ZITTING 1961—1962 — 5 3 5 0 Regeling van het voortgezet
onderwijs
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN Nr. 20
's-Gravenhage, 13 maart 1962.
Gevolg gevende aan mijn toezegging tijdens het mondelinge overleg met de bijzondere commissie (punt 32 van het verslag) doe ik U hierbij een overzicht van eindexamenregelingen in een aantal Europese landen toekomen. Tot mijn leedwezen is de toezending van dit overzicht vertraagd doordat de officiële gegevens, waaruit voor de samenstelling van het overzicht moest worden geput, voor een aantal landen eerst na geruime tijd en dikwijls nog niet volledig ter beschikking kwamen, zodat in verschillende gevallen ook tijdschriftartikelen en brochures moesten worden benut. Deze zelfde omstandigheid heeft ook aan de onderlinge vergelijkbaarheid van de overzichten per land en aan de volledigheid enige afbreuk gedaan. Niettemin vertrouw ik dat het hierbijgaande stuk een voldoende inzicht in de daarin opgenomen eindexamenregelingen verschaft. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, J. CALS.
Aan de Heer Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal
Kamer II
5350
20 (3 vel)
z
EXAMENREGELING BIJ HET VOORBEREIDEND HOGER EN MIDDELBAAR ONDERWIJS IN EEN AANTAL WESTEUROPESE LANDEN 1. BELGIË
INHOUD blz. 1. België
2
2. Denemarken
3
3. Engeland
4
4. Frankrijk
4
5. Italië
6
6. Noorwegen
7
7. Oostenrijk
7
8. West-Duitsland
8
9. Zweden
8
10. Zwitserland
9
De bronnen, waaraan de gegevens voor dit rapport zijn ontleend zijn genoemd op blz. 9. Schema der beschrijving per land: a) examensysteem b) wijze van examineren c) toelating tot hoger (wetenschappelijk) onderwijs.
a) Examensysteem Na de middelbare school voor de lagere graad (van 3 leerjaren, uit welke de leerling kan worden toegelaten tot de overeenkomstige leerjaren van atheneum, lyceum of college 1 )) is er een facultatief examen, dat recht geeft op een afsluitend diploma van het middelbaar onderwijs van de lagere graad (ongeveer het niveau van het Nederlandse ulo. De leerlingen zijn ongeveer 15 jaar. De examencommissie is samengesteld uit eigen leraren en 2 hoogleraren van universiteiten. Het examen is openbaar. Bij de Wet van 29 mei 1959 is o.m. voor het diploma van het middelbaar onderwijs van de lagere graad een homologatiecommissie ingesteld. Deze commissie zijn taken toegedacht, die overeenkomen met die voor de homologatiecommissie (als instituut daterend uit 1890), bestemd voor het getuigschrift van studie voor de hogere g r a a d 1 ) . Zie onder c. De studie voor de hogere graad aan atheneum, lyceum of college omvat na de lagere school zes leerjaren (na de middelbare school voor de lagere graad, drie leerjaren). In de leerjaren één tot en met drie kunnen zonder vertraging in de studie leerlingen veranderen van de middelbare school voor de lagere graad naar atheneum, lyceum of college en omgekeerd. Na de studie voor deze hogere graad volgt geen officieel eindexamen. Wel maakt men aan elke school in het laatste jaar proefwerken; op grond daarvan wordt een schooldiploma toegekend. Naar aanleiding van de verkregen cijfers, vermeld op het diploma, maakt het schoolhoofd het zgn. getuigschrift op. Dit getuigschrift vermeldt o.m., dat de leerling tenminste 60 pet. van het totaal aantal te behalen punten heeft verkregen en dat de studie is volbracht overeenkomstig de wettelijke voorschriften (studieduur van 6 jaar 1)), leerplan, bevoegdheden van leraren, lesrooster, resultaten, vlijt). Een te Brussel gevestigde jury moet de eindgetuigschriften van alle scholen homologeren, indien zij recht van toelating zullen verlenen tot een of meer faculteiten van het hoger onderwijs (naar gelang van de soort humaniora-studiën en de daarin beëindigde sectie). Voor de toegang tot het onderwijs in de technisch wetenschappen is een afzonderlijk toelatingsexamen vereist 2 ) . Slechts een zeer klein percentage van de getuigschriften (in 1956 nog geen half procent) wordt niet gehomologeerd. Het systeem werkt als selectiemiddel niet bevredigend, gezien de klachten bij het hoger onderwijs over het niveau van de eerstejaarsstudenten. De pedagogisch-adviseur bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Kuituur in België, dr. H. J. de Vos, blijft echter voorstander van dit systeem in beperkte vorm, ter waarborging van de naleving der taalwet en voor het behoud van de schoolvrede. De homologatiecommissie of jury onderhoudt via de provin*-iegouverneurs schriftelijk contact met de scholen; zij bestaat,
3 behoudens de voorzitter, die jurist is en niet behoort tot het onderwijzend personeel, uit leraren van het middelbaar onderwijs, die in gelijk aantal afkomstig zijn uit het door de staat bestuurde of gesubsidieerde onderwijs en uit het bijzonder onderwijs. Het aantal leden bedraagt 12; voorts zijn er 24 adjunctleden. De jury is zodanig samengesteld, dat de examinandi de voorbereidende proef (staatsexamen voor extraneï en voor hen, wier getuigschrift van de humaniora niet werd gehomologcerd) in het Nederlands en in het Frans kunnen afleggen. De Koning benoemt jaarlijks de homologatiecommissie. De juryleden mogen noch de voorbereidende proef afnemen (schriftelijk en mondeling) noch de getuigschriften onderzoeken van degenen, aan wie zij onderwijs hebben gegeven of tot wie zij in tot en met de vierde graad van bloed- of aanverwantschap staan. De taak van deze commissie omvat: 1. staatsexamens (zgn. voorbereidende en aanvullende proeven) afnemen (extraneï en afgewezenen); 2. onderzoek naar de geloofwaardigheid en echtheid van de getuigschriften, afgeleverd door de humaniora, d.w.z. GrieksLatijnse, Latijnse humaniora of nieuwe humaniora; 3. controleren van het leerplan (lesrooster, korte inhoud leerstof, naam en titels van leraren) en van de regelmaat, waarmede het onderwijs, gedurende de vereiste tijd (6 jaar) is gevolgd; 4. nagaan van de waarde van de voltooide studie (met vrucht humaniora gevolgd? rijp voor hogere studies?); 5. controle op naleving van de Taalwet (van 1932); 6. mogelijkheid van onderzoek naar het werken van de leerlingen (huiswerk, proefwerk, enz.); 7. mogelijkheid van raadplegen van rector, leraren en van inspecteurs (die vakinspecteurs zijn); 8. zenden van het formulier ter bevestiging of homologatie van het getuigschrift aan de provinciegouverneurs; wordt een getuigschrift geweigerd, dan meldt de voorzitter van de jury dit aan de houder, die zich desgewenst kan laten inschrijven voor een voorbereidende proef. Het een en ander geldt zowel voor het openbaar (staats-), als het vrij (bijzonder) onderwijs; deze taken worden mutatis mutandis ook uitgeoefend t.a.v. nieuwe scholen waarvan de deugdelijkheid nog moet blijken 1) en 2 ) .
