ZITTING 1953—1954
3436
Nota houdende maatregelen tot sanering van de Zeevisserij GELEIDENDE BRIEF No. 1 NOTA No. 2
's-Gravenhage, 1 April 1954.
Mede namens mijn ambtgenoot van Financiën moge ik U Hoogedelgestrenge hierbij doen toekomen de Nota houdende maatregelen tot sanering van de Zeevisserij, met tv\ee bijlagen. Enige bij deze Nota te raadplegen tabellen en grafieken zijn in een voldoend aantal exemplaren ter uitdeling aan de leden ter griffie gedeponeerd. De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
Nadat reeds in de jongste Troonrede gewag was gemaakt van het feit, dal maatregelen tot verbetering van de toestand in de zeevisserij in voorbereiding zijn, heelt de Regering zich ernstig over bedoeld vraagstuk beraden. Zoals bij de behandeling van Hoofdstuk XI der Rijksbegroting in de Tweede Kamer der Staten Generaal tot uitdrukking is gekomen, is voor de overwegingen der Regering uitgangspunt geweest het V.iv{iport, dat in Mei 1952 door de Commissie Sanering Zeevisserij, de z.g. Commissie-Tinbergen, aan de eerste ondergetekende werd uitgebracht en ook aan de Staten-Generaal is toegezonden. Het verheugt de ondergetekenden thans de StatenGeneraal te kunnen inlichten over de besluiten, welke deRegering met betrekking tot de sanering van de zeevisserij heelt genomen. In voornoemd rapport werd terecht de aandacht gevestigd op verschillende omstandigheden, waardoor het zeevisserijbedrijf in het nationaal economisch bestel niet die plaats inneemt en kan innemen, welke het verdient. Een summier overzicht moge zulks te de/er plaatse nader illusteren. ( Meer uitvoerige beschouwingen over deze positie zijn in een bijlage bij deze nota verwerkt). Het productie-apparaat (de vissersvloot)
Aan de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
In de jaren na de economische crisis van 1930 verkeerde het Nederlandse visserijbedrijf in zeer moeilijke omstandigheden. Aan de export werden ernstige belemmeringen in de weg gelegd. Het binnenlandse visverbruik daalde tengevolge van vermindering van de koopkracht. Het bleek noodzakelijk, dat de Overheid uit het Landbouw-Crisisfonds verschillende takken van visserij financieel ging steune'n en op grond van de Landbouw-Crisiswet productie en afzet ging regelen. In deze jaren werden verschillende rapporten over de visserij en mogelijkheden ter verbetering van de toestand in deze bedrijlstak uitgebracht, doch door het uitbreken van de oorlog kwam het niet tot saneringsmaatregelen. Dientengevolge ging devisserij de oorlog in zonder financiële reserves of vernieuwings* londscn van enige betekenis. Na de bevrijding kon een aanzienlijk deel van de vissersvloot met financiële hulp van de Overheid weer bedrijfsklaar worden gemaakt. Dientengevolge nam de totale aangevoerde hoeveelheid vis na 1945 weder toe, in het bijzonder van haring. makreel en platvis. De aanvoer van rondvis daarentegen nam niet toe. Ofschoon ook de export niet onbevredigend verliep en in 1952 ongeveer 96 millioen gulden aan vreemde valuta opbracht, verkeert nochtans de Nederlandse vissersvloot in vele opzichten in ongunstige omstandigheden. Opvallend is de achteruitgang van de grote trawlvisserij van IJmuiden. Het aantal van 96 in bedrijf zijnde stoom- en motortrawlers in 1938 daalde tot 25 in 1952. De oorzaak van deze achteruitgang is enerzijds het uitvallen van de kleine, reeds vóór 1940 onrendabel werkende trawlers, anderzijds het in hoofdzaak op de Noordzee-visserij georiënteerd blijven van de Umuider rederijen. Het uitvallen van de kleine trawlers was mede een gevolg van de opkomst, dank zij de technische ontwikkeling, van de moderne motorkotter van de schipper-eigenaar. Het aantal III
3436
1—2
2 kotters is dientengevolge van 260 in 1938 toegenomen tot 344 in 1952. Het aantal loggers voor de haringvisserij is met ongeveer een zesde deel verminderd. Het aantal nieuwe loggers, dat sinds 1945 in bedrijf werd gebracht, is echter beperkt gebleven. Verscheidene loggers werden verlengd en van een /waardere motor voor/ien. Ongeveer de helft van de loggervloot is oud, heeft een gering motorvermogen en een accomodatie voor de bemanning. welke niet meer aan de thans te stellen eisen voldoet. Zoals in het Rapport Tinbergen nader is aangegeven, zal derhalve in de komende jaren de Nederlandse vissersvloot dienen te worden gesaneerd. Ten aanzien van de bevordering van de z.g. „verre visserij*' (d.i. de visserij in de Noordatlantischc wateren) heeft de Rcgering besloten tot een proefneming met een aantal in bedrijf zijnde grote trawlers, welke zich goed lenen voor de visvangst rondom IJsland, over een tijdsverloop van twee jaren, gcdurende hetwelk de nodige ervaring met deze tak van visserij kan worden opgedaan. Teneinde de aanvankelijke risico's voor de ondernemers te beperken zal een prijsgarantie worden gegeven voor enkele uit de verre wateren aangevoerde vissoorten, terwijl tevens in een deel van de exploitatiekosten van de verre visserijreizen zal worden tegemoetgekomen. Voor van de verre visgronden aangevoerde kabeljauw, koolvis en roodbaars wordt een prijsgarantie gegeven in de vorm van een gegarandeerde minimumprijs van resp. f 15. f 12,50 en f 10 per kist van 50 kg. Vis. welke op de afslag de minimumprijs niet haalt, zal door de Overheid tegen de gegarandeerde minimumprijs uit de markt worden genomen. Bovendien zal per aangevoerde kist marktwaardige vis een toeslag van f 4 worden gegeven, zulks met een maximum van 2400 kisten. Voorts ligt het in de bedoeling een toeslag van f 240 per reisdag, tot een maximum van 24 reisdagen per reis. te geven. Genoemde toeslagen vervallen, wanneer een besomming van f65 500 per reis wordt bereikt, of worden evenredig verminderd voor het geval de besomming laatstgenoemd bedrag niet ten volle haalt, maar wel een bepaalde norm overschrijdt. Naderhand zal worden overwogen, in hoeverre de hieronder aangegeven credietregeling voor de eventuele verdere ontwikkeling van de ..verre visserij"' dienstig zal kunnen zijn. Gaat men de financieringsrekening van de visserij over de periode sinds de bevrijding na, d.w.z. berekent men. welke bedragen in nieuwbouw en verbetering van de vissersvloot werden geïnvesteerd en uit welke bronnen de middelen daarvoor kwamen, dan blijkt, dat deze middelen in hoofdzaak afkomstig zijn uit sinds de bevrijding gevormde vcrnieuwingsfondsen, reserves en winsten van de rederijen en de schipperseigenaar. Risicodragend kapitaal kon niet in voldoende mate worden aangetrokken; vreemd kapitaal, voornamelijk in de vorm van hypothecaire leningen, weinig. De investering in het moderne vissersvaartuig stelt zodanige hoge financiële eisen, dat het familiebedrijf, waarop de Nederlandse visserij is gcbaseerd, daar niet meer zelf in kan voorzien. Hier doet zich dus dezelfde moeilijkheid voor als voor het kleine en middelgrote familiebedrijf in de industrie. In de afgelopen jaren was men gedwongen met de beschikbare middelen verbeteringen aan de bestaande schepen aan te brengen, ook als nieuwbouw veel economischer ware geweest. Het verwerkingsapparaat De visconservenindustrie is na de bevrijding van toenemende betekenis geworden. Meer dan een kwart van de totale aanvoer van verse haring wordt thans jaarlijks in de vorm van visconserven uitgevoerd. De haringrokerijen verzorgen eveneens een groeiende exportmarkt. Wil de visconservenindustrie echter haar positie op de exportmarkt behouden, dan zal zij moeten kunnen concurreren met prijs en kwaliteit. Dit vereist voortdurende verbetering van de outillage. De investeringen daarvoor kan hei bedrijf echter niet steeds uit eigen middelen financieren.
