Zitting 1965-1966 - 8 3 0 0 RIJKSBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 1966 HOOFDSTUK VI - JUSTITIE MEMORIE VAN TOELICHTING NR. 2
ALGEMEEN GEDEELTE Inleiding Op het tijdstip waarop de ondergetekende zijn ambt aanvaardde — op de helft van een normale parlementaire periode — waren vele onderwerpen van wetgeving en beleidsvorming reeds met voortvarendheid in behandeling genomen. De verdere ontwikkeling van deze zaken, aangepast aan het beleid, dat hij zich voorstelt te voeren, is de eerste taak, die de ondergetekende zich stelt. Het programma van wetgeving en beleid, en de daarbij noodzakelijke keuze van prioriteiten, wordt voorts bepaald door het bestek, dat in de Regeringsverklaring van april 1965 is uiteengezet. Evenals vorig jaar worden in deze Memorie onderscheidene onderwerpen van zorg der justitie van een toelichting voorzien. Een systematische opstelling is nagestreefd. Ministerie Organisatie In het belang van het doelmatig functioneren van de organisatie zijn in het afgelopen jaar enkele wijzigingen in de organisatiestructuur aangebracht. Het stafbureau Organisatie en Efficiency bereidde de vereiste beslissingen voor in nauwe samenwerking met de beleidsafdelingen van het ministerie. Teneinde de secretaris-generaal ook op het terrein van de wetgeving en de internationale justitiële vraagstukken gelegenheid te geven tot leidinggevende werkzaamheden, is een raadadviseur in algemene dienst aan hem toegevoegd.
Een mogelijkheid hiertoe, bestaande in het gebruik maken van de gegevens, welke beschikbaar komen bij de uitvoering van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen, wordt thans uitgewerkt. Van de andere onderwerpen, welke door de beleidsafdelingen in samenwerking met het organisatiebureau van het ministerie zijn ter hand genomen, worden genoemd: de herziening van de organisatie van de Politie Verbindingsdienst, waarbij nadruk is gelegd op de technische research, en adviestaak op communicatiegebied van deze dienst; de ontwikkeling van een systeem voor een meer gerichte en planmatig voorbereide surveillance bij de landgroepen van het Korps Rijkspolitie; de voorbereiding van de bouw van de nieuwe gevangenis te Gouda, waarvoor het programma van eisen nagenoeg gereed is gekomen. De ondergetekende acht het van belang te bevorderen dat elk hoofd van een onderdeel van de dienst zich ervan bewust is, dat aan zijn functie inhaerent is de zorg voor een doelmatige organisatie en uitvoering. Hiertoe is bepaald dat jaarlijks een verslag wordt gedaan van hetgeen deze ambtenaren aan de verbetering van de doelmatigheid hebben kunnen doen. Wetgeving In een bijlage van deze memorie is, ter oriëntatie, een lijst opgenomen van de wetten die in het afgelopen zittingsjaar tot stand zijn gekomen, alsmede van de wetsontwerpen die bij de Staten-Generaal aanhangig zijn, een en ander voor zover zij (primair) het departement van de ondergetekende aangaan. Waar nodig wordt hieronder nog nader ingegaan op de aanhangige ontwerpen.
Bevordering doelmatigheid
PRIVAATRECHT
De toenemende mogelijkheden op het terrein van mechanisatie en automatisering enerzijds en de moeilijkheden met betrekking tot de personeelswerving anderzijds, nopen ertoe na te gaan in hoeverre van deze mogelijkheden gebruik kan worden gemaakt bij de diensten, ressorterende onder het ministerie. Er wordt naar gestreefd dat het ministerie op dit gebied de beschikking krijgt over de nodige deskundigheid. Inmiddels worden reeds maatregelen getroffen om de salarisadministratie van het Korps Rijkspolitie evenals zulks voor de overige salarisberekeningen het geval is, met inschakeling van de Rijkscentrale voor Mechanische Administratie mechanisch te verwerken. Voorts wordt gewerkt aan de automatisering van de administratie ten aanzien van de kinderen die aan de Raden voor de Kinderbescherming zijn toevertrouwd dan wel onder toezicht zijn gesteld van de kinderrechters. Deze automatische verwerking dient om de controle op de uitgaven en de gedeclareerde verpleegkosten ie vereenvoudigen en ter verkrijging van statistische gegevens, ten behoeve van de beleidsvoering op dit terrein. Onderzocht wordt in hoeverre de automatisering kan worden dienstbaar gemaakt aan de opsporing van gestolen of vermiste bromfietsen.
Nieuw Burgerlijk Wetboek De voorbereiding van de openbare behandeling in de Tweede Kamer van het ontwerp van wet tot vaststelling van Boek 4, het Erfrecht, is in het verstreken zittingsjaar afgesloten met het eindverslag van de Commissie voor Justitie en een nota van de ondergetekende naar aanleiding van dat verslag. De openbare behandeling zal in de eerste weken van het nieuwe zittingsjaar plaats hebben. Inmiddels wordt verder gewerkt aan de memories van antwoord op de voorlopige verslagen van de Commissie voor Justitie over de Boeken 3 en 5. Het Vermogensrecht in het algemeen en het Zakenrecht. Het in augustus 1964 ingediende ontwerp tot vaststelling van Boek 6, het Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, heeft de commissie in behandeling om daarover voorlopig verslag uit te brengen. Met de opstelling van het voorontwerp voor Boek 7, Bijzondere overeenkomsten, worden goede vorderingen gemaakt. Hetzelfde geldt voor Boek 8, dat het zee-, luchtvaarten binnenvaartrecht zal regelen. In dit voorontwerp zal ook een gedeelte aan het wegvervoerrecht worden gewijd. Wat de invoering betreft van de beide boeken die het Staatsblad hebben bereikt, de ondergetekende hoopt te bevorderen dat het ontwerp-Invoeringswet Boek 1, het Personen- en fa8300
VI
2
(6 vel)
2 milierecht, voor het einde van dit kalenderjaar de Tweede Kamer zal bereiken. Ook de invoering van Boek 2, Rechtspersonen, is thans in studie genomen, mede in verband met zijn voornemen om een voorstel tot opheffing van het preventief toezicht op verenigingen in het ontwerp-Invoeringswet op te nemen.
nomische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Sociale Zaken en Volksgezondheid. Aan de voortgang van de arbeid van de werkgroep wordt door het kabinet hoge prioriteit toegekend.
Nieuw bewijsrecht De indiening van het wetsontwerp inzake het nieuwe bewijsrecht, dat mede van belang is voor de invoering van Boek 1 van het nieuwe B.W., is in het komende zittingsjaar te verwachten.
Kinderbescherming De ambtsvoorganger van de ondergetekende heeft een commissie ingesteld om van advies te dienen over de vraag of, en zo ja, welke wijzigingen de wetgeving op het terrein van de kinderbescherming zou moeten ondergaan. De commissie heeft haar werkzaamheden intussen aangevangen.
Stakingsrecht De ondergetekende stelt zich voor een voorontwerp van wet in de loop van het komende zittingsjaar aan de S.E.R. om advies voor te leggen.
PUBLIEKRECHT
Ondernemingsrecht Zoals bekend is, is het rapport van de Commissie-Verdam toegezonden aan de S.E.R. met verzoek om advies. Evenals haar voorgangster beschouwt de Regering dit rapport als een gewichtige bijdrage tot de herziening van het geldende ondernemingsrecht. Zij kan zich in grote trekken verenigen met de visie op de onderneming, die tot uiting komt in de voorstellen tot wetswijziging welke het rapport bevat. Zij ziet het advies van de S.E.R. dan ook met grote belangstelling tegemoet en hoopt dat de Raad dit advies in zijn geheel of in gedeelten zo tijdig zal uitbrengen, dat nog in deze parlementaire periode regeringsvoorstellen in de Staten-Generaal in behandeling kunnen worden genomen. Rechtspositie huurders van bedrijfsruimten Ten vervolge op hetgeen hieromtrent in de Regeringsverklaring is gezegd, zij medegedeeld, dat een wetsomwerp gereed is gemaakt, dat thans onderwerp van interdepartementaal overleg uitmaakt. Competentiegrens van de kantonrechter in burgerlijke zaken De ondergetekende is voornemens een verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter in burgerlijke zaken ter hand te nemen. De vereiste raadpleging zal spoedig beginnen. Beleid inzake onroerend goed Inmiddels is met betrekking tot de door het Kabinet in de Regeringsverklaring aangekondigde maatregelen inzake de prijsvorming van onroerend goed een interdepartementale werkgroep met de voorbereidende werkzaamheden begonnen. Tot de taak van deze werkgroep behoort: 1. het onderzoek naar de mogelijkheid van een wettelijk geregeld voorkooprecht van gemeenten c.q. provincies bij verkoop van gronden, die in de toekomst bebouwd of voor doeleinden van openbaar nut gebruikt zullen worden: 2. het aangeven van een regeling die de overheid in staat zal stellen om bij aankoop c.q. onteigening ten algemene nutte van gronden, aan eigen boeren en tuinders, wanneer zij dat wensen, zoveel mogelijk een passend vervangend object aan te bieden; 3. het voorbereiden van voorstellen tot een zodanige wijziging van de Onteigeningswet, dat bij het vaststellen van de waarderingsnorm bij onteigening waardestijgingen als gevolg van speculatieve verwachtingen en waardestijgingen, die uitgaan boven de waarde van het onroerend goed, voordat de prijsstimulerende werking van een bestemmingsplan optrad, zoveel mogelijk worden geëlimineerd; 4. een nieuw onderzoek inzake een wijziging van de Rcgistratiewet met betrekking tot opeenvolgende verkopen binnen zeer korte termijn. In de werkgroep hebben zitting vertegenwoordigers van de departementen van Justitie, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw en Visserij. Verkeer en Waterstaat, Eco-
Wijzigingen in het Wetboek van
Strafrecht
Na de recente wijzigingen die in het Wetboek van Strafrecht zijn aangebracht — waaronder die van het op 1 juli van dit jaar ingevoerde nieuwe kinderstrafrecht — zullen in de naaste toekomst nog diverse onderwerpen op het terrein van het Wetboek de aandacht van de wetgever vragen. In voorbereiding zijn thans wetsontwerpen strekkende tot: a. strafbaarstelling van corruptie in de sfeer van het bedrijfsleven; b. afschaffing van de bijkomende straf van plaatsing in een rijkswerkinrichting, zulks in aansluiting bij het te geven gevolg aan het voorstel van de Commissie-Stoffels ten aanzien van de strafbepaling omtrent souteneurs; c. strafbaarstelling van meineed voor internationale gerechten (Beneïux-modelwet); d. wijziging van titel XXV van Boek II betreffende bedrogsdelicten (eveneens een Benelux-modelwet). Voorts zijn •— c.q. komen — de volgende onderwerpen in studie: a. wettelijke maatregelen op het gebied van de psychopatenzorg (in behandeling bij de Commissie-Van der Horst); b. de mogelijkheid van unificatie der bepalingen betreffende strafbare feiten begaan door of vanwege corporaties; c. de vraag in hoeverre de straf van hechtenis, als afzonderlijke vorm van vrijheidsstraf, in een reële behoefte voorziet, c.q. door een gewijzigde vorm van executie daarin beter zou kunnen voorzien; d. de plaats en de functie van de vermogensstraf in het geheel van het strafstelsel; e. de mogelijkheden van nadere wettelijke bescherming van de intimiteit van de persoonlijke levenssfeer tegen inbreuken. (Hierbij zij herinnerd aan het onlangs door de Minister-President gegeven antwoord op vragen van een aantal leden van de Eerste Kamer over dit onderwerp: Aanhangsel Handelingen I, zitting 1964—1965, blz. 6 1 ) . Met name voor zover de talrijke tot stand gebrachte of in overweging genomen herzieningen betrekking hebben op het algemeen deel van het wetboek, kunnen zij aanleiding geven tot de vraag of een meer algemene herziening niet wenselijk zou zijn. teneinde aldus tot een gaver geheel te komen. Reeds in 1922 klaagde Simons, in het woord vooraf bij de vierde druk van Deel II van zijn bekende Leerboek van het Nederlandsche Strafrecht over de .,voortdurende wijziging en aanvulling van het wetboek, waardoor dit als wijlen de Code Pénal langzamerhand een lappendeken gelijk wordt". De ondergetekende zou in dit stadium willen volstaan met de opmerking, dat hij zich omtrent de mogelijkheid en wenselijkheid van zulk een meer algemene herziening van het algemeen deel (Boek I) van het Wetboek van Strafrecht zal beraden. Anti-conceptionele middelen Als uitvloeisel van hetgeen daaromtrent in de Regeringsverklaring is opgemerkt en mede gelet op de inmiddels gedane aanbevelingen van een van regeringswege ingestelde gespreks-
3 groep, is interdepartementaal overleg gaande over wettelijke maatregelen betreffende anti-conceptionele middelen. Gestreefd wordt naar de spoedige indiening, bij de Staten-Generaal, van op deze aangelegenheid betrekking hebbende voorstellen, welke mede voorzien in wijziging van het Wetboek van Strafrecht. Partiële herziening Wetboek van Strafvordering Een door de ambtsvoorganger van de ondergetekende ingestelde commissie, onder voorzitterschap van de President van de Hoge Raad der Nederlanden, mr. dr. G. H. A. Feber, is belast met het voorbereiden van een partiële herziening van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge haar opdracht schenkt die commissie in het bijzonder aandacht aan (a) de bepalingen betreffende voorlopige hechtenis, (b) de positie van de beledigde partij in het strafgeding en (c) de sancties van nietigheid bij overtreding van strafprocessuele vormvoorschriften. Zij geeft bij haar werk voorrang aan het onderwerp van de voorlopige hechtenis, waarover een interim-rapport van haar is gevraagd. Voor een speciaal onderwerp op het terrein van de strafvordering — t.w. een onderzoek naar de problemen die zich in de praktijk voordoen bij de toepassing van de wettelijke voorschriften omtrent inbeslagneming (met name voor zover het gestolen voorwerpen betreft) -— is een afzonderlijke commissie ingesteld. De aanbevelingen van deze commissie zullen t.z.t. ter kennis worden gebracht van de Commissie-Feber, die daarmede dan, voor zover nodig, in haar eindrapport rekening kan houden. Rechtspositie gedetineerden Overeenkomstig hetgeen hieromtrent is toegezegd in Hoofdstuk III, par. 10, van de Nota over het Nederlandse gevangeniswezen (Kamerstuk nr. 7709) heeft de ambtsvoorganger van de ondergetekende een commissie ingesteld onder voorzitterschap van mr. G. E. Mulder, raadsheer in het gerechtshof te Leeuwarden, welke tot taak heeft de mogelijkheden van verbetering van de rechtspositie van gedetineerden in gevangenissen, rijkswerkinrichtingen en huizen van bewaring te bezien. Op het (door haar bij voorrang behandelde) punt van de rechtspositie van preventief gedetineerden raakt het werkterrein van deze commissie dat van de hierboven genoemde Commissie-Feber. Door overleg tussen de beide commissies is een behoorlijke coördinatie verzekerd. Militair strafprocesrecht De ondergetekende streeft er naar om, tezamen met zijn ambtgenoot van Defensie, de vraagpunten, met een voorlopig regeringsstandpunt, bij de Tweede Kamer in te dienen. Beroep tegen beschikkingen van lagere organen De kwestie van de mogelijkheid en wenselijkheid van een verhoogde rechtsbescherming met betrekking tot besluiten van lagere overheidslichamen is in studie bij een commissie, ingesteld door de ambtsvoorgangers van de ondergetekende en van zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken. Herziening Ambtenarenwet en Beroepswet Een technische herziening van de Beroepswet en van de processuele bepalingen van de Ambtenarenwet 1926 is in commissoriale voorbereiding. De nationaliteitswetgeving Een voorstel tot goedkeuring van het Verdrag van New York van 20 februari 1957, betreffende de nationaliteit van de gehuwde vrouw, zal dit zittingsjaar worden ingediend. Aan de voorbereiding van een ontwerp van wet tot goedkeuring van het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963, betreffende meervoudige nationaliteit en militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, wordt gewerkt. Hetzelfde geldt een voorstel tot wijziging van de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap, ter aanpassing van de wet aan de vereisten van het verdrag. De wijzigingen van de Wet op het Nederlanderschap die bij een eventuele goedkeuring en ratificatie van het Verdrag van
New York van 30 augustus 1961, betreffende de opheffing of vermindering van staatloosheid in de toekomst, zouden moeten worden tot stand gebracht, zijn zo ingrijpend, dat een ontwerp van wet tot goedkeuring van genoemd verdrag reeds om die reden thans nog niet in het vooruitzicht kan worden gesteld. Het Verdrag is ondertekend door Israël, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Dominicaanse Republiek en Frankrijk. Bekrachtiging heeft tot dusver niet plaats gehad. Het aantal verzoeken om naturalisatie blijft uitzonderlijk hoog. Meer dan de helft daarvan betreft nog steeds personen, die uit Indonesië afkomstig zijn. Groot is ook het aantal verzoeken van personen, die zich na de oorlog hier te lande hebben gevestigd en de status van vluchteling bezitten. Het totale aantal binnenkomende verzoeken zal in 1965 2500 benaderen, zo niet overschrijden. De grote toevloed van verzoeken heeft, tot het leedwezen van de ondergetekende, geleid tot een niet onaanzienlijke achterstand. Getracht wordt het aantal wetsontwerpen op te voeren. Indien de vermeerdering van het aantal verzoeken geen tijdelijk verschijnsel zou blijken te zijn, zal versterking van de afdeling die deze zaken behandelt, niet kunnen uitblijven. Internationale samenwerking Na de uitvoerige mededelingen die zijn ambtsvoorganger in de memorie van toelichting op de begroting van het Departement van Justitie voor 1965 (blz. 4—6) heeft gedaan over internationale aangelegenheden welke dit departement in het bijzonder aangaan, meent de ondergetekende thans te kunnen volstaan met een overzicht van de ontwikkelingen in de sindsdien verstreken periode. Evenals in die memorie zullen de verschillende onderwerpen hier worden gegroepeerd naar de kring van Staten waarin zij worden behandeld. Achtereenvolgens komen dus de ontwikkejingen binnen de Benelux, de Europese gemeenschappen, de Raad van Europa, de Verenigde Naties en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht aan de orde, waarna in de rubriek „Diversen" de onderwerpen worden vermeld, welke niet in een van de voorafgaande rubrieken zijn te rangschikken. BENELUX De Ministers van Justitie van de drie Beneluxlanden hebben in november 1964 en mei 1965 hun gebruikelijke halfjaarlijkse bijeenkomst gehouden. Op die bijeenkomsten is o.a. de voortgang van het overleg omtrent verschillende onderwerpen op het gebied van de wederzijdse rechtshulp en de eenmaking van het recht besproken. Voorts is o.m. overeenstemming bereikt omtrent een gemeenschappelijk standpunt van de drie Beneluxlanden t.a.v. te maken reserves en af te leggen verklaringen bij enige verdragen van de Raad van Europa. Ook zijn besluiten genomen m.b.t. de verdere behandeling van ontwerpen welke bij de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad aanhangig zijn, of welke die raad inmiddels zijn gepasseerd. Van de in Benelux-verband voorbereide regelingen zijn de modelwetten betreffende bedrogsdelicten en meineed voor internationale gerechten hierboven reeds vermeld. Het laat zich aanzien, dat met België en Luxemburg overeenstemming zal kunnen worden bereikt over wijziging van het op 11 mei 1951 te 's-Gravenhage tussen Nederland* België en Luxemburg gesloten Verdrag tot het invoeren in die landen van een eenvormige wet betreffende het internationaal privaatrecht en over wijziging van die eenvormige wet zelf (Zitting 1951—1952, nr. 2329, Trb. 1951, nr. 125). Voorts kunnen worden genoemd: a. Verdrag inzake de instelling en het statuut van een Benelux-gerechtshof. Dit verdrag is inmiddels ondertekend. Naar aanleiding van de opmerkingen welke over het ontwerp in de Raadgevende Interparlementaire Benelux-raad zijn gemaakt, wordt thans een aanvullend protocol opgesteld. b. Verdrag betreffende de verplichte verzekering van bestuurders van motorrijtuigen tegen wettelijke aansprakelijkheid.