2. DENEMARKEN a) Examensysteem Het algemeen vormend middelbaar onderwijs kent een lagere en een hogere graad. Tot de lagere graad behoren de volgende schoolsoorten 3 ): 1. Eksamensmellemskole, 4 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 11—14 jaar); 2. Realklasse, 1 leerjaar na Eksamensmellemskole (leeftijd van de leerlingen 15 jaar); 3. Praeliminaerskole, 5 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 11—15 jaar); 4. Eksamensfri Mellemskole, 3 a 4 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 11—13 a 14 jaar); 5. Eksamenskursus, 2 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 14—15 jaar) na 3 leerjaren van Eksamensfri Mellemskole. Tot de hogere graad kunnen gerekend worden: 6. het gymnasium, 3 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 15—17 jaar). Deze schoolsoort kan bezocht worden door leerlingen met diploma van onder 1 genoemde schoolsoort. 7. Forberedelsesklasser, 2 leerjaren (leeftijd van de leerlingen 16—17 jaar). Dit onderwijs kan gevolgd worden door Ieerlingen met diploma van de onder 2, 3 en 5 genoemde schoolsoorten. Bij de examens, zowel voor de lagere als voor de hogere graad gelden voor rekenen, wis- en natuurkunde, vreemde talen en Deens uniforme opgaven voor het schriftelijk werk. Het diploma vermeldt de examenresultaten en de waardering van de leraren. Aan het eind van het gymnasium neemt de leerling aan het z.g. „Studentereksamen" deel; de geslaagden hebben zonder beperking recht op toelating tot het hoger onderwijs 4 ) b) Wijze van examineren Het examen wordt afgenomen door eigen leraren in samenwerking met de examencommissies 4 ) . In deze commissies kunnen hoogleraren invloed uitoefenen op het niveau der toe te laten eerstejaarsstudenten 5 ). Het schriftelijk examen wordt gevolgd door een mondeling examen; het mondeling examen omvat slechts een gedeelte van de vakken. Enige weken voor het mondeling examen vernemen de leerlingen, in welke vakken zij examen zullen doen. Gestreefd wordt naar een beperking van het aantal examenvakken.
b) Wijze van examineren Bij middelbare school van de lagere graad: schriftelijk examen en ten behoeve van de geslaagden hiervoor bovendien een mondeling examen. Bij atheneum, lyceum en college: geen examen (zie sub a). Vakinspecteurs houden gedurende het schooljaar toezicht o.a. op het niveau van het onderwijs. De cijfers voor het diploma komen tot stand op basis van de prestaties gedurende het laatste schooljaar en tijdens de proefwerken. c) Toelating tot hoger onderwijs Na homologatie (zie boven) verlenen de eindgetuigschriften van atheneum, lyceum en college toelating tot een of meer laculteiten (uitgezonderd die der technische wetenschappen, waarvoor aanvullend examen) (zie onder a). Na homologatie verlenen de eindgetuigschriften van lagere normaalschool (kweekschool voor onderwijzers) toelating tot een of meer faculteiten, naar gelang van de beëindigde sectie (het normaalonderwijs heeft dezelfde afdelingen als de hogere graad van de humaniora-studiën). De getuigschriften van een middelbare technische school (hogere graad) geven toegang tot een hogere technische school (niet-universitair onderwijs) *).
c) Toelating tot hoger onderwijs Het „Studentereksamen" verschaft toelating zonder andere voorwaarden. Door tekort aan plaatsen worden als eerstejaarsstudenten voor techniek en tandheelkunde slechts de kandidaten toegelaten met zeer goede resultaten in bepaalde vakken. In 1631 werd voor het eerst het „examen artium" (te vergelijken met het baccalaureaat) ingesteld, met als motief: De toegelatenen waren zo lomp en onbeschaafd (gross and rude). Van de 23 kandidaten konden er slechts 11 worden toegelaten; 12 werden afgewezen „ob extremam ruditatem in lingua Latina". In 1898 is het Grieks als leervak afgeschaft; Latijn kreeg minder aandacht in verband met de overlading van het programma. Naast de klassieke opleiding kwam een opleiding „Praeliminaerskole" ( ± h.b.s.) tot stand (zie a, onder 3); met deze opleiding kan de kandidaat na toelatingsexamen („Adgangseksamen") toegelaten worden tot technische wetenschappen 5 ) . Via de„Forberedelsesklasser" (zie a, onder 7) wordt zonder examen, toelating verkregen tot de Koninklijke Akademie van Schone Kunsten. Afgestudeerden aan middelbare handelsscholen en bij het leerlingstelsel kunnen toegelaten worden tot hoger handels- en resp. hoger technisch onderwijs 3 ).
4 3. ENGELAND a) Examens} stee in Schriftelijke examens worden samengesteld en beoordeeld aan universiteiten, veelal in overleg met docenten van scholen. Men onderscheidt negen examens en negen examencomnussies, waarvan er acht in relatie staan met universiteiten. Deze examens en examencommissies hebben regionaal-universitaire bindingen, b.v. Commissie-Noord, Commissie-Zuid, Commissie-Cambridge, Commissie-Oxford, Commissie-Londen. De scholen maken een keuze uit de negen examens; in sommigc gevallen kiezen de scholen meer dan één examen, in verband met het niveau van de leerlingen (de beste leerlingen kunnen b.v. het Oxford- of Cambridge-examen doen ; ! ), de meer technisch georiënteerde leerlingen kunnen deelnemen aan het examen van de niet in relatie met de universiteiten staande „Associated Examining Board". Examinatoren worden via oproep en aanmelding door het Examen Bureau aangesteld (onderwijzers, leraren, oud-onderwijzers, oud-leraren, hoogleraren). b) Wijze van examineren Zowel het schriftelijk als het mondeling examen geschiedt voor acht universitaire commissies en de Associated Examining Commissie. Voor het examen op „Ordinary level" doen de kandidaten een keuze uit (gewoonlijk) 5—8 vakken en voor „Advanced level" (als einde van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) uit 2 a 3 vakken. In enkele gevallen omvat het „Advanced level" slechts één vak0). Per vak kan de kandidaat een keuze maken uit een aantal onderwerpen; kiest hij meer dan één onderwerp, dan wordt dit in het cijfer tot uitdrukking gebracht. Bij de beoordeling van het examenwerk wordt officieel geen rekening gehouden met rapportcijfers van de kandidaten; deze waardering van de docenten wordt evenwel door de meeste examencommissies als controle gebruikt. Het schriftelijke examen is verreweg het voornaamste deel van het examen; bij de talen heeft veelal een mondelinge examen plaats en bij de exacte vakken bovendien een practicumonderzoek. Op het „General Certificate of Education" (getuigschrift van de „Grammar School") wordt aangetekend in welke vakken een voldoende examen is afgelegd. Een grote differentiatie in dit onderwijs biedt een ruime keuze-mogelijkheid bij de examenvakken. Als voorbeelden volgen hier examen-omschrijvingen voor A- en O-level van universitaire commissies 7 ). Voor „A-level": wiskunde: 3 uur schriftelijk werk voor 2 opgaven, bestaande uit elk 8 vragen uit 10 onderwerpen. Engelse letterkunde: 3 uur voor 2 schriftelijke opgaven te kiezen uit Chaucer en 6 andere auteurs; en 3 uur schriftelijk werk voor interpretatie van de inhoud en waardebeoordeling van de vorm van teksten uit proza en poëzie; natuurkunde: 3 uur schriftelijk werk voor 2 opgaven (6 uit 11 vragen) en 3 uur voor 2 practica; scheikunde: 3 uur schriftelijk werk voor 5 uit 10 vragen en 3 uur voor 2 practica. Voor „O-level": wiskunde: 4 schriftelijke opgaven: rekenkunde en driehoeksmeetkunde, algebra, meetkunde, statistiek, waarvan 3 naar keuze;