De productie van vismeel wordt ook in Nederland van grotere betekenis. De productie bedraagt thans 10 000 ton per jaar, waarmede slechts ten dele in de behoefte wordt voorzien. De mogelijkheid voor credietverruiming voor het verwerkingsapparaat komt later ter sprake. Het distributie-apparaat Nederland is een belangrijk visexporteiend land. Deze positie dient door kostprijsverlagende middelen te worden behouden. Naast de export vraagt in het bijzonder het binnenlands visverbruik de aandacht. Dit bedraagt voor Nederland slechts 9 kg per jaar, voor Duitsland 12, Denemarken 16, Zweden 20 en Engeland 25 kg per hoofd der bevolking. Zowel in het belang van de consument als van de gehele volkshuishouding is het gewenst, dat de consumptie van vis (goedkope eiwitten) wordt vergroot. Zulks kan worden bevorderd door sanering van de vloot en verbetering van het afzetapparaat. Uitbreiding en verbetering van het distributie-apparaat vereisen echter financiële middelen, waarover de handelaren veelal onvoldoende de beschikking hebben. Om hieraan tegemoet te komen zijn uit de ,,Moody Funds" gelden beschikbaar gesteld. Eventueel kan naderhand verdere tegemoetkoming in de credictbehoeftc worden overwogen. Voor de uitvoering van de financiering van de vloot en van de visverwerking bestaat geen op dit terrein gespecialiseerde instelling, waarvan met succes gebruik zou kunnen worden gemaakt. Credietvoorzicnin;; In de nu volgende uiteenzetting wordt verder alleen gesproken over tegemoetkoming in de credietbehoeften van het productie-apparaat, de vloot. De voorgenomen credietverlening is er op gericht, dat het bedrijf op een gezonde basis komt Ie rusten. Daarbij is niet uit het oog verloren, dat de aanvoeren in het algemeen niet teveel komen te liggen boven het huidige niveau. De verruiming van de credietvoorzicning zal anderzijds geen belemmering mogen vormen voor de activiteit van die credietinstanties, die zich reeds bemoeien met het visserijbedrijf. Een en ander heeft de Regering na ampele overweging doen besluiten voor de credietcn. welke nodig zijn om het financieringsplan sluitend te maken, naast de particuliere banken, de Herstelbank in te schakelen en niet over te gaan tot de oprichting van een zogenaamde „Visserij Bank", zoals in het Rapport van de Commissie Sanering Zeevisserij wordt voorgesteld. Hiervoor pleiten bovendien nog de volgende argumenten: 1°. het werkterrein is beperkt; 2°. een afzonderlijke bank, welker activiteit op een relatief gering bedrag per jaar betrekking heeft, zal stellig te duur werken; 3°. een financierings-instituul, dat zich uitsluitend zou bezighouden met het visserij-bedrijf, is eenzijdig en het is te betw ijfclen of dit de nodige gelden (die het visserij-bedrijf zelf niet kan opbrengen) elders zal kunnen vinden; de eenzijdigheid van het bedrijf zal daaraan mede in de weg staan; 4°. een afzonderlijk financierings-apparaat voor één bedrijfstak schept de tendenz naar het zoeken van financieringsobjecten en daardoor het gevaar, dat niet gerechtvaardigde investeringen zullen plaats vinden. Uit het voorgaande volgt tevens, dat de ruimere credietmogelijkheden slechts tot stand zijn te brengen met behulp van de Overheid en dan is de Herstelbank de meest aangewezen instelling om de credietverstrekking te verzorgen. Bovendien kan hierdoor op eenvoudige wijze de mogelijkheid worden geschapen, dat de verantwoordelijkheid voor de credietverruiming niet alleen bij de Overheid komt te liggen, maar dat tevens de mede-v erantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf behouden blijft. Om dit te bereiken zal een adviesorgaan worden ingesteld, dat een belangrijke taak krijgt bij de beoordeling van de projecten en de nodige deskundige voorlichting kan verschaffen.
3 Dit orgaan, waarin naast de Overheid het bedrijfsleven vertegenwoordigd zal zijn, zal deskundig zijn zowel op hel terrein van de visserij-praktijk als op dat van het credietwe/en. De samenstelling wordt als volgt: Ministerie van Landbouw, Visserij en Vocdsclvoorziening 2 leden Ministerie van Financiën 2 leden Bedrijfschap voor Visserijproducten I lid Stichting voor de Nederlandse Visserij 3 leden Federatie van de groothandel in vis I lid Unie Verkeer I lid Totaal
10 leden
Vlootplan De te bouwen vaartuigen zullen in het algemeen in de plaats treden van de te vervangen schepen. Indien gebruik wordt gemaakt van de financierings-regeling. zal de verplichting bestaan de vaartuigen in Nederland te laten bouwen. Voorts zal het, om te grote aanvoeren te vermijden, niet geoorloofd zijn de vervangen schepen nog aan de Nederlandse productie te laten deelnemen. Wel zal eventueel kunnen worden toegestaan, dat aan de vervangen schepen in een andere tak van de visserij een bestemming wordt gegeven. De Regering staat op het standpunt, dat voor de te vervangen schepen geen s'ooppremie kan worden gegeven, aangezien een dergelijk beleid onmiddellijk het karakter zou krijgen van een subsidie-politiek. Bij de navolgende bespreking van de verschillende groepen schepen worden, waar nodig, uitzonderingen op genoemd: voorwaarden aangegeven. De loggervloot bestaat uit 230 vaartuigen, waarvan in de loop van de eerstvolgende 10 jaren ten hoogste 40 eenheden door moderne, grotere schepen kunnen worden vervangen. De ervaring op de afzetmarkt heeft geleerd, dat de productiecapaciteit van deze vloot niet veel groter mag worden dan de huidige. In de sector van de grote-trawlervloot kan worden volstaan met esn vloot van een 19-tal moderne vaartuigen voor do Noordzee, ongerekend schepen, welke eventueel aan de „verre visserij"' deelnemen. Ongeveer 9 van de bestaande 25 schepen voldoen ruimschoots aan de eisen die aan goed geoutilleerde schepen mogen worden gesteld; de andere 16 schepen zullen vanzelf uit de vaart worden genomen, omdat zij onrendabel zijn. Binnen het kader van het 10 jarenplan kunnen derhalve 10 schepen worden gebouwd, waarvan 5 met vervanging en 5 zonder vervanging. Dat hier 5 schepen gebouwd zullen worden ..zonder vervanging" vindt zijn oor/aak in het feit, dat in de trawler-bouw een hiaat is ontstaan en dat het aanbeveling verdient de aanvoer van verse vis (rondvis) te verruimen. De holten loot (met inbegrip van de overige motorvaartuigen) beslaat uit ongeveer 450 schepen. Er worden uit eigen middelen en met middelen van derden nog steeds kotters gebouwd. Deze scheepjes vervullen voor een deel de taak van de voorheen aanzienlijk grotere trawlvloot. De vrees, dat deze vloot zich mettertijd zal overbouwen is reëel, zodat de vraag zal moeten worden overwogen, wanneer de bouw in deze sector moet worden beperkt. Het zou eenwel onbillijk zijn, indien voor de kottervloot geen gelegenheid tot nieuwbouw van te vervangen vaartuigen op dezelfde voorwaarden als voor de anders categorieën wordt voorgesteld, zou worden gegeven. Als dit beperkt blijft tol ten hoogste 20 kotters, wordt aan redelijke verlangens m.b t. de groep van de kottervissers voldaan. Een uitzondering dient te worden gemaakt voor de vissers. die gedwongen worden hun oude visserij op te geven en een nieuw arbeidsveld te zoeken, waarbij speciaal moet worden gedacht aan vissers op hel Usselmeer, aan wie wegens de voortgaande inpoldering de bestaansmogelijkheid wordt ontnomen.