4 Het ontwerp van dit verdrag is de Raadgevende Intcrparlementaire Beneluxraad gepasseerd. Overleg is gaande omtrent de aanvulling van de tekst in verband met de beoogde afschaffing van de controle op het bezit van een ..groene kaart" aan de binnengrenzen van de Bcnelux-landen. c. Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken. Het ontwerp hiervan is nog bij de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad aanhangig. d. Modelwetten betreffende de agentuurovereenkomst en de volmacht. De ontwerpen zijn onlangs bij de Raadgevende Jnterparlementaire Beneluxraad ingediend. e. Verdrag inzake de administratieve en gerechtelijke samenwerking, met bijbehorende protocollen. De ontworpen regeling, die nog in het stadium van de ambtelijke voorbereiding verkeert, strekt ertoe voor het gehele terrein van de doelstellingen der Benelux Economische Unie te voorzien in die vormen van administratieve en gerechtelijke samenwerking welke voor deelterreinen (invoerrechten en accijnzen, in-, uit- en doorvoer) reeds bij verdrag zijn geregeld. Omtrent de samenwerking op het gebied van het vreemdelingenrecht zij het volgende vermeld. Tussen de centrale, met de behandeling van vreemdelingenzaken belaste diensten in de Beneluxlanden bestaat een nauw contact. Binnen het overleg van de Bijzondere Commissie voor het Personenverkeer, bedoeld in artikel 1, onder 7e, van de overeenkomst tussen de Beneluxlanden inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Benelux-gebied van 11 april 1960 (Trb. 1960, 40) kon voortgang worden gemaakt op de weg naar harmonisatie van de in de drie landen geldende voorschriften betreffende binnenkomst, verblijf en verwijdering van vreemdelingen. Voorts werden door de Commissie voor het Vrije Verkeer en Vestiging van Personen, ingesteld bij de overeenkomst tussen de Beneluxlanden inzake de tenuitvoerlegging van de artikelen 55 en 56 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 19 september 1960 (Trb. 1960, 135) besprekingen gevoerd welke geleid hebben tot een bevredigende oplossing van een aantal vraagpunten met betrekking tot vestiging van wederzijdse onderdanen. Voor het overige moge hier worden verwezen naar het negende gezamenlijke verslag van de drie regeringen over de eenmaking van het recht. D E EUROPESE G E M E E N S C H A P P E N Richtlijn vennootschappen Het ontwerp voor een eerste richtlijn is door de Raad voorgelegd aan het Europese Parlement en aan het Sociaal-Economisch Comité. Laatstgenoemde heeft zijn advies uitgebracht; het Europese Parlement heeft de zaak nog in behandeling. Erkenning, zetelverplaatsing en fusie van vennootschappen De commissie, die zich bezighoudt met de uitvoering van artikel 220. lid 3. van het EEG-verdrag, betreffende de onderlinge erkenning van vennootschappen, de handhaving van de rechtspersoonlijkheid in geval van verplaatsing van de zetel van het ene naar het andere land en de mogelijkheid tot fusie van vennootschappen, die onder verschillende nationale wetgevingen ressorteren, kwam gereed met de opstelling van een ontwerp-verdrag betreffende de onderlinge erkenning van vennootschappen en rechtspersonen. Dit ontwerp wordt aan de Regeringen toegezonden. De commissie zet haar werkzaamheden met betrekking tot de zetelverplaatsing en de fusie voort. De Europese vennootschap Op initiatief van Frankrijk is aanhangig gemaakt het denkbeeld van het ontwerpen van een gemeenschappelijke eenvormige regeling op Europees vlak omtrent een nationale vennootschapsvorm die naast de in elk der zes landen reeds bestaande typen zou dienen te worden gesteld. De overige LidStaten beraden zich over dit voorstel, dat zeker grote aandacht
verdient, doch anderzijds tal van vragen omtrent de nadere uitwerking oproept. Executieverdrag De commissie van regeringsdeskundigen heeft inmiddels haar werkzaamheden beëindigd met het opstellen van een ontwerp-verdrag. Dit is aan de regeringen toegezonden tot het maken van opmerkingen. Faillissementsverdrag De besprekingen omtrent de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van faillissementen vorderen gestadig. Strafrecht Over de strafrechtelijke positie van de ambtenaren der Europese gemeenschappen is thans op korte termijn een rapport te verwachten van de vorig jaar reeds vermelde werkgroep van de E.E.G. De mede aan die werkgroep opgedragen studie van de problemen van strafrechtelijke aard die verband houden met de Europese verdragen, stagneert echter al geruime tijd. Overig recht Het departement van de ondergetekende is betrokken bij de beraadslaging over de opstelling van richtlijnen betreffende de vrijheid van vestiging en dienstverlening in enige vrije beroepen. Hierbij zij in het bijzonder melding gemaakt van de advocatuur. De besprekingen dienaangaande zijn drie jaar geleden aangevangen en worden geregeld voortgezet. D E R A A D VAN E U R O P A A rbitrage In het ontwerp-verdrag tot invoering van een eenvormige wet op het gebied van de arbitrage, opgesteld door een commissie van deskundigen, zijn naar aanleiding van door verschillende Regeringen gemaakte opmerkingen, enige wijzigingen gebracht door het Europese Comité voor Juridische Samenwerking ( C C J ) . Het ontwerp zal nu aan de Regeringen ter tekening worden voorgelegd. Dezelfde commissie van deskundigen zal waarschijnlijk in de loop van het jaar gereed komen met het opstellen van een protocol betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen. Vestiging van rechtspersonen Een door een commissie van deskundigen opgesteld ontwerpverdrag betreffende de vestiging van rechtspersonen zal in de loop van het jaar ter tekening worden opengesteld. Betalingen in vreemde valuta Het ontwerp-verdrag betreffende betalingen in vreemde valuta werd op verzoek van de Juridische Commissie van de Raadgevende Vergadering aan deze ter beoordeling toegezonden. De opmerkingen van deze commissie zijn nog niet ingekomen. Uitwisseling van gegevens omtrent de wetgeving Naar aanleiding van een desbetreffende aanbeveling van het CCJ is een regeling tot stand gekomen betreffende de uitwisseling van gegevens betreffende de wetgevende werkzaamheden van de leden-Staten. Inlichting van de rechter omtrent vreemd recht Een commissie van deskundigen ter opstelling van een ontwerp-verdrag inzake het aan de rechter verstrekken van inlichtingen omtrent vreemd recht heeft haar eerste bijeenkomst gehouden. Gestolen en verloren effecten Voorts is een commissie van deskundigen ingesteld voor het ontwerpen van een regeling omtrent gestolen en verloren gegane effecten: ook deze commissie heeft haar eerste vergadenng gehouden.
5 Immuniteit van Staten Ook dit onderwerp is in behandeling bij een commissie van deskundigen, welke inmiddels haar eerste vergadering heeft gehouden. Verdrag betreffende de uitwisseling van programma's door middel van televisiefilms Verdrag betreffende de bescherming van televisie-uitzendingen Verwacht kan worden dat voor bovengenoemde verdragen in het komende zittingsjaar goedkeuringswetten zullen worden ingediend.
van het Verdrag nopens de wetsconflicten terzake van de vorm van testamentaire beschikkingen (Trb. 1960, nr. 170) is nog niet voltooid. Gebleken is, dat niet kan worden volstaan met goedkeuring en bekrachtiging van het verdrag zonder meer alsmede een simpele aanpassing van de Nederlandse wet aan het verdrag, aangezien zulks de praktijk van het uitgeven van notariële verklaringen van erfrecht in gevaar zou brengen. In samenwerking met het notariaat wordt gezocht naar een oplossing. Een aantal wijzigingen in de Wet op het Testamentenregister zal in ieder geval nodig zijn.
DIVERSEN Unificatie van rechtsbegrippcn Wat betreft de unificatie van enige rechtsbegrippen, zoals „verblijfplaats" en „termijnen", verkeren de werkzaamheden nog in een aanvangsstadium. Adoptie Het ontwerp-verdrag inzake de adoptie van kinderen is voor het maken van opmerkingen toegezonden aan de regeringen van de leden-Staten. Deze zijn inmiddels ingekomen en het Comité van Plaatsvervangers van de Ministers zal deze opmerkingen behandelen. Strafrecht en criminologie De Europese conventies betreffende de bestraffing van verkeersdelicten en het toezicht op voorwaardelijk veroordeelden en voorwaardelijk in vrijheid gestelden zijn door het Comité van Ministers ter ondertekening opengesteld. Ondertekening voor het Koninkrijk der Nederlanden heeft inmiddels plaatsgevonden. Ten departemente van de ondergetekende zijn wetsontwerpen ter goedkeuring van beide conventies in voorbereiding. De beide door het Comité Europeen pour les Problèmes Criminels ( C E . P . C . ) opgestelde ontwerp-resoluties inzake toepassing van voorwaardelijke straffen en andere maatregelen die als vervanging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen kunnen dienen en over de toepassing van de voorlopige hechtenis, zijn eveneens door het Comité van Ministers aanvaard. De overige werkzaamheden, genoemd in de memorie van toelichting bij de vorige Justitie-begroting, zijn nog niet voltooid. Daarnaast zal een werkgroep van het C E . P . C . een onderzoek instellen naar de strafrechtelijke reactie in de verschillende landen van de Raad van Europa op verkeersdelicten. D E V E R E N I G D E NATIES Rechten van de Mens Over de activiteiten van de Verenigde Naties op het gebied van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden zijn, voor wat het afgelopen jaar betreft, geen nieuwe ontwikkelingen te vermelden. Voorkoming van misdaad en recidive Dit jaar is in Stockholm het derde congres van de Verenigde Naties over voorkoming van misdaad en behandeling van delinquenten gehouden. Van de zes onderwerpen die op dat congres aan de orde zijn gesteld, hadden drie betrekking op het voorkomen van misdaad bij hen die (nog) niet tot criminaliteit zijn vervallen, en de drie overige op middelen ter voorkoming van recidive. De Nederlandse Regering was op dit congres door een officiële delegatie vertegenwoordigd. D E HAAGSE C O N F E R E N T I E VOOR I N T E R N A T I O N A A L PRIVAATRECHT Wetsconflieten testamentaire beschikkingen De voorbereiding van een ontwerp van Rijkswet en een ontwerp van wet respectievelijk tot goedkeuring en tot uitvoering
Internationale Koop De verdragen tot invoering van eenvormige wetten betreffende de internationale koop van roerende lichamelijke zaken, resp. de totstandkoming van overeenkomsten betreffende de internationale koop van roerende lichamelijke zaken, welke tot stand zijn gekomen in een in april 1964 door de Nederlandse Regering te 's-Gravenhagc bijeengeroepen diplomatieke conferentie, zijn tot dusver door zes Staten, waaronder Neder. land, getekend. Te Brussel is een vergadering van de lid-Staten van de E.E.G. gehouden, waarin bleek van de bereidheid van deze Staten om deze verdragen zo spoedig mogelijk te tekenen en te bekrachtigen. Van dit voornemen is kennis gegeven in de in mei 1965 te Straatsburg gehouden vergadering van het Europese Comité voor Juridische Samenwerking, waar bleek dat ook door verscheidene andere leden van de Raad van Europa een gunstig standpunt ten aanzien van deze verdragen wordt ingenomen. Vervoerrecht De Regering overweegt de ondertekening van het onder auspiciën van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties tot stand gekomen Verdrag betreffende zakelijke rechten op binnenschepen (hypotheken en bevoorrechte schulden) en betreffende het beslag op en gedwongen verkoop van binnenschepen. Het Verdrag van Gencve van 15 maart 1960 betreffende de eenmaking van zekere regelen ten aanzien van aanvaring in de binnenscheepvaart, is na de totstandkoming van de Rijkswet van 25 juli 1964 (Stb. 288) tot goedkeuring van het verdrag, en van de wetten van 25 juli 1964 (Stb. 289) en van 3 maart 1965 (Stb. 87) tot aanpassing van het Wetboek van Koophandel aan dit verdrag, door Nederland bekrachtigd. De Juridische Commissie van de Internationale Organisatie voor Burgerlijke Luchtvaart (I.C.A.O.) heeft een ontwerp opgesteld inzake botsingen in de lucht, dat nog opnieuw door deze commissie in overweging zal worden genomen. Een subcommissie heeft zich voorts beraden over de herziening van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende schade aan derden op de grond door vreemde luchtvaartuigen. Auteursrecht In juli van dit jaar werd een conferentie van regeringsdeskundigen gehouden ter voorbereiding van de conferentie tot herziening van de Berner Conventie, welke in 1967 te Stockholm zal worden gehouden. Strafbare feiten aan boord van luchtvaartuigen Het Verdrag inzake strafbare feiten en andere handelingen, begaan aan boord van Luchtvaartuigen (Trb. 1964, nrs. 115 en 186), dat onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Burgerlijke Luchtvaart op 14 september 1963 te Tokio is tot stand gekomen, dient op een aantal punten in nationaalwettelijke voorschriften te worden uitgewerkt. De ondergetekende verwacht, dat een daartoe strekkend wetsvoorstel in de loop van dit parlementaire jaar bij de Staten-Generaal kan worden ingediend.
Gevangeniswezen A Igemeen De ondergetekende streeft naar verwezenlijking van de plannen, ontwikkeld in de Nota over het Nederlandse gevangeniswezen, welke verleden jaar aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal werd aangeboden. Bou wkundige voorzieningen Over de uitvoering van het in de Nota opgenomen, omvangrijke nieuw- en verbouwprogramma is er periodiek contact met de Rijksgebouwendienst. Nieuwbouw. In de loop van het komende dienstjaar zal het penitentiair trainingskamp voor jeugdige veroordeelden gereed kunnen komen. De vierde open gevangenis in Almelo zal vermoedelijk in oktober 1965 in gebruik genomen worden. Het programma van eisen voor de strafgestichten in Gouda, waar een groot aantal veroordeelden, verdeeld in kleine leefeenheden, zal kunnen verblijven in moderne, aan het huidige tijdsbestel aangepaste woon- en werkruimten, is in juni 1965 aan de Rijksgebouwendienst aangeboden. Er wordt naar gestreefd in het komende dienstjaar een eerste schetsontwerp gereed te maken. De voorbereidende studie voor de nieuwbouw in Veenhuizen is ten departemente aangevat. Voor de vrouwengevangenis wordt thans door de architecten een schetsontwerp vervaardigd. De ondergetekende vertrouwt, dat hij dit ontwerp in de loop van 1966 zal ontvangen. De gebleken noodzaak in de eisenprogramma's voor nieuwbouw van de huizen van bewaring te Arnhem, Maastricht en Zwolle op bepaalde punten wijziging te brengen, heeft tot enige vertraging geleid. De ondergetekende hoopt de schetsontwerpen van architecten in het begin van 1966 te ontvangen. Door de Rijksgebouwendienst is van de gemeente Amsterdam een nader voorstel ontvangen met betrekking tot een terrein voor het nieuw te bouwen huis van bewaring aldaar; nagegaan wordt of het aangeboden terrein aanvaardbaar is. Voor nieuwbouw van het huis van bewaring te Dordrecht is een terrein door het gemeentebestuur aangeboden. Verbouw. Naast de plannen tot nieuwbouw van gestichten en ingebruikneming van niet als strafgesticht gebouwde, bestaande panden, staat een groot aantal bouwkundige projecten op het programma ter verbetering van de bestaande gestichten, waarvan de belangrijkste worden vermeld. Een onvoorziene gelegenheid heeft zich voorgedaan tot aankoop van grond ter vergroting van het beschikbare terrein bij de gevangenis te Vught. Dientengevolge en mede in verband met bestaande bebouwingsvoorschriften is een herziening van de plannen voor de in de memorie van toelichting op de justitiebegroting 1965 aangekondigde bouwkundige voorzieningen in dit gesticht noodzakelijk geworden. Een betere voorziening ligt in het verschiet. De voorgenomen verbouw van de bestaande sportzaal bleek niet uitvoerbaar, zodat een nieuwbouwvoorziening nodig is. De bouw van een kerk bij de bijzondere gevangenis voor jonge mannen in Zutphen is aanbesteed. De ook reeds in de Nota over het Nederlandse gevangeniswezen vermelde verbouwingen van huizen van bewaring vinden geleidelijk voortgang. In vijf huizen van bewaring zijn de sanitaire voorzieningen in het lopende dienstjaar gereed gekomen. Thans zijn in tien huizen van bewaring gemeenschappelijke was- en toiletgelegenheden in gebruik genomen. De in de memorie van toelichting op de justitiebegroting voor het dienstiaar 1965 genoemde voorlopige voorzieningen in het rijksasiel in Groningen zijn gereed. Het ligt in het voornemen in 1966 een nabijgelegen woning van deze inrichting voorlopig in gebruik te nemen als open afdeling, zulks in afwachting van het gereedkomen van de grote verbouwing, waarin ook een open afdeling is opgenomen.
