbegeleiding binnen de school is een vorm van hulpverlening die zowel een preventief als een curatief karakter heeft. Een goede afstemming tussen de zorgverlener(s), de mentor, de leerling en de ouders/verzorgers is hierbij onontbeerlijk.
4.2. Zorgaanbod vanuit de school Dyslexie In het eerste leerjaar worden alle leerlingen gescreend door ABC/Atlas op dyslexie. Indien er aanwijzingen zijn in die richting volgt een training; mocht een leerling daar niet voldoende baat bij hebben, dan volgt er een dyslexietest die tot een officiële verklaring kan leiden. Leerlingen die beschikken over een dyslexieverklaring krijgen van de leerlingenadministratie een dyslexiepasje. Ouders en mentoren zijn via een brief geïnformeerd. Het is een pasje voor de hele schoolperiode waarop de punten staan waarin de docenten een leerling tegemoet kan komen. Deze punten zijn naar aanleiding van de gegevens in het onderzoeksverslag vastgesteld. Alle docenten worden verzocht hiermee rekening te houden in hun lessen en vooral bij toetsing en schoolexamens. Een groot aantal docenten heeft via de deelschool een dyslexietraining gevolgd om inzicht in en begrip voor en omgaan met dyslexie te vergroten. Trainingen De zorg kan ook bestaan uit het aanbieden van een sociale vaardigheidstraining of faalangst reductietraining, deze worden binnen de school georganiseerd. Beide worden tweemaal per jaar aangeboden. Testen Over het algemeen is er door de goede overdracht vanuit de basisscholen al veel informatie van de leerlingen bekend. Toch kan het voorkomen dat meer informatie noodzakelijk is ten aanzien van capaciteiten, niveau en/of sociaal functioneren. Voor deze testen wordt de ABC/Atlas ingeschakeld. Ambulante begeleiding Leerlingen die op school zijn gekomen met een zg. rugzakje (REC 2,3 of 4 beschikking), oftewel een gediagnosticeerde beperking op lichamelijk of leergebied hebben veelal een ambulant begeleider van buiten de OSB. Met hen en de ouders is voor aanname overleg geweest over plaatsing op de OSB en
10
de mogelijkheden die de school heeft om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van deze leerling. Voor deze leerlingen is er de REC-coördinator die contacten onderhoudt met de ambulante begeleider en erop toeziet dat de leerling die steun krijgt die nodig is, zowel materieel als immaterieel. Zij zorgt dat de mentor en het docententeam op de hoogte is van de specifieke beperkingen en noden van de leerlingen, schrijft het handelingsplan en onderhoudt de contacten met de ambulante begeleiders. Voor leerlingen die tijdens hun schoolloopbaan op de OSB behoefte blijken te hebben aan ambulante begeleiding in verband een chronische ziekte, beperking of psychiatrische problematiek, vraagt zij een rugzakje (rec beschikking) aan. Ondersteunende gesprekken Aan de school zijn twee schoolmaatschappelijk werkers verbonden. Zij kunnen de leerlingen helpen om duidelijk te krijgen wat maakt dat ze minder goed functioneren en zoeken samen met de leerling en vaak ook de ouder naar wegen om de ontwikkeling weer op gang te krijgen. Verwijzing naar externe instanties Ook kan via het ZAT verwezen worden naar externe zorgtrajecten als bijv. BOPPI door Altra (begeleiding bij het schoolse functioneren en presteren), Nieuwe Perspectieven door Spirit (begeleiding bij het functioneren buiten school, in de vrije tijd en thuis) en ouder-kind-begeleiding door de Opvoedpoli. Daarnaast wordt indien nodig doorverwezen naar de GGZ (de Bascule, PuntP en de Opvoedpoli) voor nader psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek.