De ondergetekenden menen, dat — nu dit nog kan — aan een 40-tal van deze vissers de gelegenheid moet worden geboden een nieuw bestaan op de Noordzee op te bouwen, waartoe een 40-tal IJsselmecrvaartuigen moet worden vervangen door Noordzeckotters, waarvan een 20-tal on korte termijn kan worden gebouwd. De garnalenvissers, o.a. die in het Zuid-Westen van het land, alsmede de ansjovisvissers oefenen hun bedrijf veelal uit met ondoelmatige en verouderde scheepjes. De/e kleine bedrijven /uilen voldoende geholpen zijn, wanneer zij in staat worden gesteld om geschikte tweedehands vaartuigen over te nemen. Het betreft hier een vervanging van ca. 100 scheepjes. Velen van deze 100 bedrijfjes en ook van de hierboven genoemde 40 IJsselmeerbedrijven komen, mede uil sociale overwegingen, in aanmerking voor een extra tegemoetkoming in hun financiering. Bij de bouw van schepen moet over de gehele linie aan de eis van goede accomodatie worden voldaan. Financiering
Mede in verband met de in het Rapport Tinbergen gedane voorstellen heeft de Regering tot de volgende wijze van credit tverlening besloten. Voor de aanschaffing van nieuwe schepen /al als regel de ieder of schipper-eigenaar over tenminste 25 95 eigen middelen moeten beschikken, terwijl hij bovendien 25 '.'< van de bouwsom als hypothecair crediet (eerste hypotheek) van particuliere banken /al moeten aantrekken. Ingeval duidelijk is komen vast te staan, dat aanvrager over meer dan 25 % eigen middelen kan beschikken, zal hij deze moeten aanwenden voor de bouw van het nieuwe schip.De grootte van het aandeel „eigen middelen" in het totaal van de bouwsom wordt bepaalt! nadat het adviesorgaan is gehoord. De resterende credietbehoefte zal gedekt worden door een lening van de Herstelbank. De/e door de Herstelbank te verlenen credieten zullen gedeeltelijk door de Overheid moeten worden gegarandeerd voor hoofdsom en rente, zulks in verband met het feit, dat aan deze credieten aflossings- en rentefaciliteiten /uilen zijn verbonden. De credietvoorwaarden /uilen aangepast zijn aan het specifieke karakter van het visserijbedrijf. Als richtlijnen voor de credietverlening door de Herstelbank zullen de volgende normen worden aangenomen: 1. De aanvragen worden bij de Herstelbank ingediend. De/e /al geval voor geval aan het adviesorgaan ter beoordeling voorleggen. 2. De belanghebbende /al in normale gevallen tegemoet gekomen worden met een crediet van 50 '.'< van de bouwsom. In die gevallen echter, waarin duidelijk wordt vastgesteld, dat de aanvrager over meer dan 25 ' < eigen middelen kan beschikken, zal deze lening overeenkomstig de meerdere inbreng aan eigen middelen verlaagd worden. 3. De lening van de Herstelbank. zal voor \ gedeelte door de Herstelbank op eigen risico worden verstrekt, terwijl het overige gedeelte door de Staat zal worden gegarandeerd voor hoofdsom en rente. 4. De lening van de Herstelbank zal een looptijd hebben van 20 jaar. onder verplichting voor de credietnemers om jaarlijks 5 ' < af te lossen en een rente van 4i ''< te vergoeden, zulks voor zover de credietnemers niet ingevolge het hierna gestelde van een en ander worden ontheven. Mochten in de algemene rentestand grote schommelingen optreden, dan zal het rentepercentage kunnen worden herzien. 5. Aan het door de Staat gegarandeerde deel van het crediet zullen in beginsel ten aanzien van de verplichting tot het betalen van rente en aflossing faciliteiten zijn verbonden, indien het bedrijf aan deze verplichting niet kan voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met tic middelen, benodigd voor de bestrijding van de redelijke kosten van levensonderhoud der credietnemers. Kwijtschelding van de bedoelde verplichtingen
4 zal slechts kunnen plaats vinden, indien de onvoldoende financiële resultaten van het betrokken bedrijf gepaard gaan met tak; /niks om te voorkomen, dat de credietnemers bij de uitoefening van hun bedrijf rekening houden niet Üe mogelijkheid, dal ten aanzien van de bedoelde verplichtingen faciliteiten /uilen wmden verleend. Kwijtschelding van rentebetaling zal aan het eind van een periode van 5 jaar definitief worden vastgesteld, nadat tevoren van jaar tot jaar is bezien, of de jaarresultaten gehele of gedeeU telijkc betaling veroorloven. Van jaar tot jaar zal aan de hand van de jaarresultaten worden beoordeeld of, en zo ja in welke mate, aan de verplichting tot betaling van aflossing kan worden voldaan. Over de definitieve kwijtschelding van aflossingen zal worden beslist in verband met de geschatte gebruiksduur van het schip. Om in deze het bedrijfsleven eveneens verantwoordelijkheid te laten dragen /al het oordeel van het eerder genoemde advies-
Maximale bouw- Maximale kosten per investeringsvaartuig kosten
Aantal vaartuigen
overeenkomstige onvoldoende resultaten van de gehele bedrijfs» 10 40 20 40 100
trawlers lougers kotters kleine kotters tweedehands vaartuigen.
1250 000,— 500 000, — 200 000,— 135 000,— 20 000,— (koopprijs)
f 12,5 20 4 5,4 2
min min min min min
f 43,9 min
Totaal van het maximaal te investeren bedrag .
