ISSN 0378-5025
Bijlage
Nr. 3-445
Uitgave in de Nederlandse taal
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Handelingen van het Europees Parlement Zitting 1994-1995 Volledig verslag van de Vergadering van 8 tot en met 11 maart 1994 Huis van Europa, Straatsburg
Inhoud
Vergadering van dinsdag 8 maart 1994 1. Opening van de jaarlijkse zitting, blz. 2 - 2 . Goedkeuring van de Notulen, blz. 2 - 3. Urgentverklaring, blz. 2 - 4 . Veiligheid op zee, blz. 3 - 5 . Verkeersveiligheid, blz. 1 2 - 6 . Ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart, blz. 15 7. Verwelkoming, blz. 1 8 - 8 . Paneuropees vervoersbeleid, blz. 1 8 - 9 . Intracommunautaire vervoersnetten, blz. 2 1 - 1 0 . Onderhandelingen met Zwitserland over het weg- en luchtvervoer, blz. 23 - 11. Paspoortcontroles door bepaalde luchtvaartmaatschappijen, blz. 27 - 12. Depositogaranties, blz. 32 - 13. Supervisie van kredietinstellingen, blz. 35 - 14. Bescherming jongeren op het werk, blz. 38 - 15. Koolwaterstoffen, blz. 43 - 16. Monopolie op het gebied van energiedistributie, blz. 45 - 17. Nieuwe biomedische technologieën, blz. 48 18. Nucleaire veiligheid, blz. 52 - 19. Structuurbeleid, blz. 54 - 20. Situatie van de vrouw in de Europese Unie, blz. 61 - 21. Opwaardering van de status van verplegend personeel, blz. 65 - Bijlage: Plechtige vergadering, blz. 68 Vergadering van woensdag 9 maart 1994
72
1. Actualiteitendebat (bezwaren tegen de lijst van onderwerpen), blz. 73 2. Witboek - Sociaal beleid, blz. 74 - 3. Uitbreiding van de Europese Gemeenschap, blz. 88 - 4. Verwelkoming, blz. 90 - 5. Uitbreiding van de Europese Gemeenschap, blz. 9 1 - 6 . Stemming, blz. 95 - 7. Bosnië - Embargo tegen Macedonië, blz. 101 - 8. Veiligheids- en defensiebeleid, blz. 108 9. Stemming, blz. 115 - 10. Vragenuur, blz. 122 - Bijlage I: Uitvoering van de adviezen van het Parlement, blz. 146 - Bijlage II: Vragenuur, blz. 154 Vergadering van donderdag 10 maart 1994 1. Goedkeuring van de Notulen, blz. 1 7 4 - 2 . Agenda, blz. 1 7 6 - 3 . Actualiteitendebat, blz. 1 7 6 - 4 . Visserij, blz. 1 9 7 - 5 . Veiligheids- en defensiebeleid (voortzetting), blz. 208 - 6. Afsluiting van de rekeningen van het Europees Parlement over 1993, blz. 211 - 7. Controle op de EG-begroting, blz. 212 8. Controle van de EIB en EBWO, blz. 2 1 7 - 9 . Toegang tot de markten van derde landen, blz. 219 - 10. Concurrentie in de sector bananen, blz. 220 - 11. Stemming, blz. 223
173
TEN GELEIDE Naast de Nederlandstalige uitgave verschijnen de Handelingen in de overige acht officiële talen van de Gemeenschap: Deens (DA), Duits (DE), Engels (EN), Frans (FR), Grieks (GR), Italiaans (IT), Portugees (PT) en Spaans (ES). De Nederlandstalige Handelingen bevatten alle interventies in het Nederlands, alsook de vertaling van de overige bijdragen aan het debat. In dat geval staat de oorspronkelijke taal aangegeven. Voorde authentieke versie zij verwezen naarde Handelingen in de desbetreffende taal.
Inhoud (vervolg)
Vergadering van vrijdag 11 maart 1994
233
1. Goedkeuring van de Notulen, blz. 233 - 2. Stemming, blz. 234 - 3. Mededeling van de Voorzitter, blz. 242 - 4. Stemming (voortzetting), blz. 242 - 5. Genetische hulpbronnen in de landbouw, blz. 243 - 6. Bevolkingssituatie en -ontwikkeling, blz. 248 - 7. Vluchtelingen in Afrika, blz. 252 - 8. Invoer van rundvlees, blz. 254 - 9. PHARE-programma, blz. 255 - 10. Onderbreking van de zitting, blz. 257
Lijst van afkortingen van de fracties, zoals vermeld achter de naam van de spreker (PSE) Fractie van de Partij van Europese Sociaaldemocraten (PPE) Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democratische Fractie) (LDR) Liberale en Democratische Fractie (V) Fractie De Groenen in het Europees Parlement (RDE) Fractie van verenigde Europese democraten (ARC) Regenboogfractie (CG) Fractie Linkse Coalitie (DR) Technische Fractie Europees Rechts (NI) Niet-ingcschrevenen
De tijdens de vergaderperiode van <S' tot en met 11 maart 1994 aangenomen resoluties zijn opgenomen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. C 91 van 28 maart 1994
Nr. 3445/1
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
VERGADERING VAN DINSDAG 8 MAART 1994 Inhoud
/.
Opening van de jaarlijkse zitting
2.
Goedkeuring van de Notulen
2
Tomlinson 3.
Urgente
rklaring
13. Supervisie van 2
6.
3
12
burgerlucht
16. M onopolie op het gebied van tie
7.
Verwelkoming
18
8.
Paneuropees
17. Nieuwe biomedische
Intracommunautaire
10. Onderhandelingen met Zwitserland weg en luchtvervoer
door bepaalde
18
21
19.
45
technologieën
48
veiligheid 52
Structuurbeleid Raggio, Lo Giudice, Karellis, Lambrias, Mäher, Paisley, David, Cushnahan, M oretti, Cunha Oliveira, M cCartin, M alone, Goedma kers, M illan (Commissie)
54
20. Situatie van de vrouw in de Europese Unie
23
Flynn (Commissie), Geraghty, Crawley, Vays sade, Hermans, Larive, Breyer, Domingo Segarra, Crawley, Lulling, ¿¿ine 21. Opwaardering personeel
luchtvaart
D. M artin, Van Outrive, Lord Inglewood, Fitz gerald, Dillen, White, Blak, Vanni d'Archiraft (Commissie), D. M artin, Rogalla, Vanni d'Ar chirafi
Lahr,
Adam, Seligman, Bettini, Flynn (Commissie).
over het
Van Dijk, Porrazzini, M uller, Wijsenbeek, Din guirard, Liittge, M atutes (Commissie) / / . Paspoortcontroles maatschappijen
18. Nucleaire
vervoersnetten
Sapena Granell, Sarlis, Wijsenbeek, M endes Bota, M atutes (Commissie) Wijsenbeek
43
Pompidou, Breyer, Goedmakers, Antony, Se ligman, Grund, Van der Waal, Casini, Breyer, Flvnn (Commissie), Goedmakers, Antony, Flynn '. .
vervoersbeleid
Liitgge, Porrazzini, Sarlis, Amaral, Van Dijk, B. Simpson, Anastassopoulos, Cornelissen, Matutes (Commissie), Cornelissen, M atutes, Liittge
(Com
energiedistribu
Flynn (Commissie), Desama, Bettini, Samland, Pierros, Flynn, Desama 15
38
Koolwaterstoffen Larive, Goedmakers, Rovsing, M atutes missie)
Lahr, Saperia Graneli, Jarzembowski, Spero ni, Schodruch, Β. Simpson, Anastassopoulos, Matutes (Commissie)
9.
Rønn, Hughes, Spencer, Coelho, Andrews, Sandbæk, Elmalan, Van Velzen, Pronk, Nia nias, Ribeiro, Pronk, Chanterie, Alavanos, Flynn (Commissie), Van Velzen, Flynn ¡5.
Ongevallen en incidenten in de vaart
35
14. Bescherming jongeren op het werk
Verkeersveiligheid Visser, Valverde López, Β. Simpson, Jarzem bowski, M uscardini, Cornelissen, M atutes (Commissie), Cornelissen, M atules
32
kredietinstellingen
Janssen van Raay, D. Martin, Lord Inglewood, Bru Purón, Vanni d'Archiraft (Commissie) ..
Veiligheid op zee Lahr, Stewart, Sarlis, Langenhagen, Visser, Jarzembowski, Amaral, Van Dijk, Fitzgerald, Ewing, M ayer, Van der Waal, M arques M en des, Piecyk, Cornelissen, Bertens, Ephremidis, De Piccoli, Nicholson, M atutes (Commissie).
5.
Depositogaranties Vayssade, Bru Purón, Janssen Van Raay, Lord Inglewood, Vanni d'Archiraft (Commissie), Vayssade, Bru Purón, Vanni d'Archiraft, Wij senbeek
2
Desama 4.
12.
van de status van
verplegend
Hermans, Lenz, Flynn (Commissie)
27
61
Bijlage: Plechtige vergadering Toespraak van de heer Vaclav Havel, president van de Tsjechische Republiek
65
68
Nr. 3-445/2
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: MEVROUW PERY Ondervoorzitter (De vergadering wordt te 9.00 uur geopend) 1. Opening van de jaarlijkse zitting De Voorzitter. - Hiermee verklaar ik de jaarlijkse zitting 1994-1995 van het Europees Parlement te zijn geopend. 2. Goedkeuring van de Notulen De Voorzitter. - De Notulen van de vergadering van gisteren zijn rondgedeeld. Geen bezwaren? Tomlinson (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik hoop dat ik het Parlement niet veel langer zal hoeven op te houden over de kwestie van de ronddeling van de Notulen van de vergaderingen van de quaestoren. Ik ben evenwel verplicht dit probleem telkens weer aan de orde stellen, omdat de Voorzitter en het Bureau, met of zonder opzet, maar niet willen begrijpen wat ik zeg. Gisteren heeft de Voorzitter, volgens de Notulen en met name punt 3 daarvan, gezegd dat dit eigenlijk een zaak voor het College van quaestoren was. Ik wijs u, mevrouw de Voorzitter, op artikel 25 van het Reglement. Onder de titel „Taken van de quaestoren" staat daar heel duidelijk in één zin: „De quaestoren vervullen, overeenkomstig door het Bureau vastgestelde richtlijnen, administratieve en financiële taken die rechtstreeks betrekking hebben op de leden". Het verzoek de leden de Notulen van het College van quaestoren te bezorgen is daarom een zaak die rechtstreeks onder de bevoegdheid van het Bureau valt. Mevrouw de Voorzitter, zou u het Bureau dan ook willen verzoeken niet langer voor Pontius Pilatus te spelen, zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen en de quaestoren op te dragen hun Notulen niet alleen aan de secretariaten van de fracties maar ook aan de leden te bezorgen? (Applaus) De Voorzitter. - Mijnheer Tomlinson, ik heb uw voorstel voor interventie van het Bureau genoteerd. Mag ik u meedelen dat Voorzitter Klepsch besloten heeft deze vraag in te schrijven op de agenda van de komende vergadering van het Bureau? Tomlinson (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, kan de Voorzitter beloven dat hij ons, na de vergadering van het Bureau en met name op maandag van de volgende vergaderperiode, als er nog veel leden aanwezig zijn, het resultaat van de beraadslagingen zal meedelen? Er wordt mij nu al vijf maanden beloofd dat dit op een vergadering van het Bureau zal worden besproken. Wij horen nooit een resultaat van de discussie. U kunt Voorzitter Klepsch misschien vragen ons op maandag van de volgende vergaderperiode te zeggen welk resultaat de beraadslagingen van het Bureau hebben opgeleverd. De Voorzitter. - Ik beloof u, mijnheer Tomlinson, dat ik ervoor zal zorgen dat Voorzitter Klepsch deze mededeling op de maandag van de komende vergaderperiode kan doen ('). 1
) Ingekomen stukken - Ailuulileitendehal ties}: zie Notulen.
(ingediende
ontwern-resoln-
8. 3. 94
3. Urgentverklaring Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot opstelling van een geheel van richtsnoeren voor transeuropese netwerken in de energiesector (COM(93)0685 - C3-0084/94 - COD94/009) Desama (PSE), voorzitter van de Commissie energie, onderzoek en technologie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie energie, onderzoek en technologie heeft in haar vergadering van gisteren besloten u te vragen niet in te gaan op het verzoek van de Raad, en wel om twee redenen. In de eerste plaats staan nu de verkiezingen voor de deur en het zou ijdele hoop zijn te denken dat wij onze eerste lezing over dit belangrijke dossier nog af kunnen ronden voordat wij ontbonden worden. De tweede reden is dat wij hier in een medebeslissingsprocedure zitten en dus vinden wij het abnormaal dat de Raad in zijn eentje op zo'n belangrijk terrein en zonder vooraf overleg te plegen met het Parlement, besluit om spoedbehandeling te vragen. Omwille van het institutioneel principe eisen wij dan ook voortaan dat in geval van medebeslissingsprocedures pas wordt besloten tot het vragen om spoedbehandeling, als de Raad en het Parlement daar van tevoren overleg over hebben gepleegd. (Het verzoek om urgentverklaring ment verworpen)
wordt door het Parle-
Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake een geheel van maatregelen om voor de ontwikkeling van transeuropese netwerken in de energiesector een gunstiger klimaat te creëren (COM(93)0685 - C3-0085/94 SYN94/010) Desama (PSE), voorzitter van de Commissie energie, onderzoek en technologie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, dit houdt rechtstreeks verband met het eerste besluit dat wij zonet genomen hebben, en het lijkt mij dus niet meer dan logisch dat wij ook dit verzoek om urgentverklaring van de hand wijzen. (Het verzoek om urgentverklaring ment verworpen)
wordt door het Parle-
De Voorzitter. - Wij hadden een stemming gepland over een verzoek tot urgentverklaring over het voorstel van de Raad inzake bijzondere maatregelen ten behoeve van de door de droogte in 1992/1993 getroffen producenten in Portugal (COM(93)0031 - C3-0096/94). De Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling heeft het verzoek om toepassing van de urgentieprocedure onder de loep genomen en stelt voor de procedure zonder verslag toe te passen. Dit punt zal dus vrijdagochtend in stemming gebracht worden. Ik wijs u erop dat de indieningstermijn voor de amendementen is vastgesteld op morgenmiddag.
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
4. Veiligheid op zee De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerde debat over de volgende verslagen: (A3-0068/94) van de heer Stewart, namens de Commissie vervoeren toerisme overeen gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee (COM(93) 0066-C3-0122/93); (A3-0082/94) van de heer Lalor, namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel voor een richtlijn van de Commissie aan de Raad (COM(93) 0218 - C3-0220/93) inzake gemeenschappelijke regels en voorschriften voor organisaties belast met de inspectie en controle van schepen; (A3-0083/94) van de heer Sarlis, namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel voor een richtlijn van de Commissie aan de Raad (COM(93) 0217 - C3-0233/93 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevaartberoepen. Lalor (RDE), rapporteur. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, elk jaar zijn er meer dan 200 schepen betrokken bij ongevallen op zee. Deze ongevallen resulteren soms in vervuiling van de zee en de kusten en, wat nog erger is. verliezen aan mensenlevens van zeelui en passagiers. Hoewel deze tragedies aan tal van oorzaken te wijten zijn, van hevige stormen tot menselijke fouten, is het boven alle twijfel verheven dat één van de hoofdoorzaken het lage niveau van de veiligheids- en zeewaardigheidsnormen van een deel van de in onze zeeën in gebruik zijnde schepen is. De afgelopen jaren is de bezorgdheid toegenomen over de veiligheidsnormen van een groot aantal van de nog in gebruik zijnde oudere schepen en de vakbekwaamheid van een aantal van de classificatiemaatschappijen die zijn belast met het afgeven van de zeewaardigheidscertificaten aan scheepvaartmaatschappijen. De Europese Unie is verantwoordelijk voor enkele van de drukste scheepvaartwegen van de wereld, met name het Kanaal, de westelijke aanvaarroutes en de scheepvaartroutes tussen Ierland en Groot-Brittannië. Het is dan ook van vitaal belang dat de nationale maritieme organisaties die als taak hebben veiligheid en milieubescherming in deze zeeën te waarborgen, over de passende wetgeving beschikken om ervoor te zorgen dat de hoogst mogelijke normen worden gehandhaafd. Het verheugt mij dat de Commissie nu een ontwerprichtlijn heeft opgesteld die verbeterde normen zal opleveren en er met name voor zal zorgen dat alleen de classificatiemaatschappijen die hun taken op bevredigende wijze vervullen een vergunning krijgen om in Europa te werken. In mijn verslag, dat in de Commissie vervoer en toerisme met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd, stel ik een aantal amendementen op de ontwerp-tekst van de Commissie voor. De bedoeling van deze amendementen is rekening te houden met een aantal van de problemen die tijdens de discussies met lid-staten en nationale maritieme organisaties zijn opgedoken. Ik zou willen beklemtonen dat ik de algemene doelstelling van de Commissie ten volle steun. Als ik enkele amendementen voorstel, is dat alleen om de tekst van de Commissie te versterken en te verbeteren. Ik zou er ook op willen wijzen dat de traditionele, gevestigde classificatiemaatschappijen in de regel zeer
Nr. 3-445/3
hoge normen hanteren en een grote vakbekwaamheid bezitten. Dat er nu behoefte bestaat aan voorschriften voor deze maatschappijen, is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat er de laatste jaren een groot aantal nieuwe classificatiemaatschappijen zijn opgericht. Voor ten minste een deel van deze maatschappijen zou wat meer toezicht en controle door de overheidsinstanties zeker niet slecht zijn. De scheepvaart is mogelijk de meest milieuvriendelijke vorm van vervoer voor goederen en mensen. Er hoeft geen dure, milieuschade veroorzakende wegeninfrastructuur voor te worden aangelegd en met de nodige zorg en oplettendheid is zelfs op de drukste scheepvaartroutes de invloed op het milieu in de onmiddellijke omgeving minimaal. Dit neemt niet weg dat het kwetsbare mariene milieu enorme schade kan worden toegebracht, met name door bulkcarriers en olietankers, als niet de nodige zorg en oplettendheid in acht worden genomen. Nog belangrijker is het mogelijke verlies aan mensenlevens ingevolge scheepvaartongevallen, dat ook enorm kan zijn als niet de juiste normen worden toegepast. Wij herinneren ons allemaal maar al te goed vroegere ongevallen die veel mensenlevens hebben gekost en ernstige schade aan het milieu hebben toegebracht. Onderhavige wetgeving zal er hopelijk voor helpen zorgen dat het risico van een herhaling van dergelijke ongevallen in de toekomst veel kleiner wordt. Ik verzoek het Parlement dringend dit voorstel te steunen en vraag de lid-staten, op hun beurt, de nodige stappen te doen om de Europese richtlijn snel in de nationale wetgeving van al onze lid-staten om te zetten. Stewart (PSE), rapporteur. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het verheugt mij zeer dat ik dit verslag hier kan inleiden en gelet op de vreselijke rampen die het afgelopen decennium op zee zijn gebeurd, het tragische verlies aan mensenlevens van zeelieden en passagiers, de vervuiling van onze kusten door olie van tankers die in zee terechtkomt en door containers met giftige chemische stoffen die overboord slaan, het niet in acht nemen van de IMO-overeenkomsten, de toename van het aantal ondeugdelijke schepen die de zeeën bevaren en de gewetenloze ondernemers die meer belang hechten aan winst dan aan het leven van zeelieden, hoop ik dat het verslag de steun van het Parlement zal krijgen. De leden zullen zich zeker herinneren hoeveel misbaar er is gemaakt en alarmkreten er zijn geslaakt, toen wij hoorden hoeveel mensenlevens er verloren gingen en welke de gevolgen waren voor onze kusten, de fauna en de visserij-industrie van rampen zoals die met de Torry Canyon, Mont Louis, Exxon Valdez, Braer, Kowloon Bridge, om er slechts enkele te noemen. Het aantal doden ingevolge het volledig of gedeeltelijk verloren gaan van schepen is het afgelopen jaar bijna verdubbeld tot in totaal 592, maar omdat de statistieken slechts betrekking hebben op schepen met een bruto tonnage van 500 ton en bulkcarriers, omvatten ze niet de 2.000 doden die vorig jaar door het kapseizen van een Haïtiaanse overzetboot zijn gevallen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat in de eerste zes weken van 1994 al ten minste 103 zeelieden het leven op zee hebben gelaten: 17 doden op de Arctic Reefer, 36 doden ingevolge het zinken van het bulkschip Marika, 10 doden door een explosie op de tanker Cosmos, 27 doden ingevolge het zinken van de Maltese bulkcarrier Christaniki, 6 doden op de tanker Albinoni, 7 doden ingevolge
Nr. 3-445/4
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Stewart een aanvaring waarbij een Panamees vrachtschip betrokken was. 63 zeelieden hebben dit jaar dus al hun leven verloren door ongevallen met bulkcarriers. De secretarisgeneraal van de IMO, de heer O'Neill, heeft bij de vlagstaten aangedrongen op een strenge toepassing van de veiligheidsvoorschriften voor bulkschepen. Sinds 1991 zijn er al 42 bulkcarriers verongelukt, wat 405 mensenlevens heeft gekost. In het document van de Commissie wordt de noodzaak beklemtoond van, ten eerste, meer havenstaatcontrole in Europese havens en, ten tweede, kustcontrole van gevaarlijke ladingen om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met de milieu-eisen. Sommigen beweren dat de veiligheid op zee aan de IMO moet worden overgelaten. Hoe zou dit mogelijk zijn, aangezien de meeste lid-staten de IMO-overeenkomsten niet hebben geratificeerd? Het Verenigd Koninkrijk alleen al heeft twaalf belangrijke IMO-overeenkomsten niet geratificeerd, met inbegrip van MARPOL en SOLAS. Dit is één van de redenen waarom ik in de commissie een aantal van de amendementen niet heb kunnen aanvaarden. Er moet nu in de eerste plaats worden toegezien op de naleving van de voorschriften en er moeten de nodige verordeningen en richtlijnen komen. Als wij het document van de Commissie werkelijk willen steunen, moet het Parlement met een overweldigende meerderheid achter dit verslag staan. Het merendeel van de problemen wordt in dit verslag behandeld: bezettingsniveaus, éénmansbezetting van de brug, vermoeidheid. De meeste ongevallen op zee worden toegeschreven aan menselijke fouten, maar ook de goedkope-vlaggenregisters, die bereid zijn de voorschriften opzij te schuiven om zoveel mogelijk schepen te kunnen inschrijven, en de classificatiemaatschappijen, die bereid zijn certificaten voor ondeugdelijke schepen uit te schrijven, dragen in dezen een grote verantwoordelijkheid. Er moet een einde komen aan de mogelijkheid dat schepen naar andere havens uitwijken om reparaties te laten verrichten. De reparaties moeten worden uitgevoerd in de haven waar het schip voor anker ligt. Wij doen een beroep op de Raad om maatregelen te nemen voor de dringende invoering van het Euros-register, zoals gewijzigd door het Parlement, impulsen te geven aan eigenaars en belastingvoordelen aan zeelieden om dezen ertoe te brengen nieuwe schepen in Europese werven te laten bouwen en onze eigen zeelui in dienst te nemen, die nu zonder werk zitten terwijl hun plaats wordt ingenomen door bemanningsleden met twijfelachtige kwalificaties die een wirwar van talen spreken. Wij moeten paal en perk stellen aan de praktijken van ondernemers die belastingen omzeilen en Iaag-bij-de-grondse methoden gebruiken om meer winst te maken. Het Parlement heeft thans de gelegenheid om het voortouw te nemen op de weg naar meer veiligheid op zee. De Commissie en de Raad kunnen, als de politieke wil aanwezig is, de zeeën en het milieu veel veiliger maken door het document en de voorstellen in het verslag te steunen. De Commissie is uiteindelijk toch met een document gekomen waar we echt trots op kunnen zijn. Met de paar aanvullingen die ik voorstel, zou het een zeer welkom standpunt inzake veiligheid op zee kunnen zijn. Sarlis (PPE), rapporteur. - (GR) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, met de in mijn verslag behandelde richtlijn wordt een voorstel gedaan voor een gemeenschappelijk opleidingsstelsel voor zeelieden op schepen
die in het EUROS-register zijn opgenomen en onder een communautaire vlag varen. Met dit voorstel wordt een grote leemte opgevuld. De opleidingsstelsels in de twaalf lidstaten lopen onderling ver uiteen, zowel wat de lesprogramma's als ook de voorwaarden voor toekenning van diploma's betreft. De uitvaardiging van deze richtlijn zal een belangrijke bijdrage zijn tot de verbetering van niet alleen het verkeer van zeelieden op communautaire schepen, ongeacht hun nationaliteit, maar ook de veiligheid op zee. Het Parlement kwam bij behandeling van het Commissievoorstel echter voor een probleem te staan. De Raad had namelijk zelf al een ontwerp-richtlijn gemaakt die sterk afweek van het oorspronkelijke Commissievoorstel. Aangezien op dit verslag de samenwerkingsprocedure van toepassing is en er dus een gemeenschappelijk standpunt uitgewerkt moet worden, heb ik geprobeerd de uiteenlopende meningen van de Raad en de Commissie nader tot elkander te brengen. Daar heb ik amendementen voor ingediend en ik vraag u om uw goedkeuring daarvan. De onderhavige richtlijn houdt zich bezig met de eenmaking van de opleiding van die categorieën zeelieden die belast zijn met de veiligheid van het schip. In een van de ingediende amendementen wordt de Raad uitgenodigd voor 31 juli 1995 een besluit te nemen over de vaststelling en de financiering van een actieprogramma van de Europese Unie voor het aantrekken van jonge mensen tot het zeemanschap. Gezien de grote werkloosheid onder de jongeren in de lidstaten van de Europese Unie en gezien de noodzaak het percentage uit de lidstaten van de Unie afkomstige leden van scheepsbemanningen te verhogen is een spoedige goedkeuring van een dergelijk programma hoogstnoodzakelijk. Met dit programma zou men de Europese jongeren kunnen informeren over het zeemanschap en hen in contact kunnen brengen met de zee. Ook zou men met dit programma de scholingskosten kunnen financieren en onder andere kunnen zorgen voor een baan op het schip bij afstudering. Bij overneming van de amendementen zal de werkgelegenheid op communautaire schepen voor zeelieden uit derde landen minder worden. In een van de amendementen wordt een unaniem door de Raad goedgekeurde mening overgenomen volgens welke gemeenschappelijke criteria dienen te worden vastgesteld voor erkenning door lidstaten van door derde landen uitgegeven diploma's en getuigschriften van buitenlandse zeelieden. Buitenlandse zeelieden met diploma's die niet beantwoorden aan de gemeenschappelijke criteria mogen niet op communautaire schepen werken. Met een ander amendement wordt het standpunt van de Raad met betrekking tot de eenzijdige vaststelling van genoemde criteria gewijzigd, met dien verstande dat er binnen een zekere termijn een nieuwe richtlijn of verordening in samenwerking met het Europees Parlement moet worden uitgewerkt. De Raad zal dus niet op eigen houtje, over de rug van het Parlement kunnen beslissen over de inhoud van die gemeenschappelijk criteria. Het Parlement zal advies uitbrengen en samen met de Raad een besluit nemen. Tot slot wordt met de onderhavige richtlijn ook het communicatieprobleem tussen de bemanningsleden opgelost. Hierin zeggen wij dat een doeltreffende commu-
8.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/5
Sarlis
nicatie noodzakelijk is. Wat met name de passagiersschepen betreft, wordt niet alleen gesteld dat de bemanning in staat moet zijn te communiceren met de passagiers, maar bovendien melding gemaakt van concrete voorwaarden voor de verwezenlijking van deze communicatie. Een van deze concrete voorwaarden is de mogelijkheid van gebruik van een gemeenschappelijke werktaal. Langenhagen (PPE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, als auteur van het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming juich ik het verslag van de heer Stewart toe. De ontwerp-resolutie draagt eveneens mijn goedkeuring weg. Het kernbeginsel in de mededeling van de Commissie, dat aan het onderhavige verslag ten grondslag ligt, luidt „veiligheid op zee", ofwel -in het Duits- „Sicherheit im Seeverkehr" en -in het Engels- „safe seas". De Duitse afbakening tot het „Seeverkehr" lijkt mij in het kader van het debat het meest toepasselijk. Vanuit het oogpunt van een omvangrijk politiek kader, gaat mijn voorkeur eerder uit naar de term „safe seas". Zo is de vervuiling van de Noordzee bijvoorbeeld slechts voor 12% toe te schrijven aan de scheepsrampen en het vervoer over zee. De vervuiling vanaf het land en vanuit de lucht is daarentegen voor 75% verantwoordelijk voor de vervuiling van het zeewater. Bovendien vormt dit het enige terrein waarop een succesvolle aanpak haalbaar is. Vooropgesteld, het gaat ons inderdaad om veilige en schone zeeën, en niet om het vermijden van een aantal rampen op zee, zodat de aandacht van de media verslapt en de verdere vergiftiging van de Europese wateren, die een belangrijk deel van de voedselketen vormen, ongehinderd kan voortschrijden. Namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, heb ik enige aspecten aangedragen die goed aansluiten bij een verregaand beleid op het gebied van de bescherming van het maritieme milieu, zoals bijvoorbeeld meer inachtneming van maritieme veiligheid in het vierde kaderprogramma voor onderzoek in de EU. De Commissie vervoer en toerisme gaat hieraan voorbij. Dat acht ik bijzonder kortzichtig, met name in deze tijd van recessie, te meer daar hiervoor reeds een praktische aanzet is gegeven door de oprichting van het Maritieme Industrieforum en de belangengroepering voor regionale maritieme industrieën en er reeds relevante voorstellen voorhanden zijn. Een eerste vereiste is dat er gevolg gegeven moet worden aan het appel voor een coördinatie van de nationale kustwachtsystemen tot een uniforme Europese kustwacht. Er blijkt een belangrijke behoefte aan actie op dit gebied te zijn. In dit opzicht wacht ik ook met spanning op de voorstellen van de Commissie ten aanzien van het Comité „Veiligheid op zee", een niet-bureaucratisch orgaan dat -op intensieve wijze- vaart moet zetten achter een gemeenschappelijk beleid inzake de maritieme veiligheid. Na twee jaar blijkt men eindelijk bereid te zijn in actie te komen - ook de lidstaten. Wij zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje. Visser (PSE). - Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot de veiligheid op zee liggen een aantal voortreffelijke verslagen en resoluties ter tafel. Ik neem het actieprogramma van de Commissie van februari vorig jaar, drie Raadsresoluties van januari en juli van vorig jaar en nu
dus het uitstekende verslag van collega Kenneth Stewart. Al deze stukken bevatten stevige, concrete voorstellen. Iedereen is derhalve doordrongen van de noodzaak van strengere maatregelen. De doelstellingen van het Gemeenschapsbeleid zijn duidelijk: we willen minder scheepsongelukken in wateren van de Gemeenschap, een betere bescherming van het milieu van kustgebieden en verbetering van de concurrentie van schepen onder onze vlag ten opzichte van de substandaardschepen, want tenslotte moet de Europese vloot kunnen overleven. Mevrouw de Voorzitter, nieuwe regels zijn niet de eerste behoefte. Strengere en uniforme uitvoering en controles zijn dat wel met toepassing van zwaardere sancties. De bedrijfsvoering in de maritieme sector staat sterk onder druk. Overcapaciteit, economische recessie en de te lage tarieven die daaruit voortvloeien, drukken de opbrengsten en zorgen ervoor dat er reders zijn die het niet zo nauw nemen met de veiligheid. Dit leidt ertoe dat een groep slecht onderhouden huurschepen met onvoldoende getrainde bemanning de markt bederft en de kans op ongelukken doet toenemen. De verladers hebben vanuit hun belangen de neiging om op korte termijn te redeneren en het goedkoopste schip te nemen dat ze kunnen krijgen, waardoor zij de situatie ten aanzien van de veiligheid alleen maar onder druk zetten. De veiligheid op zee hoort thuis onder mondiale organisaties zoals IMO. De Europese Unie wil organisaties zoals IMO en Port Sea control zeker niet beconcurreren maar wel is het zo dat IMO en Port Sea control geen wetgevende bevoegdheden hebben en de Europese Commissie probeert nu IMO en Port Sea control maatregelen in wetgeving om te zetten. Maar in sommige landen laten de overheden commerciële belangen voorgaan en zij zorgen niet voor adequate controle apparaten. De certificatie door certificatiebureaus is lang niet altijd van voldoende kwaliteit en ook binnen de Europese Gemeenschap zijn controles en sancties niet uniform. Het is van het grootste belang dat Port Sea control ervoor zorgt dat slechte schepen de havens niet uitkomen en dat is beter dan oude schepen te weren. Om de veiligheid op zee verder te bevorderen en de kwaliteit van het maritieme milieu te verbeteren zijn de volgende suggesties van groot belang: 60% van de ongelukken is een gevolg van menselijk falen, en daardoor dienen er minimumeisen aan opleiding en training van bemanningsleden te worden gesteld. Voorts kan de bestaande regelgeving van Marpo en Solas in elkaar worden geschoven tot een helder geheel. Kwetsbare gebieden dienen beschermd te worden tegen mogelijke schade door scheepsongelukken en het instellen van verplichte routes is echter alleen zinvol als de naleving gecontroleerd kan worden en verder is er grote behoefte aan een uniform meldingssysteem van gevaarlijke goederen waardoor ook kuststaten direct informatie kunnen krijgen bij gevaarlijke situaties. Noodzakelijk is ook de samenhangende ontwikkeling van Vessel traffic services en nodig is ook installatie van adequate havenontvangstinstallaties in de communautaire havens. Waar we behoefte aan hebben zijn hardere maatregelen met strengere sancties. Jarzembowski (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, namens de Fractie van de Europese Volkspartij wil ik de heer Stewart hartelijk danken voor zijn verslag. Hij heeft uitstekend werk geleverd. In het verslag wordt zeer duidelijk aangetoond dat de scheepsrampen, die de afgelopen jaren ernstige schade aan het milieu hebben toegebracht, het noodzakelijk maken dat de Europese Unie een
Nr. 3-445/6
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Jarzcmbowski
consequent beleid ter bevordering van de maritieme veiligheid dient te ontwikkelen dat in alle lidstaten strikt moet worden doorgevoerd. Aangezien de zeevaart een mondiale aangelegenheid is, dient de Europese Unie de verbetering van de veiligheidsnormen zoveel mogelijk binnen het kader van de „International Maritime Organization" (IMO) door te voeren. Ik deel wat dat betreft de mening van de heer Stewart: als de lidstaten blijven weigeren gebruik te maken van de potentiële maatregelen van de IMO alsmede deze consequent te weigeren door te voeren, moet de Gemeenschap overwegen of zij niet eigen, communautaire veiligheidsnormen moet invoeren. Dat is ook uitvoerbaar, want wij kunnen met behulp van de havenstaatcontrole er immers op toezien dat alle schepen die onze havens aandoen, daadwerkelijk aan die normen voldoen. Wij hebben namelijk niet alleen de taak de veiligheid van de schepen die onder EG-vlag varen te vergroten, maar wij moeten er eveneens voor zorgen dat elk schip dat onze havens aandoet, deze strenge veiligheidsvoorschriften in acht neemt. Hiertoe moeten twee zaken geregeld worden. Allereerst moet er een doelmatige havenstaatcontrole komen, die overigens niet per definitie door de staat hoeft te worden uitgevoerd; ook onafhankelijke organisaties, zoals de Duitse Lloyd, zouden dergelijke veiligheidsinspecties kunnen uitvoeren. Voorts is het van belang dat er in alle Europese havens vakbekwaam personeel voorhanden is dat correcte inspecties toepast. Mijnheer de commissaris, u heeft ons inmiddels zeer goede voorstellen ter overweging gegeven, maar wij wachten nog op uw voorstel omtrent de havenstaatcontrole. Wij zijn hier zeer benieuwd naar. Wij vrezen evenwel dat wij dit tijdens de huidige zittingsperiode niet meer mogen meemaken. Wij zullen ons in het najaar echter zeer serieus over deze kwestie moeten buigen, want het heeft absoluut geen zin om normen te bepalen zonder dat tegelijkertijd op de naleving daarvan wordt toegezien. Hiertoe is een gedegen veiligheidssysteem in de havens vereist, waarbij voorts een Europese kustwacht benodigd is. Zoals mevrouw Langenhagen reeds heeft opgemerkt, zijn er immers ook schepen die onze havens niet aandoen doch wel onze kwetsbare zeeën kunnen vervuilen; dergelijke schepen moeten derhalve door een Europese kustwacht op adequate wijze gecontroleerd, geïnspecteerd en -zo nodig- aangehouden kunnen worden. Met permissie, zou ik tot slot een opmerking willen maken over een punt waarover wij met de rapporteur van mening verschillen. Wij delen zijn mening dat er behoefte is aan een Europees scheepsregister, of EUROSregister, maar anderzijds zijn wij er vast van overtuigd dat wij het zonder Europese scheepsinspectieautoriteiten kunnen stellen. Wij dienen een gemeenschappelijk beleid uit te stippelen, doch geen nieuwe centrale autoriteiten in het leven te roepen. In plaats daarvan zouden wij er beter voor kunnen zorgen dat de communautaire regelgeving door nationale inspectiediensten, zoals bijvoorbeeld de Duitse Lloyd, adequaat wordt toegepast. Op deze wijze wordt hetzelfde doel bereikt, namelijk meer veiligheid voor de schepen, de bemanning en het milieu. Amaral (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijn politieke fractie feliciteert de rapporteurs van de Commissie vervoer en toerisme met hun uitstekende versla-
gen over de problemen met de veiligheid op zee. Het is niet voor het eerst dat dit Parlement, en daarbinnen mijn politieke fractie, een duidelijk standpunt inneemt ten aanzien van de dringende noodzaak om strenge maatregelen te nemen om de risico's van ongevallen op zee te beperken, en niet alleen die veel voorkomende ongevallen die helaas het leven van bemanning of passagiers kosten, maar tevens ongevallen die het zeemilieu aantasten, in het bijzonder de kusten waarop vervuild water aanspoelt. Europa en zijn economie zijn in grote mate afhankelijk van de handel en het vervoer van goederen en materieel, en als we naar de Europese geografie kijken, zullen we begrijpen dat de zee en de rivieren in de toekomst steeds intensiever zullen moeten worden gebruikt als middel van vervoer. Hierbij komt nog dat, naast de milieueisen, in grote gebieden van Europa, met name het zuiden, de economie steeds meer afhankelijk wordt van het toerisme, en deze activiteit op haar beurt weer van de stranden en het kusten zeemilieu. Dit laatste is verder een gevoelig punt voor de visvangst. Welnu, al deze belangen tezamen maken het noodzakelijk dat communautaire normen worden aangenomen die door de nationale autoriteiten in de verschillende lidstaten worden nageleefd, opdat vooral de internationale veiligheidsregels gerespecteerd worden. Maar de Europese Unie moet tevens alles op alles zetten om de Internationale Maritieme Organisatie ertoe te brengen deze internationale normen te verscherpen. En ik doe een beroep op de hier aanwezige commissaris, dat de Unie op dit punt de initiatieven neemt die naar mijn mening al genomen hadden moeten worden. En mocht dit niet mogelijk blijken, dan zou ik de Unie willen verzoeken om binnen een redelijke termijn zelf concrete maatregelen te nemen, met name ten aanzien van het verkeer in de territoriale wateren van de lidstaten en het verkeer in de nabijheid van de havens waar de betreffende schepen uiteindelijk heen moeten. Van Dijk (V), voorzitter van de Commissie ven-oer en toerisme. - Voorzitter, ik ga niet beginnen met de ongelukken op te noemen van het afgelopen anderhalf jaar want dan zouden mijn twee minuten al weer op zijn. maar het zijn stuk voor stuk ongelukken die het milieu treffen, die mensenlevens kosten en die dierenlevens kosten. Ik geloof dat het tijdperk van de mare librum, van de vrije zee, voorbij is, dat kan niet meer. We gaan tenslotte niet meer over de wereldzeeën met galeischepen of met zeilschepen waarop we peper en nootmuskaat vervoeren of wijn of porselein, maar we gaan met levensbedreigende goederen over de wereld, met gif, met olie op drijvende eilanden, zo groot datje een fiets nodig hebt om van de ene kant naar de andere kant te komen. Daar moeten we dus aangepaste maatregelen voor hebben. De IMO-conventies zijn vooreen deel een goede oplossing, maar helaas zijn ze zo onverbindend dat ze gewoon niet worden uitgevoerd en het is dan ook de hoogste tijd dat we daar nu eindelijk eens Europese-Uniewetgeving van maken. We moeten desnoods eenzijdige stappen nemen om te zorgen dat we in de Europese Unie een aantal scheepsrampen voorkomen in de toekomst. Maar we kunnen natuurlijk beginnen met de IMO-conventies tot wetgeving te maken.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/7
Van Dijk
Opleiding en training zijn buitengewoon belangrijk en inspectie van schepen is ook belangrijk. Maar wat we nodig hebben is een verplichte routing in de Europese Gemeenschap. Wat we nodig hebben is dat containers die zo maar over boord waaien - dagelijks zou ik bijna zeggen - uitgerust worden met zendertjes zodat we ze terug kunnen vinden en nog beter is natuurlijk ervoor te zorgen dat ze niet van boord gaan. Wat we moeten doen is oud roest aan de ketting leggen en zorgen dat ze de havens niet meer uitkomen maar verschroot worden. Door de effeciency-operaties van de afgelopen jaren zijn er zo veel zeeslepers verdwenen uit plaatsen, dat we nu onderhand van overheidswege een soort brandweer op zee moeten gaan organiseren en moeten zorgen dat er her en der weer slepers komen. Intenties zijn er genoeg. Enkele daden hebben we gelukkig intussen ook al gezien, maar het ontbreekt aan doortastendheid. We hebben een wetgeving nodig en als die wetgeving overtreden wordt, dan moet dat ook bestraft worden. Dat is de enige manier om deze milieuvriendelijke manier van vervoeren zo optimaal mogelijk te benutten want in principe is vervoer per schip werkelijk het meest milieuvriendelijke vervoer behalve de benenwagen en de fiets. Fitzgerald (RDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wens alle drie de rapporteurs hulde te brengen en in het bijzonder mijn collega van oudsher, de heer Lalor, voor zijn uitstekende verslag over gemeenschappelijke voorschriften en normen voor organisaties belast met de inspectie en controle van schepen. Het aantal ongevallen en doden op zee is nog altijd te hoog. De behoefte aan schepen die overeenkomstig de hoogste normen worden gebouwd, bestuurd, onderhouden en deugdelijk verklaard is niet afgenomen, noch de behoefte aan doeltreffende, snel opererende reddingsdiensten. De scheepsbouwindustrie, met inbegrip van visserijschepen en passagiersschepen, blijft een heel belangrijk onderdeel van de economische bedrijvigheid in de Gemeenschap. Het bereiken van de beste normen en diensten om de veiligheid op zee te waarborgen, in het bijzonder op de drukke scheepvaartroutes ten zuiden van Ierland en tegenover de noordkust van Frankrijk, is het doel dat wij nooit uit het oog mogen verliezen. De Atlantische Oceaan ter hoogte van de zuidkust van Ierland is een van de drukste - en soms ook een van de gevaarlijkste - scheepvaartgebieden van de wereld. De reddings- en bewakingsdiensten moeten dan ook de best uitgeruste van de wereld zijn. De Ierse overheid stelt al de middelen beschikbaar die ze kan opbrengen om deze zeeën veiliger te maken voor de schepen en de zeelieden van alle landen, maar haar middelen zijn zeer beperkt. Zonder hulp kunnen wij onmogelijk toezicht uitoefenen op alle illegale visserijactiviteiten in de zeeën, schepen met verborgen ruimen opsporen, drugsmokkel voorkomen namens de Gemeenschap en tegelijkertijd volledige reddingsdiensten dag en nacht in touw houden. Ik zou hier hulde willen brengen aan de uitzonderlijke moed van onze reddingsdiensten, die in de loop van de jaren al ontelbare levens van Ierse en niet-Ierse bemanningsleden hebben gered. Hun moed verdient meer en beter van de Unie. Ik zou in dezen ook willen verwijzen naar de uitstekende samenwerking met de Britse RAF. Wij hebben meer schepen, zowel dicht bij de kust als in volle zee, helikopters met een grote actieradius die ook 's nachts kunnen vliegen en moderne bewakings- en communicatiesystemen nodig.
Mevrouw de Voorzitter, ik verzoek de Commissie met klem de nodige kredieten beschikbaar te stellen opdat deze levenreddende diensten en bewakingsdiensten kunnen worden verleend en gevestigd in Bantry Bay te Castletownbere, waar ze het meest nodig zijn. Ewing (ARC). - Mevrouw de Voorzitter, ook ik dank de rapporteurs en ik ben van oordeel dat het verslag van de heer Stewart een schat van nuttige informatie bevat, die de rapporteur zeer zorgvuldig heeft verzameld. Ik heb een déjc) vu gevoel, mevrouw de Voorzitter, omdat ik als Europees parlementslid vóór de eerste rechtstreekse verkiezingen op eigen initiatief een verslag heb opgesteld waarin ik een gedragscode voor niet aan de normen beantwoordende tankschepen voorstelde. Dit verslag resulteerde in het houden van een hoorzitting te Parijs, die door mijn toenmalige collega de heer Prescott werd georganiseerd. Het was een grondig verslag met getuigenissen uit alle groepen van de zeevarende bevolking, maar men heeft er niets mee aangevangen. Ik vraag mij af of de Commissie de resultaten van al dat werk heeft gelezen, dan of ze het verslag gewoon naast zich neer heeft gelegd en vergeten. Dat zou ook het lot van onderhavig verslag kunnen zijn, als wij er allen niet heel vastberaden achter staan. Ik juich het actieprogramma van de Commissie beslist toe. Aan de lijst van gevaarlijke wateren die de heer Lalor en anderen hebben gegeven, zou ik twee wateren van mijn eigen gebied willen toevoegen die uit milieuoogpunt gevoelig zijn en tevens belangrijk zijn voorde visserij: de aanvaarroutes van Shetland, die door veel olietankers worden gebruikt, en The Minch, dit is het gebied tussen het Schotse vasteland en de Western Isles, waar twee tankschepen nauwelijks naast elkaar door kunnen varen. Het gebruik van dergelijke routes zou gewoon moeten worden verboden. Wat kan er volgens de Commissie worden gedaan om gevaarlijke routes zoals die ter hoogte van Fair Isle, waar zich ruim een jaar geleden de ramp met de Braer voordeed, te sluiten? Er wordt altijd heel emotioneel gereageerd op een ramp, maar dat duurt nooit lang. Telkens weer blijkt al gauw dat het onze regeringen aan de nodige politieke wil ontbreekt om iets te doen. Kijk maar naar de bladzijden 18 t/m 20 van het verslag van de heer Stewart. Daar ziet u hoe het met de ratificatie van de IMO-overeenkomsten en -protocollen is gesteld. Is dat geen schande? Gaat de Commissie contact opnemen met de lid-staten en hun zeggen dat er niets van haar actieprogramma terecht zal komen als zij de IMOovereenkomsten niet ratificeren? Kan de Commissie, aangezien het afdwingen van de naleving van de voorschriften zo belangrijk is, in haar antwoord op deze kwestie ingaan? In Groot-Brittannië is er in de kustbewakingsdiensten gesnoeid. Ik vind dit schandalig, want ik ben het volledig eens met wat een van de sprekers heeft gezegd over de noodzaak van deze kustbewakingsdiensten. Kan de Commissie ook haar standpunt ten aanzien van verplichte loodsing mededelen, omdat dit de veiligheid op sommige van deze gevaarlijke routes toch al zou verbeteren? Talrijke sprekers hebben op andere problemen, zoals bemanningsleden die niet dezelfde taal spreken, gewezen. Deze problemen zijn blijkbaar een gevolg van besparingswoede uit winstbejag. Er is ook gewezen op de noodzaak van één taal en een geharmoniseerde opleiding om dit verschrikkelijke verlies aan mensenlevens te
Nr. 3-445/8
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Ewing
voorkomen. Ieder van deze tankschepen is een drijvende tijdbom. Wat is het standpunt van de Commissie ten aanzien van unilaterale maatregelen en waarom zou de Europese Unie niet toetreden tot de IMO? Mayer (CG). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de scheepvaartkronieken bieden helaas nog steeds een lang relaas van ongelukken, die resulteren in grote verliezen aan materiaal en mensenlevens en eveneens een zware tol eisen in termen van zee- en kustvervuiling. Het verslag-Stewart constateert terecht dat de veiligheid op zee er in de afgelopen jaren niet op vooruitgegaan is. De maatregelen die genomen worden ten behoeve van de veiligheid en milieubescherming zijn sterk onder de maat gebleven, want het scheepvaartvervoer gehoorzaamt nog steeds aan de wetten van de vrije concurrentie, en daar heeft het Verdrag van Maastricht alleen nog maar een schepje bovenop gedaan. Aangezien het allesoverheersende doel het maken van winst is, nemen de scheepvaartmaatschappijen steeds meer hun toevlucht tot goedkope vlaggen en bisregisters, waardoor de veiligheidsnormen en de voorschriften voor sociale bescherming steeds verder omlaagkelderen. Het alleenzaligmakende beginsel van de mededinging gedachtig, werven de reders hun manschappen in de derde wereld tegen arbeidsvoorwaarden die van kracht zijn in hun respectievelijke landen van herkomst, zodat op die manier een situatie van regelrechte economische apartheid aan boord ontstaat. Om de veiligheid in de scheepvaart te verbeteren moeten met spoed de nodige maatregelen getroffen worden. Met name moet ervoor gezorgd worden dat de veiligheidszones uitgebreid wordt, dat er meer en betere controles komen op de schepen die onze havens aandoen, dat de middelen van beloodsing, begeleiding en snelle interventie verbeterd worden, dat er betere voorschriften komen voor het stuwen van ladingen en voor het aanbrengen van opsporingselementen op containers, dat schepen die ouder zijn dan vijftien jaar en geen volledige nieuwe keuring en bijbehorende opknapbeurt hebben ondergaan, niet in aanmerking mogen komen voor vernieuwing van hun vaartvergunning. Eveneens van belang is dat de technische kwaliteit van de schepen wordt verhoogd en dat de bemanning een betere opleiding krijgt. Deze voorschriften zullen pas hun doel bereiken als men in gaat grijpen in het proces van liberalisering en deregulering dat momenteel door de Commissie wordt uitgevoerd. Immers, deze liberalisering is verantwoordelijk voor de wedijver die tussen de bemanningen ontstaat, voor de toenemende sociale dumping en de verslapping van de veiligheidsvoorschriften in de scheepvaart. Van der Waal (NI). - Mevrouw de Voorzitter, voor de dringende verbetering van de veiligheid op zee is er geen behoefte aan meer regels. De zeevaart is een mondiale bedrijfstak waarvoor in IMO-verband regels worden vastgesteld voor wereldwijde toepassing. Het zwakke punt is niet het tekort aan regels maar de naleving. Voor afzonderlijke EG-regels is al helemaal geen aanleiding. EG-blokvorming moet worden voorkomen. Daarom is ook aansluiting van de EG bij de IMO ongewenst. Een goede maatregel daarentegen is om in EG verband de IMO-regels verplicht voor te schrijven. Daarmee wordt het werk van de IMO ondersteund en effectief gemaakt, vooral als tegelijkertijd de controle op de naleving ervan wordt verscherpt via de bekende Havenstaatcontrole.
Daarvoor zijn geen communautaire inspectiediensten nodig maar harmonisatie van de inspectie-eisen tussen de EG-lidstaten, zodat ondeugdelijke schepen, ongeacht de vlag waaronder ze varen, in EG-havens aan de ketting gelegd kunnen worden. Een tweede belangrijke maatregel ter verbetering van de zeewaardigheid van de schepen is het voorschrijven van eisen aan de classificatiemaatschappijen. Het is onacceptabel dat door sommige classificatiebureaus die onvoldoende vakmanschap in huis hebben, veiligheidscertificaten worden afgegeven aan slecht onderhouden schepen. Ten derde dient verbetering te worden aangebracht in opleiding en werkomstandigheden van de zeevarenden. Nog altijd wordt ruim 60% van de ongevallen veroorzaakt door menselijk falen. Het werk in IMO-verband om verbetering aan te brengen in scholing, werktijden en bezetting dient daarom te worden ondersteund. Evenzo het voorstel van de Commissie om de minimumeisen voor zeevarenden op basis van het STCW-verdrag in de EG op uniforme wijze toe te passen. Om die reden heb ik bezwaren tegen de afzwakking van de IMO-kwalificaties in het rapport Sarlis. Ook met de compromis-amendementen wordt dit niet helemaal goed gemaakt. Samenvattend: met adequate maatregelen kan de zeevaart in de praktijk zijn wat zij ten principale al is: een zeer veilige en milieuvriendelijke vervoerswijze. Marques Mendes (LDR), rapporteur voor advies van de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu. - (PT) Allereerst zou ik mevrouw de Voorzitter willen bedanken voor haar vriendelijkheid om mij toch nog toe te staan het woord te voeren, nadat ik door onvoorziene omstandigheden niet in staat was op het juiste moment aanwezig te zijn. In mijn hoedanigheid als rapporteur voor advies van de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, betreffende het verslag-Sarlis over de opleiding voor zeevaartberoepen, zou ik eerst de Commissie willen feliciteren met haar initiatief om deze ontwerp-richtlijn in te dienen. Er hebben zich al veel te veel zeevaartongelukken voorgedaan die ernstige gevolgen voor de mensheid hadden, zowel wat het verlies van mensenlevens als de kwaliteit van het leven van de mens en de natuur betreft. En als wij zien dat 60% van deze ongevallen te wijten is aan een menselijke fout, kan niemand met enig gevoel voor verantwoordelijkheid onverschillig blijven voor een dergelijke situatie en zeker niet de armen over elkaar slaan en toekijken hoe alles bij het oude blijft. Zo is het absoluut noodzakelijk dat de oorzaak van deze ongevallen wordt aangepakt; en één van de manieren om het probleem aan te pakken - misschien wel de belangrijkste - is dat de uitoefenaars van zeevaartberoepen een minimumopleiding krijgen die is afgestemd op hun verantwoordelijkheid en het belang van hun taken. In een kwestie van deze aard, waarbij een ruime consensus wenselijk en naar mijn mening ook mogelijk was, acht ik het - persoonlijk - betreurenswaardig dat binnen de Commissie vervoer en toerisme een dergelijke ruime consensus niet bereikt kon worden. Verder betreur ik het dat de Commissie vervoer en toerisme totaal geen rekening heeft gehouden met de voorstellen van de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, die
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/9
Marques Mendes ik hier vertegenwoordig. Van deze voorstellen noem ik hier - bij wijze van voorbeeld - het voorstel betreffende de eisen in artikel 7 voor de bemanning van alle schepen - natuurlijk met uitzondering van het bepaalde onder de uitzonderingen van artikel 2, en het voorstel betreffende de mondelinge communicatie tussen de bemanningsleden en de autoriteiten op het land. En natuurlijk ook de voorstellen tot een betere naleving van het subsidiariteitsbeginsel. Maar in elk geval staan wij, ondanks het feit dat het jammer is dat wij de kans niet hebben gegrepen om verder te gaan, op het punt om een beslissende stap te zetten in de richting van een preventie van ongevallen op zee. Deze poging om een kwestie van conventioneel internationaal recht waarvan de toepassing nog veel te wensen overlaat, als communautair recht te laten aannemen, moet door ons toegejuicht worden. Nu is het zaak dat zowel de lidstaten als de Unie verdere stappen in deze richting doen. Piecyk (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kom uit de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein, die tussen twee zeeën is gelegen, en waar dientengevolge de bijzondere kwetsbaarheid van zowel de kustgebieden als de bewoners veelal ter discussie staat. Ik zal niet alle rampen opsommen waaraan wij de laatste jaren zijn blootgesteld. Het laatste ongeluk heeft zich in december 1993 voorgedaan, toen het vrachtschip Cherbourg verscheidene containers met het in zakken verpakte bestrijdingsmiddel „Apron", verloren had, welke zakken vervolgens in januari 1994, met tienduizenden tegelijk, aan de Noordzeekust zijn aangespoeld. Het moet voor de mensen in de kustgebieden toch absurd zijn dat men enerzijds met enorme financiële inspanning de lozing van schadelijke stoffen in de Noordzee tracht te voorkomen en dat anderzijds tegelijkertijd de oecologische problemen vanaf de zee weer toestromen. In dit licht gezien, lijken natuurgebieden als de Waddenzee weinig zoden aan de dijk te zetten: ingeval van een ongeluk wordt immers niet alleen het oecosysteem in gevaar gebracht, maar de visserijsector en de toeristenindustrie kunnen hierdoor evengoed flinke averij oplopen. Het te Hamburg gevestigde Duitse rijksbureau scheepvaart en hydrografie heeft berekend dat tussen 1988 en 1992 officieel 184 containers op zee verloren zijn gegaan, waarvan 12% gevaarlijk materiaal bevatten. Uit het desbetreffende onderzoek wordt duidelijk dat de relevante internationale overeenkomsten ook in de Bondsrepubliek niet naar behoren worden nageleefd, hetgeen de pijnlijke en schandaleuze feiten die in het verslag-Stewart naar voren komen, onderschrijft. Als ik mij niet vergis, zijn er in totaal 27 IMO-protocollen en -conventies, die voor een deel reeds in de jaren '70 zijn afgesloten, door een flink aantal lidstaten vooralsnog niet geratificeerd. Mijns inziens zouden de ministers van Verkeer van de Gemeenschap, met de Duitse minister voorop, dan ook van schaamte door de grond moeten zakken, of liever gezegd naar de zeebodem zinken, want er is lange tijd consequent een wanbeleid gevoerd. De Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten heeft vanwege het grote belang van deze kwestie vorige week te Emden een bijeenkomst ter zake gehouden, naar aanleiding waarvan wij in de eerste plaats de noodzaak van een versterking van de havencontrole van overheidswege willen onderstrepen. Bovendien is
het absoluut noodzakelijk dat de lidstaten uiteindelijk vaart zetten achter de ratificering van de actuele IMÕconventies, opdat deze van kracht worden en er een eind komt aan de huidige schandelijke situatie. De geloofwaardigheid van de Europese Unie is immers niet met lippendienst gediend, doch per slot van rekening slechts met actie. Het verslag-Stewart geeft hiervoor een uitstekende aanzet, en wij dienen het dan ook met een grote meerderheid aan te nemen, waarna vervolgens de Raad en de Commissie aan zet zijn. Cornelissen (PPE). - Mevrouw de Voorzitter, het gaat niet goed met de Europese zeescheepvaart. In 1965 waren er nog 1.440 Nederlandse koopvaardijschepen. Tien jaar later was dit aantal gehalveerd tot 70Ò en in de laatste twintig jaar heeft zich opnieuw een halvering voorgedaan. In vrijwel alle lidstaten van de Europese Unie heeft zich een soortgelijke inkrimping van de koopvaardijvloot voorgedaan. Dit is een gevolg van de sterke concurrentie door schepen die onder goedkope vlag varen. Deze schepen maken veelal gebruik van slecht betaalde en slecht opgeleide bemanningen uit ontwikkelingslanden. Bovendien gelden aan boord van deze schepen meestal minder strenge veiligheidseisen. Deze situatie is uiteraard slecht voor de werkgelegenheid in Europa, is slecht voor de veiligheid op zee en is slecht voor het aquatisch milieu. Wat kunnen wij hieraan doen? Ten eerste, maatregelen nemen om een gezonde Europese koopvaardij te laten overleven. Vraag 1 aan de commissaris. Wanneer komt er eindelijk een Eurosregister? Mag ik ook zijn oordeel vragen over invoering van een zogenaamd tweede scheepsregister, zoals men dat kent in Denemarken? Ten tweede, de regels die wij hebben, en dat zijn er nogal wat, zullen moeten worden toegepast. Mijn vraag in dit verband is, in aansluiting op adviezen van collega Stewart - mijn gelukwensen aan zijn adres voor zijn verslag - , wat gaat de Commissie concreet doen om te bereiken dat de vele voorschriften die wij hebben vastgesteld, ook worden nageleefd? Dat betekent meer controle en dat betekent meer sancties. Is de commissaris, dat is vraag 2, bereid concreet aan te geven hoe wij dit punt waarover wij al jaren praten van de grond krijgen. Ten derde, betere opleiding van bemanning en aan de ketting leggen van schepen die niet aan de minimumeisen voldoen. Op dit punt moeten wij vaststellen dat de lidstaten een onvoldoende voortvarend beleid voeren. Is de commissaris bereid als Gemeenschap een krachtiger beleid te voeren? Mijn laatste punt. Zou het niet goed zijn, vraag ik aan de commissaris, om te komen tot invoering van een zwarte lijst van maatschappijen die schepen in de vaart hebben, waarop uit een oogpunt van veiligheid, ernstige aanmerkingen zijn te maken. Graag zou ik van de commissaris antwoord krijgen op deze vier vragen.
VOORZITTER: DE HEER AVGERINOS Ondervoorzitter Bertens (LDR). - Mijnheer de Voorzitter, de voor ons liggende verslagen, met name het verslag-Stewart, zijn gedeeltelijk een vervolg op het verslag over de vervuiling van de zee door van schepen afkomstige olie, dat ik zo'n
Nr. 3-445/10
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Bertens twee jaar geleden namens de milieucommissie heb mogen indienen. In dat verslag ging het ook al over routing en ging het ook al over onderhoud van schepen en met name over de staat van onderhoud van die schepen die de Europese wateren bevaren en Europese havens aandoen. Wij kunnen op dit terrein verdergaande maatregelen treffen dan tot nu toe. Nu is het nog steeds zo dat schepen waarvan in Europese havens wordt vastgesteld dat zij niet aan de eisen van onderhoud voldoen, behoudens zeer ernstige gevallen, veelal gewoon weer opnieuw kunnen uitvaren. We moeten dan maar aannemen dat het noodzakelijke onderhoud elders wordt uitgevoerd. Garanties daarvoor ontbreken echter ten enenmale. Wat ik zou willen bepleiten, en voor mij is dat al door diverse collega's gedaan, is dat in Europees verband de verplichting wordt opgelegd dat schepen waarvan in Europese havens wordt vastgesteld dat zij niet aan de eisen voldoen, ter plekke het noodzakelijk onderhoud moeten uitvoeren, alvorens zij toestemming krijgen om opnieuw uit te varen. Europese regelgeving is hiervoor vereist aangezien men anders slechts zou uitwijken naar dichtstbijzijnde havens. Is de Commissie bereid een dergelijk voorstel te steunen? Ephremidis (CG). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, de steeds talrijker wordende scheepsongelukken vergen een ongelooflijk aantal dodelijke slachtoffers en veroorzaken enorme materiële schade. De collega's hebben reeds gesproken over de vele oorzaken daarvan en de noodzakelijke maatregelen daartegen. Ik wil met name de klemtoon leggen op de factor mens, de mens die het schip bestuurt. Deze mens wordt in de richtlijn van de Raad en van de Commissie miskent, onderschat. Bij de samenstelling van de bemanningen worden niet alle vakgebieden gedekt. Bovendien dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de opleiding. Op de schepen wordt immers steeds meer gebruik gemaakt van nieuwe technologieën waar speciale opleiding, speciale training voor nodig is. Dit is geen vraagstuk dat wij met vrome wensen kunnen afdoen. Verder wordt het steeds gemakkelijker om op legale wijze zeelieden uit derde landen aan te monsteren zonder aan de in bilaterale overeenkomsten gestelde voorwaarden te moeten voldoen, zonder eerst te moeten nagaan of er misschien geen communautaire zeelieden beschikbaar zijn. Vanaf het moment dat de in de richtlijn vervatte tactiek officieel ingaat, zullen er in Griekenland onmiddellijk 20.000 arbeidsplaatsen verloren gaan. Ik heb derhalve zelf 7 amendementen ingediend. Andere collega's hebben er zelfs nog meer ingediend. Daarmee hopen wij de leemten in het voorstel alsnog te kunnen opvullen. Door het koppig verzet van de heer Sarlis konden deze niet in de commissie worden goedgekeurd en derhalve is onze hoop gevestigd op de voltallige vergadering. De Piccoli (PSE). - f/7") Mijnheer de Voorzitter, na de mededeling van de Commissie en de resoluties van de Raad lukt het ons nu eindelijk met het uitstekende verslag van collega Stewart - die ik bij dezen feliciteer - een achterstand weg te werken op het vlak van de veiligheid op zee. De collega's die voor mij hebben gesproken, hebben reeds een aantal voorbeelden opgenoemd en gewezen op oorzaken en gevolgen van de ongelukken op zee, op het verlies aan mensenlevens en de milieurampen die daarmee gepaard gaan. Ik zal hier niet verder meer op
ingaan, want ik sluit mij gewoon aan bij degenen die hierover het woord gevoerd hebben. Gesteld kan worden dat wij vandaag met precieze voorstellen voor de dag komen en dat wij er vandaag dus in slagen het veiligheidsvraagstuk en de risicopreventie met meer kennis van zaken en inzicht aan te pakken dan in het verleden het geval was. Thans gaat het erom deze voorstellen naar de praktijk toe te vertalen. Helaas is het niet de eerste keer dat ons Parlement op zulke vitale beleidsterreinen vergaande voorstellen indient, die vervolgens echter door de bevoegde autoriteiten en instellingen niet in concrete daden worden omgezet. Om volledig consequent te blijven met de positieve evaluatie die in de onderhavige verslagen staat, moet er volgens mij concreet nagegaan worden welke initiatieven er op til zijn. Ik richt me dus bij deze gelegenheid zeer speciaal tot de commissaris, maar ik had mij ook gaarne tot de Raad gewend, om concreet te vernemen welke initiatieven wij kunnen verwachten. Het is bijvoorbeeld een uitstekend idee dat de Raad zulke voortreffelijke resoluties ter bevordering van de veiligheid op zee aanneemt. Maar het zou natuurlijk even uitstekend zijn indien alle lidstaten verplicht werden tot naleving van de internationale conventies, in de eerste plaats de IMOregels. Het is immers een schrille tegenspraak dat er enerzijds voortreffelijke resoluties gelanceerd worden en dat anderzijds de lidstaten de internationale conventies onbekommerd aan hun laars lappen. Ten tweede: de bevoegde ministeries van de lidstaten zouden een uiterst streng toezicht moeten uitoefenen, om langs die weg ervoor te zorgen dat sancties minder noodzakelijk worden. Ten derde: de Commissie zou voorschriften moeten formuleren om minimumeisen op te zetten voor de scheepsbouw. Wij hebben ons op het vlak van de interne markt beziggehouden met motorrijtuigen, bromfietsen, enzovoort. Nu wordt het tijd dat het vraagstuk van de veiligheid op zee een precieze richtlijn wordt toegedacht. Alles goed beschouwd wordt vandaag van ons alleen maar gevraagd, als wij althans echt achter de voorstellen van deze verslagen staan, dat wij een consequente houding aannemen, en daarvoor moeten de bevoegde autoriteiten dan het bewijs leveren. Nicholson (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ook ik de rapporteurs geluk willen wensen met hun verslagen. Er heerst ter zake overal in de Europese Unie, maar ook daarbuiten, grote bezorgdheid, en terecht gezien het grote aantal ongevallen en de kwaliteit van de schepen die momenteel in onze wateren - niet alleen rond Europa, maar over de hele wereld - varen. Wat met de Braer is gebeurd is daar een goed voorbeeld van. Wij moeten nu positieve maatregelen nemen in antwoord op de talrijke aanbevelingen die hier zijn gedaan. Wij moeten toezicht uitoefenen op de kwaliteit en het niveau niet alleen van de schepen die onze zeeën doorkruisen, maar ook van de bemanning van deze schepen. Dat is iets wat vaak over het hoofd wordt gezien. Wat de eigenaars van de schepen aanvaard zouden willen zien op het stuk van het niveau en de kwaliteit van het werk op schepen, bevalt mij helemaal niet. Havenstaatcontrole is ook iets waar wij positief tegenover moeten staan en dat wij moeten ontwikkelen. Onze vloot blijft achteruitboeren en dat is betreurenswaardig.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/11
Nicholson Wij moeten ervoor zorgen dat niet alleen de schepen die in de Europese Unie worden gebouwd, maar ook de schepen die in vele andere landen worden gebouwd, voldoen aan de normen. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil de heren Stewart. Sarlis en Lalor feliciteren met hun inspanningen en hun uitstekende verslagen. In haar mededeling over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee reageerde de Commissie zoals u weet op de heersende bezorgdheid en op de noodzaak van een reeks maatregelen ter verhoging van de veiligheid op zee en tegelijkertijd ter vermindering van de vervuiling van de zee. Het Europees Parlement heeft deze bezorgdheid en deze noodzaak vertolkt en de Commissie herhaaldelijk gevraagd passende maatregelen te treffen. Ik ben blij te constateren dat het Parlement althans voor het belangrijkste deel achter de mening en initiatieven in de mededeling staat. Verschillende van de door het Parlement gevraagde initiatieven zijn in het actieprogramma terug te vinden. Feitelijk zijn sommige zelfs al door de Commissie aanvaard terwijl dat met andere voor het eind van het jaar zal gebeuren. Zoals u weet zijn twee initiatieven - momenteel onderwerp van een gemeenschappelijke discussie: de eerste, het minimumopleidingsniveau van zeevaartberoepen, en de tweede, voorschriften voor organisaties belast met de inspectie - reeds met algemene instemming door de Raad goedgekeurd. Vervolgens waren er vragen van afgevaardigden: de heer Cornelissen met de vraag wanneer het EUROS-register zal worden opgezet. Dit, mijnheer de Voorzitter, is uiteraard een miljoenenvraag, maar mijn antwoord daarop is zeer eenvoudig: wanneer bepaalde lidstaten niet langer leunen op een tweede register van eigen keuze en niet langer bezwaar maken tegen de EUROS-vlag, waaraan de Commissie reeds een aantal jaren werkt door overeenkomsten soepeler te maken en alternatieve voorstellen te doen. Wat betreft de zwarte lijst van bepaalde classificatiemaatschappijen, moet ik zeggen dat een dergelijke lijst niet noodzakelijk is, dat de Commissie daarentegen bepaalde maatstaven eist zodat bepaalde classificatiemaatschappijen kunnen worden blijven erkend. Derhalve is van een zwarte lijst geen sprake. Wel van een witte lijst met enkel en alleen serieuze classificatiemaatschappijen die onze erkenning verdienen. Wat betreft de volgende kwestie - dezelfde als de heer Jarzembowski naar voren heeft gebracht - , zou ik willen zeggen dat de ontwerprichtlijn inzake de havenstaatcontrole momenteel is afgerond en volgende week donderdagochtend door de Commissie zal worden aanvaard. Daarbij verzeker ik mevrouw Ewing dat de Commissie inderdaad rekening heeft gehouden met de desbetreffende resoluties, werkzaamheden en verslagen, niet alleen van dit Parlement maar ook van andere deskundigen gedurende de afgelopen jaren. Wat betreft de vraag over de loodsplicht heeft de Commissie om een desbetreffend technisch onderzoek gevraagd en zal zij in overeenstemming daarmee plannen uitwerken. Blijkbaar is de Commissie voorstander van een volwaardig lidmaatschap van de „International Maritime Organization" en een dergelijke verklaring staat duidelijk in de mededeling inzake de veiligheid op zee waar we ons nu mee bezia houden.