4.3 ZAT (ZorgAdviesTeam) en externe instanties Vaste deelnemers aan het ZAT zijn: - de zorgcoördinator bovenbouw/ verzuimcoördinator, - de zorgcoördinator onderbouw/orthopedagoog, - de beide schoolmaatschappelijk werkers, - de schoolarts, - de leerplichtambtenaar - en een medewerker van Bureau Jeugdzorg. Op uitnodiging kunnen anderen deelnemen als ouders of leerlingen zelf, een mentor, de buurtregisseur. Zorgcoördinator De zorgcoördinator zorgt voor de coördinatie en afstemming van de zorg binnen de OSB. Dat betreft de interne hulpverlening alsmede de externe hulpverlening. Dit gebeurt in overleg met de deelschoolleiders en de mentoren. De zorgcoördinator zit het ZAT voor en verzorgt ook het verzamelen van de informatie voor de aanmeldingen, het terugkoppelen van genomen of besloten stappen naar de mentoren en de contacten met de diverse externe zorginstanties. De zorgcoördinator ondersteunt bij het aanvragen van rugzakjes en is medeverantwoordelijk voor de interne afstemming daarvan. Tevens is het de taak van de zorgcoördinator om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het gebied van zorg en zorgaanbod d.m.v. lezingen, literatuur, conferenties en de kenniskringen. Om een en ander werkbaar te houden is een aantal taken verdeeld. De school heeft twee mensen die verantwoordelijk zijn voor de zorg: een zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de onderbouw en de rugzakjes, de ander voor de bovenbouw en overkoepelende zaken rond zorg en verzuim. Ook de verantwoordelijkheid voor de leerlingen met geoorloofd verzuim en de zaken hieromheen, zoals het doorgeven aan de schoolarts en melden voor thuisonderwijs horen tot hun taak. Orthopedagoog De orthopedagoog is met name betrokken bij de aanname en begeleiding van leerlingen met psychiatrische problematiek of leerlingen bij wie sprake is van een lichamelijke beperking. Het betreft de leerlingen met bijv. ADHD of PDD-nos resp. reuma of bijv. gehoorproblemen. Wanneer deze leerlingen in aanmerking komen voor een Rec indicatie ( een rugzakje) verzorgt zij de aanvraag daarvan. In het geval een dergelijke indicatie al toegewezen is, coördineert zij de zorg rondom deze leerling. En stelt zij in nauwe samenwerking met de ambulant begeleider een handelingsplan op voor de betreffende leerling. In het geval de leerling op de OSB toch niet die zorg en begeleiding kan krijgen, die hij of zij nodig blijkt te hebben, regelt zij de overstap naar de juiste vorm van Speciaal Onderwijs.
11
Tevens kan zij voor alle leerlingen geconsulteerd worden wanneer er vragen zijn over zijn opvallend gedrag of wanneer men denkt dat er mogelijk kindfactoren in het spel zijn naast evt. omgevingsfactoren. Zij geeft informatie en advies over verschillende psychiatrische beelden als ADHD, PDD-nos e.d. en hoe daarmee om te gaan in de klassituatie. In nauwe samenwerking met de adjunct-directeur en de zorgcoördinator, geeft zij vorm aan het Zorgplan en het beleid t.a.v. Passend Onderwijs. SMW (schoolmaatschappelijk werk) Op de OSB zijn 2 schoolmaatschappelijk werkers werkzaam vanuit Spirit. Zij bieden leerlingen met sociaal-emotionele en/of gedragsproblemen een beperkt aantal begeleidingsgesprekken. Doel van deze gesprekken is de leerling weer beter te laten functioneren en presteren op school. Blijkt er