De wijze, waarop de middelen voor deze investeringen bijeengebracht zullen worden, is in de gegeven finaneieringsrichtlijnen vastgelegd. Schematisch is een en ander als volgt weer te geven: Lening Herstelbank
Totale investeringskosten
Onderdeel
20 kotters 100 tweedehands Totaal . .
vaartuigen
12,5 20 4 5,4 2 43,9
Eigen middelen
Hypothecaire credieten van particuliere banken ')
Eigen risico Herstelbank
in millioci ten guldens 1,6 3,1 5 2,5 1 0,5 1 1,4 0,2 0,5 11 5.8
3,1 5 1 0,5 9,6
Overheidsgarantie bijzondere regeling
Overheidsgarantie algemene regeling 4,7 7,5 1,5
3 0,8 3,8
13,7 17,5
orgaan worden gevraagd over deze eventuele noodzakelijke correctie van het verleende crediet. De hierboven gegeven richtlijnen hebben betrekking op de steun bij investeringen, waarvan de verwachting bestaat, dat de credietnemer in staat zal zijn onder normale omstandigheden aan de rente- en aflossingsverplichting te voldoen. Een uitzondering op deze algemene regeling zal gemaakt dienen te worden voor de vissers, die gedwongen worden hun oude \ iss:rij op te geven en die in de visserij willen blijven, waarbij met name gedacht wordt aan de IJsseimeervisserij. Deze vissers zullen niet ailen in staat zijn 25 % aan eigen middelen op te brengen, zodat zij het project geheel met credieten moeten financieren. De Herstelbank zal deze crcdietverlening geheel verzorgen, waarbij 25 % als eerste hypotheek wordt \erstrekt, terwijl het restant voor driekwart door Overheidsgarantie zal worden gedekt. Het/elfde geldt gedeeltelijk voor de sector ,van de kleine visserij, namelijk de.garnalenvisserij en de kleine kustvisserij. Deze vissers zullen voldoende geholpen zijn, wanneer zij in slaat worden gesteld om geschikte tweedehands vaartuigen over te nemen. In eerste aanleg /uilen zij een lening van de Herstelbank kunnen verkrijgen van maximaal 75 % van de koopprijs der over te nemen vaartuigen. Bij uitzondering zal tot een credietverlening tot 100 % kunnen worden overgegaan. In beide gevallen heeft de Herstelbank een eerste hypotheek van 25 ', , terwijl het restant van de lening voor driekwart door Overheidsgarantie zal worden gedekt. Een en ander mag ten hoogste de vervanging van 100 verouderde scheepjes bctreffen. De vraag rijst tenslotte, welk totaal bedrag in het kader van deze financieringsregeling maximaal door Overheidsgarantie gedekt zal moeten worden. Om dit te kunnen vaststellen is het noodzakelijk na te gaan, tot welke investeringen het vlootplan maximaal zal kunnen leiden. Uitgaande van het aantal vaartuigen, dat volgens het plan ten hoogste gebouwd mag worden, kan de volrcnde berekening worden opgesteld:
In dit schema is aangenomen dat bij alle onder de algemene regeling te bouwen schepen slechts 25 % van de bouwsom met eigen middelen wordt gefinancierd, zodat het totaalbedrag der laatste twee kolommen (f 17,5 min) het maximaal door Overheidsgarantie te dekken bedrag aangeeft. Ook voor de visverwekende industrie achten de ondergetekenden een credietverruiming gewenst. Gedacht wordt aan het verstrekken van Herstelbankcrcdieten, welke tot een bedrag van ten hoogste f 2,5 min. door de Overheid zullen worden gegarandeerd. De voorwaarden en de faciliteiten zullen individueel nader worden bepaald. Zoals uit het bovenstaande blijkt zal de Overheidsgarantie ten hoogste kunnen oplopen tot f 20 min. In aanmerking nemend, dat aangezien de credietverlening ecu periode van 10 jaren zal bestrijken, terwijl reeds in de eerste jaren aflossingen binnenkomen l - het totaal uitstaande bedrag het karakter van een ..revolving fund" zal dragen, kan worden gesteld, dat voor de garantieverklaring met een lager bedrag dan f 20 min. kan worden volstaan. Met inachtneming van een voldoende veiligheidsmarge kan dit bedrag op f 17 min. worden vastgesteld. De ondergetekenden zijn van oordeel, dat op de bovenaangegeven wijze op effectieve wijze kan worden bijgedragen aan de zo nodige reconstructie van onze visserijvloot, en stellen zich voor zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen ter uitvoering van het bovenstaande financieringsplan te treffen. De Minister van Landbouw, en Voedselvoorziening, MANSHOLT. De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT. 1
) In bijzondere gevallen kan dit de Herstelbank zijn.
Visserij
BIJLAGE I
NADERE BESCHOUWING INZAKE DE FINANCIERING VAN DE NEDERLANDSE VISSERIJ IN HO U D De periode voor 1914 De periode van 1920 tot 1930 De crisisjaren L930 tot 1940 De periode sinds 1945 Financieringsrekening 1946 l/m 1951 Samenstelling van de vloot Oorzaken van de achteruitgang van de vissersvloot . De huidige onvoldoende credietvoorziening voor de visserij 9. Enige aspecten van het visserijbedrijf 10. De voorwaarden der credietverlening 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
5 5 5 5 6 6 7 7 8 8
4. De periode sinds 1945 Na de bevrijding kon de visserij spoedig weer worden herval. Uit de door het L.E.I. uitgebrachte rapporten blijkt, dat met moderne vissersvaartuigen na de bevrijding gunstige resultaten werden bereikt. Uit de afschrijvingen en winsten werden verbeteringen en vernieuwingen aangebracht. Nochtans vertoont de vloot en mede daardoor ook de visaanvoer een in verschil' lende opzichten onbevredigend verloop. Voor uitvoeriger beschouwingen moge worden verwezen naar het rapport-Tinbergen. Hier worden in enkele hoofdlijnen de voornaamste problemen aangeduid. Allereerst een beknopt overzicht van de aanvoer. IA Hl I I \anvoer van zeevis in millioenen kg
I. De periode vóór 1914 Na de opkomst, eind I9e eeuw. van de stoomtrawler en de haringdrijfnetlogger maakte de Nederlandse zeevisserij een periode van bloei door tot omstreeks 1917. 2. De periode 1920 tot 1930 Na een korte na-oorlogshausse volgde na |92<» een reeks van voor de visserij moeilijke jaren. Zowel de haringdrijfnetvissei ij als de trawlvisserij van Umuiden waren afhankelijk van export, doch ten gevolge van de inflatie ging de export met grote moeilijkheden gepaard. In deze periode werd in het bijzonder de haringdrijfnetv isserij door Rijk en Gemeente financieel gesteund. Voor de gemeente Den Haag was dit in 1926 aanleiding tot het instellen van een ..Commissie voor het Scheveningse Visserijbedrijf". Uit een bedrijfseconomisch onderzoek bleek dat de rederijen in een slechte financiële toestand verkeerden. In verband daarmede werd aan de gemeente Den Haag geadviseerd aanvullende credieten te verlenen om de vloot te moderniseren. Bij de snelle technische ontwikkeling in de visserij bleek reeds in de 20-er jaren dat de familiebedrijven, waartoe vrijwel alle rederijen behoren, niet in staat waren in hun eigen kapilaalbehoefte te voorzien. In de haussejaren voor 1930 ging het ook in de visserij beter. In verband daarmede trof de Overheid geen maatregelen.