Betreffende de vraag van de heer De Piccoli is het duidelijk dat de Commissie altijd heeft gepleit voor ratificatie van de OMI-overeenkomst. Dit is in ieder geval een zaak die onder de bevoegdheid valt van de lidstaten op wie wij nog steeds druk uitoefenen de overeenkomst te ratificeren. Ik heb reeds een antwoord gegeven met betrekking tot de controle van zeeschepen door de havenautoriteiten. En met betrekking tot de vereiste minimale bouwvoorschriften voor schepen heb ik ook daarnaar verwezen waarbij ik over de classificatiemaatschappijen sprak. Voor wat betreft het minimumopleidingsniveau van zeevaartberoepen, ben ik verheugd te constateren dat het voorstel van de Commissie in het verslag van de Commissie vervoer en toerisme gehandhaafd is en dat daarin de doelstellingen die ik zojuist noemde gesteund worden. De op het verslag ingediende amendementen aanvaardt de Commissie allemaal, met uitzondering van de amendementen nrs. 7, 10, 12, 14, 16, 19, 20 en 21. Amendement nr. 7 omdat daarin de vereiste weggelaten is dat de bemanning van tankers een minimum aan talenkennis bezitten hetgeen naar onze mening onontbeerlijk zal blijken te zijn. Amendement nr. 10 omdat hierin een definitie van brugofficier staat die niet overeenkomt met die in het STCW-verdrag. Amendement nr. 12 omdat hierin een definitie van een schip met de communautaire vlag wordt ingevoerd die niet met de door de Europese Unie zelf goedgekeurde definitie overeenkomt, bij voorbeeld in het reglement inzake maritieme kustvaart. Amendement nr. 14 kunnen we niet aanvaarden omdat daarin de term „mechanisch officier" ingevoerd wordt die geenszins noodzakelijk is. Amendement 16 heeft betrekking op de veilige behandeling van gevaarlijke goederen of giftige stoffen hetgeen in de context van dit artikel niet relevant is. De Commissie is zich echter bewust van de ernst van dit probleem en zal daarom de noodzakelijke stappen ondernemen als andere maatregelen op het gebied van de veiligheid op zee worden voorgesteld. Amendement nr. 19 kunnen we niet aanvaarden omdat daarin niet wordt verwezen naar de eveneens door de Havenstaatcontrole verrichte inspectie. Amendement nr. 20 wordt verworpen omdat hierin niet wordt gesproken over de mogelijkheid een schip vast te houden wanneer ontdekt wordt dat de bemanning niet gekwalificeerd is terwijl dat het enige juiste is: een schip vasthouden wanneer dit niet aan de maatstaven voldoet. Amendement nr. 21 kan de Commissie, ondanks dat zij het belang van de kwestie inziet, niet aanvaarden omdat de termijnen die noodzakelijk zijn voor het indienen van genoemd actieprogramma niet kunnen worden vastgesteld. De Commissie aanvaardt eveneens de hiernavolgende amendementen nrs. 22 tot en met 43, met uitzondering van de amendementen nrs. 25, 27, 32 en 27 en 43. Tenslotte is de Commissie met betrekking tot het voorstel inzake communautaire wetgeving voor organisaties belast met de inspectie en expertise van schepen bereid alle door het Parlement ingediende amendementen te aanvaarden met inbegrip van de amendementen 34 en 35. De aldus gewijzigde tekst lijkt veel op de tekst waarover de Raad politieke overeenstemming heeft bereikt tijdens de zitting van vorig jaar november. Door de goedkeuring van dit verslag bij plenaire zitting zal een gemeenschappelijk standpunt door de communautaire instellingen ten
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/12
8. 3. 94
Matutes aanzien van deze maatregel ingenomen kunnen worden, hetgeen mijns inziens een belangrijke stap voorwaarts is met betrekking tot het verhogen van de veiligheid op zee en het voorkomen van de vervuiling van onze zeeën. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming over het verslag van de heer Stewart vindt morgen te 12.00 uur plaats en de stemming over het verslag vande heer Lalor en het verslag vande heer Sarlis morgen te 17.00 uur. 5. Verkeersveiligheid De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0067/94) van de heer Visser namens de Commissie vervoer en toerisme over de mededeling van de Commissie (COM (93) 0246 def. - C3-0257/93) voor een actieprogramma inzake verkeersveiligheid. Visser (PSE), rapporteur. - Mijnheer de Voorzitter, het verkeer in de Europese Unie eist jaarlijks meer dan 50.000 doden en anderhalf miljoen gewonden waarvan dan weer ongeveer 10% eindigt in een blijvende lichamelijke handicap. Verkeersongelukken zijn doodsoorzaak nummer 1 bij jonge mensen tussen 5 en 34 jaar. De geschatte jaarlijkse kosten van verkeersonveiligheid zijn ongeveer 70 miljard ecu. Desondanks beschouwen we dat allemaal maar als een doodnormale zaak en eigenlijk is dat een schandaal van de eerste orde. Daarom zijn we ook buitengewoon blij met het actieprogramma van de Commissie inzake verkeersveiligheid en ook ingenomen met de conclusies van de Transportraad van 29 en 30 november 1993. Maar toch nog een aantal aanvullende punten. Dit is het eerste verslag betreffende verkeersveiligheid na Maastricht. Omdat ook hier de subsidiariteitsrage lijkt toe te slaan, moeten we wel afspraken maken wat tot de competentie van de Europese Unie behoort. Volgens mijn verslag moet de Unie zich bezighouden met de technische kenmerken van auto's, de veiligheidsaspecten van voertuigen en infrastructuur, inclusief de daarbijhorende gedragsregels en met verkeersregels, verkeersborden, verkeerstekens. Voorts moet het operationele karakter van het Commissieprogramma worden versterkt. Vele actiepunten zijn door de Commissie niet voorzien van een datumschema, maar mijn verslag doet dat wel overigens in overleg met de Commissie - en vraagt de Commissie om een evaluatierapport eind 1995. Met betrekking tot de verkeersveiligheid laat de Commissie na een taakstelling te introduceren. Nederland bijvoorbeeld heeft voor zichzelf een streefcijfer vastgelegd: 50% minder doden en 40% minder gewonden in het jaar 2010. Het Parlement is heel bescheiden en stelt een taakstelling voor van 20% minder verkeersdoden in het jaar 2000. Veel twijfel bestaat over de waarde van de component verkeersonderzoek in de huidige onderzoeksprogramma's van de Gemeenschap zoals COS, DRIVE en EURET. Wat is de toegevoegde waarde van deze programma's? Een spoedige evaluatie gericht op deze vraagstelling is nodig. Met betrekking tot de eisen te stellen aan voertuigen en infrastructuur, het volgende. Onze wetgeving ter zake loopt misschien wel 20 à 30 jaar achter bij moderne inzichten op veiligheidsgebied. Dat hoeft ook niet te verbazen aangezien de harmonisatie van technische eisen
aan voertuigen vooral was gebaseerd op het verminderen van handelsbarrières. Onderzoek heeft uitgewezen dat optimale verkeersveiligheid per jaar 120.000 doden en zwaargewonden zou voorkomen. Daarom dringt het Parlement erop aan de EG-wetgeving aan te passen conform de gewijzigde tabel 2, voorrang te geven aan voorstellen met betrekking tot frontale en laterale botsingen en voor voetgangers gevaarlijke elementen aan voorkanten van auto's. Bij aanleg van transeuropese wegennetwerken, moet een pakket minimumveiligheidseisen worden gehanteerd en moet er ook een verkeersveiligheidseffectrapportage verplicht worden gesteld. Uiterst belangrijk zijn tenslotte alle maatregelen gericht op verbetering van verkeersgedrag. Mijn verslag stelt ter zake voor: verkeersonderricht moet een verplicht leervak zijn in het basisonderwijs, de Commissie wordt verzocht vóór 1 juli aanstaande met een voorstel te komen en er moet nu echt een Europese maximumsnelheid komen. Al in september 1990 vroeg het Europees Parlement hierom. In de Verenigde Staten gelden maximumsnelheden van 60 tot 70 mijl per uur. Per 100 miljoen voertuigkilometers vallen daar 1,45 doden tegen 2,72 in de Unie. Ik vind het onverantwoord besluitvorming ter zake nog langer op te houden en voor het stemgedrag van de EVP-Fractie in de Vervoerscommissie, toen ze tegen waren, heb ik geen begrip. Hetzelfde geldt voor het maximumalcoholpromillage. In mei '89 ging het Europees Parlement akkoord met een Commissievoorstel om in de hele Gemeenschap een limiet van vijf promille aan te houden. In sommige lidstaten houdt 40% van alle verkeersdoden verband met alcoholgebruik. Besluitvorming nog langer uitstellen is onverantwoord. Het standpunt van de EVP-Fractie is daarom onbegrijpelijk. In 1994 zouden experimenten moeten plaatsvinden met een inhaalverbod voor vrachtauto's op vierbaansautowegen. Enige lidstaten doen dat al. Invoering van snelheidsbegrenzers in alle categorieën motorvoertuigen moeten onderzocht worden en de Commissie verzoeken we een maatschappelijke kosten/baten-analyse uit te voeren. Een werkgroep zou de mogelijkheden moeten onderzoeken van een Europese aanpak van het puntenrijbewijs. In sommige landen geldt het al en er ligt een aanbeveling op tafel en vóór juli moet een werkgroep met een verslag komen. Van belang is dat er hoge kwaliteitseisen komen voor rijschoolhouders. Het Europees Parlement pleit voor een richtlijn ter zake. Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, dient de reclame die een negatieve invloed heeft op verkeersveiligheid, aan banden te worden gelegd. Er ligt sedert november 1989 een resolutie die is ondertekend door alle lidstaten en het is uiterst merkwaardig dat een actieprogramma van de Commissie dat gewoon vergeet. De vervoerscommissie is blij met het actieprogramma van de Commissie. In de huidige situatie van verkeersonveiligheid mag niet worden berust en het Parlement in nieuwe samenstelling zal het tot een hoofdpunt van beleid moeten maken. Valverde López (PPE), rapporteur voor advies van de commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming steunt de voorstellen van de rapporteur, de heer Visser volledig en we willen daarbij bijzonder de
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3445/13
Valverde López nadruk leggen op enkele punten die we reeds genoemd hebben alsook op enkele nieuwe punten. Op het gebied van de verkeersveiligheid zijn, en dat zeggen alle deskundigen, de technische kenmerken van de infrastructuur, de horizontale en de verticale signalise ring en de verkeersdichtheid van doorslaggevend belang. De deskundigen zijn het er ook over eens dat onderzoek moet worden gedaan naar de toegevoegde waarde van de communautaire steun aan de verkeersveiligheid. Veel ongevallen zijn het gevolg van een gebrekkige signalise ring en een slecht wegdek. Mijnheer de Voorzitter, op een van de toegangswegen naar mijn woonplaats de stad Granada , de zogenoem de en helaas al beruchte „weg van de dood" zijn binnen een afstand van 3 kilometer al meer dan 40 mensen omgekomen. Deze toegangswegen werden mede gefi nancierd door de Europese Gemeenschap. De Commissie zegt geen verantwoordelijkheid voor de technische onderzoeken op zich te willen nemen, dat dit een zaak van de lidstaten zelf is en ook de Spaanse overheid legt de kwestie naast zich neer. Niemand neemt de verantwoor delijkheid op zich. De samenleving blijft niets anders over dan de doden te begraven. Alcolholen drugsgebruik is een ander aspect van de zaak. Het gebruik van alcohol hebben we reeds eerder ter sprake gebracht, in tegenstelling tot het drugsgebruik. Dat is een andere plaag in onze samenleving. Deze is in andere verslagen uitgebreid aan de orde geweest maar nu moeten we alle beleidsvormen en alle maatregelen tot een geheel samenvoegen. Er bestaat geen test om drugsgeb ruik op te sporen. Dat is misschien een nieuwe uitdaging voor dit voorschrift. Aan de andere kant is het evenmin logisch dat de verzekeringspolissen voor autoongevallen onveranderd blijven. De objectieve aansprakelijkheid voor ongevallen zou moeten worden uitgebreid met alle voorkomende kosten, inclusief verplegings en invaliditeitskosten. Simpson, Β. (PSE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de heer Visser willen complimenteren over zijn verslag. Wij moeten de veiligheid op de wegen in de Europese Unie van dichterbij beginnen te volgen. Ik denk dat het niet alleen nodig is wetten uit te vaardigen, maar ook de Europese weggebruikers op te voeden. Wij moeten wetten aannemen om hen, eerlijk gezegd, tegen zichzelf te beschermen. Wij moeten de mensen leren meer rekening te houden met veiligheid. We moe ten met name de automobilisten leren bij het rijden veeleisend te zijn voor zichzelf en rekening te houden met andere weggebruikers, namelijk voetgangers en fietsers. De vaststelling dat in mijn eigen land bij de meeste ongevallen voetgangers betrokken zijn, vind ik belangwekkend. Voetgangers rijden zichzelf niet aan, maar worden door automobilisten aangereden. Het probleem is dat het niveau van het rijden in Europa achteruitgaat, snel achteruitgaat. Mocht iemand van u daar ooit aan twijfelen, dan moet hij maar eens van op de passerelle in het EPgebouw te Brussel een blik werpen op de Belliardstraat en het krankzinnige rijgedrag dat daar te zien is telkens als het licht op groen springt. Als je eens iets wil zien dat veel weg heeft van de start van een formule Igrand prix op de Europese wegen, dan moetje daar gaan kijken. Vertel mij dan maar eens wat je denkt van het niveau van de chauffeurs dat daar te zien is.
Mijn fractie staat achter extra veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van het verplichten van veiligheidsgordels op de achterbanken van auto's. H et belang van deze laatste maatregel is vorige week scherp tot mij doorge drongen naar aanleiding van een ongeval in mijn kiesdis trict. Bij een frontale botsing kwamen daar vier kleine kinderen om het leven: ze werden van de achterbank uit de auto geslingerd en kwamen zo'n 35 meter verder in het veld van een boer terecht. Wij zijn ook voor veiligheidsgordels in bussen en mini bussen. Wij hebben ons daar een tijd voor ingezet, zoals trouwens ook het Parlement en de Unie, maar we moes ten vaststellen dat de regeringen van de lidstaten er niet in zijn geslaagd een dergelijke maatregel ten uitvoer te leggen en daarna de Europese Unie met de vinger hebben gewezen voor hun eigen nietsdoen. Wij zijn ook voorstander van het dragen van een helm. Ik ga volgende week voor een paneuropese conferentie naar Kreta en ben benieuwd hoeveel bromfietsers ik daar zonder helm zal zien rijden. En hoeveel zouden er in Portugal zonder helm rijden? Ontwerpers van voertuigen moeten ook betere ontwerpen maken die meer zijn afgestemd op veiligheid dan op snelheid. Zoals de heer Visser heeft gezegd, moeten wij iets doen aan het alcoholpercentage. Voorts moeten wij het openbaar vervoer aanmoedigen. Ik steun ten volle het verslag dat de heer Visser heeft opgesteld. Het is nu aan de Unie en de lidstaten om deze woorden in daden om te zetten en een einde maken aan de slachting op de Europese wegen. Jarzembowski (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, ik kan mij bij de meeste hier naar voren gebrachte wijzigingen aansluiten. Ik vind het eveneens goed dat de verkeersveiligheid thans als belangrijk onderdeel van het communautaire verkeersbeleid wordt beschouwd. Een aantal andere zaken weerhouden ons, als christendemocraten, er evenwel van met de huidige versie van het verslagVisser in te stemmen. Allereerst wordt het subsidiariteitsbeginsel niet daadwerkelijk in acht genomen. Al wordt terecht opgemerkt dat verkeers educatie een wezenlijke preventieve maatregel tegen verkeersdoden en gewonden is, betreft het nog een kwestie die onder de bevoegdheid van de lidstaten ressorteert. Wij zouden niet alles wat wij van belang achten onder onze hoede moeten nemen, maar er eerder voor zorg dragen dat de desbetreffende maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau worden doorge voerd. Wij vinden het dan ook geen goed idee om de nadruk op de voorstellen van de Commissie te leggen. Het gaat erom dat de lidstaten, met name wat het verkeersonderwijs aan scholieren betreft, actie onderne men. Voorts is het mijns inziens voor de oplossing van deze kwestie niet relevant of wij het nu over een promillage van 0,5 of 0,8 als maximum toegestaan alcoholpercenta ge in het bloed eens worden, maar wel dat het alcohol verbod door de politie wordt ingevoerd. Daar gaat het uiteindelijk om. Ik verwijs hierbij naar hetgeen de heer Simpson zoeven omtrent het verkeer over de rue Belliard heeft opgemerkt. H et is zaak dat de politie bijvoorbeeld het doorrijden bij een rood stoplicht bestraft, en wel snel en effectief. H ier is een uitgesproken taak voor de lidstaten weggelegd. De Gemeenschap dient zich hiervan in eerste instantie afzijdig te houden.
Nr. 3-445/14
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Jarzembowski
Als men de gesel van 'alcohol in het verkeer' wil uitroeien, dan moet men zich niet enkel en alleen op het toegestane alcoholpromillage richten. Het cruciale punt is dat de lidstaten een algeheel alcoholverbod in het verkeer doorvoeren. Alcohol en verdovende middelen zijn immers de grootste vijanden van de verkeersveiligheid. Wij vallen evenwel voornamelijk over het nieuwe formalisme dat in het - verder uitstekende - verslag van de heer Visser aan de dag wordt gelegd. Ik persoonlijk ben van mening dat de voorgestelde nieuwe vorm van onderzoek - van overheidswege - naar de gevolgen voor de verkeersveiligheid te ver gaat. Er is geen behoefte aan nog meer bureaucratie en nog meer onderzoek. Het is veeleer zaak dat er concrete maatregelen ter bevordering van de verkeersveiligheid op de weg worden genomen. Wij vrezen dat het voorgestelde andersoortige onderzoek er, voor wat betreft de grootschalige projekten, slechts toe zal leiden dat de bij de planning en het aanleggen van grote verkeersinfrastructuren reeds bestaande tijdelijke knelpunten, zich zullen toespitsen en de verwezenlijking van de projekten op de lange baan wordt geschoven. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Nogmaals, zoals de heer Valverde eveneens heeft opgemerkt, de nadruk moet liggen op het nemen van concrete maatregelen, teneinde de levensgevaarlijke wegen veiliger te maken, in plaats van nieuwe onderzoeksformules uit te dokteren en nog meer bureaucratie te creëren. Wij zien ons derhalve helaas genoodzaakt tegen te stemmen. Muscardini (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, onveiligheid wordt ook in de hand gewerkt door een bepaald maatschappelijk gedrag en dat wordt onder meer aangekweekt door reklames die het motorvermogen en de snelheid van auto's aanprijzen. Daarnaast is het ook zo dat de televisie en de filmwereld uitgerekend het accent leggen op dat soort gedrag dat iedere burger zou moeten schuwen als hij achter het stuur van een voertuig zit. Wat voorts de onveiligheid in de hand werkt, is de gebrekkige verkeerssignalering. De te hoge snelheidslimieten op inhaalstroken zorgen er dikwijls voor dat het verkeer niet kan doorstromen. Wij vinden dus dat het verslag-Visser op bepaalde aspecten weliswaar behoorlijk volledig is, maar het schiet tekort qua sociale problematiek en het doet niets voor de snelheidsbeperking. Tot slot moeten wij er ook nog op wijzen dat suikerziektepatiënten eveneens permissie zouden moeten krijgen om achter het stuur plaats te nemen, evenals gehandicapten, zij het dat daarvoor dan de nodige voorzieningen getroffen moeten worden. Anderzijds is wel duidelijk dat personen die verdovende middelen gebruiken een absoluut rijverbod opgelegd moet krijgen. Cornelissen (PPE). - Voorzitter, de situatie op de Europese wegen is bijzonder zorgelijk. Gemiddeld vallen er ieder uur vijf doden en tweehonderd gewonden. Elk uur opnieuw. Dag en nacht. Voor een beschaafde samenleving een bedroevende en onaanvaardbare zaak. Verkeersonveiligheid is geen natuurverschijnsel. Bij een ongeval spelen als regel één of meer van de volgende drie factoren. Eén het voertuig, twee de weg en drie de verkeersdeelnemer. Ik begin met de voertuigen. De veiligheidseisen van onze voertuigen lopen ver achter bij de moderne inzichten en technische mogelijkheden. Volgens een recent rapport van de Europese Raad voor de transportveiligheid zou optimale voertuigveiligheid
per jaar tot 120.000 doden en zwaargewonden minder kunnen leiden. Vraag aan de commissaris. Onderschrijft hij deze conclusie? Wat gaat hij concreet op dit punt doen? Ten tweede, de wegen. Het zal iedereen duidelijk zijn dat bij het ontwerpen van wegen aan de veiligheidsaspecten bijzondere en toenemende aandacht moet worden besteed. Ten derde, de verkeersdeelnemers. Verkeersgedrag speelt uiteraard een sleutelrol in het terugdringen van de onveiligheid. Maar helaas is het een misvatting te denken dat dit met alleen geboden te bereiken valt. Wat wij nodig hebben, zijn maatregelen die door de verkeersdeelnemers worden nageleefd. Verkeersopleiding is daarvoor reeds in het basisonderwijs en zeker ook in het voortgezet onderwijs van kapitaal belang. Ik ben voorstander, geen misverstand, van maximumsnelheden in het verkeer. Maar ik stel vast dat men niet in alle lidstaten van de Unie daarover gelijk denkt. Dat proces, zeg ik aan het adres van collega Visser, heeft tijd nodig en laten wij daar geen messen over trekken. Laten wij zorgen dat het beleid zich met voortvarendheid in de goede richting ontwikkelt en als het even kan breed gedragen wordt. Wat wij nodig hebben, tenslotte, is politieke wil. Geld kan niet de bottleneck zijn bij het aanpakken van de verkeersonveiligheid. Immers, de kosten van de verkeersonveiligheid in de Europese Unie bedragen 70 miljard ecu per jaar. Dat is meer dan de hele begroting van de Europese Gemeenschap. Laten wij ons realiseren dat er elke drie dagen 500 mensen om komen. Dat is elke drie dagen net zo veel mensen als er leden zijn van dit Europees Parlement. Politieke prioriteit, daar gaat het om, en dan kunnen wij best die verkeersonveiligheid substantieel terugbrengen. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, met het door dit Parlement genomen initiatief om een ontwerp-resolutie inzake het actieprogramma op het gebied van de verkeersveiligheid in te dienen wordt aangetoond dat deze Vergadering grote betekenis hecht aan het ernstige probleem van de verkeersonveiligheid op de weg. En in dit opzicht wil ook ik de rapporteur, de heer Visser en de Commissie vervoer gelukwensen. De Commissie stelt de actieve steun van de Vergadering aan dit programma zeer op prijs en merkt op dat de voorgestelde maatregelen in de parlementaire resolutie geheel overeenkomstig de doelstellingen van de Commissie zijn. Aan de andere kant wil ik erop wijzen dat er. met het oog op de onmiddellijke uitvoering van sommige doelstellingen van het actieprogramma en op verzoek van de werkgroep op hoog niveau voor de verkeersveiligheid, vier werkgroepen in het leven zijn geroepen, die zich met de volgende onderwerpen gaan bezighouden: in de eerste plaats alcohol en verkeer, drugs en verkeer; ten tweede, jonge bestuurders en verkeerseducatie; ten derde, nadelige reclame-uitingen voorde verkeersveiligheid; en in de vierde plaats het veiligheidsprobleem ten aanzien van de secundaire infrastructuur. Bedoeling is dat deze groepen van deskundigen, wier werkzaamheden wij vanuit de commissie nauwlettend zullen volgen, voorstellen ten aanzien van elk van de genoemde deelgebieden indienen. In dit opzicht is het belangrijk dat genoemde groepen de concrete wensen of voorstellen van de dames en heren afgevaardigden met betrekking tot hun respectievelijke
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/15
Matutes werkterrreinen vernemen. Ik denk dat we hier het er allemaal over eens zijn dat het Parlement en de Commissie gezamenlijk het probleem van de verkeersveiligheid moeten aanpakken.
ander rapport gepubliceerd. De ruime verspreiding van deze rapporten, en vooral de veiligheidsaanbevelingen die ze bevatten, zijn van vitaal belang om gelijksoortige ongevallen in de toekomst te voorkomen.
Anderzijds wil ik erop wijzen dat de Commissie haar activiteiten in dit opzicht zoals afgesproken continueert en het doet mij uiteraard genoegen ook de heer Cornelissen te kunnen mededelen dat de Commissie akkoord is met de voortzetting van het testen van voertuigen op botsveiligheid.
Dit is helaas niet altijd het geval. Zoals de Commissie in haar voorstel zegt, is er nog niet zo lang geleden in de Verenigde Staten een vliegtuigongeval gebeurd dat in alle opzichten geleek op een ongeval met een zelfde type vliegtuig drie jaar eerder in Canada. Het Canadese rapport was helaas niet officieel naar de Amerikaanse autoriteiten gestuurd. Dit verslag is bedoeld om ervoor te zorgen dat soortgelijke ongevallen niet in de Europese Unie kunnen gebeuren.
Cornelissen (PPE). - Voorzitter, uiteraard hartelijk dank aan de commissaris voor zijn antwoord. Mag ik toch nog wat heldere informatie: wanneer komt er nu een aanpassing van de veiligheidseisen van auto's. Het kan toch niet zo blijven dat de veilige auto's die op het ogenblik in Europa gebouwd worden, naar Amerika worden uitgevoerd, want daarheen men wel strengere eisen. Wanneer komen er nu strengere veiligheidseisen voor Europese auto's zoals bepleit in een uitstekend rapport van de Europese Raad voor de transportveiligheid. Mag ik nu of anders op een later moment van de Commissie horen, wanneer dat gaat gebeuren. Wij onderzoeken al jarenlang van alles. Wanneer komen er nu op dat punt eisen? Mag ik een datum horen? Daar hebben wij als politici toch recht op? Matutes, lid van de Commissie. - (ES) In de eerste plaats wil ik de heer Cornelissen bedanken voor zijn standvastigheid. Er is hier sprake van een zuiver technisch probleem; dit valt derhalve niet onder de bevoegdheid van mijn diensten voor vervoer in het DG VII maar van het Directoraat Generaal voor Industrie, DG III. En juist omdat het een zeer netelig probleem is dienen alle proeven goed uitgevoerd te worden en moeten aan de hand daarvan duidelijk en nauwkeurig de maatstaven en eisen vastgesteld worden waaraan onze auto's moeten voldoen. Wij verwachten dat we op basis van genoemde proeven die momenteel worden genomen en de daarop volgende evaluatie in de loop van dit jaar over de desbetreffende richtlijnen kunnen beschikken. En als ik dan spreek over data betreffen dit uiteraard zuiver en alleen streefdata. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming over dit verslag vindt morgen te 12.00 uur plaats. 6. Ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0071/94) van de heer Lalor namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel voor een richtlijn van de Raad (COM (93) 406 - C3-322/93) houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart. Lalor (RDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet, is het gebruikelijk dat ongevallen in de luchtvaart worden gevolgd door een onderzoek naar de oorzaken. Het doel van dit onderzoek is heel eenvoudig te voorkomen dat er in de toekomst nog soortgelijke ongevallen gebeuren. De meeste lidstaten van de Europese Unie - en zeker de grotere lidstaten - hebben al lang procedures om de oorzaken van ongevallen in de burgerluchtvaart te onderzoeken. De resultaten van die onderzoeken worden gewoonlijk in de vorm van het een of
Veiligheidsaanbevelingen worden vaak na een onderzoek gedaan, maar het is duidelijk dat daarnaast ook geschikte opvolgprocedures van groot belang zijn om zich ervan te vergewissen dat passende maatregelen zijn genomen en ervoor te zorgen dat wij het nodige kunnen doen om reeds onderkende problemen te verhelpen. In het onderhavige voorstel voor een richtlijn wordt de Commissie een coördinerende rol toebedacht en wordt ze met name verzocht informatie over ongevallen aan de andere lidstaten en derde landen te bezorgen. Er wordt ook voorgesteld het onderzoek uit te breiden tot welomschreven ernstige incidenten. Dit is een uiterst welkome ontwikkeling, waarvan de bedoeling is problemen te onderkennen voordat ze een ongeval veroorzaken. Als zulke problemen kunnen worden onderkend voordat er een ongeval gebeurt en vervolgens de juiste stappen worden gedaan om het euvel te verhelpen, dan kunnen er waarschijnlijk levens worden gered en nieuwe ongevallen worden voorkomen. Het voorstel ook ernstige incidenten te onderzoeken, moet ten zeerste worden toegejuicht. Ik heb vernomen dat de ICAO, de wereldwijde luchtvervoersorganisatie, momenteel ook nadenkt over voorstellen om haar onderzoeken uit te breiden tot ernstige incidenten. Ik juich dat initiatief uiteraard toe. Mijn verslag omvat een aantal door de Commissie vervoer en toerisme gesteunde amendementen, die tot doel hebben rekening te houden met de ontwikkelingen sinds de Commissie het voorstel voor het eerst aan de Raad voorlegde. Deze amendementen steunen over het geheel genomen het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, maar houden tegelijkertijd rekening met de bekommeringen van de lidstaten. Luchtvervoer blijft nog altijd een veilige methode om zich te verplaatsen, zeker in de Europese Gemeenschap, en er doen zich jaarlijks slechts een zeer gering aantal ernstige ongevallen en incidenten voor. Het Parlement zal het niettemin op prijs stellen als alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat het aantal ongevallen nog verder wordt verminderd door verbeterd onderzoek van niet alleen ongevallen maar ook incidenten en een alsmaar uitgebreider onderzoek op het gebied van navigatie-, communicatieen radartechnologieën. Luchtreizen zijn uit de aard der zaak een internationale aangelegenheid en de in het kader van de Europese Unie samen optredende twaalf lidstaten zouden er goed aan doen hun activiteiten te coördineren om onze reputatie op het vlak van veiligheid nog te verbeteren. Dat is de bedoeling die ons voor ogen heeft gestaan en ik verwacht en hoop dat wij daarbij op de volle steun van het Parlement zullen kunnen rekenen.
Nr. 3-445/16
Handelingen van het Europees Parlement
Sapena Cranell (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, het richtlijnvoorstel in het verslag van de heer Lalor is het gevolg van de huidige tekortkomingen in het onderzoek van ongevallen en incidenten op het gebied van de burgerluchtvaart. Dit onderzoek is gebaseerd op de nor men en werkwijzen die zijn vastgelegd in Bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago betreffende de internationale burgerluchtvaart. Het belangrijkste doel van het richtlijn voorstel is om bij ieder ongeval en ieder ernstig incident een onderzoek verplicht te stellen. Bovendien bevat het voorstel een aantal regels op communautair niveau die de snelheid, de onafhankelijkheid en het permanente karak ter van het onderzoek moeten garanderen, normen betref fende de verslagen die na afloop van het onderzoek gepubliceerd moeten worden en normen voor het toepas sen van de veiligheidsaanbevelingen. In de derde plaats wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen het technisch onderzoek en juridische aspecten. Dit is een wezenlijk onderscheid want daarmee wordt voorkomen dat de uitkomst van het technisch onderzoek wordt gebruikt om de juridische aansprakelijkheid vast te stellen of om disciplinaire maatregelen te nemen. H et Parlement was zich reeds van deze problemen bewust en stemde op 18 september 1992 in met mijn verslag inzake verzadiging en beheersing van het luchtverkeer waarin ik duidelijk heb gesteld dat liberalisering van het luchtvervoer gepaard moet gaan met begeleidende maatregelen en harmonisering, vooral op het gebied van de veiligheid via maatregelen van de Gemeenschap. Deze maatregelen op Europees niveau hebben nog meer waarde als we vast stellen dat transportveiligheid onderdeel is van het gemeenschappelijk vervoersbeleid van het Verdrag van Maastricht. Derhalve is dit richtlijnvoorstel ongetwijfeld een stap in de goede richting, maar nog niet genoeg. De Commissie vervoer is van mening dat het voorstel gepaard moet gaan met andere kortetermijnvoorstellen zoals het opzetten van verplichte systemen voor de melding van incidenten in iedere lidstaat en van een communautair systeem dat deze nationale gegevensbes tanden coördineert. In dat geval zullen wij zeker onze volledige steun aan dit voorstel geven. Jarzembowski (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het verslag en het betoog van de heer Lalor zijn van dermate goede kwaliteit dat ik slechts een aantal korte opmerkingen wil maken. H et vliegtuig is inderdaad het veiligste vervoermiddel, zij het dat bij een vliegramp geen beenbreuken of schaafwonden voorko men, maar de meeste passagiers de dood vinden. Om die reden is het zinvol gemeenschappelijke grondbeginselen voor het onderzoek van ongelukken en storingen in de burgerluchtvaart op te stellen, en wel in eerste instantie ter voorkoming van verdere ongelukken. Tot slot wil ik opmerken dat de amendementen van de heer Lalor dusdanig helder geformuleerd en eenduidig zijn, dat ik dit Huis van harte kan aanbevelen deze te ondersteunen. Ik hoop dat de commissaris aansluitend zal verklaren dat alle amendementen van de heer Lalor door de Commissie overgenomen zullen worden. Speroni (ARC). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, niet alleen als Parlementslid maar ook als beroepsluchtvaarttechnicus en privépiloot wil ik te ken nen geven dat ik achter dit verslag en de ontwerprichtlijn sta. Als die richtlijn toegepast wordt, zal zij stellig een leemte opvullen die in bepaalde staten werkelijk macros copisch is. In het Verenigd Koninkrijk bestaat er bijvoor beeld een permanente onderzoekscommissie die uitste
8.3.94
kend te werk gaat bij autoongelukken, maar in Italië moet zo'n commissie telkens weer ad hoc gevormd worden, en de personen die zo'n commissie vormen zijn niet altijd even opgewassen tegen hun taak. Vandaar dat deze nieuwe reglementering uiterst gelegen komt. ja zelfs hoogst noodzakelijk is. Mijn fractie staat dan ook vier kant achter dit initiatief. Schodruch (DR). (DE) Mijnheer de Voorzitter, als men denkt aan het enthousiasme van onze medeburgers voor films als „Jurrasic Park" en ziet hoe men zich met afbeeldingen van de prehistorische dieren ook van de vliegende soorten tooit, dan moet men niet niet ver wachten dat zij erg warmlopen voor een actueel onder werp als de moderne burgerluchtvaart. In het luchtruim hoort men tegenwoordig niet langer lieflijke vioolklan ken, zoals in operettes wordt bezongen, maar het veelvul dig geronk van moderne vliegtuigen, die de afstanden steeds sneller overbruggen. H ierdoor zijn gevaarlijke situaties ontstaan waaraan het hoofd geboden moet wor den. Als men niet snel in actie komt, zullen er ongelukken gebeuren die vanwege het grote aantal doden de massamedia zullen beheersen. Met het verslagLalor wordt beoogd, door middel van het voorgestelde onder zoek naar ongevallen in de luchtvaart, een preventieve bijdrage te leveren. De Commissie en het Parlement hebben zich reeds sedert 1987 met de hiermee verband houdende problematiek bezig gehouden; concrete resultaten zijn er helaas nog niet geboekt. Zoals in het onderhavige verslag treffend wordt vastgesteld, blijft het Commissievoorstel voor een richtlijn spijtig genoeg achter bij de vroegere voorstellen. Het niet in acht nemen van het subsidiariteitsbeginsel is hier één voorbeeld van. Alles wat tot een beperking van de gevaren en bijgevolg de incidenten in de luchtvaart kan bijdragen, zou onverwijld moeten worden nagegaan. Dit streven zou niet belemmerd mogen worden door de vrees dat bepaalde onderzoeksresultaten grote invloed op de juridische implicaties van vliegrampen kunnen heb ben. Het is aan het volgende gekozen Parlement om zich opnieuw over dit dilemma te buigen. Het verslag behelst slechts een klein stapje in de goede richting, doch dient niettemin toegejuicht te worden. Wij zouden de heer Lalor hiervoor onze dank moeten betuigen en zijn verslag moeten aannemen. Simpson, Β. (PSE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de heer Lalor over zijn uitstekende verslag willen complimenteren. H ij heeft niet alleen een goed en doeltreffend verslag opgesteld, maar is er met zijn typische Britse charme ook in geslaagd er van alle zijden van het Parlement steun voor te krijgen. Veiligheid is een zeer belangrijk probleem, in de lucht vaart meer dan waar dan ook. Ik ben een van de mensen die zich als ze in een luchthaven zitten en ik ben vaak in de luchthaven van Manchester of Brussel afvragen hoe een kolos als een jumbojet ooit in beweging kan komen, laat staan in de lucht geraken. Een van de redenen waarom dat lukt, is uiteraard afgezien van de wetten van de fysica dat in de luchtvaart zoveel belang wordt gehecht aan veiligheid. Wij moeten ervoor zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen veiligheid op de eerste plaats blijven stellen, zeker nu het al „liberalisering en werking van de markt" is wat de klok slaat. Wij moeten ervoor zorgen dat die twee factoren niet tot een achteruitgang van de veiligheidsnormen leiden.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3445/17
Simpson, Β. Ik ben het eens met de heer Lalor dat we tot een gecoördineerde aanpak van het onderzoek naar ongeval len en ernstige incidenten moeten komen en ook het hele vraagstuk van de ongevallenpreventie opnieuw moeten bekijken. Een van de redenen waarom ik ervoor ben dat ook incidenten worden onderzocht, is dat we allen op de hoogte zijn van incidenten of bijnabotsingen, die pas sende aandacht moeten krijgen. Er is natuurlijk verwezen naar de subsidiariteit. Ik weet niet hoe het andere leden vergaat, maar als ik in een vliegtuig zit, vraag ik mij af of het veilig en efficiënt is. De vraag of het subsidiariteitsbeginsel wordt overtreden, zal mij een zorg wezen als ik op een vliegtuig stap. Maar ik moet er wel aan toevoegen dat ik geen Britse conser vatief ben en derhalve het woord subsidiariteit niet zo vlug in de mond neem! Wij hebben enkele kleine amendementen ingediend, die naar onze mening het verslag van de heer Lalor verster ken, met name met betrekking tot de toegang tot wrak ken, omdat er in de Verenigde Staten problemen zijn geweest met onbevoegden die in opdracht van anderen handelden. Wie deze onbevoegden in de Verenigde Staten zijn die de wrakken doorzoeken voordat het met het onderzoek van het ongeval belaste team aankomt, laat ik aan de verbeelding van de leden over. Ik ben de heer Lalor dankbaar voor zijn verslag, dat de steun van mijn fractie krijgt. Anastassopoulos (PPE). (GR) Mijnheer de Voorzitter, er zijn reeds vele jaren verstreken sinds 1987 toen ik na twee jaar onderzoek, naar aanleiding van 1985, het zwarte jaar van de burgerluchtvaart, aan het Parlement mijn uitgebreide verslag presenteerde over de veiligheid in de luchtvaart. Gelukkig hebben zich sedertdien geen nieuwe zwarte jaren voorgedaan. De situatie schijnt zich in deze sector te hebben gestabiliseerd. De Europese maatschappijen zijn wat de veiligheid in de luchtvaart betreft koplopers en onder hen neemt de Griekse lucht vaartmaatschappij Olympic Airways een benijdenswaar dige plaats in. Natuurlijk mogen wij nu niet op onze lauweren rusten. Zoals reeds werd gezegd, zijn vliegtuigen naar verhou ding weliswaar het veiligste vervoermiddel, maar onze inspanningen om het veiligheidsniveau te handhaven of misschien zelfs te verbeteren, mede dankzij nieuwe technologieën, mogen geen moment nalaten en dergelij ke inspanningen kosten natuurlijk geld. Vooral nu het luchtvervoer steeds sterker wordt gelibera liseerd moeten wij er nauwlettend op toezien dat meer soepelheid in de tot nu toe te strakke regelingen geen afzwakking van de maatregelen inzake de veiligheid met zich meebrengt. Dit is het kader waarbinnen de ontwerprichtlijn van de heer Lalor moet worden gezien. Wíj geven hier onze steun aan. Dit is een goede, maar beperkte stap en derhalve wachten wij op de aangekondigde voorstellen voor verplichte stelsels voor het rapporteren van inciden ten, voor vertrouwelijke vrijwillige stelsels voor het rapporteren van incidenten en voor meer stelselmatig onderzoek naar gemelde ongevallen. Alleen als deze initiatieven worden genomen, zal de Europese Unie een essentiële bijdrage kunnen leveren tot de veiligheid in de luchtvaart en aldus haar plicht jegens haar burgers kun nen vervullen. Tot nu toe heeft de Commissie in deze
sector niet veel durf aan de dag gelegd. Nu echter op grond van het Verdrag van Maastricht de veiligheid onder de bevoegdheden van de Europese Unie is komen te vallen, heeft zij meer mogelijkheden tot optreden. Daarbij kan zij met of zonder subsidiariteit rekening op onze steun. Matutes, lid van de Commissie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, als er een punt is waarover het Parlement en de Commissie absoluut dezelfde ideeën hebben dan is dat veilig luchtvervoer. H et richtlijnvoorstel waarover we vandaag debatteren heeft als doel het onderzoek naar ongevallen en incidenten te vergemakkelijken, zodoende meer kennis over de oorzaken te verkrijgen en op die manier een veiliger luchtvervoer te realiseren. Daarvoor moet in de hele Europese Unie een reeks grondbeginselen in acht genomen worden die bovendien grotendeels op de internationale richtlijnen met betrekking tot dit onder werp gebaseerd zijn. De richtlijn bevat de volgende grondbeginselen: in de eerste plaats het verplicht stellen van een onderzoek bij ieder ongeval en ieder ernstig incident in de burgerlucht vaart met als enig doel deze in de toekomst te voorko men; in de tweede plaats een duidelijke scheiding tussen juridisch en technisch onderzoek; ten derde continuïteit en onafhankelijkheid van de organisatie die met het onderzoek belast is; ten vierde het verplicht openbaar maken van de onderzoeksrapporten met daarin conclu sies en op de toekomst gericht aanbevelingen; in de vijfde plaats de daadwerkelijke toepassing van de genoemde aanbevelingen en ten zesde bescherming van de onder zoeksresultaten tegen gebruik gericht op andere doelein den dan vermeld in de richtlijn, dat wil zeggen voorko ming van ongevallen. Zoals u begrijpt is hier sprake van een uitermate tech nisch onderwerp en om die reden wil ik rapporteur complimenteren met het feit dat hij de doelstelling heeft begrepen en dat hij derhalve amendementen heeft kunnen indienen overeenkomstig de tekst van de Commissie. H et zal u daarom niet verbazen dat de Commissie voorne mens is het merendeel van de door dit Parlement voorge stelde wijzigingen te aanvaarden. Niet allemaal, zoals de heer Jarzembowski vroeg, maar vrijwel allemaal. Ik moet u er echter op wijzen dat, wat amendement nr. 3 betreft, de Commissie wenst dat er een lichte aansporing gehand haafd blijft het rapport binnen twee weken bekend te maken, dat wil zeggen zonder juridische verplichtingen op te leggen, aangezien een dergelijke verplichting in sommige gevallen juist het vinden van de ware toedracht van een ongeval zou kunnen belemmeren. Met betrek king tot amendement nr. 7 hebben onze diensten de bedoeling de door het Parlement gevraagde voorstellen in te dienen maar we denken dat het om technische redenen tijdgebrek niet mogelijk zal zijn de geplande termij nen in acht te nemen. We zouden daarom graag zien dat 30 juni 1995 wordt gewijzigd in 31 december 1995. Met het oog op amendement nr. 8, waarmee een wijziging van de door het OACI vastgestelde term „ ernstige wond" wordt beoogd, wil de Commissie erop wijzen dat onze term reeds over de hele wereld in gebruik is en dat het daarom geen goed idee zou zijn deze zonder dwingende reden op te geven. Derhalve wenst de Commissie niet tot wijziging van de oorspronkelijke tekst over te gaan. Met de amendementen nrs. 9 en 11 wordt een wijziging voorgesteld die naar het oordeel van de Commissie niet noodzakelijk is en die het wantrouwen van de juridische autoriteiten zou kunnen opwekken aangezien de verhou
Nr. 3-445/18
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Matutes ding tussen het juridische onderzoek aan de ene kant en het door ons voorgestelde technische onderzoek aan de andere kant reeds bij de voorbereiding van deze richtlijn aanleiding tot onenigheid was waardoor het onzes inziens onverstandig is daaraan nog meer aandacht te besteden. Met de resterende amendementen hebben we geen enkel probleem en het doet me genoegen te kunnen mededelen dat de Commissie deze zal aanvaarden.
VOORZITTER: SIR JACK STEWART-CLARK Ondervoorzitter De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. 7. Verwelkoming De Voorzitter. - Alvorens tot het volgende punt over te gaan, zou ik willen zeggen dat het mij een groot genoegen is in de officiële tribune een delegatie van het parlement van Sri Lanka, onder leiding van zijn voorzitter, de heer Mohammed, welkom te heten. (Applaus) Mijnheer Mohammed, het is een eer voor ons de delegatie in ons midden te hebben voor haar derde interparlementaire vergadering met de overeenkomstige delegatie van het Europees Parlement. De betrekkingen tussen Sri Lanka en de Europese Unie zijn uitstekend en uit de contacten die wij op parlementair niveau hebben gehad blijkt de wil van beide zijden om op talrijke gebieden van vitaal economisch belang samen te werken. Ik ben er zeker van dat deze derde vergadering een verdere stap zal zijn op de weg die de door ons vertegenwoordigde landen en volkeren dichter bij elkaar moet brengen.
schappelijke beginselen voor de ontwikkeling van een paneuropees kader op vervoersgebied bekrachtigt. Dat werd door allen die deze verklaring ondertekend hebben, zo gezien, hetgeen ook geldt voor de zogenaamde/o//ou·up van de Verklaring van Praag. Er doen zich een aantal bijzondere omstandigheden voor bij het volbrengen van deze taak op vervoersgebied. Zo wordt bijvoorbeeld een eenmalige positieve bijdrage gevormd door de stuurgroep die is samengesteld uit leden van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de Commissie, de Raad, de Europese Conferentie van ministers van Verkeer (ECMV), de Economische Commissie van de VN, de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC) en het Economisch en Sociaal Comité. De leiding wordt op gelijkelijk vertegenwoordigde basis waargenomen. De Commissie wordt door haar hoofdadviseur, commissaris Matutes, vertegenwoordigd, en ik ben vertegenwoordiger van het Parlement. Allen die in deze stuurgroep deelnemen, voelen zich er zeer nauw bij betrokken. De stuurgroep heeft in de zogenaamde „follow-up" van de Verklaring van Praag de beginselen en doelstellingen voor een toekomstig paneuropees vervoersbeleid vastgelegd. Parallel daarmee verliepen de voorbereidingen voor en de organisatie van een reeks regionale conferenties die, in aansluiting op de eerste paneuropese Vervoersconferentie, in 1992 en 1993 plaatsvonden: de Oostzeeconferentie in Stettin/Polen, de Barentszzee-conferentie in Alta/Noorwegen, de Middeneuropese conferentie in Sopron/Hongarije, de Zuideuropese conferentie in Constanza/Roemenië en de Middelandse-Zeeconferentie in Triest/Italië, waaraan voor de eerste maal ook landen uit Noord-Afrika en het Nabije en Midden-Oosten, zoals Jordanië, Israël, Algerije en Egypte, hebben deelgenomen.
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0066/94) van de heer Liittge, namens de Commissie vervoer en toerisme, over verdere stappen op weg naar een paneuropees vervoersbeleid - maatregelen na de eerste paneuropese Vervoersconferentie (Praag, 29 t/m 31 oktober 1991).
Elk van deze conferenties betekende een grote stap in de goede richting. Tegelijkertijd werd daarmee tevens de rol van het Europees Parlement bij de ontwikkeling van de buitenlandse betrekkingen erkend. Het Parlement kon helaas niet aan alle conferenties deelnemen. Ik vind dat daar in de toekomst verandering in moet komen. De houding van het voorzitterschap stuit op onbegrip. In enkele gevallen werd zelfs een kleine delegatie van drie leden niet gepermitteerd. Hierdoor konden bijvoorbeeld de door het Parlement ontwikkelde concepten niet door afgevaardigden worden voorgelegd. Daarmee heeft men ons een brevet van onvermogen uitgereikt. Wij moeten derhalve een front maken en een dergelijke lamlegging in de toekomst niet meer tolereren.
Liittge (PSE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, van een feitelijk paneuropees vervoersbeleid kunnen wij eigenlijk pas sedert 1991 spreken. De decennia voordien werden door nalatigheid op velerleid gebied, wat het nemen van verantwoordelijkheid betreft, gekenmerkt. Ik wil er dan ook op wijzen dat het Europees Parlement het initiatief heeft genomen voor de eerste paneuropese Vervoersconferentie, die in 1991, te Praag, werd gehouden. Men zag zich destijds voor specifieke uitdagingen geplaatst, zoals de voorbereiding op de binnenmarkt en de veranderingen in Midden- en Oost-Europa met de daaruit voortvloeiende handels- en vervoersstromen. Men stond vooreen bijzondere uitdadiging, hetgeen heeft geleid tot de - met grote eensgezindheid bereikte - „Verklaring van Praag", die de gemeen-
Op Kreta zal er een 50-essentiële-punten omvattende verklaring aangenomen moeten worden. Er zullen 600 vertegenwoordigers uit meer dan 40 landen aanwezig zijn die onder meer uit de voornoemde landen uit geheel Europa, Noord-Afrika en het Nabije en Midden-Oosten afkomstig zijn. Japan, de Verenigde Staten van Amerika, China en andere naties zullen waarnemers sturen. De verklaring is in wezen gebaseerd op de grondstellingen van mijn tussentijdse berichtgeving die in februari 1993 door het Parlement is aangenomen. De ontwerp-slotverklaring van de tweede paneuropese vervoersconferentie te Kreta (zie bijlage II van het verslag) behelst een consequente, meer gedetailleerd uitgewerkte versie van de Verklaring van Praag, welke tot stand gekomen is binnen het bestek van een - soms moeizame - stemming-
Ik hoop dat de Srilankaanse delegatie volgende week terug zal kunnen blikken op vruchtbare besprekingen en een zeer aangenaam verblijf in Straatsburg. 8. Paneuropees
vervoersbeleid
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/19
Liittge
sprocedure in onze stuurgroep. Compromissen waren noodzakelijk en werden ook bereikt. Hier wil ik dan ook de nadruk op leggen. Als de ontwerp-verklaring van Kreta aangenomen wordt, zijn wij reeds een heel eind op de goede weg. Alle Europese landen die bij de vervoersconferentie in Griekenland vertegenwoordigd zijn, dienen op eigen politieke verantwoording akkoord te gaan. Ik ga ervan uit dat dat zo zal geschieden, en dat de Grieken, in de periode dat zij het voorzitterschap van de Raad bekleden, bij deze gelegenheid goede gastheren zullen zijn. Wij hebben immers recentelijk een klein incident en bepaalde problemen met Griekenland gehad, wat Macedonië betreft. De problemen zijn inmiddels verholpen. Wij gaan er dan ook van uit dat de betreffende verklaring van Kreta aangenomen wordt, en dat ook het Europees Parlement blijvend betrokken zal worden bij hetgeen wij onder een paneuropees vervoersbeleid verstaan. Porrazzini (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de tweede conferentie van Kreta strekt ten doel de basis van een Europees en mediterraan beleid op het vlak van vervoer en infrastructuur, zoals dat drie jaar geleden in Praag is opgezet, te versterken c.q. uit te breiden en eventueel te integreren op continentaal vlak. Aan deze doelstelling zal de Europese Unie de handen vol krijgen, aangezien wij momenteel op heel onzekere wijze toewerken naar verwezenlijking van de Unie en er een fikse economische recessie woedt. Deze doelstelling wordt zelfs nog ambitieuzer, als wij bedenken dat vele landen van Midden- en Oost-Europa en het Middellandse Zeegebied in een belangrijke fase van economische en politieke overgang verkeren. Deze fase kan nieuwe kansen voor ontwikkeling, vrede en internationale samenwerking met zich meebrengen, maar ook is het mogelijk dat er nieuwe spanningen ontstaan en oude spanningen weer de kop opsteken, waardoor zowel het interne reilen en zeilen als de externe betrekkingen van naties en staten op de helling komen te staan. Het vervoer kan een strategische component worden in een meer algemeen proces van toenadering, samenwerking en integratie tussen verschillende volkeren. In dat licht bezien is het vervoer veel belangrijker dan de sector zelf zou kunnen doen vermoeden. Juist omdat de inzet zo hoog is, is het te begrijpen hoe belangrijk het is verder te werken aan het proces dat in Praag in het leven is geroepen en via de regionale conferenties is uitgewerkt. Daarom ook is het nodig ferm af te sturen op de multilaterale medeverantwoordelijkheid van de instellingen en organisaties die op Kreta mettertijd de boventoon zullen voeren. Er is behoefte aan een pragmatische en trapsgewijze aanpak voor alle problemen die nog open staan. Wij moeten toegeven dat collega Liittge voor het Parlement met grote vastberadenheid en helderheid naar dat resultaat heeft toegewerkt. Het concept van de slotverklaring vormt een solide basis waar tijdens de conferentie van Kreta op voortgeborduurd kan worden, en wel met de nodige flexibiliteit, openheid en vastberadenheid. Er schuilen grote verschillen in de economische en technologische marktstructuren die tegenover elkaar komen te staan. Daarom is het noodzakelijk een dusdanige samenwerking op te zetten dat dit anderszijn gerespecteerd blijft. Geen enkel model, hoe deugdelijk ook, kan anderen opgedrongen worden, maar dat belet natuurlijk niet dat men er een eigen strategische visie op na moet houden. Dit geldt vooral voor de Europese Unie, die zich dan ook aanmeldt met
een aantal overkoepelende schema's inzake de vervoersnetten, met het Witboek over het nieuwe transportbeleid en de financiële investeringsvoorstellen van de heer Delors. De Unie wil haar vervoerssysteem op grote schaal opnieuw inrichten en tegelijkertijd intern corrigeren. Vele andere landen zullen wel met geheel andere problemen komen, waardoor het nodig wordt een nieuw vervoersstelsel ex novo op te zetten. Als de Europese Unie zich niet buitengewoon inspant in de richting van samenwerking en saamhorigheid, komt er van de noodzakelijke modernisering en integratie niets terecht. En dat zou enorme, negatieve gevolgen hebben voor de uitwisseling van economieën en culturen van landen die besloten hebben samen te leven. Sarlis (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, ik wil persoonlijk en namens de Fractie van de Europese Volkspartij de rapporteur, de heer Liittge van harte gelukwensen met niet alleen zijn verslag, maar ook zijn inspanningen voor het op poten zetten van het mechanisme dat wij de paneuropese vervoersconferentie van Praag noemen. Volgende week komt de tweede paneuropese vervoersconferentie op Kreta bijeen. In de tijd tussen de eerste en de tweede conferentie zijn talrijke bijeenkomsten over vervoerszaken gehouden dankzij welke een beter begrip van de vraagstukken kon worden verkregen. Tijdens deze bijeenkomsten werd duidelijk onderstreept dat van transeuropese netwerken geen sprake kan zijn, als deze netwerken beperkt blijven tot het gebied van de Europese Unie. Natuurlijk worden de transeuropese vervoersnetwerken bevorderd met de financiële middelen van de Unie en daar werken wij ook allen aan mee, maar deze inspanningen dienen te worden afgestemd op en gecoördineerd met de vervoersbehoeften van de andere Europese landen en van met name de Midden-, Oost- en Zuideuropese landen. Ook deze landen moeten worden aangesloten op de netwerken van de Unie. Omwille van de geschiedenis moeten wij hier in dit Parlement plechtig eer betuigen aan de hiertoe ondernomen en dankzij de heer Liittge mogelijk geworden inspanningen. Vooral het Europees Parlement mag hier trots op zijn. Wij hebben hiertoe immers het initiatief genomen. Hierbij moet ik echter aantekenen dat alhoewel het gaat om een initiatief van het Parlement, zijn deelneming aan de verschillende conferenties steeds verder inkrimpt. Het Parlement en het Bureau stellen immers steeds minder geld beschikbaar voor de deelneming van de afgevaardigden hieraan. Bij de paneuropese conferentie van Praag was nog heel de Vervoerscommissie aanwezig, maar aan de conferentie op Kreta zullen slechts 17 leden deelnemen. Ter afsluiting wilde ik nog zeggen dat de Europese Volkspartij voor het verslag zal stemmen. Amaral (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de totstandkoming, in oktober 1991 in Praag, van de eerste paneuropese Vervoersconferentie was een bijzonder belangrijke politieke mijlpaal voor de Europese eenwording van het nationale en regionale vervoersbeleid en opende, via de bereikte consensus en de gemeenschappelijke standpunten, de weg voor de geleidelijke invoering van een paneuropees vervoersbeleid. Het is niet nodig om de redenen te noemen waarom het in het belang van de lidstaten en van heel Europa nodig is om tot een gemeenschappelijk vervoersbeleid te komen. In de Europese Unie bestaat hierover voldoende consen-
Nr. 3445/20
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Amaral sus, ook al zijn er nog niet veel concrete stappen genomen om het te verwezenlijken. Als men erin zou slagen deze principes, niet alleen die van een gemeenschappelijke vervoersmarkt maar ook die van een werkelijk gemeen schappelijk beleid, in de zin van een geharmoniseerd beleid en een vrije markt en van betrokkenheid van onder andere de sectoren externe betrekkingen, milieu en sociaal beleid, als men dit alles uitbreidt naar alle staten van Europa, ongeacht of zij lid zijn van de Europese Unie, zou dit werkelijk een politieke en economisch structurerende actie betekenen voor de verschillende landen en hun economieën.
De behoefte aan vervoersinfrastructuur is eigenlijk van tweevoudige aard. Allereerst is er de behoefte aan ver voersinfrastructuur binnen de Europese Unie zelf, ten tweede moeten wij onze horizon verruimen en ook naar de behoefte aan vervoersinfrastructuur in het algemeen, over het hele continent, kijken. Wij hebben onze eigen problemen met perifere gebieden in onze eigen Europese Unie. Gebieden zoals Schotland, om een voorbeeld uit mijn eigen land te geven, hebben een enorme behoefte aan investeringen in vervoersinfrastructuur en vechten nog altijd wanhopig tegen een regering die hun die niet wil geven.
Daarom zijn wij verheugd dat de komende week de tweede paneuropese conferentie zal plaatshebben, en wij voorzien nu al dat zij een succes zal worden, gezien het enthousiasme van alle partijen tijdens de voorbereidende werkzaamheden die in het Europees Parlement werden geleid door de heer Liittge, die ik hierbij eer wil betuigen voor zijn verrichte werk.
Voorts wordt er in de hele Unie te weinig geïnvesteerd in openbaar vervoer. Wij moeten eerst onze eigen zaken regelen vóór we verder gaan, maar verder moeten we. We moeten overgaan tot een coördinatie met niet tot de Europese Unie behorende landen, met hen van gedachten wisselen en hun zeggen dat ze een belangrijke rol hebben te spelen in het vervoer over het hele Europese continent.
Wij zullen nog niet alles wat wenselijk is, kunnen verwezenlijken. Misschien zullen we in een derde confe rentie tot een Europese Vervoerskaart kunnen komen, die juridisch bindend is voor bevoegde staten en internatio nale organisaties. Deze kaart is op haar beurt weer een tussenstap op weg naar een werkelijk paneuropees juri disch instrument voor de coördinatie van het vervoer. Maar dit is een weg die wij geleidelijk zullen moeten bewandelen, en ik denk dat wij goede en gestage vorde ringen maken. Van Dijk (V), voorzitter van de Commissie vervoer en toerisme. Voorzitter, de paneuropese conferentie die volgende week plaats zal vinden is buitengewoon belang rijk. Zij zou er inderdaad toe kunnen bijdragen dat de volkeren in Europa wat dichter tot elkaar komen en dat is toch iets wat wij intussen allemaal nastreven. H et verslag van de heer Liittge gaat dus over deze paneuropese Vervoersconferentie. H et initiatief voor deze tweede conferentie is genomen door het Parlement. Wij hebben maandenlang met Raad en Commissie van gedachten gewisseld en misschien ook soms met de vuist op tafel moeten slaan, maar ik geloof dat we nu tot een resultaat zijn gekomen dat heel acceptabel is voor het Parlement. Wat de verklaring betreft, dat is slechts een bijlage bij het verslag. Daar hebben we nog wel wat problemen mee, maar die zullen we waarschijnlijk op Kreta wel gezamen lijk kunnen oplossen. Ik wil even heel snel een laatste punt aan de orde stellen en wel de zogenaamde Former Yugoslav Republic of Macedonia oftewel afgekort de FYROM. Ik hoop van ganser harte dat de moeilijkheden met betrekking tot de deelnemers uit deze republiek worden opgelost, omdat ik anders grote problemen voorzie. Simpson, Β. (PSE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst breng ik hulde aan de heer Liittge, niet alleen voor het werk dat hij met het oog op deze verklaring heeft gedaan, maar ook voor het werk dat hij met het oog op het houden van een paneuropese conferentie, eerst in Praag en volgende week op Kreta, heeft verricht. H ij heeft dit probleem met veel vuur en enthousiasme aangepakt en verdient daar onze hulde voor. In die hulde kan ik ook de Commissie betrekken, die de ideeën van het Parlement heeft gesteund. Dit bewijst dat we, als Commissie en Parlement samenwerken, een geduchte macht kunnen zijn.