Met de Rijksgebouwendienst is voorlopig overeenstemming bereikt over de eerste opzet van het plan voor een grote verbouwing. Het ligt in de bedoeling de uitvoering in fasen te doen geschieden, zodat het gesticht tijdens de verbouwing in gebruik kan blijven. De bouw van een nieuw arbeidscentrum in het rijksasiel te Avereest is bij de Rijksgebouwendienst aanhangig. Voor de bouw van een afdeling voor individuele onderbrenging van patiënten en uitbreiding van de dienstruimten in het rijksasiel te 's-Gravenhage, zijn de plannen gereed. Een verzoek om uitvoering is aan de Rijksgebouwendienst gezonden. Selectie- en orientatiecentrum Het selectie-onderzoek van veroordeelden tot gevangenisstraf in het S.E.L.O.C, dat zich aanvankelijk beperkte tot beroepsen gewoontemisdadigers, gaat zich thans ook uitstrekken tot de tot gevangenisstraf veroordeelde jeugdige volwassenen. Bovendien wordt een begin gemaakt met een tweede onderzoek in het S.E.L.O.C. van gedetineerden, die na selectie aldaar, een tijd in de gevangenis hebben doorgebracht. De staf van het centrum werd inmiddels uitgebreid met een psycholoog en zal nog een verdere uitbreiding ondergaan o.a. met een psychiater. Semi-open en open gestichten Een van de in de Nota over het Nederlandse gevangeniswezen gestelde uitgangspunten is dat het beleid gericht dient te zijn op verdere proefnemingen met open en half open gestichten. Het ligt in de bedoeling in Veenhuizen naast de voor verkeersovertreders en dienstweigeraars bestemde gevangenis Bankenbosch, nog een gevangenis met een semi-open regiem in te richten. Gedacht wordt aan een afdeling voor 20 a 25 man, waarin gedurende het experimentele stadium alleen gedetineerden uit de gevangenissen „Norgerhaven" en „Esserheem" zullen worden geplaatst. De selectie zal door de directeuren van deze beide gestichten geschieden. Door dit experiment geheel binnen Veenhuizen te houden kan de overplaatsing naar het semi-open gesticht en zonodig de terugplaatsing naar de gesloten gevangenis op soepele wijze worden geeffectueerd. Het vinden van een passend regiem en van bruikbare selectienormen voor het semi-open gesticht kan, naar de ondergetekende meent, door deze wijze van proefneming worden vergemakkelijkt. Leefeenheden In het rijksasiel in Groningen worden met het systeem van verdeling van de verpleegden in leefeenheden met vaste groepsleiders gunstige ervaringen opgedaan. De wetenschappelijke staf aldaar volgt de ontwikkeling nauwgezet en een verdere verdieping van deze werkwijze wordt voortdurend nagestreefd. Bestudeerd wordt in hoeverre invoering van dit systeem in de andere rijksasielen mogelijk en wenselijk is. Mede aan de hand van de in Groningen opgedane ervaringen is invoering van een soortgelijke werkwijze thans in voorbereiding in de jeugdgevangenis in Zutphen waar in de open afdeling „De Rozenhof" reeds enige tijd een proef met vaste groepsleiders is genomen. De mogelijkheid tot verdere uitbreiding van dit stelsel zal te zijner tijd ook voor de andere jeugdgestichten worden bezien. In verband met de bouwkundige situatie zal het splitsen van de bevolking in leefeenheden in het merendeel van de overige thans in gebruik zijnde gestichten niet of slechts in zeer beperkte mate uitvoerbaar zijn. Executie in weekends Mede aan de hand van een interimrapport van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrecht, dat dit experiment wetenschappelijk begeleidt, is over de ervaringen met de weekend-executie en de vraag of uitbreiding tot andere arrondissementen aanbeveling verdient, gesproken met de procureurs-generaal bij de gerechtshoven. Inmiddels wordt ook nagegaan in hoeverre de beperkte ruimte in de huizen van bewaring in de verschillende arrondissementen het reserveren
7 van een aantal plaatsen voor weekend-executie practisch uitvoerbaar maakt. Buitenkerkelijke geestelijke verzorging Opgedane ervaringen hebben de ondergetekende ertoe gebracht het initiatief te nemen tot aanpassing van de bestaande voorschriften. Omtrent de door hem in overweging genomen veranderingen wordt thans het nodige overleg gepleegd. Organisatiestructuur rijksasielen De juiste vormen van organisatie binnen de asielen, in het bijzonder de verhouding van de medische en de administratieve leiding, maken nog onderwerp van studie uit. In dit verband is aan een particulier organisatiebureau opdracht gegeven een advies uit te brengen over de meest wenselijke organisatiestructuur voor het rijksasiel „De Kruisberg" in Doetinchem. De rapporten zijn reeds ontvangen en vormen thans een onderwerp van intern beraad ten departemente. De onlangs in functie getreden psychiatrisch adviseur, speciaal voor de inrichtingen voor de psychopatenverpleging, zal hierbij worden ingeschakeld. PERSONEEL Werving. Ook in het onderhavige dienstvak ondervindt de personeelsvoorziening vrijwel over de gehele linie moeilijkheden. Aan bijzondere maatregelen ter bevordering van de personeelswerving bestaat dan ook hier behoefte. Inmiddels wordt in het voortdurende tekort aan bewakingspersoneel enigermate voorzien door inschakeling van zgn. bewakingsemployés. Deze veelal wat oudere functionarissen worden uitsluitend belast met werkzaamheden die geen veelvuldige contacten met gedetineerden met zich brengen. Voor het tekort aan sociaal-ambtenaren wordt getracht een oplossing te vinden door het aannemen van niet volledig gekwalificeerde krachten, die dan de gelegenheid krijgen in dienst van het ministerie de tekorten in hun theoretische opleiding door het volgen van een zgn. urgentiecursus maatschappelijk werk aan te vullen. Over mogelijkheden om het grote tekort aan medisch en verplegend personeel het hoofd te bieden is overleg gaande. Salariëring. De salariëring van diverse groepen vormt thans onderwerp van beraad tussen ondergetekende en zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken. De kwalitatieve en de kwantitatieve formaties van het administratieve personeel in de geütichten worden geleidelijk aan een onderzoek onderworpen. Opleiding. Ten aanzien van de opleiding van het personeel verdient vermelding, dat binnenkort een begin zal worden gemaakt met een eerste praktische opleiding van veertien dagen in Veenhuizen voor nieuw in dienst getreden bewakingspersoneel, zulks in aansluiting aan de eerste theoretische opleiding op het Centraal Opleidingsinstiuut. De opleiding voor nieuw in dienst komend directie-personeel is nog in studie. Om in de behoefte aan jong directie-personeel te kunnen voorzien, zijn enkele jonge krachten in dienst genomen, die als stagiaire werkzaam zijn. Samenwerking met wetenschappelijke instituten De ondergetekende zal ook in het komende jaar een nauwe samenwerking op penitentiair terrein tussen praktijk en wetenschap bevorderen. Hij moge hier een overzicht doen volgen van de thans aanhangige onderzoeken. a. De wetenschappelijke begeleiding van de weekendexecutie. Na het hiervoor reeds genoemde interim-rapport zal het onderzoek, zo mogelijk in meer uitgebreide vorm, worden voortgezet; b. de wetenschappelijke begeleiding van het penitentiaire training kamp. Inmiddels is door het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Leiden een onderzoekschema opgesteld, dat er op is gericht om voor de aanvang van het ex-
periment gegevens te verzamelen die een bijdrage kunnen leveren aan een verantwoorde selectie; c. de wetenschappelijke begeleiding van de open gevangenis. Het centrum voor strafrecht, criminologie en penologie van de Katholieke Universiteit van Nijmegen heeft inmiddels een schema voor het zgn. proefonderzoek overgelegd. Verwacht mag worden, dat de werkzaamheden nog in 1965 zullen kunnen aanvangen; d. de wetenschappelijke begeleiding van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen aan verkeersovertreders te Bankenbos (Veenhuizen). Besprekingen zijn gaande teneinde deze begeleiding te doen geschieden in samenwerking tussen het criminologisch instituut, het sociologisch instituut en de hoogleraar psychiatrie van de Rijksuniversiteit te Groningen. Gratie, reclassering en psychopatenzorg GRATIE In 1964 werden in totaal 4035 gratieverzoeken in behandeling genomen, hetgeen in vergelijking met de daaraan voorafgaande jaren een vrij constant aantal blijkt te zijn. Ook het aantal van ca. 15 pet. gunstige beslissingen dat op deze verzoeken is genomen, vertoont geen opmerkelijke wijzigingen (1963: 16 pet.). Het aandeel van de overtredingen of misdrijven krachtens het Wegenverkeersreglement of de Wegenverkeerswet in het totaal der veroordelingen van welke gratie wordt verzocht, is zeer groot. De ondergetekende zal, evenzeer als onder het bewind van zijn ambtsvoorganger het geval was, in het algemeen een strak beleid ten aanzien van de te bevorderen beslisingen op deze gratieverzoeken voortzetten. De grote intensivering van het gemotoriseerde verkeer op de weg en de daarmede groeiende gevaarssituaties, eisen een hoog besef van verantwoordelijkheid bij alle weggebruikers. In het bijzonder ten aanzien van verkeersmisdrijven, gepleegd onder invloed van alcoholische dranken, zal daarom slechts bij hoge uitzondering een gratieverlening bevorderd kunnen worden. Herziening Gratiebeslu.it Er is sedert enige jaren een commissie werkzaam onder leiding van Prof. Mr. B. H. Kazemier, raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden, om te adviseren over een herziening van het bestaande Gratiebesluit. Deze is onder meer nodig omdat de in de praktijk veel toepassing vindende vorm van voorwaardelijke gratie niet voldoende geregeld is in de ook in ander opzicht verouderde bepalingen van dit besluit. Voorts zal tevens advies worden uitgebracht over een eventuele wijziging van de wettelijke regeling van de opschortende werking welke ingediende gratieverzoeken op de executie van strafvonnissen hebben. Deze commissie is reeds ver gevorderd met haar werkzaamheden en verwacht mag worden dat zij deze binnen afzienbare tijd zal kunnen afsluiten. Langgestraften De ondergetekende heeft het in zijn vroegere ambtsperiode bij de begrotingsbehandeling in 1957 wenselijk genoemd om na te gaan in welke mate er gegronde reden zou zijn om de straftijd van veroordeelden, die een straf hebben te ondergaan van meer dan 6 jaren, voor zover zij reeds i van de werkelijke straftijd hadden ondergaan (voor tot levenslange gevangenisstraf veroordeelden na een detentie van tenminste tien jaren) te bekorten teneinde een voorwaardelijke invrijheidstelling op een vroeger tijdstip dan na ommekomst van $ van de oorspronkelijke tijd mogelijk te maken. Sinds 1957 is op deze basis voortgegaan. Naast de adviezen van de rechter en van het openbaar ministerie wordt in de regel het oordeel van de reclassering en van de Centrale Raad van Advies ingewonnen. In enkele gevallen wordt ook besloten tot nadere observatie in de Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. In de periode van 1957 tot 1965 zijn op deze basis 64 gevallen van door de
8 commune rechtspleging veroordeelde langgestraften en levenslangen behandeld, waarvan in 35 gevallen, zij het veelal op een later tijdstip, een toewijzende beschikking werd genomen. Thans zijn nog 9 gratieverzoeken in behandeling. De ondergetekende zal, gezien de tot dusver opgedane ervaringen, het gevoerde beleid in algemene zin continueren.
ver beneden de behoefte. Dezerzijds wordt daarom oevrwogen af te zien van de tot nu toe bij de aanstelling en de subsidiëring van reclasseringsambtenaren feitelijk gehanteerde minimumleeftijd van 25 jaar, zodat het mogelijk zal worden leerlingen van de Sociale Academies direct na hun afstuderen een functie binnen de reclassering te bieden.
Voorwaardelijke invrijheidstelling Het aantal gunstige beslissingen op voorstellen V.I. heeft in het afgelopen jaar 589 bedragen. Afgewezen werden 148 voorstellen, terwijl in dat jaar 105 van eerder verleende V.I.'s moesten worden herroepen. In 1963 bedroegen de overeenkomstige beslissingen 531, 139 en 104. De voorwaardelijke invrijheidstelling is een belangrijk middel om een zowel op de belangen van de samenleving als op die van de veroordeelde afgestemde strafrechtstoepassing mogelijk te maken. Daarbij is de medewerking van de reclasseringsinstanties onontbeerlijk, terwijl ook de bereikte resultaten van de penitentiaire behandeling een belangrijke overweging vormen. In dit verband zijn de ervaringen van de open strafgestichten, waarheen vele V.I.-candidaten vijf maanden voor de wettelijke datum overgeplaatst werden, zeer goed gebleken. Vooral het toetsen van de reclassabiliteit der veroordeelden komt in die gestichten beter tot zijn recht dan in de gesloten inrichtingen.
Opleidingseisen Hoewel genoegzaam bekend verondersteld mag worden dat de reclasseringsinstellingen er naar streven personeel aan te werven dat in het bezit is van een basisopleiding Sociale Academie — een beleid dat ook door het departement van ondergetekende met betrekking tot de rijksreclasseringsambtenarcn wordt gevolgd — slagen bedoelde instellingen er slechts gedeeltelijk in personeel te verkrijgen dat op deze wijze is gevormd. Dit betekent dat een aantal reclasseringsambtenaren na hun aanstelling alsnog een dergelijke opleiding moet volgen, waardoor zij gedurende een aantal jaren gedeeltelijk aan het werk zijn onttrokken. Het verheugt ondergetekende echter, dat ondanks deze moeilijkheden een aantal reclasseringsambtenaren in het afgelopen jaar de in samenwerking tussen diens departement en de Vereniging van Reclasseringsinstellingen tot stand gebrachte specialistische reclasseringscursus voltooide en dat inmiddels een nieuwe groep van ambtenaren deze cursus volgt. In het algemeen kan worden gesteld, dat met betrekking tot de kwalitatieve eisen waaraan de reclasseringsambtenaren dienen te voldoen, de reeds jaren gevolgde lijn wordt voortgezet.
RECLASSERING
Efficiency onderzoek Naast deze vergroting van de mogelijkheid tot aanwerving van personeel is de aandacht tevens gericht op efficiency-aspectcn in het werk. Het in oktober 1963 door de reclasseringsinstellingen aangevangen en door ondergetekende gesubsidieerde onderzoek naar de vraag welk aantal reclassenten door één reclasseringsambtenaar op kwalitatief verantwoorde wijze geholpen kan worden, zal, naar zich laat verwachten, ook een aantal gezichtspunten met betrekking tot de efficiency opleveren. Voorlopige resultaten van dit onderzoek zijn in 1966 te verwachten.