nader (psychologisch) onderzoek nodig of is er een intensievere begeleiding nodig, dan verwijzen ze de leerling in overleg met de zorgcoördinator door. Voor een aantal leerlingen is een sociale vaardigheidstraining (SVT) of een faalangstreductietraining (FRT) het juiste hulpaanbod. Deze trainingen worden gegeven door een SMW-er al dan niet in samenwerking met een docent. De verzuimcoördinator -en medewerker De verzuimcoördinator van de OSB heeft het overzicht over het verzuim, zowel geoorloofd als ongeoorloofd en over de verlofaanvragen. De verzuimcoördinator overlegt maandelijks met de leerplichtambtenaar en de schoolarts over leerlingen die opvallen door hun geoorloofd dan wel ongeoorloofd verzuim en om die reden een oproep hebben gekregen. De verzuimcoördinator is tevens zorgcoördinator waardoor waar nodig de informatie en de vervolgstappen direct doorgespeeld kan worden naar het ZAT. Ondersteuning is er van de verzuimmedewerker, deze informeert bij ouders naar redenen van zonder bericht afwezig zijn en geeft relevante informatie door aan zowel de verzuimcoördinator als aan de assistent deelschoolleiders. Leerplichtambtenaar (Bureau Leerplicht Plus) Aan de school zijn verschillende leerplichtambtenaren verbonden, dit heeft te maken met de regio waar de leerlingen vandaan komen (regio Amsterdam en regio Utrecht). De leerplichtambtenaar van stadsdeel Zuidoost neemt ook deel aan het ZAT. Tevens is er wekelijks een spreekuur waar leerlingen met een meer dan gemiddeld verzuim worden uitgenodigd om te vertellen waarom zij zo vaak afwezig zijn en om samen afspraken te maken over hoe het verzuim te verminderen. Schoolarts/schoolverpleegkundige Wanneer er vragen of zorgen zijn over het fysieke en psychische welzijn van een leerling kan deze in het ZAT doorverwezen worden naar de schoolarts. De schoolarts kan ook op verzoek van de leerplichtambtenaar leerlingen en hun ouders spreken. e Daarnaast neemt de schoolverpleegkundige een vragenlijst af (de emovo) bij alle 2 klassers en roept zij zo nodig leerlingen op voor revisies. Leerlingen die meer dan gemiddeld ziek zijn (in duur of in aantal keren) krijgen samen met hun ouders een uitnodiging om samen met de schoolarts te kijken hoe het verzuim verminderd kan worden en wat school kan doen om de leerling bij ziekte te ondersteunen. BJAA In het geval er sprake is van zeer ingewikkelde problematiek in de thuissituatie (multiproblemgezinnen) wordt de verwijzing door de BJAA medewerker verzorgd. Ook als er ernstige zorgen over de leerling en de ouders niet open staan voor hulp. Handelingsplan Voor zorgleerlingen worden begeleidingsafspraken vastgesteld, vastgelegd en geëvalueerd binnen het ZAT. Bij leerlingen met een leerling-gebonden budget wordt het handelingsplan opgesteld in overleg met de ambulant begeleider en de zorgcoördinator. Ook voor leerlingen met een specifieke leerbeperking wordt een handelingsplan opgesteld ter ondersteuning van de docenten van de betreffende leerling. Daarnaast kunnen ook mentoren al dan niet met behulp van een van de zorgcoördinatoren gebruik maken van een handelingsplan om voornemens, afspraken en vooruitgang zichtbaar te maken. N.a.v. een onlangs gehouden evaluatie van het ZAT is secretariële ondersteuning geregeld voor het vastleggen van de afspraken uit het ZAT.
