ISSN 0378-5025
Bijlage
Publikatieblad
van de Europese Gemeenschappen Nr. 4-483
Uitgave in de Nederlandse taal
Handelingen van het Europees Parlement Zitting 1996-1997 Volledig verslag van de Vergadering van 5 tot en met 6 juni 1996 Leopoldcomplex, Brussel
Inhoud
Vergadering van woensdag 5 juni 1996 I. Hervatting van de zitting, blz. 2 - 2 . Goedkeuring van de Notulen, blz. 2 3. Verwelkoming, blz. 3 - 4 . Dringende politieke kwesties, blz. 3 - 5 . Overeenkomst met Marokko — Mensenrechten in Marokko en de westelijke Sahara, blz. 12 - 6. Verwelkoming, blz. 1 6 - 7 . Overeenkomst met Marokko - Mensenrechten in Marokko en de westelijke Sahara (voortzetting), blz. 1 6 - 8 . Niet-toelating Kroatië tot de Raad van Europa, blz. 23 - 9. Verkiezingen in Albanië, blz. 29 10. Gemeenschappelijk vervoersbeleid -Actieprogramma 1995-2000, blz. 32 II. Rijbewijs, blz. 40 - 12. Vervoer over de binnenwateren, blz. 43 13. Groenboek over innovatie, blz. 44 - 14. EURET-programma, blz. 51 — 15. Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, blz. 53 - 16. Financieel instrument voor het milieu (LIFE), blz. 57 Vergadering van donderdag 6 juni 1996 1. Buitengewone vergadering van de Raad op 3 en 4 juni 1996, blz. 61 2. Financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen, blz. 74 3. Stemming, blz. 77 - 4. Onderbreking van de zitting, blz. 84
61
TEN GELEIDE Naast de Nederlandstalige uitgave verschijnen de Handelingen in de volgende officiële talen van de Unie: Deens, Duits, Grieks, Engels, Spaans, Frans, Italiaans en Portugees. De Nederlandstalige uitgave bevat alle in het Nederlands uitgesproken teksten, alsook de vertaling, door freelance-vertalers, van de overige bijdragen aan het debat. In dat geval staat de oorspronkelijke taal tussen haakjes na de naam van de spreker aangegeven: (ES) voor Spaans, (DA) voor Deens, (DE) voor Duits, (EL) voor Grieks, (EN) voor Engels, (FR) voor Frans, (IT) voor Italiaans, (PT) voor Portugees, (Fl) voor Fins en (SV) voor Zweeds. Voor de authentieke versie zij verwezen naar de Handelingen in de desbetreffende taal.
Lijst van afkortingen van de fracties, zoals vermeld achter de naam van de spreker (PSE) Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten (PPE) Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democratische Fractie) (UPE) Fractie Unie voor Europa (ELDR) Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij (GUE / NGL) Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links (V) Fractie De Groenen in het Europees Parlement (ARE) Fractie Europese Radicale Alliantie (EDN) Fractie Europa van de Nationale Staten (Coördinatiegroep) (NI) Niet-ingeschrevenen
De tijdens de vergaderperiode van 5-6.6.1996 aangenomen resoluties zijn opgenomen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. C 181 van 24.6.1996.
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Nr. 4-483/1
VERGADERING VAN WOENSDAG 5 JUNI 1996 Inhoud
1. Hervatting van de zitting Mariens, Aelvoet, Wijsenbeek
2
2. Goedkeuring van de Notulen Malangré Aelvoet
2 2
3. Verwelkoming
3
4. Dringende politieke kwesties Santer (Commissie), Hughes, Santer, Carlsson, Santer, Barón Crespo, Santer, McCartin, Santer, Rocard, Santer, Santini, Santer, Dury, Santer, Boogerd-Quaak, Santer, Elchlepp, Santer, T. Mann, Santer, Schörling, Santer, Cassidy, Santer, Sainjon, Santer, Sjöstedt, Santer, Howitt, Santer, Voggenhuber, Gollnisch 3 5. Overeenkomst met Marokko - Mensenrechten in Marokko en de Westelijke Sahara von Habsburg, Marín (Commissie), Miranda de Lage, Izquierdo Collado, Hernández Mollar, Pettinari, Cunha ·
12
6. Verwelkoming
16
7. Overeenkomst met Marokko - Mensenrechten in Marokko en de Westelijke Sahara (voortzetting) Rocard, Fernández Martín, Caligaris, de Melo, Carnero González, Gahrton, Pradier, Souchet, Gollnisch, Van Bladel, Fabra Vallés, Cabrol, Elmalan, Telkämper, Van der Waal, Izquierdo Rojo, Novo, McGowan, Terrón i Cusí, Kouchner
16
8. Niet-toelating Kroatië tot de Raad van Europa Fassino (Raad), Wiersma, Schwaiger, La Malfa, Pettinari, Aelvoet, Van der Waal, Le Gallou, Mendiluce Pereiro, Oostlander, Moretti, Sjöstedt, Titley, König, Fassino....
23
9. Verkiezingen in Albanië Fassino (Raad), Wiersma, Oostlander, Alavanos, Tornino, Baldi, Fassino, Van Miert (Commissie) 29 10. Gemeenschappelijk vervoersbeleid - Actieprogramma 1995-2000 Parodi, Pollack, König, Torres Couto, McMahon, Lüttge, Mcintosh, Santini, Van Dijk, Van der Waal, Farthofer, Stenmarck, Lukas, Nicholson, Van Miert (Commissie) . . . .
32
11. Rijbewijs Farassino, Schmidbauer, Koch, Järvilahti, Morris, Grosch, Farthofer, Van Miert (Commissie)
40
12. Vervoer over de binnenwateren Le Rachinel, Van Miert (Commissie)
43
13. Groenboek over innovatie Argyros, Watson, Andersson, Adam, Quisthoudt-Rowohl, Malerba, Plooij-Van Gorsei, Stenius-Kaukonen, Holm, Heinisch, Cresson (Commissie) 44 14. EURET-programma Plooij-Van Gorsel, Izquierdo Collado, Cresson (Commission)
51
15. Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling Pompidou, Malerba, Andrews, Linkohr, Trakatellis, Plooij-Van Gorsel, Holm, Quisthoudt-Rowohl, Cresson (Commissie)
53
16. Financieel instrument voor het milieu (LIFE) Marinucci, Schleicher, Vieira, Gredler, González Alvarez, Ryynänen, Bjerregaard (Commissie)
57
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/2
VOORZITTER: DE HEER HÄNSCH Voorzitter (De vergadering wordt te 15.05 uur geopend) 1. Hervatting van de zitting De Voorzitter. - Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op 24 mei 1996 werd onderbroken, te zijn hervat. *
*
*
Martens (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, ik zou een beroep willen doen op het Reglement, meer bepaald artikel 5. Na onze vergaderperiode in Straatsburg heeft het persagentschap Belga een telex verspreid onder de titel „Europese parlementsleden willen niet bezuinigen op eigen vergoedingen" waarin onder meer werd betoogd: momenteel krijgen de Europese parlementsleden een forfaitaire toelage voor hun reiskosten. Een Grieks of een Fins lid bijvoorbeeld ontvangt automatisch een forse reisvergoeding, businessclass van zodra hij of zij aanwezig is op vergaderingen in Brussel of Straatsburg. Daarbij wordt niet nagegaan of de leden wel degelijk over en weer reizen naar hun land of geld op zak steken door goedkoop te reizen. Onze collega's Aelvoet en Lannoye hebben daarover ook verklaringen afgelegd in dezelfde zin die grote weerklank hebben gevonden in de Belgische pers. Artikel 5 van het Reglement bepaalt dat het Bureau de kosten en de vergoedingen van de leden regelt. Artikel 4 van deze regeling bepaalt onder meer, ten eerste, de leden hebben slechts recht op de in de artikel 1, lid 1, genoemde forfaitaire reisvergoedingen voor één heen- en terugreis per week. Ten tweede, indien een lid in een werkweek meer dan één heen- en terugreis maakt, ontvangt hij voor deze extra-reizen een vergoeding voor de werkelijk gemaakte reiskosten. Deze kosten worden terugbetaald op basis van een vliegtuigbiljet of een eerste klas spoorbiljet op vertoon van het desbetreffende biljet aan de dienst ledenvergoedingen. Reizen per auto worden vergoed op basis van het spoortarief eerste klas. Ik stel u de vraag, mijnheer de Voorzitter, of de bepalingen van artikel 4 van deze regeling kosten en vergoeding van de leden, al of niet in acht worden genomen. De Voorzitter. - Mijnheer Martens, natuurlijk ben ik op de hoogte van de door collega's in het openbaar gemaakte opmerkingen en afgelegde verklaringen over praktijken in verband met de kosten en vergoedingen van parlementsleden. Ik kan u zeggen dat de artikelen 4 en 5 van het Reglement worden toegepast, en wel volledig. Daarnaast heeft het Bureau onlangs besloten reiskosten alleen bij daadwerkelijke deelneming van een lid aan vergaderingen te vergoeden, en wel na overlegging van een door het lid persoonlijk ondertekende verklaring dat hij of zij de reis ook echt heeft gemaakt. Het Bureau is bereid voorstellen voor een verdere verscherping van de controles te onderzoeken. Maar als er, waarde collega's, concrete bewijzen bekend zijn van niet-naleving van deze regels van het Reglement, dan moet u mij die bewijzen ook voorleggen, zodat ik de beschuldigingen zoals voorgeschreven kan natrekken. Glo-
5.6.96
bale beschuldigingen die niet alleen individuele leden, maar het hele Parlement bij de openbare opinie in diskrediet brengen, hebben volgens mij weinig nut! (Applaus) Aelvoet (V). - Voorzitter, voor een persoonlijk feit. Mijn naam is hier genoemd en ik wens te reageren. Wijsenbeek (ELDR). - Ik lees u artikel 6 van het Verdrag. Daar staat namelijk: binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen daarin gesteld is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden. Mijnheer de Voorzitter, word ik geacht een ander werk te doen dan mijn buurman de heer Giansily. Word ik geacht een ander werk te doen dan mijn 625 andere collegae hier? Het Bureau zal een keer de moed moeten hebben om één gemeenschappelijke regeling voor alle leden van dit Parlement voor te stellen en dan, mijnheer de Voorzitter, zijn alle interventies, zoals de heer Martens die gedaan heeft, overbodig. Maar u hebt de moed daartoe niet. Er zijn al drie keer voorstellen gedaan én door de Reglementscommissie én door anderen in dit Huis en nooit heeft dit Bureau zijn verantwoordelijkheid genomen. U zult het Verdrag, artikel 6, moeten aanwenden. (Applaus) De Voorzitter. - Waarde collega, ik zou u en alle andere leden erop willen wijzen dat het Bureau uit hoofde van zijn politieke verantwoordelijkheid heeft besloten wat ik u heb gezegd. Mocht u het daar niet mee eens zijn, dan staat het iedere fractie en ieder lid vrij het Bureau desbetreffende voorstellen te doen en ik verzeker u dat wij er dan ook over zullen beraadslagen. 2. Goedkeuring van de Notulen De Voorzitter. - De Notulen van de vorige vergadering zijn rondgedeeld. Geen bezwaren? Malangré (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn naam staat niet op de presentielijst, hoewel ik aanwezig was. U kunt dat trouwens controleren, als u de lijst van de hoofdelijke stemmingen bekijkt. Ik verzoek u de presentielijst dienovereenkomstig aan te vullen. De Voorzitter. Malangré. (')
Wij zullen dit rechtzetten, mijnheer
(De Notulen worden goedgekeurd) *
*
*
Aelvoet (V). - Mijnheer de Voorzitter, ik vraag om het woord op basis van artikel 108 van ons Reglement dat zeer duidelijk stelt dat leden het recht hebben om het woord te vragen voor een persoonlijk feit. Normaal is de periode waarop dat toegekend wordt nadat het aan de orde zijnde agendapunt is afgehandeld. Het aan de orde zijnde agendapunt was de interventie van de heer Martens die verwezen heeft naar een Belga-bericht, maar ook verwezen heeft naar verklaringen. Ik heb het recht volgens artikel 108 van ') Ingekomen stukken - Interpretatie van het Reglement - Aanwijzing commissies - Van de Raad ontvangen verdragsteksten - Regeling van de werkzaamheden: zie Notulen.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/3
Aelvoet het Reglement om te reageren op de uitlatingen die gedaan zijn op mijn persoon. Mijn reactie is de volgende. Wij hebben als groenen niet eens een persmededeling verspreid naar aanleiding van het amendement dat wij hadden ingediend en waarbij wij een andere regeling voorstelden in verband met de reisvergoedingen van de leden. De verklaring die ik heb afgelegd en ook Paul Lannoye waren correct in verband met het huidige vigerende stelsel. Wij hebben alleen een ander stelsel voorgesteld. Ik vind het niet correct dat de heer Martens onze namen associeert met verklaringen van het persagentschap Belga die ten dele niet juist waren. 3. Verwelkoming De Voorzitter. - Het verheugt mij dat ik, alvorens tot het volgende agendapunt over te gaan, de minister van Milieuzaken en Landbouw van de Duitse deelstaat RijnlandWestfalen, mevrouw Höhn, op de officiële tribune kan verwelkomen. Van harte welkom met uw delegatie, mevrouw Höhn. (Applaus) 4. Dringende politieke kwesties De Voorzitter. - Aan de orde is de mededeling van de Commissie over dringende politieke kwesties. Alvorens het woord aan de heer Santer te geven, zou ik nogmaals op de regels willen wijzen. De regel is dat na de mededeling van de Commissie vragen kunnen worden gesteld. De spreektijd voor iedere vraagsteller bedraagt één minuut en wegens het grote aantal vragen dat wordt gesteld, zal ik erop toezien dat die minuut door niemand wordt overschreden. Santer, voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, ik kom hier vandaag spreken over een onderwerp dat voor onze Unie een van de hoogste prioriteiten is, namelijk de werkloosheidsbestrijding. Ik zou u meer bepaald de vanochtend door de Commissie goedgekeurde mededeling willen voorstellen, waarin concreet vorm wordt gegeven aan de ideeën die ik u hier op 31 januari jongstleden in verband met het Europees vertrouwenspact voor werkgelegenheid heb voorgelegd. Maar alvorens tot dit onderwerp over te gaan, vind ik dat het mijn plicht is u op de hoogte te brengen van het beginselbesluit dat de Commissie vanochtend inzake het brandend actuele BSE-probleem, gemeenzaam het gekkekoeienprobleem, heeft genomen. Zoals u weet, is de Raad van ministers van Landbouw er maandag jongstleden niet in geslaagd een beslissing te nemen over het voorstel van de Commissie om het uitvoerverbod voor gelatine, talg en sperma uit Groot-Brittannië op te heffen. In de Raad was er inderdaad geen gekwalificeerde meerderheid om dit besluit goed te keuren, noch een gewone meerderheid om het verwerpen. Volgens onze comitologieregels is het nu aan de Commissie het besluit te nemen, en wel op basis van haar eigen voorstel, dat trouwens al verschillende weken oud is en dus van vóór de Britse niet-samenwerkingspolitiek dateert. Dat is ook wat de Commissie vanochtend heeft gedaan, niet afwijkend van de weg die zij van meet af aan in deze crisis heeft gevolgd.
Het besluit van de Commissie berust volledig en uitsluitend op de wetenschappelijke gegevens die de Bescherming van de gezondheid waarborgen en heeft niets te maken met de ongelukkige politieke ontwikkeling waarvan wij sinds korte tijd het slachtoffer zijn. Ik kom daar straks nog op terug. Ik onderstreep dat het vanochtend door de Commissie genomen besluit een beginselbesluit is, aangezien de Raad nog tot zondag eerstkomend de tijd heeft om zich over deze kwestie uit te spreken. Het formele besluit van de Commissie kan dus pas onmiddellijk daarna, dat wil zeggen op '10 juni eerstkomend, worden genomen. Wat de toepassing van het besluit betreft breng ik in herinnering dat aan een aantal zeer strenge voorwaarden moet worden voldaan om de bescherming van de gezondheid te waarborgen. Deze voorwaarden hebben betrekking op de produktie-, controle-, toezicht- en identificatieprocédés van de bedrijven met een exportvergunning. Zodra de Britse autoriteiten de nodige schikkingen hebben getroffen en de Commissie de doeltreffendheid daarvan heeft kunnen controleren, zal de gedeeltelijke opheffing van het embargo een feit zijn. De Commissie heeft dus haar verantwoordelijkheid op zich genomen. Zij zal dat blijven doen met de bedoeling zo spoedig mogelijk tot een normalisatie van de handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk in de rundvleessector te komen. Maar er mag geen enkele twijfel over bestaan dat de grootste verantwoordelijkheid bij de Britse autoriteiten ligt. Het zijn zij die de hele Unie - het gaat immers om een probleem van de hele Unie en niet alleen van het Verenigd Koninkrijk - in staat moeten stellen vooruit te komen op de weg naar die normalisatie. Dat is ook wat ik gisteren heb gezegd tijdens het gesprek dat ik met de Britse ministers van Buitenlandse Zaken en Landbouw, de heren Rifkind en Hogg, heb gehad. Dit is een constructief gesprek geweest, omdat voor het eerst ook van Britse zijde elementen ter tafel werden gelegd die het mogelijk maken een kaderprogramma vast te stellen dat stap voor stap leidt naar het herstel van het vertrouwen van de consument, de stabilisatie van de markten en, bijgevolg, het scheppen van de voorwaarden die nodig zijn om de handelsbetrekkingen te normaliseren. Wij zijn overeengekomen dat commissaris Fischler en zijn deskundigen nauw contact zullen houden met de Britse autoriteiten om concreet vorm te geven aan deze verschillende elementen en ik hoop uit de grond van mijn hart dat wij dankzij deze procedure snel de weg naar oplossingen zullen vinden. Als we „normalisatie" zeggen, denken we echter automatisch aan de uiterst ernstige situatie die momenteel in de Raad heerst door de in het oog lopende en welbewuste obstructiepolitiek van het Verenigd Koninkrijk. De Commissie heeft er vanochtend een diepgaande discussie aan gewijd en geeft uiting aan haar grote bezorgdheid over de hinderpalen die aldus voor de goede werking van onze instellingen worden opgeworpen. Een dergelijke houding is niet op haar plaats in een Unie die is gebaseerd op recht en solidariteit, die uiteraard wederzijds moet zijn. (Applaus) Een dergelijke houding druist zowel tegen de geest als tegen de letter van het Verdrag in. En ik ben zo vrij artikel 5 van het Verdrag te citeren, dat zegt: "De Lid-Staten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit dit
Nr. 4-483/4
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Santer Verdrag of uit handelingen van de Instellingen der Gemeenschap voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. Zij vergemakkelijken de vervulling van haar taak. Zij onthouden zich van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Verdrag in gevaar kunnen brengen". Een dergelijke houding strekt niemand tot voordeel. Zij leidt nu tot de absurde situatie dat het Verenigd Koninkrijk beslissingen blokkeert die het zelf altijd als prioritair heeft beschouwd: fraudebestrijding, vereenvoudiging van de communautaire wetgeving, bestrijding van racisme. Het is dus de plicht van de Commissie een dringende oproep tot de Britse autoriteiten te richten om af te zien van deze politiek en de instellingen hun werk te laten doen. (Applaus) De Commissie, die haar verantwoordelijkheid op zich heeft genomen door het embargo gedeeltelijk op te heffen, verwacht nu van de zijde van het Verenigd Koninkrijk een onmiddellijke desescalatie van haar houding die oorzaak is van de huidige conflictsituatie. Zonder die desescalatie, zouden het verdere werk aan een algemeen kader voor de gezamenlijke en doeltreffende bestrijding van BSE en, bijgevolg, de verdere opheffing van het embargo ernstig in het gedrang kunnen komen. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, ik wil echter niet vooruitlopen op het diepgaande debat dat u morgen over dit onderwerp houdt. Commissaris Fischler zal van de zijde van de Commissie aan dit debat deelnemen en u alle gewenste bijkomende inlichtingen geven. Sta mij dus toe dat ik nu overga tot het belangrijkste onderwerp van mijn uiteenzetting van vandaag, namelijk de werkgelegenheid, die mij van doorslaggevend belang lijkt voor de toekomst van Europa. Vanochtend heeft de Commissie een diepgaand debat over haar ideeën omtrent de werkgelegenheid gevoerd. Het verheugt mij dan ook dat ik u nu onze mededeling „Actie ten behoeve van de werkgelegenheid in Europa - Een vertrouwenspact" kan voorleggen. Hoe ziet onze benadering eruit? Allereerst moet de Unie van de werkgelegenheid een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang maken. Er moet worden gehandeld. Het grootste gevaar bestaat er immers in dat we, geconfronteerd met de verpletterende, cijfers van de werkloosheid, niets meer durven te doen. Hoe zouden we enerzijds Europa kunnen opbouwen, als anderzijds de sociale structuur uiteenvalt? De uitdaging van de werkloosheid is niet alleen van economische, maar ook van sociale en morele aard. Het zal niet tot een plotselinge opleving van creativiteit en dynamisme voor het behoud van onze levensstandaard in een open wereld komen, als 15 tot 20 % van onze medeburgers worden uitgesloten. We moeten dus handelen. Maar hoe? Met het pact dat wij u vandaag voorleggen, willen wij tot een gezamenlijke aanpak komen, waarbij de overheid en de sociale partners worden betrokken en waarin de respectieve verbintenissen van dezen in een algemene, gecoördineerde strategie worden vastgelegd. In het kader van die strategie moet iedereen zijn verantwoordelijkheid op zich nemen, moet iedereen concrete verbintenissen op zijn niveau aangaan.
Wij kunnen van de volgende vaststelling vertrekken: de strategie die in 1993 in het Witboek betreffende groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid werd ontwikkeld, is goed, maar de uitvoering ervan moet worden verbeterd. We moeten naar een hogere versnelling overgaan. En om dat te doen, formuleren we in het pact een drieledige doelstelling: alle betrokken actoren mobiliseren in een echte werkgelegenheidsstrategie, het Europees multiplicator-effect beter benutten, de bestrijding van de werkloosheid opnemen in een maatschappijvisie op middellange en lange termijn. Geïsoleerde maatregelen zijn lofwaardig, maar niet doeltreffend of sociaal onaanvaardbaar. De burgers verwachten hunnerzijds van de bestuurders voldoende visie om vooruit te lopen op de veranderingen die vorm geven aan de maatschappij van morgen. Europa beschikt op dat gebied over aanzienlijke troeven, maar de mogelijkheden van het integratieproces worden nog niet optimaal benut. Dat is het geval op macro-economisch gebied, op het gebied van de interne markt, de werkgelegenheidsstelsels en het Europese structuurbeleid. Dit zijn ook de vier gebieden die het kader vormen waarop het door de Commissie voorgestelde vertrouwenspact slaat. Ik ga nu even op elk van deze gebieden in. Ten eerste, het macro-economische kader. Om arbeidsplaatsen te scheppen, is er absoluut groei nodig, maar niet om het even welke groei. De groei moet duurzaam zijn en op monetaire stabiliteit en een gezond financieel beleid berusten. Er bestaat momenteel een brede consensus tussen de politieke instanties en de sociale partners over de weg die we daarbij moeten volgen Het is dus zaak koers te houden, maar tegelijkertijd een aantal sporen aan te geven om de strategie te versterken en bij te stellen. Aldus moet de inspanning tot sanering van de begrotingen kracht worden bijgezet, en wel zodanig dat ze ten goede komt aan de werkgelegenheid. Deze inspanning valt uiteraard onder de bevoegdheid van de lidstaten. Maar de Commissie is van mening dat de lid-staten zich daarbij door drie beginselen moeten laten leiden: ten eerste, vermindering van de uitgaven valt te verkiezen boven verhoging van de belastingen; ten tweede, er moet de voorkeur worden gegeven aan actieve werkgelegenheidsmaatregelen boven passieve uitgaven voor werkloosheidsverzekering. De belastingdruk op arbeid is tussen 1980 en 1993 met 20 % toegenomen, terwijl hij op de andere produküefactoren met 10 % is afgenomen. Deze trend, die de werkgelegenheid nadelig beïnvloedt, moet worden omgebogen. Ten derde, de ene munt zal daarbij, zoals ik al zo vaak heb gezegd, een kostbare hulp zijn voor de toekomstige generaties, en wel via de convergentieprogramma's en hun nu al zichtbare saneringseffect. Maar de lidstaten moeten hun programma's bijstellen en de samenhang tussen de nationale convergentiemaatregelen en de bevordering van de werkgelegenheid meer in het licht stellen. Deze samenhang moet bovendien op Europees niveau worden geëvalueerd en de Raad zou in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid meer specifieke aanbevelingen moeten kunnen doen. Een ander doel dat langs de aangegeven wegen kan worden bereikt, is de versterking van ons concurrentievermogen. Wij beschikken nog over een andere troef voor het concurrentievermogen: de interne markt. Wij moeten de moge-
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/5
Santer lijkheden, alle mogelijkheden van die markt volledig benutten. En laten wij eerlijk zijn, de interne markt is nog altijd onvolledig of ongelijk verwezenlijkt. Het is tijd dat wij hem voltooien. Er is veel te veel dat al veel te lang in de steigers staat en te veel hinderpalen blijven de bedrijven hinderen. Ook de voordelen van de interne markt zijn ongelijk verdeeld. Het midden- en kleinbedrijf heeft het moeilijker dan de grote bedrijven om alle mogelijkheden van die markt te benutten. De Commissie stelt dan ook voor maatregelen te nemen om: ten eerste, de interne markt te voltooien en beter te laten functioneren; ten tweede, het algemene mededingingsklimaat in Europa te verbeteren; ten derde, het midden- en kleinbedrijf beter te helpen; ten vierde, de toegang van onze ondernemingen tot de wereldmarkt te verbeteren. Concreet moeten er vóór eind 1996 nog een aantal dingen gebeuren. Drie maatregelen die de hoogste prioriteit hebben, zijn nu al jaren geblokkeerd: het statuut van de Europese vennootschap, waarvan het uitblijven de Europese economie, volgens het verslag-Ciampi, 30 miljard ecu per jaar kost; het wettelijk kader voor biotechnologische uitvindingen, waarvan het ontbreken een ontmoedigend effect heeft op investeringen in deze geavanceerde sector; en ten slotte de interne markt in de elektriciteitssector, waarvan het uitblijven ons ernstige concurrentienadelen bezorgt. Deze maatregelen moeten vóór eind 1996 worden genomen. Daartoe is de aanneming van richtlijnen alleen niet voldoende. Die richtlijnen moeten namelijk ook in nationale wetten worden omgezet en als zodanig worden toegepast. Wat de omzetting betreft is de situatie in een aantal sleutelsectoren echter bijzonder verontrustend. Ik zou graag zien dat alle betrokken lid-staten er zich toe verbinden hun Parlement vóór eind 1996 de wetteksten voor te leggen voor de omzetting van deze richtlijnen op het gebied van overheidsaanbestedingen, investeringsdiensten, verzekeringen, intellectuele eigendom en vennootschapsrecht. De bestuursrechtelijke voorschriften en de regelingen die nog in Europa bestaan, kosten de economie meer dan 1 miljard ecu per jaar en het is vooral het middenen kleinbedrijf dat daar de nadelen van ondervindt. Wij hebben het initiatief tot een vereenvoudiging van de wetgeving genomen en zullen dat initiatief nog uitbreiden. Hoe vaak is al niet op het hoogste niveau onderstreept dat de voltooiing van onze infrastructuur van wezenlijk belang is om ons concurrentievermogen te versterken? Hoe vaak hebben de staatshoofden en regeringsleiders al niet de lof van de transeuropese netwerken gezongen? Ik vraag van hen niet alleen woorden, maar daden en verzoek ze dan ook eens en voor altijd een beslissing te nemen over de door de Commissie gedane voorstellen inzake aanvullende financiering van deze netwerken. Nogmaals, we moeten onze ondernemingen, en met name onze kleine en middelgrote ondernemingen, beter helpen. De aanneming vóór het eind van het jaar van het nieuwe actieprogramma voor het MKB zou een bewijs zijn van het voornemen van onze regeringen om dit doel ernstig na te streven. Anderzijds wordt in de Unie jaarlijks voor verschillende tientallen miljarden overheidssteun gegeven. Wij moeten opnieuw onderzoeken hoe deze steun zoveel
mogelijk kan bijdragen tot het scheppen van duurzame arbeidsplaatsen zonder dat hij natuurlijk de concurrentie vervalst. Ons concurrentievermogen versterken, is van wezenlijk belang. En onze concurrerende ondernemingen moeten bovendien eerlijk toegang krijgen tot de exportmarkten. We moeten van de handel een werkgelegenheidsinstrument maken. Dat is alleen maar mogelijk als we zorgen voor een versterking van het multilaterale systeem, markttoegang, bescherming van de intellectuele eigendom en een herziening van het gemeenschappelijk handelsbeleid. Ziedaar, dames en heren, de gebieden waarop wij de eerstkomende maanden actief zullen moeten zijn. Tot zover de grote lijnen van de maatregelen voor de werkgelegenheid op het gebied van het macro-economische kader en de interne markt. Ik kom nu bij het derde en ongetwijfeld ook het gevoeligste, het moeilijkste - deel van de mededeling van de Commissie: de hervorming van de werkgelegenheidsstelsels in elk van onze landen. Ik onderstreep nogmaals dat dit in de eerste plaats de taak van de regeringen, de nationale overheden, de sociale partners is. Maar de Unie heeft er ook een rol in te spelen, zoals werd aangetoond door de Europese Raad te Essen, waar een gemeenschappelijk kader voor de structurele hervormingen van de arbeidsmarkt in de vorm van vijf prioritaire actiegebieden werd vastgesteld. Via de nationale meerjarenprogramma's is er een followupprocedure aangenomen om de verwezenlijking van deze vijf prioriteiten te volgen. Deze procedure slaat een brug tussen de globale macro-economische coördinatie en de vooruitzichten op het gebied van werkgelegenheid en werkloosheid. En in het kader van onze werkgelegenheidsactie, in ons vertrouwenspact, stellen wij voor deze procedure te versterken met aanbevelingen van de Raad en de Commissie die, bijvoorbeeld, tot de tenuitvoerlegging van de structuurfondsen kunnen aansporen. Deze procedure moet ter gelegenheid van de Intergouvernementele Conferentie definitief worden ingevoerd in de instellingen van de Unie. Na bestudering van de meerjarenprogramma's van de lid-staten hebben wij in onze mededeling twee doelstellingen geformuleerd: wij willen het werkgelegenheidsbeleid van de lid-staten beter activeren en met het oog op de werkgelegenheid aan de grote werken van de toekomst beginnen. Om het werkgelegenheidsbeleid van de lid-staten te stimuleren, bevelen wij een hervorming van de administratieve werkgelegenheidsstelsels aan, bijvoorbeeld door een vereenvoudiging van de steunmaatregelen voor indienstneming of voor de oprichting van kleine bedrijven. Wij adviseren een beroep te doen op de plaatselijke actoren, bijvoorbeeld door een decentralisatie van de werkgelegenheidsstelsels of de aanmoediging van plaatselijke ontwikkelings- en werkgelegenheidsinitiatieven. Wij bevelen gemeenschappelijke initiatieven van de sociale partners voor de inschakeling van jongeren aan en wij vragen dat er naar het voorbeeld van programma's zoals LEONARDO en YOUTH START nieuwe initiatieven zouden worden genomen. Ten slotte bevelen wij ook aan gemeenschappelijke richtsnoeren te ontwikkelen voor de toekomst van de sociale bescherming door een verband te leggen tussen de directe belastingen en vervangingsinkomens.
Nr. 4-483/6
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Santer Wat de grote actiegebieden van de toekomst betreft wordt in het vertrouwenspact gezocht naar nieuwe wegen op het gebied van arbeidsorganisatie en onderwijsopleiding als hefbomen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. In telegramstijl misschien enkele sleutelwoorden. Europese kadervoorwaarden voor arbeidsorganisatie en - flexibiliteit: een taak voor de sociale partners. Gevolgen van de informatiemaatschappij voor de werkgelegenheid: werk van maken. Onderwijs en opleiding: verschillende acties op het niveau van de toegang en de erkenning van bekwaamheden. Wij zijn met name voorstander van de uitwerking van een Europees leerlingenstatuut en een ERASMUS-programma voor beroepsopleiding. Ik kom nu bij het vierde en laatste deel van onze mededeling. Het Europese structuurbeleid moet bij voorrang ten dienste van de werkgelegenheid worden gesteld. Voor drie vierde, nogmaals drie vierde, van de kredieten die oorspronkelijk voor de periode 1994-1999 voor dit beleid waren uitgetrokken, dat wil zeggen 170 miljard ecu, moeten de lid-staten en de regio's nog betalingsverplichtingen aangaan. De marge is dus aanzienlijk en moet ook worden gebruikt. Het is nu aan de lid-staten, de regio's, de plaatselijke gemeenschappen, de economische en sociale partners hun verantwoordelijkheid op zich te nemen en gebruik te maken van deze marge om het effect van het structuurbeleid op de werkgelegenheid te vergroten. De Commissie hoopt harerzijds dat de lid-staten er zich toe zullen verbinden de 5, 5 miljard ecu die de toepassing van de deflator voor de periode 1996-1999 zal opleveren, te besteden aan de programma's en doelstellingen van het structuurbeleid in hun geheel. Anderzijds stelt zij voor de 8 miljard ecu die voor de periode 1997-1999 beschikbaar zijn voor de programmering van doelstelling 2 toe te wijzen aan omschakelingsmaatregelen voor het behoud van de werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen in de betrokken regio's. De Commissie zal de nieuwe programma's van doelstelling 2 dienovereenkomstig vaststellen. Vanaf volgende maand moet werk worden gemaakt van de tussentijdse herziening van de structurele actieprogramma's voor de doelstellingen 1, 3, 4 en 5b. Wij wensen dat de lid-staten aan deze herziening beginnen in het licht van de evaluatie van het werkgelegenheidseffect van de programma's. Begin 1997 zal de Commissie rekening houdend met de dit effect een besluit nemen over de herziening van het programma. Wij moeten ons bij de uitvoering van de structuurfondsen prioriteiten ten behoeve van de werkgelegenheid stellen. Zo willen wij voorrang geven aan innoverende maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf en aan een nauwer partnerschap van de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank. Voorts moet er meer aandacht worden besteed aan het vooruitlopen op veranderingen in de industrie en van het werk, waarbij bij voorrang steun moet worden gegeven aan de het zwaarst getroffen groepen en aan innoverende acties. Ten slotte moeten wij ook de plaatselijke ontwikkelings- en werkgelegenheidsinitiatieven aanmoedigen. De Commissie zal nauwlettend toezien op deze prioriteiten en de samenwerking met de Europese Investeringsbank in de nieuwe of herziene programma's. De doeltreffendheid van de herziening van het werkgelegenheidsstelsel en van de innoverende maatregelen van de bedrijven hangt af van de vraag of er op een passende
lokale schaal een beroep wordt gedaan op de actoren bij de overheid en in de particuliere sector. Wij willen geen nieuwe structuren in het leven roepen. Maar er moet een politieke dynamiek op lokaal niveau op gang worden gebracht rondom realistische economische doelstellingen en doelstellingen inzake het scheppen van werkgelegenheid. De Europese Raad te Florence zou het politieke startsein moeten geven voor een selectieprocedure voor modelregio's of - steden die kandidaat zijn om een lokaal werkgelegenheidspact te sluiten. De bedoeling die ons daarbij voor ogen staat, is in de tijd die tussen de Europese Raad te Florence en de Europese Raad te Dublin verstrijkt in iedere lid-staat een aanzienlijk aantal steden of regio's te vinden om het exemplarisch karakter van dergelijke lokale initiatieven aan te tonen. Ziedaar, dames en heren afgevaardigden, de doelstellingen die wij in onze actie voor werkgelegenheid in Europa, ons vertrouwenspact, hebben geformuleerd. Ik ben ervan overtuigd dat ze zijn aangepast aan de uitdagingen die wij het hoofd moeten bieden. En ik ben er evenzeer van overtuigd dat er geen ontkomen aan is en dat het rampzalig zou zijn als we oog in oog met het belangrijkste probleem van onze samenleving, de werkloosheid, aan struisvogelpolitiek zouden doen. Ik doe dus een oproep tot al onze regeringen, de sociale partners op alle niveaus en al onze instellingen om hun verantwoordelijkheid op zich te nemen en elk op hun niveau hun respectieve rol te vervullen. Ik zal de staatshoofden en regeringsleiders te Florence dus vragen onze aanpak op het hoogste niveau goed te keuren, de eerste verbintenissen aan te gaan en de nodige impulsen te geven, om dan op de Europese Raad te Dublin te kunnen vaststellen dat er concrete stappen voor de uitvoering van het vertrouwenspact zijn gedaan. Het feit dat ik heb besloten aan u, mijnheer de Voorzitter, en aan de leden van het Europees Parlement als eersten onze voorstellen voor te leggen, houdt een erkenning in van de zeer belangrijke rol die hierin voor u is weggelegd. Het vertrouwenspact heeft immers tot doel ten goede te komen aan de burgers, van wie u de gekozen vertegenwoordigers bent. (Applaus) De Voorzitter. - Mijnheer de voorzitter van de Commissie, om te beginnen wil ik u van harte danken voor de informatie die u ons hebt gegeven over het besluit van de Commissie van vanochtend betreffende de opheffing van het exportverbod voor gelatine, talg en rundersperma uit Groot-Brittannië. Ik zou de leden eraan willen herinneren dat dit onderwerp voor morgen op de agenda staat en dat de fracties hebben afgesproken het nu alleen over het werkgelegenheidsbeleid en het desbetreffende besluit van de Commissie van vanochtend hebben. U kent de voorschriften ondertussen. Er is geen sprekerslijst, vragen kunnen alleen worden gesteld door leden die nu het woord vragen. Ik open het vragenuur met de voorzitter van de Commissie. Hughes (PSE), voorzitter van de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. - (EN) Voorzitter Santer, ik juich uw verklaring van vandaag en uw voortdurende pogingen om op communautair niveau het begrip toegevoegde waarde op het gebied van de werkgelegenheid te bevorderen van harte toe. Ik hoop dat u op de komende tripartiete conferentie succes zult boeken.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/7
Hughes Ik wil drie korte opmerkingen maken over hetgeen u gezegd hebt: in de eerste plaats maken sommige leden van dit Parlement zich enige zorgen over de aanbeveling van de Commissie betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Wij zijn van mening dat die .van een zekere zelfgenoegzaamheid en een gebrek aan evenwicht getuigt. Bij voorbeeld, het aandringen op een voortgezette loonmatiging enerzijds is slechts verstandig, als de recordwinsten anderzijds voor produktieve doeleinden worden aangewend en als wij weten hoe de Commissie deze recordwinsten voor .produktieve doeleinden denkt aan te wenden. Wat uw vertrouwenspact betreft, welke maatregelen zijn er met betrekking tot het proces van de sociale dialoog genomen om te bewerkstelligen dat de sociale partners zelf zinvolle, praktische en concrete overeenkomsten sluiten om uw pact betekenis te geven, bij voorbeeld op het punt van de jeugdwerkloosheid? Tenslotte noemde u de uitvoering van de besluiten van de Top van Essen. Een van de belangrijke punten die de Top van Madrid heeft opgeleverd was het idee om gemeenschappelijke uniforme werkgelegenheidsindicatoren uit te werken. Zoudt u ons alstublieft willen mededelen welke vooruitgang u geboekt hebt bij de lidstaten? Dat is een zeer belangrijk democratiserend element in de follow up van Essen. Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste, wij stellen deze actie op het niveau van de Commissie, op het niveau van de Gemeenschap, uiteraard voor om - zoals u, mijnheer Hughes, terecht opmerkt - een toegevoegde waarde aan de door de lid-staten geleverde inspanningen te geven. Anderzijds moeten de initiatieven die wij u vandaag voorleggen, natuurlijk worden omgezet in concrete pacten, met name wat de inschakeling in het arbeidsproces van jongeren betreft. Er moeten dus zeer concrete verbintenissen worden aangegaan, niet alleen op het niveau van de regeringen, maar ook op het niveau van de sociale partners. Wij openen trouwens de dialoog met de sociale partners over een aantal onderwerpen. Wat de doelstellingen van Essen betreft, deze maken integrerend deel uit van onze actie voor de werkgelegenheid en wij gaan aan de hand van de meerjarenprogramma's van de lid-staten - waarvan het eerste, zoals u terecht hebt opgemerkt, te Madrid werd voorgelegd - de werkgelegenheidsindicatoren nog verbeteren. Er is op het vlak van de doelstellingen van Essen al vooruitgang geboekt, maar niet voldoende. Het is een statistische vooruitgang, waaraan meer inhoud moet worden gegeven als we werkelijk vooruit willen komen op de weg naar vermindering van de werkloosheid. Carlsson (PPE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Voorzitter van de Commissie, de heer Santer, willen vragen welke boodschap voor werkloze jongeren in zijn verklaring te vinden is. De verantwoordelijkheid lijkt alleen te berusten bij politici en sociale partners, en ik vraag mij af waarom de Commissie zich niet sterker richt op de noodzakelijke drijfkrachten voor individuen. De politici moeten er nu voor zorgen dat ze beletselen voor ondernemingen, nieuwe banen en investeringen in Europa uit de weg ruimen. Ik ben mij er volledig van bewust dat men kunstmatig werkgelegenheid kan scheppen, maar nieuwe banen schept men niet door te praten. Daarom zou ik meer maatregelen voor noodzakelijke structuurveranderingen
willen zien, meer dereguleringen, meer liberaliseringen, en de afschaffing van oude nationale monopolies in Europa. Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben in het kader van onze mededeling een aantal acties met betrekking tot de verbetering van de kansen op werk voor jongeren gepland en daarbij extra de klemtoon gelegd op een gezamenlijk initiatief van de sociale partners voor de inschakeling in het arbeidspro ces van jongeren. Wij zullen de sociale partners alle aan de inschakeling van jongeren verbonden problemen voorleggen. Wij vragen ook de op de programma's YOUTH START en LEONARDO berustende instrumenten te ontwikkelen. Dit is een initiatief dat in samenwerking met de Commissie en de lid-staten tot stand moet komen. Voorts ben ik het vanzelfsprekend met u eens, als u zegt dat de interne markt via een zeker liberaliseringsbeleid nog de middelen moet vinden om te zorgen voor nieuwe, duurzame arbeidsplaatsen, veelbelovende arbeidsplaatsen waar de jongeren in de toekomst wat aan zullen hebben. Barón Crespo (PSE). - (ES) Mijnheer de Commissievoorzitter, ik wens u toe dat uw volharding concrete resultaten oplevert op de Top van Firenze. In verband met het beleid inzake onderwijs en opleiding heb ik u niet horen spreken over de opleiding tijdens de gehele loop van het leven een kwestie die nochtans aan bod komt in het Witboek. Bent u niet van mening dat de Commissie aandacht moet besteden aan deze kwestie van de werkgelegenheid en de voorbereiding van ons menselijk kapitaal, die zo belangrijk is voor de toekomst? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de heer Barón Crespo heeft gelijk dat hij nader op dit punt ingaat. Het komt trouwens ook uitgebreid aan bod in onze mededeling en in het door mevrouw Cresson voorgelegde Witboek. Wij moeten inderdaad extra de klemtoon leggen op onderwijs en permanente beroepsopleiding, het lifelong learning process. U zult in onze mededeling enkele passages aantreffen over onderwijs en opleiding als hefboom om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Ik ben het ten volle met u eens dat onderwijs en opleiding een van de belangrijkste onderdelen van deze actie moeten worden om de werkloosheid, en met name de werkloosheid onder jongeren, te verminderen. McCartïn (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil voorzitter Santer complimenteren met zijn voortdurende pogingen om zowel de nationale regeringen als de Europese instellingen zover te krijgen dat zij dit ernstige pfobleem de prioriteit verlenen die het verdient. Ik hoop alleen dat wij door dat te doen de nationale regeringen geen kans geven om de indruk te wekken dat de verantwoordelijkheid voor de hoge werkloosheidscijfers bij Europa ligt. Aangezien de nationale regeringen het beleid op het gebied van de belastingen en de sociale zekerheid, de werktijden en de loontarieven onder controle houden, is het duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor het grootste deel ook bij hen berust. De voorzitter van de Commissie wees erop dat het beschamend is dat driekwart van de structuurfondsen niet wordt uitgegeven, omdat er meer geïnvesteerd moet worden om meer werkgelegenheid te scheppen. Is de voorzitter het met mij eens dat de bepaling betreffende het additionaliteitsbeginsel in de verordeningen misschien opnieuw bekeken moet worden? Aan de ene kant zeggen wij tegen de regeringen dat zij de tekorten moeten beperken en de
Nr. 4-483/8
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
McCartin belastingen moeten verlagen, maar aan de andere kant moeten zij hun uitgaven verhogen om het Europese geld met een evenredige bijdrage aan te vullen. Is hij van mening dat dit beleid herzien moet worden en dat een individuele, op iedere lid-staat afgestemde regeling noodzakelijk is voor de besteding van de structuurfondsen? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, u zult zien dat in de mededeling die wij u hebben voorgelegd en die u nu naar believen kunt bestuderen, een belangrijke plaats is ingeruimd voor de herverdeling, de herstructurering van de structuurfondsen, steeds met het oog op de bevordering van de werkgelegenheid. Ik denk dat er in deze fondsen nog veel mogelijkheden schuilen, omdat drie vierde ervan wordt gebruikt in regio's waar ook drie vierde van onze werklozen te vinden zijn. Deze fondsen zijn met andere woorden een van de belangrijkste waarborgen om er, uiteraard samen met de lid-staten, in het kader van gemeenschappelijke programma's, voor te zorgen dat de werkloosheid vermindert en er meer werkgelegenheid in deze regio's komt. In dat kader hebt u het ook over belastingen gehad. Ik kan u zeggen dat de Commissie een mededeling over de belastingen heeft opgesteld, in het kader waarvan wij momenteel de verhouding tussen directe belastingen, indirecte belastingen en belasting op arbeid bespreken. Daarnaast hebben wij ook een aantal denkwegen aangegeven om de belasting op arbeid, de zogenaamde sociale kosten, te verlagen, omdat deze de afgelopen jaren zijn verhoogd en om te onderzoeken hoe ze door andere heffingen kunnen worden vervangen. Het gaat dus om een allesomvattend programma waar we. als we het bestuderen, niet zomaar een of ander punt uit mogen lichten. U hebt gelijk dat u nader ingaat op het belang van de structuurfondsen, waarvan wellicht niet voldoende gebruik wordt gemaakt om de werkloosheid in de betrokken regio's te verminderen. Rocard (PSE). - (FR) Bravo, mijnheer de voorzitter! U staat hier voor een Parlement van volksvertegenwoordigers die zich bij elke ontmoeting met hun kiezers moeten verantwoorden voor de collectieve onmacht, zowel van onze landen als van de Unie, tegenover de werkloosheid. De ernst van dit probleem neemt nog voortdurend toe. Het verheugt ons dat het u raakt, dat u het initiatief tot het werkgelegenheidspact hebt genomen en dat u wellicht ook moediger en meer bereid tot, laten we zeggen, bredere oplossingen lijkt dan het merendeel van de regeringen van de lid-staten van de Unie. U zult op de bijeenkomsten op de top te Florence op de steun van het Parlement kunnen rekenen. Toch moet ik uiting geven aan de vrees, de grote vrees die ik koester, omdat het allemaal om kleine maatregelen gaat. Flexibilisering, verbetering van de belastingen, verbetering van de opleiding, dat is natuurlijk allemaal nodig, u hebt gelijk. Het is goed dat die maatregelen worden genomen. Alleen zal er op die manier lussen 20 en 25 jaar nodig zijn om de werkloosheid weg te werken. Mijnheer de voorzitter, waarom doet u de lid-staten geen serieus voorstel inzake een forse werktijdverkorting, het enige wapen dat wij in onze strijd tegen de werkloosheid nog niet hebben gebruikt? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de heer Rocard heeft ongetwijfeld gelijk dat hij de nadruk legt op een
aantal elementen, die we uiteraard in onze algemene strategie moeten opnemen, als we willen dat deze concrete resultaten oplevert. Allereerst zou ik willen zeggen dat onze mededeling en onze strategie niet zijn bedoeld om de verantwoordelijkheid van onze lid-staten over te nemen, omdat wij er ons terdege van bewust zijn dat de verantwoordelijkheid in de eerste plaats op het niveau van onze lid-staten ligt en dat de lid-staten en de nationale regeringen zelf in eigen land hun plicht moeten doen. Anderzijds moet er rekening worden gehouden met een aantal elementen, waaronder de werktijd, de aanpassing van de werktijd, en wij nemen dit vraagstuk in onze mededeling, in punt 3.15, onder de loep. Wij vinden dit een bijzonder vraagstuk waarover de sociale partners moeten beraadslagen, onderhandelen en discussiëren en ik heb ze daar tijdens de ronde-tafel op 28 en 29 april jongstleden ook toe aangespoord. Voortbouwend op de overeenkomst over ouderschapsverlof, zijn de verschillende sociale partners er immers voor het eerst in geslaagd overeen te komen dat er verder moet worden gezocht naar nieuwe wegen om de individuele werktijd en de werktijd van de bedrijven beter op elkaar af te stemmen. Dit is een belangrijk debat dat al onze lid-staten aangaat, maar dat niet door de Commissie kan worden opgelegd. De sociale partners moeten zelf die weg inslaan en gebruik maken van alle mogelijkheden om dit uitgestrekte terrein te verkennen, dat naast de genoemde elementen ook andere elementen omvat, zoals deeltijdwerk, op jaarbasis berekende werktijd, flexibele pensionering, gebruik van de aldus vrijgekomen tijd voor de ontwikkeling van de opleiding, sabbatverlof. Het is dus een geheel van problemen dat verband houdt met wat u werktijd hebt genoemd. Er moet op dit gebied baanbrekend werk worden verricht en ik hoop dat het een van de grote denkwegen zal zijn die de sociale partners zullen inslaan. Santini (UPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een vraag stellen waarin de twee onderdelen van de verklaring van Commissievoorzitter Santer aan elkaar worden gekoppeld, dus het deel over BSE en het deel over de werkgelegenheid: deze twee onderwerpen houden nauw met elkaar verband, omdat de gekke-koeiencrisis - zoals de Commissievoorzitter wel weet - in Europa al veel werkloosheid heeft veroorzaakt. Er was een zin in het betoog van Commissievoorzitter Santer die mij, en ik denk alle werknemers in de landbouwsector wel, heeft geprikkeld: hij heeft voor de eerste keer gezegd dat Groot-Brittannië gegevens heeft verstrekt die het vertrouwen kunnen herstellen. Aangezien wij als landbouwcoördinatoren tot moeizame overeenstemming zijn gekomen over een gezamenlijke ontwerp-resolutie die wij morgen zullen indienen, zou het voor ons nuttig zijn zo mogelijk van tevoren al iets meer te weten over deze nieuwe gegevens die het vertrouwen kunnen herstellen. Dan kunnen we namelijk nagaan of bepaalde zorgen die we in dit stuk hebben geuit nog steeds actueel zijn, en vooral of u niet toevallig al de oplossingen hebt gevonden waar wij om vragen. Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, op het gebied van de werkgelegenheid kan er natuurlijk een zeker verband met BSE en het slachten van het vee worden gelegd. Er zijn ook een aantal sociale problemen ontstaan, vooral in de plattelandsgebieden en in de landbouwsector. Ik besef maar
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/9
Santer al te goed welke weerslag het BSE-vraagstuk heeft op het probleem waar wij ons momenteel mee bezighouden. Anderzijds moet ik zeggen dat de elementen die ons gisteren door de Britse delegatie zijn voorgelegd, nog het voorwerp van discussies zullen vormen. Het gaat om een stapsgewijze aanpak om het embargo definitief op te heffen. Er is dus een framework, een algemeen plan, geschetst. Ik denk dat dit de juiste aanpak is, die wij trouwens al vanaf het begin van de crisis, vanaf 20 of 21 maart, voorstaan. Eerst moet het vertrouwen van de consument worden versterkt om de markten te kunnen stabiliseren dankzij concrete acties die de volledige uitroeiing van BSE, de gekke-koeienziekte, tot doel hebben. De Britse delegatie heeft ons een aantal voorstellen gedaan, die u morgen door commissaris Fischler zullen worden voorgelegd, want ik ben ter zake geen deskundige. Ik betreur alleen - ik zeg dit eerlijk hier in het Parlement dat wij ten minste zes tot acht weken tijd hebben verloren alvorens tot concrete oplossingen te komen. Ik betreur dat en deel daarom uw bezorgdheid. Dury (PSE). - (FR) Mijnheer de voorzitter, twee korte vragen. Gisteren heeft de Raad, zonder Groot-Brittannië, de richtlijn betreffende ouderschapsverlof aangenomen. De Commissie heeft altijd veel aandacht voor mededingingsproblemen. Denkt zij niet dat de afwezigheid van deze richtlijn in één land een factor is die de concurrentie tussen de lid-staten verstoort? Tweede vraag: onze lid-staten zitten tussen twee vuren, enerzijds het halen van de convergentiecriteria, anderzijds vermindering van de fiscale draagkracht. U hebt gezegd dat de Commissie zou nadenken over de belastingvraagstukken, maar hoeveel tijd zal ze daarvoor nodig hebben en wanneer bent u van plan het probleem van de Europese belastingen op inkomsten uit vermogen echt aan de orde te stellen? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, op de eerste vraag van mevrouw Dury moet ik antwoorden dat dit besluit helaas met 14 is genomen, maar dit houdt verband met het sociaal protocol en de opt owr-clausule van Groot-Brittannië. U weet heel goed dat de Commissie, net als trouwens uw Parlement, heeft gevraagd het sociaal protocol naar aanleiding van de Intergouvernementele Conferentie in het Verdrag op te nemen. Ik denk dat dit een goed voorstel is, dat wij uit alle macht zullen steunen en ik hoop dat er op de Intergouvernementele Conferentie een akkoord over zal worden bereikt. Anderzijds moeten wij roeien met de riemen die wij hebben, en dat zijn de bepalingen van het Verdrag van Maastricht, die inderdaad zeggen dat het sociaal protocol slechts met 14 en niet met 15 wordt toegepast. Wat de tweede vraag betreft, wij hebben op het niveau van de Commissie een samenhangend programma op belastinggebied uitgewerkt, dat zowel de indirecte belastingen, en met name de overgang naar het definitieve BTW-stelsel, als de directe belastingen, waaronder de belasting op inkomen uit arbeid, bestrijkt. In dit programma worden door commissaris Monti denkwegen aangegeven, die zes weken geleden te Verona op de informele Raad van ministers van Economische Zaken en Financiën werden besproken. De ministers van Financiën hebben er besloten een door de Commissie voorgezeten comité van persoonlijke vertegen-
woordigers in te stellen om, naar ik hoop, een beslissende vooruitgang te maken op dit gebied, dat wij niet mogen laten rusten. Zodoende zal er worden nagedacht over het probleem van het evenwicht tussen de belastingen op arbeid en de belastingen op vermogen in zijn geheel. Boogerd-Quaak (ELDR). - Voorzitter, ik wil de heer Santer feliciteren met het feit dat hij zo'n grote prioriteit legt bij de werkloosheid. Maar ik ben toch bang dat het vertrouwenspact een reus op lemen voeten zal blijken te zijn, omdat ik nog steeds niet echt een pact zie. Ik denk dat voor een pact meerdere partijen nodig zijn en bij mijn weten zijn de sociale partners op dit moment niet echt bereid tot het afsluiten van een pact en bij de lid-staten is het hetzelfde. Ik zou de heer Santer willen vragen hoe hij denkt een werkelijk serieus pact tot stand te brengen. Daarnaast ben ik van mening dat de Commissie het voorbeeld moet geven. Het LEONARDO-programma is hier een aantal malen gevallen als een voorbeeld waar samengewerkt kan worden door sociale partners en bedrijfsleven. Maar wie schetst mijn verbazing dat ik bij het voorontwerp van de begroting moet constateren dat dit programma, dat vele malen overtekend is, niet wordt verhoogd, de middelen daarvoor, maar worden verlaagd. Ik denk dat wij niet serieus zijn als wij op deze manier een pact aangaan. (Applaus) Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, om een actie van een dergelijke omvang op gang te brengen, moeten daar natuurlijk ook de sociale partners - en daar draaien onze discussies om - bij worden betrokken. Na de discussies die ik in de hoofdsteden na de tripartiete conferentie op 28 en 29 april jongstleden heb gehad, heb ik vrij goede hoop dat de sociale partners de door mij aangegeven weg zullen opgaan. Deze verbintenis tot onderhandelingen tussen de sociale partners zou om te beginnen op vier punten kunnen slaan. We moeten beginnen te onderhandelen. Wij hebben al het resultaat van de eerste onderhandelingen over het ouderschapsverlof. We moeten verder gaan. Een eerste denkweg lijkt mij deeltijdwerk, atypisch werk, en zou al een aanzienlijke steun betekenen voor het concept van het pact. Ten tweede, de sociale partners gaan proberen samen een gemeenschappelijk manifest, dat is althans wat zij zijn overeengekomen, over de opneming van jongeren in het arbeidsproces op te stellen. Ten derde, zij gaan een kadertekst opstellen over opleiding, die ook van wezenlijk belang is als hefboom om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Ten vierde, ze gaan een gezamenlijk advies uitbrengen over de structuurfondsen. Dat alles lijkt mij al een zeer beslissende verbintenis van de zijde van de sociale partners. Wat anderzijds de begrotingskredieten voor sommige van onze programma's waar ik persoonlijk veel betekenis aan hecht betreft, zou ik het Europees Parlement, als begrotingsautoriteit, willen vragen erop toe te zien dat er voldoende kredieten worden uitgetrokken. Elchlepp (PSE). - (DE) Mijnheer de voorzitter, u hebt als derde pijler van uw voorstellen tot verbetering van het arbeidsmarktbeleid ook de elektriciteitssector, de schepping van de interne elektriciteitsmarkt genoemd. Ik zou u willen vragen hoe u kwantitatief gezien de samenhang tussen de interne energiemarkt en nieuwe werkgelegen-
Nr. 4-483/10
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Elchlepp heidsmogelijkheden inschat? Wordt hier de kostenfactor energie voor Europa als vestigingsplaats niet te hoog geraamd? Zou er niet beter meer vaart worden gezet achter de alternatieve en regeneratieve energietechnologieën om via dit soort innovaties werkelijk nieuwe arbeidsplaatsen en nieuwe exportmogelijkheden voor Europa als vestigingsplaats te scheppen? Hebben wij in het verleden het belang van de milieubescherming voor het waarborgen en scheppen van arbeidsplaatsen niet mateloos onderschat? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik kan het eens zijn met de uiteenzetting van de geachte afgevaardigde voor zover ze niet in tegenspraak is met wat ik zoeven heb gezegd. Wat wij met de interne markt willen doen, is al zijn mogelijkheden benutten. Deze markt is door een aantal richtlijnen in het leven geroepen, maar functioneert nog niet als een interne markt, aangezien sommige sectoren nog altijd beschermd zijn. Wij hebben'besloten de telecommunicatie te liberaliseren. Wij hebben nu voorstellen gedaan om ook de elektriciteitsmarkt te liberaliseren, maar dat wil niet zeggen dat dit de alternatieve energievormen zal blokkeren, integendeel. Wat wij proberen te bereiken, is dat deze interne markt echt werkt als een geïntegreerde interne markt, naar het voorbeeld van de Amerikaanse markt, die als een interne markt met één munt werkt. Wij zijn nog niet zover. Daarom kunnen onze bedrijven nog niet alle mogelijkheden die aan deze interne markt verbonden zijn benutten. Maar dit sluit de verenigbaarheid van het concurrentiebeleid met nieuwe initiatieven, met name op het gebied van alternatieve energievormen, absoluut niet uit, integendeel, en het sluit evenmin uit dat er, zoals u hebt gezegd, nieuwe, veelbelovende arbeidsplaatsen worden geschapen die zijn gebaseerd op een gezond beleid op milieugebied. Mann, Thomas (PPE). - (DE) „Het grootste gevaar bestaat erin dat niets meer durven te doen", hebt u zoeven, heel terecht, gezegd, mijnheer Santer. Het is dus zaak niet alleen geïsoleerde maatregelen te nemen, maar ervoor te zorgen dat we een gemeenschappelijk kader scheppen. Zou aan de lid-staten die als de duivel voor wijwater terugdeinzen voor verschillende wegen van samenwerking en die zich voor één keer, namelijk te Essen, eindelijk ertoe hebben verbonden vijf nieuwe actiegebieden vast te stellen, met andere woorden de middelen te concentreren, niet duidelijk moeten worden gemaakt dat wij niets nieuws willen? Wij willen geen nieuwe middelen voor de structuurfondsen, maar wij willen de beschikbare middelen doeltreffender gebruiken. Wij willen geen nieuwe plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven als concurrentie voor het MKB scheppen, maar wij willen deze initiatieven gelijkberechtigd en parallel met onze aanmoediging van het midden- en kleinbedrijf laten lopen. En is het niet evenzeer nodig tegen deze lid-staten te zeggen dat wij onze kredieten voor onderwijs en bevordering van de beroepsopleiding intensiever moeten gebruiken? Voor ons betekent dit echter ook dat wij de toch al krappe middelen voor LEONARDO niet nog meer mogen verminderen. Wij moeten deze landen dus duidelijk maken dat het er ons niet om te doen is een nieuw beleid dat als een strovuur opbrandt te voeren, maar wel wát beschikbaar is verstandiger te verdelen. Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de geachte afgevaardigde eens, want ook wij zijn, zoals ik duidelijk heb laten blijken, niet van plan het wiel opnieuw
uit te vinden. Wij willen voortbouwen op de kern van het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid van 1993, maar wij willen geen nieuwe bevoegdheden. Wij streven naar een betere allocatie van de middelen waarover wij in de periode 1996-1999 zullen beschikken en dat zowel voor.de structuurfondsen als voor de transeuropese netwerken. Het verbaast mij trouwens dat nog geen enkele afgevaardigde naar de transeuropese netwerken heeft verwezen. Dat is een onderwerp dat bij iedere Europese Raad aan de orde wordt gesteld. Wij willen evenmin meer geld. Wij willen alleen in het kader van het begrotingsvolume, zoals wij dat kennen, de middelen hebben die nodig zijn om de veertien prioritaire transeuropese netwerken te financieren die wij willen verwezenlijken, opdat de Europese burgers kunnen zien dat de besluiten die op het hoogste niveau worden genomen ook effect sorteren. Dat is onze aanpak en het is in dat kader dat wij stap voor stap en in een globale strategie alle onderdelen van het Witboek van 1993 willen verwezenlijken. Schörling (V). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik moet de Voorzitter van de Commissie, de heer Santer, verzoeken, op twee punten een verduidelijking te geven van hetgeen hij over het werkgelegenheidspact naar voren heeft gebracht. U zei dat de Commissie een gemeenschappelijk pact zal lanceren, waarbij de sociale partners tot dit vertrouwenspakt zullen worden gedwongen. Aangezien de desbetreffende discussies tot nu toe niet veel succes hebben gehad, vraag ik mij af wat voor lokmiddel, of wat voor middel dan ook, de Commissie achter de hand heeft om een dergelijke overeenstemming tussen de sociale partners af te dwingen. Het tweede punt waar ik graag verduidelijking van wil, betreft wat u zei over het belang van een gezond financieel beheer, dat de EMU onze bondgenoot is en dat er een grote eensgezindheid bestaat ten gunste van de EMU. Maar in werkelijkheid groeit de kritiek juist, bij economen, bij politici en vooral bij het grote publiek. Wat is dat dan voor soort eensgezindheid, meneer de Voorzitter? Gaapt er niet eerder een afgrond op de weg naar iets wat op overeenstemming lijkt? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, op de eerste vraag moet ik antwoorden dat wij de sociale partners helemaal niet willen verplichten een overeenkomst te bereiken, integendeel. Het is aan hen, via een sociale dialoog, wegen en denkwegen te vinden om tot concrete resultaten te komen op basis van een aantal voorstellen die wij hun doen. Het gaat er helemaal niet om hen, in welk stadium ook, te dwingen. Het is in die geest dat wij al degenen die actief bij het economische leven betrokken zijn, niet alleen de regeringen van de lid-staten, op nationaal of plaatselijk niveau, niet alleen de communautaire instellingen, maar ook de sociale partners, in beweging moeten brengen om in het kader van collectieve onderhandelingen via de sociale dialoog tot bepaalde concrete resultaten te komen. Er is absoluut geen sprake van dwang, integendeel. Het gaat om een vrijwillige stap. Geloof mij vrij, de sociale partners die ik in alle lid-staten heb ontmoet, zijn allemaal zonder uitzondering bereid deze uitdaging aan te nemen. Ze zijn bereid zich te engageren, omdat zij de eerste betrokkenen zijn en omdat zij zich
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/11
Santer bewust zijn van de uitdaging die ze voor onze samenleving van morgen moeten aannemen.
atypische arbeid wordt genoemd, die in sommige van onze lid-staten al gewone en typische arbeid begint te worden.
Tweede vraag: natuurlijk is de Economische en Monetaire Unie een van de essentiële factoren om de interne markt te voltooien. Ik ken in de hele wereld geen andere interne markt - wij hebben de grootste met 370 miljoen inwoners - die met veertien verschillende munten werkt. U moet zich eens goed realiseren wat dat betekent. Wij hebben er dus alle belang bij dat de Monetaire Unie zo spoedig mogelijk, op basis van de convergentiecriteria, tot stand komt om ons in staat te stellen alle mogelijkheden van die interne markt te benutten, om onze munt, de euro, zijn rol te laten spelen tussen de yen en de dollar, en om te voorkomen dat onze nationale munten de schommelingen van de dollar nog langer moeten ondergaan zonder dat wij er enige vat op hebben. Dat is het doel van de Monetaire Unie.
Sainjon (ARE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wat de heer Santer hier heeft gezegd, komt naar mijn mening al bij al neer op een krachtige verklaring met nauwkeurig geformuleerde doelstellingen die moeten worden bereikt. Maar ik stel mij de vraag - en ik stel die vraag ook aan u, mijnheer de Voorzitter - hoe u de mensen weer hoop denkt te geven, als miljoenen mannen en vrouwen dag aan dag alleen maar worden geconfronteerd met ontslagen, bedrijfssluitingen, industriële herstructureringen, achteruitgang van de bedrijvigheid, en dat alles in naam van het concurrentievermogen. Ook vandaag hebt u in naam van het concurrentievermogen gesproken en voorgesteld de werkloosheid te bestrijden. Ik vraag mij dan ook af of uw uiteenzetting niet meer gericht is tot de marktkrachten dan tot de burgers, die zich afvragen of de economie er is voor de mens, dan of de mens de slaaf is van de economie.