Engelse letterkunde: 21 uur schriftelijk werk (uit 4 onderwerpen) en 5 vragen over letterkunde; natuurkunde: 3 uur schriftelijk werk voor 3 opgaven en beantwoording van 7 uit 16 vragen. scheikunde: 3 uur schriftelijk werk voor 2 opgaven en beantwoording van 6 uit 10 vragen; geschiedenis: 2} uur schriftelijk werk voor 5 vragen uit Engelse en Europese historie. In het „Advanced level" wordt gedurende de schooltijd een vergaande specialisatie toegepast; de lesrooster vermeldt per afdeling 3 a 4 vakken per week, per vak wordt soms 8 a 10 uur per week besteed. De universiteiten oefenen zware druk uit op opleidingen en examens voor „General Certificate of Education Advanced Level". De „Secondary School Examinations Council" meent deze druk te kunnen opheffen door differentiatie in het „Certificate of Education Advanced Level". Hierbij streeft men naar een onderscheiding in vijf niveaus; de meest bekwamen kunnen een examen doen op ,,Ü(niversity)-level". De geslaagden worden in het bezit gesteld van een „S(pecial)-paper" • ) . Gedurende de laatste jaren is een wedijver ontstaan tussen de secondary modern schools en de grammar schools. De voorzitter van de „Secondary School Examinations Council", mr. Beloe, vraagt nieuwe typen van examens via 20 regionale commissies, waardoor een groter toeloop tot het hoger onderwijs mogelijk wordt (uitbreiding tot leerlingen van andere dan grammar schools 0 ). c) Toelating tot hoger onderwijs De universiteiten bepalen aan de hand van het „General Certificate of Education (Advanced en Ordinary level)" tot welke faculteiten de kandidaat toelating kan verkrijgen. A!gemene regels bestaan niet. De meeste universiteiten vragen certificaten A-levcl in twee vakken en vier op het Ordinary level als minimum. Als voorbeeld kan genoemd worden de London University (drie vakken op Advanced en één op Ordinary level). Een nadere omschrijving van de vakken en te kiezen onderwerpen is vermeld onder b. 4. FRANKRIJK a) Examensysteem Na de lagere school met vijf leerjaren kent Frankrijk een twee jaar durende „cycle d'observation", gevolgd door „l'enseignement général du second degré". Dit „l'enseignement du second degré" vindt plaats aan drie schoolsoorten, t.w.: „l'enseignement général court du premier cycle du second degré" (drie leerjaren omvattend); „l'enseignement général long du premier cycle du second degré" (ongeveer ulo, meer leerjaren omvattend). „l'enseignement général" in „lycées et colleges (classiques, modernes et techniques)". Deze schoolsoorten leiden op voor resp. de volgende examens: „l'enseignement général court | b r e v e t d'étude du premier l'enseignement général long k cycle du second degré baccalauréat." Voor de examens t.b.v. het brevet d'étude du premier cycle du second degré geldt het volgende systeem („court et long").
5 Het examen omvat een verplicht schriftelijk en mondeling gedeelte (facultatief voor lichamelijke opvoeding) 1 0 ) . De examenstof is die van de derde klas " ' ) . De rector van de school loot voor de te examineren stof in overleg met het college van inspecteurs. Examens worden eens per jaar gehouden in centra, die de inspectie aanwijst. Kandidaten, niet bij een school ingeschreven, moeten zich aanmelden bij een commissie in het gewest, waarin zij wonen10). Kandidaten, afkomstig van het bijzonder onderwijs, doen hun examen in centra voor examens van openbaar onderwijs of in de school van hun woonplaats, onder leiding en toezicht van personen uit het openbaar onderwijs , 0 ) . Bij de inschrijving voor het examen moet de kandidaat o.m. zijn „livret scolaire" overleggen 1 0 ) . Er wordt een examengeld gevraagd; bursalen zijn hiervan ontheven 1 0 ) . De rector benoemt telkenjare, op voorstel van de inspecteur, de examencommissie, waarin zitting hebben: de inspecteur van het district (qua voorzitter), vier leden der leiding van „lycées", twee inspecteurs lager onderwijs en twee leden van directie van „colleges d'enseignement général". De jury (leraren van „lycées", kweekscholen en „colleges d'enseignement général") corrigeert het schriftelijk werk. Een departementale onderwijscommissie beraadslaagt met de jurys over de toelating l n ) . Het schriftelijk werk is voor de correctoren anoniem; na overleg met de jury worden aan de examinatoren pas de namen van de kandidaten bekend gemaakt. De jury is souverein; beroep is uitgesloten. Juryleden mogen geen kandidaten ondervragen, noch het werk corrigeren van hen, die van hun scholen afkomstig zijn. Geen kandidaat kan worden uitgesloten van het examen, noch afgewezen, vóór zijn „livret scolaire" is geraadpleegd. De rector verleent het diploma, geheten „Brevet d'études du premier cycle du second degré" (B.E.PC.) 1 0 ) . De „lycées et colleges classiques, modernes et techniques" kennen: een tweejarige cyclus in drie afdelingen (klassiek A met Grieks, Latijn, levende taal; klassiek B met Latijn en twee levende talen; moderne sectie verdergaand Frans en twee levende talen); daarna een tweejarige cyclus in zeven afdelingen (van overwegend klassiek naar meer technisch georiënteerd onderwijs); gevolgd door een afsluitend jaar in vijf afdelingen (varierend van wijsbegeerte tot exacte wetenschappen). Aan het eind van dit onderwijs komt het „baccalauréaf als eerste examen van de „grades universitaires". Samenstelling van de jury geschiedt door de minister van onderwijs op voorstel van een overkoepelende nationale commissie. De leden mogen geen „eigen" leerlingen examineren 4 ) . De examens voor de graad van baccalaureus van het „enseignement du second degré" worden georganiseerd door de faculteiten van letteren en „sciences humaines" en door die der „sciences"; genoemde faculteiten verlenen ook de graad van baccalaureus. De jury is souverein (beslissingen zijn onaantastbaar) n ) . Het „baccalauréat" kent twee gedeelten, t.w. in de eerste klas (11e schooljaar) en in de eindklas (12e schooljaar); het is een schriftelijk universitair examen (rb propaedeuse) 7 ) . Men kan zich slechts voor één gedeelte per jaar laten inschrijven n ) . b) Wijze van examineren „Brevet d'étude du premier cycle du second degré" Examenstof is die van de derde klas; zie boven sub a). De examenvakken voor het schriftelijk gedeelte zijn: Frans (in twee gedeelten o.m. dictee (2 uur) en beantwoording van 3 vragen (45 minuten); „mathématiques" (rekenkunde of algebra, meetkunde; 2 vraagstukken; 2 uur);
„sciences" of een tweede taal. Bij „renseignement court"-kandidaten vindt loting plaats uit natuurkundevakken en natuurlijke historie (2 opgaven: I i uur); bij „1'enseignement long"-kandidaten ook loting uit natuur* lijke historie (2 vragen) c.q. tweede levende taal of een dode taal (1} uur); bij kandidaten voor de op de praktijk gerichte opleiding „mathématiques" (rekenkunde en algebra, 2 vragen: 2 uur); sciences" (met betrekking tot huishoudkunde, land- en tuinbouwkundige opleiding en handcls- en industrie-opleiding: II uur); geschiedenis of aardrijkskunde (loting: 2 opgaven naar keuze 1 uur); levende taal (2 uur schriftelijk werk, Portugees, Russisch, en een mondelinge ondervraging) Duits, Engels, Arabisch, Spaans, Italiaans. Facultatief examen in derde trimester in lichamelijke opvoeding. Bij onvoldoende resultaten is een speciale beraadslaging van de jury vereist, die het „livret scolaire" van de betrokkene moet raadplegen. Bij een minimaal gemiddelde puntenverhouding voor het gehele schriftelijk examen volgt een mondeling examen ter controle, zo spoedig mogelijk na het gehele schriftelijk examen en slechts in de gekozen studierichting en voor alle vakken van het schriftelijk