1. 1. 2. 3.
1 ei se teevis Plats is Rondvis Makreel
. . . .
Gem. I947/-49
1950
1951
1952
39,0 14,5 20.4 4,1
40.2 17.7 17,8 4.7
45.5 21.0 17,9 6.6
50.5 20.8 19.1 10,6
46.4 21,9 17,9 6,6
67,7 24. S
85,3 42.1
79.0 33,3 15,3 15.4 2.6
82.6 41.7 21,6 19,4 0.7
91,7 42.8 19,9 20,8 2.1
11. Haring 1. Zoute haring . 2. Verte haring . . a. van trawlers . b. van loggers . C. \ an kotters .
. . . . .
. . . . .
Bron: C'.H.S. Statistiek van de visserij. Uit de bovenstaande cijfers blijki een eenzijdige aanvoer van haring. Na de bevrijding is de totale aanvoer enigermate toegenomen, met uitzondering van de aanvoer van rondvis, hetgeen samenhangt met de overbevissing van de Noordzee en het vrijwel niet deelnemen van Nederland aan de visserij bij IJsland en verder Noordelijk. Dit heeft na de bevrijding geleid tot een eenzijdige ontwikkeling in de Noordzeevisserij in die zin, dat de betekenis van de grote trawlvisserij in Umuiden achteruitging en de visserij met kotters van meer belang werd. I VBEL2 Aantal vissersvaartuigen in bedrij/
3. De crisisjaren 1930 tot 1940 De crisis van 1930 trof de visserij zwaar. De export van verse vis ging grotendeels verloren, die van haring ging met grote moeilijkheden gepaard. Aan verschillende takken van visserij werd door de Overheid financiële steun verleend. Ofschoon geen cijfers ter beschikking staan kan er van worden uitgegaan dat in ! c'39 hij hel uitbreken van de oorlog de Nederlandse visserij niet over vernieuwingsfondsen en reserves van enige betekenis beschikte.
Gem. l930/'38
Stoomtrawlers . . . . Motortrawlers . . . . Stoomloggers . . . . Motorloggers (drijfnet) Kotters, enz
1938
1948
1949
1 950
1951
1952
91 5 44 216 260
53 9 29 177 352
45 9 27 190 374
26 13 23 192 342
26 14 21 ISS 355
22 13 20 197 344
Bron: Jaarcijfers van de Directie \ m de Visserijen. III
3436
1—2
financiële eisen aan het visserijbedrijf. Ten einde een inzicht te Hel aantal in bedrijf zijnde sloomtrawlers en stoomloggers blijkt aanzienlijk te zijn gedaald. Ten opzichte van de stoom- ' verkrijgen in de vraag hoeveel in de jaren 1946 t/m 1951 in de viool werd geïnvesteerd en waar de daarvoor benodigde midloggers betreft dit het verloren gaan van enkele stoomloggers delen vandaan komen, werd een financieringsrekening opgeen de vervanging door motorloggers. Met betrekking tot de steid, welke hieronder volgt. sloomtrawlers is de daling niet alleen een gevolg van oorlogsverliezen, doch ook van het na de bevrijding slopen van een [Deze financieringsrekening heeft betrekking op ongeveer 700 aanzienlijk aantal kleinere onrendabele vaartuigen. vissersvaartuigen waarvan 250 grote schepen (trawlers en loggers) en 450 kleine schepen (kotters en botters). De afgevoerde stoomtrawlers werden slechts zeer ten dele Voor verdere toelichting op de afzonderlijke posten zij ververvangen door grotere nieuwe stoom- of motortrawlers. In de wezen naar hel rapport-Tinbergen en bijlage II. plaats van de kleinere stoomtrawlers kwam echter een vcrgroUit tabel 4 blijkt dat in nieuwbouw, verbeteringen en aanting van de motorkoltervloot. De/e uitbreiding van de kottervulling der voorraden ongeveer f 56,7 min. werd geïnvesteerd. vloot leidde tevens tot een vergroting van de aanvoer van platVan buiten het bedrijf werd f 12 min. in de vorm van hypovis. thecaire leningen verkregen. Uit grotendeels na de bevrijding Een globaal overzicht van de aanvoer en uitvoer, alsmede gevormde afschrijvingsfondsen, reserves en winsten kwam uit van het binnenlands verbruik van vis volgt hieronder. hel bedrijf zelf ongeveer f 43,4 min. ter beschikking. Nieuwe investeringen van buiten de visserij in de vorm van eigen middelen waren van geringe omvang. TABEL 3 Opvallend is dai na 1945, evenals voor 1940, slechts weinig Aanvoer en uitvoer van vis, ichaaU en schelpdieren in langlopend crediet van buiten de kringen der visserij kon vvormillioenen guldens en verbruik van zeevls den aangetrokken. per hoofd in kg Aanvoel
Uilvoer
19,5 72.2 82,7 89,7 72,3 71,5 84,3 89,4
13,6 19.3 40,2 46.0 66,9 60,5 78,0 95,4
Verbrui per hoofd in kg
6. Samenstelling van de vloot 1938 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952
9,2 13,0 13,8 13,4
9.8 9.0 8.7 9.3
Broir C.B.S. Statistiek van de visserij. Uit bovenstaande gegevens blijkt, dal de waarde van de aanvoer van vis thans ongeveer 4.5 maal zo groot is als voor de oorlog. De waarde van de uitvoer is ongeveer 6 maal zo groot als voor de oorlog. Hel binnenlands verbruik is ongeveer even laag gebleven als voor de oorlog. Vergeleken met Duitsland 12 kg., Denemarken 16 kg.. Zweden 20 kg. en Engeland 25 kg. per hoofd der bevolking is het visverbruik in Nederland als laas te beschouwen. 5.
I iiiaiuii'iiiigsii'keiiiiig 1945 t/m 1951
De Nederlandse vissersvloot werd gedurende de oorlog jaren zwaar geteisterd. Hel herstel van beschadigde en tol hulpoorlogsschip verbouwde vissersvaartuigen, alsmede de gedeellelijke vervanging van verloren gegane schepen, stelde hoge
Het resultaat van de beperkte investeringen sinds 1945 is, dat de vissersvloot slechts ten dele kon worden vernieuwd of verbeterd. Bij de beoordeling van de leeftijdsopbouw van de Ncderlandse vissersvloot dient in aanmerking te worden genomen, dat 20 jaar als een economische levensduur van de casco's voor de vissersvaartuigen en 10 jaar voor de motoren moet worden beschouwd. Fiscaal is normaliter afschrijving op casco in 20 jaar en op de motor in 10 jaar toegestaan. Beschouw! men de vloot tegen deze achtergrond dan blijkt, dat alle stoomloggers en veel sloomtrawlers als economisch verouderd moeten worden beschouwd, hetgeen betekent hoge onderhoudskosten, hoog brandstofverbruik en onvoldoende accomodatie voor de bemanning. Vervanging van deze schepen door moderne goedkoper werkende eenheden is zeer gewenst. Het aantal motortrawlers is gering. Enkele er van komen in aanmerking voor vervanging. Bij beschouwing van de motorloggers dient in aanmerking te worden genomen, dat een groot deel van deze schepen in de loop der jaren werd verlengd en van sterkere motoren voorzien. Aan de loggers met een zwak motorvermogen is echter weinig gedaan. In verband daarmede dienen de motorloggers mei een motorvermogen van 150 pk en minder te worden vervangen door moderne schepen.