Mevrouw Van Dijk heeft naar het voormalige Joegosla vië verwezen. Kleine landen zoals Slovenië hebben een belangrijke rol te spelen. De paneuropese conferentie is zeer belangrijk. De verklaring is zeer belangrijk. Daarom zal mijn fractie beide ten volle steunen. Anastassopoulos (PPE). (GR) Mijnheer de Voorzitter, ons scheiden nog slechts zes dagen van de tweede paneuropese vervoersconferentie van Kreta. De eerste conferentie vond te Praag plaats in 1991 en wij hopen allen dat deze tweede conferentie, die wordt gehouden in het zuiden van ons vasteland, succesvol zal zijn. Het idee tot het houden van een dergelijke conferentie werd voor het eerst in deze zaal geopperd, door de Commissie vervoer en toerisme van het Europees Parle ment waar ik vijfjaar voorzitter van mocht zijn. H et doel van ons initiatief was niet alleen bepaalde belangrijke vraagstukken aan de orde te stellen, maar vooral ook een sterke politieke impuls te geven tot een paneuropese samenwerking op het gebied van het vervoer. Toen wij in Praag aankwamen, waren de muren al verdwenen. Dit betekende echter niet dat bij een paneuropese samenwer king alles meteen van een leien dakje zou gaan. Wij hebben toen de eerste stenen gelegd en in de tweeëneen half jaar die sedertdien is verstreken, kon veel worden bereikt. In de associatie en toetredingsverdragen met de Unie zijn vervoersbepalingen opgenomen waardoor de aanzet werd gegeven tot een regionale samenwerking. Langzamerhand kon zich een allesomvattende aanpak van het vervoersbeleid aftekenen, waar het Europees Parlement reeds lang om had gevraagd. Op Kreta zal men een tweede, meer essentiële stap moeten zetten. In het verslag van de heer Liittge, waar wij onze steun aan geven, worden de voorwaarden aangegeven waaronder deze inspanningen succes kunnen boeken. Wij moeten verder gaan, maar niet op eigen houtje. Bij onze inspan ningen moeten wij de vertegenwoordigers van de andere Europese en mediterrane landen betrekken. Er zijn nog talrijke hinderpalen en moeilijkheden die moeten worden overwonnen om de verschillen en de ongelijkheden uit de weg te ruimen. H et vervoer kent geen grenzen. Men kan zich niet in zichzelf opsluiten. Dat is de grondgedachte die wij in Kreta moeten uitwerken. Dan kan misschien een van de meest verwaarloosde sectoren in Europa ontwikkeld worden en aan zijn betekenis recht worden gedaan. Dit zal niet alleen de handel en de economie ten
8.3.94
Nr. 3-445/21
Handelingen van het Europees Parlement
Anastassopoulos goede komen, maar ook het gewone dagelijkse leven van de Europese burgers. Cornelissen (PPE). - Voorzitter, de tijd ontbreekt me om uitgebreid in te gaan op de ontwerp-slotverklaring van de conferentie op Kreta. Maar wat ik mis in deze verklaring - en ik betreur dat - is aandacht voor het verkeer van personenauto's. Dit autoverkeer speelt een essentiële rol in onze samenleving. De auto is daaruit niet meer weg te denken. Ik wijs ook op het belang van de personenauto voor het toerisme. Zijn de commissaris en collega Liitgge bereid er zich voor in te zetten dat in de slotverklaring een uiteraard evenwichtige passage over dit autoverkeer alsnog wordt opgenomen? Wellicht kan ook de Alliance International de Tourisme, een organisatie die 35 miljoen autobezitters vertegenwoordigt, alsnog worden uitgenodigd om deel te nemen aan de discussie op Kreta? Dat zou ik de commissaris nadrukkelijk willen vragen en ik zie uit naar zijn reactie. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie wil ik allereerst de heer Liittge met zijn verslag complimenteren. We hebben dit initiatief volledig ondersteund en in nauwe samenwerking met het Parlement de Conferentie op Kreta georganiseerd. De Commissie is van mening dat het overleg met betrekking tot de organisatie in goede samenwerking met het gastland Griekenland verloopt. Zoals in het verslag wordt voorgesteld is een programma uitgewerkt volgens welke de debatten op de Conferentie hoofdzakelijk in drie werkgroepen gehouden worden. Deze werkgroepen behandelen achtereenvolgens vervoer en markteconomie, infrastructuur en financiering en horizon 2000 en het is de bedoeling dat ideeën aangedragen worden voor een toekomstig paneuropees vervoersbeleid. Een vervoersdocument voor heel Europa, zoals in het verslag wordt voorgesteld, kon niet uitgewerkt worden omdat men een internationaal bindende overeenkomst in dit forum uit politieke overwegingen niet haalbaar achtte. Derhalve zullen we op de Conferentie een politieke verklaring aannemen waarin op heldere wijze enkele, niet juridisch bindende, prioritaire doelstellingen en plannen worden omschreven. Dit is een beginselenpakket voor het vervoersbeleid dat, en dat spreekt voor zich, noch voor de Europese Unie, noch voor de lidstaten noch voor de communautaire instellingen verplichtingen inhoudt, noch onderhandelingen nastreeft met het oog op het sluiten van een internationale overeenkomst. Daarom zal iedere afspraak van de lidstaten van de Europese Unie na de Conferentie van Kreta worden gemaakt volgens andere procedures dan die van de Europese Unie. In samenhang met de Conferentie van Kreta en met artikel 129 C van het Verdrag van de Unie is het Bureau van de Commissie informele besprekingen op hoog niveau met alle betrokken partijen gestart met als doel algemene richtlijnen uit te werken voor een betere ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur in heel Europa. Na deze besprekingen zal de Commissie een rapport over de bereikte resultaten voor de Conferentie opstellen. Dit rapport moet de grondslag leggen voorde uitbreiding van het paneuropese vervoersnet over de grenzen van de Europese Unie heen zodat ook de wegen in Centraal- en Oosteuropa op dit net kunnen worden aangesloten. De werkzaamheden zullen na de Conferentie door de com-
munautaire instellingen worden voortgezet in overeenstemming met, zoals ik reeds aangaf, onze interne procedures. Voordat ik mijn betoog afsluit wil ik de heer Cornelissen laten weten dat, overeenkomstig zijn verzoek, een subgroep is ingesteld die zich met de auto bezighoudt. En tenslotte wil ik er de nadruk op leggen dat de Commissie enorm veel waarde hecht aan het welslagen van deze Conferentie. Ik hoop dat de slotverklaring een aanzet zal geven voor het ontwikkelen van nieuwe ideeën omtrent een geïntegreerd Europees vervoersstelsel. Cornelissen (PPE). - Voorzitter, mag ik het antwoord van de commissaris zo begrijpen dat hij bereid is om alsnog in de slotverklaring een passage op te nemen over het verkeer van personenauto's? Want je kunt toch niet over een paneuropees vervoersbeleid praten zonder dat je daar aandacht aan besteedt. Vandaar deze aanvullende vraag. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik dacht dat ik duidelijk geweest was: ik heb gezegd dat we de mogelijkheid van een dergelijke verklaring niet verwerpen, dat een subwerkgroep zich met deze kwestie bezighoudt en dat als uit die werkzaamheden en het debat een dergelijke verklaring over de personenauto voortvloeit, wij uiteraard een dergelijke passage kunnen opnemen. Ik persoonlijk ben er helemaal niet op tegen, integendeel, maar alles staat of valt met de uitkomst van het betreffende debat. Liittge (PSE), rapporteur - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde heer Cornelissen, wie de tekst zorgvuldig leest, moet opmerken dat op enkele plaatsen op kwesties wordt ingegaan die met het wegvervoer verband houden. Er is dan wel geen speciale onderverdeling tussen personenverkeer en vrachtverkeer gemaakt, maar wij hebben bijvoorbeeld wel de afzonderlijke typen vervoerbedrijven besproken. In de passage onder punt 3 (van bijlage II, B) wordt erkend dat het wegvervoer bovendien van grote betekenis is, met name... (De spreker wordt door de Voorzitter
onderbroken)
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 9. Intracommunautaire
vervoersnetten
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0017/94) van de heer Sapena Granell, namens de Commissie vervoer en toerisme, over het vrije verkeer op de intracommunautaire vervoersnetten. Sapena Granell (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we weten dat het vrije verkeer van goederen in de communautaire binnenruimte heel vaak gehinderd wordt. De resolutie die ik zelf heb ingediend en die ik hierbij onder uw aandacht breng is niet op alle hindernissen gericht maar uitsluitend op betogingen als uiting van sociaal ongenoegen waarbij voertuigen met goederen worden aangevallen. Dit soort gebeurtenissen zijn aan de orde van de dag op sommige wegen en gedurende bepaalde perioden, bij voorbeeld gedurende het oogstseizoen. Ik wil geenszins grondrechten zoals het recht van staking en het recht van betoging, onvervreemdbare verworvenheden van de Europese democratie, in twijfel trekken. Het gaat er wel om redelijke oplossingen te zoeken voor
Nr. 3-445/22
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Sapena Granell onaanvaardbare uitingen van sociale onvrede. Dat betogers een spandoek aan een brug over een autosnelweg hangen is een ding maar dat een groepje dolzinnigen de handelswaar van een vrachtwagen vernietigt en in extreme gevallen het voertuig in brand steekt is heel iets anders. In weer een ander geval eisten bijvoorbeeld groepen boeren van supermarkten, onder het uiten van dreigementen, de instelling van minimumprijzen voorde verkoop van aardbeien uit de Gemeenschap. Mijnheer de Voorzitter, ik heb hier kranteberichten van 1 en 6 maart jl., waarin staat dat landbouwers Spanje verzoeken de export van fruit te beperken. Er staat verder dat vertegenwoordigers uit Frankrijk voor problemen hebben gewaarschuwd als men niet kon zorgen voor een zogenaamde „sociale vrede". Dit is dwangmiddel. Als u weet dat deze vorm van vandalisme bovendien voorkomt in aanwezigheid van politiële autoriteiten zonder dat deze ingrijpen, dat dit soort acties herhaaldelijk voorkomt en dat in het thuisland of de thuisregio van de slachtoffers woedende producenten of vervoerders dreigen instellingen aan te vallen die worden gerund met kapitaal van het land waar deze incidenten regelmatig voorkomen, dan zult u de ernst van de situatie inzien. In dit verband moeten de instellingen die voor de daadwerkelijke uitvoering van de interne markt verantwoordelijk zijn, dat wil zeggen de Commissie en de lidstaten, zich met de kwestie gaan bemoeien. De politieke en symbolische schade is nog vernederender omdat het beeld van de opbouw van Europa in twijfel wordt getrokken. Deze laatste beschouwingen zijn van groot belang, want denkt u zich eens in: nu is het ondenkbaar dat een vrachtwagen uit de Elzas om sociaal-economische redenen in Bretagne wordt aangevallen, en dit is een legitimiteitskwestie. Vandaag de dag wordt de daadwerkelijke uitvoering van de interne markt in het communautaire Europa nog niet volledig door iedereen aanvaard. In dit verslag, dat een inleidend karakter draagt, wordt getracht een nieuw en ernstig maatschappelijk probleem te analyseren, dat wellicht wordt veroorzaakt door het gebrek aan legitimiteit van de interne markt in bepaalde sociale kringen die met geweld reageren op de Europese economische integratie. Wat kunnen we in dit verband van de lidstaten en de Commissie eisen? Zij moeten zich houden aan de juridische regels en wettelijke verplichtingen zoals deze in de Verdragen zijn vastgelegd. Derhalve moeten de lidstaten ervoor zorgen dat op hun grondgebied de vier vrijheden ook daadwerkelijk kunnen plaatsvinden, te beginnen bij het vrije verkeer van goederen. Hier moeten de lidstaten energiek optreden tegen de indruk van straffeloosheid waarmee deze daden schijnen te worden gepleegd en tegen elke vorm van pressie. De Commissie op haar beurt dient elke discriminatie op grond van nationaliteit te vervolgen en aandringen op de daadwerkelijke verwezenlijking van de interne markt. Aangezien ondanks alles nieuwe incidenten in de toekomst zeker niet uitgesloten kunnen worden moet voorts worden gestudeerd op de mogelijkheid van oprichting van een communautaire compensatiekas voor de slachtoffers, veelal kleine en middelgrote ondernemingen die na een dergelijk ernstig incident mogelijk failliet gaan. Geachte collega's, graag zou ik deze inleiding willen afsluiten door er nogmaals op te wijzen dat het vrije verkeer in de communautaire binnenruimte een kwestie
van levensbelang is voor iedere vorm van gemeenschappelijk vervoersbeleid die die naam waardig is. Zonder deze fundamentele zekerheid is niets mogelijk omdat angst de grenzen afsluit. Sarlis (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, ook de Europese Volkspartij stemt in met het verslag van de heer Sapena Granell namens Commissie vervoeren toerisme. De vraagstukken die daarin worden behandeld, zijn ons niet onbekend. Wij worden immers allen wel eens geconfronteerd met blokkades van wegen en snelwegen. Mijns inziens verdienen de voorstellen van de heer Sapena Granell een aandachtig onderzoek. Dit zijn juiste, haalbare en realistische voorstellen. De Commissie vervoer en toerisme heeft zich de laatste jaren beziggehouden met vraagstukken die met het dagelijks leven van de Europese burgers meer verband houden dan men zou vermoeden. Het Europees Parlement heeft zich daar rekenschap van gegeven. Wij zijn tot de huiskamers van de Europese burgers doorgedrongen. Zo houden wij ons bijvoorbeeld bezig met de situatie van het openbare vervoer en de gevolgen van uitlaatgassen. De behandeling van vervoersproblemen brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Ik denk bijvoorbeeld aan het vraagstuk van de band tussen spoorwegen en auto's, de vooruitgang op het gebied van de elektrische auto's, het gebruik van nieuwe energiebronnen, enzovoort. Deze zaken worden behandeld in het verslag van de heer Sapena Granell. Mij rest niets anders dan hem te bedanken en te feliciteren met zijn uitstekende werkzaamheden ter voorbereiding van dit verslag. Ook dank ik hem voor zijn begrip en zijn bereidheid tot samenwerking met de collega's uit andere fracties. Wijsenbeek (LDR). - Voorzitter, ik moet zeggen dat ik het met de vorige spreker eens ben dat dit een duidelijk, goed verslag is waarvoor wij de heer Sapena uiteraard dank verschuldigd zijn. Het roept wel een vraag op omdat hij hier rapporteur geweest is over een resolutie die hij zelf ingediend heeft, maar tot zijn geluk had ik er eerder één ingediend, dus konden wij zo het Reglement een beetje, laten wij zeggen met een wat ruimere interpretatie toepassen. Dit gezegd zijnde ben ik het met de vorige sprekers eens dat wij eigenlijk niet kunnen aanvaarden dat nu aan de grenzen van de Gemeenschap en elders in de Gemeenschap het vrije verkeer zo met voeten getreden wordt als nu gebeurt. Nog veel sterker: laten wij ons er ook van bewust zijn dat de politiële autoriteiten van diverse lidstaten en met name in Frankrijk telkenmale aanwezig zijn geweest wanneer deze schendingen van het vrije verkeer voorkwamen en desalniettemin niet ingegrepen hebben. Daarmee blijkt maar weer eens dat in economisch moeilijke tijden en om electorale redenen de autoriteiten van de lidstaten bereid zijn om het gemeenschapsrecht - ik zou haast zeggen - opzij te zetten, te schofferen of met voeten te treden. Dat is een ernstige zaak. Dat geldt - en wat dat betreft ben ik blij dat de heer Sarlis zo aandachtig toeluistert, ik zie hem nergens meer - ook bijvoorbeeld Griekenland dat zich met de huidige blokkade van het verkeer naar Macedonië niet aan het Gemeenschapsrecht houdt. Ik hoop dan ook dat de heer Matutes ook daarop een duidelijk antwoord zal geven: wat doet de Commissie om die schendingen tegen te gaan?
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Mendes Bota (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, als u een verklaring zoekt voor het feit dat de wet zo met voeten getreden wordt, zou ik u willen verwijzen naar de dubbelzinnige redevoeringen van de regeringen van sommige lidstaten van de Unie, die zich geheel achter Europa scharen als het erom gaat de buitengrenzen te bewaken, maar die plotseling enorm nationalistisch en eurosceptisch worden als het om de binnengrenzen gaat. De schuld van alle kwaad wordt door hen bij Brussel gelegd, onze hoofdstad waar een hele horde eurocraten gevestigd zijn die als sublieme taak hebben om Europa geheel en al te ontdoen van alles wat maar naar traditionele produkten ruikt. Er zijn meer dan genoeg zondebokken: die zogenaamde bureau rambos, die zich volledig wijden aan hun nobele taak om de producenten van aardappelen en de vissers te verwijderen van de lijst met beroepen, die anarchisten vermomd als respectabele technocraten, die gefrustreerde revolutionairen uit de jaren '60 die in de Europese Unie de magische formule hebben gevonden om de fundamenten van de West-Europese samenleving van binnenuit aan te tasten! En dan zijn wij nog verbaasd als wij in de publieke opinie anti-Europese gevoelens bespeuren. Veel van die politici hebben de moed niet om te erkennen dat de verordeningen, richtlijnen en besluiten door hen zelf genomen zijn, in de Raad en de Commissie. Zij hebben zelf meegewerkt om de weg uit te stippelen naar een politieke, economische en monetaire unie, een grote markt met de vier vrijheden van verkeer en met solidaire cohesie-mechanismen, temeer daar voor het model voor Europese eenwording van de Gemeenschap tot nu toe nog geen alternatieven zijn. Elke vrachtwagen met goederen die ongestraft wordt aangevallen op de Europese wegen, zogenaamd uit protest tegen de gevolgen van de interne markt, is een klap in het gezicht van Europa. Die regeringen van Schengen, die steeds weer falen, die niet in staat zijn om de vrijheid van verkeer van de burgers in de praktijk te brengen, die vasthouden aan sterke politiecontroles op de communautaire luchthavens, kunnen dezelfde politiële ijver niet opbrengen als het erom gaat, geweld tegen goederentransporten te voorkomen; zij zien niet meer het verschil tussen wanhopige fabrikanten en mensen die de communautaire samenhang willen vernietigen. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in navolging van de Commissie bedank ik de heer Sapena Granell voor zijn verslag. Er is hier sprake van een gevoelig onderwerp en van praktijken die geheel in strijd zijn met de geest en de tekst van de verdragen en derhalve volledig ontoelaatbaar en reden tot grote bezorgheid bij de Commissie. Vermeld dient te worden dat het zuiver en alleen om schending gaat, om een probleem met betrekking tot de openbare orde en enkele regeringen die met hun passiviteit deze zichtbare schending van het Gemeenschapsrecht en de eigen openbare orde toelaten. En het valt rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten die dergelijke praktijken toelaten. Ik verzeker u dat de Commissie deze gebeurtenissen niet alleen van nabij volgt maar evenmin nalaat maatregelen te nemen tegen de lidstaten die door nalatigheid het vrije verkeer van goederen in de Gemeenschap belemmeren. Voor wat betreft de schadeloosstelling moet er in gevallen waarin sprake is van toegebrachte schade uiteraard
Nr. 3-445/23
het recht bestaan schadevergoeding te eisen en te krijgen in overeenstemming met de aansprakelijkheid voor de toegebrachte schade. Onder deze omstandigheden kan de mogelijkheid van een financiële bijdrage van de kant van de Gemeenschap, bij wijze van compensatie, in overweging genomen worden. Ik heb ons Bureau opdracht gegeven deze zaak zeer aandachtig te bestuderen en momenteel is men druk doende een juridische basis voor een dergelijke schadeloosstelling te vinden. Ik ben het daarom - en ten opzichte van de drie punten die de heer Sapena noemde - volledig met het Parlement over punt één eens, daar een van de wezenlijke taken van de Commissie is ervoor te zorgen dat verplichtingen nagekomen worden. Met betrekking tot het tweede punt zal de Commissie niet aarzelen landen te vervolgen waar ondoelmatig of onvoldoende opgetreden wordt ten aanzien van de naleving van de grondbeginselen van het Verdrag. Wat punt 3 betreft, en omdat de lidstaten een duidelijke verantwoordelijkheid op bepaalde gebieden hebben, ben ik in principe voorstander van een dergelijke schadevergoeding, vooropgesteld dat de juridische basis aanwezig is op grond waarvan de vergoeding kan worden toegekend. Wat betreft de aan mij gerichte vraag over het sluiten van de grenzen met Macedonië, heeft de Commissie zich met dit onderwerp beziggehouden tijdens de zitting van vorige week en besloten dat de verantwoordelijke commissaris, de heer Van den Broek in contact blijft met de regeringen van Macedonië en Griekenland om zodoende te proberen niet alleen het verkeer tussen Griekenland, lidstaat van de Europese Unie, en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië weer op gang te brengen maar uiteraard ook om te voorkomen dat de vrije handel tussen de overige landen van de Europese Unie en genoemd land gehinderd wordt. Wijsenbeek (LDR). - Voorzitter, mag ik constateren dat het antwoord van de heer Matutes behalve het verklaren van zijn sympathie voor dit voorstel niet van die concrete aard was dat wij daaruit zijn waardering voor de parlementaire functie kunnen concluderen en dat wij dus met de commissaris moeten constateren dat hier het oude adagium van de vertegenwoordigers van de zeven verenigde provinciën in Nederland van toepassing is: zij dronken een glas, zij deden een plas en lieten de zaak zoals die was. De Voorzitter. - Mijnheer Wijsenbeek. dit was geen motie van orde. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 10. Onderhandelingen met Zwitserland over het weg- en luchtvervoer De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0136/94) van mevrouw Van Dijk, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de opening van onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat op het gebied van het weg- en luchtvervoer. Van Dijk (V), rapporteur. - Voorzitter, dit verslag gaat over het mandaat dat de Raad wil geven, of je zou kunnen zeggen moet geven aan de Europese Commissie om te onderhandelen met Zwitserland. Deze verplichting rust op de Europese Unie omdat dat is vastgelegd in het
Nr. 3-445/24
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Van Dijk
transitakkoord dat in werking is getreden aan het begin van het vorige jaar, het transitakkoord voor het wegvervoer waarin opgenomen is dat bij het mislukken met Zwitserland van de Overeenkomst voor de Europese Economische Ruimte er dan onderhandelingen zullen plaatsvinden. Enerzijds over het wegvervoer en anderzijds over het vervoer door de lucht. Deze beide zaken zijn dan ook in dit verslag genoemd. Ik wil graag bij het luchtvervoer beginnen omdat dat eigenlijk het minste problemen veroorzaakt. Het is duidelijk dat zowel Zwitserland als de Europese Unie er groot belang bij hebben om een overeenkomst te hebben voor de luchtvaart en algemeen wordt dan gedacht aan het implementeren van het derde pakket liberalisering in de luchtvaart door Zwitserland zodat er eigenlijk sprake is van één groot gebied waar dat liberaliseringspakket geldt. Het enige probleem wat bij de luchtvaart een rol speelt is wat er moet gebeuren wanneer er geschillen optreden tussen Zwitserland en de Europese Unie. Ik vind het voorstel van de Europese Commissie om daar het Europese Hof te laten optreden toch wel een erg eenzijdig voorstel en in het verslag vragen wij dan ook de Commissie om daar het andere model voor te nemen, namelijk het model zoals dat is gekozen voor de luchtvaartovereenkomsten met Noorwegen en Zweden, dat is hier meer gepast, denk ik. Ik wil het meeste van mijn tijd besteden aan de problemen in het wegvervoer, want daar zijn de problemen veel groter. Zoals u weet geldt er in Zwitserland een 28 ton-limiet en hebben we dus met dat land een transitakkoord gesloten voor het vervoer over de weg. Waar we nu over praten gaat natuurlijk niet over het transitvervoer maar over het vervoer van en naar Zwitserland, zowel door ondernemers vanuit de Unie als ondernemers in Zwitserland en natuurlijk is het zo dat het transitakkoord dat er ligt wel enige invloed heeft op deze onderhandelingen en niet in de laatste plaats het referendum zoals dat laatst heeft plaatsgevonden in Zwitserland. Ik wil even een kleine vergelijking maken. In de zestiger jaren en deels ook nog in de zeventiger jaren hebben wij in Europa onze steden allemaal opengegooid om daar wegen doorheen te trekken die speciaal bedoeld waren voor auto's. Alles moest per auto bereikbaar zijn, was de filosofie. En wat hebben we in de tachtiger jaren gedaan? Toen hebben we in die steden overal waar het mogelijk was weer bloembakken gezet en bloempotten en perkjes gemaakt om die steden weer een beetje leefbaar te maken. In sommige steden is dat redelijk gelukt, in andere is dat niet gelukt. Ik trek dit even door naar het Europese niveau en constateer dan dat de Alpen - en een groot deel van Zwitserland zijn natuurlijk de Alpen beschouwd moeten worden als één hele grote bloembak voor Europa en die bloembak is het dus waard om zorgvuldig beschermd te worden. Doen we dat niet, dan verpesten we dus ons eigen leefklimaat. Dat is niet alleen in het belang van Zwitserland, dat is in het belang van Europa. Die nadruk wil ik hier nadrukkelijk leggen. Mijn verslag gaat er dan ook van uit dat de oplossing niet gezocht moet worden in eenzijdige maatregelen voor de bescherming van het Alpengebied in Zwitserland maar eigenlijk gezocht moet worden in maatregelen die zowel in de Unie - want ook daar hebben wij een stukje Alpen alsook buiten de Unie gelden voor deze zogenaamde ecologisch kwetsbare gebieden. Dan bedoel ik natuurlijk niet alleen de Alpen. We hebben er nog meer van,
gelukkig hebben we nog meer bloempotten in Europa, een andere bloempot is bijvoorbeeld de Pyreneeën. Als we in die richting naar oplossingen zoeken, dan komen we dus bij iets anders uit dan wat de Europese Commissie graag wil in de onderhandelingen met Zwitserland want de Europese Commissie wil graag eigenlijk de afschaffing van de 28 ton-limiet in Zwitserland terwijl die nu juist zo vreselijk belangrijk is om het gecombineerd vervoer te bevorderen, zowel in Zwitserland als daarbuiten. Afschaffing van die 28 ton-limiet wil dus de Commissie en op zijn minst wil zij een groter gebied waar met de Europese 40-tonners gereden kan worden. Bovendien, dat weten we allemaal, we hebben dat ook met Oostenrijk gezien, wil de Europese Commissie eigenlijk het liefst maar zo snel mogelijk van dat transitakkoord af maar in het Zwitserse geval zal dat heel moeilijk zijn, sterker nog, men zal nu gedwongen zijn om ook over zeg maar tien jaar naar een nieuw transitakkoord met Zwitserland te streven waar het gecombineerd vervoer een nog grotere rol zal spelen dan het nu al doet. Kortom, voor een milieuduurzame oplossing moeten we een beetje een andere richting in en dat staat vooral ook in dit verslag verwoord. Porrazzini (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de onderhandelingen over de vervoersproblematiek tussen de Europese Unie en de Helvetische Confederatie zijn weliswaar zeer specifiek van aard, maar naar aanleiding van het referendum over de Europese Economische Ruimte heeft men deze besprekingen gekoppeld aan andere problematieken, aan andere mogelijkheden voor bilaterale akkoorden, en wel op het vlak van vrij verkeer, onderzoek, technologische ontwikkeling, landbouw en nog andere beleidssectoren. Deze belangenverstrengeling was vooral gericht op de politieke kant van de besluitvorming en het was dus niet zozeer de bedoeling beide partijen op te zadelen met een overdreven dosering van geven en nemen in de verschillende beleidssectoren. Nu is deze op zich al complexe situatie nog verder bemoeilijkt door het referendum dat op 20 februari jongstleden in Zwitserland is gehouden. Volgens de Zwitserse grondwet zal hiermee vanaf het jaar 2004 elk transitovervoer over de weg verboden worden. Op diezelfde avond van de 20e februari verzekerde de Zwitserse minister van vervoer dat de betrekkingen tussen Zwitserland en de Europese Unie door dit volksbesluit bepaald niet soepeler zullen worden. Nu is het referendum een uiting van de soevereiniteit van het volk en de uitslag daarvan moet uiteraard gerespecteerd worden. Maar dit neemt niet weg dat wij de minister volkomen gelijk moeten geven toen hij op die manier uiting gaf aan zijn bezorgdheid. Binnen de Raad van de Europese Unie wordt inmiddels om een adempauze gevraagd. De besluiten die voor april gepland waren zijn op de lange baan geschoven, de bestudering van het onderhandelingsmandaat is voorlopig opgeschort en er wordt een deugdelijke evaluatie verwacht van de Commissie over de gevolgen die het Zwitserse transitoreferendum heeft op de Europese vervoerssector en op nog andere probleemsectoren. Commissaris Matutes heeft zich zeer bezorgd uitgelaten over de toekomst van de onderhandelingen en wij kijken dan ook uit naar zijn verklaring van vandaag. Kortom, wij zitten in een impasse waar wij uit moeten zien te komen. Op zich komen de ideeën van Zwitserland en de Europese Unie op de middellange en lange termijn ten aanzien
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/25
Porrazzini van een milieuvriendelijker vervoersbeleid met elkaar overeen, zeer zeker indien men het milieu beschouwt als een collectief goed voor alle Europeanen, zoals onder meer opgaat voor het grote Alpengebied. De problemen van een gemeenschappelijke Alpenregio zouden op gezamenlijke voet aangepakt moeten worden via onderhandelingen tussen de Europese Unie, Oostenrijk en Zwitserland, en daarbij dient voorkomen te worden dat de ene of andere partij unilaterale maatregelen gaat ondernemen. Er bestaan heus wel marges voor gemeenschappelijke oplossingen. Dat blijkt onder meer uit de afspraken die met Oostenrijk zijn gemaakt: dit land heeft nu reeds vanwege al het verkeer dat om Zwitserland heen geleid wordt, een verkeersstroom te verwerken die tot 40% van het totaal oploopt. De uitslag van het Zwitserse referendum over het transitovervoer is voor de Europese Unie uiteraard een extra reden om vaart te zetten achter haar beleid ten behoeve van modale correcties en een geïntegreerd en intermodaal systeem van goederenvervoer. Een dergelijk beleid moet met de acties die daaruit voortvloeien het hele territorium beslaan en van toepassing zijn op alle typen van vervoer, dus niet alleen het transitovervoer, om discriminerende effecten te vermijden.
rijkse zijde is men de laatste tijd zijn eigen weg gegaan, en er zou mijns inziens juist een gemeenschappelijke handelwijze bereikt moeten worden, aangezien niet alleen Oostenrijk en Zwitserland bij deze kwestie betrokken zijn, maar ook het gebied ten noorden van de Alpen. Tot besluit, wil ik een opmerking richten aan het adres van de Commissie: Waarde onderhandelaars, het is schandalig dat het Europees Parlement niet betrokken is geweest bij de onderhandelingen over de toetreding van Oostenrijk, en hierover nog steeds niet geïnformeerd is. Wij hebben wel degelijk recht op een stem in het kapittel wat de toetredingsverdragen en de mandaten voor onderhandelingen betreft. En u heeft de plicht ons bij de onderhandelingen te betrekken en ons te informeren. Dit heeft u niet gedaan; u heeft het zelfs geweigerd. Ik hoop dat deze fout bij de onderhandelingen met Zwitserland niet opnieuw zal worden begaan, en dat het Parlement zich een dergelijke geringschatting niet meer laat welgevallen.
Voorts zij opgemerkt dat er momenteel voor het grensoverschrijdende wegvervoer in Zwitserland niet alleen gewichtsbeperkingen gelden, doch tevens aanzienlijke heffingen gevorderd worden en bureaucratische belemmeringen zijn opgeworpen. Wat het wegvervoer betreft, dienen de communautaire verworvenheden herzien te worden. Wij zien graag dat Zwitserland toetreedt tot de Unie, maar willen tegelijkertijd duidelijk stellen dat partnerschap niet inhoudt dat men het mooiste uit de gemeenschappelijke markt kan inpikken, ofwel zaken met de EU willen doen en tegelijkertijd het vervoersprobleem op de andere landen afwentelen.
Wijsenbeek (LDR). - Mijnheer de Voorzitter, ik wijs erop dat de standpunten die door de heer Porrazzini en door de heer Muller te berde gebracht zijn, voor een zeer groot gedeelte door mij gedeeld worden. Ik ben dan ook van oordeel dat het verslag van mevrouw Van Dijk in feite niet geheel weergeeft wat ik tot nu toe in de vergadering gehoord heb, namelijk dat we ons toch ook wel enigszins kritisch moeten opstellen tegenover de eenzijdige stappen van Zwitserland. Wij moeten inderdaad constateren dat de Zwitsers een politiek voeren die de lasten bij anderen neerlegt. In zekere zin worden ze daartoe wel gedwongen door die voortdurende referenda die in het land worden gehouden, en als Zwitserland ooit lid van de Europese Gemeenschap of van de Unie wordt - en we mogen dat hopen - zullen ze ook iets moeten doen aan dat systeem dat er in bestaat dat elk kanton of half-kanton alles te zeggen heeft. Het is natuurlijk mooi om de Alpen te beschermen, daar zijn we allemaal voor, ook ik, en ik heb daar vaak verklaringen toe ondertekend, maar ik vind niet dat men dan het verkeer elders naartoe moet sturen en ik vind ook niet dat wij aan de Zwitsers iets moeten toestaan wat zij ons níet toestaan. Bovendien is wat de rapporteur zegt, namelijk dat de stop op achtentwintigtonners het gecombineerd vervoer bevordert, gewoon niet waar. Wij weten in de eerste plaats dat vrachtauto's er alles aan zullen doen om de wachttijden en de kosten voor het vervoer door Zwitserland te vermijden, dat ze dus zeshonderd kilometer om rijden door Oostenrijk en dat dat dus een extra belasting voor het milieu is in plaats van dat het het milieu beschermt. In de tweede plaats weten we dat we, hoe ijverig we ook railverbindingen aanleggen, niet in staat zijn de autonome toename van het wegvervoer uitsluitend met het railvervoer op te vangen en dat we het wegvervoer dus toch zullen moeten laten groeien. Wat mij betreft mag dat ook, maar dan zonder de beperkingen die thans gelden van allerlei maten en gewichten die niet juist zijn.
Tegen deze achtergrond is de term „omwegverkeer" genoemd. Ik vertegenwoordig een gebied dat ten noorden van de Alpen is gelegen en dat door vrachtwagens die niet door Oostenrijk en Zwitserland mogen rijden, als alternatieve route wordt gebruikt. Dit geldt overigens ook voor Frankrijk. Het is derhalve zaak dat dit dilemma op een degelijke wijze geregeld wordt en dat er een paneuropese concept-regeling voor het verkeer over het noordzuid-traject door het Alpengebied komt. Ook van Oosten-
Dinguirard (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou van wal willen steken door eraan te herinneren dat de Europese Unie gebonden is aan het transito-akkoord met Zwitserland zowel wat de duur als de inhoud aangaat: „pacta sunt servanda". Dit akkoord vormt een soort compromis tussen de noodzaak die de Unie heeft om de Alpen over te trekken en de noodzaak voor de Zwitsers om de plek waar zij leven te beschermen. Wij dienen hierbij niet over het hoofd te zien dat de kwaliteit van het
Vanuit deze optiek moeten de onderhandelingen hervat worden. Wenselijk is daarbij dat ook de voorwaarden voor toetreding van Zwitserland tot de Unie weer onderzocht worden, zodat de prioriteit op den duur uit kan gaan naar het verhelpen van gemeenschappelijke problemen, in plaats van dat ieder zijn eigen ruimte binnen nationale grenzen gaat zitten verdedigen. Müller, Gerd (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, wij zullen uiteindelijk instemmen met het verslag-Van Dijk, want wij achten verstandige betrekkingen met Zwitserland van grote betekenis en willen de onderhandelingen dan ook graag bespoedigen. Er dient evenwel op gewezen te worden dat tevens gedacht moet worden aan het grensoverschrijdende wegvervoer dat uit Zwitserland zelf komt. Men kan uiteraard niet vrachtvervoer in Zwitserland gaan verbieden of beperken als tegelijkertijd de Zwitsers hun 40-ton-zware vrachtauto's wel over de wegen van onze landen laten denderen.
Nr. 3-445/26
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Dinguirard milieu in een bergeconomie een vooraanstaande plaats inneemt. In plaats van onze Zwitserse vrienden nu te betichten van egoïsme, moeten wij juist blijk geven van verdraagzaamheid ten aanzien van het democratische besluit dat onze buren genomen hebben. Democratie is toch zeker een fundamentele waarde voor de Europese Unie! En zegt u nu eens eerlijk: wat zou volgens u de uitslag worden indien de bevolking in de transitoregio's van de Europese Unie rechtstreeks geraadpleegd zouden worden? Bovendien mogen wij ook wel enigszins consequent met onszelf blijven. Wij zijn vaak genoeg achteruitgedeinsd als wij op het punt stonden gedurfde maatregelen te nemen ter bescherming van het milieu en ons enig excuus was dan dat, als de anderen ook niet die maatregelen toepasten, wij onze economie een zwaar blok aan het been zouden bezorgen. Wij verkeren hier in een omgekeerde situatie. Zwitserland bepaalt de regels. Het is daarom een goed idee in hun voetspoor te treden en de dwingende voorschriften die in het transito-akkoord staan een dusdanig toepassingsbereik toe te kennen dat alle zogenaamd gevoelige gebieden van de Unie eronder komen te vallen. Wij moeten gewoon van die gelegenheid profiteren. En in dit geval zouden wij trouwens eigenlijk alleen maar in de praktijk uitvoeren wat geschreven staat in het Witboek over de toekomstige ontwikkeling van het vervoer en in het Groenboek over duurzame groei. In die twee beleidsnota's wordt er namelijk voor gepleit het goederenverkeer van de weg over te nevelen op het spoor. Tot slot wilde ik nog te kennen geven dat ik als Europese burger wonend in het gebied Savooie volledig achter de Zwitserse acties sta en ik hoop dat vooral Frankrijk zijn steun zal betuigen aan dit extracommunautaire acquis, namelijk inzake het rij-op-rij-afvervoer en de maximumcapaciteit van 28 ton. In mijn ogen is dat geen provocatie. Over het luchtvervoer heb ik maar een ding te zeggen. Wij beweren namelijk altijd al dat, als overwogen wordt de liberalisering met derde landen uit te breiden - en daar heb ik me niet tegen verzet - men eveneens een sociale harmonisatie en een milieu- en veiligheidsharmonisatie in die sector moet overwegen. Tot slot nog een vraag aan de heer Matutes. Ik wilde de exacte definitie weten die de Commissie geeft aan de uitdrukking „gevoelig gebied", omdat ik denk dat dat duidelijkheid zou scheppen in ons debat. Liittge (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het gaat in wezen om de vrije toegang tot de markt en de harmonisatie van de maatregelen die hiertoe genomen moeten worden. Waarom dan dit verslag? Omdat deze punten in de overeenkomst betreffende het transitoverkeer niet aan bod komen. Normaal gesproken zouden deze zaken bij de onderhandelingen over de toetreding tot de Europese Economische Ruimte (EER) geregeld worden. Wij weten inmiddels dat het niet zover gekomen is. Wij zijn nochtans van mening dat thans spoedig met de onderhandelingen begonnen moet worden. In bijlage 8 van de Transito-overeenkomst wordt bijvoorbeeld expliciet verklaard dat, ingeval het EER-Verdrag niet tot stand zou worden gebracht, onmiddellijk onderhandelingen moeten worden aangeknoopt om ervoor te zorgen dat Zwitserland en de EG elkaar wederzijds toegang tot hun
vervoermarkten verlenen. Bovendien bestaat er in dit opzicht een completerende mondelinge verklaring die tevens in een dergelijke overeenkomst voor de gehele luchtvaartsector voorziet. Hierbij komt natuurlijk nog dat de centrale geografische ligging van Zwitserland - in het hart van Europa - het absoluut noodzakelijk maakt met dit land een overeenkomst te sluiten. Hiermee moet mijns inziens ter dege rekening gehouden worden als men de problemen ten aanzien van het vervoersbeleid uit de wereld wil helpen. De uitslag van het referendum over het „Initiatief voor de Alpen" zal geen enkele invloed op de Transito-overeenkomst hebben. Het betreft een strategie voor de periode na het verstrijken van de overeenkomst, en dergelijke strategieën worden vanzelfsprekend op de lange termijn gepland. Zo staat bijvoorbeeld in de tekst van het referendum: „... tien jaar na de inwerkingtreding van de aan te nemen wet". De Transito-overeenkomst is tot 2004 van kracht, hetgeen concreet inhoudt dat als de wet inzake de verschuiving van het wegvervoer naar het vervoer per spoor eind dit jaar of begin volgend jaar aangenomen wordt, waarvan min of meer wordt uitgegaan, dan treedt deze pas na het verstrijken van de bewuste overeenkomst in werking. Ik wil er evenwel op wijzen dat het resultaat van het referendum de onderhandelingen bemoeilijkt. Voorts wil ik er de nadruk op leggen dat er bepaalde procedures in gang zijn gezet en dat een aantal zaken vast en zeker binnen onafzienbare tijd anders beoordeeld worden. Oecologische overwegingen treden steeds meer op de voorgrond. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd aan de hand van het feit dat de Raad, die zich bij de toetredingsonderhandelingen met Oostenrijk tot het laatste ogenblik onverzettelijk heeft opgesteld, uiteindelijk toch met een compromis heeft ingestemd, namelijk dat de bewuste 'groene' overeenkomst tot 2001 van kracht is, teneinde ook de toetreding van Oostenrijk mogelijk te maken. Tot besluit zou ik willen vermelden dat ik rapporteur voor de overeenkomst inzake de luchtvaart tussen de EG, Zweden en Noorwegen ben geweest. Ik kan mij derhalve volledig vinden in de hier naar voren gebrachte standpunten die er alle op neerkomen dat, op basis van bovengenoemde overeenkomst met Zweden en Noorwegen, ook een dergelijke overeenkomst met Zwitserland gesloten moet kunnen worden. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de activiteiten met betrekking tot het verlenen van de mandaten op het gebied van het weg- en luchtvervoer - teneinde onderhandelingen met de Zwitserse regering te kunnen openen als deze eenmaal door de Raad zijn goedgekeurd hebben sedert het referendum in Zwitserland van 20 februari vertraging opgelopen. Ze hebben vertraging opgelopen omdat we momenteel wachten op nadere informatie van de Zwitserse regering met betrekking tot de consequenties van dit referendum teneinde vervolgens een nieuw mandaat te kunnen vaststellen met inachtneming van de beginselen van het Gemeenschapsrecht. Alvorens ik iets ga zeggen over het standpunt van de Commissie ten aanzien van het verslag van mevrouw van Dijk, zou ik u graag in het kort willen informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze mandaten. De Raad voor Algemene Zaken gaf de Commissie opdracht de stand van zaken te bestuderen, evenals de gevolgen en
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/27
Matutes moeilijkheden die uit het aannemen van het initiatief ter bescherming van het Alpengebied voor de Unie kunnen voortvloeien. Voor wat het gemeenschappelijk vervoersbeleid betreft moeten er drie hoofdaspecten in overweging genomen worden. In de eerste plaats de eventuele onverenigbaarheid van de Transito-Overeenkomst. Ondanks verklaringen van de Zwitserse regering zoveel mogelijk haar internationale verplichtingen te willen nakomen is het initiatief ter bescherming van het Alpengebied duidelijk in strijd is met de geest van het Verdrag omdat het Verdrag de capaciteit van de doorvoerwegen wil uitbreiden terwijl als gevolg van het referendum deze juist beperkt wordt. In de tweede plaats houdt het verbod op goederenverkeer over de weg bovendien feitelijke discriminatie van het communautaire vervoer in. Momenteel is mijn Bureau deze constitutionele herziening uitgebreid aan het onderzoeken om te zien in hoeverre deze herziening wel of niet discriminerende beperkingen aan de vervoerders van de Europese Unie oplegt. In de derde plaats komt de opening van de onderhandelingen op het gebied van het weg- en luchtvervoer om al deze redenen in gevaar. Het is moeilijk denkbaar dat de twee belangrijkste doelstellingen die de Unie met deze toekomstige onderhandelingen voor ogen had - te weten toegang voor communautair vervoer tot de Zwitserse markt evenals verbetering van enkele bepalingen van de Transito-Overeenkomst - zullen worden aanvaard omdat het nog maar de vraag is of de huidige TransitoOvereenkomst tot het einde toe gehandhaafd kan worden. Het is duidelijk dat de Overeenkomst niet zal kunnen worden verbeterd en daarom is van de hoofddoelstellingen van dit verdrag voor de Unie een omstreden punt geworden en juist daarom zou het belang hiervan voorde Unie tenminste opnieuw besproken moeten worden. We zullen zien of het verdrag ook in de toekomst zal worden aanvaard. Aan de andere kant, en in aanmerking genomen dat deze mogelijkheid steeds slechts globaal in overweging genomen is spreekt het voor zich dat afspraken over een mandaat betreffende het luchtvervoer moeilijker te maken zijn als niet gelijktijdig afspraken worden gemaakt voor het vervoer over de weg. Gezien de huidige stand van zaken is de Commissie hard aan het werk en hoopt een verslag over de stand van zaken te kunnen indienen - wanneer ook de genoemde nadere informatie van de Zwitserse regering verkregen is - tijdens de komende vervoersraad op 18 april a.s. Uiteraard zal dit verslag ook aan het Parlement worden overhandigd. Graag zou ik nu het verslag van mevrouw van Dijk willen aansnijden. Ik kan u verzekeren dat in dit opzicht de Commissie het Parlement steeds van de onderhandelingsresultaten op de hoogte zal houden overeenkomstig de procedure Luns-Westerterp. De Commissie zou graag zien dat het Parlement aangaande de betrekkingen met derde landen evenals bij de ontwikkeling van de interne markt, de taak op zich neemt zoals deze in het Verdrag is omschreven, namelijk het geven van advies naar aanleiding van de conclusies van sommige internationale verdragen. Derhalve richten we ons naar de procedure Luns-Westerterp. Voor wat betreft het mandaat op het gebied van de luchtvaart is de Commissie verheugd over het feit dat het verslag betreffende de totstandkoming van de institutio-
nele mechanismen die nodig zijn om toepassing van het Gemeenschapsrecht te waarborgen, van de „één-pijlerstructuur" uitgaat. Hierbij hebben het Europese Hof en de Commissie een taak in het waarborgen van een zekere uniformiteit bij de toepassing van de voorschriften, in het bijzonder wat betreft de disciplinaire maatregelen van het derde pakket liberalisering dat u welbekend is. Het door mevrouw van Dijk ingediende verslag bevat voor Commissie zeer nuttige informatie voor verdere onderhandelingen en er zal derhalve bij de voortzetting van de werkzaamheden terdege rekening mee gehouden worden. Ik kan misschien ook antwoord geven op de vraag van mevrouw Dinguirard wat met de term gevoelige zone bedoeld wordt. Bijna iedereen weet dat met gevoelige zone, waarnaar in sommige voorstellen van de Commissie wordt verwezen, steeds bepaalde transitwegen door het Alpengebied worden bedoeld. Als deze term door de Raad zou zijn aanvaard, zou die ook voor andere regio's kunnen worden gebruikt waar dezelfde milieufactoren een rol spelen. Ook op andere regio's in andere landen van de Europese Unie zou de term toegepast kunnen worden. Het spreekt voor zich dat het hier om een steeds veranderende term gaat waarmee we iets aan de situatie willen doen en waarmee we uiting willen geven aan de bezorgdheid van de Europese Unie voor het milieu. Tenslotte zou de term gevoelige zone moeten worden gebruikt voor regio's die wegens milieu-technische omstandigheden voor een speciale behandeling in aanmerking zouden moeten komen. Uiteraard moet deze speciale behandeling steeds gegeven worden met inachtneming van de beginselen van de Europese Unie, onze Verdragen, waarvan de belangrijkste misschien wel het non-discriminatie verdrag is tussen de burgers van de Unie onderling en tussen diezelfde burgers en anderen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. (De vergadering wordt te 11.25 uur onderbroken 15.00 uur hervat) (')
en te
VOORZITTER: DE HEER BARZANTI Ondervoorzitter (2) 11. Paspoortcontroles door bepaalde luchtvaartmaatschappijen De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0081/94) van de heer David Martin, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger over de onverenigbaarheid van paspoortcontroles door bepaalde luchtvaartmaatschappijen met artikel 7A van het EG-Verdrag. Martin, D. (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat de Raad en de Commissie graag een lange lunchpauze hebben, maar ik ben niettemin teleurgesteld dat geen van de voor hen voorbehouden plaatsen is bezet. Toen ik in 1984 lid werd van het Europees Parlement, moest ik als ik mijn land verliet telkens tweemaal mijn ') :
)
Plechtige vergadering om 12.30 uur voor de toespraak van de heer Vaclav Havel. President van de Tsjechische Republiek: zie bijlage. Actnaliteitendehat (lijst niet op Ie nemen onderwerpen) - Spreektijd: zie Notulen.
Nr. 3-445/28
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Martin, D.
paspoort tonen: eenmaal om uit het land te geraken en eenmaal om binnen te geraken in de lidstaat waar ik naartoe ging. Sindsdien hebben we het interne-marktprogramma met de welbekende vier vrijheden gehad en zijn we een tijdje van de veronderstelling uitgegaan dat op 31 december 1992 de grenscontroles zouden verdwijnen. In plaats van mijn paspoort eenmaal te moeten tonen, moet ik het nu bij het verlaten van mijn land, dankzij de interne markt, driemaal tonen: een eerste maal om mijn instapkaart te krijgen, een tweede maal om door de immigratiecontrole te geraken en een derde maal om aan boord van het vliegtuig te mogen gaan. In plaats van één controle zijn er nu dus drie controles: een grote overwinning voor de Europese interne markt! Waarom is de situatie verslechterd? Welnu, de luchtvaartmaatschappijen verwijzen, ten eerste, naar de wetgeving inzake de aansprakelijkheid van vervoerders - en dit geldt vooral in landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië, ik vind het verkeerd dat er zulke wetgeving in welke van onze lidstaten ook bestaat. Ten eerste is het heel verkeerd dat wij de last van de controle op illegale immigranten op de schouders van het personeel van de luchtvaartmaatschappijen leggen. Als er iemand is die dit moet controleren, dan zijn het ambtenaren in overheidsdienst. Ten tweede zou de aansprakelijkheidswetgeving niet van toepassing mogen zijn op het verkeer binnen de Europese Unie. De hele opzet van de Unie was juist dat we sterke buitengrenzen zouden krijgen en volledig vrij verkeer binnen de Europese Unie. De wetten op de aansprakelijkheid van vervoerders zijn dus om twee redenen ongegrond: ten eerste omdat die aansprakelijkheid niet bij de luchtvaartmaatschappijen mag worden gelegd en, ten tweede, omdat deze wetten hoe dan ook niet binnen de Europese Unie van toepassing zouden mogen zijn en daarom in alle lidstaten waar ze bestaan zouden moeten worden ingetrokken.
markt tegen willen houden, maar de hand opsteken. Ze moeten dan maar worden geteld. Ik hoop dus dat de Commissie - zelfs terwijl deze zaak aanhangig is bij het Hof- passende voorstellen zal doen. Voor het Parlement kan er geen sprake zijn van een echte interne markt zolang niet al de vier vrijheden zijn gewaarborgd. Wij vinden de ene vrijheid niet belangrijker dan de andere. Wij vinden niet dat het vrije verkeer van goederen of diensten belangrijker is dan het vrije verkeer van personen. Wij zullen daar dus op blijven hameren. Deze kwestie heeft een symbolische waarde voor het Parlement, doch is meer dan alleen maar een symbool. De interne markt zal niet bestaan zolang onze burgers niet volledig vrij zijn om zich zonder enig document over onze grenzen te bewegen. Van Outrive (PSE). - Voorzitter, collega's, commissaris, ik kan niet anders dan wat zojuist door de rapporteur gezegd is ten volle onderschrijven. Ik zou speciaal de aandacht willen vestigen op twee punten. Ten eerste en vooral, er is een zeer gevaarlijke tendens om privé-organismen identiteitscontroles toe te staan in naam van de veiligheid. Ik geloof dat men daar een stelselmatige en misschien soms wel een beetje opzettelijke verwarring teweegbrengt tussen bewaking en beveiliging en anderzijds identiteitscontroles in naam van de veiligheid. Dat is een zeer gevaarlijke tendens en terecht heeft de rapporteur erop gewezen dat dit soort taken aan de overheid toebehoort en niet aan privé-bewakings- of beveiligingsondernemingen of luchtvaartmaatschappijen, schoonmaakbedrijven en dergelijke. Men is daar werkelijk Europees een zeer gevaarlijke weg aan het opgaan waar de overheid taken uit de hand geeft die ze absoluut niet uit de hand mag geven.
De tweede reden waarom immigratiecontrole nog altijd bestaat, is dat de Europese Unie er niet in is geslaagd overeenstemming te bereiken over de afschaffing van paspoortcontroles. De strategie van de Commissie lijkt erin te bestaan dit aan de negen Schengen-landen over te laten. Dit is een aanpak die het Europees Parlement onder geen beding aanvaardbaar vindt. Wij vinden dat een intergouvernementele overeenkomst nooit een overeenkomst op Unieniveau kan vervangen. Er zijn nu al zoveel termijnen, waaronder 1 februari jongstleden, waaraan wij ons niet hebben kunnen houden, dat wij ons serieus mogen afvragen of er ooit iets van Schengen terecht zal komen. Dus zelfs als de Negen van Schengen een overeenkomst zouden bereiken, dan ontslaat dat de Europese Commissie niet van haar verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 8 A voorstellen te doen voor het volledige vrije verkeer van onze burgers over de grenzen van al onze lidstaten.
Maar, commissaris, ik zou nog op een tweede zaak willen wijzen en jammergenoeg is mijn amendement om wille van een proceduraal gebrek niet in aanmerking kunnen komen maar ik had het volgende nog aan uw aandacht willen onderwerpen dat die wettelijke bepalingen inzake de aansprakelijkheid van vervoerders en de bijhorende sancties ook een schending betekenen van de Conventie van Genève en van New York. Omdat immers personen die om wille van politieke omstandigheden niet de nodige reisdocumenten, paspoorten en visa's kunnen bekomen, omdat ze voortdurend onder controle staan, dat ze op die wijze verhinderd worden asiel te vragen in een van de lidstaten. Daar ook draagt de overheid een taak over aan een privé-onderneming wat zij normaal niet mag. Het is niet een privé-onderneming die moet gaan verhinderen dat mensen die zich niet de nodige documenten kunnen laten verschaffen dat die niet zouden kunnen in staat zijn om in een of andere lidstaat asiel aan te vragen. Commissaris, ik vestig ook de aandacht op dat aspect van het probleem.
Ik roep de Commissie nogmaals op met passende voorstellen te komen. Wij weten dat de Commissie ons zal antwoorden dat ze gaarne dergelijke voorstellen zou doen, maar dat die voorstellen geen kans maken omdat er in de Raad geen eenparigheid voor bestaat. Dat is geen aanvaardbaar excuus. Ik begrijp het dilemma waarvoor de Commissie zich gesteld ziet, maar dat neemt niet weg dat ze de plicht heeft wetgevingsvoorstellen te doen. Laten wij het dan in de Raad uittesten. Dat de lidstaten die de beweging in de richting van een echte interne
Lord Inglewood (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, sinds het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap in de jaren '50 tot de Europese Unie in de jaren '80 is een van de ambitieuze doelstellingen van Europa het vrije verkeer van zijn burgers geweest. Dit werd kernachtig uitgedrukt door de naoorlogse socialistische Britse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Bevin, die zei: „Ik wil een kaartje in Victoria Station kunnen kopen waarmee ik overal naartoe kan waar ik verdomd naartoe wil".
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/29
Lord Inglewood
Zowel de bepalingen van het Verdrag als ons gezond verstand vertellen ons dat er daarbij rekening moet worden gehouden met veiligheidsoverwegingen. De kritiek van mijn fractie op de wijze waarop men de Verdragsbepalingen inzake vrij verkeer probeert te verwezenlijken, met name via de aansprakelijkheid van vervoerders, waar het in dit verslag over gaat, is dat nergens wordt erkend dat het nastreven van vrij verkeer veeleer samengaat met veiligheidsoverwegingen dan daartegen indruist. Zo kan het bijvoorbeeld niet als een vooruitgang - hoe ruim men dit woord ook probeert te interpreteren worden beschouwd dat pascontroles door personeel van luchtvaartmaatschappijen in plaats van door ambtenaren in overheidsdienst worden verricht. De aansprakelijkheid van vervoerders is van toepassing op luchtreizen van Brussel naar Londen, maar niet van Londen naar Glasgow. Dit ligt niet in de logica van de interne markt. Het is dan ook aan de lidstaten ervoor te zorgen dat de stappen die ze doen tot waarborging van de veiligheid van de buitengrenzen en dat de bepalingen die betrekking hebben op inwoners van derde landen de droom van de heer Bevin, die werd gedeeld door de oprichters van Europa en door dezen en de lidstaten in het Verdrag betreffende de Europese Unie werd vastgelegd, helpen verwezenlijken in plaats van de bodem inslaan. Het is altijd gemakkelijker redenen te vinden om niets te doen dan om een zwaard te trekken en de Gordiaanse knoop door te hakken. Enige voortvarendheid, zoals die van Alexander de Grote, is wat wij nu nodig hebben om open grenzen en vrij verkeer in het kader van een passend veiligheidsstelsel te bereiken. Dit klinkt misschien ambitieus, maar is eigenlijk niets meer dan waartoe de lidstaten zich al hebben verbonden. Fitzgerald (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn kiezers zijn de kluts kwijt. Zij dachten dat de voltooiing van de interne markt vrij verkeer voor de burgers van Europa zou betekenen. Het optreden van sommige luchtvaartmaatschappijen, die als een soort grenswacht fungeren, druist in tegen dit fundamentele recht dat wij worden verondersteld te hebben en ik steun het verslag van de heer Martin dan ook ten volle. Wegens tijdgebrek kan ik niet alle luchthavens en alle luchtvaartmaatschappijen vermelden, maar Brussel - de hoofdstad van Europa! - zou toch het voorbeeld moeten geven. In plaats daarvan is er in de luchthaven van Zaventem geen vrij verkeer voor intracommunautaire vluchten. Het aantal paspoortcontroles kan nu oplopen tot drie in plaats van één: een eerste maal aan de balie van de luchtvaartmaatschappij, een tweede maal bij de paspoortcontrole, een derde maal juist vóór het aan boord gaan. Kan men mijn kiezers verwijten dat ze er niets meer van snappen? Ik verzoek de Commissie met klem al het nodige te doen om voor de voltooiing van de interne markt te zorgen. En vraag mensen als mij in 's hemelsnaam niet zich in te zetten voor een referendum met resultaten die niet eerlijk zijn. Dillen (DR). - Voorzitter, is het om te lachen? Is het om te wenen? Ik noem het in alle geval Godegeklaagd dat hier in de zelfde vergaderperiode dat een zo belangrijk verslag als dat van generaal Lacaze over en tegen het terrorisme behandeld werd, we een dag nadien moeten meemaken en ondergaan, het gezeur en getreur, het gejammer en geweeklaag over de identiteitscontroles welke nog steeds, nog altijd door bepaalde luchtvaartautoriteiten
toegepast worden, en we zijn er weer eens de slachtoffers van geweest, hoe dikwijls hebben wij dit hier in het halfrond reeds moeten aanhoren! Aan de ene kant is er het requisitorium - en het kan niet streng genoeg zijn - tegen het terrorisme. Aan de andere kant gaat men tekeer tegen deze luchtvaartautoriteiten. Maar wat hebben deze luchtvaartautoriteiten op het oog? Zij willen toch niets anders dan de beveiliging van luchthavens en vliegtuigen. Zij willen toch niets anders dan het waarborgen van de veiligheid van de passagiers. Zij willen toch niets anders dan de bescherming van hun personeel. Daartoe toch zijn deze identiteitscontroles één van de noodzakelijke en onontbeerlijke middelen. In plaats van deze controles te begrijpen en goed te keuren, klaagt men er steen en been over. In plaats van de autoriteiten die deze controles handhaven, te loven en te danken, valt men hen af en valt men hen aan. Zo staat de wereld op haar kop. Dat is enkel en alleen het gevolg van een op hol geslagen beslissing, een beslissing welke toch onvermijdelijk kon en moest op hol slaan. Men zou met Chesterton kunnen zeggen: een waanzinnig geworden waarheid; maar het is alleen maar waanzin zonder waarheid. Dat is het gevolg van het eurocratendogma van het vrij verkeer van personen, goederen en diensten, waarmee men onnadenkend schermt. Wat gebeurt wanneer morgen of in de nabije of verre toekomst andermaal het verschrikkelijke wapen van het terrorisme aangewend en gehanteerd wordt tegen Europa, tegen Europa's belangen, tegen Europese landen? Dan zal er een ander gejammer opstijgen, het gejammer van de slachtoffers, of liever - want voor de slachtoffers is het te laat - het gejammer van hun families. Dan zijn de schuldigen natuurlijk de terroristen. Maar dan zijn medeschuldig de maniakken van het vrije-verkeer-dogma, die alleen maar zullen kunnen stamelen: dat hebben wij niet gewild; dat hebben we niet voorzien. Daarom sta ik aan de kant van de controles tegen de maniakken die vroeg of laat rampen zullen veroorzaken. White (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens de rapporteur geluk met zijn verslag en ben hem zeer dankbaar voor het werk dat hij heeft gedaan. Dat neemt niet weg dat ik een lichtjes afwijkende mening heb. Men kan namelijk aanvoeren dat dit onmiddellijk van kracht is en in dat geval kan de individuele burger naar de rechter stappen. Dat is waar het mij om gaat. In artikel 8 A is naar mijn mening een uiterste datum vastgelegd: 31 december. Dat is een vervaldatum die als zodanig in het Verdrag ís omschreven. Ik ben dan ook van oordeel dat dit de individuele burger een grond voor een rechtszaak geeft. De controles die door de lidstaten moeten worden uitgevoerd, zijn veeleer administratief dan wettelijk en ik roep de Commissie niet op om wat dan ook te doen. Redelijkerwijs moet de burger in staat zijn hiermee naar de rechter te stappen, met als resultaat dat de lidstaten zullen worden verplicht te stoppen met de controles die ze momenteel verrichten. De verklaring waarnaar de heer Martin in de toelichting verwijst, kan al dan niet deel uitmaken van het Verdrag. Daarover kan men van mening verschillen en ik ben het niet noodzakelijk eens met wat de heer Martin daarover in de toelichting zegt. De reden waarom ik dit aan de orde stel, is dat een assistente van de heer Ford, mevrouw King, onlangs in de luchthaven van Gatwick werd tegen-
Nr. 3-445/30
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
White gehouden door personeelsleden van British Airways die namens Air France handelden. Dezen ontzegden haar op vertoon van een kaartje enkele reis het recht aan boord te gaan tenzij ze kon bewijzen dat ze niet in Frankrijk zou blijven. Toen ze zei dat ze assistente van een Europees parlementslid was, mocht ze toch aan boord gaan. Ik beweer dat mevrouw King als ze tegen haar wil was vastgehouden, British Airways wegens onwettelijke gevangenneming voor de rechter had kunnen dagen. Dit is een zaak die moet worden uitgetest zonder hulp van de Commissie. Hoewel de commissaris met zijn hoofd schudt, zou ik willen zien hoe individuele burgers reageren op de relatieve lethargie van de Commissie en haar verzuim om voor de eerbiediging van het Verdrag te waken. Dat is waar het om gaat. Vroeg of laat zal er beroep tegen de lidstaten worden ingesteld en ik hoop dat de Commissie haar wetsvoorstellen tegen dan klaar zal hebben. Blak (PSE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, pascontroles op luchthavens zijn een erg belangrijke zaak. Het is juist dat de nationale overheden hun verantwoordelijkheid ontlopen en van de luchtvaartmaatschappijen verlangen dat zij deze taak op zich nemen. In tegenstelling tot het verslag ben ik echter van oordeel dat pascontroles in luchthavens hun nut hebben. Wij moeten nog veel problemen oplossen voor wij pascontroles volledig kunnen afschaffen. Zij moeten echter door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd en niet door willekeurig luchtvaartpersoneel dat niet is opgeleid voor dit soort werk. Dat de juiste overheden instaan voor de controles biedt overigens geen garanties dat zij correct worden uitgevoerd. Ik heb zelf meegemaakt hoe douanebeambten in Denemarken uitsluitend mensen controleren met een donkere huid of met opvallende kleren. Dit durf ik gerust racisme op grote schaal noemen. Ik vind dit gewoon onaanvaardbaar. Pascontroles moeten correct worden uitgevoerd en onder dezelfde voorwaarde voor iedereen, ongeacht huidskleur of uiterlijk. Het kan niet dat vrijer verkeer aan onze communautaire grenzen slechts geldt voor enkele bevolkingsgroepen. Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het doet me werkelijk deugd dat het Parlement het initiatief heeft genomen om dit verslag te presenteren. Hierin wordt terecht de aandacht gevestigd op een ongewone situatie die op de interne markt heerst, te weten de controles die lucht- en scheepvaartmaatschappijen uitoefenen op passagiers die binnen de Europese Unie met vliegtuig of boot reizen. Met de bewoording „ongewone situatie" doel ik echter alleen op de controles die vervoersmaatschappijen uitvoeren op grond van de wetgeving inzake de aansprakelijkheid van maatschappijen die passagiers aan boord toelaten zonder dat dezen de nodige reisdocumenten bij zich hebben. Het gaat om grenscontroles, zou ik zeggen, controles dus die uitsluitend te wijten zijn aan het feit dat men een binnengrens overgaat. Daarbij houd ik echter geen rekening met de identiteitscontroles die vervoerders zo nu en dan uitvoeren om veiligheidsredenen of om de naam die op het reisdocument staat te controleren. Dit tweede type controle kan namelijk eveneens uitgevoerd worden op interne vluchten en dat zal wel zo door blijven gaan, dus ook als de controles aan de binnengrenzen geheel en al afgeschaft zijn. Ik heet dit verslag van harte welkom, omdat de Commissie hierdoor de kans krijgt haar eigen standpunt uiteen te
zetten, maar vooral ook omdat ik zodoende in kan gaan op de algehele situatie. Reeds in het verleden heb ik verklaard dat de controles die uitgevoerd worden door de vervoersmaatschappijen ik noemde dat grenscontroles - naar mijn gevoel niet stroken met de logica van de interne markt. Op dit beginselstandpunt zijn wij het dus met elkaar eens. Dan blijft echter de vraag hoe dit probleem het best aangepakt kan worden. In uw ontwerp-resolutie worden twee doelstellingen genoemd. Enerzijds wordt er gevraagd om wetgevingsinitiatieven waarmee de identiteitscontroles aan de binnengrenzen kunnen worden opgeheven. Anderzijds wordt er gevraagd om een onderzoek naar de gehele situatie, om na te gaan of de wettelijke bepalingen inzake de aansprakelijkheid van vervoersmaatschappijen wel in overeenstemming zijn met het heersende communautaire recht. In verband met dit laatste punt herinner ik eraan dat de Commissie in antwoord op vragen van het Parlement nog voor 1 januari 1993 tot de slotsom was gekomen dat de wettelijke bepalingen over de aansprakelijkheid van de vervoersmaatschappijen niet onverenigbaar waren met het communautaire recht voor zover het ging om binnenkomst en verblijf van communautaire burgers. Na deze datum moet de kwestie natuurlijk opnieuw onderzocht worden, en wel in het licht van artikel 7A. Zoals de heer Martin tijdens zijn inleiding heeft uitgelegd, zou er momenteel alleen sprake zijn van onverenigbaarheid als artikel 7A direct doeltreffend is, hetgeen hij tegelijkertijd ontkent. De Commissie zelf heeft, toen zij aanstalten maakte de maatregelen goed te keuren die moeten leiden tot de opheffing van de controles aan de binnengrenzen volgens artikel 7A, duidelijk niet gekozen vooreen aanpak die in aanvaring zou kunnen komen met de lidstaten. De Commissie is ook niet van zins een conflict te zoeken op het specifieke punt van de aansprakelijkheid van de vervoerders. Ik zal u uitleggen waarom. Wij zijn van plan dit probleem op te lossen in het kader van de wetgevingsacties die wij in petto hebben. Tijdens de vorige vergaderperiode van februari heb ik u al uiteengezet om welke initiatieven het gaat. Ik ga nu niet zitten te beweren, zoals de heer Martin zojuist insinueerde, dat het niet de moeite loont voorstellen in te dienen, omdat de Raad die bij gebrek aan unanimiteit toch niet goedkeurt. Wel wil ik u mededelen dat in het kader van de strategische aanpak die de Commissie tot nu toe heeft aangehouden - zie onder meer de twee voorstellen die in november jongstleden zijn gepresenteerd: de visumverordening (artikel 100C) en de conventie inzake de buitengrenzen (derde pijler) - ik binnen afzienbare tijd nog drie voorstellen voor begeleidingsmaatregelen zal indienen. Deze zullen respectievelijk slaan op het uniforme visummodel, het zogenaamde recht op verkeer voor burgers uit derde landen en de aanpassing van het afgeleide communautaire recht inzake het vrije personenverkeer. Later in het jaar zullen wij een afrondende ontwerpresolutie indienen. Daarin zal het beginsel van de opheffing van de identiteitscontroles aan de binnengrenzen bevestigd worden en zal er tevens een waarborg komen voor volledige juridische zekerheid en concrete toepassing van het principe in al diens facetten. Zowel van een politiek als juridisch standpunt uit bezien is het logisch
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/31
Vanni d'Archirafi dat deze problematiek van de aansprakelijkheid van de vervoersmaatschappijen aangepakt en opgelost wordt tegelijk met het probleem van de concrete opheffing van de controles die de nationale autoriteiten aan hun binnengrenzen uitvoeren. Als de afrondende richtlijn eenmaal door de Raad goedgekeurd is - op dit punt accepteer ik dan wel de toespeling van de heer Martin, maar dit is de regel en de normale procedure - zal ook dit probleem een oplossing vinden, want dan zal de lidstaten verboden worden een eigen wetgeving aan te houden omtrent de aansprakelijkheid van vervoersmaatschappijen in geval van intracommunautair verkeer. In de tussentijd zal de Commissie politieke besprekingen aanknopen met de lidstaten die zich tot nu toe beperkt hebben tot het externe aspect van de aansprakelijkheid van de vervoersmaatschappijen, dat wil zeggen de toepassing van die aansprakelijkheid in geval van vervoer afkomstig uit derde landen. Dit wordt een eerste noodzakelijke stap om het terrein voor te bereiden van een wetgevingsinitiatief dat - zoals ik reeds gezegd heb - ik hoe dan ook in de loop van dit jaar naar voren wil brengen. Tot slot is er de vraag of de nationale wetgevingen inzake de aansprakelijkheid van vervoersmaatschappijen verenigbaar zijn met de Conventie van Genève over de vluchtelingenstatus. Nu, er is momenteel sprake van compatibiliteit en dat is zelfs officieel verklaard door het Hoge Commissariaat van de VN voor Vluchtelingen, dat zowel het concept van het Schengen-akkoord als het ontwerp-akkoord over de buitengrenzen heeft bestudeerd. Dit laatste akkoord bevat elementen van een sanctieregeling voor wat betreft de aansprakelijkheid van de vervoerders en beide overeenkomsten bepalen dat de lidstaten zo'n regeling in hun respectievelijke nationale wetgevingen op moeten nemen. Daarom is de wetgeving die in tien lidstaten reeds een feit is, niet in strijd met de Conventie van Genève voor vluchtelingen. Martin, D. (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de commissaris willen danken en zeggen dat ik zijn algemene aanpak, hoewel hij mij niet volledig tevredenstelt, toejuich. Ik had gaarne gehoord dat hij zich duidelijker uitsprak over de vraag of de lidstaten het communautaire recht nu ja dan neen overtreden. Hij heeft het er impliciet wel over gehad, maar ik zou willen dat hij duidelijk ja of neen zegt. De lidstaten handelen immers duidelijk in strijd met de geest van het communautaire recht door deze controles te handhaven. Mijn tweede opmerking, die misschien wat meer betweterig klinkt, maar eigenlijk even belangrijk is, is een reactie op de vergoelijkende opmerking van de commissaris dat de luchtvaartmaatschappijen soms om veiligheidsredenen identiteitscontroles moeten verrichten. Welnu, ik vlieg zeer vaak van Edinburgh naar Londen en er heeft mij nooit ofte nimmer iemand mijn identiteitspapieren gevraagd als ik tussen deze twee steden vlieg. Als ik van Londen naar Straatsburg of naar een andere stad buiten het Verenigd Koninkrijk vlieg, wordt er echter altijd naar mijn identiteitspapieren gevraagd. Ik denk dus datje niet kan beweren dat het niets te maken heeft met het overschrijden van grenzen en dat het echt om de veiligheid te doen is. Dat is niet waar. Het is gewoon een grenscontrole.
Regalia (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb al eerder het genoegen beleefd de charme en beminnelijkheid van de heer Vanni d'Archirafi hier te mogen meemaken. Toch zie ik mij genoodzaakt hem nogmaals de vraag van de heer Martin voor te leggen, zij het iets meer toegespitst. Mijnheer Vanni d'Archirafi, bent u bereid om op grond van dit debat de lidstaten onverwijld te sommeren zich tot de luchtvaartautoriteiten te wenden om hen erop te wijzen dat paspoortcontroles onverenigbaar zijn met het recht van het vrije verkeer van personen in de Gemeenschap. Ik zou deze toezegging graag vandaag nog van u willen krijgen, alstublieft! Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dank voor de vragen omdat ik hierdoor mijn gedachten nader kan toelichten. Dank ook aan de heer Rogalla, omdat wij altijd zulke aardige attenties met elkaar uitwisselen. Vandaag heeft men het over kleuren gehad. Als ik er een uit zou moeten kiezen, zou ik voor het beminnelijke roze opteren. Nu over op de specifieke vragen. In de huidige stand van zaken is er geen sprake van schending van het communautaire recht en dit is een gegeven waar wij niet omheen kunnen. Wat men ook van het optreden van de Commissie mag zeggen, dit is ondanks de verschillende verschijningsvormen constant gebleven. Ik heb die aanpak van de Commissie pragmatisch genoemd, niet diplomatiek. Aangezien wij hier toch in een ontspannen sfeer zitten te discussiëren, wil ik nog dit zeggen: als ik het goed begrepen heb, is er voor het Parlement, zodra het zwaar geschut tegen mij in stelling wil brengen, geen grotere belediging aan mijn adres denkbaar dan mij ervan te betichten dat ik als diplomaat optreedt. Nu speel ik hier geen diplomaatje, en eigenlijk heb ik dat nooit gedaan. Ik speel geen politiek spelletje. Wat ik wel doe, is een politieke functie vervullen en in het kader van die politieke functie heeft de Commissie altijd de steven gericht gehouden op de doelstelling van de afschaffing der grenscontroles. En op deze weg ga ik nu verder. Daarom heb ik ook deze voorstellen ingediend, die niets anders zijn dan begeleidingsmaatregelen die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Als deze maatregelen eenmaal goedgekeurd zijn, kunnen daarmee de controles ontmanteld worden. Pas als deze wetgeving erdoor is gekomen, kan gesteld worden dat degenen die om een paspoort of identiteitskaart vragen of de nodige controles van de luchtvaartmaatschappijen verlangen, tegen de wet handelen. Toen ik zostraks het onderscheid maakte tussen twee verschillende gevallen, namelijk de controles die bij de grensovergangen worden verricht en controles die daarentegen om veiligheidsredenen worden gedaan of om de naam op een reisdocument te checken, wilde ik niemand bij de neus nemen. Hoe dan ook in de huidige situatie, in de huidige rechtspositie, zijn die controles die de luchtvaartmaatschappijen vandaag de dag doen, niet in strijd met de wet. Ik zal dus stappen ondernemen bij de lidstaten om, zoals de heer Rogalla vraagt, dit probleem zo gauw mogelijk op de onderhandelingstafel te krijgen. Dat doe ik trouwens niet om hem een pleziertje te doen, maar gewoon omdat dat in mijn politieke project past, zoals ik aan het eind van mijn vorige betoog heb gezegd. Ik zal stappen ondernemen bij de Schengen-landen, maar ook in het algemeen bij alle twaalf lidstaten, om te trachten gunstige voorwaarden te creëren voor de behandeling van de slotrichtlijn, die ft«/c;/-richtlijn zoals de Fransen dat
Nr. 3-445/32
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Vanni d'Archirafi noemen, die zo ongeveer de overkoepeling van het hele bouwwerk moet worden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 12.
