Zitting 1965-1966 - 8 3 3 5
\%
Wijziging van hoofdstuk XIV (Departement van Landbouw en Visserij) der rijksbegroting voor het dienstjaar 1964 MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 3
Ter toelichting op het ontwerp van wet tot wijziging van hoofdstuk XIV der rijksbegroting voor het dienstjaar 1964 wordt het volgende medegedeeld. Artikelen 1, 19, 22, 26, 28, 31, 33, 46, 50, 54, 56, 63, 69, 71, 72, 74, 79, 82, 86, 88, 90, 92, 94, 97, 100, 106, 112, 115, 120, 126, 138, 140, 144, 146 en 149. De voorgestelde verhogingen voor artikel 1 (Minister), de personeelsartikelen en de subsidie-artikelen van stichtingen en instellingen, waarvan het personeel wordt bezoldigd overeenkomstig de rijksregeling, zijn een gevolg van getroffen bezoldigingsmaatregelen, die na de indiening der begroting bij de Staten-Generaal van kracht zijn geworden. Deze betreffen de algemene salarisverhoging van 13,5 pet., welke is ingegaan per 1 januari 1964, de nacalculatie over 1963 van 0,6 pet. en de 1,3 pet. compensatie voor de huurverhoging, welke is toegekend per 1 juli 1964. Daarenboven diende het omslagpercentage voor sociale lasten te worden verhoogd van 23 op 31 pet. onder andere in verband met de per 1 januari 1964 van kracht geworden Wet Pensioenmaatregelen 1963, waardoor onder meer de premie ingevolge de A.O.W. en de A.W.W. voor rekening van het Rijk wordt genomen en voorts als gevolg van een hogere uitkering betreffende de interimregeling ziektekosten ambtenaren 1964 (K.B. van 10 juli 1964, Stb. 244). Doordat in geraamde dan wel ontstane vacatures niet of op een later tijdstip dan was begroot werd voorzien, konden in enkele gevallen de vorengenoemde extra-kosten uit het geraamde bedrag worden bestreden, terwijl in vele gevallen met een geringere verhoging dan uit het bovenstaande zou voortvloeien kon worden volstaan. Artikel 2. De eertijds onder artikel 16 geraamde personeelskosten van het Vertaalbureau zijn met ingang van 1 januari 1964 gebracht ten laste van de Algemene Leiding van het ministerie, waardoor het onderhavige artikel met circa f 65 000 dient te worden verhoogd. De verhoging van artikel 16 kan hiertegenover f65 000 lager worden gesteld. Voor het restant der verhoging wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1 e.a. Artikel 4. Door de toenemende internationale contacten, zoals de E.E.G., G.A.T.T., F.A.O. enz., dient dit artikel hoger te worden uitgetrokken dan was geraamd. Artikelen 6, 18, 40, 84, 117, 124 en 164. De binnenslijnse bedragen van deze artikelen zijn in overeenstemming gebracht met de uitgegeven en doorberekende bedragen. Artikel 8. Dit artikel kan worden verminderd aangezien de voorgenomen produktie van een aantal films eerst in volgende jaren zal worden gerealiseerd. Artikel 9. In verband met enerzijds de beperking van de bijdragen van Landbouwschap en Visserijschap en de min of meer vaste bijdragen van de produktschappen en anderzijds de stijging van kosten voortvloeiend uit het afstemmen van sala-
rissen en vergoedingen op de regelingen voor ambtenaren, was het noodzakelijk het subsidie aan dit instituut te verhogen. Artikel 11. Verwezen moge worden naar de memorie van toelichting op de ontwerp-slotregularisatiewet van hoofdstuk VIII der rijksbegroting voor het dienstjaar 1964. Artikel 12. Doordat de contributie voor Nederland aan de Food and Agriculture Organization (F.A.O.) lager was dan het hiervoor in de begroting geraamde bedrag, kan dit artikel worden verminderd. Artikel 13. Voor de toelichting zij verwezen naar het ontwerp van de slotregularisatiewet 1964 betreffende het Landbouw-Egalisatiefonds. Artikel 14. Teneinde volledig profijt te kunnen trekken van de beschikbare mechanische apparatuur bij de Rijkscentrale voor Mechanische Administratie (R.M.A.) was het geboden integratie tot stand te brengen tussen de personeels- en de salarisadministratie. Deze gecombineerde administratie is ondergebracht bij de directie Personeelszaken, hetgeen overplaatsing van personeel van Financiële Zaken (artikel 24) naar Personeelszaken (artikel 14) tot gevolg had waarmede een overheveling van circa f 348 000 was gemoeid. Voor een bedrag van circa f181 000 moge worden verwezen naar het gestelde bij artikel 1 e.a. Artikelen 15 en 25. Door de onder artikel 14 genoemde integratie van de personeels- en salarisadministratie zijn de kosten van de Rijkscentrale voor Mechanische Administratie (R.M.A.) thans grotendeels ten laste van artikel 15 gebracht, waartegenover artikel 25 (Materiële uitgaven, Financiële Zaken) wordt verminderd. Daarnaast dient artikel 15 te worden verhoogd in verband met de meerdere kosten voor door de R.M.A. verrichte werkzaamheden veroorzaakt door de diverse salarismaatregelen, een verdere inschakeling van deze instantie, alsmede de kostenstijging die ook aldaar is opgetreden. Artikel 16. Tegenover de verhoging van dit artikel op grond van hetgeen bij artikel 1 e.a. vermeld, staat een vermindering van f 65 000 ingevolge de overheveling van personeel (vide toelichting artikel 2). Artikel 24. Tengevolge van de overplaatsing van ambtenaren naar de directie Personeelszaken kan dit artikel worden verminderd met circa f 348 000. Hiertegenover staat een verhoging van f182 000 ingevolge de salarismaatregelen, nader omschreven in de toelichting bij artikel 1 e.a. Artikel 29. Hogere telefoonkosten en hogere kosten voor het vervaardigen van drukwerk, alsmede stijging van de reisen verblijfkosten hebben een verhoging van het onderhavige artikel ten gevolge. Artikel 35. De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de volgende dienstjaren tot de daarachter vermelde bedragen:
13 1955 ƒ 160 1957 60 1958 899 1959 828 1960 9 633 1961 12 228 1962 150 692 en zijn te specificeren in de volgende kostensoorten: code omschrijving bedrag 00 exploitatie-uitgaven ƒ 1 620 10 personeelsuitgaven 819 15 bijdragen aan bedrijven en instellingen . . . . 23 871 16 materiële uitgaven 132 532 40 inkomensoverdrachten aan gezinshuishoudingen 7 133 41 inkomensoverdrachten ten behoeve van het bijzonder onderwijs 710 42 overige bijdragen in consumptieve uitgaven van publiekrechtelijke lichamen 7815 Artikel 35A. Hieronder volgt een specificatie per dienstjaar: 1959 . ƒ 23 1960 605 1961 936 1962 18 436 Specificatie in kostensoorten: code omschrijving bedrag 10 personeelsuitgaven ƒ 7 264 15 bijdragen aan bedrijven en instellingen 5 265 16 materiële uitgaven 1 803 40 inkomensoverdrachten aan gezinshuishoudingen 5 668 Artikel 38. De verhoging van deze post is noodzakelijk in verband met hogere uitgaven voor ambtsjubilea dan was geraamd, mede in verband met verruiming van de criteria. Artikelen 39, 52, 55, 99, 107, 152, 170 en 186. De op deze artikelen voorgestelde verminderingen zijn mogelijk doordat de uitgaven beneden de verwachting zijn gebleven. Artikel 40 A. Ingevolge een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zijn de werknemers die in dienst waren van de Stichting Voedselvoorziening Import Bureau na een bepaalde diensttijd bij deze stichting ambtenaar in de zin van de Pensioenwet 1922 verklaard. Voor de hieruit voortvloeiende financiële consequenties dient thans, voor zover betalingen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds tot en met 31 december 1964 hebben plaatsgevonden, een voorziening te worden getroffen. Het ten laste van het hiervoor opgenomen artikel 40 A komende bedrag van f 5 100 000 is als volgt samengesteld: pensioenbijdragen over de jaren 1956 t/m 1963 ƒ 1 550 000 inkoop van diensttijd 2 950 000 rente over de periode 1956 tot medio 1964 . . 600 000 Artikel 41. De voor de onderhavige uitkeringen en verrekeningen in de begroting opgenomen bedragen waren stelposten; dientengevolge is wijziging overeenkomstig de uitgekeerde bedragen en de plaatsgevonden verrekeningen nodig. Artikel 42. Tot en met het jaar 1963 zijn de kosten voor verzending van dienststukken van de onder dit ministerie ressorterende rijksstichtingen op grond van de hiervoor gevoerde administratie van verzonden stukken aan deze stichtingen in rekening gebracht. Aangezien enerzijds deze kosten in de vorm van subsidies aan deze instellingen toch ten laste van het Rijk komen en anderzijds de bijdragen van derden voor zover deze gerelateerd zijn aan kosten toch extra-comptabel moeten worden berekend in verband met niet in de uitgaven (van een bepaald jaar) tot uitdrukking komende kosten, is — mede ter bezuiniging op administratiekosten — afgezien van verdere doorberekening;