12
Hoofdstuk 5 Uitstroom van (zorg)leerlingen 5.1. Uitstroommogelijkheden Uitstroom van leerlingen loopt over verschillende schijven, dit hangt af van het soort uitstroom. Ongeacht de reden is er bij uitstroom altijd sprake van een bericht van aanname door de andere school en een door de ouders/verzorgers ondertekend formulier van uitschrijving. Uitstroom door verhuizing Mentor en ouders hebben contact. Normaal gesproken neemt de nieuwe school contact op met de huidige school voor het uitwisselen van informatie en het bericht geven van inschrijving. De scholen van Amsterdam maken hierbij gebruik van het zg. schoolwisselaarsprotocol. De deelschoolleider wordt door de mentor van de verhuizing op de hoogte gebracht. Zie verder de boven beschreven procedure. Vrijwillige keuze tot uitstroom Mentor, deelschoolleider, ouders en/of leerlingen kunnen op een gegeven moment beslissen dat de OSB toch niet de juiste school voor een bepaalde leerling is. De deelschoolleider doet in zo’n geval voorstellen voor andere mogelijkheden en helpt actief mee met contact maken en aanmelden. De mentor levert de benodigde gegevens aan, naast de rapporten kunnen ook tests en verslagen van hulpverleners hierbij aan de orde zijn, deze kunnen de genomen beslissing ondersteunen en helpen bij het maken van de juiste keuze. Onvrijwillige uitstroom In een enkel geval beslist de school dat een verdere schoolloopbaan op de OSB voor een leerling geen optie meer is. Over het algemeen gebeurt dat alleen als na het aanbieden van de nodige interne zorg en het inschakelen van externe hulp blijkt dat een leerling toch niet de juiste vaardigheden bezit het reguliere onderwijs op de OSB te volgen. Daarnaast kan het voorkomen dat een leerling betrokken is bij een dermate ernstig incident dat deze leerling de schoolloopbaan niet meer op de OSB kan vervolgen. De deelschoolleider zal ook in dit geval actief helpen met zoeken naar andere mogelijkheden. De school heeft een inspanningsverplichting bij verwijdering van een leerling waar zij zich aan houdt. Bij verwijdering is de directeur eindverantwoordelijk en bewaakt deze het goed volgen van de procedure, de zorgcoördinator kan op verzoek van ouders en/of deelschoolleider een rol spelen bij het concreet zoeken naar vervolgonderwijs. Overstappen Bij het bepalen van de leerweg en niveaukeuze spelen verschillende factoren een rol: de door de basisschool gegeven informatie, de cito, de persoonlijke ontwikkeling en de geleverde prestaties. Bij de tweede rapportenronde, voor de Kerstvakantie, kan blijken dat het met een leerling minder goed gaat dan verwacht. Het klassenteam kan concluderen dat extra begeleiding noodzakelijk is bijvoorbeeld huiswerkklas, Boppi of specifieke taal – of wiskundebegeleiding. Dit wordt vervolgens met leerling en ouders besproken. Een enkele keer kan besloten worden tot een overstap naar een andere leerweg. In de praktijk vaak een lastige omdat de verschillende leerwegen vaak niet goed op elkaar aansluiten.
VHJ Een aantal leerlingen laten in de onderbouw zien over havocapaciteiten te beschikken, maar nog niet voldoende kennis en of vaardigheden te bezitten om ook daadwerkelijk de stap naar 3 havo te maken. Voor hen is er een extra jaar waarin er ruimte is om door te groeien. Aan het eind van dat jaar wordt op grond van prestaties en ontwikkelde werk- en leerhouding besloten of de betreffende leerling het onderwijs op de havo dan wel het vmbo zal vervolgen.
5.2. Speciale voorzieningen Transferium Sinds enkele jaren is er het Transferium. Het Transferium is een onderwijsvoorziening voor leerlingen, die veelal als gevolg van gedragsproblemen, vastgelopen zijn op hun huidige school en voor wie een officiële schoolwisseling nog niet aan de orde is. Ook de OSB verwijst wel eens leerlingen door naar het Transferium. De OSB blijft in dat geval de
13
verantwoordelijkheid houden voor deze leerlingen, de leerlingen worden dan ook niet uitgeschreven. Het Transferium verzorgt het onderwijs en schakelt zo nodig externe hulp in. Wanneer er meer duidelijkheid is over de (onderwijs)mogelijkheden en -behoeften van de leerling wordt door het Transferium in nauwe samenwerking met de ouders een overstap naar een andere (reguliere of speciaal onderwijs) school verzorgd, of naar een school-leertraject. Speciaal Onderwijs In enkele gevallen blijkt een leerling toch niet op zijn plaats in het reguliere onderwijs. Hij/zij blijkt bijv. meer individuele aandacht en structuur nodig te hebben dan op de OSB geboden kan worden, of blijkt gebaat bij een op maat gesneden onderwijsaanbod i.v.m. diens persoonlijke mogelijkheden en beperkingen als gevolg van een chronische ziekte, handicap of stoornis. In dat geval wordt de leerling afhankelijk van zijn beperking verwezen naar het Speciaal Onderwijs. De zorgcoördinator en/of orthopedagoog verzorgen in nauwe samenwerking met de Ambulante begeleidingsdienst de verwijzing.