Depositogaranties
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0088/94) van mevrouw Vayssade namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake de ontwerp-richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de depositogarantiestelsels. Vayssade (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij bestuderen thans dus in tweede lezing het garantiestelsel voor bankdeposito's, namelijk deposito's van particulieren, van natuurlijke personen. Voor velen is hiermee hun dagelijks leven gemoeid, want in een aantal landen bestaat het grootste deel van de bankdeposito's uit salarissen, als het al niet verplicht is deze per bank te ontvangen, zoals in mijn land. Waar ieder van ons op wil kunnen rekenen, is dat die deposito's op de een of andere manier veiliggesteld worden en dat kan via een middel dat van hogerhand opgelegd wordt - bijvoorbeeld een richtlijn - of door een bestaand middel, mits dit overeenkomt met een richtlijn. Wij willen er voorts op kunnen rekenen dat snel geconstateerd wordt wanneer een bank in gebreke blijft, zodat de depositohouders dan spoedig en naar behoren terugbetaald worden. Ten slotte willen wij ook nog de verzekering hebben dat de banken van derde landen net zo betrouwbaar zijn als communautaire banken. Zo luidden onze eisen in eerste lezing. Ik moet zeggen dat wij tijdens de besprekingen ruimschoots voldoening hebben gekregen van de Commissie - zie haar gewijzigde voorstel - alsook van de Raad. De samenwerking tussen de drie instellingen is vlot verlopen, want wij hebben een verhoging van het gegarandeerde maximumbedrag van 15.000 tot 20.000 ecu verkregen, de continuïteit van alternatieve systemen met als kenmerk een bestaansgarantie van de bewuste instelling, en de mogelijkheid om garantiestelsels op te zetten met een beschermingsniveau dat nog hoger of vollediger is, met name voor firma's. Het is echter niet zo dat wij op alle punten ons gelijk hebben kunnen halen. Vooral het niet beschikbaar zijn van deposito's en daarmee de inwerkingtreding van de garantie hangen niet meer van een feitelijk voorval af, zoals wij gevraagd hadden, maar van een administratief of rechterlijk besluit. Op die manier weten wij dus niet hoeveel tijd de inwerkingtreding van de garantie zal bestrijken, hetgeen natuurlijk vervelend is voor de depositohouders. In de tweede plaats bieden de bijkantoren in het land van ontvangst een dekking die beperkt blijft tot het bedrag zoals dat vastgesteld wordt door het rechtsstelsel van het land van herkomst: dat is een opmerkelijke uitzondering op de tot nu toe geldende bankrechtvoorschriften inzake toepassing van het recht van het land van herkomst. De Commissie juridische zaken en rechten van de burger heeft als één man achter mij gestaan toen ik verscheidene amendementen opperde met de bedoeling opnieuw een aantal elementen in de tekst aan te brengen. Om te
beginnen vinden wij dat de drieëntwintigste overweging, volgens welke de staten geen enkele aansprakelijkheid jegens de depositohouders hebben, niets te zoeken heeft in deze tekst en dus kan die overweging beter afgeschaft worden. Het tweede amendement slaat op artikel 1 en de inwerkingtreding van maatregelen. Wij vinden de termijn waar dat artikel over rept, te lang. Wij vragen dan ook dat vastgesteld wordt dat het geld 21 dagen lang niet beschikbaar is geweest. Een termijn van 10 dagen zou wellicht wat kort zijn en zou gemakkelijk verward kunnen worden met een computerfout. Maar het voorstel van de Raad vinden wij te lang en veel te vaag voor de depositohouders. Amendement nr. 3 dienen wij opnieuw in om er zeker van te zijn dat het Parlement wederom geraadpleegd wordt zodra er een belangrijke wijziging van de richtlijn op komst is. Wij kunnen akkoord gaan met de overgangsregeling, op grond waarvan de lidstaten hun gegarandeerde maximumbedrag van 15.000 ecu mogen aanhouden, maar wel willen wij voorkomen dat de lidstaten die momenteel boven de grens van 15.000 ecu zitten maar niet tot de 20.000 komen, een stapje terug doen. Daarom hebben wij in de vorm van amendement nr. 4 een soort veiligheidsclausule ingevoerd die niet in de tekst van de Raad stond. Wij blijven ervan overtuigd dat de uitzonderlijke omstandigheden, op grond waarvan de banken uitstel van terugbetaling kunnen krijgen, maar één keer toegekend moeten worden en niet twee keer, om te voorkomen dat de salarissen van de mensen vijf à zeven maanden lang geblokkeerd blijven of gewoon niet uitgekeerd worden. Dat zou immers veel te lang zijn. Tot slot denken wij dat gerechtelijke acties mogelijk moeten zijn om bedragen terug te vorderen, en ook moet het garantiebedrag eventueel voor herziening in aanmerking kunnen komen. Dit zijn de amendementen die wij ingediend hebben. Ik herinner eraan dat zij bij unanimiteit zijn aangenomen. Wij hopen dat de Commissie zich achter onze standpunten kan scharen, temeer daar het Parlement, naar ik aanneem, gehoor zal geven aan zijn juridische commissie en unaniem voor zal stemmen. Bru Puron (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de socialistische fractie sluit zich aan bij het verslag van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger dat, zoals de rapporteur reeds zei, met algemene instemming werd aangenomen. Ofschoon zij dat niet ter sprake heeft gebracht, wil ik benadrukken dat met deze unanimiteit wordt aangetoond dat dit verslag, maar ook de aanbeveling voor de eerste lezing, inhoudelijk van hoge kwaliteit is en dat mevrouw Vayssade zich bijzonder voor deze taak heeft ingezet. De socialistische fractie steunt in het bijzonder twee of drie van de ingediende amendementen, die mevrouw Vayssade nader heeft toegelicht maar waar ik speciale nadruk op wil leggen. Amendement nr. 2 omdat het niet-beschikbaar zijn van een deposito, dat de inwerkingtreding van de minimumgarantie bepaalt, geen zaak is die aan lange en ingewikkelde administratieve formaliteiten moet worden onderworpen, en nog minder aan juridische formaliteiten, gezien de chicanes en stagnaties die vaak met dergelijke procedures samengaan, wetende - en dat weten we allemaal - wie in dit soort
8.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/33
Bru Puron zaken over connecties en goede advocaten beschikt. Het is een puur feitelijke situatie. Het gaat om continuïteit in de tijd, om een bepaalde termijn dat wij voorzichtig op 21 dagen hebben gesteld. Deze doelmatige opschorting is voldoende zodat de mensen, de gemiddelde deposant niet langer hoeft te wachten en tenminste het minimum van wat hem is toegezegd kan innen. Amendement nr. 4 omdat de formulering van de Raad van alinea I van artikel 7 op zijn minst verwarrend was: tussen de garantie tot 15.000 ecu in de landen die we achterblijvers kunnen noemen en de garantie tot 20.000 ecu in de landen die voorop lopen - hetgeen voor ieder land zou moeten gelden - ligt een groot gat en wat wij willen is dat de eerstgenoemde landen de garantie kunnen verhogen tot deze het voor de toekomst voorziene minimumbedrag zo dicht mogelijk benadert. Amendement nr. 6 omdat de deposant zijn recht kan doen gelden op schadeloosstelling middels een directe rechtsvordering tegen het depositogarantiestelsel waardoor genoemde schadeloosstelling op een snelle en correcte manier kan worden afgehandeld. Laten we niet vergeten dat deze garanties, door het geringe bedrag - vergeleken bij het debetbedrag dat de banken in Europa gewoonlijk ontvangen-, voor kleine deposanten bestemd zijn. Dit is een grote groep die wordt vertegenwoordigd door de middenklasse en de armen uit onze samenleving. Tegenover de lichtvaardigheid - en soms misdadige opzet en oplichterspraktijken van sommige kredietbeheerders en -instellingen, zijn de rechten van de deposanten een erezaak voor de lidstaten, democratische staten, die de interne markt een minimum aan ethische normen en solidaire gevoelens willen meegeJanssen van Raay (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, namens de christen-democraten, mijn complimenten aan mevrouw Vayssade. Wij zijn dankbaar dat de Commissie met dit voorstel is gekomen. Deze richtlijn zowel als de volgende richtlijn, waarvoor ikzelf rapporteur ben, beogen de geloofwaardigheid van ons bankstelsel te versterken. Wij zijn natuurlijk blij dat we dank zij de interne markt, dank zij de EG, hebben kunnen komen tot liberalisering van het bankwezen. Dat is een grote stap vooruit. Maar automatisch komt daarmee ook de mogelijkheid van misbruiken om de hoek kijken. In mijn verslag dat straks wordt behandeld, wordt één daarvan, namelijk het geval van de BCCI (Bank for Commerce, Credit and Industry), aan de orde gesteld. Hier betreft het een andere zaak, namelijk dat wij absoluut zeker moeten zijn dat ook kleinere depositohouders die hun geld storten bij een bank, dat in vol vertrouwen kunnen doen en niet de dupe worden van eventuele deconfitures. Dit is de reden waarom wij mevrouw Vayssade zeer dankbaar zijn voor haar verslag en voor haar amendementen die allemaal hebben gediend om de positie van degenen die hun geld bij een bank in deposito hebben gegeven, te versterken. Wij zijn natuurlijk bijzonder blij dat een aantal van onze amendementen is overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt. Volkomen terecht heeft onze rapporteur, mevrouw Vayssade, de amendementen echter die niet overgenomen zijn in het gemeenschappelijk standpunt, opnieuw ingediend. Zij heeft dat gedaan met unanieme steun van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger. Sinds onze samenspraak van vanmorgen kan
ik haar ook opnieuw de steun toezeggen van de hele christen-democratische fractie bij de stemmingen over de amendementen. Ik geloof dat daarmee de 260 stemmen zijn verzekerd. Ik zou een dringend beroep willen doen op commissaris Vanni d'Archirafi, die een en ander goed heeft begeleid en ook ons standpunt heeft verdedigd, om serieus te kijken naar de resterende amendementen en die waar mogelijk over te nemen. Lord Inglewood (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens om te beginnen mevrouw Vayssade hulde te brengen voor het werk dat zij in dit voorstel heeft gestoken en de amendementen die zij heeft ingediend. Dit voorstel, dat is bedoeld om kleine depositohouders te beschermen, komt op tijd in onze moderne wereld waar de markteconomie hand in hand met de consumentenbescherming functioneert en waar, zoals wij helaas af en toe zien - ik denk bijvoorbeeld aan het faillissement van banken zoals BCCI in mijn eigen land - hoeveel schade er kan worden berokkend aan kleine depositohouders die op het punt staan hun geld te verliezen. Daarom zijn de overeenstemming over en de steun voor soortgelijke maatregelen zo groot. Ik vind het belangrijk dat wij beklemtonen dat de depositogarantiestelsels door de kredietinstellingen zelf moeten worden ingevoerd. Gebeurt dat niet, dan zal deze specifieke vorm van consumentenbescherming zeer waarschijnlijk in een verborgen vorm van overheidssteun ontaarden en dat is niet wenselijk. Wat is eigenlijk de bedoeling van dit voorstel? Ten eerste, kleine deposanten bij het faillissement van hun bank in staat stellen hun geld tot een bepaald bedrag binnen een redelijke termijn te recupereren en, ten tweede, een nauwkeurige omschrijving geven van de gebeurtenissen die de depositogarantiestelsels in werking doen treden gezien het soort omstandigheden waarin deze gebeurtenissen zich meestal afspelen. In de commissie is daar, zoals eerder gezegd, heel wat discussie over geweest. Laten we hopen dat we een passende consensus hierover hebben bereikt. Ik geloof dat dit soort maatregelen het vertrouwen in de werking van de markteconomie - al bij al nog altijd het meest doeltreffende mechanisme voor de verdeling van de middelen over de hele samenleving - zal vergroten en ervoor zal helpen zorgen dat deze markteconomie op humane wijze - en derhalve in het algemeen belang functioneert. Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ook ik mijn gelukwensen uitbrengen aan de rapporteur, mevrouw Vayssade, omdat zij zo'n voortreffelijk en compleet verslag heeft opgesteld. Ik zal maar meteen verklappen dat ik een overtuigd voorstander ben van samenspraak tussen Commissie, Europees Parlement en Raad. Ik ben ervan overtuigd dat wij altijd openhartig met elkaar van gedachten moeten wisselen, omdat op die manier procedures voor samenwerking en coördinatie gestalte krijgen die in een echte medebeslissing kunnen uitmonden. Dan kan ook rustig gesteld worden dat het nieuwe hoofdstuk dat de Europese Unie thans heeft aangesneden, een sprong voorwaarts maakt in de richting van meer democratie en gezamenlijke wetgeving. Ik zal nu dus klare wijn schenken.
Nr. 3-445/34
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Vanni d'Archirafi Dankzij het gemeenschappelijke standpunt dat de Raad op 25 oktober jongstleden heeft ingenomen, staan de uitgangsposities die op essentiële punten van het voorstel van de Commissie sterk uiteenliepen, nu minder op scherp, maar dit betekent aan de andere kant ook weer niet dat wij qua fundamentele doelstellingen hebben moeten inleveren. In dit gemeenschappelijke standpunt zijn overigens heel wat amendementen opgenomen die het Europees Parlement in eerste lezing had ingediend en die de Commissie in haar gewijzigde voorstel had overgenomen. Het gaat om een totaal van 14 op de 20 amendementen, als ik me niet vereis. Thans heeft de Commissie juridische zaken en rechten van de burger het nodig geacht zeven amendementen op dat gemeenschappelijke standpunt in te dienen. Enkele daarvan brengen wederom amendementen naar voren die reeds in de resolutie van 10 mei 1993 van het Europees Parlement ondergebracht waren en die de Commissie destijds niet had overgenomen. Nu over op mijn mening over de amendementen ingediend op het gemeenschappelijke standpunt. Het eerste amendement strekt ertoe een overweging van de Raad te schrappen, waarin gepreciseerd wordt dat de lidstaten niet, zoals de richtlijn bepaalt, aansprakelijk zijn voor het storten van de garantiesom. Dit is een beschikking die volgens ons conform de situatie is maar ook met het Verdrag van Maastricht, dat ons immers de richting van convergentie uitduwt. Dit laatste houdt in dat de overheidsuitgaven teruggedrongen moeten worden en de depositogarantiesystemen niet gefinancierd moeten worden door de belastingbetalers maar door de banken, die deel uitmaken van het bankstelsel van de Europese Unie, en dus indirect door de depositohouders zelf. En uiteindelijk is dat ook in hun eigen belang. Ik geloof dat niemand deze logica kan weerleggen. De bedoeling van het tweede amendement is dat er opnieuw een termijn wordt ingevoerd, zij het met een lichte wijziging, waarbinnen terugbetaling gereclameerd mag worden nadat gebleken is dat een deposito door een financiële crisis van de bank niet beschikbaar is. Nu was er indertijd een termijnstelling door de Commissie voorgesteld, die echter, zoals u weet, door de Raad van de hand werd gewezen. De Commissie heeft alle waardering voorde goede bedoelingen van de juridische commissie, maar zij moet wel rekening houden met de realiteit zoals die naar voren is gekomen tijdens de besprekingen binnen de Raad. De lidstaten hebben toen praktisch unaniem te kennen gegeven dat deze termijn voor hen geen haalbare kaart is. Als die compromisoplossing die men destijds zo moeizaam via artikel IC tot stand heeft gebracht, nu weer op losse schroeven wordt gezet, dan vrees ik dat hierdoor de situatie van de depositohouders alleen maar achteruit kan gaan en dat de kansen op schadevergoeding dan nog verder buiten bereik komen. Dit amendement moet ik dus tot mijn spijt afwijzen. Ik heb er daarentegen geen enkele moeite mee om de amendementen nrs. 3 en 4 over te nemen, die naar mijn smaak nuttige preciseringen vormen. Dan amendement nr. 5. Dat is een licht gewijzigde versie van een amendement dat reeds in eerste lezing was ingediend en dat de Commissie had overgenomen in een versie die naar ons gevoel in betere aarde zou vallen bij de Raad. Ook dat amendement hebben wij afgewezen. In feite wordt daarin de clausule inselast dat het ¡zegaran-
deerde minimumbedrag aangepast moet worden aan de marktontwikkeling. Ik geloof niet dat een voorstel dat in die bewoordingen voor de tweede keer wordt ingediend, enig kans op slagen maakt. Wel kan ik u namens de Commissie de verzekering geven dat. mocht er zich een aanzienlijke stijging van de inflatie voordoen, de Commissie ongetwijfeld voor zal stellen het betreffende bedrag aan te passen. Amendement nr. 6 was, naar ik constateer, reeds in eerste lezing ingediend. De Commissie heeft dat amendement toen niet over willen nemen en dat doet zij nu dus ook niet, en wel om twee fundamentele redenen. Ten eerste is juridisch gezien het idee van directe rechtsvordering dat men beoogt in te voeren, in vele staten van de Unie onbekend en verschillende lidstaten zouden dan ook enorme moeilijkheden krijgen met de overheveling van wettelijke bepalingen. In de tweede plaats, en dit is een belangrijke overweging, wordt de beoogde maatregel bij toepassing van de richtlijn praktisch zinloos, omdat de depositohouders dan echt recht op schadevergoeding krijgen ten aanzien van het depositogarantiestelsel. Het zevende amendement slaat op de maximumtermijn voor de schadevergoeding, een probleem dat niet verward mag worden met wat in amendement nr. 2 staat, waarin namelijk sprake is van het begin van die termijn. De rapporteur heeft zich in haar verslag voorgenomen de oorspronkelijke tekst van het Commissievoorstel opnieuw te gebruiken: dus een termijn van drie maanden die niet verlengbaar is. De Commissie waardeert de suggestie van de juridische commissie, maar is van mening dat een en ander een averechts effect kan sorteren. Tijdens de besprekingen binnen de Raad is namelijk gebleken dat de meerderheid er zelfs voor was om elke termijnstelling te schrappen en het aan de lidstaten, of erger nog aan de depositogarantiesystemen zelf over te laten het moment van terugbetaling aan de depositohouders te bepalen. Met het in de wacht gesleepte compromis, volgens welke dus alleen in uitzonderlijke gevallen een verlenging van de termijn van drie maanden wordt toegestaan - eventueel met nog een verlenging, maar alleen in extreme noodgevallen, dus via openbare en transparante procedures - is naar ons gevoel het onderste uit de kan gehaald. Als wij de discussie nu weer gaan openbreken, riskeren wij het dat dat compromis komt te vervallen, terwijl het uiteindelijk tegemoet kwam aan de belangen van de depositohouders. Zoals het spreekwoord zegt. is het beste dikwijls vijand van het goede. Mijnheer de Voorzitter, ik vertrouw er zonder meer op dat uw Vergadering terdege rekening zal houden met de reële belangen van de houders van bankdeposito's. Aangezien dit een belangrijke richtlijn is die hoognodig in werking moet treden, dunkt me dat absolute prioriteit uit moet gaan naar een snelle goedkeuring, en dat alle andere overwegingen op het tweede plan komen. Zoals ik het zie, zijn de voorgestelde amendementen niet essentieel voor de strekking van de richtlijn. Deze beoogt immers voornamelijk de depositohouders een garantiesysteem ter beschikking te stellen die weliswaar minimaal, maar in ieder geval uniform is. Dit systeem vormt in twee landen van de Gemeenschap een novum, en geleidelijk zullen wij in deze overgangsfase - alle deadlines zijn immers op 1999 afgesteld - afkoersen op een systeem dat hoe dan ook voor uitbreiding in aanmerking komt. als de Commissie tenminste de kans krijgt het stelsel met haar voorstellen stap voor stap te verbeteren.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Vayssade (PSE), rapporteur. — (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil toch op minstens drie punten aandringen, omdat ik dacht dat de Commissie zich in die kwesties meer aan onze zijde zou scharen. Wat artikel 1, amendement nr. 2 betreft heb ik begrip voorde Commissie als zij zegt dat er al een akkoord met de Raad was, maar feit is toch wel dat het voorgestelde systeem over geen enkele termijn voor de garantie rept. Met andere woorden, als iemand constateert dat hij niet is uitbetaald, kunnen er maanden overheen gaan alvorens men de administratieve of gerechtelijke molens in beweging krijgt. Daarom hadden wij voorgesteld een tijdlimiet in te voeren, opdat er rekening wordt gehouden met het argument: „ik moet leven van dat geld dat ik daar op de bank heb". Deze richtlijn is toch zeker niet bedoeld voor speculanten of miljonairs, maar voor kleine depositohouders! Een tijdlimiet moet er dus toch wel komen. Wat amendement nr. 5 betreft, volg ik de redenering van de Commissie als zij zegt dat men moeilijk kan preciseren dat zo'n maatregel automatisch wordt, maar dat de Commissie in ieder geval toezegt, enzovoort. Maar waarom zou die toezegging niet in een richtlijn verwoord kunnen worden? Waarom kan daarin niet toegezegd worden dat. als de inflatie tot bepaalde hoogten opklimt, er dan een automatische herberekening van de drempel komt? Waarom zouden wij geen systeem van meer automatische herberekening vragen? Voorts wil ik niet dat mensen die gerechtelijke stappen willen ondernemen, al bij voorbaat de pas wordt afgesneden. Verscheidene landen kennen zo'n systeem, alhoewel het in andere landen niet bestaat. Maar daar waar het systeem bestaat, moet dit toch op zijn minst in bescherming genomen worden! Moeten de mensen dan zeggen: „sorry, u heeft mij berooid achtergelaten. Ik heb geen cent meer. want niemand doet meer iets en ik weet niet tot wie ik me kan richten"? Ik geloof dat wij daadwerkelijk de partij van de kleine depositohouders hebben gekozen. Bru Purón (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens heeft de commissaris de kwestie van de directe rechtsvordering niet erg overtuigend behandeld. Landen die de mogelijkheid van de directe rechtsvordering niet kennen moeten deze invoeren omdat de aansprakelijkheid van het garantiestelsel los staat van de rechtsvordering. Als er geen directe rechtsvordering is, is er geen aansprakelijkheid. Laten we er niet omheen draaien: we moeten direct naar de verantwoordelijke gaan. Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het zelf gehad over samenspraak en dialoog, maar dat deed ik niet om in het web van mijn eigen woorden verstrikt te raken, doch uit oprechte bereidheid tot samenwerking. Het is niet zo dat de oproep van de rapporteur tot dovemansoren is gericht, maar het gaat mij er vooral om de zaak zodanig te benaderen dat er optimale kansen voor een vlotte afronding van de richtlijn zijn. Daarom zeg ik in alle eerlijkheid dat van de drie amendementen die zojuist genoemd zijn. ik van nr. 5 voel dat ik dat tegenover de Raad in het kader van een gemeenschappelijke bespreking kan verdedigen. Voor wat de directe rechtsvervolging betreft, wil ik nog even antwoord geven op wat de heer Bru Puron heeft opgemerkt. Afgezien van het probleem van wetsoverheveling waar ik het zojuist over had. is het zo dat het
Nr.'3-445/35
essentiële recht op terugbetaling in de twaalf rechtssystemen wordt ingesteld en in werking treedt zodra de richtlijn wordt aangenomen: op die manier is er al een procedureel middel voorhanden in de verschillende rechtsstelsels om de zaak eventueel voor het gerecht te brengen. Al dat kunst- en vliegwerk om nieuwe besprekingen met de Raad aan te gaan, lijkt me dus nogal overbodig. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. Wijsenbeek (LDR). - Voorzitter, alle waardering voor het verslag dat nu aan de orde komt, van de heer Janssen van Raay, die een ijverig en waardevol lid van dit Parlement is. Mag ik op basis van het Reglement, Bijlage I, artikel 1, en van zijn opgave onder artikel 2 van dezelfde bijlage de rapporteur vragen of hij in de juiste positie verkeert waar het, naar zijn voortreffelijk verslag zelf aangeeft, betreft: ten eerste, de structuur en transparantie bij financiële ondernemingen, ten tweede, de relatie tussen administratie en zetel, ten derde, de mogelijkheden van de autoriteiten tot uitwisseling van informatie voor controle, ten vierde, de rol van personen die belast zijn met de controle van de jaarrekeningen. Had de rapporteur, gezien zijn opgave Bijlage I, artikel 2 zulk een verslag moeten aannemen of had hij zich moeten verschonen? Ik denk dat we in het licht van het verslagGalle dat volgende maand aan de orde komt, in verband met paragraaf 14 nog eens heel goed naar de belangenverstrengelingen in dit Huis moeten kijken. De Voorzitter. - De heer Wijsenbeek heeft een probleem aan de orde gesteld waar ik niet veel wijs uit kan worden. 13. Supervisie van kredietinstellingen en schadeverzekeringsbedrijven De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag ( A3-0085/94) van de heer Janssen van Raay, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijnen op het gebied van kredietinstellingen, verzekeringsbedrijven anders dan levensverzekeringsbedrijven, levensverzekerings- en beleggingsondernemingen, ten einde het bedrijfseconomisch toezicht te versterken. Janssen van Raay (PPE), rapporteur. - Mijnheer de Voorzitter, voor mij is hel nog veel onduidelijker. Ik begrijp niet wat in mijn opgave, die keurig gedaan is in het register dat u na afloop zelf kunt inzien, wat dat te maken heeft met het verslag. Ik ben advocaat zoals zovelen in de juridische commissie en dat is ingeschreven, maar ik ben geen accountant, ik ben geen bestuurslid van de NIVRA (Nederlands Instituut van Registeraccountants), ik ben geen lid van de organisatie van accountants, ik ben geen commissaris van een bank, ik begrijp niet wat hij bedoelt, maar goed. laten we maar liever 1er zake komen. Dit verslag wat ik bij mijn vorige uiteenzetting over het versiag-Vayssade heb aangekondigd is een tweede belangrijke stap van de Commissie, waar ik dankbaar voor ben, die probeert de uitwassen of zoals u wilt de
Nr. 3-445/34
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Vanni d'Archirafi Dankzij het gemeenschappelijke standpunt dat de Raad op 25 oktober jongstleden heeft ingenomen, staan de uitgangsposities die op essentiële punten van het voorstel van de Commissie sterk uiteenliepen, nu minder op scherp, maar dit betekent aan de andere kant ook weer niet dat wij qua fundamentele doelstellingen hebben moeten inleveren. In dit gemeenschappelijke standpunt zijn overigens heel wat amendementen opgenomen die het Europees Parlement in eerste lezing had ingediend en die de Commissie in haar gewijzigde voorstel had overgenomen. Het gaat om een totaal van 14 op de 20 amendementen, als ik me niet vergis. Thans heeft de Commissie juridische zaken en rechten van de burger het nodig geacht zeven amendementen op dat gemeenschappelijke standpunt in te dienen. Enkele daarvan brengen wederom amendementen naar voren die reeds in de resolutie van 10 mei 1993 van het Europees Parlement ondergebracht waren en die de Commissie destijds niet had overgenomen. Nu over op mijn mening over de amendementen ingediend op het gemeenschappelijke standpunt. Het eerste amendement strekt ertoe een overweging van de Raad te schrappen, waarin gepreciseerd wordt dat de lidstaten niet. zoals de richtlijn bepaalt, aansprakelijk zijn voor het storten van de garantiesom. Dit is een beschikking die volgens ons conform de situatie is maar ook met het Verdrag van Maastricht, dat ons immers de richting van convergentie uitduwt. Dit laatste houdt in dat de overheidsuitgaven teruggedrongen moeten worden en de depositogarantiesystemen niet gefinancierd moeten worden door de belastingbetalers maar door de banken, die deel uitmaken van het bankstelsel van de Europese Unie. en dus indirect door de depositohouders zelf. En uiteindelijk is dat ook in hun eigen belang. Ik geloof dat niemand deze logica kan weerleggen. De bedoeling van het tweede amendement is dat er opnieuw een termijn wordt ingevoerd, zij het met een lichte wijziging, waarbinnen terugbetaling gereclameerd mag worden nadat gebleken is dat een deposito door een financiële crisis van de bank niet beschikbaar is. Nu was er indertijd een termijnstelling door de Commissie voorgesteld, die echter, zoals u weet. door de Raad van de hand werd gewezen. De Commissie heeft alle waardering voor de goede bedoelingen van de juridische commissie, maar zij moet wel rekening houden met de realiteit zoals die naar voren is gekomen tijdens de besprekingen binnen de Raad. De lidstaten hebben toen praktisch unaniem te kennen gegeven dat deze termijn voor hen geen haalbare kaart is. Als die compromisoplossing die men destijds zo moeizaam via artikel IC tot stand heeft gebracht, nu weer op losse schroeven wordt gezet, dan vrees ik dat hierdoor de situatie van de depositohouders alleen maar achteruit kan gaan en dat de kansen op schadevergoeding dan nog verder buiten bereik komen. Dit amendement moet ik dus tot mijn spijt afwijzen. Ik heb er daarentegen geen enkele moeite mee om de amendementen nrs. 3 en 4 over te nemen, die naar mijn smaak nuttige preciseringen vormen. Dan amendement nr. 5. Dat is een licht gewijzigde versie van een amendement dat reeds in eerste lezing was ingediend en dat de Commissie had overgenomen in een versie die naar ons gevoel in betere aarde zou vallen bij de Raad. Ook dat amendement hebben wij afgewezen. In feite wordt daarin de clausule ingelast dat het gegaran-
deerde minimumbedrag aangepast moet worden aan de marktontwikkeling. Ik geloof niet dat een voorstel dat in die bewoordingen voor de tweede keer wordt ingediend, enig kans op slagen maakt. Wel kan ik u namens de Commissie de verzekering geven dat, mocht er zich een aanzienlijke stijging van de inflatie voordoen, de Commissie ongetwijfeld voor zal stellen het betreffende bedrag aan te passen. Amendement nr. 6 was, naar ik constateer, reeds in eerste lezing ingediend. De Commissie heeft dat amendement toen niet over willen nemen en dat doet zij nu dus ook niet, en wel om twee fundamentele redenen. Ten eerste is juridisch gezien het idee van directe rechtsvordering dat men beoogt in te voeren, in vele staten van de Unie onbekend en verschillende lidstaten zouden dan ook enorme moeilijkheden krijgen met de overheveling van wettelijke bepalingen. In de tweede plaats, en dit is een belangrijke overweging, wordt de beoogde maatregel bij toepassing van de richtlijn praktisch zinloos, omdat de depositohouders dan echt recht op schadevergoeding krijgen ten aanzien van het depositogarantiestelsel. Het zevende amendement slaat op de maximumtermijn voor de schadevergoeding, een probleem dat niet verward mag worden met wat in amendement nr. 2 staat, waarin namelijk sprake is van het begin van die termijn. De rapporteur heeft zich in haar verslag voorgenomen de oorspronkelijke tekst van het Commissievoorstel opnieuw te gebruiken: dus een termijn van drie maanden die niet verlengbaar is. De Commissie waardeert de suggestie van de juridische commissie, maar is van mening dat een en ander een averechts effect kan sorteren. Tijdens de besprekingen binnen de Raad is namelijk gebleken dat de meerderheid er zelfs voor was om elke termijnstelling te schrappen en het aan de lidstaten, of erger nog aan de depositogarantiesystemen zelf over te laten het moment van terugbetaling aan de depositohouders te bepalen. Met het in de wacht gesleepte compromis, volgens welke dus alleen in uitzonderlijke gevallen een verlenging van de termijn van drie maanden wordt toegestaan - eventueel met nog een verlenging, maar alleen in extreme noodgevallen, dus via openbare en transparante procedures - is naar ons gevoel het onderste uit de kan gehaald. Als wij de discussie nu weer gaan openbreken, riskeren wij het dat dat compromis komt te vervallen, terwijl het uiteindelijk tegemoet kwam aan de belangen van de depositohouders. Zoals het spreekwoord zegt. is het beste dikwijls vijand van het goede. Mijnheer de Voorzitter, ik vertrouw er zonder meer op dat uw Vergadering terdege rekening zal houden met de reële belangen van de houders van bankdeposito's. Aangezien dit een belangrijke richtlijn is die hoognodig in werking moet treden, dunkt me dat absolute prioriteit uit moet gaan naar een snelle goedkeuring, en dat alle andere overwegingen op het tweede plan komen. Zoals ik het zie. zijn de voorgestelde amendementen niet essentieel voor de strekking van de richtlijn. Deze beoogt immers voornamelijk de depositohouders een garantiesysteem ter beschikking te stellen die weliswaar minimaal, maar in ieder geval uniform is. Dit systeem vormt in twee landen van de Gemeenschap een novum, en geleidelijk zullen wij in deze overgangsfase - alle deadlines zijn immers op 1999 afgesteld - afkoersen op een systeem dat hoe dan ook voor uitbreiding in aanmerking komt. als de Commissie tenminste de kans krijgt het stelsel met haar voorstellen stap voor stap te verbeteren.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Vayssade (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil toch op minstens drie punten aandringen, omdat ik dacht dat de Commissie zich in die kwesties meer aan onze zijde zou scharen. Wat artikel 1. amendement nr. 2 betreft heb ik begrip voor de Commissie als zij zegt dat er al een akkoord met de Raad was, maar feit is toch wel dat het voorgestelde systeem over geen enkele termijn voor de garantie rept. Met andere woorden, als iemand constateert dat hij niet is uitbetaald, kunnen er maanden overheen gaan alvorens men de administratieve of gerechtelijke molens in beweging krijgt. Daarom hadden wij voorgesteld een tijdlimiet in te voeren, opdat er rekening wordt gehouden met het argument: „ik moet leven van dat geld dat ik daar op de bank heb". Deze richtlijn is toch zeker niet bedoeld voor speculanten of miljonairs, maar voor kleine depositohouders! Een tijdlimiet moet er dus toch wel komen. Wat amendement nr. 5 betreft, volg ik de redenering van de Commissie als zij zegt dat men moeilijk kan preciseren dat zo'n maatregel automatisch wordt, maar dat de Commissie in ieder geval toezegt, enzovoort. Maar waarom zou die toezegging niet in een richtlijn verwoord kunnen worden? Waarom kan daarin niet toegezegd worden dat. als de inflatie tot bepaalde hoogten opklimt, er dan een automatische herberekening van de drempel komt? Waarom zouden wij geen systeem van meer automatische herberekening vragen? Voorts wil ik niet dat mensen die gerechtelijke stappen willen ondernemen, al bij voorbaat de pas wordt afgesneden. Verscheidene landen kennen zo'n systeem, alhoewel het in andere landen niet bestaat. Maar daar waar het systeem bestaat, moet dit toch op zijn minst in bescherming genomen worden! Moeten de mensen dan zeggen: „sorry, u heeft mij berooid achtergelaten. Ik heb geen cent meer. want niemand doet meer iets en ik weet niet tot wie ik me kan richten"? Ik geloof dat wij daadwerkelijk de partij van de kleine depositohouders hebben gekozen. Bru Purón (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens heeft de commissaris de kwestie van de directe rechtsvordering niet erg overtuigend behandeld. Landen die de mogelijkheid van de directe rechtsvordering niet kennen moeten deze invoeren omdat de aansprakelijkheid van het garantiestelsel los staat van de rechtsvordering. Als er geen directe rechtsvordering is, is er geen aansprakelijkheid. Laten we er niet omheen draaien: we moeten direct naar de verantwoordelijke gaan. Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het zelf gehad over samenspraak en dialoog, maar dat deed ik niet om in het web van mijn eigen woorden verstrikt te raken, doch uit oprechte bereidheid tot samenwerking. Het is niet zo dat de oproep van de rapporteur tot dovemansoren is gericht, maar het gaat mij er vooral om de zaak zodanig te benaderen dat er optimale kansen voor een vlotte afronding van de richtlijn zijn. Daarom zeg ik in alle eerlijkheid dat van de drie amendementen die zojuist genoemd zijn. ik van nr. 5 voel dat ik dat tegenover de Raad in het kader van een gemeenschappelijke bespreking kan verdedigen. Voor wat de directe rechtsvervolging betreft, wil ik nog even antwoord geven op wat de heer Bru Puron heeft opgemerkt. Afgezien van het probleem van wetsoverheveling waar ik het zojuist over had. is het zo dat het
Nr.' 3-445/35
essentiële recht op terugbetaling in de twaalf rechtssystemen wordt ingesteld en in werking treedt zodra de richtlijn wordt aangenomen: op die manier is er al een procedureel middel voorhanden in de verschillende rechtsstelsels om de zaak eventueel voor het gerecht te brengen. Al dat kunst- en vliegwerk om nieuwe besprekingen met de Raad aan te gaan, lijkt me dus nogal overbodig. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. Wijsenbeek (LDR). - Voorzitter, alle waardering voor het verslag dat nu aan de orde komt, van de heer Janssen van Raay, die een ijverig en waardevol lid van dit Parlement is. Mag ik op basis van het Reglement. Bijlage I. artikel 1. en van zijn opgave onder artikel 2 van dezelfde bijlage de rapporteur vragen of hij in de juiste positie verkeert waar het, naar zijn voortreffelijk verslag zelf aangeeft, betreft: ten eerste, de structuur en transparantie bij financiële ondernemingen, ten tweede, de relatie tussen administratie en zetel, ten derde, de mogelijkheden van de autoriteiten tot uitwisseling van informatie voor controle, ten vierde, de rol van personen die belast zijn met de controle van de jaarrekeningen. Had de rapporteur, gezien zijn opgave Bijlage I, artikel 2 zulk een verslag moeten aannemen of had hij zich moeten verschonen? Ik denk dat we in het licht van het verslagGalle dat volgende maand aan de orde komt, in verband met paragraaf 14 nog eens heel goed naar de belangenverstrengelingen in dit Huis moeten kijken. De Voorzitter. - De heer Wijsenbeek heeft een probleem aan de orde gesteld waar ik niet veel wijs uit kan worden. 13. Supervisie van kredietinstellingen en schadeverzekeringsbedrijven De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0085/94) van de heer Janssen van Raay, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijnen op het gebied van kredietinstellingen, verzekeringsbedrijven anders dan levensverzekeringsbedrijven. levensverzekerings- en beleggingsondernemingen, ten einde het bedrijfseconomisch toezicht te versterken. Janssen van Raay (PPE), rapporteur. - Mijnheer de Voorzitter, voor mij is het nog veel onduidelijker. Ik begrijp niet wat in mijn opgave, die keurig gedaan is in het register dat u na afloop zelf kunt inzien, wat dat te maken heeft met het verslag. Ik ben advocaat zoals zovelen in de juridische commissie en dat is ingeschreven, maar ik ben geen accountant, ik ben geen bestuurslid van de NIVRA (Nederlands Instituut van Registeraccountants), ik ben geen lid van de organisatie van accountants, ik ben geen commissaris van een bank, ik begrijp niet wat hij bedoelt, maar goed. laten we maar liever ter zake komen. Dit verslag wat ik bij mijn vorige uiteenzetting over het verslag-Vayssade heb aangekondigd is een tweede belangrijke stap van de Commissie, waar ik dankbaar voor ben, die probeert de uitwassen of zoals u wilt de
Nr. 3-445/36
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Janssen van Raav misbruiken, van de liberalisatie van het bankwezen, die wij op zichzelf toejuichen, gaat inperken. Het verslag van mevrouw Vayssade had natuurlijk een algemeen belang. Deze richtlijn die we nu aansnijden heeft in de wandel de naam gekregen van de BCCI-richtlijn, de Bank for Commerce. Credit and Industry, en met name de enorme deconfiture en de schade die dat veroorzaakt heeft voor tal van mensen die die bank hun vertrouwen hebben gegeven. Wij zijn de Commissie dankbaar, laat ik daarmee beginnen, dat zij nu heeft gezegd dit is eens en nooit meer, en wij nemen in deze richtlijn gepaste maatregelen om die misbruiken de kop in te drukken. Ik kan u al meteen zeggen dat wat de Commissie heeft geproduceerd ons aller instemming heeft. Ik wijs op twee belangrijke zaken. Wat hier gebeurd is, is dat men gebruik heeft gemaakt van de single banking license door een statutaire vestiging te laten plaats vinden in een superliberaal land, namelijk Luxemburg, zonder dat ik iemand hier wil mee beledigen, maar de hoofdactiviteiten van de plaats in het Verenigd Koninkrijk en dat betekende dat men zich onttrok in de praktijk aan iedere controle die daar gold, dat de statutaire zetel meteen ook het toeziende orgaan was. Een van de belangrijkse stappen vooruit van het voorstel voor een richtlijn is dat dat wordt voorkomen. Het amendement van de juridische commissie is een juridische zaak, mijnheer de Voorzitter. Wij hebben de terminologie van het Verdrag gevolgd en misschien is dat een vertaalkwestie, maar ik merk dat dat amendement niet op bezwaren stuit. Het tweede heel belangrijk punt in de maatschappelijke ontwikkeling is dat deze richtlijn een grote verantwoordelijkheid geeft aan de accountants, de expert-comptable, de Registered Accountants. Die krijgen een status die vergelijkbaar is met die van een notaris, namelijk, ofschoon juridisch we hier te maken hebben met de relatie van een cliënt en een van zijn adviseurs, in dit geval de accountant, krijgt net als bij een notaris waar ook een mix bestaat van de cliënt-opdrachtgever verhouding, terwijl toch een notaris zoals we allemaal weten een afgeleid overheidsgezag bekleedt om het vertrouwen van het publiek te garanderen, gaat de Commissie vragen aan de accountants om diezelfde positie in te nemen, in dit geval bij banken, door de opdracht: wanneer men ernstige feiten tegenkomt die ertoe zouden kunnen luiden, mijnheer de Voorzitter, dat de goedkeurende verklaring wordt geweigerd, dan krijgt de accountant opeens de taak zijn eigen cliënt aan te geven, ik druk mij nu als advocaat wat scherp uit, aan te geven bij de centrale bank, in Nederland is dat de Nederlandse Bank. Wij zijn hier vóór, wij zijn hier absoluut voor, en wij zijn bijzonder blij dat de Europese federatie van Accountants bereid is geweest om deze taak op zich te nemen want het is natuurlijk een feit, daar heeft Lord Inglewood gelijk in, dat dit alleen maar functioneert, deze nieuwe maatschappelijke taak van in dit geval de accountants, als zijzelf bereid zijn die uit te voeren. Dat staat nu te gebeuren. Ik had in overleg met de accountants een aantal amendementen ingediend, daarin is de juridische commissie mij niet gevolgd. Ik ben een loyaal dienaar van de juridische commissie en ik zal in dit geval dus alleen het ene amendement vertegenwoordigen, de andere konden geen genade vinden, dat zij dan maar zo, dat regel ik wel verder met de accountants. Er is nu op de valreep één complicatie gerezen waar ik commissaris d'Archirafi op
wil wijzen. De Tresory Chambers hebben aan mevrouw Oddy een brief gestuurd waaruit blijkt dat de Britse regering ook bepaalde démarches heeft ondernomen en die luiden nu, ik citeer: „the Council agreed on the revised text produced by the President, see that went a long way." Wat wij nu willen zien, alle leden van de juridische commissie die zich hier mee bemoeien is, wat is die revised text? Is de revised text alleen maar een kwestie van minieme aanpassingen, dan kunnen wij gewoon doorgaan en door stemmen over dat ene amendement. Mocht evenwel blijken dat wij te maken hebben met een te goeder trouw en aanvaardbaar maar nieuw voorstel, dan willen wij als juridische commissie natuurlijk dat nieuwe voorstel inzien. Dat is dus mijn vraag, mijnheer de Voorzitter, hoe zit dat, want in het tweede geval behoud ik mij het recht voor om terugverwijzing naar de commissie te vragen met de notitie dat wij ook dan met bekwame spoed, gezien het belang, deze richtlijn zullen afhandelen. Martin, D. (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou zowel de Commissie als de rapporteur over dit prima werk willen complimenteren. Ik steun ten volle de doelstellingen van deze richtlijn. In het licht van het faillissement van de Bank of Credit and Commerce International heeft de Commissie volstrekt gelijk dat ze de bestaande wetgeving probeert te verscherpen, zodat we meer toezicht op financiële groepen kunnen houden. De methoden die ze heeft gekozen - betere informatie, wijzigingen in de structuur van de groepen om ervoor te zorgen dat de hoofdadministratie in hetzelfde land is gevestigd als de statutaire zetel, betere samenwerking tussen de nationale autoriteiten en de controlerende instanties, een grotere rol voor accountants - zijn allemaal toe te juichen en moeten de investeerders en aandeelhouders in de bedoelde financiële ondernemingen meer waarborgen geven, die evenwel nooit waterdicht kunnen zijn. De Commissie verdient onze complimenten voor het werk dat ze hierin heeft gestoken. In de paar minuten spreektijd die mij zijn toegewezen, wens ik mij toe te spitsen op de laatste opmerking van de heer Janssen van Raay. Als het klopt wat in de brief van de heer Nelson staat, dan gaat het duidelijk om een misbruik van het recht en de positie die het Parlement door de raadplegingsprocedure heeft verworven. Zoals de heer Janssen van Raay heeft gezegd, wordt ons te verstaan gegeven dat de Raad deze zaak al heeft besproken en het onder het Belgische voorzitterschap eens is geworden over een „herziene tekst". Zoals de rapporteur heeft gezegd, is deze tekst niet aan het Parlement voorgelegd. In de brief van de heer Nelson staat inderdaad, en dit heeft de heer Janssen van Raay niet gezegd, dat deze tekst pas na onze eerste lezing aan het Parlement zal worden voorgelegd. Als dit allemaal klopt, zijn wij nu volgens mij bezig met een raadpleging die geen raadpleging is. Dit is gewoon onaanvaardbaar voor het Parlement. Als er inderdaad een herziene tekst van de Raad bestaat, dan is er een doelbewuste poging ondernomen om de bevoegdheden te ondermijnen die het Parlement uit hoofde van artikel 189 toekomen. Alvorens verder te gaan. zou ik gaarne horen wat de commissaris daarover te zeggen heeft. Als de Commissie bevestigt dat er een herziene tekst is, zal ik de rapporteur steunen en voorstellen het verslag terug naar de commissie te verwijzen en opnieuw aan een eerste lezing van de echte ontwerp-tekst te beginnen. Het heeft geen zin dat het Parlement zijn
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/37
Martin, D. advies uitbrengt over een ontwerp dat niet het echte ontwerp is. Het is belangrijk dat de Commissie ter zake vanavond nog duidelijkheid schept. De Raad is helaas eens te meer niet hier om dat zelf te doen. Lord Inglewood (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ga niet verder in op wat de heren Martin en Janssen van Raay hebben gezegd over de vraag of onderhavige tekst al dan niet de juiste is. Als het niet om de juiste tekst gaat, is het duidelijk dat wij moeten doen wat beide heren zoeven hebben uiteengezet. Afgezien daarvan zou ik willen zeggen dat dit een zeer belangrijk verslag is in een Europa waar in alle lidstaten een ontwikkeling aan de gang lijkt om pensioenvoorzieningen meer over te laten aan pensioenfondsen dan aan de staat en waar pensioenvoorzieningen bijgevolg een van de belangrijke vermogensbestanddelen van elk gezin worden. In deze omstandigheden wordt een passende organisatie van de pensioensector, en met name de individuele pensioenstelsels, een zaak van heel groot algemeen belang. Tot welke gevolgen nietsdoen op dit vlak kan leiden, is duidelijk aangetoond door de problemen, de ellende en het persoonlijke leed dat is aangericht door het Maxwell-pensioenfondsschandaal en door de gevolgen van het onprofessioneel advies dat onlangs in het Verenigd Koninkrijk is gegeven inzake het verplaatsen van pensioenen van een stelsel naar een ander stelsel. Ik kom thans tot het verslag zelf, dat mijn steun krijgt en waarover ik de heer Janssen van Raay complimenteer. Er zijn twee algemene punten waar ik de aandacht van het Parlement op zou willen vestigen. Ten eerste, de richtlijn moet worden toegespitst op actuele of wezenlijke zaken en moet zo worden geformuleerd dat al de nodige informatie wordt gegeven zonder dat de toezichthouders onder een overvloed van overbodige details worden bedolven. Ten tweede, de toezichthouders moeten in staat zijn passende informatie te verstrekken aan alle betrokken autoriteiten die erop toe moeten zien dat het vennootschapsrecht en/of de beroepscode of ethische normen worden geëerbiedigd. Het spreekt vanzelf dat dit van lidstaat tot lidstaat verschillende personen of instanties kunnen zijn en dat moet ook in de ontwerp-tekst worden gezegd. Het belang van de integriteit van de pensioensector voor de Europese burgers kan niet genoeg worden beklemtoond. Met het oog op het vertrouwen van de burgers in de sector is het van vitaal belang dat de sector werkt in een kader waarin hij zijn eigen zaken op een flexibele en commercieel doelmatige manier kan regelen, maar tegelijkertijd bij het publiek en de pensioenhouders een maximaal vertrouwen wekt. Bru Purón (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, door dit debat zijn we allemaal een beetje in verwarring gebracht maar we moeten doorgaan op de weg die rapporteur, de heer Janssen van Raay is ingeslagen want hij heeft in dit verslag alsook in zijn voorafgaande verslagen over het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijnen uitstekend werk verricht. Aan de andere kant moeten we zeggen dat het Parlement niet de gewoonte heeft beschuldigingen te uiten die niet bewezen zijn en die puur op aanwijzingen gebaseerd zijn. Elke vorm van twijfel moet op een concrete beschuldiging gebaseerd zijn. Het amen-
dement met betrekking tot het onderzoek omtrent de echtheid, de onthulling van de werkelijke rechtspersonen vind ik bijzonder aannemelijk. Daarbij speelt de standplaats van de hoofdadministratie een belangrijke rol. En we moeten erop toezien dat de hoofdadministratie van de betreffende bank- of verzekeringsonderneming zich in hetzelfde land bevindt als haar zetel, dat de daadwerkelijke transacties ook werkelijke daar plaatsvinden en dat de zetel niet slechts van statutaire aard is. Dit moet aan de hand van feitelijke, fundamentele en na te trekken elementen bepaald kunnen worden: de eerste, de standplaats van de hoofdadministratie; de tweede, de standplaats waar de belangrijkste tot besluitvorming bevoegde organen gevestigd zijn en dat is iets dat niet aan twijfel onderhevig is en met andere aspecten kan worden aangevuld. Tenslotte wil ik de aandacht vestigen op het feit dat in de Spaanse versie van dit verslag er in slechts één amendement gesproken wordt over hoofdadministratie als bepalend element en over statutaire zetel als formeel element. Maar in het amendement - hetzelfde amendement, want er is maar een amendement nr. 1 - dat ons op een apart formulier uitgereikt werd, is geen sprake van statutaire zetel als formeel element maar van zetel waarmee we opnieuw vervelende en weinig prijzenswaardige, overbodige misverstanden kweken. Ik zou graag zien dat de rapporteur hiervoor snel een oplossing vindt omdat deze kwestie in het andere geval stemmen gaat kosten. Vanni d'Archirafi, lid van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, over dit voorstel tot wijziging van de vorige richtlijnen in het bank- en verzekeringswezen en de financiële dienstverlening is reeds lang en breed overlegd tijdens de voorbereidingsfase. Dit zeg ik omdat de tekst van ons voorstel inderdaad veel succes heeft geboekt, in die zin dat het een van de weinige keren was dat wij het allen met elkaar eens waren. Ik zal dus nu niet verder ingaan op de inhoudelijke kant van deze zaak. Er is echter een belangrijke kwestie aan de orde gesteld en mij is zeker niet de strekking ontgaan van wat de heren van Raay en Martin hebben betoogd. Nu wilde ik u vragen in deze kwestie enige welwillendheid te betrachten, want het hele vraagstuk is objectief gezien zo dringend, dat men wel enigszins coulant mag staan tegenover degenen die op een spoedige afronding afsturen. Ik verzoek het Parlement er dus rekening mee te houden dat de voorbereidende besprekingen weliswaar wisselende formules gevolgd hebben en soms met supervaart zijn afgewerkt, maar dit was zuiver een kwestie van overhaaste afwikkeling waar niets achter gezocht moet worden. Ons enige objectief was de eindstreep zo gauw mogelijk te halen. Ik besef natuurlijk terdege welke institutionele rollen de verschillende instellingen op grond van het Verdrag hebben en daarom ben ik vastbesloten mijn voorstel aan de Raad voor te leggen en het met hem door te spreken op basis van de positieve beoordeling die dit Parlement heeft verwoord. Men heeft het terecht over resultaten gehad, maar dit zijn resultaten van voorbereidende werkzaamheden en als zodanig moeten wij daar allen tegenaan kijken. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats.
Nr. 3-445/38
14. Bescherming
Handelingen van het Europees Parlement
van jongeren op het werk
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0108/94) van mevrouw Rønn, namens de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, omtrent het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op aanneming van een richtlijn betreffende de bescherming van jongeren op het werk. Rønn (PSE), rapporteur. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag het secretariaat van de commissie en de vertaaldienst bedanken voor het voortreffelijke en snelle werk dat zij hebben geleverd in verband met de tweede lezing van dit verslag. Vervolgens wil ik graag de commissieleden bedanken voor het grote aantal constructieve amendementen dat zij hebben ingediend. Ik heb mijn best gedaan om zoveel mogelijk van die amendementen op te nemen omdat het mij erg belangrijk lijkt dat in het Parlement brede politieke eensgezindheid wordt geschapen over dit belangrijke voorstel tot een richtlijn. Bij de uitwerking van zijn gemeenschappelijk standpunt heeft de Raad ongeveer de helft van de amendementen van het Parlement uit de eerste lezing overgenomen en zelfs ook een aantal amendementen die niet de steun van de Commissie hadden. Dit zou erop kunnen wijzen dat de Commissie te voorzichtig is geweest in haar steun aan het Parlement. Ik hoop dat de Commissie dit bij de tweede lezing goedmaakt. Dit zou ook een goed signaal betekenen voor de kinderen en jongeren in Europa die de drijfkracht zijn van de toekomstige Europese samenwerking. De amendementen van de Commissie hebben tot doel gezonde en veilige werkomstandigheden te waarborgen aan kinderen en jongeren op de arbeidsmarkt. Dat jongeren ervaring opdoen op de arbeidsmarkt zal hun latere bedrijfscarrière ongetwijfeld ten goede komen. Er moet echter een evenwicht worden gevonden zodat jongeren in de eerste plaats tijd hebben om naar school te gaan en een opleiding te volgen, de noodzakelijke voorwaarden voor een zinvol arbeidsleven. Er is iets mis wanneer jongeren meer dan een halftijdse baan hebben en tegelijk naar school gaan, wat met voorbereidingen meegerekend kan worden beschouwd als een voltijdse baan. En dit kan zeker niet in een tijd waar de Gemeenschap bijna 20 miljoen werklozen telt, velen daarvan volledig werklozen die geen vaste voet krijgen op de arbeidsmarkt. Voor alle duidelijkheid voeg ik hieraan toe dat jongeren nog steeds kranten mogen ronddelen en dat zij nog steeds aardbeien mogen plukken wanneer de amendementen van het Parlement worden aangenomen. Wij zijn echter voorstander van een beperking van de werktijd van kinderen en jongeren die school lopen, al dan niet verplicht. Daartoe hebben wij het voor ons erg belangrijke amendement nr. 13 ingediend. De beperking in artikel 8, lid 1, sub b van het gemeenschappelijk standpunt geldt slechts voor schoolplichtige kinderen en dat geeft aanleiding tot een onrechtvaardig verschil in behandeling omdat de duur van de schoolplicht verschilt van land tot land. De meeste andere amendementen van het Parlement proberen paal en perk te stellen aan de uitzonderingen die de Raad van ministers met gulle hand in het gemeenschappelijk standpunt heeft uitgedeeld. Het lijkt wel of de Raad lijdt aan overdreven voorzichtigheid. Zij houden zo goed rekening met de ideologische strijdpunten tussen de lidstaten dat zij elkaar de ene uitzondering na de andere toestaan
8.3.94
terwijl die helemaal niet nodig zijn, ook niet voor het Verenigd Koninkrijk. Teveel uitzonderingen kunnen enkel tot gevolg hebben dat de richtlijn wordt uitgehold en in het nadeel van de jongeren uitvalt. Daarom is het van groot belang dat amendementen nr. 16, 26 en 28 van het Parlement worden aangenomen. Indien de Commissie en de Raad zich afwijzend opstellen ten aanzien van deze gewichtige punten kan ik niet instaan voorde steun van het Parlement waar velen dit gemeenschappelijk standpunt eigenlijk liever zouden verwerpen. Dit is een erg belangrijke kwestie, zowel voor de Commissie als voorde toekomstige arbeidskrachten in Europa. Jongeren moeten een goede start krijgen in het arbeidsleven en worden beschermd tegen letsels en arbeidsongelukken. Tot slot wil ik het Griekse voorzitterschap graag herinneren aan zijn toezegging om dit voorstel met gekwalificeerde meerderheid aan te nemen zoals voorzien in het Verdrag. Het is absoluut noodzakelijk dat kinderen en jongeren zo goed mogelijk worden beschermd. Dit gaat voor alles en het zou niet mogen dat één land deze verbeteringen blijft tegenhouden. Hughes (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wacht met veel belangstelling op het antwoord van de Commissie op de zeer belangrijke amendementen die in de commissie, onder meer door mij, zijn ingediend. Ik zou mij willen beperken tot de afwijkingen die voor vier jaar aan het Verenigd Koninkrijk worden toegestaan. In haar mededeling over dit voorstel zegt de Commissie dat ze een onderscheid maakt tussen afwijkingen voor kinderen en afwijkingen voor adolescenten. Wat kinderen betreft, zegt de Commissie dat er ter zake in het VK wetgeving bestaat die zou kunnen worden aangepast en dat er bijgevolg geen behoefte aan een afwijking bestaat. Wat adolescenten betreft, zegt ze dat er in het VK geen wet. maar wel een specifiek beschermingssysteem voor alle werknemers bestaat. Daarom is de Commissie het eens met een extra overgangsperiode van vier jaar. Het probleem is dat de redenering van de Commissie op ten minste drie belangrijke punten mank loopt. Ten eerste, het VK zou de voorschriften voor adolescenten net zo goed na kunnen komen. Een wet met precies dezelfde inhoud is pas in 1989 ingetrokken. Als het VK die tekst kwijt is, kan ik er nog een kopie van bezorgen. Ten tweede, er bestaat geen voor alle werknemers geldend specifiek beschermingssysteem met betrekking tot dagelijkse en wekelijkse werktijden voor nachtwerkers, waar deze afwijking over handelt. Ten derde, geen enkel - algemeen of specifiek - systeem dat voor alle werknemers geldt, is afgestemd op de specifieke behoeften van adolescenten. In haar oorspronkelijk toelichtend memorandum was de Commissie zelf ter zake nochtans duidelijk. Op de bladzijden 3 en 4 zei ze daar dat adolescenten beneden de achttien jaar op het werk speciale behoeften hebben, bijzonder kwetsbaar zijn. Nu beweert ze het tegenovergestelde. Ik zal de commissaris een heel dossier bezorgen met informatie over jongeren die de afgelopen jaren in GrootBrittannië zijn gestorven of verwondingen hebben opgelopen. In 1992-1993 stierven bijvoorbeeld elf adolescenten door oorzaken die te maken hadden met het werk: bijna 500 liepen niet-dodelijke maar zware verwondingen op en meer dan 5.000 verwondingen die ernstig
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/39
Hughes
genoeg waren om meer dan drie dagen niet te kunnen werken. De situatie is dus zeer ernstig. Ik zou tegen de commissaris willen zeggen dat er hier ten minste twee personen aanwezig zijn die weten hoeveel pijn en lijden er achter deze cijfers schuilgaat. In de tribune zitten momenteel June Freeman en haar dochter Sue, de moeder en zuster van Simon Freeman, die in november 1992 op de leeftijd van zeventien jaar overleed ingevolge te lange blootstelling aan trichloorethyleen op het werk. De commissaris heeft ervan gehoord. Wij spreken hier niet over statistieken, wij spreken over jonge levens. Ik smeek de commissaris zijn standpunt inzake de afwijkingen voor adolescenten nog eens zeer ernstig te overwegen. In haar brief aan de commissaris schreef June Freeman dat Simon zich twee weken voor zijn dood had verloofd. Het leven lachte hem toe. Het leven houdt voor al onze jongeren nog zoveel beloften in. Ik verzoek de commissaris dit ernstig op te nemen en de Britse regering geen middel aan de hand te doen waarmee ze haar gezicht kan redden, maar dat jonge levens zal kosten. (Applaus) Spencer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik beginnen met te antwoorden op wat de heer Hughes zoeven heeft gezegd? Ik denk dat ieder van ons met zo'n persoonlijke tragedie mee zou voelen en er zijn medeleven mee zou betuigen, maar - zoals de heer Hughes ook weet - maak je op deze basis niet noodzakelijk goede wetten. Bij zijn verwijzing naar statistieken over verwondingen van adolescenten had hij ook de rest van de tabel voor kunnen lezen. Dan zou namelijk zijn gebleken dat de bepalingen die in het VK al van kracht zijn aanzienlijke extra bescherming aan adolescenten bieden. Dat is de reden waarom de cijfers inzake ziekte en blootstelling aan gevaren op het werk heel wat beter zijn voor adolescenten. Natuurlijk kan en moet iedere wet verbeterd worden, mijnheer Hughes. Ik ben niet van plan over deze wet politiek voetbal met u te spelen. Ik zou u alleen willen vragen voorzichtig te zijn met aan de hand van specifieke gevallen emoties te bespelen. Mijn land heeft zeer harde en specifieke voorschriften, waarvan vele op lokaal niveau, ter bescherming van de werknemers en van de gezondheid en de veiligheid op het werk. Ik heb de aard van deze voorschriften, en met name deze die betrekking hebben op schoolkinderen, tot in de kleinste bijzonderheden uitgelegd. Ik heb dit met name aan de rapporteur uitgelegd en het zal mij een groot genoegen zijn dat in een later stadium nog eens over te doen. Meer in het algemeen erkent de EVP de spanning tussen onze algemene wens om de werkloosheid te verminderen door een meer flexibele arbeidsmarkt tot stand te brengen en onze specifieke wens in bepaalde gevallen regelend op te treden en te beschermen. Dit is een moeilijke keuze. Mijn fractie zal een aantal van de in tweede lezing ingediende amendementen zeker steunen. Ik moet zeggen dat het mijn persoonlijke overtuiging is dat de Raad op dit moeilijke en ingewikkelde terrein een redelijk compromis heeft gevonden. Daarom zal ik het gemeenschappelijk standpunt van de Raad steunen. Maar ik beklemtoon nogmaals dat dit een terrein is waarop moeilijke keuzen moeten worden gemaakt en mijn fractie zal die moeilijke keuze tussen de voorgelegde amendementen dan ook maken.