uiteraard wordt het toe te kennen subsidie door deze beslissing beïnvloed. Artikel 43. Ook het op dit artikel uitgetrokken bedrag dient als een stelpost te worden beschouwd. De voorgestelde verhoging vloeit voort uit het feit, dat de onderdelen „wachtgelduitkeringen" en „uitkeringen aan langdurig zieken" van dit artikel respectievelijk f 525 000 en f 200 000 te laag waren geraamd. Voorts dient een nieuw onderdeel „wachtgelduitkeringen aan personeel van het Voedselvoorzieningsin- en verkoopbureau (V.I.B.)" met een bedrag van f465 000 te worden opgenomen in verband met het feit, dat de indertijd daartoe bij het V.I.B. gevormde reserve is uitgeput. Tenslotte had de liquidatie van het P.V.C.-apparaat tot gevolg dat in de loop van 1963 en 1964 een aantal werknemers van dit apparaat werd ontslagen. Hierdoor is een hoger bedrag van f 325 000 nodig voor de post „wachtgelden, afkoopsommen P.V.C.-personeel". Artikel 45. Een stijging van het aantal ambtenaren, dat deelneemt aan de Premiespaarregeling Rijksambtenaren, maakt een verhoging van het onderhavige artikel noodzakelijk. Artikel 51. Ten laste van dit artikel diende een garantiebijdrage te worden betaald van een aan een gedemobiliseerde verstrekt krediet voor de vestiging van een tuinbouwbedrijf, aangezien de bedoelde kredietnemer niet aan zijn verplichtingen heeft kunnen voldoen. Artikel 53. De garantie aan kredietinstellingen verstrekt bij de financieringsregeling voor door wateroverlast in 1954 en 1956 getroffen agrarische bedrijven leidde tot het vergoeden van kapitaalverliezen tot het aangevraagde bedrag. Artikel 53A. Bij de wet van 23 april 1964, Stb. 148, houdende wijziging van hoofdstuk XIV der rijksbegroting voor het dienstjaar 1964 (Tegemoetkomingsregeling aan ondernemers op veenweide- en daarmede gelijk te stellen bedrijven), werd een bedrag van f 4 min. gevoteerd voor door het Rijk te betalen rente gedurende 2 jaren. Deze raming was gebaseerd op 4000 aanvragers en een voor rentevergoeding in aanmerking komende lening van maximaal f 10 000 tegen een rentevoet van circa 5 pet. Thans blijkt dat ruim 1100 bedrijven onder borgstelling van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw gezamenlijk een bedrag van circa f 9 min. hebben opgenomen tegen een rentevoet van 5$ a 6 pet. Hierdoor is het mogelijk het onderhavige artikel met f 2,9 min. te verminderen. Artikel 59. De Stichting Internationaal Agrarisch Centrum kan met een lager subsidie volstaan dan was geraamd, doordat minder gelden werden besteed voor de opleiding van buitenlanders. Artikelen 61, 67 en 173. Verhoging van het maximaal te verlenen bedrag voor studiesteun tot f 3400, stijging van het aantal aanvragen voor tegemoetkoming in de studiekosten ten opzichte van 1963 alsmede verruiming van de mogelijkheden tot verkrijging van financiële steun voor studenten van de Landbouwhogeschool, maken verhoging van de begrotingsbedragen van de onderhavige artikelen noodzakelijk. Voorts is ten aanzien van artikel 67 een verhoging van f 50 000 opgenomen ten behoeve van aanvragen voor beurzen ter zake van buitenlandse praktijktijd, die sinds het studiejaar 1963/64 sterk zijn toegenomen, terwijl bovendien nog een bedrag van circa f 27 000 nodig is voor de kosten van een door de Landbouwhogeschool geëntameerd uitgebreid onderzoek naar de rijstcultuur in verschillende Oosterse landen. Artikel 64. Ten gevolge van stijging van het loon- en prijspeil en de wijziging van het Reisbesluit 1956 en van het Verplaatsingskostenbesluit is verhoging van dit artikel met f200 000 noodzakelijk.
