ZITTING 1953—1954 — 2 6 0 2 Wet op de Omzetbelasting
1952
GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET No. 7
Wu JULIANA. BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Omzetbelasting 1940 te vervangen door een wet en daarbij de omzetbelasting opnieuw te regelen; Zo is het, dat Wij. de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: HOOFDSTUK I Belastbaar feit Artikel 1. Onder de naam omzetbelasting wordt een belasting geheven, waaraan zijn onderworpen: 1. de leveringen van in het vrije verkeer zijnde goederen, welke hier te lande door ondernemers binnen het kader van hun onderneming worden verricht; 2. de invoer van goederen; 3. de diensten, welke hier te lande door ondernemers binnen het kader van hun onderneming worden verricht. Artikel 2. Deze wet verstaat onder goederen: koopwaren en andere goederen, welke uit hun aard als roerende zaken worden aangemerkt. Artikel 3. Deze wet verstaat onder levering van goederen: a. eigendomsoverdracht van goederen ingevolge een overeenkomst; • b. afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop; c. oplevering van een werk in roerende staat door de fabrikant van dat werk; cl. eigendomsovergang van goederen ingevolge een vordering, door of vanwege de overheid gedaan; e. overdracht van goederen, ingevolge welke die goederen het bedrijfsvermogen van een ondernemer verlaten; ƒ. eigendomsovergang van goederen, welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan enig roerend of onroerend goed; g. het beschikken over goederen ten behoeve van een onroerend goed, waarvan zij deel gaan uitmaken, door de fabrikant van die goederen; h. het — anders dan als grondstof ten behoeve van het bedrijf van fabrikant — voor bedrijfsdoeleinden beschikken over zelf voortgebrachte goederen; i. het ten behoeve van het bedrijf van fabrikant beschikken over zelf voortgebrachte grondstoffen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel VI; j . het beschikken over goederen ten behoeve van de ondernemer persoonlijk of ten behoeve van zijn gezin. I
2602
7
2 2. Kan een feit op grond van meer dan één der in het vorige lid genoemde bepalingen als levering worden aangemerkt, dan wordt toegepast de bepaling, welke het eerst is genoemd. 3. Wij behouden Ons voor, ter voorkoming of vermindering van een ongelijkheid in heffing van omzetbelasting van goederen van een zelfde soort, de in het eerste lid, letter i, bedoelde tabel VI te wijzigen en aan te vullen met niet daarin genoemde goederen. 3a. Na het in werking treden van een besluit, door Ons krachtens het vorige lid genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Gcneraal gezonden. 3b. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aanncmcn van het voorstel besluit, wordt Ons besluit onverwijld ingetrokken. 4. In gevallen, waarin goederen door meer dan één persoon worden verhandeld, doch door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer worden geleverd, worden die goederen niettemin geacht door elk van de verhandelende personen te zijn geleverd. 5. In afwijking van het vorige lid worden goederen, welke over een veiling of een afslag in opdracht van andere personen worden verhandeld, niet geacht door de ondernemer, die de veiling of de afslag exploiteert, te zijn geleverd. 6. Als levering in de zin van deze wet wordt niet aangemerkt de eigendomsoverdracht, welke enkel strekt tot zekerheidssteiling. 7. In gevallen, waarin goederen, al dan niet door tussenkomst van een expediteur, door een vcrvoerondernemer worden vervoerd, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats, waar de vervoerondernemer de goederen aan de afnemer bezorgt. Artikel 4. 1. Deze wet verstaat onder invoer van goederen: het brengen van goederen in het vrije verkeer, opslag in een fabrieksentrcpot, als is bedoeld in de wet van 7 Juni 1919, Stb. 318, daaronder begrepen. 2. Deze wet verstaat onder entrepot: een entrepot voor buitenlandse goederen, niet zijnde een fabriekscntrepot, als is bedoeld in het vorige lid. Artikel 5. 1. Deze wet verstaat onder diensten: alle prestaties — andere dan leveringen van roerende en onroerende goederen — welke tegen vergoeding worden verricht, daaronder begrepen: a. de vestiging, de overdracht en de afstand van rechten, andere dan onroerende; b. de oplevering van een werk in onroerende staat. 2. Als plaats, waar een dienst wordt verricht, wordt aangemerkt: a. voor zoveel betreft de oplevering van een werk in onroerende staat, de verhuur of verpachting van een onroerende zaak of enige andere prestatie met betrekking tot een onroerende zaak: de plaats, waar het werk of de onroerende zaak zich bevindt; b. voor zoveel betreft de verhuur van een goed: de plaats of de plaatsen, waar van het goed wordt gebruik gemaakt; bx. voor zoveel betreft het vervoer van personen of van goederen: de plaatsen, waar de feitelijke handeling van het vervoeren wordt verricht; c. voor zoveel betreft prestaties van expediteurs en van makelaars, agenten en andere tussenpersonen, die hun tussenkomst verlenen bij het sluiten van overeenkomsten, alsmede prestaties bestaande uit het openbaar maken van gegevens en uit het herstellen of op andere wijze behandelen van goederen: de plaats, waar de ondernemer zijn prestatie of het belangrijkste gedeelte van zijn prestatie verricht;
d. voor zoveel betieft andere dan hiervoor bedoelde prestalies: de plaats, waar degene, aan wie de dienst wordt bewezen, woont of is gevestigd tenzij deze, niet hier te lande wonende of gevestigd zijnde, wel hier te lande van de prestatie het genot heeft, in welk geval als plaats, waar de dienst wordt bewezen, wordt aangemerkt de plaats, waar de ondernemer zijn prestatie of het belangrijkste gedeelte van zijn prestatie verricht. 3. De verhuur hier te lande van een goed, van hetwelk zowel hier te lande als in het buitenland wordt gebruik gemaakt, wordt geacht geheel hier te lande plaats te hebben. Artikel 6. 1. Deze wet verstaat onder ondernemer: ieder die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent. 2. Als ondernemer worden niet aangemerkt de natuurlijke personen, die als thuiswerkers slechts ten behoeve van enkele ondernemers, en met inachtneming van de aanwijzingen van deze, bepaalde werkzaamheden verrichten. Artikel 7. 1. Deze wet verstaat onder fabrikant: de ondernemer, die leveringen verricht van goederen, welke hij hier te lande heeft voortgebracht of door anderen hier te lande heeft doen voortbrengen. Onder voortbrengen wordt begrepen vervaardigen, telen, vangen, bereiden, bewerken of verwerken. 2. Als bewerken of verwerken wordt aangemerkt een behandeling, waardoor de aard der goederen verandert. Het brengen van andere goederen dan die, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel II, in zodanige staat, dat zij onder een post van die tabel komen te vallen, wordt met bewerken gelijkgesteld. Het van merken voorzien, verpakken en oversteken van goederen wordt niet als een bewerking aangemerkt. 3. In afwijking van het vorige lid wordt, zulks ter voorkoming van verstoring van concurrentieverhoudingen, in door Onze Minister van Financiën aan te wijzen gevallen, het verpakken van goederen om die voor de verkoop in het klein gereed te maken wel als een bewerking aangemerkt. Artikel 8. 1. Deze wet verstaat onder handelaar: de ondernemer, die leveringen verricht van goederen, waarvan hij niet als fabrikant wordt aangemerkt. 2. Deze wet verstaat onder particulier: de natuurlijke persoon, die goederen aanschaft voor zich persoonlijk — anders dan ten behoeve van zijn onderneming — of ten behoeve van zijn gezin. HOOFDSTUK II Maatstaf van heffing Artikel 9. 1. Ten aanzien van de levering van goederen ingevolge een onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst van koop en verkoop of van huurkoop wordt de belasting berekend over de verkoopprijs. 2. Ten aanzien van de levering van goederen ingevolge een onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst van aanneming van werk, waarbij is bepaald, dat de opdrachtgever geen stof aan de aannemer verstrekt, wordt de belasting berekend over de aannemingssom. In andere gevallen van levering van goederen ingevolge een overeenkomst van aanneming van werk wordt de belasting berekend over de aannemingssom, welke zou zijn bedongen, indien de goederen zouden worden geleverd ingevolge een onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst van aanneming van werk met bepaling, dat de opdrachtgever geen stof aan de aannemer verstrekt. 3. Ten aanzien van de levering van goederen in andere gevallen dan in de voorafgaande leden zijn bedoeld, wordt de belasting berekend over de verkoopprijs, welke bij levering ingevolge een onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst van koop en verkoop of van huurkoop zou zijn bedongen.
3 4. Onder verkoopprijs wordt verslaan het totale bedrag, dat de koper ter zake van de levering van de goederen wordt in rekening gebracht. 5. Onder aanncmingssom wordt verstaan het totale bedrag, dat de opdrachtgever ter zake van de oplevering van het werk wordt in rekening gebracht. 6. In gevallen, waarin ter zake van de levering van aan accijns onderworpen goederen het bedrag van de accijns niet een onderdeel uitmaakt van het in het vierde onderscheidenlijk vijfde lid bedoelde totale bedrag, wordt het bedrag van de accijns niettemin in de verkoopprijs onderscheidenlijk aannemingssom begrepen, tenzij de goederen met vrijstelling van accijns worden geleverd. 7. Op de verkoopprijs en de aannemingssom kunnen, voor zover zij in het in rekening gebrachte bedrag zijn begrepen, worden in mindering gebracht: a. de korting voor contante betaling, op welke aanspraak bestaat; b. de kosten van verpakking, op terugbetaling waarvan bij terugzending van de verpakking aanspraak bestaat; c. de vracht- en assurantickosten, voor zover die door de ondernemer, die de goederen levert, aan een andere ondernemer moeten worden voldaan. Artikel 10. 1. Ten aanzien van de invoer van goederen wordt de belasting berekend over de invoerwaarde. 2. Onder invoerwaarde wordt verstaan de waarde, welke de maatstaf vormt voor de berekening van het invoerrecht, vermeerderd met alle Nederlandse belastingen en heffingen. 3. In gevallen, waarin ter zake van de invoer van aan accijns onderworpen goederen de accijns niet behoeft te worden voldaan, wordt het bedrag van de accijns niettemin in de invoerwaarde begrepen, tenzij de goederen met vrijstelling van accijns worden ingevoerd. Artikel 1 1 . 1. Ten aanzien van diensten wordt de belasting berekend over de vergoeding. 2. Onder vergoeding wordt verstaan het totale bedrag — in voorkomende gevallen de totale waarde van de tegenprestaties, welke niet in een geldsom bestaan — dat degene, aan wie de dienst wordt bewezen, ter zake van de dienst wordt in rekening gebracht. In gevallen, waarin het door degene, aan wie de dienst wordt bewezen, voldane bedrag hoger is dan het in rekening gebrachte bedrag, alsmede in gevallen, waarin niets wordt in rekening gebracht, komt als vergoeding het voldane bedrag in aanmerking. Ia. In gevallen, waarin ter zake van de oplevering van een werk in onroerende staat de waarde van goederen, welke van dat werk deel zijn gaan uitmaken, niet een onderdeel uitmaakt van het in het tweede lid bedoelde totale bedrag, wordt die waarde niettemin in de vergoeding begrepen. 3. Op de vergoeding kunnen, voor zover zij in het in rekening gebrachte of voldane bedrag zijn begrepen, worden in mindering gebracht: a. de korting voor contante betaling, op welke aanspraak bestaat; b. de kosten van verpakking, op terugbetaling waarvan bij terugzending van de verpakking aanspraak bestaat; c. de vracht- en assurantickosten, voor zover die door de ondernemer bij de uitvoering van een opdracht tot het vervoeren of verhuren van goederen of tot het behandelen van goederen aan een andere ondernemer moeten worden voldaan; d. de voor de opdrachtgever aan belasting — invoerrecht daaronder begrepen — gedane uitschotten. Artikel 12. Omrekening van buitenlandse waarden geschiedt naar de bij de aanvang van de dag, waarop de belasting is verschuldigd geworden, te Amsterdam geldende, op normale wijze bepaalde wisselkoers.