De groei van de reclassering naar een meer geëigende, organisatorische vormgeving is een zaak, die ook voor de toekomst grote aandacht verdient. In dat verband zal in het bijzonder een nauw overleg met de Vereniging voor Reclasseringsinstellingen worden nagestreefd in zaken die de gezamenlijke reclasseringsinstellingen betreffen. Dit was o.m. reeds het geval met betrekking tot de wijziging van de subsidieregeling binnen het kader van de aanpassing van de Reclasseringsregeling 1947. terwijl thans nog overleg gaande is inzake de richtlijnen betreffende de subsidiëring van de salariëring van het maatschappelijk werk-personeel van de particuliere reclasseringsinstellingen, welke richtlijnen beogen meer duidelijkheid te brengen in de voorwaarden waaraan dit personeel bij aanstelling c.q. bij belasting met bepaalde functies moet voldoen. Wijziging Reclasseringsregeling In aansluiting aan de onlangs tot stand gekomen wijziging van de subsidieregeling, waarbij een aanzienlijke vereenvoudiging van de procedure tot vaststelling van de diverse subsidies tot stand is gekomen en een grotere zekerheid voor de reclasseringsinstellingen is bereikt, zal binnenkort een voorstel tot aanpassing van de Reclasseringsregeling aan de huidige ontwikkelingen, aan de Centrale Raad van Advies, Sectie Reclassering, om advies worden voorgelegd. Personeel In het jaar 1962 waren bij de gezamenlijke reclasseringsinstellingen gemiddeld 387 functionarissen (reclasseringsambtenaren en administratief personeel) in werkelijke dienst; in 1963: 424; ultimo 1964: 468 en per 1 april 1965: 484. Tegenover deze geleidelijke stijging staat echter de omstandigheid dat per ultimo 1964 ruim 17 000 reclassenten aan de instellingen waren toevertrouwd, hetgeen een toename van ruim 2000 betekent vergeleken per ultimo 1963. Een belemmering voor de snelle totstandkoming van een genoegzaam functionerend reclasseringsapparaat wordt nog steeds gevormd door de moeilijkheden bij de werving van personeel. Wellicht is het de aard van het werk die met zich brengt dat door de instellingen getracht wordt hoofdzakelijk mannelijke reclasseringsambtenaren aan te trekken, mogelijk ook is het aanbod van geschikte vrouwelijke krachten onvoldoende; hoe dit zij, in elk geval blijft het aanbod van geschikte krachten
Decentralisatie De werkzaamheden welke verband houden met het zgn. ,,decentralisatieplan", waarbij met ingang van 1 januari 1964 de departementale dossiers over reclassenten geleidelijk ter beschikking van de reclasseringsraden worden gesteld, vorderen goed. Zes reclasseringsraden hebben thans de volledige beschikking over deze documentatie, terwijl binnenkort nog twee raden evenzo geoutilleerd zullen zijn. Met de volledige documentatie van de overige elf reclasseringsraden, waaraan met voortvarendheid wordt gewerkt, zal naar te verwachten is nog ten hoogste anderhalf jaar gemoeid zijn. Intussen streeft ondergetekende er naar om de reclasseringsraden reeds thans de bevoegdheid te verlenen om zelf te beoordelen en te beslissen of in daartoe aangewezen gevallen de reclasseringsrapportage door de instellingen of het toezicht over voorwaardelijk veroordeelden kan worden beëindigd. Dit is een noodzakelijke stap in het uitgestippelde beleid om de reclasseringsraad de uiteindelijke status te verlenen van centraal orgaan van overleg en samenwerking tussen de rechterlijke macht en de reclassering in ieder der negentien arrondissementen. Het is daarbij een onontbeerlijke eis, dat de te dien aanzien door de reclasseringsraden te volgen gedragslijnen worden gecoördineerd in overeenstemming met het algemeen beleid van het Departement van Justitie. In dit verband bereidt ondergetekende daarom op korte termijn regelmatige dienstvergaderingen met alle secretarissen van de reclasseringsraden voor. Samenwerking met sociale dienst gevangeniswezen Aandacht wordt tevens geschonken aan de ontwikkeling van de samenwerking tussen reclassering en gevangeniswezen. De bestaande inzichten vragen een zodanige benadering van de
9 delinquenten, dat — vanuit het behandelingsaspect gezien — het verblijf „binnen de muren" en dat daarbuiten zo goed mogelijk op elkander worden afgestemd. De mate waarin en de wijze waarop aan bedoelde samenwerking tussen gevangeniswezen en reclassering vorm gegeven zou kunnen worden is op het departement van ondergetekende reeds enige tijd voorwerp van studie. In dit verband zij eveneens vermeld dat in samenwerking tussen de reclassering en het gevangeniswezen met een nieuw vormen van rcclasseringsbezoek wordt geëxperimenteerd. PSYCHOPATENZORG Algemeen Voor de problematiek van de ter beschikking van de Regering gestelden is toenemende belangstelling waar te nemen; een zekere ambivalentie valt daarbij niet te ontkennen. Deze raakt de strafrechtelijke bejegening, in haar diverse aspecten, van de personen, die vallen onder de begrippen vervat in de artikelen 37 e.v. Wetboek van Strafrecht. Enerzijds moet deze in het teken staan van beveiliging van de samenleving, anderzijds van verpleging en behandeling der delinquenten. De uiteindelijk te bereiken synthese tussen deze — overigens meer schijnbare — tegenstellingen zal moeten zijn, dat de beveiliging der samenleving haar beste vorm heeft gevonden, indien de behandeling zal hebben geleid tot het voorkomen van recidive. De realisering van het hiervoor te voeren beleid vereist een bezinning en stimulering en een naar elkaar toegroeien van juridische en medische inzichten. In de laatste jaren is het wederzijdse begrip trouwens toegenomen. Het beleid is er op gericht van deze ontwikkeling te profiteren. Commissie Psychopatenzorg Met waardering kan worden gewaagd van de actieve werkzaamheden van de Commissie Psychopatenzorg, welke inmiddels twee interim-rapporten heeft uitgebracht, nl. over de zgn. omkering der executie van straf en maatregel — het onderwerp waarover de Nederlandse Juristenvereniging in 1964 discussieerde — en over de verlengingsprocedure van de terbeschikkingstellingstermijnen alsmede over de wenselijkheid van het instellen van vaste adviescommissies bij de inrichtingen die zouden moeten adviseren omtrent het verlenen van proefverlof en voorwaardelijk ontslag. Een aantal andere onderwerpen is nog bij deze commissie in studie, zoals de behandelingsmethodiek en de differentiatie der inrichtingen. De reeds ontvangen rapporten worden thans in onderling verband bestudeerd en zullen, naar de ondergetekende vertrouwt, tezamen met de nog te ontvangen rapporten een belangrijke bijdrage kunnen vormen voor het bepalen van het in de naaste toekomst te voeren beleid. Op een aantal punten zal wetswijziging worden overwogen. Bouwkundige en organisatorische voorzieningen Met kracht wordt gestreefd naar praktische uitbouw en verbetering van de outillage van de particuliere- en rijksinrichtingen. Voor wat de rijksasielen betreft moge worden verwezen naar hetgeen ter zake is vermeld onder het hoofd „Gevangeniswezen". In de sector van het particulier initiatief werd in de zomer van 1964 een begin gemaakt mei de bouw van de Prof. Mr. W. P. J. Pompekliniek te Nijmegen. Voor zover thans is te overzien zal het bouwkundig gedeelte in de zomer van 1966 gereed kunnen zijn. Indien de verdere afwerking en de per
bestuur van de Stichting bereidt thans, in samenwerking met het departement, een programma van eisen van de te bouwen inrichting voor. Ten aanzien van de Dr. H . van der Hoevenkliniek te Utrecht kan worden medegedeeld, dat met het College van Regenten van de Willem Arntszstichting aldaar overleg gaande is over de toekomstige ontwikkeling van de kliniek. Met enkele bestaande inrichtingen voor ter beschikking van de Regering gestelden en voor personen, die intra-murale reclasseringszorg vragen, wordt overlegd over partiële uitbreiding dan wel verbetering van deze inrichtingen, mede opdat deze hierdoor een meer gedifferentieerd opnamebeleid kunnen voeren. In het kader van een doeltreffende reclasseringsbehandeling wordt vrij algemeen de behoefte gevoeld te beschikken over een of meer inrichtingen, bij voorkeur in de grotere bevolkingscentra met voldoende werkgelegenheid, met name in de industriële sector, waarin verpleegden, als overgang van een verblijf in een inrichting, kunnen worden voorbereid op hun definitieve terugkeer in de vrije maatschappij. Initiatieven worden nauwlettend gevolgd, onderzocht en waar nodig gestimuleerd, mede door het overwegen van een bijdrage in de stichtingskosten middels een bouwsubsidie. Passanten-vraagstuk De nieuwbouw als hierboven bedoeld zal tot verruiming van de opname-capaciteit leiden. Of dit tot oplossing van het vraagstuk zal bijdragen hangt samen met de onzekere factor of die verruiming tot gevolg heeft een stijging van het aantal door de rechter uit te spreken terbeschikkingstellingen. In de afgelopen jaren is het aantal passanten overigens enigszins verminderd. De gestelde maximum-termijnen voor passanten-verblijf worden in acht genomen. Centrale dienst voor opsporing en verhoor In het afgelopen jaar is de aanvankelijk als proefneming opgezette centrale dienst voor opsporing en verhoor van ontvluchte gedetineerden en terbeschikkinggestelden door bepaalde daarvoor aangewezen rijksrechercheurs, landelijk ingevoerd. Zowel de directies van de inrichtingen als de politie-instanties en het ministerie hebben veel nut van deze gecoördineerde en gecentraliseerde verhoorsproccdure. Het wederzijdse inzicht in de gedragingen der ontvluchten is in aanzienlijke mate vergroot, hetgeen de verdere verpleging en het voorkomen van nieuwe vvcglooppogingen ten goede komt. Plaatsing in psychiatrische inriclitingen Een bijzonder deel-probleem vormen de z.g. „krankzinnige" delinquenten, waarvoor te vaak geen plaats in een psychiatrische inrichting kan worden gevonden. Hierover is contact opgenomen met de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. In het te volgen breder beraad zal mede de noodzakelijke samenwerking op het terrein van de psychiatrische zorg in het kader van de uitvoering van de psychopatenwetgeving en van de Krankzinnigenwet aan de orde komen. Internationale rechtshulp in strafzaken Een aanhoudende stijging van de behoefte aan wederkerige hulp is duidelijk merkbaar; zowel uitleveringen als rogatoire commissies nemen in aantal toe. Bedroeg het aantal uitleveringen (de gevallen van uitleveringen door en aan Nederland samengevoegd) in de jaren 1951 tot 1961 omstreeks 30 per jaar, in 1964 is dit aantal opgelopen tot 52. De jaarcijfers omtrent de rogatoire commissies geven over de jaren 1955 tot en met 1964 het volgende beeld: 24, 98, 149, 213, 145, 219, 2 4 1 , 353, 358 en 435. Hoewel op grond van deze ervaring, die verband houdt met de voortschrijdende intensivering van het internationale verkeer, gerekend moet worden met een verdere toename, valt nog moeilijk te voorspellen in hoeverre dit meer werk voor het departement tengevolge zal hebben, omdat de Europese en Beneluxuitleverings- en rechtshulpverdragen, welke tezamen met het 8300
VI
2
(2)
10 ontwerp van een nieuwe Uitleveringswet inmiddels aan de Staten-Generaal ter goedkeuring zijn aangeboden (Bijl. Hand. II 6 4 / 6 5 , 8054), voorzien in ruimere mogelijkheden tot rechtstreckse behandeling der zaken door justitiële autoriteiten dan onder de vigeur van de thans geldende verdragen het geval is. Voor wat de uitvoering van het Navo-statusverdrag betreft, in het kader waarvan aan de Minister van Justitie de beslissing over de uitoefening van rechtsmacht — hetzij door de Nederlandse justitie, hetzij door buitenlandse justitiële of militaire autoriteiten — over vreemde militairen terzake van hier te lande gepleegde delicten is opgedragen, zij medegedeeld, dat in de praktijk van een tiental jaren bepaalde bcleidspatronen zijn gevormd, die tot een bevredigende toepassing van het verdrag leiden. Het aantal van deze gevallen is gestegen van ± 200 in 1956 tot ± 1000 in 1964. Met de betrokken vreemde militaire autoriteiten wordt een goed contact onderhouden. In het kader van de samenwerking in Beneluxverband is door de Ministers van Justitie van de Beneluxlanden een regeling getroffen, welke vrijwillige betaling van geldboeten, opgelegd door de rechter in een Beneluxland aan een verdachte woonachtig in een ander Beneluxland, vereenvoudigt. De regeling is ingegaan in februari 1965. Zij had, voor zover Nederland betreft, in de praktijk alleen gevolgen voor de samenwerking met België. De Belgische autoriteiten verzochten tot half juni 1965 aan de Nederlandse rechterlijke macht de bemiddeling bij de inning van door de Belgische rechter opgelegde boeten en kosten in 1589 gevallen. Het Nederlandse Openbaar Ministerie verzocht tot half juni 1965 in ± 550 gevallen de bemiddeling van de Belgische autoriteiten bij de inning van door de Nederlandse rechter aan in België woonachtige veroordeelden opgelegde boeten. Omtrent het resultaat van deze bemiddeling zijn thans nog geen gegevens beschikbaar. Kinderbescherming Inwerkingtreding nieuw kinderstrafrecht D e wetten van 9 november 1961 tot herziening van het kinderstrafrecht en het kinderstrafprocesrecht en tot vaststelling van een nieuwe Beginselenwet voor de kinderbescherming, Stb. 402 en 403, alsmede het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming van 25 juli 1964, Stb. 327, zijn op 1 juli 1965 in werking getreden. Aan de uitvoering van dit zo belangrijkc nieuwe stuk kinderrecht is bijzondere aandacht geschonken tijdens een bijeenkomst gehouden op 30 juni 1965 in tegenwoordigheid van talrijke vooraanstaande figuren, o.m. uit de kinderbescherming, de rechterlijke macht en de StatenGeneraal. Aan deze nieuwe wetgeving zullen onverbrekelijk verbonden blijven de namen van Mr. J. Overwater, voorzitter van de commissie welke werd ingesteld bij besluit van 11 februari 1948, met het doel van advies te dienen over de vraag in welke richting het rijkstucht" en opvoedingswezen en in verband daarmede het kinderstrafrecht zich zullen moeten ontwikkelen, en die van Mr. L. A. Donker, onder wiens bewind op 15 oktober 1955 de ontwerpen van wet werden ingediend. Voorlichting Terzake van het nieuwe recht is de nodige voorlichting gegeven: op 24 mei 1965 hebben de circulaires nr. 200 en 2 0 1 / 765 het departement van de ondergetekende verlaten. Zij bevatten een toelichting ten aanzien van een aantal belangrijke beleidsonderwerpen zowel betreffende de particuliere kinderbescherming als de rijksinrichtingen. Voorts is verschenen een departementale uitgave vermeldende de tekst van de wetten en het Uitvoeringsbesluit, gevolgd door een toelichting, vooral bestemd voor de werkers in de kinderbescherming. Tenslotte is van de zijde van de Directie Kinderbescherming, hetzij op verzoek, hetzij eigener beweging, de nodige mondelinge toelichting gegeven, zowel ten behoeve van de particuliere
kinderbescherming als van de kinderrechters, de raden voor de kinderbescherming en de rijksinrichtingen. Het feit, dat 1 juli 1965 is gekozen als datum van invoering betekent overigens niet, dat op genoemde datum alle noodzakelijke voorzieningen konden zijn getroffen. Zonder te willen stellen dat op alle andere onderdelen de situatie geheel bevredigend kan worden genoemd, wil de ondergetekende hier als „probleemgebieden" met name noemen de executie van de nieuwe straf van arrest (artikel 17 g Sr.), de opvangtehuizen en de inrichting voor buitengewone behandeling (artikelen 6 en 9 Beginselenwet). Arrest Wat de nieuwe straf van arrest betreft is het aantal plaatsen, waar deze straf ten uitvoer zal kunnen worden gelegd, thans bepaald nog onvoldoende. Dit vindt vooral zijn oorzaak hierin, dat slechts zeer weinig particuliere inrichtingen bereid zijn gevonden om zich voor het doen ondergaan van deze korte vrijheidsstraf (minimaal vier uur en maximaal veertien dagen) te laten goedkeuren. De medewerking van particuliere zijde is echter onontbeerlijk, omdat de doeltreffendheid van deze straf vooral hierin ligt, dat de executie zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden op een plaats zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de gestrafte( val. artikel 233 Uitvoeringsbesluit). Dit betekent dat decentralisatie noodzakelijk is en dat dus vooral medewerking zal moeten worden gezocht van de bestaande inrichtingen en tehuizen. Met de oprichting van één of twee landelijke inrichtingen, uitsluitend bestemd voor het ondergaan van arrest, wordt geen voldoende oplossing geboden. De nog bestaande onzekerheid omtrent de frequentie en de aard van de gevallen waarin de straf toepassing zal vinden, vormt overigens mede een belemmering voor het treffen van ingrijpende voorzieningen in dit stadium. Al is het aantal arrestplaatsen in inrichtingen voorshands ontoereikend, de straf kan nochtens in bescheiden mate worden toegepast. De ondergetekende vertrouwt, dat ervaring kan worden opgedaan die van belang zal zijn voor de verdere ontwikkeling, waarbij hij in het bijzonder denkt aan de totstandkoming van meer opvangtehuizen. Opvang Deze inrichtingen, voor het eerst als zodanig in de wet genoemd, zijn in de eerste plaats bestemd voor het verblijf van jongens en meisjes van 12—18 jaar. voor wie voorheen slechts plaats was in de huizen van bewaring. Deze wiize van bewaring moet. zo enigszins mogelijk, worden vermeden: het beleid is er dan ook op gericht het aantal opvangplaatsen uit te breiden: dit is ook van belang voor de mogeh'ikheid van executie van de straf van arrest. Het aantal opvangtehuizen is th^ns nog gering: wel ziin een aantal initiatieven van particulicre z>;de bekend om tot oprichting te komen. Zo kunnen wnarschiinh'k opvangtehuizen worden gesticht in Rotterdam, 's-Grnvenhage. Amsterdam en één in het midden des lands; naa=t de reeds aanwezige ri ; ks- en particuliere opvangtehuizen bestaat dan daarna allereerst behoefte aan één of twee opvangtehuizen in het zuiden van het land. Buitengewone behandeling De inrichtingen voor buitengewone behandeling vormen wettelijk eveneens een nieuwe categorie, maar in feite bestonden deze inrichtingen reeds, zij het onder een andere naam. Het aantal plaatsen in deze tehuizen is nog niet voldoende, vooral niet in de sector van de gesloten buitengewone behandeling voor oudere jongens en meisjes. In de particuliere kinderbescherming wordt dit probleem bestudeerd; enkele concrete plannen kunnen binnenkort tegemoet worden gezien. Rijksinrichtingen voor kinderbescherming Met de ingebruikneming van het Lloyd-Hotel te Amsterdam als (gesloten) rijksinrichting voor jongens — bedoeld als provisionele voorziening —- is het aantal rijksinrichtingen van 8 op 9 gebracht; verdere uitbreiding van dit aantal ligt thans niet
11 in het voornemen. Jn het algemeen zijn vooral de krapte op personeelsgebied en de huisvesting van het personeel bij de rijksinrichtingen nog zorgelijk. Bepaalde inrichtingen kunnen bijzonder moeilijk aan personeel komen, dat voldoende gekwalificeerd is. In de vergelijkbare particuliere inrichtingen is de situatie overigens niet veel beter. De ondergetekende blijft met kracht streven naar verbetering zowel van de personeelssituatie als vooral van de huisvesting. De verbouwing van de rijksinrichting voor jongens te Amersfoort kan, nu de voorbereidende werkzaamheden voor de restauratie zijn beëindigd, spoedig beginnen. De nieuwbouw van de rijksinrichting voor jongens te Zeist (Den Engh) zal nog in 1965 gereed komen. De inrichting zal dan plaats bieden aan 60 jongens. In de overige inrichtingen voor jongens, nl. te Breda, te Amerongen en te Zeist, en in de rijksinrichtingen voor meisjes te Nijmegen, Montfoort en Zeist, vinden in 1965 verschillende interne verbouwingen plaats, teneinde een betere accomodatie te verkrijgen. Ook voor het jaar 1966 staan verdere verbouwingen op het programma. PARTICULIERE KINDERBESCHERMING Subsidieregeling inrichtingen en tehuizen. De particuliere kinderbescherming heeft als primaire taak de verzorging en opvoeding van kinderen, op wie een maatregel van kinderbescherming van toepassing is, zowel in als buiten de inrichtingen. Het is de taak van de rijksoverheid om door een verantwoord subsidiebeleid zodanige voorwaarden te scheppen, dat de particuliere instellingen en inrichtingen hun werk naar behoren kunnen uitvoeren. Het subsidiebeleid van ondergetekende's ambtsvoorgangers is gekenmerkt door de aanvaarding van de gedachte van een objectieve normering, waardoor subjectieve beoordeling bij de verlening van subsidie zoveel mogelijk wordt vermeden. In de toelichting op de rijksbegroting 1965 is een uitvoerig exposé gegeven van de betekenis van de nieuwe normatieve subsidieregeling voor de inrichtingen en tehuizen. Thans kan met het volgende worden volstaan: De subsidieregeling voor 1965 is bij circulaire van 29 maart 1965 bekend gemaakt. Mede op voorstel van de Nationale Federatie voor Kinderbescherming zijn door deze regeling verbeteringen in de tot dusverre bestaande bepalingen aangebracht, die vooral van belang zijn voor die inrichtingen, wier niveau van werkzaamheden nog een zekere achterstand vertoonde. Grosso modo zou de ondergetekende willen stellen dat door deze subsidieverhoging-1965 het voor praktisch alle inrichtingen en tehuizen mogelijk is, in ieder geval wat de salarishoogte betreft, de richtlijnen van het salarisrapport-Haeck aan te houden. Dit betekent met name, dat het pedagogisch personeel, dank zij de subsidies, thans een sociaal verantwoorde salariëring kan ontvangen. Voor het jaar 1966 staan verdere verbeteringen — door middel van opvoering van de subsidiemaxima — op het programma, die tevens ten doel zullen hebben het op peil brengen van het pedadogisch niveau, in het kader van een verdere geleidelijke invoering van het nieuwe subsidiestelsel. Subsidie t.b.v. voogdijpupillen Wat de subsidie betreft, die van overheidswege wordt verstrekt ten behoeve van voogdijpupillen verblijvende in inrichtingen: deze is met ingang van 1 januari 1965 van 95 op 97 pet. gebracht. Aan de gedachte, dat de instellingen voor het werk der kinderbescherming een bijdrage uit eigen middelen dienen te leveren, wordt — althans voor de zittingsperiode van het tegenwoordige kabinet — vastgehouden. Intussen ligt het wel in het voornemen van de ondergetekende, te bevorderen dat dit percentage voor het jaar 1966 wordt opgevoerd tot 98, en voor het jaar 1967 tot 99. Bouwsubsidie De ondergetekende overweegt geen wijziging van de bouwsubsidieregeling, zoals die is neergelegd in de circulaire van 1 augustus 1963. Het sindsdien ingekomen aantal verzoeken om verlening van bouwsubsidie is talrijk; met de inwilliging van al
deze verzoeken is in totaal een zeer belangrijk bedrag gemoeid. De ondergetekende wil er in dit verband op wijzen hoe noodzakelijk het is dat er zou bestaan een landelijk structuurplan voor de inrichtingen voor kinderbescherming, afgestemd op de landelijke en regionale behoefte, aan de hand waarvan het mogelijk zou moeten zijn de ingekomen verzoeken om bouwsubsidie te toetsen. Thans moet vaak te incidenteel een beslissing worden genomen. Aan de Nationale Federatie voor Kinderbescherming is verzocht aan dit probleem bijzondere aandacht te schenken. Verenigingen voor voogdij en voor gezinsvoogdij De subsidiëring van het personeel en het apparaat van de verenigingen voor voogdij en voor gezinsvoogdij en patronage, zal ook op normatieve leest moeten worden geschoeid. Wat de gezinsvoogdij betreft, zijn reeds gedurende lange tijd onderhandelingen gaande met de groepsfederaties. Zodra deze onderhandelingen beëindigd zijn, ligt het in de bedoeling eveneens een normatieve regeling te ontwerpen voor de subsidiëring van het personeel en het apparaat van de voogdij-instellingen, waarbij de resultaten bereikt bij de gezinsvoogdij van dienst kunnen zijn. Mede gelet op de belangrijke financiële consequenties zal een geleidelijke invoering gewenst zijn. Opleiding In afwachting van nadere concrete voorstellen van particuliere zijde betreffende het probleem van de opleiding is — zoals in de toelichting op de begroting 1965 werd aangekondigd — een kleine studiecommissie, bestaande uit ambtenaren van het Departement van Onderwijs en Wetenschappen en van de Directie Kinderbescherming ingesteld. Deze is inmiddels met haar werkzaamheden begonnen. Zeer moeilijk plaatsbare kinderen Hierboven —• onder het opschrift bouwsubsidie •— werd reeds gewezen op de noodzaak van een landelijk structuurplan voor de inrichtingen voor kinderbescherming. In een dergelijk plan zou vooral aandacht moeten worden geschonken aan de onderbrenging van die kinderen, die als niet of zeer moeilijk plaatsbaar kunnen worden aangeduid. Er is — blijkens de ervaringen van vele kinderrechters, raden voor de kinderbescherming en voogdijverenigingen •— een residu van pijnlijke gevallen voor wie de particuliere inrichtingen niet of nauweiijks openstaan, pijnlijk, omdat de betrokken autoriteiten soms ?tad en land moeten afbellen om plaatsing gedaan te krijgen. Deels wordt dit veroorzaakt door een tekort aan plaatsruimte; daarin kan worden voorzien door uitbreiding. Niet te miskennen is echter de invloed van de toenemende selectiviteit van v eel inrichtingen. Daarvan mogen bepaalde groepen van kinderen echter niet de dupe worden. Nu de algemene hoogte van de subsidies een redelijk peil heeft bereikt, meent de ondergetekende niet te mogen nalaten om te zoeken naar middelen om, bij de in de toekomst te treffen subsidie-voorzieningen, met de gesignaleerde problematiek rekening te houden. Raden voor de Kinderbescherming In het rapport van de Werkgroep Organisatie en Formatie raden voor de kinderbescherming werd geconcludeerd, dat de normatieve personeelsformatie bij de raden voor de kinderbescherming, gerekend naar de werkomvang van 1960, ongeveer 895 man zou moeten bedragen. Het was om verschillende redenen niet mogelijk, o.m. niet als gevolg van de situatie op de arbeidsmarkt, het aantal personeelsleden in éénmaal op het normatieve aantal te brengen: voor 1965 geeft de begrotingsformatie een aantal aan van 765 personeelsleden. Mede als £evolg hiervan en voorts gezien de toeneming van de werkzaamheden sedert 1960, moet helaas nog steeds een bepaalde achterstand in de werkzaamheden worden geconstateerd. Nu er enige verruiming van het aantal sollicitanten valt te verwachten, is het verantwoord geacht voor het komende jaar een uitbreiding van de personeelsbezetting tot 825 te begroten. Blijft de verruiming voorcduren, dan zou de achterstand mogelijk in 1967 kunnen worden ingelopen.