14 Daarnaast kan het artikel met f 100 000 worden verminderd daar de exploitatiekosten van de proefbedrijven in overleg met de Algemene Rekenkamer thans op een afzonderlijk artikel (64A) tot uitdrukking zijn gebracht. Artikel 64A. Voor de invoeging hiervan zij verwezen naar het vermelde in de laatste alinea van de toelichting bij artikel 64. Artikel 70. Ten gevolge van de in 1964 plaatsgevonden prijsstijgingen dient het onderhavige artikel met f 100 000 te worden verhoogd. Artikel 75. Van het onder dit artikel voor publikaties gcraamde bedrag van f 272 000 dient f 90 000 — bestemd voor regionale publikaties, die door de Landbouwvoorlichtingsdienst worden verzorgd — om administratieve redenen naar artikel 95 te worden overgebracht. Hiertegenover staat een verhoging van f41 000 in verband met gedane uitgaven voor verleende diensten door typebureaus alsmede voor meer publikaties zodat dit artikel uiteindelijk met f 49 000 kan worden verminderd. Artikel 81. Door een toename van het aantal aanmeldingen van nieuwe rassen en de plaatsgevonden salarisverhogingen zijn de kosten van het onderzoek, dat ten behoeve van de Raad voor het Kwekersrecht o.a. door het Instituut voor Rassenonderzoek van Landbouwgewassen en de Stichting Instituut voor Veredeling van Tuinbouwgewassen wordt verricht, toegenomen. Hiertegenover staan hogere inkomsten bij laatstgenoemde instituten. Artikel 83. De stijging van het loon- en prijspeil heeft op dit artikel een belangrijke invloed gehad, in het bijzonder op die subsidieposten die voor een groot deel afhankelijk zijn van personele kosten, zoals bij de proefstations en proefbedrijven. Daartegenover werd voor de provinciale onderzoekcentra minder uitgegeven, doordat nog niet alle centra volledig tot ontplooiing zijn gekomen, terwijl het subsidiebedrag voor de selectie op kwaliteit ten behoeve van de varkensfokkerij lager kan worden gesteld dan is geraamd, aangezien de bouw van een varkensproefbedrijf naar een later jaar is verschoven. Een en ander resulteert in een verhoging van f212 000. Artikel 87. Ten gevolge van de gestegen omzet en een toegepaste tariefsverhoging, waardoor de post ,.omzetbelasting" steeg, dient dit artikel met f 24 000 te worden verhoogd. Tegenover deze verhoging staat een hogere opbrengst op middelenartikel 31 tot een bedrag van circa f 120 000. Het restant der verhoging wordt veroorzaakt door een onvoorziene vervanging van een spectrofotometer ten bedrage van f 15 000. Artikel 89. Het aangevraagde bedrag is grotendeels nodig voor de aanschaffing van een infrarood-spectrofotometer, waaraan bij het Rijkszuivelstation te Leiden dringend behoefte bestond. Artikel 91. Voor de uitgifte van een door het Rijksproefstation voor Zaadcontrole samengesteld manuscript over de methoden van onderzoek van genoemd proefstation dient het onderhavige artikel met het aangevraagde bedrag te worden verhoogd. Hiertegenover staat de verkoop van het manuscript (voor 1964: f9000). Artikelen 93 en 93A. In overleg met de Algemene Rekenkamer zijn de exploitatiekosten met betrekking tot de twee proefboerderijen van het Instituut voor Rassenonderzoek van Landbouwgewassen, nl. te Wageningen en in Oostelijk Flevoland, op een afzonderlijk artikel (93A) tot uitdrukking gebracht. Artikel 95. Voor de aangevraagde verhoging moge, tot een bedrag van f 90 000, worden verwezen naar het gestelde bij artikel 75 (eerste alinea). Het resterende bedrag der verhoging,