HOOFDSTUK III Percentages van heffing Artikel 13. 1. Voor leveringen door fabrikanten en bij invoer van goederen bedraagt de omzetbelasting vijf ten honderd. 2. Voor leveringen door handelaren bedraagt de omzetbelasting drie vierden ten honderd. 3. Met afwijking van het eerste lid bedraagt de omzetbelasting: a. voor leveringen door fabrikanten aan en bij invoer van goederen ten behoeve van particulieren, vier ten honderd; b. voor leveringen door fabrikanten aan en bij invoer van goederen ten behoeve van degene, die als fabrikant van die goederen wordt aangemerkt, het percentage, hetwelk is verschuldigd voor leveringen door handelaren. 4. Wij behouden Ons voor, indien zulks niet tot verstoring van concurrentieverhoudingen kan leiden, ten aanzien van takken van bedrijf, waarin fabrikanten goederen leveren zowel aan ondernemers als rechtstreeks aan particulieren, bij algemene maatregel van bestuur het percentage van heffing voor leveringen door fabrikanten vast te stellen hetzij op vier hetzij op vier en een half. Artikel 14. 1. Met afwijking vin ariikel 13, eerste lid, en derde lid, letter a, bedraagt de omzetbelasting: a. tien ten honderd voor leveringen door fabrikanten en bij invoer van goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel I; b. vijftien ten honderd voor leveringen door fabrikanten en bij invoer van goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel II. 2. Wij behouden Ons voor de in het vorige lid onder de letters a en h bedoelde tabellen I en.II aan te vullen met niet daarin genoemde goederen, welke tot de minder noodzakelijke moeten worden gerekend. 3. Op een besluit, door Ons krachtens het vorige lid genomen, zijn de leden 3a en 3b van artikel 3 van overeenkomstige toepassing. Artikel 15 (vervallen). Artikel 16. 1. Wij behouden Ons voor, in het bclaiv:; van hier te lande uitgeoefende takken van bedrijf, ter opheffing of vermindering van het verschil in druk tussen de belasting op ingevoerde goederen en op hier te lande vervaardigde goederen, de belasting bij invoer van bepaalde goederen ten hoogste zeven ten honderd hoger te stellen dan in de artikelen 13 en 14 is bepaald dan wel, indien die goederen zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel IV, voor die goederen een heffing van ten hoogste zeven ten honderd vast te stellen. 2. Op een besluit, door Ons krachtens het vorige lid genomen, zijn de leden 3a en 3b van artikel 3 van overeenkomstige toepassing. 3. Wij behouden Ons voor een bij de wet goedgekeurd besluit te wijzigen. De leden 3a en 3b van artikel 3 zijn op het besluit tot wijziging van overeenkomstige toepassing. Artikel 17. 1. De in de vorige artikelen bedoelde percentages zijn ook van toepassing, indien aan de desbetreffende goederen bij de levering of de invoer delen of onderdelen ontbreken of indien zij worden geleverd of ingevoerd in niet afgewerkte staat. 2. Het bepaalde in het vorige lid lijdt uitzondering, indien: a. de ontbrekende delen of onderdelen of de afwerking de kenmerken zijn, waarvan de toepasselijkheid van het desbetreffende percentage is afhankelijk gesteld; b. de ontbrekende delen of onderdelen kenmerkend zijn voor de aard van de goederen. 3. Goederen, geleverd of ingevoerd in niet gemonteerde staat, worden met goederen in gemonteerde staat gelijkgesteld.
4 Artikel 18. 1. Voor de oplevering van een werk in roerende staat door de fabrikant van het werk aan degen:-, die wegens doen voortbrengen als fabrikant van het werk wordt aangemerkt, bedraagt de omzetbelasting het percentage, hetwelk is verschuldigd voor leveringen door handelaren. Dat percentage wordt berekend over het totale bedrag, dat laatstbedoelde fabrikant ter zake van de oplevering wordt in rekening gebracht. 2. Bij invoer van goederen, welke zijn vervaardigd uit goederen, welke tevoren uit het vrije verkeer ter bewerking of verwerking naar het buitenland zijn gezonden, alsmede van goederen, waaraan zich delen bevinden, welke tevoren uit het vrije verkeer naar het buitenland zijn gezonden, bedraagt de omzetbelasting het percentage, hetwelk is verschuldigd voor leveringen door handelaren. Dat percentage wordt berekend over het totale bedrag, dat aan de opdrachtgever wordt in rekening gebracht, in voorkomende gevallen daaronder begrepen de ter zake verschuldigde bijkomende kosten en bij invoer geheven wordende belastingen en heffingen. Het vorenstaande is slechts van toepassing, indien de invoer plaats vindt ten behoeve van de opdrachtgever, die als fabrikant van de ingevoerde goederen wordt aangemerkt, en terugbetaling plaats vindt van de bij uitvoer teruggegeven omzetbelasting of op teruggaaf van die terug te geven belasting geen aanspraak wordt gemaakt. Artikel 19. 1. Voor het verrichten van diensten bedraagt de omzetbelasting vier ten honderd. 2. Met afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting: a. een half ten honderd voor het verrichten van een dienst bestaande uit: 1). de oplevering, in onderaanneming, van een werk in onroerende staat aan een hier te lande wonende of gevestigde ondernemer; 2). het openbaar maken van advertenties in dagbladen, weekbladen en andere drukwerken ten behoeve van een hier te lande wonende of gevestigde exploitant van een advertentiebureau, aan wie de opdracht is verstrekt die advertenties te doen openbaar maken; b. drie ten honderd voor de oplevering van een werk in onroerende staat en voor het vervoer van personen en goederen. HOOFDSTUK IV Verschuldigdheid en voldoening van belasting Artikel 20. 1. De omzetbelasting, waaraan leveringen van goederen en diensten zijn onderworpen, is verschuldigd door de ondernemer, die de levering of de dienst verricht. 2. Degene, aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt bewezen, is hoofdelijk voor de belasting mede aansprakelijk, indien hij een hier te lande wonende of gevestigde ondernemer is en de levering of de dienst wordt verricht door een ondernemer, die in het buitenland woont of is gevestigd. In andere gevallen is hij slechts hoofdelijk mede-aansprakelijk voor zover hij door het niet of niet volledig voldaan zijn van de belasting is gebaat en hij op grond van het niet ontvangen van een factuur, welke aan het bepaalde in artikel 35 voldoet, of uit anderen hoofde wist of redelijkerwijze moest vermoeden, dat de belasting niet of niet volledig zou worden voldaan. 3. Voor de omzetbelasting, welke is verschuldigd ter zake van de levering van goederen, welke over een veiling of een afslag worden verkocht, is de ondernemer, die de veiling of de afslag exploiteert, hoofdelijk mede-aansprakelijk. Artikel 2 1 . 1. In gevallen, waarin ter zake van het verrichten van leveringen of van diensten een factuur moet worden uitgereikt, wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip, waarop de factuur wordt uitgereikt, of, indien zulks niet tijdig plaats vindt, op het tijdstip, waarop de factuur uiterlijk had moeten worden uitgereikt. Wordt met betrekking tot een levering of dienst tijdig een factuur uitgereikt voor een gedeelte van
het in rekening te brengen bedrag, dan wordt op het tijdstip van uitreiking de belasting verschuldigd over dat gedeelte. In gevallen, waarin geen verplichting bestaat tot het uitreiken van een factuur, wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip, waarop de levering of de dienst wordt verricht. 2. In gevallen, waarin een levering wordt verricht aan een afnemer tegen geld of andere tegenwaarde, zomede bij het verrichten van diensten, wordt de belasting, indien de voldoening van de tegenwaarde of de vergoeding geheel of gedeeltelijk plaats heeft of ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst heeit moeten plaats hebben voor dat de levering of de dienst wordt verricht en voor dat ter zake een factuur wordt uitgereikt, geheel of voor het met het voldane gedeelte overeenkomende deel verschuldigd op het tijdstip, waarop de voldoening plaats heeft of had moeten plaats hebben. 3. Voor de toepassing van het vorige lid geldt, in gevallen, waarin wissels, cheques of dergelijke papieren in betaling worden aangenomen, als voldoening de inning of de overdracht aan een derde van het papier. Worden vorderingen, welke de ondernemer uit hoofde van te verrichten leveringen of diensten heeft verkregen, aan een derde overgedragen, dan geldt als voldoening de verkrijging van de tegenwaarde van de vorderingen. Artikel 22. 1. De ondernemer is gehouden binnen twee maanden na afloop van elk kalenderkwartaal of ander door Onze Minister van Financiën vast te stellen tijdvak: a. bij de inspecteur aangifte te dccn van de bedragen, welke hij in dat kwartaal of ander tijdvak aan omzetbelasting is verschuldigd, b. aan de daartoe aangewezen ontvanger de verschuldigde omzetbelasting te voldoen. 2. De ondernemer, die hier te lande woont of is gevestigd, is in gevallen, waarin hij in een kalenderkwartaal of ander door Onze Minister van Financiën vast te stellen tijdvak omzetbelasting niet is verschuldigd, gehouden binnen twee maanden na afloop van het kwartaal of ander tijdvak bij de inspecteur aangifte te doen van de omstandigheid, dat hij geen omzetbelasting is verschuldigd. 3. De aangever is gehouden in de aangifte mede alle bijzonderheden, welke voor de uitvoering van deze wet nodig zijn, te vermelden. Onze Minister van Financiën stelt het formulier voor de aangifte vast. 4. In gevallen, waarin goederen over een veiling of een afslag worden verhandeld, is niet de ondernemer, die de goederen levert, doch de exploitant van de veiling of de afslag gehouden de in de vorige leden genoemde verplichtingen na te komen. 5. Onze Minister van Financiën regelt de wijze, waarop degenen, die ingevolge artikel 20, tweede lid, hoofdelijk voor de belasting mede aansprakelijk zijn, in voorkomende gevallen, de verschuldigde belasting dienen te voldoen. Artikel 22a. 1. De ondernemer, die uitsluitend leveringen verricht, welke op grond van artikel 25, no. 4, van omzetbelasting zijn vrijgesteld, is ontheven van de verplichting tot het doen van aangifte. 2. De ondernemer, die hier te lande woont of is gevestigd, is ontheven van de verplichting tot het doen van aangifte en tot het voldoen van omzetbelasting, indien de inspecteur aannemelijk acht, dat zijn jaarlijkse omzet aan leveringen als fabrikant en aan verrichte diensten twaalfhonderd gulden niet te boven gaat en zijn jaarlijkse omzet als handelaar aan andere leveringen dan die, welke ingevolge artikel 25, no. 4, van omzetbelasting zijn vrijgesteld, tienduizend gulden niet te boven gaat. 3. Blijkt evenwel na afloop van het kalenderjaar, dat de omzet groter is geweest dan in het vorige lid is vermeld, dan is de ondernemer gehouden binnen twee maanden na afloop van dat kalenderjaar alsnog bij de inspecteur aangifte te doen en de omzetbelasting over zijn omzet in dat jaar te voldoen. Artikel 23. 1. Ten aanzien van de omzetbelasting, waaraan de invoer van goederen is onderworpen, zijn de bepalingen met