examen. Voor dit mondeling examen zijn voor de punten per vak aparte vermenigvuldigingsfactoren vastgesteld. „Baccalauréat" De kandidaten moeten examen doen in een plaats, gelegen in het gebied van de universiteit, waar zij gedurende het laatste semester zijn voorbereid op dit examen. Bij het afleggen van het eerste gedeelte van het examen moet de kandidaat minimaal 16 jaar zijn. De minister stelt de teksten en de onderwerpen voor het examen vast. Een keuze van bepaalde teksten en onderwerpen kan de minister overlaten aan de voorzitters van de faculteiten n ) . Correctoren van het examenwerk mogen de namen van de kandidaten niet weten; alleen, de jury zijn die bekend n ) . De graad van baccalaureus (toelating tot hoger onderwijs) van het „enseignement du second degré" wordt verleend aan elke kandidaat, die met succes één serie van de schriftelijke en mondelinge examens heeft afgelegd 1 1 ). Het „baccalauréaf'-examen is schriftelijk en bij uitzondering, zo spoedig mogelijk na het schriftelijk examen, ook mondeling. De mondelinge examens worden bij twijfel van de jury gehouden na raadpleging van het „dossier scolaire". Dit „dossier scolaire" gaat een steeds grotere rol spelen 1 2 ). De „baccalauréaf'-examens worden georganiseerd door de faculteiten van letteren en „sciences humaines" en door die der „sciences". De kandidaten voor het eerste gedeelte van het baccalaureaatsexamen hebben op het tijdstio van hun inschrijving de keuze uit acht series werken: „série classique" A, A 1 , B, C; „série moderne" M, M 1 ; „série technique" A, B. Die voor het tweede gedeelte hebben de keuze uit vijf series proefwerken: „série philosophie, séries sciences expérimentales, séries mathématiques, séries mathématiques et techniques, séries techniques et économiques. Op het einde van elk schooljaar wordt voor elk van deze beide examengedeelten een zitting gehouden. Tot de verplichte proefwerken behoren: a) schriftelijk werk; b) een mondelinge proef in een levende vreemde taal (voor de „series" B, M, M 1 , „technique" B); c) practicum (séries mathématiques et techniques); d) proef in lichamelijke oefening (in het 3e trimester). Tot de facultatieve proefwerken behoort of wel een der vakken tekenen, muziek en huishoudkundig werk; of een mondelinge proef over een levende vreemde taal, die een andere II
5350
20
(2)
6 is, dan waarvoor de kandidaat heeft gekozen voor zijn verplichte gedeelte van het examen en waaromtrent een „arrêté" nadere opgave doet. De kandidaten voor het tweede deel van het examen kunnen die levende vreemde taal vervangen door Grieks of Latijn " ) . De examenvakken zijn voor de serie A: Latijn, Grieks, een levende vreemde taal; A 1 : dezelfde als sub A en bovendien facultatieve vakken, ten behoeve van een latere toelating tot natuurwetenschappelijke studies; B: Latijn, twee levende vreemde talen en „humanités"; C: Latijn, natuurwetenschappen (niet uitsluitend scheikunde) en een levende moderne taal; M: twee levende vreemde talen en natuurwetenschappen (niet uitsluitend scheikunde); M 1 : filosofie, experimentele natuurkunde en experimentele biologie; verzwaard examen in een levende vreemde taal 7 ) en n ) . Technique A: technologie. Technique B: technologie met betrekking tot het produktieproces (mathématiques, mathématiques et technique, technique et économique) en technologie met betrekking tot de handel. Tot de examenvakken behoren bovendien bij alle series de moedertaal, geschiedenis en aardrijkskunde; met betrekking tot de economie en rechtswetenschappen is kennis van de grondslagen vereist. Er is een lijst van moderne talen vastgesteld, waaruit de kandidaat kan kiezen; het aantal te beantwoorden vragen is eveneens bepaald. Geslaagd zijn de kandidaten, die tenminste gemiddeld een 5 bij een puntenwaardering van 10 behaalden; kandidaten die gemiddeld minder dan 5 en tenminste 3,5 behaalden, kunnen, na raadpleging van het „livret scolaire", deelnemen aan een mondeling examen. Dit examen wordt direct na het bekend worden van de resultaten afgenomen. Wordt door dit aanvullsnd examen tenminste alsnog gemiddeld 5 uit 10 punten behaald, dan is de kandidaat geslaagd. Kandidaten die buiten hun schuld, niet aan het normale schriftelijk examen konden deelnemen, kunnen, met toestemming van de rector van de school, deelnemen aan een examen 15 dagen na aanvang van de normale examenperiode 1 0 ). c) Toelating tot hoger onderwijs Het uitgereikte diploma „baccalauréat" geeft recht van inschrijving bij alle faculteiten; het diploma vermeldt, welke vakken met succes zijn bestudeerd 4 ). Toelating tot gespecialiseerd hoger onderwijs is voorts mogelijk met diploma van middelbare vakscholen voor muziek, schone kunsten, landbouw en techniek 1 3 ). Bij „décrets" van 6 mei 1961, nrs 61-439/441 en daarop vohende „décrets" en „arrêts" is toelating tot universiteiten mogelijk geworden zonder „baccalauréat" doch via speciale toelatingsexamens. Voor deze kandidaten gelden afzonderlijke voorwaarden, o.m. moeten zij minstens 21 jaar oud zijn, in voorafgaande drie jaren geen baccalaureaatsexamen hebben afgelegd en de militaire dienstplicht hebben volbracht.
5. ITALIË a) Examensysteem Zowel voor de „scuola media unica" als voor hogere vormen van middelbaar onderwijs kunnen de leerlingen een schoolexamen afleggen. De examencommissies worden gevormd door leraren van de eigen school; voorzitter is de directeur (rector, hoofd) van de school. Toelating van leerlingen van de „scuola media unica" tot lyceum (beroepsschool of middelbare school voor meisjes) is mogelijk via een toelatingsexamen voor een commissie, be-
staande uit leraren en directeur (voorzitter) van een lyceum (beroepsschool, middelbare school voor meisjes). Aan het eind van de vijf leerjaren tellende „liceo classico" van „liceo scientifico" en van het vier leerjaren tellende „Istituto magistrale" en „liceo artistico" nemen de leerlingen deel aan het „esame di maturita" (diploma di maturita). Bij het beroepsonderwijs op middelbaar niveau kent men een „diploma di perito". De lagere beroepsopleidingen worden afgesloten met een „diploma di abilitazione all'insegnamento" of met een „certificato di studio" : ! )- De schriftelijke opgaven worden samengesteld door het ministerie van onderwijs; deze opgaven zijn per afdeling voor de daartoe behorende kandidaten hetzelfde. Voor dit z.g.n. staatsexamen bestaan per school e\amencommissies. Zij worden gevormd door een leraar van de te examineren school, leraren van andere scholen en door de voorzitter (hoogleraar of directeur van andere middelbare school). Leden en voorzitters worden benoemd door de minister 4 ) . b) Wijze van examineren Blijkt bij het schriftelijke examen, dat een kandidaat onvoldoende waardering krijgt voor Italiaans, dan mag hij niet aan het daarop volgende mondelinge examen deelnemen. Het examen is afgestemd op de leerstof van het laatste schooljaar. Leerlingen van de hoogste klas van het „liceo classico" en van het „liceo scientifico" kunnen zich, voorzien van het eindbewijs (via.genoemd schoolexamen) melden voor het examen „esame di maturita", indien zij minstens een vijf voor de vakken en een zes voor gedrag hebben behaald. Cijfers, behaald gedurende het laatste studiejaar worden ter rectificatie gebruikt bij onwaarschijnlijke examen-resultaten. De examens voor het diploma „esame di maturita" worden schriftelijk en gedeeltelijk mondeling afgenomen. Het volgende overzicht biedt enige bijzonderheden 3 ) en 4 ) . Vakken
schr. mond.