VOORZITTERSCHAP: DE HEER CAPUCHO Ondervoorzitter Coelho (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de door de Commissie voorgestelde richtlijn is helaas niet slechts het gevolg van een noodzakelijke en altijd wenselijke principeverklaring. Het gaat om de schrijnende werkelijkheid van vele jongeren in de EG. Meer dan twee miljoen kinderen onderde 15 jaar, die bijna altijd tegen een hongerloon en zonder sociale bescherming werken, en die het aantal bedrijfsongevallen alarmerend doen toenemen. Terwijl deze kinderen zouden moeten spelen, studeren, kortom opgroeien, wordt hen door het eigenbelang en de hebzucht van sommige personen, de onverschilligheid van anderen en soms ook de nalatigheid van de openbare instanties, hun jeugd ontnomen en hun toekomst in gevaar gebracht. Een duidelijk verbod op dit schandalige misbruik door de kinderarbeid en de bescherming die aan kinderen onder de 18 jaar moet worden gegeven, is precies waar de Gemeenschap voor moet zorgen. De vaststelling van een minimumleeftijd, voorrang aan het doorlopen van een studie in het kader van de schoolplicht, het verbod op nachtwerk, garanties voor veiligheid en hygiëne, beperkte arbeidstijden per dag en per week en normen voor sociale bescherming verdienen onze speciale aandacht. Het is waar dat door de concessies die in de Raad aan het Verenigd Koninkrijk zijn gedaan, teveel - zeker meer dan wenselijk en de bedoeling was - is afgeweken van de oorspronkelijke doelstelling. Naar in het algemeen doet de Gemeenschap met deze richtlijn een belangrijke stap vooruit. Verder wil ik nog wijzen op het goede werk van de rapporteur, mevrouw Ronn, en van de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, en op de verbeteringen die door de amendementen zijn aangebracht. Eén van de zeer positieve punten die ik zou willen benadrukken is de invoering van de norm volgens welke de richtlijn geen reden is om in een lidstaat met een hogere bescherming, dit niveau te verlagen. Om voor mij volledig onbegrijpelijke redenen heeft de Raad dit punt niet aanvaard. Laat het Parlement het herinvoeren. Andrews (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, van al de sociale vraagstukken die het Parlement de afgelopen jaren heeft behandeld, is dit waarschijnlijk een van de belangrijkste. Wat mij treurig stemt, is dat in het gemeenschappelijk standpunt één lidstaat met betrekking tot adolescenten onaanvaardbare afwijkingen inzake arbeidstijd en nachtwerk heeft verkregen. De richtlijn zou naar mijn mening op dezelfde wijze moeten gelden voor alle lidstaten. Als we een geciviliseerde Gemeenschap zijn, moeten we ook duidelijk maken wat we willen. Uit EUROSTAT-cijfers blijkt dat er bijna 2 miljoen vijftienjarigen in de Gemeenschap aan het werk zijn, van wie ruim een derde in de distributie- en horecasector. Het is van wezenlijk belang dat alle lidstaten instemmen met gemeenschappelijke voorschriften die de gezondheid en de veiligheid van jongeren op het werk zoveel mogelijk beschermen. Deze richtlijn zal waardeloos zijn als er geen streng toezicht op de toepassing ervan wordt uitgeoefend. Jongeren werken illegaal en worden uitgebuit. Daar moet een eind komen. Van jongeren mag niet worden gevergd dat ze werk verrichten dat hun fysieke of geestelijke mogelijkheden te boven gaat of waarbij ze
Nr. 3-445/40
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Andrews
worden blootgesteld aan schadelijke of gevaarlijke stoffen of situaties. Op de naleving van de voorschriften inzake nachtwerk moet streng worden toegezien. Ik steun ten volle de amendementen die nachtwerk tussen 20.00 uur en 6.00 uur voor kinderen van minder dan vijftien jaar en tussen 20.00 uur en 8.00 uur voor kinderen van minder dan veertien jaar verbieden. Uit een onderzoek in het VK is gebleken dat 21 % van de bij het onderzoek betrokken kinderen melk bezorgden en 's ochtends al vóór 7.00 uur - sommigen zelfs vanaf 4.00 uur of 5.00 uur - op pad waren; 23% verkochten kranten en moesten 's avonds tot tussen 21.00 uuren middernacht werken. Naar mijn mening wordt in al deze gevallen de wet overtreden. Uit een ander onderzoek is gebleken dat veel werkende kinderen om hun verdiensten worden overvallen, met messen en naalden bedreigd en verwond. Ik zou hier nog lang over kunnen vertellen. Ik juich dit verslag en de amendementen toe. Ik hoop dat het Verenigd Koninkrijk vroeg of laat kennis zal nemen van de wensen van de grote meerderheid van de Europese volkeren en vollediger deel zal nemen aan de Europese Gemeenschap. Sandbæk (ARC). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, aangezien de Raad bij de eerste lezing van deze richtlijn volledige unanimiteit bereikte zelfs al was een gekwalificeerde meerderheid voldoende, kan dit debat erg gemakkelijk uitmonden in een schijndebat en de tweede lezing van het Parlement volslagen overbodig maken. Dit streven naar unanimiteit zorgt vooreen wijdlopende en vage wetgeving op sociaal gebied en dat is rechtstreeks in tegenspraak met de doelstelling van de Gemeenschap om de levensomstandigheden van arbeiders op een voortdurend hoger niveau te brengen. De uitweg die men aan het VK heeft geboden betekent dat de Raad ermee instemt dat jongeren met een baan bij de politie of in ziekenhuizen 's nachts mogen blijven werken. Ik zou graag weten welke autoriteiten het verantwoord vinden politieagenten in opleiding of geneeskundestudenten 's nachts aan het werk te zetten. Dat men deze mogelijkheden in een communautaire richtlijn toelaat kan slechts leiden tot een compromispolitiek en in ieder geval niet tot een betere bescherming van kinderen en jongeren. De heer Spencer heeft net uitgelegd dat de weerstand van het Verenigd Koninkrijk het gevolg is het feit dat zijn land al zulke hoge normen heeft. Ja, maar waarom heeft hij dan moeite met de amendementen van het Parlement? Dit is gewoon onzin. Nu dit is gezegd wil ik de rapporteur graag feliciteren met haar verslag. Wij hebben ondanks alles toch wat verbetering gebracht op een gebied waar sommige regels volslagen onverantwoord waren. In Denemarken is het bijvoorbeeld toegelaten dat kinderen vanaf 10 jaar boodschappen rondbrengen, bessen plukken of gelijkaardig werk doen. Kinderen vanaf 13 mogen kranten ronddelen voor schooltijd, in winkels werken en produkten prijzen. Er is nergens gebleken dat deze vorm van beroepsactiviteit speciaal kindvriendelijk is. In werkelijkheid is dit een subsidie aan onder meer krantenuitgevers in de vorm van uitzonderlijk goedkope en gemakkelijke werkkracht. Kinderarbeid en vrijetijdswerk worden nog absurder wanneer men weet dat ongeveer 1 1 % werklozen op zoek zijn naar een baan. Waarom niet de volwassenen een baan geven zodat onze kinderen meer tijd krijgen voor
schoolactiviteiten en niet in het minst voor spel. In Denemarken is kinderarbeid immers geen noodzaak, wat het wel kan zijn in de Zuideuropese landen. Voor Portugal betekent deze richtlijn geen verbetering omdat het land al strengere voorschriften heeft dan deze richtlijn. Het probleem is echter dat wij niet overeen doeltreffend controleapparaat beschikken. Er zijn dus een aantal punten van kritiek op deze richtlijn en de Raad zou er goed aan doen hiermee rekening te houden. Anderzijds betekent dit toch een bescheiden verbetering van de sociale dimensie in de Gemeenschap. Elmalan (CG). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, blijkens de Internationale Arbeidsorganisatie ILO werken er in de wereld 200 miljoen kinderen. Ook al zijn de levensvoorwaarden niet te vergelijken, Europa blijft niet verschoond van dit verschijnsel, dat ook niet beperkt is tot het zuiden. Dit is een onhoudbare situatie en wij vinden dan ook dat er maatregelen genomen moeten worden om een eind te maken aan die sociale plaag. Het zijn de volwassen werklozen en niet de kinderen die aan het werk gezet moeten worden! Dankzij acties die in mijn land en op Europees niveau door de betrokken verenigingen en vakbonden zijn gevoerd en die onze fractie bij Europese instanties heeft gecoördineerd, staat in het standpunt van de Raad van 23 november expliciet vermeld dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om kinderarbeid te verbieden. Maar bij dit verbod staat meteen een reeks uitzonderingen vermeld, en wel met betrekking tot de leeftijd van werkende kinderen, hun scholing, de arbeidsduur en nachtarbeid. Die afwijkingen komen er dus eigenlijk op neer dat kinderarbeid feitelijk erkend wordt. Dit is des te gevaarlijker, omdat die uitzonderingen ook gebruikt kunnen worden om de leerplichtige leeftijd te verlagen. In haar vijfjarige werkgelegenheidsplan is de Franse regering daar trouwens al op vooruitgelopen via het leerlingstelsel voor veertienjarigen. Na de verschillende verenigingen en vakbonden hebben nu het Jeugdforum en het Internationaal Arbeidsbureau het standpunt van de Raad flink onder vuur genomen, omdat de Raad zelfs de ILO-conventies niet respecteert en zich heeft geschaard achter de huidige maatregelen van deregulering van de arbeidsstructuur, dat wil zeggen maatregelen om de arbeidsflexibiliteit te bevorderen, om het aantal onzekere banen te verhogen, om de salarissen en de sociale verworvenheden onder druk te zetten. De kinderarbeid evenals het minimumjeugdloon van Balladur gehoorzamen aan dezelfde logica, namelijk die van de vrije concurrentie en het Verdrag van Maastricht, volgens welke het geld voor de mens komt. Onze fractie vraagt dat kinderarbeid gewoonweg verboden wordt voor kinderen onder de leeftijd waarop de leerplicht ophoudt, in elk geval voor kinderen jonger dan 16 jaar. Wij vragen eveneens dat alle afwijkingen op dat verbod geschrapt worden, dat de internationale conventies gerespecteerd worden, vooral die van de VN en de ILO. en dat in de richtlijn expliciet een verplichte clausule wordt ingevoerd over de zogenaamde nonregressie van de lidstaten, met het perspectief op verbetering overeenkomstig artikel 1 18 van het Verdrag, dat immers voorziet in een harmonisering in de richting van vooruitgang. Van Velzen (PSE). - Voorzitter, in het verslag van mevrouw Rønn zijn een groot aantal inhoudelijke zaken
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/41
Van Velzen genoemd waarop de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu verbetering noodzakelijk acht. Ik wil in mijn toespraak het accent leggen op twee zaken die, als ze in de huidige vorm in het gemeenschappelijk standpunt blijven staan, wat mij betreft het hele voorstel onaanvaardbaar maken. Ik behoor dus tot één van die mensen waar mevrouw Rønn het over had. Het huidige voorstel zoals dat nu voor ons ligt is wat mij betreft rijp voor terugsturen. De eerste zaak is die van de zogenaamde non-regressie. De Raad stelt in dit voorstel minimumnormen vast. Die minimumnormen zijn in nogal wat lidstaten lager dan wat men daar als normaal heeft geaccepteerd in de afgelopen jaren. Wat wij nu willen is duidelijk in de richtlijn vaststellen dat de lidstaten, als de richtlijn is aangenomen, hun normen niet mogen verlagen in de richting van dit minimum. Wij willen dezelfde procedure als ooit is gekozen in de richtlijn voor zwangere vrouwen. Ik hoop dus ook dat vanmiddag de commissaris niet aankomt met het verhaal dat het juridisch moeilijk of ingewikkeld is. De oplossingen daarvoor zijn destijds gevonden in de richtlijn voor zwangere vrouwen. Wat mij minstens zo dwars zit is de opt out in het voorstel die aan het Verenigd Koninkrijk is gegeven. U zult van mij niet horen dat ik buitengewoon gesteld ben op de Engelse regering, maar ik wil op dit moment wel opmerken dat ik de opt out eigenlijk vooral de verantwoordelijkheid vind van die lamlendige lidstaten die volstrekt onnodig toch een uitweg hebben geboden aan het Verenigd Koninkrijk. Het zijn de lidstaten in de Raad die al bij gekwalificeerde meerderheid een besluit hadden kunnen nemen en die toch zoeken naar unanimiteit en Engeland op die manier de mogelijkheid geven om voortdurend de zaak onder druk te zetten. Het is volstrekt onnodig om hier opt out te geven en het is absoluut gevaarlijk. Het is volstrekt onzin dat de normen in Engeland zo verschrikkelijk hoog zijn dat men in feite deze richtlijn niet nodig heeft, zoals de heer Spencer zei. Nee, de normen zijn zo laag dat de Engelse regering voortdurend heeft gemeierd: zij zijn zo laag dat ons dat een concurrentievoordeel geeft. Dat concurrentievoordeel willen wij minstens vier jaar en als het kan nog langer vasthouden. Het is absoluut onmogelijk voor het Europees Parlement om de Raad ook maar enigszins te steunen in zo'n opt out voor het Verenigd Koninkrijk. Ik doe dan ook een dringend en serieus beroep op de commissaris om die opt out eruit te gooien. Het zou volstrekt van hypocrisie getuigen als het Europees Parlement enerzijds voortdurend pleit voor sociale clausules in de GATT tegen kinderarbeid en op hetzelfde moment aan de regering in Engeland toestemming geeft om maar door te gaan. Pronk (PPE). - Voorzitter, we hebben een heel interessant verslag voor ons liggen. Bescherming van jongeren op het werk is een kerntaak van alle overheden. Als de jongeren niet beschermd worden, vormen zij de gehandicapten van de toekomst. Bescherming van jongeren is een van de beste preventieve geneeskundige maatregelen die denkbaar zijn. Daarom bespreken wij hier een belangrijke richtlijn. Het ontwerp van de Commissie was niet zo inspirerend. Maar het is door het Parlement in de eerste lezing wezenlijk veranderd en ook - dat moet toegegeven worden - door de Raad die tal van technische verbeteringen heeft aangebracht. Het probleem hierbij is dat de
tweede lezing door de strakke formele criteria die daarvoor gelden, wat bemoeilijkt wordt. Toch heeft de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu 30 amendementen ingediend. Een aantal van die amendementen zijn naar onze mening niet nodig. De meeste echter zijn essentieel om tot een aanvaardbare richtlijn te komen die het voor jongeren mogelijk maakt aan de arbeidsmarkt deel te nemen. De Raad heeft te veel uitzonderingen in de richtlijn opgenomen. Daarbij lijkt men wel eens te vergeten dat het om kinderen en jeugdigen gaat. Ook de uitzondering voor één bepaald land is een klein beetje wonderlijk. En dan blijkt het ook nog om krantenjongens en -meisjes te gaan, maar dat is natuurlijk iets wat niet alleen in dat land voorkomt maar ook in andere landen. Verder is het niet duidelijk waarom jongeren in ziekenhuizen werk kunnen doen dat aan hun eigen gezondheid schade kan berokkenen. Die uitzondering is overbodig omdat in de richtlijn oplossingen voorhanden zijn en datzelfde geldt ook voor de politie. Bij deze sectoren stuiten we op het merkwaardige verschijnsel dat de lidstaten veiligheid en gezondheid op het werk een goede zaak vinden zolang dat niet in eigen land plaatsvindt. Als het in eigen land plaatsvindt, zijn ze ineens bereid genoegen te nemen met 19de-eeuw.se toestanden. Dat is nog altijd heel jammer. De grote vraag die nu nog overblijft is of de Europese Commissie bereid is voldoende amendementen van het Parlement over te nemen. Als de Europese Commissie daartoe niet bereid zou zijn, is het bijzonder moeilijk deze richtlijn te aanvaarden. Maar het allerbelangrijkste is dat de toepassing van deze richtlijn, als die eenmaal is aangenomen, ook verbeterd wordt. De Commissie moet er meer op toezien dat de lidstaten de richtlijnen ook werkelijk ten uitvoer brengen. Ik denk dat dat een taak is voor de toekomst, die misschien nog belangrijker is dan het maken van nieuwe richtlijnen. Te veel wordt er alleen vertrouwd op wetgeving en wordt de praktijk uit het oog verloren. De praktijk is ook belangrijk. Maar eerst moet er wetgeving komen. Nianias (RDE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat met de onderhavige tekst vooruitgang wordt geboekt. Toch is deze niet voldoende om werkelijk het hoofd te kunnen bieden aan het vraagstuk van de kinderarbeid en de kinderbescherming. Ik moet mevrouw Rønn alle lof toezwaaien voor haar uitstekende werk en kort ingaan op de opmerkingen die de voorzitter van de Commissie sociale zaken, de heer van Velzen, zojuist maakte. Zijn aanbevelingen zijn uiterst belangrijk en dienen door iedereen die zich bezig wil houden met het vraagstuk van de kinderbescherming ter harte te worden genomen. De aanpak van deze problematiek is echter behept met twee problemen. Ten eerste wil men weliswaar de kinderen en de jongeren in de puberteit beschermen tegen voor hen ongeschikt werk, maar tegelijkertijd laat men zoveel uitzonderingen toe dat, zoals zojuist terecht werd opgemerkt door een collega, onze inspanningen in feite volledig worden uitgehold en elk effect verliezen. Ten tweede bestaat er een tegenstelling tussen de lidstaten. De meeste lidstaten hebben een wetgeving op kinderarbeid. Een lidstaat doet echter iets heel anders. Dit is een zeer ernstige zaak. Bij de aanneming van het Sociaal Handvest en de daarmee verbonden activiteiten hebben wij niet nagelaten te wijzen op de gevolgen van dit onderscheid tussen de elf landen enerzijds en het twaalfde land anderzijds. Dit onderscheid zal een stempel blijven druk-
Nr. 3-445/42
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Nianias ken op de werkzaamheden van dit Parlement en op de wetgevingen. Ik moet u zeggen dat ik er volledig tegen ben dat men kinderen onder het mom van hun opleiding gevaarlijke werkzaamheden laat verrichten. Ik wilde de heer Pronk zeggen dat mijns inziens in Griekenland geen groot probleem bestaat met kinderarbeid. Integendeel, ik meen zelfs te mogen zeggen dat overal in Griekenland, op het platteland en in de steden, de kinderen gelukkig zijn. Dit zeg ik niet uit chauvinisme, maar om het Parlement duidelijk te maken hoe de vork in de steel zit. Ik hoop echter dat, zoals de heer van Velzen reeds zei, de tekst in de toekomst verbeterd kan worden en het onderhavige vraagstuk krachtiger kan worden aangepakt. Ribeiro (CG). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het thema van dit verslag lokt een aantal ongelooflijke staaltjes van hypocrisie uit. Om te beginnen de titel van de richtlijn: bescherming van kinderen op het werk. Dit is niet hetzelfde als kinderarbeid. De reden voor deze keuze is dat niemand, individueel of in zijn of haar fractie, kinderarbeid zou aanvaarden, dat iedereen dit zou veroordelen. Maar intussen is iedereen het er wél mee eens om de jongeren op het werk te beschermen. Het principe van het verbod op kinderarbeid is universeel en zijn praktijk wordt alom veroordeeld. Maar kinderarbeid bestaat, in het geniep of onder het mom van een uitzondering, voorwendsels en excuses. Het bestaat in de landen van de Stille Oceaan, waar het internationaal kapitaal aantrekt zodat het nog extra gestimuleerd wordt. Het bestaat in het communautaire Portugal, in het dal van Ave, in de noodlijdende textielindustrie waaronder de arbeiders gebukt gaan en waaruit door enkelen zeer veel voordeel wordt behaald. Laten we duidelijk zijn over deze hypocrisie. Kinderarbeid bestaat omdat er mensen zijn die een arbeidsreserve willen creëren en niet als een bijna wanhopige toevlucht aan de zijde van het aanbod. Laten we duidelijk zijn en de rapporteur feliciteren met haar poging om opheldering te verschaffen omtrent deze obscure praktijken: controlemechanismen en een strikte toepassing van de principes zijn absoluut noodzakelijk. Laat niemand terughoudend zijn in zijn veroordeling van al diegenen die ze ongestraft overtreden. Pronk (PPE). - Voorzitter, mijn excuses, maar er is een fout gemaakt in de vertaling van wat ik gezegd heb. Ik heb niet gesproken over Griekenland. Wel heb ik gesproken over kinderen die kranten wegbrengen. En wat dat betreft heb ik alleen gezegd dat dat overal in de Gemeenschap voorkomt en dat het niet noodzakelijk is voor één land een uitzondering te maken. Met dat land bedoelde ik níet Griekenland. Chanterie (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, wanneer wij deze richtlijn vandaag hier onderzoeken, moeten we eens te meer vaststellen dat de Raad van ministers zich weinig gelegen laat aan de sociale geloofwaardigheid van de Europese Unie. Hoe anders kan de Ministerraad verantwoorden dat het gemeenschappelijk standpunt op sommige punten niet het sociaal niveau haalt van de IAOnorm. Welke argumenten kunnen de ministers aanreiken voor een hele reeks uitzonderingsbepalingen die de richtlijn in zekere mate uithollen. Bovenal welke redenen zijn er te geven voor de aanvaarding van een derogatie voor Groot-Brittannië. Ondanks de mogelijkheid om de richtlijn met gekwalificeerde meerderheid aan te nemen.
blijft de Raad naar consensus zoeken, dat is door andere sprekers al opgemerkt, en dit is een politieke fout. Er is in de voorbije weken heel wat te doen geweest over de vraag of het gemeenschappelijk standpunt al of niet in overeenstemming is met de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie. In feite zouden we moeten zeggen: dit is een verkeerde vraagstelling. Het kan toch niet waar zijn dat de sociale ambities van de Europese Unie niet verder reiken dan de normen van de IAO. De IAOconventies zouden vanzelfsprekend de basis moeten vormen voorde Europese sociale bepalingen. Europa zou zijn sociale lat hoger moeten leggen en dit is in het gemeenschappelijk standpunt niet het geval. Op een aantal punten, voornamelijk wat betreft de nachtarbeid is er nog een probleem in de tekst zoals die nu voorligt in vergelijking met de IAO-conventies. Als het gemeenschappelijk standpunt op dit vlak niet wordt bijgestuurd krijgen derde landen een vrijgeleide om in de internationale onderhandelingen de Europese Unie erop te wijzen dat al wat wij vertellen over de sociale clausule in de internationale onderhandelingen vals klinkt. Ik wijs er verder op dat het de uitdrukkelijke wens is dat de Unie een actieve rol zou spelen bij deze bepaling van sociale clausules in het internationale handelsstelsel. Voor mij is het duidelijk, en ik sluit daarmee aan bij andere sprekers, het gemeenschappelijk standpunt moet worden bijgeschaafd op twee elementen. Ten eerste, met amendementen die erop gericht zijn om de richtlijn werkelijk in overeenstemming te brengen met de IAÕnormen en ten tweede, om de uitzonderingen te beperken en aldus te verhinderen dat de Britse sociale klok, ondanks de vertraging die ze al heeft nog verder wordt teruggedraaid. Ten derde, en dat stelt ook de rapporteur voor, om een niet-regressie-clausule op te nemen zodat de richtlijn niet misbruikt wordt om de bestaande bescherming af te bouwen. Ik ga ermee akkoord dat er in de organisatie van de arbeid en de arbeidstijd voldoende mate van flexibiliteit nodig is. Ik blijf mij evenwel verzetten tegen een vergaande toepassing van dit principe ten nadele van jongeren en kinderen. De laatste vraag, mijnheer de Voorzitter, wat is de toestand van de voorbereiding in de Ministerraad? Er is een sociale Raad in april. Als ik goed ingelicht ben. is er op dit ogenblik in de Ministerraad geen enkele vooruitgang om deze richtlijn in de sociale Raad van april goedgekeurd te krijgen en dit zou toch verschrikkelijk zijn voor het Griekse voorzitterschap. Alavanos (CG). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad strekt mijns inziens de Europese Unie niet tot eer. Men komt hierin blijkbaar tot de slotsom dat kinderarbeid goed is voor de concurrentie tussen de verschillende lidstaten. Ondanks het enorme werkloosheidsprobleem, stelt men zich heel soepel op ten aanzien van de werkomstandigheden van kinderen. Het gemeenschappelijk standpunt behelst wat minimumleeftijd, nachtwerk en gevaarlijke werkzaamheden betreft meer afwijkingen en uitzonderingen dan regels. Mevrouw Rønn en ook de commissie hebben mijns inziens goed werk verricht. Ook moeten wij onze voldoening tot uitdrukking brengen over de verklaring van de voorzitter van de Raad. de Griekse minister van arbeid.
8. 3. 94
Nr. 3-445/43
Handelingen van het Europees Parlement
Alavanos de heer Giannopoulos. dat de Raad tijdens zijn komende bijeenkomst niet mag aarzelen een besluit te nemen met gekwalificeerde meerderheid. Tot slot wil ik nog kort iets zeggen over de kinderen van economische vluchtelingen. De drieluik „zware werkomstandigheden, bedelarij en prostitutie" is vaak het lot dat hen beschoren is wanneer zij naar de landen van de Europese Unie komen. Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu voor haar werk danken en de rapporteur, mevrouw Rønn. complimenteren over het zeer hoge niveau van haar inhoudelijke amendementen op het gemeenschappelijk standpunt inzake de bescherming van jongeren op het werk. Eens te meer getuigen deze amendementen van de zeer intense belangstelling van het Parlement voor het zeer gevoelige probleem van de bescherming van jongeren op het werk en uw wens om de inhoud van de beschermende voorschriften, die u al in eerste lezing aanzienlijk had verbeterd, verder bij te stellen. De Commissie steunt verschillende van uw amendementen met betrekking tot kernproblemen. Zo kan de Commissie, ten eerste, tegemoetkomen aan uw wensen inzake meer duidelijkheid omtrent de minimumleeftijd voor toelating tot arbeid. Ze kan amendement nr. 4 overnemen en zal aan artikel 1 van het voorstel voor een richtlijn de zin toevoegen dat de leeftijd „in ieder geval niet lager dan 15 jaar" mag zijn. Ook amendement nr. 1 met betrekking tot IAO-Conventie nr. 138 is aanvaardbaar. Ten tweede steunt de Commissie de opneming van een zogenaamde non-regressiebepaling en derhalve het in de amendementen nrs. 1 en 2 vervatte beginsel. De formulering moet wat worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met al bestaande soortgelijke bepalingen en ik stel dan ook de volgende tekst voor: onverminderd het recht van de lidstaten om, in het licht van zich wijzigende omstandigheden, andere bepalingen op het gebied van de bescherming van jongeren in te voeren, mits wordt voldaan aan de minimumvoorschriften in deze richtlijn, mag de tenuitvoerlegging van deze richtlijn niet leiden tot een verlaging van het algemene beschermingsniveau dat jongeren in elk van de lidstaten wordt geboden. De Commissie heeft bijzondere aandacht geschonken aan het amendement tot beperking van de arbeidstijd voor adolescenten die nog een voltijdse opleiding volgen. Ze is van oordeel dat er behoefte is aan een ruimer voorschrift - dit wil zeggen algemener geformuleerd dan amendement nr. 13 - dat rekening houdt met de speciale situatie waarin de bedoelde adolescenten zich bevinden. En dan is er het neteliger probleem van de extra overgangsperiode van vier jaar voor de toepassing van de bepaling tot beperking van de maximale wekelijkse arbeidstijd voor kinderen tot 12 uur en de bepaling tot beperking van de toegelaten duur van door adolescenten verrichte arbeid en nachtarbeid. Ik betreur thans dat deze extra overgangsperiode in het voorstel is opgenomen. Hoewel de Commissie ermee akkoord kan gaan dat het Verenigd Koninkrijk meer tijd krijgt om zijn regelingen aan te passen en zich aan te sluiten bij de andere lidstaten wat betreft de bescherming van adolescenten via beper-
king van de duur van arbeid en nachtarbeid, vindt zij het onaanvaardbaar dat deze extra overgangsperiode ook voor de beperking van de wekelijkse arbeidstijd van kinderen zou gelden. De Commissie motiveert haar standpunt in een verklaring in de bijlage bij het gemeenschappelijk standpunt. Het deel van de amendementen nrs. 3 en 28 dat betrekking heeft op de schrapping van de extra overgangsperiode, is dan ook aanvaardbaar wat de arbeidsduur van kinderen betreft. Als het Parlement dat wenst, kan ik ook instemmen met de schrapping van de verwijzing naar een mogelijke uitbreiding van de overgangsperiode in de laatste alinea van artikel 18. lid 1, sub c). Amendement nr. 29 inzake de opneming van nietioniserende straling in de bijlage is ten slotte ook aanvaardbaar, maar niet zonder een verduidelijking ten einde rekening te houden met de desbetreffende bepalingen in het voorstel over fysische agentia dat momenteel in de Raad ter tafel ligt. Ik wens alleen nog te zeggen dat het de bedoeling en de uitgesproken wens van alle betrokkenen is dat jongeren niet worden uitgebuit en wat hun opleidingskansen betreft op generlei wijze worden benadeeld. Ik vind dat deze tekst een aanzienlijke verbetering betekent en ik denk dat hij zal bereiken wat wij ervan verwachten, namelijk een verdere verbetering van de bescherming van jongeren. Van Velzen (PSE). - Voorzitter, het was natuurlijk erg snel en niet allemaal goed te volgen. Maar als ik goed heb geluisterd heeft de Commissie inderdaad een stap gedaan in de richting van het Parlement. Wij zullen dat zeker positief beoordelen, althans ons positief opstellen bij de beoordeling daarvan; maar hij heeft wel de tekst laten staan: de Commissie zal een verslag indienen over de gevolgen van de opt «if/-bepaling. Ik begrijp eerlijk gezegd niet helemaal waarom hij wel schrapt dat de Raad een besluit zal nemen over verlenging - dat is absoluut een idiote tekst die eruit moet - maar waarom dan toch nog blijft staan: de Commissie zal een verslag indienen. Wat is in de visie van de commissaris de status van een dergelijk verslag, want normaal is zo'n verslag de eerste stap tot een oordeel over al dan niet verlengen. Ik denk dat het voor onze beslissing cruciaal is om daar een zo helder mogelijk antwoord op te hebben. Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, duidelijkheidshalve kan ik tegen de geachte afgevaardigde zeggen dat dit verslag niet meer zal zijn dan een beoordeling van de door het Verenigd Koninkrijk gemaakte vorderingen bij de aanpassing van zijn wetgeving aan de bepalingen van de richtlijn. Ongeacht de inhoud van het verslag, is de juridische status in dit geval heel duidelijk: de afwijking zal na de overgangsperiode van vier jaar vervallen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. ¡5.
Koolwaterstoffen
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A3-01 18/94) van de Commissie energie, onderzoek en technologie, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0018/94 - COD 0412) over een voorstel voor een richtlijn van het Europees
Nr. 3-445/44
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Voorzitter Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de winning van koolwaterstoffen (Rapporteur: mevrouw Larive).
staan. De meerderheid in onze commissie was uiteindelijk echter van mening dat Denemarken deze uitzondering nodig zou hebben om de belofte gestand te doen die is vervat in de bestaande vergunning.
Larive (LDR), rapporteur. - Voorzitter, vandaag spreken we in tweede lezing over de ontwerp-richtlijn betreffende voorwaarden voor verlenen en gebruik maken van vergunningen voor prospectie, exploratie en winning van koolwaterstof. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad beoordelen wij positief. Van onze twaalf amendementen zijn er tien, meestal letterlijk, soms naar de geest overgenomen: een succes. Zij behelsden met name ten eerste de bevestiging van de soevereiniteit van de lidstaten over op hun grondgebied aanwezige aardolie en aardgas, ten tweede uitsluiting van terugwerkende kracht bij toepassing van deze richtlijn en ten derde de mate waarin een lidstaat invloed kan blijven uitoefenen op het zogenaamde depletie-beleid oftewel voorraadverminderingsbeleid. De twee niet door de Raad overgenomen amendementen betreffen de wederkerigheid met derde landen.
Om een lang verhaal kort te maken, uiteindelijk is een compromis gevonden. Dat is dan ook het enige amendement dat de Energiecommissie indient. Het betreft een toevoeging aan artikel 13 die luidt: dit artikel schept geen precedent voor de lidstaten en tast de inhoud van de richtlijn op generlei wijze aan. Dit spreekt eigenlijk vanzelf, en daarmee is deze toevoeging slechts van beperkt belang. Het zou daarom des te verbazender zijn indien niet iedereen voor dit compromis stemt. Ik zie dat de heer Seligman in de zaal is.
Het gaat hier om een van de eerste gevallen van medebeslissingsrecht van het Europees Parlement. Interinstitutioneel gezien is het dan ook interessant te constateren dat de Raad zich niets heeft aangetrokken van de Commissie. De Commissie die sommige amendementen wel wilde overnemen maar andere niet, zoals ten aanzien van de terugwerkende kracht die de Raad wel heeft overgenomen. Hoewel de Energiecommissie, zoals ik reeds zei, positief staat ten opzichte van het gemeenschappelijk standpunt, waren er twee punten waarover in onze commissie langdurig gediscussieerd is. Beide betreft tekstdelen die door de Raad zijn toegevoegd en die dus niet in eerste lezing aan het Europees Parlement waren voorgelegd. Artikel 6, lid 3, tweede alinea, verdient geen schoonheidsprijs. Ik heb het wel tachtig keer overgelezen zonder het te begrijpen. Het is duidelijk het resultaat van een compromis tussen nationale bureaucratieën en ik denk dat dit soort ondoorzichtige teksten de Europese wetgeving een slechte naam bezorgt. Toch heeft de Energiecommissie na ampele overweging besloten hierop geen amendement in te dienen dat de helderheid vergroot. Uw rapporteur betreurt dit. Tweede punt betreft artikel 13. Artikel 13 van het gemeenschappelijk standpunt geeft een uitzonderingspositie aan Denemarken. De bepalingen van de artikelen 3 en 5 van de richtlijn schrijven respectievelijk voor dat voor nieuwe vergunningen alle belangstellende subjecten een aanvraag kunnen indienen en dat de criteria voor die open inschrijvingen worden vastgesteld. Artikel 13 in de richtlijn stelt voor Denemarken de artikelen 3 en 5 buiten werking, met name voor de nieuwe vergunning die vóór 31 december 2012 door Denemarken wordt afgegeven voor de gebieden die zijn afgestaan op 8 juli 2012 wanneer de 50 jaar daarvoor verleende vergunning vervalt. Ingewikkelde zaak. De reden voor deze uitzondering is dat in de bestaande vergunning die dus in '62 voor vijftig jaar is afgegeven, de belofte is vervat dat de vergunninghouder in dat jaar 2012 een exclusief onderhandelingsrecht heeft over een eventuele voortzetting. Na uitvoerige discussie in onze Energiecommissie bleek een minderheid van mening te zijn dat artikel 13, dat die uitzonderingspositie geeft, een gevaarlijke precedentwerking zou kunnen hebben en dat de interne markt niet voltooid kan worden op basis van uitzonderingen en het dus principieel onjuist zou zijn deze uitzondering toe te
Tenslotte wijs ik u erop dat in het kader van de toetredingsonderhandelingen Noorwegen een speciaal protocol vraagt waarin de principes van deze richtlijn betreffende soevereiniteit van de staat over eigen olie- en gasreserves en het recht op staatsdeelneming nog eens wordt vastgelegd. Het lijkt dubbel op, maar ik denk dat het geen problemen geeft. Wel moeten we er te zijner tijd voor waken dat dat protocol niet verder gaat en dat bijvoorbeeld geen uitzonderingspositie - wéér een - voor Noorse staatsdeelneming wordt geschapen. Deze richtlijn past in het kader van de voltooiing van de interne markt. Behalve in het geval van Denemarken zullen alle bedrijven die daartoe de noodzakelijke bekwaamheden bezitten in open procedures toegang kunnen krijgen tot prospectie, exploratie en winning van olie en gas, zonder enige discriminatie. Goedmakers (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, dit lijkt een heel technisch onderwerp maar het is eigenlijk een heel fundamenteel punt: wie heeft toegang tot natuurlijke hulpbronnen, wie mag olie- en gaswinning plegen? Wij willen in de Gemeenschap toewerken naar een situatie waarbij er geen handelsbelemmeringen zijn. geen oneerlijke concurrentie en geen afscherming van een eigen positie. Wij zijn dan ook blij dat de Raad onze positie in eerste lezing heeft overgenomen en onze kritiek op onderdelen in de voorstellen die met terugwerkende kracht werkten, eruit gehaald heeft want dat zou weer als het ware een niche gecreëerd hebben voor het nog langer mogelijk maken van die oneerlijke concurrentie. Nu worden we geconfronteerd met twee nieuwe problemen. Allereerst in artikel 13, gecreëerd op een bijzondere situatie die in Denemarken bestaat waarbij er een heel langlopende verplichting ergens in een contract staat waarbij Denemarken bang is een eis tot schadevergoeding aan zijn broek te krijgen als dat niet geregeld wordt. Het lijkt mij een volstrekt overbodig artikel, artikel 13. omdat we inmiddels de terugwerkende kracht uit de ontwerp-richtlijn hebben gehaald. Maar ik ben blij dat we via het amendement dat we in de energiecommissie hebben aangenomen, de precedent-werking van dit artikel volstrekt is uitgesloten. Het tweede nieuwe probleem is artikel 6.3, dat gaat in op de bijzondere positie van Noorwegen en andere landen met een zware staatsparticipatie in olie- en gaswinning. Dit artikel wil dat als er dergelijke staatsparticipaties zijn. deze ook in de toekomst niet kunnen gebruikt worden om via voorkennis bijvoorbeeld de olie- en gaswinningsmarkt in de hele Gemeenschap te kunnen overnemen door voorkennis te gebruiken bij nieuwe exploratiemogelijkheden. Ik moet echter zeggen dat de tekst in het
8. 3. 94
Nr. 3-445/45
Handelingen van het Europees Parlement
Goedmakers Nederlands volstrekt onbegrijpelijk is en dat lijkt me voor een juridische tekst uitermate onwenselijk.
amendement op artikel 13 gebaseerd op een compromis tekst.
Tot slot zou ik even willen zeggen dat ik het verstandig zou vinden als de Raad voortaan werkelijk met het Parlement overlegt in plaats van het te confronteren met faits accomplis.
Aangezien ik deze aanbeveling nuttig en acceptabel acht verzoek ik het Parlement, namens de Commissie, het gemeenschappelijke standpunt van de Raad met inbegrip van dit amendement aan te nemen. Het amendement beperkt de uitzonderingspositie van Denemarken in ruimte en tijd en schept bovendien geen precedent voor andere lidstaten.
Rovsing (PPE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over het voorstel voor een richtlijn over vergunningen is een compromis dat een haarfijn evenwicht bewaart tussen de standpunten van de verschillende lidstaten. Vooral artikel 13 was het gevolg van zorgvuldige overweging waardoor werd vermeden dat de richtlijn ook op dit punt een terugwerkende kracht kreeg. Een compromis op dit punt was van uitzonderlijk groot belang aangezien de Deense staat mocht rekenen op een onoverkomelijke eis tot schadevergoeding indien zij niet kon voldoen aan de bepalingen in de vergunning aan A.P. Møller die afloopt in 2012. De toevoeging die werd opgenomen op de bijeenkomst van de Commissie energie, onderzoek en technologie op 25 februari geeft na lang beraad echter aanleiding tot bedenkingen. De toevoeging diende te verduidelijken dat artikel 13 een uitzonderingspositie verleende aan de Deense staat. Ik had graag het laatste deel van de zin geschrapt. Daarmee kan het Parlement preciseren dat artikel 13 een specifieke uitzondering voor Denemarken inhoudt en niet een uitzondering die de andere landen later als precedent kunnen inroepen. Matutes, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet had de sector prospectie en winning van koolwaterstoffen tot nu toe met een reeks beperkende bepalingen te maken waardoor voor bedrijven niet dezelfde voorwaarden golden met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden. Met het oog op de totstandkoming van de interne energiemarkt, diende de Commissie in 1992 een richtlijnvoorstel in waarin voor iedereen enkele gemeenschappelijk regels zijn vastgelegd voor het verlenen van vergunningen voor de exploratie. Deze richtlijn zal ervoor zorgen dat voor alle bedrijven dezelfde voorwaarden gelden voor het verlenen en gebruik maken van vergunningen in de betreffende sector en zal bovendien de concurrentie vergroten. Nadat het Europees Parlement zijn advies inzake dit voorstel in de eerste lezing had uitgebracht, diende de Commissie een gewijzigd voorstel in waarin met de door deze Vergadering ingediende amendementen rekening was gehouden. Dit gewijzigde voorstel hebben we als basis gebruikt voor de moeilijke besprekingen die later in de Raad werden gehouden en die tenslotte moesten leiden tot een gemeenschappelijk standpunt. Er is veel tijd en moeite besteed om oplossingen te vinden voor de door sommige landen naar voren gebrachte bezwaren met betrekking tot bepaalde aspecten van het voorstel. Het uiteindelijke resultaat is een weergave van deze moeilijke besprekingen, maar ook van de ware aard van een overeenkomst die tenslotte vruchten afwerpt. Het gemeenschappelijke standpunt is gebaseerd op een wankel evenwicht tussen elementen en belangen die samen borg zullen staan voor de tenuitvoerlegging van de gronddoelstelling van de richtlijn. De Commissie energie, onderzoek en technologie van dit Parlement heeft aanbevolen dit gemeenschappelijke standpunt - dat ik heb verdedigd - te aanvaarden met inbegrip van een
De Commissie hecht veel waarde aan de inhoudelijk rijke debatten en bedankt in het bijzonder mevrouw Larive, rapporteur van dit verslag voor haar constructieve bijdrage aan de discussie over dit onderwerp. Als het Parlement de stemming heeft afgerond en ervan uitgaande dat de Raad - naar ik hoop - het advies van het Parlement overneemt en formeel het voorstel in de komende Raad voor Energie goedkeurt kan de richtlijn eindelijk in juli van het volgende jaar in werking treden. Dit zal voor de gehele sector koolwaterstoffen een belangrijk moment zijn en ons helpen de leemten in de interne markt voor energie op te vullen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. 16. Monopolie op het gebied van
energiedistributie
De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over haar bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakte zaak betreffende het monopolie op het gebied van energiedistributie (gas en elektriciteit). Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 26 januari 1994 besloot de Commissie, overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag, zes zaken bij het Hof van Justitie aanhangig te maken, die alle betrekking hadden op niet-nakoming van een krachtens het Verdrag op de lidstaten rustende verplichting. Het ging om lidstaten die een wettelijk monopolie op de inen/of uitvoer van elektriciteit en/of gas handhaven. Het beroep van de Commissie is gebaseerd op de artikelen 30, 34 en 37 van het EG-Verdrag. De zes lidstaten zijn: Italië, elektriciteit; Frankrijk, elektriciteit en gas; Spanje, elektriciteit; Nederland, elektriciteit; Denemarken, gas; Ierland, elektriciteit. De Commissie nam dit besluit na ruim twee jaar discussies tussen haar en de lidstaten. Het beroep heeft uitsluitend betrekking op inen uitvoermonopolies, die duidelijk strijdig zijn met de bepalingen van het EG-Verdrag. Produktie- en distributiemonopolies vallen er bijgevolg buiten. De Commissie is van oordeel dat in het licht van de voltooiing van de interne markt de fundamentele vrijheden ook in de energiesector moeten worden toegepast. Zij is van mening dat bepaalde dwingende vereisten zoals veilige voorziening, bescherming van de consument, algemene dienstverlening enzovoort weliswaar moeten worden gewaarborgd, maar dat er andere middelen zijn om dat te doen die minder restrictief zijn dan de handhaving van in- en uitvoermonopolies. De handhaving van de in- en uitvoermonopolies is in de ogen van de Commissie een ongerechtvaardigde beperkende maatregel die tegen het EG-Verdrag indruist. Dit beroep staat het huidige wetgevingsproces helemaal niet in de weg. Het tegenovergestelde is eerder waar. De afschaffing van
Nr. 3-445/46
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Flynn
exclusieve rechten voor de in- en uitvoer van energie is een eerste vereiste voor de toepassing van de ontwerprichtlijnen, zoals gewijzigd in het licht van de amendementen van het Europees Parlement. Ook al hebben enkele van de zes lidstaten zich bereid verklaard hun wetgeving opnieuw te bekijken met het oog op mogelijke hervormingen, geen van hen heeft de Commissie concrete voorstellen voorgelegd inzake de afschaffing van hun in- en uitvoermonopolies binnen een vastgestelde termijn. De Commissie vond het in de gegeven omstandigheden tijd om deze zaken aan het Hof van Justitie voor te leggen ten einde opheldering te krijgen omtrent de toepasselijkheid van de voorschriften van het EG-Verdrag op de energiesector. Het besluit zal de komende weken door de diensten van de Commissie worden uitgevoerd. Op de ontwerp-resolutie waarin de Commissie wordt verzocht haar beroep bij het Hof van Justitie in te trekken, moet ik antwoorden dat de Commissie dit om twee redenen niet kan doen. Enerzijds is de Commissie volledig bevoegd beroep in te stellen bij het Hof van Justitie als ze van oordeel is dat de voorschriften van het Verdrag worden geschonden; anderzijds heeft dit beroep uitsluitend betrekking op de in- en uitvoermonopolies en heeft het bijgevolg geen enkele invloed op de bepalingen van de ontwerp-richtlijnen. Desama (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, deze materie is voor ons geen maagdelijk terrein. Als Parlement zijn wij wel de laatsten die het recht van de Commissie om als hoedster van de Verdragen een zaak aanhangig te maken bij het Hofvan Justitie, willen aanvechten. Toch zult u wel begrijpen dat wij ervan staan te kijken dat deze zaak voor het Hof van Justitie wordt gebracht juist op het ogenblik dat deze zelfde kwestie zich in een wetgevingsproces bevindt, en wel tussen de eerste lezing van het Parlement en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Anders dan u zoeven zei, zult u tot de slotsom moeten komen, als u tenminste uw eigen teksten van de Commissie goed doorneemt, dat men geen toegang kan krijgen tot de energienetten als er niet tegelijkertijd invoer en dus uitvoer van gas of elektriciteit is. Dat zijn dus twee zaken die je niet van elkaar kunt scheiden, want zij vormen één geheel. Institutioneel gezien zitten wij midden in een wetgevingsprocedure en nota bene ook in een medebeslissingsprocedure. Me dunkt dat alvorens de zaak voor het Hof van Justitie te brengen, de Commissie toch op zijn minst de Raad en het Parlement had moeten raadplegen! Ook politiek gezien hapert er het een en ander aan uw initiatief. Ik hoor u bijvoorbeeld nog geen twee keer zeggen hoe ingewikkeld dit vraagstuk is. Maar nu zijn wij toevallig wel maandenlang bezig geweest met deze kwestie en de besprekingen zowel binnen de Commissie als binnen Raad en Parlement zijn uiterst moeizaam gelopen. De kwestie is diep uitgegraven en er zijn heel wat meningsverschillen aan het licht gekomen, ook binnen uw eigen Commissie. Dus wij bewegen ons hier op een terrein waar het zaak is uiterst behoedzaam te werk te gaan, willen wij althans ons aller doel bereiken, dat er namelijk een richtlijn over de binnenmarkt wordt aangenomen. Maar zo behoedzaam heeft de Commissie niet gehandeld, nu zij de zaak voor het Hof heeft gesleept!
Bovendien brengt u in deze hele zaak een situatie van grote juridische onzekerheid en daarmee is wat mij betreft de maat eigenlijk wel vol. Tot nu toe zat iedereen de kat uit de boom te kijken, wachtend op afronding van het wetgevingsproces, opdat er een richtlijn zou komen die eens voor al orde op zaken zou scheppen in deze materie. Nu heeft u echter een situatie van juridische onzekerheid in het leven geroepen, want niets wijst erop dat het Hof van Justitie snel zal reageren op uw beroep. Niets wijst er evenmin op dat het Hof met het soort antwoord zal komen waar de Commissie zo vast in gelooft. Ter staving hiervan zal ik u een zeer recente uitspraak citeren, daterend van de maand februari, die advocaat-generaal Darmon heeft gedaan naar aanleiding van de Almelo-affaire: „Bij gebrek aan een communautaire regelgeving over de toegang van derden tot de netten van openbare nutsbedrijven, vormt artikel 90, lid 2 van het Verdrag geen belemmering voor monopolie op de invoer van elektriciteit". Dus de zaak ligt helemaal niet zo simpel, zelfs niet voor het Hof van Justitie. Het is dus nog maar de vraag of de Commissie wel zo slim gehandeld heeft. Inderdaad kan het effect van die stap zijn - en ik weet dat u dat hoopt - dat de Raad vaart zet achter zijn bestudering van het dossier. Dat is uw doel en daar streven ook wij naar. Maar het gevolg kan ook zijn dat de lidstaten zich schrap gaan zetten en hun maatregelen op een lager pitje afstellen. Momenteel kan ook helemaal niet beweerd worden dat de Raad in gebreke blijft. De fungerend voorzitter van de Raad heeft mij eerder deze week geschreven dat hij al bijna drie maanden lang zit te wachten op de definitieve teksten van de voorstellen van de Commissie in de negen werktalen. Ik denk dat er bij uw vertaaldiensten, mijnheer de Commissaris, toch iets niet klopt. Dus wij hebben hier met een reëel probleem te maken. U heeft gezinspeeld op de ontwerp-resolutie. U weet dat wij door de procedure verplicht zijn om ontwerp-resoluties in te dienen alvorens wij u gehoord hebben. U heeft zojuist heel duidelijk geantwoord dat u niet van zins bent het proces op te schorten. Aangezien het belangrijker is. zoals het Chinese spreekwoord zegt. een kaarsje aan te steken dan de schemer te vervloeken, zou ik gewoon aan mijn hier aanwezige vrienden willen vragen om zich niet akkoord te verklaren met een stemming op korte termijn over de resolutie. Als voorzitter van de Parlementscommissie en geruggesteund door de Voorzitter van het Parlement zullen wij de twee instellingen thans verzoeken, aangezien wij in medebeslissing zitten, om te overleggen wat de beste manier is om het lopende wetgevingsproces in een stroomversnelling te brengen, maar dan wel in een zo ontspannen mogelijke sfeer. Ik geloof dat u daar naartoe wilt. Dat willen wij ook en ik veronderstel dat dit eveneens opgaat voor de Raad. Dit wordt dus mijn voorstel. In die optiek en rekening houdende met uw antwoord, lijkt het mij niet wenselijk nu een stemming te houden over een resolutie die toch geen enkele praktische draagwijdte zou hebben. De Voorzitter. - Mijnheer Desama, ik wilde u ervan verwittigen dat volgens het nieuwe Reglement er geen nieuwe stemming op korte termijn komt. Bettini (V). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, volgens ons. Groenen, gaat het momenteel niet aan om inhoudelijk op het probleem van de energiemarkt te reageren. Wij willen daarentegen wel benadrukken hoe
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/47
Bettini
ernstig het besluit van de Commissie op zich is, afgezien van alle problemen die verband houden met de interne energiemarkt. De Commissie heeft twee ernstige misstappen begaan. In de eerste plaats is er gehandeld tegen het correcte functioneren van de institutionele verhoudingen. De Groenen geloven vast in wetten, voorschriften en de toepassing daarvan. Meer dan ooit is er in dit geval sprake van respectering van de democratische spelregels tijdens een besluitvormingsprocedure. Wat nu doet de Commissie precies na de eerste lezing van het Parlement en in afwachting van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad? Zij komt niet tussenbeide met wetgevingsvoorstellen die voorde onderhavige materie relevant zijn of een ondersteuning vormen voor de in de Verdragen bekrachtigde procedure: nee. zij gaat de zaak aanhangig maken bij het Hof! Maar is de Commissie nu wel of niet hoedster van de Verdragen? Of vindt zij dat het Parlement en de Raad niet het recht hebben om in deze kwestie een wetgevende functie te vervullen, omdat zij er andere standpunten op nahouden dan de Commissie? De Commissie is bovendien, evenals wij Parlementsleden, bijna demissionair en dus maar tot op zekere hoogte bevoegd. De tweede misstap betreft de politieke gebruikmaking van de constitutionele wetten. Wij Groenen zijn ertegen dat die wetten vooreen politiek karretje worden gespannen, maar de Commissie doet daar kennelijk niet zo moeilijk over. Eigenlijk gedraagt de Commissie zich als een kind dat in een spelletje van zijn vriendjes heeft verloren en daarom bij mama komt uithuilen in de hoop dat de anderen dan een tik krijgen. Maar wat helemaal bedenkelijk is, is dat uit dit optreden van de Commissie ook blijkt dat men eventueel het dagelijks bestuur van de Unie kan aanklagen omdat zij in gebreke is gebleven! Het monopolie waar het Hof zich thans over moet buigen, bestaat toch zeker niet sinds vier weken, mijnheer de Voorzitter! Wij Groenen hebben dit soort monopolie al drie jaar geleden aan de kaak gesteld. De Commissie heeft toen, in een moment van juridisch vacuüm, onze aanklacht tegen de Electricité de France van de hand gewezen. Het is hoe dan ook overduidelijk dat zij helemaal niet op de hoogte is van de kwestie. Ik hoop dus dat de Commissie even stilstaat bij wat er drie jaar geleden is gebeurd. Lalor (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit beroep tegen de helft van de lidstaten van de Unie is in mijn ogen onvergeeflijk. Ik wens hier te verklaren dat ik zeer boos ben op de Commissie omdat ze tegen Ierland een proces aanspant wegens zogezegde overtreding van het Gemeenschapsof Unierecht. U in de Commissie weet - en wist ook op het moment dat u aan dit proces begon - dat de Ierse regering al in mei van vorig jaar voorstellen tot herstructurering van de elektriciteitssector had aangenomen. Door deze herstructurering zal onze elektriciteitssector in overeenstemming zijn met de eisen van de Commissie inzake een veel opener energiemarkt, zullen de kosten doorzichtiger en de mededinging gemakkelijker worden. Er worden al schikkingen getroffen om vast te stellen welke wetswijzigingen er precies nodig zijn om de reeds door de regering goedgekeurde - organisatorische veranderingen uit te voeren. De regering is onder meer voornemens een nieuw wettelijk kader voor de elektriciteitssector in te voeren. Dit is allemaal in overeenstemming met de eisen die de Commissie met het oog op de voltooiing van de interne energiemarkt stelt. Het is dus in feite wat u eist.
Ik denk dat u in de Commissie volledig op de hoogte was van de voorgenomen veranderingen in de Ierse elektriciteitssector. Ik denk ook dat de Commissie wist dat Ierland bezig was met realistische en echte wijzigingen in zijn elektriciteitssector. Daarom, mijnheer de commissaris, ben ik zeer boos als ik zie dat de Ierse regering nu veel geld moet uitgeven om haar standpunt opnieuw uiteen te zetten voor het Hof van Justitie. Dit was echt nergens voor nodig! Samland (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, de Commissie energie, onderzoek en technologie heeft in het kader van het debat dat wij in samenhang met de richtlijnen inzake de aanleg van grote transeuropese netwerken in de energiesector gevoerd hebben, reeds verduidelijkt - overigens met grote eensgezindheid, zodat de huidige scepsis van enkele collega's mij verbaast - dat in de bovengenoemde richtlijn voorondersteld wordt dat het monopolie van de overheid op energiegebied doorbroken wordt. Anders heeft de richtlijn geen zin. Wij hebben de Commissie destijds verzocht om op te treden tegenover lidstaten die hieraan niet willen meewerken. Dat was het standpunt van onze commissie. De verwijzing naarde klacht van de Groenen ten aanzien van „Electricité de France" is inderdaad relevant, want men had beter de Commissie kunnen aanvallen en haar moeten dwingen tot actie over te gaan. De Commissie bleef immers weigeren iets te ondernemen. Nu wordt zij plotsklaps actief op een tijdstip - en hiermee sluit ik mij volledig aan bij het standpunt van de heer Desama - dat ongetwijfeld niet ongelukkiger gekozen had kunnen worden. Wij bevinden ons immers midden in de procedure van de tweede fase van de verwezenlijking van de Europese binnenmarkt - ook voor wat betreft de dienstverlening op energiegebied. Het Griekse voorzitterschap staat niet direct te trappelen om vaart achter deze richtlijn te zetten. Als men namelijk bedenkt dat de Raad een betrekkelijk ruim tijdsbestek voor de behandeling van deze kwestie heeft uitgetrokken, begrijpt men dat er bepaald geen vaart achter gezet wordt. De landen die grote bezwaren tegen deze procedure hebben, zijn er natuurlijk niet echt blij mee als de Commissie dan ook nog een klacht blijkt te hebben ingediend. Daarom ben ik, evenals de heer Desama, van mening dat het zinvol is met elkaar overeen te komen de handelwijze van de Commissie voorlopig niet via een ontwerp-resolutie aan de kaak te stellen. Pierrôs (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, allen zijn wij het er over eens dat de liberalisatie van de sector energieimport en -export in de Gemeenschap een absolute voorwaarde is voor een goede werking van de binnenmarkt. Daarover zal geen onenigheid kunnen bestaan. Nog meer vertraging bij de afschaffing van de monopolies zal mijns inziens onze efficiëntie en geloofwaardigheid ondermijnen. Daar wringt echter niet de schoen. In dit geval is volgens mij het probleem dat de Raad en ook het Parlement te laat komen met de wetgevingen voor de gevoelige sectoren, zoals de energie. Het gevaar bestaat dat wij ons recht afstaan aan het Hof. Raad en Parlement moeten de verantwoordelijkheid op zich nemen. Wij moeten het onderhavige vraagstuk reglementeren en niet met allerlei infantiele argumenten het bestaan van monopolies ophemelen en willekeurige besluiten van de nationale overheden goedpraten. De
Nr. 3-445/48
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Pierros bijzondere eigenschappen van de energiemarkt kunnen inderdaad niet tot in het oneindige een rechtvaardiging vormen voor de in economisch opzicht weliswaar niet onvoordelige versplintering van de Europese ruimte. Men kan daar echter geen stokje voor steken door naar het Hofte stappen. Alleen een goede wetgeving kan iets dergelijks voorkomen en daarom moeten de Raad en het Parlement zo snel mogelijk besluiten nemen.
Desama (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal nu niet in discussie treden met de heer Flynn, maar ik ben het slechts gedeeltelijk met zijn antwoord eens.
Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou al de leden die aan het debat deel hebben genomen willen danken en tegen hen willen zeggen dat wij allemaal hetzelfde willen, namelijk de interne markt versterken. Maar ik denk dat wij ons anderzijds ook voor ogen moeten houden dat de Gemeenschap en de Commissie verplicht zijn overeenkomstig het Verdrag te handelen. Als wij vinden dat het Verdrag, om welke reden ook, niet wordt nagekomen, dan zijn wij verplicht op te treden tegen de overtreders. Dat is niet nieuw en in veel gevallen wordt er ons zelfs met klem gevraagd op te treden om de interne markt te beschermen en te verdedigen.
Wij geven dus de resolutie op, gezien het antwoord van zonet van de Commissie, maar wij zullen onmiddellijk vragen om een interinstitutioneel overleg onder bemiddeling van de Voorzitter van het Parlement. En ik denk te kunnen stellen, mijnheer Flynn, dat de Commssie dat dan maar beter kan accepteren.
De leden mogen niet uit het oog verliezen dat wij thans aan het einde van het proces zijn gekomen. U zult wel begrijpen dat de 169 formele aanmaningen dateren uit 1991. Dit is voor de lidstaten die het Verdrag schenden geen donderslag bij heldere hemel. In feite bewijst u mijn gelijk, mijnheer Desama, als u zegt dat deze procedure het proces zal helpen versnellen. Ik hoop het. Dat is ten dele ook onze bedoeling, maar - zoals u zegt - niet de enige bedoeling. Het is in de eerste plaats onze plicht het Verdrag te beschermen. Dat is het doel dat wij dienen. U hebt de kwestie van de nog niet beschikbare rechtsinstrumenten aangesneden. Ik zou u en het Parlement willen zeggen dat het onze bedoeling is ze over een paar dagen klaar te hebben - nogmaals over een paar „dagen", niet „weken". Sommige landen hebben te kennen gegeven - en sommige lidstaten hebben tegen ons gezegd - dat ze maatregelen gaan nemen en de nodige veranderingen maken. Er mag niet uit het oog worden verloren dat de lidstaten die al te kennen hebben gegeven dat ze deze veranderingen zullen uitvoeren, tegen de tijd dat de rechtsinstrumenten voor hen bindend worden al heel wat respijt zullen hebben gehad in afwachting dat de laatste hand aan het rechtsinstrument werd gelegd. Dat zal hun de tijd geven om de veranderingen die zij naar hun zeggen voornemens waren te maken, uit te voeren. U mag evenmin uit het oog verliezen dat dit onder de bevoegdheid van de Commissie valt en voor de Commissie een zware taak is. Als de procedure eenmaal zover is gevorderd, kan ze niet ineens worden stopgezet op voorwaarde dat er meer spoed achter de wetswijzigingen wordt gezet. Zoals de heer Desama zelf heel terecht heeft opgemerkt, gaat het om zeer lange, vermoeiende procedures. Mochten wij er nu plotseling een punt achter willen zetten, dan zouden wij de procedures juist verschillende jaren langer doen duren en dat zou niet in het belang van de Gemeenschap noch, uiteraard, van de interne markt zijn. Ik kan u dus geen gelijk geven als u zegt dat wij de procedure thans niet verder mogen zetten. De procedures zijn er nu eenmaal en moeten overeenkomstig de wet worden nageleefd.
Voor wat de stemming over de resolutie betreft, gezien uw opmerking van zostraks over de verandering van procedure in verband met de wijzigingen van het Reglement, zal ik mijn collega's op het moment van stemming vragen om zich tegen de ontwerp-resolutie uit te spreken.
De Voorzitter. - Ik deel u mede dat ik een ontwerpresolutie overeenkomstig artikel 40. lid 5 van het Reglement heb ontvangen. (') Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 18.30 uur plaats. 17. Nieuwe biomedische
technologieën
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0057/94) van de heer Pompidou, namens de Commissie energie, onderzoek en technologie, over ethische aspecten van nieuwe biomedische technologieën en met name prenatale diagnostiek (PDN). Pompidou (RDE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de prenatale diagnostiek en de mogelijkheden die deze techniek vandaag de dag te bieden heeft, zijn te danken aan de vooruitgang op biologisch en medisch vlak. De prenatale diagnose plaatst zowel gezinnen, als doktoren, juristen en politici zoals wij. voor buitengewoon lastige en moeilijke problemen. Deze techniek is namelijk hoofdzakelijk uitgedacht om een door ziekte bedreigd kind te beschermen, zodat dit kind kan leven en zich op redelijke wijze kan uiten. Het doel van prenatale diagnose is het welzijn van het kind en diens levensomstandigheden te verbeteren. Mijn verslag is een initiatiefverslag - dit even ter herinnering voor bepaalde collega's - dat zich situeert in een Europese context. In de voorbereidingsfase van dit verslag is er meer dan eenjaar lang overleg gevoerd met de verschillende instanties van de Raad van Europa, met name in het kader van de uitwerking van de Conventie van de Raad van Europa. Ook met de leden van de Commissie en de leden van het Ethisch Comité is breed overleg gepleegd. De leden van het ESLA-comité zijn geraadpleegd over de ethische, maatschappelijke en juridische consequenties van de wetenschappelijke vooruitgang en daarnaast hebben ook verschillende commissies van ons Parlement zich over de kwestie gebogen. Ik maak dan ook van deze gelegenheid gebruik om een woord van dank te richten tot onze collega's, met name van de Commissie rechten van de vrouw, voor hun constructieve suggesties en weloverwogen amendementen. Prenatale diagnose dient er hoofdzakelijk toe om nog voor de geboorte misvormingen op te sporen. Deze vroege opsporing is mogelijk dankzij de vooruitgang die technieken van medische beeldvorming en vooral echoZie Notulen.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/49
Pompidou grafie hebben geboekt. Wel is duidelijk dat, wanneer er een afwijking wordt geconstateerd, een tweede onderzoek nodig is om dat te bevestigen, want soms is er sprake van werkelijk minimale afwijkingen. Prenatale diagnose is eveneens te danken aan de vooruitgang die de biologie de laatste jaren heeft gemaakt. Tegenwoordig kunnen afwijkingen worden teruggebracht op het niveau van chromosomen, die in feite het erfelijk materiaal vormen dat overdraagbaar is op het nakomelingenschap, maar meer in het bijzonder op het niveau van de genen, want de wetenschappers van tegenwoordig kunnen de genen op chromosomen lokaliseren. Genen en chromosomen worden bestudeerd op cellen van foetussen, die via vruchtwaterpunctie of zelfs, in geval van onvruchtbare paren, door reageerbuisbevruchting worden verkregen. Welnu, die diagnose moet uitsluitend om medische indicaties geschieden, om misvormingen of handicaps op te sporen, om genetische ziekten te constateren die verband houden met de chromosomen of met genetische misvormingen. Er moet dus kost wat kost voorkomen worden dat prenatale diagnoses voor persoonlijke behoeften worden verricht, bijvoorbeeld om het geslacht van het toekomstige kind te kiezen of de kleur van zijn ogen. Goddank is dat vooralsnog niet mogelijk! Ik denk dat onze eeuw niet de eeuw van het geprefabriceerde kind is. Het is zaak dat wij ons met alle middelen verzetten tegen de risico's en verleidingen van de eugenetica. Het toeval van de geboorte moeten wij voor goed nemen, maar de toevalligheden van ziektes moeten bestreden worden. Als wij het kind willen beschermen, moeten wij op het verantwoordelijkheidsbesef van de ouders inpraten. Natuurlijk moet gegarandeerd worden dat de ouders keuzemogelijkheden hebben, zij moeten kunnen rekenen op vertrouwelijkheid, er moet een genetische raadgeving komen, zodat de ouders hun keuze met kennis van zaken en in alle vrijheid, dus zonder beïnvloeding van buitenaf, kunnen maken. De ouders mogen de opvoeding van hun gehandicapte kind niet afschuiven op de maatschappij als zij de keuze hebben gehad dat kind al dan niet ter wereld te brengen, maar anderzijds mag de samenleving ook niet alle verantwoordelijkheid op de ouders afschuiven. Wat is, afgezien daarvan, het uiteindelijke doel van prenatale diagnose? Hoofdzakelijk is deze techniek bedoeld om ziekten op te sporen of bijzonder ernstige afwijkingen die een kind zwaar invalide maken. Het uiteindelijke doel is ouders die tot de risicogroep behoren gerust te stellen. Zonder prenatale diagnose zouden die ouders het misschien niet aandurven om kinderen te krijgen, daarom is het belangrijk dat van tevoren duidelijk gemaakt kan worden of het kind gezond is. Op grond van prenatale diagnose kan besloten worden tot therapeutische behandeling over te gaan, vooral tijdens de zwangerschap: de zogenaamde in utero behandelingen worden op het foetus uitgevoerd of pal na de geboorte. In bepaalde gevallen kan dus ook besloten worden tot zwangerschapsonderbreking, maar indicaties voor zwangerschapsonderbreking kunnen slechts verstrekt worden bij bijzonder ernstige aandoeningen, die het kind zwaar invalide maken, waarvoor geen bekende therapieën bestaan en die op korte termijn zelfs dodelijk kunnen zijn. Dit zijn de hoofdelementen die in het verslag staan. Met al deze voorzorgsmaatregelen kan voorkomen worden
dat embryo's speciaal voor wetenschappelijk onderzoek worden geproduceerd, dat embryo's geselecteerd worden of dat het geslacht van het kind van tevoren wordt bepaald. Wij dienen ons te verzetten tegen het gevaar van embryoselectie. Prenatale diagnose is zonder meer een vooruitgang van de wetenschap, maar deze vooruitgang keert zich alleen ten goede als mannen en vrouwen, dus de ouders, voldoende verantwoordelijkheidsbesef aanleren. (Applaus) Breyer (V), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het verslag-Pompidou over prenatale diagnostiek wordt heden, op de internationale vrouwendag, behandeld. Het gaat hierbij met name om vrouwen die een beslissing omtrent prenatale diagnostiek of een eventuele abortus moeten nemen, met alle psychische gevolgen die een dergelijke zogenaamde 'zwangerschap op afroep' met zich meebrengt. Het zijn geen eenvoudige beslissingen die die vrouwen moeten nemen, temeer daar ouders met gehandicapte kinderen steeds vaker op onbegrip van hun omgeving stuiten. Er wordt derhalve duidelijk tevens een maatschappelijke druk op de vrouwen uitgeoefend, die hun het gevoel geeft een soort van 'drager van het kwaad' te zijn, ofwel dat zij de samenleving niet met gehandicapte kinderen moeten opzadelen. Om die reden heeft de Commissie rechten van de vrouw erop gewezen dat met name de sociale tekortkomingen van de Europese samenleving het steeds moeilijker maken bewust voor een gehandicapt kind te kiezen. De commissie dringt er derhalve op aan dat de arts de subjectiviteit van elke beslissing moet aanvaarden en dat hem om deze reden slechts een adviserings- maar in geen geval een aanbevelingsplicht toekomt. Het verzamelen en het gebruik van persoonlijke gegevens moet tot een minimum beperkt blijven en mag slechts met inachtneming van de grootst mogelijke vertrouwelijkheid en met vrijwillige instemming van de betrokken persoon plaatsvinden. De commissie dringt eveneens aan op een wettelijk verbod op het doorgeven van genetische informatie aan verzekeringsmaatschappijen en werkgevers. Voorts dienen erkende laboratoria op hun deugdelijkheid onderzocht te worden, opdat er geen malafide praktijken kunnen ontstaan. De commissie verlangt bovendien dat onverwijld maatregelen worden genomen tegen milieuvervuiling die de gezondheid van de foetus schaadt; milieuvervuiling leidt immers in toenemende mate tot mutagenese, ofwel erfelijke veranderingen. Wij verlangen eveneens dat er adequate middelen ter verbetering van de levensomstandigheden van gehandicapten en hun familie ter beschikking worden gesteld, omdat de prenatale diagnostiek in geen geval de weg mag afsluiten voor ouders om bewust voor een gehandicapt kind te kiezen. Bovendien wordt verzocht om projecten betreffende alternatieve voorlichting en onderzoek op gynaecologisch gebied op te zetten. Goedmakers (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het goed is dat dit verslag op de Internationale Vrouwendag aan de orde komt. Dit verslag wil niet het recht van vrouwen op abortus inperken, wat het wel wil zal ik hierna schetsen. Dit verslag wil dat vrouwen niet tot iets gedwongen worden wat ze niet willen. Dit verslag wil dat de macht die artsen op dit moment hebben om vrouwen via
Nr. 3-445/50
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Goedmakers prenatale diagnostiek als het ware een bepaalde richting op te dwingen, ingeperkt wordt. Dit verslag wil een tegenwicht bieden aan de commercialisering van prenatale diagnostiek. Dit verslag wil dat er kwaliteitsgaranties voor prenatale diagnostiek komen. Dit verslag wil dat zwangerschappen minder getechnologiseerd worden; het wil ervoor zorgen dat we niet de weg opgaan van eugenetica en selectie van alleen maar gezonde kinderen. Dit verslag wil dat er zorgvuldig omgegaan wordt met privacy-aspecten.
kostbare kinderen ter wereld te laten komen. Wat een zielige wereld is dit toch, waar sommigen luidkeels het abortusrecht opeisen om vervolgens hulp bij het krijgen van kinderen te eisen! Uit het verslag van onze collega blijkt in ieder geval aan welk een grote verwarring onze wereld ten prooi is. De betekenis van de fundamentele wetten is volledig uit het oog verloren en de wet van de natuur die gebiedt dat het onschuldige leven hoe dan ook gerespecteerd wordt, wordt maar al te vaak onder de subtiele vragen van de ethiek weggemoffeld.
Als socialistische fractie hebben we een aantal amendementen ingediend op de tekst van de Commissie energie, onderzoek en technologie, waar over het bovenstaande onduidelijkheden bestonden. Daarnaast hebben we nog een aantal amendementen ingediend die op verschillende andere punten ingaan. Bijvoorbeeld willen we ervoor zorgen dat er geen embryo's speciaal geproduceerd worden voor het onderzoek naar verbeterde procedures bij prenatale diagnostiek. Wij willen wel meer onderzoek naar prenatale diagnostiek, maar niet dat daarvoor specifiek embryo's worden geproduceerd.
Uiteraard betoont men zich wantrouwend ten opzichte van de eugenetica. Dat is maar goed ook. Maar ik vraag me toch wel af of die timide weigering niet voornamelijk te wijten is aan de gedachten aan nazi-methoden die worden opgeroepen bij het woord eugenetica. En afgezien daarvan dreigt deze praktijk zich toch wel in de realiteit te ontwikkelen. Wat moet vervolgens gedacht worden van het idee dat de doktoren raad moeten geven zonder aanbevelingen te doen? Dit is een subtiel onderscheid, waardoor de dokter zijn morele verantwoordelijkheid van zich af kan schuiven, alsof hij door de eed van Hippocrates te verbreken voortaan alleen nog maar een technicus in leven of dood is.
Wij willen als socialistische fractie ook dat er op Europees niveau een ethische raad komt, waarin niet alleen deskundigen zitten maar ook anderen, waarin een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen zitting heeft en die tot doel zal hebben het publieke debat over deze onderwerpen te stimuleren. Het kiezen welke kant we opgaan, moet niet alleen een achterkamertjespolitiek blijven. Wij hebben ook een amendement ingediend om als ons standpunt te kennen te geven dat, als er een medisch advies tot abortus gegeven wordt, dat niet alleen moet plaats vinden op basis van argumenten die alleen door artsen zijn bedacht, maar dat de gevallen waarin een arts tot zo'n advies komt, nadrukkelijk omschreven moeten worden en dat daar eerst een publiek debat over plaats moet vinden. Het moet niet zo zijn dat het, zoals nu het geval is, volstrekt normaal geacht wordt dat een embryo dat waarschijnlijk een mongooltje zal zijn, geaborteerd wordt zonder dat daar enige discussie over is geweest. Vrouwen moet de kans gegeven worden ook een gehandicapt kind groot te brengen. Antony (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, met maar twee minuten spreektijd is het onbegonnen werk commentaar te leveren op het verslag van de heer Pompidou. Het biedt namelijk heel veel stof tot nadenken over een aantal aspecten die waarschijnlijk verstrekkende gevolgen hebben voor de toekomst van de mens, voor het gebruik van allerlei ontdekkingen, voor de levenswetenschappen en de erfelijkheidsleer.
Onze fractie heeft amendementen ingediend waarin gewezen wordt op het recht op leven en de eerbiediging voor elke menselijke persoon, vanaf het moment van de verwekking. Ik bezweer u om toch voor één keer elke partijgezinde overweging aan de kant te zetten en voor die amendementen te stemmen, om aldus nee te zeggen tegen barbaarse praktijken bedreven door medici. Seligman (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Pompidou heeft waarschijnlijk een van de in technisch en ethisch opzicht meest briljante verslagen geschreven die het Europees Parlement ooit zijn voorgelegd. Prenatale diagnostiek is ongeveer vijfjaar geleden in het Parlement opgedoken onder de naam van predictieve geneeskunde, een manier om succesvol bepaalde, specifieke ziekten zoals PKU (Phenylketonurie), dat cretinisme veroorzaakt, te diagnosticeren en te behandelen. Om politieke en religieuze redenen werd het onderwerp destijds naar de achtergrond geschoven; zijn plaats werd ingenomen door genenkaartenonderzoek: momenteel staat het weer volop in de belangstelling dankzij de vooruitgang in de prenatale diagnostiek (PND).
Maar wat naar ons gevoel toch wel met klem gezegd moet worden, is dat dit uiterlijk zo uitvoerige verslag meer vragen dan voorstellen bevat, er wordt meer in gedraald dan dat er keuzen worden gemaakt. Dat komt gewoon omdat het niet is geïnspireerd op een moreel grondbeginsel, het beginsel dat paus Johannes Paulus II op 20 november 1992 heeft gedefinieerd: het embryo moet door de wetgeving van de verschillende naties erkend worden als een persoon die rechten heeft, anders komt de mensheid in gevaar.