12 Politic Personeelssterkte De zorg voor het Korps Rijkspolitie vraagt in de eerste plaats aandacht voor de personeelssterkte. Hoewel gedurende het afgelopen jaar de gunstige ontwikkeling van de wervingsresultaten zich heeft voortgezet, is er nog geen sprake van, dat de organieke sterkte bereikt zou zijn. Enige vermindering van het personeelstekort heeft plaals gehad: uitgaande van de huidige organieke sterkte van 6700 man, bedroeg het tekort medio 1964 762 man, per 1 april 196j is dit tekort verminderd tot 711 man. Tot het verder verminderen van het tekort kan het volgende dienen. Werving In het komende jaar zal de werving op de tot dusverre gevolgde wijze worden voortgezet. Naast de activiteiten van de ambtenaren, die, op basis van vrijwilligheid, naast hun normale politietaak voornamelijk door huisbezoek en het geven van voorlichting in daarvoor in aanmerking komende scholen en jeugdverenigingen, jonge personeelsleden aanwerven, zullen met deskundige medewerking van de Rijksvoorlichtingsdienst iegelmatig gegevens over de werkkring van de politie en de vooruitzichten van de politie-ambtenaar worden verspreid door middel van advertenties, folders en het organiseren van bijeen-
komsten. In het begin van het jaar 1966 zal aan alle leerlingen van de hoogste klassen van de M.U.L.O.-schoIen een door het departement van zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en door dat van de ondergetekende samengestelde gezamenlijke brochure worden toegezonden. Opkomst
voor eerste militaire
oefening
Als resultaat van het door zijn ambtsvoorganger met de Minister van Defensie, terzake gepleegd overleg zullen bij wijze van proef politiekandidaten, behorende tot de lichtingen 1966, 1967 en 1968, voorlopig vrijgesteld worden van opkomst voor eerste militaire oefening. In verband daarmede zullen de leerlingen van de Opleidingsschool van het Korps Rijkspolitie onmiddellijk na het opleidingsjaar aan die school en het jaar praktijkstage, voor de executieve politiedienst beschikbaar komen en definitief bij daarvoor in aanmerking komende groepen en posten, waar de tekorten het grootst zijn, kunnen worden ingedeeld. Aantrekken
van
burgerpersoneel
Met de rationalisering van het personeelsbestand zal in het komende jaar worden voortgegaan. De geleidelijke vervanging van de bij de parketgrocpen ingedeelde rijkspolitieambtenaren, voor zover deze niet met de leiding daarvan zijn belast, vindt voortaana. In verband daarmede zal wederom een aantal rijkspolitieambtenarcn beschikbaar komen voor plaatsing bij de executieve politiedienst. Voorts zal voortgegaan worden met het aantrekken van administratieve ambtenaren bij daarvoor in aanmerking komende onderdelen. Ook hierdoor zal het voor de executieve politiedienst beschikbare potentieel kunnen worden verhoogd. Organisatie Naast de werving vraagt ook de doeltreffendheid van de organisatie van de werkzaamheden de aandacht. Gedurende een aantal jaren is bij wijze van proef bij circa 20 landgroepen van het Korps Rijkspolitie een nieuwe methode van gerichte en meer planmatig voorbereide surveillance ingevoerd, gebaseerd op een aan de politiedienst aangepast systeem van rapportering en documentatie. In de proefperiode is gcbleken, dat door de nieuwe methode de doelmatigheid en het nuttig effect van de surveillance aanmerkelijk kon worden verhoogd. Het ligt in het voornemen de proef geleidelijk uit te breiden over alle landgroepen.
De motorisering van het Korps Rijkspolitie zal worden voortgezet door uitbreiding van het aantal van rond 300 bij de landgroepen ingedeelde surveillanceauto's met 62. In 1966 zal hiermede voor wat betreft de landgroepen de gewenste sterkte aan motormatcricel zijn bereikt. Bij iedere groep zal dan zijn ingcdeeld één surveillance-auto, alsmede — afhankelijk van de personeelssterkte van de groep — tenminste 1 ultra licht motorrijwiel tot ten hoogste 1 motor met zijspan en 3 ultra lichte motorrijwielen. Bij elk van de onder de groepen ressorterende posten en rayons is dan bovendien aanwezig — eveneens afhankelijk van de personeelssterkte — tenminste 1 ultra licht motorrijwiel tot ten hoogste 1 motor met zijspan en 3 ultra lichte motorrijwielen. De gewijzigde opzet van het mobilofoonnet van het Korps Rijkspolitie zal verder worden uitgevoerd. Het net zal in verband daarmede worden uitgebreid met 55 vaste stations, 88 mobiele stations en 12 relais-stations. De uitbreiding van de vloot van de Rijkspolitie te Water zal worden voortgezet door de bouw c.q. aankoop van 1 groot en 2 kleine vaartuigen. Bestrijding verkeersonveiligheid Moet de politie in het algemeen voor haar opsporingstaak goed zijn uitgerust, dit geldt wel zeer in het bijzonder de opsporing van verkeersovertredingen. De aandacht gaat trouwens niet alleen uit naar de repressieve controle, maar nog meer naar de preventieve. Door het Korps Rijkspolitie zal dan ook in het komende jaar verscherpt toezicht worden uitgeoefend ter ondersteuning van de door de verkeersbonden in samenwerking met de Centrale Politie Verkeerscommissie en in overleg met de Procureurs-Generaal, fgd. Directeuren van Politie opgestelde kernthema-acties. Wat in het bijzonder de uitrusting van het Korps Rijkspolitie voor de verkeerstaken betreft, zij het volgende opgemerkt. De outillerina van de onderdelen, welke met de verkeerscontrolc zün belast, zal in het komende jaar worden aangevuld en waar nodia verbeterd. Met het oog op het intensiveren van het verkeerstoezicht op de autosnelwegen, welk toezicht wordt uitaeoefend door de Groep Surveillance Autosnelwegen, zal het aantal snelle kleine personenauto's opnieuw — en wel met 10 — worden uitgebreid. Opleiding De onleidinasmethode aan de Opleidinasschool van het Korps Rijkspolitie te Arnhem, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan de mentale vorming en aan het optreden in de praktiik van de toekomstige rijkspolitieambtenaren, zal worden voortaezet. Gedurende het jaar 1966 zullen aan de Verkeersschool van het Korps Rijkspolitie de nodiee oplcidineen voor personeel bestemd voor indelina bij de verkeersonderdelen. alsmede enige voortaezette verkeersonleidineen plaats vinden. Aan de onleiding in het hanteren van vnurwanens zal bijzondere aandacht worden besteed. Niet alleen zal de schietvaard;
id van adspimnten aan de Onleidinesschool van het Korps Rijksnolitie tiidens de eerste onleidina worden verhooad, maar ook de overige personeelsleden zullen meer frequent in de geleaenbeid worden aeste'd hun vaardiaheid te onderhouden en zo nodie te verbeteren. Overwoaen wordt een aantal filmseh'ftin^tnllnties aan te schaffen, waarmede het crhiVfen on be^cfend^ doelen op doelmatige wÜ7e kan worden beoefend. Daarnaast zal aan de instructie inzake het aanwenden van eeweld en bet aebruik van wapenen bij de onleidina en de voortaezette onleidina de nodiee aandacht worden eeschonken. De werkaroep belast met de herzienina en modernisering van de onleidina van het huidia Politicdinloma B heeft haar rapport uitcrebracHt. Met zün amhtae noot van Binnenlandse Znken is de ondergetekende in overlee eetreden omtrent de realiserina van de voorstellen van He werkaroep. welke mede behelzen een aanpassina van de onleidina van de kaderleden aan de nieuwe inzichten omtrent de taak van de politie en de uitvoering daarvan.
13 Rechterlijke organisatie Samenstelling
der rechterlijke
macht
Reeds geruime tijd wordt de bezetting van de arrondissementsrechtbanken vastgesteld volgens normen, gebaseerd op statistische gegevens en tot stand gekomen in overleg met de presidenten van de rechtbanken. Deze gespreksbasis voldoet uitstekend, zodat de ambtsvoorgangers van de ondergetekende hebben gestreefd naar het tot stand brengen van een dergelijk stelsel voor de staande magistratuur. De commissie, onder leiding van de procureur-generaal bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, heeft voor de arrondissementsparketten normen ontworpen voor de omvang van de bezetting. N a overleg met de hoofden der parketten, de procureur-generaal eveneens gehoord, is daarover overeenstemming bereikt, zodat ook hier soepele richtlijnen voor de omvang van de formaties tot stand zijn gekomen. De ondergetekende overweegt voor de raden van beroep eenzelfde gedragslijn te volgen. De normen welke worden aangehouden voor de bezetting van de kantongerechten, blijken in de praktijk te voldoen. Ook voor de bezetting van de rechtbankgriffies met griffiershulp worden formaties, tot stand gekomen op dezelfde voet, voorbereid. Nu het aanbod van bekwame juristen nog steeds schaarser is dan men zou wensen, maken deze formaties het tevens mogelijk op eenvoudige wijze te bepalen waar beschikbaar komende krachten het meest noodzakelijk zijn. Structuur openbaar
ministerie
De schaarste aan juristen is het meest voelbaar in het openbaar ministerie. De reeds genoemde commissie heeft zich dan ook in het tweede gedeelte van haar rapport bezig gehouden met de vraag of de aantrekkelijkheid van een loopbaan bij het openbaar ministerie verhoogd dient te worden. Ook over de hieromtrent gedane voorstellen is inmiddels met de vergadering van hoofden van de arrondissementsparketten en de procureurs-generaal overeenstemming bereikt. Aangezien zij echter de structuur van het openbaar ministerie mede raken, en daarmede treden in het meer algemene verband der rechterlijke macht, acht de ondergetekende het geraden hierover adviezen in te winnen van de Vereniging voor Rechtspraak, alvorens te beslissen welke van deze voorstellen, en in welke vorm, hij zal kunnen overnemen. Jonge juristen bij de rechterlijke
macht
Hoewel een carrière voor bekwame jongeren bij de rechterlijke macht in meer dan één opzicht bepaald gunstig genoemd kan worden, melden zich nog steeds te weinig kandidaten aan. De verwachting bestaat, dat enige verbetering in de komende jaren zal intreden. Deze verwachting is gebaseerd op het verloop van de aantallen aankomende juridische studenten omstreeks 1955 en het daaruitvolgende dieptepunt van het aantal afgestudeerden omstreeks 1962. Vergeleken met 1955 is het aantal aangekomen eerste jaars thans verdrievoudigd. Het ligt voor de hand dat deze vermeerdering ook invloed zal hebben op de belangstelling voor een functie bij de rechterlijke macht. De volgende gegevens, verkregen van het Centraal Bureau voor de Statistiek, geven een duidelijk inzicht. Studenten
in de faculteiten Aangekomen eerste jaars
1950 1951 1952 1953 1954 1955
474 428 374 365 356 305
der
rechtsgeleerdheid afgestudeerd in 411 423 432 431 398 366
314 348 307 322 271 267 255 311
357 365 422 454 544 611 697 906 Opleiding jonge
juristen
De vraag op welke wijze de opleiding van de jonge juristen geïntensiveerd kan worden, vormt nog steeds een onderwerp van studie. Sedert 1962 werden 10 rechterlijke ambtenaren in opleiding, in het kader van het Opleidings- en Vormingsbesluit, gedurende twee jaren op advocatenkantoren geplaatst. Zowel de patroon als de stagiaire brengt na afloop schriftelijk rapport uit van zijn bevindingen. De ervaringen zijn dermate gunstig dat op dit onderdeel bepaald geen wijziging van de opleiding zal worden bevorderd. Stichting Studiecentrum
Rechtspleging
In maart van dit jaar bestond de Stichting vijf jaar en is het bestuur ingevolge de statutaire bepalingen afgetreden. De meerderheid van de leden is opnieuw als zodanig aangewezen. Mr. G. J. Wiarda, raadsheer in de Hoge Raad, die gedurende de afgelopen periode als voorzitter is opgetreden, heeft zich niet voor een nieuwe benoeming beschikbaar kunnen stellen; in zijn plaats is mr. C. W. Dubbink, raadsheer in de Hoge Raad, tot voorzitter benoemd. De belangstelling voor de door de Stichting georganiseerde cursussen blijft groot. In het academisch jaar 1965/1966 zullen elf cursussen worden gegeven over die onderdelen van het recht en zijn hulpwetenschappen, welke voor de rechtspleging van bijzonder belang zijn. Specialisatie De ondergetekende onderschrijft het standpunt van zijn ambtsvoorganger, ingenomen bij de memorie van toelichting op de begroting voor het dienstjaar 1965, omtrent de wenselijkheid de problematiek van de specialist in de rechterlijke macht nader te concretiseren. De werkgroep onder leiding van prof. mr. Ch. J. Enschedé, die een advies voorbereidt omtrent de taak van de kinderrechter en de bijzondere eisen van specialisatie, welke in verband met de aan dezen opgedragen rechtspraak dienen te worden gesteld, is zover met zijn werkzaamheden gevorderd dat zijn rapport in het begrotingsjaar mag worden verwacht. Belastingkamers In samenhang met het voorgaande zij vermeld dat op 1 maart 1967 het tijdvak van 10 jaren zal verstrijken gedurende hetwelk in afwijking van artikel 64 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie, mede tot vice-president, raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger kunnen worden benoemd, zij die de hoedanigheid van kandidaat-notaris bezitten, dan wel met goed gevolg het examen in de belastingwetenschappen aan de Rijksbelastingacademie of een daarmede gelijkgesteld examen hebben afgelegd (art. 28, 2e lid, Wet administratieve rechtspraak belastingzaken). De ondergetekende heeft contact opgenomen met zijn ambtgenoot van Financiën over de in hetzelfde artikel geopende mogelijkheid deze termijn te verlengen. Bij het nader beraad zal ook rekening worden gehouden met het feit dat de studie in de belastingwetenschappen thans is geregeld in universitair verband. Ongegradueerde secretarissen en administratief personeel De hierboven aangeduide behoefte aan juristen maakt de hulp van de ongegradueerde gerechts- en parketsecretarissen des
14 te waardevoller. De selectie en opleiding van deze ambtenaren vraagt intussen de voortdurende aandacht. In 1966 zal een secretariaatsoplciding met het afnemen van examens worden afgesloten (nadat in 1965 twee dergelijke opleidingen werden beeindigd), terwijl tevens in het najaar van 1966 nieuwe opleidingen voor de sectoren griffie rechtbank, griffie kantongerecht, arrondissementsparket en eventueel griffie raden van beroep een aanvang zullen nemen. Ook de taken van het administratieve personeel nemen toe door de stijging van het aantal zaken en door de invoering van nieuwe voorschriften t.a.v. de registratie van verkeersovertredingen bij de justitiële documentatiedienst, het toezicht op het beheer door voogden en de beginselenwet kinderbescherming. Teneinde ook het lagere personeel beter voor zijn taak geschikt te maken zal in 1966 een nieuwe basis-opleiding beginnen. Tevens zal een introductieboekje worden uitgereikt aan personeel dat bij de gerechten in dienst treedt. De uitbreiding der werkzaamheden heeft, ondanks de verdere invoering van moderne bureau-apparatuur, tot gevolg een uitbreiding van het administratief personeel, waarmede dan weer gepaard gaat een verzwaring van de taak van de leidinggevende functionarissen. In 1965 is afgesloten een oriëntatiecursus voor bureelchefs en sectiechefs. Deze cursus had tot doel een betere vervulling van die functies te bevorderen en bleek in een behoefte te voorzien. De oriëntatiecursus blijft voor nieuw benoemde leidinggevende ambtenaren op het programma staan, terwijl daarnaast met alle bureelchefs en de sectiechefs nieuwe onderwerpen zullen worden behandeld die verband houden met de uitoefening van hun chefsfunctie. Bibliotheken der gerechten De aanzienlijke vernieuwingen en uitbreidingen van de gerechtsbibliotheken (gedurende de laatste vijf jaren werd voor meer dan een miljoen gulden daaraan ten koste gelegd) nopen tot het moderniseren van de bibliotheekadministraties en de wijze van catalogiseren. Teneinde ook overigens de rentabiliteit der bibilotheken te verhogen is het noodzakelijk bibliothecarissen aan te stellen. Plannen om administratief personeel voor deze functie te selecteren en op te leiden zijn in voorbereiding. Gehouwen Aan de reeks van kantongerechten waarvan de huisvesting is verbeterd kunnen Eindhoven en Wageningen worden toegevoegd. Door beide gerechten konden nieuwe gebouwen worden betrokken. Het nieuwe gebouw van het kantongerecht te Hilversum zal eind 1965 in gebruik kunnen worden genomen. De uitbreiding van het gerechtsgebouw te Utrecht is voltooid. In Alkmaar en Leeuwarden zijn nieuwbouw en restauratie in uitvoering: daar de diensten in deze gerechtsgebouwen doorgang moeten vinden, geschiedt de uitbreiding in verschillende fasen. De voorbereidingen voor nieuwbouw t.b.v. de gerechten in Zwolle en de kantongerechten te Sittard, Gouda, Heerenveen en Tilburg vorderen gestaag. Onderhandelingen voor het beschikbaar komen van grond voor nieuwbouw te Breda en Roermond zijn gaande. Verwacht wordt dat de definitieve schetsplannen van het paleis van justitie te 's-Gravenhage nog in het jaar 1965 door ondergetekende kunnen worden goedgekeurd. Notariaat De broederschap van notarissen en de broederschap van kandidaat-notarissen nebben enige jaren geleden een commissie ingesteld die de mogelijkheid bestudeert van vestiging van nieuwe notarisstandplaatsen. Inmiddels werden verscheidene voorstellcn tot zodanige vestiging ontvangen. Sommige van de voorstellen hebben geleid tot openstelling van een vacature. De ondergetekende acht deze ontwikkeling in het belang van de justitiabelen en in die van het notariaat in het algemeen. Het heeft de aandacht van de ondergetekende getrokken dat in sommige vacatures zich zeer weinig sollicitanten hebben aangemeld. Een enkele vacature moest om deze reden opnieuw
worden opengesteld. Mede daardoor kan hij dan ook slechts betrekkelijke betekenis toekennen aan recentelijk vernomen klachten over de lange wachttijd voor kandidaat-notarissen.