5 betrekking lol de heffing van invoerrechten van toepassing, als ware die omzetbelasting als invoerrecht opgenomen in het bij het Tariefbesluit 1947 behorende tarief, voor zover daarvan in deze wet of in daarop gegronde bepalingen niet wordt afgeweken. De artikelen 3 en 5 van het Tariefbesluit 1947 blijven voor de heffing van omzetbelasting builen toepassing. 2. (vervallen). 3. (vervallen). HOOFDSTUK V Vrijstelling van belasting Artikel 24. Onder de voorwaarden en bij inachtneming van de regelen, door Ons bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, zijn van omzetbelasting vrijgesteld: 1. de leveringen en diensten door publiekrechtelijke lichamen, stichtingen en andere rechtspersonen, zomede door niet rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen, welke een inrichting exploiteren, waarin aan derden spijzen of dranken worden geleverd, of verpleging of verzorging van de in de inrichting opgenomen personen plaats vindt, mits met die inrichting geen winst wordt beoogd of gemaakt; de vrijstelling geldt slechts voor de verstrekking van spijzen, dranken en geneesmiddelen aan en de verzorging van genoemde personen; 2. de leveringen en diensten door verpleegsters (verplegers), kunstenaars, schrijvers en personen, die zich bezig houden met het geven van onderricht of die een tak van sport als beroep beoefenen, indien het g;hele bedrag van alle door die personen in een kalenderjaar verrichte leveringen en diensten niet meer bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, hetwelk voor de verschillende ondernemers niet hetzelfde behoeft te zijn; 3. de diensten door ondernemers, die door de overheid als organisaties voor het algemeen vormend jeugdwerk zijn erkend; de vrijstelling geldt slechts voor het verrichten van diensten aan de jeugd en aan jeugdleiders; 4. de diensten, welke worden verricht door verenigingen en organisaties, welke zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, mits met die diensten geen winst wordt beoogd of gemaakt; de vrijstelling geldt slechts voor de diensten, welke worden verleend aan de leden van de verenigingen of organisaties, met uitzondering van die bestaande uit het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke; 5. de door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale of culturele aard — andere dan de onder de nummers 1 tot en met 4 hiervoor <;enoemde — welke worden verricht door ondernemers, die met de exploitatie van hun onderneming geen winst beogen of maken; e;n zodanige aanwijzing zal slechts kunnen plaats vinden, indien de leveringen of diensten niet tevens wordcn verricht door ondernemers, die met de exploitatie van hun onderneming winst beogen of maken; 6. het door landbouwers, tuinbouwers, bosbouwers, veehouders en vissers beschikken voor eigen gebruik voor zich en hun gezinnen over producten van hun landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of vissersbedrijf. Artikel 25. Onder de voorwaarden en bij inachtneming van de regelen, door Ons bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, zijn van omzetbelasting vrijgesteld: 1. de levering van de goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel IV; 2. de levering door handelaren van de goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel V, welke tabel Wij Ons voorbehouden bij algemene maatregel van bestuur aan te uilen; 3. de levering van steenkolen, bruinkolen, briketten, cokes, turf, huisbrandolie en petroleum aan een particulier;
4. de levering van goederen door een handelaar aan een particulier; Aa. de levering door een handelaar van door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen goederen, voor zover c!e levering, onmiddellijk volgende op de invoer van die goederen, wordt verricht in een zcehavcnplaats of de eerste levering hier te lande buiten een zeehavcnplaats uitmaakt; 5. de levering van goederen, bestemd om rechtstreeks naar het buitenland te worden uitgevoerd, opslag in een entrepot daaronder begrepen; 6. de levering van materialen en voorwerpen, waarvan wordt aangetoond, dat zij zijn bestemd voor de bouw, de uitrusting of de herstelling van schepen en vliegtuigen, van welke de levering ingevolge no. 1 van omzetbelasting is vrijgesteld, met dien verstand;, dat deze vrijstelling niet wordt verleend voor goederen, welke gaan behoren tot de losse inventaris van schepen, welke niet in het internationale verkeer worden gebezigd; als „losse inventaris" worden aangemerkt alle onder de inventaris vallende goederen, welke niet rechtstreeks voor de navigatie noodzakelijk zijn; 7. de levering van goederen in daartoe door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen, waarin voor die goederen bij invoer heffing van omzetbelasting achterwege blijft; 8. de levering van goederen om niet in door Onze Minister van Financiën aan te wijzen gevallen; 9. de levering van goederen ingevolge een executoriale verkoop, met uitzondering van de levering van producten van een fabrikant uit diens boedel; 10. de levering van munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, zomede de overdracht van waardepapieren — obligaties, aandelen en- andere effecten daaronder begrepen; 11. de vestiging, de overdracht en de afstand van declgercchtigdheid in vennootschappen en verenigingen; 12. het verlenen van krediet, het overdragen, incasseren en betalen van geldvorderingen, het giro-, cheque- en rekeningcourantverkcer daaronder begrepen; 13. de verzekeringen; 14. de loterijen; 15. de diensten in het post-, telegraaf- en telefoonverkeer en de door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten van vervoerondernemingen ten behoeve van dat verkeer; .16. de radio- en televisie-uitzendingen van het Rijk en van daartoe bevoegde verenigingen en lichamen; 17. het verstrekken van nieuwstijdingen door persbureaux aan exploitanten van nieuwsbladen en tijdschriften en aan andere personen of lichamen, die nieuwstijdingen door middel van radio-uitzendingen of op andere wijze openbaar maken; 18. de herstellingen, de verbouwingen en dergelijke werkzaamheden aan schepen en vliegtuigen, van welke de levering ingevolge no. 1 van omzetbelasting is vrijgesteld: 19. het herstellen van schoenen; 19a. het verstrekken van: a. kleuteronderwijs, van lager, uitgebreid lager, middelbaar, voorbereidend hoger en hoger onderwijs en van nijverheidsonderwijs; b. door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwijs, waarbij kan worden bepaald, dat de vrijstelling slechts toepassing vindt ten aanzien van ondernemers, die met het verstrekken van het aangewezen onderwijs geen winst beogen of maken; 20. het vervoer van personen en goederen door middel van zeeschepen en van verkeersluchtvaartuigen in doorvoer door Nederland of van een plaats in Nederland naar een plaats in
6 het buitenland of omgekeerd; hel laden en lossen van die goederen; 20a. liet vervoer van goederen door middel van andere vervoermiddelen dan zeeschepen en vcrkeersluchtvaartuigen in doorvoer door Nederland of van een plaats in Nederland naar een plaats in het buitenland; het laden en lossen van die goederen; 21. het slepen, verhuren, vcrvrachlen en bergen van schepen, welke geheel of in hoofd/aak voor hel ingevolge de nos. 20 en 2()(i, van omzetbelasting vrijgestelde vervoer worden gebezigd; 22. de opslag van goederen in door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gebieden van zeehavcnplaatsen alsmede het afstaan van hel gebruik van door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen havens en haveninrichtingen op zeehavcnplaatsen: 23. de door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, in opdracht en voor rekening van een buitenlander verrichte behandeling van goederen, welke geen aardverandcring met zich brengt, indien de goederen na die behandeling door degene, die de dienst heeft verricht, rechtstreeks worden uitgevoerd; 24. de diensten, welke door exploitanten van veilingen en afslagen als zodanig worden verricht; 25. de diensten, welke door makelaars, agenten en andere tussenpersonen, die hun tussenkomst verlenen bij het sluiten van overeenkomsten tot het leveren van goederen, worden verricht in gevallen, waarin de leveringen door die personen, indien zij niet als tussenpersoon doch als handelaar zouden zijn opgclredcn, van omzetbelasting zouden zijn vrijgesteld; 26. de verhuur en de verpachting van onroerende zaken, met uitzondering van: a. de verhuur van machines en bedrijfsinstallatics; />. de verhuur van gemeubileerde kamers in hotels, pensions en dergelijke inrichtingen aan personen, die daar slechts voor een kort oponthoud verblijf houden; 27. de diensten van doktoren, tandartsen en vroedvrouwen, alsmede de leveringen van geneesmiddelen, voor zover de tegenwaarde wordt voldaan: <7. door ingevolge wettelijke bepalingen ingestelde of erkende lichamen of fondsen: h. door lichamen of fondsen, welke voldoen aan door Onze Minister van Financiën vast te stellen regelen; 28. de verstrekking van kost, inwoning en gebruikelijke beloningen in natura aan in dienst van een ondernemer zijnde personen, daaronder begrepen de verstrekking van steenkolen anders dan tcccn betaling van een geldsom door de exploitant van een steenkolenmijn aan in zijn dienst zijnde personen; 29. de voordrachten en dergelijke werkzaamheden tegen een vergoeding, in hoofdzaak strekkende tot dekking van kosten, doch alleen in daartoe door Onze Minister van Financien aan te wijzen gevallen. Artikel 26. 1. Onder de voorwaarden en bij inachtneming van de regelen, door Ons hij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, zijn van omzetbelasting vrijgesteld: a. de invoer van munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, zomede van de goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabel IV; />. de invoer van steenkolen, bruinkolen, briketten, cokes, turf, huisbrandolie er. petroleum, welke zijn bestemd voor een particulier; c. de invoer van de door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen grondstoffen. 2. Ten aanzien van de omzetbelasting blijven artikel 19, eerste lid, letters /), c en u, artikel 20. letters a, h en c, en artikel 21, eerste lid, letters /;, c en tl van het Taricfbesluit 1947 buiten toepassing. Artikel 19, eerste lid, letter c, van dat besluit blijft buiten toepassing in gevallen, waarin degene, te wiens behoeve de invoer plaats vindt, eigenaar van de goederen is of wordt.