Mijn eerste reactie op het briljante verslag van de heer Pompidou over PND-technologie was: waarom zouden wij zo'n gevoelig onderwerp als zwangerschapsafbreking en abortus weer aan de orde stellen? Waarom zouden wij ons niet beperken tot PND en. zo mogelijk, preventie? De heer Pompidou antwoordde daarop dat een groot aantal genetische afwijkingen nu vóór de geboorte kan worden opgespoord, maar dat zeer weinige ervan kunnen worden genezen. De heer Pompidou maakt daarom een onderscheid tussen drie soorten zwangerschapsafbreking: ten eerste, abortus op verzoek, wat in strijd is met de godsdienstige overtuiging van velen; ten tweede therapeutische afbreking, als de gezondheid of het leven van de moeder in gevaar is; ten derde medische afbreking bij ernstige afwijkingen van de foetus, zoals spina bifida.
Wat een zielige mensheid is dit toch eigenlijk! Dag in dag uit staat zij toe dat duizenden kinderen in de schoot van hun moeder worden gedood, maar tegelijkertijd getroost zij zich gigantische inspanningen om met allerlei technische hoogstandjes en dure laboratoriuminstrumentaria
Bij mucoviscidose is preventie, volgens de heer Pompidou, des te doeltreffender naarmate ze vroeger wordt toegepast. Ik zou hem één vraag willen stellen: als mucoviscidose slechts vanaf de geboorte kan worden behandeld, waarom is prenatale diagnose dan nodig? Ik
3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/51
Seligman ben er niettemin door dit verslag van overtuigd geraakt dat vrijwillige zwangerschapsafbreking in bepaalde gevallen aanvaardbaar en moreel verantwoord is. Ik stel ook dat de moeder de uiteindelijke beslissing moet nemen. De heer Pompidou heeft zoeven echter gezegd dat wij deze beslissing niet aan de moeder over kunnen laten. Maar welk recht hebben wij, mannen, om een moeder te verplichten een zwaar gehandicapt kind ter wereld te brengen? Grund (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, bestaat er nog zoiets als - zoals Albert Schweitzer het noemde -"Ehrfurcht vor dem Leben" (eerbied voor het leven), ofwel staat het buiten kijf dat het ongeboren kind recht om te leven heeft? In de visie van de rapporteur is dit niet het geval. De suggestie dat het beter voor de ouders is als hun gehandicapte kind niet geboren zou worden, doet mij een eugenetische invloed bevroeden. De moeders die zich tegen de maatschappelijke druk om abortus te plegen, verzet, zal op onbegrip van de samenleving stuiten. De fundamentele vraag of prenatale diagnostiek eigenlijk wel toegestaan moet worden, en zo ja, in welke gevallen, komt in het verslag niet aan de orde. Wat heeft het ook voor zin. Prenatale diagnostiek wordt immers al lange tijd toegepast en als heel gewoon gezien. Slechts in enkele gevallen speelt de ethiek een rol. De bewijslast ligt dan bij degene die de abortus weigert, en ingeval dit de arts betreft, wordt hem of haar aldus het recht op gewetensvrijheid ontzegd en kan hij of zij een abortus niet om principiële redenen afwijzen. Ik vrees dat op een dag zelfs moeders de vrije keuze om een abortus af te wijzen, wordt ontnomen. Van der Waal (NI). - Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe biomedische technieken geven ons nieuwe mogelijkheden. Zo kan prenatale diagnostiek gebruikt worden om therapeutisch in te grijpen ter bevordering van het welzijn van moeder en kind. Maar er kan ook een verkeerd gebruik van gemaakt worden zoals wij in het extreme kunnen zien in China. Het is de verdienste van het verslag-Pompidou dat het veel van deze gevaren onderkent en daartegen positie kiest. Ik denk aan de bescherming van de genetische identiteit, het niet opdringen van prenatale diagnostiek, het afwijzen van selectie naar geslacht, een verbod op het doorgeven van genetische informatie aan verzekeringsmaatschappijen en werkgevers. Bovendien bepleit het verslag zeer nadrukkelijk respect voor ouders die een gehandicapt kind volledig accepteren. In dit opzicht is het verslag-Pompidou van een voortreffelijk gehalte. Het cruciale punt is echter dat tevens ruimte wordt geboden aan ouders die besluiten om op grond van bepaalde informatie de zwangerschap te laten afbreken. Met het verslag-Pompidou ben ik van mening dat de foetus een mens in ontwikkeling is, maar daarom verdient deze naar mijn mening ook onvoorwaardelijke bescherming. Op grond van mijn overtuiging dat het menselijk leven aan de wet van God onderworpen is, wijs ik abortus af. In dit verband verwijs ik naar het gebod: Gij zult niet doden. Dat maakt geen onderscheid tussen wel of nietgchandicapt leven. Bovendien voorzie ik problemen in de praktijk. De volledige eerbiediging van de beslissing van ouders om een gehandicapt kind te behouden enerzijds en de ruimte voor abortus anderzijds verdragen
elkaar ten diepste niet. Wanneer de geboorte van een gehandicapt kind door prenatale diagnostiek voorkomen kan worden, zal het hebben van zo'n kind maatschappelijk minder aanvaardbaar worden. Ik vrees dat vermijdbare risico's gemakkelijk verwijtbare situaties zullen worden waarvoor niet de samenleving maar de ouders zelf maar moeten opdraaien. Naast positieve toepassingen zet prenatale diagnostiek helaas ook hiervoor de deur open. Casini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslagPompidou stelt opnieuw het probleem aan de orde van de verhouding tussen wetenschap, techniek en ethiek. Zoals wij al zo vaak meer in het algemeen hebben gesteld, is het niet de bedoeling te voorkomen dat men via allerlei technieken de waarheid tracht te achterhalen en de problemen waar de mensheid mee te kampen heeft, poogt te verhelpen. Waar wel naar gestreefd moet worden, is dat de nieuwe wetenschappelijke verworvenheden de goede richting uit worden gestuurd. Prenatale diagnose heeft, net zoals alle menselijke verworvenheden en ontdekkingen, een tweeledig karakter: het heeft uiterst negatieve maar ook zeer positieve aspecten. Wat zijn de negatieve aspecten die vermeden moeten worden? Het zijn er twee. Ten eerste moet de mentaliteit veranderd worden, dat wil zeggen de ziekte moet niet bestreden worden door de zieke te doden. Ten tweede: men mag geen genetische selectie uitvinden waardoor er een onderscheid komt tussen gezonde mensen en mensen die ziek zijn of hoe dan ook bepaalde kenmerken niet hebben. Op die manier wordt namelijk het beginsel van gelijkheid geschonden. De positieve aspecten zijn dat via vroegtijdige diagnose bepaalde ziekten van het kind genezen kunnen worden. Voorts kan hiermee zwangerschapsonderbreking voorkomen worden, doordat ouders, die bevreesd zijn voor eventuele ziektes van hun toekomstige kind, op dat punt gerustgesteld kunnen worden. Dit geschiedt dus al in een groot aantal gevallen. Met dergelijke uitgangspunten, dus om de goede kanten van het verslag aan te scherpen, maar om anderzijds de risico's die kunnen voortvloeien uit een ongeremd gebruik van prenatale diagnose uit te schakelen, heeft de Europese Volkspartij, namens wie ik het woord voer, een aantal amendementen ingediend. Deze amendementen gaan ervan uit dat het beginsel van gelijkheid voor alle mensen onaantastbaar is, dat wij ons moeten richten op de geboorte, dat de rechtstreekse belangen van het kind belangrijker zijn dan die van de volwassenen, en ten slotte dat het beginsel van nondiscriminatie volledig tot gelding moet worden gebracht. Dit verslag presenteert technische oplossingen waar wij ons in kunnen vinden. Wij hopen dan ook dat het goedgekeurd kan worden door de fractie van de Europese Volkspartij, vooral omdat deze technische oplossingen geplaatst zijn binnen een warm pleidooi voor de mensenrechten en vooral voor het recht op leven. Breyer (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, de Fractie De Groenen in het Europees Parlement is van oordeel dat het onderhavige verslag ethisch onevenwichtig is en op geen enkele wijze de toets der ethiek kan doorstaan. Ouders wordt aangeraden om afte zien van de geboorte van een gehandicapt kind, zogezegd om het kind later lijden te besparen. Op grond hiervan wordt vaak beweerd dat de prenatale diagnostiek een
Nr. 3-445/52
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Breyer eugenetische doel heeft; een dergelijke classificatie van het leven in waardevol en minderwaardig leven, op basis van de breed opgezette en voortdurend geperfectioneerde prenatale diagnostiek, werkt de neiging tot eugenetica immers in de hand. Het feit dat steeds meer en steeds geringere erfelijke 'gebreken' kunnen worden blootgelegd, heeft invloed op de maatschappelijke acceptatie van afwijkingen van de norm en bijgevolg op de inhoud van maatschappelijke waarden als het principe van gelijkheid, verantwoordelijkheid en solidariteit. In de prenatale diagnostiek schuilt het gevaar dat vrouwen uit eugenetische overwegingen tot een abortus worden verplicht omdat de mogelijkheid nu eenmaal bestaat om het leven van een gehandicapt kind te voorkomen. Tegelijkertijd verslechteren de levensomstandigheden voor gehandicapten, en deskundigen spreken reeds over de hoge kosten voor de samenleving en de kostenbesparing die de prenatale diagnostiek ons oplevert. Ik hoop dat hiermee is aangegeven welke enorme gevaren er aan dergelijke biotechnologische uitvindingen verbonden zijn. Wij betreuren het dat de ethische bezwaren in het verslag onderbelicht zijn.
VOORZITTER: DE HEER MARTIN Ondervoorzitter Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie wens ik de heer Pompidou te danken voor al het werk dat hij in het verslag heeft gestoken en voor zijn goed gedocumenteerde uiteenzetting van de ethische aspecten van deze nieuwe technnologieën, en met name prenatale diagnostiek of PND. De Commissie neemt nota van de aansporingen die in de ontwerp-resolutie aan haar worden gericht: een eerste inzake onderzoek ter verbetering van PND-technieken, iets wat we in het kader van het onderzoekprogramma Bio-Med zouden kunnen overwegen; een tweede inzake de harmonisatie van de kwaliteitscriteria voor PND; en een derde inzake de invoering van toelatingsprocedures voor het in de handel brengen van PND-instrumentaria en -methoden, een probleem dat wij in het kader van de interne markt zouden kunnen bekijken. Het Parlement zal evenwel begrijpen dat hier zeer gevoelige ethische aspecten mee gemoeid zijn en dat de Commissie daarom eerst ons raadgevend comité biotechnologische ethiek wil raadplegen alvorens met conclusies te komen inzake het gevolg dat wij hier onzerzijds aan zullen geven. Goedmakers (PSE). - Ik zou de commissaris willen vragen of hij, als hij advies gaat vragen aan die raad, ons dat advies kan overhandigen, want ik moet zeggen dat wij tot nu toe tamelijk onwetend worden gehouden over wat die raad allemaal uitspookt, terwijl hij wel op ons dringend verzoek is ingesteld. Antony (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, nu breekt me toch de klomp, te moeten horen dat de Commissie zich met zoiets bezighoudt! Dit is werkelijk het bewijs dat wij ons in een totalitair proces bevinden: een raadgevend comité van de Commissie van Brussel zal zich voortaan uitspreken over kwesties die verband houden met ethische en morele opvattingen! Nu zijn wij dus echt
op weg naar „de beste wereld", zoals Voltaire dat noemde. Dit is het bewijs dat hier een Unie van Europese Sovjet-Socialistische Republieken voor ons wordt opgebouwd, geschminkt met nationaal-socialisme. Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Verdragen, zoals die nu luiden, staat natuurlijk dat onderwerpen die op ethische overwegingen of waarden berusten niet onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen en dat de kwestie van het bespreken van ethische vraagstukken in publieke fora, wat de Unie in se aangaat, niet aan de orde is. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 18. Nucleaire veiligheid De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0127/94) van de heer Adam, namens de Commissie energie, onderzoek en technologie over het voorstel voor een beschikking van de Raad, houdende sluiting, in de vorm van briefwisselingen, van een overeenkomst met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling betreffende de bijdrage van de Europese Economische Gemeenschap aan de rekening „Nucleaire Veiligheid" (COM(93)0515 - C3-0482/93). Adam (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de begroting voor 1993 heeft het Parlement een krediet van 20 miljoen ecu voor de rekening „Nucleaire Veiligheid" van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling goedgekeurd. Om dit krediet te kunnen gebruiken is er een rechtsgrondslag nodig, waarover vóór het eind van de maand een besluit moet worden genomen. Dit is de bedoeling van onderhavig verslag. Ik ben er zeker van dat het Parlement het ermee eens is dat er maatregelen nodig zijn om de operationele veiligheid van kerncentrales in Oost-Europa, en met name de W E R 230- en RMBK-reactors, te verbeteren. De EBWO-faciliteit doelt op de levering van materiaal en vormt dus een aanvulling op de acties van PHARE en TACIS. Het verslag omvat voorstellen voor de aan de bijstand te koppelen voorwaarden. Dit zijn dezelfde criteria die onlangs door het Parlement zijn goedgekeurd in het verslag-Hervé over de EURATOM-leningen. Ik denk dan ook dat het niet nodig is daar nu verder op in te gaan. Twee belangrijke voorwaarden verdienen evenwel een bijzondere vermelding. De eerste is dat wij van de ontvangende landen een programma voor de sluiting van de minder veilige reactors verwachten, de tweede dat wij van hen verwachten dat ze toetreden tot de Verdragen van Wenen en Parijs inzake wettelijke aansprakelijkheid. Als de betrokken landen dat niet willen doen, zullen de leveranciers het materiaal niet beschikbaar stellen. Dat is een probleem apart, waar de landen een oplossing voor moeten vinden. Ik hoop dat er een middel zal worden gevonden om daar een mouw aan te passen. Het is in het belang van ons allen - de landen zelf en de Gemeenschap - dat deze acties doorgaan. Seligman (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de deelnemers aan de Conferentie van de Europese Energiestichting die op 1 februari jongstleden te Moskou plaatsvond, zullen ook niet naast de dringende behoefte aan een
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/53
Seligman verbetering van de nucleaire veiligheid in het GOS hebben kunnen kijken. De ongevallen te Tsjernobyl, Sosnovy Bor en Tomsk hebben niet zozeer een laag niveau van technische bekwaamheid aan het licht gebracht, als wel een nonchalante houding ten aanzien van de mogelijke gevaren van kernenergie, een gebrek aan veiligheidscultuur en slecht onderhoud. Ook de Amerikanen zijn ongelofelijk nonchalant omgesprongen met kernenergie tot de bijna-ramp te Three Mile Island hun wakker heeft geschud. Daarna is hun houding veranderd. Ook de Russen nemen nucleaire veiligheid thans veel ernstiger op.
energiebronnen zijn tot wasdom gekomen. Waar wacht de Commissie dus op om de helpende hand te bieden bij het project van Sjevarnadze om een schone energieproduktie in Georgië op te zetten? Het verslag-Adam gaat niet alleen akkoord met dat politieke scheelkijken van de Commissie-magnaten, maar het doet ook de ogen dicht voor de meest elementaire behoeften aan garanties voor de volksgezondheid. Wij vinden dat dit verslag stekeblind is. Het bekritiseert bijvoorbeeld onder punt 2.3 de onderdanige houding van de Commissie, maar waarom wordt deze kritiek dan niet omgezet in juridische substantie?
Wat de Russen niet nodig hebben, is een reeks bezoeken van Westerse deskundigen om hun te vertellen waar zij fouten hebben gemaakt. Wat ze wel nodig hebben, is geld en materiaal om hun centrales opnieuw uit te rusten. Wij mogen niet de illusie koesteren dat we de Russen er gemakkelijk van kunnen overtuigen hun RBMK's en W E R 23Õ's op te geven. Hun fossiele-brandstofreserves zijn veel te ver verwijderd van hun industrie. Als deze EBWO-lening van 20 miljoen ecu van de EU-landen moet komen, moeten wij erop aandringen dat de renovatiecontracten en materiaalorders ook naar bedrijven in de Europese Unie en niet daarbuiten dienen te gaan.
Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik het Parlement willen danken omdat het deze kleine, maar belangrijke zaak vandaag heeft willen behandelen. Ik noem het een kleine zaak, omdat het bedrag dat ermee gemoeid is veeleer bescheiden is vergeleken bij de totale bedragen die wij aan steun voor de hervorming in Oost- en MiddenEuropa en de GOS-landen uitgeven. Het is echter ook een belangrijke zaak, omdat wij erdoor in staat zullen zijn meer te doen in de vitale sector van de nucleaire veiligheid. Dat is iets wat niet alleen het Parlement en de Commissie, maar alle inwoners van Europa aangaat. De achtergrond is tot in de bijzonderheden uiteengezet in het uitstekende verslag van de heer Adams en ik zal het dus kort houden.
In 1992 werd door de Europese kernenergiebedrijven, te weten Nuclear Electric Company, EDF en ENEL, de TPEG (training programme engineering group) opgericht om te voorkomen dat er in Rusland nog een kernramp zoals die van Tsjernobyl kan gebeuren. Deze belangrijke activiteit is weinig winstgevend voor deze bedrijven. Zij doen het alleen om ervoor te zorgen dat een dergelijke ramp zich niet kan herhalen. Ik denk dan ook dat wij er onzerzijds voor moeten zorgen dat deze hulp de basis vormt voor een succesvolle zakelijke lange-termijnrelatie met de voormalige Sovjetunie, die op de duur vruchten zal afwerpen. Wij zouden de Russen ook moeten verplichten de opwerking van nucleair afval uit Oosteuropese landen, die zij hebben stopgezet, te hervatten. Als deze EBWO-lening erin slaagt de RMBK-reactors veilig te maken, dan zullen terloops gezegd - althans onze vrienden in Finland zich al een stuk gelukkiger voelen ondanks de dreigende taal van Vladimir Zjirinovsky! Bettini (V). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's die zo bezorgd zijn voor nucleaire onveiligheid, ik heb de indruk dat wij hier met echt politiek geloens te maken hebben. Helaas gaat het niet om die beroemde en prachtige scheelkijkende Venus, mijnheer de Voorzitter, maar om een politiek scheelkijken, waardoor de betrokken partijen niet verder kijken dan hun neus lang is. Men houdt anstvallig het oog gericht op de belangen van pakweg twee, drie industrieën in de nucleaire sector, bedrijven die zich in het verleden als hongerige geldwolven op de nucleaire business hebben gestort, die de gezondheid van hele bevolkingen te grabbel hebben gegooid en de werkgelegenheid aan duigen hebben geslagen. Dus nu gaat men sluiting van kerncentrales bekostigen, maar daarnaast ook vervanging ervan. Inmiddels bestaan er, zoals de collega's van de Commissie energie, onderzoek en technologie wel weten, schone steenkooltechnologieën, in bepaalde gevallen bezit de Europese Unie daar zelf de exclusieve know how en technologie van. Er is een hele biomassatechnologie uitgedacht, de duurzame
Na de op de G 7-Top te Munchen gesloten overeenkomst over de instelling van een multilaterale rekening „Nucleaire Veiligheid", kwam de Europese Raad te Lissabon in december 1992 overeen dat de Gemeenschap een bijdrage van 20 miljoen ecu aan de genoemde rekening van de EBWO zou leveren om de nucleaire veiligheid in de landen van Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie te vergroten. De Raad kwam overeen daartoe met de EBWO een overeenkomst, in de vorm van briefwisselingen, te sluiten waarvoor de Commissie de nodige onderhandelingen heeft gevoerd. Om de vereiste brieven op te stellen, hebben wij evenwel een besluit van de Raad nodig en daarover moet het Parlement op zijn beurt advies uitbrengen. Hoewel wij dus denken dat de zaak die vandaag aan het Parlement wordt voorgelegd niet controversieel is, willen wij er - zoals de heer Adams in zijn verslag - toch op wijzen dat ze van doorslaggevend belang is om een passende bijdrage onzerzijds op dit belangrijke gebied mogelijk te maken. De bedoeling van de rekening is technische verbeteringen te helpen bewerkstelligen aan de minst veilige kernreactors, namelijk de W E R 230 en de RMBK, in Oost- en Midden-Europa en de voormalige Sovjetunie. Dit is een aanvulling op de hulp die de Gemeenschap rechtstreeks verleent via de programma's PHARE en TACIS en die tot dusver een bedrag van 140 miljoen ecu vertegenwoordigt. De rekening „Nucleaire Veiligheid" is operationeel sinds mei 1993. Er is thans een besluit genomen over twee belangrijke projecten, waarvan één het aanvullende karakter van de rekening duidelijk weerspiegelt. Deze operatie heeft betrekking op de kerncentrale te Kozlodoui in Bulgarije, waar de Gemeenschap werkzaamheden aan de reactors 1 en 2 rechtstreeks financiert, terwijl de rekening „Nucleaire Veiligheid" de werkzaamheden aan de reactors 3 en 4 financiert. De reden waarom het noodzakelijk is dat het Parlement nu zijn advies uitbrengt, is dat de beschikbare kredieten uit de begroting
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/54
8.3.94
Flynn
van 1993 afkomstig zijn. De Commissie heeft de kredieten gereserveerd, maar als we ze nog willen gebruiken, moeten er overeenkomstig het Financieel Reglement vóór het eind van de maand betalingsverplichtingen voor worden aangegaan. Daarom zou ik u met klem willen verzoeken het verslag en de voorgestelde resolutie aan te nemen. Met betrekking tot de ingediende amendementen kan ik zeggen dat de Commissie bereid is ze te aanvaarden. Ik moet daar evenwel aan toevoegen dat er ons niet voldoende tijd rest om ze op de gebruikelijke wijze formeel aan de Raad voor te leggen. Daarom zullen ze door de betrokken afdelingen van de Commissie worden voorgelegd aan de werkgroep van de Raad die de tekst bestudeert, zodat het Raadsbesluit geen vertraging hoeft op te lopen. Ik dring er dus op aan dat u deze zaak vandaag nog afhandelt. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats.
19. Structuurbeleid De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over: het verslag (A3-0096/94) van de heer Raggio, namens de Commissie regionaal beleid, ruimtelijke ordening en betrekkingen met de regionale en plaatselijke besturen, over de ontwerp-beschikking van de Commissie inzake door de lidstaten uit te voeren voorlichtings- en publiciteitsacties met betrekking tot de bijstandsverlening uit de structuurfondsen en het financieringsinstrument voorde oriëntatie van de visserij (FIOV) (C3-0031/94); -
het verslag (A3-0080/94) van de heer Lo Giudice, namens de Commissie begrotingscontrole, over onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald (C3-0030/94).
Raggio (PSE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het onderwerp dat nu aan de beurt is, is van aanzienlijk belang, niet alleen voor het goede functioneren van het structuurbeleid, maar eigenlijk voor alle activiteiten die de Unie ontplooit. Het is immers hoognodig dat er transparantie komt in het structuurbeleid en trouwens ook in de andere beleidssectoren. Op die manier kunnen de communautaire acties op grotere schaal en efficiënter ingezet worden, door dus onder meer alle openbare en particuliere instanties erbij te betrekken. Zo kan ook in de hand gewerkt worden dat particuliere en overheidsinstanties deelnemen aan de besluitvorming over de acties. En tot slot wordt op die manier ook bewerkstelligd dat er een groeiende consensus komt onder de burgers ten opzichte van de opbouw van Europa. Maar om ervoor te zorgen dat die transparantie daadwerkelijk ingezet wordt om de democratie meer ondergrond te geven, en dus niet alleen om het imago van de communautaire instellingen op te vijzelen, is het niet voldoende om de nodige publiciteit aan de acties te geven en achteraf ás nodige informatie te geven, want juist een informatie vooraf is van doorslaggevend belang. Van tevoren moet de nodige voorlichting verstrekt worden, en wel zo gauw een bepaalde maatregel op stapel wordt gezet. Deze informatieverstrekking dient
vervolgens het hele uitwerkings- en goedkeuringsproces van die maatregel te begeleiden. Met het oog hierop bepaalde de tekst van de coördinatieverordening van de structuurfondsen zoals die aanvankelijk was voorgesteld, dat de lidstaten moesten zorgen voor de nodige publiciteit rondom de ontwikkelingsplannen; zoals wij allen weten, zijn die plannen de voorlopers van de communautaire bestekken en de operationele programma's. Volgens die aanvankelijk voorgestelde coördinatieverordening moet er al van publiciteit sprake zijn alvorens de ontwikkelingsplannen aan de Commissie worden voorgelegd. Het Parlement had daar nog een schepje bovenop gedaan door in eerste lezing een paar amendementen aan te nemen ten bate van een voortijdige en doelmatige voorlichting, te beginnen bij de ontwikkelingsplannen. Helaas is de Raad niet akkoord gegaan met die opstelling. Met de thans ter bespreking staande ontwerp-beschikking heeft de Commissie zich in één opzicht correct gehouden aan de gedragscode die in juni van het vorige jaar werd ondertekend, en wel in procedureel opzicht, wat de betrekkingen met het Parlement betreft. Daar mogen wij vooral commissaris Millan voor danken, die de betrekkingen met het Parlement altijd zo nauwgezet in de gaten houdt. Echter in een ander opzicht, namelijk wat de inhoudelijke kant van de zaak betreft, heeft de Commissie zich achter het standpunt van de Raad geschaard en heeft zij zelfs afstand gedaan van een mogelijke, minder restrictieve interpretatie van artikel 32 van de coördinatieverordening voor de fondsen. In de ontwerpbeschikking wordt namelijk de voorkeur gegeven aan simpele bekendmaking, er is sprake van voorlichting over besluiten en programma's die reeds aangenomen zijn, het interventieterrein wordt beperkt tot de communautaire bestekken en operationele programma's, terwijl de voorlichting over de ontwikkelingsplannen, die inhoudelijk invulling moeten geven aan de daaropvolgende besluiten zoals communautaire bestekken en operationele programma's, volledig aan de discretie van de lidstaten wordt overgelaten. Om deze redenen heeft de Commissie regionaal beleid, ruimtelijke ordening en betrekkingen met de regionale en plaatselijke besturen bij het bespreken van deze ontwerpbeschikking zich niet uitsluitend beziggehouden met de specifieke aspecten van de publiciteit, want dit is, hoe belangrijk ook, niet afdoende. De commissie heeft eveneens een thema aan de orde gesteld dat een klassiek knelpunt is, te weten de verhouding tussen voorlichting. efficiency en democratie, dus de kwaliteit van de voorlichting. Op dit vlak hebben wij een aantal eisen naar voren gebracht en concrete voorstellen geformuleerd, met het verzoek deze op te nemen in de onderhavige ontwerp-beschikking. Voor zover dat laatste niet mogelijk blijkt, vragen wij dat deze voorstellen in ieder geval aanleiding mogen vormen tot nieuwe deugdelijke initiatieven. Die voorstellen gaan met name in op de toepassing van de kennisgevingsprocedure zoals bepaald bij het interinstitutionele akkoord, de voorlichting over de procedures en administratieve formaliteiten waaraan de ontvangers van fondsen op verschillende niveaus moeten voldoen, de uitbreiding van voorlichting tot alle beleidslijnen die tot bevordering van de economische en sociale samenhang strekken, de rol van het Comité van de Regio's ook op dit terrein, de mogelijkheid dat regionale en plaatselijke instellingen en maatschappelijke organisaties toegang krijgen tot databanken van de Europese
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/55
Raggio
instellingen, en ten slotte de voorlichting op milieugebied. Als die voorstellen ingewilligd worden, zal er een beter en meer doelmatig gebruik gemaakt kunnen worden van de acties van de Structuurfondsen en zal de deelname van de burgers en de perifere instellingen aan het leven van de Unie meer in de hand gewerkt worden. Lo Giudice (PPE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag past in een kader van hernieuwde samenwerking tussen de Commissie en het Parlement, dat van start is gegaan met de openbaarmaking van de gedragscode. Op grond van deze code heeft de Commissie belangrijke toezeggingen gedaan op het vlak van voorlichting en heeft zij zich bereid verklaard meer open te staan voor de diverse verzoeken van onze instelling. Met name is ook toegezegd dat de Commissie rekening zal houden met de opmerkingen die het Parlement zou hebben met betrekking tot de regeling houdende de toepassingsmodaliteiten van artikel 23, lid 1 van verordening nr. 4235, de zogeheten coördinatieverordening. Aan de ene kant wordt hierin bepaald welke plicht de lidstaten hebben om onregelmatigheden af te straffen, om administratieve en gerechtelijke sancties toe te passen en bedragen die door de Gemeenschap ten onrechte gestort zijn, terug te vorderen. Aan de andere kant wordt daarin ook nader bepaald dat de lidstaten verplicht zijn de Commissie te informeren over maatregelen die zij getroffen hebben, over de opzet van hun controlesysteem en afstraffingsbeleid alsook over hun terugvorderbeleid dat aan de gewone normen van ijver moet voldoen; dit laatste is een noodzakelijke voorwaarde om te voorkomen dat bedragen die niet teruggevorderd zijn voorgoed kwijt zijn. Afgezien van het feit dat in dit verslag gepleit wordt voor nog nadere aanvullingen, wordt met de nieuwe regeling al een ernstige leemte opgevuld, die was ontstaan met de annulering van de door de Commissie in augustus 1990 openbaar gemaakte gedragscode. Deze gedragscode, die eveneens bedoeld was om toepassing te geven aan artikel 23, lid 2, was een atypisch besluit dat ernaar streefde belangrijke juridische effecten teweeg te brengen in de rechtsstelsels van de lidstaten, zonder dat het de noodzakelijke doelmatigheid had die verordeningen en richtlijnen wel hebben. In dit besluit werd bovendien opsporing geëist van natuurlijke en rechtspersonen die bij onregelmatigheden betrokken zijn, hetgeen de bepalingen van artikel 23 te buiten gaat. Zoals bekend, heeft Frankrijk zich daarom op een gegeven moment tot het Hof van Justitie gewend, die zich in 1991 uitsprak voor annulering van de code. De nieuwe regeling zit veel beter en consequenter in elkaar en heeft de vorm van een typisch besluit, dat wil zeggen een verordening van de Commissie, zoals bepaald bij artikel 23. Inhoudelijk gezien komt het accent meer te liggen op informatieverstrekking aangaande het controlesysteem. Dit betekent echter niet dat er geen aandacht meer uitgaat naar informatieverstrekking over onregelmatigheden en uitvoeringsmodaliteiten. Wel wordt geheimhouding van het vooronderzoek gegarandeerd, indien de jurisdictie van een bepaalde lidstaat daarin voorziet. De regeling is aangevuld met een omschrijving van de verschillende manieren om de subsidiaire aansprakelijkheid van de lidstaat te doen gelden in geval van niet-terugvordering. Wat dit laatste aspect betreft, bestaat er een tegemoetkoming voor de lidstaten in de vorm van terugbetaling van
onkosten die gemaakt worden in verband met afstraffingsactiviteiten. De regeling waarin de toepassingsmodaliteiten van artikel 23 nader omschreven worden, lijkt dus het geschikte instrument te zijn om de regeling van de gedragscode te vervangen. Om deze reden, en ook om het formele aspect - wij hebben hier namelijk niet te maken met een normale raadplegingsprocedure in wetgevingsverband - zijn er geen amendementen geformuleerd op de tekst van de Commissie. Wel bevat de vandaag ter bespreking staande resolutie een serie voorstellen om de verordening aan te vullen en haar zo nauw mogelijk te doen aansluiten op artikel 23. Kort samengevat luiden deze voorstellen als volgt. Ten eerste: gegarandeerd moet worden dat er sprake is van maximale transparantie en informatievoorziening over de controlestructuur en de wettelijke en bestuursrechtelijke afstraffingsvoorzieningen die een bepaalde lidstaat kent, zodat de samenwerking tussen Commissie en lidstaat zo efficiënt mogelijk kan verlopen. Ten tweede: er moet niet alleen informatie verstrekt worden over onregelmatigheden die binnen de grenzen van een lidstaat gebeuren, maar ook over onregelmatigheden die gevolgen kunnen hebben op gebieden buiten het territorium van de staat die een onderzoek instelt. Ten derde: de gerechtelijke kosten worden vergoed op voorwaarde dat de Commissie en de betrokken lidstaat een efficiënte samenwerking hebben op het vlak van controle en afstraffing. Ten vierde en ten laatste: de bepaling van artikel 23 dat de lidstaat subsidiair aansprakelijk is voor terugbetaling van de ten onrechte gestorte bedragen, behalve wanneer bewezen wordt dat het geval van misbruik of nalatigheid hem niet toegeschreven kan worden, moet volledige toepassing vinden op het niveau van de uitvoeringsmodaliteiten, met de specifieke vermelding dat het betreffende bewijs voldoende gedocumenteerd moet zijn. Op de tekst van de resolutie zijn een paar amendementen ingediend. Een amendement, van mevrouw Goedmakers, is in commissieverband ingediend en in de tekst opgenomen. De heer Miranda da Silva heeft nog vier amendementen ingediend in plenaire zitting. Ik neem die allemaal over, ook al hebben twee amendementen, het eerste en het tweede, slechts betrekking op taalkundige problemen. Tot slot nog een woord van dank aan het secretariaat voor diens medewerking. Aan de Commissie vraag ik haar tekst aan te vullen met de ingediende voorstellen. Karellis (PSE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, alleen met volledige informatie en goede voorlichting kan de onderdaan uitgroeien tot een verantwoorde en volwaardige burgeren kan de democratie worden verstevigd. Hetzelfde geldt ook voor het beleid inzake de communautaire bestekken, de operationele programma's en meer in het algemeen voor alle beleidsvormen waarmee men streeft naar verbetering van de economische en sociale samenhang van de activiteiten van de Europese Unie. Het uiteindelijke doel van de informatie en de voorlichting is natuurlijk de betrokken partijen tot actie aan te zetten. Dit kunnen de lidstaten zijn, maar ook organisaties, op welk niveau dan ook, of ook publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen. Zij moeten uit hun winterslaap worden gehaald. De plicht tot informatie is tweezijdig. Hierbij zijn - of zo zou het tenminste moeten
Nr. 3-445/56
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Karellis
zijn - niet alleen de instellingen van de Unie betrokken die elke belanghebbende en niet enkel een select of ingewijd publiek nauwkeurige inlichtingen dienen te verschaffen over de op stapel staande activiteiten. Ook de andere partij moet tijdig haar projecten bekend maken. Ik noem bijvoorbeeld de lidstaten die verplicht zijn de projecten in verband met hun activiteiten openbaar te maken. In deze informatieprocedure moet een zo eenvoudig mogelijke taal worden gebezigd. Deze opmerking is niet ongegrond. Uit veel streken van de Unie en met name uit de meest veraf gelegen en gemarginaliseerde gebieden die juist de meeste behoeften hebben aan ondersteuning en aanmoediging, wordt de klacht gehoord dat door het ambtenarentaaltje een totaal gebrek aan communicatie en zelfs uitsluiting ontstaat. Misschien zou het zinvol zijn een Europees programma voor te stellen voor de vereenvoudiging van de bureaucratische taal. Met name de Europese burgers zouden daar enorme baat bij hebben. Wij hopen van ganser harte dat het Comité van de Regio's dat deze week helaas in onze afwezigheid te Brussel een begin zal maken met zijn werkzaamheden, een belangrijke bijdrage zal leveren tot de zojuist beschreven informatie- en voorlichtingsprocedure. Wij hopen dat onze verwachtingen wat dat betreft niet zullen worden teleurgesteld. Lambrias (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn korte spreektijd ten eerste gebruiken om de heer Raggio te bedanken voor zijn uitstekende verslag en ten tweede de aandacht te vestigen op de zeer belangrijke opmerkingen die in het verslag worden gemaakt over enerzijds de informatie, waarvan duidelijk wordt gezegd hoe deze moet zijn, en anderzijds de publiciteit die de Gemeenschap tot nu toe placht te geven aan haar programma's en regionale beleidsvormen. Er is geen publiciteit nodig. De beste publiciteit is immers het welslagen van de ondernomen activiteiten. Informatie is daarentegen hard nodig en deze moet precies zo zijn als beschreven in het verslag van de heer Raggio. Deze moet met andere woorden niet alleen doorzichtig zijn, maar ook het endogene potentieel tot actie aanzetten. Juist het endogene potentieel kent de behoeften, kan oordelen, beoordelen en uiteindelijk controleren. Daarom geloof ik dat de commissaris die tot nu toe zeer actief is geweest en zich zeer succesvol heeft gekweten van zijn taken op het gebied van het regionaal beleid, de in het verslag van de heer Raggio vervatte suggesties volledig zal overnemen. Maher (LDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens de heren Raggio en Lo Giudice te complimenteren over hun verslagen, die twee belangrijke aspecten bestrijken: enerzijds doorzichtigheid en voorlichting, anderzijds fraude. Gewone burgers begrijpen heel vaak niet wat er precies in de Gemeenschap gebeurt. In mijn land is er de laatste tijd heel wat verwarring geweest over de kwestie van de toepassing van de structuurfondsen en ik had gehoopt dat commissaris Millan de gelegenheid zou aangrijpen om duidelijkheid in de situatie te scheppen. Ik verwijt hem niets, maar ik denk dat deze episode van discussies en onderhandelingen het blazoen van de Ierse regering niet bepaald heeft opgepoetst. Ik hoop dat wij althans lering zullen trekken uit wat er is gebeurd, zodat het zich in de
toekomst niet herhaalt. Dit soort dingen ondermijnt het vertrouwen van de burger in het geld dat van de Europese Gemeenschap komt en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Misschien maken wij ook niet voldoende gebruik van de bestaande faciliteiten. Zo hebben we in alle hoofdsteden van onze lidstaten bureaus: een bureau van de Commissie en een van het Europees Parlement. Ik denk, eerlijk gezegd, niet dat wij ten volle gebruik maken van deze bureaus. Ze zijn er en ze zouden er moeten zijn om voorlichting te geven, iets wat ze niet heel vaak doen en wat ze zeker niet voldoende doen. En dan is er het fraudeprobleem. Dit is een zeer gevoelig onderwerp voor de gewone burger. Het Parlement heeft het recht alle beschikbare informatie te krijgen, omdat het als gekozen vertegenwoordiging van de burgers als het ware de hoeder van het geld van die burgers moet zijn en erop toe moet zien dat dit geld niet verkeerd wordt gebruikt of misbruikt. Ik zou tevens willen opmerken dat als een rechtszaak wegens fraude wordt aangespannen, het onderzoek aan de gang is, de kredieten wegens dit onderzoek worden opgeschort en het onderzoek uiteindelijk niets oplevert, de personen die van deze fraude of vermeende fraude werden beschuldigd dientengevolge niet mogen worden gestraft. Ik ben in andere sectoren op gevallen gestoten waarin de betrokkenen tot twee jaar op hun geld moesten wachten, de rente op het geld verloren en daar niet voor werden vergoed. We moeten de zaak dus van twee kanten bekijken. Paisley (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is van wezenlijk belang dat betalingen uit de structuurfondsen doorzichtig zijn in de landen en regio's waaraan ze worden toegewezen. Dit stelt de netelige kwestie van de additionaliteit weer aan de orde. In Noord-Ierland was een toewijzing van 9 miljoen pond uit het fonds voor de visserij aangekondigd. Vissers uit de visserijhavens Kilkeel, Ardglass en Portagovie zijn mij komen zeggen dat een ambtenaar van het Ministerie van Landbouw voor Noord-Ierland hun ervan in kennis heeft gesteld dat 3 miljoen pond daarvan niet beschikbaar zal komen, maar door het Ministerie van Financiën te Londen zal worden achtergehouden om de nationale uitgaven te dekken die reeds voor de visserij in Noord-Ierland zijn gedaan. Ik heb deze kwestie gisterenavond in het Britse parlement aan de orde gesteld met als enige reactie een oorverdovende stilte. Ik zou commissaris Millan met klem willen vragen te onderzoeken waarom deze 9 miljoen pond door een tussenkomst van Whitehall ineens tot 6 miljoen pond kan worden teruggebracht. David (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou de heer Raggio geluk willen wensen met zijn uitstekende, goed in elkaar zittende verslag. Het is, zoals hij zegt, inderdaad van vitaal belang dat informatie over de structuurfondsen zo ruim en doeltreffend mogelijk wordt verspreid. Maar, eerlijk, gezegd heeft het weinig zin informatie over de structuurfondsen te verspreiden, als de plaatselijke besturen in bepaalde lidstaten de bevoegdheid wordt ontzegd om toegang tot deze fondsen te krijgen. Vanmiddag is daar nog in het Britse Lagerhuis over gediscussieerd, toen de minister van Handel en Industrie, de heer Heseltine, een nieuw initiatief aankondigde dat hij „Re-
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/57
David
gional Challenge" doopte. Het lijkt de bedoeling van de Britse regering 25% van de regionale toewijzingen af te toppen en een vorm van concurrentie in te voeren, waarbij de lokale en andere autoriteiten met elkaar zullen moeten wedijveren om regionale fondsen in de wacht te slepen. Dit is volgens mij volslagen ondemocratisch. Het komt neer op een schending van het reglement van de structuurfondsen en, wat meer is, in zijn verklaring voor het Lagerhuis heeft de heer Heseltine gezegd dat hij van plan is deze concurrentie in te voeren. Ik zou willen weten of de Commissie daarmee heeft ingestemd. De instemming van de Commissie is daar beslist voor nodig en ik zou de heer Millan willen vragen ons mee te delen of hij ermee heeft ingestemd dat dit nieuwe initiatief op die wijze ten uitvoer wordt gelegd. Tot slot zou ik ook nog willen zeggen dat de heer Heseltine als hij dit heeft gedaan zonder dat de Europese Commissie het licht op groen heeft gezet, zijn Regional Challenge-imúaúef moet intrekken. Cushnahan (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ook ik zou de heer Raggio willen complimenteren over het uitstekende verslag dat hij heeft opgesteld en tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik willen maken om drie korte opmerkingen te maken. Ik vind het van vitaal belang dat de burgers op de hoogte zijn van de bijdrage van de Europese Unie aan en haar betrokkenheid bij ontwikkelingsprojecten in hun regio, van het nauwkeurige bedrag van de EU-bijdrage en - dit is hier al door anderen aan de orde gesteld - van het al dan niet aanvullende karakter van de kredieten. Het is namelijk zeer moeilijk om erachter te komen of er ja dan neen sprake is van additionaliteit. Bij infrastructuurwerken worden speciale borden enzovoort gebruikt, maar wat de uitgaven van het Europees Sociaal Fonds betreft is er zeker nog heel wat verbetering mogelijk, met name met betrekking tot de opleidingsprogramma's. Er zou druk op de lidstaten moeten worden uitgeoefend om dit probleem te verhelpen. Ten tweede moeten de burgers recht hebben op passende informatie over de gevolgen van de voorgestelde ontwikkelingsprojecten. Deze informatie moet op voorhand door de nationale autoriteiten worden verstrekt ter voorkoming van het soort controverses waardoor sommige projecten, zoals de commissaris welbekend is, zijn omgeven. Ten derde moet er tijdens de planningsfase, en met name vóór de goedkeuring van nationale en regionale ontwikkelingsplannen, aan de betrokken partijen op lokaal niveau passende informatie worden verstrekt. Zoals de commissaris weet, is er in Ierland een grote controverse ontstaan over ons nationaal ontwikkelingsplan. Degenen onder ons die er dicht bij betrokken zijn, weten zeker meer, maar wij weten niets. Wij horen dat de Commissie een punt zet achter bepaalde projecten en ik zou willen weten of de Commissie ermee ophoudt omdat de Ierse regering meer heeft gepland dan haar budget kan dragen of omdat er politieke motieven spelen. Er wordt bijvoorbeeld beweerd dat de Commissie de uitgaven voor regionale en provinciale wegen stopzet. Ik zou de Commissie willen vragen of dat een beleidskwestie is of gewoon omdat er geen 7,8 miljard pond meer in de pot zit.
Moretti (ARC). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, de grote Europese familie kan niet gedijen als er teveel kapers op de kust zijn en als het gebrek aan efficiency in bepaalde lidstaten schering en inslag wordt. In Brussel blijkt er in 1992 voor een totaalbedrag van 634 miljard lire aan fraude gepleegd te zijn. De fondsen die voor de landbouw worden uitgetrokken, vormen het voornaamste doelwit van fraudeplegers: jaarlijks wordt 20% van het geld dat de EG aan de landbouw uitgeeft, op het verkeerde spoor gezet. In de periode 1989-92 is voor pakweg 40.000 miljard lire gefraudeerd. Volgens de officiële gegevens is Italië het land waar de meeste fraude wordt gepleegd, in totaal voor 322 miljard. Daarna komt Duitsland met 172 miljard en vervolgens Groot-Brittannië met 50. Het bewaken van de financieringen, de strijd tegen fraude en aanverwante praktijken en het terugvorderen van ten onrechte verkregen bedragen, zijn ernstige problemen waar op staande voet iets aan gedaan moeten worden. Als men dergelijke problemen over het hoofd ziet, of nog erger, doodgewoon negeert, dan kan het imago van de Unie behoorlijk toegetakeld worden en dat komt natuurlijk helemaal niet ten goede van de geloofwaardigheid van de Unie en van de lidstaten. Doordat een bepaalde politieke klasse graag onder één hoedje met de fraudeurs speelt en doordat de ambtenarij te traag en niet professioneel genoeg is, is het voor allerlei fraudeplegers een koud kunstje om met de regelmatigheid van de klok toe te slaan. Italië is het grootste risicoland. In 1989 is daar 240 keer door boeren fraude gepleegd met geldmiddelen van het EOGFL: in totaal was daar een bedrag van 99 miljoen ecu mee gemoeid. Het aantal ongeregeldheden dat in Italië wordt bedreven, bedraagt een derde van het totaal aantal gevallen (720) dat in de hele Gemeenschap wordt ontdekt, en het is goed voor 65% van alle ten onrechte uitgekeerde bedragen. Als de Italiaanse inzet om de fraude te bestrijden even sterk is als de toezegging die is gedaan om de mafia en de georganiseerde misdaad te bestrijden, dan zullen de resultaten niet om over naar huis te schrijven zijn. De Unie moet al zo lang met lede ogen aanzien hoeveel fraude en bedrog er gepleegd wordt, waarbij de voor de programma's bevoegde deskundigen veelal een handje meehelpen. Dus om zoveel mogelijk nieuwe gevallen van fraude een halt toe te roepen, stel ik in de eerste plaats voor om meer verantwoordelijkheidsbesef te kweken bij de lidstaten en de regio's door hardere sanctiemaatregelen te plannen. In de tweede plaats stel ik voor dat er in de Unie een bevoegd controleorgaan in het leven wordt geroepen dat op elk niveau zijn medewerking kan verlenen en de werkzaamheden kan coördineren. In de derde plaats zou men van tevoren de programma's over de verstrekking van fondsen openbaar moeten maken, zodat er meer transparantie in de procedures komt. Cunha Oliveira (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, wat ik tot nu toe op het gebied van informatie en publiciteit rond de bijdragen van de structuurfondsen heb geconstateerd, is bureaucratie, rationaliteit en politieke berekening, in elk geval in mijn land en in mijn regio: de Azoren. Bureaucratie omdat de werkelijke, complete informatie van het ene naar het andere kantoor wordt gestuurd, waar
Nr. 3-445/58
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Cunha Oliveira ze vervolgens wordt bewerkt en aangepast, zodat het grote publiek zelden informatie uit de eerste hand krijgt. Rationaliteit omdat deze informatie en publiciteit zelden of nooit tot het hart van de burger spreekt, die hen met achterdocht bekijkt en soms zelfs als pure politieke en partijpropaganda beschouwt. Politieke berekening omdat informatie wordt achtergehouden, veranderd of aangepast indien dit uit politiek oogpunt zo uitkomt. En waarom? Omdat de informatie enkel van de communautaire instellingen naar de regeringsinstellingen in de lidstaten en vice versa loopt, wat de doorzichtigheid, onpartijdigheid en neutraliteit niet bepaald ten goede komt en zelfs tot misbruik kan leiden. Gelukkig wil men hierin nu verandering brengen. Dit is een stap vooruit in de richting van communautair burgerzin en een werkelijke Europese Unie. Geef de burgers zo direct en zuiver mogelijk alle informatie over de structuurfondsen die zij nodig hebben en waarop zij recht hebben. McCartin (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is in Ierland de laatste tijd heel wat te doen geweest over de structuurfondsen en ik wil alleen maar zeggen dat de Commissie zich in dezen heel integer en correct heeft gedragen. Als er misverstanden zijn, dan vind ik niet dat we haar dit mogen aanwrijven. Borden plaatsen om aan te geven dat op een bepaalde plaats kredieten van de structuurfondsen worden besteed, maakt de situatie niet duidelijker voor de burgers van de lidstaten. Dat is wat in Ierland gebeurt. De mensen weten dat het geld komt, maar weten niet hoe het wordt besteed en ik wens te herhalen wat ik al zo vaak heb gezegd, namelijk dat de verordeningen zo ruim en uiteenlopend zijn, dat het geld op zoveel manieren kan worden besteed dat niemand nog weet hoe het wordt besteed. De Ierse regering heeft op dit terrein de afgelopen jaren een soort diplomatiek en financieel driekaartenspel gespeeld, waarbij ze de hele tijd geld heeft verschoven. De structuurfondsen vertegenwoordigen, in het beste geval, slechts 6% van de overheidsuitgaven. De Ierse regering heeft dit geld eigenlijk in consumptieve bestedingen in plaats van in investeringsuitgaven gestoken. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het investeringsprogramma van de overheid in 1982, voordat er in Ierland structuurfondsen van enige betekenis op gang waren gekomen. 30% hoger was dan vandaag. Toch is het de bedoeling dat het geld van de structuurfondsen in het kader van dat programma wordt besteed. De lopende, consumptieve uitgaven zijn daarentegen wel gestegen. Daarom denk ik dat er aan het geld een verkeerde bestemming is gegeven; dat dit ten spijt van de Commissie is gebeurd; en dat de Commissie ingevolge de wijze waarop de verordening is opgesteld niet in staat is toezicht uit te oefenen op wat er gebeurt. Als we aan nieuwe plannen beginnen, moeten we de lidstaten opnieuw verzoeken eerst hun eigen economische ontwikkelingsplannen voor te leggen, zodat de Europese Commissie, krachtens een vereenvoudigde verordening, de uitgaven kan toevoegen nadat ze zich een beeld heeft gevormd van hoe dat moet gebeuren. Ten slotte wens ik onze nieuwe collega mevrouw Malone, die als volgende aan het woord komt, in het Parlement welkom te heten. Als ze eerder deel had uitgemaakt van
dit Parlement, had ze haar partij en haar partijleider misschien betere informatie kunnen geven en was het wellicht niet tot de problemen gekomen die nu zijn ontstaan. De Voorzitter. - Zoals de heer McCartin zoeven heeft gezegd, is de volgende spreker mevrouw Bernie Malone, die de plaats van de heer Desmond inneemt. Wij wensen haar het beste met haar maiden-speech. (Applaus) Malone (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou de heer Raggio willen complimenteren over zijn zeer belangrijke verslag. Het soort voorlichtings- en publiciteitsacties dat door de lidstaten wordt uitgevoerd met betrekking tot de structuurfondsen is, zoals wij hebben gehoord, uiteraard van vitaal belang. In mijn ogen moet er veel meer gebruik worden gemaakt van de media en is er een gecoördineerde aanpak van de Commissie en de lidstaten, met inbegrip van de regionale en plaatselijke besturen, nodig. De timing van substantiële voorlichting tegenover gewone publiciteit is uiterst belangrijk. Van een project moet ruim op voorhand kennis worden gegeven en niet wanneer het is voltooid. Het gebruik van borden is nog altijd belangrijk. Het was belangrijk in het geval van de structuurfondsen. Maar er is meer te doen dan dat. Ik juich de oproep toe die de heer Raggio heeft gedaan tot nauwere contacten tussen de Commissie en lokale ambtenaren. Als raadslid ben ik in Dublin gedurende vijftien jaar nauw betrokken geweest bij de lokale politiek en zie ik het belang van dergelijke ontwikkelingen in. Zoals gezegd, heb ik vandaag voor het eerst de gelegenheid de plenaire vergadering toe te spreken. Wat ik hier vandaag van president Havel heb gehoord, heeft mij een hart onder de riem gestoken. Het was bemoedigend zo'n belangrijke persoonlijkheid zijn concept van de geest van de Unie te horen uiteenzetten en hem te horen beklemtonen dat deze Unie voor iedereen toegankelijk moet zijn. Debatten over de structuurfondsen zijn - met name in Ierland, dat geef ik toe - al te vaak toegespitst geweest op het bedrag dat we zouden krijgen. Ik vind het belangrijk dat het debat niet wordt beperkt tot insiders, politici, ambtenaren, deskundigen en lobbyisten. Uit de geschiedenis van de Europese Unie van de afgelopen twee jaar blijkt hoe gevaarlijk zo'n aanpak is. De structuurfondsen gaan een veel groter aantal mensen aan dan de bovengenoemde categorieën. Wij moeten ervoor zorgen - en ik ben voornemens mijn bijdrage daartoe te leveren - dat de gewone burgers, voor wie deze fondsen bedoeld zijn, er volledig van op de hoogte worden gebracht. Ik doe dan ook een beroep op de Commissie om de voorstellen van de heer Raggio te steunen. (Applaus) Goedmakers (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, ik zal het uitsluitend hebben over het verslag-Lo Giudice. Tot nu toe hebben wij vanuit het Parlement er de Commissie voortdurend van moeten overtuigen dat fraude toch echt ook wel bij de structuurfondsen voorkomt en niet alleen binnen de landbouwuitgaven. Wij hebben tijdens de
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/59
Goedmakers begrotingsdiscussie 50 extra mensen ter beschikking gesteld aan UCLAF om hard te werken aan fraudebestrijding, onder andere op het gebied van de structuurfondsen-uitgaven. Waarom hebben wij dat gedaan? Allereerst heeft een missie die wij als Commissie begrotingscontrole ondernomen hebben naar de Abruzzen aangetoond dat daar wel degelijk een fraude was opgespoord. Hier betrof het gelukkig een fraude die al ontdekt was voordat er geld uitgegeven was. Helaas is dat echter niet altijd het geval. Ik herinner me bijvoorbeeld een situatie op het Griekse eiland Zakinthos. Ik zag daar een weg van niets naar niets. Er was geen milieu-effectrapportage gemaakt voordat die weg aangelegd werd. Hij werd met Europees geld aangelegd, maar er was geen openbare aanbesteding geweest en de weg was door ingenieurs van het Griekse leger aangelegd. U snapt dat het geld regelrecht weer in de zakken van de Griekse overheid was terechtgekomen. Het resultaat van deze doodlopende weg was een enorme ongecontroleerde vuilstort aan het einde ervan. Dit was een heel extreem geval, maar er zijn vergelijkbare gevallen. Er wordt lang niet altijd een openbare aanbesteding uitgeschreven. Deze verordening is uiterst nuttig om in dergelijke gevallen ons geld terug te kunnen krijgen en de schuldigen te kunnen straffen. Millan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou beide rapporteurs, de heren Raggio en Lo Giudice, willen danken voor hun verslagen en alle sprekers voor hun bijdrage aan dit korte debat. Mevrouw Malone, die zojuist haar maiden-speech heeft gehouden, heet ik op mijn beurt welkom. Ze vervangt een zeer gewaardeerd lid van dit Parlement. Het doet ons een groot genoegen haar hier vandaag te zien. Voor Ierland zijn de structuurfondsen een zaak van groot belang, zoals de gebeurtenissen van de afgelopen weken nogmaals hebben bevestigd. Ik kom straks nog even op de Ierse situatie terug. De verbintenis die wij zijn aangegaan in de gedragscode die ik met de Voorzitter van het Parlement op 13 juli ben overeengekomen, heeft betrekking op andere zaken dan wij hier vandaag behandelen. De Gommissie is haar andere verbintenissen overeenkomstig de gedragscode nagekomen. Zo hebben wij het Parlement bijvoorbeeld al de door de lidstaten ingediende plannen bezorgd. In één geval was de betrokken lidstaat daar aanvankelijk niet erg gelukkig mee. Na een tijdje draaide deze lidstaat evenwel bij. Alle plannen die wij tot dusver uit hoofde van doelstelling 1 hebben ontvangen, hebben wij aan het Parlement voorgelegd en wij zijn voornemens hetzelfde te doen met de plannen die wij uit hoofde van de andere doelstellingen zullen krijgen. De Commissie regionaal beleid, ruimtelijke ordening en betrekkingen met de regionale en plaatselijke besturen heeft harerzijds het initiatief genomen de ministers en andere vertegenwoordigers van de lidstaten te vragen hun plannen in de commissie te komen toelichten. Ik juich dat zeer toe en ikjuichookde reactie van de lidstaten toe, die de gevraagde uitleg zijn komen geven en dat in de meeste gevallen, maar niet altijd, op ministerieel niveau hebben gedaan. De ontwerpen van de communautaire initiatieven zijn aan het Parlement voorgelegd en worden momenteel onderzocht. Wij hebben informatie verstrekt over modelprojecten enzovoort en de programma's die voortvloeien uit de communautaire bestekken zullen het Parlement, desgewenst, eveneens worden voorgelegd.
Wij - althans voor zover het de Commissie betreft - doen op dit terrein dus niets in het geheim. Wij proberen al deze zaken zo doorzichtig mogelijk te behandelen. Ik kom thans tot de opmerkingen die de heer Raggio in zijn verslag maakt. Het verheugt ons zeer dat het Parlement onze bezorgdheid ten aanzien van de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van voorlichting en publiciteit deelt. Artikel 32 van de coördinatieverordening heeft specifiek betrekking op deze verplichtingen van de lidstaten. Straks zal ik iets zeggen over de eigen activiteiten van de Commissie op dit gebied, maar dit artikel handelt over de verplichtingen van de lidstaten. Wij willen de doorzichtigheid van de structuurfondsen vergroten. Dit is een sector van de communautaire activiteit die voor de gewone burger doorzichtig kan worden gemaakt, terwijl veel van wat wij hier - en in de Unie in het algemeen - doen vrij moeilijk aan de gewone burger uit te leggen is. Het ligt misschien in de natuur der dingen dat wij het hier heel vaak over technische details hebben. Wij pakken de taken van de Unie soms op een zeer bureaucratische manier aan. De structuurfondsen zijn tenminste een sector aan de hand waarvan wij de burger duidelijk kunnen maken dat wat wij hier doen belangrijk is voor hen. Wij kunnen dat slechts doeltreffend doen als de lidstaten zelf en alle andere betrokkenen, evenals de Commissie, ervoor zorgen dat zoveel mogelijk informatie wordt verstrekt. Op bepaalde gebieden gaat het verslag heel wat verder dan het toepassingsgebied van artikel 32, lid 2, van de coördinatieverordening, maar de Commissie is het in grote trekken eens met de ontwerp-resolutie van het Parlement. De nieuwe voorschriften zijn bedoeld om de verplichtingen van de lidstaten te versterken, met name op het gebied van de planning en de vaststelling van de middelen die moeten worden besteed aan voorlichting over de tenuitvoerlegging van de communautaire bestekken, communautaire initiatieven enzovoort. Enkele van de voorstellen die het Parlement in deze richting heeft gedaan, zijn al aanvaard, bijvoorbeeld inzake voorlichting over de administratieve procedures die moeten worden gevolgd door degenen die voor steun in aanmerking komen. Wat de publikatie van de regionale ontwikkelingsplannen betreft, moet ik zeggen dat dit publieke documenten zijn. Het feit dat ze hier aan het Parlement worden voorgelegd, maakt er voor iedereen toegankelijke documenten van, ook al waren ze op het niveau van de lidstaten misschien met enige geheimhouding omgeven. Ze worden soms in zeer aantrekkelijke vorm gepubliceerd en zijn beschikbaar voor de pers en het grote publiek. Het zijn ongetwijfeld publieke documenten. Het probleem met de plannen is veeleer dat de lidstaten bij de voorbereiding ervan te weinig overleg plegen, dan dat ze de plannen niet verspreiden als ze eenmaal zijn opgesteld. Dat is een probleem apart, dat niet in dit artikel wordt behandeld. Ik zal beslist stappen doen om na te gaan of er voldoende publiciteit is gegeven aan de ontwikkelingsplannen. Ik heb al brieven van sommigen onder u, leden van dit Parlement, ontvangen met de vraag of ik hun een exemplaar van een regionaal ontwikkelingsplan voor hun eigen land of hun eigen regio kon bezorgen. Vindt u dat ook niet een beetje vreemd? Waarom gaan zij dit niet in het betrokken ministerie vragen? Wij zijn altijd bereid om te helpen, maar het feit dat leden naar mij schrijven
Nr. 3-445/60
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Millan
met zo' n verzoek bewijst dat er een gebrek aan informatie over de beschikbaarheid van deze plannen bestaat. Als onderhavige ontwerp-beschikking al gevolgen heeft op milieugebied, dan is het zeker niet zo dat ze een geschikt middel is om ervoor te zorgen dat richtlijn 90/313/EEG betreffende de vrije toegang tot informatie op milieugebied wordt nageleefd, zoals in het verslag wordt voorgesteld. Ze doet op generlei wijze afbreuk aan de verplichtingen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn hebben. Deze verplichtingen blijven dus bestaan en het is overbodig er hier aan te herinneren. Ik heb al gezegd dat het in dezen eigenlijk om de verplichtingen van de lidstaten gaat, maar ik moet daaraan toevoegen dat wij van de zijde van de Commissie een heel voorlichtingsbeleid op het gebied van de structuurfondsen op poten hebben gezet. De heer Karellis heeft, bijvoorbeeld, gevraagd of er in de regio's of de lidstaten van de Gemeenschap informatie beschikbaar wordt gesteld. Wij hebben al regelingen getroffen of zijn nog bezig met voorstellen voor het houden van studiedagen in de lidstaten zelf over de plannen en de communautaire bestekken. Wij hebben ontmoetingen met de sociale partners belegd om te bespreken wat er in de plannen en in de communautaire bestekken staat. Deze bijeenkomsten vinden buiten de gewone contacten via de bureaus van de Commissie plaats. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Maher dat wij meer beroep zouden kunnen doen op de bureaus in de lidstaten om informatie te geven over wat wij doen. Er is ontzettend veel informatie beschikbaar, maar niet iedereen weet waar die informatie kan worden verkregen. Ik ben het ermee eens dat wij op dat gebied meer inspanningen moeten doen. Maar als je het soort informatie en publikaties dat nu, in 1994, over de structuurfondsen beschikbaar is, vergelijkt met wat er in 1989 en 1990 beschikbaar was, dan moetje toegeven dat er heel veel is veranderd. Vier of vijfjaar geleden bracht DG XVI zeer weinig uit over de structuurfondsen. Nu is er heel wat over gepubliceerd, maar moeten wij er nog voor zorgen dat het op ruime schaal beschikbaar is. De CB's worden gepubliceerd. Het zijn gepubliceerde documenten. Zodra wij ze kunnen laten drukken, zien wij erop toe dat ze volledig worden gepubliceerd. Een week geleden heb ik in Lissabon het Portugese CB voorgesteld. Daar waren volop exemplaren van dit document beschikbaar. De regering wilde er eigenlijk zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan geven, mede omdat het het eerste CB was dat tegelijk met de begeleidende programma's werd goedgekeurd. Dat was een hele prestatie. Er werd enorm veel publiciteit rond gemaakt en alle documenten waren die dag beschikbaar. Het is ons voornemen er altijd voor te zorgen dat de beschikkingen en de documenten zelf beschikbaar zijn. De beschikking van de Commissie over elk CB wordt in het Publikatieblad gepubliceerd, maar wij zullen ervoor zorgen dat een samenvatting ervan zo ruim mogelijk wordt verspreid onder de betrokken partijen in de lidstaten. Ten slotte heb ik nota genomen van de opmerkingen in verband met de mogelijke rol van het Comité van de regio's op het gebied van voorlichting en publiciteit. Het comité komt morgen voor het eerst bijeen en ik kan nu nog niet zeggen hoe het comité zelf zal beslissen zijn zaken te regelen. Dat is uiteraard de zaak van het comité en niet van ons. Maar het feit dat het comité is opgericht en dat er zoveel publiciteit rond de eerste vergadering is
gemaakt, maakt aan een ruimer publiek in de Gemeenschap al duidelijk dat de Gemeenschap niet alleen een zaak van de lidstaten en Brussel is, maar dat ook regionale en plaatselijke besturen zeer nauw betrokken zijn bij de vaststelling en de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid. Ik had gedacht dat het comité zelf voor zover zijn budget het toelaat - en er bestaat, zoals bekend, nog altijd twijfel over het budget - ruchtbaarheid aan zijn eigen activiteiten zal willen geven, wat de voorlichting over de structuurfondsen natuurlijk ten goede zou komen. Het Parlement zal vorm moeten geven aan zijn eigen werkrelatie met het comité en ervoor moeten zorgen dat resoluties, zoals die van vandaag bijvoorbeeld, naar het comité worden gezonden. Vergeet niet dat het comité zelf initiatiefrecht heeft. Zijn taak is niet beperkt tot het uitbrengen van advies over de wetgeving die het voorgelegd krijgt, maar het mag zelf ook het initiatief nemen. Ik kom thans tot het verslag van de heer Lo Giudice. Dit is een zeer belangrijk onderwerp, met name omdat de stroom van publiciteit over fraude in de Gemeenschap niet afneemt. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat de ernstigste gevallen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan het licht zijn gekomen. Dat is bekend, maar het betekent niet dat we minder scherp moeten toezien op en minder streng moeten optreden tegen de onregelmatigheden of fraude die zich eventueel in de sector van de structuurfondsen zouden voordoen. Krachtens artikel 23 van een van de coördinatieverordeningen over financiële controle rust op de Commissie de verplichting de ontwerp-regeling op te stellen waarover wij hier vandaag debatteren. Het verheugt mij vast te stellen dat Parlement en Commissie hierover ongeveer dezelfde mening hebben. Tegen de rapporteur zou ik willen zeggen dat het merendeel van de punten die hij in de ontwerp-resolutie aan de orde stelt, al in de ontwerpregeling aan bod komen. Ik geef daar een paar voorbeelden van. Artikel 2, lid 1, van de ontwerp-regeling heeft betrekking op de duidelijke aanwijzing van de instanties die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor financiële controlemaatregelen, iets wat in paragraaf 1, sub a), van de resolutie wordt gevraagd. Artikel 5, lid 2, stelt de aansprakelijkheid van de lidstaten voor de terugbetaling van de ten onrechte betaalde bedragen vast. De regeling voorziet daar dus specifiek en expliciet in. Dit beantwoordt aan paragraaf 1, sub c) van de resolutie. Artikel 4 handelt over samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in verband met onregelmatigheden die gevolgen kunnen hebben buiten de lidstaat waar de onregelmatigheden worden vastgesteld. Dit is wat in paragraaf 2, sub c), tweede alinea wordt gevraagd. Artikel 3. lid 1. en artikel 10, lid 3, van de ontwerp-regeling hebben betrekking op het doorgeven van de namen van natuurlijke of rechtspersonen die bij het onregelmatig gebruik van de fondsen zijn betrokken. Dit beantwoordt aan paragraaf 2, sub c), laatste paragraaf van de resolutie. Artikel 7 handelt over de vergoeding van proceskosten aan de betrokken lidstaat als hij op verzoek van de Commissie een procedure aanspant. Het voor ons liggende ontwerp komt aan vrijwel alle in het verslag gemaakte opmerkingen tegemoet. Zoals de heer Lo Giudice heeft gezegd, bestond er een ernstige leemte op het gebied van de financiële controle omdat vorige pogingen van de Commissie op juridische
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/61
Millan complicaties waren gestuit. Wij proberen die leemte nu aan te vullen en ik hoop dat wij daar voldoende in slagen. Ik kan in ieder geval zeggen dat wij dit zeer au sérieux nemen. Ik zou thans heel in het kort in willen gaan op een paar specifieke opmerkingen die hier zijn gemaakt. Allereerst is er de opmerking van de heer Paisley, waarop ik alleen maar kan antwoorden dat ik niet van deze zaak op de hoogte ben. Ik zal navraag doen en de heer Paisley een brief schrijven zodra ik over de nodige informatie beschik. Wat Ierland betreft kan ik zeggen dat de onderhandelingen worden voortgezet. Deze onderhandelingen handelen, om het nog maar eens voor alle duidelijkheid te zeggen, uitsluitend over het communautaire bestek voor de periode 1994-1999. Ze hebben geen betrekking op het Cohesiefonds, ze hebben niets te maken met 1993, ze slaan niet op communautaire initiatieven. Het bedrag waarover wij voor die zes jaar onderhandelen, hebben wij op 23 oktober 1993 al meegedeeld, namelijk 5,62 miljard ecu. Dat is waar wij momenteel over onderhandelen. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat ik deze onderhandelingen niet openbaar kan maken, niet omdat ik geen doorzichtigheid wens, maar omdat we in dit geval, zoals in alle andere gevallen, het normale onderhandelingsproces moeten doorlopen. De heer David had het over het Regional Challengeinitiatief. Ik heb de verklaring gelezen die daarover vandaag is afgelegd. Dit initiatief zal in overeenstemming moeten zijn met de gewone regelingen voor de structuurfondsen. Hoe dit precies moet gebeuren, is nog niet besloten en zeker niet overeengekomen met de Commissie. Ook hierover zal moeten worden onderhandeld. Het initiatief is een zaak die de Britse regering niet mij - aangaat, maar het staat vast dat alles wat er gebeurt in overeenstemming moet zijn met de gewone regelingen en daar niet buiten mag vallen. De kwestie van de Abruzzen, waar mevrouw Goedmakers het over heeft gehad, is hier al eerder aan de orde geweest. Ik heb uit eigen beweging aangeboden naar de Commissie begrotingscontrole te komen. De heer Paleokrassas heeft dat aanbod herhaald toen hij in het debat namens mij sprak. Ik ga volgende week, als ik mij niet vergis, naar de Commissie begrotingscontrole. Ik weet, rechtuit gezegd, nog niet wat er precies op de agenda staat. Misschien is er iemand die zo vriendelijk wil zijn mij op voorhand te zeggen welke problemen waarschijnlijk aan de orde zullen worden gesteld, dan zal het mij een genoegen zijn er een antwoord op proberen te geven. In de Abruzzen zijn er inderdaad onregelmatigheden gebeurd, maar gelukkig hadden ze geen betrekking op fraude of onregelmatigheden in verband met het Regionaal Fonds. Het had zover kunnen komen als we ze niet zo vroeg op het spoor waren gekomen. Het zal mij een groot genoegen zijn in de vergadering van de Commissie begrotingscontrole dieper in te gaan op deze kwestie of op elk vraagstuk dat mij daar zal worden voorgelegd. Tot slot bied ik u mijn excuses aan omdat ik nogal lang heb gesproken, maar het gaat nu eenmaal om twee zeer belangrijke verslagen. Nogmaals mijn dank aan de rapporteurs en aan al de leden die een bijdrage aan het debat hebben geleverd.