Vreemdelingenzaken en Greasbewaking Nieuwe Vreemdelingenwet. Aan het ontwerpen van de uitvoeringsregelingen wordt met voortvarendheid gewerkt. De bestaande voorschriften zullen grotendeels moeten worden herzien. Bijzondere zorg wordt besteed aan de inbouw in het nationale vreemdelingenrecht van voor Nederland verbindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van internationale overeenkomsten, welke van belang zijn voor de rechtspositie van vreemdelingen of bepaalde categorieën van vreemdelingen. In dit verband valt in het bijzonder te denken aan onderdanen van de Benelux- en E.E.G.-landen, alsmede aan de bijzondere rechtspositie van vluchtelingen. Voorts worden reeds in het stadium van de voorbereiding der uitvoeringsvoorschriften van de nieuwe wet, zowel andere hierbij betrokken ministeries als de organen die met de uitvoering van de wet zullen worden belast, regelmatig geraadpleegd om de praktische hanteerbaarheid van de voorschriften zoveel mogelijk te verzekeren. In de loop van het volgende kalenderjaar zal, naar verwacht mag worden, de arbeid aan deze omvangrijke materie gereed kunnen komen en zal de nieuwe vreemdelingenwet tezamen met zijn uitvoeringsbesluiten in werking kunnen treden. Aantallen vreemdelingen. Het aantal vreemdelingen dat zich in Nederland vestigt, neemt voortdurend toe. (Afgerond tot duizendtallen bedroeg het aantal geregistreerde vreemdelingen op 1 januari 1960: 126 000; 1 september 1963: 144 000; 1 juli 1964: 160 0 0 0 ) . Sindsdien kwamen nog vele duizenden vreemdelingen herwaarts. Deze toevloed houdt rechtstreeks verband met de krapte op de arbeidsmarkt naar uit de volgende opgaven blijkt. Per ultimo 1962 waren 32 049 tewerkgestelde vreemdelingen geregistreerd. Per ultimo 1963 en 1964 resp. 38 055 en 51 611. In deze laatste getallen zijn uiteraard de niet aan het arbeidsproces deelnemende gezinsleden niet begrepen. Ook het aantal grensoverschrijdingen wordt sprongsgewijze groter. In 1963 pl.m. 85 miljoen. Thans pl.m. 88 000 000. Aan het stroomlijnen van voorschriften voor grensoverschrijding en toezicht op vreemdelingen wordt daarom de grootste aandacht besteed. Een reorganisatie van de afdeling grensbewaking van de hoofdafdeling vreemdelingenzaken en grensbewaking is in voorbereiding. Het in de Regeringsverklaring (Handelingen II, 1964-'65, blz. 13—15, rechterkolom) bedoelde beraad met betrekking tot de ontwikkeling van het vraagstuk der vreemde arbeidskrachten (en hun gezinnen )is aangevangen. Repatriëring uit Indonesië. Het aantal verzoeken om op repatriëringsbasis uit Indonesië herwaarts te worden overgebracht, waarop nog niet is beschikt, is betrekkelijk gering. Te dien aanzien zij verwezen naar bijlage IV, die tevens inzicht verstrekt in de wijze van afdoening. Die afdoening vond plaats op de grondslag van de toezegging van de ambtsvoorganger van de ondergetekende, dat een ruimhartig beleid zou worden gevoerd. Inmiddels maakten honderden afgewezen verzoekers gebruik van de mogelijkheid in beroep te komen bij de Kroon ingevolge de wet beroep administratieve beschikkingen. Het aantal aanhangige beroepen is mede in de bijlage dezes vermeld. Het door de ambtsvoorganger van de ondergetekende naar Indonesië uitgezonden team heeft in 328 gevallen, waarin de aanwezige gegevens onvoldoende waren om tot een beslissing te komen, nader bericht. Op grond van dat nader onderzoek is in 233 gevallen het verzoek ingewilligd, in 89 gevallen moest tot afwijzing worden besloten. In 6 gevallen bleek geen belangstelling voor overkomst naar Nederland meer te bestaan. Door de grote van alle betrokken zijden in Indonesië ontvangen medewerking kon het noodzakelijke onderzoek in een betrekkelijk kort tijdsbestek worden verricht. De bijzondere waardering van de ondergetekende gaat uit naar de kontaktpersonen in
15 Indonesië voor wie geen moeite te veel is visumaanvragers bij te staan. Hun inlichtingen hebben substantieel bijgedragen tot het verkrijgen van een zo gaaf mogelijk beeld van de omstandigheden van hen die om overkomst vroegen. Ook het desbetrcffende personeel van de Nederlandse Ambassade te Djakarta heeft tijd noch moeite gespaard de afhandeling van zaken met groot begrip voor de moeilijkheden van de betrokkenen te bevorderen. Illegaal verblijf. Na de publikatie van het „generaal pardon" in juni 1964 voor illegaal hier te lande verblijvende vluchtelingen meldden zich 37 Chinezen en 9 Indonesiërs. Hoewel van vluchtelingschap in de zin van het Geneefse Verdrag geenszins sprake was, is hun verblijf hier te lande aanvaard. Van ongeveer 100 andere Chinezen is inmiddels gebleken dat zij illegaal in Nederland vertoefden. Het regulariseren van die situatie tegen de achtergrond van het jegens in restaurants werkzame Chinezen te voeren beleid is in verband met de geslotenheid van de groep en de vele dikwijls onontwarbare relaties van de leden ervan onderling en met het buitenland geen eenvoudige zaak. Verzoeken om asiel. Sedert 1 mei 1964 vroegen 46 vreemdelingen om asiel hier te lande. Aan 28 hunner werd verblijf toegestaan. Vijf verzoekers zijn voortgeholpen naar het land hunner keuze. Het onlangs in gebruik genomen Huize Almar in Scheveningen, tehuis voor asielverzoekencie vreemdelingen, is een aanzienlijke verbetering, vergeleken bij de situatie voordien waarin deze vreemdelingen werden ondergebracht in de voormalige directeurswoning van de Arnhemse gevangenis. Raad voor het Rechtsherstel Nu de werkzaamheden van de Raad naar haar eind lopen, meent de ondergetekende te kunnen volstaan met enige korte mededelingen over de stand van zaken. Voorzitter Bij de Voorzitter is nog slechts 1 beroepschrift aanhangig, dat op verzoek van rekwestrant wordt aangehouden. Afdeling Rechtspraak Bij de aanvang van 1965 waren bij de Afdeling Rechtspraak nog slechts 7 zaken aanhangig. In 1964 werden 6 nieuwe zaken aangebracht. Afdeling Effectenregistratie De publikatie van de als niet-aangemeld geregistreerde effecten is thans beëindigd en de verdere op die effecten betrekking hebbende werkzaamheden van de Afdeling Effectenregistratie zijn nagenoeg voltooid. De nog te geven eigendomsbeslissingen over effecten hebben bijna alle betrekking op de groep aandelenA.K.U., vermeld op blz. 16 van de memorie van toelichting op de begroting 1965, hoofdstuk VI. In de daar bedoelde procedures die voor de gewone rechter aanhangig waren, is onlangs een eindbeslissing gegeven over enige die groep effecten betreffende rechtsvragen, zodat de behandeling van de onderschcidene op die groep betrekking hebbende zaken thans door de Afdeling Effectenregistratie kan worden voortgezet. Het Nederlandse Beheersinstituut Eind 1964 waren er nog slechts 500 vijandelijke vermogens in beheer. De overige beheers- en bestuurswerkzaamheden zijn vrijwel geheel afgewerkt. Behalve met het afwerken van de nog lopende zaken is het Beheersinstituut belast met werkzaamheden ter uitvoering van het Nederlands-Duitse financiële Verdrag. Adviseur wetenschappelijk werk Het beleid is er op gericht om voor wetenschappelijke onderzoekingen, die voor beleidsvoering en wetgeving nodig zijn, de
medewerking van universitaire instituten te verkrijgen. Ten departemente wordt onderzocht welke onderwerpen voor onderzoek in aanmerking komen, aan welke voorwaarden onderzoekingen moeten voldoen, en welke bijdragen van departementswege kunnen worden geleverd. Gelukkig komt het ook herhaalde malen voor, dat de universitaire instituten zich tot het departement wenden. Er is wederzijds contact. De coördinatie van de werkzaamheden ten departemente is opgedragen aan de Adviseur Wetenschappelijk Werk in samenwerking met een beleidscommissie, waarin een aantal hoofdambtenaren zitting hebben. Op een aantal directies zijn bureaus gevormd, die — meer direct ten behoeve van de beleidsvorming — studieopdrachten van beperkte omvang uitvoeren. De Adviseur Wetenschappelijk Werk onderhoudt de nodige contacten met de ambtenaren van deze bureaus. De universitaire instituten waarmee tot dusver wordt samengewerkt, bewegen zich op het gebied van de criminologie, de strafrechtssociologie, de preventieve geneeskunde, de forensische psychiatrie, de sociale psychologie en het kinderrecht. In de paragraaf over het gevangeniswezen worden een viertal projecten inzake penitentiaire behandelingsvormen genoemd, die in 1966 zullen worden voortgezet of ter hand genomen. Een onderzoek naar de resocialiserende invloed van een vorm van groepswerk met jeugdige gedetineerden is reeds eerder geëntameerd. Enige andere projecten beogen inzicht te krijgen in crimineel gedrag: één onderzoek is gericht op het cijfermatige verband tussen straf en recidive, twee andere pogen vormen van zedencriminaliteiten de bestrijdingsmogelijkheden te analyseren. Tevens worden bepaalde aspecten van straftoemeting aan een onderzoek onderworpen, terwijl ook aan het vóórkomen van chantagepraktijken aandacht wordt geschonken. Het is voorts de bedoeling in 1966 op het terrein van de reclassering een onderzoek in te stellen. Naast deze serie onderzoekingen zijn er een zevental op het gebied van de kinderbescherming gaande. Drie ervan zijn gericht op de functie van de interne observatiemethoden; drie andere hebben therapeutische methoden tot onderwerp, één in inrichtingsverband, één bij verblijf van pupillen in pleeggezinnen, terwijl het derde zich speciaal bezighoudt met de eisen te stellen aan de behandeling van ter beschikking van de regering gestelde minderjarigen. De taak en de rol van de groepsleider in de behandelingsinrichtingen wordt in een ander project geanalyseerd. Bovendien wordt een in 1966 te beginnen onderzoek voorbereid, dat de mogelijkheden van de gezinsvoogdij en met name het aandeel van de maatschappelijke werkers daarin zal bestuderen. Toelichting op de cijfers Algemeen GEWONE DIENST De raming voor de Gewone dienst voor het dienstjaar 1966 bedraagt ƒ 489 560 000 terwijl voor 1965 werd toegestaan 419 850 000 zodat voor 1966 meer is begroot
ƒ
69 710 000
De verdeling van deze verhoging over de verschillende begrotingsafdelingen is als volgt: Hoger dan Lager dan 1965 1965 (in duizenden guldens) Afd. I. Ministerie 1 680 Afd. II. Privaatrecht 105 Afd. III. Publiekrecht 135 Afd. IV. Wetgeving 80 Afd. V. Rechtspraak 10 655 Afd. VI. Politie 14 745 Afd. VII. Vreemdelingenzaken en Grensbewaking 115
16 Afd. VIII. Gevangeniswezen Afd. IX. Kinderbescherming Afd. X. Uitvoering Psychopatenwetten, Reclassering en Voorlichting in Strafzaken . . Afd. XI. Verzekeringskamer Afd. XII. Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt . . . . Afd. XIII. Herstel Rechtsverkeer . . . .
Artikel 11. Met enige verdere stijging van de in dit artikel omschreven kosten is rekening gehouden.
6 300 25 650 10 175 370 18 48 69 893
183
69 710 Evenals voor 1965 is rekening gehouden met een verdere uitbreiding van de personeelsbezetting bij diverse diensten. Aangezien niet mag worden verwacht dat de arbeidsmarkt in i 966 voldoende ruimte zal bieden om de noodzakelijk geachte formatie te bereiken, zijn in de raming slechts de aantallen opgenomen, die vermoedelijk in dienst zullen zijn.
Artikel 13. Uitbreiding van de werkzaamheden met name bij de bibliotheek en het bureau centrale personeelsadministratie maakt een versterking van de personeelsbezetting met 7 medewerkers noodzakelijk voor de afdeling algemene zaken. Het bureau van de geneeskundig inspecteur zal om dezelfde redenen met 1 functionaris worden uitgebreid. De uitbouw van het wetenschappelijk werk vraagt voorts een versterking van de staf van de algemeen adviseur wetenschappelijk werk en van de personeelsbezetting van het wetenschappelijk voorlichtings- en documentatiecentrum met in totaal 3 functionarissen. De diverse genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen zijn eveneens van invloed geweest op de raming.