HOOFDSTUK VI Teruggaaf van belasting Artikel 27. 1. Aan een ondernemer, publiekrechtelijk lichaam, vereniging of stichting, die goederen in ongebruikte slaa.t uitvoert of opslaat in een entrepot, wordt, op daartoe gedaan verzoek, ter zake van de omzetbelasting, voldaan voor die goederen of voor de bij de voortbrenging van die goederen verbruikte grondstoffen en hulpstoffen, een bedrag teruggegeven. 2. Wij geven bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen nopens het bedrag van de teruggaaf. Dat bedrag kan daarbij worden geregeld naar een algemene maatstaf. 3. De te verlenen teruggaaf wordt vastgesteld bij beschikking van de inspecteur. Artikel 28. 1. Teruggaaf van de ter zake betaalde of te veel betaalde omzetbelasting wordt, op daartoe door de ondernemer gedaan verzoek, verleend in gevallen, waarin een ondernemer: a. goederen in ongebruikte staat van een afnemer terugneemt; b. op de verkoopprijs, de aannemingssom of de vergoeding een vermindering verleent. 2. Mede wordt, op daartoe door de ondernemer gedaan verzoek, teruggaaf verleend van omzetbelasting, welke op de voet van artikel 22 te veel of ten onrechte is betaald. 3. De te verlenen teruggaaf wordt vastgesteld bij beschikking van de inspecteur. Artikel 28a. 1. Aan de ondernemer, die aannemelijk maakt, dat de aan zijn afnemer of zijn opdrachtgever in rekening gebrachte bedragen om redenen, gelegen in de financiële omstandigheden van die afnemer of opdrachtgever, niet of niet volledig zijn of zullen worden ontvangen, wordt, op daartoe gedaan verzoek, teruggaaf verleend van de omzetbelasting welke reeds over die niet of niet volledig ontvangen of te ontvangen bedragen is voldaan. 2. De te verlenen teruggaaf wordt vastgesteld bij beschikking van de inspecteur.
HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen Artikel 29. Ten aanzien van het bedrijf van een fabrikant kan door of vanwege Onze Minister van Financiën worden bepaald dat daarin een fabrieksafdeling en een handelsafdeling zullen worden onderscheiden. Alsdan wordt de overdracht van goederen van de fabrieksafdeling naar de handelsafdeling als een levering aangemerkt en wordt de ondernemer ter zake van de handelsafdeling als handelaar aangemerkt. Artikel 30. 1. Bij overdracht van een onderneming of een deel daarvan aan degene, die de onderneming of het deel daarvan voortzet, is slechts een half ten honderd aan omzetbelasting verschuldigd voor de leveringen en diensten, welke die overdracht vormen, voor zover die leveringen en diensten niet van omzetbelasting zijn vrijgesteld. 2. Bij overdracht, als in het vorige lid is bedoeld, aan bloedof aanverwanten in de nederdalendc linie, blijft heffing van omzetbelasting ter zake achterwege. 3. Voor zover de ondernemer, die zijn onderneming of een deel daarvan overdraagt, als fabrikant wordt aangemerkt, worden de leveringen door de ondernemer, die de onderneming of een deel daarvan heeft overgenomen, van goederen, welke hij van eerstbcdoelde ondernemer heeft betrokken, als leveringen door een fabrikant aangemerkt.
Artikel 31. I. Met afwijking in zoverre van de bepalingen van deze wet wordt de omzetbelasting, welke is verschuldigd ter zake van de leveringen en van de invoer van tabaksfabrikaten, geheven op dezelfde voet als de tabaksaccijns en overeenkomstig de voor die accijns geldende bepalingen. De omzetbelasting bedraagt vijf ten honderd van de voor de berekening van de accijns in aanmerking komende kleinhandelsprijs met dien verstande, dat met betrekking tot natte pruimtabak de belasting vijf ten honderd van een door Onze Minister van Financiën vast te stellen gemiddelde kleinhandelsprijs bedraagt. 2. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur de nodige voorschriften ter uitvoering van dit artikel uit te vaardigen. Artikel 32. 1. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur: a. voorschriften, nodig tot aanvulling en ter uitvoering van deze wet, uit te vaardigen; b, ter vergemakkelijking van de heffing van de belasting of van de controle op de heffing van de belasting van deze wet afwijkende voorschriften uit te vaardigen. 2. Onze Minister van Financiën is bevoegd: / a. voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van deze wet mochten voordoen; b. regelingen te treffen, krachtens welke door of vanwege hem aan te wijzen handelaren, al dan niet op verzoek, worden aangemerkt als fabrikant van op de voet van die regelingen ingeslagen goederen.
HOOFDSTUK VIII Bepalingen van administratieve aard Artikel 33. 1. Een ondernemer wordt geacht wegens de door hem verrichte leveringen en diensten steeds omzetbelasting te zijn verschuldigd naar het hoogste voor het verrichten van leveringen en diensten geldende percentage, tenzij hij aan de hand van boeken en bescheiden aantoont, dat de belasting niet of naar een lager percentage is verschuldigd. 2. Een ondernemer, die hier te lande woont of is gevestigd, wordt geacht al zijn leveringen en diensten hier te lande te hebben verricht, tenzij hij aan de hand van boeken en bescheiden het tegendeel aantoont. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover een ondernemer goederen levert in of van uit een inrichting, welke uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de verkoop van goederen aan particulieren.
lichaam een genummerde en gedagtekende factuur uit te reiken, waarin zijn vermeld: a. de dagtekening van de levering c.q. van de dienst; h. naam en woonplaats van de ondernemer, die de levering of de dienst verricht; c. naam en woonplaats van de ondernemer of het publiekrechtelijk lichaam, aan wie de levering of de dienst wordt verricht; tl. de gewone handelsbenaming van de geleverde goederen c.q. de gewone omschrijving van de aard van de dienst; e. de hoeveelheid van de geleverde goederen; f. de verkoopprijs of de aannemingssom c.q. de vergoeding; g. (vervallen). 2. Ten aanzien van goederen, welke zijn vermeld in de bij deze wet behorende tabellen I en II, dient nevens de gewone handclsbenaming van de geleverde goederen te zijn vermeld: omzetbelasting 10% tarief, onderscheidenlijk: omzetbelasting 15% tarief. 3. Vorcnvermelde factuur moet worden uitgereikt binnen veertien dagen na afloop van de maand, waarin de levering of de dienst is verricht. 4. De ondernemer is verplicht een dubbel van de uitgereikte factuur te bewaren. Artikel 36. 1. Het is de ondernemers verboden ter zake van het verrichten van leveringen en diensten aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen de omzetbelasting geheel of gedeeltelijk afzonderlijk in rekening te brengen. 2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet in gevallen, waarin het bedrag van de verkoopprijs, de aannemingssom of de vergoeding aan de hand van wettelijke tarieven wordt vastgesteld. 3. Makelaars, agenten en andere tussenpersonen, die hun tussenkomst verlenen bij het sluiten van overeenkomsten, zijn verplicht ter zake van het verrichten van diensten aan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen de omzetbelasting in haar geheel afzonderlijk in rekening te brengen. 4. Bedingen, strijdig met dit artikel, zijn nietig. HOOFDSTUK IX Navordering, bezwaar en beroep
3. Het bepaalde in het eerste lid onder letter a is niet van toepassing op leveringen, welke op grond van artikel 25, no. 4, van omzetbelasting zijn vrijgesteld.
Artikel 37. 1. In gevallen waarin: o. een persoon niet of niet volledig de door hem verschuldigde omzetbelasting heeft voldaan, b. aan een persoon leveringen of diensten zijn verricht, waarvoor door zijn toedoen niet of niet volledig de verschuldigde omzetbelasting is voldaan, c. aan een persoon ten onrechte teruggaaf van omzetbelasting is verleend, wordt de ten onrechte niet betaalde of ten onrechte teruggegeven belasting door middel van een door de inspecteur vast te stellen aanslag nagevorderd hetzij van die persoon hetzij van degene, die hoofdelijk voor de belasting mede aansprakelijk is. Navordering is uitgesloten indien sedertdien vijf jaren zijn verstreken. 2. De in een aanslag te hegrijpen belasting kan worden verhoogd tot het drievoud van de ten onrechte niet betaalde of ten onrechte teruggegeven belasting. 3. De aanslag wordt door middel van een gedagtekend aanslagbiljet ter kennis van de aangeslagene gebracht. 4. De belasting is van de tiende dag na die der dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar.
Artikel 35. 1. Een ondernemer is verplicht ter zake van de levering van goederen en van het verrichten van een dienst aan een andere ondernemer of aan een publiekrechtelijk
Artikel 38. 1. Hij die bezwaar heeft tegen een hem ingevolge artikel 37 opgelegde aanslag of tegen een te zijnen aanzien ter uitvoering van artikel 27, artikel 28 of artikel 28« ge-
Artikel 34. 1. Een ondernemer is gehouden van dag tot dag aantekening te houden omtrent: a. de geleverde goederen en de verrichte diensten; b. (vervallen); c. de van anderen betrokken en teruggenomen goederen, alsmede de aan hem bewezen diensten. 2. De aantekeningen worden gehouden op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze en met vermelding van zodanige bijzonderheden dat aan de hand daarvan de door de ondernemer over een bepaald tijdvak verschuldigde omzetbelasting, naar de onderscheidingen van het tarief kan worden berekend en vrijstellingen en teruggaven van belasting kunnen worden vastgesteld.
8 nomen beschikking, kan binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de beschikking daartegen een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. 2. Op het bezwaarschrift wordt uitspraak gedaan door de inspecteur. De uitspraak is met redenen omkleed, voor zover het bezwaar wordt afgewezen. Afschrift van de uitspraak wordt aan de reclamant gezonden bij aangetekende brief of hem uitgereikt tegen gedagtekend ontvangbewijs. Artikel 39. 1. Van de beschikking van de inspecteur, bedoeld in artikel 38, tweede lid, staat binnen een maand nadat het afschrift ter post is bezorgd of teg..>n ontvangbewijs is uitgereikt, beroep open bij de Tariefcommissie. 2. De artikelen 2, tweede en derde lid, 5, 6 en 7 der wet van 28 Juni 1935, Stb. 381, vinden ten aanzien van het beroep toepassing. 3. Indien appellant niet volledig heeft voldaan aan de hem bij of voor de uitvoering van de artikelen 22, 27, 28, 28«, 34 en 35 opgelegde verplichtingen, wordt de beschikking van de inspecteur gehandhaafd, tenzij aan de Taricfcommissie blijkt, dat en in hoever zij onjuist is. Datzelfde is het geval, indien appellant niet volledig heeft voldaan aan de hem bij de wet van 23 April 1952, Stb. 191, houdende bepalingen in zake vervanging van het fiscale noodrecht, opgelegde verplichtingen, voor zover de inlichtingen van hem waren gevorderd met betrekking tot de omzetbelasting. 4. Ten aanzien van aanslagen beslist de Tariefcommissie alleen over het bedrag, waarop de enkelvoudige belasting moet worden vastgesteld. Artikel 40. 1. Voor zover een persoon bezwaar heeft tegen de te zijnen aanzien ingevolge artikel 37, tweede lid, toegepaste verhoging van belasting, staat van de in artikel 38, tweede lid, bedoelde beschikking van de inspecteur beroep open bij de directeur der accijnzen. 2. Het beroep moet worden ingesteld binnen een maand nadat het afschrift van voormelde beschikking ter post is bezorgd of tegen ontvangbewijs is uitgereikt. Artikel 41. Onjuiste aanslagen kunnen door de inspecteur ambtshalve worden verminderd.