Hoofdstuk 6
Kwaliteitsbewaking.
Kwaliteit van zorg binnen het onderwijs wordt gewaarborgd door het volgende: - Goed opgeleide en toegeruste mentoren die immers de spil vormen van de leerlingbegeleiding. - Specialisten die snel inzetbaar zijn voor advies, speciale gesprekken en handelingen. - Het vermogen om met elkaar waar nodig tot goed doordachte en door iedereen gedragen protocollen te komen. - Goede werkafspraken en tijd voor evaluatie en bijsturing, onder meer gevoed door feed back scans die regelmatig afgenomen worden. Mentoren en specialisten Ieder jaar kunnen mentoren/docenten zich trainen en bijscholen: op maat binnen de school en/of daarbuiten. Op individueel niveau bespreken mentoren en docenten in hun functioneringsgesprekken hun leerwensen, vakinhoudelijke kwaliteiten en competenties die horen bij het goed kunnen begeleiden van onze leerlingen. Hetzelfde geldt voor onze interne specialisten -orthopedagoog en zorgcoördinator - die investeren in hun eigen expertise en in hun consultatierol voor mentoren en leidinggevenden. Protocollen Op de volgende terreinen rond zorg in brede zin zijn protocollen ontwikkeld en vastgesteld: Aanname: kernprocedure 1 en examen kernprocedure 2 Begeleiding/Zorg: schoolreglement, te laat komen en verzuim, schorsing en verwijdering, aanmelding bij de schoolarts, het ZAT en bij Bureau Leerplicht. In de maak zijn: een (cyber)pestprotocol en een crisis-en incidentenprotocol.. Werkafspraken en evaluatie Er is regulier overleg tussen de deelschoolleiders en de zorgcoördinatoren van de onderbouw en de bovenbouw naast overleg in specifieke situaties of bij incidenten. Elk jaar evalueren we onze plannen en afspraken rond de zorg en worden deze zo nodig bijgesteld. De jaarlijkse verbeterplannen zijn grotendeels gebaseerd op de opgedane ervaringen en de nieuwe vraagstukken, al dan niet als gevolg van nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en politieke beleidspunten. In de schoolleiding staat zorg jaarlijks op de agenda. Via vensters van verantwoording zijn onze plannen toegankelijk voor alle belanghebbenden.
14
Hoofdstuk 7 Ambities zorgplan 2011-2015 Passend onderwijs De grote opdracht voor de komende periode is de invoering van Passend Onderwijs en het samen met docenten en mentoren, ouders en leerlingen vorm geven ervan. De OSB zet zich via het Amsterdamse Samenwerkingsverband van VO schoolbesturen in voor afspraken in de regio over de juiste opvang van (zorg)leerlingen passend bij wat een school kan bieden aan ondersteuning. Uitgaande van ons huidige onderwijsaanbod en ons pedagogisch klimaat op school, zien wij met name mogelijkheden om leerlingen met een lichamelijke beperking/chronische ziekte (rec 3) passend onderwijs te bieden. We willen onze mogelijkheden voor leerlingen met psychiatrische problematiek (rec 4) en de implicaties voor ons onderwijs zorgvuldig onderzoeken. Met name de veilige sfeer op de OSB, waarin het accepteren van de verschillen tussen leerlingen een belangrijke plaats inneemt, schept goede voorwaarden voor het onderwijs van leerlingen met zorgbehoeften. Daarnaast is er een aantal andere onderwerpen die ook de komende periode onze aandacht krijgt: Expertise Mentoren/docenten hebben behoefte aan deskundigheid rond specifieke problematiek als ADHD of dyslexie en daaraan gerelateerde gevolgen voor het onderwijzen en begeleiden van leerlingen. Ook is er behoefte om bepaalde groepsdynamieken in een klas die van invloed zijn op het leerklimaat te onderkennen en waar nodig en bij te sturen. Met in achtneming van wensen