Artikel 14. Onder dit artikel zijn in raming gebracht de „specifieke uitgaven en aanschaffing technisch materieel en inAls voornaamste factoren voor de hogere raming kunnen strumenten" ten behoeve van de centrale opsporingsdiensten en de gerechtelijke laboratoria ressorterende onder de directie worden genoemd: politie van het ministerie. Tot 1965 werden deze kosten op een 1°. De salarismaatregelen voor het rijkspersoafzonderlijk begrotingsartikel geraamd (voor 1965: artikel 44) neel, personeelsuitbreiding, periodieke wedonder de begrotingsafdeling VI. Politie. deverhogingen, bevorderingen enz ƒ 34 650 000 Het centraliseren van deze uitgaven ten laste van één artikel 2°. Hogere verplecgkosten en subsidies kinderverdient de voorkeur uit een oogpunt van doelmatigheid. Ten einde een juiste vergelijking van de raming 1966 met bescherming 16 150 000 de begroting 1965 mogelijk te maken zijn in de uitgewerkte 3°. Meer uitgaven voor bouwsubsidies 9 000 000 staat de vergelijkbare cijfers betreffende 1965 tevens onder dit 4°. Meer uitgaven voor psychopaten- en reclasartikel vermeld. De hogere raming van de huisvestingskosten houdt verband seringssubsidie 3 960 000 met de diverse loonmaatregelen waardoor de lonen en sociale 5°. Hogere materiële uitgaven 3 640 000 lasten voor werkvrouwen en de kosten van schoonmaakbedrijven zijn gestegen. 6°. Hogere kosten rechtsbijstand aan on- en Voor bureau- en tekenbehoeften en drukwerk moesten, gelet minvermogenden 1 075 000 op de loon- en prijsstijgingen, hogere bedragen worden uitge7°. Meer uitgaven voor het Wagenpark Rijkspolitie 715 000 trokken. Voor reis-, verblijf- en verplaatsingskosten is eveneens een groter bedrag opgenomen rekening houdend met enige uitbreiArtikclsgewijze toelichting ding van de personeelsbezetting alsmede hogere tarieven voor liet reizigersverkeer en van het reisbesluit 1956. GEWONE DIENST De overige algemene uitgaven zijn hoger geraamd aangezien AFDELING I. MINISTERIE enerzijds de salarismaatregelen van invloed zijn op de kosten van de Rijkscentrale voor Mechanische Administratie, terwijl Artikel 1. De hogere raming is een gevolg van de genomen anderzijds de door deze administratie te verrichten werkzaamsalarismaatregelen. heden zullen toenemen. Voorts is gerekend op hogere uitgaven voor adviezen in verband met het verlenen van externe Artikel 2. De verdere intensivering van de werkzaamheden bijstand o.m. ten behoeve van het planbureau nieuwbouw geop organisatorisch terrein alsmede op het gebied van het per- vangeniswezen. soneelsmaatschappelijk werk maakt een versterking van de Voor lopende en enkele nieuwe onderzoekingen ten behoeve personeelsbezetting met 2 functionarissen noodzakelijk. van het „wetenschappelijk voorlichtings- en documentatiecenVoorts diende, zoals reeds gemeld in de algemene toelichting trum" wordt f 200 000 geraamd. onder het hoofd Ministerie, ter assistentie van de SecretarisIn verband met het frequenter verschijnen van het documenGeneraal, een raadadviseur aan deze functionaris te worden tatieblad en het ter hand nemen van andere publikaties zijn toegevoegd. hogere bedragen uitgetrokken. Tevens is rekening gehouden met genomen salarismaatregeDe hogere raming voor officiële publikaties (politie) is gelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. baseerd op de werkelijke uitgaven over 1964. Daarnaast is Artikel 5. Gelet op de uitgaven over 1964 is voor bijdragen rekening gehouden met de regelmatige groei van de publikaties aan en kosten van commissies in Nederland een hoger bedrag als gevolg van de aanwas van de bevolking bij gelijkblijvende of toenemende criminaliteit en met de toegenomen loonkosten geraamd. in de grafische bedrijven. Artikel 6. Voor 1966 zullen de werkzaamheden verbonden Bij de raming van de „kosten van het gerechtelijk natuuraan het ontwerpen van een nieuw Burgerlijk Wetboek naar wetenschappelijk laboratorium" is rekening gehouden met een raming een bedrag van f 450 000 vragen. voortdurende uitbreiding van de werkzaamheden, alsmede met de prijsstijgingen van de aan te schaffen materialen. Artikel 9. Voor 1966 is rekening gehouden met een hogere Het voor aanschaffingen geraamde bedrag is onder meer bijdrage aan het bureau van het internationaal verbond tot bestemd voor de aankoop van roterende kaartsystemen voor bescherming van letterkundige en kunstwerken. het kentekenregister met bijbehorend meubilair, van technische apparatuur voor de gerechtelijke laboratoria en enige verArtikel 10. Ter intensivering van de werving van psychiaters vanging en uitbreiding van kantoormeubilair, -machines en is het noodzakelijk over meer beurzen te kunnen beschikken. stoffering.
17 Artikel 17. De hogere raming vloeit voort uit de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 18. Voor reis-, verblijf- en verplaatsingskosten en voor stalling van motorvoertuigen is f 1000 meer geraamd in verband met de stijging van deze kosten. In verband met de toeslag op de wegenbelasting is voor overige uitgaven een groter bedrag uitgetrokken. Ter vervanging van versleten motorvoertuigen en enige uitbreiding van het wagenpark is f 267 500 geraamd. Artikel 22. Aangezien in 1966 op een kleiner aantal gratificaties bij ambtsjubilea behoeft te worden gerekend kan, niettegenstaande de diverse salarismaatregelen, met f 150 000 minder worden volstaan. Artikel 25. Met enige stijging van de in dit artikel omschreven kosten is rekening gehouden. Artikel 26. De hogere raming is een gevolg van de genomen salarismaatregelen. Artikel 27. Het geraamde bedrag dient als een stelpost te worden beschouwd. AFDELING II. PRIVAATRECHT Artikel 28. De hogere raming vloeit voort uit de genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. AFDELING III. PUBLIEKRECHT Artikel 30. In verband met een reorganisatie bij de betrokken hoofdafdeling wordt o.m. de personeelsbezetting van de afdeling Gratie, groot 9 man, welke tot nu toe onder dit artikel geraamd was, thans in raming gebracht op artikel 90. Dientengevolge kan, niettegenstaande de genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen, met een lager bedrag worden volstaan. AFDELING IV. WETGEVING Artikel 31. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. AFDELING V. RECHTSPRAAK Artikel 32. Als gevolg van een te grote belasting van de leiding van deze hoofdafdeling alsmede het toenemen van werkzaamheden valt aan een uitbreiding van de personeelsbezetting niet te ontkomen. Tevens is rekening gehouden met de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 33. Het nieuwe tarief voor de vergoedingen aan toegevoegde raadslieden zal in 1966 tot hogere uitgaven leiden. In verband daarmede is f 100 000 meer uitgetrokken. Voorts is rekening gehouden met hogere kosten voor verzending gerechtelijke brieven en enige stijging van de kosten van deskundigen. Artikel 34. Aangezien vele zaken eerst na geruime tijd worden beëindigd, moet nog op een aanmerkelijke stijging van kosten worden gerekend, mede als gevolg van de voor 1965 in uitzicht gestelde verhoging van de vergoedingen voor toegevoegde raadslieden. Voor 1966 is daartoe f900 000 meer geraamd. Voor bijkomende kosten zoals bureauvergoedingen en vacatiegelden is f 75 000 meer uitgetrokken.
Artikel 35. In het jaar 1966 zullen de thans lopende cursussen voor de A- en B-opleiding van het personeel der gerechten worden vervolgd. Rekening is tevens gehouden met in 1966 aan te vangen nieuwe cursussen voor deze opleidingen. De kosten van deze opleidingen zijn o.m. gestegen door het opvoeren van de frequentie der lesdagen. De ervaringen, opgedaan met het geven van oriëntatiecursussen voor de chefs en de toekomstige chefs van het administratief personeel zijn zo gunstig dat ook voor 1966 een post is uitgetrokken om dergelijke cursussen te kunnen organiseren. Artikel 36. De uitgaven van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging worden voor 1966 geraamd op f42 500. Artikel 37. De bij de Hoge Raad der Nederlanden aangebrachte onteigenings- en belastingzaken nemen bij voortduring in aantal toe. Voor een geregelde afdoening van zaken bleek het noodzakelijk de kamer voor de behandeling van deze zaken met één raadsheer uit te breiden. Voorts vereiste het openbaar ministerie van dit college een tijdelijke voorziening in verband met de aan de procureurgeneraal opgedragen taken ten behoeve van de totstandkoming van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Intensivering van het rechtsverkeer, doch in enkele gevallen ook een in het oog lopende stijging van de bevolking, werden voor het verslagjaar 1964 genoemd als factoren voor de voortdurende toeneming van de werkzaamheden van de rechtbanken. Deze beïnvloeden niet alleen de bezetting van de rechtbanken, doch ook die van de gerechtshoven. Bij het bepalen van het aantal der raadsheren in de hoven is rekening gehouden met een drietal, het gehele jaar tengevolge van verschillende mutaties niet bezette raadshcerplaatsen. Het aantal substituut-griffiers bij de gerechtshoven behoefde een vermeerdering met één. De vermeerdering der werkzaamheden van de gerechtshoven brengt de noodzaak met zich ook de administratieve bezetting te vergroten. Voor de hoven zullen eind 1966 6 ambtenaren meer nodig zijn dan de begroting 1965 toelaat. De bezetting der rechtbanken is wederom geraamd met inachtneming van de daarvoor in het rapport der CommissieSmits aangegeven normen. Bij het bepalen van het aantal rechters is er van uitgegaan dat in 1966 een 6-tal rcchtersplaatsen i.v.m. verschillende mutaties niet zal zijn bezet. De uitbreiding der werkzaamheden van de arrondissementsparketten en van de griffies van de rechtbanken — mede veroorzaakt door wettelijke bepalingen, zoals de nieuwe voorschriften m.b.t. de registratie van verkeersovertredingen in de registers van de justitiële documentatiedienst — en de beginselenwet kinderbescherming maken het noodzakelijk de administratieve bezetting van deze diensten uit te breiden. Overigens vloeit de hogere raming voort uit de genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 38. Voor de huisvestingskosten is een hoger bedrag geraamd in verband met de stijging van de lonen en de sociale lasten van werkvrouwen. van de tarieven van de schoonmaakbedrijven en van de kosten van brandstoffen. Ook voor de bureaukosten moest een hoger bedrag geraamd worden in verband met de stijging van de kosten van bureaubehoeften, van drukwerk en van de telefoon. De bibliotheken en de abonnementen op losbladige uitgaven vragen een hoger bedrag dan voor 1965 was geraamd. Mede door het frequenter inschakelen van plaatsvervangende leden van de rechterlijke macht is het noodzakelijk voor vacatieen zittinggelden een hoger bedrag uit te trekken. Voor aanschaffingen is een hoger bedrag geraamd, teneinde voor de gerechten meer kantoorinventaris e.d. te kunnen aanschaffen; tevens is rekening gehouden met de prijsstijgingen. Artikel 39. Het volledige personeel van de arrondissementskrijgsraden dient ten laste te komen van de Justitiebegroting i.v.m. de instelling van de arrondissementskrijgsraden.
18 Overigens vloeit de hogere raming voort uit de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen.
raamd, aangezien de modernisering van de administratieve hulpmiddelen in 1965 zal zijn voltooid.
Artikel 40. De instelling van de arrondissementskrijgsraden maakte het nodig een hoger bedrag uit te trekken voor huisvestingskosten, bureaubehoeften, boekwerken, drukwerk, telefoonkosten. Ook voor vacatie- en zittinggelden en voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen moest voor het jaar 1966 een bedrag worden uitgetrokken.
Artikel 51. De verhoogde raming op dit artikel is o.a. een gevolg van de stijging van de prijzen voor de aan te schaffen monsterboekjes en overige gedrukten, alsmede van de diverse salarisherzieningen van de overige ambtenaren van aanmonstering.
Artikel 41. Sedert de instelling van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 juli 1955 zijn de werkzaamheden van de leden dermate verzwaard dat een uitbreiding met één lid noodzakelijk was. De administratieve bezetting van de raden van beroep moest met 3 krachten worden uitgebreid. Overigens vloeit de hogere raming voort uit de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 42. Ook voor de administratieve rechtspraak moesten in verband met de prijsstijgingen hogere bedragen worden geraamd voor de huisvestingskosten, voor boeken, drukwerk en telefoon. Met de voor 1965 geraamde bedragen voor vacatie- en zittinggelden en voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen kon voor 1966 eveneens niet worden volstaan. AFDELING VI
POLITIE
Artikel 43. De hogere raming vloeit voort uit de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 44. Het totaal van het geraamde bedrag voor subsidies is f 800 lager dan het bedrag, dat voor het dienstjaar 1965 is toegestaan. De voor 1965 geraamde subsidie voor de Rijkspoütiekapel kon vervallen, aangezien deze voor éénmaal was verleend, terwijl de subsidie aan de „Koninklijke Nederlandse Politiehondvereniging" is verhoogd. Artikel 45. Gelet op het aantal te verwachten examenkandidaten voor 1966 en rekening houdende met de gestegen kosten van zaalhuur, bureau- en tekenbehoeften, drukwerk, porti en vrachten is een hogere raming noodzakelijk. Artikel 46. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 47. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Naast een wijziging van de sterkte in de diverse rangen is bij de raming verder rekening gehouden met een toe te kennen vergoeding aan de leden van de Rijksrecherche ingedeeld bij de Veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis, voor gemaakte overuren. Artikel 48. De hogere raming is hoofdzakelijk een gevolg van de uitbreiding van het aantal machtigingen voor het gebruik van privé-motorvoertuigen bij dienstreizen. Tevens is o.a. rekening gehouden met de verhoogde telefoontarieven en de te betalen verplaatsingskosten aan de daarvoor in aanmerking komende personeelsleden. De voor aanschaffingen geraamde bedragen zijn o.m. bestemd voor vervanging van versleten schrijfmachines en een getemporiseerde vervanging van de thans in gebruik zijnde vuurwapenen. Artikel 49. In de personeelssterkte is geen wijziging gebracht. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de van kracht geworden salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 50. Ondanks het feit, dat rekening is gehouden met de algemene kostenstijging van de onderwerpelijke dienstverleningen en materialen, kon het totaalbedrag lager worden ge-
Artikel 52. De hogere raming van de personeelsuitgaven is o.m. een gevolg van de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen, alsmede van de verdere uitwerking van de maatregelen voortvloeiende uit het rapport van de Commissie Werkclassificatie Politiefuncties. De raming van het aantal personeelsleden beneden de rang van adspirant-officier is gebaseerd op de huidige werkelijke sterkte van het Korps Rijkspolitie, verminderd met het aantal ambtenaren, dat naar schatting in de loop van 1965 en 1966 wegens pensionering of om andere redenen zal afvloeien en verme jiderd met het aantal personeelsleden hetwelk, naar mag worden verwacht, van de Opleidingsschool en van andere politie-organen afkomstig is. Voorts is rekening gehouden met enige verdere uitbreiding van het aantal burger-ambtenaren. Artikel 53. Voor huisvestingskosten zijn hogere bedragen in raming gebracht o.a. in verband met een verhoging met 25 pet. van de vergoedingen voor het houden van bureau in de eigen woning, alsmede met de prijsstijgingen van de brandstoffen en het overschakelen van kolen- op oliestookverwarming. De hogere raming voor bureaukosten is o.a. een gevolg van de te verwachten personeelsuitbreiding, de verdere invoering van de nieuwe administratie bij de groepen, de stijgende kostprijs van drukwerk en de toename van het aantal gedrukten. Bovendien is rekening gehouden met de aanzienlijke stijging van abonnements- en gesprekkosten, welke inmiddels door de P.T.T. is aangekondigd. Voor reis- verblijf" en verplaatsingskosten is f 308 800 meer uitgetrokken als gevolg van de verhoogde tegemoetkoming voor pensionkosten en de gestegen vergoeding voor verplaatsingskosten in verband met de verhoogde pensioensgrondslagen van de ambtenaren. Bij de raming van de post „Aanschaffing en onderhoud van dienst- en werkkleding" is rekening gehouden met uitbreiding van het aantal personeelsleden, de aan te schaffen dienst, en werkkleding voor de aan te stellen parketwachters en de noodzakelijk geachte getemporiseerde verstrekking van de 2e zwartlederen koppel aan het daarvoor in aanmerking komend personeel. De verhoogde raming voor verzorging en vervoer van paarden is een gevolg van de stijging van de foerageprijs en van de kosten van vervoer van paarden tengevolge van het toenemende aantal assistentieverleningen bij evenementen. De nodige gelden zijn in raming gebracht voor revisie van het bij de Dienst Luchtvaart ingedeelde vliegtuig, alsmede de exploitatie van een tweede vliegtuig. De hogere raming voor munitie vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in de omstandigheid, dat rekening is gehouden met de aanschaffing van traangasgeweergranaten. De hogere raming voor sportonderricht is onder meer een gevolg van de uitbreiding van politiepersoneel en parketwachters. Voor constateren strafbare feiten is meer uitgetrokken, hoofdzakelijk als gevolg van het in werking treden van de wet „Tarieven in strafzaken 1964". De kosten o.a. van het vervoer per takelwagen van inbeslaggcnomen voertuigen naar een plaats van deskundig onderzoek, dan wel deponering van inbeslaggenomen goederen zullen thans ten laste van dit artikelonderdeel komen. Behalve de normale vervanging en uitbreiding van kantoormeubilair, -machines en stoffering is onder meer rekening gehouden met de algehele vernieuwing van het meubilair van 15 groeps- c.q. postbureaus.