zijnde f 194 000, dient voor de post „reis- en verblijfkosten" van de Landbouwvoorlichtingsdienst als gevolg van de gewijzigde tarieven van het Reisbesluit. Artikel 96. In 1964 bleek de belangstelling voor het doen van investeringen minder groot te zijn dan was voorzien, waardoor in het kader van de rationalisatiebedrijven en arbeidsvoorlichtingskernen minder subsidies werden verstrekt. Artikelen 101 en 103. Ten gevolge van de verhoogde export van vlees en vleeswaren wordt een verhoging van de begrotingsbedragen betreffende deze artikelen aangevraagd. Daarenboven dient artikel 101 met circa f 100 000 te worden verhoogd in verband met een herziening met terugwerkende kracht tot 1 januari 1964 van de beloningen aan plaatsvervangend inspecteurs van de Veeartsenijkundige Dienst, welke be!oningen sedert augustus 1956 niet meer waren gewijzigd. Tegenover de aangevraagde verhogingen staat een hogere opbrengst aan keuringsgelden (middelenartikel 40) van circa f 600 000. Artikel 102. In verband met vertraging in de bouw van een nieuwe barak op het terrein van het Centraal Diergeneeskundig Instituut, afdeling Amsterdam, zijn enkele belangrijke aanschaffingen naar een later jaar verschoven. Voorts is de produktie van het mond- en klauwzeervaccin in 1964 lager geweest dan aanvankelijk was geraamd, waardoor de hierop betrekking hebbende uitgaven beneden de raming zijn gebleven. Artikelen 104 en 105. De in de oorspronkelijke begroting op deze artikelen uitgetrokken bedragen zijn stelposten. De hierbij opgevoerde verhogingen worden voornamelijk veroorzaakt door de bestrijding van de varkenspest en de in 1963 uitgebroken mond- en klauwzeerepizoötie. Artikel 105A. Teneinde verbonden bedragen op dit artikel, dat in dit hoofdstuk werd ingevoegd bij Koninklijk besluit van 17 december 1964, Stb. 544, te kunnen overbrengen naar het volgende dienstjaar, wordt voorgesteld het onderhavige artikel aan te wijzen voor toepassing van artikel 24 der Comptabiliteitswet (Stb. 1927,259). Artikel 109. Het uitbesteden van het grondmonsteronderzoek aan het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek is oorzaak, dat een verhoging op dit artikel wordt aangevraagd. Artikel 111. De aangevraagde verhoging is benodigd voor de verdere inrichting van de Stichting Laboratorium voor Insekticidenonderzoek te Wageningen, met welke aanschaffing in de begroting rekening was gehouden tot een bedrag van f 67 000. Artikel 113. Van de hierbij aangevraagde verhoging is circa f 60 000 benodigd voor het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Verder werd de post „reis- en verblijfkosten" zwaarder belast door de activiteit ten behoeve van genoemd fonds, waarbij nog komt de verhoogde tarieven der openbare vervoermiddelen. Ten slotte moest veelvuldig een beroep worden gedaan op typebureaus. Artikel 114. De oorzaak van deze verhoging is de stijging van het loon- en prijspeil, die in verband met het arbeidsintensieve karakter van deze uitgaven hierop vrij zwaar drukte. Daarenboven moest een grotere oppervlakte aan ruilverkavelingen worden voorbereid en werden bovendien de eisen ten aanzien van volledigheid en juistheid van object tot object scherper gesteld. Artikel 116. Voor de toelichting moge worden verwezen naar de memorie van toelichting behorende bij het ontwerp van de slotregularisatiewet betreffende hoofdstuk IXB der rijksbegroting voor het dienstjaar 1964.