HOOFDSTUK XI Bepalingen van strafrechtelijke aard Artikel 44. Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden wordt gestraft: 1. de ondernemer, die, gehouden tot aangifte ingevolge artikel 22 of ingevolge krachtens artikel 32 uitgevaardigde voorschriften, niet de vereiste aangifte doet; 2. de ondernemer die de in de artikelen 34, 35 en 36 vervatte geboden of verboden overtreedt; 3. hij die een krachtens deze wet door Ons bij algemene maatregel van bestuur of door Onze Minister van Financiën vastgesteld algemeen voorschrift overtreedt. Artikel 45. 1. Indien een bij deze wet strafbaar gesteld feit wordt begaan door een rechtspersoon, worden deswege gestraft zowel de rechtspersoon zelf als zijn bestuurders. 2. Niet strafbaar is de bestuurder, van wie blijkt, dat hij het begaan van het feit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Artikel 46. De in artikel 44 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. Artikel 47. 1. Met het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast de ambtenaren van 's Rijks belastingdienst. 2. Het proces-verbaal opgemaakt ter zake van een in artikel 44 strafbaar gesteld feit wordt de bekeurde in afschrift medegedeeld. Artikel 48. 1. De in artikel 44 strafbaar gestelde feiten worden vanwege Onze Minister van Financiën vervolgd op de wijze, vermeld in de zesde titel van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering. 2. De verdachte kan door of vanwege voornoemde Minister tot transactie worden toegelaten. HOOFDSTUK XI1 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 42. De verplichtingen, welke een ondernemer ingevolge de wet van 23 April 1952, Stb. 191, houdende bepalingen in zake vervanging van het fiscale noodrecht, heeft tegenover de inspecteur van 's Rijks belastingdienst, bestaan eveneens tegenover de Tariefcommissie, de directeur der accijnzen en de door de Voorzitter dier commissie of door de directeur der accijnzen aangewezen personen.
HOOFDSTUK X Invordering Artikel 43. 1. Ten aanzien van aanslagen, opgelegd ingevolge artikel 37 of ingevolge op artikel 32 gegronde voorschriften, zijn de bepalingen van toepassing, welke de invordering en de voorrang bij wanbetaling van accijnzen regelen, met dien verstande, dat de invordering in alle gevallen door middel van lijfsdwang kan geschieden. 2. Verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan niet gericht zijn tegen de juistheid of de hoegrootheid van de aanslag, noch gegrond zijn op de omstandigheid, dat het aanslagbiljet niet is ontvangen. 3. Ingeval van ontbinding van een vennootschap, vereniging of lichaam zijn de met de vereffening belaste personen hoofdelijk mede aansprakelijk voor de belasting, voor welker voldoening zij hadden kunnen zorgdragen. Het in het eerste en tweede lid bepaalde vindt te hunnen aanzien overeenkomstige toepassing.
Artikel 49. Deze wet verstaat onder inspecteur: de inspecteur der accijnzen, die ingevolge door Onze Minister van Financiën vast te stellen voorschriften ter zake bevoegd is. Artikel 50. 1. Onze Minister van Financiën stelt bepalingen vast, welke de overgang regelen van de heffing van de belasting ingevolge het Besluit op de Omzetbelasting 1940 tot de heffing van de belasting ingevolge de onderwerpelijke wet. 2. Ten aanzien van het doen van aangiften, vereist bij de in het eerste lid bedoelde bepalingen, vindt artikel 44 van deze wet overeenkomstige toepassing. Artikel 51. Hij die ingevolge een voor de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving in zake omzetbelasting gesloten overeenkomst verplicht is goederen te leveren of een dienst te verrichten, is bevoegd hetgeen van hem met betrekking tot die goederen of de dienst wegens omzetbelasting meer is gevorderd dan voor de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden, terug te vorderen van degene, aan wie hij de goederen moet leveren of ten behoeve van wie hij de dienst moet verrichten. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig. Artikel 52 (vervallen). Artikel 53. In artikel 1 van de wet van 29 November 1950, Stb. K 528, houdende wijziging van de omzetbelasting met betrekking tot sigaren en sigaretten, vervalt het tweede lid. Artikel 54. 1. Met ingang van het tijdstip, waarop de artikelen 5 en 6 van de wet van 15 Juni 1951, Stb. 215, onverkort in werking treden, wordt aan post 2 van tabel I toegevoegd:
9 Bijzondere bepaling Dranken, welke ingevolge de wetgeving in zake de accijns op het gedistilleerd als gedistilleerd worden aangemerkt, behoren niet tot de post. 2. Tot het tijdstip, waarop artikel 16 van de wet van 15 Juni 1951, Stb. 215, onverkort in werking treedt, wordt bier niet onder de in post 2 van tabel I bedoelde dranken gerangschikt. Artikel 54a. 1. Wij behouden Ons voor de nummering van de artikelen dezer wet en de aanduiding van de onderdelen van die artikelen, alsmede de nummering van de bij deze wet behorende tabellen en van de posten daarvan opnieuw vast te stellen zulks met inachtneming van de bestaande volgorde alsmede de aanhaling in deze wet van artikelen, leden en tabellen daarmede in overeenstemming te brengen.
Financiën van 20 Juni 1941 (Verordeningenblad no. 118/1941) vervalt, behalve ten aanzien van reeds verschuldigde belastingen en begane strafbare feiten. 2. De Omzctbelastingwet 1933, Stb. 546, wordt ingetrokken. Artikel 56. 1. Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. 2. Deze wet wordt aangehaald als „Wet op de Omzetbelasting 1954". Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
2. De tekst van deze wet, zoals deze luidt na toepassing van het vorig? lid, wordt in het Staatsblad geplaatst. Artikel 55. 1. Het Besluit op de Omzetbelasting 1940 (Verordeningenblad no. 242/1940), gewijzigd en aangevuld bij besluit van de secretaris-generaal van het Departement van
De Minister van Financiën,
Tabt'l I, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 1. Chocolade en chocoladcwcrkcn, niet uitzondering van couverlure en van artikelen, welke plegen te worden gebruikt als boterhambclcgging. 2. Dranken, al dan niet alcoholhoudend — limonadesiropen daaronder begrepen —, met uitzondering van door exploitanten van hotels, café's, restaurants en dergelijke inrichtingen bereide dranken, welke aan particulieren voor gebruik ter plaatse worden geleverd. 3. Electrische wasmachines en electrische centrifuges voor huishoudelijk gebruik. 4. Fruit uit tropische landen, met uitzondering van bananen. 5. Gedroogde vijgen, rozijnen, krenten, gedroogde pruimen en gedroogde abrikozen. 6. Geisers voor baden en voor huishoudelijk of dergelijk gebruik, met uitzondering van boilers (voorraadtoestellen). 7. Huishoudelijke artikelen van porselein, te weten: a. volledige tafelserviezen; b. volledige ontbijtscrviezen; c. volledige koffie- of theeserviezen, zogenaamde tête-atéte serviezen daaronder begrepen; d. platte en diepe borden; ontbijt- en desscrlbordjes; e. koekborden; ƒ. groente- en aardappelschillen; g. vruchtcnschalen; Ii. slakommen; /'. sauskommen; j . vleesschotels, visschotels en andere schotels, al dan niet met vergiet; k. vlees- en zuurschaaltjes; /. socpterrines; in. botcrvlootjes; /;. broodschalen, -bakken en -manden; o. koffiepotten, al dan niet met metalen filter; theepotten; koffiekannen; p. suikerpotten; q. melk- en waterkannen; r. filtrcerkannen; .v. drinkkoppen, al dan niet met schotel: /. schotels voor drinkkoppen; n. bekers; v. eierdopjes, al dan niet met schotel; ie. peper- en zoutstellen. 8. Suikerwerkcn en suikergoed, met uitzondering van artikelen, welke plegen te worden gebruikt als boterhambelegging. 9. Verduurzaamde paddestoelen; verduurzaamd fruit, geheel, in schijven of in stukken; gcconfijte vruchten, vruchtenschillen, planten en plantendelen. Tabel II, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 1. Dassen, shawls, sluiers, hoofddoeken, sjerpen, ceintuurs, zakdoeken, pochetten, alsmede kragen en manchetten ter garnering van dameskleding, een en ander voor zover zij geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd van natuurzijde. 2. Barmeubelen voor huishoudelijk gebruik, likeur- en bittertonnen, blocmtafels, boekenétagères, boekenplanken, bridgetafels, bijzettafeltjes, étagères, halmeubcltjes, handwerkmeubeltjes, hoekkastjes, hokkertjes, koppenrekken, krantenhangers, krantenbakken, krantenstandaards, lectuurbakken, leeslampen voor zover gecombineerd met hier genoemde kleinmcubelen, lepelrekjes, mimitafeltjes, muziekstandaards, naaikastjes. naaimachines in salonkastjes, naai-
tafels, piëdestals, radioboekentafels, radiotafels, rooktafels, serveerboys, spinnewielen, thcewagens, tijdschriftenbakken, voetenbankjes, wandkastjes, flessenhouders en sierkurken. 3. Barometers en thermometers, voor huishoudelijk gebruik. Bijzondere
bepaling
Tot de post behoren niet: a. koortsthermometers; b, thermometers, welke kennelijk zijn bestemd voor het gebruik bij het conserveren (wecken) van groenten, vruchten en dergelijke. 4. Agenda's, zakboekjes en bloc-notes, een en ander voor zover voorzien van een geheel lederen of een geheel met leder overtrokken band of omslag. Bijzondere
bepaling
Kunstleder wordt, voor zover het daarin aanwezige leder, ledermcel of lederafval ten minste vijftig percent van het totale gewicht uitmaakt, voor de toepassing van de post met Ieder gelijkgesteld. 5. Boekleeslampen, broodroosters, kerstboomverlichting, krultangen en krultangverwarmers, piano- en vleugellampen, schecrapparaten, scheerspiegellampen, voetwarmers, gongs, theelichtjes, waterketels, flessenwarmers, eicrkokers, melkkokers, dassenpersen, dompclaars, scheerwaterbakjes, aquariumverwarmers en boterwarmers, een en ander mits zij hun werking verrichten door middel van electrische stroom. Bijzondere
bepaling