TA BI I 4 Financieringsrekening vissen'/ 1946 t/m 1951 in min. gld. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ministerie van Wederopbouw Ministerie van Marine Zeluva „Engelse Pot" Scheepshypotheken Afschrijvingsfonds, reserves en winsten
Totaal
10,2 2.5,4 2.4 I2.41,-
1. Herstel oorlogsschade a. bijdrage Ministerie Wederopbouw 10,2 />. ten laste visserijbedrijf (wegens aangebrachte verbeteringen) 9,2 2. Nieuwbouw 24,5 3. Verbeteringen I3.4. Aanvulling voorraden |0,5. Saldo a. afgeloste hypotheken / b. liquide middelen *
73.
Totaal
73,-
7 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de Nederlandse vissersvloot per 1 Januari 1953.
Beschouwt men de gehele Nederlandse vissersvloot, waarvan de zeevissersvloot het voornaamste bestanddeel vormt, dan is het duidelijk dat op korte termijn sanering van de vloot noodza kei ijk is.
TABEL 5 Overzicht van de ouderdom van COSCO en motor ven de zccvisseisvlool met inbegrip van opgelegde vaartuigen Gem. ouderd. Aantal
1. Stoomt! OH Iers a. h. c. d.
. . .
240-349 ipk . . 350-499 ipk . . 500 799 ipk . . 800 en meer ipk
2 6 17 1
2. Motortrawlers
. . .
11
500-799 epk
. . . .
II
3. Stoomloggers o. 1 2 0 - 2 3 9 i p k b. 2 4 0 - 3 4 9 i p k
. . . . . . . . .
21 20 1
. . .
230
a. b. <. d. e. ƒ
tot 79 epk 80-119 epk 120-239epk 240-349 epk 350-499 epk 500-799 epk
. . . . . . .
. . . . . .
motor
. . . . . .
3 39 94 77 15 2
5. Motorkotters
. . .
206
Motorkotters
v. staal . . . .
56 41 24 15 13
13
II
10
II 9 3
15 12 6 5
v. hout . .
46
17
11
a. tot 79 epk . . . . b. 80-119 epk . . . e. 120-239 epk . . .
24 12 10
19 15 12
18 9 9
Motorkotters
6. Motorvaartuigen Motor vaartuigen
. . van
a. tot 79 epk . . . . b. 80-119 epk . . . c. 120-239 epk . . . Motorvaartuigen
13
2 6 13
2
5
6
20 1
160 46 52 60 2
. . . .
9
44 50 25 22 10 8 6 3
. . . . .
<20 <10 10 j.l'M j . i ii jaar ja.ii
4 1
40 39 39 33 20 23
a. tot 79 epk b. 80-119 epk c. 120-239 epk d. 240-349 epk
Motor
26
. . . .
4. Motorloggers.
casco
Casco
16 9 1
3 39 94 61 6 1
37 36 51
9 16 9
14 24 44 2
32 28 16
13 8 8
II 4 2
1 7 7
23 5 3
5 4 1
62 34 14
6 13 11
45 23 3
3
88 6 1
10 3 2
63 2
5
4 39 45 13 2
3 35 55 32 2
241 134
32
17
77 41 16
34 29 26
20 15 7
107
41
20
98 7 2
41
21 13 6
van
a. tot 79 epk . . . . b. 80-119 epk . . . C. 120-239 epk . . .
39 24
1
Van enige casco's en motoren is de ouderdom onbekend. Bron: De Zeevisserijvloot per I Januari 1953 No. I Uitgave van de Directie van de Visserijen. In bovenstaande tabel is de IJsselmeci vloot slechts voor een /eer klein deel begrepen. De kottervloot toont in tegenstelling tot de trawler- en loggcrvloot een gunstig beeld. Het slopen van de kleinere kuststoomtrawlers schiep nieuwe mogelijkheden voor de moderne kotters. Slechts een klein deel van de kottervloot komt voor vernieuwing van casco of motor in aanmerking. De groep motorvaartuigen toont een zeer ongunstig beeld. Dit zijn meest oude houten of stalen botters, hoogaarzen, enz. Vrijwel deze gehele vloot komt voor vervanging in aanmerking. De IJsselmeervloot en enkele andere categorieën vissersvaartuigen zijn niet in bovenstaande statistiek verwerkt. Ook van deze categorieën zijn vele schepen en motoren verouderd.
7. Oorzaken van de achteruiten}; van de vissersvloot
De viaag doel zich voor wat de oorzaak is, dat zelfs in de jaren van goede conjunctuur sinds de bevrijding de vernieuwing van de Nederlandse vissersvloot voornamelijk beperkt bleet t"l een groep motorkolters. Het antwoord op dc/e vraag is lot op zekere hoogte e.-n voudig. Immers het betreft hier vrijwel uitsluitend familiebedrijven, welke ten gevolge van de snelle technische ontwikkeling voor grote investeringen staan, welke het familiebedrijf niet meer uit de eigen kring kan opbrengen. Voor nadere beschouwingen ten opzichte van dit probleem moge echter worden verwezen naar het rapport-Tinbergen. Ook de visserij kent deze moeilijkheden. Reeds in de 20-er jaren werd, zoals hiervoor gereleveerd, van deskundige zijde gewezen op aanvullende credieten van de Overheid ten behoeve van modernisering van de vloot. Uit de financieringsrekening blijkt, dat in de algelopen iaren relatief weinig vreemd kapitaal werd aangetrokken. Dit vindt zijn oorzaak in de onbekendheid van de outsider met het visserijbedrijf. Men kan het risico van deze grote investeringen niet beoordelen en belegt in andere objecten, welke men minder riskant of beter te beoordelen acht. Dientengevolge ontbreekt de voor de visserij zo zeer gewenste voorziening in de credietbehoefle. De reder en visser waren en zijn dus tot op heden voornamelijk aangewezen op interne financiering. Dit heeft voor een groot deel van de vissersvloot geleid tot een noodgedwongen niet of onvoldoende modernisering van het productie-apparaat. Uit de financieringsrekening blijkt dat ongevcer evenveel werd besteed aan nieuwbouw als aan het aanbrengen van verbeteringen, dat wil zeggen voornamelijk verbouwingen aan loggers en andere vaartuigen, opdat het vaartuig niet behoefde te worden opgelegd, doch nog een aantal jaren in bedrijf zou kunnen blijven. Opleggen of verbeteren was de enige keus voor de reder of visser, aangezien de middelen onthraken een geheel nieuw modern schip aan te schaffen en er voor een conjunctuurgevoelig bedrijf als de visserij geen voldoende credictvoorzicning is om eventueel het ontbrekend kapitaal in de vorm van een hypothecaire lening aan te trekken. Het spreekt vanzelf, dat onder dergelijke omstandigheden het niet te vermijden is dat noodgedwongen oneconomische investeringen moeten worden gedaan teneinde het bedrijf gaande te houden, ook al kan worden verwacht, dat kapitaalverlies er het gevolg van zal zijn. in het bijzonder als tot sanering van de vloot zou worden overgegaan. Er zijn dan ook in de afgelopen jaren noodgedwongen verbeteringen aangebracht, welke achterwegc zouden zijn gebleven indien er een goede credietvoorziening voor de visserij ware geweest, op grond waarvan het mogelijk zou zijn geweest tijdig een nieuw schip te bouwen in piaals van een kostbare, doch een geringer bedrag vereisende verbouwing van het oude schip.