Maturita
s m
Classica *)
Scientifka *)
s (6) s (4) s (4) s (3)
Italiaans Latijn Grieks Vreemde taal Geschiedenis, staatsburgerlijke opvoeding Wijsbegeerte Wiskunde Natuurkunde ) Biologie f Scheikunde ( Aardrijkskunde . . . . ' Kunstgeschiedenis Tekenen
m m m m
s(6) + m s(4) + m
m m s (4) + m
m
Lichamelijke Opvoeding . .
prakt.
+ + + +
s(4) + m m s (5) + m s (4) + m prakt. 8 uur (inclusief 2 uur onderbreking) prakt.
*) Het cijfer achter s(chriftelijk) geeft het aantal uren van het schriftelijk examen weer. c) Toelating tot hoger onderwijs Het diploma „maturita classica" geeft toelating tot alle faculteiten, uitgezonderd tot de universitaire docentenopleidingen en tot de kunstacademies; na aanvullend toelatingsexamen kan de studie ook worden voortgezet aan de hogere opleidingen voor lichamelijke opvoeding. Het diploma „maturita scientifica" geeft toelating tot alle faculteiten met uitzondering van rechten, letteren en wijsbegeerte, de universitaire docentenopleidingen en tot de kunstacademies; na aanvullend examen ook tot de hogere opleidingen voor lichamelijke opvoeding.
7 Het diploma „maturita" van het „Istituto magistrale" verschaft toelating tot universitaire opleidingen in architectuur en tot universitaire oosterse studiën. Het diploma „maturita" van het „liceo artistico" maakt een hogere studie op het gebied van de kunst mogelijk. Via „diploma di pcrito" van middelbare scholen voor handels*, nautisch-, technisch" en landbouwonderwijs vindt tevens toelating tot gespecialiscerd hoger onderwijs plaats 8 ) en 4 ) . 6.
NOORWEGEN
a) Examensysteem Real-skole. 13 districts-commissies houden toezicht op de eindexamens. Jn deze commissies heeft voor elk te examineren vak steeds een leraar zittting van de „eigen" school. De „eigen" leraar examineert; een leraar van een andere school treedt op als ..censor". De censor geeft cijfers in overleg met de leraar voor de geëxamineerde vakken. Voor de niet-geëxamineerde vakken geldt het cijfer van de „eigen" leraar. Gymnasium (examen ..artium"). Een landelijke commissie van „censors" beoordeelt het schriftelijk werk van de kandidaten. Het nazien van het schriftelijk werk geschiedt door ervaren docenten van het middelbaar onderwijs. Het werk van de kandidaten komt anoniem bij de „censors". Beide schoolsoorten kennen het schooleindexamen. Per schoolsoort krijgen de leerlingen dezelfde schriftelijke opgaven te maken 8 ) en 4 ) . b) Wijze van examineren Het schriftelijk examen is verreweg het belangrijkst, het wordt afgenomen vóór het mondeling. De examenopgaven voor het schriftelijk gedeelte worden centraal samengesteld en gecorrigeerd. Bij de,.erkende"scholen beperkt men het mondeling examen tot drie onderdelen, waaruit een keuze wordt gedaan voor één vak per kandidaat; 48 uur vóór het mondeling examen wordt bekend gemaakt aan de leerling, welk vak mondeling door de eigen leraar (met een „censor") zal worden geëxamineerd, (=b een half uur). Leerlingen van „niet-erkende" scholen moeten in alle vakken mondeling examen doen. De „censor" beslist welk gedeelte van het programma wordt geëxamineerd. Bij beide schoolsoorten wordt het vak lichamelijke opvoeding geëxamineerd. Daar Noorwegen twee officiële vormen van het Noors kent, doet de kandidaat twee examens in de moedertaal. Hieronder volgt een overzicht van de vakken bij het schriftelijk examen. Vakken
„Real"school
Gymnasium Engelse
Latijnse „Real' afdeling
Moedertaal Andere landstaal Duits Engels Rekenen en meetkunde. . Handelsrekcnen, economie Boekhouden Latijn Wis- en natuurkunde. . .
x x x x x x x — —
x x x a) x b) x c) — — —
x x — — — — x —
x x — x b) x — x
d) Na 4 leerjaren. b) Na 5 leerjaren. c) Na 3 leerjaren Per vak wordt 5 uur besteed voor het examen „artium" en 4 uur voor het „Real"-examen 3 ) en 4 ) .
c) Toelating tot hoger onderwijs Het diploma gymnasium (examen „artium") geeft toelaling tot het hoger onderwijs. Geneeskunde, technische wetenschap zijn z.g.n. „gesloten" studierichtingen; slechts een beperkt aantal studenten wordt jaarlijks toegelaten (in een aantal gevallen alleen de abituriënten van de ,,Real"-afdeling). De selectie geschiedt op basis van bij het examen behaalde cijfers. Via middelbare vakopleidingen (lagere en middelbare kweekscholen, handelsscholen en technische scholen) kan toelating verkregen worden tot enkele gespecialiseerde universitaire studies 3 ) en *). 7. OOSTENRIJK Helaas is het niet gelukt binnen de gestelde termijn recente gegevens te ontvangen over het examensysteem bij het middelbaar onderwijs. De gegevens over dit land worden daarom in andere vorm aangeboden dan die van de andere landen. a)
Onderwijsstructuur
Na een (in de regel) vier leerjaren omvattende lagere school kan de leerling via acht leerjaren tellende „Mittelschulen" (algemeen vormend onderwijs) toelating verkrijgen tot universiteiten en hogescholen. Het algemeen vormend middelbaar onderwijs kent vier schoolsoorten: Gymnasium „Realgymnasium" / De acht leerjaren zijn per schoolsoort onderscheiden in vier ,,Unter"„Realschule" en vier „Oberstufen". „Frauenoberschule" Het gymnasium verzorgt een klassieke opleiding met Latijn en Grieks; de Realschule schenkt aandacht aan moderne talen en wordt gezien als vooropleiding voor technisch hoger onderwijs; het Realgymnasium is een mengvorm tussen gymnasium en Realschule. De Frauenoberschule kent, evenals de andere schoolsoorten een literaire en een wiskundige afdeling; bij dit laatste schooltype valt het accent tevens op de vrouwelijke vorming. Voor deze vier schoolsoorten bestaan door het Mlnisterie van Onderwijs uitgegeven leerplannen en Iesurentabellen; in de „Oberstufen" bestaan ruime mogelijkheden voor keuze. De leerplannen bieden echter weinig vrijheid. Naast openbare scholen komen particuliere scholen voor; deze particuliere scholen zijn te onderscheiden in drie groepen: a. gelijkgesteld aan openbare scholen (met recht van eindexamen); b. niet gelijkgesteld aan openbare scholen; c. klooster-gymnasia (met recht van eindexamen). De onder a genoemde scholen hebben dezelfde rechten als de openbare scholen, de onder b genoemde kennen deze rechten niet. De z.g.n. (zes) kloosterscholen zijn niet gelijkgesteld aan openbare scholen; deze mogen echter wel eindexamens afnemen en einddiploma's uitreiken, daar deze (zes) scholen reeds bestonden voor de desbetreffende verordening (1849) tot stand kwam 3 ) en 1 4 ) . b)
Eindexamens
De eindexamens worden per school samengesteld en afgenomen; naast het systeem van weinig vrijheid gedurende de leerjaren via centrale leerplannen en lesroosters genieten de openbare en daaraan gelijkgestelde scholen bij de eindexamens een grote mate van vrijheid. Er is derhalve geen uniform schriftelijk eindexamen. De inspecteur van het onderwijs is voorzitter van de examencommissie; leden van de commissie zijn de directeur (voorzitter) en leraren van de school. Openbare en daaraan geliikgestelde scholen mogen eindexamens („matura") afnemen en einddiploma's (dit'zijn staatsdiploma's) uitreiken.