De Monetaire Unie als zodanig is geen doel op zich, maar het instrument van een beleid van economische en sociale ontwikkeling. Het is zo dat wij haar moeten opvatten en het is in die geest dat wij er ons voor moeten engageren. Wij moeten van het idee af dat de Monetaire Unie strijdig is met werkgelegenheid. De Monetaire Unie zoals wij ze willen, zoals ze door de onderhandelaars van het Verdrag van Maastricht werd geconcipieerd, moet dankzij gezonde overheidsfinanciën, dankzij een daling van de rentevoeten integendeel de investeringen aanmoedigen die nodig zijn om voor meer groei en meer arbeidsplaatsen te zorgen. Cassidy (PPE). - (EN) Ik voer het woord als de rapporteur van het Parlement over het economisch jaarverslag voor 1996 en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Daarom zou ik de voorzitter van de Commissie willen vragen in hoeverre bij de opstelling van het document waarover vandaag gesproken wordt, rekening is gehouden met de in de resolutie van 9 mei uiteengezette conclusies van het Parlement, en dan vooral met de opmerkingen van het Parlement over de noodzaak om een eind te maken aan de huidige inflexibiliteit van de arbeidsmarkt, over een vermindering van de buiten de loonsfeer gelegen arbeidskosten en over de aanpassing van de arbeidstijden en de arbeidsorganisatie. Ik vestig er de aandacht op dat de voorzitter van de Commissie over verkorting van de arbeidstijd en niet over aanpassing van de arbeidstijd sprak. Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik denk natuurlijk dat deze punten een geheel vormen in de discussie en dat er rekening mee moet worden gehouden. Als u onze mededeling leest, zult ze terugvinden in het kader van meer flexibiliteit voor onze arbeidsmarkt. Wij zijn van oordeel dat we ervoor moeten zorgen dat flexibiliteit en zekerheid samengaan. Sommigen spreken al van „flexi-zekerheid". Ik denk dat dit een element is waar we rekening mee moeten houden. Natuurlijk ben ik ook voor de vermindering van de arbeidskosten, maar men moet dan ook zien op welke wijze deze kosten door andere maatregelen, door andere middelen worden vervangen. Het derde punt waar u op wijst en dat ook in ons document voorkomt - ik heb dat daarstraks in mijn antwoord op de vraag van de heer Rocard al vermeld - is de aanpassing van de werktijd met het oog op een werktijdverkorting via collectieve onderhandelingen tussen de sociale partners. Maar daarbij hoort ook de aanpassing van de werktijd door nieuwe vormen van wat
(Applaus) Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst moeten we er ons goed rekenschap van geven dat concurrentievermogen niet het tegengestelde van werkgelegenheid is. En u hoeft het rapport van de werkgroep-Ciampi, de voormalige Italiaanse premier en huidige minister van Financiën van Italië die tevens voorzitter van onze advisor)' board voor het concurrentievermogen is, slechts te lezen of te herlezen om te zien dat concurrentievermogen niet strijdig is met werkgelegenheid. Integendeel, wie het concurrentievermogen van een onderneming niet versterkt, vergroot evenmin de werkgelegenheid op middellange en lange termijn. Het is vandaag inderdaad zaak het concurrentievermogen van onze ondernemingen te versterken, zodat ze nieuwe, veelbelovende arbeidsplaatsen kunnen scheppen. Dat is de kern van het beleid dat wij hebben uitgewerkt om de kwaal te verzachten waaraan Europa momenteel lijdt. Wij gaan er nu gebukt onder dat we overal in de wereld marktaandelen hebben verloren, omdat onze ondernemingen in sommige sectoren niet hetzelfde concurrentievermogen hebben als in andere sectoren. Daarom moeten wij ons concurrentievermogen verbeteren, maar wel zo dat het ook werkgelegenheid oplevert. Het is niet het concurrentievermogen dat arbeidsplaatsen vernietigt, maar er moet wel naar een link tussen concurrentievermogen en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen worden gezocht. Dat proberen wij te doen in hoofdstuk 3 van onze mededeling. Ik verzoek u dan ook dat hoofdstuk zeer aandachtig te bestuderen. Sjöstedt (GUE/NGL). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag sluit aan bij de openbare discussie in Zweden en bij het voorstel van de Zweedse regering inzake een werkgelegenheidsunie. De oorspronkelijke gedachte achter dit voorstel is dat de lid-staten hun financieel beleid zouden kunnen coördineren, speciaal bij een daling van de conjunctuur. En wel zo, dat men door stimulerende maatregelen (investeringen, stimulering van de vraag) de economische vraag in stand kan houden en op die manier belet dat de werkloosheid stijgt. Ikzelf vind dit een uitstekend idee. Mijn vraag is hoe de Voorzitter van de Commissie hierover denkt: is hij van mening dat het te verenigen valt met het huidige convergentiebeleid en de convergentie-eisen voor de monetaire unie, om op dit moment de economische vraag en investeringen in stand te houden via de nationale begrotingen van de lid-staten?
Nr. 4-483/12
Handelingen van het Europees Parlement
Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik kan tegen de geachte afgevaardigde zeggen dat wij het volledig eens zijn met de desbetreffende voorstellen die de Zweedse regering in het kader van de Intergouvernementele Conferentie heeft gedaan. Ik heb de gelegenheid gehad er met de Zweedse premier over te discussiëren. De Commissie steunt de Zweedse voorstellen, die niet strijdig zijn met de geplande convergentiedoelstellingen. In dat kader moeten wij er op de Intergouvernementele Conferentie voor zorgen dat de follow-up procedure voor de vijf punten van Essen wordt versterkt en definitief vastgesteld. Aldus zullen wij, om tegemoet te komen aan de verwachtingen van onze burgers, een beter evenwicht bereiken tussen de interne markt enerzijds en de sociale dimensie anderzijds. De Zweedse voorstellen liggen trouwens in de lijn van de voorstellen die wij zelf met het oog op de Intergouvernementele Conferentie hebben gedaan. Howitt (PSE). - (EN) Ik juich het toe dat voorzitter Santer de rol die de grote en kleinere steden en de regio's spelen bij de economische herstructurering van Europa heeft besproken. Onze discussies over de aanpak van het werkloosheidsprobleem vinden grotendeels plaats op macroeconomisch niveau en dat lijkt zeer ver verwijderd van de werklozen die wij trachten te helpen. Is uw mededeling over kleinere en grote modelsteden slechts een mooie voorstelling van zaken of zal zij de mogelijkheden van deze steden om bij te dragen aan het economische ontwikkelingsproces werkelijk de vrije loop geven? Zal het net zo gaan als met het URBAN-programma en de proefprojecten in het kader daarvan, waaraan slechts zo'n twintig tot vijfentwintig steden konden deelnemen, of zullen kleinere en grote steden verspreid over ons gehele continent de kans krijgen om mee te doen? Zullen de lid-staten de reeds eerder gehoorde bezwaren inbrengen op grond van het subsidiariteitsbeginsel, hetgeen betekent dat zij het geld niet willen uitgeven en onze steden niet willen laten deelnemen? Zal er tenslotte nieuw geld beschikbaar gesteld worden dat naar onze steden zal gaan en dat hen zal helpen die mogelijkheden te openen om mensen weer werk te bieden? Santer. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof inderdaad dat wij meer de richting moeten uitgaan van lokale pacten, pacten van steden. In een aantal gevallen hebben de lid-staten via een geleidelijke decentralisatie op het gebied van de werkgelegenheid, al heel bemoedigende ervaringen in die richting opgedaan.
5.6.96
De Voorzitter. - Dames en heren, het Vragenuur is gesloten. Ik dank al degenen die eraan deel hebben genomen en mijn bijzondere dank gaat naar de voorzitter van de Commissie, de heer Santer, die ons hier vanmiddag rekenschap heeft gegeven. (Applaus) De heer Holm vraagt het woord voor een beroep op het Reglement. Voggenhuber (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, u spreekt mij voor de tweede keer met een verkeerde naam aan. Ik heb u ook al in het Bureau gecorrigeerd en ik vind het nogal eigenaardig dat u mij, wegens deze vergissing, dan in het Vragenuur overslaat, hoewel ik u op de fout heb gewezen. Ik vind dat we toch mogen verwachten dat men in het Bureau de namen van de afgevaardigden kent! Mijn naam is Voggenhuber. De Voorzitter. - Ik neem kennis van uw kritiek. Het spijt mij dat op de hier voor mij liggende documenten uw naam en het nummer van uw plaats niet overeenstemmen. Dan is een vergissing natuurlijk vlug gebeurd. Ik bied u mijn excuses aan. Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou gewoon willen zeggen dat ik mijnerzijds blij was geweest, als u mijn naam, met of zonder fouten, had genoemd. Maar u kent hem blijkbaar, want u heeft hem daarstraks correct uitgesproken. U hebt het woord aan meer dan vijftien sprekers gegeven. Ik denk dat ik vijftien maal mijn hand heb opgestoken en dat ik dat van die vijftien maal ruim twaalf maal als een van de eersten heb gedaan. Ik betreur dat u aan de rechterkant misschien een beetje bijziend bent geworden. De Voorzitter. - Collega's, degenen die mij hier de afgelopen maanden hebben gezien, weten dat ik niet links of rechts, maar beiderzijds bijziend ben! Er zijn heel veel leden die tijdens het Vragenuur vijftien maal of meer vruchteloos het woord vragen, omdat het aantal vraagstellers, goddank, groter is dan de mogelijkheid om aan het woord te komen. 5. Overeenkomst met Marokko - Mensenrechten in Marokko en de Westelijke Sahara
Wij hebben dus voorgesteld een politiek startsein te geven voor dit soort pacten op een passend plaatselijk niveau door in iedere lid-staat via een selectieprocedure een aanzienlijk aantal modelregio's, - steden of - plattelandsgebieden aan te duiden die kandidaat zijn voor deze pacten. Ik hoop dat wij in staat zullen zijn op de Europese Raad te Dublin de eerste van die lokale pacten, die door de Commissie zullen worden voorgelegd, te bekrachtigen.
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A4-0173/96) van de heer von Habsburg, namens de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid, over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie (COM(95)740-4132/96 - C4-0131/96-95/0363(AVC)) tot sluiting van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-staten enerzijds en bet Koninkrijk Marokko anderzijds en de verklaring van de Commissie over de situatie in Marokko en de Westelijke Sahara.
Wij zullen u te gelegener tijd daar passende voorstellen voor doen. Ik ben inderdaad van oordeel dat er voor plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven een heel belangrijke rol is weggelegd. Daarom hebben wij ook de klemtoon gelegd op de decentralisatie van onze opleidingsstelsels en op de werkgelegenheidsstelsels, wat ons van doorslaggevend belang lijkt om de kansen op werk van bepaalde groepen, met name de jongeren, te vergroten.
von Habsburg (PPE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, Marokko is voor ons een heel belangrijk land. Je hoeft slechts een oog op een kaart te werpen om te beseffen hoe belangrijk het is met een kust aan de Atlantische Oceaan en een kust aan de Middellandse Zee. In een tijd waarin wij ons prioritair met het Middellandse-Zeegebied bezighouden, is het volstrekt noodzakelijk dat wij onze betrekkingen met Marokko verder ontwikkelen, aangezien
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/13
von Habsburg Marokko alleen al wegens zijn geografische ligging belangrijk is voor ons. Daarnaast spelen ook politieke factoren mee. In de Maghreb zijn er twee gematigde islamitische landen, Marokko en Tunesië, en één land dat een echt gevaar, een tikkende tijdbom is, namelijk Algerije. Daarom is het nodig dat wij steun geven aan de gematigde krachten in NoordAfrika, dat voor ons van vitaal belang is, want de Middellandse Zee is historisch gezien niet de zuidelijke grens, maar het middelpunt van Europa. Wij zouden in dit hele gebied de gematigde krachten tegen het extremisme moeten verdedigen en versterken. Afgezien daarvan hebben wij ook op cultureel viak talrijke punten van overeenkomst. Als je tegenwoordig via Spanje naar Marokko, bijvoorbeeld over Sevilla naar Rabat, rijdt, zal je vaststellen dat de Koetoebija erg op de Giralda lijkt. Wij hebben een gemeenschappelijke architectuur, een gemeenschappelijke traditie, en hoewel wij over en weer oorlog met elkaar hebben gevoerd, bestaat er, althans in mijn ogen, toch een voorbeeld van vreedzame coëxistentie van godsdiensten, namelijk het koninkrijk van de drie religies in Toledo, waarin tegelijkertijd de joodse, de islamitische en de christelijke godsdienst waren vertegenwoordigd, zoals ook duidelijk aan de kathedraal van Toledo is te zien. Wij hebben dan ook verschillende redenen om onze punten van overeenkomst met Marokko uit te breiden. Daarbij komt nog dat er in de Arabische en islamitische wereld eigenlijk twee landen zijn die zeer dicht bij ons staan, namelijk het emiraat Oman, in het zuidelijk deel van het Arabisch schiereiland, en Marokko. Er wordt natuurlijk telkens weer gezegd dat er in Marokko wantoestanden op het gebied van de mensenrechten bestaan. Ik ontken dat niet; het is ongetwijfeld waar. Het is nu eenmaal zo dat er in de wereld verschillende graden van cultuur en ontwikkeling bestaan. Wij mogen niet gewoon zeggen dat alles volgens onze normen moet gebeuren. Van doorslaggevend belang is echter hoe een land zich ontwikkelt en we moeten zeggen dat Marokko de afgelopen decennia enorme vooruitgang, ook op het gebied van de democratie, heeft gemaakt. Ik vind dan ook dat Marokko er inderdaad recht op heeft dat wij er ons serieus mee bezighouden, dat wij het de nodige contacten geven en het concreet steunen. Voorts wordt telkens weer over de Sahara gesproken. Ik geloof dat ik zo ongeveer de enige in dit Parlement ben die kan zeggen dat hij meer dan vijftig jaar geleden voor het eerst in de Sahara was. Dat is geen bijzonder voorrecht, want ik ben ongetwijfeld ook de oudste in dit Parlement. Maar ik kan wel zeggen dat ik zie wat voor ontwikkelingen daar plaats hebben gevonden. Wie vandaag over de kiezers en de registratie van kiezers spreekt, moet goed beseffen hoe de situatie daar is. Een eis die telkens weer wordt gesteld, is dat er slechts met één register mag worden gewerkt, dat nog in de Spaanse periode werd opgesteld. Dat zou heel verkeerd zijn. Er zijn ondertussen veel nieuwe kolonisten gekomen, die daar inderdaad enorm veel hebben gepresteerd. Hier bij ons in Europa denken wij vandaag toch ook dat men de mensen die hier alles hebben helpen opbouwen, niet meer buiten kan zetten. Dat moeten wij ons ook voor ogen houden als het over de Sahara gaat. Voorts worden er natuurlijk altijd weer argumenten tegen de islam naar voren geschoven, waarbij telkens weer wordt gewezen op wat er in de tijd van Chomeini in Iran is
gebeurd. We mogen de verschillende stromingen in de islam echter niet over één kam scheren, maar moeten integendeel toegeven dat er daar verschillende krachten aan het werk zijn, waaronder ook vele krachten waarvoor wij respect moeten hebben. Er zijn er echter velen die alleen al tegen zijn, omdat ze in de grond racist zijn, maar daar niet voor durven uitkomen. Ook dit aspect speelt dus een rol. Daarom moeten wij Marokko echt aanmoedigen. Wij moeten dit verdrag, waarover overigens goed werd onderhandeld, aannemen en wij moeten ons daarbij voor ogen houden dat er, als wij willen samenwerken, ook een zekere vriendschappelijke opening moet zijn. Een oud Duits spreekwoord zegt dat je meer vliegen met een lepel stroop dan met een vat azijn vangt. Ik verzoek u dan ook in die geest te handelen en de deur voor de Marokkanen open te zetten. Ze verdienen het echt. Ik denk dat wij ondanks het voorbehoud dat sommige leden van het Parlement misschien hebben - en dat zijn voor het merendeel leden die niet bekend zijn met de situatie - de Marokkanen moeten tonen dat wij hun vrienden zijn. Wij willen de gematigde islamitische landen steunen en wij willen van het Middellandse-Zeegebied vooral een vredesgebied maken! (Applaus)
VOORZITTER: DE HEER IMBENI Ondervoorzitter Marín, vice-voorzitter van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het Parlement heeft de Commissie unaniem om een verklaring over een welbepaald punt gevraagd: onze beoordeling van de toestand van de mensenrechten in Marokko en ons standpunt inzake de Westelijke Sahara. Wat eerst en vooral de mensenrechten en de democratische beginselen betreft, acht de Commissie het belangrijk dat en dat is ons standpunt ten overstaan van het Europees Parlement - de jongste jaren een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden op dit vlak. Sinds 1991 zijn er inderdaad duidelijke tekenen van een grotere politieke openheid en een duidelijke verbetering van de toestand van de mensenrechten, in het bijzonder op het vlak van de wetgeving inzake aanhoudingen en persvrijheid: twee onderwerpen waarover deze Vergadering zich in het verleden zorgen maakte. De Commissie is van mening dat niemand van goede wil kan ontkennen dat de jongste jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt is op het vlak van de mensenrechten in Marokko. Men kan discussiëren over het tempo, de inhoud of de snelheid van deze hervormingen maar - ik herhaal het - niemand van goede wil kan ontkennen dat de toestand van de kwesties, waarop het Europees Parlement traditioneel kritiek had, de afgelopen jaren, en met name de jongste jaren, aanzienlijk verbeterd is. Betekent dit dat de toestand nu als perfect kan worden beschouwd? Neen, zeker niet. De Marokkaanse autoriteiten erkennen overigens zelf in hun politieke dialoog met de Commissie dat het gewenste peil van respect voor de
Nr. 4-483/14
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Marín mensenrechten nog niet bereikt is. Zij weten ook dat terzake nog meer vooruitgang moet worden geboekt. Mijnheer de Voorzitter, ik wil een bijzondere en gedetailleerde uiteenzetting geven van de redenen waarom het Europees Parlement volgens de Commissie positief zou moeten reageren op deze associatie-overeenkomst. We moeten met inachtneming van de verschillende standpunten inzake het ritme, de inhoud of de intensiteit van de hervormingen toegeven dat ongetwijfeld daadwerkelijk vooruitgang geboekt is op het vlak van de mensenrechten. Dit jaar, 1996, is van doorslaggevend belang voor het grondwettelijk stelsel in Marokko. Jullie weten dat koning Hassan II een aantal maatregelen en grondwettelijke hervormingen heeft aangekondigd ten einde het democratisch bestel in Marokko aan te passen aan hetgeen de meerderheid van jullie als passend zou beschouwen. Precies omdat jullie afgevaardigden zijn, moeten jullie oog hebben voor een cruciaal onderdeel van deze hervorming: de rechtstreekse verkiezing door de Marokkaanse burgers van de 333 leden van het Parlement en de oprichting van een nieuwe kamer met regionale vertegenwoordigers, de Senaat. Een van de aspecten van het parlementair systeem in Marokko, waarop het Europees Parlement altijd kritiek had, maakt momenteel dus het voorwerp uit van een grondwettelijke hervorming. Na de nieuwe parlementsverkiezingen zullen in het Marokkaanse parlement dus uitsluitend afgevaardigden zetelen die door hun medeburgers verkozen zijn. De parlementaire democratie staat dit jaar, 1996, dus in het middelpunt van het binnenlandse debat in Marokko. Ik heb zelf een bezoek gebracht aan het Marokkaanse parlement en heb kunnen vaststellen hoe intensief deze hervorming, die voor de tweede jaarhelft gepland is, besproken wordt. In het licht van deze situatie kunnen we twee politieke houdingen aannemen: we kunnen kritiek blijven leveren of een dialoog aangaan en soortgelijke fundamentele wijzigingen in de Marokkaanse grondwet aanmoedigen. De Commissie is duidelijk voorstander van dialoog en wil de politieke krachten in Marokko helpen opdat zij, autonoom en met inachtneming van hun soevereiniteit, de definitieve stap zetten met het oog op een grondwettelijke hervorming die het Marokkaanse systeem definitief in overeenstemming brengt met wat ieder van jullie - of hij nu voor of tegen is - als een parlementair rechtsbestel beschouwt. We moeten ook omwille van een andere fundamentele reden voor deze associatieovereenkomst stemmen. De bepalingen inzake de eerbiediging van de mensenrechten vormen immers één van de belangrijkste delen van de associatie-overeenkomst. Ze vormen een wezenlijk deel van de associatie-overeenkomst en zijn van cruciaal belang voor de toekomst van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Marokko. Zo wordt overigens ook uitdrukkelijk gesteld in de overeenkomst waarvoor wij jullie instemming vragen. De Commissie is dan ook van oordeel dat de beste en verstandigste oplossing voor het Europees Parlement er met name in bestaat dat deze associatie-overeenkomst in werking treedt. Op die manier zullen wij voor een dialoog met de politieke krachten in Marokko zorgen en dit met een heel duidelijk doel: wij willen ons niet mengen of tussenkomen in dit heel gevoelige en ingewikkelde proces maar willen helpen opdat de laatste en doorslaggevende stappen gezet worden zodat de hervormingen, die momenteel aan de orde zijn in de Marokkaanse samenleving, werkelijkheid worden.
Het tweede gevoelige punt is de Westelijke Sahara. De Commissie heeft steeds bepleit dat het initiatief en het leiderschap inzake het probleem van de Westelijke Sahara aan de Verenigde Naties toekomen. De VN leek ons altijd het natuurlijke kader waar mogelijke onderhandelingen moeten worden gevoerd. Zoals jullie weten, zag de secretaris-generaal, de heer Boutros Ghali, zich spijtig genoeg genoodzaakt te erkennen dat de zending van de Verenigde Naties, MINURSO, niet in staat is het proces voor de identificatie van de eventuele deelnemers aan het referendum af te ronden. De Commissie betreurt dit besluit van de Veiligheidsraad. Uiteraard zal MINURSO, zij het in beperktere vorm, zijn taak voortzetten en toezicht blijven houden op het staakt-het-vuren. Ik veronderstel dat het standpunt van de Europese Unie zal afhangen van het eindverslag dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties zal opstellen en, zoals jullie weten, moet voorleggen op 31 augustus. Wij blijven echter van oordeel dat het vraagstuk van de Westelijke Sahara uitsluitend via onderhandelingen kan worden opgelost, dat deze onderhandelingen moeten worden gevoerd in het kader van de Verenigde Naties en de inspanningen moeten worden opgevoerd en dat we tot 31 augustus moeten wachten, wanneer de heer Boutros Ghali zijn eindverslag voorlegt. De Europese Unie zal zich na de zomer hoe dan ook opnieuw over deze kwestie moeten buigen, hetzij op initiatief van dit Parlement of van een lid-staat, nadat de Veiligheidsraad een definitief standpunt heeft ingenomen. In verband met de argumenten ten gronde over de associatie-overeenkomst kan de Commissie zich zonder problemen terugvinden in het verslag en de bijdrage van de heer von Habsburg. Hij heeft overigens uitstekend gewezen op het enorme geopolitieke belang van deze overeenkomst voor het Middellandse-Zeegebied. Aangezien wij een stabiele en stevige zuidgrens voor Europa bouwen, zal het Europees Parlement ons helpen om deze stukjes geleidelijk in elkaar te passen. Het Koninkrijk Marokko vormt met name een levensbelangrijk stukje in de bouw van een stabiele zuidgrens. (Applaus) Miranda de Lage (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie externe economische betrekkingen. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij danken de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Marín, voor zijn gedetailleerde uiteenzetting. Het advies van de Commissie externe economische betrekkingen steunt grotendeels op een aantal van de punten die de commissaris vermeld heeft. 1. Hij heeft bijvoorbeeld gewezen op het belang van de versteviging van de banden tussen de Europese Unie en het zuiden van het Middellandse-Zeegebied via een nieuw associatiebeleid met de Maghreb en de Mashrak. 2. Dit nieuwe beleid moet bijdragen tot de stabiliteit van de regio in het kader van de veiligheid, de bevordering van de democratie en de mensenrechten en meer institutioneel pluralisme. Het moet tevens bijdragen tot economische ontwikkeling die op sociaal en werkgelegenheidsvlak bijdraagt tot betere levensomstandigheden voor alle burgers. 3. Wij moeten andermaal duidelijk stellen dat de Europese Unie wil bijdragen tot toenadering tussen de tolerante culturele tradities van Noord en Zuid.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/15
Miranda de Lage De overeenkomst met Marokko is na de overeenkomsten met Tunesië en Israël een voorbeeld van dit streven en wil een adequaat kader bieden voor de politieke dialoog en de ontwikkeling van evenwichtige economische en handelsrelaties. Dit zal verlopen via overgangsperiodes in de liberalisering van de handel in goederen, diensten en kapitaal. Zoals de vice-voorzitter van de Commissie gezegd heeft, bevat deze overeenkomst een clausule en een voorwaarde waarop het geheel van de betrekkingen gebaseerd moeten zijn: respect voor de mensenrechten en de democratische beginselen. Wij danken Marokko voor de inspanningen die het terzake geleverd heeft. Wij maken ons echter zorgen over de impasse waarin het overleg over de Westelijke Sahara terechtgekomen is. Deze stilstand kan immers reële gevaren inhouden voor de stabiliteit in het westelijk deel van de Maghreb. De politieke wil van de Europese Unie blijkt duidelijk. Voor Marokko is deze overeenkomst een fundamentele politieke optie om de Marokkaanse economie en samenleving te helpen om zich in Europa te verankeren. We mogen echter niet vergeten dat de sluiting van deze overeenkomst een aantal economische risico's zal meebrengen. De Commissie externe economische betrekkingen heeft dan ook een gunstig standpunt ingenomen inzake de associatieovereenkomst van de Europese Unie met het Koninkrijk Marokko en hieraan haar goedkeuring gehecht. Izquierdo Collado (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor advies namens de .Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie wil ik mij aansluiten bij de voorgaande sprekers en mijn uitdrukkelijke steun verlenen aan deze overeenkomst met het Koninkrijk Marokko. We moeten aandacht besteden aan de opmerkingen die de commissaris en de rapporteur gemaakt hebben en oog hebben voor de belangrijke geostrategische ligging van het Koninkrijk Marokko. We moeten tevens het belang waarderen van onderling begrip tussen twee culturen - de Europese en in dit geval de Marokkaanse - om belangrijke samenwerkingsverbanden te creëren. Onze commissie is van oordeel dat concrete akkoorden kunnen worden bereikt. Ik wil het eerst en vooral hebben over de samenwerkingsovereenkomst inzake energie en de mogelijkheden die ze biedt op het vlak van.hernieuwbare energiebronnen. We kunnen wetenschappelijke informatie en gegevens inzake de opleiding van vorsers uitwisselen. Mijns inziens kan dit zowel voor het Koninkrijk Marokko als voor de Europese Unie van enorm nut zijn. We mogen niet vergeten dat de Europese Unie een enorme verantwoordelijkheid heeft opdat dit land, dat erin geslaagd is gematigdheid in het vaandel te voeren, op een passende wijze behandeld wordt. In die zin juichen wij de associatieovereenkomst met het Koninkrijk Marokko dan ook van harte toe. Hernández Mollar (PPE), rapporteur voor advies van de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit debat is van uitzonderlijk belang en ligt vooral heel gevoelig voor afgevaardigden die landen als Spanje vertegenwoordigen, die niet alleen buurlanden van Marokko zijn maar ook bijzondere culturele en economische banden met dit land hebben.
Wij kunnen het niet eens zijn met degenen die deze overeenkomst op louter politieke gronden willen verwerpen en met name verwijzen naar het democratisch deficit van dit land, de toestand van de mensenrechten of de Westelijke Sahara. Marokko is zeker geen voorbeeld terzake maar een politicus kan of mag zich niet losmaken van de werkelijkheid, van een pragmatische benadering om alles te idealiseren met het oog op een aantal doelstellingen, die niet alleen haalbaar zijn met woorden en goede voornemens maar ook nauw samenhangen met economische en sociale ontwikkeling. Marokko klopt momenteel nadrukkelijk aan bij de Europese Unie opdat die helpt om op economisch vlak te groeien. De demografische groei in Marokko is onstuitbaar. Als die niet gepaard gaat met het scheppen van werkgelegenheid zal de migratiedruk blijven toenemen, met alle gevolgen vandien. Bovendien heeft de Marokkaanse economie nood aan alternatieven voor de enorme groei van een perverse economie, die gebaseerd is op de drugteelt en groeit in functie van de noden van de bevolking als gevolg van armoede en onderontwikkeling. We mogen ook de behoefte aan infrastructuur zoals wegeninfrastructuur, gezondheidszorg of de modernisering van de administratie niet vergeten. De voorliggende overeenkomst heeft als doel mee te werken aan de globale ontwikkeling op alle hogervermelde vlakken. Ze wil onrechtstreeks zorgen voor meer stabiliteit en democratische ontwikkeling naarmate het land meer voorspoed kent en een hoger sociaal en cultureel peil bereikt. Dit alles vormt geen blancocheque voor het Koninkrijk Marokko maar betekent meer controle op de tenuitvoerlegging van de akkoorden en de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie op sociaal vlak, met name die welke betrekking hebben op arbeid van minderjarigen en vrouwen, respect voor de vakbondsvrijheid, sociale dialoog en bescherming, die momenteel duidelijk ontoereikend zijn. Marokko moet ook de nodige middelen inzetten om niet langer de eigen emigratie te controleren maar de migratie uit derde landen in Afrika over Marokkaans grondgebied. Het moet meewerken om eens en voor altijd een einde te helpen maken aan het beschamende schouwspel van de gammele bootjes in de Straat van Gibraltar en de mensen uit Midden-Afrika die aan de Spaanse en communautaire grenzen staan te dringen, zoals die in Ceuta en Melilla. Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het is dan ook verstandig voor deze associatie-overeenkomst te stemmen. Die zal niet alleen positieve resultaten opleveren opdat Marokko inderdaad meer vrijheid en democratie kent zoals wij vragen maar ook om meer stabiliteit, vrede en veiligheid te waarborgen in het volledige Middellandse-Zeegebied, zoals overeengekomen op de jongste Euromediterrane conferentie in Barcelona. Pettinari (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Parlement dringt aan op ratificatie van de overeenkomst met Marokko, als belangrijke stap in de nieuwe Euro-mediterrane strategie die afgelopen november in Barcelona is uitgezet. Er moet gestreefd worden naar herstel van het strategisch evenwicht in de externe betrekkingen van de Europese
Nr. 4-483/16
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Pettinali
Unie, nu de betrekkingen met de landen van Midden- en Oost-Europa de afgelopen jaren zo op de voorgrond zijn getreden. De stabiliteit aan de zuidrand van Europa betreft namelijk de gehele Unie als zodanig, en niet alleen de lid-staten die daar geografisch gezien het dichtst bij staan. De dialoog met het Middellandse-Zeegebied moet vooral een gestructureerde politieke dialoog zijn die niet alleen gebaseerd is op het handelsverkeer: het moet een geïnstitutionaliseerde dialoog zijn die tot voortdurende politieke raadplegingen leidt tussen twee culturen die een vruchtbare samenwerking moeten aangaan. Omdat Marokko echter een geprivilegieerde partner van de Europese Unie zal worden, is het onze plicht op twee zorgwekkende aspecten te wijzen die het verslag willens en wetens buiten beschouwing heeft gelaten, maar die de Commissie ontwikkelingssamenwerking wel onder de aandacht heeft gebracht en waarvan wij hopen dat de Commissie daar ook rekening mee zal houden: ten eerste de ernstige schendingen van de mensenrechten in Marokko, die niet alleen in het verleden zijn gepleegd, maar ook nu nog aan de orde van de dag zijn; ten tweede, de boycot van het referendum over de onafhankelijkheid van het Saharaanse volk. Het jongste rapport van Amnesty International van een paar weken geleden spreekt van ernstige schendingen van de mensenrechten door de Marokkaanse veiligheidstroepen in de Westelijke Sahara; dit aan de kaak stellen heeft niets met racisme uit te staan. Amnesty zegt bovendien dat de Marokkaanse autoriteiten niet van plan zijn een onderzoek naar deze schendingen in te stellen. Een andere bron van grote bezorgdheid is de bewust door de Marokkaanse regering ingestelde boycot van het vredesproces van de VN-Veiligheidsraad, dat gebaseerd is op het houden van een referendum over zelfbeschikking. Verder doet de Commissie ontwikkelingssamenwerking eveneens een oproep aan het Fronte Polisario om alle vredeskansen aan te grijpen en op de weg van de dialoog en de samenwerking met de Verenigde Naties voort te gaan. Cunha (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie visserij. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de visserijcommissie heeft gunstig advies uitgebracht over de associatieovereenkomst met het Koninkrijk Marokko, die voor beide partijen onlosmakelijk verbonden is met de sluiting van een visserij-overeenkomst met Marokko voor een periode van vier jaar. Zonder het bestaansrecht van deze overeenkomst in twijfel te trekken, is het evenwel zaak erop te wijzen dat de sector van conserven van sardines in de Unie een echte martelaarssector is. Deze sector heeft immers al lang te kampen met een crisis en loopt het gevaar volkomen te verdwijnen door de volledige liberalisering van de markt indien hier niks aan wordt gedaan. Met als gevolg werkloosheid en bijbehorende drama's voor de ongeveer vijftienduizend werknemers in Portugal en veel meer in landen zoals Frankrijk, Spanje en Italië. Bijgevolg heeft de visserijcommissie de bevoegde communautaire organen in haar advies enkele prioritaire maatregelen aanbevolen. Daartoe behoren: - ten eerste, compensaties voor sardine in te voeren voor de communautaire conservenindustrie; - ten tweede, ervoor te zorgen dat de industrie rechtstreeks in aanmerking komt voor de opslagpremie,
wanneer een vooraf vastgestelde produktieprijs wordt betaald; ten derde, de controle op de ingevoerde goederen te verscherpen, ten einde te waarborgen dat de gezondheidsnormen van de Europese Unie worden nageleefd. 6. Verwelkoming De Voorzitter. - Alvorens het woord te geven aan de sprekers van de verschillende fracties, heet ik namens het Europees Parlement de volgende leden van het Albanees Parlement welkom: de heren Sernet Pellunpy, socialist en ondervoorzitter, en Skender Gjinushi, leider van de sociaaldemocraten, Neritan Ceka, partijleider van de democratische alliantie, en Petrit Kalakculla, leider van de democratische partij. Ik heet hen welkom en spreek de hoop op een vruchtbare samenwerking met hen uit. (Applaus) 7. Overeenkomst met Marokko - Mensenrechten in Marokko en de Westelijke Sahara (voortzetting) Rocard (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het is duidelijk dat de associatieovereenkomst waarover wij moeten stemmen van groot economisch en geostrategisch belang is. Ik zal het dan ook over andere aspecten hebben. Wij hebben nu een nieuwe gelegenheid om onze hoop aan te passen aan de harde werkelijkheid. Het Parlement heeft, te allen tijde en zeer vaak, blijk gegeven van zijn wil om een echte convergentie, een volledige samenwerking tussen de verschillende aspecten van ontwikkeling, levensstandaard en produktieniveau, handelsverkeer en eerbiediging van de mensenrechten tot stand te brengen. Het is moeilijk een dergelijke overeenstemming te bewerkstelligen. Niemand is perfect. Wanneer het gaat om associatieovereenkomsten met landen die de mensenrechten niet strikt naleven - we hebben reeds een enigszins vergelijkbare discussie gevoerd met betrekking tot Turkije - hebben wij in werkelijkheid slechts de keus tussen een weigering die gelijkstaat met een sanctie en gelaten instemming. Geen van beide oplossingen is echt bevredigend. Het hele eiereten is de juiste tussenweg te vinden en te weten welke overwegingen doorslaggevend moeten zijn in onze politieke keuzen om ervoor te zorgen dat onze eisen op het gebied van beschaafdheid en naleving van de mensenrechten voorop blijven staan, zonder dat de inspanningen van de landen die ontegenzeggelijk verbetering willen brengen in hun slechte en voor kritiek vatbare interne situatie erdoor in twijfel worden getrokken of worden bemoeilijkt. Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, democratie en naleving van de mensenrechten, waaraan wij zo verknocht zijn, zijn niet alleen een kwestie van grondwetten en wetten, maar zijn ook een uiting van cultuur, van een leefen denkwijze die zeer geleidelijk tot stand komen. Onze waarden en onze houding hebben in bijna 200 jaar hun huidige vorm gekregen. In de islamitische culturen zijn de mensen pas veel later begonnen zich open te stellen voor democratie. Mensen die zich daar niet voor open willen stellen, kan dit worden aangerekend, doch niet de mensen die er alleen wat later mee zijn.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/17
Rocard Momenteel is de situatie van de mensenrechten in Marokko onbevredigend. Er is een groot aantal politieke gevangenen. Het is absoluut niet zeker dat er niet meer wordt gemarteld. De justitie wordt tegengewerkt bij het opsporen van sommige verdwenen personen. Het vredesproces in de Westelijke Sahara is tot stilstand gekomen. Dit is een momentopname. Door de jaren heen is de situatie in Marokko echter veel verbeterd. Zo zijn wij getuige geweest van een groot aantal vrijlatingen, het sluiten van geheime kampen, de veel grotere persvrijheid, de geleidelijke totstandkoming van een constitutionele monarchie en het feit dat er steeds meer rekening wordt gehouden met de parlementaire oppositie, die ons dringend verzoekt om voor de overeenkomst te stemmen. Mijnheer de Voorzitter, Marokko is, vergeleken met vroeger, geleidelijk een van de minst dictatoriale Arabische landen geworden. In de Arabische wereld, waar de geschiedenis niet bepaald mild voor is geweest, is er maar één grondgebied met een democratisch gekozen bestuur, namelijk het Palestijnse gebied. In de evolutie naar internationale democratische normen komen het Koninkrijk Jordanië en het Koninkrijk Marokko onmiddellijk na de Palestijnse gebieden. Gaan we Marokko behandelen alsof het Irak was? Willen wij steun bieden aan de reactionaire of islamitische groeperingen in dit land die zich verzetten tegen nauwere betrekkingen met het Westen, ook al gaat het om handelsbetrekkingen? Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het Parlement moet zijn instemming verlenen om Marokko aan te moedigen, om blijk te geven van een positieve kijk op de toekomst en zo tijdens onderhandelingen over de toepassing of verlenging van de overeenkomst telkens over een middel te beschikken om druk te blijven uitoefenen. De socialistische fractie heeft lang geaarzeld. Uiteindelijk hebben wij ons op het standpunt geplaatst dat ik u heb mogen meedelen, namelijk dat we onze instemming moeten verlenen. Fernández Martín (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, voor ons is de goedkeuring van de voorliggende overeenkomst tussen Europa en de Maghreb van uitzonderlijk belang. Na de ondertekening van de overeenkomsten met Israël en Tunesië moet ook deze overeenkomst met het Koninkrijk Marokko worden beschouwd als één van de doelstellingen die op de Europese Raad van Essen gesteld zijn en uitgewerkt zijn op de Euro-mediterrane conferentie van Barcelona. Dit verzoek genoot overigens ruime steun in het Europees Parlement en in het bijzonder van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid en de Commissie ontwikkelingssamenwerking. Op die manier wordt het beleid van de Europese Unie opnieuw in evenwicht gebracht, zodat we niet alleen relaties kunnen aanknopen met onze buren in Midden- en Oost-Europa maar, parallel hiermee, ook met onze buren aan de zuidelijke flank van Europa. De voorliggende overeenkomst bevat een economisch en handelsluik, die vooral de economische en sociale ontwikkeling van het Koninkrijk Marokko en de toename van de economische en handelsrelaties tussen Marokko en de Europese Unie beogen. Ik wil echter benadrukken dat de overeenkomst zelf in één van de eerste bepalingen stelt dat respect voor de mensenrechten en de democratische begin-
selen een essentieel element vormt in het nieuwe kader van onze relaties. Wij betreuren tevens dat de taak mislukt is die aan de Verenigde Naties was toevertrouwd om de vrede in de Westelijke Sahara te handhaven en een referendum te houden over zelfbeschikking, dat het lange proces van dekolonisatie van dit gebied moest afronden. Voor een afgevaardigde als ik, die op de Canarische Eilanden geboren is en woont, is het vraagstuk van de Westelijke Sahara niet van meer of minder theoretisch belang. Als gevolg van dit conflict grenzen de Canarische Eilanden aan een gebied waar oorlogsspanning heerst. Wij hebben hiervoor als inwoners van de Canarische Eilanden een hoge prijs betaald, niet alleen op politiek en economisch vlak maar ook en vooral op het vlak van mensenlevens. Een aantal van onze vissers zijn immers omgekomen in de visgronden tussen de Canarische Eilanden en de Westelijke Sahara. Mijnheer de Voorzitter, ik wil tenslotte zeker en vast nog wijzen op de bezorgdheid die de bepalingen van de overeenkomst met Marokko in een aantal sectoren veroorzaken en met name bij de telers van tomaten, groenten en fruit, bloemen en planten van een aantal Europese regio's. Deze regio's, die ongetwijfeld tot de minst ontwikkelde regio's van Europa behoren, zouden uiteindelijk onterecht benadeeld kunnen worden door een overeenkomst, die in haar geheel duidelijk positief is voor de overeenkomstsluitende partijen en die wij dan ook zonder voorbehoud steunen. Caligaris (UPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, de overeenkomst met Marokko is de derde sinds de overeenkomsten met Tunesië en Israël. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet en wordt het in Barcelona ingeluide Euromediterrane beleid voortgezet. De Europese Unie heeft met dat beleid duidelijk gemaakt op korte termijn actief aan de zuidelijke rand aanwezig te willen zijn. zoals ze dat in het noorden en het oosten al sinds geruime tijd is. Sommige sprekers zeiden het al: dit is niet alleen een economische overeenkomst: net zoals de twee voorgaande overeenkomsten zit er niet alleen een economische dimensie aan vast, maar ook een dimensie op het terrein van het buitenlands en veiligheidsbeleid, die zeker zo belangrijk is. Met deze overeenkomst worden de voorwaarden geschapen om een tot dusver onhoudbare leemte in deze twee beleidsvormen van Europa aan te vullen. Net als Tunesië is Marokko wat de stabiliteit betreft een waardevolle regio, die een belangrijke bijdrage levert aan het indammen van het geweld dat in Algerije helaas nog steeds heerst, en die dus niet alleen een bijdrage levert aan de stabiliteit in de regio, maar ook aan de stabiliteit in het MiddellandseZeegebied en Europa. De mensenrechten blijven natuurlijk een pijnlijk onderwerp. Terecht wordt geëist dat ze strikt worden nageleefd en dat het proces van democratische hervormingen wordt versneld. Tevens moet echter het besef aanwezig zijn dat met het voortduren van een niet geheel bevredigende situatie ook het risico aanwezig is dat er een noodsituatie ontstaat. Maar zoals commissaris Marín al zei, verlopen de hervormingen redelijk snel, en het is duidelijk dat hoe groter de stabiliteit is, hoe sneller de hervormingen verlopen; het is niet verstandig alles in één keer te willen. Ik sluit me derhalve aan bij het standpunt zoals verwoord in het uitstekende verslag van de heer von Habsburg, en stel
Nr. 4-483/18
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Caligarle namens mijn fractie voor de ratificatie van de associatieovereenkomst goed te keuren. de Melo (ELDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, wij zouden allemaal in het utopische land willen leven, dat Thomas Moore zo goed heeft beschreven. Alleen is het zo dat een utopie altijd als iets onrealiseerbaars wordt gezien. Als wij bij het opstellen van gelijk welke overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde land en ideale omstandigheden - ik herhaal, ideale omstandigheden - van democratie en mensenrechten eisen, dan brengt ons dat uiteraard naar een utopisch land, naar iets onrealiseerbaars. Maar als dit derde land concrete en objectieve stappen heeft gezet in de door ons verlangde richting van politieke, economische en sociale democratie, dan zou het politiek gesproken misdadig zijn om de vastgestelde vooruitgang af te remmen en de koers van een positieve ontwikkeling om te keren. Om deze redenen ben ik van mening dat de overeenkomst die de Europese Unie met Marokko wenst te sluiten essentieel is, omdat de eerder· genoemde vorderingen hierdoor worden geconsolideerd en ontwikkeld. Bovendien brengt deze overeenkomst Marokko dichter bij de Europese Unie, zoals is vastgesteld in de afspraken van de Conferentie van Barcelona en vormt het een bijdrage te meer voor de goede betrekkingen die de Europese Unie met de Maghreblanden wenst te onderhouden. Het uitstekende verslag van onze collega en vriend, de heer von Habsburg, geeft een positieve noot aan de sluiting van de associatie-overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en verdient om de uiteengezette redenen onze instemming. Carnero González (GUE/NGL). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij beschouwen onszelf niet als een fractie van slechte wil, die racistisch of niet erg intelligent is maar zijn evenmin bereid om de ontwikkeling van de politieke islam te steunen. Wij zullen dan ook neen zeggen tegen deze associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko. Wij zullen neen zeggen omdat wij van oordeel zijn dat soortgelijke overeenkomsten niet alleen de economische en sociale ontwikkeling moeten dienen van de landen waarmee ze gesloten worden maar ook de politieke ontwikkeling en dit betekent dat de mensenrechten volledig geëerbiedigd moeten worden. Hoe'droevig is het in deze Vergadering te horen dat vooruitgang geboekt is omdat een aantal politieke gevangenen zijn vrijgelaten! Hoe droevig is het in deze Vergadering te horen dat de mensenrechten minder geschonden worden! Hoe droevig is het in deze Vergadering te horen dat, ook al voert een bepaalde regering geen democratie in of respecteert ze de mensenrechten niet volledig, deze regering van bevoorrechte betrekkingen moet kunnen genieten! Hoe droevig is het in deze Vergadering bijvoorbeeld te horen dat de VN-Veiligheidsraad defacto beslist heeft MINURSO terug te trekken maar in deze Vergadering dan weer niet te horen dat de grootste verantwoordelijkheid voor de blokkering van het proces voor zelfbeschikking voor het Sahrawi-volk bij de Marokkaanse regering ligt, die jarenlang het werk van de missies van de Verenigde Naties verhinderd heeft! Hoe droevig is het in deze Vergadering andermaal te horen dat politiek realisme ons ertoe aanzet om in te stemmen met
een overeenkomst die niet zal bijdragen tot vrede en stabiliteit in de regio of de ontwikkeling van de democratie en de mensenrechten in Marokko helemaal niet zal bevorderen. Gahrton (V). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, de fractie De Groenen zal tegen dit voorstel stemmen. Ik persoonlijk doe dat ook, niet omdat ik een anti-Arabische racist ben, maar omdat ik in mijn land bekend sta als misschien wel een van de meest vooraanstaande Axabierenvrienden. Ik kan geen goedkeuring hechten aan het omgekeerde racisme waarbij men inbreuken op de vrijheid in Arabische landen wèl aanvaardt, vanwege de cultuur en de tradities daar. Het zijn geen echte vrienden van de Arabische wereld die dat doen. Voor ons is de Westelijke Sahara een zeer belangrijk punt. De vraag is wanneer het moment daar is om een associatieovereenkomst met Marokko te sluiten. De Veiligheidsraad besloot immers kort geleden om het mandaat van MINURSO te verlengen, in de hoop dat het identificeringswerk kan worden hervat. De Veiligheidsraad benadrukte daarbij speciaal dat de Saharaanse politieke gevangenen in Marokko moeten worden vrijgelaten. De mening dat Marokko hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor het afbreken van het vredesproces, wordt gedeeld door feitelijk alle deskundigen, van de OAU, de Organisatie voor Afrikaanse eenheid, tot de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement toe. Wij van de Groene Fractie staan zeer positief tegenover een verdere samenwerking rond de Middellandse Zee. Daar mag geen twijfel over bestaan. Maar wij zijn van mening dat het juist nu buitengewoon ongelukkig zou zijn om koning Hassan en zijn regime politiek te steunen door de overeenkomst goed te keuren. Dat zou ook een belediging zijn van de legitieme vrijheidsstrijd van het volk van de Westelijke Sahara. Mijnheer de Voorzitter, Michel Rocard heeft hier eerder gezegd dat wij moeten kiezen tussen onze hoog gespannen verwachtingen en de grimmige werkelijkheid. Ik vind nogal eens dat wij moeten kiezen tussen commerciële belangen en democratische waarden. Het is toch tragisch dat het Europees Parlement zo vaak, als het erop aankomt en het ernst wordt, de commerciële belangen vóór de democratische waarden laat gaan. Pradier (ARE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in Algerije vliegen de kogels rond en vloeit er bloed, Turkije blijft in de greep van een interne oorlog, in Israël en Palestina dreigt het geweld in stilte en kan het ieder moment losbarsten, in Libië zijn, zoals bekend, terroristen aan de macht - in dit ziedende Middellandse-Zeegebied, dat het toneel is van gevechten die steeds meer doden en gewonden eisen, lijkt Marokko, of je dat nu graag hoort of niet, een haven van vrede en een van de weinige landen waar een aanvaardbare mate van collectieve veiligheid bestaat. Dat wij ons willen profileren als betweters en ons zo snel mogelijk in de situatie in Marokko willen mengen, is voor twee verklaringen vatbaar: ofwel maken wij een beoordelingsfout, wat ik hoop, ofwel steken wij onze kop bewust in het zand en geven wij blijk van vooringenomenheid, en daar ben ik bang voor. Want twee dingen kunnen pleiten voor verwerping van de vandaag aan ons voorgelegde tekst. Enerzijds houdt de verdediging van de mensenrechten in Marokko vandaag de dag nog altijd in - laten we dat alstublieft niet onder stoelen of banken steken - dat er moet worden gevochten tegen het optreden van de politie, tegen uitspraken van
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/19
Pradier rechtbanken en tegen vaak onaanvaardbare omstandigheden in gevangenissen. De fundamentele vrijheden, de formele vrijheden waar onze communistische kameraden het onlangs nog over hadden, worden nog altijd maar mondjesmaat gerespecteerd. Het is in Marokko niet niks een overtuigd tegenstander van het regeringsbeleid te zijn, dat is geen gemakkelijke onderneming. Dit alles is nog altijd waar, hoewel het, eerlijk gezegd, minder en minder waar wordt. Wij moeten onze democratische Marokkaanse vrienden helpen ervoor te zorgen dat het zelfs helemaal onwaar wordt. Terloops zij evenwel opgemerkt dat niet iedereen die de ondergang van het koninklijk bewind en het koninkrijk in Marokko nastreeft, een apostel van de vrijheid is, verre van dat. Het tweede punt dat een belemmering lijkt te vormen voor de instemming van een aantal van onze collega's met het document van onze rapporteur, de heer von Habsburg, die ik in het voorbijgaan graag feliciteer, is het vraagstuk van de Westelijke Sahara. De groene mars in 1976 en de feitelijke annexatie van dit grondgebied sinds ruim twintig jaar hebben onaanvaardbare gevolgen. Natuurlijk moet het mogelijk zijn een referendum te houden. Het is echter op zijn zachtst gezegd simplistisch Marokko ervan te beschuldigen dat het het instrument voor de ondermijning van dit volksraadplegingsproces is. Het Polisario-front dat duizenden gezinnen letterlijk gevangenhoudt - ik heb het elders al gezegd en herhaal het hier: de Saharese vluchtelingen zijn echte gevangenen -, dat deze gezinnen hun papieren heeft afgenomen, dat leden van deze gezinnen dagelijks overhaalt zich bij het front te laten inlijven en dat degenen die aangeven terug naar huis te willen daar met de nodige bedreigingen van weerhoudt, heeft ons in dezen geen lessen te leren. Ook al heeft er geen referendum plaatsgevonden en ook al is er derhalve geen gehoor gegeven aan de besluiten van de VN, het is gewoon onjuist - ik zeg niet „gelogen", maar „onjuist" - te beweren dat alleen het Koninkrijk Marokko verantwoordelijk is voor de onaanvaardbare vertraging die de organisatie van dit referendum heeft opgelopen. Laten we de Marokkanen bijstaan. Laten we 'ze nog meer tegemoetkomen. Dat is misschien een goede zaak, maar in ieder geval een goede daad. Souchet (EDN). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het Parlement moet blijk geven van realisme. De Unie moet in haar buitenlands beleid rekening houden met de algemene situatie in het Middellandse-Zeegebied, waar er niet alleen sprake is van economische en politieke instabiliteit en opkomst van het fundamentalisme, maar ook van echte ontwikkelingskernen en gegronde hoop op stabilisatie. De recente ontwikkelingen in de Maghreb, en met name in Algerije, waar weer bloed is gevloeid bij de koelbloedige moord op zeven monniken van de trappistenorde en de schrijnende burgeroorlog die er aan de gang is, moeten ons sterken in onze vastberadenheid om degenen die aan onze zuidgrens voor stabiliteit, ontwikkeling en vriendschap met Europa hebben gekozen, openlijk te steunen. Marokko heeft, vrijwel direct na de onafhankelijkheid, een tweeledige keus gemaakt, namelijk voor het behoud van zijn identiteit enerzijds en voor ontwikkeling in partnerschap met Europa anderzijds. Door deze gedurfde en moedige keus hebben de verantwoordelijke politici wel enig risico gelopen en lopen zij dat trouwens nog altijd.
Als het Parlement zou weigeren instemming te verlenen aan de associatieovereenkomst zouden de mensen in Marokko die deze keus hebben gemaakt hieruit opmaken dat zij niet erkend worden. Hierdoor zou hun positie verzwakken, terwijl het fundamentalisme momenteel de kop opsteekt in alle landen aan de zuidelijke oever van de Middellandse Zee, met inbegrip van Marokko. De stabiliteit in Marokko is niet vanzelfsprekend. De bewindslieden hebben ze tot stand gebracht en wij moeten er, óp onze beurt, toe bijdragen door met deze bewindslieden samen te werken. De nieuwe openheid van Marokko, waarvan onder andere het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Casablanca en het festival van gewijde kunst in Fez getuigen, blijft een te zeldzaam verschijnsel in deze regio en moet daarom geestdriftig worden aangemoedigd. Terwijl de lid-staten van de Europese Unie op alle mogelijke manieren trachten de clandestiene immigratie en de hieruit voortvloeiende uitsluiting te bestrijden, is Marokko de weg ingeslagen van een op zichzelf gerichte ontwikkeling waarbij het een beroep wil doen op alle menselijke hulpbronnen. Door deze ontwikkeling te steunen, bestrijden wij dus tegelijkertijd de clandestiene immigratie. Ontwikkeling, stabiliteit, openheid en - zij het soms zeer voorzichtige - stappen in de richting van democratie moeten in ieder geval worden bevorderd en gesteund. Wij bevinden ons in de unieke gelegenheid dit op duidelijke wijze te doen door hei: verslag van de heer von Habsburg en de associatieovereenkomst waarover wij moeten stemmen, goed te keuren. Laten we deze kans niet voorbij laten gaan. Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn het eens met de opmerkingen van de heer von Habsburg over het strategische belang van Marokko, een groot en trots land en een bevriende natie, die altijd een schitterende beschaving heeft gehad en nog altijd heeft. Net als in alle vergelijkbare gevallen hebben wij echter ernstige bedenkingen bij de voorgestelde associatieovereenkomst. Ik voeg hier direct aan toe dat deze bedenkingen niets te maken hebben met de Saharakwestie, de aard van het politieke bewind in Marokko of de mensenrechten waar wij altijd wel de mond van vol hebben, maar die we zelf verre van strikt naleven. Waarde collega's, laten we eerst zelf maar orde op zaken stellen, voordat we de koning van Marokko de les lezen. Nog maar vier dagen geleden heeft in mijn land, Frankrijk, onderzoeksrechter Tchalian de directeur van een onafhankelijke krant, de journalist Debeketsch, op grond van de „gedachtenpolitie"-wetten laten arresteren wegens het verkondigen van een gevaarlijke mening. Wat een groot aantal onderwerpen betreft is de vrijheid van meningsuiting in Marokko groter dan in Europa. De Marokkanen trekken zich dus net zo min als wij iets aan van uw lessen in goed gedrag. Onze bedenkingen hebben in de eerste plaats te maken met de wezenlijke aard van het systeem van Maastricht, dat wordt voorgesteld als een stabiliserende factor voor de Marokkaanse samenleving. Als de Europese Unie dat effect zou hebben, zou het wel voor de eerste keer zijn. Maar wie niet ziende blind is, kan niet ontkennen dat de ongebreidelde vrijhandel integendeel desastreuze gevolgen heeft. Karl Marx wist dat al in zijn tijd en was er juist daarom voorstander van. En dan heb ik het nog niet eens gehad over uw politiek imperialisme, over onze arrogante subcultuur en de teloor-
Nr. 4-483/20
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Gollnisch gang van onze geestelijke waarden. Wilt u Marokko hier echt deelgenoot van maken? In de tweede plaats hebben wij onze bedenkingen over Titel VI en artikel 64, waarin de aanpassing van de rechten van de Marokkanen aan onze nationale rechten wordt behandeld. Het is vanzelfsprekend dat Marokkanen rechten hebben in het buitenland, net zoals buitenlanders rechten hebben in Marokko. Het lijkt ons echter dat deze rechten door het algemene internationaal publiek recht moeten worden vastgelegd. Wij hebben zojuist de werkloosheid in Europa besproken. U wilt toch niet dat de toepassing van onze sociale en economische stelsels op onderdanen van landen die geen lid zijn van de Europese Unie de bevolking van deze landen naar hier zal lokken, nu de Europese Unie, de economische ruimte die momenteel op wereldschaal de kleinste groei te zien geeft, niet in staat is deze bevolking te ontvangen?! Maar wij zijn bang dat de bepalingen van artikel 71 slechts een hele kleine hinderpaal voor deze bevolking zullen vormen. Ten derde zijn wij altijd van mening geweest dat de Europese Unie beperkt moet blijven tot een Europese politieke, economische en culturele ruimte. Zo niet - en het verbaast ons dat wij hier nog op moeten wijzen - is er geen sprake meer van een Europees geheel, maar van een stap in de richting van een mondialistisch geheel. Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, mijn conclusie is dat er geen algemene vrijhandelsovereenkomst, maar een samenwerkingsovereenkomst en een versterkte samenwerkingsovereenkomst moeten komen. We moeten inderdaad evenveel aandacht besteden aan de landen uit het Middellandse-Zeegebied als aan die uit Midden-Europa, maar u hebt niet de goede manier gekozen om onze banden met dit grote land te versterken. Van Bladel (PSE). - Voorzitter, commissaris, collega's, de intentie van het Barcelona-initiatief is veiligheid en stabiliteit te bevorderen in het Middellandse-Zeegebied, de zuidflank van de Europese Unie. Stabiliteit die zowel de Unie als de Noordafrikaanse landen ten goede kan komen. Marokko speelt daarbij een zeer belangrijke rol als brug tussen Maghreb en Unie. De laatste jaren is er een voorzichtige opening op het gebied van de democratie gemaakt. Commissaris Marín heeft dat zojuist bevestigd. Toegegeven, het is alles nog mondjesmaat. Maar als ook een man als Abraham Serfati die meer dan tien jaren in Marokkaanse gevangenissen doorbracht die kleine stapjes op het gebied van de mensenrechten bevestigt wie zijn wij dan om deze stappen vooruit te ontkennen en niet serieus te laten meewegen bij onze afweging voor of tegen een akkoord. De situatie van de mensenrechten in Marokko is nog ver van ideaal. Maar collega's een afwijzing van het voor ons liggende associatie-akkoord zal naleving van die mensenrechten zeker niet dichterbij brengen. Alleen een kritische dialoog met alle niveaus uit de Marokkaanse samenleving kan de door ons zo gewenste bevordering van de rechtsstaat dichterbij brengen. Het getuigt van Realpolitik en ik ondersteun wat collega De Melo daarover heeft gezegd om mede op basis van een gezamenlijke resolutie over democratie en mensenrechten ja te zeggen tegen het associatie-akkoord, niet de deur dicht te slaan naar een land waarvan wij dagelijks de burgers in onze eigen omgeving ontmoeten. Vooral een ja om te
vermijden dat zich in Marokko maar dan ook het geringste, het geringste risico voordoet om af te glijden naar een Algerijnse situatie. Dat moet voorkomen worden. De Voorzitter. - Ik heb twee ontwerp-resoluties ontvangen overeenkomstig artikel 37, lid 2, van het Reglement. (') Fabra Vallés (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de voorliggende kwestie vanuit financieel oogpunt behandelen. Wanneer ik ze vanuit politiek oogpunt zou behandelen, zou ik kunnen vervallen in de incoherente houding van iemand die hier vandaag gezegd heeft dat hij het niet eens is met deze overeenkomst maar toch voorstander was van een associatie-overeenkomst met Cuba. Wij hebben in de Begrotingscommissie een gunstig advies gegeven inzake de associatie-overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko bij monde van een brief die door de voorzitter van onze commissie ondertekend is. Financieel gezien is de overeenkomst gedekt tot 1999 met de kredieten voor het MED A-programma. Dit betekent echter niet dat de Unie aan handen en voeten gebonden is aangezien artikel 90, lid 2 van de overeenkomst bepaalt dat de Unie alle nodige maatregelen kan treffen indien de andere partij de in de associatieovereenkomst vastgelegde verplichtingen niet nakomt. Wij kunnen dan ook instemmen met de voorliggende overeenkomst. Cabrol (UPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, de overeenkomst die wij vandaag kunnen goedkeuren is bijzonder belangrijk, zowel voor de lidstaten van de Unie als voor het Koninkrijk Marokko. Het is niet meer de bedoeling de overeenkomst uit 1976 gewoon te verlengen, maar de economische en politieke betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen aan de Middellandse Zee te herdefiniëren, zoals werd besloten op de Europese Raad te Essen in 1994, op de Europese Raad te Cannes in 1995 en vervolgens op de Conferentie van Barcelona, waar de basis werd gelegd voor een ruimere multilaterale samenwerking met het oog op de totstandbrenging van een euromediterrane stabiliteits-, vredes- en welvaartszone. Ik zou nu graag de nadruk willen leggen op het laatste punt, de totstandbrenging van een zone van vrede en welvaart. Wij weten allemaal dat de politieke situatie in een land staat of valt met zijn economie en we zijn het er dus ook allemaal over eens dat de economische steun van de Unie een land kan helpen een moeilijk, doch noodzakelijk politiek evenwicht te bewaren. In dit geval moeten we het Koninkrijk Marokko aanmoedigen zijn economische vernieuwingen en grotere politieke openheid voort te zetten. Naar het voorbeeld van twee soortgelijke overeenkomsten, die eerder met Israël en Tunesië zijn gesloten, wordt met deze overeenkomst van de nieuwe generatie niet alleen getracht een echt economisch partnerschap tussen Europa en Marokko tot stand te brengen, maar worden er ook politieke doeleinden nagestreefd. Zo is het de bedoeling dat er een regelmatige politieke dialoog op gang komt tussen de Unie en het Koninkrijk Marokko, die in de eerste plaats aan de eerbiediging van de mensenrechten en van de democratische beginselen zal worden gewijd. Daarom bevat de overeenkomst overigens een bepaling die zegt dat de overeenkomst kan worden opgeschort als deze grondbeginselen niet worden geëerbiedigd. ') Zie Notulen.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/21
Cabrol
Mijnheer de Voorzitter, het zou dus niet verstandig zijn als het Europees Parlement niet zou instemmen met de overeenkomst tussen de Unie en Marokko. We moeten integendeel samen met rapporteur von Habsburg, die wij bedanken, het Koninkrijk Marokko zoveel mogelijk steunen en helpen, want de opkomst van de extremisten, voor wie het belangrijkste recht van de mens, namelijk het recht op leven, geen enkele waarde heeft, kan nog aan de grenzen van Marokko worden gestuit. Elmalan (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de euromediterrane overeenkomsten kunnen bijdragen tot meer samenwerking met de landen uit het MiddellandseZeegebied en ik ben er dus voorstander van. Zij moeten echter wel resulteren in echte samenwerking, die berust op wederzijdse voordelen en die vrij is van ieder streven naar overheersing. Er zij wel op gewezen dat deze overeenkomsten veel te veel in de lijn liggen van de ultraliberale logica van maximale mededinging tussen de economieën en de volkeren, die op de pijlers vrijhandel en vrij verkeer van kapitaal berust. Bovendien kunnen deze overeenkomsten niet beperkt blijven tot financiële en commerciële aspecten, met uitsluiting van de vraagstukken democratie en mensenrechten. Op deze gebieden zijn er in Marokko inderdaad belangrijke resultaten geboekt, dankzij de internationale actie waaraan onze Vergadering een grote bijdrage heeft geleverd. Er zijn gevangenen vrijgelaten en verdwenen personen zijn uit geheime gevangenissen gekomen, maar er moet toch nog veel gebeuren voordat er echt sprake is van echte eerbiediging van de mensenrechten. De tegenstanders van het bewind zitten nog altijd in de gevangenis. Abraham Serfati, die ter sprake is gekomen, heeft nog niet het recht om naar zijn land terug te keren en honderden inwoners van de Sahara zijn nog steeds spoorloos. De situatie in de Westelijke Sahara, een van de belangrijkste redenen waarom onze Vergadering in 1992 het financieel protocol met Marokko verwierp, is niet verbeterd. De Marokkaanse regering blijft het referendum tegenwerken kan hierbij helaas rekenen op de welwillendheid van een aantal lid-staten en van de VN. De secretaris-generaal van de VN heeft onlangs nog besloten de identificatieprocedure van de kiezers stop te zetten. De stemming over de overeenkomst met Marokko is een goede gelegenheid om de Marokkaanse regering duidelijk te maken dat zij ermee moet ophouden de internationale verdragen op het gebied van de rechten van de mens, die ook zij heeft ondertekend, met voeten te treden en dat zij de modaliteiten van het vredesproces in de Westelijke Sahara nu eindelijk eens moet toepassen. Als wij na, om ons geweten in slaap te sussen, gewichtige verklaringen over de mensenrechten te hebben afgelegd, nu deze overeenkomst goedkeuren, dan jagen wij, mijns inziens, een hersenschim na en zullen wij ons doel niet bereiken. Telkämper (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de argumenten die door sommigen voor deze overeenkomst van de Europese Unie met Marokko worden aangevoerd, zijn een toepassing van het gelijkheidsbeginsel: wij moeten deze overeenkomst sluiten, omdat de EU ook met andere Middellandse-Zeelanden soortgelijke overeenkomsten sluit. Er zijn echter verschillen. Libië hoort bijvoorbeeld niet bij de landen van het MEDA-programma. Marokko onderscheidt zich van de andere Middellandse-Zeelanden door het feit dat het de Westelijke Sahara bezet. Het Europees Parlement
heeft altijd een duidelijk en ondubbelzinnig standpunt ingenomen tegenover Marokko en de Westelijke Sahara. De tenuitvoerlegging van het zelfbeschikkingsrecht van het Saharese volk is voor ons altijd prioritair geweest. Wij dragen in dezen ook een bijzondere politieke verantwoordelijkheid. Het Saharese volk leeft al twintig jaar in vluchtelingenkampen. Dit is het gevolg van het onverantwoordelijk beleid dat na het koloniale tijdperk werd gevoerd. Dat wij aan de vluchtelingen, de vluchtelingenkampen humanitaire hulp geven, is menselijk gezien dus vanzelfsprekend en deel van een historische plicht. Voordat wij hier vandaag deze overeenkomst kunnen ondertekenen of goedkeuren, moet er een politieke oplossing voor de Westelijke Sahara zijn, namelijk de terugtrekking van Marokko uit de Westelijke Sahara. Het vredesproces was -•een goed begin. De wapenstilstandovereenkomst was belangrijk. Maar voor ons is het referendum ook belangrijk. Enkelen zeggen nu nog: de dialoog is belangrijk. Hoe het met de dialoog staat, zien we wel na de overeenkomst met Turkije. Er is een dialoog: er zijn de Spaanse en Franse belangen in het toerisme, er is de visserij, de wapenuitvoer, de opleiding van de politie in Duitsland. Als wij in dezen een stap vooruit willen komen, dan denk ik dat het nodig is dat er vrede heerst in de regio, dat de mensenrechten worden geëerbiedigd, maar vooral dat het zelfbeschikkingsrecht van het Saharese volk wordt gesteund. Wij kunnen met een dergelijke overeenkomst instemmen. Wij willen vrede in het MiddellandseZeegebied, maar alleen onder voorwaarde dat Marokko ook echt een gebaar stelt! Anders pleiten wij ervoor een afwachtende houding aan te nemen tot het referendum heeft plaatsgevonden. Van der Waal (EDN). - Wij zijn het met de rapporteur von Habsburg eens dat Marokko één van de meest vooruitstrevende Maghreb-landen is. Ook dat de situatie in Marokko niet gemeten moet worden met de maatstaf van de landen van de Unie. Maar, dat mag ons er niet van weerhouden om bij de mensenrechtensituatie in dit land de vinger te leggen. Daarbij gaat het mij nu vooral om gevallen van vervolging van religieuze minderheden, met name christenen. Recent ontvingen wij daarover nog informatie van de Europese Evangelische Alliantie. Dit is opmerkelijk omdat de religieuze vrijheid in Marokko grondwettelijk is gegarandeerd en Marokko diverse internationale mensenrechtenverdragen heeft ondertekend. Er is dus sprake van een ernstige discrepantie tussen het beleid van de nationale overheid gericht op tolerantie en de toepassing daarvan door plaatselijke overheden. Daarop zal de Marokkaanse overheid moeten worden aangesproken. Daarnaast zou Marokko zich coöperatiever moeten opstellen ten aanzien van Marokkanen die vanuit Europa naar hun vaderland willen terugkeren. Terugkeer van betrokkenen is nu niet aantrekkelijk omdat de Marokkaanse overheid nauwelijks iets doet aan hun opvang en begeleiding. Ten slotte, ter bestrijding van de drugshandel zou het goed zijn als de steun van de Europese Unie ingezet zou worden om alternatieve inkomensbronnen te ontwikkelen voor de boeren die nu volledig afhankelijk zijn van de hennepteelt. Ondanks deze opmerkingen zullen wij onze steun aan de associatie-overeenkomst geven.