8. De huidige onvoldoende ircdictMior/iciiiiig voor de visserij De huidige credictvoorzicning voor de visserij bestaat voornamelijk uit lang crediet van de scheepsh\ potheekbanken, paiticulieren en crediethypotheken van gewone banken. Voorts worden in vele gevallen kleine credieten zonder onderpand verkregen van leveranciers van gasolie en visserijmaterialen, waardoor veelal voor de visser bindingen ontstaan, welke de opkomst van de aankoopcoöperatie in de visserij ernstig belemmeren. Het C.B.S. geeft sinds 1945 in de Statistiek der Scheeps* hypotheken een afzonderlijk overzicht van de nieuw ingcschreven scheepshypotheken op vissersvaartuigen, waaruit een duidelijk inzicht wordt verkregen in de betekenis van deze credietvoorziening voor de visserij.
8 TABEL 6 Nieuw Ingeschreven scheepshypolheken
Andere banken
Particulieren
Totaal
aantal f 1000 aantal f 1000 aantal f 1000 aantal flOÓO 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 Totaal
— 9 12
31 23 20 25 17
1. Gewone hypo theken 18 1 2 9 148 — — 312 5 11 142 48 1 341 4 11 889 13 723 II 9 1 021 293 31 1 193 18 1 215 21 493 13 813 24
—
137 5 397
63
3 252
120
il 96 118 96 87 423 161 321 1 313
3 29 18 244 28 572 46 I 485 47 1 699 60 1 737 64 2 569 54 1 627 320 9 962
II. Crediethypotheken 1945 1946 1947 1 9-18 1 949 1950 1951 1952 Totaal
— — — ..... — — —
— — — — — — —
1 7 5 1 216 793 23 33 2 336 29 845 24 1 437 14 692 15 554 145 15 380
— 1
— 2
— 1 1 — 5
— 60
— 170
— 20 20
— 270
7 1 7 1 576>) 23 793 35 2 506 29 845 25 1 457 15 712 15 554 150 8 150
Bron: Statistiek der Seheepshypotheken C.B.S. ') Exclusief een hypothecaire lening ad f 7 500 000,— van de Herstelbank ten behoeve van de walvisvaart. Uit bovenstaand overzicht, aangevuld met enkele andere gegevens, blijkt voor de periode 1945—1953 het volgende: gem. per hypotheek 320 gewone hypotheken f 9 962 000 ƒ31000 150 crediethypotheken . 8 150 000 54 000 Totaal 470 hypotheken . . . ƒ 1 8 112 000 ƒ 3 8 500 Gemiddeld werden per jaar ongeveer 60 hypotheken op vissersvaartuigen verleend van gemiddeld f 38 500 per schip. De nieuwbouwkosten bedragen voor: 1. kotters ƒ 200 000 2. loggers 500 000 3. trawlers 1250 000 Hieruit blijkt, dat voor vernieuwing van de vloot de huidige hypothecaire credietverlening van bescheiden betekenis is. Bij een ongunstig verloop van de conjunctuur kan worden verwacht, dat de crediethypotheken van minder betekenis zullen worden. Financiering van de afzei van vis. De hiervoor behandelde onvoldoende credietvoorziening geldt niet alleen voor de productiezijde van de visserij, doch evenzeer voor de afzet en verwerking van vis. De onbevredigende gang van zaken ten opzichte van de vernieuwing van de vloot leidt tot een gebrekkige voorziening met verse vis, in het bijzonder volksvis ( haring uitgezonderd ). Zolang niet vaststaat welke richting ten aanzien van de aanvoer van vis zal worden gevolgd is het zeer bezwaarlijk middelen te verkrijgen ter verbetering van de visafzet en de verwerking van vis. In het rapport-Tinbergen is uitvoerig uiteengezet, dat de financiering niet beperkt mag blijven tot de vloot, doch dat tegelijkertijd de afzet en de verwerking van vis de volle aandacht dienen te hebben. Immers een gesaneerde vloot met te beperkte afzetmogelijkheden zal moeten leiden tot cxpIoitatieen kapitaalverlies. Uit het zogenaamde „Moody Funds" zijn inmiddels gelden tot een bedrag van f 1 500 000 vrijgemaakt ten dienste van een
betere credictregeling voor de distributie-bedrijven in de vissector. Voor de wijze van besteding van deze gelden is een regeling getroffen, in overleg met de iMinister v o o r d e Publiekrechtelijke Bedrijfs Organisatie. 9. Enige verdere aspecten van het visserijbedrijf Hieronder volgen enige verdere economische gegevens over de visserij en de secundaire werkgelegenheid.
Werkgelegenheid: Vlool- en walpersoneel 12 000 personen Groothandel en visverwerkende bedrijven 2 500 personen Kleinhandel in vis 5 000 personen Visafslagen, scheepswerven, enz 3 500 personen Totale primaire en secundaire werkgelegenheid 23 000 personen b. De visserij is een kapitaalintensief bedrijf, zoals blijkt uit onderstaand overzicht van de totale vervangingswaarde van vloot en ncvenbedrijven: 1.
Vloot:
a. 250 loggers 250 b. 40trawlers 40 c. 250 grote kotters 250 d. 250 kleine kotters 250 e. 500 IJsselmeerschepen ... 500 ƒ. 200 ocster- en mosselschepen 200
X X x X x X
500 000 1 000 000 100 000 50 000 25 000
= ƒ = = = =
50 000 =
125 40 25 12,5 12,5
min. min. min. min. min.
10
min.
Totaal vloot ƒ 225 min. Gebouwen en opstallen aan de wal gem. f 50 000 per rcderijschip 290 X ƒ 50 000 = ƒ 14,5 min. 2. Groothandel en visverwerkende industrie: 500 rokerijen, inleggerijen, visconservenfabrieken, vismeelfabrieken, enz
25
3. Kleinhandel: het deel dat volgens het rapport-Tinbergen verbeterd dient te worden
17,5 min.
Totale vervangingswaarde ƒ282 C. Jaarlijkse omzetten van de visserij, de vishandel en de visverwerkende industrie: 1. Visaanvoer ƒ 100 2. Omzet groothandel en visverwerkende industrie 150 (hiervan wordt f 100 min geëxporteerd.) 3. Omzet kleinhandel 100
min.
min.
min. min. min.
10. De voorwaarden der credietverlening Voor een conjunctuurgevoelig bedrijf als de visserij verdient het aanbeveling, de investeringen zoveel mogelijk met eigen middelen te financieren. Practisch blijkt aantrekking van vreemd kapitaal, met name van hypothecaire leningen, onvermijdelijk. Immers de economische levensduur van een visserijvaartuig bedraagt ongeveer 20 jaar. In deze betrekkelijk lange periode bestaat door conjunctuurschommelingen en inflatie de mogelijkheid, dat tenslotte het afschrijvingsfonds onvoldoende is voor de bestrijding van de kosten van nieuwbouw. Bovendien doet zich de laatste decennia een snelle technische ontwikkeling in de visserij gelden, hetgeen ook in de komende decennia kan worden verwacht. De bouw van een nieuw modern vissersvaartuig kost dientengevolge aanzienlijk meer dan het schip, dat wordt vervangen. Het familiebedrijf, waarop de visserij is gebaseerd, blijkt evenals in de kleine en middelgrote industrie, niet in staat meer met eigen middelen het bedrijf ten volle te financieren. Om deze reden wordt een speciale credietvoorziening voor de visserij gevraagd.