15 Artikel 118. De verdeling van de kosten van cultuurtechnische werken over dit artikel (subsidie) en artikel 181 (verhaalbare kosten) is bij de opstelling der begroting uiteraard een arbitraire. Het blijkt thans dat artikel 118 uit hoofde van deze verdeling met f 3 min. kan worden verminderd waartegenover een gelijke verhoging staat op artikel 181. Bovendien kan artikel 118 worden verminderd met f 300 000 aangezien het, in verband met vertragende factoren, zoals weersomstandigheden, niet mogelijk is de uitgaven precies in overstemming te doen zijn met het begrotingsbedrag. Artikel 119. Daar in 1964 geen uitgaven zijn gedaan verband houdende met de watersnood, kan de paragraaf met het daarbij behorende artikel vervallen. Artikel 121. De algemene stijging van het loon- en prijspeil, alsmede de gewijzigde tarieven van het Reisbesluit, zijn oorzaak dat het onderhavige artikel met f 133 000 dient te worden verhoogd. Hiervan komt een bedrag van circa f 28 000 ten behoeve van het dienstvak Natuurbescherming ten laste van de begroting van hoofdstuk VIII (Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen). Artikel 122. Voor een verhoging van f 1,5 min. moge worden verwezen naar het gestelde bij artikel 1 e.a. Tegenover de resterende hogere exploitatie-uitgaven ad f140 000 staan meer ontvangsten (middelenartikel 53) voor een bedrag van circa f 300 000. Artikelen 127 en 184. Aangezien de uitgaven op de onderhavige artikelen zowel de Boswet 1922 als de nieuwe Boswet van 1961 betreffen, dienen de teksten van deze artikelen overeenkomstig te worden gewijzigd. Artikelen 130 en 131. Door de overgang van de afdeling Ratten- en Muizenbestrijding naar het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid kan de personeelsformatie met 6 man worden verminderd, waarmede circa f 68 000 is gemoeid. Daartegenover dient dit artikel met f 79 000 te worden verhoogd in verband met hetgeen is toegelicht bij artikel 1 e.a. Tevens heeft de genoemde overgang van de afdeling Ratten- en Muizenbestrijding een vermindering van de materiële uitgaven voor wat betreft de bureaukosten en de reis-, verblijf- en verplaatsingskosten ten gevolge. Artikel 133. In verband met het uitkeren van premies voor de inlevering van vossen en muskusratten kon met het geraamde bedrag niet worden volstaan. Artikel 134. Per 1 januari 1964 zijn als gevolg van een reorganisatie 4 personen van de hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek overgeplaatst naar de onderhavige hoofdafdeling, waardoor een verhoging van dit artikel met circa f 37 000 noodzakelijk is. Voor het resterende bedrag der verhoging wordt verwezen naar het vermelde bij artikel 1 e.a. Atikel 139. De bij het Bureau van de Hoofdingenieur in gebruik zijnde kleurendrukpers behoefde vervanging, waarmede bij de samenstelling van de begroting geen rekening was gehouden. Artikel 141. In verband met de in 1963 verkregen resultaten met betrekking tot bedrijfsstudies werd besloten in 1964 geen subsidie meer voor nieuwe projecten te verlenen, waardoor f 25 000 onbesteed blijft. Voorts is nog een vermindering van circa f 23 000 mogelijk, doordat slechts een gering bedrag is uitgegeven voor het doen van opmetingen aangaande de radioactiviteiten van afval in de Noordzee. Tenslotte kan het onderhavige artikel nog verder worden verminderd, daar buiten de normale voorzieningen aan een onderzoekingsvaartuig geen andere reparaties behoefden te worden verricht en voor de praktijkproeven met minder materiaal kon worden volstaan, terwijl geen netten verloren zijn gegaan.