Leerlingen van particuliere niet-gelijkgestelde scholen moeten in sommige gevallen examen doen aan openbare of aan particuliere gelijkgestelde scholen; in andere gevallen beDoemt de minister een examencommissie per school, waarin een inspecteur zitting heeft. De eindexamens worden schriftelijk en mondeling gehouden; het mondeling examen omvat drie vakken. Indien een vak bij het schriftelijk examen als onvoldoende is beoordeeld, kan voor dit vak tevens een mondeling examen worden gehouden. c)
Toelating tot hoger onderwijs
De einddiploma's van de vier genoemde algemeen vormende schoolsoorten geven in het algemeen recht op toelating tot het hoger onderwijs. Leerlingen met het „matura" van het gymnasium gaan veelal naar universiteiten, die met het „matura van een Realgymnasium" naar universiteiten of hogescholen (techniek, landbouw) en die met het „matura van een Realschule" veelal naar hogescholen. Per faculteit en per studierichting gelden afzonderlijke toelatingsvoorwaarden en kunnen aanvullende examens worden afgelegd ^b.v. bij technische hogescholen kunnen gymnasiasten aanvullend examen in beschrijvende meetkunde doen). Hetzelfde geldt ten aanzien van de kennis van Latijn en soms van Grieks. Voor de faculteiten geneeskunde, rechts- en staatswetenschap, diergeneeskunde, godgeleerdheid, rechtsgeleerdheid, wijsbegeerte en farmacie is kennis van Latijn vereist; kennis van Latijn en Grieks is vereist voor de studie in de godgeleerdheid, klassieke talen en klassieke archeologie (eventueel na aanvullende examens voor studenten van middelbare scholen, waar deze vakken geen examenvakken waren). De medische faculteit te Wenen heeft het Latijn als toelatingsvoorwaarde afgeschaft. Bij technische wetenschap verdient het aanbeveling, dat de student stenografie kent. Toelating tot het hoger onderwijs is voorts mogelijk via o.m. onderwijzersopleidingen en beroepsscholen (handels- en vakscholen); in deze gevallen geldt een beperking van de te kiezen studierichtingen 3 ) en 1 4 ) .
den naast Duits, wiskunde, een vreemde taal en een natuurwetenschappelijk vak geëxamineerd. In Beieren werkt men met uniforme schriftelijke opgaven. Voor de andere deelstaten gelden de volgende regelingen: De vakleraar reikt drie onderwerpen resp. drie groepen van opaven (wiskunde) uit. Hieruit kiest de inspecteur. De behandcling der onderwerpen en opgaven geschiedt telkens in 4—6 uren van 60 minuten. Bij het mondeling examen, dat enige weken na het schriftelijk (gewoonlijk in tegenwoordigheid van het gehele lerarenkorps) plaats vindt, wordt iedere leerling gedurende 15 a 20 minuten door zijn eigen leraren ondervraagd in 2 a 3 vakken. De examencommissie wordt gevormd door het (leraren)klassecollege onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger der inspectie. Het aantal mondeling te examineren vakken is in de meeste deelstaten teruggebracht tot 5 a 8. Bij de beslissing wordt — naast de schriftelijke en mondeünge examens — rekening gehouden met de prestaties gedurende het laatste schooljaar; op basis van de weinig vrijheid biedende voorschriften tijdens de schoolpcriode heeft een voorselectie plaats van de examenkandidaten. De opgaven van het schriftelijk en het mondelinge examen moeten zo samengesteld zijn, dat meer aandacht kan worden geschonken aan oordeelvorming en denkvermogen dan aan parate kennis 4 ) en 7 ) . c) Toelating tot hoger onderwijs Het slagen voor de gymnasiale eindexamens verschaft toelating tot het hoger onderwijs. Slechts bij wijze van uitzondering wordt een kandidaat zonder „Abitur" toegelaten; in deze gevallen wordt een universitair toelatingsexamen afgenomen. In sommige staten worden de geslaagde kandidaten bij alle, in andere, bij bepaalde faculteiten aangenomen 5 ) . „Numerus clausus" is officieel niet bekend; slechts weinig faculteiten beperken de toelating i.v.m. plaatsgebrek. Kandidaten, geslaagd voor het eindexamen uit het vijfde leerjaar, genieten dezelfde rechten als de geslaagden uit het zesde leerjaar 4 ) en 7 ) . Via „wissenschaftliche Oberstufe" is toelating mogelijk tot „Fachhochschulen".
8. WEST-DUITSLAND a) Onderwijssysteem Op basis van ambtelijke lesuurtabellen en richtlijnen bestaat er bij de eindexamens een vrij grote zelfstandigheid voor de scholen. Kandidaten met onvoldoende vorderingen in de hogere leerjaren krijgen geen toegang tot de eindexamens; van de tot de examens toegelaten kandidaten kan men vrijwel zeker aannemen, dat zij zullen slagen. De eindexamens van het gymnasium („Reifezeugnis" of „Abiturium") worden door eigen leraren afgenomen. De voorzitter van het examencomité is een lid van de inspectie of de directeur van de school, waar het examen wordt afgelegd. Het examen, afgenomen door de eigen leraar zou toevalligheden uitsluiten, die zich bij een vreemde examinator kunnen voordoen 4 ) en 7 ) . b) Wijze van examineren Eindexamens kunnen zowel door leerlingen uit de vijfde klas als uit de zesde klas worden gedaan. Als regel kan een eindexamen slechts éénmaal worden overgedaan; bij een volgende keer niet slagen kan een andere (b.v. beroepsop-) leiding gekozen worden. Gestreefd wordt naar een beperking van het aantal examenvakken en naar „Etappenabitur" (één jaar een bepaald gedeelte, het volgend jaar een ander gedeelte van de leerstof). Het schriftelijk examen wordt in vier vakken afgenomen, t.w. in Duits aan alle afdelingen; bij het gymnasium („Altsprachig'") bovendien in Latijn, Grieks en wiskunde: ,,Neusprachig"' bovendien in Engels, Latijn en Frans en bij de mathematisch "natuurwetenschappelijke gymnasiale afdeling wor-
9. ZWEDEN a) Examensysteem Na de „Realskola" (4 of 5 jaar durend, gevolgd op 5 jaar lager onderwijs; voor meisjes 7 jaar, na 4 jaar lager onderwijs en t.z.t. 5 jaar durend) kan een eindexamen volgen, dat toelating verleent tot het gymnasium (met coëducatie en een cursusduur van 3 jaar met verplichte examens voor wis- en natuurkunde, of 4 jaar, waarvoor toelating een jaar eerder plaats vindt). Meisjes behoeven geen eindexamen te doen aan het einde van het lager middelbaar onderwijs, indien zij een passende lesrooster hebben gevolgd. De toelating tot het vierjarig gymnasium kan geschieden zonder puntenlijst van het lager middelbaar onderwijs; tot het driejarig gymnasium is toelating slechts mogelijk, indien de leerling het diploma van de „Realskola" bezit ( = „realexamen"), dat men ook kan behalen in eigen studie. Aan het einde van de „Realskola" wordt een eindrapport verstrekt, samengesteld door de vakleraren en goedgekeurd door het lerarenkorps. Het Ministerie van Onderwijs bepaalt de vorm van dit rapport. Het hoofd van de school houdt gewoonlijk toezicht op het vaststellen van de cijfers. De „Realskola" wordt beëindigd door het „realexamen"; het gymnasium door het studentexamen. Het gymnasium kent drie afdelingen: „latinlinje" (moderne en klassieke talen), „reallinje" (exacte vakken) en „allm'anlinje" (sociale wetenschappen en moderne talen). Gemiddelde leeftijd bij „realexamen" is 17 jaar, bij „studentexamen" 20 (in 1955) 3 ) en 4 ) .