Nr. 4-483/22
Handelingen van het Europees Parlement
Izquierdo Rojo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik wil mij in deze fase van het debat concentreren op de relevante aspecten van dit debat, vermits men ons eigenlijk om een advies over de associatie-overeenkomst met Marokko vraagt. Het dient duidelijk gezegd: het belangrijkste is het historische belang van deze overeenkomst. Deze overeenkomst is de belangrijkste overeenkomst die met het Koninkrijk Marokko afgesloten is en de eerste die gebaseerd is op de uiterst belangrijke beginselen van wederkerigheid en associatie. Dit is de enige overeenkomst die een politieke dialoog start, die moet uitmonden in een nieuwe parlementaire dialoog tussen het Europees Parlement en het Marokkaanse parlement. Het feit dat deze overeenkomst door de 15 parlementen van de lid-staten van de Unie moet worden geratificeerd kan ons een idee geven _ van het parlementaire karakter van deze overeenkomst. Waarde collega's, laten we Marokko een kans geven en geduld betonen om de zaken in orde te brengen. Wij hebben het hier over een overeenkomst die nog niet geboren is. Deze overeenkomst kijkt naar de toekomst en bevat enkel verbintenissen voor de onmiddellijke toekomst en voor de middellange of lange termijn. Deze associatieovereenkomst wil voor een andere realiteit zorgen. Laten we niet in de val lopen en hiervan een examen van goed gedrag maken. Het gaat er integendeel om om deze associatie-overeenkomst te maken tot wat ze is: een instrument om het verleden te overstijgen en stappen te zetten naar een nieuwe toekomst. Het is droevig hoe sommige fracties alleen maar het beleid van de frustratie begrijpen en niet in staat zijn te begrijpen dat deze overeenkomst nieuwe wegen opent opdat de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko samen vooruitgang kunnen boeken! Precies hierom, omdat Marokko dit vertrouwen verdient, omdat wij geloven in een democratisch Marokko, dat democratischer is aan het huidige, omdat wij geloven in een Marokko waar plaats is voor economische en sociale vooruitgang, precies hierom moeten we ja zeggen tegen deze overeenkomst. Het is merkwaardig dat de extreme fracties aan beide zijden via verschillende wegen uiteindelijk tot dezelfde conclusie komen en tegen de overeenkomst gekant zijn! Laten we oog hebben voor de vooruitgang! Laten we ja zeggen! Novo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, deze overeenkomst met Marokko is een goed voorbeeld van gebrek aan transparantie. Het Europees Parlement en alle nationale parlementen zijn verplicht de overeenkomst goed te keuren, aangezien het handelshoofdstuk, beste mevrouw Izquierdo Rojo - ik heb persoonlijk met haar over deze kwestie gesproken -, al in werking is getreden zonder enige ratificatie. Het ene of het andere: ofwel heeft het Europees Parlement de moed om een duidelijk politiek standpunt in te nemen en verwerpt het de overeenkomst, ofwel blijven de Commissie en de Raad besluiten nemen zonder de bevoegdheden van dit en van andere parlementen volkomen te eerbiedigen. Daarbij komt dat er in het geval van dit akkoord andere belangrijke redenen zijn om het te verwerpen. Om te beginnen politieke redenen, onder meer het systematisch uitstellen van en de ondermijning van internationale besluiten over de autonomie van de Sahara. Ik noem ook het
5.6.96
diepgaand onevenwichtig economisch karakter van de overeenkomst. Eens te meer zijn hierbij de produktiesectoren van de armste landen uit de Unie betrokken, waaronder Portugal, met de ongelukkige maar actieve deelname van de huidige regering, waar duizenden arbeidsplaatsen worden bedreigd door een liberalisering van de handel die er zelfs in slaagt de al zo nadelige voorwaarden van de GATT te schenden. Wij wijzen de hypocrisie af van degenen die beweren dat deze sectoren economisch gezien onbelangrijk zijn. Voor ons zijn het fundamentele activiteiten voor het levensonderhoud van duizenden gezinnen met een sterke culturele en sociale weerslag in uitgebreide lagen van de bevolking en met typische kenmerken van de Portugese nationale identiteit. McGowan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is ons aller wens de banden met Marokko te versterken. Wij bewonderen de moed en de energie van onze vele Marokkaanse vrienden, waaronder de leden van het Marokkaanse parlement die wederom in ons midden zijn en met wie wij een zeer actieve dialoog onderhouden. Als Marokko een fractie van de tijd die het heeft besteed aan het uitoefenen van druk op het Europees Parlement had gebruikt om mee te werken aan het vredesproces in de Westelijke Sahara, dan zou er al vele jaren geleden een einde gekomen zijn aan het conflict en het lijden aldaar. (Applaus) Ik zou de heer von Habsburg, onze collega die Marokko omschrijft als een pluralistische democratie, willen complimenteren. Hij heeft zich opnieuw een goede vriend van de koning van Marokko betoond en helaas ook een verdediger van de illegale bezetting van de Westelijke Sahara door Marokko. Dit Parlement heeft die illegale bezetting, die geleid heeft tot verlies van mensenlevens, opsluiting van politieke gevangenen, martelingen en een veel te langdurig lijden voor enkele van de meest kwetsbare volken in de wereld, consequent betreurd. Als de Unie tracht de banden met Marokko nauwer aan te halen tot wederzijds voordeel, dan mag dit Parlement verwachten dat Marokko het internationale recht, de mensenrechten en 'het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van de Westelijke Sahara respecteert. Ik vertrouw erop dat het Parlement, de Europese Unie en de Marokkaanse regering de bevolking van de Westelijke Sahara, die al zolang zoveel geleden heeft, niet in de steek zullen laten en dat wij alles in het werk zullen stellen en al onze verantwoordelijkheden op ons zullen nemen om de bevolking van de Westelijke Sahara te steunen in haar streven naar vrijheid en zelfbeschikking. (Applaus) Terrón i Cusí (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal met overtuiging en hoop in de toekomst voor dit verslag stemmen. Niet omdat ik, zoals de heer von Habsburg, van oordeel ben dat steun voor elke religieus gematigde regering - of wij die nu goedvinden of niet - nuttig is om het moslimfundamentalisme in te dijken maar veeleer omdat ik geloof in openheid en het vermogen van steeds vrijere burgers om soortgelijke problemen te overstijgen. Ik heb niet de eer, zoals de heer von Habsburg, één van de oudste leden van dit Parlement te zijn maar kan mij toch nog situaties in eigen land herinneren waar de godsdienst controle uitoefende op de samenleving. Deze situaties
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/23
Terrón i Cusí waren bijvoorbeeld vernederend voor de vrouw. De latere ervaringen in Spanje zetten mij ertoe aan deze overeenkomst en de steun voor de actiefste, sectoren van de samenleving te verdedigen. Uiteraard voel ik zoals zovelen frustratie omwille van de huidige toestand van het conflict in de Westelijke Sahara. Ik ben van mening dat de Unie, zoals zij nu al ongetwijfeld uitstekend - doet, oog moet blijven hebben voor de humanitaire toestand van de vluchtelingen, voor de toestand van de vele kinderen, mannen en vrouwen in de kampen. Zoals de commissaris gezegd heeft, moeten wij in de mate van het mogelijke bijdragen tot de oplossing van dit conflict. Ik ben van oordeel dat deze overeenkomst nog een stap is in het belangrijke proces dat in Barcelona gestart is en mijns inziens moeten we ons hiermee gelukkig prijzen. De mediterrane landen vragen ons dat wij onze rol spelen in dit gebied. Wij moeten dit inderdaad doen en moeten alle mogelijkheden, die deze overeenkomst biedt, maximaal benutten om het Middellandse-Zeegebied te veranderen in een gebied van dialoog en onderlinge verstandhouding en opdat onze zee meer voorspoed en vrijheid kent. Kouchner (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wij hebben alle pro's en contra's gehoord en ik zou mijn aantekeningen terzijde willen schuiven en u zeggen dat ik voor het document van de heer von Habsburg zal stemmen, omdat ik van de Marokkanen hou. O, ik hou ook van heel veel andere landen en heel veel andere mensen! Dat ik nu de Marokkanen noem, komt doordat ik hen de laatste tijd, net als wij allen, in de verschillende commissies heb horen zeggen dat zij, zowel de meerderheid als de oppositie, ons vertrouwen en dat dit toenaderingsinstrument nu juist noodzakelijk is met het oog op hetgeen ons bezighoudt, namelijk de mensenrechtensituatie en de situatie in de Westelijke Sahara. Laten wij, nadat wij gevolg hebben gegeven aan de resoluties van de Top van Essen, er nu voor zorgen dat de tijdens de Conferentie van Barcelona geleverde inspanningen - en ik erken de heer Marin als het brein achter deze inspanningen - ook echt iets opleveren. Wij hebben deze stabiliteit nodig, we kunnen niet zonder economische, institutionele en culturele uitwisselingen met de landen uit het Middellandse-Zeegebied. Dat is de waarheid, zeker als het om Marokko gaat. Ik zou de nadruk willen leggen op de twee kwesties die problemen stellen: allereerst, de rechten van de mens; ten tweede, de verwijzing naar Turkije. Geachte collega's, wij zijn er niet zo zeker van dat we er goed aan hebben gedaan voor de toetreding van Turkije tot de douane-unie te stemmen. Twee weken geleden aarzelden we heel erg en we vrezen nog iedere dag dat we er verkeerd aan hebben gedaan. Iedereen die het Marokkaanse volk kent, zal zeggen dat dit een heel ander geval is. Dat is ook zo. Waarom? Door de ontwikkeling van dit oude land, dit oude volk, dit oude koninkrijk en ook, zou ik zeggen, dit jonge volk. Nee, de situatie is heel anders. Wedden dat het heel anders zal lopen? Natuurlijk is er ook nog ons standpunt ten aanzien van de Sahari. Ik ben niet erg te spreken over de manier waarop Algerije hen behandelt, noch over de ontvangst die hen, voor zover ik weet, in de kampen te beurt valt. Eigenlijk ben ik daar zeer verontwaardigd over. Maar ik weet ook dat
ze dapper hebben gevochten. Ik weet dat enkelen onder hen bijzonder eerlijk zijn en dat dat problemen stelt. Ik heb de verschillende documenten gelezen, zowel het document dat de Sahari ons onlangs hebben gestuurd en het document dat de socialistische oppositie in Marokko ons heeft doen toekomen, als het document van de heer Boutros BoutrosGhali, en ik denk dat geen enkele partij volledig verantwoordelijk gesteld kan worden voor de blokkering van het proces. Laten we vertrouwen hebben in de VN. Laten we druk blijven uitoefenen. Dit referendum is noodzakelijk. Laten we de Sahari niet in de steek laten. Dat toch vooral niet! Ik zeg dit, omdat ik vind dat er in de politiek af en toe naar het hart moet worden geluisterd, wanneer het verstand het een beetje laat afweten. Daarom zal ik voor het voorstel, voor de Marokkanen stemmen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 8. Niet-toelating Kroatië tot de Raad van Europa De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Raad over de niet-toelating van Kroatië tot de Raad van Europa. Fassino, fungerend voorzitter van de Raad - (TT) Mijnheer de Voorzitter, zoals bekend heeft Kroatië in september 1992 een verzoek om toetreding tot de Raad van Europa ingediend, en in december van datzelfde jaar heeft het ministerieel comité van de Raad van Europa om een gunstig advies van de assemblee gevraagd. Door de oorlog in voormalig Joegoslavië heeft het uiteraard veel meer moeite en tijd gekost om na te gaan of aan alle voorwaarden voor toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa was voldaan. In 1995 heeft de assemblee na een tamelijk moeizame procedure een gunstig advies gegeven, maar hieraan wel enige voorwaarden verbonden, zoals: volledige erkenning en eerbiediging van de mensenrechten, met name wat betreft de situatie van de vluchtelingen en de minderheden; volledige deelname van de regering in Zagreb aan de uitvoering van de vredesakkoorden, en onvoorwaardelijke samenwerking van de Kroatische regering met het Internationale Tribunaal voor oorlogsmisdaden in Den Haag. Het ministerieel comité van de Raad van Europa heeft kennis genomen van dit besluit en zijn gunstig advies inzake de toetreding opgeschort, waarbij het de regering in Zagreb nog duidelijker te verstaan heeft gegeven dat er aan een aantal verplichtingen moet worden voldaan. Deze verplichtingen zijn: samenwerking met het Internationaal Tribunaal voor oorlogsmisdaden op het grondgebied van het voormalig Joegoslavië, hetgeen ook inhoudt dat mensen die verdacht worden van oorlogsmisdaden of andere schendingen van het internationaal humanitair recht onmiddellijk dienen te worden gearresteerd en aan het Tribunaal te worden overgedragen; Kroatië moet in zijn hoedanigheid van medeondertekenaar van de akkoorden van Parijs en Dayton volledig gehoor geven aan de bepalingen betreffende de vorming en het functioneren van de federatie Bosnië-Herzegowina; samenwerking voor het houden van vrije en rechtvaardige verkiezingen, onder meer in Mostar; eerbiediging van de mensenrechten, van de rechten van de minderheden en vluchtelingen, en uitvaardiging van een amnestiewet, en als laatste eerbiediging van de vrijheid van de pers en de media om samen met de Raad van
Nr. 4-483/24
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Fassino Europa te werken aan de herziening van de wetten betreffende de plaatselijke besturen, en een tijdschema op te stellen voor verkiezingen in Zagreb. Ik vraag met name voor deze laatste eisen uw aandacht, niet omdat de eerste niet belangrijk zijn, maar omdat wat de persvrijheid en de situatie op het gebied van de vrijheid en de democratie in Kroatië betreft de houding die de Kroatische regering herhaaldelijk heeft ingenomen niet geheel strookt met de eisen die de Raad van Europa heeft neergelegd. Wat echter de eerstgenoemde eisen betreft met name ten aanzien van de vredesakkoorden van Parijs en Dayton en de gevolgen van de oorlog in voormalig Joegoslavië - heeft de regering in Zagreb meermaals verklaard, in beginsel althans, hieraan tegemoet te willen komen; deze beginselverklaring van de regering in Zagreb sluit dus aan op het verzoek van de Raad van Europa om aan deze voorwaarden te voldoen. Het is dus van groot belang dat toetreding tot de Raad van Europa pas plaatsvindt als de Kroatische regering aan alle voorwaarden heeft voldaan die het ministerieel comité van de Raad van Europa heeft gesteld en die ook zijn onderstreept tijdens de onlangs gehouden vergadering van het permanent comité van de Raad van Europa in Saloniki. De Europese Unie deelt de opvatting van de Raad van Europa; sterker nog, de vijftien landen van de Europese Unie, die alle lid zijn van de Raad van Europa, hebben de handen ineengeslagen om het standpunt van de Raad van Europa te ondersteunen. Hiermee ondersteunt de Europese Unie de beleidslijn van de Raad van Europa, wat tot uitdrukking is gekomen in de richtsnoeren die in de zitting van de Raad Algemene Zaken van de Europese Unie van 13 mei zijn aangenomen. Daarin is enerzijds gesteld dat het van belang is de toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa te bevorderen vanuit een meer algemene strategie van versterking van de democratisering in de Middeneuropese landen en van ondersteuning van alle maatregelen en instrumenten die de democratisering in die landen kunnen bevorderen. Anderzijds is in die zitting gesteld dat de autoriteiten in Zagreb aan alle voorwaarden van de Raad van Europa moeten voldoen als waarborg dat in Kroatië een volwaardige democratie kan worden verwezenlijkt en alle politieke en civiele beginselen van de rechtsstaat kunnen worden toegepast. Waarschijnlijk zal er nog voor de zomer een vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie plaatsvinden, om de standpunten op elkaar af te stemmen en te bekijken hoe de stand van zaken is bij de uitvoering door de autoriteiten in Zagreb van de voorwaarden die de Raad van Europa heeft gesteld. Het moge duidelijk zijn dat als aan deze voorwaarden is voldaan, de Europese Unie zich voor een zo snel mogelijke toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa zal beijveren.
om Kroatië, zij het onder voorwaarden, toe te laten als volledig lid van de Raad van Europa. Het leek erop alsof dat land beloond moest worden voor zijn rol in het vredesproces, dat dus politieke argumenten een grote rol speelden in het voorstel dat gedaan werd. Dat echter spelen met mensenrechtencriteria door de assemblee van de Raad want juist de mensenrechtentoetsing is de belangrijkste taak van de Raad van Europa. In onze opvatting voldoet Kroatië, of moeten wij zeggen de Kroatische regering op dit moment niet aan de criteria. De president weigerde onlangs de democratisch gekozen burgemeester van Zagreb te accepteren en deed alles in zijn vermogen om de benoeming van deze persoon onmogelijk te maken. De onafhankelijke media worden ernstig belemmerd in Kroatië en zoals gezegd de situatie van de vluchtelingen en van de minderheden is zeer onbevredigend. Er is dus reden genoeg om druk te houden op de regering van Kroatië. Dat geldt eigenlijk ook voor de rol van Kroatië in het vredesproces. Zolang volledige medewerking aan bijvoorbeeld het Haagse Tribunaal niet vaststaat en de crisis rond Mostar niet is opgelost, moet Europa niet te snel zijn met de erkenning van Kroatië. Mijn fractie steunt het beleid van het ministerieel comité van de Raad van Europa om besluitvorming over de toelating van Kroatië uit te stellen. Wij zijn blij met de reactie erop van de Europese Unie. Wij zijn ook blij dat de politieke commissie van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa dit voorstel steunt. De Kroatische regering krijgt de komende maand en de komende tijd de kans om bij de kwesties die ik noemde en die ook de criteria zijn zoals geformuleerd door de Raad van Europa, zich waar te maken als potentieel lid van de Raad van Europa. Het Europees Parlement, en dat staat ook in de gezamenlijke resolutie die is voorgelegd, wil op het terrein van de mensenrechten Kroatië helpen door gelden uit het terecht bevroren PHARE-programma vrij te maken voor democratieontwikkeling. Wij zullen de ontwikkelingen nauw volgen en wij vragen de Raad van Europa om op de hoogte gehouden te worden van zijn bevindingen in de komende maanden. En meer in het algemeen zullen wij het toelatingsbeleid van de Raad van Europa nauwgezet volgen. Eerder hebben wij de discussie gehad over de toelating van de Russische Federatie tot de Raad van Europa.
VOORZITTER: SIR JACK STEWART-CLARK Ondervoorzitter
Ik denk dat het ook verontrustend is dat in deze zaak het Europees Parlement en de parlementaire assemblee van de Raad van Europa bijna tegenover elkaar waren komen te staan. Dat is jammer, want de Raad van Europa kan in zekere zin een voorportaal zijn voor de Europese Unie met name waar het gaat om beoordeling van mensenrechtensituaties. Wanneer dit Parlement en de assemblee van de Raad van Europa criteria verschillend gaan interpreteren, hebben wij een groot probleem. Ik hoop dat de inhoud van de resolutie van het Europees Parlement onze collega's daar tot nadenken zal stemmen.
Wiersma (PSE). - Voorzitter, het zal deze Raadsvoorzitter niet verbazen dat ik het helemaal met hem eens ben. Mijn fractie was verontwaardigd over het voorstel uit de hoek van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa
Schwaiger (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, ik zou om te beginnen willen vaststellen dat ons debat over de vraag of de Raad van Europa Kroatië ja dan neen als lid moet toelaten, beide zijden van de betrekkingen van de Europese Unie met
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/25
Schwaiger Kroatië weerspiegelt. Enerzijds weten wij hoe belangrijk het voor het Kroatische volk, het parlement, de regeringen, alle politieke, economische en sociale krachten is in de Raad van Europa te worden opgenomen en, via de nodige etappes, uiteindelijk ook het lidmaatschap van de Europese Unie te bereiken. Wij, de Europese Volkspartij en de Fractie van de Europese Volkspartij, steunen Kroatië, zijn volk, maar ook zijn regering en zijn parlement op deze weg. Anderzijds weten wij dat de weg daarheen alleen maar via volledige democratisering kan lopen. De Kroatische regering moet, net als alle andere landen van Midden-Europa, dezelfde democratische rechten en spelregels invoeren als in de Europese Unie zelf gelden. Kroatië heeft al enorme vooruitgang op de weg naar een democratische en pluralistische samenleving gemaakt. In het vredesproces neemt het een gematigde en nu ook een op vreedzame oplossingen gerichte houding aan. De economische en sociale groeperingen, de werkgevers, de vakbonden en andere verenigingen in het land zijn vrij en actief. Kroatië volgt naar onze mening een verstandig economisch en monetair beleid. De meeste voorwaarden voor wederopbouw in stabiliteit zijn vervuld. Wij willen echter dat de democratisch gekozen Kroatische regering zich, nu de militaire confrontaties grotendeels zijn beëindigd, zelf aan alle democratische spelregels houdt. Persvrijheid en verkiezingen op alle niveaus zijn daar noodzakelijke voorwaarden voor. Wij zijn tegen een speciale discriminerende behandeling van Kroatië op het gebied van de mensenrechten. Wij zouden het bijvoorbeeld huichelachtig vinden als de Raad van Europa ondanks de Tsjetsjeense oorlog Rusland zou opnemen, maar Kroatië uiteindelijk zou weigeren, ook al zou het de opgelegde voorwaarden vervullen. Juist omdat wij ervoor zijn dat Kroatië spoedig in onze kring van Europese volkeren wordt opgenomen, doen wij een oproep tot de Kroatische president en zijn regering om onmiddellijk een einde te maken aan de intimidaties en het lastig vallen van journalisten en de pers- en mediavrijheid niet alleen formeel, maar ook inhoudelijk volledig te waarborgen. Voorts moet voor het stadsbestuur van Zagreb een oplossing worden gevonden die politiek redelijk is en die in overeenstemming is met de uitslag van de democratische verkiezingen. De Europese Unie zou harerzijds alles moeten doen om eindelijk de middelen van het PHARE-programma, zowel voor de economische ontwikkeling als voor de ontwikkeling van de democratie, doelgericht aan te wenden. Wij vinden dus dat de bal nu in het kamp van de Kroatische regering ligt. Wij verzoeken de Raad van Europa ons ervan op de hoogte te brengen als hij zijn houding op het gebied van de mensenrechten zou veranderen, want wij nemen onze besluiten vaak aan de hand van de maatstaven van de Raad van Europa. La Malfa (ELDR). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement heeft de afgelopen jaren de regeringen van de Unie aangespoord actie te ondernemen om de vrede en de eerbiediging van de mensenrechten in de landen van voormalig Joegoslavië te herstellen. We hebben in deze jaren de republiek Servië zonder aarzelen altijd aangewezen als hoofdverantwoordelijke voor de dramatische gebeurtenissen, met name in Bosnië, en dikwijls hebben we in resoluties het recht van Kroatië verdedigd om het door
de Serviërs bezette gebied terug te krijgen. Maar juist omdat er nu, na de akkoorden van Dayton, een rustiger periode in voormalig Joegoslavië aanbreekt - en die periode móet ook aanbreken -, moeten wij met dezelfde kracht als waarmee we fouten en misdaden van andere landen aan de kaak stellen, nu ook de gebeurtenissen in Kroatië zelf aan de kaak stellen, wat betreft de eerbiediging van de mensenrechten, de eerbiediging van de etnische minderheden, de persvrijheid, de pluriformiteit van de media, en niet als laatste, de kwestie waar u, mijnheer Fassino, op wees, namelijk de plicht die Kroatië heeft om met het Tribunaal in Den Haag samen te werken en personen die van ernstige misdaden worden verdacht over te dragen. Dit is allemaal niet gebeurd, en dus zijn wij het volledig eens met het besluit van de Raad van Europa en met het door u aangekondigde besluit van de regeringen van de Unie; we zijn overtuigd dat als in deze maanden waarin de IFOR-troepen aanwezig zijn, de internationale gemeenschap er niet in slaagt een klimaat van doorzichtigheid en eerbiediging van de mensenrechten te scheppen, het voor ons heel lastig zal worden deze gebieden te verlaten; zodra IFOR zijn hielen heeft gelicht, kan alles immers weer tot een uitbarsting komen. Dit standpunt is dus dringend gewenst, en het kan maar beter ook krachtig en duidelijk zijn. Pettinari (GUE/NGL). - (TT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijn fractie heeft waardering voor de inspanningen die het Italiaanse voorzitterschap levert om de Balkanlanden te herinneren aan de beginselen van bevordering en bescherming van de mensenrechten en de democratie. Ook vinden wij het positief dat het ministerieel comité van de Raad van Europa heeft besloten de toetreding van Kroatië tot die belangrijke Europese organisatie op te schorten vanwege de flagrante schending van de vrijheid van meningsuiting. Wij hebben ons uitgesproken voor een aan voorwaarden gebonden samenwerking met Kroatië, dat meer waarborgen moet bieden inzake de onomkeerbare democratische ontwikkeling van zijn instellingen. Daarom slaan wij met bezorgdheid de regering in Zagreb gade, die enkele autoritaire activiteiten heeft ondernomen, zoals de onacceptabele boycot van de verkiezingen voor het stadsbestuur; het feit dat de regering de 21 verplichtingen die zij met het verzoek om toetreding tot de Raad van Europa op zich heeft genomen, niet is nagekomen, en het gebrek aan samenwerking met het Internationale Tribunaal in Den Haag: dit alles bewijst dat de Kroatische regering op een andere manier moet duidelijk maken dat ze de democratische beginselen eerbiedigt. De belemmeringen voor toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa kunnen mijns inziens pas worden weggenomen als Zagreb kan instaan voor een werkelijke persvrijheid, als de regering toestemming heeft gegeven voor de terugkeer van de Servische vluchtelingen en als ze naar een oplossing voor de crisis in Mostar wil zoeken. Toen we er destijds in dit Parlement mee instemden Kroatië in het PHAREprogramma op te nemen, waren we het er unanimiteit over eens dat hieraan de voorwaarde moest worden verbonden dat de democratische beginselen zouden worden nageleefd. Daarom vind ik dat als Zagreb in zijn houding volhardt de Raad, en vooral de Commissie, zonder aarzelen tot opschorting van het PHARE-programma moeten overgaan. Ik verzoek de fungerend voorzitter van de
Nr. 4-483/26
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Pettinar! Raad zich duidelijk over dit laatste punt uit te spreken, als waarborg om de akkoorden verder te kunnen uitvoeren, zoals iedereen graag wil. Aelvoet (V). - Voorzitter, collega's, de groene fractie is het helemaal eens met het feit dat de ministers van de Raad van Europa beslist hebben de aanvaarding van Kroatië als lid van die Raad voorlopig uit te stellen. Daar is inderdaad alle reden voor. Al meer dan een jaar wordt er in dit Parlement met een ruime meerderheid vastgesteld dat er ernstige problemen zijn in verband met de democratische uitoefening van het beleid in Kroatië. Ik verwijs op de eerste plaats naar de onafhankelijke media die zwaar te lijden hebben onder de repressie van de Kroatische regering. Ik verwijs naar het feit dat de heer Tudjman, de president, nog altijd niet overgegaan is om een burgemeester te benoemen die door een meerderheid van Zagreb naar voren wordt geschoven. Dat er een slechte samenwerking is met het Internationaal Tribunaal en dat er ook serieuze problemen blijven bestaan in verband met de terugkeer van Serviërs en dat er in dit verband wetten zijn gestemd in Zagreb die er rechtstreeks toe leiden dat die terugkeer de facto onmogelijk wordt, feit dat ook vaak is aangebracht. Vandaar dat wij dus zeggen: akkoord om zeer voorzichtig naar de toekomst uit te kijken naar de evoluties. Ik kan collega Schwaiger begrijpen als hij zegt: waarom is men strenger voor Kroatië dan voor Rusland, dat heeft alles te maken met overwegingen van geopolitiek die ook vaak in dit Huis de bovenhand halen, mijn beste collega. Van der Waal (EDN). - Voorzitter, op het eerste gezicht is het moeilijk te verdedigen dat een land als Rusland recent en Roemenië en Bulgarije al eerder toegelaten werden tot de Raad van Europa, terwijl het lidmaatschap van Kroatië wordt uitgesteld. Toch dient de aanvraag van Kroatië op zijn eigen merites te worden beoordeeld. De geloofwaardigheid van de Raad van Europa zou anders nog verder worden aangetast. Het is algemeen bekend dat de bescherming van de fundamentele vrijheden in Kroatië nog heel wat te wensen overlaat. De media zijn sterk aan banden gelegd en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is niet gegarandeerd. Daarnaast is het optreden van president Tudjman omstreden en er is weinig coöperatie met het Internationaal Oorlogstribunaal. Maar vooral de stand van het vredesproces in het voormalige Joegoslavië maakt ons momenteel terughoudend. Van het lidmaatschap van Kroatië van de Raad van Europa zou in dat land een positieve invloed tot gedragsverandering uitgaan, maar gezien het trage verloop van de implementatie van het akkoord van Dayton achten wij toetreding op dit moment prematuur. Inwilliging van de aanvraag van Kroatië zou bovendien een precedentwerking kunnen scheppen met betrekking tot Bosnië en Klein-Joegoslavië. Daarom, hoewel wij menen dat Kroatië moet kunnen toetreden tot de Raad van Europa, kunnen wij ons vinden in het besluit om dat voorlopig uit te stellen. Le Gallou (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik meende te hebben begrepen dat het Parlement over het algemeen tegen uitsluiting was, maar er is dus een geval waarin Europa ervoor is, namelijk in het geval van Kroatië. In 1991 weigerden de Europese leiders al de onafhankelijkheid te erkennen van dit land; dat toentertijd bezig was het
federale en socialistische Joegoslavische juk af te schudden. Zij hebben dit land pas in januari 1992 tot de internationale gemeenschap toegelaten, maar toen werd een derde van zijn grondgebied inmiddels door het federale Joegoslavische leger bezet. Nu heeft Kroatië de bezetter verdreven, maar het land staat nog steeds niet hoog aangeschreven bij onze Vergadering en bij de Raad van Europa. Zo heeft de Raad van Europa Kroatië onlangs de toegang tot zijn club ontzegd. De reden' die hiervoor werd opgegeven, was de niet-naleving door de Kroatische regering van de rechten van de mens, met name het recht op persvrijheid. Alsof deze beginselen in alle negenendertig lid-staten wel worden gerespecteerd! Wordt de persvrijheid en zelfs de vrijheid van de kiezer in Rusland beter gerespecteerd dan in Kroatië? Daar kunnen we toch op zijn minst twijfels over hebben. Wat geeft de Franse regering bovendien het recht om Kroatië een lesje te leren op het gebied van persvrijheid, nu in dat land zes dagen geleden de directeur van een oppositiekrant, de heer Debeketsch, is gearresteerd wegens zoiets als het verkondigen van een gevaarlijke mening. De heer Debeketsch werd met handboeien om naar een politiebureau gebracht, waar hij werd uitgekleed en vervolgens gefouilleerd. Een verzwarende omstandigheid is nog het feit dat deze journalist aan een ernstige ziekte lijdt. Deze schandalige gebeurtenissen hebben niet in Zagreb, maar in Parijs plaatsgevonden. Het wordt dus tijd dat de Europese regeringen eerst in hun eigen land de mensenrechten eerbiedigen, voordat zij zich zo pietluttig gedragen jegens de regeringen van andere landen. Mendiluce Pereiro (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik wil eerst en vooral zeggen dat ik net als mijn fractie het besluit steun om de toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa uit te stellen. Ik beschouw mijzelf als een vriend van Kroatië omdat ik in dat land en in ex-Joegoslavië gewoond heb tijdens de moeilijke jaren van het gewapende conflict. Ik ben echter van oordeel dat de boodschap, die Kroatië nu ontvangt, positief zal zijn om de moeilijkheden te overwinnen die nog altijd bestaan op het vlak van de normalisering van het democratische politieke leven in Kroatië en ook voor de rol die Kroatië heeft gespeeld, speelt en zou moeten spelen in het conflict in Bosnië. Tijdens een rondreis van 7 dagen in Bosnië-Herzegowina heb ik de toestand in Mostar vrij nauwkeurig bestudeerd en gesprekken gehad met vluchtelingen van Servische afkomst die uit Kroatië weggetrokken zijn. Twee dagen geleden heb ik het met de Kroatische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Mate Granich, gehad over de verschillende onderwerpen waar ook de heer Fassino over gesproken heeft, zoals de belangrijkste redenen waarom de toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa is uitgesteld. Zoals de fungerend voorzitter van de Raad gezegd heeft, ben ik van oordeel dat de vrijheid van de media en het vraagstuk van het burgemeesterschap van Zagreb de kwesties zijn waarvoor de meest rechtstreekse, duidelijke en evidente verantwoordelijkheid bij de Kroatische regering ligt. Ik wil echter ook de nadruk leggen op een aantal andere aspecten die van enorm belang zijn voor de toekomst van de vrede in de regio en met name in BosniëHerzegowina, zowel in verband met het verkiezingsproces in Mostar als de algemene houding van Kroatië tegenover de Republiek Bosnië.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/27
Mendiluce Pereiro Ik wil eveneens op het vraagstuk van de minderheden wijzen. De behandeling van de minderheden in Kroatië is een ernstig probleem dat dringend moet worden opgelost voor degenen die zijn weggetrokken. Hetzelfde probleem moeten ook worden opgelost in Oost-Slavonië, dat opnieuw onder Kroatisch bestuur moet komen. De bevolking bestaat grotendeels - momenteel voor 100 % - uit Serviërs nadat de Serviërs alle niet-Serviërs uit de streek verjaagd hadden. De oplossing van dit probleem vereist dat de kwestie van de minderheden op een ernstige en eerlijke manier behandeld wordt en niet alleen met verklaringen van de Kroatische regering. De amnestiewetgeving moet daadwerkelijk gelden voor iedereen die geen oorlogsmisdaden begaan heeft. Bovendien ben ik van oordeel dat het niemand, die met de toestand in Bosnië vertrouwd is, ontgaat dat Kroatië actief is in Bosnië-Herzegowina en steun geeft aan bendes misdadigers en ultraradicale fascisten die in Bosnië-Herzegowina opereren. Kroatië is hier rechtstreeks verantwoordelijk voor en alleen via de bereidheid en de medewerking van Kroatië kan worden vermeden dat de huidige situatie aanhoudt. , Tenslotte wil ik nog zeggen dat dezelfde vastberadenheid ook moet gelden tegenover Servië, zij het met gebruik van andere mechanismen. Oostlander (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, het is jammer dat mevrouw Aelvoet al moest eindigen als zij niet had hoeven te eindigen. Dan had zij vast nog wel gezegd dat het zo ellendig is dat zo vaak realpolitieke overwegingen van de platste soort de morele en juridische overwegingen kunnen overstemmen met name ook bij het lidmaatschap van de Raad van Europa. Het lidmaatschap van de Raad van Europa dat heeft nu juist voor ons altijd iets gehad van een keurmerk dat je een rechtsstaat bent, een echte democratie. Het stelt ons bijzonder teleur en het is ook bijzonder ongemakkelijk voor ons, voor de Europese Unie, dat de Raad van Europa niet meer zo als dat keurmerk functioneert. Vandaar dat wij als fractie ook nogal belangstelling hebben voor artikel 5 van de resolutie waarin wordt gevraagd aan de Raad van Europa om toe te lichten waaruit zijn toelatingsbeleid eigenlijk bestaat. Als er veranderingen zijn, zouden wij dat graag willen horen. Wij zijn mede een beetje afhankelijk van het beleid dat zij voeren als het gaat over de uitbreiding van de Europese Unie zelf. Wij denken dan natuurlijk aan Turkije, aan Rusland, en soms ook aan andere landen. Als het over Kroatië gaat dan bekruipt ons altijd het gevoel van dubbelheid. Je hebt daar te maken met politici die zeer wel aan onze kant staan, die echt mensen zijn uit een rechtsstatelijk en democratische sfeer en je hebt andere. Vandaar dat wij voortdurend problemen hebben met Kroatië, want wij weten niet precies welke keuze men daar eigenlijk maakt. In dat licht is het ook heel goed dat de Raad van Europa zeker niet tot verbazing en niet zeker niet tot ergernis van de rapporteur van de assemblee ervan, René van der Linden, heeft gedacht dat toelating van Kroatië nog maar even moest worden uitgesteld. Een hele goede zaak, omdat op deze wijze nog correcties kunnen worden aangebracht en afgedwongen eventueel in het beleid. Merkwaardig dat het misverstand is gerezen dat men al toegelaten werd wat niet het geval was en waardoor ineens ook een beleid werd
mogelijk gemaakt, zoals men dacht, dat nadelig was voor de persvrijheid in Kroatië. Ik denk dat dat het belangrijkste punt is uit onze hele resolutie, tevens ook de samenwerking met het Tribunaal in Den Haag. Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat wij met name gebruik moeten maken van de huidige situatie om de regering van Kroatië ertoe over te halen om veel ernstiger samen te werken met ons om de ellendige semi-politieke mafia in Mostar de mond te snoeren opdat ook door de invloed van Kroatië, en de invloed daarvan is heel groot in Mostar, de situatie aanzienlijk te verbeteren. Moretti (ELDR). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, deze Vergadering valt steeds meer aan verwarring ten prooi en de geloofwaardigheid van dit Parlement gaat geleidelijk aan in rook op. Aan de ene kant heerst er terechte onvrede over het besluit van de SABOR, die in eerste» lezing een wetsontwerp heeft goedgekeurd waarmee Kroatische kinderen verboden worden de school van de taalkundige minderheden te bezoeken; aan de andere kant zijn enkele maanden geleden met.Turkije douanebetrekkingen aangeknoopt, zonder rekening te houden met het feit dat in dit land de doodstraf nog van kracht is, verminkingen zijn toegestaan, op het identiteitsbewijs de geloofsovertuiging verplicht moet worden vermeld, terwijl de Turken in hun vrije tijd de Koerden met bommen bestoken. Het ministerieel comité van de Raad van Europa heeft er goed aan gedaan de toetreding van Kroatië op te schorten omdat het de vrijheid van meningsuiting van de onafhankelijke media niet eerbiedigt; neem bijvoorbeeld alleen al de dreigementen van de centrale Kroatische autoriteiten aan het adres van „De stem van het volk" en "Glas Istre". Bovendien is Kroatië bezig de identiteit van de natie en van de minderheden stelselmatig de grond in te trappen door discriminerende uitlatingen te doen en door de talloze toezeggingen die Tudjman en de voorzitter van het Kroatische parlement hebben gedaan aan hun laars te lappen. Denk alleen al aan de weigering om medewerking te verlenen aan de arrestatie van oorlogsmisdadigers. Van deze ernst en objectiviteit was bij de toetreding op douanegebied van Turkije tot Europa echter geen spoortje te bekennen! Dit zijn helaas niet de enige inconsequenties in dit Parlement: de mensenrechten komen op het tweede plan, na de belangen van een handjevol mensen, en schijnheiligheid viert helaas hoogtij. Sjöstedt (GUE/NGL). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het besluit om het lidmaatschap van Kroatië van de Raad van Europa uit te stellen, is een belangrijk en juist besluit. Het is belangrijk dat de landen die in de Raad van Europa worden opgenomen, de fundamentele regels en beginselen eerbiedigen, die nu juist door deze instelling dienen te worden bewaakt. Dat doet Kroatië op dit moment niet. Iedere andere beslissing zou de geloofwaardigheid van de Raad van Europa totaal uithollen. Kroatië heeft zich schuldig gemaakt aan etnische zuiveringen door een groot gedeelte van de Servische bevolking in Krajina te verdrijven, onder andere door terreurdaden tegenover de burgerbevolking te begaan, door hun woonplaatsen systematisch te verwoesten en door hun terugkeer naar huis te bemoeilijken. Er is in Kroatië ook een zeer verontrustende ontwikkeling gaande met betrekking tot de persvrijheid. In de praktijk
Nr. 4-483/28
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Sjöstedt
probeert de regering de kritische kranten die er zijn, de mond te snoeren. Dat geldt voor Novi List, dat in Rijeka uitgegeven wordt, het enige onafhankelijke dagblad dat nog over is. Dat geldt ook voor het satirische weekblad Feral Tribune, waarvan de medewerkers nu voor het gerecht zijn gedaagd omdat ze kritiek hebben geleverd op de president, wat volgens artikel 77 van de Kroatische strafwet verboden is. Zo'n artikel past überhaupt niet bij een democratisch land. Artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens schrijft voor dat de vrijheid van meningsuiting moet worden gewaarborgd. Helaas voldoet Kroatië hier niet aan, en daarom steunen wij het besluit om Kroatië op dit moment niet als lid van de Raad van Europa toe te laten. Titley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, samen met de heer Mendiluce Pereiro ben ik vorige week naar Bosnië geweest om de situatie met eigen ogen te bekijken. Wij reisden met de auto van Kroatië naar Bosnië. Toen wij Bosnië binnenreden, zagen wij een grote verkiezingsposter voor president Tudjman van Kroatië. Eerst dacht ik dat dit een vergissing was, maar hoe verder wij het Bosnische gebied in gingen, hoe meer van deze grote posters wij zagen. Zij symboliseerden in hoeverre president Tudjman bereid is het Dayton-akkoord te negeren en zijn eigen agenda af te werken om de vredesovereenkomst in Bosnië te ondermijnen. Die symboliek werd voor ons nog versterkt toen wij naar Mostar gingen, waar wij van de autoriteiten te horen kregen dat de Kroatische gemeenschap, die ongetwijfeld door de regering in Zagreb wordt aangemoedigd om het Dayton-akkoord te trotseren, een van de grootste struikelblokken voor een duurzame vrede en eerlijke verkiezingen in Mostar blijft. Het spreekt vanzelf dat de internationale gemeenschap deze opzettelijke minachting niet kan negeren. Ik steun het besluit van de Raad van Europa. Wij moeten alle partijen in het voormalige Joegoslavië duidelijk maken dat zij zich dienen te houden aan de akkoorden van Dayton en dat wij het vrije verkeer van personen wensen te zien dat hen thans door de Kroatische autoriteiten in Bosnië wordt ontzegd. Wij verlangen de terugkeer van vluchtelingen en wij willen dat er vrije en eerlijke verkiezingen gehouden worden. De absoluut noodzakelijke voorwaarde voor vrije en eerlijke verkiezingen is persvrijheid. Die bestaat klaarblijkelijk niet aan Kroatische zijde. Ik steun derhalve dit besluit van de Raad van Europa. Ik hoop dat hij, evenals de Europese Unie, de boodschap zal blijven inprenten dat het Dayton-akkoord de grondslag is waarop vrede en stabiliteit in de landen van het voormalige Joegoslavië in de toekomst zal berusten. König (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, Kroatië is een democratie in wording en daarom steunen wij de eisen van de Raad. Toch zou ik mij tot de voorzitter van de Raad willen richten met het dringende verzoek de Raad voor iedereen dezelfde maatstaven, dezelfde criteria aan te laten leggen. Ik ben rapporteur van de parlementaire assemblee voor Roemenië geweest. De lijst van onvervulde eisen van de Raad van Europa was in het geval van Roemenië veel langer dan nu in het geval van Kroatië. Roemenië werd desondanks opgenomen en is natuurlijk verplicht deze eisen stapsgewijze te vervullen.
Aan Kroatië moet nu hetzelfde'worden toegestaan. En dan spreek ik nog niet van de opneming van Rusland, die uit politieke overwegingen is gebeurd, in flagrante overtreding van de uitspraak van de rechters van het Europees Hof voor de rechten van de mens, die op het papier hebben gezet dat Rusland geen rechtsstaat is en overeenkomstig de statuten van de Raad van Europa dus niet kon worden opgenomen. In dit geval moeten dezelfde maatstaven worden gehanteerd en daarom hebben de heren Oostlander en Schwaiger op paragraaf 5 gewezen. Mijnheer de voorzitter van de Raad, ik zou mijnerzijds nog • op paragraaf 4 van de resolutie willen wijzen, waarin wij er allen op aandringen dat er nu al - en niet later PHARE-kredieten worden gebruikt om het democratiseringsproces in Kroatië aan te moedigen. Ik vind het uiterst belangrijk dat wij deze steun in deze speciale sector geven om zo ons steentje ertoe bij te dragen dat Kroatië zo spoedig mogelijk wordt opgenomen, en wel aan de hand van dezelfde maatstaven en criteria die ook voor andere landen hebben gegolden. Wij hoeven in dezen niet roomser te zijn dan de paus. Wij moeten, als er blijk wordt gegeven van goede wil, ook bereid zijn gevolg te geven aan het besluit dat met twee derde meerderheid in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa, dus door de nationale parlementsleden van onze lid-staten, is genomen. Fassino, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Ik dank de geachte sprekers: ik heb kennis genomen van uw opmerkingen en het voorzitterschap zal de Raad ervan op de hoogte brengen. Ik wil hier slechts op twee punten ingaan. Wij weten hoe moeilijk het overgangsproces in het oosten, in de landen van Midden- en Oost-Europa is, en daarom moeten wij niet zozeer op de stoel van de rechter gaan zitten, als wel dit proces ondersteunen en vooruithelpen. Wij willen dat er een rechtsstaat wordt gevormd, een echte democratie; we willen dat de rechten van het individu, van de gemeenschappen, van de minderheden worden beschermd; we moeten ervoor zorgen dat het democratiseringsproces steeds meer gevestigd en ingeburgerd raakt, en dat de democratie in deze landen diepe wortels krijgt. Om dat te kunnen doen moeten we dit proces kunnen ondersteunen en vooruithelpen. Ik zeg dit om duidelijk te maken dat wij achter het besluit van de Raad van Europa staan om van Kroatië te eisen dat het aan bepaalde voorwaarden voor de toetreding voldoet, niet om Kroatië te straffen of te discrimineren, maar omdat wij vinden dat Zagreb en de Kroatische regering moeten worden aangespoord - net zoals andere landen moeten worden aangespoord - de verwezenlijking van een volwaardige democratie niets in de weg te leggen, en geen dingen te doen die het democratiseringsproces kunnen vertragen of tegenhouden; dat moet juist slagvaardig en snel tot een goed einde worden gebracht. Aangezien de Raad van Europa dus daarom vraagt - en wij delen dit standpunt -, hebben wij zelf er bij Kroatië op aangedrongen de voorwaarden na te komen die voor de volledige eerbiediging van alle burgerlijke, politieke en democratische rechten in het land kunnen zorgen, en voelen wij de plicht er op alle mogelijke manieren voor te zorgen dat deze rechten worden gewaarborgd en verwezenlijkt. Dit is een houding die wij mijns inziens moeten innemen ten aanzien van alle landen die in een overgang zijn verwikkeld. We gaan het zo dadelijk over Albanië
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Nr. 4-483/29
Fassino hebben: daar komt een soortgelijk probleem bij kijken, daar gaat het er ook om niet alleen de overgang te evalueren, maar ook te beslissen welke strategie de beste is om een positieve democratische afloop van de overgang te garanderen. Daarom hebben wij het standpunt van de Raad van Europa gesteund, daarom hopen wij dat Kroatië op korte termijn zal kunnen bewijzen dat het aan de voorwaarden voldoet, en daarom hopen wij dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de Raad van Europa nog vóór het eind van de zomer bijeen kunnen komen en een positief besluit over de toetreding van Kroatië tot de Raad van Europa kunnen nemen. De Voorzitter. - Ik heb zeven ontwerp-resoluties ontvangen overeenkomstig artikel 37, lid 2, van het Reglement. (') Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 9. Verkiezingen in Albanië De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Raad over de verkiezingen in Albanië. Fassino, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) De collega's zijn natuurlijk wel op de hoogte van de ontwikkelingen, en daarom zal ik de gebeurtenissen van de afgelopen weken in Albanië verder maar laten voor wat ze zijn. Waar het hier nu om gaat is dat het oordeel van 29 mei aan de actualiteit moet worden aangepast, en dat de ontwikkelingen van de afgelopen dagen moeten worden meegewogen om te besluiten welke aanpak in deze fase de beste is. Als voorzitterschap van de Europese Unie hebben wij de afgelopen dagen voortdurend overleg gepleegd met de OVSE, die in Albanië haar eigen waarnemers had, met onze belangrijkste Europese partners, met de diplomatieke missies in Tirana, en met de Albanese politieke partijen zowel van de regering als van de oppositie. Voorts hebben we voortdurend contact gehad met de regering van de Verenigde Staten om overeenstemming te bereiken over een standpunt dat als vervolg kon dienen op de EuroAmerikaanse verklaring over de democratische overgang in Albanië van de afgelopen weken. Aan de hand van de gegevens die wij tijdens al deze contacten hebben verzameld, hebben we een verklaring opgesteld die het Italiaanse voorzitterschap namens de Europese Unie afgelopen vrijdag heeft afgelegd. De feiten zijn bekend: in de eerste verkiezingsronde was de opkomst groot, maar die eerste ronde ging wel gepaard met wijdverbreide, ernstige onregelmatigheden, zowel bij de stemming als bij de stemmentelling; dat hebben alle ter plekke aanwezige waarnemers gerapporteerd. Naar aanleiding daarvan heeft de oppositie een zeer ingrijpend besluit genomen; zij heeft namelijk nog voor sluiting van de stemlokalen in de eerste ronde de verkiezingsfraude in de openbaarheid gebracht en aangekondigd zich uit de verkiezingen terug te zullen trekken. Dit heeft tot hevige spanningen tussen de regering en de oppositie geleid, wat is ontaard in manifestaties en ernstige incidenten. Op grond van de feiten die ik hier heb genoemd heeft het voorzitterschap van de Europese Unie in reactie op deze spanningen ') Zie Notulen.
de Albanese regering verzocht drie maatregelen te nemen: onmiddellijk alle onderdrukkende, autoritaire activiteiten staken die de spanningen verder kunnen opvoeren; de verkiezingen ongeldig verklaren en weer nieuwe organiseren in die stemlokalen waarin vastgesteld is dat zich onregelmatigheden bij de stemming of stemmentelling hebben voorgedaan; en de garantie dat de tweede ronde onder volstrekt geregelde en normale omstandigheden zou verlopen. Tegelijk met het verzoek aan de regering van Berisha om aan deze drie voorwaarden te voldoen, heeft het voorzitterschap van de Europese Unie zich tot de oppositiepartijen gewend met het verzoek om zich niet afwijzend op te stellen tegenover welke vorm van deelname aan het Albanese politieke leven dan ook. Afgelopen zondag heeft de tweede ronde plaatsgevonden, en die is weliswaar veel geregelder en rustiger verlopen dan de eerste, maar met een drastisch gedaald aantal kiezers; dat kwam doordat de oppositiepartijen de Albanese kiezers hadden opgeroepen zich van stemming te onthouden. De tweede ronde mag dan rustiger zijn verlopen, ook dit keer was er van normale omstandigheden tfeslist geen sprake. We kunnen dus kort gezegd stellen dat het verkiezingsproces - de eerste en de tweede ronde - geen oplossing van de crisis in Albanië heeft gebracht. De situatie blijft onopgelost; aan de ene kant is de verkiezingsuitslag nog onbekend, omdat vanwege de onregelmatigheden de zetels tot dusver nog niet zijn toegekend volgens de evenredige vertegenwoordiging die het kiesstelsel in Albanië kent. Aan de andere kant hebben de oppositiepartijen de wettigheid van de verkiezingen aangevochten, en die procedure is nog niet afgerond; in eerste instantie hebben sommige partijen bezwaarschriften aangetekend met betrekking tot 41 districten, en volgens de laatste berichten zijn er de afgelopen uren nieuwe bezwaarschriften ingediend met betrekking tot 97 districten. De regering heeft ten aanzien van deze situatie twee besluiten genomen die we voor ogen moeten houden: president Berisha en de Albanese regering hebben zich bereid verklaard de" verkiezingen in vier districten over te doen, wat toch een belangrijke toezegging is. Het aantal districten blijft echter ver achter bij het aantal waarin de oppositiepartijen de wettigheid van de verkiezingen aanvechten. Op de tweede plaats - en dit is belangrijker - zou de centrale kiescommissie volgens de vandaag binnengekomen berichten onafhankelijk van de bezwaarschriften besloten hebben de stemmentellingen in alle kieslokalen over te doen. Dit is een bijzonder belangrijke maatregel, want als dit klopt en als het op voldoende korte termijn wordt uitgevoerd, kan het van doorslaggevende betekenis zijn voor het eindoordeel over deze verkiezingen; het kan inzicht verschaffen in hoeverre deze verkiezingen als wettig kunnen worden beschouwd, daar waar de onregelmatigheden dusdanig zijn dat de verkiezingen eigenlijk helemaal zouden moeten worden overgedaan. Het bericht over dit besluit is dus, zoals ik al zei, vandaag pas binnengekomen en moet nog bevestigd worden, maar als de centrale kiescommissie deze algemene herziening inderdaad gaat doorvoeren, kan er allerlei kennis en informatie worden verzameld op grond waarvan iedereen - op de eerste plaats de Albanezen zelf, maar ook de internationale gemeenschap - een duidelijker en vollediger oordeel kan geven.
Nr. 4-483/30
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Fassino Uit deze overwegingen vloeien twee conclusies voort, die ik u hier voorleg. De eerste conclusie luidt dat het verkiezingsproces nog niet definitief is afgerond, en dat wij dus de situatie in de gaten moeten blijven houden en ons oordeel nog moeten bijstellen; op grond van de gebeurtenissen van de komende uren en dagen, met name de hertellingen die de centrale kiescommissie klaarblijkelijk wil uitvoeren, kan ons oordeel namelijk nog veranderen en ons eindoordeel stapsgewijs tot stand komen. We moeten wel begrijpen wat er gebeurt en wat er nog kan gebeuren, en dus zal het oordeel dat we vandaag geven nog verder moeten worden bijgesteld. De tweede conclusie is dat hoe deze zaak de komende uren ook afloopt, het wat de verkiezingsprocedure betreft duidelijk is dat de politiek-institutionele crisis in Albanië een politieke dialoog noodzakelijk maakt, ongeacht of deze verkiezingen nu in elk opzicht geldig wordt geacht, of ze gedeeltelijk worden overgedaan, of dat er in de toekomst andere besluiten worden genomen. De afgelopen dagen is de Albanese samenleving van boven naar beneden gespleten, er is een splitsing tussen de Albanese politieke machten ontstaan, een crisis die niet alleen maar in procedureel opzicht kan worden opgelost, maar die een politieke dialoog tussen alle politieke partijen van Albanië - zowel van de regering als van de oppositie - vereist, om een politieke oplossing voor deze crisis te vinden die alle Albanezen het gevoel kan geven vertegenwoordigd te worden in het proces van versterking van de democratie in dit land. Wiersma (PSE). - Voorzitter, ik denk dat in tegenstelling tot het vorige onderwerp toen wij spraken over Kroatië, ik in dit geval het wat minder eens ben met de Raadsvoorzitter die ik nog heel erg voorzichtig vind in zijn benadering en zijn beoordeling van wat in Albanië gebeurd is, terwijl hij bij Kroatië zo'n helder standpunt had. De verkiezingen in Albanië zijn een fiasco geworden. Daar waren wij vantevoren al bang voor, daar waren al vele signalen uitgegeven dat de regering niet bepaald zachtzinnig omsprong met de oppositie. Ik denk dat wij kunnen zeggen dat de Albanese regering ook verantwoordelijk gehouden kan worden voor de manier waarop die verkiezingen verlopen zijn. Er zijn grove onregelmatigheden gepleegd. Er was sprake van intimidatie en protest tegen de gang van zaken werd met geweld onderdrukt. Van eerlijke verkiezingen was volgens ons geen sprake en daarover zijn ook de meeste waarnemers het wel eens. De oppositie is het politieke leven onmogelijk gemaakt. Het is begrijpelijk dat zij niet willen werken in een frauduleus tot stand gekomen parlement. President Berisha kan persoonlijk verantwoordelijk gehouden worden voor deze tragedie. Hij wekt de indruk dat hij bezig is een autocratisch regime te willen vestigen alsof Albanië daarvan niet genoeg heeft gehad. Hij drukt zijn land daarmee opnieuw in een isolement. De Raad is in zijn eerste beoordeling zeer terughoudend. Men wil afwachten wat de officiële reportages de komende weken nog zullen opleveren. Daarom is de Raad ook niet bereid verder te gaan in zijn beoordeling dan vandaag het geval is. Daarmee krijgen wij ook geen antwoord op al onze vragen. Wij vragen niettemin met klem of de Raad bereid is tijdens de komende plenaire vergaderperiode van het Parlement in Straatsburg een uitgebreide verklaring af te leggen en aan te geven welke politieke conclusies hij ten
aanzien van Albanië trekt als mocht blijken wat wij geloven, dat die verkiezingen niet op de juiste manier hebben plaatsgevonden. Namens mijn fractie zou ik wat betreft die politieke conclusies het volgende willen vaststellen. President Berisha moet de uitslag van de verkiezingen vernietigen, en niet alleen in die vier districten waarover zonet gesproken wordt, en hij moet nieuwe organiseren volgens internationaal geldende normen. Zolang dat niet gebeurt zullen Raad en Commissie, in onze opvatting, alle samenwerking met Albanië moeten opschorten en wij doen tevens een beroep op de parlementaire vergadering van de Raad van Europa om het lidmaatschap van Albanië van de Raad van Europa te heroverwegen. De Albanese regering zal duidelijk gemaakt moeten worden dat haar optreden volstrekt onaanvaardbaar is geweest. Zij heeft Europese normen met voeten getreden. Wij moeten daaruit, denk ik, ook conclusies durven trekken. Wij hopen dat president Berisha dat ook zal doen anders voorzie ik een zeer moeilijke tijd in de betrekkingen tussen Albanië en de Europese Unie. Wij vragen de Commissie en de Raad in duidelijke taal deze opvatting aan president Berisha kenbaar te maken. De verkiezingen zullen overgedaan moeten worden om de nu ontstane situatie recht te zetten. Een oproep tot dialoog tussen de partijen is wat ons betreft een te slap antwoord. Oostlander (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, anders dan de heer Wiersma ben ik toch wel zeer positief getroffen door het antwoord van het Raadsvoorzitterschap. Ik vind dat het heel juist is dat er wordt afgewacht wat de ontwikkelingen van de komende dagen zijn. Vanuit het Raadsvoorzitterschap wordt zeer duidelijk de vinger gelegd bij de pijnlijke plekken, ook gesproken over de noodzaak om met name delen van de verkiezingen in districten mogelijkerwijs over te doen. Het zijn zaken die de verwachting wekken dat bij de volgende plenaire vergadering, zoals de heer Wiersma het ook vroeg, de Raad waarschijnlijk ook een uitvoeriger commentaar zou kunnen geven. Albanië is natuurlijk voor ons allemaal allang een probleem. Het is weliswaar een klein land, het ligt dicht bij ons maar het is wat betreft ontwikkeling nog een land dat zeer laag op de wereldranglijst staat. Dat gaat natuurlijk gepaard met een heel slecht ontwikkeld openbaar bestuur. Als wij weten hoe het gegaan is met de rechtspraak, met de personele bezetting van de rechterlijke macht die niet meer aanvaardbaar was na de revolutie, die dus vervangen is door halfgetrainde personen, dan weten wij dat op dat gebied ook een enorme achterstand bestaat. Een achterstand die natuurlijk met name is veroorzaakt door een heel langdurige communistische dictatuur. Een type dictatuur die garant staat voor onderontwikkeling en niet, wat de illusie destijds was, voor vooruitgang. Daar mogen wij rekening mee houden. Als wij zien hoe de partijen in het land daarginds tegenover elkaar staan, regeringspartijen en ook oppositiepartijen van verschillende tint, dan kun je je alleen maar verbazen over de destructieve houding die men daar tegenover elkaar aanneemt. Het idee van algemeen belang waarvoor men staat en waar men misschien een verschillende kijk op heeft, bestaat eigenlijk nauwelijks. Vanuit een ervaring dat men slechts getraind was in klassebelang of elders bijvoorbeeld alleen maar in etnisch belang, dat breekt op dit ogenblik enorm op en dat leidt dan tot chaotische verkie-
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/31
Oostlander zingsprocedures waarin die scherpe polarisatie alleen maar heel sterk naar voren komt. Dat betekent natuurlijk niet dat wij ons daarbij moeten neerleggen. Maar ik zou eigenlijk willen dat met name ook vanuit de Europese Commissie iets werd gedaan met name studie wordt gemaakt over de situatie in Albanië en op welke wijze wij rechtsstaat en democratie daar tot een betere ontplooiing kunnen brengen. Ik vraag mij af of het niet nuttig zou zijn voor de Europese Commissie om op dat gebied aan het Parlement te rapporteren over het beleid ten opzichte van een land zoals Albanië. Maar ook op dat gebied, wij hebben dat straks bij Kroatië ook gehad, is met name heel erg nodig dat de PHARE-democratiefondsen optimaal worden ingezet. Dus wat men eventueel tegen Albanië doet, op dat gebied zal men juist een scherpe extra-inspanning moeten plegen, omdat niet alleen de politieke moraal bij de partijen en eventueel bij andere instellingen van de overheid te wensen overlaat, maar ook de burgerschapstraining, de publieke moraal onder de burgerij zelf een aanmerkelijke voeding verdient vanuit ook de mogelijkheden, de faciliteiten van de Europese Unie. Hulp bij wetgeving, training en extracontact dat zijn allemaal dingen waarmee wij kunnen zorgen dat zulke treurige zaken als de mislukte of halfmislukte verkiezingen in Albanië niet meer kunnen voorkomen. Daar zou ik graag ook zowel van de Commissie als eventueel vanuit de Raad een reactie nog willen horen. Alavanos (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, velen van ons hebben hun hoop gevestigd op de nieuwe Italiaanse regering en het Italiaanse voorzitterschap, en ik denk dat we in onze oprechte verwachtingen niet teleurgesteld zullen worden, en dat de problemen die zich dichtbij de Europese Unie voordoen met oprechtheid, met inachtneming van normen en waarden, en met respect voor de democratie zullen worden aangepakt. We praten hier over dwangmatige verkiezingen, die we in Italië of Griekenland niet zouden accepteren, en dus ook in Albanië niet kunnen accepteren. Het Albanese volk heeft echt geen speciale opleiding nodig om democratisch te kunnen stemmen. We praten hier over de opsplitsing van een land - de destabilisatie van Albanië - dichtbij Kosovo, dichtbij de Balkan, dichtbij voormalig Joegoslavië, dichtbij de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, wat een enorm gevaar met zich meebrengt. Zo bezien meen ook ik dat de Raad, de Commissie en het Europees Parlement geen andere keuze hebben dan die mijn collega, de heer Wiersma van de Socialistische Fractie, voorstelt, namelijk vernietigen van de algehele verkiezingsuitslag, algehele nieuwe verkiezingen organiseren - het is bespottelijk om over drie, vier of tien districten te praten -, verkiezingen op grond van democratische voorwaarden die ook wij in onze landen toepassen, en tot dat moment bevriezen van de economische en handelsovereenkomsten met Albanië. Wij hebben de plicht het Albanese volk te helpen, en dit is volgens mij de enige manier. Tamino (V). - (IT) Ik dank de heer Fassino voor zijn betoog, maar alle waarnemers die voor, tijdens en na de verkiezingen aanwezig waren, en ook tijdens het tellen van de stemmen, zijn tot de conclusie gekomen dat de meest elementaire rechten van de oppositiepartijen met voeten zijn getreden. Er waren geen gelijke kansen voor de politieke partijen die aan de verkiezingen deelnamen, de rechten van de burgers die aan de stemming deelnamen zijn geschonden, en er zijn allerlei soorten fraude gepleegd.
Tijdens het debat in Straatsburg zijn al enkele voorbeelden van deze gebeurtenissen aangehaald. We hebben tijdens dat debat duidelijk gemaakt - ik zelf bijvoorbeeld -, dat er op het niveau van de media-organisaties tijdens de verkiezingscampagne geen sprake was van gelijke kansen, dat sommige groepen en politieke personen uitgesloten werden. Verder hebben we tijdens de verkiezingen geconstateerd dat de kiescommissies slechts bestonden uit vertegenwoordigers van de regeringspartij, en dat de oppositiepartijen verre werden gehouden van de plaats waar de verkiezingen en de tellingen plaatsvonden. In veel stemlokalen bleek 100 % van de kiezers te hebben gestemd, terwijl sommigen het stemmen onmogelijk was gemaakt; daarnaast werd aan sommige kiezers, die lid van de regeringspartij waren, een groot aantal stembiljetten uitgereikt. De openstelling is tijdens de verkiezingen verlengd en vervolgens door de verschillende voorzitters weer gewijzigd; tijdens de telling zijn geldige biljetten ongeldig verklaard. En zo zou ik nog wel een tijdje door kunnen gaan. We hoeven echt niet te denken dat het probleem met vier districten op te lossen is, dat wil ik maar even zeggen. De verkiezingen moeten in hun geheel worden overgedaan, maar stel dat de kiescommissie in alle districten wordt gewijzigd, dan weten we nog niet wie deze kiescommissie controleert. Daarom willen wij dat er bij Albanië op aangedrongen wordt de verkiezingen over te doen, en wij Groenen zullen in Straatsburg een resolutie van die strekking indienen. Baldi (UPE). - (TT) Mijnheer de Voorzitter, praten is belangrijk, en ik dank staatssecretaris Fassino voor zijn woorden. Albanië is een land dat deel uitmaakt van Europa en waar we specifieke aandacht aan zouden moeten besteden; alvorens keuzen te maken en oordelen te vellen, moeten we bekijken wat de negatieve en positieve elementen zijn. De politieke dialoog moet tot inzicht in de gebeurtenissen leiden. Ik ben het met de heer Oostlander eens, want volgens mij, volgens ons is het van doorslaggevend belang om eerst goed te weten wat er aan de hand is, alvorens keuzen te maken. Wij hebben gehoord dat sommige waarnemers negatieve dingen te melden hadden, en andere positieve. We moeten dit dus zorgvuldig evalueren, ter plaatse aanwezig zijn en erachter komen of we een bepaald soort actie kunnen ondernemen. Wat wij dus van belang vinden, alvorens een keuze te maken, ... (De Voorzitter onderbreekt de spreker) Fassino, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb naar de collega's geluisterd, maar ik heb, als ik het zo mag zeggen, de indruk dat de collega's niet naar mij geluisterd hebben! Ik heb de indruk dat de sprekers verteld hebben wat ze van de verkiezingen in Albanië vonden - en dat is terecht -, zonder echter acht te slaan op wat ik gezegd heb. Daarom zal ik in een paar minuten opnieuw het standpunt uiteenzetten dat ik hier namens het voorzitterschap van de Europese Unie heb uitgedragen. De vraag is hier niet of er wel of niet fraude heeft plaatsgevonden. Ik heb in mijn betoog gezegd - het woordelijk verslag staaft dat - dat de verkiezingen gepaard zijn gegaan met wijdverbreide en algemene fraude en onregelmatigheden bij de stemming en de telling van de stemmen. Ik heb helemaal niet gezegd dat we in moeten gaan op het voorstel van Berisha om de verkiezingen in
Nr. 4-483/32
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Fassino vier districten over te doen, ik heb juist gezegd dat vergeleken met de 41 bezwaarschriften die tot twee dagen geleden waren ingediend, en met de 97 bezwaarschriften die vandaag zijn ingediend, het voorstel van Berisha om de verkiezingen in vier districten over te doen absoluut ongepast en onaanvaardbaar is. Het probleem is niet dat wij onderling moeten uitmaken of dit nu wettige of onwettige verkiezingen zijn geweest, want dit zijn mijns inziens onwettige verkiezingen. Het probleem is dat nu de beste strategie moet worden gekozen om uit deze crisis te komen. Ik zou niet graag willen dat wij in plaats van ons als politici te gedragen, op de stoel van de rechter gingen zitten: het is niet aan ons vonnissen te wijzen, maar een oplossing voor deze zeer ernstige crisis te vinden. Het is mijns inziens terecht te denken dat het beste zou zijn de verkiezingen over te doen, maar dan is het probleem: hoe wordt het besluit bereikt om de verkiezingen over te doen? Dát is de echte vraag! Het is niet genoeg om te zeggen: de verkiezingen moeten overgedaan worden. Als wij namelijk zeggen: de verkiezingen moeten over, en een van de betrokken partijen zegt „nee", dan weten we een minuut later al niet meer wat te doen, omdat we geen strategie hebben. En dan wordt de crisis nog heviger en ernstiger! Toen ik over de politieke dialoog sprak, bedoelde ik dit niet als een algemene methode die altijd, voor elke politieke aangelegenheid opgaat. Nee! Ik heb een specifieke vorm in gedachten, er zou namelijk een plek moeten worden aangewezen, een tafel waaraan de politieke dialoog plaatsvindt, en waaraan alle regeringsen oppositiepartijen deelnemen, eventueel ook nog een internationale instantie, als de partijen menen dat nodig is, om gezamenlijk te besluiten hoe men uit deze crisis moet komen. Zelf denk ik dat een van de dingen die daar dan moeten worden besproken is, hoe men deze verkiezingen kan overdoen. De bedoeling van politiek bedrijven is niet alleen oordelen vellen of doelstellingen vastleggen, het gaat er vooral om de manier aan te geven hoe bepaalde doelstellingen bereikt kunnen worden. Het probleem in Albanië is op dit moment dat er verkiezingen zijn geweest die allesbehalve wettig waren. Doordat de verkiezingen onwettig zijn, is er een dramatische breuk ontstaan en nu weet men niet hoe deze breuk moet worden gelijmd. Onze taak is het mijns inziens niet het kritische oordeel over deze verkiezingen te verzachten, maar strategieën uit te stippelen die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van deze crisis. Het lijkt me daarom van belang af te wachten wat de komende dagen gaan brengen. Ik ben het eens met het voorstel van de heer Wiersma om tijdens de vergaderweek in Straatsburg de situatie nog eens onder de loep te nemen: ik denk dat we dan wel extra informatie zullen hebben en aan de hand daarvan een eindoordeel kunnen vormen en een duidelijker, vastberadener standpunt kunnen innemen dan dat welke we vanavond kunnen innemen. Van Miert, lid van de Commissie. - Voorzitter, aangezien de heer Oostlander zich tot de Commissie gericht heeft zou ik graag een paar dingen willen antwoorden. Ten eerste, Albanië heeft globaal gezien sedert de laatste jaren, en dan spreek ik van de periode 1991-1995, een zeer belangrijke hulp gekregen. Het gaat om meer dan 400 miljoen ecu, per capita is dat zelfs de belangrijkste steunverlening. Ten tweede, er is ook een gemeenschappelijk project met de Raad van Europa om te proberen vanuit
democratisch oogpunt een valabele herziening van het juridisch systeem op poten te zetten. Dus dat lijkt mij waardevol te zijn. Dat zijn twee preciseringen die ik graag had willen geven, maar ik wil eindigen met een algemene politieke overweging. Er mag natuurlijk geen enkele twijfel over bestaan dat de verdere ontwikkeling van de relaties tussen Albanië en de Europese Unie wezenlijk en cruciaal afhangt van de kwaliteit van het democratisch proces. Dat is een duidelijk signaal dat moet worden gegeven aan Albanië dat uiteraard de Europese Unie met dat werk niet verder kan gaan als die scheefgetrokken situatie die er nu ongetwijfeld is op één of andere manier democratisch niet wordt recht getrokken. Dat men enige pragmatische houding aan de dag zal moeten leggen, dat ligt voor de hand. Maar er mag geen twijfel over bestaan dat het democratisch proces inhoudelijk correct moet zijn opdat de Europese Unie haar inspanningen verder kan zetten. De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
VOORZITTER: MEVROUW SCHLEICHER Ondervoorzitter 10. Gemeenschappelijk vervoersbeleid Actieprogramma 1995-2000 De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A4-0075/96) van de heer Parodi, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's (COM(95)0302 - C4-0351/95) over het gemeenschappelijk vervoersbeleid - Actieprogramma 1995-2000. Parodi (UPE), rapporteur. - (TT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de leden van mijn fractie, Unie voor Europa, bedanken omdat ze mij twee minuten extra de tijd hebben gegeven om dit verslag uitvoerig toe te lichten. De ontwikkeling die Europa in de loop der tijd heeft doorgemaakt is te danken aan de kwaliteit en de omvang van de communicatienetwerken. Sinds de jaren '70 is de vraag naar vervoer praktisch zonder onderbreken gestegen, en door de vorming van de interne markt en het vrije verkeer van personen en goederen zal deze vraag nog verder toenemen. Zonder een doeltreffend, toegankelijk en concurrerend vervoersysteem is een blijvende harmonieuze en evenwichtige ontwikkeling van de maatschappij en de economie van de Europese Unie uitgesloten. Vanuit het oogpunt van het milieu en de gebruikers bezien zal er dan namelijk geen duurzame groei zonder inflatie zijn; de werkgelegenheid en de sociale bescherming zullen geen hoog peil bereiken, en ook de kwaliteit van het bestaan en de levensomstandigheden zullen achterblijven. Meer solidariteit en economische en sociale samenhang zijn eveneens uitgesloten: kortom, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie zouden dan niet verwezenlijkt kunnen worden. Om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden heeft de Commissie een actieprogramma voor de middellange en lange termijn ingediend dat zich op drie belangrijke secto-
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/33
Parodi ren richt: ten eerste, verbetering van de kwaliteit van het Europese vervoersysteem; ten tweede, integratie van het vervoersbeleid in de interne markt door de huidige voorschriften te eerbiedigen en toe te passen, met name wat betreft de mededinging en de overheidssteun; en ten derde, versterking van de externe dimensie van het gemeenschappelijk vervoersbeleid.