Tot de post behoren niet: a. piano- en vleugellampen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd; b. voetwarmers, welke uitsluitend zijn bestemd voor kerkverwarming of voor industrieel gebruik. 6. Borstelwaren, zoals kleerborstels, hoedenborstels, haarborstels, tandenborstels, nagelborstels, scheerkwasten, tafel- en meubelschuiers, ongeacht de aard van de vezels, waarmede zij zijn samengesteld (haar, veren, metaaldraad, rubber, enz.), een en ander, indien zij zijn gemonteerd in een uitvoering, welke geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a. edel metaal (platina, platinametalen, goud en zilver) of een alliage, bevattende edel metaal; b. onedel metaal, geen ijzer, zink of lood zijnde, hetwelk, onverschillig op welke wijze, is verguld, verzilverd dan wel met platina of platinametalen is geplatineerd; r. vernikkeld of verchroomd onedel metaal; d. amber, barnsteen, git, ivoor, paarlemoer, natuurlijke schelpen, schildpad, been, hoorn of email; e. exotisch hout; ƒ. ander dan exotisch hout, mits dit is versierd met schilder-, inleg- of mozaïekwerk dan wel is belegd met één of meer der onder d en e genoemde stoffen. Bijzondere bepaling Borstelwaren, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 7. Brandkasten, met uitzondering van gepantserde kasten (safes) bestemd om te worden ingemetseld in een onroerend goed. 8. Cocktailshakers. 9. Fotografie- en filmapparatuur, alsmede onderdelen en toebehoren daarvan, te weten: a. fotografietoestellen en filmopnameapparaten; projectietoestellen voor films en lantaarnplaatjes; fotografische vergrotingsapparaten;
11 b. lenzen en andere onderdelen en toebehoren van de onder letter a bedoelde toestellen en apparaten; c. onbelicht gevoelig materiaal voor het nemen van fotografieën en het opnemen van film, lichtgevoelig materiaal voor het maken van afdrukken, onverschillig van welke samenstelling, mits in verpakking, waarin de verkoop in het klein plaats vindt; d. fotografie-toebehoren. Bijzondere bepaling Tot de post behoren niet: a. Filmopnameapparaten voor bioscoopfilmopnamen, welke zonder objectief, voet en filmmagazijn meer dan 5 kg wegen; b. filmprojectors voor normaalfilm (35 mm-film), alsmede andere filmprojectors, welke zijn bestemd voor uitsluitend gebruik in bioscopen, mits deze bestemming ten genoegen van de inspecteur of de met de visitatie belaste ambtenaren wordt aangetoond; c. toestellen en apparaten, alsmede onderdelen en toebehoren daarvan, welke uitsluitend zijn bestemd voor industrieel, wetenschappelijk, medisch of militair gebruik dan wel uitsluitend zijn bestemd om te worden gebruikt ten behoeve van bij de Lager-Onderwijswet 1920, de Middelbaar-Onderwijswet, de Hoger-Onderwijswet en de Nijverhcids-Onderwijswet geregeld of daarmede gelijk te stellen onderwijs, een en ander mits deze bestemming ten genoegen van de inspecteur of de met de visitatie belaste ambtenaren wordt aangetoond. 10. Fotografieën, alsmede fotostandaards en fotolijsten, ornamentlijsten voor portretten daaronder begrepen. Bijzondere
bepalingen
1. Tot de post behoren slechts fotografieën, welke door fotografen in opdracht van particulieren zijn vervaardigd en welke de beeltenis van een of meer personen weergeven, zogenaamde reportage-fotografieën daaronder begrepen. 2. Tot de post behoren niet: a. fotografieën, welke kennelijk zijn bestemd om aan identiteitspapieren te worden gehecht; b. fotografieën van kinderen in schoolbanken; c. zogenaamde straatfotografieën; d. zogenaamde artistenfotografieën, als hoedanig slechts worden beschouwd fotografieën, welke personen zodanig weergeven, dat de tak van kunst, welke zij beoefenen, uit de beeltenis kennelijk naar voren treedt. 11. Gasfornuizen en electrische fornuizen. Bijzondere
bepaling
Gasfornuizen, welke zijn voorzien van meer dan vier branders, spaarbranders niet medegerekend, dan wel meer dan 5 m 3 gas per uur kunnen verbruiken, en electrische fornuizen, welke zijn voorzien van meer dan vier kookplaten dan wel meer dan tien kilowatt per uur kunnen verbruiken, behoren niet tot de post. 12. Geslepen, gegraveerd, geëtst, geguillocheerd, verguld, verzilverd, beschilderd, of op andere wijze versierd glaswerk en voorwerpen van kristal voor huishoudelijk gebruik. Bijzondere
bepaling
Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 13. Gobelins en gobelindoek. Goudleerbehang en voorwerpen, in de samenstelling waarvan goudleer is gebezigd.
Bijzondere
bepalingen
1. Als gobelins en gobelindoek worden mede aangemerkt stoffen, welke als zodanig worden verkocht of gefactureerd. 2. Schoenen, muilen en pantoffels, in de samenstelling waarvan goudleer is gebezigd, vallen niet onder de post. 3. Gobelins en gobclindoek, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 14. Goud- en zilverwerk, bijouterieën en lijfsieraden, voor zover niet vallende onder een andere post, alsmede bijouteriedoosjes en -kistjes. Bijzondere
bepalingen
1. Onder goud- en zilverwerk worden verstaan alle voorwerpen, welke in de goud-, zilver- en edelsmederij dan wel in verguklings- en verzilveringsbedrijven plegen te worden vervaardigd, te weten: 1°. voorwerpen, welke geheel of gedeeltelijk bestaan uit platina, platinametalen, goud of zilver dan wel uit een alliage, welke één of meer van die metalen bevat; 2°. voorwerpen, welke geheel of gedeeltelijk bestaan uit onedel metaal, geen ijzer, zink of lood zijnde, hetwelk onverschillig op Welke wijze is verguld, verzilverd dan wel met platina of platinametalen is geplatineerd. 2. Als bijouterieën en lijfsieraden worden mede aangemerkt niet onder enige andere post vallende voorwerpen voor lijfsgebruik, welke, zoals dasspelden, manchetknopen, hoedenpennen en dergelijke, voor nuttige doeleinden dienen en tevens van een versierend onderdeel of motief zijn voorzien. 3. Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 15. Gramofoonplaten-. poëzie-, foto-, postzegel-, prentbricfkaarten- en receptie-albums. Bijzondere
bepaling
Albums, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 16. Gramofoons, fonografen. pianola's, phonola's, orchestrions en andere mechanische muziekinstrumenten, voorzetapparaten voor het mechanisch bespelen van piano's, muziekdozen en daarmede gelijk te stellen toestellen; met zg. pickups werkende overdraaülocstcllen; muziekrolien, gramofoonplaten en -naalden, drijfwerken, soundboxcs, pick-ups, platenborden, hoorns, armen, naaldhouders en daarmede in verband met het gebruik gelijk te stellen onderdelen en toebehoren van deze toestellen. Bijzondere
bepaling
Carillons behoren niet tot de post. 17. Haarden, zogenaamde open haarden daaronder begrepen. 18. Haargolfapparaten, haardroogtoestellen en permanentwavetocstellcn, alsmede onderdelen en toebehoren van die apparaten en toestellen. 19. Handschoenen, met uitzondering van: a. wanten, handschoenen, welke geen splitsing voor elke vinger vertonen en handschoenen, welke de vingers geheel of gedeeltelijk onbedekt laten; b. handschoenen, welke blijkens de afwerking kennelijk uitsluitend zijn bestemd om bij het verrichten van enige bepaalde arbeid de handen tegen beschadiging te beschermen; c. geheel wollen, geheel halfwollen, geheel katoenen handschoenen, alsmede asbest- en gummihandschoenen. 20. Hangmatten.
12 21. Hoeden en andere hoofddeksels, welke geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd van natuurzijde of natuurbont. 22. Hoeden en andere hoofddeksels van haarvilt, van baaren wolvilt, geheel of gedeeltelijk van fluweel of enig ander poolwccfsel, imitatie-astrakan daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk van tule of gaas, dan wel uit één stuk gevlochten van stro of vezels. 23. Horlogcmakerswcrk, voor zover de hiertoe behorende artikelen niet vallen onder enige andere post, te weten: a. horloges van alle soorten, al dan niet voorzien van armband of al dan niet gezet in een ring, een en ander indien de verkoopprijs onderscheidenlijk de waarde van het gehele voorwerp, met inbegrip van armband of ring, meer bedraagt dan vijftig gulden; b. klokken, pendules, alsmede klokjes en wekkerklokjes, daaronder begrepen die, welke met een lamp of ander artikel één voorwerp vormen, onverschillig of zij door middel van een veer, dan wel door clectriciteit worden aangedreven, een en ander indien de verkoopprijs onderscheidenlijk de waarde meer bedraagt dan vijf en zestig gulden. Bijzondere
bepalingen
1. Tot de post behoren niet: a. door middel van een uurwerk gedreven apparaten, welke niet of slechts bijkomstig voor tijdaanwijzing dienen; b. klokken, van welke de wijzerplaat een diameter van ten minste vijftig centimeter heeft en welke zijn bestemd om buiten gebouwen te worden geplaatst of aangebracht; e. scheepschronometcrs en scheepsuurwerken; d. wekkers, als hoedanig slechts worden aangemerkt de eenvoudige, algemeen onder deze benaming bekend staande uurwerken, welke zijn voorzien van een al dan niet vernikkelde of gelakte kast van onedel metaal, waarop een bel of drukknop is aangebracht en welke gewoonlijk op twee of vier metalen pootjes rusten. 2. Onder pendules worden mede begrepen pendulegarnituren, bestaande uit een pendule en enige vazen, beeldjes, kandelaars of andere dergelijke voorwerpen. Bij beoordeling van de vraag of ten aanzien van een pendulegarnituur de onder letter b genoemde prijsgrens onderscheidenlijk waardegrens is overschreden, wordt de verkoopprijs onderscheidenlijk de waarde van het gehele garnituur in aanmerking genomen. 24. Jachtvuurwapcnen, alsmede munitie daarvoor. Bijzondere
bepaling
Jachthagel (loden hagel) behoort niet tot de post. 25. Kant, kantstoffen en kantwerk, welke met de hand zijn gemaakt of waarop of waarin metaaldraden ter versiering zijn aangebracht. 26. Karpetten, vloerkleden, tapijten, lopers, matten, gordijnen, wand-, kapstok-, tafel- en divankleden en dergelijke kleden en kleedjes, alsmede tapijt- en loperstof, een en ander mits zij met de hand zijn geknoopt; kleedjes en reisdekens, welke zijn vervaardigd van natuurbont; vachten, alsmede diervellen voor wand- en vloerbedekking. 27. Kinderspeelgoed, te weten: door electriciteit of stoom voortbewogen speelgoedspoortreinen, daaronder begrepen garnituren, bestaande uit een door electriciteit of stoom voortbewogen speelgoedlocomotief met toebehoren, losse door electriciteit of stoom voortbewogen speelgoedlocomotieven, alsmede electromotoren, transformatoren en stoommachines, welke kennelijk speelgoed zijn. 28. Kleding (boven- en onderkleding), andere dan die, welke is genoemd in de posten 1, 19, 21, 25 en 58: a. welke geheel of nagenoeg geheel is vervaardigd van natuurzijde; b. welke geheel of hoofdzakelijk is vervaardigd van natuurbont of daarmede is gevoerd.