9 Zoals hiervoor reeds uiteengezet, is het visserijbedrijf conjunctuurgevoelig, zodat voorkomen moet worden dat de vaste lasten te zwaar gaan drukken. Om deze reden zal een faciliteitscrediet verstrekt worden, hetgeen zal geschieden volgens de in de nota opgenomen regeling. Er zij met nadruk op gewezen, dat aan de genoemde aantallen te bouwen schepen geen absolute waarde dient te worden gehecht. Immers de mogelijke ontwikkeling van de verre visserij en de vernieuwing van de loggervloot zullen repercussies tot gevolg hebben, waarmede bij de verdere nieuwbouw rekening zal dienen te worden gehouden. Op de investeringen zal dit weinig invloed hebben, aangezien het onderlinge verschuivingen tussen de schccpstypcs betreft. In verband met het behoud en uitbreiding van de werkgelegenheid in de visserij, alsmede ter voorziening van de bevolking met eiwitvoedsel, wordt de bovenstaande financiële hulp aan de visserij in al haar geledingen, verantwoord geacht. BIILAGE II A. Exploitatierekening zeevisserij in min. gld. 1946 t/m 1950 Voor verschillende takken van bedrijf worden door het C.B.S. exploitatierekeningen opgesteld, welke een globaal beeld van de totale exploitatie van de betreffende bedrijfstak verschaffen. Aan deze gegevens is onderstaande tabel ontleend, voor zover het betreft de zeevisserij (incl. garnalenvisserij). Exploitatierekening zeevisserij in min. gld. 1946 t/m 1950 1946 947 1948! 1949 950 Inkoop grond- en hulpstoffen: a. buitenland b. Nederland Totaa 2 Toegevoegde waarde: a. lonen en salarissen /;. sociale lasten c. ondernemersinkomen, reserveringen, rente, winst d. afschrijvingen e. indirecte belastingen f. overige kosten Totaal
5 10
5 10
15
16
15
15
15
M 4
26 4
29 3
24 3
26 3
9
9 4
11 5 4 II
9 4 4 5
6 4 4 5
69
78
64
63
4
1
9 66
Bron: C.B.S. Toelichting, ontleend aan mededelingen van het C.B.S.: 1. de zeevisserij omvat: de grote en de kleine trawl- en snurrevaadvisserij, alsmede de garnalenvisserij; 2. het ondernemersinkomen omvat ook de beloning voor de verrichte arbeid van de schippers-eigenaar in de kleine trawl- en snurrevaadvisserij en de garnalenvisserij; 3. directe belastingen zijn niet onder de kosten opgenomen; 4. de post indirecte belastingen omvat voornamelijk de vercveningsheffing; 5. de afschrijvingen hebben betrekking op de vervangingswaarde; 6. de exploitatierekening heeft betrekking op ongeveer 700 zeevissersvaartuigen, waarvan 250 grote en 450 kleine schepen. B. Benadering van de in de zeevisserij voor investering beschikbaar gekomen financiële middelen in de periode 1946 t/m 1950 Met behulp van de aan bijlage II sub A ontleende gegevens inzake de afschrijvingen en het ondernemersinkomen, reservcringen, rente en winst is een benadering gemaakt van de in de Nederlandse zeevisserij voor investering beschikbaar gekomen financiële middelen in de periode 1946 t / m 1950.
Benadering HUI de inde zeevisserij voor in vest er ing beschikbaar gekomen middelen in de periode 1946 i m 1950 1946 1946 1947 1948 1949 1950 t/m 1950 1. Ondernemersinkomen, reserveringen, rente en winst . . . .
9
9
2
2
II
11
9
6
44
2,5
2
2
10,5
13,5
II
8
54,5
11
2. Geraamd belastbaar deel der af-
3. raming der directe belastingen (40%)
4,4
4,4
5,4
4,4
3,2 21,8
6,6
6,6
8,1
6,6
4,8 32,7
2
2
2,5
2
2
8,6
8,6
10,6
8,6
6,8 43,2
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
7,1
7,1
9,1
7,1
5,3 35,7
4 3,1
4 3,1
5 4,1
4 3,1
4 21 1,3 14,7
4. Geraamd onbelast deel der af-
5. Geraamd arbeidsloon schipperseigenaar . . . .
10,5
7,5
6. Beschikbaar voor investering waarvan: a. afschrijving (veivangingsb. reserveringen, renteen winst
Toelichting: Het onder A vermelde ondernemersinkomen en de afschrijvingen zijn niet geheel beschikbaar voor investeringen, aangezien rekening moet worden gehouden met de directe belastingen en de vergoeding voor de verrichte arbeid van de schipperseigenaar. 1. Directe belastingen (vennootschapsbelasting, ondernemersbelasting, inkomstenbelasting, vermogensbelasting). a. Aangezien de belastingvoorschriften bij de afschrijving uitgaan van de historische kostprijs is een deel van de op vervangingswaarde gecalculeerde afschrijving fiscaal belastbaar. Voorzichtigheidshalve is er van uitgegaan, dat slechts de helft van de op de vervangingswaarde gebaseerde afschrijving belastbaar is. />. De directe belastingen zijn zeer voorzichtig geraamd op gemiddeld 40 c/c van het totaal van ondernemersinkomen, reserveringen, rente, winst en van het financieel belastbaar deel der afschrijvingen. 2.
Vergoeding voor door de schippers-eigenaar verrichte arbeid. Onder het ondernemersinkomen genoemd onder A is een vergoeding begrepen voor door firmanten en schippers-eigenaar verrichte arbeid. Stelt men dit arbeidsloon, bestemd voor levensonderhoud van het gezin, voorzichtigheidshalve op niet hoger dan f 3500 per jaar, dan bedraagt dit voor 450 vaartuigen van schippers-eigenaar in totaal f 1,5 min. per jaar. Met het arbeidsloon van firmanten is geen rekening gehouden. In totaal blijkt volgens de voorafgaande raming over de jaren 1946 t / m 1950 ongeveer f 36 min. maximaal beschikbaar te zijn gekomen voor investering in de zeevisserij. Veronderstelt men, dat in 1951 hetzelfde resultaat ter beschikking is gekomen als in 1950, dan zou over de periode 1946 t / m 1951 ten hoogste f35,7 -f- f 5,3 = f 41 min. voor investering beschikbaar zijn gekomen. Het is in het algemeen te verwachten, dat de voor investering beschikbaar komende middelen geringer zullen worden. Immers, enerzijds zijn de winstmogelijkheden minder geworden, anderzijds leiden de fiscale afschrijvingen op basis van de historische kostprijs er toe, dat een deel van de bedrijfscconomische afschrijving, op basis van de vervangingswaarde, naar de fiscus gaat, waardoor onvoldoende middelen overblijven voor vernieuwing.