Ten vijfde, en dat is mijns inziens een heel belangrijk onderdeel: de mogelijke gevolgen voor meer en nieuwe werkgelegenheid, tegen de achtergrond van nieuwe inzichten en integratie tussen de verschillende regio's, en in de hoop op een positieve ontwikkeling in het toerisme en de deelname aan de milieubescherming, die in de cultuur en de geschiedenis van de Europese Unie ingebed zit.
Op grond van dit programma heb ik het actieplan voor het vervoer tot het jaar 2000 onder de loep genomen, om het Europees Parlement duidelijk te maken welke problemen uit het vervoersysteem voortvloeien, en hoe de doelstellingen van elke sector afzonderlijk kunnen worden bereikt.
Ik beschouw dit verslag niet als mijn eigen verslag; het is meer het resultaat van langdurige beraadslagingen tussen alle leden van de vervoerscommissie. In het verslag worden in ieder geval de problemen aangekaart, maar ook de oplossingen aangedragen voor al die noodsituaties en behoeften die dagelijks voor de burgers van de Unie opdoemen. Het verslag is in feite een grote harmonisatie van de belangrijkste infrastructuren in onze Europese Unie, van de prioritaire politieke keuzen op het gebied van het vervoer, de regels en het gedrag. Nu is het aan de Commissie om op grond van de in dit verslag vervatte aanwijzingen concrete maatregelen te nemen, ook en vooral vanuit financieel oogpunt, en tevens een tijdschema voor de verwezenlijking van deze maatregelen vast te stellen, zodat er vanaf de Baltische Zee tot aan de Middellandse Zee een toegankelijk, veilig en efficiënt geïntegreerd communicatiesysteem kan worden ontwikkeld en in de praktijk gebracht.
In het verslag wordt de gehele problematiek behandeld die de Europese Commissie ons heeft voorgelegd, alle specifieke aspecten die betrekking hebben op de afzonderlijke vervoermiddelen, en verder wordt er een aantal voorstellen gedaan om het vervoersysteem en de mobiliteit in het algemeen te verbeteren. Het verslag legt in het bijzonder de nadruk op het volgende: ten eerste moet de interoperabiliteit en intermodaliteit van de verschillende vervoermiddelen worden bevorderd, om zodoende de diverse componenten - infrastructuur, beschikbare middelen, marktordening, informatiesystemen - nationaal en communautair zo aan elkaar te koppelen dat er een uniek systeem ontstaat. Doel moet derhalve zijn het bevorderen van een optimaal en concurrerend gebruik van de diverse vervoersmogelijkheden, met het oog op een maximale economische efficiëntie en minimale consequenties voor het milieu, met name wat de geluidshinder en de luchtverontreiniging betreft, waarbij elk vervoermiddel wiens capaciteit vaak onderbezet is of nog niet geheel geëxploiteerd wordt, moet worden gestimuleerd. Ten tweede moeten er concrete actiemaatregelen op Europees niveau worden goedgekeurd; doel daarbij is het gehele vervoersysteem veiliger te maken door een permanente observatiepost voor de veiligheid op te richten, de geldende voorschriften toe te passen, de beroepsopleiding, de arbeidsomstandigheden en - tijden te harmoniseren, nieuwe technologieën toe te passen, het gebruik van bijvoorbeeld lichte geneesmiddelen op de snelwegen te reguleren, en waar mogelijk betere verbindingen met de gezondheidsen alarmstructuren aan te leggen. Ten derde wordt de nadruk gelegd op het doorstromen van het verkeer, met name van het wegverkeer, en op de toegankelijkheid van de stedelijke gebieden; absolute prioriteit is daar het verbeteren van het collectieve en gedifferentieerde vervoer, en van de mobiliteit van de burgers. Ten vierde wordt de nadruk gelegd op de vorming van een echte vervoerscultuur; dit houdt in dat op scholen bij het vak maatschappijleer onderricht moet worden gegeven in het gebruik van vervoermiddelen, veiligheid en naleving van de regels. Daarom is dit verslag mijns inziens een duidelijk ijkpunt voor de toekomst van het vervoer; daar ligt de koppeling met de verslagen die de Commissie vervoer en toerisme de afgelopen tijd heeft geproduceerd, te beginnen bij het verslag-Piecyk over de transeuropese netwerken, het verslag-Farassino over het rijbewijs, het verslag-Tamino over het gecombineerd vervoer, het verslag-Jarzembowski over de controle op schepen in de havens, enzovoorts.
(Applaus) Pollack (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de doelstelling van dit actieprogramma moet zijn het aanbieden van fundamentele mobiliteit aan alle burgers zonder de natuur en het milieu schade te berokkenen. Volgens deze definitie is ons huidige vervoersbeleid beslist niet duurzaam en het is duidelijk dat het roer volledig om moet. Toch spreekt uit deze mededeling de houding dat de zaken zoals gebruikelijk doorgaan, ongeacht de gevaren van de huidige ontwikkelingen. De milieucommissie maakt zich vooral zorgen over de gevolgen van het wegvervoer voor het milieu. Momenteel zijn auto's en vrachtwagens verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de C02-uitstoot in de Europese Unie. Door de verwachte toename van het wegvervoer zal dit hoge percentage tegen het jaar 2010 waarschijnlijk verdubbeld zijn en dat betekent dat de verplichting die de EU op zich heeft genomen om de C02-waarden te stabiliseren een schijnvertoning is en brengt aan het licht dat wij er niet'in geslaagd zijn de werkelijke streefcijfers te halen. Ongetwijfeld is het nodig om voor de gehele EU geldende doelstellingen te hanteren voor het terugdringen van de C02-uitstoot door de vervoersector. Eerlijkheidshalve zij vermeld dat de Commissie gewag maakt van de noodzakelijke overgang naar andere vervoerswijzen dan het wegvervoer. Het milieu dient echter consequenter en gerichter in het vervoersbeleid opgenomen te worden. Reeds gevestigde beginselen, bij voorbeeld dat de vervuiler betaalt of het preventiebeginsel, moeten deel uitmaken van alle wetgeving op vervoersgebied. Eén manier om een dergelijke integratie te waarborgen zou de verplichting kunnen zijn om een „milieu-effectinformatieblad" te hechten aan alle nieuwe voorstellen inzake het vervoer, waarin in het kort wordt aangegeven welke milieuproblemen zich kunnen voordoen en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze op te lossen.
Nr. 4-483/34
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Pollack Voor de periode 1997-2000 heeft de Commissie in dit actieprogramma niet meer te bieden dan drie voorstellen voor het luchtvervoer en één voor het zeevervoer. Daarmee gaat zij dus voorbij aan het feit dat de gevolgen van het wegverkeer voor het milieu een van de ernstigste problemen vormen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd, en dat de toestand nog zal verslechteren als er niets wordt ondernomen. Desondanks worden de geplande milieuvoorstellen van harte toegejuicht, evenals de onlangs gepubliceerde Groenboeken over het netwerk van de burgers en de toerekening van externe kosten. Vooral het laatstgenoemde voorstel maakt het voor minder vervuilende vormen van vervoer mogelijk om op voet van gelijkheid te concurreren met de meer vervuilende. Deze sector heeft dringend behoefte aan een radicaal beleid dat getuigt van een vooruitziende blik, maar helaas zijn daarvan nog maar weinig tekenen te bespeuren in deze mededeling. Mijn commissie geeft daarom onder voorbehoud haar steun. König (PPE), rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, namens de Begrotingscommissie kan ik zeggen dat het mij verheugt dat de voorstellen van de Begrotingscommissie hun neerslag in de onderhavige resolutie hebben gevonden. Wij hebben met name vastgesteld dat de financiële planning van de Commissie van zuiver indicatieve aard is en dat de financiering van de transeuropese netwerken, alsmede van de structurele sanering van de binnenvaart bij de vaststelling van de financiële vooruitzichten niet in de planning is opgenomen. Wij verzoeken de Commissie dan ook een voorstel tot wijziging van de financiële vooruitzichten te doen en het verheugt ons dat de Raad de mening van het Parlement deelt dat een wijziging van de financiële vooruitzichten noodzakelijk is om de financiering van de netwerken te waarborgen. Wij juichen het toe dat het Parlement aan de veertien prioriteiten vasthoudt, omdat de transeuropese netwerken natuurlijk twee heel belangrijke functies hebben. Enerzijds zijn ze naar de mening van de Commissie, die wij delen, belangrijk voor het werkgelegenheidsbeleid. Anderzijds moeten ze de economie en de werkgelegenheid in Europa helpen beschermen. Het is dus belangrijk dat wij onze middelen concentreren en niet versnipperen. Als Oostenrijker juich ik het toe dat één van de veertien prioritaire projecten de transalpiene verbinding, met andere woorden de Brenner-basistunnel met de aanvoerlijnen, is, omdat wij zijn geconfronteerd met het feit dat Zwitserland ingevolge het referendum het goederenvervoer over de weg, dat nu al sterk is beperkt door de limiet van 28 ton, in het jaar 2004 zo goed als tot stilstand zal brengen. Ik zou tevens willen wijzen op de noodzaak dat wij er de Raad van overtuigen in de kwestie van de eigen middelen, waarover wij na de ratificatie van het desbetreffende besluit door Nederland zullen beschikken, voor een overeenkomstige verhoging van de middelen te kiezen, zodat wij snel ook echt werk kunnen maken van deze belangrijke projecten. Het tweede wat ik als Oostenrijker toejuich, is dat de verlenging van het geplande hogesnelheidstraject Parij sMünchen tot Wenen in de planning is opgenomen. Dat
verheugt mij niet alleen voor mijn geboortestad Wenen, maar ook omdat ik geloof dat het voor de Unie in haar geheel belangrijk is dat wij de aansluiting voorbereiden met het Oosten, met de landen die als geassocieerde landen later lid-staten zullen worden en voor welke het natuurlijk ook heel belangrijk is dat de infrastructuur er vandaag al op wordt afgestemd. Daarom zou het Parlement er ook heel consequent - en ik hoop dat de Commissie ons daarbij zal steunen - voor moeten zorgen dat de nodige middelen beschikbaar worden gesteld, opdat, de transeuropese netwerken inderdaad hun bijdrage kunnen leveren tot het waarborgen van de werkgelegenheid nu en het veilig stellen van de economie en de werkgelegenheid in Europa op lange termijn. Torres Couto (PES), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid. - (PT) Mevrouw de Voorzitter, namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid wil ik meedelen dat het door de Commissie ingediende actieprogramma vanuit ons oogpunt een noodzakelijk en belangrijk kaderprogramma is om de doelstellingen en prioriteiten van het Witboek over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid te verwezenlijken. Wij zijn echter van mening dat een meer concrete aanpak wenselijk is en dat meer statistische gegevens dienen te worden opgenomen, omdat er daar volgens ons gebrek aan is. Wat de financiering van de transeuropese netwerken betreft, het belang daarvan wordt door ons allen erkend. Zij vormen een essentieel element voor de verwezenlijking van de interne markt. De gevolgen hiervan op werkgelegenheidsen sociaal gebied, waarmee wij elke dag te kampen hebben, zijn van doorslaggevende betekenis. In dit verband zijn wij van mening dat de instrumenten en de noodzakelijke financiële middelen voor de concretisering van deze doelstellingen aanzienlijk moeten worden uitgebreid, anders lopen wij het gevaar onvermijdelijk beneden de gestelde doelstellingen te blijven. Wij verwijzen in het bijzonder naar de verhoging van de kredieten voor infrastructuur en vinden ook dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bevordering van partnerschappen tussen de particuliere en de overheidssector, zodat wij de alom bekende moeilijkheden kunnen overwinnen. Op veiligheidsgebied staan wij erop te zeggen dat aanzienlijke inspanningen dienen te worden ontplooid om tot hoge veiligheidsnormen te komen, wat voor de hele Europese Unie moet gelden. Wij denken dan ook dat een waarnemingspost voor deze problematiek een bijzonder belangrijk instrument kan zijn. De kwestie van de inrekeningbrenging van de externe kosten vormt volgens ons een prioritair aspect. De in het Groenboek uiteengezette ideeën tonen duidelijk de bestaande mogelijkheden aan en zij moeten zo snel mogelijk worden gevolgd door concrete maatregelen op de bevoegde niveaus. McMahon (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal mij concentreren op de sociale aspecten van dit verslag. Evenals de vorige woordvoerders, maakt mijn commissie zich zorgen over de zeer voorzichtige aard van het verslag, dat niet breed genoeg was opgezet, in
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/35
McMahon aanmerking genomen dat het gemeenschappelijk vervoersbeleid van groot belang is voor de Unie. Wat ons vooral met zorg vervult zijn de werktijden en de invloed daarvan op de vervoersector. Commissaris Flynn heeft ons begin vorig jaar toegezegd dat hij voorstellen zou indienen om te voorzien in de uitgesloten sectoren, betreffende een regeling van de werktijden voor piloten en de andere vervoerstakken waarin de werknemers niet onder de oorspronkelijke richtlijn over de arbeidstijd vallen. Dat was lang geleden, in feite is het achttien maanden geleden dat de heer Flynn ons dat voor het eerst beloofde. Hij deed die belofte omstreeks januari 1995 en nu is het juni 1996. Onze commissie is thans van mening dat het hoog tijd wordt dat de Commissie ons tot actie op dit gebied aanspoort. Wij zijn ook bezorgd over de transeuropese netwerken, die door anderen reeds ter sprake zijn gebracht. Het verontrust ons dat de Edinburgh-faciliteit, het economische investeringsfonds dat te Edinburgh werd opgericht, een dode letter is gebleven. Dat heeft de ontwikkeling van het vervoer belemmerd, met name projecten voor de ontwikkeling van de infrastructuur, zoals de westkustlijn in het Verenigd Koninkrijk en de van elektrische installaties voorziene lijn naar de luchthaven van Glasgow. Veel van de andere goede veerdiensten die wij zouden kunnen hebben om de landen van de Gemeenschap aan weerszijden van het Kanaal met elkaar te verbinden, zijn ook een dode letter gebleven, omdat de financiering uitbleef. Het is van belang dat de Commissie enige druk uitoefent op de Raad om te bewerkstelligen dat er op dit gebied van de infrastructuur voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Het vervoer is van groot belang voor de Europese Unie, om een werkelijk vrij verkeer van personen en goederen in de gehele Unie te waarborgen. De beste manier omdat te doen is door goede transportverbindingen. Lüttge (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, beste collega's, het ons voorgelegde Witboek is een consequent vervolg op het verslag van onze voormalige Italiaanse collega Porrazzini over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid in het kader van duurzame mobiliteit. Het verheugt ons dat hiermee eigenlijk een oude eis van het Europees Parlement inzake een meerjarig wetgevingskader met tijdschema en prioriteiten wordt ingewilligd en ik denk dat het ook positief moet worden beoordeeld dat de vervoerssector als een geïntegreerde sector wordt gezien, dat de verschillende vervoerswijzen met andere woorden worden samengevat tot een globaal aspect van de mobiliteit. Maar er zijn ook heel aanzienlijke tekortkomingen. Ik probeer nog eens te formuleren wat de heer McMahon even heeft aangeraakt uit het oogpunt van de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. Wij verlangen dat er telkens weer werk wordt gemaakt van de verhouding tussen harmonisatie en liberalisatie, die nog altijd niet in evenwicht is. Dat wij ons niet tot de Commissie, maar tot de Raad moeten wenden, is iets wat ik telkens weer heel duidelijk in het licht wil stellen. Wij verzoeken de Commissie echter ons daarbij te blijven steunen. De sociale normen zijn nog altijd niet beschermd, ze glijden integendeel af, worden alsmaar meer naar beneden geduwd. Er is overleg nodig, er moeten overlegmechanismen worden ontwikkeld om de sociale partners ook op het gebied van de wetgeving werkelijk consequenties te laten trekken.
Dat was - en commissaris Van Miert zal zich dat herinneren - een zeer duidelijk geformuleerde eis onder meer op de Conferentie van Kreta in 1994, waar die eis niet alleen betrekking had op de Europese Unie, maar ook op de relatie met de landen van Midden- en Oost-Europa, die toen pas onafhankelijk waren geworden en op weg waren hun structuren te ontwikkelen. Over deze relatie van de Europese Unie met de landen van Midden- en Oost-Europa hebben wij ons gisteren nog gebogen, toen wij, leden van de Commissie vervoer en toerisme, en het stuurcomité dat de paneuropese vervoersconferenties begeleidt hier in Brussel 17 landen te gast hadden, die voor het eerst ook parlementaire vertegenwoordigers uit de bij hen opgerichte en ingestelde vervoerscommissies hadden meegestuurd. Met deze resultaten zal natuurlijk rekening worden gehouden in de voorbereidende fase, maar ook in de agenda van de derde paneuropese vervoersconferentie, die in 1997 te Helsinki plaats zal vinden. Ik mag zeggen dat de heer Parodi - en deze woorden zijn voor hem bedoeld - natuurlijk ook al als rapporteur bij deze voorbereiding werd betrokken en dat de belangrijkste onderdelen van zijn zeer complexe verslag - dat gezien het ons voorgelegde Witboek alleen maar complex kon zijn, omdat het de meest uiteenlopende gebieden moest bestrijken - in de agenda van deze derde vervoersconferentie te Helsinki zullen worden opgenomen. Dit verslag is een goede basis. De problemen op het gebied van de verkeersveiligheid met een begin van milieugerichte oplossingen staan eigenlijk voor alle vervoerswijzen op de agenda. Ik heb zoeven de buitenlandse betrekkingen even aangeraakt en ik wil daar nog iets aan toevoegen. Ik vind het namelijk zeer belangrijk dat de Commissie mandaten krijgt voor het vertegenwoordigen van de Europese Unie in de onderhandelingen over de verschillende vervoerssectoren, en wel sneller dan dat tot dusver is gebeurd. Ik denk natuurlijk in het bijzonder aan het luchtvervoer naar en van de Verenigde Staten, waarvoor ik als rapporteur ben benoemd. Die vertegenwoordiging door de Commissie moet verder worden uitgebreid, want alleen op die manier kunnen wij eigenlijk waarborgen dat verschillende lid-staten van de Europese Unie niet meer, zoals in het verleden, met negatieve resultaten tegen elkaar worden uitgespeeld. Wij willen dus zo spoedig mogelijk van deze bilaterale structuren af en wij willen de Commissie, als behartiger van de belangen van de hele Europese Unie, voortaan veel sneller aan de tafel zien zitten. De heer König heeft het over de transeuropese netwerken gehad. Mijnheer König, wij staan bijlange niet zover als u hebt gezegd. Juist nu vindt weer een vergadering van het bemiddelingscomité, de delegatie van het Parlement, met de Raad plaats. De Raad is geen voet geweken en het ziet er momenteel eerder naar uit dat het hele concept op een mislukking zal uitlopen. Ik zou dat zeer betreuren, maar de Raad moet begrijpen dat het hier om medebeslissingsbevoegdheid gaat. Hij heeft dat blijkbaar nog niet door. Naast de 14 prioritaire projecten, die wij ook vanuit het Parlement steunen, wensen wij echter nog een extra lijst van prioritaire projecten. Naast wat het bemiddelingscomité doet, willen wij natuurlijk eindelijk ook een financieringsbasis tot stand brengen. Daar ontmoeten wij elkaar.
Nr. 4-483/36
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Lüttge De huidige stilstand is ook te wijten aan de houding van de Raad, die dwarsligt. De verdere ontwikkeling van het paneuropese vervoersbeleid wordt door de Raad veeleer geremd dan bevorderd. Als het Parlement en de Commissie er niet waren, dan zou het er op dit gebied maar slecht uitzien! Ik denk dat we de voorzitter van de Commissie, de heer Santer, alleen maar kunnen steunen en gelijk geven in wat hij hier vanmiddag heeft gezegd, namelijk dat er meer kredieten moeten worden vrijgemaakt. Er is behoefte aan honderden miljarden investeringen en in onze Europese begroting is slechts het belachelijke bedrag van een paar honderd miljoen ecu uitgetrokken. Wij moeten er dus van uit blijven gaan dat deze taken in de eerste plaats door de lid-staten zullen worden waargenomen. Het verslag van de heer Parodi is een belangrijke stap in de reeks van andere verslagen over dit onderwerp en in de verdere ontwikkeling van het paneuropees vervoersbeleid. Mcintosh (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Volkspartij juicht het actieprogramma van de Commissie toe en ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om de Commissie dank te zeggen voor haar initiatief en om onze eigen rapporteur, de heer Parodi, te complimenteren met zijn verslag. Ik wil vanavond een paar punten benadrukken. In het bijzonder dat het actieprogramma gebruikt moet worden om de interne markt te voltooien en dat het actieprogramma gebaseerd moet zijn op veiligheid, concurrentie en betere keuzemogelijkheden voor de consument. Met betrekking tot het zeevervoer wil ik de aandacht van mijn collega's vestigen op het verzoek om positieve maatregelen te nemen ter bevordering van de Europese vloot, waaronder de invoering van het EUROS-register. Ik wil deze gelegenheid ook aangrijpen om erop aan te dringen dat in het actieprogramma maatregelen worden opgenomen ter verbetering van de veiligheid van veerboten, die voorzien in grondstations voor satellietsystemen, zodat snel gereageerd kan worden als schepen in nood raken. Daardoor zouden schepen naar een veilige haven kunnen uitwijken en zou de controle door de havenstaat en de vlagstaat verscherpt kunnen worden en de aanwijzing van gevaarlijke gebieden, indien van toepassing, kunnen verbeteren. Wat de spoorwegen betreft, wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat wij een betere ontwikkeling van het Europese spoorwegnet wensen. Wij verzoeken in het bijzonder om openstelling van de spoorwegmarkt voor nieuwe, particuliere spoorwegmaatschappijen, teneinde de consument een grotere keus te bieden. Ik richt mij nu op de veiligheid en het aanbrengen van veiligheidsgordels en zou vooral willen benadrukken hoe belangrijk wij het vinden dat touringcars en bussen van driepuntsgordels en bussen en minibusjes van kantelbeugels worden voorzien. Op het gebied van het luchtvervoer achten wij het van bijzonder groot belang om een uniform systeem te hebben voor de luchtverkeersleiding. Wij moeten een eind maken aan de overheidssteun voor luchtvaartmaatschappijen en commissaris Van Miert vooral verzoeken om te eisen dat het „one time, last time"-beginsel wordt toegepast bij verlening van overheidssteun aan de luchtvaartsector.
Wij zijn van mening dat het de bedoeling van de rapporteur was om in paragraaf 56 aan te dringen op een beleid voor het luchtvervoer in het kader van de buitenlandse betrekkingen en ik hoop dat hij ons amendement van die strekking kan steunen. Zoals andere sprekers reeds hebben gezegd, steunen wij de TEN's, omdat zij de gebruikmaking van partnerschappen tussen particuliere bedrijven en de overheid kunnen bevorderen en een creatieve aanpak van de financiering van dergelijke projecten mogelijk maken. Meer persoonlijk gesproken, zou ik kunnen besluiten met te zeggen dat de voorstellen van de Commissie, mijns inziens, weerspiegelen wat in het Verenigd Koninkrijk reeds gebeurt bij de levering van vervoersdiensten over de weg, per spoor, via de lucht of over zee, alsmede in het gecombineerd vervoer. Ik hoop dat het Parlement het met mij eens is dat Groot-Brittannië in Europa vooroploopt, vooral met het waarborgen van gelijke concurrentievoorwaarden door de afschaffing van de overheidssteun, maar ook wat betreft het verplicht aanbrengen van veiligheidsgordels in touringcars en minibusjes en de veiligheid op zee. De Europese Volkspartij beveelt het verslag bij het Parlement aan, wij complimenteren de rapporteur en zeggen de Commissie dank voor haar initiatief. Santini (UPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega, de heer Parodi, graag feliciteren, niet uit vleierij, maar uit oprecht enthousiasme. Hij heeft immers degenen onder ons die de weg naar de integratie en de rationalisatie van het vervoer tot aan het eind toe willen afleggen, een vastomlijnd, concreet en samenhangend plan geboden: een plan dat aansluit op het verleden, zoals collega Lüttge zei, maar dat ook op nieuwe, toekomstige horizonten is gericht. Uit de vele prikkels die het verslag biedt heb ik er een gelicht, die de rapporteur, waarschijnlijk niet toevallig, helemaal aan het eind van zijn presentatie noemde: de financiële aspecten. Het is leuk en spannend om plannen te maken, maar wat doen we als we niet over de nodige middelen beschikken om die plannen uit te voeren? Naar mijn mening zijn er zonder meer redenen tot tevredenheid over de aanpak van het project, maar ook tot bezorgdheid, omdat het op drijfzand is gebouwd. Die bezorgdheid wordt gevoed door twee getallen: in het verslag staat dat de totale kosten voor de transeuropese netwerken volgens het Witboek van Jacques Delors in de periode '94-'99 200 miljard ecu bedragen; iets daaronder staat dat de middelen die over dezelfde periode voor deze netwerken zijn uitgetrokken, 1.698 miljoen ecu bedragen: met andere woorden 0,85 °Ic van de aangegeven middelen wordt als absoluut noodzakelijk beschouwd. Dan raakt de Europese burger toch wel enigszins in verwarring, net zoals bij beloften die men onmogelijk kan waarmaken. De Commissie, het Parlement en de Raad moeten daarom duidelijke informatie hierover geven: allereerst over waar die middelen vandaan moeten worden gehaald, en vervolgens over de methoden van de beroemde partnerschappen die als de ultieme oplossing worden omschreven. Verder bevat punt 87 van de ontwerp-resolutie een vernieuwing, die zeker niet origineel is, maar wel zeer interessant, namelijk het creëren van nieuwe stimulansen, en vooral de uitgifte van obligaties door de Europese Unie om deelname van particulieren te bevorderen. Daarmee moeten we echter wel oppassen: de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid juicht in punt 1 van haar
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/37
Santini conclusies de invoering van de zogeheten,Eurobonds" toe, maar wijst ook op een zekere verantwoordelijkheid, die nog eens met meer realisme door de Begrotingscommissie wordt benadrukt. In de algemene overwegingen stelt de commissie namelijk dat er bij de prioriteitenlijst onderscheid moet worden gemaakt tussen projecten die rendabel zijn en projecten die een verplichting van de kant van de Europese Unie met zich meebrengen. Commissaris Kinnock zei ooit eens: „U moet uw medeburgers ervan overtuigen dat deelnemen aan de totstandkoming van deze netwerken een zakelijke aangelegenheid is". Wij moeten deze oproep met veel realisme, maar vooral met veel eerlijkheid doen, waarbij we zelf als eersten concrete, duidelijke en doorzichtige richtsnoeren moeten geven. Van Dijk (V). - Voorzitter, ik ben toch een beetje teleurgesteld zowel over het actieprogramma van de Commissie als over het verslag. Ik vind dat het actieprogramma van de Commissie een aantal omissies kent. Ik vind dat de aansluiting bij het milieubeleid onvoldoende is en bovendien, daar waar het gaat over bijvoorbeeld veiligheid daar wordt niet voldoende antwoord gegeven op de veiligheidsproblemen op vervoer op de weg, maar ook niet op het vervoer door de lucht. Ik mis als het over het milieu gaat een verwijzing, alleen maar een verwijzing naar de doelstellingen van de C0 2 reductie zoals de Europese instellingen die zelf hebben vastgelegd in de afgelopen tijden. Hoe kun je nu toch volhouden datje probeert a sustainable mobility te creëren als je in zo'n actieprogramma niet eens refereert aan dit soort doelstellingen en aangeeft hoe de weg daar naar toe zal moeten lopen. Het verslag van de heer Parodi doet daar wel iets aan, maar helaas is het verslag zo'n enorme brei, zo'n enorme opsomming van eisen en wensen geworden dat de prioriteiten daar niet meer uit te halen zijn. Dat is buitengewoon spijtig, want dan wordt dus ook niet gezien waar de hoofdkritieken van dit Parlement juist liggen op het actieprogramma. Het zal u dus niet verbazen dat wij als fractie nog een aantal amendementen hebben ingediend om te kijken of wij het hier en daar toch nog een beetje meer kunnen aanscherpen in de richting van een beter milieubeleid en dat leidt er bijvoorbeeld toe dat wij toch vinden dat bij het luchtvervoer zoals ook overigens uitgesproken is door de Raad van Milieuministers en zoals ook gerefereerd is door de Europese Commissie in haar verslag over de accijnzen, dat het luchtvervoer nu toch eens eindelijk onderworpen moet worden aan de indirecte belastingen, de BTW en de accijnzen. Van der Waal (EDN). - Mevrouw de Voorzitter, het actieprogramma van de Europese Commissie is zo algemeen en uitgebreid dat er weinig instaat waarmee ik het niet eens kan zijn. Dat is de kracht, maar tevens de zwakte van dit document. Teveel algemene tot weinig verplichtende uitspraken en te weinig concrete prioriteiten. Toegegeven, de vervoersproblematiek is complex en zeer divers. Er zijn voor alle beleidsterreinen talrijke, legitieme wensen uit te spreken, maar dat mag niet verhinderen om prioritaire keuzes te maken en enkele krachtlijnen aan te geven. Terecht wordt in het verslag-Parodi daarop gewezen. De Commissie zal daarom na de pan-Europese transportconferentie volgend jaar in Helsinki een nieuw actieprogramma op moeten stellen en daarin duidelijker prioriteiten
moeten stellen. In verband daarmee zou ik drie aandachtsgebieden willen aanwijzen. In de eerste plaats de uitbreiding van de Unie. Als gevolg hiervan valt een sterke toename van het vervoer te verwachten. In samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa zal de Unie zich daarop met voorrang moeten richten. Ten tweede zal met het oog op de uitbreiding en vanwege het toenemend vervoer binnen de Unie zelf het vervoersaandeel over spoor en water aanzienlijk groter moeten worden. Binnenvaart, kustvaart en spoor zullen een veel sterkere marktpositie moeten krijgen. Maatregelen om het goederen- en personenvervoer over de weg te ontmoedigen inclusief het toerekenen van externe kosten zijn ontoereikend wanneer er geen goed alternatief is. Openstelling van de spoorwegenmarkt en een voortvarende uitvoering van de transeuropese netwerken is daarom geboden. Ten derde zal de Unie, gezien de sterke groei van het vervoer door de lucht zich eens in moeten zetten voor invoering van een belasting op kerosine in mondiaal verband. Ten slotte, collega Parodi is te complimenteren voor het omvangrijke werkstuk dat hij ons heeft voorgelegd. Ik vrees echter dat door de uitgebreidheid en volledigheid van het verslag het zicht op de prioriteiten weer verloren dreigt te gaan. Farthofer (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, met de mededeling over het Actieprogramma 1995-2000 voor het gemeenschappelijk vervoersbeleid geeft de Commissie ongetwijfeld een stap in de richting van een strategische oriëntatie van het verkeersbeleid aan. Uit de concentratie op vier actiegebieden blijkt dat de wil tot een geïntegreerde aanpak van de vervoerswetgeving bestaat. Dit is des te verheugender, omdat je als afgevaardigde in de bevoegde commissie soms de indruk hebt met een verzameling onsamenhangende wetsvoorstellen te doen te hebben. Het vervoer kan niet - en dat kan niet vaak genoeg worden herhaald - in verschillende vervoersdragers worden gesegmenteerd. Het moet altijd in zijn geheel worden bekeken en aan strategisch hogere doelstellingen, zoals vermindering van de belasting voor het milieu, ondergeschikt worden gemaakt. Deze vaststelling moet extra worden beklemtoond bij de sociale dimensie en het vraagstuk van de werktijd. Ieder van ons weet dat de wettelijk voorgeschreven werktijden in het wegvervoer slechts onvolledig worden gerespecteerd. Hierdoor worden niet alleen de betrokken werknemers benadeeld en in gevaar gebracht, maar wordt een het milieu belastende vervoersdrager ook voortdurend gesubsidieerd. De rechtsmiddelen die op Europees niveau beschikbaar zijn, blijken - vergeleken met de bevoegdheden van het klassieke mededingingsrecht en van DG VI - bescheiden uit te vallen. De mededeling van de Commissie voorziet in het actiegebied „inachtneming van de sociale dimensie" slechts in een voortzetting van de raadpleging van de sociale partners. Als wij de commissaris voor deze tekortkomingen terechtwijzen, gaan we voorbij aan het feit dat de lid-staten zich nog altijd onder de dekmantel van de subsidiariteit verschuilen. De gevolgen van dit beleid, of liever van dit niet-beleid, raken echter de hele interne markt en verstoren de concurrentie tussen de verschillende vervoerswijzen. Tot slot zou
Nr. 4-483/38
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Farthofer ik dan ook willen zeggen dat ik betwijfel of de Commissie het doel dat zij zich op milieugebied in het Witboek heeft gesteld, zal kunnen bereiken. Stenmarck (PPE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, in veel opzichten is het verslag dat wij nu behandelen een positief en krachtdadig stuk. Dat is noodzakelijk, willen wij in de toekomst de Europese verkeersproblemen het hoofd kunnen bieden, vooral nu wij een veelomvattend uitbreidingsproces te verwachten hebben. Daarom is er ook reden om de rapporteur, de heer Parodi, dankbaar te zijn voor het werk dat hij verricht heeft. Maar er is één nog grotere uitdaging voor ons, namelijk om meer verkeer te kunnen combineren met een beter milieu. Vandaag is het de door de VN uitgeroepen Wereldmilieudag. Dat zou een stempel moeten drukken op dit debat en op het besluit dat wij zo dadelijk moeten nemen. Het milieu is aan de vooravond van het jaar 2000 het grote existentiële vraagstuk. Niets kan belangrijker voor ons zijn dan het oplossen van de verschillende milieuproblemen. Op dezelfde manier als de vrede het grootse visioen was toen de EU destijds werd opgericht, en het natuurlijk nog steeds is, zo zou de uitdaging om de Europese milieuproblemen op te lossen, aan de vooravond van de eenentwintigste eeuw het visioen moeten zijn voor ons allen die op welke wijze ook actief zijn in de Europese politieke arena. Het valt niet te betwisten dat het wegverkeer een groot aantal van de verschillende milieuproblemen veroorzaakt. Ik geloof dat men dit kan zeggen en tegelijkertijd toch twee zaken onder ogen kan zien, namelijk ten eerste dat het aantal auto's feitelijk nog verder zal toenemen binnen de EU-landen, heel eenvoudig omdat verreweg de meeste mensen ze ervaren als de beste manier van vervoer. En ten tweede: wij lossen de milieuproblemen die voortkomen uit het autoverkeer niet op door steeds enkel aan de automobilisten hogere heffingen op te leggen. In veel landen leidt dat er enkel toe dat niemand geld heeft om nieuwe en milieuvriendelijker auto's te kopen. Daardoor wordt het wagenpark dan ook steeds maar ouder en vanuit milieuoogpunt steeds slechter. Toch is dit waar wij vandaag de dag in enorm veel landen naar toe werken. Het is nu echter tijd dat de EU als lange-termijnvisie formuleert dat er een einde moet komen aan de negatieve invloed van het autoverkeer, als onderdeel van het oplossen van Europa's milieuproblemen. Dat vereist dat wij ons doel durven vast te stellen en durven eisen dat er in de toekomst iets anders in de auto's komt dan de huidige verbrandingsmotoren. In plaats daarvan moet dan vermoedelijk een door batterijen aangedreven motor of een vorm van hybridemotor toegankelijk gemaakt worden voor commercieel gebruik. Op zijn beurt vraagt dit om doelbewust wetenschappelijk onderzoek teneinde de verschillende problemen op te lossen. Wat wij op dit moment moeten doen, is alle activiteiten richten op een jaar waarin de problemen moeten zijn opgelost. Als wij de Europese auto-industrie zich hierop laten richten en ook de noodzakelijke onderzoeksgelden reserveren, ben ik ervan overtuigd dat dit lukt. Dat, mevrouw de Voorzitter, zou een van de beste resultaten zijn die wij voor de opgroeiende generatie kunnen boeken. Lukas (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in het gemeenschappelijk vervoersbeleid zou evenveel waarde moeten worden gehecht aan het milieuaspect uit het oogpunt van de natuur en de betrokken bevolkings-
groepen als aan de verbetering van het concurrentievermogen van geheel Europa op economisch en werkgelegenheidsgebied. Aan de ontsluiting van gebieden met een zwakke infrastructuur wordt, naar mijn mening, veel te veel belang gehecht, als je het vergelijkt met het belang dat wordt gehecht aan de oplossing van de dramatische en grotendeels door het transitovervoer veroorzaakte milieuproblemen in overdreven door het vervoer belaste gebieden, en met name in de Alpen. Ook uit dit oogpunt moeten, zoals de Begrotingscommissie vraagt, de 14 topprojecten van de transeuropese vervoersnetwerken waar meerdere landen bij zijn betrokken en waar geheel Europa belang bij heeft, naargelang de urgentie worden gerangschikt om een gemeenschappelijke vorm van financiering te waarborgen. In dit verband mag erop worden gewezen dat voor de Brenner-basistunnel en de aanvoerlijnen beslist zo spoedig mogelijk een paneuropese financiering moet worden gevonden. De financiering van dit voor de Europese vervoersinfrastructuur zo belangrijke project kan niet alleen door de drie betrokken landen - Duitsland, Italië en Oostenrijk - worden opgebracht. Het incasseringsvermogen van de in dit deel van de Alpen wonende mensen heeft grenzen, die we niet voortdurend kunnen overschrijden. Daarom ben ik het ook wat dit punt betreft eens met de rapporteur, als die zegt dat bij de evaluatie van transeuropese infrastructuurprojecten niet alleen rekening moet worden gehouden met het nut voor één lid-staat, maar ook met de voordelen die deze projecten uiteindelijk voor hele Unie opleveren. En precies de verwezenlijking van de Brennerbasistunnel zal niet alleen voor de onmiddellijk erbij betrokken regio's een economische en ecologische vooruitgang betekenen, maar zal ook de hele Unie enorme voordelen opleveren. Nicholson (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur complimenteren met dit voortreffelijke verslag. De transeuropese netwerken zijn beslist van bijzonder groot belang voor de toekomst van de Europese Unie, met name voor de randgebieden van die Unie, en ik wil daarop in mijn bijdrage van vanavond nader ingaan. Een goede infrastructuur in de Europese Gemeenschap is belangrijk en lucht- en zeeverbindingen zijn absoluut noodzakelijk. In Noord-Ierland zijn wij volkomen afhankelijk van de verbindingen tussen onze havens en het hoofdeiland van het Verenigd Koninkrijk. Al onze in- en uitvoer is afhankelijk van een efficiënte ro-ro-infrastructuur. Het zeevervoer is onze weg en brug naar het hoofdeiland van het Verenigd Koninkrijk en verder naar het vasteland van het Europese continent. Ons mogen geen rechten ontzegd worden door oneerlijke steun aan andere delen van de Europese Unie en aan andere lid-staten via het Cohesiefonds, zoals op het ogenblik gebeurt. Ik juich de opneming van veiligheidsgordels toe, omdat dit een zeer noodzakelijke veiligheidsmaatregel is voor de bussen en touringcars in de Europese Unie. Als wij spreken over harmonisatie van de accijns op motorbrandstof en de motorrijtuigenbelasting, dan wekt dat bij mij enige ongerustheid. Ik ben van mening dat de omstandigheden voor ieder gelijk moeten zijn, maar wij moeten wel op realistische wijze harmoniseren. Het varen onder goedkope vlag in onze scheepvaart is een probleem dat ons al jaren kwelt, maar wij hebben er nog steeds geen oplossing voor gevonden. Het is een zeer
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/39
Nicholson ernstig probleem dat niet vanzelf zal verdwijnen. Wij zijn tot op heden niet bereid de gevolgen onder ogen te zien van een grotere veiligheid op onze zeeroutes. Tenslotte juich ik het toe dat de heer Van Miert de vanavond aanwezige commissaris is. Vele jaren geleden, toen hij verantwoordelijk was voor het vervoer, bezocht een door mij geleide deputatie van leden van het Britse parlement hem. Toen wij op zijn kantoor aankwamen, bleek dat Noord-Ierland zelfs niet bestond. Er waren geen verbindingen tussen Noord-Ierland en het vasteland van het Verenigd Koninkrijk en Europa. Ik wil hem vanavond hulde brengen, omdat hij er na ons bezoek voor gezorgd heeft dat wij verbindingen kregen vanaf Belfast en Larne en de andere havenplaatsen. Ik ben zeer erkentelijk daarvoor en ik twijfel er niet aan dat de Commissie aandacht zal blijven besteden aan de noodzaak en het belang van deze verbindingen voor Noord-Ierland. Van Miert, lid van de Commissie. - Mevrouw de Voorzitter, inderdaad voor korte tijd is het mij gegeven om even terug te keren naar mijn oude liefde, want zoals terecht werd opgemerkt, in mijn eerste mandaat als lid van de Commissie diende ik mij inderdaad te bekommeren om het vervoersbeleid en ik herinner me dat het een periode was waar wij toch enige vooruitgang hebben kunnen boeken. Maar laat ik beginnen met de heer Parodi van harte te feliciteren alsook de vervoerscommissie en de andere commissies die hier mede hebben gewerkt aan dit verslag over het actieprogramma van de Commissie. Het is een heel uitgebreid document geworden dat getuigt van de grondigheid waarmee de rapporteur maar ook de andere collega's zowel in de vervoerscommissie als de andere parlementaire commissies het programma van de Commissie hebben bestudeerd. Het verslag bevat dan ook een rijkdom aan nuttige suggesties en opbouwende kritiek die de Commissie uiteraard in haar overwegingen zal betrekken. Wel moet ik er even aan herinneren dat niet alle doelstellingen op korte termijn kunnen worden gerealiseerd en dat de ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid een werk van lange adem is. Overigens wij weten uit ervaring, het Parlement is op een gegeven ogenblik zelfs naar het Hof van Justitie moeten stappen om de zaak een beetje in gang te duwen. Dan hebben wij sedertdien wel wat kunnen bereiken, maar het momentum dat wij voor zeven a acht jaar kenden schijnt vandaag weer een beetje teloor te zijn gegaan, spijtig genoeg. Het is onvermijdelijk dat binnen het bestek van dit korte debat niet kan worden ingegaan op elke afzonderlijke suggestie, opmerking of kritiek in het verslag van de heer Parodi. Het actieprogramma is opgesteld naar aanleiding van een verzoek zowel van het Parlement als van de Raad om een meerjarig wetgevend kaderprogramma voor het vervoer op te zetten. Dat verzoek was dan weer een uitvloeisel van de besprekingen over het Witboek van de Commissie van 1992 over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Zoals u weet was dat de periode waarvoor ik nog enig verantwoordelijkheid had te dragen. U zal zich trouwens nog herinneren dat desbetreffend een heel interessant verslag werd opgesteld door de heer Porrazzini. Wij zijn dus aan dit verzoek tegemoet gekomen en ons uitgangspunt daarbij was een beknopt overzicht te geven van het door ons voor de periode tot het jaar 2000 geplande acties, en als ik zeg ons,
was het in de eerste plaats mijn collega Neil Kinnock die daarvoor de verantwoordelijkheid heeft genomen en die zich verontschuldigt dat hij hier vanavond niet aanwezig kan zijn, maar ik neem aan dat u het hem niet al te zeer kwalijk neemt als ik eventjes voor hem hier inspring. Met de opstelling van het actieprogramma beoogt de Commissie niets meer dan een aantal mogelijk acties te presenteren. Het is een misverstand, dit is niet een globaal strategische aanpak die wordt voorgelegd alleen een opsomming van de initiatieven die kunnen worden genomen dan wel dat de Commissie meent dat zij in de komende jaren kunnen worden voorgelegd. Immers, de krachtlijnen voor het beleid en de strategie waren namelijk al vastgelegd in het Witboek. Wel werden in het actieprogramma duidelijkheidshalve de hoofdgebieden van onze activiteit nauwkeuriger afgebakend. De lange lijst van eisen in het verslag van het Parlement mag ons dan ook niet uit het oog doen verliezen dat het Parlement én de Commissie het in toenemende mate eens zijn geworden over het vervoersbeleid en de te ondernemen acties. Ik heb dat ook gemerkt in de meeste tussenkomsten, eigenlijk ligt men niet zo ver uit elkaar. Het gaat meer om een appreciatie, het gaat meer om accenten. Het lijkt ook onmogelijk om in het kader van dit debat over alle kwesties die in het verslag worden gemeld nog verder te debatteren. Ik wil graag ingaan op verschillende opmerkingen die zijn gemaakt, maar daarvoor ontbreekt ons helaas de tijd. Ik ga dus heel beknopt zijn. Toch zijn er enkele zaken die toch nog even moeten worden aangestipt. Zo wordt in de ontwerpresolutie gevraagd om de opstelling van een hele reeks documenten, een gewijzigd actieprogramma voor het najaar 1997, om de twee jaar met ingang van de zomer 1998, een uitgebreid document over de planning en uitvoering, een nieuw Witboek in het jaar 2000, een verslag over de geschiktheid van het Verdrag van Maastricht als grondslag voor een nieuw gemeenschappelijk vervoersbeleid. Dit alles bovenop ons jaarlijks wetgevingsprogramma. Dat is natuurlijk een ernstig signaal vanuit het Parlement maar ik wens u toch te vragen en erop aan te dringen om enige realiteitszin te bewaren, wij kunnen niet de verslagen en programma's op elkaar gaan stapelen. Wij moeten proberen ook pragmatisch te werken en vooruitgang te maken. In het verslag wordt ook de reeds lang binnen het Parlement levende opvatting herhaald dat ons algemeen beleid en ons specifieke voorstellen statistisch beter moeten worden onderbouwd. Natuurlijk zijn wij het daarmee eens, maar u weet hoe moeilijk het is om betrouwbaar materiaal te krijgen van de verschillende lidstaten. In sommige sectoren gaat het al wat beter. Ik denk onder meer aan de zeevaart en aan de luchtvaart en in de mate dat dat materiaal beschikbaar komt, zal het door de Commissie ook natuurlijk worden gebruikt. Ik zou dan een opmerking willen maken of een bedenking willen maken met betrekking tot verschillende kritische kanttekeningen over de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van het vervoersbeleid. Natuurlijk moet men zich daarom bekommeren, maar er zijn hier in de zaal nog aanwezig die zeer goed weten dat de Commissie telkens weer getracht heeft, ook in het verleden, om ten aanzien van het liberaliseringbeleid dat dient te worden gevoerd daar tegenover ook begeleidende maatregelen te stellen, harmoniseringsmaatregelen, bepaalde sociale maatregelen.
Nr. 4-483/40
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Van Miert Maar helaas hebben wij telkens moeten vaststellen dat ook op dat vlak de bereidheid van de Ministerraad en van een aantal regeringen zeer minimaal was. Mag ik eraan herinneren dat jaren geleden reeds de Commissie het initiatief heeft genomen om te proberen de flytime and the resttime voor de piloten te harmoniseren, maar wij zijn van een kale reis teruggekomen. Ik zou u andere voorbeelden kunnen geven, dus ik mag toch wel even vaststellen dat het niet is wegens gebrek van inspanningen van de Commissie of gebrek aan initiatieven maar dat gewoon de politieke wil op het niveau van de Raad heeft ontbroken om concrete vooruitgang te boeken. Dan zou ik even ook willen ingaan op wat de heer Lüttge heeft gezegd en ik wil nog graag hem nog enige lof toezwaaien, want hij is één van de voornaamste initiatiefnemers om destijds paneuropees te gaan denken. Ik herinner mij onze eerste conferentie in Praag waar wij niet alleen vanuit Europese Unie maar ook met de landen van Centraal- en Oost-Europa samen waren en wij met elkaar voor de eerste keer zijn gaan discussiëren over wat noodzakelijk was om te proberen alle hindernissen vanuit het verleden te overbruggen. Maar ook daar is veel tijd over heen gegaan, helaas. Wij zouden veel meer hebben kunnen doen indien men ook de nodige budgettaire middelen ter beschikking had gesteld om concrete projecten te gaan ondersteunen. Maar wij moeten op die nagel blijven hameren. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de transeuropese netwerken. Daar neem ik toch ook aan dat niemand hier in dit Parlement de Commissie kan verwijten van niet de nodige inspanningen te doen. Overigens ook hier wil ik graag een bloemetje sturen naar het Parlement. Ik herinner me, en dat wens ik onder meer te zeggen aan de heer König, want toen was hij nog niet in het Parlement, maar de eerste financiële middelen die wij hebben gekregen om iets te doen in verband met de infrastructuurwerken die komen van het Parlement tegen de wil van de Raad in. Zo hebben wij onze eerste middelen gekregen. Het is altijd een gevecht geweest van het Parlement samen met de Commissie tegen de Raad als u wilt om de nodige middelen te krijgen. U weet hoe zeer nu ook weer in het vooruitzicht van de topontmoeting de Europese Raad van Florence de Commissie en de Commissievoorzitter in het bijzonder weer zwaar op die nagel gaat kloppen. Ik kan alleen maar de hoop uitspreken dat de gekkekoeienziekte eens te meer niet als spelbreker gaat optreden en dat opnieuw de zaak wordt voor ons uitgeschoven. Daarmee wil ik eigenlijk eindigen, dames en heren. Er zouden nog zeker een aantal dingen te vertellen zijn, maar ik geloof dat ik het daarbij kan laten. Ik zou al degenen die zijn tussengekomen hartelijk willen danken voor hun contributie en nogmaals in naam van Neil Kinnock wens ik de rapporteur te feliciteren voor het uitstekend werk. De Voorzitter. - Dank u, mijnheer de commissaris. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. (De vergadering wordt te 20.05 uur onderbroken en te 21.00 uur hervat)
VOORZITTER: DE HEER AVGERINOS Ondervoorzitter
11. Rijbewijs De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A40123/96), namens de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C4-0150/96-95/0109(SYN)) met het oog op de aanneming van de richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs. Farassino (ELDR), rapporteur. - (TT) Mijnheer de Voorzitter, even in het kort iets over deze richtlijn. Het Europees Parlement heeft in eerste lezing het voorstel van de Commissie van 16 november 1995 voor een alternatief, geplastificeerd model rijbewijs van het type „betaalkaart" goedgekeurd, na wijziging ervan door 8 amendementen. Dit waren belangrijke amendementen, waarvan ik er slechts drie, de belangrijkste, wil noemen: het eerste ging over de noodzaak om in de toekomst een puntensysteem voor rijbewijzen uit te werken; het tweede belangrijke amendement ging over de facultatieve vermelding, naar inzicht van de lid-staten, op het rijbewijs van medische gegevens die van levensbelang zijn voor de houder, en eventueel de vermelding dat de houder orgaandonor is; en het derde amendement ging over de toezegging van de lid-staten geen jaarlijkse belasting op het rijbewijs te heffen; alleen de reële kosten van de afgifte mogen verhaald worden. Naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement heeft de Commissie haar oorspronkelijke voorstel gewijzigd, en heeft zij de amendementen overgenomen betreffende het ook op bladzijde 1 kunnen aanbrengen van kleuren en markeringen, en de facultatieve vermelding van medische gegevens die voor de houder van levensbelang zijn of van zijn bereidheid organen te doneren. De Raad Vervoer is op 7 december 1995 tot een gemeenschappelijk standpunt gekomen, dat op 26 februari 1996 is aangenomen, en de volgende belangrijke punten bevat: er worden op Europees niveau geen chips op het rijbewijs aangebracht, en een werkgroep van deskundigen krijgt de taak te onderzoeken wat de gevolgen en de veiligheids- en vertrouwelijkheidsaspecten van invoering van chips zijn. De limiet van 10 jaar voor de administratieve geldigheidsduur van het rijbewijs van het type „betaalkaart" wordt opgeheven, en dat vind ik belachelijk, want je kunt toch niet een rijbewijs afgeven aan iemand van 18 jaar die dat rijbewijs vervolgens tot aan zijn dood houdt, dus steeds met dezelfde foto erop. Verder zijn er andere specifieke, facultatieve rubrieken ingevoerd voor het eventuele identificatienummer van de houder anders dan het nummer van het rijbewijs, alsook voor nieuwe gegevens die het gastland later aanbrengt op een rijbewijs dat door een andere lid-staat is afgegeven. Tenslotte wordt er een nieuwe rubriek opgenomen, nummer 14 op bladzijde 2, die een ruimte bevat waarin informatie kan worden vermeld - door de lid-staat die het rijbewijs afgeeft - betreffende de administratie van het rijbewijs, bijvoorbeeld de datum waarop men het rijbewijs heeft behaald, of betreffende de verkeersveiligheid. In deze nieuwe rubriek zouden op verzoek van de houder ook gegevens vermeld kunnen worden die geen verband hou-
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/41
Farassino den met het rijbewijs, zoals bloedgroep, orgaandonorschap, nationaliteit van de houder, enzovoorts. De datum van inwerkingtreding van de onderhavige richtlijn blijft 1 juli 1996. De Raad heeft drie van de acht amendementen van de eerste lezing van het Europees Parlement overgenomen. De rapporteur stelt voor om niet alleen enkele amendementen van de eerste lezing te herstellen, maar ook bepaalde gedeelten die door de Raad gewijzigd waren ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel weer te wijzigen. Op de eerste plaats wordt in amendement 1 voorgesteld om onder de doelstellingen/voordelen van het nieuwe model rijbewijs van het type „betaalkaart" opnieuw de volgende voordelen op te nemen: flexibiliteit bij het gebruik, de rijbewijzen zijn beter beveiligd, en het risico op vervalsing is kleiner. In amendement 2 wordt opnieuw voorgesteld vermelding van de lid-staat die het rijbewijs afgeeft verplicht te stellen, terwijl dat volgens de Raad facultatief zou moeten zijn. Amendement 3 is in feite een afgeslankte versie van het amendement van de Raad, omdat het eerste deel geschrapt wordt. Ik wil hierbij de notuleerafdeling verzoeken nota te nemen van het feit dat er een redactionele fout in de tekst van het amendement moet zijn geslopen, dat als volgt zou moeten luiden: „De vermelding „rijbewijs" in alle talen van de Gemeenschap, gedrukt in roze letters en op zodanige wijze dat deze de achtergrond van het rijbewijs vormen". Tot besluit worden met amendement 4 de lid-staten opnieuw verplicht gesteld geen extra belasting op het rijbewijs te heffen: je betaalt tenslotte al om het rijbewijs te krijgen, je betaalt al wegenbelasting en nog een hoop andere belastingen, en dan mag het mijns inziens niet zo zijn dat je ook nog eens een jaarlijkse belasting moet betalen. Schmidbauer (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel tot invoering van een Europees rijbewijs in de vorm van een geplastificeerde kaart van het type betaalkaart is op zich een zinvolle en voor alle betrokkenen praktische maatregel. Deze kaart zou eigenlijk het vrije verkeer van de Europese burgers moeten vergemakkelijken en de wederzijdse erkenning van het document bevorderen. Na het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te hebben gelezen, kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de Raad iedere vooruitgang in de richting van meer saamhorigheid in de Europese Unie stelselmatig wil verhinderen. In bijna ieder artikel komen de woorden „facultatief' of „niet-verplicht" voor. Deze op zich onschuldige woorden betekenen dat het telkens aan het goeddunken van de lid-staat wordt overgelaten of er iets wordt gedaan en, zo ja, wat er wordt gedaan. Een richtlijn moet evenwel het kader voor een nationale wet aangeven en mag van dit kader, met woorden zoals „facultatief' en „nietverplicht", geen rekbaar gummi-omhulsel maken. Het gemeenschappelijk standpunt is een prachtig voorbeeld van het onvermogen van de Raad een echt gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Alleen als het erom gaat geen rekening te houden met voorstellen van het Parlement, lijkt er opeens een groot potentieel tot overeenstemming in de Raad aanwezig te zijn. De door de Commissie voorgestelde facultatieve - nogmaals, facultatieve - invoering van een microchip op de kaart werd ook verworpen en door de invoering van een lege ruimte op de kaart vervangen. Het voorstel om een
rijbewijs van het type betaalkaart in te voeren, werd echter juist gedaan om eventueel gecontroleerd gebruik te maken van toekomstige informatietechnologieën. Nu heeft de Raad zich met zijn besluit meer administratieve rompslomp en hogere kosten op de hals gehaald, want als de onderhandelingen over de voorwaarden voor de invoering van de chips eenmaal rond zullen zijn, zullen de nieuwe rijbewijzen weer omgeruild moeten worden. Merkwaardigerwijs heeft de Raad, de Duitse minister van Vervoer op kop, zogezegd om administratief werk en kosten te besparen de geldigheidsduur van tien jaar verworpen en volledig vrij gelaten. Ik vraag mij af hoe op die manier de Europese wederzijdse erkenning moet functioneren. Als, bijvoorbeeld, een Duitse met een kaart van onbepaalde duur naar een andere lid-staat verhuist waar er wel een tijdslimiet bestaat, dan kan niemand mij wijsmaken dat haar rijbewijs daar zal worden erkend. In het slechtste geval moet zo'n probleem dan voor het Europees Hof van Justitie worden geregeld. Ik ben van mening dat de benaming ,Europees rijbewijs" etikettenzwendel is. De Commissie vervoer en toerisme heeft besloten voor de tweede lezing vier amendementen in te dienen, die de steun van mijn fractie krijgen. De richtlijn moet immers op 1 juli eerstkomend van kracht worden. Wij, als Parlement, willen geen bijkomend uitstel, want de invoering van het betaalkaartformaat wordt door de Duitse regering, bijvoorbeeld, nu al gebruikt als excuus om de richtlijn van 1991 niet binnen de gestelde termijn om te zetten. De Duitse regering wil immers nog wachten tot de geplastificeerde kaart er is. Koch (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik juich het voorstel van de Commissie toe om de lid-staten vanaf 1 juli 1996 de kans te geven een gemeenschappelijk model van rijbewijs in de vorm van een document in betaalkaartformaat, als alternatief voor het papieren model, in te voeren. Een dergelijk document is, ten eerste, een voorwaarde voor Europawijde begrijpelijkheid en wederzijdse erkenning van de nationale rijbewijzen, dus voor meer veiligheid voor de burgers. Ten tweede, het vergemakkelijkt de noodzakelijk wordende controles en draagt bijgevolg ook bij tot de verkeersveiligheid. Ten derde, het waarborgt de mogelijkheid van een flexibele toepassing en verkleint tegelijkertijd het vervalsingsrisico. Ten vierde, het beantwoordt aan de huidige drang van velen naar effectiviteit en efficiëntie, doelmatigheid en flexibiliteit bij het gebruik van dingen en in de omgang met instanties en instellingen. Juist daarom verwacht ik dat veel lid-staten heel spoedig gebruik zullen maken van deze mogelijkheid tot het invoeren van een dergelijk rijbewijs, hoewel het helaas niet bindend is voorgeschreven. De Raad zou ik willen feliciteren omdat hij met het Parlement heeft besloten het voorstel van de Commissie betreffende de limiet van tien jaar voor de administratieve geldigheidsduur niet over te nemen. Dit besluit geeft de lidstaten die het Europees rijbewijs invoeren de mogelijkheid zelf te beslissen over de geldigheidsduur van de weliswaar naar Europees model uitgegeven, maar toch nog altijd nationale rijbewijzen. Daarbij wordt door de Fractie van de Europese Volkspartij niet alleen voor een veel langere, maar zelfs voor een onbeperkte geldigheidsduur geopteerd. Dit helpt geld besparen en de bureaucratische rompslomp tot een minimum beperken. De invoering van een bijzondere ruimte waar het
Nr. 4-483/42
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Koch land dat het rijbewijs afgeeft, niet-verplichte informatie kan vermelden, komt tegemoet aan de wens van het Parlement. Er moet evenwel streng de hand worden gehouden aan het vereiste dat bij de vermelding van gegevens van medische aard, zoals bloedgroep, allergieën en dergelijke, alsmede de aanduiding orgaandonor, altijd een schriftelijke toestemming van de houder nodig is. Door de mogelijke opneming van streepjescodes en nationale symbolen, die natuurlijk geen afbreuk mogen doen aan de begrijpelijkheid en de wederzijdse erkenning, wordt rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de lidstaten. Moge ook dit tot een spoedige omzetting bijdragen. Ik stel voor dat wij de heer Farassino met zijn verslag steunen. Järvilahti (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, we moeten wel streng zijn, omdat we niet kunnen toelaten dat de lid-staten een jaarlijkse belasting gaan heffen op rijbewijzen. Tevens ben ik het met de heer Farassino eens, dat er in de richtlijn ook een verwijzing naar de grotere flexibiliteit bij het gebruik van het rijbewijs en het voorkomen van vervalsingen moet worden opgenomen. Ook zou het goed zijn om op het rijbewijs aan te geven of men organen wil afstaan. Ik heb nooit begrepen waarom het rijbewijs zou moeten fungeren als een gecentraliseerde controle in de vorm van een strafpuntensysteem. Verder zou ook het beperken van de geldigheidsduur tot tien jaar de bureaucratie onnodig vergroten. De bepaling in de richtlijn dat vrachtwagenchauffeurs die een bril dragen per 1 juli hun rijbewijs moeten inleveren heeft in Finland uiterst grote verbazing gewekt. Het gebruik van een bril of contactlenzen van + of - 4 heeft tegenwoordig geen enkele invloed meer op de manier waarop ze hun werk doen. Verziendheid komt onder beroepschauffeurs verhoudingsgewijs meer voor dan in andere beroepsgroepen. Ik zou de commissaris willen vragen hoe hij deze fout denkt te herstellen. Het Parlement moet met de andere instellingen op korte termijn overleg voeren om de richtlijn op dit punt te verbeteren. Morris (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, daar wij mogen verwachten dat steeds meer mensen vrijer gaan rondreizen in de Europese Unie, juichen mijn fractie en ik het toe dat de rijbewijzen worden geharmoniseerd. Dit voorstel van de Commissie, met de verstandige amendementen van de rapporteur, brengt het harmonisatieproces een stap verder door de verplichte invoering van een gemeenschappelijk coderingssysteem voor de voorwaarden waaronder iemand een motorrijtuig mag besturen. In de Europese Unie is de wederzijdse erkenning van rijbewijzen nu al enige tijd van kracht. Dat betekent echter niet dat iedere politieagent in iedere lidstaat, als hij die rijbewijzen controleert, heel goed begrijpt wat daarop wordt medegedeeld of geschreven staat. De nieuwe rijbewijzen zullen bewerkstelligen dat politieagenten voortaan de daarin vervatte informatie kunnen beoordelen en begrijpen. Deze rijbewijzen zullen zeker nuttig zijn voor de verkeersveiligheid. Zij zullen de burgers van de Europese Unie ongetwijfeld beter doen beseffen dat zij het recht hebben zich vrij te bewegen en gehandicapte bestuurders zullen er stellig ook bij gebaat zijn. Het rijbewijs bevat bovendien een microchip en die heeft de meeste discussies veroorzaakt onder de leden. Behalve het in code opnemen van de voorwaarden waaronder de houder mag rijden, zou de microchip, zoals reeds gezegd,
ook nuttige informatie over de bereidheid om organen af te staan of medische gegevens en behoeften van de bestuurder zelf kunnen opslaan. Ik kan mij indenken, en heb er begrip voor, dat bepaalde mensen misschien de vrees besluipt dat deze kaart heimelijk als identiteitsbewijs gebruikt gaat worden. Om dat gevaar te keren, hebben de rapporteur en de Commissie ingestemd met de oprichting van een speciale werkgroep, die de vertrouwelij kheids- en veiligheidsaspecten van de invoering van microprocessoren zal bestuderen. Ondertussen juich ik het verslag van de rapporteur zeker toe, in de hoop dat de Commissie dit verslag volledig zal steunen. Ik hoop ook dat meer mensen - zelfs mensen van het eiland van het Verenigd Koninkrijk, die de gewoonte hebben aan de verkeerde kant van de weg te rijden - nog verder het vasteland van Europa op zullen rijden: Grosch (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad tot wijziging van de richtlijn betreffende het rijbewijs is al rekening gehouden met belangrijke voorstellen van het Europees Parlement, wat ons verheugt, hoewel we het hadden toegejuicht als enkele facultatieve bepalingen door bindende bepalingen waren vervangen. Laten wij dit voorstel derhalve beschouwen als een eerste, maar wellicht niet laatste stap in de goede richting. Rijbewijzen maken bovendien ook deel uit van het dagelijkse leven van de burger. Daarom is het in onze ogen belangrijk dat de rijbewijzen naast een harmonisatie ook een verbetering van de controle, respectievelijk de veiligheid, met zich brengen, dat er eventueel ook informatie op wordt vermeld die in acute situaties zelfs van levensbelang kan zijn. Wij hopen dus dat alle lid-staten het eens zullen worden over een gezond compromis tussen gegevensbescherming en informatie die tot de algemene veiligheid en de veiligheid van het individu bijdragen. Van de amendementen lijkt mij het vierde het belangrijkst, omdat het tot doel heeft te voorkomen dat de lid-staten een jaarlijkse belasting heffen. Mocht dit amendement niet worden aangenomen, dan zou het gevaar bestaan dat het Europees rijbewijs tot op zekere hoogte werd misbruikt om nieuwe autobelastingen te heffen, die bovendien van land tot land zouden kunnen verschillen. In dat geval zou het positieve effect van deze stap naar het Europees rijbewijs, naar mijn mening, volledig teniet worden gedaan door nadelen. Wij zouden het voorstel van de heer Farassino dan ook willen steunen en wij hopen dat hier in het Parlement een meerderheid voor het voorstel, met inbegrip van alle amendementen, zal zijn. Farthofer (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ongeacht de nog omstreden punten vind ik toch dat wij al bij al tevreden kunnen zijn met het geleverde werk. De Commissie heeft met haar nieuwe betaalkaartmodel een toekomstgericht voorstel gedaan. Het is een geslaagd compromis tussen harmonisatie en inachtneming van de bijzondere omstandigheden in de diverse lid-staten. Iedere EU-burger die langer dan drie maanden in een andere lid-staat woont, zal de voordelen van deze richtlijn weten te waarderen. De lid-staten kunnen nu te gelegener tijd van het papieren model op het betaalkaartmodel overschakelen, maar altijd met de zekerheid dat de nodige interoperabiliteit van dit rijbewijs van het type betaalkaart in alle lid-staten is gewaarborgd. Uit het oogpunt van ons Parlement kunnen wij er echter ook op wijzen dat resultaten van ons werk ten
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/43
Farthofer dele in het gemeenschappelijk standpunt terug te vinden zijn. Zo kunnen houders van een rijbewijs desgewenst hun bloedgroep en allergieën aangeven en zich vrijwillig bereid verklaren organen af te staan. Iedereen die zich de eerste lezing in het Parlement nog herinnert, weet dat zelfs deze eis van het gezond verstand niet bij alle afgevaardigden onomstreden was. Ik hoop dan ook dat vandaag iedereen in de eerste plaats zal denken aan snelle eerste hulp en niemand het te ernstige thema van de gegevensbescherming zal misbruiken om paniek te zaaien. Van Miert, lid van de Commissie. - Mijnheer de Voorzitter, laten wij beginnen met de rapporteur, de heer Farassino hartelijk te feliciteren met zijn verslag. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat wij deze aangelegenheid hier in.het Parlement bespreken, maar wij staan nu inderdaad dicht bij een volgende pas in de goede richting. Ik constateer met genoegen dat in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de door het Parlement bij de eerste lezing aangenomen amendementen zijn verwerkt die destijds door de Commissie al waren overgenomen en goedgekeurd. Bijgevolg zullen de lid-staten in een speciaal daarvoor bestemd vak de gegevens kunnen toevoegen die geen verband houden met de administratie van de rijbewijzen of het beheer van de verkeersveiligheid mits de houder daarvoor schriftelijk toestemming geeft. Ik heb nog gemerkt in de tussenkomst van sommige leden dat zij natuurlijk enige terughoudendheid aan de dag leggen voor dat soort informatie, maar vandaar deze garantie dat het slechts mits schriftelijke toestemming kan gebeuren. Door deze regeling zal het rijbewijs zelfs als identiteitskaart kunnen worden gebruikt maar alleen, ik zeg het nogmaals, indien de houder daarmee instemt. Ik wijs er evenwel op dat in het gemeenschappelijk standpunt uitdrukkelijk wordt vermeld dat deze toevoegingen op geen enkele wijze verandering brengen in het gebruik van het nieuwe model als rijbewijs. Zoals de geachte parlementsleden bekend is moet op de kaart speciaal ruimte worden gereserveerd met het oog op de mogelijke invoering in de toekomst van een microchip of vergelijkbare elektronische schakeling. De Commissie is voornemens een werkgroep op te richten die dit vraagstuk moet bestuderen en in het licht van de conclusies daarvan zullen wij overwegen of wij al dan niet een formeel voorstel zullen indienen. Ik hoop dat hierdoor de ongerustheid wordt weggenomen die bij vele parlementsleden bij de eerste lezing onder meer tot uiting is gekomen. Een ander omstreden punt bij de bespreking was de door de Commissie voorgestelde administratieve geldigheidsduur van tien jaar. Zoals een kleine meerderheid in dit Parlement betreur ik dat de Raad unaniem desbetreffende bepaling heeft geschrapt. Maar ik dank het Parlement voor de steun die het in de eerste lezing aan de Commissie heeft verleend. Wat betreft de bij deze tweede lezing ingediende amendementen moet ik de geachte parlementsleden meedelen dat de Commissie niet daarop kan ingaan. Drie van de vier door de vervoerscommissie voorgelegde amendementen zijn immers identiek met reeds bij de eerste lezing ingediende amendementen waarvan de Commissie ook toen reeds heeft gezegd dat zij ze niet kon hernemen. De Commissie heeft bij die gelegenheid de redenen ook toegelicht en ik ben graag bereid om dat nog eens snel over te doen.