VOORZITTER: DE HEER VERDE I ALDEA Ondervoorzitter De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 20. Situatie van de Vrouw in de Europese Unie De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de situatie van de vrouw in de Europese Unie. Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is vandaag, zoals we allemaal weten, de internationale dag van de vrouw. Het verheugt mij dat ik op deze dag de gelegenheid krijg het Europees Parlement toe te spreken over de situatie van de vrouw in Europa. De internationale dag van de vrouw werd oorspronkelijk uitgeroepen om de strijd van vrouwen in de Nieuwe Wereld tegen de lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden in het midden van de vorige eeuw te herdenken, maar is ook een heel geschikte gelegenheid om het vraagstuk van de vrouwenrechten hier - dus in de Oude Wereld - en nu te bespreken, te meer omdat het tevens de tiende verjaardag van de oprichting van de Commissie rechten van de vrouw van het Europees Parlement is. De politieke ruggesteun van het Europees Parlement is van kardinaal belang geweest voor het doordrukken van de wetgeving en programma's inzake gelijkheid van mannen en vrouwen en het is niet meer dan passend dat ik hier hulde breng aan de bijdrage die uw vrouwencommissie sinds 1984 via de behartiging van gelijkheidsvraagstukken aan de verbetering van de Europese samenleving in haar geheel levert. Als we even de gelijkheidsinitiatieven die sinds 1984 zijn goedgekeurd en succesvol uitgevoerd de revue laten passeren, dan kunnen we als voorbeelden noemen de richtlijnen van 1986 inzake gelijkheid voor zelfstandigen en de bescherming van zwangere werkneemsters, het tweede en derde communautair actieprogramma op middellange termijn, de aanbevelingen inzake positieve acties, beroepsopleiding, kinderopvang en ongewenste intimiteiten. De Commissie erkent dat de belangstelling die het Europees Parlement altijd heeft getoond voor gelijke kansen in hoge mate heeft bijgedragen tot de bevordering van de initiatieven en de bewustwording op het gebied van gelijkheid in de hele Gemeenschap. Ondanks onze gezamenlijke inspanningen moet er echter nog een lange weg worden afgelegd. Vrouwen worden nog altijd het meest getroffen door werkloosheid. Vrouwen blijven ook in de slechtbetaalde en laaggekwalificeerde banen zitten en moeten in de regel het leeuwedeel van de gezins- en verzorgingstaken voor hun rekening nemen. De filosofie achter de sociale bescherming voor vrouwen staat bovendien ter discussie en zal de komende jaren grondig moeten worden herdacht. Op al deze gebieden zal geen vooruitgang worden gemaakt als aan vrouwen geen positieve impulsen worden gegeven door ze aantrekkelijke beroepsperspectieven en opleidingsmogelijkheden te bieden. In de Europese Unie bevinden wij ons momenteel op politiek, economisch en sociaal vlak op een keerpunt. Wij moeten deze bijzondere gelegenheid dus aangrijpen om ons beleid en onze doelstellingen te herzien en een nieuwe weg in te
Nr. 3-445/62
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Flvnn slaan. Op welke weg moeten wij vooruitgaan om de eerder genoemde gelijkheidsproblemen het best aan te pakken? In het Groenboek over het toekomstige Europese sociale beleid worden een aantal vragen aan de orde gesteld in een poging om een nieuwe weg voor het sociaal beleid in zijn geheel uit te stippelen. Op het gebied van gelijke kansen zijn die vragen toegespitst op drie prioritaire problemen: hoe beroeps- en gezinstaken met elkaar verzoenen om een betere levenskwaliteit voor iedereen te bereiken; hoe een einde maken aan de discriminatie op de arbeidsmarkt om ervoor te zorgen dat de bekwaamheden en talenten van alle burgers ten volle worden benut en niet aan de hand van achterhaalde stereotypes worden beoordeeld; hoe vrouwen aanmoedigen om op alle niveaus aan de besluitvorming deel te nemen? Wat deze laatste vraag betreft zou ik het Huis willen herinneren aan het debat over het verslag van mevrouw Larive. Ik heb toen gezegd dat vrouwen een actievere inbreng in het beleid en de besluitvorming moeten krijgen, als wij een evenwichtiger soort samenleving tot stand willen brengen of in stand willen houden. Ik zou daar thans nog aan toe willen voegen dat het van bijzonder groot belang is dat er meer vrouwen aan de besluitvorming onder de sociale partners deelnemen in het licht van de nieuwe rol die aan de sociale partners is toebedacht in het sociaal beleid op Europees niveau. Ik zou ook in het kort willen verwijzen naar het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid, waarin duidelijk wordt gezegd dat wij er niet in zullen slagen de huidige werkgelegenheidscrisis te overwinnen als we niet besluiten tot belangrijke structurele veranderingen in het beroeps- en gezinsmilieu. In het Witboek wordt de bijdrage van de vrouw van doorslaggevend belang geacht omdat er voor haar een rol is weggelegd op twee strategische terreinen: solidariteit en werkgelegenheid. Vrouwen zetten zich van oudsher, en nog altijd, in voor solidariteit en vervullen een eersterangs rol in de schepping van nieuwe werkgelegenheid zowel aan de aanbod- als de vraagzijde. In dit verband is het van kardinaal belang dat tot dusver niet-officieel en onbetaald werk dat door vrouwen wordt verricht formeel wordt erkend. Aldus kan ook tegemoet worden gekomen aan de hierover vaak geuite bezorgdheid. Tot slot wens ik op deze internationale dag van de vrouw ook te beklemtonen dat onze inspanningen om in de Europese Unie een actievere en erkende deelneming van vrouwen aan de totstandbrenging van een evenwichtiger samenleving te bewerkstelligen, ons in staat moeten stellen bij te dragen tot een verbetering van de situatie van vrouwen over de hele wereld. In 1995 zal op de VN-wereldvroLiwenconferentie te Peking de klemtoon worden gelegd op het gelijke-kansenbeleid voor vrouwen en mannen in de lidstaten van de Verenigde Naties. De Commissie is momenteel, samen met de lidstaten en de kandidaat-lidstaten van de EU, bezig met de voorbereiding van deze belangrijke gebeurtenis. Zij kan daarbij steunen op, ten eerste, de ervaring die zij met haar tot dusver ten uitvoer gelegde beleidslijnen heeft opgedaan en, ten tweede, ons streven naar aanhoudende verbetering in de toekomst. Geraghty (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik teken protest aan tegen de weigering van de Voorzitter om mij, na de uiteenzetting van de heer Millan, aan het woord te laten vooreen motie van orde. Ik zou erop willen wijzen
dat ik de Voorzitter maandag een brief heb doen toekomen, dat ik de zaak bij de opening van deze vergaderperiode aan de orde heb gesteld en dat ik nu. zoals de Commissie goed weet, al zes maanden aandring op een duidelijke en ondubbelzinnige mededeling van de Commissie over de toewijzing van bijstand uit de structuurfondsen aan Ierland. In de media is er al een heel welles-nietesspelletje geweest over het toegewezen bedrag: als de regering aanspraak maakt op dit of dat bedrag, wordt dat telkens niet-officieel tegengesproken door de Commissie. Mijnheer de Voorzitter, de heer Millan wist toen hij naar het Parlement kwam dat ik hier een duidelijk en ondubbelzinnig antwoord verwachtte op de vraag hoeveel er is toegewezen en waarover er precies meningsverschillen bestaan. Dat antwoord van de Commissie is er niet gekomen, hoewel er mij maandag was verzekerd dat de commissaris, na mijn vraag aan het Parlement, de zaak in het kader van het verslag-Raggio zou behandelen. Ik trok de aandacht van de spreker nog vóór... De Voorzitter. - Het spijt mij, mijnheer Geraghty, maar er staat geen ordekwestie op de agenda. Wend u zich alstublieft tot de commissaris in verband met de vastgestelde procedures, want wij moeten ons aan de volgorde van de debatten houden. Geraghty (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waar het mij om te doen is, is dat u mijn motie van orde hebt geweigerd. Ik zie niet in uit hoofde van welk artikel u daar het recht toe had. Crawley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar zeggen dat wij nu met het volgende debat bezig zijn en werkelijk moeten opschieten. Ik begrijp dat de heer Geraghty zijn zeg wil hebben, maar wij zijn nu met een heel ander onderwerp bezig. Vayssade (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is het 8 maart en ik wilde allereerst zeggen dat het 8 maart voor de vrouwen van Algerije is. Zij worden met de dood bedreigd als zij geen sluier dragen en sedert 1992 zijn er in dat land reeds vijfentwintig vrouwen om het leven gebracht. Twee dagen geleden nog is een meisje om diezelfde reden met een revolver neergeschoten. Het is ook 8 maart voor de vrouwen van Hebron, het is 8 maart voor de vrouwen van Sarajevo, voor die van Bosnië en het voormalige Joegoslavië, het is 8 maart voor alle vrouwen van de landen van de derde wereld die hard werken voor de ontwikkeling van hun land. Ik vond dat wij toch even bij de viering van vandaag onze solidariteit moeten betuigen met al die vrouwen. Commissaris Flynn wil ik danken voor zijn verklaring. Het is waar dat dit een goede kans is om even een balans van de situatie op te maken, om te zien wat er gerealiseerd is en hoe lang de weg is die nog afgelegd moet worden. Ik vrees echter te moeten constateren dat de 8 maartviering van dit jaareerder in het defensief dan in het offensief zit. De crisis waar al onze landen mee kampen, de stijging van de werkloosheid, de alom bekende moeilijkheden treffen meer vrouwen dan mannen. En dan steekt ook dat oude cliché weer de kop op: is het wel zo eerlijk dat vrouwen werken als er zo'n hoge werkloosheid is? Ligt hun taak niet elders? Ik geloof dat wij nu meer dan ooit behoefte hebben aan vrouwenarbeid, dat wij behoefte hebben aan solidariteit, aan scholing, aan hulp voor alle vrouwen van de Europese Unie om tegen de crisis te vechten. Het beste middel daartoe is volgens
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/63
Vavssade mij zonder meer dat er heel wat meer vrouwen op sleutelposten komen, zodat zij zoveel mogelijk mee kunnen doen aan de besluitvorming, zowel op landelijk als op communautair niveau. Wij moeten ook denken aan de voorbereiding van de Vrouwenconferentie in Peking. Daar heeft u, mijnheer de commissaris, aan herinnerd. Dat wordt inderdaad een belangrijke etappe voor alle vrouwen in de wereld. Wij in Europa zijn gewoon verplicht om efficiënt op te treden, want wij leven in landen die nog bepaalde privileges hebben en wij kunnen tenminste laten zien wat er allemaal bereikt kan worden voor de vrouwen als er efficiënt opgetreden wordt. Maar ik hoop ook dat de vrouwen van de Gemeenschap bij de Bevolkingsconferentie in Cairo massaal vertegenwoordigd zullen zijn, want dit wordt ook een belangrijke etappe voor de voorbereiding van Peking. Tot slot hoop ik dat er mettertijd in Peking een forse vertegenwoordiging van deze Vergadering zal zijn, of liever gezegd van het toekomstige Parlement, om de solidariteit die wij vandaag te kennen willen geven middels de viering van deze internationale vrouwendag, een echte solidariteit te laten worden en niet alleen een solidariteit van woorden. (Applaus) Hermans (PPE). - Voorzitter, geachte collega's, het is een goed idee om bij gelegenheid van de internationale vrouwendag ook in het Europees Parlement even de balans op te maken van de vrouwen in Europa. Spreken over die plaats is overigens spreken over tal van basisopties van onze maatschappij: gelijkwaardigheid van alle mensen, rechten en kansen voor mannen en vrouwen uit alle sociale lagen, hand in hand gaan van economische groei en sociale bescherming, respect en zorg voor het leven. De internationale vrouwendag herinnert er ons ook aan dat de vrouwenemancipatie nog niet voltooid is. Als we, staande in onze huidige samenleving, achterom kijken dan zijn er redenen voor dank. redenen ook voor ongenoegen en verzet maar ook redenen voor hoop. Gewone vrouwen van vandaag weten en ervaren ook dat principes, ideeën en wetten de dagdagelijkse realiteit niet veranderen. Uit recente verslagen blijkt dat er nog tal van problemen zijn en de commissaris heeft tal van problemen genoemd. Ik wil ook zeggen dat we op het beleidsvlak nog heel wat weg afte leggen hebben en daarom wil ik de Commissie, de Raad en het Parlement ertoe aanzetten om de aangekondigde acties voort te zetten en ik wil daarbij de aandacht vestigen op twee aspecten. In het Groenboek voor sociaal beleid onderkent de Commissie het belang van meer vrouwen in beleid en besluitvorming. Ik hoop dat dit wordt gerealiseerd en ik wil ten slotte ook zeggen dat vrouwenemancipatie niet alleen een kwestie is van vrouwen maar ook van mannen en van de hele samenleving. Larive (LDR). - Voorzitter, de geest en de gemeenschappelijke waarden waarop de Europese Unie is gebaseerd, gaan te veel verborgen achter de technische machine die gecreëerd is. Dat zei vanmorgen Vaclav Havel in deze zaal en hij heeft groot gelijk in het algemeen. Vandaag is het internationale vrouwendag. Vandaag bestaat onze Commissie rechten van de vrouw tien jaar. Deze commissie kent de fundamentele waarden van onze
samenleving en staat daarvoor. Enerzijds is onze verjaardag aanleiding tol feest en het was een mooi feest vanmiddag. Anderzijds zou het pas echt feest zijn, als we onze Commissie rechten van de vrouw wegens overbodigheid zouden kunnen opheffen, omdat in dat geval alle collega's, mannen en vrouwen, in hun parlementaire werk in de diverse commissies automatisch Europese wetgeving en Europese maatregelen zouden toetsen aan de gevolgen die daaruit voortvloeien voor de vrouw. Omdat in dat geval alle collega's in hun werk zouden vechten voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Dan zou het pas echt feest zijn. Zo ver is het helaas nog niet. Dat zogenaamde geïntegreerde beleid bestaat absoluut niet. Mijn fractie is van mening dat onze Commissie rechten van de vrouw ook na de rechtstreekse verkiezingen helaas zal moeten voortbestaan als katalysator, als Europese lobby door de partijen heen. Ik hoop dat de andere fracties daar ook zo over denken. De gezamenlijke resolutie van alle relevante democratische fracties in dit Huis is duidelijk. We zijn er nog lang niet. We moeten samen blijven strijden - niet met woorden, maar met daden - voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, voor een eerlijke samenleving. Commissaris Flynn zei zoeven vrij ontroerend dat er meer vrouwen in de besluitvorming nodig zijn. Dat was ook de inhoud van het verslag dat vorige maand is aangenomen en waarvan ik de eer had rapporteur te zijn. Prachtig, en over eenjaar, commissaris, ontvang ik heel graag concrete gegevens over wat er in de komende twaalf maanden gebeurt bij de Europese Instellingen zelf om meer vrouwen op besluitvormende posities te krijgen. We rekenen op u. Tenslotte willen wij allen tezamen de kandidaten voor het voorzitterschap van de Europese Commissie nu al waarschuwen. Laten ze snel beginnen te lobbyen bij de lidstaten om vrouwelijke commissarissen naar Brussel en Straatsburg te sturen, want het Europees Parlement kan nu immers een veto uitspreken over de samenstelling van de nieuwe Commissie. En vrouwen door de fracties heen, collega's, zijn samen sterker dan menigeen denkt. (Applaus) Breyer (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, in deze tijd van recessie wordt duidelijk hoe snel vrouwen weer het onderspit delven - zowel wat werkloosheid als armoede betreft. Voor het merendeel der vrouwen geldt helaas nog altijd dat zij meer werken, minder verdienen en eerder werkloos worden dan mannen en, vooral op gevorderde leeftijd, vaker met armoede te kampen hebben. Dit geldt met name voor de vrouwen in het voormalige Oost-Duitsland. Om die reden hebben zij het initiatief tot een vrouwenstaking genomen die heden, op 8 maart 1994, in de Bondsrepubliek plaatsvindt. Ofschoon ik er jammer genoeg niet zelf aan kan deelnemen, zou ik in ieder geval, mede namens mijn fractie, mij volledig solidair met deze staking willen verklaren. De vrouwenstakingsdag maakt duidelijk dat wij vrouwen zelf voor onze rechten moeten opkomen en dat ook kunnen. Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in beslissingsorganen. Onze fractie heeft weliswaar de gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen reeds doorgevoerd, maar desalniettemin zou ik de wens van mevrouw Larive willen ondersteunen, namelijk dat ook in andere politieke fracties de vertegenwoordiging
Nr. 3-445/64
Handelingen van het Europees Parlement
8. 3. 94
Brever van vrouwen bij de toewijzing van mandaten en ambten wordt bevorderd. Er wordt mijns inziens met name aangedrongen op positieve actie van de zijde van de Commissie, ofwel 'geen woorden maar daden'. Zo zou zij zelf het goede voorbeeld kunnen geven bij het personeelsbeleid. Wij moeten ons evenwel niet alleen tot de Commissie en onze politieke organen richten, en ons ook afvragen hoe de situatie bij het Europees Parlement is. Een recente studie heeft aangetoond dat van de ambten in de rangen A3 tot Al minder dan 10% door vrouwen bekleed worden. Ik vind dan ook dat ook wij ervoor moeten zorgen dat er uiteindelijk meer vrouwen op de hoge posten worden aangesteld. Wij verzoeken de Raad om eindelijk een einde te maken aan de bijzondere vormen van discriminatie waarmee vrouwen op de arbeidsmarkt geconfronteerd worden, en wel door de grootste prioriteit te geven aan het aannemen van richtlijnen met betrekking tot atypische arbeid, het principe van gelijke behandeling van mannen en vrouwen binnen de sociale-zekerheidsstelsels, de omkering van de bewijslast en het ouderschapsverlof, alsmede door een richtlijn inzake kinderopvang op te stellen. Ook op de lid-staten moet mijns inziens een beroep worden gedaan om uiteindelijk eens de nodige maatregelen te treffen die het vrouwen mogelijk moeten maken toegang te krijgen tot posities waarin zij ondervertegenwoordigd zijn, en wel door bepaalde doelen en bijbehorende termijnen te stellen, of - ingeval dit niet het gewenste effect sorteert - door middel van het systeem van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen. Domingo Segarra (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag de gehele Vergadering gelukwensen - vandaag is de dag van de werkende vrouw - maar ik denk tevens dat door onze strijd de situatie van iedereen zal verbeteren en daarom moeten we iedereen gelukwensen. In de afgelopen vijfjaar hebben we vooruitgang geboekt door middel van een betere wetgeving en verschillende actieprogramma's; maar bij de uitvoering van de interne markt, de herziening van het Verdrag - het Verdrag van Maastricht - , de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en die van de structuurfondsen is de vrouw in de vergetelheid geraakt. We worden nauwelijks genoemd in het Witboek en het Groenboek, en hangen er maar zo'n beetje bij. De economische crisis gedurende de afgelopen tien jaar heeft de positie van de vrouw geen goed gedaan; solidariteit met ons lot was ver te zoeken en er werd weer meer gediscrimineerd, zaken waardoor we voor sommige rechten opnieuw moeten gaan vechten. Indirecte discriminatie komt nog steeds voorbij sollicitaties, ten aanzien van het salaris, promotie binnen het bedrijf, evenals promotie binnen de politieke partijen, allerlei instellingen en vakbewegingen. Ik eis van ieder een bijdrage als een effectieve maatregel in de strijd tegen indirecte discriminatie. Blijft het feit dat het gezinsleven moeilijk is te combineren met het persoonlijke leven, het beroepsleven, het politieke leven en het sociale leven. Steeds meer vrouwen krijgen te maken met discriminatie en sociale uitsluiting. Bovendien moeten we hier de houding van de Raad aan de kaak stellen die de resoluties van het Parlement
negeert en de amendementen waarover wij hier spreken en die wij aannemen steeds weer als waardeloze stukken papier behandelt. We zouden hier met meer vrouwen vertegenwoordigd moeten zijn, en niet omdat we een gebrek aan afgevaardigden zouden hebben; maar omdat we hier een groot aantal vrouwen vertegenwoordigen die zich individueel en gezamenlijk organiseert ter verdediging van hun problemen. We willen meer commissarissen, ondervoorzitters, voorzitters, commissievoorzitters, en voorzitters van politieke partijen van het vrouwelijke geslacht omdat we alleen op die manier de machtsverhouding kunnen veranderen. Tenslotte zou ik willen zeggen dat goede bedoelingen alleen niet genoeg zijn. In de toekomst moeten deze in daden omgezet worden. De vrouwen in deze zaal zijn bereid een kleine bijdrage te leveren zodat ook de Gemeenschap een hart krijgt. Crawley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens commissaris Flynn en zijn administratieve eenheid gelijke kansen te danken voor het werk dat ze de afgelopen jaren met ons hebben gedaan. Wij vieren vandaag de internationale dag van de vrouw. Wij vieren ook het tienjarig bestaan van de Commissie rechten van de vrouw hier in het Europees Parlement. Ik beschouw het als een groot voorrecht dat ik deze commissie de afgelopen vijf jaar heb mogen voorzitten. De strijd voor gelijkheid van man en vrouw gaat door in deze donkere dagen van recessie en werkloosheid voor geheel Europa en is nu zo noodzakelijk voor de gezondheid van onze democratie als hij ooit is geweest. Er wordt mij soms de vraag gesteld: waarom hebben wij nog een Commissie rechten van de vrouw nodig? Iedereen is nu toch gelijk. Moderne vrouwen moeten niet meer voor hun rechten vechten. Waar maakt u zich toch druk om? Ik moet zeggen dat deze mensen het bij het verkeerde eind hebben. Waarom? Omdat wij dagelijks het tegendeel moeten constateren. Vrouwen stuiten overal in de wereld op beperkingen, obstakels en hinderpalen. Beperkingen op hun loon en arbeidsvoorwaarden: vrouwen worden in Europa van 14% tot 34% minder betaald dan mannen. Vrouwen worden in hun ambities en promotiekansen op het werk, hun tijdgebruik, hun voortplantingskeuzes, hun vrijheid van beweging beperkt en begrensd door armoede, schrik voor hun veiligheid en talrijke andere omstandigheden. De Commissie werkt nu met ons samen en heeft dat ook in het verleden gedaan en wij hebben waardering voor deze relatie met de Commissie. Toch moeten wij allen de strijd opvoeren, omdat op de agenda inzake gelijkheid minder en minder punten staan ingeschreven. De fut is eruit door de recessie, het economische klimaat waarin wij leven. Wij moeten vragen: waar zijn de richtlijnen waar wij nu al jaren op aandringen? Waarom houdt de Raad deze richtlijnen nog altijd tegen? Waar is de gelijkheid inzake beloning, waar is de gelijkheid die vrouwen in staat moet stellen een baan en een gezin te combineren? Maar ook het pad van de toekomst is voor vrouwen met moeilijkheden bezaaid. De nieuwe vrouwen die binnenkort uit de Scandinavische landen in de Europese Unie, het Europees Parlement en de Commissie komen, moeten de oude geest van ongelijkheid bezweren. (Applaus)
i. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/65
Lulling (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, alle gelegenheden zijn nuttig om in de bres te springen voor de belangen van vrouwen, dus ook deze 8 maartviering. In de resolutie waarvan wij aan het Parlement vragen dit na afloop van dit debat aan te nemen, sommen wij natuurlijk opnieuw al onze klachten op, al onze eisen, en daarbij richten wij ons tot de Commissie, maar vooral ook tot de Raad en dus tot onze eigen regeringen.
arbeidskrachten die op het land werken vrouwen zijn en wij hebben de neiging geen aandacht aan deze vrouwen te schenken als wij over landbouw of sociale aangelegenheden praten. De commissaris zou rekening moeten houden met deze beide opmerkingen.
Maar wij zouden onszelf schade berokkenen, mijnheer de Voorzitter, indien wij vandaag alleen maar ons beklag zouden doen, indien wij alleen maar zelfmedelijden zouden tonen. Wij zijn er al een hele tijd geleden in geslaagd een flink aantal rechten aan de mannelijke macht te ontfutselen. Wat wij in de wacht gesleept hebben, heeft de stoutste dromen van onze moeders en grootmoeders overtroffen. Zij waren getrouwd onder het regime van de Napoleontische wetten en moesten hun echtgenoot dus gehoorzamen. Hij had dan wel de plicht hen te beschermen, maar voor de wet waren vrouwen totaal wilsonbekwaam. Wij zouden ook de Commissie oneerlijk bejegenen als wij niet erkennen welke grote verdiensten zij op haar conto heeft gebracht. De Commissie heeft een beleid van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen opgezet die, althans in mijn land, een drijvende kracht is geweest in de richting van afschaffing van voorvaderlijke discriminaties.
Het debat is gesloten.
Men hoeft maar een blik te werpen op deze Vergadering, als zij tenminste compleet zou zijn - hetgeen dit keer niet het geval is - om een idee te krijgen van de ondervertegenwoordiging van vrouwen. In andere parlementen is dat zelfs nog veel erger dan in de onze. Om de zaken in ons Parlement te veranderen, doen wij vandaag een oproep tot de vrouwen, opdat zij op 12 juni een nuttige stem uitbrengen. Eigenlijk zou de kleinste lidstaat, Luxemburg, goed tot voorbeeld kunnen dienen, want Luxemburg is het enige land dat hier vertegenwoordigd is met een forse delegatie, die namelijk voor 50% uit vrouwen bestaat. Ik kan slechts zeggen en hopen, net als de moeder van Napoleon: „als dat maar duurt!". (Applaus) Lane (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de commissaris willen complimenteren over zijn verklaring en de Commissie rechten van de vrouw willen feliciteren met haar tienjarig bestaan. De sleutelzin in het Witboek over de werkloosheid is dat wij op zoek zijn naar een meer evenwichtige samenleving. Ik zou de aandacht van de commissaris voor een paar zaken willen vragen. Ten eerste, het NOW-programma. Ik heb enkele puike successen van het NOW-programma in mijn eigen regio gezien, waar een nieuw bedrijf uit de ruimtevaartsector voornemens was 800 mannelijke werknemers in dienst te nemen. Dankzij het NOW-programma heeft dit bedrijf een aanzienlijk aantal vrouwelijke werknemers aangenomen. Deze vrouwen worden nu als gelijke werknemers in een fabriek met gelijke kansen opgeleid. Ten tweede, in december was ik in Rome op een door de vrouwencommissie van COPA georganiseerde conferentie over de sociale problemen van vrouwen in plattelandsgebieden. Er moet een extra bijzonder initiatief komen voor vrouwen in plattelandsgebieden, die niet dezelfde kansen op het gebied van werkgelegenheid, opleiding of herscholing krijgen als vrouwen in stedelijke gebieden. Wij mogen niet uit het oog verliezen dat 25% van de
De Voorzitter. - Ik heb overeenkomstig artikel 37, lid 2 zeven ontwerp-resoluties ontvangen ('). De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats. 21. Opwaardering van de status van verplegend personeel De Voorzitter. - Aan de orde is het debat over het verslag (A3-123/94) van mevrouw Hermans en mevrouw Lenz, namens de Commissie rechten van de vrouw inzake de opwaardering van de status van verplegend personeel. Hermans (PPE), rapporteur. - Voorzitter, geachte collega's, het voor ons liggende verslag over de waardering van het verplegend personeel heeft meerdere uitgangspunten. Ik noem er enkele. Op de eerste plaats de vele problemen in de verzorgende sector die in meerdere Europese landen de jongste jaren tot uiting kwamen in acties en stakingen. Acties omwille van lage lonen, vermindering van personeel, burnt out van overbelast personeel. Een ander uitgangspunt is de overtuiging dat de Europese samenleving in de toekomst voor toenemende problemen van verzorging en verpleging staat, onder andere door de demografische ontwikkelingen. Wij denken ook aan de noodzaak om de effecten van de Europese eenmaking ook in de gezondheidssector te onderzoeken. Bovendien is er de vaststelling dat een aantal aspecten in deze problematiek specifiek vrouwen betreffen. Een aantal verzorgingstaken werden en worden in onze samenleving kosteloos door vrouwen vervuld en bovendien was verpleging lange tijd een specifiek vrouwenberoep met onder andere lage lonen tot gevolg. De intreding van mannen in deze sector is een goede zaak, maar zorgt vaak voor nieuwe hiërarchieën in de beroepsgelaagdheid. Het is ons inziens een te gemakkelijke houding van de Europese Gemeenschap om de problemen in deze sector exclusief naar de beleidsverantwoordelijkheid van de lidstaten toe te schuiven. Uiteraard en vaak gelukkig geldt de subsidiariteitsregel op het vlak van welzijns- en gezondheidsbeleid alsook op het vlak van opleiding van personeel. Maar het gezond verstand gebiedt ons om, waar gemeenschappelijke problemen rijzen, over de grenzen van de lidstaten heen ook meer samen te werken. Overigens liggen daartoe momenteel ook een aantal juridische grondslagen voor. Op diverse vlakken kan gewerkt worden. De richtlijnen inzake onderlinge erkenning van diploma's moeten het vrij verkeer van personeel mogelijk maken, maar op dit vlak is dringend meer onderzoek en meer overleg tussen de lidstaten nodig. Het toekomstige Europese gezondheidsbeleid moet ruimte scheppen voor goed opgeleid, bekwaam en goed betaald personeel. De acties die verpleegkundigen voeren zijn overigens niet alleen een pleidooi voor een ') Zie Notulen.
Nr. 3-445/66
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Hermans verbetering van hun eigen beroepsstatuut maar ook een pleidooi voor waardering van de gezondheidszorg in het algemeen. Dit is een belangrijke taak waarvoor onze samenleving in de toekomst staat. De psychische belasting die in bepaalde sectoren leidt tot burnt out kan in het kader van acties ter verbetering van veiligheid van gezondheid op het werk meer aandacht krijgen. Ten slotte, in de gezondheidszorg staan mensen momenteel vaak voor belangrijke keuzes betreffende ingrepen bij ongeboren leven, levensbeëindiging, medische technologie. Ontbrekende of onvolledige regelgeving leggen zeer zware, psychische en morele verantwoordelijkheid op het personeel. Ook op dit vlak heeft de Europese Unie een morele en politieke verantwoordelijkheid. Ik hoop dat dit verslag op deze internationale vrouwendag een bijdrage kan leveren tot verscherpte aandacht voor dit belangrijk terrein in onze samenleving. Lenz (PPE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zaterdag, op 5 maart 1994, heeft in Bonn een grote demonstratie van de vrouwenbeweging plaatsgevonden, omwille van een betere positie van de vrouwen op de arbeidsmarkt. Op de achtergrond ontwaarde ik twee vertegenwoordigsters van een stichting van maatschappelijke dienstverlening die ook de gezondheidszorg valt. Zij hielden een bord omhoog waarop stond: „Wij verzorgen de vrouwen, wie zorgt er voor ons?" Ik geloof dat dat een vraag is die in Duitsland momenteel zeer actueel is. Dezelfde nuancering willen wij met ons verslag bereiken. Het verslag dient ook een huldebetoon te zijn aan al diegenen die het zware verplegende beroep in de Gemeenschap uitoefenen en de status ervan ter discussie stellen. Iedereen zal wellicht ooit op deze diensten een beroep moeten doen. De behoeft aan verplegend personeel stijgt in gelijke tred met het aantal ouderen in onze samenleving. Bovendien belanden ook jongeren wel eens in het ziekenhuis. Volgens het Europese Verbond van Thuiszorgorganisaties doet naar schatting circa 3% van de bevolking van de Europese Unie, ofwel circa 10 miljoen mensen, een beroep op de thuiszorg, of komt hiervoor in aanmerking. In de sector verpleging, die de ziekenzorg, de bejaardenzorg en de thuiszorg omvat, is derhalve niet alleen dringend behoefte aan uitbreiding maar zou de bevordering van een aantrekkelijker takenpakket eveneens wenselijk zijn. Wij verlangen dat de Commissie onderzoekt welke maatregelen tot een opwaardering van het verplegersberoep leiden en hoe dat op communautair niveau ingevuld kan worden, alsmede wat er ondernomen moet worden ten aanzien van de onderlinge erkenning van diploma's tussen de lidstaten. Artikel 118 a) van het EEG-Verdrag voorziet in de verbetering van de arbeidsomstandigheden, en in artikel 129 wordt opgeroepen tot coördinatie op bepaalde terreinen van de ziektepreventie. Er zijn derhalve absoluut aanknopingspunten aanwezig. Met veronachtzaming van het subsidiariteitsbeginsel en de nationale bevoegdheden, worden er maatregelen genomen ter verbetering van de voorlichting over deze beroepscategorie, actieprogramma's opgesteld ter verbetering van de arbeidsmogelijkheden en beloning en wordt de mobiliteit qua beroepsuitoefening in de binnenmarkt onder de loep genomen. De regelgeving betreffende de sector verpleging verschilt per lidstaat. De stakingen in Groot-Brittannië en Italië
staan nog vers in het geheugen gegrift. In Duitsland is het beroep grondig georganiseerd en wordt het waarschijnlijk beter beloond. Ook daar valt echter nog veel te verbeteren op het gebied van flexibele werktijden en carrièmogelijkheden. Een ander belangrijk punt is bijvoorbeeld de maatschappelijke erkenning van dit letterlijk van vitaal belang zijnde beroep. Verplegend personeel moet bijvoorbeeld voor bepaalde taken waarbij geavanceerde technologie aan te pas komt alsook voor psychologische hulpverlening kwalitatief hoogwaardig zijn opgeleid. In zowel de dienstverlenende sector als de gezondheidszorg zijn de vrouwen relatief het hoogst vertegenwoordigd, in vergelijking tot alle andere sectoren waarover cijfermateriaal beschikbaar is (92% respectievelijk 72,8%; Bron: Eurostat). Hier is derhalve een heuse taak voor ons weggelegd. Tot besluit, wil ik allen die mij bij de totstandkoming van het verslag geholpen hebben, dankzeggen, met name de verpleegsters van het Duitse Rode Kruis. In het kader van de internationale vrouwendag wil ik tot slot nog opmerken dat het verslag absoluut ook een bijdrage levert aan de verbetering van de positie van de vrouw. Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik beide rapporteurs, mevrouw Hermans en mevrouw Lenz, willen complimenteren over hun werk over een belangrijk onderwerp als het beroep en de arbeidsomstandigheden van verplegend personeel. De Commissie is er zich zeer goed van bewust dat de situatie in deze specifieke sector onze bijzondere aandacht vraagt. Ik zou het Parlement willen danken omdat het het initiatief tot dit verslag heeft genomen. Het is waar dat verzorgend personeel, dat onophoudelijk wordt geconfronteerd met pijn, lijden en vaak ook sterven, zowel op fysiek als op psychologisch vlak zeer moeilijke situaties - met inbegrip van uitputting, depressie en angsttoestanden - het hoofd moet bieden. Het stresserende van de situatie wordt vaak nog versterkt door de onbevredigende organisatie van het werk. Om dit soort problemen te voorkomen werd in richtlijn 89/391 van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk een beleid vastgesteld ter voorkoming van de beroepsrisico's op basis van strenge evaluatie en evenwichtige deelneming van de sociale partners. Bijzondere richtlijnen, zoals deze betreffende het hanteren van zware lasten en betreffende biologische agentia, handelen over specifieke risico's waaraan personeel in de gezondheidssector bloot kan zijn gesteld. Daarnaast heeft de Commissie zich ook een tijd over het probleem van stress op het werk gebogen. Ze is tot de conclusie gekomen dat het een van de prioritaire problemen is waarvoor nog vóór het eind van de eeuw maatregelen moeten worden genomen. De door u in het verslag geschetste situatie op het gebied van arbeidsomstandigheden en personeelsopleiding in de gezondheidssector brengt eigenlijk een paradoxale situatie aan het licht: de sector wordt in het Witboek over concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid van de Commissie beschreven als een bron van nieuwe arbeidsplaatsen, maar kampt tegelijkertijd met een hoog verlies van gedesillusioneerd personeel wegens de moeilijke arbeidsomstandigheden en het lage loonpeil, waarnaar ik daarnet al heb verwezen. Wij zien de ernst van deze situatie in en om ze te verhelpen moeten wij maatregelen nemen tot opwaardering van de status van deze beroeps-
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/67
Flvnn
groep met een opvallend hoog percentage vrouwelijke arbeidskrachten. De gezondheidszorg is een algemeen bekend voorbeeld van de discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. De verpleegkundigen zijn hoofdzakelijk vrouwen. Wij moeten onze inspanningen toespitsen op permanente opleiding, bijscholing, uitwisseling van ervaring, organisatie van de arbeidstijd, verenigbaarheid van betaald werk en gezinstaken en toonregelingen. Het ADAPT-initiatief van het Europees Sociaal Fonds, met als hoofddoel de schepping van nieuwe banen en nieuwe activiteiten, zou de maatregelen kunnen ondersteunen die doelen op de aanpassing van de opleiding in de gezondheidssector aan het soort technische, medische, economische en sociaal-democratische veranderingen die deze beroepsgroep in de komende jaren het hoofd zal moeten bieden. In de NOW-sector van het nieuwe communautaire initiatief inzake werkgelegenheid en menselijk potentieel stelt de Commissie voor bijzondere aandacht te schenken aan de sector thuiszorg. Basis- en voortgezette opleiding voor personeel in deze sector doelen op een prioritaire behandeling met het oog op een verbetering van de kwaliteit van dit soort diensten.
Daarnaast zal steun voor de aanleg van passende infrastructuur voor de thuisverzorgingsdiensten beschikbaar zijn in regio's van doelstelling 1. Ook dit zal van invloed zijn op de totstandkoming van banen en de verbetering van de kwalificaties in de sector. Met betrekking tot de talrijke veranderingen waarvan wij in de toekomst getuige zullen zijn, zou ik alleen nog willen zeggen dat de verwachte toename van thuisverzorging hand in hand zal moeten gaan met een grotere opleidingsinspanning en de erkenning van nieuwe kwalificaties, als wij althans een herhaling willen voorkomen van de fouten die onvermijdelijk leiden tot een duale arbeidsmarkt met vrouwen, eens te meer, in de ondergeschikte positie. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 12.00 uur plaats ('). (De vergadering wordt te 19.53 uur gesloten) ')
Agenda van de volgende zitting: zie Notulen.
Nr. 3-445/68
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
BIJLAGE Plechtige vergadering
VOORZITTER: DE HEER KLEPSCH Voorzitter (De plechtige vergadering wordt te 12.30 uur geopend) Toespraak van de heer Vaclav Havel, president van de Tsjechische Republiek De Voorzitter. - Mijnheer de president, namens alle leden van het Europees Parlement heet ik u van harte welkom in Straatsburg! Ik ben zeer verheugd dat u aan onze uitnodiging gevolg heeft gegeven. Wij zijn zeer vereerd met uw bezoek aan het Parlement -de enige rechtstreeks gekozen instelling van de Europese Unie dat plaatsvindt op een tijdstip dat, met het oog op de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Tsjechische Republiek, zeer belangrijk is. Het Europees Parlement heeft deze nieuwe ontwikkeling sedert de historische omwenteling 1989/90 intensief bevorderd en ondersteund. Wij hebben de begin oktober 1993 ondertekende samenwerkingsovereenkomst onmiddellijk daarna geratificeerd en aldus opnieuw een voortrekkersrol vervuld. Ik hoop dat de ratificatieprocedure op korte termijn in alle nationale parlementen wordt afgerond. Wij zien de samenwerkingsovereenkomst als een eerste belangrijke stap op weg naar de integratie van de Tsjechische Republiek. Het Europees Parlement heeft het politieke signaal van de in juni 1993, te Kopenhagen, gehouden Europese Raad toegejuicht, en dientengevolge zijn voor de met de Unie geassocieerde Midden- en Oosteuropese landen nieuwe perspectieven geopend voor een mogelijke toetreding. Wij steunen de grote inspanningen die de Tsjechische Republiek en haar buurlanden zich getroosten om in de toekomst aan de voorwaarden voor toetreding te kunnen voldoen. Mijnheer de president, u heeft in de geschiedenis en bij de hervorming van uw land een prominente rol gespeeld. U bent er zelf het levende bewijs van dat overtuigingskracht en idealisme in het algehele Europese integratieproces onmisbare elementen zijn. U bent steeds op een vreedzaam samenleven, op de grondbeginselen van vrijheid, democratie en mensenrechten, gericht geweest, waarvoor u zich dan ook energiek heeft ingezet. U bent het symbool van deze beginselen geworden. Mijnheer de president, het doet ons deugd u het woord te geven! (Applaus) Havel, President van de Tsjechische Republiek. (EN) (') Mijnheer de Voorzitter, leden van het Europees Parlement, ik ben u zeer dankbaar voor de eer het Europees Parlement te kunnen toespreken. Ik kan mij nauwelijks een betere gelegenheid indenken om de volgende drie vragen te stellen en te proberen daarop een ') Tekst van de Engelse vertolking van de in het Tsjechisch gehouden toespraak.
antwoord te geven. Ten eerste, waarom wil de Tsjechische Republiek, die ik hier vertegenwoordig, lid worden van de Europese Unie? Ten tweede, waarom is het in het belang van geheel Europa dat de Europese Unie wordt uitgebreid? Ten derde, welke algemenere taken moet de Europese Unie momenteel, naar mijn mening, het hoofd bieden? Europa is een continent dat is gekenmerkt door een enorme veelzijdigheid en verscheidenheid - zowel op geografisch, ethisch, nationaal, cultureel, economisch als politiek vlak. Tegelijkertijd zijn alle delen van Europa door hun lotsbestemming echter zo diep met elkaar verbonden, en altijd verbonden geweest, dat dit continent terecht als één - zij het complexe - politieke entiteit kan worden omschreven. Elke belangrijke gebeurtenis op gelijk welk terrein van het menselijk streven waar ook in Europa heeft altijd zowel rechtstreekse als onrechtstreekse gevolgen voor ons continent in zijn geheel gehad. De geschiedenis van Europa is eigenlijk een aaneenschakeling van pogingen om nieuwe vormen te geven aan de interne structuren en de betrekkingen tussen de delen van dit continent. Als wij vandaag over één Europese beschaving of over gemeenschappelijke Europese waarden, geschiedenis, tradities en bestemming spreken, dan verwijzen wij naar iets wat veeleer de vrucht is van deze integratietendens dan de oorzaak ervan. Europa bezit al sinds onheuglijke tijden een soort innerlijke orde, een specifiek systeem van politieke betrekkingen dat zijn grenzen aangaf en op de een of andere manier naar een institutionalisering van zijn natuurlijke onderlinge verbondenheid tendeerde. Vroeger werd deze Europese orde echter gewoonlijk met geweld gevestigd: de sterkeren legden ze gewoon aan de zwakkeren op. Zo kan de eindeloze reeks oorlogen in Europa worden gezien als de uitdrukking van een onafgebroken inspanning om de status quo te wijzigen en de ene orde door een andere orde te vervangen. Alle structuren - van het oude Romeinse keizerrijk, via het Heilige Roomse Rijk, tot en met de door het Congres van Wenen, het Verdrag van Versailles en ten slotte Yalta in het leven geroepen machtssystemen - waren niet meer dan historische pogingen om de Europese coëxistentie een reeks spelregels te geven. Wel duizendmaal in de loop van zijn geschiedenis werd Europa op verschillende wijzen verenigd of verdeeld; wel duizendmaal speelde het scenario zich af van een groep die een andere groep overwon, zijn beschavingsversie aan anderen opdrong en uit eigenbelang politieke betrekkingen tot stand bracht; wel duizendmaal werden er dramatische pogingen ondernomen om het interne Europese evenwicht te vinden, te wijzigen of te verbreken; en wel duizendmaal hebben de Fransen, de Zweden, de Duitsers of de Tsjechen schijnbaar interne problemen aangepakt met als enige bedoeling daarmee iets los te maken in de rest van Europa. Daarom denk ik niet dat de idee van de Europese Unie gewoon uit de lucht is gevallen of is ontstaan in het laboratorium van politieke theoretici of op de tekentafels van politieke ingenieurs. Ze is heel natuurlijk gegroeid
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/69
Havel
uit enerzijds het inzicht dat de Europese integriteit nu eenmaal een onontkoombaar feit is en anderzijds de inspanningen van vele generaties Europeanen om de eenheidsgedachte in een specifieke „supranationale" Europese structuur te projecteren. Wij mogen dan al allemaal verschillend zijn, wij zitten wel allemaal in dezelfde boot. Wij kunnen vechten voor onze plaats en samenlevingswijzen op deze boot, maar wij kunnen het daar ook op vreedzame wijze over eens worden. Ik zie de Europese Unie als een grootmoedige poging om voor de tweede mogelijkheid te kiezen en Europa voor het eerst in zijn geschiedenis het soort orde te geven dat uit de vrije wil van allen ontstaat en op onderlinge overeenstemming en een gemeenschappelijk verlangen naar vrede en samenwerking berust. Een stabiele en vaste orde dus die niet uitsluitend op militaire en politieke verdragen - die iedereen naar goeddunken kan overtreden of naast zich neerleggen - berust, maar op zo'n nauwe samenwerking tussen de Europese naties en burgers dat ze de mogelijkheid van nieuwe conflicten zo niet uitsluit, dan toch beperkt. Dit is meer dan een droom: binnenkort zal het einde van de tweede wereldoorlog vijftig jaar achter ons liggen. Al die tijd heeft geheel West-Europa de dreiging van talrijke potentiële conflicten met succes afgewend precies door stap voor stap zo'n integratiesysteem op te bouwen. Hieruit alleen blijkt al dat dit nieuwe type Europese orde geen utopie is of hoeft te zijn, maar echt kan functioneren. Ik zie de Europese Unie niet als een monsterachtige superstaat, waarin de autonomie van al de verschillende naties, staten, etnische groepen, culturen en regio's van Europa geleidelijk zou verdwijnen. Ik zie ze integendeel als de stelselmatige totstandbrenging van een ruimte die de autonome samenstellende delen van Europa in staat stelt zich vrij en op hun eigen wijze te ontwikkelen in een klimaat van duurzame veiligheid en voor allen heilzame samenwerking, gestoeld op de beginselen van de democratie, het respect voor de mensenrechten, de burgermaatschappij en een open markteconomie. De Tsjechische landen liggen echt in het centrum van Europa en zien zichzelf soms als het hart van Europa. Een centrale plaats is echter ook altijd heel onbeschut en daarom hebben ze geen enkel Europees conflict ooit kunnen ontwijken. Eigenlijk zijn veel Europese conflicten zelfs op die plaats ontstaan of beëindigd. Zoals enkele andere Middeneurope.se landen zijn wij altijd een dramatisch kruispunt van allerlei Europese geestelijke stromingen en geopolitieke belangen geweest. Daardoor zijn wij ons diep bewust van het feit dat alles wat in Europa gebeurt in de grond ons aangaat en dat alles wat er met ons gebeurt in de grond de rest van Europa aangaat. Wij zijn bevoorrechte getuigen van de politieke realiteit van Europa's onderlinge verbondenheid. Daarom is ons gevoel medeverantwoordelijk te zijn voor wat er in Europa gebeurt zo sterk ontwikkeld, daarom zijn wij er ons ook zo diep van bewust dat de idee van de Europese integratie een enorme historische kans is voor Europa in zijn geheel en voor ons in het bijzonder. Ik denk dat ik hiermee mijn eerste vraag - namelijk waarom de Tsjechische Republiek lid van de Europese Unie wil worden - grotendeels heb beantwoord. Ja, wij zijn in staat en zijn blij een deel van onze soevereiniteit af te staan aan de gemeenschappelijk uitgeoefende soeve-
reiniteit van de Europese Unie, omdat wij weten dat wij zoals alle Europeanen - er een veelvoud van voordelen voor in de plaats zullen krijgen. Het deel van de wereld waar wij leven, mag de hoop koesteren dat de arena van eeuwig strijdende machten, naties, sociale klassen en religieuze doctrines, die elkaar bestrijden om de invloed of de hegemonie over territoria, geleidelijk verandert in een forum van realistische dialoog en effectieve samenwerking van al zijn inwoners in een gezamenlijk gedeelde, gezamenlijk beheerde en gezamenlijk ontwikkelde ruimte gewijd aan hun coëxistentie en solidariteit. Wat ik heb gezegd over de onderlinge verbondenheid van Europa is naar mijn mening tot op zekere hoogte ook al een antwoord op mijn tweede vraag: waarom moet de Europese Unie zich geleidelijk uitbreiden? Europa werd met geweld kunstmatig verdeeld. Daarom moest er vroeg of laat een einde komen aan die verdeeldheid. De geschiedenis daagt ons uit. Wij kunnen, als wij dat wensen, die uitdaging aannemen. Als wij dat niet doen, laten wij een grote kans om een continent van vrije en vreedzame samenwerking tot stand te brengen verloren gaan. Alleen dwazen die niets hebben geleerd van de duizenden jaren Europese geschiedenis, kunnen geloven dat een deel van Europa eeuwig rust, vrede en welvaart kan kennen zonder zich iets aan te trekken van wat er in de rest van Europa gebeurt. (Applaus) De tijd van de koude oorlog, toen de gedwongen samenhang van het sovjetblok bijdroeg tot de samenhang van het Westen, is definitief voorbij. Wij moeten allen inzien dat de wereld vandaag fundamenteel anders is dan vijf jaar geleden. Het beeld van Europa als een stabiliserende factor op de huidige internationale scène, die dus geen oorlog naar de rest van de wereld exporteert, maar veeleer de idee van vreedzame coëxistentie verspreidt, kan geen werkelijkheid worden als Europa in zijn geheel niet wordt veranderd. Wij moeten de uitdaging gewoon aannemen. Wat in het voormalige Joegoslavië gebeurt, moet een ernstige waarschuwing zijn voor ieder van ons die denkt dat wij in Europa ongestraft kunnen negeren wat er bij onze buren gebeurt. Onrust, chaos en geweld zijn als een besmettelijke ziekte die om zich heen grijpt. Wij, Middeneuropeanen, hebben dit al ontelbare malen aan den lijve ondervonden en ik denk dat het onze plicht is de aandacht van de anderen, en met name van degenen die het geluk hebben gehad dat niet zo vaak als wij te ondervinden, telkens weer op deze ervaring te vestigen. West-Europa is gedurende bijna vijftig jaar naar zijn huidige integratieniveau gegroeid. Het is duidelijk dat nieuwe leden, en met name zij die nog worstelen met de gevolgen van het communistische bewind, niet van de ene dag op de andere in de Europese Unie kunnen worden aanvaard. Dan zou het gevaar dat de broze draden waaruit die Europese Unie is geweven scheuren, immers te groot zijn. Dit neemt niet weg dat het perspectief van haar uitbreiding en van de uitbreiding van haar invloed en geest in het belang van de Unie en van Europa in zijn geheel is. Er is gewoon geen alternatief voor deze trend. Al de rest zou een terugkeer zijn naar de tijd toen de Europese orde nog niet het resultaat van consensus maar van geweld was. En de boze geesten liggen op de loer. Een vacuum, het verval van waarden, de angst voor vrijheid, lijden en armoede, chaos vormen een omgeving waarin zij gedijen. Wij mogen hun die kans niet geven.
Nr. 3-445/70
Handelingen van het Europees Parlement
8.3.94
Havel Als de toekomstige Europese orde immers niet ontstaat uit een zich uitbreidende Europese Unie, die is gebaseerd op de beste Europese waarden en die ook bereid is die waarden te verdedigen en uit te dragen, dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat een groep dwazen, fanatici, populisten en demagogen die hun kans afwachten en vastbesloten zijn de slechtste Europese waarden uit te dragen, deze toekomst in handen nemen. En er zijn helaas meer dan genoeg van deze boze geesten. Sta mij toe dat ik thans overga tot de derde vraag die ik heb gesteld: welke taken moet de Europese Unie momenteel, naar mijn mening, het hoofd bieden? Het zijn er ongetwijfeld vele en ze zijn allemaal moeilijk. Een van die taken lijkt mij echter bijzonder belangrijk en het is over die taak dat ik het vandaag zou willen hebben. Ik moet bekennen dat ik, toen ik het Verdrag van Maastricht en de andere aan de Europese Unie ten grondslag liggende documenten bestudeerde, ambivalente gevoelens in mij heb voelen opkomen. Het is ongetwijfeld een werk dat respect afdwingt. Het is nauwelijks te geloven dat er voor zo'n complexe en uiteenlopende juridische en economische orde van zoveel verschillende Europese landen een gemeenschappelijk kader kon worden geschapen. Het is verbazend dat gemeenschappelijke spelregels zijn uitgewerkt, dat al de wetgevende, administratieve en institutionele mechanismen die een vlotte werking van dit grote lichaam mogelijk maken zijn bedacht en dat in zo'n kleurrijke politieke omgeving overeenstemming is bereikt over een enorm aantal concrete zaken en talrijke uiteenlopende belangen zodanig met elkaar zijn verzoend dat iedereen er baat bij zal vinden. Dit is. nogmaals, een buitengewone prestatie van de geest en de verstandelijke vermogens van de mens. Mijn bewondering', die aanvankelijk naar enthousiasme neigde, werd na een tijdje echter aangevreten door een storend, minder uitbundig gevoel. Ik had de indruk dat ik naar het binnenwerk van een absoluut volmaakte en enorm ingenieuze machine zat te kijken. Zo'n machine bestuderen moet een groot plezier zijn voor bewonderaars van technische uitvindingen, maar voor mij, een man wiens belangstelling voor de wereld verder reikt dan bewondering voor goed geoliede machines, ontbrak er iets belangrijks. Ik zou het - enigszins gesimplificeerd een geestelijke, morele of emotionele dimensie kunnen noemen. Mijn verstand werd erdoor aangesproken, niet mijn hart. (Applaus) Ik wil natuurlijk niet beweren dat men zich een beeld kan vormen van de Europese Unie door alleen haar documenten en regels te lezen. Deze zijn slechts een formeel kader om de realiteiten van het leven te omschrijven die haar eerste zorg zijn. En de positieve aspecten van deze realiteiten zijn veel belangrijker dan alles wat droge, officiële teksten kunnen bieden. Toch kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat mijn gevoel met niets meer dan een perfecte machine te maken te hebben, ergens zijn nut heeft; dat dit gevoel ons op iets wijst of ergens een uitdaging voor ons is. De grote rijken, complexe supranationale entiteiten of statenbonden uit de geschiedenis, die in hun tijd een niet onbelangrijke waarde aan de mensheid hebben toegevoegd, waren niet alleen opvallend wegens de wijze waarop ze werden geleid of georganiseerd, maar ook omdat ze altijd werden geschraagd door een geest, een
idee, een ethos - ik zou zelfs zeggen een charismatisch gehalte - waaruit hun structuur uiteindelijk was ontstaan. Om te kunnen functioneren en leefbaar te zijn, moesten dergelijke entiteiten altijd een sleutel tot emotionele identificatie, een ideaal dat de mensen aansprak of inspireerde, een reeks voor iedereen begrijpelijke waarden, die iedereen dan ook kon delen, bieden. En dat deden ze ook. Deze waarden maakten het voor de mensen de moeite waard om offers te brengen voor de entiteit die hen belichaamde, in buitengewone omstandigheden zelfs tot hun leven toe. De Europese Unie berust op een groot aantal waarden met wortels in de oudheid en het christendom. Deze waarden hebben zich over een periode van tweeduizend jaar ontwikkeld tot wat wij vandaag als de grondvesten van de moderne democratie, het recht en de burgermaatschappij beschouwen. Deze reeks waarden heeft ontegenzeggelijk haar eigen morele grondslagen en metafysische wortels, ongeacht of de moderne mens dat al dan niet aanvaardt. We kunnen dus niet zeggen dat het de Europese Unie ontbreekt aan een eigen geest waaruit al de concrete, aan de Unie ten grondslag liggende beginselen ontspruiten. Die geest blijkt niettemin nogal moeilijk waarneembaar. Hij gaat te zeer schuil achter bergen van systemische, technische, administratieve, economische, monetaire en andere maatregelen. Dit leidt er begrijpelijkerwijze toe dat veel mensen de indruk krijgen dat de Europese Unie, om het misschien een beetje cru te zeggen, niet meer is dan een aaneenschakeling van eindeloze debatten over hoeveel worteltjes er uit dit of dat land mogen worden uitgevoerd, wie het volume vaststelt, wie er toezicht op houdt en wie eventueel de misdadiger straft die de voorschriften overtreedt. (Applaus) De wellicht belangrijkste taak van de Europese Unie vandaag is naar mijn mening dan ook een nieuwe en werkelijk duidelijke bezinning over wat de Europese identiteit kan worden genoemd, een nieuwe en werkelijk duidelijke formulering van de Europese verantwoordelijkheid, meer belangstelling voor de echte betekenis van de Europese integratie met al haar ruimere implicaties voor de hedendaagse wereld en ten slotte nieuw leven geven aan haar ethos of, als u dat verkiest, haar charisma. De lectuur van het Verdrag van Maastricht alleen zal. het historische belang van dat verdrag ten spijt, maar weinig enthousiaste verdedigers van de Europese Unie opleveren. Het zal evenmin overtuigde patriotten opleveren, en daarmee bedoel ik mensen die dit complexe organisme echt als hun geboorteland of thuis, of een aspect van hun thuis ervaren. Als dit enorme administratieve bouwwerk, dat het leven voor alle Europeanen toch eenvoudiger zou moeten maken, niet uiteen wil vallen en aan de tand des tijds wil weerstaan, dan moet het zichtbaar verbonden zijn door meer dan een reeks voorschriften en regelingen. Het moet veel duidelijker dan tot dusver een eigen verhouding tot de wereld, het menselijk leven en uiteindelijk ook de wereldorde belichamen. Het moet veel duidelijker dan voorheen miljoenen Europeanen doordringen van een idee, een historische taak en een stuwende kracht. Het moet duidelijk de waarden formuleren waarop het is gegrondvest en die het wil verdedigen en verder ontwikkelen. Het moet ook aandacht besteden aan al zijn emblemen en symbolen, die de zichtbare dragers van zijn betekenis en invloed zijn.
8. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/71
Havel
Het moet voor iedereen zonneklaar zijn dat dit niet alleen een om zuiver utilitaire redenen in het leven geroepen conglomeraat van staten is. maar een entiteit die op een eigen, oorspronkelijke manier tegemoetkomt aan de verlangens van vele generaties verlichte Europeanen, die wisten dat het Europees universalisme - omgezet in politieke realiteit - het kader kon worden voor een meer verantwoordelijk menselijk bestaan op ons continent. Het is zelfs meer dan dat, namelijk de weg waarlangs ons continent als partner in het multiculturele milieu van de hedendaagse wereldwijde beschaving kan worden opgenomen. Het is vanzelfsprekend niet mijn bedoeling de Europese Unie te komen vertellen wat zij moet doen. Ik kan alleen maar zeggen wat ik, als Europeaan, zou toejuichen. Ik zou het bijvoorbeeld toejuichen als de Europese Unie een eigen handvest zou opstellen waarin ze duidelijk omschrijft op welke ideeën ze berust en welke betekenis en waarden ze wil belichamen. De basis van zo'n handvest zou beslist niets anders kunnen zijn dan een ondubbelzinnige morele code voor Europese burgers. Aldus zouden de vele honderden bladzijden van overeenkomsten waarop de Europese Unie is gebaseerd, worden bijeengebracht onder de paraplu van één kristalhelder en voor de hele wereld begrijpelijk politiek document, dat onmiddellijk duidelijk zou maken wat de Europese Unie eigenlijk is. Daarnaast zou het de Unie zeker ten goede komen als ze nog duidelijker zou maken welke bekende figuren haar vertegenwoordigen en haar waarden belichamen en vrijwaren. Als de burgers van Europa inzien dat dit geen anoniem bureaucratisch monster is dat hun autonomie wil beperken of zelfs afnemen, maar gewoon een nieuw soort menselijke gemeenschap die hun vrijheid eigenlijk aanzienlijk verruimt, dan hoeft de Europese Unie niet bang te zijn voor de toekomst. U zult ongetwijfeld begrijpen dat het mij op dit moment niet zozeer om concrete voorstellen te doen is, als wel om iets diepers, namelijk de vraag hoe de geest van de Europese Unie levendiger en boeiender, meer voor iedereen toegankelijk kan worden gemaakt. Deze onderneming lijkt mij immers van zo'n groot historisch belang dat ik het onvergeeflijk zou vinden als de erin gestelde hoop zou verzwakken en uiteindelijk uitdoven, alleen maar omdat de eigenlijke, diepere betekenis ervan in discussies over technische details zou worden gesmoord. Dames en heren, ik kom uit een land dat bijna zestig jaar geen vrijheid en democratie heeft gekend. U zult mij
misschien geloven als ik zeg dat het precies deze historische ervaring is die mij zo ontvankelijk maakt voor de diepere revolutionaire betekenis van de huidige Europese integratie. En u zult mij misschien ook geloven als ik zeg dat die ervaring zo'n diepe stempel op mij heeft gedrukt, dat ik niet anders kan dan mij bezorgd tonen over de goede afloop van dit proces en nadenken over wegen om het te versterken en onomkeerbaar te maken. Sta mij tot slot nog toe dat ik u dank voor uw instemming met de Europa-overeenkomst over de associatie van de Tsjechische Republiek met de Europese Unie twee weken na de ondertekening ervan. Hierdoor hebt u getoond dat het lot van mijn land u niet onverschillig laat. Dank u voor uw aandacht. (Levendig en langdurig
applaus)
De Voorzitter. - Mijnheer de president, namens het Parlement betuig ik u mijn hartelijke dank voor de omvattende en overtuigende uiteenzetting van de grondbeginselen en doelstellingen die u en uw land, evenals de Unie, voor ogen staan. Wij zijn ervan overtuigd dat de bevolking van de Tsjechische Republiek alles in het werk stelt om de problemen bij de overgang van een planeconomie naar een markteconomie, en van een dictatuur naar een democratie, volledig te boven te komen. Onzerzijds zullen wij ons inspannen om de nieuwe samenwerkingsvorm in ieder opzicht te verdiepen en uit te breiden. De Europese Gemeenschap, die met de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht de Europese Unie is geworden, is zich bewust van haar plicht en verantwoording ten opzichte van ons continent. Ons streven is gericht op de uitbreiding van de Unie en meer democratie ten behoeve van alle burgers in Europa. Het Europees Parlement is en blijft bereid een actieve rol bij de verwezenlijking van economische stabiliteit en politieke veiligheid in geheel Europa - gestoeld op vaste waarden en grondbeginselen - te spelen. Mijnheer de president, wij zijn zeer vereerd met uw bezoek. Ik dank u namens het Europees Parlement. Hiermede verklaar ik deze plechtige vergadering voor gesloten. (De plechtige vergadering wordt te 13.00 uur gesloten)
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/72
9. 3. 94
VERGADERING VAN WOENSDAG 9 MAART 1994 Inhoud
/.
Actualiteitendebat onderwerpen)
(B3-12/94)
Vragen aan de Raad
Lord Plumb 2.
10. Vragenuur
(bezwaren tegen de lijst van 73
-
Witboek - Sociaal beleid Von Wogau, Van Velzen, Buran, Pimenta, Linkohr, Deloroz.oy, Vohrer, Cayet, Patterson, Oomen-Ruijten, Domingo Segaria, Christophersen (Commissie), Didò', Brok, Ernst de la Graete, Blaney, Megret, Herzog, Raitti, Flynn (Commissie), Donnelly, Deprez, Cramon Daiber, Barrera i Costa, Paisley, Cabezón Alonso, F. Pisoni, Landa Mendibe, Diez de Rivera haza. Sisó Cruellas, Randzio Plath, Schiedermeier, Caudron, Fourçans, Guidolin, Reding, Thyssen, Pierros, Seligman, Spencer
-
Vraag nr. 2 (Alavanos): Verslag van de secretaris-generaal van de VN over de granaatontploffing in het centrum van Sarajevo en Vraag nr. 3 (Ephremidis): Berichten over systematisch gebruik van provocaties van moslimzijde in Bosnië Papoulias (Raad), Alavanos, Ephremidis, Papoulias
74
Vraag nr. 4 (^nger): gelen in Kroatië
Papoulias,
Repressieve
Papoulias (Raad), Roth, Papoulias
88
4.
Verwelkoming
90
Papoulias (Raad), Pierros, Papoulias . . .
5.
Uitbreiding van de Europese (voortzetting)
Gemeenschap
Bosnië - Embargo tegen
Veiligheids- en
-
-
defensiebeleid
Stemming Janssen van Raay, ^nnoye, Caudron, Ephremidis, Welsh, Vittinghoff, Collins, Ceci, Uinnoye, Cushnahan, Tauran, Sarlis, Ernst de la Graete, Bonde, Gollnisch, Simeoni, von Wogau, Metten, Caudron, Delcroix, Donnelly, McMahon, Green, Rønn, Blak, Jensen
-
115
126
Vragen nrs. 17 (Van Putten) en 18 (Ernst de la Graete): Women in Developmentbeleid(WlD) Papoulias (Raad), Ernst de la Papoulias, Crawley, Papoulias
108
125
Vraag nr. 13 (Karellis): Genocide van het Koerdische volk en vraag nr. 14 (Andrews): Aanvallen op de Koerden in Noord-lrak Papoulias (Raad), Karellis, Papoulias. Alavanos, Papoidias, Nianias, Papoulias
101
125
Vraag nr. 12 (Dessylas): Politieke vervolging van artiesten in Turkije Papoulias (Raad), Dessylas, Papoulias, Speroni, Papoulias, Ephremidis, Papoulias
Macedonië
Balfe, Prag, Penders, Poettering, Ford, Holzfuss, Barón Crespo, Papoulias (Raad), Sir Leon Brittan (Commissie) 9.
95
124
Vraag nr. 11 (Van der Waal): Het terugdringen van „abnormale geboortes" in China Papoidias (Raad), Van der Waal, Papoulias
91 -
Papoulias (Raad), Van den Broek (Commissie), Woltjer, Oostlander, Bertens, Stiger, Nianias, Ephremidis, Papoutsis, Pack, Alavanos, Pesmazoglou, Papoulias, Woltjer 8.
-
124
Vraag nr. 9 (Rowlings): Compensatie aan Bulgarije Papoulias (Raad), Rowlings, Papoulias, Sir Jack Stewart-Clark, Papoulias
Stemming Frémion, Rowlings, Bettini, Cunha Oliveira, Geraghty, Martinez, Rothley, Dessylas, Vazquez Fouz, Navarro, Funk, Sierra Bardají, Apolinário, Chesa, Daly, Garcia, Morris, Reding, Schlechter
7.
-
Gemeenschap
Van den Broek (Commissie), Barón Crespo, Titley, Herman, De Clercq, Boissiere, de la Malène, Miranda da Silva, Cheysson, Galland, Bourlanges, Robles Piquer, Jepsen, Metten, Papoulias (Raad), De Clercq, Barón Crespo, Bofill Abeilhe, Titlev, Van den Broek, Papoulias .' 6.
-
123
Papoidias (Raad)
Uitbreiding van de Europese
123
maatre-
Vraag nr. 5 (Pierrôs): Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU
3.
123
Graete,
127
Vraag nr. 19 (Kostopoulos): Verlenging steunregeling voor transport van Griekse groente en fruit naar de lidstaten Papoulias (Raad), Kostopoulos, Papoulias, Iversen, Papoulias, Karellis, Nianias, Papoulias, Iversen, Kostopoulos, Papoulias
128
-
-
-
-
Vraag nr. 20 (von Alemann): Leveringen van pesticiden aan Albanië en Oost-Europa Papoulias (Raad), von Alemann, Papoulias Vraag nr. 21 (Iversen): Interpretatie van artikel 100 A, lid 4 Papoulias (Raad), Iversen, Papoulias, Bonde, Papoulias, Bonde, Falconer, Papoulias Vraag nr. 22 (Llorca Vilaplana): Strijd tegen de lepra Papoulias (Raad), Llorca Vilaplana, Papoulias, Balfe, Stamoulis, Papoulias, Bru Purón, Papoulias, Nianias, Welsh Vraag nr. 24 (Nicholson): Landbouwprijzen en rundvleespremies 1994/1995 Papoulias (Raad), Nicholson, Papoulias, Lane, Papoulias, Balfe, Crawley, Van der Waal, Bonde, Lane, Nicholson, Falconer, Oddy, Arbeloa Muru
Vragen aan de Commissie Vraag nr. 35 (Welsh): Bosnische lingen Marín (Commissie), Welsh, Marín Vraag nr. 36 (Reding): Toepassing richtlijn „kiesrecht van de burgers Unie" Marín (Commissie), Bru Purón, Balfe, Marín Vraag nr. 37 (Titley): Uitvoering EER-Overeenkomst Marín (Commissie), Titley, Marin, Marín
-
130
-
130
-
131
Marín (Commissie), von Aleinann, Raffili, Marín, Morris, Marín
Marín,
Vraag nr. 40 (Elles): Quarantaine VK
in het
Marin (Commissie), Elles, Marin, Marin, Elliott, Marin
Titley,
135
Van Putten, Marin (Commissie), Ernst de la Graete, Marin, Van Putten, Marin, Napoletano, Marín, Van Putten, Lane, Ernst de la Graete, Cayet, Marín, Alavanos, Gutiérrez Díaz, Falconer, Dessylas .
van de
Bijlage I: Uitvoering Parlement 136
(De vergadering wordt te 9.00 uur geopend.) (') 1. Actualiteitendebat (bezwaren tegen de lijst van onderwerpen) De Voorzitter. - Aan de orde zijn de gemotiveerde en schriftelijke bezwaren tegen de ontwerp-resoluties die voorzien zijn voor het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties, overeenkomstig artikel 47 van het Reglement. Betreffende het bezwaar van Lord Plumb tegen punt IV: Plumb, The Lord (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u hebt een bezwaarschrift voor u liggen, houdende een verzoek om het punt „Nieuwe extra gebouwen voor het Europees Parlement" op te nemen. Ten gevolge van de van de notulen - Ingekomen stukken: /ie Notulen.