9 b) Wijze van examineren De eindexamens van „Realskola" en gymnasium zijn zowel schriftelijk als mondeling. Het schriftelijk examen wordt voor alle scholen landelijk gehouden op dezelfde dag. Het Ministerie van Onderwijs verstrekt de opgaven. Bij beide soorten behoort het Zweeds tot de examenstof. Voor het „realexamen" wordt gepeild naar de kennis van Engels, Duits en wiskunde-vakken; voor het „studentexamen" 3 of 2 van de vakken: Latijn, Engels, Duits, wis- en natuurkunde-vakken. Het examenwerk wordt gecorrigeerd door een klasseleraar in overleg met een speciaal aangewezen examinator. Het Ministerie van Onderwijs geeft aanwijzingen met betrekking tot het correctiewerk. In tweede instantie geschiedt de correctie onder auspiciën van het Ministerie van Onderwijs. Leraren van de school beslissen of de kandidaat ook mondeling examen zal doen en geven van hun beslissing en cijfers kennis aan het Ministerie van Onderwijs. Het mondeling examen omvat een keuze uit 4 of 5 vakken. Bij „realexamen" zijn de kandidaten gewoonlijk ondergebracht in 4 vakken-groepen, elk van 5 tot 7 leerlingen. De vakkengroep wordt bepaald door de inspecteurs, aangesteld door het Ministerie van Onderwijs en door een lid van de plaatselijke onderwijscommissie. De vragen hebben betrekking op de leerstof uit het voorafgaand cursusjaar en kunnen per vak de tijdsduur van een gehele les in beslag nemen. De betreffende vakleraar woont het examen bij. Na het examen vindt een bespreking van de leraren van de hoogste klas plaats en zij brengen verslag over de resultaten uit zowel t.a.v. het examen, als van de prestaties in het laatste schooljaar. Men deelt het Ministerie van Onderwijs de beslissingen mede. „Censors" (toeziende examinatoren) treden bij het „studentexamen" op; zij worden benoemd door de Koning, op aanbeveling van het Ministerie van Onderwijs uit hoogleraren en uit hoofden of leraren van als zeer goed bekend staande gymnasiums. De censoren stelt men voor het examen op de hoogte van de punten en van de resultaten van de schriftelijke examens. Zij stellen de examenrooster vast en beslissen ook over de te stellen vragen. Deskundigen van de plaatselijke onderwijscommissie zijn bij dit examen aanwezig. Na het examen vindt een bespreking plaats tussen censors, het hoofd der school en de desbetreffende leraren. Daar worden de cijfers bekrachtigd en men beslist over het al dan niet slagen. De censoren hebben in de regel niet het recht de cijfers, door de leraren gegeven, te veranderen; voordat de leraren hun eindcijfer bepalen, vragen zij dikwijls aan de censoren om advies. Zowel bij schriftelijk als mondeling examen houdt men ook rekening met de bevindingen van de school. Bij het „studentexamen" wordt aandacht geschonken aan de cijfers, verleend bij de schriftelijke proefwerken gedurende de laatste 3 trimesters en bij het realexamen met alles, wat de leraar heeft verzameld met behulp van een aparte examinator, aangewezen door en uit het lerarenkorps. Herexamens zijn in bepaalde vakken mogelijk, zelfs voor het Zweeds. De examens kunnen een of tweemaal herhaald worden. De cijfers, bij de vorige examens behaald, blijven van waarde. Duur van het examen: voor het schriftelijk „realexamen" 4 uur ten behoeve van elk van de vakken Zweeds en wiskunde; 3 uur voor elk van de vakken Engels en Duits; voor het schriftelijk „studentexamen": 6 uur per vak: Zweeds, wiskunde, Latijn en natuurkunde; 4 uur per vak: Engels, Duits en Frans. Bij het mondeling „studentexamen" vindt ondervraging plaats gedurende ca. 15 minuten per vak; bij het „realexamen" duurt die iets korter. Het einddiploma van een meisjesschool wordt verleend op grond van de resultaten in het laatste schooljaar. In dat jaar vindt schriftelijk onderzoek plaats naar de kennis van het Zweeds, vreemde talen en wiskunde. Er is geen enkel mondeling examen. Leraren geven de cijfers; slechts het Ministerie van Onderwijs en de plaatselijke onderwijscommissie houden
toezicht op dit onderwijs. De kandidaten moeten voor alle speciale meisjesvakken van de laatste 2 jaren een voldoend cijfer hebben behaald, en ook in de vakken, bestemd voor alle leerlingen. Onvoldoende prestaties, in één vak, voorzover dit niet de moedertaal betreft, belemmeren niet de uitreiking van het diploma. Dit diploma geeft recht op toelating tot het gymnasium en wordt hoger gewaardeerd dan het realexamen (opleiding duurt langer en is uitgebreider). J) en 4 ) . c) Toelating tot hoger onderwijs Het „realexamen" is een aanbeveling voor diverse lagere overheidsfuncties en geeft toelating tot o.m. kweekscholen, gymnasiums en scholen voor techniek en handel van gelijk niveau. Het „studentexamen" „latinlinje" verleent toelating tot de universitaire studie in godgeleerdheid, letteren en wijsbegeerte, sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid en economie. De „reallinje" biedt mogelijkheden voor universitaire studie in sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid, wis- en natuurkunde, landbouw, bosbouw, technologie, economie, geneeskunde, diergeneeskunde, tandheelkunde en farmacie. Met het diploma van de „allmanlinje" wordt de kandidaat toegelaten tot de universitaire studie in sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid en economie. Via middelbare vakscholen voor techniek en handel kan een universitaire studie worden gedaan in bosbouw, technologie en economie. In verband met het tekort aan plaats op de universiteiten zijn de eisen voor sommige vakken verzwaard en worden hogere eindcijfers gevraagd (b.v. wis- en natuurkunde en technologie). 3 ) en 4 ) . 10. ZWITSERLAND a) Examensysteem Per kanton zijn velerlei structuurverschillen in het middelbaar onderwijs. Het onderwijs wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid en ruime keuzemogelijkheden in de schoolsoorten en afdelingen. Schooltypen op middelbaar niveau zijn: a. Gymnasium, type A met Latijn en Grieks; b. Gymnasium, type B met Latijn en moderne talen; c. Gymnasium, type C, geen Latijn doch wis- en natuurkunde; h. Handelsschool; s. „Unter"- en „Oberseminar", resp. een lagere (4 leerjaren omvattende) en een hogere (één leerjaar omvattende) opleiding tot onderwijzers; f. Meisjesscholen, ook opleiding voor kleuterleidsters verzorgend. Bij de keuze van studierichting en/of beroep kunnen ouders en leerlingen advies krijgen van een speciale „careers' advisor" l i 5 ). Sinds 1925 bestaat een „Reglement für die eidgenössischen Maturitatspriifungen". Dit reglement onderscheidt drie soorten „Maturitatsbewijzen" en examens, t.w.: A. „Literarmaturitat" met Latijn en Grieks; B. „Literarmaturitat" met Latijn en moderne talen; C. „Realmaturitat" met wis- en natuurkunde. De examens hebben jaarlijks plaats in het voorjaar en in de herfst in het Duits- en in het Frans-sprekende en in de zomer en winter in het Italiaans-talige gedeelte van Zwitserland. De aanmelding voor deze examens geschiedt bij de voorzitter van de kantonale ,,Maturitats"-commissie. Bij deze aanmelding moet een aantal papieren worden overgelegd betreffende o.m.: Zwitserse nationaliteitsverklaring; aan welk examen (A, B of C) men wil deelnemen; geboortebewijs; bewijs van schoolbezoek en behaalde resultaten. Op basis van de aan-
10 melding wordt beslist of de kandidaat aan het examen kan deelnemen. 1 6 ).