Amendement 2 dat inhoudt dat de volledige naam van de lid-staat die het rijbewijs afgeeft moet worden afgedrukt, wijkt af van de bestaande bepalingen voor het papieren rijbewijs waarvoor de vermelding van de lid-staat facultatief is. Het vermelden van de lid-staat is hoe dan ook reeds verplicht aangezien de beginletters van het land op een zijde van de kaart moeten worden gedrukt. Amendement 3 beoogt de vermelding van de woorden „model van de Europese Gemeenschap" op het rijbewijs te doen vervallen. Het is echter zo dat door deze vermelding de wederzijdse erkenning van de rijbewijzen wordt bevestigd. Vandaar dat wij ook dit amendement niet kunnen hernemen. Het onderwerp van amendement 4, namelijk de afgiftekosten, behoort zoals de geachte parlementsleden bekend is tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Hier kan ik helaas geen ander antwoord geven aan het geachte parlementslid dat meer bepaald op dit punt is tussengekomen. Amendement 1 is weliswaar nieuw, maar geloof ik voorbarig. Ik kan natuurlijk volledig onderschrijven dat het aanbrengen van een microchip op het rijbewijs mogelijkheden biedt voor een grotere gebruiksflexibiliteit, meer veiligheid en een vermindering van de fraudegevoeligheid. Dit amendement kan echter niet in de tekst worden opgenomen omdat daarmee vooruitgelopen zou worden op de conclusies van de werkgroep die de Commissie zal oprichten met als taak verslag uit te brengen over de gevolgen van het aanbrengen van een microchip of een vergelijkbare schakeling op het rijbewijs. Dat zal verder worden behandeld, maar alles op z'n tijd. Tot besluit zou ik de heer Farassino en zijn collega's van de vervoerscommissie nog eens willen danken. Ik hoop dat nu snel de hele zaak voor elkaar komt, zelfs als er hier en daar nog een vraagteken bij wordt geplaatst door de geachte parlementsleden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 12. Vervoer over de binnenwateren De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A40096/96), namens de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de verordening van de Raad tot vaststelling van de gemeenschappelijke voorschriften voor het vervoer van goederen en personen over de binnenwateren tussen de lidstaten, om voor dit vervoer het vrij verrichten van diensten te verzekeren. Le Rachinel (NI), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, in mijn verslag behandel ik een ontwerp-verordening van de Raad betreffende het vrij verrichten van diensten voor het vervoer van goederen of personen. Het is de bedoeling dat er juridische garanties worden gegeven voor de vrije toegang van de vervoersondernemingen van de lid-staten van de Gemeenschap tot het vervoer over de binnenwateren. De Commissie is van mening dat de toetreding van Oostenrijk de aanneming van nieuwe voorschriften noodzakelijk heeft gemaakt. Oostenrijk heeft namelijk bilaterale overeenkomsten gesloten met Duitsland en Nederland,
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/44
5.6.96
Le Rachinel waardoor de toegang van de vervoersondernemingen van andere lid-staten tot de markt van het internationale vervoer over de binnenwateren wordt bemoeilijkt. Deze bilaterale overeenkomsten zijn dus niet verenigbaar met het beginsel van het vrij verrichten van diensten. Bovendien is hierdoor sprake van discriminatie op grond van nationaliteit. Welnu, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 22 mei 1985, inzake de binnenvaartsector, al bepaald dat de Raad de toegang tot de markt van het vervoer over de binnenwateren binnen een redelijke termijn moest vrijwaren tegen iedere vorm van discriminatie op grond van nationaliteit. De toetreding van Oostenrijk tot de Europese Unie is daar een goede gelegenheid voor. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie werd door het Parlement in eerste lezing niet-geamendeerd goedgekeurd. Het gemeenschappelijk standpunt vertoont slechts een aantal kleine, voornamelijk redactionele wijzigingen, waarbij echter wel wordt onderstreept dat de eigenaar van een voor vervoer tussen en via de lid-staten gebruikt schip onderdaan moet zijn van een lid-staat en in een van de lid-staten moet zijn gevestigd. Ik ben het hier volledig mee eens. De Commissie vervoer en toerisme heeft dit voorstel dus in tweede lezing met algemene stemmen aangenomen. Ik heb de ëer dit verslag, dat geen grote moeilijkheden oplevert, vandaag ter stemming aan onze Vergadering voor te leggen. Van Miert, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil uw Vergadering en met name de rapporteur bedanken voor de bijzonder positieve reactie op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad op basis van het voorstel van de Commissie. De Commissie heeft, zoals zij in haar mededeling aan het Parlement van 7 maart jongstleden heeft aangegeven, het kleine aantal door de Raad in haar voorstel aangebrachte wijzigingen aanvaard, omdat deze wijzigingen in werkelijkheid niets veranderen aan het nagestreefde doel. Deze doelstelling is, zoals de rapporteur zojuist heeft aangegeven, het vrij verrichten van diensten te verzekeren voor de vervoersbetrekkingen tussen de lid-staten. Door het vrij verrichten van diensten krijgen de ondernemingen van de Gemeenschap voor vervoer over de binnenwateren vrije toegang tot al het intracommunautaire verkeer, zonder dat er discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats plaatsvindt. Dit lijkt mij een belangrijke stap in de richting van een op communautair niveau geïntegreerde markt voor het vervoer over de binnenwateren. Ik wil de rapporteur en het Parlement nogmaals bedanken voor hun grote steun. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 13. Groenboek over innovatie De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A4-0165/96) van de heer Argyros, namens de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, over het Groenboek over innovatie.
Argyros (PPE), rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, mevrouw de commissaris, het debat van vandaag over het Groenboek over innovatie komt op het juiste moment, en ik hoop dat het de Commissie, de lid-staten en ook de Europese industrie zal helpen hun prioriteiten vast te stellen. We hebben hier in deze zaal dikwijls gepraat over concurrentievermogen, ontwikkeling en werkgelegenheid, maar we hebben het er nog bijna nooit over gehad hoe belangrijk innovatie eigenlijk wel is voor het bereiken van deze drie doelstellingen. Een innovatiebeleid wordt dan ook voor de volgende uitdagingen geplaatst: ten eerste, het belang van innovatie voor de welvaart onderstrepen; ten tweede, de introductie van produkten en procedures op de markt ondersteunen, door hun economische kansen in de beginfase van een innoverende investering te verbeteren; ten derde, innoverende activiteiten via het fiscaal beleid belonen, en ten vierde, ervoor zorgen dat de regelgeving en de administratieve situatie innovatie in de hand werken. Overigens wil ik u even op twee simpele feiten wijzen: ten eerste, onderzoek en technologie zijn niet synoniem met innovatie, en ten tweede, een succesvolle innovatie betekent boven alles succes op de markt. Als het onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid van de Unie relevant en efficiënt wil zijn, moet het niet proberen de technologische prioriteiten van de industrie aan te geven, want die opereert op wereldmarkten die in hoog tempo veranderen. Het'moet ook geen verkapte vorm van overheidssteun zijn voor sectoren die op deze markten niet concurrerend kunnen zijn. En als laatste moeten we ook niet van de misvatting uitgaan dat innovatie het resultaat is van een rechtlijnige ontwikkeling op het gebied van onderzoek en technologie; het is dus niet zo dat als we maar meer geld aan fundamenteel onderzoek uitgeven, we per definitie ook meer technologische produkten zullen maken, die op hun beurt weer tot een grotere innovatie zullen leiden. Innovatie verloopt heel wat grilliger, en we moeten ons in de Europese Unie afvragen of in de huidige beleidsvormen en structuren voor onderzoek en ontwikkeling een actuele opvatting over dit onderwerp terug te vinden is. De commissie onderzoek en technologie is van mening dat dit beleid meer nadruk moet leggen op de verspreiding van technische en wetenschappelijke kennis, en moet proberen de technologieën in de gehele Europese Unie toegankelijk, relevant en exploitabel te maken. Een strategie voor de verspreiding van resultaten moet dan ook gericht zijn op wetenschappelijke programma's die interdisciplinair, toepassingsgericht en op netwerken gebaseerd zijn. Er moeten regionale netwerken van nietindustriële en industriële instellingen worden opgezet, en er moeten tastbare doelstellingen worden geformuleerd die ervoor kunnen zorgen dat de samenleving bij het OTO-proces wordt betrokken. In dit verband verdienen drie actielijnen van de Commissievoorstellen de bijzondere aandacht: Ten eerste, ondersteuning van de innovatie in het middenen kleinbedrijf, waarbij het onderzoeksbeleid de behoeften, maar ook de capaciteiten van het midden- en kleinbedrijf in acht moet nemen wat betreft het uitvoeren van technologische programma's; daarbij moeten netwerken worden opgezet die deze bedrijven kunnen helpen en die de betrekkingen tussen het INNOVATIE-programma en de nationale programma's kunnen verbeteren.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/45
Argyros De tweede actielijn is bevordering van de mobiliteit van onderzoekers, als belangrijk middel om innovatie te verspreiden; hiertoe moeten betrekkingen worden aangegaan tussen het INNOVATIE-programma en activiteit 4 van het vierde kaderprogramma. Deze actielijn moet meer industriële onderzoekslaboratoria bij zijn vierde activait betrekken. De derde actielijn die bijzonder aandacht verdient is verbetering van de financiering van innoverende activiteiten; dit is strikt genomen geen zaak van de overheid, en het valt ook niet onder het onderzoeksbeleid. Het is veeleer een zaak voor investeerders en de bedrijven zelf; deze problemen zijn vooral geworteld in de voorzichtigheid van de institutionele beleggers, de structuur van de belastingsystemen en het gebrek aan technische expertise. Wat de ondersteuning van innoverende activiteiten betreft is de investeringsstructuur van de Europese Unie echter dermate onderontwikkeld, dat het een belangrijk onderdeel van het beleid van de Unie vormt. Een van de zwakste kanten van Europa is de overdracht van de resultaten van technologisch onderzoek en knowhow op commerciële activiteiten, hetgeen vooral te wijten is aan de ondoeltreffende financieringsstructuur. Het INNOVATIEprogramma biedt hiervoor soelaas door de vorming van een doeltreffender structuur, maar de behoefte aan een meer gestructureerde en systematische actie van de kant van de Commissie blijft aanwezig, met als doel de verbetering van de financieringssector. Misschien zou de Commissie er goed aan doen zich op alternatieve oplossingen te bezinnen om de financieringssituatie te verbeteren, bijvoorbeeld de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's koppelen aan financieringsinitiatieven; Europese overheidsbedrijven via overheidscontracten interesseren voor innovatie, en activiteiten ondersteunen waarmee wetenschappelijk onderzoek in commerciële modellen wordt veranderd en onderzoekers in ondernemers. Als de Unie deze actie niet onderneemt, zullen haar activiteiten volgens mij mislukken. Tot besluit, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog benadrukken dat innovatie niet zozeer afhangt van de financiering van de onderzoeksprogramma's in de zogeheten „strategische sectoren", maar veel meer van een dynamische, uniforme markt in een volkomen doorzichtig regelgevend en normatief kader. Het onderzoeks- en technologisch beleid van de Unie kan mijns inziens pas doeltreffend zijn als de samenwerking en coördinatie wordt bevorderd vanuit een geïntegreerde strategische verspreiding van de onderzoeks- en technologische resultaten. Watson (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid. (EN) Ik wil om te beginnen de heer Argyros complimenteren met zijn voortreffelijke verslag en het werk dat hij eraan besteed heeft. Het strekt dit Parlement tot eer. Miljoenen jaren geleden stierven de dinosaurussen uit, omdat zij zich niet snel genoeg konden aanpassen aan een veranderende wereld. Vandaag wacht de Europese industrie hetzelfde lot, als wij onze bondgenoot niet tot verandering kunnen bewegen. Innovatie is de levensader van de nieuwe wereldeconomie en onze enige hoop op overleving in een vijandige economische omgeving. Het door de Europese Commissie geschetste beeld van de situatie is echter niet al te rooskleurig. De Europese Unie blijft onmiskenbaar achter bij haar
belangrijkste concurrenten op bijna alle gebieden: onderzoek en ontwikkeling, verspreiding van informatie, de houding ten opzichte van de opleiding, het bedrij fsklimaat etc. Het beeld wordt nog somberder gemaakt door de houding van lid-staten als mijn eigen land, waar innovatie geofferd wordt op het altaar van het korte-termijndenken. Wegens het ontbreken van een planning op de lange termijn en het geobsedeerd zijn door dividendbetalingen aan aandeelhouders, is innovatie op een nogal lage plaats op de prioriteitenlijst blijven staan. De rol van Europa bij het verhelpen van deze kwaal is strikt beperkt, maar daarom moeten wij ervoor zorgen dat wij datgene wat wij doen, goed doen. Bovenal moeten wij de kloof overbruggen tussen wetenschap en bedrijfsleven, niet alleen wat de verspreiding van informatie betreft, maar ook door een goed functionerend partnerschap te vormen tussen innovators en de industrie. Deze twee zijn niet eikaars tegenpool. Zij moeten de kruisen muntzijde van een en dezelfde munt zijn. De verwezenlijking daarvan begint op het meest fundamentele niveau. Wij moeten in alle hoeken van de samenleving een milieu creëren dat gunstig is voor wetenschap en innovatie: zoveel mogelijk profijt trekken uit het wetenschappelijk onderwijs aan onze kinderen, zorgen voor een betere aansluiting tussen scholen en de arbeidsplaats, 1996 aanwijzen als het Europees Jaar voor leren tijdens de gehele loop van het leven, betere onderzoekfaciliteiten voor academici tot stand brengen, onderzoek en innovatie financieel stimuleren en wetenschappelijk nieuws toegankelijk maken voor de leek. Dat zijn de fundamenten voor een op innovatie gebaseerde samenleving en industrie. De voorstellen en aanbevelingen van de Commissie in dit verslag zouden dat proces op gang kunnen brengen. Met name door de oprichting van een sectorale „task force", vormen zij een basis om wetenschap en industrie samen te brengen in een doelgericht team. Zij laten ook zien dat wordt afgestapt van de traditionele, op subsidies berustende aanpak. Onze taak moet zijn ervoor te zorgen dat de lid-staten een even grote vastberadenheid tonen om hun deel van de overeenkomst na te komen. Actie in Europa is geen excuus voor een zelfvoldane houding in eigen land. Andersson (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de rapporteur, de heer Argyros, te bedanken voor zijn buitengewoon goede verslag, en hem ervoor te bedanken dat hij in grote mate rekening heeft gehouden met de standpunten die wij in de Commissie sociale zaken hadden. Ik zal aandacht schenken aan de sociale vraagstukken. Er is een tweerichtingsverkeer tussen de maatschappij en innovatie. Aan de ene kant speelt de organisatie van de maatschappij een grote rol bij de vraag of innovatie überhaupt tot stand komt. Aan de andere kant kan innovatie op zich de maatschappij wijzigen. Zo was dat tot nu toe. Innovatie is van groot belang geweest voor de behandeling van ziektes, voor de levensomstandigheden voor gehandicapten, voor het schoner maken van het milieu, voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van mensen die in de productie werkzaam zijn en voor het scheppen van werkgelegenheid in dunbevolkte gebieden. Zij kan ook in de toekomst een grote rol spelen. Een vraag die mij vaak wordt gesteld, is: „Schept innovatie nieuwe banen?". Ik pleeg dan te antwoorden: „Dat hangt
Nr. 4-483/46
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Andersson ervan af hoe men de zaak bekijkt, op de korte termijn of op de lange termijn, in groter verband of in kleiner verband". In kleiner verband en op korte termijn kan innovatie er op een beperkt terrein natuurlijk toe leiden dat er minder arbeidsplaatsen komen. Maar de geschiedenis wijst uit dat de samenlevingen die openstonden voor innovatie, altijd goed konden concurreren en overleven en werkgelegenheid konden scheppen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat een samenleving die innovatie steunt, ook werkgelegenheid schept. Opleiding is belangrijk, eveneens naar twee kanten, omdat een maatschappij met een hoog opleidingsniveau ook meer innovatie veroorzaakt, terwijl tegelijkertijd de innovatie op zich een hoog opleidingsniveau teweegbrengt - bijvoorbeeld leiden de informatiemaatschappij en dergelijke tot een hoog opleidingsniveau. Ten slotte iets over de ondernemingen en de werknemers. Af en toe wordt gezegd dat de werknemers en medezeggenschap voor werknemers een belasting voor de onderneming zijn. Wat innovatie betreft, is dat absoluut niet zo. In ondernemingen waar de werknemers grote invloed en veel medezeggenschap hebben, is het veel makkelijker om een klimaat te scheppen waarin innovatie door te voeren is. Daarom zijn medezeggenschap en invloed van de werknemers enorm belangrijk in een samenleving die innovatief wil zijn. Adam (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten het feit onder ogen zien dat de concurrentiepositie van de Gemeenschap ten opzichte van Japan en de Verenigde Staten achteruitgaat en niet vooruit. Wij moeten ook onder ogen zien dat er duidelijke bewijzen zijn dat niet een falend onderzoekbeleid het probleem is, maar het niet toepassen van onderzoekresultaten op produkten en processen. Dat is voor ons in de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie geen beoordeling die iets nieuws inhoudt. Wij zijn ons daar al enige tijd van bewust en wij kunnen zelfs stellen dat het op innovatie gerichte gedeelte van het kaderprogramma vooral op aandringen van het Parlement de laatste jaren in belang is toegenomen. In feite vormt innovatie, zoals wij weten, binnen het lopende vierde kaderprogramma een volwaardig op zichzelf staand programma. Het Groenboek van de Commissie is een welkom document. Het erkent de noodzaak van nieuwe denkwijzen om het innovatieproces te stimuleren. Wij wachten thans op voorstellen voor actie op communautair niveau, als resultaat van het overlegproces dat het Groenboek op gang heeft gebracht. Ik wil de rapporteur, de heer Argyros, complimenteren met de kwaliteit van zijn verslag en de zeer krachtige pogingen die hij in het werk heeft gesteld om volledig rekening te houden met de adviezen van de andere commissies, zoals de heer Andersson ook heeft erkend. De rapporteur heeft zich vervolgens de moeite getroost om de resolutie scherper te formuleren, teneinde haar doelgerichter te maken, en die versie is door onze commissie met algemene stemmen goedgekeurd. Om die reden is de Socialistische Fractie het volkomen eens met de resolutie en wij zullen tegen alle amendementen stemmen. De bijdrage die onderzoek en ontwikkeling in de komende twintig jaar aan de economische groei en de werkgelegenheid in de Gemeenschap zal leveren, is in geringe mate
afhankelijk van onderzoek en ontwikkeling in de toekomst. Die bijdrage zal afhangen van de exploitatie van het werk dat reeds gedaan is. In de loop der jaren heeft het communautair onderzoek een groot ideeënreservoir. gevormd. Het is nu onze taak ervoor te zorgen dat die kennis ieder producerend en dienstverlenend bedrijf bereikt. Produktieprocessen en activiteiten op het gebied van dienstverlening moeten ontleed en geanalyseerd worden om verbeteringsmethoden te vinden. Dat is de ontwikkeling die wij moeten stimuleren. Het is werkelijk een enorme uitdaging voor de informatiemaatschappij. Acties op communautair niveau zullen geen enkel nut hebben, als er geen krachtige verbinding wordt gelegd met regionale en lokale technologie- en innovatiecentra. De lid-staten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de bevordering van deze centra en, waar mogelijk, moet gebruik gemaakt worden van de structuur- en cohesiefondsen van de Gemeenschap om hen te steunen. Het ene geweldige idee zal onze problemen niet oplossen. De toepassing van een groot aantal kleine verbeteringen zal dat waarschijnlijk wel doen. Door dit verslag te steunen, verzoekt de Socialistische Fractie de Commissie om de in de resolutie en de toelichting geformuleerde ideeën op te nemen in het actieplan, dat wij met grote belangstelling tegemoet zien. Quisthoudt-Rowohl (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit werk, het Groenboek over innovatie, waarvoor ik de Commissie zeer dankbaar ben, beschouw ik ook als een belangrijke bijdrage tot de dringende en intensieve discussie over het behoud en het garanderen van arbeidsplaatsen. Dit probleem is momenteel het centrale aandachtspunt in de Europese Unie. Arbeidsplaatsen zullen echter alleen maar gewaarborgd zijn, als wij ons in de technologieën van morgen een vaste plaats aan de top verzekeren. Daartoe zijn naar mijn mening drie punten uit het Groenboek van bijzonder belang. Ten eerste, exploitatie en verspreiding van resultaten. Het proces dat wij soms wat globaal als technologietransfer omschrijven, vertoont nog altijd tekortkomingen op veel gebieden, zelfs daar waar zoals in de biotechnologie - de grenzen tussen fundamenteel onderzoek en produktontwikkeling zeer vaag en onduidelijk zijn. Daarom eisen wij meer samenwerking tussen het INNOVATIE-programma en de specifieke onderzoeksprogramma's en het horizontale beleid van de Commissie met het oog op de verspreiding van de resultaten, alsook het opzetten van een methodologie, met de medewerking van alle met de verspreiding en exploitatie van onderzoeksresultaten belaste diensten, zowel bij horizontale als bij verticale maatregelen, om modellen voor een snellere omzetting van resultaten in marktrijpe produkten aan te geven. Vanzelfsprekend is het daarnaast ook nodig onderzoeksresultaten voor het brede publiek aanschouwelijk en begrijpelijk voor te stellen, alsmede een cultuur van de techniek in de hand te werken. Ik besef wel dat deze twee eisen niet centraal gestuurd kunnen worden, maar om zo te zeggen van beneden moeten komen en met name op school moeten beginnen. Ten tweede, wij hebben in de Europese Unie vijftien lid-staten die hun onderzoeksbeleid grotendeels naast elkaar formuleren. Om het innovatievermogen te verbeteren, is een betere samenwerking op nationaal niveau en op het niveau van de Unie noodzakelijk. Belangrijk is daarbij dat
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4483/47
QuisthoudtRowohl het gespannen evenwicht tussen twee factoren behouden blijft, namelijk de coördinatie van de activiteiten en van de steun enerzijds en de noodzakelijke concurrentie met het oog op betere oplossingen anderzijds. Deze noodzakelijke concurrentie betekent niet alleen dubbel werk en dubbele kosten, maar maakt ook creativiteit en ideeën voor de toekomst vrij, en die hebben wij nodig! Malerba (UPE). (ΓΓ) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Cresson, ik kan niet over technologische innovatie praten zonder de gebeurtenis te noemen die vandaag helaas voorpaginanieuws is: de teloorgang van Ariane V Juist op dit soort momenten, waarop het programma voor onder zoek en strategische ontwikkeling van de Unie een moei lijke fase doormaakt, moeten we de prioritaire doelstellin gen duidelijk voor ogen houden en niet buigen voor frustraties of emotionele kritiek. Dan nu het Groenboek van de Commissie over innovatie: ik vind dat daar heel veel waardevolle onderwerpen in staan die nader onderzocht moeten worden; voor een deel zijn het traditionele onderwerpen, en voor een ander deel vernieuwende. Traditioneel is inmiddels de analyse van de Europese achteruitgang op het terrein van de innovatie, het gebrek aan fiscale en financiële middelen om bedrijven op te zetten, met name afgezet tegen de Amerikaanse situatie, de gebrekkige integratie van overheidsonderzoek en indus trie, en de terreinen waar onzekerheid over de bescherming van de intellectuele eigendom heerst, de slechte coördinatie tussen de nationale en de communautaire beleidsvormen, en de geringe mobiliteit van de onderzoekers. Nieuw en sterk is echter dat in het Groenboek bedrijfsin novatie gelijkgesteld wordt met succes op de markt; naast erkenning van het achterliggende culturele probleem, is het succes van het moderne bedrijf gebaseerd op technologisch knowhow, knowhow op ondernemersgebied en een ver mogen tot leren. Daarom zijn de opkomende informatie netwerken voor het midden en kleinbedrijf ook zo nuttig om de dreigende uitdaging van de informatiemaatschappij de baas te kunnen. Ook de voorgaande Commissie heeft zich gebogen over de economische en commerciële mogelijkheden van de onder zoeksprojecten, en het vierde kaderprogramma is doorde semd van dit beginsel. De discussie over dit Groenboek richt zich echter nog meer op de relatie ondernemer/ onderzoek, door het experiment met de Task Forces in te voeren. Dankzij de dialoog tussen commissaris Cresson en de commissie onderzoek hebben wij nu eindelijk begrepen welke gedachte aan deze Task Forces ten grondslag ligt, en kunnen wij ons hier voor een groot deel ook in vinden; datzelfde geldt voor het overzichtschema, aan de hand waarvan de voor de Task Forces voorgestelde onderwerpen zijn vastgesteld: de begrijpelijkheid voor de publieke opinie, het vermogen op economisch en concurrentiege bied effecten te sorteren, de mogelijkheid een heilzame wisselwerking tot stand te brengen tussen mensen uit het bedrijfsleven en onderzoek, en dus het concept van Task Forces sterker maken voor toepassing in het vijfde kader programma. Deze aanpak heeft absoluut zijn verdienste, en ik weet zeker dat wij naar aanleiding van de herfinanciering van het vierde kaderprogramma de besprekingen en gedachten wisselingen met commissaris Cresson zullen voortzetten. Voor dit moment staan wij in ieder geval achter de inspanningen die de Commissie met het Groenboek doet.
Het spannende van het nieuwe mag ons echter niet afhou den van de meer traditionele, vertrouwde, maar toch noodzakelijke acties: ontwikkeling van een Europese ka pitaalmarkt voor de kleine bedrijven, vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten, en mobiliteit van de onderzoekers. Tot besluit wil ik de rapporteur nog feliciteren, omdat hij uit alle toevoegingen en suggesties een samenhangend, gezaghebbend verslag heeft weten op te stellen dat de opvattingen van het Europees Parlement respecteert; hij heeft zelfs een procedure bedacht die wij in de commissie onderzoek de „Argyrosprocedure" hebben genoemd. PlooijVan Gorsel (ELDR). Voorzitter, collega's, com missaris, graag wil ik de heer Argyros complimenteren met zijn verslag en hem danken voor de positieve wijze van samenwerking zowel binnen de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie als daar buiten. Dit heeft geresulteerd in een korte samenhangende resolutie. De belangrijkste boodschap van het Groenboek is dat de Europese Commissie in navolging van een aantal lidstaten technologiebeleid verbreedt naar innovatiebeleid. Op zich is het een leesbaar document met een goede analyse en actielijnen die hout lijken te snijden. De kop die er met de task force wordt opgezet is voor de liberale fractie soms onverklaarbaar. Een sterke bundeling van onderzoeksinspanningen is nood zakelijk. Dit mag echter niet leiden tot verkapte sector steun. Dat is voor liberalen zoiets als vloeken in de kerk. Het ontwikkelen van generieke technologieën die voor vele sectoren nuttig zijn, kan daadwerkelijk het concurrentie vermogen van de gehele Europese Unie vergroten. Ten tweede, de verdeling van bevoegdheden tussen natio nale overheden en de Europese overheid per actielijn is discutabel. Innovatiebeleid waaronder het technologiebe leid dient op nationaal niveau te worden ontwikkeld en uitgevoerd tenzij de probleem of schaalomvang van dien aard is dat het een aanpak op Europees niveau noodzakelijk maakt. H et innovatiebeleid voor het MKB lijkt bij uitstek een taak van de nationale overheid te zijn. Uiteraard kan en moet een en ander worden ingepast in het Europese innovatiebeleid gericht op grote ondernemingen, maar van de nationale overheid mag worden verwacht dat zij het beste op de hoogte is van de noden en behoeften van het lokale midden en kleinbedrijf. Ten derde, vernieuwing van de economie en van de economische structuur moet voor een belangrijk deel door het midden en kleinbedrijf wordt geïnitieerd. H et MKB moet dan ook bij het Europees innovatiebeleid volwaardig kunnen deelnemen en niet gehinderd worden door admini stratieve procedures die voor een klein bedrijf nu eenmaal sneller remmend werken dan voor een groot bedrijf. Daarbij is het MKB geen homogene groep van onderne mingen, maar een uiterst divers gezelschap. Een onder scheiden aanpak per doelgroep is gewenst. Ik ben dan ook blij dat mijn amendement ter zake is overgenomen. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat in het MKB één arbeidsjaar onderzoek en ontwikkeling tweemaal zoveel innovaties oplevert als in het grote bedrijfsleven. H et aantal innovaties dat succesvol op de markt wordt geïntroduceerd is echter bedroevend laag. H et slaagpercentage voor Eu ropa als geheel ligt slechts op 20 %. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de sterke gerichtheid op de techno
Nr. 4-483/48
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Plooij-Van Gorsel logische kanten van de innovatie en de verwaarlozing van de marktaspecten.
het gevaar lopen achterop te raken inzake deze belangrijke vraagstukken, uit angst voor vernieuwing en verandering.
Mijn fractie hoopt dat een fundamenteel andere aanpak van de innovatieproblematiek leidt tot een nieuw en effectief beleid met als doel ruim baan voor innovatieve ondernemingen en nieuwe werkgelegenheid.
Bovendien is risico-kapitaal voor de innovatoren absoluut noodzakelijk. Ik stel voor dat men het NASDAQ-model gebruikt om dit te bereiken. Mijn laatste amendement houdt in dat ook jongeren betrokken dienen te worden bij het Europese netwerk, terwijl de parlementaire commissie op dit moment alleen vrouwen voorstelt. Dank u.
Stenius-Kaukonen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, in het groenboek van de Commissie inzake innovatie wordt weliswaar gesteld dat het verband tussen innovatie en de maatschappij van groot belang is, maar in de uitgestippelde innovatiestrategie wordt niet ingegaan op de verhouding tussen innovatie- en milieubeleid en ook niet op de verhouding tussen innovatiebeleid en sociaal beleid en de arbeidsmarkt. In het verslag van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie heeft de heer Argyros goed rekening gehouden met de verklaringen inzake deze kwesties van met name de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming en de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid. Innovatie heeft natuurlijk veel positieve kanten, maar het spreekt in geen geval voor zich dat er ook positieve effecten op sociaal gebied optreden. Door middel van innovatie kunnen nieuwe banen en zelfs complete industriële sectoren worden geschapen, maar kan ook precies het tegenovergestelde gebeuren. Daarom moet het onderzoek naar de sociale implicaties ook deel uit gaan maken van het innovatiebeleid. Ook de werknerners moeten kunnen profiteren van een verhoogde produktiviteit door middel van innovatie, bijvoorbeeld door de arbeidstijden te verkorten of het werk te herverdelen. Ook is het belangrijk om te benadrukken, zoals de Commissie onderzoek ook doet, dat alleen in organisaties waarin de communicatie en participatie van de werknemers ver zijn ontwikkeld, op effectieve wijze gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die geboden worden door innovatie. Tenslotte wil ik onderstrepen dat het door de Commissie voorgestelde innovatiebeleid teveel de nadruk legt op de technologische kant. De EU moet vooral investeren in de sociale innovatie en de cultuurinnovatie, omdat deze gebieden van steeds groter belang worden voor het handhaven van een hoog welzijnsniveau en voor het creëren van werkgelegenheid. Holm (V). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de heer Argyros te bedanken voor zijn zeer goede verslag, dat ik in grote lijnen steun. Ik heb echter toch drie amendementen ingediend, aangezien ik van mening ben dat de heer Argyros een paar dingen heeft vergeten. Wij, de Fractie de Groenen, vinden het belangrijk om de voorwaarden te scheppen voor innovatie, wellicht niet zozeer om te wedijveren met de VS of Japan, maar als stap in de richting van de duurzame maatschappij met een milieuvriendelijk beleid. Het eerste amendement dat ik heb ingediend, gaat over milieubelastingen. Ik denk dat als de Unie een milieubelastinghervorming op het niveau van de Unie zou kunnen doorvoeren, dit vanzelfsprekend zal leiden tot een enorme toename van de innovatiegraad binnen de drie belangrijke sectoren milieu, energie en vervoer. Dit zijn drie gebieden waarop vandaag de dag in de lid-staten van de EU een grondige vernieuwing nodig is om de milieuproblemen, de groei en de werkloosheid op te lossen. De Unie mag niet
Heinisch (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, waarde collega's, innovatiebereidheid en innovatievermogen zijn van doorslaggevend belang om de toekomst van de economie en de samenleving in de hele Gemeenschap te verzekeren. Vooral Europa moet, als het zijn internationaal concurrentievermogen wil beschermen, niet alleen in zijn wetenschappelijke prestaties, maar ook bij de concrete en brede toepassing van nieuwe technologieën mee aan de top blijven staan. Ik zet mij enerzijds in voor meer steun voor STOA. Dat vind ik een heel belangrijk punt, want het inschatten van de gevolgen van de techniek draagt bij tot de uitbreiding van het instrumentarium dat nodig is om voorspellingen over technologische ontwikkelingen te doen. Hoe gecompliceerder de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen worden, des te noodzakelijker is het dat de gevolgen van de techniek aan de burgers worden uiteengezet en de Europese parlementsleden via STOA steun bij het nemen van beleidsbeslissingen krijgen. STOA zou nauw moeten samenwerken met het IPTS en het IPTS moet een kerntaak krijgen in het sterkere netwerk van Europese voorspellingen over de gevolgen van de techniek. Een heel belangrijk deel van de innovatie is ook de kwestie van de bescherming van en de toegang tot informatie. Op de Euratom-Conferentie voor het toezicht op kernmateriaal te Novosibirsk, waaraan ik gisteren heb deelgenomen, is duidelijk geworden hoeveel belang innovatie op het gebied van toezicht heeft. Belangrijk is op dit gebied ook dat de aanmoediging van opleiding en bijscholing niet uit het oog wordt verloren. Innovatie in menselijk potentieel moet via de uitbreiding van bestaande programma's, zoals SOCRATES, LEONARDO en TACIS, gebeuren. Voorts verzoek ik de Commissie dringend een Europees netwerk in het leven te roepen voor vrouwen die een bedrijf oprichten. Wij maken momenteel een ingrijpende structurele verandering van de industriële maatschappij in een dienstverlenings- en informatiemaatschappij mee. De dienstensector is bij uitstek een sector voor vrouwen. Het aantal vrouwen dat zich als zelfstandige vestigt, is duidelijk toegenomen. Deze ontwikkeling wordt ten dele verklaard door de duidelijk betere beroepsopleiding die vrouwen tegenwoordig hebben. Daar komt de laatste tijd nog bij dat veel vrouwen na het beëindigen van hun beroepsopleiding geen kans op een arbeidsplaats maken of door werkloosheid worden bedreigd. De belangrijkste kwalificatiemaatregel voor vrouwen die een bedrijf oprichten, is gekwalificeerd advies met overheidssteun. Zeer wenselijk zou een specifiek begeleidingsmodel zijn, dat wil zeggen over een langere periode gespreid advies door een partner die kan worden aangesproken door bijzonder innovatieve mannen en vrouwen die een bedrijf opstarten. Er zou moeten worden gedacht aan de oprichting van de verschillende sectoren en regio's overschrijdende, Europawijde coördinatiecentra voor het opstarten van bedrijven.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Cresson, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou om te beginnen hulde willen bewijzen aan de heer Argyros voor de kwaliteit van zijn verslag. Met dit verslag wordt een periode van raadpleging afgesloten die het mogelijk heeft gemaakt dat er in de gehele Europese Unie een ongeëvenaard debat over innovatie plaatsvond. Deze raadpleging hield in dat er, dankzij de verspreiding van meer dan 30.000 kopieën van het Groenboek, een reeks van 17 nationale conferenties werd gehouden, waaraan bijna 5.000 verantwoordelijken van het bedrijfsleven en de overheid deelnamen. Hierbij vestig ik er de aandacht op dat de opmerkingen en de voorstellen van het Parlement over het algemeen aansluiten bij die welke tijdens de raadpleging naar voren zijn gekomen. Ik wijs er tevens op dat het Parlement terecht onderstreept dat er rekening moet worden gehouden met de sociale dimensie van innovatie, omdat we daardoor in staat zouden zijn de behoeften en de verwachtingen van onze medeburgers in aanmerking te nemen en de werknemers bij het innovatieproces te betrekken. Ik zou de belangrijkste voorstellen uit de ontwerp-resolutie van het Parlement van commentaar willen voorzien en ik begin met de voorstellen inzake de verspreiding en de exploitatie van O&TO-resultaten. Het Parlement geeft aan dat het INNOVATIE-programma en het programma voor opleiding en mobiliteit van onderzoekers meer moet worden gesteund en stelt voor een Task Force verspreiding en exploitatie in te stellen. Ik bedank het Parlement voor deze steun aan programma's waarvoor de Commissie toch al overwoog voorstellen in te dienen ten einde ze in het vijfde kaderprogramma te versterken. Het is duidelijk dat er, wat de instelling van een Task Force innovatie betreft, door middel van het vijfde kaderprogramma, al dan niet in de vorm van een task force, voor moet worden gezorgd dat de specifieke programma's onderling, maar ook het beleid van de verschillende lidstaten beter op elkaar worden afgestemd. Het Parlement wil dat er meer gegevens over het innovatieproces vrijkomen, door de opstelling van innovatie-indicatoren en de opneming in ieder actieprogramma van een glijdend overzicht van optimale nationale aanpak voor de bevordering van innovatie. Uit de discussie over het Groenboek is gebleken dat er een meer diepgaande kennis over innovatie moet worden verkregen en is tevens naar voren gekomen wat de huidige lacunes op dit gebied zijn. Het is met name belangrijk dat zowel de activiteiten van ondernemingen op het gebied van innovatie, de regionale en nationale innovatiesystemen, als de nationale en regionale beleidslijnen ter zake met elkaar kunnen worden vergeleken, zowel op Gemeenschapsniveau als op wereldschaal. De Commissie zal voortaan regelmatig een verslag over innovatie in Europa en het beleid ter ondersteuning van innovatie opstellen, waarbij zij zich zal baseren op onweerlegbare indicatoren. Het Parlement raadt aan meer toepassingsgericht onderzoek te verrichten. Ik kom straks terug op een aantal desbetreffende opmerkingen, met name in verband met de sociale aspecten van innovatie en de task forces. Het vierde verlangen van het Parlement op dit gebied is meer steun voor de verschillende vormen van samenwerking tussen de degenen die actief bij het innovatieproces zijn betrokken. Uit deze aanbeveling van het Parlement
Nr. 4-483/49
blijkt dat het, net als de Commissie, de mening is toegedaan dat innovatie een interactief proces is met als voedingsbodem de betrekkingen tussen de ondernemingen en de onderzoekscentra of ondersteunende instellingen, met inbegrip van financiële instellingen, alsmede de betrekkingen tussen de ondernemingen zelf. In het vijfde kaderprogramma zal de samenwerking tussen elkaar aanvullende beroepen en ambachten, een van de basismechanismen van innovatie, moeten worden versterkt. Het Parlement wil dat er een betere samenwerking en coördinatie komt ten aanzien van het onderzoeksbeleid op nationaal en op Gemeenschapsniveau. Zoals u weet, ben ik het hier volledig mee eens. In de rede die ik bij de aanvaarding van mijn functie hield, heb ik u reeds duidelijk aangekondigd voornemens te zijn alle mogelijkheden te benutten die het Verdrag ter zake biedt. In het vierde kaderprogramma is op systematische manier een begin gemaakt met deze coördinatie, aangezien ieder programmacomité er ieder jaar een deel van zijn tijd aan moet besteden. In deze eerste fase worden de gegevens over de beleidslijnen en de bestaande middelen verspreid. Dankzij dit overzicht moet het mogelijk worden ter gelegenheid van het vijfde kaderprogramma een actievere en meer prospectivistische fase in te gaan, zodat het beleid op het gebied van onderzoek en het beleid op het gebied van steun voor innovatie al tijdens de fase van hun uitstippeling kunnen worden gecoördineerd. Op de task forces kom ik later nog terug, omdat ze in het verslag apart worden vermeld, maar ik kan nu al bevestigen dat ze, mijns inziens, hun taak niet volledig kunnen vervullen als ze geen voorrang geven aan een uitvoerige dialoog met de sociaal-economisch en wetenschappelijk betrokkenen, alsook aan de coördinatie van nationale en communautaire onderzoeksprojecten, bijvoorbeeld door de vaststelling van gemeenschappelijke doelstellingen. Naar aanleiding van de interventie van mevrouw Heinisch kan ik u meedelen dat de parlementaire eenheid voor de beoordeling van wetenschappelijke en technologische opties (STOA) hierbij zeker een rol speelt en dat vooral de samenwerking met het IPTS, het instituut te Sevilla, moet worden geïntensiveerd. Aangaande de economische en financiële overwegingen betreffende innovatie, met andere woorden de financierings- en belastingsproblemen, wordt in het verslag aanbevolen onderzoek te verrichten naar de invloed van de belastingstelsels op de neiging om te innoveren en naar de invloed van de op het gebied van belastingen en financiering geplande acties. Ik wil eraan herinneren dat de belastingen een nationaal prerogatief zijn. De Unie heeft dus weinig mogelijkheden om het beleid op dit gebied om te buigen. Het door het Parlement aanbevolen onderzoek, dat reeds in het Groenboek wordt voorgesteld, is een van de maatregelen waarvan de Commissie de haalbaarheid bestudeert. De financiering van innovatie is een van de prioriteiten die uit de raadpleging naar voren komt en de Commissie wil op dit gebied, binnen de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel, vooruitgang boeken. Het actieplan dat in het najaar zal worden voorgelegd, omvat een hoofdstuk „Financieringsstructuur van innovatie" met vier bijbehorende doelstellingen. De eerste doelstelling is het aanmoedigen van investeringen in risicodragend kapitaal en in eigen middelen, met
Nr. 4-483/50
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Cresson name bij de sterk groeiende innoverende ondernemingen, die een belangrijke bron van nieuwe arbeidsplaatsen zijn. Ten tweede moet de ontwikkeling van transeuropese en in grote mate liquide kapitaalmarkten ten behoeve van innoverende ondernemingen worden gesteund. Alle voorwaarden voor de bevordering van het succes van dergelijke markten, zoals de federatie van de nieuwe markten of de ASDAQ, moeten worden vervuld. Er kan met name worden gedacht aan juridische en fiscale kadervoorwaarden en aan opleidingen voor nieuwe, noodzakelijke beroepen, zoals bijvoorbeeld dat van financieel analist. De derde doelstelling is de verbetering van de toegangsvoorwaarden voor leningen op lange termijn. Tot slot moet de koppeling tussen technologische innovatie en de financiële kringen worden verbeterd. Op dit vlak kan de door het Parlement aanbevolen maatregel ten behoeve van technologische waarderingscijfers worden uitgevoerd. In België en in Nederland wordt reeds geëxperimenteerd met zo'n waarderingssysteem en als dit een succes blijkt, zouden ook andere landen hiertoe kunnen overgaan. De Commissie kan in dat geval eventueel helpen bij de verspreiding van dit systeem. De Commissie moet er ook voor zorgen dat alle bestaande instrumenten worden gebruikt. Zo onderzoeken de diensten van de Commissie, samen met het Europees Investeringsfonds, hoe de instrumenten van dit fonds voor innovatie kunnen worden aangewend. Ik kom bij de juridische en administratieve beperkingen. Zoals u weet, is de vereenvoudiging van administratieve procedures een van mijn hoogste prioriteiten en werd in het vierde kaderprogramma, op mijn verzoek, reeds een groot aantal maatregelen vastgesteld of versterkt, zoals het vereenvoudigde contract, de procedure in twee fases enzovoort. Ik heb een werkgroep opgericht waarvan ook gebruikers lid zijn, om op dit gebied iets verder te gaan. Op 25 juni zal er een studiedag over dit onderwerp plaatsvinden. Met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten heeft het Parlement zijn wensen duidelijk kenbaar gemaakt: het vindt dat de kosten moeten worden teruggedrongen en dat de procedures moeten worden versneld, maar het is tevens van oordeel dat de perioden waarin bescherming wordt geboden, moeten verschillen per soort produkt, omdat de mededinging op het gebied van generieke produkten moet blijven bestaan. Ik wil erop wijzen dat wij, wat octrooien betreft, in een minder gunstige positie verkeren dan onze belangrijkste concurrenten, die het voordeel hebben dat zij over een uniform octrooirecht beschikken. Zover zijn wij nog niet. De overeenkomst over het communautaire octrooi is nog niet geratificeerd, ondanks de in 1989 bereikte overeenstemming. Er is dan ook voorgesteld hetzij de overeenkomst te vereenvoudigen, hetzij radicaler in te grijpen en het octrooirecht in het communautaire recht op te nemen. Op dit moment lijkt de kans klein dat de Raad dit voorstel zal aannemen - u weet dat dit met algemene stemmen moet geschieden. Er moet echter wel iets gebeuren. Wat de informatiemaatschappij betreft, waar aanzienlijke economische belangen, bijvoorbeeld op het gebied van biotechnologie, op het spel staan, heb ik mijn diensten gevraagd na te gaan of er geen mogelijkheid bestaat om naar het voorbeeld van de „small entities fees" in de Verenigde Staten - specifieke maatregelen te nemen om de
kleine en middelgrote ondernemingen en de universiteiten te helpen hun uitvindingen te beschermen. Een ander belangrijk punt is de noodzaak de kleine en de middelgrote ondernemingen aan te moedigen tot innovatie. De Commissie is zich terdege bewust van de mogelijkheden die het MKB biedt op het gebied van innovatie, van het scheppen van banen, van flexibiliteit voor de economie en voor de groei. Het MKB wordt reeds gesteund door middel van een groot aantal maatregelen. Het betreft hier de zogenaamde maatregelen voor technologische stimulering van het MKB, dat wil zeggen de uitbreiding van het CRAFT-programma met de mogelijkheid voor het MKB van kandidaturen in twee fases. In de eerste fase wordt het deze ondernemingen gemakkelijker gemaakt: ze kunnen een haalbaarheidspremie krijgen, de formulieren en contracten worden vereenvoudigd en de kosten voor het aanvragen en het beschermen van de octrooien worden opgenomen in de nieuwe berekeningsgrondslag voor het toekennen van overheidssteun voor onderzoek. Er moet ook rekening worden gehouden met de diversiteit van deze ondernemingen en dus met de noodzaak van een beleid dat op de verschillende soorten ondernemingen is afgestemd. Een groot aantal kleine of middelgrote ondernemingen wenst alleen gebruik te maken van de meest geschikte nieuwe technologieën om hun produkten of procédés te verbeteren, maar wil of kan daarom niet noodzakelijk zelf onderzoek verrichten. De acties ten behoeve van dit soort ondernemingen zijn meer gericht op het vergroten van hun mogelijkheden om nieuwe methoden en geavanceerde technologieën te absorberen. Het MKB kan zich echter niet altijd een duidelijk beeld vormen van al deze acties. Ter gelegenheid van het vijfde kaderprogramma moeten deze acties duidelijker en doeltreffender worden gemaakt. Er worden meerdere maatregelen overwogen, zoals het samenvoegen van de acties ten behoeve van het MKB, en met name de maatregelen voor technologische stimulering en het INNOVATIE-programma, in één enkel, horizontaai programma. Hierdoor zou de samenhang van deze acties worden vergroot en zou het MKB op het gebied van innovatie een unieke combinatie van acties worden geboden binnen het kaderprogramma. Voorts denk ik dat het van wezenlijk belang is dat de mogelijkheden die de grote ondernemingen op het gebied van onderzoek en innovatie bieden niet worden onderschat. Samenwerking tussen grote ondernemingen en het MKB moet dus worden gesteund. Een van de vele aanbevelingen en nieuwe ideeën die dit verslag bevat, is de wens van het Parlement de mogelijkheden te bestuderen om de structuurfondsen op innovatie te richten. De Commissie heeft al stappen gedaan in deze richting, enerzijds via de communautaire initiatieven en artikel 10 van het EFRO, waarvoor zij als eerste verantwoordelijk is, en anderzijds door de vaststelling van de communautaire bestekken, die als een algemeen handvest kunnen worden beschouwd waarover de lid-staten en de Commissie het eens zijn geworden om vast te leggen welke bestemming aan de structuurfondsen moet worden gegeven. De tussentijdse herziening van deze communautaire bestekken, die de periode 1994-1999 bestrijken, is misschien een goede gelegenheid om nog duidelijker deze richting uit te gaan.
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4483/51
Cresson In het verslag wordt tevens de wens geuit een Europees netwerk in het leven te roepen voor vrouwen die bedrijven starten. In het geïntegreerde programma voor het MKB 19972000, dat onder leiding van de heer Papoutsis is opgesteld en dat momenteel door de Raad en het Parlement wordt bestudeerd, is reeds hetzelfde voorstel gedaan.
den aan de gemeenschappelijke educatieve behoeften van de lidstaten en de verlangens van de leerlingen en de studenten zonder de bestaande culturele diversiteit uit het oog te verliezen; ten vierde, helpen bij de opleiding van pedagogische teams voor de toepassing van de nieuwe technologieën.
Betreffende de sociale, onderwijs en opleidingsaspecten van innovatie realiseer ik mij goed dat het Parlement van mening is dat er rekening moet worden gehouden met de sociale dimensie van innovatie, niet alleen ter ondersteu ning van de globale richtsnoeren voor het beleid en de evaluatie van de beleidslijnen, maar ook om in het inno vatiebeleid de nadruk te leggen op de noodzakelijke communicatie met het publiek, op de educatieve taak van televisie, op de consument, op voorlichting en participatie ■ van werknemers en op de opleiding van de sociale partners om dezen bewuster te maken van de gevolgen van inno vatie. De Commissie is het volledig met het Parlement eens dat er bij het innovatiebeleid rekening moet worden gehou den met de sociale dimensie. Ik heb er zelf op gestaan dat het definitieve sociaaleconomische onderzoeksprogramma een deel over opleiding en een over uitsluiting zou omvat ten. De themagebieden voor de eerste task forces werden trouwens vastgesteld vanuit deze sociale bezorgdheid, de bezorgdheid voor de bescherming van het milieu, het onderwijs en de gezondheid.
Wat de invoering van opleidingen voor de sociale partners met het oog op innovatie betreft, deze kwestie moet later in de programma's LEONARDO en SOCRATES worden bestudeerd aan de hand van de succesvolle ervaringen die op dit gebied in de lidstaten zullen worden opgedaan.
En dan is er de participatie van werknemers in het innovatieproces in de ondernemingen. Ik ben ervan over tuigd dat deze moet worden bevorderd en een van de grondbeginselen moet worden van het beheer van mense lijke hulpbronnen en van het streven naar kwaliteit. Ik denk dat wij er ook van overtuigd zijn dat het onderwijs en de voortgezette opleiding, na het algemeen vormend onderwijl, de smeltkroes zijn waarin het innovatievermo gen van individuen tot leven moet worden gewekt. Onder wijs en opleiding moeten dus zoveel mogelijk zijn gericht op het verwerven van bekwaamheden, zoals creativiteit, zin om te experimenteren, het vermogen om te communi ceren en in teamverband te werken. H et technisch onder wijs en de beroepsopleidingen mogen zeker niet worden geringschat, maar een algemene basiscultuur is echt onmis baar de voortdurende aanpassing aan nieuwe functies als gevolg van innovatie te vergemakkelijken. H et is boven dien een hersenschim te denken dat een op jonge leeftijd genoten opleiding volstaat voor de rest van het leven. Het hele leven zal een aaneenschakeling van opleidingen moe ten worden. Het Witboek over onderwijs en opleiding bevat een groot aantal desbetreffende voorstellen. De uitvoering van de programma's SOCRATES en LEONARDO zal inhouden dat er ook specifieke maatregelen ter bevordering van innovatie worden genomen. Het is belangrijk dat er op dit gebied communautaire impulsen worden gegeven, hoewel de bevoegdheid in eerste instantie bij de nationale overheden ligt. Daarom hebben mijn collega Martin Bangemann en ik het initiatief ,Leren in de informatiemaatschappij" gelanceerd. Dit ini tiatief gaat uit van vier doelstellingen: allereerst, het aan elkaar koppelen van scholen in heel Europa; ten tweede, het bevorderen van de ontwikkeling van software en multimediainhoud, die noodzakelijk zijn als we willen dat dit netwerk van uitwisselingen een echte educatieve waarde heeft; ten derde, samen met de toekomstige gebrui kers vaststellen wat de eerste themagebieden zullen zijn van deze uitwisseling om zo goed mogelijk te beantwoor
Ik kan u meedelen dat ik rekening zal houden met uw van een overzicht van de nieuwe beroepen die als gevolg van innovatie ontstaan. Dit idee zal worden bestudeerd, nadat een lijst van de reeds bestaande beroepen is opgemaakt. Ik kom nu bij de kwestie van de task forces. Dit onderwerp werd al uitvoerig besproken toen het voorstel tot uitbrei ding van het vierde kaderprogramma werd bestudeerd. Dankzij deze discussie is de situatie duidelijker geworden en is met name vastgesteld wat de twee doelstellingen van de invoering van dit task forceinstrument zijn. Ten eerste, een bijdrage leveren tot de oplossing van een aantal prioritaire problemen door deze in hun geheel te benaderen, gezamenlijk vast te stellen welke behoeften er bestaan en concrete resultaten na te streven. Ten tweede, de samen werking op deze gebieden zowel op Europees als op nationaal niveau bevorderen, zoals in het verslag van de heer Argyros wordt onderstreept. Ik heb gemerkt dat het Parlement betreurt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de innoverende sectoren, te weten de informatiemaatschappij, de biotechnologie en de milieutechnologieën. Ik breng in herinnering dat het niet de bedoeling van het Groenboek is nader in te gaan op specifieke technologische of sectorale kwesties. Ik zie natuurlijk wel in dat de informatiemaatschappij belangrijk is en dat de biotechnologie en de milieutechnologieën grote mogelijkheden bieden. Het snel benutten van alle door de nieuwe informatietechnologieën geboden mogelijkheden is zeker een van de grootste bronnen van innovatie, zowel voor de ondernemingen als voor de regeringen en de openbare diensten. De oprichting van de task force voor educatieve multimedia en het initiatief dat in de informa tiemaatschappij moet worden genomen, zijn daar een logisch uitvloeisel van. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit was wat ik wilde zeggen naar aanleiding van dit zeer volledige en compacte verslag en de erin vervatte adviezen van ver scheidene commissies. Innovatie is van essentieel belang voor de economie en de werkgelegenheid en dit heeft u zich goed gerealiseerd. Dit verheugt mij uiteraard en ik twijfel er niet aan dat dit politieke inzicht binnenkort, op de top te Florence, zal worden bevestigd. De Voorzitter. H et debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 14. EURET-programma De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A40090/96) van mevrouw PlooijVan Gorsel, namens de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, over het verslag van de Commissie over de evaluatie van het EURETprogramma (Europees vervoersonderzoek).
Nr. 4-483/52
Handelingen van het Europees Parlement
Plooij-Van Gorsel (ELDR), rapporteur. - Voorzitter, collega's, mevrouw de commissaris, het EURET-programma is het eerste specifieke programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van transport. Het ging in 1991 van start onder het tweede kaderprogramma. De vervoerssector is bij uitstek een sector die een Europese aanpak vergt. Onderzoek naar en de introductie van nieuwe technieken en technologieën zijn van doorslaggevend belang om de Europese transportproblemen op te lossen. Het starten van Europees onderzoek in 1991 op dit terrein is dus op z'n minst laat te noemen. Het is dan ook geen wonder dat een Europese visie op de richting van RND op het gebied van transport of dat nu ter land, ter zee of in de lucht is, ontbreekt. Het verslag dat hier voorligt is een evaluatie van het EURET-programma verricht door een pannel van vijf onafhankelijke deskundigen. Deze evaluatie werd pas een jaar na de voorziene looptijd van het programma gestart. Bovendien moest de evaluatie binnen zes weken plaatsvinden op aandrang van de Commissie. Daardoor mist zij diepgang. De experts geven dit zelf aan. Daarna duurde het nog eens acht maanden voordat het evaluatieverslag aan het Europees Parlement werd toegestuurd en slechts in drie talen. Opnieuw een poging om het principe dat iedere Europese burger documenten in zijn of haar eigen taal moet kunnen lezen om zeep te helpen. Ieder lid van dit Parlement heeft volgens het Verdrag van Rome het recht in zijn of baar taal te werken. Desondanks wordt dit recht door de Commissie regelmatig met voeten getreden. Ook op Raadsniveau speelt deze kwestie. Want gisteren hebben de Nederlandse ministers aangekondigd uitsluitend beslissingen te nemen op grond van documenten die in goed Nederlands zijn vertaald en tijdig beschikbaar zijn. De wijze waarop de evaluatie van het EURET-programma is aangepakt, is voor uw rapporteur niet aanvaardbaar. Met de evaluatie had ook gestart kunnen worden voor dat alle projecten al geheel waren afgerond. Weliswaar is er een interimverslag gemaakt in 1993 maar ook dit verslag kwam een jaar later uit dan voorzien. Hierin werd al gewezen op de hiaten in de beheers- en managmentstructuur van de projecten. Desondanks vond geen aanpassing plaats. Het eindverslag van het EURET-programma werd pas opgesteld na goedkeuring van het specifieke vervoersprogramma van het vierde kaderprogramma. De eindevaluatie van EURET is dus zijn roeping misgelopen. Het heeft geen bijdrage geleverd aan het vierde kaderprogramma. De onderzoekscommissie hoopt dan ook dat de aanbeveling van de experts ten minste bij de tenuitvoerlegging van het specifieke programma worden gebruikt en ook bij de opstelling van het vijfde kaderprogramma. Volgens de aanbevelingen van het pannel dient de Commissie passende stappen te nemen om te komen tot gemeenschappelijke of tenminste samenhangende doelstellingen met betrekking tot het onderzoek en technologiebeleid en het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Ook het externe monitoringrapport 1995 roept de Commissie op tot een meer specifieke visie op het gebied van vervoer. Samenhang tussen de verschillende onderzoeksgebieden van het programma en samenwerking met andere DG's op dit terrein is noodzakelijk. Overlapping dient te worden voorkomen.
5.6.96
Duurzame mobiliteit kan alleen worden bereikt als hiervoor de juiste strategieën worden ontwikkeld. Het vierde kaderprogramma richt zich met name op transportefficiency en slechts marginaal op preventie en veranderingen in modale verdeling. Daarom dient telewerken Europawijd te worden gestimuleerd, want dat is een concrete technologische toepassing die mobiliteit kan reduceren. Een verdere doelstelling van veel lid-staten is terugdringing van milieubelasting zoals de uitstoot van diverse schadelijke stoffen middels energie-efficiency. Onderzoek kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van milieusparende technologie in de vervoerssector. Ook hiervoor zou een Europese visie met een plan van aanpak niet misstaan. Schone motoren díe aanzienlijk minder energie gebruiken en daarbij schoner verbranden zouden de auto acceptabeler maken als transportmiddel. Daartoe is een Europese richtlijn over maximale emissies noodzakelijk. Ten slotte, mijn laatste punt. In 1994 na het aflopen van de voorziene looptijd werd nog eens 8 miljoen ecu aan extra-kredieten uitgetrokken om de continuïteit van een aantal projecten binnen EURET te verzekeren. Kan de Commissie aangeven hoe deze 8 miljoen ecu zijn verdeeld? En wat was het percentage dat de lidstaten hebben bijgedragen aan deze projecten? Voorzitter, ik rond af. Transport is samen met energie milieu en ruimtelijke ordening een cruciale sector voor de Europese economie in de volgende eeuw. Als transport goed geregeld wordt betekent dat energie-efficiënt, milieuvriendelijk en de infrastructuur afgestemd op ruimtelijke ordening. Het zou zinvol zijn als de Commissie hierop in samenspraak met het Europees Parlement een visie ontwikkelt. Izquierdo Collado (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit debat toont beide zijden van de onderzoeksprojecten en ik feliciteer zowel de heer Argyros als de commissaris, die er in een uitgebreide bijdrage in geslaagd zijn ons een aantal suggesties en ideeën over de innovatie in de Europese Unie te geven. De positieve zijde van het Europees onderzoek ligt in innovatie. De keerzijde ligt echter in het voorliggende programma inzake de evaluatie van een aantal programma's op het gebied van het vervoer. De ervaringen terzake waren problematisch maar het onderzoek dat verricht wordt, is belangrijk en moet worden voortgezet. Vervoer wordt steeds meer een structurele variabele naast zovele andere sociale, economische en andere variabelen. Men is er niet in geslaagd de aanbevelingen van de groep deskundigen in het vierde kaderprogramma te integreren, hetgeen heel erg is. Wij moeten in de Europese Unie een einde maken aan dit soort praktijken. Wij kunnen schitterende uiteenzettingen houden - zoals in het Groenboek over innovatie - maar heel onhandig zijn wanneer het erop aankomt de evaluatieverslagen concreet toe te passen en onze interessante plannen te concretiseren. Wij hebben het over gecombineerd vervoer en interoperabiliteit in het vervoer - een zo belangrijk onderwerp -, over de weerslag van het vervoer op het milieu, over ongevallen, geluidshinder en luchtverontreiniging, systemen voor het beheer van het luchtverkeer. Het gaat hier dus om een aantal uiterst belangrijke aspecten. Dit alles is - laten we kritisch zijn - mislukt door inefficiëntie en bureaucratie, die ervoor gezorgd hebben dat
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/53
Izquierdo Collado de verslagen niet tijdig klaar waren en niet benut konden worden en dat de gedane uitgaven slecht geïnvesteerd zijn omdat ze niet op tijd kwamen. Ik hoop dat dit niet meer gebeurt en dat de studies inzake het vervoer toch een belangrijke plaats blijven innemen in het onderzoek. Cresson, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou om te beginnen willen zeggen dat ik namens de heer Neil Kinnock spreek, die zich momenteel elders bevindt. Het EURET-programma is in de plaats gekomen van het eerste communautaire onderzoeksprogramma op het gebied van vervoer. Dit was een experiment. Afgaand op de algemene strekking van het evaluatieverslag van de onafhankelijke deskundigen, is dit experiment geslaagd bevonden. Net als in het evaluatieverslag wordt in het door mevrouw Plooij-Van Gorsel opgestelde verslag erkend dat het onderzoek een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de vaststelling en de uitvoering van een doeltreffend en milieuvriendelijk Europees vervoerssysteem. Ik verheug mij hierover. Mevrouw Plooij-Van Gorsel heeft echter enige kritiek op de inhoud van het evaluatieverslag en op de manier waarop deze evaluatie tot stand is gekomen, en deze kritiek vinden wij terug in de ontwerpresolutie. Ik ga deze punten van kritiek niet een voor een willen behandelen, maar zou enkele opmerkingen over een aantal van hen willen maken. In paragraaf 2 van de resolutie wordt beweerd dat er in het programma onderzoek op vervoersgebied geen rekening kon worden gehouden met de in de evaluatie van het EURET-programma opgenomen beleidsaanbevelingen omdat de evaluatie te laat kwam. Dit klopt slechts tot op zekere hoogte. De eerste oproep tot het indienen van voorstellen voor het nieuwe programma werd namelijk op 15 maart 1995 afgesloten. Men heeft dus rekening kunnen houden met een aantal van de door de deskundigen geformuleerde aanbevelingen. In grote lijnen is de Commissie het er echter mee eens dat het evaluatieverslag over het EURET-programma op het vereiste moment niet beschikbaar was. Dit was overigens het geval met meerdere verslagen, ten gevolge van een aantal in het derde kaderprogramma opgenomen bepalingen. Deze misstanden zijn in het vierde kaderprogramma rechtgezet. In het goedkeuringsbesluit wordt duidelijk gezegd dat de evaluatieverslagen voorhanden moeten zijn en aan het Parlement moeten worden overgelegd, voordat de Commissie haar voorstel voor het vijfde kaderprogramma bekendmaakt. De kwestie van de coördinatie en de complementariteit van de Europese en de nationale inspanningen, waarnaar in de paragrafen 5 en 6 wordt verwezen, moet ook van verschillende kanten worden bekeken. Er kon, zoals altijd, een minimum aan coördinatie worden bewerkstelligd door de bemiddeling van het programmacomité. Ook in dit opzicht kan ik u grotendeels geruststellen. Gevolg gevend aan de mededeling van de Commissie „Coördinatie door samenwerking" werd de coördinerende taak van het CREST uitgebreid. Er zijn groepen ad hoc opgericht, die de programmacomités grotendeels overlappen. Hierdoor zou het mogelijk moeten worden voor een goede coördinatie en een optimale complementariteit van de nationale en de Europese initiatieven te zorgen.