Bijzondere
bepalingen
1. Bij de beoordeling van de vraag, of kleding geheel of nagenoeg geheel is vervaardigd van natuurzijde, worden de voering en de artikelen voor versiering en afwerking van de kleding buiten beschouwing gelaten. 2. Stoffen, zoals halfzijden weefsels, welke voor een aanmerkelijk deel uit natuurzijde bestaan, worden voor de toepassing van de post als natuurzijde aangemerkt. 3. Niet tot de post behoren: Kousen en sokken; paramenten, toga's en dergelijke ambtsgewaden. 29. Klokken en horloges, zomede kasten daarvoor en toebehoren van klokken en horloges, daaronder begrepen horlogekettingen en bandjes voor polshorloges; een en ander mits zij geheel of gedeeltelijk bestaan uit edel metaal (platina, piatinametalen, goud en zilver), uit een alliage, bevattende edel metaal dan wel uit geplatineerd, verguld of verzilverd onedel metaal of uit onedel metaal, hetwelk is belegd met edel metaal of met een alliage, bevattende edel metaal. 30. Koelkasten, voor zover de inhoudsruimte, buitenwerks, 1 m :! of minder bedraagt. 31. Kunstbloemen, kunstplantcn en kunstloof, ongeacht de stof, waaruit zij zijn vervaardigd; geconserveerde bloemen, planten, loof, grassen en twijgen. Bijzondere bepaling Als geconserveerd worden aangemerkt natuurlijke bloemen, planten, loof, grassen en twijgen, welke met het oog op bewaring enige andere bewerking dan eenvoudig drogen hebben ondergaan, zoals weken, bestrijken met enig preparaat, steriliseren, kleuren, verven of vernissen. 32. Lederwaren, voor zover deze niet vallen cnder enige andere post, te weten: a. portefeuilles, kantoormappen, etuis voor vulpenhouders, potloden, kijkers, foto- en filmtoestellen, brillen en zakkammen, andere dergelijke etuis, damestassen, boodschappentassen, rijwiel- en motorrijwieltassen, koffers, valiezen, voetbaltassen, reistassen, hoedendozen, boordendozen, boekomslagen, onderleggers, bandjes voor polshorloges, alsmede andere dergelijke artikelen, een en ander voor zover zij, te oordelen naar het uiterlijk aanzien, geheel of hoofdzakelijk bestaan uit enigerlei soort leder of geprepareerd vel; b. andere artikelen dan die, welke zijn bedoeld onder letter a, voor zover zij, te oordelen naar het uiterlijk aanzien, geheel of hoofdzakelijk bestaan uit enigerlei soort zacht leder. Bijzondere
bepalingen
1. Tot de post behoren niet: a. kleding en schoeisel, beenkappen daaronder begrepen; b. koffers, tassen en foedralen, welke kennelijk zijn bestemd tot het bergen van instrumenten en gereedschappen; c. lederen stroken, welke kennelijk zijn bestemd om in hoeden of andere hoofddeksels te worden aangebracht; d. bcdrijfshulpmiddelen; e. artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd. 2. Kunstleder wordt, voor zover het daarin aanwezige leder, lcdermeel of lederafval ten minste vijftig percent van het totale gewicht uitmaakt, voor de toepassing van de post met leder gelijkgesteld. 33. Luidsprekers en versterkers. 34. Messenmakerswerk, te weten: a. tafelmessen, vleesmessen en -vorken, couverts voor saiade en andere messen, een en ander, indien het heft van deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
13 1. blond hertshoorn; 2. ivoor, paarlemoer of schildpad; 3. porselein of aardewerk; 4. edel metaal (platina, platinametalcn, goud en zilver) of een alliage, bevattende edel metaal; 5. onedel metaal, geen ijzer, zink of lood zijnde, hetwelk onverschillig op welke wijze is verguld, verzilverd dan wel met platina of platinametalcn is geplatincerd; b. niet onder letter a vallende jachtmessen, dolkmessen, kampeermessen, padvindersmessen, alsmede knipmessen met drie of meer lemmeten. Bijzondere
bepalingen
1. Voor de toepassing van het bepaalde onder letter b van de post worden onder lemmeten mede begrepen in knipmessen voorkomende kurketrekkers, priemen, schroevedraaiers, blikopeners en dergelijke. 2. Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 35. Meubelen, voor zover deze niet vallen onder enige andere post; a. welke naar het uiterlijk aanzien als meubel, voor zover het hout betreft, geheel of hoofdzakelijk bestaan uit één of meer der volgende houtsoorten: aloë, amarello, amaranthout, amboina, angik, anijshout, bruinhart, bulletree, cederhout, citroenhout, cactus, coubaril, cayennehcut, coromandel, demarara groenhart, ebbenhout, guajak- of pokhout, jarrak, korenaar- of angelinhout, koningshout, letterhout of amourettehout, maidou, ölijvenhout, palmhout, palissander, peroba, rozenhout, satijnhout, thuya, sandelhout, teakhout, slangenhout, wortelnotenhout, zebrano, viooltjeshout; b. welke voor een aanmerkelijk gedeelte uit leder bestaan of welke daarmede geheel of voor een aanmerkelijk gedeelte zijn bekleed. Bijzondere bepaling Kunstledcr wordt, voor zover het daarin aanwezige Ieder, ledermcel of Iederafval ten minste vijftig percent van het totale gewicht uitmaakt, voor de toepassing van de post met leder gelijkgesteld. 36. Motorrijtuigen op drie of meer wielen, ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder daaronder begrepen; chassis voor zodanige motorrijtuigen. Bijzondere bepaling Tot de post behoren niet: a. motorrijtuigen, welke kennelijk zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gevangenen; /). moioi rijtuigen, welke kennelijk zijn ingericht om te werden gebruikt door de politie of de brandweer dan wel voor militaire doeleinden. 37. Motorrijwielen op twee wielen. 38. Oesters, kreeften, gerookte zalm. kaviaar en andere viskuitsoorien, welke als kaviaar worden gebruikt. 39. Piano's en huisorgels. 40. Pleziervaartuigen en vliegtuigen. Bijzondere bepaling Tol de post behoren niet: a. militaire vliegtuigen; b. verkeersvliegtuigen; c. lesvliegtuigen; d. hefschroefvliegtuigen.
41. Prentbrief kaarten, felicitatie-drukwerken, drukwerken houdende aankondiging van bijzondere gebeurtenissen (huwelijk, verloving, geboorte, jubileum, enz.), naamkaartjes alsmede enveloppen voor een en ander. 42. Postpapier en correspondentiekaarlen, een en ander voor zover tezamen met enveloppen geborgen in dozen, kistjes, omslagen, etuis of andere verpakkingsmiddelen, inhoudende meer dan tien vellen of kaarten. 43. Radio-, versterker- en gclijkrichtlampen met uitzondering van radio-zendlampen en van lampen, welke zijn bestemd voor automatische telefooncentrales, voor radio-zend- of radioontvangcentrales of voor industrieel gebruik, mits deze bestemming desgevraagd aan de inspecteur of aan de met de visitatie belaste ambtenaren wordt aangetoond. 44. Radio-ontvangtoestellen, alsmede stallaties. Bijzondere bepaling
radio-gramofoonin-
Tot de post behoren niet: a. radio-apparaten, welke zowel uit een ontvang- als uit een zendinstallatie bestaan; /;. radiopeilapparaten (richtingzoekers). 45. Rcisnécessaires, toiletgarnituren, manicurescts, etuis voor toilethulpmiddclcn, toiletbenodigdheden en schoonheidsmiddelen en dergelijke nécessaires en garnituren. Bijzondere
bepaling
Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 46. Reuk- en toiletwaters, mond .vaten daaronder begrepen, parfums, badzouten, badvloeisloffen en badtabletten, haarkleurmiddclen. ontharingsmiddclen, oliepreparatcn voor haarverzorging, vloeistoffen voor permanent-wave, anti-transpiratie-middelen, huid- en haarpoeder, brillantine (vaste en vloeibare), pommades, vctvrije fixatief en andere cosmetische producten (huidcrcmcs, huidoliën en huidpasta's, schoonheidsmaskers, nagelverzorgingsmiddelen zoals nagellak, remover en nagelsteen, blankctsel, rouge, lippenstiften, wenkbrauwstiftcn. ogenschaduw, theatcrschminken, beenbruin, aluinsteen, manicure-artikelen — met uilzondering van de geheel van onedel metaal vervaardigde —, pocderdozen, poederkussentjes en donsjcs en andere dergelijke toilethuipmiddelcn, toiletbenodigdheden en schoonheidsmiddelen. Bijzondere
bepaling
Artikelen, welke dienen ter voorkoming of genezing van ongemakken zomede shampoons en dergelijke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot lichaamsreiniging bestemde stoffen, behoren, mits niet geparfumeerd, niet tot de post. Artikelen, waarin een parfum of andere welriekende stof is verwerkt uitsluitend met het doel een onwelriekende geur van de overige grondstoffen te overdekken, worden niet aangemerkt als geparfumeerd in de zin van deze bijzondere bepaling. 47. Rokersarlikelen, voor zover deze niet vallen onder enige andere post, te weten: sigaren- en sigarettenpijpjes, sigaren- en sigarettenkokers, sigaren- en sigarcttenhouders, tabaksdozen en -potten, etuis voor pijpen en pijpjes, pijpenrekken, roekstellcn, rookstandaards, lucifcrstandaards, sigarenknippcrs en sigarettenpapier in boekjes of hulzen. Bijzondere bepaling Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 48. Schemerlampen, staande lampen, leeslampen, wandlampcn, bureaulampen, bedlampcn en dergeiijke lampen voor binnenverlichting.