b) Wijze van examineren De „Maturitats"examens worden onder leiding van een lid van meergenoemde commissie gehouden. Leden van de kantonnale onderwijsinspectie en leraren van middelbare scholen hebben toegang tot de examens; anderen behoeven toestemming van het lid van de „Maturitats"-commissie. De examens worden schriftelijk en mondeling gehouden. Het volgend overzicht geeft enige bijzonderheden dienaangaande (s = schriftelijk; m = mondeling).
Gymnasium A: geen; Gymnasium B: geen; Gymnasium C: speciaal aanvullend examen voor Latijn voor medische studenten. Handelsschool H: kan slechts economie studeren; voor andere faculteiten moet toelatingsexamen worden gedaan. Kweekschool S: Geslaagden van de hogere kweekschool kunnen tot de universiteit worden toegelaten, indien zij de voldoende waardering behaalden bij het S-diploma. Alle andere eerstejaarsstudenten moeten een universitair toelatingsexamen doen 1 5 ) .
Geraadpleegde Bronnen Vakken
„ Maturitats"-examen J
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Moedertaal *) Tweede landstaal *) Geschiedenis Aardrijkskunde Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Latijn Grieks Beschrijvende m e e t k u n d e . . . Derde landstaal of Engels. . . Tekenen
) Vos, H. J. de. De wetgeving betreffende de overgang van het middelbaar naar het hoger onderwijs. Persoon en Gemeenschap, XIII, (1960) V 129 — V 141.
A
B
s + m s + m m m s + m m m m s + m s + m — s + m prakt.
s + m s + m m m s + m m m m s + m
s + m s + m m m s + m s + m m m —
— s + m prakt.
s + m s + m prakt.
-) Koninklijk besluit van 11 juli 1959 tot regeling van de inrichting en de werking van de jury bedoeld in artikel 7 van de wetten op het toekennen van de academische graden gecoördineerd op 31 december 1949. Bulletin van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, 1959, nr. 14, 23-40. Gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens. Besluit van de Regent, d.d. 31 december 1949. Mededeling van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, 41 (1950) nr. 1; VI — Bijvoegsel, 33-91. B
) World Survey of Education, deel II, Unesco, 1958.
4
*) Duits, Frans of Italiaans. Hoewel basiskennis onontbeerlijk wordt geacht wordt bij het examen gewaakt voor ,,encyclopedische kennis"; de kandidaat moet blijk geven een probleem zelfstandig te kunnen aanpakken en tot een oplossing te brengen. De kandidaat kan het gehele examen in een „Priifungssession" (zie onder a) dan wel over twee seizoenen in eenzelfde taalgebied afleggen. Het eerste examen omvat de vakken 3, 4, 7, 8 en 13; het tweede de vakken 1, 2, 5, 6, 9 of 11, 10 of 12. Na het examen wordt in een gezamenlijke bijeenkomst van experts en examinatoren, onder voorzitterschap van een lid van de ,,Maturitats"-commissie over de resultaten beslist. De behaalde cijfers worden de kandidaten schriftelijk medegedeeld. Kandidaten niet examen-C kunnen aanvullend schriftelijk en mondeling examen Latijn afleggen. Binnen 14 dagen na bekendmaking van de uitslag der examens kan men in beroep komen tegen beslissingen van de „Maturitats"'-commissie bij het Departement van Binnenlandse Zaken l u ) . Leden van de „Maturitats"-commissie worden per kanton benoemd door de Kantonraad op advies van de Onderwijsraad. In het kanton Zug wordt een keuze gedaan uit onderwerpen en problemen voor het mondeling examen. De examinerende leraar vermeldt op een aantal papieren een onderwerp of problemcn, vraagstukken (b.v. bij wiskunde). Ongezien kiest de kandidaat een papier (één onderwerp of vraagstuk), waarna het gekozene onderwerp is bij het mondeling examen. Na de keuze kan de kandidaat zich 20 minuten voorbereiden 1 7 ) .
) Gegevens ontleend aan: Bulletin 1957, nr. 82, tenzij anders is vermeld. 5
)
International,
juni
Yearbook of Education 1959.
") Secondary School Examinations other than the G.C.E.; report of a committee appointed by the Secundary School Examinations Council in July 1958, London, 1960, (chairman Beloe). ~) Hilker, F. Das französische und das englische Schulwesen in seiner gegenwartigen Gestalt. Bildung und Erziehung, 1961, nr. 6. '•') General Certificate of Education and sixth form studies; 3th report of the Secondary School Examinations Council, London, 1960 (chairman Lockwood). 10
) Décret du 6 janvier 1959; Réforme de 1'enseignement public. Bulletin Officiel de 1'Education Nationale, 1959; nr. 2. 11 ) Le nouveau régime du baccalauréat (décret et arrête du 12.9.1960). Liberté d'Enseignement, 1960, nr. 198. 12 ) Le mouvement éducatif en France pendant 1'année scolaire 1960-1961. 13 ) Arrêté du 4 janvier 1961, Réorganisation de 1'examen du premier cycle du second degré. Bulletin officiel de l'Education Nationale, 1961, nr. 2. 14
) Study in Austria, Vienna 1958, 48 blz; Schul- und Bildungswesen in Österreich, Wien, 1958, 27 blz. Hochleichler, W. Het middelbaar onderwijs in Oostenrijk en de positie van het Katholiek Onderwijs, Sint-Bonaventura, 27 (1961) nr. 7, blz. 169-177. 15
) Bulletin International, 1961, nr. 90.
Hi
c) Toelating tot hoger onderwijs Geslaagden bij de ,,Maturitats"-examens kunnen met de volgende beperking toegelaten worden tot universiteiten. Beperkingen bij toelating tot universiteit:
) Maturitatsprüfungen (Stand am 1. Januar 1958). Reglement für die eidgenössischen Maturitatsprüfungen. 16 blz. 17
) Verslag van het bezoek aan Internationales Knabeninstitut Montana Zugerberg van de inspecteurs dr. H. A. Gribnau en dr. H. F. J. Westerveld.