Bij de bestudering van het in paragraaf 13 van de resolutie vermelde probleem van de beheersuitgaven moet met alle aspecten rekening worden gehouden. Natuurlijk is dit boven het gemiddelde liggende percentage te hoog en zullen we in de toekomst ervoor moeten waken dat deze uitgaven niet opnieuw tot een dergelijk niveau stijgen. Het programma had echter een beperkte omvang en, zoals u weet, zijn er altijd vaste kosten die niet kunnen worden gedrukt. Daarom is het bij beperkte programma's altijd moeilijker om de beheersuitgaven op een ideaal peil te houden. Bovendien ging het in dit geval nog om een eerste programma. Deze uitgaven kunnen dus als investeringskosten worden beschouwd. Dankzij deze overschrijding van het gemiddelde ging slechts 4, 9 % van alle vastleggingskredieten naar de beheersuitgaven van het programma „Vervoer". Hoewel de Commissie het in beginsel eens is met het advies van mevrouw PlooijVan Gorsel over de zojuist genoemde punten, alsmede over verscheidene andere punten in de resolutie, had zij liever gezien dat er meer genuanceerde uitspraken waren gedaan en derhalve meer begrip was getoond voor het feit dat de Commissie bij de uitvoering van de onderzoeksprogramma's met een groot aantal moeilijkheden wordt geconfronteerd. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 plaats. 15. Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A4-0160/96) van de heer Pompidou, namens de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, over de mededeling van de Commissie over de vooruitzichten voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Pompidou (UPE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, dit verslag komt ter tafel nadat we eerder op de avond het uitstekende verslag van de heer Argyros hebben besproken en dat komt goed uit, want het onderhavige verslag vult het verslag van de heer Argyros op een natuurlijke wijze aan. Voor het eerst moeten de beginselen van een strategie op het gebied van wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Europese Unie en de rest van de wereld worden vastgesteld. Dit was tot op heden niet gebeurd. De betrekkingen tussen de Europese Unie, en met name de Commissie, en haar permanente vertegenwoordigers in de derde landen werden, om zo te zeggen, op goed geluk aangeknoopt. Er was geen sprake van een bepaalde strategie. Dit wordt trouwens bewezen door de - overigens onaanvaardbare - wijze waarop in het verslag van de Commissie wetenschappelijke samenwerking in de strikte zin van het woord en technologische samenwerking met elkaar worden verward. Volgens mij moet er absoluut een onderscheid moet worden gemaakt tussen, enerzijds, de uitwisseling van kennis en, anderzijds, de verovering van nieuwe marktaandelen dankzij de ontwikkeling van nieuwe soorten produkten via technologische innovatie, onderzoek en ontwikkeling.
Nr. 4-483/54
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Pompidou Dat er geen strategie was, wordt tevens bewezen door het feit dat er geen projecten worden vastgesteld in het verslag van de Commissie dat, als het Parlement er niet was geweest, aan de wilgen had kunnen worden gehangen. Ik vind dat er grote globale en grote doelgerichte projecten moeten worden vastgesteld die tot doel hebben de algemene situatie in de Europese Unie, de lid-staten en geassocieerde derde landen te verbeteren. Voorts is er behoefte aan onderzoek en ontwikkeling op het gebied van produkten met een geavanceerde technologie voor de verbetering van de industriële produktie of gebruiksgoederen en tevens aan onderzoek en ontwikkeling voor innovatieve produkten met een hoge toegevoegde waarde, en met name voor produkten uit de agrovoedingsmiddelensector. Ook moet de Europese Unie in samenwerking met derde landen een megawetenschap tot stand kunnen brengen op het gebied van de deeltjesfysica, zoals reeds het geval is in het CERN in Genève en bij de observering van de ruimte. De gebieden waarop de Europese Unie uitblinkt en die typisch voor haar zijn, moeten wel in stand w.orden gehouden en erkend. Tot slot heeft mevrouw de commissaris, goddank, zowel vanmiddag in haar betoog, als ook zojuist, toen zij het over het verslag-Argyros en met name de noodzaak van een betere bescherming van intellectuele en industriële eigendom had, enkele verbeteringen aangebracht in dit verslag, waar wij zeer verheugd over zijn. Dit laatste punt is inderdaad zeer belangrijk, want voordat er een informatiestroom tussen de Europese Unie en derde landen op gang kan komen, moeten we eerst in staat zijn overeenkomsten te sluiten op het gebied van de bescherming van industriële en intellectuele eigendom. Natuurlijk zijn wij bijzonder verheugd over het feit dat er met de landen van Midden-Europa, de Baltische Staten en de na het uiteenvallen van de voormalige Sovjetunie ontstane onafhankelijke staten geleidelijk, afhankelijk van hun ontwikkeling, overeenkomsten worden gesloten. Wat het MKB betreft wordt de noodzaak van technologische innovatie onderstreept, maar ik ben het met mevrouw de commissaris eens dat de grote ondernemingen en de kleine en middelgrote bedrijven afspraken moeten maken, waarbij uitgebalanceerde partnerschapsovereenkomsten moeten worden gerespecteerd, anders zullen de kleintjes door de groten worden verpletterd. We kunnen wel wild met de armen maaien, maar dat zal niets uithalen. Bovendien moeten er, volgens onze commissie, grote transversale projecten voor de produktie van energie worden vastgesteld, zodat er op het gebied van het vervoer, van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, van de bescherming van het milieu en van de climatologie zuiniger wordt omgesprongen met energie. Met het oog hierop is overigens een aantal task forces in het leven geroepen. Voorts moeten er doelgerichte projecten worden voorgesteld voor het observeren van de ruimte en de aarde, voor telecommunicatie en multimedia en in het bijzonder voor biologie, vooral op het gebied van het onderzoek naar genomen. Een kwestie die noch in de mededeling over innovatie, noch in de mededeling van de Commissie over samenwerking met derde landen wordt behandeld, is de wetenschapen techniekwacht. In dit opzicht ben ik opnieuw zeer
verheugd dat mevrouw de commissaris heeft onderstreept dat de betrekkingen tussen STOA en IPTS, dat zij heeft opgericht en dus ook steunt, moeten worden versterkt en dat dit moet resulteren in concrete, door financieringsfondsen bekostigde maatregelen en in het bijzonder in een Europese NASDAQ, die bijvoorbeeld EASDAQ zou kunnen worden genoemd. Mijnheer de Voorzitter, tot slot is het belangrijk dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen kandidaat-lid-staten van de Europese Unie, waarmee de betrekkingen door associatie-overeenkomsten worden geregeld, geïndustrialiseerde landen, waarmee de betrekkingen door samenwerkingsovereenkomsten worden geregeld, en ontwikkelingslanden, waarmee de betrekkingen door steunovereenkomsten worden geregeld. Aldus kan er een echt beleid van samenwerking met derde landen worden vastgesteld, waardoor het mogelijk moet worden een Europa van bevoegdheden te creëren. Mijn amendementen zijn allemaal aangenomen door de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie. Ook de amendementen van de Commissie externe economische betrekkingen, van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid zijn overgenomen. Ik moet wel zeggen dat ik het laatste amendement van de heer Holm niet begrijp. Het lijkt mij dat hij zich tegen zijn medestanders keert, omdat het onderzoek naar de verwijdering van splijtbaar materiaal inderdaad het gevaar van algemene verbreiding inhoudt. Malerba (UPE), rapporteur voor advies van de Commissie externe economische betrekkingen. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan de rapporteur, de heer Pompidou, voor zijn uitmuntende verslag, maar ook en vooral voor zijn verhelderende overzicht van het soort samenwerking dat de Europese Unie kan aangaan al naar gelang het type partnerland, en het type beleid dat men wil voeren. Dankzij dit overzicht konden wij in de Commissie externe economische betrekkingen deze mededeling veel beter behandelen. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen: kandidaat-lid-staten, waarin een Europees model voor ontwikkeling van de vrije markt wordt nagestreefd; de landen van het Middellandse-Zeebekken, die streven naar verbetering van de kwaliteit van het bestaan en naar een duurzame ontwikkeling; overige derde landen, waaronder de technologisch hoogontwikkelde landen, onze concurrenten dus, en ontwikkelingslanden, waarvan sommige al onze concurrenten zijn, en andere nog hulp nodig hebben. De Europese Unie stelt nu bijvoorbeeld haar vierde kaderprogramma voor alle Europese bedrijven open, maar de definitie van „Europees bedrijf' is niet altijd even duidelijk, het is niet altijd de meest geschikte definitie om een gestructureerd beleid mee te voeren. Voor het vijfde kaderprogramma zou de onderverdeling op grond van de politieke doelstellingen moeten worden aangehouden. Vanuit deze gedachte verzoekt de Commissie externe economische betrekkingen de Commissie om in nieuwe externe samenwerkingsovereenkomsten het hoofdstuk over de openstelling van het economisch handelsverkeer stelselmatig vergezeld te doen gaan van een hoofdstuk waarin regels worden opgesteld voor de intellectuele eigendom in het geval van handel in technologische produkten, alsmede van een hoofdstuk over de wetenschappelijk en technische samenwerking, dat op algemene politieke doelstellingen is
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/55
Malerba afgestemd. Dat is de strekking van de drie amendementen die de Commissie externe economische betrekkingen heeft ingediend als aanvulling op het verslag van collega Pompidou, die ik nogmaals van harte feliciteer met zijn uitstekende verslag.
ken aanzienlijk verhoogd worden en de verspreiding van wetenschappelijke resultaten bevorderd worden. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking heeft dit verslag zeer gaarne bij u aanbevolen en dat wil ik hier vanavond ook doen.
Andrews (UPE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik eerst de rapporteur, de heer Pompidou, dank zeggen voor het voortreffelijke verslag dat hij heeft uitgebracht. Ik dank hem ook voor de speciale aandacht die hij besteed heeft aan de prioriteit die de Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft verleend aan de noodzaak om de samenwerking tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling te intensiveren.
Linkohr (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, om te beginnen zou ik namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-Democraten de rapporteur, de heer Pompidou, van ganser harte willen danken voor zijn werkelijk uitstekende verslag en wij zullen zijn aanbevelingen ook volgen.
Ik wil tevens dank betuigen aan de secretaris-generaal van de ACS, Dr Carl Greenidge, die in een interessante hoorzitting voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking de kijk van de ACS-landen op de belangrijkste kwesties heeft uiteengezet. Zijn bijdrage heeft ons geholpen bij het vaststellen van de behoeften van de ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden vragen steeds meer om samenwerking, omdat zij beseffen dat het van fundamenteel belang is om betrokken te worden bij de snel toenemende innovatie die plaatsvindt op het gebied van wetenschap en technologische ontwikkeling. Tot de gebieden van bijzonder belang die aangepakt moeten worden behoren de voedselvoorziening, gezondheid, milieubescherming en energie. Deze kunnen een belangrijke bijdrage leveren wat betreft het scheppen van nieuwe werkgelegenheid, het wegwerken van de vele knelpunten in de ontwikkeling en het verbeteren van de marginale positie die de ontwikkelingslanden innemen in de mondiale landbouw- en industrieproduktie. De veiligstelling van de voedselvoorziening en de gezondheidssector moeten de hoogste prioriteit krijgen. Het is dringend noodzakelijk de samenwerking tussen de ontwikkelingslanden te versterken, zoals nog eens wordt benadrukt door het alarmerende verslag van de Wereldgezondheidsorganisatie over de toenemende verspreiding van epidemische ziekten en het weer de kop opsteken van ziekten in nieuwe, resistente vormen. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft over de gehele wereld de noodtoestand uitgeroepen met betrekking tot tuberculose, waaraan de laatste jaren miljoenen mensen gestorven zijn. Hongersnoden, die in het Afrika van de zestiger jaren betrekkelijk zelden heersten, kwamen in dejaren tachtig en negentig weer voor als een endemisch verschijnsel. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, worden 44 van de 52 landen van Afrika thans bedreigd door ernstige voedseltekorten. De bestemming van middelen voor het leveren van meer voedsel aan een bepaald gebied verdient daarom hoge prioriteit. Enkele richtsnoeren zijn van essentieel belang voor onze samenwerking met de ontwikkelingslanden, willen wij een onderzoekbeleid uitvoeren dat werkelijk in de ontwikkelingsbehoeften voorziet. Door de begunstigden vanaf het vroegste programmeringsstadium nauw te betrekken bij de onderzoeksactiviteiten en door duurzame ontwikkeling van de lokale onderzoekscapaciteit, kan het niveau van de deskundigheid waarover de ontwikkelingslanden beschik-
Over het verslag zelf zou ik het volgende willen zeggen: als historici ooit de geschiedenis van de twintigste eeuw zullen schrijven, zullen ze de laatste twintig jaar van deze eeuw waarschijnlijk samenbrengen onder de titel „Mundialisering". Wij stellen inderdaad al vele jaren vast hoe de economie, het geldwezen, het verkeer, maar ook de milieurisico's een mundiale dimensie krijgen. De wereld wordt niet alleen door astronauten als een eenheid gezien. Hij ontwikkelt ook alsmaar meer gemeenschappelijke visies. De vervlechting van talrijke activiteiten tot een mundiale actie mag ons echter niet uit het oog doen verliezen dat continentale, nationale en regionale conflicten toenemen. Over een deel daarvan discussiëren wij hier trouwens ook. De koude oorlog is weliswaar ten einde, maar hete oorlogen, conflicten tussen groepen, regio's en landen zijn daarom niet verminderd. Bovendien voelen wij meer en meer de gevolgen van de verschillende opvattingen over ethiek, tolerantie, mensenrechten, maar ook over milieuproblemen en technische veiligheidskwesties. Ze zijn vooral in de spiegel van de mundiale concurrentie beter zichtbaar geworden. Maar de wetenschap - en dit is de stelling van de heer Pompidou - kan en moet ertoe bijdragen dat een wereldwijde consensus wordt bereikt over waarden en denkwijzen met betrekking tot onze relatie met de natuur, de dieren, de planten, maar ook de mensen en bijgevolg - en dit is een persoonlijke toevoeging - een billijke concurrentie. De mundiale wetenschapsmaatschappij moet de mundiale economie volgen. Ik zou in dit verband willen wijzen op een studie die de Commissie een aantal jaren geleden heeft verricht over de verschillende houding van Europeanen en Aziaten tegenover de levende en de levenloze natuur. De Commissie deed daarbij de belangwekkende vaststelling dat Europeanen een duidelijk onderscheid maken tussen dieren en planten enerzijds en mensen anderzijds, terwijl in het Azië met een confucianistische cultuur mens en dier veel dichter bij elkaar staan en de kloof tussen deze beide categorieën en de planten veel groter is. Dat is niet alleen een zuiver filosofisch debat. Het heeft bijvoorbeeld ook gevolgen op het gebied van geneesmiddelen - experimenten met mensen of dieren - en het kan zelfs het concurrentievermogen van continenten beïnvloeden. Wat ik daarmee wil zeggen, is dat het voor ons bijzonder belangrijk is tussen de verschillende culturen een dialoog over waarden, over fundamentele houdingen op gang te brengen, te onderhouden en te verdiepen. De heer Pompidou heeft er terecht op gewezen dat wij daar zelfs instrumenten voor hebben, namelijk ETAN of STOA of andere voorzieningen en mogelijkheden in het kader van onze begroting en ik pleit er dan ook voor dat wij de
Nr. 4-483/56
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Linkohr uitbreiding van de samenwerking op het gebied van wetenschap en techniek niet uitsluitend zouden beperken tot de zuiver economische of wetenschappelijke sector, maar tot de waardensector zouden uitbreiden, want alleen op die manier kunnen wij de basis voor een mundiale wetenschapsmaatschappij leggen. Wij zullen de voorstellen van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie steunen. Trakatellis (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, onderzoek en technologische ontwikkeling hebben verstrekkende sociale, economische en politieke gevolgen; ze helpen mee de kwaliteit van het leven op onze planeet te verbeteren, en de grote problemen die de menselijke samenleving op dit moment heeft op te lossen. Om een voorbeeld te noemen, op het gebied van energie, en zeker de hernieuwbare energiebronnen, het energierendement, het vervoer, de informatietechnologieën, de milieubescherming, de communicatiemiddelen, de biologie en de biotechnologie - om maar een paar sectoren te noemen -, worden belangrijke ontwikkelingen en ontdekkingen verwacht, wier toepassing het leven van de mens enorm zal beïnvloeden. Het staat dus buiten kijf dat de Europese Unie om al deze redenen een stabiele omgeving voor onderzoek en technologische ontwikkeling moet creëren, vanuit een beleid dat de internationale samenwerking - de samenwerking met andere landen dus - op al deze terreinen stimuleert; deze samenwerking zal als een katalysator fungeren en leiden tot een hoger rendement van de onderzoekers. Samenwerking en uitwisseling 'van know-how op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling is een conditio sine qua non voor onderzoekers. Uiteraard moet men zich dan wel aan elementaire beginselen houden, en vooral moeten de rechten op de intellectuele en industriële eigendom worden beschermd. Samenwerking dus op het gebied van fundamenteel onderzoek, speerpunttechnologieën en innoverende technologieën tussen universiteiten en onderzoeksinstellingen, maar ook met de industrie en zeker als het gaat om grote programma's. Te denken valt daarbij aan ruimteprogramma's, programma's op het gebied van telecommunicatie, informatie, communicatiemiddelen, hernieuwbare energiebronnen, biochemie en moleculaire biologie, evenals biotechnologie en milieutechnologieën. De bedoeling van deze overeenkomsten is de uitwisseling van know-how bevorderen, met name via internationale informatienetwerken. Voorts moet ook de samenwerking met de buurlanden van de Europese Unie worden bevorderd, dat wil zeggen de Middellandse-Zeelanden, de Midden- en Oosteuropese landen, de Baltische staten en de nieuw ontwikkelde landen van de voormalige Sovjetunie. Zo zullen al deze overeenkomsten, programma's en samenwerkingsverbanden de toepassingen van onderzoek en technologische ontwikkeling maximaliseren, en ongetwijfeld ook bijdragen tot een bevredigende oplossing van de grote problemen waarmee Europa, en eigenlijk de hele wereld kampt. Tot besluit wilde ik nog zeggen dat alles wat ik hier zei in het verslag ruimschoots aan de orde komt, en daarom wil ik de rapporteur, de heer Pompidou, feliciteren met zijn werkelijk voortreffelijke werk. Plooij-Van Gorsel (ELDR). - Voorzitter, ik wil graag beginnen met de heer Pompidou mijn complimenten te maken met zijn verslag met name het onderscheid dat hij maakt tussen wetenschappelijke samenwerking en techno-
logische ontwikkeling is uitstekend. Wetenschappelijke samenwerking vindt al sinds jaar en dag plaats tussen universiteiten. Nog voor er sprake was van een informatiemaatschappij beschikten de universiteiten al over EUARN (European Academie Research Network). Nieuwe geavanceerde toepassingen komen vaak uit de academische wereld. Er wordt daar goed samengewerkt op het gebied van de informatietechnologie. Nu hebben alle Europese nationale researchnetwerken, verenigd in Dante, een project aangevraagd TEN 34, dat beoogt al deze netwerken te verbinden middels 34 megabite glasvezellijnen. Daar zou geëxperimenteerd kunnen worden en Europese standaarden worden ontwikkeld die wij zo graag willen. Het is voor de liberale fractie dan ook onbegrijpelijk dat dit project dat ons werkelijk in de concurrentieslag kan helpen door de Commissie al een jaar lang is geblokkeerd via DG III en DG XIII. Ik hoop dat in de toekomst ook de Commissie leert samenwerken en bereid is tot samenwerken zodat ook in de academische wereld internationaal kan worden samen gewerkt. Holm (V). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals vele sprekers al hebben gezegd, heeft de heer Pompidou een erg belangrijk en goed verslag opgesteld. Ik heb meerdere wijzigingsvoorstellen in de parlementaire commissie naar voren gebracht, waar de heer Pompidou en de commissie vóór gestemd hebben. Maar er is één zaak overgebleven waar de heer Pompidou en ik het niet over eens zijn geworden. Dat betreft mijn wijzigingsvoorstel inzake plutonium. Het gaat natuurlijk niet over de verspreiding van plutonium, maar over een mondiale samenwerking om het probleem van plutonium en andere splijtbare stoffen op te lossen. Alleen al binnen de Unie bevindt zich op dit moment 340 ton plutonium, wat het zeer belangrijk maakt dit vraagstuk op te lossen. Dit kan gebeuren in samenwerking met andere landen die helaas eveneens, net als de landen van de Unie grote hoeveelheden plutonium hebben. Plutonium is gevaarlijk en deze kwestie raakt mij als jongere zeer sterk door de wetenschap dat er iets met plutonium kan gebeuren. Een internationale samenwerking in deze kwestie is daarom van het grootste belang. Dank u wel. Quisthoudt-Rowohl (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de twee verslagen die wij vanavond hebben behandeld, het verslag-Argyros en het verslag-Pompidou, hangen zeer nauw samen. Dat kunt u ook uit de bijna identieke sprekerslijst opmaken. Aan het eind van dit debat zou ik mij eigenlijk tot een paar opmerkingen willen beperken. Om te beginnen zou ik de rapporteur willen feliciteren met zijn zeer duidelijke verslag, dat veel orde heeft gebracht in een reeks regelingen die tot dusver nog niet werden bijeengebracht zoals het eigenlijk hoorde. Het venijn zal hier echter niet zozeer in de details, als wel achteraf in de uitvoering liggen. Zo hebben wij later voor de uitvoering duidelijke uitspraken over medebeslissing, respectievelijk eventuele medefinanciering van onderzoeksprojecten door derde landen nodig. Ook moet worden vastgelegd wie later de resultaten benut, respectievelijk wie aanspraak kan maken op de latere winst. Dit brengt ons bij het vraagstuk intellectuele eigendom. Niet alleen in Europa bestaan er daar nog geen geharmoniseerde regelingen voor. Wij zullen natuurlijk ook de thans bestaande nationale
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/57
Quisthoudt-Rowohl regelingen in internationale verdragen moeten onderbrengen. Wij zullen voor compatibiliteit moeten zorgen. Wij zullen ook voor compatibiliteit op het gebied van mogelijke joint ventures tussen onderzoek en industrie moeten zorgen, iets wat bij ons niet echt is uitgeprobeerd of nog niet bestaat zoals in de Verenigde Staten. Wij hebben echter ook compatibiliteit nodig tussen alles wat met risicokapitaal, met de gemengde financiering van openbare en particuliere middelen te maken heeft. Over al deze punten werd vandaag al heel veel gesproken. Veel kunnen wij niet op Unieniveau regelen, maar ik hoop dat wij hier in het Parlement, alsook in de Commissie, impulsen en stimulansen kunnen geven om de nationale staten ertoe aan te sporen met het oog op een harmonisatie samen te werken. Deze harmonisatie zal dan in het belang van de internationale samenwerking zijn. Cresson, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen wil ik de heer Pompidou hartelijk bedanken voor zijn verslag van grote kwaliteit en voor het uitstekende werk dat hij heeft geleverd in deze ingewikkelde en veelomvattende kwestie van internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Het Parlement heeft altijd zeer veel belangstelling getoond voor deze kwestie en heeft op dit gebied meerdere initiatieven genomen. Het heeft vooral de aanzet gegeven tot de uitbreiding van de actie wetenschappelijke en technologische samenwerking van de Europese Unie tot nieuwe gebieden, zoals de landen van Midden- en Oost-Europa en de landen uit het Middellandse-Zeegebied. Dit verslag en deze resolutie zijn een logische voortzetting van deze inspanningen. De Commissie heeft, door middel van haar mededeling van oktober 1995, voor het eerst geprobeerd een algemeen denk- en actiekader voor de internationale werkzaamheden van de Unie op het gebied van wetenschappelijke en technologische samenwerking vast te stellen en de instellingen hierover van gedachten te laten wisselen. Het verslag van de heer Pompidou bevat een zeer verdienstelijke poging tot opheldering van deze kwestie en in de ontwerp-resolutie wordt, hoewel de benadering van de Commissie grotendeels wordt gesteund, toch een aantal ideeën naar voren gebracht waar absoluut rekening mee moet worden gehouden. In grote lijnen kan de Commissie zich dus vinden in de resolutie. Zonder de vele artikelen van de resolutie in detail te bespreken, zou ik snel enkele kanttekeningen willen maken bij drie punten. In de resolutie wordt de Commissie verzocht de samenwerkingsmodaliteiten nader te omschrijven door onderscheid te maken tussen de verschillende soorten samenwerking en de belangrijkste categorieën landen. Ik wil u eraan herinneren dat de Commissie voor het einde van dit jaar meer specifieke mededelingen zal voorleggen over samenwerking met, respectievelijk, de landen van Midden- en Oost-Europa, de landen uit het Middellandse-Zeegebied en de landen met een zogenaamde opkomende economie. De wens wordt geuit dat er een prospectieve en collectieve evaluatie van het samenwerkingsbeleid op het gebied van wetenschap en technologie van de Unie wordt uitgevoerd door de IPTS, de AEST, het ETAN-netwerk en STOA. Ik kan u meedelen dat er in de tweede helft van dit ¡aar een
studiedag over internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling zal worden gehouden, waarop de vertegenwoordigers van de eerder genoemde instanties en van de Commissie aanwezig zullen zijn. Tot slot wordt in de resolutie terecht onderstreept dat de werkzaamheden van de Unie en van haar lid-staten op dit gebied beter op elkaar moeten worden afgestemd. Deze kwestie wordt op dit moment bestudeerd. Dit zou er binnen afzienbare tijd toe moeten leiden dat de grondslag wordt gelegd voor een betere coördinatie. Ik zal u op de hoogte houden van de ontwikkelingen ter zake. De Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid, de Commissie externe economische betrekkingen en de Commissie ontwikkelingssamenwerking hebben allen benadrukt dat internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van zeer groot belang is voor de Unie. De Commissie zal zich dat bij haar toekomstige werkzaamheden steeds voor ogen houden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. 16. Financieel instrument voor het milieu (LIFE) De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A40166/96), namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE) (Rapporteur: mevrouw Marinucci). Marinucci (PSE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, de naam LIFE is in Italië overgenomen door een stichting van aanhangers van de afscheidingsbeweging die tegen het betalen van belasting zijn, en dus heeft die naam nu niet echt een goede klank. In Europa daarentegen is LIFE het symbqol van de milieubescherming geworden; een programma dat zeker niet de draagwijdte van de structuurfondsen heeft, welke eigenlijk ook voor het herstel en de bescherming van het milieu hadden moeten worden gebruikt. Toch hebben de eerste drie jaren van tenuitvoerlegging uitgewezen dat de door LIFE gefinancierde projecten een grote toegevoegde waarde hebben, met name wat betreft demonstratie en herhaalbaarheid. Het doel van het LIFE-instrument is immers een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en invoering van het communautaire milieubeleid en - wetgeving door middel van concrete acties die erop gericht zijn de milieuproblematiek in de verschillende sociaal-economische ontwikkelingssectoren te integreren. Deze acties moeten een bron van inspiratie en oriëntatie vormen voor de investeringen die met hulp van andere financiële, communautaire of nationale instrumenten worden gedaan. Om dit mogelijk te maken, moest de regelgeving van LIFE duidelijker worden, moesten er leemten worden aangevuld en belemmeringen weggenomen. Het onderhavige voorstel voor een verordening is dus met het oog op de opgedane ervaringen bedoeld om de acties die in aanmerking komen voor financiële steun uit hoofde van LIFE opnieuw vast te
Nr. 4-483/58
'Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Marinucci stellen, het toepassingsgebied van LIFE uit te breiden tot de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, de procedures voor het beheer van de projecten te verduidelijken door onderscheid te maken tussen natuurbescherming en andere activiteiten, en de selectieprocedure voor de projecten door de vaststelling van nieuwe toelatingscriteria te verbeteren. Nadat het Parlement in eerste lezing het voorstel unaniem had goedgekeurd, zij het met enige vertraging, heeft de Raad het gemeenschappelijk standpunt geformuleerd, waarin een belangrijk deel van de amendementen van het Europees Parlement die de Commissie in haar gewijzigde voorstel had opgenomen, letterlijk, volledig of deels zijn overgenomen. Er is een overweging ingevoerd over de toepassingsprocedures van LIFE en over de algemene informatieprocedures, om de doorzichtigheid en doelmatigheid ervan te verhogen. Verder is een tweede overweging opgenomen waarin de aard van de voorbereidende acties wordt omschreven. Ook heeft men ingestemd met het opnemen van de bescherming van de atmosfeer, en met het vaststellen van het maximumpercentage voor steun van LIFE op het gebied van natuurbescherming, voor acties betreffende met uitsterven bedreigde vogelsoorten. Wat betreft het financiële aspect heeft het gemeenschappelijk standpunt niet de door het Parlement aangenomen verdubbeling van de middelen overgenomen, maar voor 1997 wel een herziening van het referentiebedrag opgenomen; het erkent daarbij dat de belangstelling voor het LIFE-programma niet in verhouding staat tot de beschikbare begroting. Ofschoon we dus blij zijn dat het werk van het Parlement bij de Commissie en de Raad in goede aarde is gevallen, vonden we het toch nodig enkele amendementen in te dienen om: de verwijzing naar de waterlopen die in de kustgebieden uitmonden en naar het duurzame beheer van de moerasgebieden van deze waterlopen weer op te nemen; de verwijzing naar de bescherming van de watervoorraden en het beheer van het water in het kader van de voorbereidende acties weer op te nemen; erop te wijzen dat de 3 % die is bestemd voor evaluatie en ondersteuning van de acties ook gebruikt moet kunnen worden voor het overgebleven deel van de eerste fase; de evaluatie- en selectieprocedure te verduidelijken ten aanzien van de innoverende projecten, waarbij het echter al duidelijk is dat voor het gedeelte LIFE-Natuur moet worden verwezen naar de Habitat-richtlijn; en tot besluit er opnieuw op aandringen dat de begroting wordt verdubbeld. Als laatste, mijnheer de Voorzitter, wil ik graag de aanwezige collega's en de diensten van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming bedanken voor hun medewerking, evenals de commissaris en haar diensten; ik hoop dat de nieuwe verordening zo spoedig mogelijk zal worden goedgekeurd. Schleicher (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het doel van LIFE is tot de ontwikkeling en de uitvoering van het milieubeleid en het milieubeschermingsrecht van de Europese Unie bij te· dragen, vooral wat de gevolgen van industriële activiteiten en natuurbescherming betreft, maar ook wat betreft de samenwerking met derde landen, in het bijzonder in het MiddellandseZeegebied en Midden- en Oost-Europa. Gezien dit brede spectrum van wenselijke steun voor projecten is de financiële toewijzing voor het LIFE-programma, ondanks de aanzienlijke verho-
ging door het Europees Parlement - waarvoor onze gemeende dank, mevrouw Marinucci - nog altijd zeer bescheiden. Wij moeten bij de toewijzing van de middelen dus zeer zorgvuldig te werk gaan en waarborgen dat het geld voor zinvolle projecten wordt uitgegeven. In het verleden zijn er telkens weer klachten geweest over de ondoorzichtigheid van de toewijzing van de middelen. De voornaamste reden daarvan is dat in het oorspronkelijke LIFE-programma geen nauwkeurige criteria voor de selectie van de projecten werden vastgelegd. Het hoofddoel van het herwerkte LIFEvoorstel, waarover wij vandaag beraadslagen, is nu dergelijke criteria vast te leggen. De onderhavige tekst is een geslaagde poging om de lijst van uitsluitings- en beoordelingscriteria voor LIFE-voorstellen aanzienlijk te verbeteren. Dat juich ik namens mijn fractie van harte toe. Hoe de criteria bij de beoordeling in de praktijk zullen voldoen, blijft af te wachten en moeten wij te gelegener tijd controleren. Wat één punt betreft ben ik echter niet tevreden: als instrument ter bevordering van innovatie op het gebied van de industriële bedrijvigheid kan LIFE zich alleen maar waarmaken, als voor innovatieve projecten met het oog op de verdere ontwikkeling van technieken altijd van de beste beschikbare techniek wordt uitgegaan. Anders zou het namelijk kunnen gebeuren dat wij in een lidstaat een project steunen waarvan de techniek in een andere lid-staat al jaren wordt toegepast. Dat kunnen wij ons gezien de beperkte beschikbare middelen eigenlijk niet permitteren. Daarom luidt mijn eis: bij de selectie van projecten die betrekking hebben op de verdere ontwikkeling van technieken moet van de beste beschikbare techniek worden uitgegaan. In het gemeenschappelijk standpunt betreffende de IPPC-richtlijn wordt immers het begrip „beste beschikbare techniek" gedefinieerd, zodat er al een onomstreden basis voor de toepassing van dit begrip beschikbaar is. Daarom zou ik mevrouw Bjerregaard nog eens willen vragen of zij het, zoals wij, niet nodig acht dit ook in het LIFE-programma op te nemen, want dat zou een consequente politiek en houding van de Commissie en ook van de Europese Unie zijn. Als mevrouw Bjerrgaard daarmee zou kunnen instemmen, dan zou mevrouw Marinucci misschien ook nog mijn voorstel kunnen steunen, want ik vind het zeer belangrijk dat wij geen achterhaald beleid voeren, maar werkelijk toepassen wat nodig is. Wij mogen de landen die een achterstand hebben in te halen niet altijd achterop laten hinken, maar moeten ze echt op de nieuwste stand van de techniek brengen door daar het nodige geld voor beschikbaar te stellen. Vieira (UPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, terecht onderstrepen wij dat het gemeenschappelijk milieubeleid telkens meer aspecten bestrijkt en telkens doeltreffender wordt gevoerd. Zonder met de gewenste grondigheid alle milieugebieden te omvatten heeft het gemeenschapsbeleid in alle landen de uitwerking van acties en projecten bevorderd met het oog op milieubescherming en bijgevolg op de verbetering van de levenskwaliteit in de Europese Unie. In deze optiek past het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu - het LIFE-programma - dat wij steunen. Maar op dit moment willen wij onze tevredenheid uiten over het verslag van mevrouw Marinucci, dat het ge-
5.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/59
Vieira noemde voorstel voor een verordening van de Raad aanzienlijk verbetert, het toepassingsgebied ervan uitbreidt tot vrij gevoelige gebieden, zoals de bescherming van moerasgebieden van riviermondingen, de bescherming van de watervoorraden in het algçmeen en de instandhouding van heel belangrijke habitats met bedreigde dier- en plantensoorten, en ook omdat in dit verslag een bedrag van 600 miljoen ecu wordt voorgesteld voor de uitvoering van de acties in de periode 1996-1999, 150 miljoen ecu meer dan in het voorstel is bepaald.
Gonzalez Alvarez (GUE/NGL). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij zullen het voorstel van mevrouw Marinucci, om deze zeven amendementen opnieuw in te dienen, steunen en willen twee van deze amendementen andermaal beklemtonen. In verband met amendement 1, dat de bescherming van rivieren en moerasgebieden betreft, is de commissaris bijvoorbeeld goed op de hoogte van het aantal Spaanse \ moerasgebieden, hun belang en teloorgang. Wij kunnen vele gebieden vermelden: Doñana, Tablas de Daimiel, Santoña enz.
Ik mag hopen dat de lid-staten alle steun die hen met deze verordening wordt geboden ten volle zullen benutten. Wat in het bijzonder de ultraperifere regio's van Portugal betreft - de Azoren en Madeira - is het te hopen dat vooral op het gebied van de bescherming en het rationeel beheer van de kustgebieden, de bescherming en het beheer van de watervoorraden (inclusief de zuivering van afvalwater of verontreinigd water), de vermindering van giftig en gevaarlijk afval en alle acties op het gebied van natuurbescherming, met bijzondere nadruk op zowel de instandhouding van de uitzonderlijke en waardevolle typische bossen - laurierbossen - als de recuperatie daarvan of in alle andere ecosys' temen, biotopen en endemische soorten van deze eilanden, men erin zal slagen met vastberadenheid en wijsheid de wegen in te slaan die zich openstellen of verbreden dankzij de communautaire instrumenten die op milieugebied gelukkig worden gecreëerd.
Amendement 5 stelt meer middelen voor. Het probleem is altijd dat te weinig middelen worden uitgetrokken voor programma's als Natuur 2000. DG XI zendt ons vandaag een heel interessante nieuwsbrief nr. 1, waarin duidelijk gesteld wordt dat vele landen nog altijd geen begin gemaakt hebben met de aanduiding van de speciale natuurgebieden.
Gredler (ELDR). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mevrouw Marinucci van harte willen danken voor haar zeer goede verslag, dat wij hier bespreken. Milieu-instrument: een grote lantaarn met een klein lichtje! Ei zo na had de Raad 600 miljoen ecu goedgekeurd; een meerderheid van de ministers leek op het punt „ja" te zullen zeggen, maar uiteindelijk liep alles toch-anders. Uit vrees dat er misschien te veel geld naar het zuiden zou vloeien, haalde kleingeestige jaloezie het ten slotte en werd men het eens over 450 miljoen ecu. Is dat werkelijk de orde van grootte die de Europese burger wenst? Als ik bedenk dat wij alleen al voor steun voor de tabaksteelt in 1996 1, 1 miljard ecu uitgeven en voor textielplanten en zijderupsen 894 miljoen ecu, dan stel ik mij de vraag of het Europese milieu niet meer waard is dan zijderupsen. Deze 450 miljoen ecu is bovendien voor een meerjarenprogramma uitgetrokken. Dat is toch echt schandalig, mevrouw Bjerregaard! Op die manier wordt de broodwinning van tabakstelers gered, maar zullen zij waarschijnlijk geen zuiver water meer hebben om te drinken en te weinig gezonde lucht hebben om te ademen. Die maatregelen heffen elkaar werkelijk op. Ik zou ook willen wijzen op de lakse houding van de Commissie op het gebied van de vervolging van frauduleus gebruik van LIFE-kredieten in Italië. Waarom heeft men zo lang gewacht om klacht in te dienen? Door zo'n terughoudende houding van Commissie verliezen wij jaarlijks heel veel geld! Tot slot zou ik er nog op willen wijzen dat het voor ons zeer belangrijk is dat de Midden- en Oosteuropese landen bij het programma worden betrokken, omdat daar soms rampzalige toestanden op milieugebied heersen. Als men dat een prioriteit noemt, mevrouw de commissaris, dan moet men ook bereid zijn er geld voor op tafel te leggen! Vanwaar moet het geld voor dergelijke prioriteiten komen? Dat zou ik gaarne vernemen.
Wij zijn dan ook van oordeel dat dit instrument eerst en vooral doeltreffend moet zijn en er ten tweede moet voor zorgen dat er een einde komt aan de rampen die fauna, flora en habitats nu treffen. Zoniet zullen zij het jaar 2000 niet halen. Deze week is op het Spaanse eiland Lanzarote - een reservaat van de biosfeer - een unieke plant verdwenen door de inplanting van een militaire installatie. Deze plant kwam uitsluitend voor in de Risco de Zamara op het eiland Lanzarote. Mijns inziens zullen we een enorme kans laten liggen als dit financieel instrument er niet in slaagt dergelijke feiten te voorkomen en we er niet voor zorgen dat dit net Natuur 2000 binnen de voorziene termijn verwezenlijkt wordt. Ryynänen '(ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het LIFE-programma heeft bewezen een succesvol instrument voor milieubeleid te zijn. Dit kan nu al worden bevestigd op grond van de ervaringen die Finland na een jaar lidmaatschap heeft opgedaan. Het voor de tweede fase van LIFE voorgestelde bedrag van 450 miljoen ecu is echter veel te laag, vooral als het de bedoeling is om het toepassingsgebied van LIFE uit te breiden. In vergelijking met het aandeel van derde landen, die met zeer ernstige problemen te kampen hebben, is het echt veel te klein, slechts 5 procent. De effectiviteit van het LIFE-fonds moet gewaarborgd blijven. Met andere woorden: er moet voor gezorgd worden, dat de projecten volgens de planning worden uitgevoerd, maar dat de problemen met betrekking tot de controle worden opgelost zonder de bureaucratie te vergroten. Wanneer ernaar wordt gestreefd om de selectie van de projecten te verbeteren door nieuwe criteria voor de financiering op te stellen, moet tevens tijdens het aanvraagproces de grootst mogelijke duidelijkheid en openheid worden gehanteerd. Ook moeten de projecten hooggekwalificeerd zijn. Bij projecten in de industriële sector moet erop gelet worden dat het werkelijk innovatieve projecten betreft. Ze moeten de ontwikkeling en toepassing van de best beschikbare techniek bevorderen. Voor de toekomst van de mens is een schoon, leefbaar milieu van het allergrootste belang. De verbetering van het milieu zal echter pas resultaten opleveren, als een voldoende aantal mensen weet hoe het werkelijk met ons milieu gesteld is en hiervoor ook de verantwoordelijkheid neemt. Daarom vind ik het uiterst belangrijk dat er over de
Nr. 4-483/60
Handelingen van het Europees Parlement
5.6.96
Ryynänen resultaten van deze projecten deugdelijke informatie beschikbaar is, die op zo breed mogelijke schaal verspreid wordt. Bjerregaard, lid van de Commissie. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen stelt de Commissie het ten zeerste op prijs dat het Parlement het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in tweede lezing zo snel heeft behandeld. Ik maak ook van de gelegenheid gebruik om de aandacht te vestigen op de positieve en opbouwende geest waarvan de werkzaamheden van de Milieucommissie getuigden en ik dank de rapporteur, mevrouw Marinucci in het bijzonder. Ik stel met trevredenheid vast dat we de eindstreep in de meest gunstige omstandigheden naderen. Dit is een lichtpunt voor het Europees milieu en voor de duurzame ontwikkeling die LIFE probeert te bevorderen dank zij een creatieve strategie, waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe methodes en technologieën. Ik persoonlijk ben zeer tevreden met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Het is een compromis dat na lange besprekingen tot stand is gekomen en dat de Commissie voor haar activiteiten in de periode van 1996-1999 als uitgangspunt kan gebruiken. Het is uiteraard geen perfect compromis doordat de Raad bepaalde verbeteringen die het Parlement had voorgesteld en de Commissie had overgenomen, niet heeft aanvaard. Dit is echter niet dramatisch, omdat het belangrijkste wel is overgenomen en zoals de rapporteur, mevrouw Marinucci terecht heeft opgemerkt, is de tekst van het gemeenschappelijk standpunt duidelijk en positief opgesteld. De Commissie is van mening dat het grootste deel van de weinige amendementen die in tweede lezing zijn ingediend, in de juiste richting gaan. De Commissie had de eerste vier amendementen reeds in november vorig jaar aanvaard en ze vervolgens in januari in haar gewijzigde voorstel opgenomen. Het door mevrouw Marinucci ingediende amendement 6 is nieuw en verwoordt een naar onze mening zeer belangrijk punt. Ik stel mij net als mevrouw Marinucci de vraag hoe men zonder referentiebasis de meest gekwalificeerde voorgestelde acties kan selecteren door een doorzichtige toepassing van de criteria in de verordening. De keuze van de criteria waarop de selectieprocedure gebaseerd moet zijn is de enige garantie om misverstanden in de uitvoeringsfase te vermijden. Hoewel ik mij kan aansluiten bij de voorgestelde werkwijze, moet ik u erop wijzen dat het onmogelijk is om amendement 6 in de verordening op te nemen wegens de juridische gevolgen met betrekking tot de initiatiefnemende bevoegdheid van de Commissie. Ik neem het op mij om namens de Commissie voor de Raad een verklaring op basis van amendement 6 op te stellen en hiermee de wens van het Parlement duidelijk te maken. De Commissie aanvaardt het amendement dus principieel, maar zal het ten gepaste tijd de juiste vorm geven. Amendement 7 kunnen we onder verwijzing naar de eerder genoemde verklaring die amendement 6 vervangt, aanvaarden.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Raad dringend verzoeken om de aspecten die in de amendementen aan bod komen nog eens te onderzoeken en principieel goed te keuren, eventueel met enkele wijzigingen van redactionele aard. Wat amendement 5 betreft, moet ik daarentegen bekennen dat de Commissie dit geen stap in de goede richting vindt. Het amendement beoogt een verhoging van de LIFEbegroting tot 600 miljoen ecu. Ik kan u alleen maar zeggen dat hierover in de Raad lang gedebatteerd is en ik herhaal het standpunt van de Commissie wat de vorm en inhoud betreft. Met betrekking tot de vorm kan de Commissie niet instemmen met de idee om een bepaald bedrag in de juridische tekst aan te geven. Met betrekking tot de inhoud is de Commissie van mening dat de huidige financiële vooruitzichten ons niet toelaten verder te gaan dan een evaluatie van de situatie in 1997, zoals de Raad voorstelt. Op dit ogenblik kunnen we onmogelijk instemmen met een verhoging van de LIFE-begroting, ook al zijn de 600 miljoen ecu een compromis tussen de 800 miljoen ecu die in eerste lezing zijn voorgesteld en de 450 miljoen ecu die in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen en die de Raad in 1997 opnieuw zal bekijken. Naar mijn mening is het belangrijkste dat de Raad de wanverhouding tussen de belangstelling voor LIFE en de beschikbare begroting heeft ingezien. Dit bewijst ergens dat de Raad het eens is met het Parlement, zoals hier vanavond ook is gebleken, en de situatie zo veel mogelijk probeert te verbeteren. Wat het door mevrouw Schleicher zopas ingediende en verdedigde amendement 8 op artikel 1.5 van het gemeenschappelijk standpunt betreft, is het zo dat de Commissie de meer algemene formulering van het gemeenschappelijk standpunt verkiest. Volgens deze formulering kunnen de Commissie en de deskundigen in de lid-staten zelf bepalen in hoeverre de industriële technologie die LIFE-steun krijgt, de best beschikbare technologie is, op niveau van de lid-staat of op niveau van de Unie. De Commissie wil de Raad dus zo snel mogelijk een herwerkt voorstel voorleggen met het oog op de goedkeuring van de tweede fase van LIFE in juni. Indien dit gebeurt - en op basis van de toezegging die het Italiaans voorzitterschap mij heeft gegeven denkt ik dat de kans reëel is - zal het naar mijn mening vooral te danken zijn aan het efficiënte werk dat het Parlement en de rapporteur, mevrouw Marinucci, hebben verricht alsook aan de belangstelling voor de concrete problemen waarmee we geconfronteerd worden en die een oplossing vragen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 11.00 uur plaats. (') (De vergadering wordt te 23.30 uur gesloten)
') Agenda voor de volgende vergadering: zie Notulen.
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/61
VERGADERING VAN DONDERDAG 6 JUNI 1996 Inhoud
1. Buitengewone vergadering van de Raad op 3 en 4 juni 1996 Pinto (Raad), Fischler (Commissie), Fantuzzi, Plumb, Green, Plumb, Santini, De Vries, Jové Peres, Graefe zu Baringdorf, Macartney, des Places, David, Schierhuber, Hyland, Görlach, Gillis, K. Collins, Funk, Colino Salamanca, Redondo Jiménez, Metten, Spencer, Thomas, Fischler 61 2. Financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen Kittelmann, E. Mann, De Clercq, Kreissl-Dörfler, Nußbaumer, Monti (Commissie) . . . 74 3. Stemming André-Léonard 77 Blot, Smith, Konecny, Antony, Ahlqvist, Andersson, Hulthén, Lööw, Theorin, Wibe, Apolinário, Bernardim, Darras, Vieira, Girão Pereira, Rosado Fernandes, Gahrton, Holm, Lindholm, Wibe, Tamino, Diez de Rivera Icaza, Eriksson, Iversen, Sjöstedt, Stenius-Kaukonen, Gahrton, Lindholm, Holm, Schlechter, Wibe, Rovsing, Antony, Jung, Berthu, Hallam, Martinez, Wibe, Breyer 78 4. Onderbreking van de zitting
VOORZITTER: DE HEER HANSCH Voorzitter (De vergadering wordt te 9.00 uur geopend) (') 1. Buitengewone vergadering van de Raad op 3 en 4 juni 1996 De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de resultaten van de buitengewone vergadering van de Raad op 3 en 4 juni 1996. Het woord is aan de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Pinto. Pinto, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het Europees Parlement heeft besloten in deze vergaderperiode de problemen te behandelen die in de Europese Unie zijn ontstaan naar aanleiding van de verspreiding van BSE, waardoor de gehele rundvleessector in een crisis is geraakt en alle producenten in de lid-staten forse schade hebben opgelopen. Ook wil het Europees Parlement zijn mening te kennen geven over de houding van een lid-staat die sinds een paar weken een selective obstructiepolitiek voert en de Raad daarmee belemmer voor het functioneren van de Europese Unie belangrijke besluiten te nemen. Als voorzitter van de Landbouwraad, die op 3 en 4 juni is bijeengekomen en zich hoofdzakelijk met de problemen rond BSE heeft beziggehouden, neem ik met respect de uitnodiging aan om het debat van vandaag bij te wonen en ') Goedkeuring van de Notulen - Ingekomen stukken: zie Notulen.
84
het Parlement op de hoogte te stellen van de resultaten van de jongste zitting van de Raad. Allereerst wil ik u echter de gedragslijn in herinnering brengen, die de Landbouwraad in zijn beraadslagingen heeft gevolgd, na de officiële informatie die de Britse regering afgelopen maart met betrekking tot BSE heeft verstrekt. De Raad heeft verklaard alle noodzakelijke maatregelen te zullen nemen om de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen. Zoals gestaafd wordt door de op de zittingen van de Raad van 1-3 april en 29-30 april goedgekeurde teksten, was het hoofddoel een hoog niveau van bescherming van de gezondheid op grond van de beschikbare wetenschappelijke gegevens te waarborgen. Zoals u weet heeft de Commissie met het oog op de gevolgen voor het Verenigd Koninkrijk en de rest van de Europese Unie op 27 maart 1996 uit voorzorg het besluit genomen om een tijdelijk verbod in te stellen op de export van runderen, rundvlees en bijprodukten afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en bestemd voor de andere lid-staten en derde landen. Naar aanleiding van dit besluit heeft het Verenigd Koninkrijk een aantal maatregelen genomen om BSE op zijn gehele grondgebied uit te bannen en verder te voorkomen; de Commissie heeft de uitvoering van deze maatregelen door middel van regelmatige inspecties gecontroleerd. Op maandag 3 juni is aan de Raad een rapport overhandigd over de laatste inspectie die de Commissie van 28 tot en met 31 mei in het Verenigd Koninkrijk heeft uitgevoerd. Tegelijkertijd diende de Britse minister van Landbouw een afgerond plan in om de ziekte in het Verenigd Koninkrijk uit te bannen; dit plan zou op termijn moeten leiden tot een aanzienlijke daling van het aantal BSE-gevallen onder de
Nr. 4-483/62
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Pinto veestapels in het Verenigd Koninkrijk. De Raad heeft besloten al deze nieuwe documentatie voor een grondig onderzoek aan de bevoegde communautaire instanties voor te leggen. Maar zoals u weet was het belangrijkste onderwerp op de agenda van de jongste zitting van de Landbouwraad de behandeling van het voorstel voor een besluit van de Commissie om het embargo op de gehele Britse rundvleessector gedeeltelijk op te heffen. Kern van dit voorstel was de export te heropenen voor drie bijprodukten: gelatine, talg en sperma. Dit voorstel heeft de Raad bij gebrek aan een advies op 20 mei jongstleden in het Permanent Veterinair Comité bereikt. Overeenkomstig de geldende procedures had de Raad dus met een gekwalificeerde meerderheid het voorstel van de Commissie kunnen goedkeuren, hij had het unaniem kunnen wijzigen of met een eenvoudige meerderheid kunnen afwijzen. Na een aantal bilaterale gesprekken met de verschillende delegaties te hebben gevoerd, om te zien of we tot een vergelijk konden komen, heb ik moeten vaststellen dat er in de Raad geen gekwalificeerde meerderheid was om het Commissievoorstel te kunnen aannemen, ondanks enkele wijzigingen die op het voorstel hadden kunnen worden aangebracht om daarmee de criteria voor liberalisering van de handel, met name in rundersperma, te kunnen aanscherpen. Tegen dit laatste punt liberalisering van de handel in sperma - hebben enkele delegaties zich namelijk het hevigst verzet, waardoor er geen gekwalificeerde meerderheid kon worden bereikt. Ik heb echter onmiddellijk daarna vastgesteld dat de meerderheid van de delegaties in de Raad niet bereid was het Commissievoorstel af te wijzen, hetgeen betekent dat het voorstel overeenkomstig de voor dit geval geldende procedures door de Commissie in het kader van haar eigen verantwoordelijkheden zal worden aangenomen. Ook al konden sommige delegaties zich niet achter dit besluit scharen, en hebben ze het op die manier de Raad onmogelijk gemaakt het besluit goed te keuren, de Commissie heeft steeds weer gezegd dat de voorgestelde maatregelen de gezondheid van mens en dier niet in gevaar brengen; daarbij baseert zij zich op wetenschappelijke bewijzen. De Commissie laat zich overigens in haar hele houding leiden door dit criterium: zij stelt pas dan vergaande maatregelen voor het intrekken van het embargo voor, als het wetenschappelijk bewijsmateriaal dit rechtvaardigt. Zoals bekend heeft de Commissie gisteren de voorgestelde maatregelen aangenomen, en deze zullen vanaf komende maandag, 10 juni, van kracht worden. Ik van mijn kant wil de Vergadering meedelen dat het Italiaanse voorzitterschap, volgens de afspraak met de Commissie en zich bewust van de gevoeligheid van deze materie en van de menselijke, sociale en economische gevolgen ervan, niets heeft nagelaten om de nodige inlichtingen in te winnen, ten einde zodoende met recht maatregelen voor een gedeeltelijke intrekking van het embargo te kunnen nemen. Verder dient te worden vermeld dat ook de lid-staten die voorbehoud hebben gemaakt of tegen hebben gestemd, dit met gevoel voor verantwoordelijkheid hebben gedaan en niet uit een hang naar straffen; ze hebben dit alleen gedaan om duidelijk te maken dat er strikte controle wordt uitgeoefend om de gezondheid van de consumenten te beschermen.
Een belangrijke stap om het vertrouwen van de consument terug te winnen heeft het Verenigd Koninkrijk reeds gedaan met het daarstraks genoemde programma om de ziekte uit te bannen, in plaats van toezeggingen herhalen - waardoor het Verenigd Koninkrijk zich natuurlijk als eerste aangesproken moet voelen - om een buitengewone inspanning te leveren die past bij de ernst van het probleem dat dit land meer dan welk ander ook in zijn greep houdt. Het Verenigd Koninkrijk heeft echter in de Raad herhaaldelijk verklaard dat het zich niet met deze gedeeltelijke besluiten tevreden kan stellen, en dat het zijn doel is van de Raad een toezegging te verkrijgen waarin de stappen worden omschreven die een voor een moeten worden gezet om uiteindelijk het embargo volledig te kunnen intrekken. Het Verenigd Koninkrijk heeft zich daarom voorgenomen de komende tijd contact over deze zaak in de verschillende hoofdsteden op te nemen. Gisterenavond is de Britse delegatie door de ministers van Buitenlandse Zaken en Gezondheidszorg van Italië ontvangen, en ook door mijzelf. Het Verenigd Koninkrijk heeft een zeer gedetailleerd kaderprogramma overgelegd voor het uitbannen van de ziekte, en heeft de Europese partners verzocht dit programma op korte termijn te bestuderen en goed te keuren. Het Italiaanse voorzitterschap is van mening dat dit document door de Europese Commissie en de bevoegde wetenschappelijke en technische instanties van de Gemeenschap aan een grondig onderzoek moet worden onderworpen. Daarmee kan de komende dagen al een begin worden gemaakt, in het vooruitzicht meer harde feiten te verzamelen op wetenschappelijk vlak en op het vlak van de controles, waardoor het mogelijk wordt geleidelijk aan een aantal gegronde maatregelen te nemen met het oog op een mogelijke intrekking van het embargo. Het doel van het Verenigd Koninkrijk is algehele intrekking van het embargo, en wat dat betreft zij erop gewezen dat de Raad in zijn conclusies van 29 en 30 april duidelijk heeft gesteld - ik doel op paragraaf 6 van die conclusies -, dat de door het Verenigd Koninkrijk ingevoerde maatregelen, de uitvoering daarvan, de door de Commissie ingevoerde controles, het door de Britse autoriteiten aangekondigde programma voor selectieve slachtingen, de aanvullende maatregelen die nodig zijn gebleken, en ten slotte de even zo nodige bevestiging dat men zich bij alle toekomstige besluiten altijd op onwrikbare wetenschappelijke inzichten zal baseren, dat dit allemaal referentiepunten zijn die deel uitmaken van een proces waarin het exportverbod stap voor stap zou moeten kunnen worden opgeheven. Uitgangspunt van de Raad is dat hij zich niet verschuilt achter een voorzorgsmaatregel die om economische en commerciële redenen jegens een produktiesector van een lid-staat is getroffen: de actie van de Raad is er in de eerste plaats op gericht de gezondheid van mens en dier te beschermen. Zodra de acties van het Verenigd Koninkrijk geloofwaardig genoeg zijn geworden om in alle rust te kunnen beoordelen of de ziekte is uitgebannen, zal de Raad - dat heeft hij reeds toegezegd - de nodige besluiten nemen die tot intrekking van het embargo zullen leiden. Zoals de zaken er nu voorstaan moet het Verenigd Koninkrijk dus worden aangemoedigd door te gaan met het uitbannen van BSE, en moeten wij de nodige solidariteit
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/63
Pinto blijven betuigen met dit land dat in een harde sanering van de gehele sector verwikkeld is.
en de vooruitzichten op een opleving van de markt en van de consumptie zijn bijzonder ongunstig.
Tegen deze achtergrond lijkt ons de houding die het Verenigd Koninkrijk de afgelopen weken heeft ingenomen, en die ook tot uitdrukking komt in de obstructiepolitiek welke ten aanzien van bepaalde besluiten van de Europese Unie wordt gevoerd, niet bepaald de beste manier om het gemeenschappelijk doel te dienen, namelijk de openbare gezondheid beschermen en de markt geleidelijk aan weer openstellen, afhankelijk van de positieve effecten van de maatregelen die op gezondheidsgebied moeten worden getroffen.
Gezamenlijk moeten we deze taak zien te vervullen en het vertrouwen bij de producenten en de consumenten proberen te herstellen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het Europees Parlement, dat de meest oprechte uiting van de wil van de publieke opinie is, ons zal steunen op deze weg die we allemaal samen moeten gaan.
Vanwege de obstructiepolitiek van het Verenigd Koninkrijk konden belangrijke besluiten over het functioneren van de interne markt op het gebied van het ontwikkelingsbeleid, sociale zaken, economie en financiën niet worden genomen. De Italiaanse minister-president heeft in een officiële brief aan premier Major gesteld dat voor een dergelijke handelwijze geen rechtvaardiging is aan te voeren; Commissievoorzitter Santer heeft hetzelfde gezegd, en ook wij hebben dit gisterenavond duidelijk gemaakt aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Landbouw van het Verenigd Koninkrijk. Wij zullen het Verenigd Koninkrijk op alle mogelijke manieren helpen om deze ziekte, die de runderstand in het land ernstig heeft aangetast, uit te bannen, maar we verwachten wel dat de Britse regering de gemeenschappelijke gedragsregels die van onze Gemeenschap een rechtsgemeenschap maken, eerbiedigt. Alleen zo kan het klimaat van wederzijds vertrouwen worden hersteld, dat voor een goed functioneren van onze instellingen onontbeerlijk is. We hebben van de Britse autoriteiten bemoedigende tekenen in die richting opgevangen, en we verwachten concrete toezeggingen van hen. Als laatste wil ik het Europees Parlement erop wijzen dat wij tijdens de laatste zitting van de Landbouwraad ook zijn ingegaan op het voorstel van de Commissie om dringende maatregelen te nemen ter ondersteuning van het inkomen in de landen van de Europese Unie die rundvlees produceren; vooral vanwege de ernstige BSEcrisis worden deze maatregelen steeds noodzakelijker. De Raad heeft de urgentie en het belang van deze steunmaatregelen unaniem onderstreept, ook al was een groot aantal delegaties van mening dat het door de Commissie voorgestelde bedrag niet voldoende is om de inkomensverliezen voor de producenten van de Europese Unie te compenseren. Omdat het dus om dringende maatregelen gaat, heeft de Raad besloten het Europees Parlement te verzoeken reeds in de volgende vergaderperiode van 17-21 juni een standpunt over dit voorstel in te nemen. Ik ben bekend met de parlementaire procedures, en besef daarom dat het verzoek om een urgent standpunt uw Parlement in een lastig parket kan brengen; ik zal me dan ook zonder meer neerleggen bij het besluit dat het Europees Parlement hierover neemt. Ik ben er stellig van overtuigd dat u allemaal begrijpt waarom we dit verzoek hebben gedaan en dat we aan de verwachtingen van de communautaire rundvleesproducenten tegemoet moeten komen; hun inkomen is zwaar onder vuur komen te liggen, hun produktiekosten zijn flink gestegen,
Fischler, lid van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, om te beginnen zou ik het Parlement willen danken voor de gelegenheid vandaag nogmaals verslag uit te brengen over wat de Commissie de laatste tijd heeft gedaan om het BSE-probleem, dat de hele Europese Unie zwaar treft, te kunnen oplossen. Ik zou in het bijzonder verslag willen uitbrengen over wat de laatste dagen en de afgelopen week is gebeurd. De Commissie heeft, zoals u weet, gisteren een besluit over gelatine, talg en rundersperma genomen. Met dit besluit heeft de Commissie de verantwoordelijkheid op zich genomen stappen te doen die tot een normalisatie van de toestand in de Europese Unie leiden. De Commissie heeft maatregelen genomen die op door de wetenschap verworven inzichten berusten, de bescherming van de gezondheid van de bevolking waarborgen, het vertrouwen van de consument helpen herstellen en ons dan ook in staat zouden moeten stellen op de eerste deelgebieden terug te keren naar de interne markt. De Commissie had al lang vóór de Britse aankondiging dat Londen een politiek van niet-samenwerking op Europees niveau zou voeren, besloten deze maatregelen te nemen en vind dat het zijn weg ondanks de politieke escalaties consequent voort moet zetten. Zoals de voorzitter van de Commissie, de heer Santer, gisteren in het Parlement heeft uitgelegd, bemoeilijkt de Britse obstructiepolitiek echter in toenemende mate het werk van de Commissie. (Applaus) Alvorens op de inhoud van het besluit van gisteren in te gaan, zou ik toch in het kort, in de juiste volgorde, verslag over de gebeurtenissen willen uitbrengen. Belangrijk lijkt mij dat vorige week van 28 tot en met 31 mei, met de medewerking van deskundigen uit verschillende lid-staten, de tweede inspectie in Groot-Brittannië plaats heeft gevonden. Deze inspectie was vooral gewijd aan controle op de uitvoering van het programma voor dieren van ouder dan 30 maand, die niet in de menselijke of dierlijke voedselketen terecht mogen komen. Daarnaast werden de eerbiediging van het vervoederingsverbod voor vlees- en beendermeel en de vooruitgang bij de invoering van een nieuw identificatiesysteem voor dieren gecontroleerd. Het programma voor het slachten en vernietigen van dieren van ouder dan 30 maand is ondertussen volop aan de gang. Zo waren eind mei al ongeveer 80.000 dieren in het kader van dit programma geslacht. Dit programma is een enorme uitdaging voor de betrokkenen, en met name voor de bevoegde autoriteiten. Er moesten ongeveer 200 veemarkten, 115 slachthuizen, 3 koelhuizen, 9 destructiebedrijven, diverse installaties voor de tijdelijke opslag van talg en diermeel, alsook 12 verbrandingsinstallaties bij de implementering van dit programma worden betrokken. Het inspectieteam stelt in zijn verslag vast dat de Britse autoriteiten grote inspanningen hebben geleverd om pas-
Nr. 4-483/64
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Fischler sende procedures voor een adequate tenuitvoerlegging van het programma vast te stellen en om op grond van moeilijkheden die zich in het begin hebben voorgedaan de nodige verbeteringen in het programma aan te brengen. Maar in sommige bedrijven zijn er nog altijd problemen. Bijvoorbeeld wat de coördinatie bij sommige van de bij het programma betrokken diensten betreft. Ook bij de uitvoering van de compenserende betalingen doen zich nog problemen voor. De controle wordt blijkbaar bijzonder bemoeilijkt omdat de dieren tot dusver bijna uitsluitend volgens de standaardprocedure werden geslacht en tot produkten, bijvoorbeeld diermeel, verwerkt zonder dat er voldoende mogelijkheden voor de vernietiging van deze produkten beschikbaar zijn. Deze produkten moeten daarom tot hun definitieve verbranding tijdelijk worden opgeslagen. Een organisatorische stroomlijning van het programma lijkt mij daarom wenselijk en zou de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk bij de oplossing van de bestaande controleproblemen helpen. Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk ook grote inspanningen geleverd om het vervoedering s verbod door te zetten. Ik hoop dat het momenteel onderzochte ophaalprogramma, dat tot doel heeft resten van voeder uit menginstallaties van landbouwbedrijven en soortgelijke installaties terug op te halen en te vernietigen, bijkomende zekerheid biedt. Daarnaast hebben vorige week twee gesprekken met respectievelijk vertegenwoordigers van de Portugese en de Britse autoriteiten plaatsgevonden over het slachtprogramma van hun regering. Met betrekking tot het Portugese slachtprogramma werd over de niet-afgehandelde punten gediscussieerd en heeft de Commissie om bijkomende inlichtingen, bijvoorbeeld in verband met epidemiologische gegevens, het nasporen van dieren, het vervoederingsverbod in Portugal enzovoort verzocht. Na deze voorbereiding zou het mogelijk moeten zijn in de vandaag plaatsvindende vergadering van het Permanent Veterinair Comité het Portugese slachtprogramma uitvoerig te bespreken en daar, indien mogelijk, ook een besluit over te nemen. Groot-Brittannië heeft de diensten van de Commissie eind vorige week een ontwerp van een zeer omvangrijk slachtprogramma voorgelegd. Het document telt ruim 120 bladzijden en omvat tevens een uitvoerige technische bijlage. Dit programma werd in de Raad ook rondgedeeld aan de lid-staten. Het moet nu grondig worden besproken en onderzocht, iets wat vandaag ook in het Permanent Veterinair Comité zal gebeuren. Er wordt verwacht dat de lid-staten op deze vergadering hun standpunt tegenover dit programma zullen innemen en ik hoop dat wij ter zake ook vandaag nog vorderingen zullen kunnen maken. De Commissie en verschillende lid-staten beschouwen de uitvoering en implementering van dit selectieve slachtprogramma als een van de bijzonder belangrijke elementen die nodig zijn om het vertrouwen van de consument te kunnen herstellen en met name ook een discussie over het door premier Major gewenste kaderprogramma te kunnen openen. Maar sta mij toe dat ik nu nog heel in het kort iets over de in het begin genoemde produkten gelatine, talg en rundersperma zeg. De Raad heeft de Commissie immers al in zijn conclusies van begin april jongstleden verzocht de lijst van produkten waarop het exportverbod van toepassing is door
de wetenschappelijke comités van de Commissie te laten onderzoeken. Dit is op verschillende vergaderingen van de meest uiteenlopende comités in de loop van april gebeurd. De wetenschappers zijn tot de conclusie gekomen dat rundersperma geen risico inhoudt en derhalve uit het exportverbod moet worden gehaald. Voor gelatine en talg werd vastgesteld dat ook bij deze produkten het gezondheidsrisico kan worden uitgesloten door de vaststelling van veilige produktieprocédés die een deactivering van de B SE-verwekker waarborgen. In zijn conclusies van eind april heeft de Raad de Commissie dan verzocht op basis van deze door de wetenschap verworven inzichten een voorstel voor een regeling voor de genoemde produkten voor te leggen. De Commissie heeft gevolg gegeven aan dit verzoek en heeft in het Permanent Veterinair Comité op 15 mei een voorstel voor een advies voorgelegd, waar grondig over werd gedebatteerd zonder dat het veterinair comité evenwel tot een advies is gekomen. Daarnaast heeft de Commissie op de vergadering van 22 mei besloten, overeenkomstig de regels van de contrefiletprocedure, het voorstel dat ze in het comité in stemming had gebracht, aan de Raad voor te leggen. Zoals bekend, heeft de Raad in zijn vergadering van 3 en 4 juni het voorstel uitvoerig besproken en in stemming gebracht. Het voorstel kreeg de steun van negen lidstaten; zes lid-staten onthielden het hun steun. De procedure moest dus worden voortgezet. Dat is gisteren gebeurd. De Commissie heeft een besluit genomen. De voorzitter werd samen met mij gemachtigd dit besluit maandag ten uitvoer te leggen, omdat eerst moet worden gewacht tot de wettelijke termijn die de Raad voor de besluitvorming heeft, is verstreken. Ik zou hier heel in het kort willen zeggen waar het uiteindelijk om gaat. Het is namelijk niet zo dat het exportverbod voor al deze produkten maandag ineens wordt opgeheven. Tegen rundersperma bestaan er op grond van het advies van de wetenschappers geen bezwaren meer. Rundersperma kan derhalve inderdaad weer worden verkocht in de Europese Unie. Met betrekking tot gelatine en talg hebben wij in onze verordening een veilig procédé vastgesteld volgens hetwelk deze produkten voortaan moeten worden vervaardigd. Daarnaast moeten de bedrijven die gelatine en talg willen produceren, daar een vergunning voor aanvragen. Deze vergunning wordt afgegeven door de Britse regering, die op haar beurt verplicht is aan de Commissie mee te delen aan welke bedrijven ze zo'n vergunning heeft verleend. Hierna wordt een controle ter plaatse in deze producerende bedrijven verricht, waartoe de lid-staten ook worden uitgenodigd. Pas als deze controle positief is uitgevallen, zet de Commissie het licht op groen voor het in de handel brengen van deze produkten. Ik denk dat op die manier, menselijkerwijze gesproken, de voorwaarden zijn geschapen om de verplichting na te komen die ik van meet af aan heb aangegeven, namelijk de verplichting absolute voorrang te geven aan de gezondheid van de mens en de veiligheid. (Applaus) Fantuzzi (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Raad, commissaris, de krachtige en zorgelijke woorden die Commissievoorzitter Santer gisteren in deze Vergadering heeft gesproken bewijzen dat Europa met de BSEcrisis niet alleen de vooruitzichten van een hele
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/65
Fantuzzi economische sector, maar ook haar eigen politieke voortbestaan op het spel zet. Ook hier voelen we ons enigszins tekortschieten vanwege de zorgen van een verbouwereerde consument die er geen vertrouwen meer in heeft dat Europa de veiligheid van haar levensmiddelen absoluut kan garanderen; we voelen ons tekortschieten vanwege de doolhof aan procedures die het de Raad in dit soort moeilijke situaties onmogelijk maken een meerderheid tegen of een meerderheid voor te verwerven om een besluit te nemen; we voelen ons tekortschieten vanwege het opkomende nationalisme dat onze mythische interne markt dodelijke slagen toebrengt, vanwege het schrikbeeld van de politiek der lege stoelen, die sinds onheuglijke tijden weer in zwang raakt. Wat nu? Je zou bijna zin krijgen de handdoek in de ring te gooien, huiswaarts te gaan en te zeggen: het is mooi geweest, maar de Europese onderneming bleek te moeilijk voor de krachten en de overtuigingen. Maar dat kunnen we ons niet veroorloven, we moeten signalen geven. Is dan dat besluit van gisteren van de Commissie om het embargo gedeeltelijk in te trekken terecht? Het biedt perspectieven, het zegt „nee" tegen een totale barrière die de burger geen dienst bewijst en die de indruk wekt dat hiermee eigenlijk andere doelen worden gediend. Ik weet wel dat er op het platteland een sterke anti-Engelse stemming heerst, maar deze crises worden echt niet opgelost door het Verenigd Koninkrijk in een isolement te manoeuvreren. Het is een probleem van ons allemaal: maar we moeten de Britse regering en vooral het Britse volk ook duidelijk maken dat het probleem evenmin wordt opgelost door Europa op politiek terrein te dwarsbomen; door EUROPOL tegen te werken of de strijd tegen het racisme te traineren ontstaat er echt niet meer aandacht voor hun legitieme nationale belangen. Door het embargo op welke wijze dan ook in te trekken wordt het vertrouwen van de consument niet hersteld. Hoe harder ze met de vuist op tafel slaan, hoe duidelijker wordt dat er geen andere kwesties op tafel liggen. Dat zijn de kwesties waar wij om vragen, dat wil zeggen een plan voor het uitbannen van de ziekte, dat de goedkeuring van de Europese instellingen kan wegdragen en dat kan rekenen op de Europese solidariteit, ook in financieel opzicht - wij hebben duidelijk onze instemming met dit plan betuigd -, alsmede maatregelen ter ondersteuning van een sector die niet alleen maar het effect hebben dat de zakkenvullers hun zakken nog meer vullen, maar die ook rekening houden met de specifieke kenmerken van en verschillen tussen de diverse Europese landen. Dit kan allemaal gedaan worden; het is redelijk en het getuigt van een politieke rede die ook met gezond verstand te maken heeft. Als we alles ten behoeve van onze eigen nationale toko zouden politiseren, zouden we hier in Europa immers in een permanente gelatineachtige toestand verzeild raken. Ik neem kennis van de positieve signalen die minister Pinto vandaag heeft uitgezonden, en ik vind dat het niet van onverantwoord optimisme getuigt te zeggen dat er meer Europa nodig is, en niet minder Europa. Plumb, The Lord (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het besluit van de Commissie om het verbod op de uitvoer van afgeleide produkten op te heffen is zeer welkom nieuws en strookt natuurlijk met eerdere verklaringen die commissaris Fischler bij verschillende gelegenheden op grond van wetenschappelijk bewijsmateriaal heeft afgelegd. Ik aanvaard het - en de heer Santer drong daar gisteren op aan - dat dit een principebesluit is en ik erken dat dit afhankelijk is van de Britse maatregelen in het kader
van het programma tot uitroeiing van de ziekte, teneinde het vertrouwen van de rundvleesetende consument te herstellen. Velen zullen zeggen dat het actieplan om alle delen van runderkarkassen die de infectie kunnen overbrengen, als de ziekte op mensen overdraagbaar is, uit de menselijke voedselketen te weren, vijf jaren geleden gelanceerd had moeten worden. Dat is ook gebeurd, want al het van herkauwers afkomstige materiaal dat BSE op vee zou kunnen overbrengen is zes jaar geleden van de keten uitgesloten. Tot op heden is al het vee dat aan BSE leed geslacht, te weten 190.000 stuks na 1992, een kostenpost van 180 miljoen ecu. Verder is 63 miljoen ecu besteed aan onderzoek en administratieve controles hebben nog eens 43 miljoen ecu gekost. De begroting voor onderzoek in het Verenigd Koninkrijk is verhoogd en het budget voor de vleeskeuringsdienst is met 39 miljoen pond verhoogd om extra controles uit te voeren. Deze maatregelen hebben duidelijk effect gehad; het aantal geconstateerde gevallen is sinds 1992 gedaald van 36.000 tot 8.000 en neemt nog steeds af. Ik nodig een ieder uit het verdere actieprogramma te lezen en te bestuderen, alle 121 bladzijden, en te bedenken wat er is gebeurd. Sinds maart zijn 81.648 runderen geslacht in het kader van het programma van de regering voor de vernietiging van karkassen. Vorige week overschreed het totale aantal geslachte dieren de 25.000 en daarbij zijn de opslag in koelhuizen en nog 1500 noodgevallen inbegrepen. Bovendien zijn sinds 29 maart 20.000 kalveren geslacht, 4.000 per week. Wij zijn de Commissie zeer erkentelijk voor de compensatie en de extra interventie- en steunmaatregelen, die hopelijk zijn goedgekeurd. Met een kaderactieplan ter verscherping van de maatregelen om BSE te bestrijden, hoop ik dat wij de vertrouwenscrisis nu kunnen bezweren en de handel zo spoedig mogelijk weer kunnen normaliseren. Het vertrouwen zal pas weer hersteld worden, als de controlemaatregelen ten behoeve van de diergezondheid en de volksgezondheid strikt en aantoonbaar worden uitgevoerd en ik ben van mening dat het tijd wordt om deze kwestie weer aan de wetenschap over te laten en uit de sfeer van het politieke effectbejag te halen. Green (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij begrijpen dat Lord Plumb de afschuwelijke zaken mooier moet voorstellen dan zij zijn; wij hebben met hem te doen. Plumb, The Lord (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de waarheid gesproken. Santini (UPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, deze eerste interventies zouden ons tot een bescheiden optimisme kunnen verleiden. Maar de angst dat we dan onmiddellijk overstag gaan en onze waakzaamheid laten verslappen, is te groot. Wij vinden dat er nog heel veel maatregelen moeten worden genomen, en mochten we niet meer precies weten hoe deze crisis is ontstaan - ze dateert van 1986 en op degenen die destijds niet onmiddellijk hebben ingegrepen, rust nu een zware verantwoordelijkheid -, dan kunnen we ons geheugen wel even opfrissen aan de hand van de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Kort geleden zijn er namelijk vijf mensen overleden, hoogstwaarschijnlijk aan de gevolgen van de ziekte van Creutzfeld-Jacob.