19 Voorts is rekening gehouden met de aanschaffing van o.a. i groot vaartuig, 2 kleine vaartuigen, 1 speedboot, alsmede met de vervanging van 1 volgboot en diverse aanhangmotoren. Tenslotte zijn gelden in raming gebracht voor de aanschaffing van onder meer een vliegtuig, 3 filmschictinstallaties, 10 paarden en 40 blauwe lantaarns. Artikel 54. De in raming gebrachte bedragen zijn bestemd voor de aanschaffing van de verkeersuitrusting ten behoeve van het Korps Rijkspolitie (onder meer 10 elektronische snelheidsmeters, I verkeersradarapparaat en 3 verplaatsbare verkeerslichtinstallaties) voor stalling en onderhoud van bromfietsen en motorvoertuigen. Het daarvoor in aanmerking komend motormaterieel zal worden vernieuwd, terwijl de motorisering van de landgroepen, alsmede de uitbouw van het surveillance systeem met betrekking tot het verkeer, zullen worden voortgezet. Artikel 55. De hogere raming op dit artikel is o.a. een gevolg van de verhoging van de vergoeding voor de instructeurs en van de vergoeding voor het bijwonen van oefeningen door reservisten. Artikel 56. Bij de raming van de personeelsuitgaven is rekening gehouden met de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. De personeelssterkte is ten opzichtc van de begroting voor 1965 verhoogd met 2 ambtenaren. Artikel 57. Voor huisvestingskosten zijn hogere bedragen geraamd in verband met de stijging van de lonen en sociale lasten van de werkvrouwen. De hogere raming van de post ,.porti, telefoon, telegraaf en vrachten" is een gevolg van de verhoging van de P.T.T.tarieven. Voor reis-, verblijf- en verplaatsingskosten is een bedrag van f5800 meer geraamd in verband met de gestegen tarieven. Artikel 58. Met het oog op de prijsstijgingen zijn de binnenslijnse bedragen hoger gesteld. Artikel 59. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. De in de begroting opgenomen personeelssterkte is gebaseerd op de aan het eind van het jaar 1966 te verwachten feitelijke sterkte. Artikel 60. Voor huisvestingskosten is een hoger bedrag in raming gebracht in verband met een aanzienlijke stijging van de lonen en sociale lasten van de werkvrouwen en de verhoging van de lopende contracten met de schoonmaakbedrijven. Tevens is rekening gehouden met de gestegen prijzen van de brandstoffen. De hogere raming van de post „porti, telefoon, telegraaf en vrachten", alsmede van de post „huur telexinstallaties en "geleidingen", is een gevolg van een verhoging van de P.T.T.tarieven. In verband met de gestegen prijzen van papier zal voor de post „Centrale Berichtendistributie" voor 1966 meer uitgegeven worden. Het voor aanschaffing voor meubilair, machines en stoffering uitgetrokken bedrag is o.a. bestemd voor een getemporiseerde vervanging van versleten meubilair en de uitbreiding met enige stalen kasten. Het voor „technische installaties en -materieel" geraamde bedrag is o.a. bestemd voor de aanschaffing van: 168 mobiele stations, 55 stations voor vaste opstelling in groepsburcaus, 15 mobiele stations bestemd voor montage op motorrijwielen, 12 vaste relaisstation.,, 3 marifoons met toebehoren, 20 portofoons met toebehoren en 20 oproepontvangers. Voorts zijn bedragen uitgetrokken voor de aanschaffing van meetapparaturen en gereedschappen. Artikel 62. Bij de raming van de personeelsuitgaven is rekening gehouden met de salarismaatregelen, periodieke wedde-
verhogingen en bevorderingen. De personeelssterkte is ongewijzigd gehandhaafd op 108. Artikel 63. De verhoging van de geraamde bedragen van de algemene uitgaven moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de steeds stijgende service en matcriaalprijzen. In verband met het steeds toenemend aantal motorvoertuigen van het Korps Rijkspolitie zijn voor de begrotingsposten .Motorvoertuigen" en „Banden" hogere bedragen geraamd. Behalve met vervanging van kantoormeubilair, -machines en •stoffering is rekening gehouden met vervanging en enige uitbreiding van garage- en werkplaatsmaterieel. ArtiKel 64. De hogere raming van de personeelsuitgaven is een gevolg van de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 65. De hogere raming van de materiële uitgaven is hoofdzakelijk een gevolg van de verhoging van de post „Kosten van onderzoek en specialistische controles". Artikel 66. De personeelsbezetting van het vaste instructief en administratief kader is, evenals het aantal op te leiden adspiranten, gehandhaafd op dezelfde aantallen als voor 1965, respectievelijk 99 kaderleden en 300 adspiranten. Voorts is bij de raming rekening gehouden met de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 67. De hogere raming van de „algemene uitgaven" is onder meer een gevolg van de te verwachten verdere stijging van de prijzen en de vrij aanzienlijke verhoging van de lonen en sociale lasten van de werkvrouwen. Voor „overige reisen verblijfkosten" zijn hogere bedragen geraamd als gevolg van de gestegen tarieven van de Nederlandse Spoorwegen en de te betalen reiskosten aan de adspiranten bij gezinsbezoek. De hogere raming voor „uitgaven voor oefening en onderwijs en andere specifieke uitgaven" vindt grotendeels zijn grond in de algemene kostenstijging. Tevens is rekening gehouden met vervanging van nachtlegergoederen en — voor wat de Verkeersschool van het Korps Rijkspolitie betreft -— tevens met de hogere kosten voor het elders onderbrengen van de cursisten voor zover de Verkeersschool geen ruimte biedt. Rekening houdende met de van rijkswege te verstrekken voeding aan gedetacheerde deelnemers aan de vormings-, kaderopleidings- en verkeerscursussen en aan de gehuwde adspiranten van de Opleidingsschool, is voor de post „voeding" aanzienlijk meer uitgetrokken als gevolg van de gestegen dagrantsoenprijs. Het voor aanschaffingen uitgetrokken bedrag is o.a. bestemd voor vernieuwing van kantoormeubilair, -machines en -stoffering, alsmede voor uitbreiding van nachtlegergoederen, sportmateriaal, legeringsbenodigdheden en keukenuitrustingsstukken. AFDELING VII. VREEMDELINGENZAKEN EN GRENSBEWAKING Artikel 68. De hogere raming vloeit voort uit de genomen salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 69. Voor de in dit artikel omschreven kosten moest een hoger bedrag worden geraamd gezien de uitgaven over voorgaande jaren. AFDELING VIII. GEVANGENISWEZEN Bij het samenstellen van de begroting 1966 is in verband met de bezetting van de gestichten in het afgelopen jaar uitgegaan van een aantal van 3700 gedetineerden. Tevens is ten aanzien van die artikelonderdelen, welke zich hiertoe lenen, rekening gehouden met de werkelijke uitgaven over voorgaande dienstjaren.
20 Voorts is rekening gehouden met de oprichting van twee nieuwe gestichten, namelijk het open gesticht te Almelo en het penitentiair traningskamp voor jeugdigen te Zeeland (N.-B.). Artikel 71. Teneinde het mogelijk te maken de in de nota over het Nederlandse gevangeniswezen ontwikkelde plannen binnen de gestelde termijnen te verwezenlijken, is een aanvankelijke uitbreiding van de personeelsbezetting van dit onderdeel met 7 functionarissen onvermijdelijk. Voorts houdt de hogere raming verband met de genomen salarismaatregelen, de periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 72A. De buitenkerkelijke geestelijke verzorging wordt verricht door niet professionele krachten; om de leiding daarvan tot haar recht te doen komen is het reeds in het begin van 1965 nodig geoordeeld het leidinggevend apparaat met een full-time geestelijk raadsman in algemene dienst uit te breiden. Met het oog hierop is ten behoeve van het Humanistisch Verbond een subsidiepost opgenomen. Artikel 73. Voor 1966 is rekening gehouden met de oprichting van een open gesticht te Almelo en van een penitentiair trainingskamp voor jeugdigen te Zeeland. In verband hiermede en rekening houdende met enige voortgezette uitbreiding bij de overige inrichtingen is een personeelssterkte per 31 december 1966 geraamd van 2553 man. Indien mocht blijken dat de werving gunstiger resultaten zal afwerpen, zullen de daarvoor benodigde gelden suppletoir worden aangevraagd. Overigens vloeit de hogere raming voort uit de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 74. In verband met loon- en prijsstijgingen en hogere tarieven werden voor diverse onderdelen hogere bedragen geraamd. Voor reis-, verblijf- en verplaatsingskosten moest, mede gezien de salarismaatregelen, f 130 000 meer worden uitgetrokken. Tevens is rekening gehouden met een stijging van kosten ten gevolge van het in gebruik nemen van inrichtingen te Almelo en te Zeeland. De raming van de kosten van verzorging van de gestichtsbevolking is gebaseerd op een bezetting van de gestichten met 3700 gedetineerden, het beloop van de uitgaven over 1964 en de inmiddels bekend geworden prijsstijgingen. Op de betrekkelijke posten is in totaal f 305 000 meer uitgetrokken, voornamelijk voor kosten van legering, voeding, kleding en bewassing, alsmede lichamelijke verzorging. Gezien de vermindering van het aantal gedetineerden kan voor lonen (huisdienst en arbeid) met lagere bedragen worden volstaan. In de raming van de post „onderhoud en exploitatie duurzame hulpmiddelen arbeid" is f 25 000 begrepen voor vervanging van lettermateriaal in de gevangenis Leeuwarden. Voor het centraal opleidingsinstituut van het gevangeniswezen is f 15 500 meer geraamd in verband met de gestegen kosten en enige uitbreiding van de opleiding. De raming voor aanschaffing van kapitaalsgoederen is f 60 500 hoger gesteld dan voor 1965. Behalve met normale vervanging en uitbreiding moest rekening worden gehouden met de inrichting van het vermoedelijk eind 1966 in gebruik te nemen trainingskamp voor jeugdigen te Zeeland. AFDELING IX. KINDERBESCHERMING Artikel 76. De personeelsbezetting van de Directie Kinderbescherming behoeft een verdere versterking in verband met een voortgaande verzwaring van de taak van de afdeling Financiën, alsmede een toeneming van de werkzaamheden op personeelsgebied. Een uitbreiding met 5 functionarissen is derhalve noodzakelijk. Hierdoor alsmede door de sedert 1 juli 1964 van
kracht geworden salarismaatregelen moest voor 1966 meer worden geraamd. Artikel 77. Voor kosten van research en planning wordt f 50 000 meer geraamd, in verband met een toeneming van het aantal onderzoeken waarvan de kosten ten laste van dit artikel moeten worden gebracht. Artikel 78. De hogere raming houdt voornamelijk verband met de stijging van de verpleegkosten voor minderjarigen die in inrichtingen verblijven, onder meer ten gevolge van de diverse salarismaatregelen en prijsstijgingen, alsmede met een stijging van de kosten van gezinsverpleging. Artikel 79. Bij de raming van onderdeel 0 „subsidie aan verenigingen wegens kosten van verpleging enz." is rekening gehouden met de factoren vermeld in de toelichting op artikel 78. Tevens is gerekend op hogere kosten van het inspectieapparaat van de voogdijverenigingen in verband met enige uitbreiding en de diverse salarismaatregelen. Ten gevolge van de salarismaatregelen moest voor de onderdelen 2 en 3 meer worden geraamd. Bij de raming voor deze onderdelen is voorts rekening gehouden met een verbetering van de subsidieregeling, terwijl voor de verenigingen voor gezinsvoogdij enige uitbreiding van het aantal maatschappelijke werkers mogelijk zal zijn. Artikel 80. Gerekend is op het toekennen van studiebeurzen aan toekomstig rijkspersoneel bij de Kinderbescherming tot een bedrag van f 25 000. Artikel 81. Aangezien wordt verwacht dat een groot aantal bouwprojecten, voor welke reeds in vorige jaren bouwsubsidie is toegezegd, in 1966 zullen worden gerealiseerd, is f 13 000 000 geraamd. Artikel 83. In verband met de toeneming van het aantal zaken moet de personeelssterkte van de raad tijdelijk worden uitgebreid tot 5 personen. Voorts is de hogere raming een gevolg van de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 84. De hogere raming houdt voornamelijk verband met de huisvesting van de Centrale Adoptieraad in een ander pand. Artikel 85. Blijkens het rapport van de werkgroep organisatie en formatie raden voor de kinderbescherming — met de inhoud waarvan zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken zich heeft kunnen verenigen — wordt op grond van de daarin vermelde gegevens een formatie van ongeveer 895 man noodzakelijk geacht. Rekening houdend met de omstandigheid dat dit aantal, onder meer in verband met de situatie op de arbeidsmarkt, slechts geleidelijk zal kunnen worden bereikt, wordt verwacht dat ultimo 1966 de personeelssterkte 825 man zal belopen. Overigens is de hogere raming een gevolg van de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 86. De hogere raming houdt verband met de uitbreiding van de personeelsbezetting, waarmede voor enige raden gepaard gaat, een ruimere huisvesting. Voorts is rekening gehouden met de gestegen kosten als gevolg van loon- en prijsstijgingen. Artikel 87. Verwacht wordt dat de personeelssterkte bij de rijksinternaten per 31 december 1966 het getal van 400 zal hebben bereikt, zulks in verband met de verdere uitbreiding van de inrichting voor debiele jongens te Den Dolder. Voorts is rekening gehouden met de nieuwe inrichting voor jongens te Amsterdam welke per 1 maart 1965 is geopend. Overigens houdt de hogere raming verband met de nieuwe salarismaatregelen.
21 Artikel 88. Als gevolg van de loon- en prijsstijgingen en een te verwachten uitbreiding van het aantal minderjarigen in de rijksinrichtingen, o.a. bij de rijksinrichting voor jongens te Amsterdam, is voor 1966 aanmerkelijk meer geraamd moeten worden. Rekening is gehouden met de kosten van verpleging van 475 pupillen. AFDELING X. UITVOERING PSYCHOPATENWETTEN, RECLASSERING EN VOORLICHTING IN STRAFZAKEN Artikel 90. Behalve met het op dit artikel in raming brengen van de personeelsleden werkzaam bij de onderafdeling Gratie — zie de toelichting op artikel 30 —- is rekening gehouden met een uitbreiding van de personeelsbezetting met 4 functionarissen in verband met de sterk toegenomen werkzaamheden met name op het gebied van de reclassering. Voorts is rekening gehouden met de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 91. Naast enige uitbreiding van het nazorg-apparaat is rekening gehouden met de gevolgen van de diverse salarismaatregelen en de hogere honorering van psychiaters. Artikel 92. Aan een verdere uitbreiding van de personeelsbezetting bij de reclasseringsinstellingen, die zich bezighouden met de reclassering van voorwaardelijk veroordeelden, -invrijheidgestelden, -gegratiëerden, en -niet-vervolgden is niet te ontkomen. Voorts is rekening gehouden met de toepassing van de nieuwe subsidieregeling, het toekennen van projectensubsidies, alsmede met de gevolgen van de diverse salarismaatregelen. Artikel 94. Voor 1966 is gerekend op de uitvoering van diverse plannen tot het bouwen en verbouwen van particuliere inrichtingen voor psychopaten, waarvoor f 5 500 000 wordt geraamd. Het binnenslijnse verplichtingenbedrag is, rekening houdend met een tweetal toezeggingen voor bouwsubsidie, gesteld op f 19 000 000. Artikel 95. Met een geleidelijke uitbreiding van de personeelsformatie moest rekening worden gehouden. Overigens zijn de salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen van invloed geweest op de raming. Artikel 96. Bij de raming is uitgegaan van 500 verpleegden. Dientengevolge kon, niettegenstaande de diverse loom en prijsstijgingen en de verdere uitbouw van de asielen, worden volstaan met vrijwel hetzelfde bedrag als voor 1965 is toegestaan. In verband met de intensivering van de arbeid is voor het onderdeel „grondstoffen, vrachten en bereidingsmiddelen voor de arbeid" f 250 000 geraamd. Voor aanschaffingen voor inrichting enz. wordt f 10 000 meer geraamd. Artikel 97. In het kader van de decentralisatie is rekening gehouden met een verdere uitbouw van de reclasseringsraden. Voorts houdt de hogere raming verband met de diverse salarismaatregelen, periodieke weddeverhogingen en bevorderingen. Artikel 98. De materiële uitgaven zijn geraamd aan de hand van ervaringscijfers over voorgaande jaren, daarbij tevens rekening houdende met uitbreiding van de personeelsbezetting en de diverse loom en prijsstijgingen. Artikel 99. Voor 1966 wordt een uitbreiding van de districtspsychiatrische diensten geraamd met 1 districtspsychiater en 1 administratieve kracht. Voorts zijn in de raming begrepen de gevolgen van de diverse salarismaatregelen en periodieke weddeverhogingen. Artikel 100. De raming van de materiële uitgaven is gebaseerd op de te verwachten personeelssterkte, terwijl daarin
tevens zijn verwerkt de gevolgen van de loom en prijsstijgingen, welke zich in de loop van 1964 hebben voorgedaan. AFDELING XI. VERZEKERINGSKAMER Artikel 101. In verband met de invoering van de Wet op het Schadeverzekeringbedrijf dient voor 1966 rekening te worden gehouden met een uitbreiding van de personeelsbezetting met in totaal 10 functionarissen. Ook zijn de gevolgen van de diverse salarismaatregelen, alsmede periodieke weddeverhogingen en bevorderingen van invloed geweest op de raming. Artikel 102. Voor de aanschaffing van kapitaalsgoederen is f 20 000 meer geraamd in verband met uitbreiding van de personeelssterkte. AFDELING XII. CENTRAAL BUREAU VAN BIJSTAND NOTARISAMBT, BEDOELD BIJ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 20 MEI 1933 {STB. 292) Artikel 103. De hogere raming vloeit voort uit de diverse salarismaatregelen alsmede periodieke weddeverhogingen. Artikel 104. Ingevolge het nieuwe besluit, „kadastraal recht" worden door de dienst van het kadaster en de hypotheken kosten in rekening gebracht voor schriftelijke inlichtingen. In verband daarmede is op de post „overige algemene uitgaven" ter bestrijding van die kosten f 10 000 uitgetrokken. Overigens is rekening gehouden met de thans geldende lonen en prijzen. AFDELING XIII. HERSTEL RECHTSVERKEER Artikel 105. De raming is aangepast aan de werkelijke uitgaven. Artikel 107. Doordat met een kleinere bezetting zal kunnen worden volstaan is, niettegenstaande rekening is gehouden met de gevolgen van de diverse salarismaatregelen, een lager bedrag geraamd kunnen worden. Artikel 110. Voor 1966 is rekening gehouden met een eind december te bereiken personeelssterkte van 10 man, 1 minder dan voor 1965. Doordat de gevolgen van de diverse salarismaatregelen in raming moesten worden gebracht is een hoger bedrag uitgetrokken. Artikel 111. Voor huisvestingskosten en bureaukosten moesten hogere bedragen worden opgenomen in verband met de gestegen lonen en prijzen. Onder overige algemene uitgaven is voor procedures f 40 000 minder geraamd. Artikel 112. Het voor schadeloosstellingen geraamde bedrag dient als een stelpost te worden beschouwd. BUITENGEWONE DIENST AFDELING I. MINISTERIE Artikel 115. Het op dit artikel binnenslijns uitgetrokken bedrag is samengesteld als volgt: waarvan naar raming in en na 1966 te verwerken: 1. Nieuwe bouw- en aankoopplannen ƒ 11 000 000 2. Overige werken en aankopen 38 150 000 3. In voorgaande begrotingen opgenomen werken 34 000 000 Totaal-generaal ƒ 83 150 000 De Minister van Justitie, SAMKALDEN.