Artikel 142. De Nederlandse Vereniging ten behoeve van zeelieden van elke nationaliteit, die het hospitaalkerkschip „De Hoop" exploiteert, kan voor het jaar 1964 met een lagere rijksbijdrage volstaan, doordat de inbedrijfstelling van een nieuw en tevens groter vaartuig later heeft plaatsgevonden dan waarmede bij het opstellen van de begroting rekening was gehouden. Artikel 142A. Door verschillende oorzaken is het aantal verwachte reizen voor de visserij op de verre visgronden niet bereikt, in verband waarmede f301 000 beneden de raming isgebleven. Artikelen 154 en 155. Aangezien het Bureau P.V.C.-apparaat thans de afwikkelingswerkzaamheden voor het in liquidatie zijnde P.V.C.-apparaat verricht, dient de doorberekening van de personele en materiële uitgaven ten laste van artikel 158A te geschieden. De gevraagde verhoging op artikel 154 houdt verband met de plaatsgevonden algemene salarismaatregelen (zie artikel 1 e.a.). Artikelen 156, 157 en 158. De oorzaken van de verhoging van artikel 158 zijn: a. de inpassing van de salarissen in de salarisschalen van de produktschappen; b. de salarisherziening van 1 januari 1964 alsmede de daarmede gepaard gaande stijging van de sociale lasten; c. het aandeel van de bezoldiging en de sociale lasten alsmede de materiële uitgaven van de gewestelijke directeuren (voormalige P.V.C.'s) welke kosten voorheen ten laste van de artikelen 156 en 157 werden gebracht. Dientengevolge komen laatstgenoemde artikelen te vervallen; (/. hogere uitgaven voor de huisvesting van werknemers en voor reis- en verblijfkosten in verband met de opheffing van de plaatselijke bureaus en de instelling van districtsbureaus. Artikel 158A. Het komt comptabel juister voor de kosten van de liquidatie van het P.V.C.-apparaat af te splitsen van de kosten bedoeld onder artikel 158. Artikel 158B. Wegens de, ingevolge de plaatsgevonden salarisherzieningen, verhoogde pensioengrondslagen, is aan het Pensioenfonds Produktschappen Voedselvoorziening een back-pay verschuldigd van f 1 250 000 over 1963 en vorige jaren. Aangezien dergelijke betalingen ook in een reeks van volgende jaren zijn te voorzien, is het gewenst voor de back-pay een afzonderlijk artikel op te nemen. Artikelen 159 en 161. De onder deze artikelen opgevoerde verhogingen hebben betrekking op exploitatiekosten van het Voedselvoorzieningsin- en verkoopbureau (V.I.B.) welke redelijkerwijs niet kunnen worden doorberekend en derhalve voor rekening van het onderhavige ministerie worden genomen. Artikel 167. De binnenslijnse bedragen van dit artikel dienen in overeenstemming te worden gebracht met het in de begroting van hoofdstuk V (Buitenlandse Zaken) onder artikel 93 voor het dienstjaar 1964 geraamde bedrag. Artikel 169. Doordat het bedrag ten behoeve van te verstrekken voorschotten voor de aankoop van motorvoertuigen onvoldoende was om aan alle aanvragen te voldoen, dient het artikel met f 90 000 te worden verhoogd. Artikel 172A. De ten laste van dit artikel verrichte betaIing heeft betrekking op het dienstjaar 1962 en betreft de verstrekking van renteloze studievoorschotten aan leerlingen van de Rijks Middelbare Tuinbouwschool te Nijmegen. Artikel 176. Ten behoeve van de afdelingen Fytopathologie en Landbouwplantenteelt van de Landbouwhogeschool zijn projecten tot verbetering van gronden in uitvoering genomen, waarmede een bedrag van circa f 50 000 is gemoeid.
16 Artikel 177. Aangezien met een lager bedrag kan worden volstaan dan was geraamd, dient het onderhavige artikel met f 23 000 te worden verminderd. Artikel 178. Het tempo waarin de verschillende werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw en inrichting van het Instituut voor Toepassing van Atoomenergie in de Landbouw (I.T.A.L.) in 1964 zijn uitgevoerd maken het noodzakelijk het onderhavige artikel met f 1 700 000 te verhogen. Artikel 180. Doordat de overplaatsing van landbouwers uit ruilverkavelingen naar domeinbedrijven in de Flevopolder op basis van het uitgifteplan 1963 in dat jaar niet geheel kon worden gerealiseerd, is in 1964 ruim f4,4 min. uitgegeven voor door deze landbouwers ingeleverde bedrijven, waarop in de begroting niet was gerekend.
Verder zijn de grondaankopen, zowel het aantal transacties als de gemiddelde oppervlakte per bedrijf als de prijs per hectare, groter geweest dan was voorzien, waardoor f4,2 min. meer werd uitgegeven dan was geraamd. Daarentegen hebben met name de ruim 90 publieke verkopingen van gebouwen en de grondoverdrachten in ruilverkavelingsverband ruim f 2,7 min. meer opgeleverd dan was geraamd, zodat uiteindelijk een verhoging van circa f 5,9 min. nodig is. Artikel 181. Verwezen moge worden naar de toelichting bij artikel 118. De Minister van Landbouw en Visserij, B. W. BIESHEUVEL.