Nr. 4-483/66
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Santini Met het oog hierop vind ik dus dat we het optimisme niet uit de hand moeten laten lopen. Men kan weliswaar niet met zekerheid zeggen of deze ziekte op de mens overdraagbaar is, maar na de berichten van de afgelopen tijd is het tegenovergestelde, dat de ziekte dus niet overdraagbaar is, evenmin met zekerheid aangetoond. Tussen besmetting en niet-besmetting ligt een kwaad dat nog veel erger is en dat de consument treft, namelijk de twijfel; vanuit die twijfel koopt de consument geen vlees meer, met alle welbekende gevolgen van dien. Persoonlijk ben ik sprakeloos - en mijn fractie denk ik met mij - over het gedeeltelijk opheffen van het embargo op gelatine, talg en sperma. Lord Plumb moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar ik ben nogal sceptisch over de garanties die de Britse regering biedt voor de vergunningen die zij voor deze export zal afgeven. Ik verzoek de commissaris om bij de afgifte van deze vergunningen heel goed op te letten. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen, de tegenwerking, de obstructiepolitiek, waar minister Pinto zich afkeurend over heeft uitgelaten, spreken duidelijke taal over de houding die de Engelsen in deze kwestie van plan zijn aan te houden. Dit is een zeer ingewikkeld vraagstuk, waaraan wetenschappelijke, agrarische, economische, psychologische, politieke en institutionele aspecten zitten. In de betrekkingen tussen de verschillende instellingen heeft deze situatie zich op een onduidelijke, ondoorzichtige en weinig overtuigende manier ontwikkeld. Hoe en wat moet er nu dan besloten worden? Akkoord, solidariteit met de getroffenen, dat wel ja, maar dan zeg ik: bescherming van de consumenten en de volksgezondheid op de eerste plaats. Commissaris Fischler sprak daarover en heeft garanties gegeven. Nu vraag ik hem: heeft u voldoende middelen, mijnheer de commissaris, om deze actie te kunnen uitvoeren? Hopelijk wel!
Laat de Commissie er ook voor zorgen dat gelijkwaardige veiligheidsstandaarden worden toegepast in de gehele Europese Unie. Maar, Voorzitter, ik wil het vooral hebben over de politieke achtergrond van deze crisis. Het Britse schip van staat is een stuurloos vaartuig dat is vastgelopen op rotsen van eigen makelij. (Applaus) Er schuilt een zekere bittere ironie in de vele inconsistenties in de Britse positie. Door een klacht in te dienen bij een Hof van Justitie waarvan het de macht wil zien beperkt, door maatregelen tegen te houden die het steunt en door politiek te worden gered door de anonieme bureaucraten uit Brussel, laat de Britse regering zien hoe zeer de Britse diplomatie zichzelf in een knoop heeft gewerkt. Na 30 maatregelen te hebben geblokkeerd in minder dan drie weken moet Engeland misschien zelfs worden bedankt, want Londen heeft laten zien hoe noodzakelijk het is de unanimiteitsregel in de Raad te vervangen door meerderheidsstemmingen. Maar, Voorzitter, ik wil vooral vandaag uiting geven aan mijn diepe zorg over de opkomst van een vilein nationalisme in het Verenigd Koninkrijk. Er is sprake van een golf van beledigingen gericht tegen Duitsland en Duitse burgers. Die golf vervult mij als Nederlander en als Europeaan met teleurstelling en met schaamte. Hoe makkelijk is het 50 jaar na de Tweede Wereldoorlog om een xenofobe storm op te roepen en om zich te wentelen in chauvinisme. Hoe makkelijk is het opnieuw de demonen op te roepen van onverdraagzaamheid en vooroordeel die de Europese beschaving zo vaak hebben geschaad. (Applaus)
Dan zijn er verder nog bijzondere effecten: de economische maatregelen. Velen hebben het al gezegd en ik zeg het hier nog eens: 650 miljoen ecu is weinig. Het zou nog erger zijn als dit geld slecht verdeeld werd. Daarover bestaat enige ongerustheid in landen als Italië, Spanje, Griekenland en Portugal, die nettoimporteurs van kalfsvlees zijn. Italië produceert bijvoorbeeld 20 % van het rundvlees, en zou volgens de eerste gegevens op slechts 6 % van deze buitengewone actie kunnen rekenen.
Hoe makkelijk is het, collega's, voor een regering om nationalisme aan te moedigen in plaats van het te bestrijden. Collega's, er is geen eer in deze strategie. Als politici is elk van ons geconfronteerd met een keuze. Wij kunnen vooroordelen exploiteren of wij kunnen helpen verdraagzaamheid te verspreiden. Wij kunnen vooroordelen vergoeilijken of wij kunnen ze tegengaan. Wij kunnen nationalisme prediken of wij kunnen de rechtstaat versterken binnen de Europese Unie.
Mijnheer de minister, mijnheer de commissaris, laten we ervoor waken dat de schade door deze aanfluiting nog groter wordt!
De conservatieve partij heeft zijn keus gemaakt. Die partij heeft nationalisme gekozen als zijn electorale strategie. De conservatieve partij is niet langer de partij van verantwoordelijk bestuur en van één natie. De conservatieve partij is geworden tot de Engelse nationale partij.
(Applaus) De Vries (ELDR). - Voorzitter, het embargo op Brits vlees en afgeleide produkten heeft drie dingen bereikt. Het heeft de reputatie van de Unie beschermd voor de kwaliteit van haar voedsel. Het heeft de interne markt intact gehouden door te voorkomen dat individuele landen nationale barrières opwerpen. En het heeft het Verenigd Koninkrijk verplicht eindelijk een aantal maatregelen te nemen. Toch zal het nog enige tijd kosten voordat het vertrouwen van de consument buiten het Verenigd Koninkrijk zal zijn hersteld. Zelfs al zou de ban volledig worden opgeheven, zullen de meeste mensen toch nog niet bereid zijn Brits vlees te eten. Nu de Commissie heeft besloten het embargo gedeeltelijk op te heffen, roep ik de Commissie op zeker te maken dat geen lid-staat zelfstandig nieuwe importbarrières invoert.
(Applaus) Sommige moedige individuen, zoals Emma Nicholson, hebben hun keus gemaakt. Zij hebben de conservatieve partij verlaten om toe te treden tot de enige Britse partij die met consistentie een pro-Europese lijn volgt. Het is tijd voor diegenen van haar collega's die haar zorg delen om haar voorbeeld te volgen. Door partijbelang te laten prevaleren boven landsbelang heeft de conservatieve partij duidelijk gemaakt waar zij staat. Het is tijd dat mijn conservatieve vrienden in het Europees Parlement hetzelfde doen. Laten zij principe boven partij stellen. Laten zij kiezen voor een Engeland in het hart van Europa. Laten zij de enige Britse partij kiezen
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/67
De Vries die onambivalent is over Europa. Laten zij toetreden tot de Britse en Europese liberalen. Het is tijd om te kiezen. (Applaus) Jové Peres (GUE/NGL). -(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik hoef het misschien niet te hebben over de foute houding van de Britse regering maar wil toch een opmerking maken over de werking van de communautaire instellingen in dit geval. De problematiek, die eigen is aan de dolle-koeienziekte, is te wijten aan het feit dat in het Verenigd Koninkrijk politieke besluiten ondergeschikt zijn aan economische druk. De ziekte is ontstaan omdat beendermeel in diervoeding verwerkt werd en de produktieprocessen voor dit beendermeel gewijzigd werden. Deze praktijken leverden enorme winsten op en het is veelbetekenend dat, toen aangetoond werd dat beendermeel verantwoordelijk is voor BSE, de multinationals zich terugtrokken uit de produktie van droog veevoeder ten einde zich aan hun verantwoordelijkheid te onttrekken. De heer Santer heeft ons gisteren meegedeeld dat de Commissie in het licht van de blokkering in de Raad en op grond van wetenschappelijk bewijsmateriaal besloten heeft het embargo gedeeltelijk op te heffen voor gelatines, vet en sperma uit het Verenigd Koninkrijk maar dat zij hierbij niet gezwicht is voor politieke druk. Als we de blokkering van •de communautaire instellingen niet als politieke druk kunnen omschrijven, dan kan ik me niet voorstellen wat we dan wel als politieke druk kunnen bestempelen.
genomen heeft die gevaren kunnen inhouden voor de volksgezondheid, bij gebrek aan gunstige verslagen van de bevoegde wetenschappelijke instanties. De richting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft het opduiken van een aantal problemen bevorderd. Het streven naar competitiviteit tot iedere prijs draagt bij tot de invoering van methodes en technieken waarvan de gevolgen op lange termijn onbekend zijn. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd aan het begin van de jaren zestig gecreëerd om de voedselbevoorrading van Europa te waarborgen. De toestand is echter veranderd en we moeten ons de vraag stellen of het GLB zich beter niet langer alleen op kwantitatieve aspecten concentreert maar ook aandacht gaat besteden aan de kwaliteit van de levensmiddelen in de Europese Unie. Graefe zu Baringdorf (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, er is geen sprake van een anti-Brits klimaat, noch in dit Parlement noch in onze fractie. Maar er is wel sprake van een Britse regering die op onverantwoorde wijze op politieke en administratieve pressie gokt en daardoor een klimaat schept waarin nationaal chauvinisme, tegen alle verwachtingen in, weer kan opleven. Er is sprake van een Britse regering die via deze politieke en administratieve pressie verhindert dat in Groot-Brittannië de nodige stappen worden gedaan, die tot een daadwerkelijke bestrijding van deze epidemie zouden kunnen leiden.
Het is duidelijk dat de Britse regering een institutionele blokkering veroorzaakt heeft ten einde besluiten door te drukken die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid. Deze produkten vielen aanvankelijk immers onder het uitvoerverbod en de ziekte is nog niet volledig uitgeroeid. Het is dan ook te vrezen dat, als er ooit gevaar voor de volksgezondheid was, dit niet verdwenen is. De Commissie beroept zich hiervoor op wetenschappelijk bewijsmateriaal maar verduidelijkt dit niet of geeft ons het advies van de bevoegde wetenschappelijke instanties niet. De heer Fischler had het in zijn bijdrage over het debat in het diergeneeskundig comité maar dit comité is niet tot de slotsom gekomen dat het uitvoerverbod kon worden opgeheven.
Mijnheer Fischler, u hebt vanochtend weer van „zou kunnen" en „zou moeten" gesproken, toen u het over de maatregelen had die de Britse regering moet nemen. U spreekt niet over wat de Britse regering heeft gedaan. En ja, wij moeten ervan uitgaan dat ze buiten het uitoefenen van politieke pressie niet veel heeft ondernomen. Het klopt dat de bestrijding van BSE niet tot het exportverbod alleen mag worden beperkt. Het is een Europees probleem en geen Engelse ziekte, dat hebben wij altijd gezegd. Wij moeten dus ook allen verantwoordelijkheid dragen. Als wij echter op een moment dat we onder politieke pressie werken, tot een versoepeling besluiten, dan geven we een verkeerd signaal dat niets meer te maken heeft met door de wetenschap verworven inzichten en verantwoordelijk handelen!
In de media verschijnen een aantal verrassende argumenten. Ik kan niet begrijpen wat het feit, dat de ziekte niet wordt overgedragen via de genen, te maken heeft met gelatines en vetten. Men haalt ook een rapport aan van een vereniging van gelatineproducenten over de veiligheid van deze produkten. Toch werd in eerdere besluiten van de Commissie gesteld dat tot op heden geen procédés gekend zijn die sluitende garanties bieden voor inactivering van de ziektekiemen.
Het is juist, mijnheer de commissaris, de produkten die worden vrijgegeven - gelatine en talg - horen niet bij de gevaarlijkste en zijn ultrahoog verhit, maar u weet ook dat volgens de laatste inzichten deze ziekteverwekkers hierdoor niet worden gedood, maar slechts minder actief worden gemaakt. En hoe u het vrijgeven van rundersperma wilt verklaren, terwijl toch duidelijk is dat er een overdracht van generatie op generatie is, is mij werkelijk een raadsel!
Het wetenschappelijk karakter van de beslissingen moet duidelijk blijken om te vermijden dat men kan denken dat economische belangen en politieke druk belangrijker zijn dan de bescherming van de volksgezondheid. De Commissie moet dan ook de wetenschappelijke bewijzen voorleggen die haar ertoe aanzetten voor te stellen het embargo gedeeltelijk op te heffen; zij moet een beschrijving geven van de nieuwe wetenschappelijke experimenten, hun resultaten en de identiteit van degenen die deze proeven verricht hebben en moet de beoordeling, die de bevoegde wetenschappelijke instanties, en met name het veterinair comité, hiervan maken, meedelen. Zolang dit niet gebeurt, kunnen we alleen maar denken dat de Commissie beslissingen
(Applaus) Ik vind het tijd om terug te keren naar een op BSE geconcentreerde en ter zake dienende discussie en werkelijk alle wetenschappelijke mogelijkheden te benutten. De Commissie zou eindelijk ook een plan moeten voorleggen waarin ze aangeeft hoe men, afgezien van deze epidemie, tot een weloverwogen rundvleesproduktie wil komen, hoe men wil uitsluiten dat wij ons na dit BSEschandaal de volgende keer misschien over een antibiotica-schandaal moeten buigen, hoe men de verkeerde aanpak van het Europees landbouwbeleid helemaal kan ombuigen om de consument weer vertrouwen te geven, en wel duurzaam
Nr. 4-483/68
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Graefe zu Baringdorf vertrouwen te geven dat dit BSE-schandaal overstijgt en ook daarna voortduurt. Onze fractie wou eerst voor deze gezamenlijke resolutie stemmen. Wij gingen ervan uit dat het besluit van de Commissie nog niet definitief was. Wij vroegen naar de door de wetenschap verworven inzichten om ons besluit te motiveren. U hebt nu spijkers met koppen geslagen. Het besluit is genomen. Onze fractie kan dus niet meer met deze resolutie instemmen. Wij nemen onze handtekening terug. Wij zijn ertegen dat de export op dit tijdstip en gezien de tot dusver beschikbare inzichten vrij wordt gelaten. Macartney (ARE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat dit debat nu plaatsvindt. Zoals u weet, hadden onze fractie en de Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij het al tijdens de vorige vergaderperiode willen houden. Het is zeker niet te vroeg. Deze crisis treft heel Europa. Ik ben een burger van het Verenigd Koninkrijk, maar ik vind het absoluut schandelijk en onverantwoordelijk van de Britse regering om te trachten het gehele besluitvormingsmechanisme van de Europese Unie lam te leggen vanwege deze kwestie. Daaraan mag geen twijfel bestaan. Dit alles is nog ergerlijker, als wij bedenken dat dit het belangrijke jaar van vooruitgang voor Europa had moeten zijn. Door middel van de Intergouvernementele Conferentie zouden wij trachten Europa dichter bij elkaar te brengen. Wat wij in plaats daarvan krijgen is een reeks kleingeestige vetomaatregelen - zelfs maatregelen waarvoor het Verenigd Koninkrijk in het verleden zelf had gepleit waren plotseling onaanvaardbaar en daarover werd het veto uitgesproken. Daarom ziet u dat de ongelukkige Britse minister voor Overzeese Ontwikkeling het veto moet uitspreken over hulp aan Rwanda, waarin zij wel gelooft. Dat een regering haar eigen ministers in zo'n positie kan brengen! Ik zeg tegen de regering van het Verenigd Koninkrijk, genoeg is genoeg en nu moet het afgelopen zijn! Het uitvoerverbod is gedeeltelijk opgeheven en dat juich ik toe. Het verheugde mij de verklaring van commissaris Fischler te horen. Het wordt nu tijd dat het Verenigd Koninkrijk zegt dat deze fase voorbij is. Het moet zich opnieuw ernstig beraden. Wat mij verontrust - en ik herhaal wat de heer de Vries zei - is dat de onverantwoordelijke handelwijze van het Verenigd Koninkrijk stap voor stap via een schijnoorlog leidt naar een koude oorlog en vervolgens naar een golf van vreemdelingenhaat die de sensatiepers overspoelt. Die Bild-Zeitung drukte een artikel uit The Sun af waarin de lezers twintig manieren aan de hand werden gedaan om de Duitsers te ergeren, het is niet te geloven! Een daarvan was de Duitse vlag te verbranden en de as naar bondskanselier Kohi te sturen. Wat voor boodschap is dit om naar Europa te doen uitgaan, en nog wel op het moment dat Engeland gastland is voor de wedstrijden voor het Europese voetbalkampioenschap van 1996, dat allerlei spanningen teweeg zal brengen? Ik zeg het Parlement dat de regering van het Verenigd Koninkrijk een tijger heeft losgelaten. Dat zal haar nog berouwen en wij allen in dit Parlement betreuren deze activiteiten zeker. Er is echter ook enig goed nieuws. Uit een vanmorgen in Schotland gepubliceerde opiniepeiling blijkt dat het nettoresultaat van de campagne van de Conservatieve regering tegen Europa is dat de Conservatieven in Schotland ge-
daald zijn naar 12 % - de helft van het stemmenpercentage dat de Schotse Nationale Partij zou krijgen, dat nu op 24 % staat, hoewel ik moet toegeven dat zij flink achterblijft bij de Labourpartij. Dat is het oordeel van de Schotse kiezers over deze antiEuropese hysterie die door de Conservatieve regering is opgewekt. De Schotse boeren zijn zeer bezorgd. Ik sprak vanmorgen iemand die zei dat zij de hoop hadden opgegeven. Hij zei dat verondersteld werd dat de crisis de rundvleesproducenten - het gebied van de Aberdeen Angus dat ik vertegenwoordig - moest helpen, maar dat zij helemaal niets kregen. Sommige boeren hebben geprofiteerd van de situatie, maar anderen hebben verlies geleden en geen vergoeding ontvangen. De rundvleesproducenten vragen wanneer de mooie woorden nu eens gevolgd worden door daden. Zij zijn absoluut niet onder de indruk van wat zij gehoord hebben van Michael Forsyth, de minister voor Schotland, onder wiens toezicht de minister voor de Schotse landbouw staat. In de vorige vergaderperiode vestigde ik de aandacht van het Parlement op deze man, als degene die de Europese vlag in Schotland wilde neerhalen, in plaats van de Schotse vlag in Europa te hijsen door te zeggen, laten wij een speciale deal maken voor Schotland, laten wij schot in de zaak brengen. (Applaus) des Places (EDN). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, de voorzitter van de Commissie, de heer Santer, heeft ons gisteren op de hoogte gesteld van het principiële besluit het embargo gedeeltelijk op te heffen. Hij heeft daarbij misschien gerekend op het immobilisme van de zomermaanden om deze zaak definitief in de doofpot te stoppen. Ik hoop dat hij zo gevoelig zal zijn voor onze gerechtvaardigde vragen dat hij dit besluit op 10 juni niet zal bevestigen, wat ook de politieke consequenties daarvan zullen zijn. Dwalen is menselijk, maar alleen dwazen volharden in hun dwaling. De heer Santer heeft ook tegen ons gezegd dat hij slechts één zaak betreurt, namelijk dat er zes weken werd gewacht om een oplossing, een alibi, een compromis te vinden. Zes weken om zich te verzekeren van de onfeilbaarheid van de deskundigen. Zes weken om zich ervan te verzekeren dat de poorten van de hemel voor iedereen toegankelijk zijn, om een tegennatuurlijke economische beslissing te nemen. Mijnheer de commissaris, vindt u dit redelijk? Wat uw hart u vandaag niet ingeeft, zal de angst u binnenkort misschien influisteren. In afwachting dat die onontkoombare dag aanbreekt, waarvoor u de verantwoordelijkheid op zich zult moeten nemen, houden we maar beter op met aan het ergste te denken in de hoop dat alles zich nog ten goede keert. Onze moraal zal er beter van worden, onze gezondheid ook. Mijnheer de commissaris, kunt u met een gerust geweten de consument gijzelen die weigert hoog-risicoprodukten te consumeren, omdat hij denkt dat ze gevaarlijk zijn voor zijn gezondheid? Kunt u de belastingbetaler gijzelen die zonder bewijs van oorsprong of kwaliteit betaalt en die andere zorgen heeft dan de facturen te betalen van degenen die op zijn rug veel geld hebben verdiend zonder hun verantwoordelijkheid op zich te nemen? Kunt u de veehouders, met inbegrip van onze Engelse en Ierse collega's, de sectoren, de arbeidsplaatsen die niets te maken hebben met het verbranden van krengen - en dus indirect de hele Europese landbouw en de hele Europese landbouwproduk-
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/69
des Places tie - veroordelen, alleen maar omdat u naïef vertrouwen hebt gehad in enkele multinationale ondernemingen in diervoeder zonder scrupules? Kunt u, eens te meer, Europese en nationale steunmaatregelen inschakelen om de inkomensverliezen te compenseren en aldus de gemoederen te bedaren, faillissementsaanvragen, en bijgevolg de desertificatie van het platteland, te voorkomen? U weet heel goed dat deze steunmaatregelen het voorwerp zullen zijn van kritiek van degenen die de financiering van de landbouw van de Europese Unie in het oog houden. Wij zullen daar, ook in dit Parlement, niet aan ontsnappen. En zoals altijd zullen de landbouwers op de beklaagdenbank zitten. Er zal dus geen andere uitweg meer bestaan dan een stelsel van compensaties tussen de verschillende produkties te bedenken, om er vooral zeker van te zijn dat de landbouwers ter zake verdeeld zullen zijn. Iedereen zal er geld bij inschieten: de belastingbetaler via de staat, de landbouwers via de solidariteit onder collega's, het administratief apparaat voor de werking. Concluderend moeten wij ons afvragen, mijnheer de commissaris, of wij in de ingewikkelde politieke toestand die door dit probleem is ontstaan de politieke verantwoordelijkheid aan u, namens de Commissie, moeten overlaten voor iets wat niet onder uw gezag en uw bevoegdheid valt. Onze fractie is dan ook tegen een opheffing van het embargo en zal slechts voor de resolutie stemmen als zij wordt gewijzigd. David (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de opheffing van het verbod op de uitvoer van afgeleide runderprodukten is een belangrijke stap vooruit. Het verheugt mij evenzeer dat de Britse regering althans enige tekenen van constructief gedrag vertoont door, naar het schijnt, de associatie-overeenkomst met Slovenië te steunen. Die enigszins gewijzigde houding moet in nog veel sterkere mate veranderen. Het is toch zeker absurd dat de Britse regering in feite de belangen van iedereen schaadt door zonder enig onderscheid te maken maatregelen te blokkeren die in het nationaal belang van Groot-Brittannië zijn en waarvan sommige nota bene door het Verenigd Koninkrijk zelf waren voorgesteld. De meest betreurenswaardige kant van deze zaak is echter de wijze waarop de Britse regering ongehoorde xenofobische, chauvinistische retoriek en praktijken heeft aangemoedigd. Dergelijke taal hoort beslist niet thuis in de Europese Unie of in enige beschaafde samenleving. Het gebruik van racistische taal en insinuaties is een politieke tactiek die blijvende schadelijke gevolgen zal hebben, zowel voor Groot-Brittannië als voor de Europese Unie. Het moet onze taak als democraten en parlementariërs zijn om alles te doen wat in ons vermogen ligt om een eind aan deze crisis te maken. Het moet onze taak zijn om te bewerkstelligen dat het uitvoerverbod wordt opgeheven. Het moet onze taak zijn er mede voor te zorgen dat het vertrouwen van de consument zo spoedig mogelijk wordt hersteld en bovenal te waarborgen dat chauvinistische taal nooit of te nimmer meer gehoord wordt in de Europese Unie. Schierhuber (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, de runderepidemie BSE heeft niet alleen tot een crisis binnen de Europese Unie geleid, maar vooral grote onzekerheid onder onze consumenten veroorzaakt. Onzekere consumenten betekent ook minder afzet en
dat betekent op zijn beurt lagere prijzen voor de runderproducenten. Wij bevinden ons in een kringloop die al onvermoede gevolgen heeft en die wij dringend onder controle moeten krijgen. Maar dat zullen wij vooral bereiken, als wij het vertrouwen in de Europese vleesproduktie herstellen. De eerste stap die wij daarvoor moeten doen, is een consequente uitroeiing van de met BSE besmette veestapels. Ook nodig zijn de invoering van een Europawijde, doelmatige kenmerking van vlees en vleesprodukten, Europawijd geldende dierbeschermingsnormen, intensivering van de onderzoeksinspanningen om mogelijke besmettingswegen van BSE te achterhalen en een kritisch onderzoek naar rendementsverhogende middelen, de aan voeder toegevoegde geneesmiddelen en additieven, alsook de residu's daarvan. De consument moet uiteindelijk kunnen vaststellen waar het vlees op zijn bord vandaan komt. Het gevaar is momenteel groot dat men onder de hoge druk te snel maatregelen neemt, die bij de consument tot nog meer onzekerheid zouden leiden. Dat zou het geval zijn bij een opheffing van het exportverbod zonder voldoende garanties vooraf, bijvoorbeeld de garantie dat het identificatiesysteem functioneert en het vervoederingsverbod voor beendermeel niet wordt overtreden. Daarnaast zijn in de toekomst voortdurende controles van EU-zijde nodig. In dit licht moet ook de houding van Oostenrijk in de Raad worden gezien: de onzekerheid is voor ons momenteel nog te groot. Het is in niemands belang het exportverbod voor Britse runderen op lange termijn te handhaven. Maar iedereen moet ervoor willen zorgen dat zekerheid en kwaliteit worden geboden. Laten wij de huidige problemen niet alleen als een catastrofe zien, maar ook als een kans om de juiste stap in de goede richting te doen. Hyland (UPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier vanmorgen opnieuw mijn vertrouwen uitspreken in de wijze waarop commissaris Fischler de BSE-crisis aanpakt. Ik juich de gedeeltelijke opheffing van het uitvoerverbod toe. Het besluit is gebaseerd op wetenschappelijke bewijzen en zal enige beweging brengen in de rundvleessector en dat is een zeer welkome ontwikkeling op dit moment. Ik verzoek de Commissie echter dringend om het pakket compensatiemaatregelen dat de rundvleesproducenten beloofd is te realiseren. Het is een schande dat de Raad, nu de industrie op de knieën ligt doordat boeren voor hun faillissement staan en werknemers hun baan verliezen, geen overeenstemming kan bereiken over een pakket compensatiemaatregelen. Ik zeg ook nogmaals dat ik van mening ben dat de voorgestelde vergoeding absoluut onvoldoende is en onmiddellijk verhoogd moet worden. De rundvleesproducenten hadden al voor de BSE-crisis met zware financiële verliezen te kampen. Ik betreur het dat er geen verbetering is gekomen in de algemene invloed van de crisis op consumenten en boeren. Om een voorbeeld te noemen, de meest recente verklaring van een Britse wetenschapper dat de ziekte door koeien wordt overgebracht op hun ongeboren kalveren, wekt nog meer twijfel bij de consument. Waar loopt dit allemaal op uit? Daarginds zijn mensen die allerlei zaken moeten afhandelen en niemand weet precies waar de waarheid ligt. Wij moeten ons hoognodig concentreren op volksgezondheidsoverwegingen en welk standpunt ten aanzien daarvan wordt ingenomen. Naar ik heb begrepen, bestaat er geen bewezen gevaar voor de volksgezondheid en het moet toch
Nr. 4-483/70
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Hyland zeker mogelijk zijn om een op feiten berustende en geloofwaardige verklaring daarover te ontvangen. Ondertussen blijft Groot-Brittannië de Gemeenschap arrogant en minachtend behandelen. Het heeft dit probleem veroorzaakt en Europa moet nu de prijs daarvoor betalen. Wil het vertrouwen van de consument hersteld worden, dan moet Groot-Brittannië een uitroeiingsprogramma uitvoeren dat bij de consument geen twijfel zal laten bestaan. De Europese Gemeenschap is verplicht dat te financieren en het is niet onredelijk een bevredigende reactie te verwachten. Zoals ik hier bij vorige gelegenheden reeds te kennen heb gegeven, heeft deze crisis grotere gevolgen voor de Ierse rundvleesproducenten en de Ierse economie dan voor die van de andere lid-staten. Ik wil commissaris Fischler vanmorgen graag horen bevestigen dat het controleprogramma van Ierland, dat van kracht is sinds het eerste geval enkele jaren geleden werd geconstateerd, effectief werkt. Görlach (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, als ik de krachtige woorden tegen de houding van de Britse regering van de heer Santer gisteren en van de heer Fischler vandaag hoor, dan kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat achter deze krachtige woorden eigenlijk alleen maar een strategie of tactiek schuilgaat om de Commissie in staat te stellen des te gemakkelijker toe te geven aan de eisen inzake de opheffing van het embargo. Ik verklaar mij nader. Omdat deze drie produkten nu te vroeg - zo zie ik het althans - worden vrijgelaten, sluit ik niet uit dat er voorwaarden bestaan die een zeer grote mate van veiligheid kunnen waarborgen. Alleen zijn die voorwaarden nu nog niet vervuld. (Applaus) Als wij billijk te werk willen gaan - en ik hoor niet bij degenen die het embargo volledig willen handhaven tot de laatste absolute veiligheidswaarborg is geboden - dan moeten wij het succes bij de bestrijding van de ziekte stapsgewijze evalueren en ook stapsgewijze tot de versoepeling van het embargo overgaan. Maar in dit geval is er een onevenwicht. Er is nog geen succes geboekt en absolute zekerheid omtrent deze drie produkten hebben we evenmin. Daarom komt de vrijlating te vroeg! De Commissie moet beseffen dat zij de schuld ten dele op zich heeft geladen. Als de verkoop de komende maanden in veel produktsectoren waarin gelatine en talg wordt verwerkt, plotseling instort zoals in de rundvleessector zelf, dan zal dat iets te maken hebben met de te vroege vrijlating van deze drie produkten. Ik wil geen Cassandravoorspelling doen en evenmin slapende honden wakker maken, maar wij weten hoe gevoelig de consumentenmarkten reageren en ik vrees dat zich bij vele, vele produktengamma's hetzelfde zal herhalen wat nu bij rundvlees is gebeurd. Dat zou de Commissie moeten weten! Ik geloof dat wij werkelijk op het punt zijn gekomen waar de BSE-crisis kan ontaarden in een crisis in de Europese Unie. De Britse regering draagt heel wat schuld, dat staat buiten kijf, maar het gedrag van de Commissie en van een deel van de Raad werkt dit proces in de hand. Bij gezondheidsvraagstukken kan niet worden afgedongen! Dat is het hoogste doel van de Europese Unie en ongetwijfeld ook het hoogste staatsdoel van de Britse regering. Gezondheid komt op de eerste plaats. Daarna komt er een hele tijd niets, weer niets en nog eens niets, en dan komt
opnieuw de gezondheid! Pas daarna komen nationale gevoelens en nationale gevoeligheden. Dat geldt voor het continent maar ook voor het Britse eiland! Ik vrees dat Raad en Commissie bezig zijn het vertrouwen van de Europese burgers in de Europese Unie te verspelen en het Parlement mag deze verkeerde ontwikkeling niet steunen!
VOORZITTER: DE HEER D. MARTIN Ondervoorzitter Gillis (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de BSE-crisis is thans tien weken oud. Zij is het gevolg van een onbezonnen verklaring in het Lagerhuis die niet op wetenschappelijke gronden berustte. Inmiddels is de Europese rundvleesindustrie tot overgave gedwongen. De boeren, met name in belangrijke exportgebieden als Ierland, hebben enorme verliezen geleden. Velen staan thans aan de rand van een faillissement. Het vertrouwen van de consument in rundvlees is ernstig ondermijnd en de consumptiedaling ligt in de buurt van 30 %. Er moet nu onmiddellijk goed gerichte actie ondernomen worden om het vertrouwen van de consument te herstellen en de ziekte BSE uit te roeien. De laatste paar dagen, na vele vergaderingen waarin Britse ministers informatie hebben verstrekt, hebben wij enkele positieve ontwikkelingen kunnen constateren. De Britse regering verzekert ons thans dat de regels inzake de vernietiging van afval en besmet voedsel zijn verscherpt en dat streng op de naleving ervan wordt toegezien en dat het systeem nu waterdicht is. De Britse regering heeft eindelijk een tamelijk gedetailleerd programma voorgelegd tot uitroeiing van BSE. Dit document is weliswaar verre van volmaakt, maar het gaat in ieder geval in de goede richting. Bovendien heeft de Commissie een nieuw programma ingediend om de boeren voor een deel van hun verliezen schadeloos te stellen. Er zijn echter ook negatieve ontwikkelingen te melden. Het Britse besluit om de communautaire agenda te ontwrichten is onjuist. Het werkt averechts en het heeft een toch al ernstige situatie nog verslechterd. Het is niet goed voor Groot-Brittannië en het is niet goed voor Europa en zal de crisis slechts langer doen duren. Dit blijk geven van een gebrek aan respect voor de wet, en dat nog wel op het hoogste regeringsniveau, is onaanvaardbaar in een Unie die gebaseerd is op wettelijke regels en solidariteit. Het was ook een klap in het gezicht van dit Parlement en van de leden die vanaf 20 maart op alle mogelijke manieren getracht hebben het probleem op te lossen en de nadelige gevolgen van de BSE-crisis te beperken. Dit is een les in hoe men een conflict binnen de EU niet moet oplossen. Het andere belangrijke negatieve punt is dat tien weken voorbij zijn gegaan met twisten over relatief onbelangrijke kwesties als het uitvoerverbod op afgeleide produkten, terwijl geen rekening werd gehouden met de reële vrees van de consument en de benarde positie van de rundvleesproducenten. In gebieden als Ierland zijn de landbouwinkomens gedecimeerd buiten de schuld van de betrokken boeren zelf. De Britse regering heeft sinds 1989 nog steeds de ernst van de situatie niet ingezien. Wij plukken thans de wrange vruchten van haar laksheid. Zij moet nu met de Commissie om de tafel gaan zitten en het uitroeiingsprogramma
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/71
Gillis bestuderen en een reeks maatregelen goedkeuren die BSE zullen uitroeien en het vertrouwen van de consument zullen herstellen. De pogingen tot vernietiging van oudere dieren uit veestapels in het Verenigd Koninkrijk die als verdacht bekend staan, veestapels waarvan bekend is dat zij besmet voer hebben gekregen, en van veel runderen die de ziekte mogelijk onder de leden hebben, moeten onverminderd doorgaan. De consument moet er weer van overtuigd worden dat rundvlees gezond voedsel is. Er moet een eind komen aan het huidige dieet van verkeerde informatie en verdraaide feiten. Het is voor ons allen nu een uitdaging om de consument te bewijzen dat het de Britse regering eindelijk ernst is met de uitroeiing van BSE en wij moeten deze taak nu met volledige inzet en vastberaden ter hand nemen. Tenslotte moet de Commissie met spoed de voorgestelde compensatiemaatregelen voor rundveehouders opnieuw bekijken. Iedere hulp is welkom, maar het huidige pakket zal aanzienlijk verhoogd moeten worden, wil het de werkelijke verliezen van de betrokkenen aanpakken. Collins, Kenneth (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Lord Plumb is een bekwaam pleitbezorger - niemand ontkent dat. Hij vertelde ons op roerende wijze wat er allemaal in het werk gesteld wordt in het Verenigd Koninkrijk om BSE aan te pakken. Helaas verzuimde hij ons te vertellen wat nu eigenlijk precies de oorzaak van alle ellende was. Hij vertelde ons niet wie daarvoor verantwoordelijk was, wie onvoorzichtig was omgesprongen met de consumentenbelangen en wie onvoorzichtig was omgesprongen met de gezondheidsbelangen van de bevolking in de afgelopen vijftien jaar. Toch kunnen zelfs de pleidooien van Lord Plumb - de heer de Vries zal heel blij zijn dit te horen - de Britse Conservatieve Partij niet behoeden voor het lot dat haar te wachten staat vanwege het politieke equivalent van BSE. Alleen een programma waarbij de kiezers de zwakke figuren uitschiften kan de partij nog redden. Het is nu meer dan tweeënhalve maand geleden dat de Britse minister het Parlement op de hoogte bracht van het mogelijke verband tussen BSE en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Tien weken later, pas deze week, hebben wij een plan ontvangen om het probleem aan te pakken. Het is niet te geloven dat de regering, ondanks alle waarschuwingen, onder andere vanuit dit Parlement, geen rampenbestrijdingsplan gereed had, toen de minister in het Lagerhuis zijn verklaring aflegde. Nu zijn twee ministers op een goodwill-tour langs de hoofdsteden in een, zoals zij het noemen, bezweringsoffensief. Lord Plumb is er niet bij, want daarvoor is hij een veel te overtuigd Europeaan. Twee ministers - ik weet overigens niet zeker wie de bezwering en wie het offensief voor zijn rekening neemt - reizen echter de Europese hoofdsteden af. Het is zoiets als Saddam Hussein op een vredesmissie sturen. Zij leggen zich immers niet toe op de uitroeiing van de ziekte, zij concentreren zich niet op kwesties als de gezondheid van de consument en het vertrouwen van de consument. In dit Parlement moeten wij het debat opnieuw oriënteren om ons te richten op de volksgezondheid, om te erkennen dat deze ziekte nog steeds met raadselen omgeven is. Wij weten niets af van de overdraagbaarheid en wij weten eigenlijk ook niets over de oorsprong ervan. Wij weten niet zeker of er een verband bestaat met de ziekte van Creutz-
feldt-Jakob en daarom houden de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming eind déze maand gezamenlijk een hoorzitting om deze zaken nauwkeurig te onderzoeken, om in het openbaar enig licht op de gebeurtenissen te werpen. Een veel te groot deel van het debat hierover en veel te veel van deze zorgwekkende kwesties zijn verborgen gebleven achter een sluier van geheimhouding in de Raad en elders. Funk (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste commissaris, waarde collega's, de werkgroep landbouw van de Fractie van de Europese Volkspartij heeft in februari 1991 in aanwezigheid van de heer Meldrum van het Koninklijk Veterinair Instituut te Londen een hoorzitting gehouden. Als conclusie nam het Europees Parlement op 12 maart 1991 een resolutie aan waarin het de Britse regering dringend verzocht rundvlees uit van BSE verdachte bestanden voor menselijke en dierlijke consumptie te verbieden. Tegelijkertijd eiste het Europees Parlement dat de produktie van diermeel voor vervoedering aan herkauwers slechts zou worden toegelaten als de producent zich hield aan een hittebehandeling en sterilisatie bij 134° Celsius gedurende 20 minuten bij 3 bar stoomdruk. In de daaropvolgende jaren heeft het Parlement nog resoluties aangenomen zonder dat daar enige reactie van de Britse regering op kwam. De heer Meldrum zei in 1991 dat de vervoedering van vlees- en beendermeel van besmette kadavers aan herkauwers sinds 1988 was verboden en dat de epidemie vijfjaar later, dus in 1993, zou zijn uitgeroeid. Dat bleek helaas niet te kloppen, mijnheer de commissaris, de epidemie woedt en de boeren moeten machteloos toezien hoe de enorme vertrouwenscrisis de consument van de consumptie van rundvlees afhoudt. Onachtzaamheid en onwetendheid hebben verhinderd dat de epidemie consequent en vroegtijdig werd ingedijkt. (Applaus) Daardoor heeft de Britse regering haar eigen boeren en haar eigen consumenten in een slechte economische en gezondheidspolitieke situatie doen belanden. Ondertussen heeft deze situatie ook gevolgen voor heel Europa. De boeren en de consumenten zijn diep teleurgesteld over de onbekwaamheid van de Britse administratie! (Applaus) De bescherming van de gezondheid heeft voorrang boven de opheffing van het exportverbod, zei de heer Santer gisteren. De beslissing over de aankoop van een produkt wordt door de consument genomen. Hij wil weten waar gelatine en talg als produkten of additieven vandaan komen en of ze geen kwaad kunnen. Mijnheer de commissaris, ik zou als landbouwer nooit rundersperma kopen dat eerst gesteriliseerd moet worden, want uit gesteriliseerd rundersperma kan geen nieuw leven, maar alleen wat warme lucht ontstaan! Ik zou dat dus nooit kopen, dat zeg ik heel eerlijk. (Gelach, applaus) Bij de bestrijding van de varkenspestepidemie in Duitsland en België hebben noodslachtingen van honderdduizenden gezonde varkens plaatsgehad om een einde te maken aan de varkenspest. De boeren hebben zich daar toen tegen verzet, maar hun mening werd niet gevraagd. Pas toen officieel vaststond dat de epidemie was verdwenen, werd het exportverbod in beide landen opgeheven. Pas dan was er weer een vrije markt mogelijk. Als we de interne markt
Nr. 4-483/72
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Funk niet hadden, dan zou de Britse regering nu de gevolgen van het hele debacle alleen moeten dragen. In Groot-Brittannië sterven wekelijks nog 250 zieke dieren. Dat is te veel om het exportverbod al te versoepelen! Er is nog altijd niet bewezen dat er weldra een einde zal komen aan de epidemie. Alleen met BSE-vrije veebestanden kan het vertrouwen van de consument worden herwonnen en kunnen de produkten bijgevolg weer geschikt worden voor export naar de hele wereld, dat zou ik ook de Britse regering willen toeroepen! (Applaus) Colino Salamanca (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens is de houding van het Verenigd Koninkrijk niet alleen betreurenswaardig maar ook en vooral laakbaar. In een rechtsgemeenschap als de Europese Unie lijkt een houding zoals deze, waarbij druk wordt uitgeoefend en de besluitvorming geblokkeerd wordt, volledig ongerechtvaardigd. Ik hoop dat dit niet zo is maar deze houding zou de lid-staten en zelfs de Commissie kunnen doen zwichten. Ze kan echter zeker en vast niet helpen om het vertrouwen van de consument te herstellen. Wij kunnen het uitvoerverbod geheel of gedeeltelijk opheffen maar dit betekent nog niet dat de markt voor rundvlees in het Verenigd Koninkrijk of de Europese Gemeenschap zich zal herstellen, wanneer de consumenten vrezen dat hun gezondheid nog altijd gevaar loopt. Wij zijn dan ook van oordeel dat de Commissie het Europees Parlement en de publieke opinie alle beschikbare informatie moet meedelen. Wij willen dat deze gedeeltelijke opheffing van het uitvoerverbod gerechtvaardigd wordt en dat de Commissie het Parlement de wetenschappelijke bewijzen overmaakt die haar ertoe aanzetten dit voor te stellen. Wij wensen een beschrijving van de wetenschappelijke experimenten, de resultaten, de identiteit van degenen die deze proeven verricht hebben en de evaluatie die bijvoorbeeld het veterinair comité van deze proeven gegeven heeft. De Commissie moet tevens de maatregelen, die het Verenigd Koninkrijk neemt, op de voet volgen. Wij willen dat de Commissie de Britse maatregelen onderzoekt en toeziet op de strikte tenuitvoerlegging ervan opdat zij de beoogde resultaten opleveren. Alleen dit zal echt helpen om het consumentenvertrouwen te herstellen. Wij betreuren eveneens dat de Spaanse minister voor Landbouw een ander standpunt heeft ingenomen in de Raad hoewel, zoals de commissaris gezegd heeft, het programma van het Verenigd Koninkrijk tijd en studie, discussie en onderzoek vergt. Het innemen van een ander standpunt draagt er ons inziens evenmin toe bij om het vertrouwen van de consument te herstellen. Tenslotte wil ik de heer Fischler een concrete vraag stellen. Heeft dit iets te maken met het ontslag van een hooggeplaatst Spaans ambtenaar in het DirectoraatGeneraal voor Landbouw? Redondo Jiménez (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben zopas naar de commissaris geluisterd, die de stand van zaken inzake de controle op BSE heel uitgebreid uiteengezet heeft, waarbij de bescherming van de gezondheid van de consument het basiscriterium moet zijn - een principe dat wij delen. Hij had het over de verschillende plannen om de ziekte uit te roeien, controle op produkten en afgeleide produkten, afkomstig van runderen die mis-
schien met BSE besmet zijn, de vernieling van de karkassen, de sterilisatie van de produkten, de controle op de produktie en de inspectie en het toezicht in situ. Dat is allemaal prima en wij steunen deze maatregelen, hoewel wij liever gezien hadden dat ze enkele jaren eerder genomen waren, toen het probleem nog niet de omvang had die het nu heeft. In mijn land zegt men dat voorkomen beter is dan genezen. De kostprijs ligt vandaag aanzienlijk hoger, mijnheer de commissaris, aangezien de 650 miljoen ecu die u hiervoor heeft uitgetrokken, slechts een eerste schijf zijn en u hieraan geld zal moeten blijven besteden. Hieruit blijkt overigens de solidariteit in de Europese Unie in het kader van dit ernstige probleem. Een afgevaardigde heeft gezegd dat haar land in een gelijkaardige situatie - varkenspest aan zijn lot werd overgelaten en dat kan niet. Het uitvoerverbod voor gelatine, vetten en sperma zal worden opgeheven. Wat gelatine en vetten betreft, hebben we het over cosmetica, voeding, frisdranken, chocolade, snoep, worsten, broodjes enz. Zoals de commissaris ons zopas gezegd heeft, schijnt de controle via sterilisatietechnieken technisch gewaarborgd te zijn. Ik heb echter twijfels over sperma aangezien de hogervermelde maatregelen zoals sterilisatie, het sperma, zoals het woord zelf zegt, steriel en dus waardeloos zouden maken. Ik vraag mij af hoe de handel in sperma kan worden hernomen wanneer niet alleen niet bewezen is dat de overdracht niet genetisch gebeurt maar een aantal fundamentele aspecten van deze ziekten zelfs het bewijs leveren van of wijzen op genetische overdracht. Ze duiken immers op in bepaalde segmenten van de bevolking met analoge kenmerken en in volledig gesloten milieus. Mijnheer de commissaris, de gezondheid van de consument moet primeren. We mogen terzake geen risico's lopen. We moeten dit probleem onder controle houden en het vooral op de voet volgen in het land van herkomst, ten einde een mogelijke verspreiding van het probleem op het niveau van de Europese Unie te voorkomen. Metten (PSE). - Voorzitter, in het gewone leven staat er gevangenisstraf op chantage zoniet in de Europese politiek. De Britse regering die alle Europese besluiten blokkeert om het verbod op talg, gelatine en sperma van koeien opgeheven te krijgen, wordt beloond door haar te geven wat zij vraagt. Niemand mag dan ook verbaasd zijn dat zij de smaak te pakken krijgt en doorgaat met haar chantagepolitiek. Nu heeft zij reeds aangekondigd alle Europese besluiten te blijven blokkeren tot er ook een overeenkomst is tot het totaalopheffen van het exportverbod op Brits vlees. Ik vraag mij serieus af hoe de Britse regering denkt ooit het vertrouwen in Brits vlees te herstellen als zij zo duidelijk voortgaat de gekke-koeienziekte niet als een gezondheidsprobleem, maar als een politieke issue te behandelen. De omvang van de huidige crisis is duidelijk het produkt van gedachtenloze deregulering en wanbeheer van de kant van de Britse regering. Maar het exportverbod komt nog in een ander licht te staan tegen het importverbod op Brits vlees en vleesprodukten dat naar nu blijkt al sinds het eind van dejaren tachtig door landen als de Verenigde Staten en Argentinië toegepast blijkt te worden. Commissaris Fischler, waarom is aan deze importverboden nooit ruchtbaarheid gegeven? Waarom is dat nooit bestreden zoals importverboden normaal gesproken bestreden worden? Wellicht omdat toen al geoordeeld werd dat de
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/73
Metten Amerikanen en Argentijnen wellicht gelijk hadden, met andere woorden, en daar wil ik graag een antwoord op van de commissaris, is de EU niet nalatig geweest door het Britse exportverbod pas nu af te kondigen? Spencer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen dat mijn collega's zich richten op de vraag wat wij nu en volgende week moeten doen. Dit is een verschrikkelijk probleem, het kan opgelost worden en de oplossing ligt in onze handen. Er is een uitroeiingsplan voorgelegd en het verbod op afgeleide produkten is opgeheven, dankzij de moed en de volharding van commissaris Fischler. Gisteren verzocht voorzitter Santer om een deëscalatie van het Britse beleid om niet met Europa samen te werken. Gisteravond gaf de Britse minister van Buitenlandse Zaken daaraan in Rome gehoor door aan te kondigen dat het Verenigd Koninkrijk niet het veto zou uitspreken over de associatie met Slovenië. Wat wij nu moeten doen is ons concentreren op de vaststelling van een kader voor de geleidelijke opheffing van het belangrijkste verbod. De Britse regering vraagt niet om data, zij vraagt niet om iets in goed vertrouwen aan te nemen; zij vraagt slechts om vaststelling van een kader. Dat kan en moet geleverd worden. Dat zou gemakkelijker tot stand kunnen komen, als de leden zouden afzien van de retorische trucs die zij vanmorgen gebruikt hebben. Ik weet niet wat mij meer geërgerd heeft, de wervingscampagnes van collega's van de Liberale en Democratische Partij en de Schotse Nationalistische Partij of de gewoonte van de Labourpartij om zich als een nerveuze jakhals te gedragen, die om deze kwestie heen draait, maar niet durft toe te bijten uit vrees afbreuk te doen aan de zwakke reputatie van Tony Blair wat vaderlandsliefde betreft. Dat is niet slim, wij hebben dringend behoefte aan een oplossing voor dit probleem en dat betekent dat er spoedig over een kader onderhandeld moet worden. Ik wil tegen mijn vriend, de heer De Vries, zeggen dat hij terecht de demon van het nationalisme ter sprake heeft gebracht, maar dit is „pek" en u moet er voorzichtig mee omgaan. Als collega's in dit Parlement de lasterlijke onzin uit The Sun beginnen aan te halen en die, hoe indirect ook, zoals de heer Macartney deed, toeschrijven aan de acties van een partij waartegen zij oppositie voeren, dan is dat gevaarlijk. Dat blijft hangen en speelt de nationalistische duivel die in alle landen en alle partijen schuilt juist in de kaart. Ik verzoek u allen om dat niet te doen en u te concentreren op het ten einde brengen van heel eenvoudige onderhandelingen over het kader voor de opheffing van dit verbod, na verloop van tijd, als het wetenschappelijk verantwoord is. Thomas (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u zult zich vast en zeker bij mij willen aansluiten, als ik de Commissie dank zeg voor haar voortdurende pogingen om een oplossing te vinden voor de aanhoudende crisis in de rundvleesindustrie. Alleen door middel van de dialoog kunnen oplossingen gevonden worden die bevredigend zijn voor allen die buiten hun schuld hierbij betrokken zijn. Het is in het belang van alle partijen en lid-staten om te waarborgen dat de gezondheid van mens en dier in de gehele Gemeenschap beschermd wordt en het is onze taak dat te doen.
Om die reden ben ik het van ganser harte eens met de heer Collins, die erop gewezen heeft dat een aantal vragen onbeantwoord is gebleven. Bij voorbeeld, vragen op het gebied van epidemiologie en overdraagbaarheid. Aan de dringende behoefte aan meer en gecoördineerd onderzoek is tot op heden grotendeels voorbijgegaan, daar de pogingen gericht waren op noodoplossingen voor een crisissituatie die voorkomen had moeten worden. Niet alleen moeten wij een informatieprogramma voor de consument opzetten, maar ook moeten de middelen beschikbaar gesteld worden om de vragen te beantwoorden die beslist beantwoord moeten worden, voordat het vertrouwen van de consument hersteld wordt. De laatste opmerking die ik wil maken is een die ik al eerder gemaakt heb en die ik zal blijven maken. Ook al juich ik het door de Commissie voorgestelde steunpakket toe, de hulp is alleen verleend aan boeren en de slachtindustrie. De moeilijke situatie van anderen is genegeerd. Tot dusver hebben 36.000 mensen in het Verenigd Koninkrijk, die werkzaam waren in de rundvleesindustrie, hun baan verloren en vele anderen zullen waarschijnlijk nog volgen. Enkelen van hen zijn vandaag hier op de publieke tribune. Het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs 200 miljoen ecu, die bestemd was voor de landbouwprodukten verwerkende industrie, aan de Commissie teruggegeven. Ik verzoek de regering van het Verenigd Koninkrijk om dat geld te besteden aan het beoogde doel: de werklozen in de plattelandsindustrie te helpen. Ik verzoek de Commissie en het Parlement dringend om te bewerkstelligen dat dit gebeurt. Het is onze taak een eind te maken aan de crisis voor allen die daardoor getroffen zijn en niet, zoals de Britse regering lijkt te doen, paden te blijven volgen die de problemen eerder vergroten dan oplossen. Fischler, lid van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, ik zou heel in het kort willen ingaan op wat enkele sprekers hebben gezegd, omdat het mij belangrijk lijkt dat duidelijk wordt gemaakt waar de overwegingen van de Commissie op berusten. Ik vind de situatie daarenboven te ernstig om de vertekende weergave van de feiten die hier door sommigen is gegeven, niet te weerleggen. Wat rundersperma betreft werd mij gevraagd op welk wetenschappelijk besluit of advies de Commissie steunt. Welnu, het Wetenschappelijk Veterinair Comité heeft op 26 april verklaard: „Het comité concludeert derhalve dat sperma geen risico van overdracht van BSE inhoudt". Dat was de eerste conclusie van het comité en ik denk dat het een duidelijk advies was. Wij hebben gevolg gegeven aan dit advies. Wij zijn ook wel zo pienter, mijnheer Funk, dat wij weten dat we rundersperma niet kunnen steriliseren, als we willen dat het nog effect sorteert. (Gelach, applaus) Voor gelatine en talg hebben wij in ons besluit, zoals ik eerder al heb gezegd, eerst een definitie voor een procédé vastgelegd en vervolgens ook een procedure vastgesteld. In artikel 1 C, punt 3, staat onder meer dat de Commissie, na de lid-staten te hebben gehoord, in het kader van het Permanent Veterinair Comité het tijdstip zal vaststellen waarop de verzending kan worden hervat. Dat betekent dus dat het tijdstip waarop talg en gelatine weer effectief mogen worden geëxporteerd, momenteel nog niet vastligt. Ik heb dan ook bewondering voor al degenen die nu al weten dat het te vroeg is.
Nr. 4483/74
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Fischler Ik geloof dat we hierin consequent en logisch moeten blijven, anders lopen we gevaar niet au sérieux te worden genomen. Daarnaast heeft men mij gevraagd hoe die maatregel, als hij eenmaal van start is gegaan, met verdere controles zal worden gehandhaafd. In artikel 1 Β is vastgelegd dat iedere levering uit GrootBrittannië voorzien moet zijn van een door een veearts van de openbare gezondheidsdienst opgesteld gezondheidsattest, waarin wordt vastgesteld dat het produkt volgens de voorschriften werd geproduceerd en waarin ook de frequentie van de verrichte officiële controles wordt aangegeven.
ih haar geheel ook tijdig tot een herziening van de huidige regels moeten overgaan.
Voor ons allen in de Commissie is één zaak al duidelijk: de gezondheid en de veiligheid van de consument moeten het opperste gebod zijn. Wat betreft de steun voor de getroffen producenten en de inspanningen die de Commissie alle maal doet om een eind te maken aan de economische crisis, zou ik willen zeggen dat u niet alleen rekening moet houden met de 650 miljoen ecu die nu ter discussie staan, maar ook en vooral met de kosten voor de interventie. Deze interventiemaatregelen helpen natuurlijk in de eerste plaats ook de verwerkende industrie, de slachthuizen en degenen die daar werken. 50.000 ton interventie kost 120 miljoen ecu. Alleen al in april en mei hebben wij 115.000 ton opgekocht en wij hebben nu weer een nieuwe interven tie van in totaal 50.000 ton aangekondigd.
2. Financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen
Dat is alles bij elkaar al 400 miljoen ecu en wij moeten helaas vaststellen dat momenteel nog niet te voorzien valt of wij er met deze maatregelen al bovenop zullen zijn dan of er nog verdere interventies nodig zullen zijn. Ten slotte moet u daar ook nog de /uitgaven bijrekenen die wij doen voor de particuliere opslag van kalfsvlees en voor de slachtprogramma's, namelijk de programma's die al voor kalveren zijn uitgevoerd en heel in het bijzonder het programma dat momenteel in GrootBrittannië loopt voor dieren van ouder dan 30 maand, alsook het selectieve slachtprogramma waarover nog een beslissing moet wor den genomen. Al deze maatregelen samen geven natuurlijk een veel hoger bedrag te zien, namelijk meer dan het dubbele van de 650 miljoen waarover wij hier hebben gesproken. Ik zou er voorts op willen wijzen dat wij nog met drie andere projecten bezig zijn. Een van die projecten, name lijk ons voorstel een multidisciplinair wetenschappelijk comité in te stellen om advies te geven bij complexe problemen zoals BSE, maar niet specifiek voor BSE, heeft veel bijval gekend in het Parlement. Ten tweede heeft de werkgroep die ondertussen de groep Weismann wordt genoemd, aangekondigd dat hij ons een wetenschappelijk programma zal opstellen in het kader waarvan wij dan onderzoeksprojecten kunnen gunnen, bijvoorbeeld om het vraagstuk van de overdraagbaarheid van een diersoort op een andere diersoort, de overdraag baarheid van dier op mens of de mogelijkheid om op levende dieren een BSEtest uit te voeren en vele andere zeer ingewikkelde problemen te onderzoeken. Het derde project dat loopt en hiervoor is het Raadgevend Comité voor de runderproduktie al bijeengekomen houdt verband met labelling. H et is nu aan de Commissie een desbetreffend voorstel voor de toekomst uit te werken. Maar één zaak is duidelijk: wij moeten deze acute proble men nu onder controle krijgen, maar dat betekent niet dat wij daarna gewoon tot de orde van de dag kunnen over gaan. Wij zullen voor de toekomst van de runderproduktie
(Applaus) De Voorzitter. H et debat is gesloten. Ik heb overeenkomstig artikel 37, lid 2, van het Reglement zeven ontwerpresoluties ontvangen. De stemming vindt te 11.00 uur plaats.