en wat mogelijk is qua tijdsinvestering kunnen docenten/mentoren hierop bijgeschoold worden: op maat binnen de OSB dan wel via buitenschoolse cursussen. In het scholingsplan zal e.e.a. vastgelegd worden. Daarnaast gaan we case besprekingen per deelschool organiseren. Dat heeft als groot voordeel boven de 1-1 consultatie dat er door een grotere groep docenten gezamenlijk geleerd wordt. Ook willen we de mogelijkheid van een aparte bespreking met het interne zorgteam aanbieden aan mentoren/docenten met een vraag rond een specifieke leerling. Beide laatste opties –case besprekingen en een interne zorgteambespreking - zijn ook van belang voor het volgende aspect, nl. professionele afstemming. Professionele afstemming We willen investeren in een betere afstemming en samenwerking tussen de zorgcoördinatoren en de mentoren, die ieder vanuit hun eigen rol en deskundigheid een deel van de zorgtaak voor leerlingen vervullen. Met name het observeren van leerlingen, het signalen en rapporteren daarover via Magister is van belang. Om zo snel mogelijk een probleem vast te stellen en de juiste aanpak te kiezen. Het zorgvuldig vastleggen van informatie en stappen is ook van belang voor een goed verloop van alle procedures die landelijk dan wel lokaal zijn afgesproken. Die betere afstemming en samenwerking geven we daarom gestalte in de vorm van: - Regulier overleg tussen de zorgcoördinatoren en de deelschoolleiders - Een goede overdracht van de ‘oude’ naar de ‘nieuwe’ mentor - Case-besprekingen per deelschool - Aansluiten bij het interne zorgteam (schoolmaatschappelijk werk en zorgcoördinatoren) - Indien gewenst deelname van de zorgcoördinator aan een klassenteambespreking. In de reguliere klassenteambesprekingen komt alle informatie over het functioneren en presteren van de individuele leerlingen en van de klas als geheel tezamen. Op grond daarvan worden beslissingen genomen hoe dit functioneren en presteren te verbeteren. De uitkomsten van een klassenteambespreking kunnen ook aanleiding vormen om met de zorgcoördinator verdere stappen te zetten, waaronder een eventuele aanmelding bij het ZAT met een goede geformuleerde hulpvraag. Het ontwikkelen van goed doordachte en op uitvoerbaarheid geteste protocollen is ook een investering in professionaliteit en afstemming. Prioriteiten: verzuim en dyslexie Verzuim In de komende jaren zetten we verder in op het nog strakker aanpakken van verzuim. Inmiddels weten we dat veelvuldig verzuim een indicator is voor vroegtijdig schoolverlaten. Ook heeft veelvuldig verzuim niet alleen een negatieve invloed op de prestaties van het betreffende kind, maar ook op de moraal van de klas als geheel. Vandaar dat wij de komende jaren het ongeoorloofde verzuim willen
15
terugdringen via een betere registratie, het aanspreken van leerlingen en hun ouders op hun eigen verantwoordelijkheid, slimme sancties en het verder uitbouwen van intensieve samenwerking met Bureau Leerplicht. Dyslexie. Op de OSB bestaat een goed screeningssysteem rond dyslexie; alle brugklasleerlingen worden getest in het eerste kwartaal dat ze op school zijn en krijgen zo nodig extra training; als dat laatste onvoldoende blijkt krijgen zij een officiële verklaring. Het structureel aanbieden van ‘hulpmiddelen’ waardoor leerlingen zélf beter leren omgaan met hun dyslexie staat nog in de kinderschoenen. Evenals de ondersteuning door docenten hierbij. In de komende jaren gaan wij deze hulpmiddelen ontwikkelen. Tenslotte, dit is een zorgplan voor de periode 2011-2015. Per jaar zal een werkplan gemaakt worden.
16