14 Bijzondere bepaling Tot de post behoren niet: a. hanglampcn en plufondlampen; b. lampen, welke als individucel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd. 49. Schoenen, laarzen, muilen en pantoffels, waarvan de buitenzijde der schacht geheel of hoofdzakelijk is vervaardigd uit leder van krokodillen, hagedissen, slangen of andere reptielen, uit verguld of verzilverd leder, uit natuurbont, uit natuurzijde, uit satijn, uit nylon of uit een andere stof geheel of gedeeltelijk bedekt met aluminium, zilver of goud bladmetaal. 50. Sieraden, welke bestaan uit of zijn samengesteld met parelen of juwelen dan wel imitatie-parelen of imitatie-juwelen. Bijzondere
bepaling
Artikelen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 51. Siervoorwerpen voor huishoudelijk gebruik, zoals vazen, bloemzuilen, kandelaars, kaarshouders, cachepots, sicrbloempotten, geglazuurde bloempotten en -bakken, drijfschalen, schoorstcengarnituren, boekensteunen, presse-papiers, opgezette dieren, brule-parfums, tafclgongs, wandborden, tegeltableaux, beelden, beeldjes en beeldgroepen, reliëfwerk en dergelijke artikelen; platen, prenten, gravures, afbeeldingen, alsmede lijsten voor het inlijsten daarvan, ook indien in staven. Bijzondere bepaling Tot de post behoren niet: a. beeldhouwwerken en andere voorwerpen van plastische kunst, welke niet als massaproducten zijn aan te merken, doch welke door kunstenaars zijn ontworpen en, voor zover andere voorwerpen van plastische kunst betreft, eigenhandig zijn uitgevoerd; />. al dan niet ingelijste schilderstukken en tekeningen, een en ander mits zij door kunstenaars zijn vervaardigd; c. al dan niet ingelijste etsen, gravures, houtsneden en dergelijke kunstvoorwerpen, mits zij rechtstreeks door het op papier afdrukken van de oorspronkelijke vorm (metalen plaat, houtblok, enz.) zijn verkregen en mits zij door de kunstenaar eigenhandig zijn getekend en opvolgend genummerd tot een aantal van ten hoogste honderd stuks. 52. Sigaren-, sigaretten- en pijpaanstekers, alsmede vulpenhouders en vulpotloden; een en ander mits zij geheel of voor een aanmerkelijk gedeelte bestaan uit edel metaal (platina, platinamctalcn, goud en zilver), uit een alliage, bevattende edel metaal dan wel uit geplatineerd, verguld of verzilverd onedel metaal of uit onedel metaal, hetwelk is belegd met edel metaal of met een alliage, bevattende edel metaal. Bijzondere
bepaling
Vulpenhouclers, van welke alleen de pen uit edel metaal of een alliage daarvan bestaat, behoren niet tot de post. 53. Spiegels, verfoelicd, verzilverd of geplatineerd, al dan niet ingelijst. 54. Sportartikelen, te weten: golf- en ijshockeysticks, cricketbats en -wickets, ski's en skistokken, schermsabels, -degens en -floretten, been-, borst- en gelaatsbeschermers, scherm- en erickethandschoenen; biljarten en biljarttoebehoren. 55. Textielgoederen, te weten: a. kleding, welke geheel of hoofdzakelijk is vervaardigd van mohair (angorawol) of kashmir; b. machinaal dan wel met de hand gebreide of gehaakte goederen, geen kleding zijnde, zoals spreien en tafelkleedjes, welke geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd van natuurzijde. 56. Toneelkijkers, binocles, faces a main.
57. Tuinmeubelen van hout, geen wilgenteen zijnde, alsmede tuinparasols. 58. Veren, dons, aigrettes, vleugels en met veren of dons bedekte dierhuiden of delen van dicrhuiden, een en ander mits zij geschikt zijn om zonder nadere bewerking te worden gebruikt als modcwaar, damescapes van dons en corsages van veren daaronder begrepen. 59. Verse en geconserveerde truffels, al dan niet echt, delen en schillen van truffels daaronder begrepen. 60. Voorwerpen, welke zijn vervaardigd uit of samengesteld met amber, barnsteen, git, ivoor, koraal, marmer, paarlemoer, natuurlijke schelpen of schildpad, dan wel zijn vervaardigd uit of samengesteld met agaat, jaspis, onyx, lapis lazuli of andere halfedelstenen. Bijzondere
bepalingen
1. Instrumenten, werktuigen, gereedschappen en delen daarvan behoren niet tot de post. 2. Meubelen en delen van meubelen behoren niet tot de post. 3. Beeldhouwwerken, welke niet als massaproducten maar als kunstwerken zijn aan te merken, behoren niet tot de post. 4. Voorwerpen, welke kennelijk zijn bestemd om delen van onroerende goederen te worden, behoren niet tot de post. 5. Voorwerpen, welke als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en eigenhandig door hem zijn uitgevoerd, behoren niet tot de post. 61. Voorwerpen, welke geheel of hoofdzakelijk bestaan uit porselein, voor zover zij niet vallen onder enige andere post. Bijzondere
bepaling
Tot de post behoren niet: a. artikelen voor industrieel, wetenschappelijk en Iaboratoriumgebruik; b. isolatiemateriaal en ander dergelijk materiaal voor met cleciriciteit werkende toestellen, apparaten en inrichtingen; c. sanitaire artikelen van wit porselein; d. materialen voor de bouw van onroerend goed; e. hotelporselein; ƒ. huishoudelijke artikelen van porselein, welke zijn vermeld in tabel I. 62. Vuurwerk van alle soorten, kerstboomversierselen en, in het algemeen, alle voorwerpen voor vermakelijkheden en feesten. 63. Wandelstokken, waaronder bergstokken, wandelstokken met daarin opgeborgen paraplu, rottingen en rijzwepen; paraplu's en damcsparasols, waarvan het scherm geheel of gedeeltelijk uit natuurzijde bestaat. Bijzondere
bepalingen
1. Wandelstokken, welke kennelijk zijn bestemd om te worden gebruikt door blinden, ouden van dagen en gebrekkigen behoren niet tot de post. 2. Hoezen voor paraplu's, parasols en wandelstokken met daarin opgeborgen paraplu, worden, voor zover zij samen met de voorwerpen, waartoe zij behoren, worden geleverd of ingevoerd, geacht tot de post te behoren, onverschillig van welke stof zij zijn vervaardigd. 64. Niet in de voorafgaande posten, genoemde goederen, welke zijn verpakt op andere wijze dan redelijkerwijze noodzakelijk is hetzij voor het vervoer van die goederen hetzij voor de bewaring van die goederen hetzij voor de onderscheiding van de betrokken goederen door het publiek van andere soortgelijke goederen.
15 Bijzondere
bepaling
Onze Minister van Financiën stelt de gevallen vast, waarin een redelijkerwijze niet-noodzakelijke verpakking aanwezig is. Tabel Ha, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 Vervallen. Tabel III, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 Vervallen. Tabel IV, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 1. Aardappelen. 2. Bak- en braadvet. 3. Brood in iedere vorm, ook indien samengesteld met krenten, rozijnen, sukade of dergelijke artikelen, alsmede beschuit en beschuitbollen. 4. Chocoladewerken en suikerwerken, een en ander voor zover zij plegen te worden gebruikt als boterhambelegging. 5. Dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven; boeken. 6. Eieren. 7. Fruit — met uitzondering van fruit uit tropische landen, sinaasappelen, citroenen en dergelijke vruchten —, vers. 8. Granen en meel en bloem van granen. 8a. Gras en andere ruwvoeders, vers en gedroogd, alsmede hooi en stro. 9. Groenten, vers, gezouten, gekoeld, bevroren, gedroogd en verduurzaamd, alsmede appelmoes. 10. Havermout, gortmout en graanvlokken. 11. Huishoud- en appelstroop. 12. Jam. 13. Kaas. 14. Koffie, koffiestroop en koffiesurrogaat. 15. Kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; beenbeugels en kunstgewrichten; kunstogen en -oren; aangezichts-, neus- en larynxprothesen; chirurgische inplanteringsprothesen. 16. Margarine. 17. Melk. 18. (vervallen). 19. Paarden — met uitzondering van renpaarden —, ezels, muilezels en muildieren. 20. Pap (van melk) en yoghurt. 21. Peulvruchten. 22. Pluimvee en ander gevogelte en wild, tamme konijnen daaronder begrepen, kennelijk bestemd voor menselijke consumptie, levend, dood of geslacht. 23. Rundvee, schapen, geiten en varkens.
24. Schepen, met uitzondering van pleziervaartuigen welke niet zijn bestemd om als openbaar vervoermiddel te worden gebezigd; luchtvaartuigen, watervliegtuigen en dergelijke vliegtuigen, welke hoofdzakelijk als openbaar vervoermiddel in het internationaal verkeer zullen worden gebezigd. 24a. Schoeisel, met uitzondering van dal, hetwelk is vermeld in post 49 van tabel II. 25. Spek, vers, gezouten, gerookt of op andere wijze bereid. 26. Tafclazijn. 27. Thee. 28. Vermicelli en macaroni. 29. Vis, garnalen en mosselen, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gedroogd, gestoomd, gerookt of op andere wijze bereid of verduurzaamd, met uitzondering van gerookte paling en gerookte zalm. 30. Vlees van runderen, varkens, schapen, geiten en paarden, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gerookt; worst en andere vleeswaren, bereid uit vorenbedoeld vlees, alsmede leverpastci, niet bereid uit ganzelevcr of eendelever; vet, slachtafvallen en darmen van eerstgenoemde dieren. 31. Water. 32. Zeep, te weten: harde huishoudzeep in stukken, gele zeep, groene zeep en dergelijke zeep voor huishoudelijk gebruik en zeeppoeder; waspocdcr, zelfwcrkende wasmiddelen en kristalsoda. Tabel V, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1952 1. Boter. 2. Brandstoffen, te weten: steenkolen, bruinkolen, briketten, cokes, turf, huisbrandolie en petroleum. 2a. Gas en electriciteit. 3. Meststoffen. 4. Metalen en metaalalliages, te weten: a. ijzer en staal, te weten: ruw ijzer, vormijzer, band-, staaf-, blad- en plaatijzer, profielijzer en constructieijzer, buizen, wielstellen en draad van iedere soort; b. onedele metalen — andere dan ijzer — en alliages daarvan, te weten: ruwe, gezuiverde, langs electrolytische weg verkregen en „remelted" metalen. Tabel VI, behorende bij de Wet op de Omzetbelasting 1954 1. Goederen, als zijn bedoeld in afdeling XI van het Tarief van invoerrechten behorende bij de Nederlands-BelgischLuxemburgse Douane-overeenkomst. 2. Plantaardige oliën, ruwe, te welen: katoenzaadolie, maisolie, raapolie, soyaolie en zonnebloemolie. 3. Gietstukken bestemd voor de vervaardiging van haarden, kachels, fornuizen en gascomforen. 4. Leder, gelooid, bestemd voor de vervaardiging van schoenen -en handschoenen, alsmede rubberzolen en rubberhakken.