De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A40171/96) van de heer Kittelmann, namens de Commissie externe economische betrekkingen, over financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen. Kittelmann (PPE), rapporteur. (DE) Mijnheer de Voor zitter, waarde collega's, het voor ons liggende verslag handelt over de resultaten van de WTOonderhandelingen over financiële diensten en het grensoverschrijdende ver keer van natuurlijke personen op multilateraal niveau. De in 1994 door 76 overeenkomstsluitende partijen onderte kende GATTOvereenkomst gold tot dusver alleen voor de handel in goederen en werd aangevuld met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, GATS. Het Europees Parlement heeft in december 1994 met de resultaten van de UruguayRonde ingestemd. GATS is slechts een integrerend bestanddeel van het rechtskader van de multilaterale handelsordening. Ze geldt voor alle dienst verleningssectoren, met inbegrip van de financiële dienst verlening. In het eerste deel worden de beginselen en regels vastgelegd; het tweede deel bestaat uit lijsten met speci fieke concessies betreffende het openstellen van markten, die net als de concessies op douanegebied die de WTO partijen voor de goederenhandel hebben gedaan algemeen gelden. Zoals bij de goederenhandel zijn de grondbeginselen meestbegunstiging en behandeling als binnenlandse aan bieder. Het was van meet af aan duidelijk dat de openstel ling van de dienstverleningsmarkten alleen maar geleide lijk, stapsgewijs zou kunnen plaatsvinden. De in de Uru guayRonde aangegane verbintenissen omtrent het open stellen van markten vormen daarom een eerste, vaak nog voorzichtige stap naar de liberalisering van de handel in diensten, die nog door verdere onderhandelingsrondes moet worden aangevuld. Daarom werden zeer constructieve en lange onderhande lingen gevoerd en het is zeer betreurenswaardig dat de VS uiteindelijk niet meer bereid bleken de overeenkomst te ondertekenen. Hierdoor zitten we nu met het probleem dat ondanks herhaaldelijk uitstel van de onderhandelingster mijn slechts 90 maar toch al 90 deelnemers aan de onderhandelingen een overeenkomst, zonder de VS, heb ben bereikt. Wat de inhoud betreft kan in grote lijnen worden gezegd dat in veel overeenkomstsluitende landen de commerciële mogelijkheden voor buitenlandse banken beter worden. Financiële instellingen en verzekeringen kunnen, hetzij via eigen vestigingen ter plaatse, hetzij via grensoverschrij dende transacties, hun activiteiten verbeteren. De houding van de VS blijft teleurstellend. Omdat zij zich de laatste tijd
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4483/75
Kittelmann al herhaaldelijk uit onderhandelingen terug hebben getrok ken, beginnen wij ons af te vragen hoe het verder moet met de handelspolitiek van de VS. Ook al voldoen de onderhandelingsresultaten niet aan al onze verwachtingen, toch kunnen wij instemmen met het totaal van de resultaten. En dit wordt woordelijk zo bedoeld. De Commissie had voorgesteld het Parlement overeenkomstig artikel 228, lid 3, eerste alinea van het EGVerdrag alleen maar te raadplegen over het sluiten van de overeenkomst. Dit is echter in tegenspraak met artikel 228, lid 3, tweede alinea van het EGVerdrag, waarin wordt bepaald dat het Europees Parlement zijn instemming moet geven bij internationale „akkoorden die een wijziging behelzen van een volgens de procedure van artikel 189 Β (medebeslissingsprocedure) aangenomen besluit". Het zou onlogisch zijn als de instemmingsprocedure niet werd toegepast. Wie met een procedure instemt, moet achteraf bij wijzigingen van die procedure ook recht op instemming hebben. Ik betreur de houding van de Com missie. H et gaat naar mijn mening om een ontoelaatbare poging om de rechten van het Europees Parlement te beknotten. De juridische commissie van het Europees Parlement, die over het onderhavige verslag is gehoord, bevestigt ons standpunt en pleit ook voor de instemmings procedure. Wij zijn de rapporteur, mevrouw Schaffner, dankbaar voor haar verslag. Tot slot zou ik een paar opmerkingen willen maken over de termijn die in acht werd genomen bij het voorleggen van dit voorstel aan het Europees Parlement. De onderhande lingen werden eind juni van het afgelopen jaar afgerond. De resultaten moeten uiterlijk 30 juni 1996 van kracht worden. Tussen de afronding van de onderhandelingen en het voorleggen van het Commissievoorstel zijn negen maanden, en tot de indiening bij het Parlement zelfs tien maanden verstreken. H et is onbegrijpelijk en onaanvaard baar dat voor het opstellen van een voorstel van 16 bladzijden zoveel tijd nodig was, met als gevolg dat het Parlement voor zijn beraadslagingen nauwelijks meer dan een maand ter beschikking heeft. Hoe kan in zo'n geval een gekwalificeerd en evenwichtig parlementair beraadslagingsproces worden gewaarborgd? Dat wij daar desondanks in zijn geslaagd en dat wij het voorstel toch zeer serieus hebben kunnen onderzoeken, was alleen maar mogelijk omdat de Commissie externe econo mische betrekkingen heel snel heeft gewerkt. Ik zou alle collega's willen danken die dit mogelijk hebben helpen maken. Tegen de Commissie en de Raad zou ik het volgende willen zeggen: deze van weinig respect getuigende omgang met het Parlement kan niet eindeloos worden geduld noch geaccepteerd! Ik verzoek u met het onderhavige verslag in te stemmen. (Applaus) Mann, Erika (PSE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, er is in dit geval, zoals zo vaak de laatste tijd, goed nieuws en slecht nieuws. Het goede nieuws is dat het Parlement en de parlementaire commissie überhaupt met dit verslag werden belast. Onze dank aan de Commis sie! Het slechte nieuws is en ik hoop dat de Commissie en de Raad dat in de oren zullen knopen, de rapporteur heeft er terecht op gewezen dat wij geen advies willen uitbrengen, maar onze instemming willen geven. Wij
denken dat dit gewoon ons recht is, en wel om twee zeer eenvoudige redenen. Ten eerste, het gaat om de aanvulling van een verdrag, namelijk de GATTOvereenkomst, waarmee wij ons bezig hebben gehouden en waarmee wij destijds onze instem ming hebben moeten geven. H et logisch gevolg en de logische consequentie hiervan is dat wij natuurlijk ook onze instemming moeten geven met de resultaten van alle verdere, hieruit voortvloeiende onderhandelingen. H et heeft geen zin het Parlement één keer om instemming te vragen en bij de verdere onderhandelingen niet meer, hoewel die net zo belangrijk en relevant zijn als de vorige, en wij weten sinds vandaag dat wij nu nog een grotere verantwoordelijkheid hebben, omdat GATS een zeer be langrijke factor op het domein van de Wereldhandelsorga nisatie is geworden. Ten tweede, het gaat om een internationaal akkoord en internationale akkoorden vallen ondertussen onder onze bevoegdheid. Ik verzoek de Commissie en de Raad gewoon daar kennis van te nemen en het Parlement in dezen echt te betrekken in de verantwoordelijkheid die wij moeten dra gen en die wij ook met groot verantwoordelijkheidsbesef willen dragen. Er is nog een goed nieuws, waarvoor ik de Commissie voor de tweede keer vandaag moet danken. Commissie, onze dank omdat u werkelijk uitstekend werk hebt gele verd. U hebt inderdaad verhinderd dat het tijdens de onderhandelingsrondes tot een debacle is gekomen. Wij weten hoe moeilijk de Amerikanen als onderhandelings partners waren. Dat geldt overigens ook voor de onderhan delingen over de GATSsector telecommunicatie. Ook op dat gebied hebt u uitstekend onderhandeld, waarvoor onze uitdrukkelijke dank! De VS zou het signaal moeten krijgen dat de liberalisering gewoon als een filosofie dient te worden opgevat waar wij wereldwijd achter moeten gaan staan. De VS zijn op dat gebied praktisch altijd voortrekkers geweest en nu krabbe len zij terug op gebieden waar het moeilijk wordt. Dat gaat niet! Ze moeten het proces tot een goed einde brengen en ophouden nationale en regionale belangen te vertegen woordigen. Dat geldt trouwens ook voor ons debat over HelmsBurton. Ik verzoek de VS daar terdege nota van te nemen. De Clercq (ELDR), voorzitter van de Com m issie externe economische betrekkingen. - Voorzitter, met gemengde gevoelens neem ik hier het woord in dit debat zowel wat de procedure als wat de inhoud betreft. Wij zijn natuurlijk gelukkig met het feit dat de Raad het Parlement heeft geraadpleegd betreffende het akkoord genegocieerd in het kader van de wereldhandelsorganisatie. Maar wij zijn ontgoocheld door het feit dat de Raad de voorkeur heeft gegeven aan de raadplegingsprocedure boven de instem mingsprocedure. Wij zijn ook ontgoocheld omdat ander maal de Raad het Parlement voor zo'n korte termijn plaatst vooraleer het zich kan uitspreken. Dat wordt een gewoonte. Het heeft liefst tien maanden geduurd vooraleer het Euro pees Parlement werd geraadpleegd door de Raad. Thans beschikt het Parlement over een luttel aantal weken wil men de inwerkingtreding van het akkoord respecteren. Wat de inhoud betreft zal ik zeer kort zijn. Ik verwijs naar het uitstekende verslag van onze collega Kittelmann. Al leen durf ik de hoop uitdrukken dat de concessies voor marktopenstelling de commerciële mogelijkheden voor
Nr. 4483/76
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
De Clercq banken, financiële instellingen en verzekeringen zal verho gen. Het is spijtig dat de Verenigde Staten hebben gemeend aan het akkoord niet te kunnen deelnemen. Dat zal wellicht geen dramatische gevolgen hebben wat onze betrekkingen met de Verenigde Staten betreft, maar het verzwakt onte gensprekelijk de geloofwaardigheid van de wereldhandels organisatie. Ik zou willen eindigen als volgt. H et Parlement moet geraadpleegd worden volgens de instemmingsprocedure telkens het akkoorden betreft met betrekking tot de wereld handelsorganisatie. Dit is ten andere ook de mening van de juridische commissie. Daarom durven wij hopen dat het Parlement de twee amendementen van collega Kittelmann in zijn verslag vervat zal aannemen. Ten slotte, een laatste opmerking. Het Parlement moet zijn institutionele positie beschermen niet alleen binnen de Europese Unie, maar ook binnen de wereldhandelsorgani satie. Daarom denk ik dat het Parlement al het nodige moet doen opdat het vertegenwoordigd zou worden door een delegatie op de ministeriële conferentie van december aanstaande in Singapore. H et zou ondenkbaar zijn moest het Parlement daar niet aanwezig kunnen zijn. KreisslDörfler (V). (DE) Mijnheer de Voorzitter, de overeenkomst over financiële diensten is al bijna een jaar geleden gesloten en kan nu pas kort voor de uiterste datum door het Parlement worden behandeld. Wij weten dat dit jarenlang een omstreden punt was. Wij weten dat veel ontwikkelingslanden heel grote bezwaren tegen deze overeenkomst, zoals trouwens ook tegen de eenzijdige liberalisering van de handel in diensten, hadden. H un bezwaren waren onder meer dat deze overeenkomst welis waar vrij verkeer voor grote banken en verzekeringen zal brengen, maar dat het vrije verkeer van personen ervan uitgesloten blijft. Men heeft nu een stap in de richting van de ontwikkelingslanden gedaan, maar daardoor is er aan de fundamentele problematiek niets veranderd. Wij weten ook dat de VS niet tot deze overeenkomst zijn toegetreden, dat een belangrijke wereldhandelspartner bij gevolg ontbreekt. Wat wij echter niet weten, is welke gevolgen deze overeenkomst voor de werknemers in Eu ropa en de derde wereld zal hebben. De WTO voert een geheime diplomatie en de Commissie lijkt haar daar nog in te willen overtreffen. De bevoegde commissie van het Parlement werd niet eens behoorlijk geïnformeerd. Wij hebben daar twee jaar geleden al voor gewaarschuwd: de WTO betekent minder democratische controle door de parlementen en de burgers. Dat wij een overeenkomst die zo'n verreikende gevolgen voor de levensomstandigheden heeft, in dit sneltempo en zonder onderzoek aannemen, kunnen wij niet verantwoor den tegenover de kiezers die ons naar dit Parlement hebben gestuurd. Daarom zullen wij deze overeenkomst niet goed keuren. Voorts kan ik de in een deel van het Parlement heersende euforie over de liberalisering van de wereldhan del niet delen. Ik vrees veeleer dat wij ons, als wij zoals gepland op de ingeslagen weg voortgaan, nog dood zullen liberaliseren. Nußbaumer (N I). (DE) Mijnheer de Voorzitter, de liberalisering van de diensten zou een belangrijke stap naar de wereldwijde liberalisering van de handel zijn, als de VS hun instemming niet hadden geweigerd. De bereikte over
eenstemming maakt de ontsluiting van nieuwe markten weliswaar veel gemakkelijker voor Europese bedrijven. Dat zal vooral in de snel groeiende markten van de ontwikkelingslanden en de nieuwe industrielanden een positief effect hebben. Maar zonder de instemming van de VS, die in de internationale concurrentie de eerste plaats innemen, zal de openstelling van de dienstverleningsmark ten op z'n zachtst gezegd zeer gestoord zijn. Voorts zal bij de tenuitvoerlegging van het besluit vooral op de eerbiediging van de beginselen meestbegunstiging en behandeling als binnenlandse aanbieder moeten worden toegezien. Anders zou de thans bereikte overeenstemming wel eens snel een verkeerde conclusie kunnen blijken te zijn. Deze liberalisering veronderstelt tevens dat de wette lijke voorschriften op het gebied van kapitaalen liquidi teitsvereisten voor ondernemingen die financiële diensten verlenen volledig worden gerespecteerd. Dat dit voorstel van de Raad een betere samenwerking en vooral de instemming van het Parlement had verdiend, werd hier al voldoende beklemtoond. Monti, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzit ter, geachte afgevaardigden, allereerst wil ik de heer Kittelmann feliciteren met zijn verslag, dat een heel zorg vuldig en duidelijk beeld geeft van de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie over financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen. Zoals u allen wel weet heeft de Europese Gemeenschap in juli 1995 een doorslaggevende bijdrage aan de beëindiging van deze onderhandelingen geleverd. De goede resultaten die onder leiding van de Gemeenschap zijn bereikt, hebben de Europese positie in de Wereldhandelsorganisatie versterkt, en deze zal in de toekomst nog verder versterkt moeten worden. Het voorstel voor een besluit van de Raad. waarin de door de Gemeenschap opgenomen taken een concrete invulling krijgen, vormt de slotfase van deze onderhandelingen. De termijn voor aanvaarding van de juridische instrumenten waarmee onze taken moeten worden uitgevoerd is vastge steld op eind deze maand. Ik moet zeggen dat ik het oprecht betreur dat het voorstel voor een besluit van de Raad in een relatief late fase is ingediend: dit is voornamelijk te wijten aan de verschillende procedurefasen, zoals de juridische controle over het tijdschema van de taken waaraan men zich in Genève heeft moeten houden. Zoals gezegd stelt het door de Commissie voorgestelde besluit van de Raad de Gemeenschap in staat de resultaten van de onderhandelingen in Genève te bevestigen. Dit besluit is gebaseerd op talloze artikelen uit het Verdrag van de Europese Gemeenschappen, waarin in beginsel de sectoren aan de orde komen die onderwerp zijn van onze taken op het gebied van toegang tot de markt en nationale regelingen met betrekking tot financiële diensten en het verkeer van personen. Laat ik duidelijk stellen dat geen van deze taken wijzigin gen van de geldende besluiten of wetgeving in de Gemeen schap met zich meebrengt, maar heel eenvoudig een afspiegeling zijn van de huidige stand van liberalisering op haar grondgebied, en niets meer dan dat. De in het verslagKittelmann genoemde medebeslissingsprocedure van artikel 189 Β wordt uitsluitend toegepast wanneer een internationaal akkoord aanleiding geeft tot wijziging van een besluit dat volgens de in dit artikel opgenomen procedures is aangenomen. Aangezien daar in het onder
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Nr. 4483/77
Monti havige geval geen sprake van is, kan artikel 189 Β niet worden toegepast.
dat men zich tegenover de buitenwereld niet belachelijk maakt.
Voorts wil ik enkele opvattingen toelichten die zijn uitge sproken over het verband tussen de afsluiting van deze onderhandelingen en de resultaten van de Uruguayronde. Het pakket van de Uruguayronde gaat uit van de vorming van een nieuw institutioneel kader met bindende juridische voorschriften en regelingen. Het Europees Parlement is op deze grondslagen om advies gevraagd. Op die manier is de nu geldende Wereldhandelsorganisatie opgericht.
(Applaus)
Nu is de situatie echter anders: omdat er geen nieuw institutioneel kader of nieuwe voorschriften of regelingen worden ingevoerd, is het in artikel 228, lid 3, tweede alinea genoemde criterium niet van toepassing. Als laatste wil ik benadrukken, mijnheer de Voorzitter, dat de Commissie lang heeft nagedacht over het soort advies dat zij van het Parlement zou vragen. Om de zojuist genoemde redenen leek het ons niet goed artikel 228, lid 3, tweede alinea, dat over instemming gaat, toe te passen. Het Parlement wordt derhalve verzocht zijn advies te geven op grond van artikel 228, lid 3, eerste alinea. Tot besluit wijs ik u erop dat er snel een besluit moet worden genomen om de resultaten van Genève te bevesti gen: we moeten wijzen op het belang van de rol die de Europese Gemeenschap speelt en op het belang van de taak die zij in dit multilaterale proces op zich heeft genomen. De jongste ontwikkelingen bewijzen dat de Europese Gemeen schap de onbetwiste leider is. Als laatste wil ik nog bedanken voor de waardering die ons ten beurt is gevallen voor de rol die de Commissie in de onderhandelingen heeft gespeeld.
De Voorzitter. (FR) Ik kan u niet zeggen of voor deze vergadering echt toelating was verleend dan of ze alleen maar was aangekondigd, maar ik neem nota van wat u zegt.
Verslag (A40173/96) van de heer von Habsburg, na mens de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids en defensiebeleid, over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie (COM(95)7404132/96 C4 0131/9695/0363(AVQ) inzake de sluiting van de Euro mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeen schappen en hun lidstaten enerzijds en het Koninkrijk Marokko anderzijds (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) * *
*
Ontwerpresolutie (B40711V96) van de heren Colajanni en Sakellariou, namens de Fractie van de Partij van de Europese SociaalDemocraten, en mevrouw Oomen Ruijten, namens de Fractie van de Europese Volkspar tij, over de schending van de mensenrechten in Ma rokko (Het Parlement neemt de resolutie aan)
De Voorzitter. H et debat is gesloten. De stemming vindt te 11.00 uur plaats.
VOORZITTER: MEVROUW PÉRY Ondervoorzitter 3. Stemming AndréLéonard (ELDR). (FR) Mevrouw de Voorzitter, voordat we aan de stemming beginnen, zou ik graag nog een korte opmerking maken, omdat de wijze waarop de dingen zich in het Parlement ontwikkelen, mij een beetje heeft verrast. Ik zou in herinnering willen brengen dat ik, samen met andere leden, in maart een mondelinge vraag heb gesteld over het vraagstuk van de zogenaamde gevaarlijke sekten. Ik heb via de pers vernomen dat er vandaag, 6 juni, in de gebouwen van het Europees Parlement normalerwijze een door de scientology georganiseerde vergadering plaats vond. Ik zeg niet dat de scientology een gevaarlijke sekte is. Ik heb daar zo mijn mening over. Maar ik vind het wel nogal kras dat het Parlement dit soort vergadering hier toelaat. Anderzijds heb ik vanochtend vernomen dat de verga dering op het laatste moment werd afgelast. Mevrouw de Voorzitter, ik zou willen dat men een beetje beter oplet als dit soort aanvragen bij het Parlement binnenkomt en
Aanbeveling voor de tweede lezing (A40123/96), na mens de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C4 0150/9695/0109(SYN)) met het oog op de aanneming van de richtlijn (EG) van de Raad tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs (Rappor teur: de heer Farassino) (De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk standpunt aldus gewijzigd te zijn goedgekeurd)
Aanbeveling voorde tweede lezing (A40170/96), namens de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het ge meenschappelijk standpunt van de Raad (C40096/96 95/0106(SYN)) met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot vaststelling van de gemeen schappelijke voorschriften voor het vervoer van goede ren of personen over de binnenwateren tussen de lid staten, om voor dit vervoer het vrij verrichten van dien sten te verzekeren (Rapporteur: de heer Le Rachinel) (De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk standpunt te zijn goedgekeurd)
Aanbeveling voor de tweede lezing (A40166/96), na mens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, betreffende het gemeen
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4483/78
6.6.96
schappelijk standpunt van de Raad (C40223/96 95/0093(SYN)) met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een finan cieel instrument voor het milieu (LIFE) (Rapporteur: mevrouw Marinucci)
internationale samenwerking op het gebied van onder zoek en technologische ontwikkeling
(De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk standpunt aldus gewijzigd te zijn goedgekeurd)
Ontwerpresolutie (B40684/96), namens de Fractie De Groenen in het Europees Parlement, over de persvrij heid in Kroatië en het uitstel van de toelating van dit land tot de Raad van Europa: verworpen
* *
*
Verslag (A40171/96) van.de heer Kittelmann, namens de Commissie externe economische betrekkingen, over het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(96)0154 C40272/9696/0105(CN S)) betref fende de goedkeuring, namens de Europese Gemeen schap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de resultaten van de WTOonderhandelïngen over financiële diensten en het verkeer van natuurlijke personen (Het Parlem ent verleent zijn instem m ing en neem t de wetgevingsresolutie aan) * *
*
Verslag (A40075/96) van de heer Parodi, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's (COM(95)0302 C4 0351/95) over het gemeenschappelijk vervoersbeleid Actieprogramma 19952000 (Het Parlement neemt de resolutie aan) * *
*
Verslag (A40165/96) van de heer Argyros, namens de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, over het Groenboek (COM(95)0688 C40609/95) over innovatie van de Commissie (delen I en Π) (Het Parlement neemt de resolutie aan) * *
*
Verslag (A40090/96) van mevrouw PlooijVan Gorsel, namens de Commissie onderzoek, technologische ont wikkeling en energie, over het verslag van de Commis sie (COM(95)0450 C40511/95) over de evaluatie van het Euretprogramma (Europees vervoersonderzoek) Eindverslag (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A40160/96) van de heer Pompidou, namens de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, over de mededeling van de Commissie (COM(95)0489 C40502/95) over vooruitzichten voor
(Het Parlement neemt de resolutie aan)
Gezamenlijke ontwerpresolutie 0) over de niettoela ting van Kroatië tot de Raad van Europa (Het Parlement neemt de resolutie aan) * *
*
Gezamenlijke ontwerpresolutie (2) over de gevolgen van de besluiten van de Raad van ministers van Land bouw op 3 en 4 juni 1996 over de in te voeren maatregelen ter uitroeiing van BSE (Het Parlement neemt de resolutie aan) * *
*
Stem verkla ringen -
Verslagvon Habsburg over de rechten van de mens in Marokko en de Westelijke Sahara
Blot (N I). (FR) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, het Koninkrijk Marokko is door zijn geschiede nis, zijn luisterrijke beschaving en zijn geografische lig ging een zeer belangrijke partner voor Europa, en met name voor Frankrijk, dat er door een lange vriendschap mee is verbonden. Daarom zouden bilaterale overeenkom sten tussen Marokko en belangstellende Europese landen deze betrekkingen in de toekomst op nuttige wijze kunnen ontplooien. De ons hier voorgelegde multilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en Marokko draagt echter bij tot de geplande mundialisering van de economie, die de oorzaak is van evenwichtsverstoringen en ontworteling met ramp zalige gevolgen voor de volkeren. Deze overeenkomst is bovendien strijdig met het nationalepreferentiebeginsel, dat ons nu noodzakelijker lijkt dan ooit. Ik denk met name aan de nationale preferentie op de arbeidsmarkt, nu miljoenen mannen en vrouwen in Frankrijk, net als in de rest van Europa, door werkloosheid zijn getroffen. ') Ingediend door de leden Wiersma, namens de PSEFractie, Oostlander e.a., namens de PPEFractie, Moretti e.a., namens de ELDRFractie, Pettinari e.a., namens de GUE/NGLFractie en Lalumière, namens de AREFractie, ter vervanging van de ontwerpresoluties B40687/96, B40688/96. B40691/96, B40692/96 en B40693/96. 2 ) Ingediend door de leden Fantuzzi, namens de PSEFractie, Goepel, namens de PPEFractie, Santini, namens de UPEFractie, Cox, namens de ELDRFractie, Jové Peres en Ainardi, namens de GUE/NGLFractie en Macartney, namens de AREFractie, ter vervanging van de ontwerp resoluties B40685/96, B40686/96, B40690/96, B40694/96, B4 0695/96, B40696/96 en B40697/96.
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/79
Blot
Daarom hebben wij tegen dit verslag-von Habsburg, dat de weerspiegeling is van een door ons afgekeurd beleid, gestemd. Dit algemene beleid dient uiteindelijk alleen de belangen van enkele multinationale ondernemingen en de mundialiseringslobby.
Een ander, eveneens groot probleem is Marokko's systematische boycot van de uitvoering van de resoluties van de VN Veiligheidsraad inzake het houden van een vrij volksreferendum over de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara.
Smith (PSE). - (EN) Ik heb niet voor het verslag-von Habsburg gestemd. Het is beslist niet het geschikte moment om deze overeenkomst met Marokko te sluiten. Wij hebben onze beginselen op het gebied van de bescherming van de mensenrechten geofferd op het altaar van de handel. Wij hebben de mensen van de Westelijke Sahara in de steek gelaten voor dit verachtelijke en minderwaardige handelsakkoord. Daarom kan ik deze overeenkomst niet steunen.
Het is de verantwoordelijkheid van de Europese Unie dat Marokko zich ontwikkelt tot een stabiele en goed functionerende parlementaire democratie, die de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van organisatie en de vrijheid van drukpers eerbiedigt.
Konecny (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik heb, samen met veel van mijn Oostenrijkse sociaal-democratische collega's, niet voor dit verslag gestemd, omdat het in feite een anticipatie is op iets waarop de wereld, of Europa, al lang wacht. Het is immers niet zo dat de veronachtzaming, de uitbreiding van het conflict met het Polisario pas van gisteren dateert. Men probeert al jaren een oplossing te vinden en het is heel duidelijk dat Marokko geen belangstelling voor een vreedzame oplossing heeft. Ook de schendingen van de mensenrechten dateren niet van gisteren. Tot zo'n anticipatie op goede bedoelingen ben ik niet bereid. Volgens mij was het beter geweest als wij duidelijk hadden gezegd dat er een dergelijke overeenkomst zal en moet komen, maar wel pas als Marokko de duidelijke voorwaarden vervult die het Europees Parlement in zijn resolutie heeft aangegeven. Antony (NI). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, het is omdat wij niet voor Marokko wensen wat wij voor onszelf verwerpen, dat wij niet voor de associatieovereenkomst met dit grote land hebben gestemd. Wij stellen inderdaad alsmaar meer vast welke rampzalige gevolgen de door de uniforme vrijhandelsidee geïnspireerde verdragen overal in de wereld voor de volkeren hebben. Welnu, deze overeenkomst was nauwelijks goedgekeurd of het Parlement stemde al voor het onder voogdij stellen van Marokko, dat ervan werd beschuldigd de mensenrechten niet te respecteren, terwijl iedereen goed weet hoe wisselvallig en flexibel ook hier met die mensenrechten wordt omgesprongen, bijvoorbeeld in Frankrijk, waar ze worden geschonden. Volgens de grote journaliste Annick Rigel is in Frankrijk door de stalinistische wet-Rocard/Gayssot inderdaad een onduldbare gedachtenpolitie ingesteld. En als er iemand is die zich kon permitteren dat te zeggen zonder van de misdaad der misdaden te worden beschuldigd, dan is het Annick Rigel. Laten wij dus beginnen met hier bij ons te breken met deze uniforme idee en deze totalitaire methoden, die in de beste van de mogelijke werelden thuishoren, voordat wij lessen aan het Koninkrijk Marokko geven. Ahlqvist, Andersson, Hulthén, Lööw, Theorin en Wibe (PSE), schriftelijk - (SV) Het Parlement heeft eerder de ratificatie van financiële protocollen tussen de EU en Marokko afgewezen, en wel op grond van de inbreuken van de Marokkaanse regering op het internationale recht. Volgens een rapport van Amnesty International (18 april 1996) heeft de Marokkaanse veiligheidsdienst zich schuldig gemaakt aan ernstige krenkingen van de mensenrechten in strijd met de internationale verdragen inzake mensenrechten, die door Marokko zijn geratificeerd.
Wanneer wij onder de huidige omstandigheden een associatie met Marokko aangaan, zou dat inhouden dat wij een stap terugzetten inzake onze eis aan Marokko om een werkelijke democratie in te voeren en de mensenrechten te eerbiedigen. Om deze redenen zullen wij tegen dit verslag stemmen. Apolinário (PES), schriftelijk - (PT) De Portugese socialisten stemmen voor de onderhavige associatie-overeenkomst met Marokko, zich ervan bewust dat de historische doelstelling van openstelling en samenwerking tussen de Europese Unie en de landen uit het zuiden van het Middellandse-Zeegebied een voorwaarde is voor politieke stabiliteit, economische ontwikkeling en vrede in de regio. Marokko is trouwens één van de markten met het grootste potentieel voor de Portugese uitvoer, die geleidelijk aan stijgt en over het algemeen gunstig is met een exportcijfer van 160 (uitvoer voor 11, 5 miljard escudos in 1994). De huidige overeenkomst en de door de Marokkaanse autoriteiten, in het bijzonder door zijne koninklijke hoogheid Koning Hassan, geuite wil ten gunste van vriendschappelijke betrekkingen tussen Marokko en Portugal zullen de Portugese ondernemingen nu nog meer mogelijkheden geven. Bovendien opent deze overeenkomst ook de deur voor een nieuwe visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en Marokko, die fundamenteel is voor de economie en de werkgelegenheid in visserijzones zoals Sesimbra/Setúbal en de Algarve. Zonder associatie-overeenkomst geen visserij-overeenkomst: je kan geen baten zonder lasten hebben... De overeenkomst berust natuurlijk op een compromis tussen contracterende partijen, hetgeen voor ons van Portugese kant beperkingen meebrengt in het kader van de concurrentie, vooral op het gebied van de sardine-industrie. De socialistische parlementsleden spreken zich tevens uit voor een speciaal steunkader van de Commissie, naast de al toegekende structuurfondsen via het communautair steunkader, dat het mogelijk maakt de sector te herstructureren, een compenserende vergoeding vast te stellen, steun voor de opslag in stand te houden en een Europese campagne te voeren voor de bevordering van de consumptie van dit produkt, zoals verse sardines, sardines in blik en nieuwe produkten (b.v. sardinepâté). Maar· de verwerkingsindustrie moet ook inzien dat concurrentievermogen in het kader van de economische mondialisering berust op kwaliteit en handelsagressiviteit, niet op protectionisme. En dat dit ook het beste antwoord is op sociale en milieudumping. Bernardini (PSE), schriftelijk - (FR) Onze Vergadering heeft zich voor de associatieovereenkomst Europese Unie-
Nr. 4-483/80
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Bernardini Marokko uitgesproken en dat verheugt mij. Door dit gebaar volgen wij de conclusies van onze collega von Habsburg, die ik gaarne zou willen feliciteren met zijn uitstekende werk. Het door de Conferentie van Barcelona bekrachtigde vernieuwingsproces van het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie staat ons allen voor de geest. Door ons instemmingsbesluit trekken wij de lijn van de eerder door ons geuite wensen door. Deze overeenkomst zal Marokko in het licht van een vrijhandelszone aansporen meer vaart te zetten achter de openstelling van zijn economie. De economische samenwerking die tot doel heeft werkgelegenheidscheppende sectoren te steunen en te ontwikkelen, zal er bovendien door worden versterkt. Blijft nog het vraagstuk van de mensenrechten, een argument waarmee de tegenstanders van de overeenkomst veel schermen. Ik ben er diep van overtuigd dat dit vraagstuk in de geest van de associatieovereenkomst moet worden verwerkt. Wij geven een duidelijk politiek signaal aan de Marokkaanse autoriteiten om voort te gaan op de weg naar opening, zowel op politiek als op economisch gebied. Ten slotte zij er ook op gewezen dat onze Vergadering al met de visserijovereenkomst heeft ingestemd. Nu „neen" zeggen tegen de associatieovereenkomst had geen enkele zin gehad. Darras (PSE), schriftelijk - (FR) Ik heb om verschillende redenen voor het besluit tot instemming met de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko gestemd. Deze overeenkomst ligt in het verlengde van de besluiten die in 1994 te Essen en in 1995 te Cannes door de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie werden genomen. Het is, na de overeenkomst EU-Tunesië en EU-Israël, de derde overeenkomst van dit type die in het kader van het Middellandse-Zeebeleid van de Unie wordt ondertekend. Financieel gezien is deze overeenkomst tot in 1999 gedekt door in het kader van het programma MEDA uitgetrokken kredieten. De laatste, maar zeker niet de minste reden waarom ik voor heb gestemd, is dat zich in dit land sinds 1990 een langzame, maar gestage ontwikkeling in de richting van politieke democratisering en eerbiediging van de mensenrechten voltrekt. Met het oog op die ontwikkeling zijn er sinds 1990 inderdaad verschillende instrumenten in het leven geroepen. Mei 1990: oprichting van de Adviesraad voor de rechten van de mens;
eenkomst de kans vergroten dat de fundamentele vrijheden ginds zullen worden uitgeoefend in plaats van beknot. Vieira, Girão Pereira, Rosado Fernandes (UPE), schriftelijk. - (PT) Hoe paradoxaal ons standpunt ook kan lijken, het is meer een standpunt tegen de manier waarop de Europese Unie zich heeft opgesteld bij de onderhandelingen met het Koninkrijk Marokko, met name in verband met de gevolgen die deze overeenkomst zal hebben voor Portugal, dan een echt standpunt tegen Marokko, dat vroeg of laat - daar zijn we van overtuigd - toch onze partner was geworden, zelfs in de hoedanigheid van geassocieerd land. De kwestie ligt simpel volgens ons: wie deze overeenkomst heeft besproken en ondertekend van de kant van de Europese Unie heeft dit gedaan in een algemeen perspectief - zoals niet anders kon zijn -, maar door de ene te beschermen is men vergeten alle lid-staten van de Europese Unie waartoe wij behoren te beschermen. Wij hebben het uiteraard over essentiële sectoren, zoals de produktiesectoren van een kleine economie zoals de onze en, let wel, ervan uitgaand dat het groeiende probleem van de mensenrechten zal worden opgelost. De vandaag aangenomen overeenkomst bevat op zich goede voorstellen, zal de bevolking van Marokko dichter bij Europa brengen en zal ervoor zorgen dat Europa dichter bij de Marokkaanse bevolking komt. Wij zijn altijd geweest en zullen altijd zijn voor het bestaan van een overeenkomst met Marokko. Maar deze associatie-overeenkomst verdient zoals gezegd onze afkeuring, omdat ze slecht is voor onze landbouw (bijvoorbeeld wat betreft de groenten- en fruitsector, zoals tomaten en primeuraardappels en ook bloemen, vooral op Madeira), omdat ze slecht is voor onze industrie (bijvoorbeeld de conservenindustrie) en omdat ze slecht is voor onze visserij, hoewel die het voorwerp is van een speciale overeenkomst, waarvoor wij overigens wel hebben gestemd. Maar vooral - en dit kan nooit voldoende worden herhaald - omwille van de manier waarop Europa in zijn geheel (geen) rekening heeft gehouden met een van zijn lid-staten. Wij hopen trouwens nog steeds dat het Koninkrijk Marokko en Portugal, afgezien van het feit dat de overeenkomst een beperkte geldigheidsduur heeft, kunnen samenwerken en dat zij aldus aantonen dat het niet noodzakelijk was geweest essentiële sectoren van de Portugese economie te kwetsen om een overeenkomst, een goede overeenkomst tussen de Europese Unie en Marokko te kunnen ondertekenen, waar wij dit keer achter staan, door blijk te geven van goede betrekkingen tussen deze twee landen, die dichter naar elkaar toe moeten groeien zonder elkaar „aan te vallen".
februari 1991: beperking van de duur van voorlopige hechtenis en voorarrest;
Wij weten dat het Koninkrijk Marokko de betekenis van ons standpunt begrijpt. Dat ook de Europese Unie dit mag begrijpen.
februari 1992: uitvaardiging van de internationale verklaring voor het recht op leven, de bescherming en de ontwikkeling van het kind;
-
september 1992: grondwettelijke vergadering -preambule bevestigt verknochtheid van Marokko aan de mensenrechten; november 1993: oprichting Ministerie van de mensenrechten. Er blijft natuurlijk nog een hele weg af te leggen, maar ik denk dat wij door de ratificatie van deze associatieover-
Verslag-Farassino
Gahrton, Holm en Lindholm (V), schriftelijk. - (SV) Hoe een rijbewijs wordt vormgegeven en uitgevaardigd, vinden wij een nationale zaak, niet alleen in de EU, maai- over de hele wereld. Er is geen enkele behoefte aan een speciaal EU-rijbewijs. Het beginsel dat is geformuleerd in artikel 1 van richtlijn 91/439/EEG inzake wederzijdse erkenning van rijbewijzen, is volkomen toereikend. Onder verwijzing naar het bovenstaande stemmen wij tegen.
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Wibe (PSE), schriftelijk - (SV) Deze richtlijn is sinds de eerste behandeling aanzienlijk verbeterd. Daarom stem ik ervóór. Ik ben echter van mening dat het hele idee van een verplicht gemeenschappelijk rijbewijsmodel voor de verschillende landen van de Unie verkeerd is. Elk land hoort het recht te hebben zelf de vormgeving van zijn rijbewijs te bepalen. De richtlijn veroorzaakt enkel onnodige wijzigingskosten in de lid-staten. Het aansluiten bij het gemeenschappelijke rijbewijsmodel zou ten minste vrijwillig behoren te zijn. -
Aanbeveling voor de tweede lezing-Marinucci
Tamino (V), schriftelijk. - (IT) Ik wil bij dezen mijn instemming en die van de Fractie De Groenen uitspreken met het verslag van mevrouw Marinucci over het voorstel voor wijziging van de verordening tot oprichting van LIFE. Wij vinden het positief dat in het gemeenschappelijk standpunt een aanzienlijk deel van de amendementen is overgenomen die het Parlement in de eerste lezing had voorgesteld. Er zijn echter een paar amendementen die niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen maar die naar onze mening wel heel belangrijk zijn, te weten het opnemen van de moerasgebieden waar het gaat om de bescherming en het rationeel beheer van de kustgebieden, de bescherming van de habitat met bedreigde soorten, en vooral de verhoging van de financiering van 450 naar 600 miljoen ecu, zoals wij Groenen in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming hebben voorgesteld; overigens houdt deze verhoging het midden tussen het eerste verzoek van het Europees Parlement (800 miljoen ecu) en het voorstel van de Raad. Voorts moet worden bedacht dat LIFE het belangrijkste communautaire milieuprogramma is, dat onder andere de verwezenlijking van het netwerk van beschermde gebieden, het zogeheten „Natuur 2000" mogelijk moet maken, en dat de planning absoluut geen doorgang kan vinden met de kredieten die de Raad wilde uittrekken. Ik hoop dat de Commissie zich kan vinden in dit standpunt van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming van het Europees Parlement. Diez de Rivera Icaza (PSE), schriftelijk. - (ES) Ik wil enkel herhalen wat ik gezegd heb in mijn bijdrage naar aanleiding van de eerste lezing. LIFE is het financieel instrument dat het meeste voor ons milieu gedaan heeft. Hoewel het gemeenschappelijk standpunt een groot deel van de amendementen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming heeft overgenomen, is een amendement dat ik heb ingediend van uitzonderlijk belang voor de bescherming en het beheer van de watervoorraden. Ik twijfel er niet aan dat dit amendement zal worden aangenomen, zoals de Commissie ons tijdens het voorafgaande debat heeft meegedeeld. Ik zal dan ook vóór stemmen. -
Verslag-Parodi
Eriksson, Iversen, Sjöstedt en Stenius-Kaukonen (GUE/NGL), schriftelijk. - (SV) De mededeling van de Commissie over het gemeenschappelijk vervoersbeleid Actieprogramma 1995-2000, vertoont uit milieu-oogpunt zeer ernstige gebreken. De Commissie wil een scheiding aanbrengen tussen vervoersbeleid en milieubeleid, wat tot
Nr. 4-483/81
een onhoudbare ontwikkeling leidt, nu de gevolgen van het verkeer over de weg voor het milieu een van de ernstigste bedreigingen vormen die de Europese Unie onder ogen moet zien. Het voorgestelde Groenboek over de toerekening van externe kosten en burgernetwerken heeft echter positieve kanten. De Commissie vervoer en toerisme heeft in haar verslag een aantal voorstellen gedaan die een verbetering betekenen, maar in het voorgestelde actieprogramma in zijn geheel wordt al te makkelijk voorbijgegaan aan de enorme uitdagingen voor het vervoersbeleid op het punt van aanpassingen aan het milieu. De Commissie vervoer en toerisme beschrijft het vervoer en de transeuropese netwerken als de hoekstenen van economische, sociale en culturele ontwikkeling. Deze beschrijving van Europa's culturele ontwikkeling komt ons enigszins somber en bekrompen voor, speciaal als men bedenkt dat de transeuropese netwerken ertoe leiden dat het oppervlak in Europa dat met snelwegen zal worden bedekt, met 32 % toeneemt. Om deze redenen hebben wij ons in de eindstemming over het verslag-Parodi onthouden van stemming. • Gahrton en Lindholm (V), schriftelijk. - Wij hebben vóór het verslag en de groene amendementen gestemd, o.a. voor punt 41, integriteit, in amendement 12 van de Fractie de Groenen. Wij gaan ervan uit dat de uitdrukking harmonisatie op Europees niveau zogenaamde minimumregels inhoudt, die de lid-staten de mogelijkheid geven om striktere milieu- en veiligheidsnormen te behouden of in te voeren, vooral wanneer het gaat over het toegestane promillegehalte en de toegestane snelheden. Holm (V), schriftelijk. - Ik vind het feit dat de staten verschillende tijdzones en zomertijden hebben, een nationale aangelegenheid, waarop het subsidiariteitsbeginsel moet worden toegepast. Ik verzet mij tegen de eis van minder staatssteun voor de spoorwegen, zolang het vrachtverkeer zijn milieukosten niet betaalt en het aanleggen van snelwegen door de staat wordt gesubsidieerd. De eis inzake noodtelefoons langs de Europese snelwegen moet kunnen worden aangepast aan de zeer lage verkeersdichtheid in Noord-Scandinavië om geen absurde kosten te laten ontstaan. Een gemeenschappelijke regeling van het maximale alcoholpercentage in het bloed is wenselijk, maar ik wil dat striktere nationale eisen mogen worden toegepast en dat voor alle verdovende middelen de nulgrens geldt. Ik wil er ook op wijzen dat subsidie voor vliegvelden in dun bevolkte gebieden ten koste van de grote vliegvelden, volgens het Zweedse model, behouden moet kunnen blijven. Voor het overige ben ik zeer verheugd over de door de rapporteur naar voren gebrachte voorstellen tot milieuaanpassingen. Ik wil benadrukken dat het uiterst belangrijk is om over te schakelen op een meer aan het milieu aangepast vervoerssysteem, om te voorkomen dat de Europese industrie achterop zal raken.
Nr. 4-483/82
Handelingen van het Europees Parlement
Schlechter (PSE), schriftelijk - (DE) Na tweemaal zijn standpunt te hebben bepaald ten aanzien van het Witboek over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, moet het Europees Parlement zich nu buigen over een kaderprogramma voor de wetgeving waarin de Commissie de voor de periode 1995-2000 te nemen prioritaire maatregelen vastlegt. Het verslag van de heer Parodi, dat volgt op de verslagen van de heren Topmann en Visser, is ongetwijfeld een waardevolle lijst van technische verwezenlijkingen en doelstellingen voor de toekomst, maar houdt geen of onvoldoende rekening met de menselijke en sociale aspecten. Mijn bezorgdheid over die tekortkoming wordt bevestigd door de passage uit het document van de Commissie waarin deze onderstreept dat het gedrag van de mens, zoals vaak wordt opgemerkt, de fundamentele factor bij ongevallen lijkt, hoewel ook de technische kenmerken van het voertuig en het wegtracé van grote invloed kunnen zijn. Hét is waar dat de technische kenmerken van voertuigen en het wegtracé een rechtstreekse invloed kunnen hebben op de oorzaken van ongevallen, maar het is daarom niet minder waar dat een van de belangrijkste oorzaken van zware ongevallen op de weg de grote vermoeidheid van professionele weggebruikers is. Deze vermoeidheid is te wijten aan de combinatie van overdreven lange wekelijkse werktijden enerzijds en tot een minimum beperkte rusttijden anderzijds, zoals voorgeschreven in verordening 3820/85: een dagelijkse rusttijd van 11 uur, die zelfs tot 9 uur kan worden teruggebracht; een wekelijkse rusttijd van 45 uur, tegenover een wekelijkse werktijd van maximaal 78 uur. Het is waar dat het Parlement al herhaaldelijk, zij het zonder succes, op een echte fiscale en sociale harmonisatie heeft aangedrongen. Maar het is daarom niet minder waar dat de onderhandelingen tussen de sociale partners tot dusver geen resultaten hebben opgeleverd en dat een bevredigende oplossing op het gebied van de arbeidsvoorwaarden van professionele wegebruikers op de lange baan dreigt te worden geschoven. Ik had er dan ook de voorkeur aan gegeven, en gewenst, dat de heer Parodi in zijn verslag zijn standpunt had bepaald tegenover vraagstukken zoals de werken rijtijden van professionele weggebruikers, de verscherping van de controle, de eerbiediging van arbeids- en rijvoorwaarden, de harmonisatie van de straffen op overtreding van de voorschriften op het gebied van rij- en rusttijden, het verbod op stukloon. Ik ben van oordeel dat de door mij genoemde problemen van het grootste belang zijn voor de verbetering van de veiligheid op onze wegen. Aangezien er daar in het verslag van de heer Parodi vrijwel niets over wordt gezegd, zie ik mij verplicht mij bij de stemming te onthouden, ook al lijken andere voorstellen van de heer Parodi mij aanvaardbaar. -
Verslag-Plooij-Van Gorsel
Wibe (PSE), schriftelijk - (SV) Aangezien ik niet in de gelegenheid ben geweest om tijdens de behandeling van het verslag op de zitting, iets te zeggen, wil ik hierbij een stemverklaring over de zaak afleggen.
6.6.96
Ik ben van mening dat meer benadrukt had dienen te worden hoe verkwistend het is dat de administratieve kosten zijn opgelopen tot 13 %. Bij normale onderzoeksprogramma's zijn de overeenkomstige kosten. 2-3 %. Bij toekomstige onderzoeksprogramma's moet men er verzekerd van zijn dat de administratie drastisch wordt ingekrompen. In de onderzoekswèreld is het een feit van algemene bekendheid dat de onderzoeksprogramma's van de EU gekenmerkt worden door een bureaucratische en kostbare uitvoering. Deze omstandigheid zou moeten kunnen worden onderworpen aan een grondige controle en aanpak. -
Verslag-Argyros
Rovsing (PPE), schriftelijk. - (DA) Het onderhavig verslag van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie vormt een uitstekende analyse van het Groenboek over innovatie van de Commissie. Drie fundamentele overwegingen in dit verslag dienen naar voren te worden gebracht. De eerste is dat we niet zomaar een gelijkheidsteken kunnen plaatsen tussen „innovatie" en OTO, omdat innovatie in de eerste plaats gezien moet worden in functie van het samenspel tussen vraag en aanbod op technologisch gebied. Innovatie heeft dan ook veel te maken met de toepassing van de technologie in het produktie- en maatschappelijk leven. De tweede overweging is dat de bevordering van innovatie als middel om het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie te verbeteren een snelle verspreiding en exploitatie van de OTO-resultaten veronderstelt. De derde overweging is dat de ervaring heeft aangetoond dat pogingen om een gecentraliseerd industriebeleid op nationaal en Europees niveau ten uitvoer te leggen volgens het „pick the winner"principe niet bevorderend zijn voor innovatie. Daarom kan ik mij aansluiten bij de conclusies van de rapporteur, waarin hij zegt dat de roL van de EU in de ontwikkeling van een efficiënt vernieuwingsbeleid zich moet toespitsen op de aanbodkant van OTO door erop toe te zien dat de produktie van kennis interdisciplinair en praktijkgericht is, en op de vraagzijde van OTO door erop toe te zien dat de verspreiding en exploitatie van de onderzoeksresultaten door gepaste netwerken worden bevorderd. -
Verslag-Pompidou
Rovsing (PPE), schriftelijk - (DA) Zoals in het onderhavige verslag van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie wordt onderlijnd, is het de eerste keer dat op Europees niveau gepoogd wordt om algemene richtsnoeren vast te leggen voor de internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Om deze reden is het ook de eerste keer dat deze kwestie op politiek gebied ter sprake komt in het Europees Parlement en de Raad van ministers. Met betrekking tot de partners waarmee de EU in en buiten Europa samenwerkt, wordt in het verslag een onderscheid gemaakt tussen derde landen in Europa met een associatieovereenkomst, concurrerende industrielanden in Noord-Amerika en het Verre Oosten en een aantal potentiële partners in de Derde Wereld. De rapporteur, de heer Pompidou, heeft de rol van het technologisch ontwikkelingsniveau, de geografische ligging en de mate waarin de belangen van de partners en van de EU op gebied van OTO-beleid samenvallen, beklemtoond, zowel voor de keuze van de samen-
6.6.96
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 4-483/83
Rovsing werkingsprojecten als voor de keuze van de samenwer-. kingsvorm. Wat dit laatste aspect betreft, bespreekt de rapporteur drie mogelijke soorten samenwerking, met name associatie, bilaterale samenwerking en technologische bijstand.
door jarenlange communistische dictatuur en burgeroorlog getekend land dichter bij West-Europa te brengen. Wij verwerpen deze resolutie dan ook.
Wat de keuze van de samenwerkingsprojecten betreft, lijkt het logisch de OTOsamenwerking te versterken voor de oplossing van de problemen binnen de verschillende infrastructuurgebieden (zoals bijvoorbeeld transport, communicatie, uitwisseling van informatie, energievoorziening) en de milieubescherming in het kader van de EU-samenwerking met geassocieerde derde landen in Europa en in het Middellandse-Zeegebied te bevorderen. De OTOsamenwerking in gebieden zoals biotechnologie, nucleaire technologie en ruimteonderzoek zal naast de samenwerking op gebied van onderzoek en ontwikkeling van hoogtechnologische produkten, enorm versterkt kunnen worden in het kader van een partnerschap met niet-Europese industriële landen. Een belangrijke voorwaarde voor een versterkte samenwerking met deze laatst genoemde groep landen is echter dat de samenwerking plaatsvindt op basis van het wederkerigheidsprincipe en rekening houdt met de behoefte aan bescherming van het intellectuele en industriële eigendomsrecht van de partners.
Berthu (EDN). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie is van oordeel dat er vandaag maar één oplossing meer is als we de gezondheid van de burgers willen beschermen, namelijk de volledige handhaving van het embargo op het Brits rundvlees en de daarvan afgeleide produkten. Maar ze vindt ook dat we naar middelen zullen moeten zoeken om de betrokken veehouders correct te vergoeden. Dit lijkt nu misschien een moeilijke weg, maar als we die weg uit gemakzucht niet zouden inslaan, is het gevaar groot dat we dat over enkele jaren bitter zullen berouwen. Laten we ons dus verantwoordelijk gedragen. Maar verantwoordelijkheid betekent ook dat we naar de diepe oorzaken van de crisis moeten peilen en de vereiste maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat zo'n crisis zich elders herhaalt.
-
Niet-toelating van Kroatië tot de Raad van Europa
Antony (NI). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de niettoelating van Kroatië tot de Raad van Europa, onder het voorwendsel dat er geen persvrijheid heerst, is werkelijk een toppunt van hypocrisie van dit Parlement. Want wie zou er, eerlijk gezegd, durven te beweren dat er in Rusland, om slechts één voorbeeld te noemen, meer persvrijheid heerst dan in Kroatië? Kroatië heeft een heldhaftige strijd voor zijn onafhankelijkheid moeten leveren om zijn economie te herstellen. En wij, die nauwe betrekkingen onderhouden met de oppositie, weten dat de huidige regering van de heer Tudjman volhardt in praktijken die nog zijn beïnvloed door socialistische gewoonten waar men maar moeilijk van afgeraakt. Maar dat hier in deze Vergadering aan dit land verwijten, nu vanavond op alle Franse televisiezenders één grote uitzending zal plaatsvinden, is toch nogal kras. Eén grote uitzending over AIDS, de enige ziekte waarmee men de massa in beweging denkt te kunnen brengen, honderdmaal meer dan kanker of myopathie of alle andere ziekten tezamen. Welke eigenaardige vooringenomenheid, welk eigenaardig racisme is er de oorzaak van dat men deze praktijken bij ons toelaat en ze aan Kroatië verwijt? Jung (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook wij van de Freiheitliche Partei Österreichs vinden de aanpak van de Kroatische regering bij de benoeming van de burgemeester van Agram en wat de beperking van de oppositie en de persvrijheid betreft betreurenswaardig en eisen een snelle verbetering van de situatie. Gelet op de moeilijke positie waarin Kroatië zich na een lange en gruwelijke'vrijheidsoorlog bevindt, vinden wij de plotselinge afwijzing van het land - vergeleken bij de behandeling van Rusland of, zoals eerder gezegd, Roemenië - echter buiten verhouding en contraproduktief. Het stemgedrag van sommige leden zou misschien wel eens een laat antwoord op de door enkele groepen slechts met tegenzin aanvaarde zelfstandigheid van Kroatië kunnen zijn. Dat zou zeker niet de juiste aanpak zijn om een
-
Buitengewone zitting van de Raad
Laten we allereerst inzien dat de gekke-koeienziekte een gevolg is van een tegennatuurlijke landbouw die door de mallemolen van de wereldprijzen in het leven is geroepen. Deze verwerpelijke koers ligt nu ook in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid vast. Als we het niet volledig over een andere boeg gooien, kunnen we de komende jaren nog andere gekke koeien, of zelfs erger, verwachten. Ten tweede, we moeten ook inzien dat de Commissie, in naam van de afschaffing van de grenzen, in elke etappe van de crisis, eigenlijk verkeerd heeft gereageerd met haar pogingen om de lid-staten die beschermende maatregelen wensten te nemen, dat te beletten. Het is .trouwens niet uitgesloten dat de hele rimram omtrent de grenscontroles de frauduleuze invoer van vlees of besmet veevoer in de hand heeft gewerkt. We moeten dus inzien dat de lid-staten het recht hebben hun grenzen te controleren uit hoofde van de doelstellingen van artikel 36 van het Verdrag, met name de bescherming van de gezondheid en het leven van personen. Ten slotte kunnen wij de gevolgde procedure niet aanvaarden, volgens welke de Commissie, ofschoon de Raad haar voorstel niet met gekwalificeerde meerderheid heeft aangenomen, toch het recht heeft dat voorstel op eigen gezag uit te voeren. Men zal ons antwoorden dat dit zo in de Verdragen staat. Welnu, wij antwoorden daarop dat de Verdragen dan absurd zijn. Dit ontslag van de politici ten gunste van de ambtenaren is onterend voor de Raad en vormt een verklaring voor veel van wat er in Europa misgaat. Hallam (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijns inziens zet de Britse regering zich in de huidige omstandigheden behoorlijk voor schut. Ik betreur het echter dat de resolutie van vandaag een heel andere strekking heeft dan de resolutie die wij op 28 maart hebben aangenomen. Nu lijken wij het verbod te steunen in plaats van een belangstellende neutrale waarnemer te zijn. Ik had liever gezien dat wij vasthielden aan het standpunt waarbij wij ons ten aanzien van het verbod als waarnemer en niet als voorstander opstellen. Een paar dagen geleden zat ik 's avonds in mijn hotelkamer naar de Duitse televisie te kijken. Ik zag een programma van de ZDF en de bijna hysterische aanval op de Britse
Nr. 4-483/84
Handelingen van het Europees Parlement
6.6.96
Hallam rundvleesindustrie in dat programma vervulde mij, als Brits burger uit een gebied dat rundvlees produceert, met grote ontzetting. Ik vond enkele scènes zeer verontrustend en zeer beledigend. Ik heb veel kritiek geleverd op de wijze waarop de Britse pers de laatste weken over onze Europese partners gesproken heeft. Ik zou de media op het vasteland /van Europa willen vragen om enige objectiviteit te betrachten bij hun verslaggeving over het onderwerp BSE. Martinez (NI). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, tegen de heer Hallam zeg ik dat onze Britse collega's en de Britse .regering wetenschappeüjk gelijk hebben: er is geen gevaar voor horizontale overdracht en het slachten van de runderen is een wetenschappelijke vergissing. Maar juridisch gezien heeft hij ongelijk, want het typische van Europa is juist dat het schuld, de aansprakelijkheid voor schuld of in het beste geval de aansprakelijkheid voor risico's erkent. Door de schuld van één Britse fabriek, Dunkester in Yorkshire, die haar produktieprocédé heeft gewijzigd, zijn tot dusver 156.000 Britse runderen en een aantal andere runderen in de. rest van de wereld door de ziekte aangetast. Welnu, die fabriek is aansprakelijk. Iedere daad van de mens die iemand anders schade berokkent, verplicht degene die de fout heeft begaan de schade te herstellen. Door het amendement van de heer des Places, waarin de vervuiler en de gifmenger voor zijn daad verantwoordelijk werd gesteld, te verwerpen zijn wij ingegaan tegen wat kenmerkend is voor Europa, namelijk dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen daden. Wat wij bij de ramp met de Amoco Cadiz terecht hebben aanvaard voor de grote oliemaatschappijen die aansprakelijk werden gesteld voor de verontreiniging, hebben wij ditmaal geweigerd voor de Britse fabrieken die vergiftiging ten laste kan worden gelegd. Mijnheer Hallam, wetenschappelijk hebt u gelijk, het risico is niet zo groot; juridisch hebt u echter ongelijk, want de fabrieken die hebben vergiftigd, zouden daar aansprakelijk voor moeten worden gesteld. Wibe (PSE), schriftelijk - (SV) Ik heb mij onthouden van stemming, omdat onder punt E extra steunmaatregelen van meerdere miljoenen voor de landbouw worden aanbevolen.
Ik vind huidige landbouwsubsidies verspilling en ik wil niét bijdragen aan verdere subsidies voor deze sector. Breyer (V). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen de resolutie gestemd. Ik had van het Europees Parlement een veel duidelijker teken verwacht dat in de Europese Unie de bescherming van de consument en de gezondheid niet aan economische belangen ondergeschikt wordt gemaakt. Het besluit van de Commissie is een bespotting van de bescherming van de consument en de gezondheid. Het feit dat het exportverbod juist wordt versoepeld op het ogenblik dat er alsmaar meer gevallen van de ziekte van Creutzfeldt-Jacob aan het licht komen, maakt duidelijk dat dit alleen maar als een toppunt van cynisme kan worden gezien. De Commissie, de Raad, maar in toenemende mate ook het Europees Parlement gaan blijkbaar door de knieën voor het afpersingsmanoeuver van de Britse regering. Het valt te vrezen dat het besluit van de Commissie de deur zal openzetten voor de volledige opheffing van het exportverbod. Ik denk dat het een heel verkeerd besluit is, want de bescherming van de consument en de gezondheid moeten voorrang krijgen. De gezondheid moet ook preventief worden beschermd. Zolang schade wetenschappelijk niet kan worden uitgesloten, is het zaak het exportverbod hier te handhaven. Die taak hadden wij hier op ons moeten nemen. Ik denk dat het besluit van de Commissie de bescherming van de consument en de gezondheid in de Europese Unie met voeten treedt. Ik betreur dan ook dat wij geen verdergaande resolutie hebben aangenomen. ' De Voorzitter. - Dit is het einde van de stemming. (') 4. Onderbreking van de zitting De Voorzitter. - Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt te 12.10 uur gesloten) ') Verzending van de tijdens de huidige vergadering aangenomen resoluties - Rooster van de volgende vergaderingen: zie Notulen.
Venta · Salg · Verkauf · Πωλήσεις · Sales · Vente · Vendita · Verkoop · Venda · Myynti · Försäljning BELGIQUE/BELGIE
GRAND-DUCHE DE LUXEMBOURG
SCHWEIZ/SUISSE/SVIZZERA
ISRAEL
Moniteur beige/Belgisch Staatsblad Rue de Louvain 40-42/ Leuvenseweg 40-42 B-1000 Bruxelles/Brussel Tél. (32-2) 552 22 11 Fax (32-2) 511 01 84
Messageries du livre Sari 5, rue Raiífeisen L-2411 Luxembourg Tél. (352)4010 20 Fax(352)490 661 E-mail:
[email protected]
OSEC Stampfenbachstraße 85 CH-8035 Zürich Tel. (41-1)365 53 15 Fax (41-1) 365 54 11 E-mail:
[email protected] URL: www.osec.ch
R.O.Y. International 17, Shimon Hatarssi Street
Jean De Lannoy
Abonnements:
Avenue du Roi 202/ Koningslaan 202 B-1060 Bruxelles/Brussel
Messageries Paul Kraus
CESKÁREPUBLIKA
Tél. (322) 538 51 69 Fax (322) 538 0B 41 E-mail:
[email protected] Librairie européenne/Europese Boekhandel Rue de la Loi 244/ Wetstraat 244 B-1040 Bruxelles/Brussel Tél. (32-2) 295 26 39 Fax (32-2) 735 08 60 DANMARK J. H. Schultz Information A/S Herstedvang 10-12 DK-2620 Albertslund Til. (45) 43 63 23 00 Fax (45) 43 63 19 69 E-mail:
[email protected] URL: www.schultz.dk DEUTSCHLAND
■
Bundesanzeiger Verlag Breite Straße 78-80 Postlach 10 05 34 D-50667 Köln Tel. (49-221)20 29-0 Fax (49-221 ) 20 29 278
11, rue Christophe Plantin L-2339 Luxembourg Tél. (352) 499 88 88 Fax (352) 499 888 444 E-mail:
[email protected] URL: www.mpk.lu
NIS CR - prodejna Konviktská 5 CZ-113 57Praha1 Tel. (42-2) 24 22 94 33 Fax (42-2) 24 22 94 33 E-mail:
[email protected] URL: www.nis.cz
NEDERLAND
CYPRUS
SDU Servicecentrum Uitgevers Christoflei Plantijnstraat 2 Postbus 20014 2500 EA 's-Gravenhage Tel. (31-70)378 98 80 Fax (31-70) 378 97 83 E-mail:
[email protected] URLiwww.sdu.nl.
Cyprus Chamber Of Commerce & Industry 38, Grivas Digenis Ave Mail orders: PO Box 1455 CY-1509 Nicosia Tel. (357-2) 44 95 00/46 23 12 Fax (357-2) 361 044 E-mail:
[email protected]
OSTERREICH
MAGYARORSZÀG
Manz'sche Verlags und Universitäts buchhandlung Gmbh Siebenbrunnengasse 21 Postfach 1 A-1050Wien Tel. (43-1)53 161 334/340 Fax (43-1) 53 161 339 E-mail:
[email protected] URL: www.austria.EU.net:81/manz
G.C. Eleftheroudakis SA International Bookstore Panepistimiou 17GR-105 64 Athens Tel. (30-1)331 41 80/1/2/3 Fax (30-1) 323 98 21 E-mail:
[email protected] ESPANA
Imprensa NacionalCasa da Moeda, EP Rua Marquês de Sá da Bandeira, 16 A P-1050 Lisboa Codex Tel. (351-1)353 03 99 Fax (351 -1 ) 353 02 94/384 0132 Distribuidora de Livros Bertrand Ld.s Rua das Terras dos Vales, 4 A Apartado 60037 P-2701 Amadora Codex Tel. (351-1) 495 90 50/495 87 87 Fax (351-1) 496 02 55
Mundi Prensa Libros, SA Castello. 37 E-28001 Madrid Tel. (34-1 ) 431 33 99/431 32 22 Fax (34-1) 575 39 98 E-mail:
[email protected] URL: www.tsai.es/mprensa Boletín Oficial del Estado Trafalgar, 27-29 E-28071 Madrid Tel. (34-1 (538 22 95 (Libros)/ 384 17 15 (Suscripciones) Fax (34-1) 538 23 49 (Libros)/ 384 17 14 (Suscripciones) URL: www.boe.es Mundi Prensa Barcelona Conseil de Cent, 391 E-08009 Barcelona Tel. (34-3) 488 34 92 Fax (34-3) 487 76 59 FRANCE
IRELAND Government Supplies Agency Publications Section 4-5 Harcourt Road Dublin 2 Tel. (353-1)661 31 11 Fax (353-1) 475 27 60 ITALIA
Tel. (3955)64 54 15 Fax (39-55) 64 12 57 E-mail:
[email protected] URL: ¡cl382.cilea.it/Virtual_Ubrary/biblbt/vetrina/ licosa/tt1 .htm
Miller Distributors Ltd Malta International Airport PO Box 25 LQA 05 Malta Tel. (356) 66 44 88 Fax(356) 67 67 99 POLSKA Ars Polona Krakowskie Przedmiescie 7 Skr. pocztowa 1001 PL-00-950 Warszawa Tel. (48-2)26 12 01 Fax (48-2) 26 62 40 TURKIYE
Akateeminen Kirjakauppa / Akademiska Bokhandeln Pohjoisesplanadi 39/ Norra esplanaden 39 PL/PB 128 FIN-00101 Helsinki/Helsingfors
Tel. (3589)121 41 Fax (358-9) 121 44 35 E-mail:
[email protected] URL: booknet.cultnet.fi/aka/index.htm
BTJ AB Traktorvägen 11 PO Box 200 S-22100Lund
Tel. (4646) 18 00 00 Fax (46-46) 18 01 25 E-mail:
[email protected] URL: www.btj.se/media/eu
Diinya Infotel A.S. Istiklãl Cad. No: 469 TR-80050 Tünel-Istanbul Tel. (90-212) 251 91 96 (90-312)427 02 10 Fax (90-212) 251 91 97 BÄLG ARU A Europress-Euromedia Ltd 59, Bid Vitosha BG-1000 Sofia Tel. (359-2) 80 46 41 Fax (359-2) 80 45 41 HRVATSKA
Sub-agent for the Palestinian Authority: Index Information Services PO Box 19502 Jerusalem Tel. (972-2)27 16 34 Fax (972-2 27 12 19 RUSSIA CCEC 60-letiya Oktyabrya Av. 117312 Moscow Tel.(095)135 52 27 Fax(095) 135 52 27 AUSTRALIA Hunter Publications PO Box 404 3167 Abbotslord, Victoria Tel. (61-3)9417 53 61 Fax (61-3) 9419 71 54 CANADA Uniquement abonnements/ Subscriptions only: Renouf Publishing Co. Ltd 1294 Algoma Road K1B 3W8 Ottawa, Ontario Tel. (1-613)741 73 33 Fax (1-613) 741 54 39 E-mail:
[email protected] URL: fox.NSTN.Ca/~renouf
The Middle East Observer 41, Sherif Street Cairo Tel. (20-2) 39 39 732 Fax (20-2) 39 39 732 JAPAN PSIJapan Asahi Sanbancho Plaza #206 7-1 Sanbancho, Chiyoda-ku Tokyo 102 Tel. (81-3)3234 69 21 Fax (81-3) 3234 69 15 E-mail:
[email protected] URL: www.psi-japan.com SOUTH AFRICA Safio 5th Floor Export House, CNR Maude & West Streets PO Box 782 706 2146Sandton Tel. (27-11)883 37 37 Fax (27-11)883 65 69 UNITED STATES OF AMERICA
Mediatrade Ltd Pavia Hatza 1 HR-10000 Zagreb Tel. (385-1)43 03 92 Fax (385-1) 44 40 59
Bernan Associates 4611 -F Assembly Drive MD20706 Lanham Tel. (301) 459 2255 (loll free telephone) Fax (800) 865 3450 (toll free fax) E-mail:
[email protected] URL: www.bernan.com
ROMANIA
MEXICO
Euromedia Str. G-ral Berthelot Nr 41 RO-70749 Bucuresti Tel. (40-1)210 44 01/614 06 64 Fax (40-1 ) 210 44 01/312 96 46
MundiPrensa Mexico, SA de CV Río Panuco, 141 Delegación Cuauhtemoc ME-06500 México DF
Tel. (525) 553 56 58/60
SLOVAKIA
Fax (52-5) 514 67 99 E-mail: 104164.23compuserve.com
UNITED KINGDOM The Stationery Office Ltd (Agency Section) 51, Nine Elms Lane London SW8 5DR Tel. (44-171)873 9090 Fax (44-171) 873 8463 URL: www.lhe-stationery-office.co.uk ICELAND Bokabud Larusar Blöndal Skólavördustig, 2 IS-101 Reykjavik Tel.(354)55 15 650 Fax (354)55 25 560
Slovenska Technicka Knlznica Nämestie slobody 19 SLO-81223 Bratislava 1 Tel. (42-7)53 18 364 Fax (42-7) 53 18 364 E-mail: europ@lbb1 .sltk.stuba.sk SLOVENIA
Licosa SpA Via Duca di Calabria, 1/1 Casella postale 552 1-50125 Firenze
H-1396 Budapest 62 Tel. (36-1)11 16061/11 16216 Fax (36-1) 302 50 35 E-mail:
[email protected] URL: www.euroinfo.hu/index.htm
SUOMI/FINLAND
Journal officiel Service des publications des CE 26. rue Desaix F-75727 Paris Cedex 15 Tél. (33-1)40 58 77 01/31 Fax (33-1) 40 58 77 00
PO Box 475
MALTA PORTUGAL
GREECE/ΕΛΛΑΔΑ
Euro Info Service Europa Hãz Margitszigel
PO Box 13056
61130 Tel Aviv Tel. (972-3)54614 23 Fax (972-3) 546 14 42 E-mail:
[email protected]
NIC Info A/S Østenjoveien 18 Boks 6512 Ellerstad N-0606 Oslo Tel. (47-22) 97 45 00 Fax (47-22) 97 45 45
Gospodarski Vestnik Zalozniska skupina d.d. Dunajska cesta 5 SI-1000 Ljubljana Tel. (386)61 133 03 54 Fax (386) 61 133 91 28 E-mail:
[email protected] URL: www.gvestnik.si
REPUBLIQUE DE CORÉE Kyowa Book Company 1 F1. Phyung Hwa Bldg 411-2 Hap Jeong Dong, Mapo Ku 121-220 Seoul Tél. (82-2) 322 6780/1 Fax (82-2) 322 6782 E-mail:
[email protected]. ANDERE LANDER/OTHER COUNTRIES/ AUTRES PAYS Bitte wenden Sie sich an ein Büro Ihrer Wahl / Please contact the sales office of your choice / Veuillez vous adresser au bureau de vente de votre choix
De als bijlage van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen verschijnende „Handelingen van het Europees Parlement" omvatten: — de volledige verslagen der vergaderingen, — het jaarlijkse zaakregister.
In overeenstemming met het zittingsjaar van het Parlement lopen de abonnementen van begin maart tot eind februari van het daaropvolgende jaar.
Verkoop
Deze uitgaven zijn verkrijgbaar bij het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen. Betalingen kunnen slechts worden verricht bij het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen. Prijs in Luxemburg (exclusief BTW): jaarabonnement 1996-1997: 240 ecu. Apart nummer: prijs vastgesteld per nummer en opgedrukt. Deze prijzen gelden voor de genummerde bladzijden, exclusief speciale verzendingskosten.
ECU 25
* __*_ * * OP »
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN L-2985 Luxembourg
AX-AA-96-006-NL-C