137
138
Vraag nr. 41 (Falqui): Verenigbaarheid van de privatisering van Nuovo Pignone en de oprichting van een joint venture met de communautaire mededingingsregels
134
132
137
Vraag nr. 39 (von Alemann): Leveringen van pesticiden aan Albanië en Oost-Europa
Vragen nrs. 42 (Tazdaït), 43 (Melandri), 44 (Wvnn), 45 (Van Putten), 46 (Napoletano), 47 (Ernst de la Graete), 48 (Péry), 49 (Simons), 50 (Sandbæk), 51 (Telkümper), 52 (Cassanmagnago Cerretti), 53 (Daly), 54 (Cayet), 55 (Verhagen), 56 (Van Hemeldonck), 57 (Pons Grau): Women in Development (WID)
van de van de
Bonde,
Israël
Marin (Commissie), Bettini, Marín -
Voorzitter
Goedkeuring
-
vluchte-
Marín,
Vraag nr. 38 (Cooney):
Marín (Commissie), Cooney, Marín, Arbeloa Muru, Marín
VOORZITTER: DE HEER KLEPSCH
')
Nr. 3-445/73
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
van de adviezen
Bijlage II: Vragenuur
139
140
van het 146 154
verschillende besprekingen die in de politieke fracties hebben plaatsgevonden, is duidelijk geworden dat het Parlement niet wenst af te wijken van de in december overeengekomen procedure. Naar ik heb begrepen, beleggen de fracties vergaderingen met hun vice-voorzitters om de door de Begrotingscommissie voorgestelde opties te bespreken en daarom wordt het verzoek van vandaag ingetrokken, opdat deze procedure zonder discussie voortgezet kan worden. Wij verzoeken de vicevoorzitters en de Begrotingscommissie derhalve om ten behoeve van ons allen een wijs besluit te nemen. De Voorzitter. - Dank u, Lord Plumb, ik zal bij latere beraadslagingen rekening houden met uw verklaring. (2) Aglietta (V). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, een korte opmerking. Betreffende de eerste stemming van vandaag, wil ik graag dat men in de notulen opneemt dat het apparaat voor elektronisch stemmen niet werkte. Ik wilde tegen stemmen. :
)
Andere bezwaren: /ie Notulen.
Nr. 3-445/74
Handelingen van het Europees Parlement
2. Witboek - Sociaal beleid De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerde debat over: het verslag (A3-0122/94) van de heer von Wogau namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid over het Witboek van de Commissie: groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid (COM(93)700 - C3-0509/93); het verslag (A3-0079/94) van de heer Van Velzen namens de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu over de werkgelegenheid in Europa de mededeling van de Commissie over een communautair kader ter bevordering van de werkgelegenheid (COM(93)0238 - C3-0509/93); het Witboek van de Commissie „Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid - Naar de 21ste eeuw: wegen en uitdagingen" (COM(93)0700-C30509/93) het verslag van mevrouw Buron (A3-0134/94) namens de Commissie voor sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu over de gevolgen van de invoering van de EMU voor het sociaal beleid; het verslag (A3-0112/94) van de heer Pimenta namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over de noodzaak de reële kosten te evalueren van het ontbreken van een communautair milieubeleid. von Wogau, rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's! De Commissie van de EG heeft ons een Witboek voorgelegd dat het debat over het economisch beleid in de lidstaten, maar ook in het Parlement op doorslaggevende wijze beïnvloed heeft. Europa als vestigingsplaats bevindt zich in een der diepste recessies van de naoorlogse periode. Het aantal werklozen in de Gemeenschap bedraagt intussen reeds bijna 17 miljoen mensen of 11% van de actieve beroepsbevolking. In de VS is dit slechts 7% en in Japan zelfs maar 2,5%. Bovendien zijn de begrotingstekorten op alle niveaus tot rekordhoogtes gestegen, wat de overheid tot enorme besparingen noopt. Het is daarom hoog tijd dat economische en sociale oplossingen worden gevonden, die ervoor zorgen dat de sociale vrede in de lidstaten behouden blijft. Als rapporteur voor het Witboek van de Commissie heb ik eerst en vooral vastgesteld dat dit document de economische problemen in de verkeerde volgorde weergeeft. Wanneer we de economische indicatoren nader bestuderen, constateren we immers dat niet zozeer de groei, het concurrentievermogen of de inflatie dringend verbeterd moeten worden. Evenmin hoeven we ons veel zorgen te maken over de koersschommelingen in Europa. Wel moeten we iets ondernemen tegen de werkloosheid. Daarbij valt op dat de Europese economie in haar laatste cycli met een stijgende werkloosheid in de recessie geraakte, die daarna niet meer terugviel naar het niveau van vóór de recessie, maar integendeel weer steeg. Hieruit kan worden opgemaakt dat de reële groei, die in de laatste jaren soms hoger lag dan in de VS, vooral ten goede is gekomen aan degenen die al werk hadden. De Commissie noemt in dit verband terecht de Spaanse economie als meest treffende voorbeeld, omdat ze tussen 1970 en 1992 wel cen groei van 103% kende, maar de
9.3.94
werkgelegenheid terzelfdertijd slechts met 0,3% toenam. De hoge kostprijs van de factor arbeid berokkent vooral laaggeschoolde arbeiders schade, in het bijzonder wat de indirecte loonkosten betreft. De zogenaamde werkgelegenheidsdrempel of' de grens vanaf waar economische groei tot meer werkgelegenheid leidt, moet verlaagd worden. Aan de andere kant is het zo dat de bedrijven ook in de toekomst voornamelijk in machines en technologie zullen investeren. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de sociale partners bij de komende onderhandelingen overeenkomen de loonkosten niet meer te laten stijgen dan de produktiegroei. De Commissie stelt voor om de ondernemingen te ontlasten door de sociale verzekeringen van laaggeschoolde werknemers te financieren door algemene, bijvoorbeeld indirecte belastingen. Dit idee is in ieder geval het overwegen waard. Het zou ook de mobiliteit ten goede komen wanneer men de opbouw van een solide sociale bescherming voor de werknemers los zou koppelen van de arbeidskosten. In elk geval mogen de directe en indirecte arbeidskosten op middellange termijn niet méér stijgen dan de produktie. Op die manier krijgt Europa als vestigingsplaats het makkelijker in de concurrentiestrijd met de nieuwe vestigingsplaatsen in het Oosten en hun veel lagere loonkosten. Ik leg er de nadruk op dat de Gemeenschap natuurlijk niet moet proberen om op het vlak van de loonkosten te concurreren met de landen in het Oosten, want de verschillen zijn werkelijk te groot. Het is echter positief dat de toonverschillen binnen de Europese Unie reeds aanzienlijk kleiner zijn geworden, vooral rekening houdend met het verschil in produktiviteit. Tijdens dejaren 1984 tot 1990 is aangetoond hoe we de werkgelegenheidsintensiteit kunnen verhogen. In deze periode heeft de economie in de Gemeenschap voor 9 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen gezorgd. Bijzondere groei-impulsen kunnen ook verkregen worden door de kadervoorwaarden voor middelgrote en kleine bedrijven te verbeteren, omdat deze een zeer intensieve werkgelegenheid bieden en kostenefficiënt werken. Zij kunnen het best worden geholpen door de belemmeringen voor de toegang tot de markten binnen de Unie verder af te schaffen. Dit betekent de wederzijdse erkenning van technische keuringscertificaten, de afschaffing van bureaucratie en een betere voorlichting over de exportmogelijkheden binnen de Europese Gemeenschap. (Applaus)
VOORZITTER: MEVROUW FONTAINE On den 'oorzitter Van Velzen (PSE), rapporteur. - Mevrouw de Voorzitter, het positieve van het Witboek is naar mijn mening vooral dat de Commissie en de Raad daarmee aangeven dat ze de economische crisis en de werkloosheid niet zien als een natuurramp maar als een met goed beleid te beïnvloeden fenomeen. Wat ik ook heel positief vindt, is dat in principe ook duidelijk wordt gemaakt dat het een gemeenschappelijk probleem is. d.w.z. niet alleen een probleem van lidstaten, maar een dat communautair beleid vraagt. Tenslotte biedt het een geweldige rijke schakering aan ideeën.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/75
Van Velzen Maar daarmee heb ik ook tegelijkertijd een tekort genoemd, want het Witboek is toch te veel een verzameling gebleven van ideeën, opvattingen en suggesties waarin te weinig richtinggevende of kaderstellende keuzes worden gedaan. Zelfs het voorstel van de Commissie om het creëren van 15 miljoen banen vóór het eind van deze eeuw als een centraal doel te stellen, vermocht geen goedkeuring te krijgen binnen de Raad. Ik betreur dat omdat juist het creëren van zo'n centraal doel ertoe leidt dat men daarop zijn instrumenten gaat oriënteren, zoals dat bijvoorbeeld bij de EMU het geval is - kijkt u maar naar de convergentiecriteria. Dat is ook het beroerde met deze kwesties: zodra het gaat om puur economische en monetaire zaken, is men wel tot zoiets bereid; gaat het om veel belangrijkere zaken, zoals het creëren van werkgelegenheid, dan wil men die centrale doelstelling niet formuleren. De kern van ons probleem - de heer von Wogau heeft het ook al gezegd - is dat we er niet in slagen om voldoende werk aan iedereen aan te bieden. De werkloosheid is ook ons grootste probleem, nog groter dan eventueel ontoereikende groei. Naar mijn stellige overtuiging zullen we door een aantal structurele nieuwe ontwikkelingen nog lang te kampen hebben met die grote discrepantie tussen de vraag naar arbeid en het aanbod ervan. We hebben te maken met toenemende automatisering, individualisering - meer mensen op de arbeidsmarkt - en de opkomst van nieuwe economische machten. Het verdelen van werk is daarmee ook een belangrijke opdracht voor de toekomst geworden, uitgaande van het feit dat werk ook een recht is. Ik wil een paar opmerkingen maken over een aantal van de analyses. Ik ben verheugd dat er nogal wat aandacht wordt besteed aan de prikkels die kunnen worden gegeven om banen te creëren. Vooral de lastenverschuiving van arbeid naar bijvoorbeeld milieu is buitengewoon belangrijk. Ik vind het overigens wel spijtig dat men de opvattingen over zo'n ontwikkeling vervolgens opneemt in hoofdstuk 10, dat geen wezenlijke relatie heeft met de rest van het rapport. Een van de belangrijkste toekomstgerichte ideeën, de duurzame ontwikkeling, de verschuiving van die lasten, heeft men in feite als een appendix opgenomen. Een tweede analyse is die welke betrekking heeft op het, naar mijn mening, overmatig geaccentueerde begrip flexibilisering. Dit begrip wordt niet geanalyseerd, er wordt ook niet aangegeven wat er precies mee wordt bedoeld en als men kijkt naar de rigiditeit van de regelgeving op de arbeidsmarkt, kan ik alleen maar signaleren dat ik in landen, bijvoorbeeld Duitsland, met éénzelfde systeem, enorme verschillen zie tussen de ene en de andere regio. Ik kan alleen maar signaleren dat Engeland, dat bijna geen regels kent, een grote werkloosheid heeft, zeker vergeleken met Nederland dat een nogal regeldicht land lijkt te zijn. Met andere woorden, de analyse daarvan is me onduidelijk en het komt mij vaak voor alsof flexibilisering wordt gebruikt als alibi om te krijgen wat men al zo lang wil: deregulering. Tenslotte bij de analysering, de globalisering. Ik wil mij en ik doe dat ook in mijn verslag - absoluut afzetten tegen de mensen die denken dat wij onze salarissen moeten verlagen om te kunnen concurreren met de zogenaamde lage-lonenlanden. Ik acht dat een zinloze, heilloze ontwikkeling en wij zullen ons primair moeten richten op de kwaliteit van wat we te bieden hebben. In
het Witboek wordt dat overigens vaak op interessante wijze gedaan. Opvallend vind ik in de discussie over het Witboek dat aan de ene kant veel aandacht is voor globalisering, dat we ver gevorderd zijn met het creëren van één interne markt, maar dat aan de andere kant de hele strategie eigenlijk gefocust is op nationale aanpak. Dat vind ik ook een van de grote problemen: we hebben een enorme communautaire ambitie, maar onze middelen blijven puur nationaal. Ik ben ervan overtuigd dat we, als we daar geen oplossing voor vinden, als we geen communautaire instrumenten en middelen, ook financiële, kunnen aanbieden, die ambities niet kunnen realiseren en daarmee Europa ook gaan verliezen. Wij zullen de beurs in Europa, naast al die grote ambities, concrete instrumenten en concrete feiten op Europees niveau moeten aanbieden. Dat vind ik het tekort van het Witboek. Buron (PSE), rapporteur. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, de voorgaande rapporteurs hebben gesproken over de crisissituatie waarin onze economieën zich bevinden. Er zijn nu twee jaar verstreken sinds de ondertekening van bet Verdrag. De spanningen op de arbeidsmarkt en de druk op het systeem van de sociale bescherming zijn toegenomen. In deze situatie zijn wij van mening dat wij de omstandigheden moeten evalueren waaronder de overgang naar de economische en monetaire unie verloopt en in het bijzonder de mogelijke sociale gevolgen van de beleidsvormen die tot doel hebben de convergentiecriteria te verwezenlijken. Laat mij duidelijk stellen dat ik hier niet nog eens de voordelen ter discussie wil stellen die wij verwachten van de verwerkelijking van deze economische en monetaire unie, zijnde een bron voor duurzame groei en een stimulans voor de werkgelegenheid. Maar de verwezenlijking van de economische en monetaire unie veronderstelt de convergentie van de economieën. De nominale convergentie die is vastgelegd in de verdragen kennen wij. Het gaat echter veel verder; er moet een reële convergentie komen van de economieën en van de elementen die de maatschappij structureren zoals het werkgelegenheidsniveau, de levensstandaard en het niveau van de sociale bescherming. Deze elementen hebben namelijk gevolgen voor de consumptiecapaciteit van de inwoners en mogen niet buiten beschouwing worden gelaten. Wij realiseren ons zeer wel dat vanuit onderling sterk uiteenlopende situaties, waarin verschijnselen optreden zoals demografische druk of een slecht beheerste stedelijke groei, het voor de lidstaten en vooral voor de landen die de grootste achterstand hebben, heel moeilijk is om de convergentiecriteria te verwezenlijken, en dat het gevaar bestaat dat zij met sociale problemen geconfronteerd worden die de geloofwaardigheid van deze economische en monetaire unie op losse schroeven kunnen zetten. Het is dus aan de Gemeenschap en dan met name aan het Europees Parlement om erover te waken dat men in het economische en monetaire integratieproces rekening houdt met de sociale dimensie en dat een tekort aan sociale samenhang de geloofwaardigheid en het welslagen van deze Unie niet in gevaar brengt. Uw Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu stelt dienaangaande een aantal wegen voor.
Nr. 3-445/76
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Buron Natuurlijk moet de ontwikkeling van de economische en monetaire unie verlopen binnen een duurzame groeistrategie, aangevuld met een actief werkgelegenheidsbeleid. Daar gaan het verslag-van Velzen en het verslag-von Wogau over en ik zal er niet op terugkomen. Maar de ontwikkeling van de economische en monetaire unie moet ook worden benaderd op een wijze waarin plaats is voor een globale beoordeling van de situatie van iedere lidstaat, zowel ten aanzien van de multilaterale toezichtprocedure, als van de overgang naar de derde fase van de economische en monetaire unie. Het Verdrag voorziet in die globale beoordeling. Dit impliceert dat samen met de convergentiecriteria rekening gehouden wordt met andere indicatoren die representatief zijn voor de sociale situatie; elementen die onvermijdbaar zijn indien men zeker wil zijn van een daadwerkelijke convergentie: ik doel hier op het niveau van de werkloosheid, de evolutie van de levensstandaard, het niveau van de sociale bescherming. Ook al vormen de convergentiecriteria doelstellingen die binnen vijf jaar bereikt moeten worden, dan is het natuurlijk toch niet zo dat zij alle lidstaten een lineair gedrag of eenzelfde tempo opleggen. We moeten rekening houden met de structurele problemen van elke lidstaat en met de noodzaak om een goed werkgelegenheidsniveau en een goede sociale bescherming te handhaven. Het mag vooral niet zo zijn dat een onoordeelkundige toepassing strijdig is met de beleidsvormen die de groei en het scheppen van werkgelegenheid moeten bevorderen, of dat deze tot uiting komt in een drastische beperking van de sociale bescherming, in een te snelle verlaging van het overheidstekort. Voor deze souplesse, voor deze globale benadering is het ons inziens essentieel dat de overgang naar de economische en monetaire unie op twee punten verbeterd wordt. De werkwijze van de Raad moet gewijzigd worden. Het mag niet zo zijn dat de taken inzake het toezicht alleen worden overgelaten aan de Raad van ministers van Economische Zaken en Financiën, maar voor zover noodzakelijk moet de Raad van ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij betrokken worden. Ook moet de overgang naar de economische en monetaire unie een democratischere dimensie krijgen, door het Europees Parlement daar volledig bij te betrekken. Wij verzoeken de Commissie met voorstellen in die zin te komen als basis voor een interinstitutionele discussie. Overigens voorziet artikel 103, lid 5) dat de Raad in samenwerking met het Europees Parlement de modaliteiten van de multilaterale toezichtprocedure kan bepalen. Laten we deze mogelijkheden dan ook benutten. Op middellange termijn moet de Gemeenschap ervoor zorgen dat zij over de middelen beschikt, die het mogelijk maken dat de economische convergentie gepaard gaat met een daadwerkelijke sociale convergentie. Laten we duidelijk zijn. Er is geen sprake van dat wij teruggaan naar het voorbijgestreefde en niet toepasbare idee van enige vorm van uniformering van de financierings- en beheersmodaliteiten van onze respectievelijke systemen van sociale bescherming, maar wél dat wij voor een daadwerkelijke sociale samenhang zorgen. Hierover gaan ook de kwesties die de Commissie in haar Groenboek aan de orde heeft gesteld. Maar zonder vooruit te lopen op dit debat, wil ik opmerken dat deze grotere sociale samenhang enerzijds veronderstelt dat de fundamentele rechten van de werknemers op het gebied van
gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden gegarandeerd worden, en anderzijds dat het actieprogramma van het sociaal handvest wordt uitgevoerd en aangevuld. In zijn aanbeveling betreffende de gemeenschappelijke doelstellingen inzake het systeem van de sociale bescherming, moet de Raad verder gaan. En daar, waarde collega's, brengt uw rapporteur een delicaat en controversieel probleem ter sprake. Het betreft de mechanismen voor actieve solidariteit die wij al meerdere jaren met ontegenzeggelijk succes toepassen, te weten de structuurfondsen. Zouden wij niet kunnen overwegen om deze uit te breiden tot het sociale vlak en op de allereerste plaats een compensatie te zoeken voor de werkloosheid? Het idee is misschien nieuw, maar andere collega's hebben er reeds vóór mij over gesproken. In moeilijke tijden is grotere solidariteit noodzakelijk. Laten wij op het vlak van de sociale samenhang innoverend zijn. Pimenta (LDR), rapporteur - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte Collega's, vandaag is hier de discussie aan de orde over het sociaal en economisch model dat wij ons voor de Europese Unie wensen. Twee jaar geleden zei de Europese Unie in Rio de Janeiro op de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling dat het model waar zij voor koos het model van de duurzame ontwikkeling was. Helaas zijn er twee jaar verstreken en als bevestiging van hetgeen de toenmalige commissaris Ripa di Meana zei, is er niets veranderd. De beloftes die we daar gedaan hebben zijn we tot vandaag de dag niet nagekomen. Wij stoten nog meer vervuilende gassen uit naar de atmosfeer, waarbij we de overeenkomst inzake klimatologische veranderingen overtreden. Wij bieden geen bescherming aan de biodiversiteit in haar geheel en komen het proefprogramma van een miljard vierhonderd miljoen Dollar ten behoeve van het Amazonewoud, dat op de G7 Top in Londen in 1991 was afgesproken en door dit Parlement was aangenomen, niet na. We hebben met name geen enkel concreet mechanisme ingevoerd dat er garant voor staat dat de economie en het milieu twee met elkaar verenigbare realiteiten zijn, hetgeen vanuit de optiek van een markt-economie in die zin verstaan zou worden dat in diensten en goederen de ware prijzen voor het milieu tot uiting zouden komen, dat de rekening intern vereffend zou worden en niet aan de gemeenschap in haar geheel of aan toekomstige generaties gepresenteerd zou worden. Dit is het werkelijke debat dat wij hier vandaag aan het voeren zijn: of wij al dan niet zullen kiezen voor een duurzaam ontwikkelingsmodel, want het „non-environment" brengt hoge kosten met zich mee. Daar kan de Federale Republiek Duitsland over meepraten die, alleen al om haar gedeelte van de Rijn te zuiveren, de laatste jaren 30 miljoen Ecu heeft uitgegeven, en die, om de verontreinigde bodem in het voormalige Oost-Duitsland te saneren, zestien miljard Ecu zal uittrekken in de komende jaren. Of de verzekeringsbedrijven die volgens officiële gegevens van de markt in Londen in 1992 22 miljard Dollar aan schadevergoeding uitgekeerd hebben in verband met natuurrampen die met het jaar toenemen. Alleen al in 1992 was de toename 108% ten opzichte van 1991. Volgens het officiële verslag van de verzekeringsmaatschappijen kan een deel van deze rampen toegeschreven worden aan onverklaarbare verschijnselen van klimaatsverandering. Of wat te zeggen van de twee miljoen ton olie die sinds 1987 weggevloeid zijn, twee
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/77
Pimenta miljoen ton olie die tijdens verschillende ongelukken verloren gegaan zijn? Of van de groeiende problemen met de watervoorziening of de behandelingskosten ervan? De polemiek in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld. Feit is dat vandaag de dag, wanneer de consument naar de supermarkt gaat en een wasmiddel uitzoekt of een pak wegwerpluiers koopt vor de baby, een biefstuk koopt of een kilo wortels, voor een individueel of collectief transportmiddel kiest, hij zich er niet van bewust is dat hij bij het kiezen en het kopen voortdurend en dagelijks in mindere of meerdere mate voor vernietiging van het milieu kiest, voor doelmatig of minder doelmatig gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen, voor al of geen vermindering van schrikbarende niveaus van chemische verontreiniging van de bodem, het wateren de lucht, voor een grotere of kleinere afvalberg. Maar de burger weet het niet en kan het ook niet weten, want in een markteconomie zijn de kosten, de prijs van goederen en diensten de belangrijkste indicatie die hij heeft. Welnu, deze prijzen geven vandaag de dag niet de kosten weer voor het milieu, of dat nu op het niveau van productie, van transport, van afvalverwerking of, in het geval van de dienstverlening, van het aanbod van verschillende alternatieven ter voorziening in de sociale behoeften is. Het oude principe van: de vervuiler betaalt, dat sedert jaren in de communautaire wetgeving en in de verdragen is opgenomen, is evenmin ten uitvoer gebracht. Wat er hier nu geëist wordt is dat de Commissie zich aan haar beloftes houdt en serieuze studies uitbrengt over de vorm, de instrumenten en het tijdschema van invoer van reële maatregelen die de economische marktmechanismen ertoe dwingen om zonder bureaucratie de kosten van onze economische opties en van de organisatie van het openbare leven voor het milieu automatisch in te calculeren. In het verslag wordt een hele lijst te bewandelen wegen aangeboden. Van de veelbelovende belastinghervorming die in het Witboek vermeld wordt tot de herziening van het stelsel van de wettelijke aansprakelijkheid, de liability, van de veralgemening van het stelsel van milieuauditing, van het gebruik van de demand side policies, in tegenstelling tot het traditionele beleid dat uitsluitend gebaseerd is op het aanbod. Wat wij eisen - tegelijk met de geleidelijke invoering van scherp omlijnde maatregelen die gemakkelijker uit te voeren zijn - is de dringende verwezenlijking van een verslag-Cecchini of een verslagPaolo SCHIOPPA inzake economie en milieu waarbij op gezaghebbende wijze aangegeven wordt welke wegen er gevolgd moeten worden, op dezelfde manier waarop het Witboek van de interne markt de Europese Akte gestalte gaf. De banen van vandaag en morgen in Europa hangen af van deze belangrijke investering die men in economisch beleid en milieubeleid doet. Doorberekening van de milieukosten zal drastische wijzigingen teweeg brengen in het consumptiegedrag, in de manier waarop wij ons laten vervoeren, ons kleden en voor deze of gene investering kiezen. Door deze verandering zou er een krachtsinspanning gevergd worden ten aanzien van onderzoek en modernisering, waardoor een nieuw concurrentievermogen op wereldniveau gegeven zou worden aan de Europese economie en een aangenamer en gezonder levenssfeer, die minder agressief is en meer banen schept.
Linkohr (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie energie, onderzoek en technologie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, eerst en vooral wil ik benadrukken dat ik dit Witboek uitstekend vind. Vooral het laatste deel over de nieuwe levenskwaliteit in Europa vind ik bijzonder interessant. Ik zou de Commissie echter willen vragen dit boek ook te verspreiden. Mijn collega's in de Bundestag en in de parlementen van de deelstaten hebben het nog niet onder ogen gekregen. Het ware nochtans heel eenvoudig dit boek in de juiste taal in de vakjes van de afgevaardigen te leggen en daarom vraag ik de Commissie dit te doen. Over goede dingen moet gepraat worden. Ten tweede: de transeuropese netwerken, die beschouwd worden als een bron van nieuwe arbeidsplaatsen, vormen zeker een belangrijk element in het Europees industriebeleid. Het gaat er echter niet alleen om dit verband te leggen, het moet ook in de praktijk uitgevoerd worden. Dat is zonder twijfel uw taak. Wij moeten u daarbij helpen, want anders blijft het Witboek een aaneenschakeling van dode letters en wordt het zonder meer geklasseerd in een of andere bibliotheek. We moeten in de komende maanden financieringsmodellen opstellen en de voorstellen van het Witboek concreet uitwerken. Mijn laatste opmerking sluit aan op de woorden van de heer Pimenta. Eén van de grote problemen in de EG is dat we de sociale zekerheid niet meer kunnen bekostigen, tenminste niet meer op de traditionele manier. Een ander belangrijk thema is de ecologie. De Commissie beschrijft in haar Witboek hoe we beide problemen samen kunnen oplossen: sleutelwoord energiebelasting, sleutelwoord verlegging van de kosten van arbeid naar energie. Ook dit moet concreet verwezenlijkt worden wil het geen dode letter blijven. Delorozoy (LDR), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, het eerste deel van mijn betoog gaat over het verslag van de heer van Velzen, waarvan ik rapporteur voor advies ben namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid. Dit advies staat in de bijlage, maar is door de Commissie sociale zaken niet besproken, hetgeen de amendementen verklaart die de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid en 23 leden van deze commissie hebben ingediend. Deze situatie vereist overigens dat er bij de stemming een belangrijke correctie wordt aangebracht bij het 8ste streepje van de ontwerp-resolutie. In de uiteindelijke tekst van de Commissie sociale zaken zijn de 14 amendementen dus niet opgenomen waarover onze Vergadering zich moet uitspreken middels aanvullende stemmingen, die naar wij hopen alle gunstig zullen zijn. Wij willen nader ingaan op het feit dat de stijging van de werkloosheid nu absoluut ontoelaatbare records bereikt. Wij komen niet terug op de analyses van de Commissie, noch op het Witboek of op de conclusies van de Europese Raad van december vorig jaar. De maatregelen die getroffen worden, moeten vanzelfsprekend ook door de lidstaten worden toegepast en worden aangepast aan de diverse situaties. Echter zal een coherente en breed opgezette actie die in alle lidstaten gevoerd wordt, door het multiplicatoreffect ervan het weer op gang brengen van de economie en de werkgelegenheid ongetwijfeld bevorderen. Moeten wij eraan herinneren dat wij in een
Nr. 3-445/78
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Delorozov economie leven van vrije concurrentie; dat men altijd kan trachten om de sociale verworvenheden te verdedigen en als het zo uitkomt er nog meer op te eisen, of dat we standpunten in kunnen nemen die nationalistischer zijn. In elk geval is het zo dat het werkloosheidspercentage bij onze concurrenten in andere delen van de wereld veel lager is dan het onze, terwijl daar meer arbeidsplaatsen worden gecreëerd dan in de Europese Unie. Misschien moeten we ophouden met uit te weiden over de vraag welk gedeelte van de werkloosheid structureel is en welk gedeelte het gevolg is van de recessie. Iedereen weet immers dat zonder grondigere hervormingen; zonder aanpassing van de arbeidsvoorwaarden; zonder een zekere gedragsverandering en zonder het werkloosheidsprobleem middels een geheel van nieuwe beschikkingen opnieuw ter discussie te stellen bij de sociale partners, de werkgevers of werknemers, de huidige situatie misschien wel ¡ets beter kan worden, maar helaas onvoldoende om de werkloosheid aanzienlijk omlaag te brengen. (De Voorzitter onderbreekt de spreker) Vohrer (LDR), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. - (DE) Van het Witboek verwachten wij impulsen ter bevordering van de werkgelegenheid en volgens dit boek zouden deze van de deregulering moeten komen. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming wijst erop dat deze impulsen niet ten koste van het milieu mogen gebeuren. Wij moeten de milieu-effectrapportage ook in de toekomst au sérieux nemen en zo organiseren dat de herstructureringsprocessen niet al te veel vertraging oplopen. Ik wil mij op hoofdstuk 10 concentreren, op de nieuwe economische filosofie, de duurzame economie, met andere woorden de milieuverantwoorde markteconomie. Wij verwachten hiervan een belangrijke impuls om de 17 miljoen werklozen weer aan het werk te helpen en wel door het proces om te keren: in plaats van arbeid door energie, kapitaal en grondstoffen te vervangen zoals we tot nog toe deden, moeten we de moed hebben om onze schaarse grondstoffen duurder te maken, vooral de energie, zodat arbeid weer aantrekkelijker wordt in vergelijking met hulpbronnen en grondstoffen. Dit vereist echter een fiscale hervorming die inkomensneutraal moet zijn. Terzelfdertijd moet arbeid goedkoper gemaakt worden en niet alleen dooreen verlaging van de nevenkosten, maar ook door belastingvermindering. Voor de energiebelasting zijn reeds voorstellen gedaan. In Rio zijn we zelfs internationale verplichtingen aangegaan. Nu is het zaak de C02-taks ook te realiseren. Hetzelfde geldt voor de mobiliteit, voor de vervoerssector. Hier moeten we de milieukosten doorrekenen in de prijzen. Dit kan bijvoorbeeld met belasting op aardolie, road-pricing enz. Op die manier zullen we er misschien in slagen het verkeer van de weg naar het spoor te brengen en kunnen dergelijke structurele veranderingen in de vervoerssector nieuwe arbeidsplaatsen en een ecologische economie scheppen. Als laatste punt: wat de afvalprodukten betreft, moeten we de huidige wegwerpcultuur vervangen door een kringloopeconomic... (De voorzitter onderbreekt de spreker) Cayet (LDR), rapporteur voor advies van de Commissie regionaal beleid, ruimtelijke ordening en betrekkingen
met de regionale en plaatselijke besturen. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb al meteen goed nieuws voor u. Mijn fractie heeft me gezegd dat ik slechts één minuut ter beschikking heb, dus mijn betoog zal zeer kort zijn. Het Witboek heeft de verdienste dat het een aantal bestaande problemen inventariseert en dat het denkwegen aanreikt. Het einddoel is natuurlijk de werkgelegenheid, omdat de werkeloosheid een ziekte is die alle landen van de Europese Unie getroffen heeft. Helaas kondigen de voorspellingen 17 miljoen werklozen aan. Mijn verslag heeft tot doel om vooral de ongelijkheden tussen de regio's onder de aandacht te brengen, met de bedoeling om op economisch en sociaal vlak het evenwicht in deze regio's te herstellen. Dat is immers de enige manier om voor duurzame stabiliteit te zorgen. Ik wil er op wijzen dat het hier niet zomaar een oefening in solidariteit betreft maar dat het, gezien de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ook een juridische vereiste is. Wij hebben dus een drievoudige missie: ruimtelijke ordening, interregionale solidariteit, plaatselijke ontwikkeling. Over welke middelen beschikken wij om dit ambitieuze project uit te voeren? De structuurfondsen, en die zijn het belangrijkst, het cohesiefonds en particuliere fondsen. Door het hele Witboek heen wordt gesproken over privé-kapitaal. maar niet over de methodes om dat kapitaal aan te trekken, om het privé-kapitaal te stimuleren om grote infrastructuurprojecten te steunen. Dat is jammer. Wij weten best dat privé-kapitaal het eerst daar geïnvesteerd wordt waar het het snelst rendement oplevert. Anders gezegd: ik vrees dat het privé-kapitaal eerst naar de rijke regio's zal gaan en dat men de arme regio's links laat liggen, terwijl daar de behoefte om zich te ontwikkelen het grootst is. Ook betreur ik het dat de jongeren buiten beschouwing zijn gebleven. Op geen enkel moment wordt gesproken over het probleem van de jeugdwerkloosheid. Toch spelen de jonge bevolkingsgroepen van nu zonder twijfel een belangrijke rol in het economische leven van de toekomst. Het is verbazend dat het Witboek in zijn werkgelegenheidsanaly.se het structuurbeleid niet opneemt, terwijl de aan de structuurfondsen toegekende bedragen in reële termen het drievoudige van het Marshall-plan vormen. Tenslotte is het wenselijk dat het midden- en kleinbedrijf en de kleine en middelgrote industrie beter geïnformeerd worden, zodat zij sneller kunnen profiteren van de instrumenten die de Gemeenschap hen ter beschikking stelt. Patterson (PPE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik breng namens mijn commissie advies uit over de gevolgen van de invoering van de EMU voor het sociaal beleid en hoewel ik mij zal houden aan mijn opdracht, is een groot deel van de opmerkingen die ik wil maken in het algemeen van toepassing op dit debat. Om te beginnen is de Commissie economische zaken het met mevrouw Buron eens dat de doelstelling van de Economische en Monetaire Unie niet in twijfel moet worden getrokken. Het is mogelijk - en de vrees is reeds uitgesproken - dat wanneer verschillende valuta's wor-
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/79
Patterson den samengevoegd tot een enkele munt. dit zal leiden tot marktverstoringen en toenemende verschillen. Het is echter niet de bedoeling om quitte te spelen en daarom mogen wij het resultaat niet in twijfel trekken: iedereen zal er op vooruitgaan.
lasten, de lasten in het verleden, het niet denken aan het milieu, dat die opgeruimd kunnen worden. Groei is ook nodig. Voorzitter, om ervoor te zorgen datje met nieuwe technieken een behoorlijk preventief beleid kunt gaan voeren.
De kritiek en de vrees betreffen echter de convergentiecriteria, met name de doelstelling van prijsstabiliteit en de beperking van de begrotingstekorten, en de Commissie economische zaken wil daarover een paar korte opmerkingen maken.
Voorzitter, ik denk dat. nu we toestromen naar die eenentwintigste eeuw, er nu een fantastisch Witboek is gemaakt, goede verslagen zijn gemaakt door de rapporteurs. Nu we naar die eenentwintigste eeuw gaan moet er ook een ommekeer zijn in ons denken over hoe wij nu omspringen met het milieu. Gaan we nu werkelijk door met het in zulke hoge mate belasten van de arbeid terwijl we eigenlijk alle produktiefactoren die heel schaars zijn, dat we daar veel te weinig aan denken.
In de eerste plaats moet het begrotingstekort in elk geval verminderd worden, ook al zou er geen convergentieproces noodzakelijk zijn voor de invoering van de EMU - en dat is iets dat men dikwijls vergeet. Men wijst het Verdrag van Maastricht als zondebok aan. maar dat is hiervoor niet verantwoordelijk: wil Europa zicht op herstel hebben, dan moeten de begrotingstekorten hoe dan ook beperkt worden. In de tweede plaats, aangezien wij het nu over sociaal beleid hebben, het zou een grote misvatting zijn te menen dat men sociale problemen financieel bet hoofd kan bieden door de tekorten te vergroten. De uitgaven voor sociale zekerheid kunnen niet uit tekorten gefinancierd worden: dat loopt beslist op een ramp uit. Daarom dienen wij de financiering van onze sociale verzekeringsstelsels zeer zorgvuldig te bekijken. In het Witboek worden enkele mogelijkheden aan de hand gedaan, bij voorbeeld de verlegging van belasting op arbeid naar belasting op hulpbronnen. Ik geef de voorkeur aan een verlegging van de lasten naar de BTW. omdat die bij export naar derde landen kan worden teruggestort. Deze mogelijkheid dient nader bekeken te worden. Tenslotte moeten wij na de totstandkoming van de EMU de cohesie zeer nauwlettend in het oog houden: de begroting van de Europese Gemeenschap beloopt slechts 2% van het BBP en men mag daarom niet verwachten dat de correctie van verschillen die ontstaan, uit de begroting gefinancierd kan worden: wij moeten daarom de flexibiliteit van onze kapitaalmarkten en de flexibiliteit van onze arbeidsmarkten onderzoeken. Oomen-Ruijten (PPE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. - Voorzitter, ik zal proberen mij aan de tijd te houden, hoe moeilijk dat het ook is. Als rapporteur voor advies van de commissie milieubeleid op bet communautaire kader zou ik graag iets over dat milieubeleid willen zeggen. Je moetje eigenlijk als europarlementariër soms verdedigen tegen twee stromingen die er zijn op het terrein van economische groei. Er is de ene stroming die zegt, groei, absolute prioriteit, daarbij niet teveel aan milieu denken want dat kost ons werkgelegenheid. De andere stroming, meer vertegenwoordigd door de Groenen, zegt van economische groei, moetje vooral niet doen, want economische groei is slecht voor het milieu. Voorzitter, ik heb een hele andere weg en die wordt ook gevolgd door de commissie milieubeheer. Dat is de weg die zegt dat economische groei wel degelijk nodig is. Waarom is het nodig? Omdat het ons de gelegenheid geeft om onze produktiemiddelen aan te passen, omdat het ons de gelegenheid geeft om nieuwe produktiemiddelen in te zetten die vooreen schoner milieu zorgen, omdat groei ook nodig is om ervoor te zorgen dat al de oude
Is de Commissie bereid, want voorzitter Delors heeft dat hier een paar keer gezegd, is de Commissie ook werkelijk bereid om die omslag in denken ook waar te maken? Voorzitter, ik heb in het verslag namens de commissie milieubeheer een aantal adviezen en een aantal statistieken neergelegd en ik hoop dat die ook werkelijk tot resultaat leiden. Domingo Segarra (NI), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen zou ik willen benadrukken dat we niet een verdedigende houding moeten aannemen als het om het werkgelegenheids- en groeibeleid gaat, omdat we ons blind staren op de werkloosheidscijfers van de Gemeenschap. Wij zijn bezig een strategie te bepalen voor de eenentwintigste eeuw. aan de hand waarvan het mogelijk moet worden om alle beschikbare hulpbronnen optimaal te benutten, en derhalve ook alle vrouwen die thans nog niet deel uitmaken van de arbeidsmarkt. Het is dan ook zaak dat het aantal arbeidsplaatsen dat men denkt te scheppen, wordt uitgebreid. Het beleid voor de schepping van werkgelegenheid dient echter te worden gebaseerd op één communautair industrie-, technologie- en handelsbeleid, en niet, zoals tot op heden, op twaalf verschillende strategieën, die soms moeilijk te verenigen zijn. Er wordt gesproken over een model voor duurzame ontwikkeling, en waar wij voor pleiten, is dat vrouwen in deze ontwikkeling volledig worden geïntegreerd. De integratie van vrouwen in de arbeidsmarkt draagt bij tot een versterking van de internationale arbeidsverdeling, en dit leidt niet alleen tot de schepping van arbeidsplaatsen, maar ook tot het ontstaan van vraag naar dienstverlening op heel uiteenlopende gebieden, zoals op alle terreinen die verband houden met de maatschappelijke dienstverlening. Naar ons idee kan de integratie van vrouwen derhalve positieve bijdragen leveren aan het groeibeleid. Wij willen echter niet dat de groei ten koste gaat van de sociale bescherming of de plaats van de vrouw op de arbeidsmarkt, omdat vrouwen in de minst produktieve sectoren werkzaam zijn. Hun salaris dient te worden verhoogd, evenals hun vakbekwaamheid, en het is zaak dat de arbeid wordt gereorganiseerd door toepassing van de sociale richtlijnen, zoals op het gebied van verlof, flexibele arbeidstijden, enz. Wij zijn het eens met deze strategie voorde toekomst, en wij onderschrijven de voorstellen van het Witboek, maar namens de commissie rechten van de vrouw pleiten wij ervoor dat er aandacht wordt geschonken aan deze nieuwe benadering, omdat wij van mening zijn dat
Nr. 3-445/80
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Domingo Segarra hiermee een groot deel van de huidige problemen tot een oplossing kan worden gebracht. Christophersen, vicevoorzitter van de Commissie. (DA) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik uit naam van de Commissie graag het Parlement bedanken omdat het nogmaals zo uitdrukkelijk de beginselen van het Witboek onderschrijft. Ik bedank de rapporteurs van de verschillende commissies die elk op hun gebied de punten hebben onderstreept die ook de Commissie het belangrijkst vindt. Ik zal hier kort ingaan op drie hoofdpunten. Mijn collega, de heer Padraig Flynn, zal zich nadien uit naam van de Commissie uitspreken over de specifieke sociaalpolitieke en arbeidsmarkaspecten waar veel rapporteurs al op hebben gewezen. Het spreekt vanzelf dat wij de doelstellingen van het Witboek maar kunnen omzetten in de praktijk wanneer wij beschikken over een goede, algemene, macroëconomische strategie. Ik ben het volledig eens met wat de heer Patterson zei over het convergentieproces. Dat is onder alle omstandigheden een noodzaak. Dat heeft niet uitsluitend met Maastricht te maken. Convergentie is de voorwaarde voor een duurzaam lager renteniveau in WestEuropa. Daarnaast moeten er een reeks structurele veranderingen en aanpassingen komen die een ander luik uitmaken van de filosofie van het Witboek. Deze wijzigingen moeten de concurrentiesituatie verbeteren, de produktiviteit bevorderen en tegelijk een meer arbeidsintensieve vorm van economische groei scheppen. Dit laaste punt vormt natuurlijk onze belangrijkste opgave: hoe kunnen wij economische groei die gebaseerd is op hogere produktiviteit combineren met meer tewerkstelling? Juist op dit gebied hebben wij in het Witboek een reeks concrete voorstellen gedaan. Een belangrijke voorwaarde is uiteraard dat werkkracht als productiefactor veel doeltreffender wordt gemaakt en wij stellen voor dit te bereiken door middel van betere opleiding, grotere flexibiliteit op de arbeidsmarkt en betere mogelijkheden voor werkorganisatie. Wij proberen ook aan te tonen hoe loonafhankelijke indirecte produktiekosten kunnen worden beperkt maar onderstrepen tegelijk de behoefte aan een lange reeks begeleidende maatregelen. Wij verwijzen in dat verband bijvoorbeeld naar de transeuropese netwerken die een belangrijk deel uitmaken van de ontwikkeling van de concrete interne markt. Eén zaak is natuurlijk dat wij juridisch gezien een interne markt scheppen. Het is prachtig dat men juridisch gezien de grenzen verwijdert en goederen, diensten en personen van de ene kant van de Europese Unie naar de andere kan brengen maar dit heeft geen enkele zin indien men dit niet fysisch kan verwezenlijken. De interne markt moet ook een fysische en geografische realiteit worden. De transeuropese netwerken spelen in dat verband een grote rol. Ik hoop later aan het Parlement verslag te kunnen uitbrengen over de coördinering van die inspanningen maar voorlopig hebben wij het punt bereikt waarop de Commissie over enkele weken de resterende brede richtsnoeren voor de transeuropese infrastructuursystemen kan voorleggen. Wij hopen dat het Parlement samen met het Regionaal Comité de Raad in staat zal stellen deze brede richtsnoeren aan te nemen voor het einde van dit jaar. Daarnaast werken wij samen met de lidstaten. Dat is een deel van mijn verantwoordelijkheid. Men heeft mij verzocht de coördinatie uit te voeren en een lijst op te stellen van grote transeuropese infrastructuurprojecten die uitvoeringsklaar zijn, die niet alleen de werking van de interne markt maar ook de toepassing van moderne
technologieën kunnen verbeteren en die de tewerkstelling en daarmee de Europese industrie nieuw leven kunnen inblazen en tenslotte bespreken wij hoe dit alles kan worden gefinancierd, welke nieuwe financiële instrumenten eventueel nodig zijn en welke rol hierbij is weggelegd voor de Europese Investeringsbank. Mevrouw de Voorzitter, er zijn nog veel andere beleidslijnen die hiermee verband houden. Ik noem hier enkel onderzoek, versterking van onze betrekkingen met de buitenwereld, een verbetering van de technische werking van de interne markt waar nog veel kan gebeuren maar ik zal mij, mevrouw de Voorzitter, beperken tot deze opmerkingen. Didò' (PSE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag nader ingaan op twee zaken die ik bijzonder belangrijk vind in het kader van de strategie die in het Witboek wordt voorgesteld. De eerste zaak betreft een zeer belangrijke sociale doelstelling, namelijk het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen. Er zal immers geen grote stijging van de werkgelegenheid zijn in de sectoren die onder druk staan van de internationale concurrentie. Serieuze en concrete initiatieven die tot doel hebben een derde sector, de sociale economie, tot ontwikkeling te brengen, die beantwoordt aan de nieuwe behoeften van onze maatschappij en die een enorm potentieel vertegenwoordigt voor nieuwe activiteiten, nieuwe beroepen en nieuwe banen, moeten dan ook aangemoedigd worden. Het gaat hier niet om iets vrijwilligs, maar om activiteiten die gelokaliseerd moeten worden middels het organiseren van sociaal onderzoek, gepaard gaande met acties op het vlak van beroepsopleiding en aanpassing van de arbeidsmarkt. Dit moet gefinancierd worden door de huidige passieve kosten in elk geval voor een deel om te zetten in actieve kosten en door fiscale en parafiscale steunmaatregelen te treffen, naast de bijdragen van de degenen die zelf van die diensten gebruik maken en die deel kunnen nemen aan het beheer van die activiteiten. Er is in onze landen en in bepaalde regio's reeds ervaring terzake opgedaan en deze ervaring moet men coördineren en veralgemenen. De tweede zaak betreft de strijd tegen het misbruik van arbeid daar waar de mensenrechten inzake arbeid geschonden worden. Wij vragen de Commissie of zij ter gelegenheid van de ondertekening van het GATT-akkoord, hetgeen volgende maand zal gebeuren in Marrakech, de wereldhandelsorganisatie wil voorstellen - en zonder zich daarbij teveel zorgen te maken over de tactische aspecten - om het opnemen van een sociale clausule te onderzoeken, die de eerbiediging oplegt van de minimumnormen die door de Internationale Arbeidsorganisatie zijn vastgelegd. Soortgelijke criteria moeten worden vastgelegd in het nieuwe ontwerp van het systeem van algemene communautaire preferenties. Brok (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's. Wegens tijdgebrek zal ik mij beperken tot enkele opmerkingen in trefwoorden. Voor de meeste gebieden zijn we er nog niet in geslaagd de werkelijk noodzakelijke maatregelen vast te stellen. Het ontbreekt ons kennelijk aan politieke moed om het verband te erkennen tussen de afschaffing van instandhoudingssubsidies en de financiering van toekomsttechnologieën. We
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/81
Brok
hebben nog niet voldoende duidelijk gemaakt wat gekwalificeerde opleiding betekent en dat degenen die om persoonlijke redenen een dergelijke opleiding niet kunnen of willen volgen, toch een arbeidsplaats moeten hebben om te voorkomen dat het aantal langdurig werklozen nog verder stijgt. Dit lijkt mij in elk geval het meest belastende probleem in onze maatschappij. Het betekent ook dat wij op het vlak van de flexibilisering van de arbeidsmarkt nu werkelijk een aantal progressieve stappen moeten doen, die niet bedoeld zijn om de sociale rechten af te breken, maar om de factor arbeid een zinvollere en produktievere basis te geven. Arbeid moet financierbaar zijn en terzelfdertijd moeten er arbeidsplaatsen gecreëerd worden om het model „Europa" veilig te stellen. Ook de kleine en middelgrote ondernemingen moeten bij dit proces betrokken worden. Het verslag-van Velzen eist de afschaffing van alle fossiele energiedragers en van de atoomenergie. Ik vraag mij af hoe dit met het werkgelegendheidsbeleid te verzoenen is. Het verslag-Buron wenst een onderzoek naar de mogelijkheid om de verschillende systemen van sociale zekerheid op Europees niveau te verenigen. Ik vraag mij echter af hoe dit gefinancierd moet worden. Mijns inziens moeten we duidelijk maken dat de stabiliteitscriteria van de monetaire Unie nageleefd moeten worden, omdat zij de voorwaarde zijn voor een zinvolle economie en sociale rechtvaardigheid. Ernst de la Graete (V). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, het Witboek draagt de titel „Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid". Deze titel alleen al toont aan hoe moeilijk de Commissie en de Raad afstappen van de Keynesiaanse analyseschema's en oplossingen die dan misschien wel in 1929 werden gehanteerd, maar die aan de vooravond van het jaar 2000 niet meer toepasbaar zijn. Er is behoefte aan een echt project voor Europa en een dergelijk project zou volgens de Groenen „Eco-ontwikkeling, solidariteit en werkgelegenheid" moeten heten. Dat is de richting die wij uit moeten. Waarom? Laten wij eerst eens onderzoeken wat men bedoelt met groei en concurrentievermogen en wat daar de gevolgen van zijn. Voor wat het sociale aspect betreft; daarover laat ik mevrouw Cramon Daiber aan het woord. Als de Groenen rillen bij het horen van het woord „groei", dan is dat omdat „groei" in de huidige wetgeving altijd neerkomt op verspilling van de natuurlijke hulpbronnen en vernietiging van het milieu. Het is al eerder gezegd en in het verslag van de heer Pimenta en het advies van de heer Vohrer wordt het nog eens herhaald; wij weten dat wij de hulpbronnen die wij nu verspillen, ontnemen aan de zuidelijke landen en aan de toekomstige generaties. Dat zal zo blijven zolang de milieukosten geen centrale plaats in het economisch systeem krijgen en vanzelf gaat dat niet. Wij hebben als overheid de verantwoordelijkheid het belastingstelsel te herstructureren en het beginsel „de vervuiler betaalt" toe te passen. Groei die daadwerkelijk kwalitatief is, juichen wij toe. Overigens creëert de groei momenteel vreemd genoeg geen arbeidsplaatsen. Voor wat het concurrentievermogen betreft; dat is een oorlogslogica waar het aspect veroveren prioriteit heeft. Wij zijn van mening dat de ware ontwikkeling in Europa niet het veroveren van buitenlandse markten behelst, maar juist het ontwikkelen van regionale, autonome en solidaire economieën.
VOORZITTER: DE HEER ANASTASSOPOULOS Ondervoorzitter Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, werkgelegenheid, of liever een gebrek aan werkgelegenheid, geldt zeker als onze belangrijkste toetssteen voor de toekomst. Nu wij over technologie, automatisering, robotsystemen en verbeterde produktiemethoden beschikken, kan naar waarheid gezegd worden dat er in de toekomst steeds minder mensen nodig zijn om steeds meer goederen te produceren. In combinatie met het wegstromen van onze fabrikanten, die zich op de goedkope arbeidsmarkten begeven en op basis van sociale dumping importeren, betekent dit, wat ons in Europa en met name in de randgebieden van Europa betreft, dat wij beslist aan het kortste eind zullen trekken, tenzij wij in het komende decennium kunnen doen wat in de afgelopen honderd jaar bereikt had kunnen worden door middel van arbeidstijdverkorting. Hier moet waarschijnlijk zeer diep over nagedacht worden, maar dat moet op mondiaal niveau gebeuren, anders kunnen degenen die eraan mee willen doen hun zaak meteen wel opdoeken. Onze open binnengrenzen, onze buitengrenzen, onze ene interne markt, dat is allemaal prachtig, maar leidt mijns inziens slechts in één richting, namelijk die van minder werk en meer werkloosheid, en hoe verder men zich van het centrum bevindt, hoe slechter men af is. Megret (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het Witboek over de werkgelegenheid dat de Commissie heeft opgesteld is dan misschien wel een mooie technocratische of academische oefening, maar als beleidsinstrument schiet het totaal tekort in realisme en gezond verstand. Ten eerste weigert men in te zien dat de terugkeer naar volledige werkgelegenheid allereerst de stopzetting vereist van het vernietigen van bestaande arbeidsplaatsen, zoals dat gebeurt door het delokalisatieverschijnsel. Het Witboek stelt als beginselen de handhaving van het salarispeil en het peil van de sociale bescherming in Europa - waarmee wij akkoord gaan - en tegelijkertijd de openstelling van de grenzen in het kader van de GATT en de mondialisering van de economie - hetgeen wij betreuren. Deze twee eisen zijn namelijk totaal onverenigbaar. Vergeleken met bepaalde landen uit de derde wereld kunnen de arbeidskosten in de landen van Europa tien, dertig, zelfs vijftig maal hoger liggen. Dit dwaze beleid van wilde concurrentie kan dan ook alleen maar uitmonden in een steeds groter aantal banen dat verloren gaat en in een steeds grotere werkloosheid. Anderzijds schijnt het Witboek er onkundig van te zijn dat de werkloosheid het gevolg is van het verschil tussen het aantal banen en het aantal werkzoekenden. Het terugdringen van de werkloosheid impliceert natuurlijk het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, maar ook het verlagen van het aantal werkzoekenden. En door de vele immigranten in Europa is dat aantal werkzoekenden momenteel kunstmatig hoog. Het moet gezegd worden dat de werkloosheid óók en voor een groot stuk het gevolg is van de immigratie. Er zijn dus twee vereisten voor de terugkeer naar volledige werkgelegenheid: de terugkeer organiseren van de immigranten naar hun land van herkomst, en een nieuw economisch protectionisme instellen aan de grenzen van Europa. Het Witboek vermeldt seen van beide voorwaarden en daarom is het
Nr. 3-445/82
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Megret net als de talloze soortgelijke oefeningen die eraan vooraf zijn gegaan, gedoemd om te mislukken. Herzog (CG). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het Witboek heeft enkele verdiensten. Men erkent erin dat Europa de oorzaken van zijn moeilijkheden bij zichzelf moet zoeken en dat de oplossing op economisch vlak ligt. Bovendien benadert het Witboek de nieuwe technologieën op een originele manier. Maar deze tekst biedt in geen enkel opzicht een bruikbaar kader voor een efficiënt beleid. Het is niet mogelijk vooruitgang te boeken op het vlak van de werkgelegenheid, zonder het economisch beleid te veranderen. Maar het Witboek wil een concurrerend desinflatiebeleid voeren in het kader van de economische en monetaire unie. Een dergelijk beleid ontwikkelt een speculatieve financiële inflatie en een deflatie van de salarissen, waardoor de toekomstmogelijkheden ondermijnd worden en de financiële kosten stijgen. De auteurs van het Witboek willen terug naar Keynes, door de overheidsuitgaven voor infrastructuurwerken op te voeren. Ze zijn daarin echter niet coherent want het Keynesiaanse beleid en hun neo-liberale beleidsvormen zijn tegenstrijdig. Het Witboek houdt vast aan datgene van Keynes wat verouderd is: materiële investeringen zijn niet langer dé oplossing voor groei en op dit moment remmen zij over het geheel genomen de werkgelegenheid juist af. Wij moeten dus naar nieuwe wegen zoeken om nieuwe activiteiten te creëren op het vlak van produktie en diensten. Er is behoefte aan nieuwe beheers- en financieringscriteria die het mogelijk maken de menselijke capaciteiten zonder uitsluiting tot ontwikkeling te brengen en de materiële, financiële en ecologische kosten terug te brengen. Ook moet er een kostendeling zijn voor de gezamenlijke ontwikkeling, sociale verantwoordelijkheid en solidariteit tussen degenen die op de eengemaakte markt actief zijn. Daarom moet het debat ruimer zijn dan de kring deskundigen en moet er een grootschalig debat op Europese schaal worden opgezet. Rauti (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, zoals andere collega's reeds hebben opgemerkt, is het Witboek goed als uitgangspunt. Ik voeg daar nog aan toe dat het als documentatiemateriaal uitstekend is. Echter bestaat het risico dat dit Witboek het bekende droomboek wordt als men er niet in slaagt om van de principiële uitspraken over te stappen naar de feiten. Met name over datgene wat in heel Europa de eerste draad is van het sociale weefsel, namelijk de werkloosheid. Overigens is het een probleem in de hele wereld. We hoeven alleen maar te denken aan de noodkreet enkele dagen geleden van de Internationale Arbeidsorganisatie. Volgens deze organisatie is het aantal werklozen in de wereld nu al opgelopen tot 100 miljoen. Maar om terug te keren naar de problemen in Europa: men moet zich toch ook goed realiseren dat in Europa de werkloosheid mede gecreëerd is door een ongebreidelde aanvoer van goederen en produkten uit landen waar arbeiders verschrikkelijk worden uitgebuit. Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, ik heb vandaag als enige afgevaardigde een vraag ingediend over de aanklacht van een federatie inzake de uitbuiting van arbeid die verricht wordt door minderjarigen en politieke gevangenen in China. Ik hoop dat het onderwerp nog eens aan de orde komt.
Flynn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij graag bij mijn collega, commissaris Christopherson, aansluiten en mijn instemming met deze verslagen betuigen. Zij benaderen het vraagstuk van de werkloosheid op een goed doordachte en evenwichtige wijze en besteden aandacht aan de enorme en zeer gecompliceerde uitdagingen waarvoor wij staan. Dit is een cruciaal punt in de ontwikkeling van ons beleid en ieder van ons zal het zijne doen om de in deze verslagen genoemde ideeën en waarden op te nemen bij het uitwerken van onze agenda. Morgen zal ik de informele vergadering van de Raad Sociale Zaken bijwonen om onze gezamenlijke aanpak van het unaniem gesteunde Witboek voor te bereiden en uit te zoeken welk operationeel kader op dit moment noodzakelijk is. Wij moeten de werkloosheidssituatie altijd bovenaan op de agenda plaatsen en dat zijn wij zeker voornemens te doen. Dat is ook de bedoeling van de topconferentie over werkgelegenheid die volgende week in Detroit gehouden zal worden en waaraan de zeven grootste rijke landen van de wereld zullen deelnemen en waarbij één vraag centraal zal staan: Wat gaan wij doen aan de werkgelegenheid? Wij moeten voor ogen houden dat er in de Unie op het ogenblik vijf miljoen jongeren zijn die niet over formele kwalificaties of diploma's beschikken en dat het werkloosheidspercentage onder jongeren nu meer dan 2 1 % bedraagt. Wij hebben bovendien een groot aantal werklozen, meer dan 17 miljoen, en de helft daarvan is langer dan een jaar werkloos. Verder zijn er nog zeer veel mensen die moeten en willen werken. Wij moeten ervoor instaan dat wij aan onze beginselen vasthouden, vooral aan het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, nu de veranderingen in zo'n snel tempo plaatsvinden en zoveel moeilijkheden veroorzaken. Wij mogen nooit vergeten dat het grootste deel van onze werklozen uit vrouwen bestaat en dat dit voor de Europese economieën een grote kostenpost is, die in 1993 alleen al meer dan 200 miljard ecu beliep. Dat is niet het juiste fundament voor een concurrerende economie en evenmin voor een beschaafde samenleving. Wij weten dat er geen gemakkelijke oplossingen te vinden zijn, maar een grootscheepse aanpassing aan een snel veranderende wereld zal absoluut noodzakelijk zijn. Naar mijn mening zijn die veranderingen van drieërlei aard. Er vindt een verschuiving plaats in het relatieve voordeel, en wel van de geïndustrialiseerde wereld naar met name de nieuwe industrielanden van Zuidoost-Azië. Het aandeel van de handel van de ontwikkelingslanden in de invoer van arbeidsintensieve produkten in de OESOlanden is van ongeveer 10% in 1965 toegenomen tot meer dan 20% op dit moment. Wij moeten dit echter in de juiste context blijven zien. Deze verschuiving verklaart de grote omvang van onze werkloosheid niet. De export van de ontwikkelingslanden vormt minder dan 3% van de totale consumptie van fabrieksprodukten en wij staan daarom in ieder geval voor de opgave om samen te werken, teneinde de koek flink wat groter te maken en niet alleen maar om de stukken te vechten. Door de invloed van de technologie raken de veranderingen in een stroomversnelling, daar veel bedrijven ongeschoolde arbeidskrachten afdanken, omdat de machines de mensen vervangen of omdat er goed geschoolde mensen nodig zijn om de machines te bedienen. Tenslotte hebben wij te maken met de maatschappelijke veranderingen en in het bijzonder met de wens en de behoefte van
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/83
Flvnn steeds meer vrouwen om aan het arbeidsproces deel te nemen. Dat betekent zonder meer een groot verlies aan arbeidsplaatsen, gemiddeld ongeveer 10% per jaar. Er bestaat een wanverhouding tussen de vaardigheden van degenen die uit bestaande banen ontslagen zijn en de vaardigheden die nodig zijn voor de nieuwe banen die geschapen worden. Het aantal werklozen neemt sterk toe. een groot deel daarvan blijft langdurig werkloos en een groot deel daarvan behoort tot de lager geschoolden. Over het algemeen ontstaan de nieuwe banen in de dienstensector en dat zijn veelal banen voor lager geschoolden, laagbetaalde banen of deeltijdbanen. Deze arbeidsplaatsen worden bovendien meestal door vrouwen ingenomen. Laten wij daarom duidelijk toewerken naar de verwezenlijking van onze doelstellingen op het gebied van de werkgelegenheid. Europa is niet de enige van de G7landen die met werkgelegenheids- en inkomensproblemen te kampen heeft. Onze problemen zijn zichtbaar: een groot aantal geregistreerde werklozen. De problemen van onze partners zijn minder goed te zien, maar even reëel: de Verenigde Staten kampen al twee decennia lang met een beperkte inkomensgroei, waardoor de armen thans in werkelijkheid slechter afzijn, terwijl de sociale bescherming op een laag niveau staat. Laten wij bovendien goed beseffen dat er sprake is van verborgen werkloosheid in de Japanse grootindustrie. Hiermee willen wij zeggen dat er een nieuwe conventionele wijsheid ontstaat. Dat zie ik bij voorbeeld weerspiegeld in de regering-Clinton en in de besprekingen in het kader van de OESO en daaruit blijkt dat onze problemen niet enkel en alleen te maken hebben met de noodzaak van groei of de noodzaak van grotere flexibiliteit, maar ook met de noodzaak van zeer zorgvuldige planning van de gecompliceerde veranderingen. Enkele van die veranderingen laten zich niet zo gemakkelijk inpassen binnen de korte termijn waarin regeringen nu eenmaal zitting hebben. Misschien passen zij ook niet zo erg goed bij de starre aard van de werkloosheid. Wij moeten trachten te doorbreken wat de Amerikanen de diabolische ruil tussen banen en lagere lonen en minder banen en hogere lonen noemen en wij moeten daartoe gebruik maken van alle ervaring die wij in EG- en OESO-verband hebben opgedaan. Dit zal ongetwijfeld een belangrijk aandachtspunt zijn bij de besprekingen in Detroit. Wat wij zeggen is dat wij van mening zijn dat Europa vooral de flexibiliteit van de arbeidsmarkt moet verbeteren, nieuwe mogelijkheden om verdiend inkomen en inkomenssteun te combineren serieus moet onderzoeken, de kosten voor de werkgevers van het in dienst nemen van de minder geschoolden moet beperken en zich zeer moet inspannen om jonge mensen op weg te helpen door hen te garanderen dat alle jongeren beneden de twintig volledig dagonderwijs zullen krijgen of een baan zullen hebben of een of andere opleiding zullen volgen in combinatie met werk. Ik wil tot besluit verwijzen naar het verslag-Pimenta. De Commissie aanvaardt de argumentatie van de heer Pimenta. Daaruit blijkt natuurlijk dat de ernstige milieuproblemen die wij allen kennen werkelijk bestaan en dat er krachtige maatregelen genomen moeten worden om die aan te pakken. De Commissie legt op dit moment de laatste hand aan een belangrijke economische evaluatie van het vijfde milieu-actieprogramma, waarin vele ideeën betreffende de kosten van ..non-environment" zullen worden opgenomen en zowel de voordelen als de
kosten verbonden aan een krachtiger milieubeleid zullen worden uiteengezet. De Voorzitter. - Ik dank commissaris Flynn voor zijn opmerkingen. Hij is erin geslaagd in korte tijd een groot aantal, voor ons zeer belangrijke vraagstukken aan te stippen. Donnelly (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat ik de kans krijg om na commissaris Flynn het woord te voeren, omdat hij enkele zeer belangrijke kwesties naar voren bracht, met name in verband met de kosten van de werkloosheid voor de Europese Unie. Hij noemde het bedrag van 200 miljard ecu in 1993 en dat is een enorm bedrag. Uit vergelijking met de uitgaven van de Gemeenschap voor de structuurfondsen en onderzoek en ontwikkeling blijkt de omvang van dit probleem en het heeft zeker zin te trachten het geld dat verspild wordt aan de financiering van de werkloosheid een andere bestemming te geven en te besteden aan investeringen in de Europese Unie. Ik zou de twee commissarissen ook willen zeggen - want ik weet dat zij volgende week de topconferentie over werkgelegenheid zullen bijwonen - dat de keus waarvoor Europa en de westerse wereld staan de keus is tussen het in twijfel getrokken dereguleringsbeleid dat wij in de jaren tachtig in het Verenigd Koninkrijk gezien hebben en een beleid dat de werkloosheid zal verminderen door het gebrek aan investeringen op lange termijn en aan vakkennis in Europa en het Westen weg te werken met behulp van gecoördineerde, groeibevorderende maatregelen. De Socialistische Fractie is van mening dat het in het Witboek uiteengezette plan een gecoördineerd plan voor investering in vakkennis en groei is. Wie van u gelooft dat de deregulering waartoe het Verenigd Koninkrijk in de tachtiger jaren overging een succes is geweest, moet maar eens kijken naar de cijfers voor dat land. De niet op olie gebaseerde groei in het Verenigd Koninkrijk ligt sinds het begin van de jaren tachtig rond de 1,5%, en dat is nauwelijks een recept voor succes te noemen. Het huidige inkomen per hoofd van de bevolking is in het Verenigd Koninkrijk lager dan in Hong Kong of Singapore. Dat is geen recept voor succes in Europa. Het Britse dereguleringsmodel kan in geen geval tot voorbeeld dienen voor de rest van Europa, want het werkt gewoon niet. Wat thans moet gebeuren is dat de in het Witboek vervatte aanbevelingen behoorlijk worden uitgevoerd. Ik voel mij zeer bemoedigd door betgeen de commissarissen vandaag hebben gezegd. De lidstaten moeten hun maatregelen met betrekking tot enkele zeer belangrijke kwesties coördineren: bij voorbeeld wat betreft de verlegging van de belastingdruk op werk naar andere gebieden, misschien op basis van de vervuiling in de Europese Unie. De lidstaten dienen hun acties te coördineren en zich oprecht in te zetten voor het scheppen van werkgelegenheid voor de jongeren in de Europese Unie. De commissaris zei dat het werkloosheidspercentage onder jongeren in de Europese Unie meer dan 20% bedraagt. Dat is een schandelijk cijfer voor een moderne, geïndustrialiseerde gemeenschap als Europa. Er moeten gecoördineerde maatregelen genomen worden om de jeugdwerkloosheid in de Gemeenschap te verlagen en dal betekent jongeren reële opleidingsmogelijkheden of werkgelegenheid bieden. Dat betekent ook dat de Raad van ministers van
Nr. 3-445/84
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Donnellv Economische Zaken en Financiën in de komende maanden niet stil kan zitten en de aanbevelingen in het Witboek saboteren. Wij verwachten gecoördineerde maatregelen. Wij zouden ook graag zien dat er gecoördineerde actie wordt ondernomen om de rentetarieven omlaag te brengen, die in de Europese Unie nog steeds te hoog zijn. Ik wil besluiten met een punt dat verband houdt met de topconferentie van volgende week over de werkgelegenheid. Als het enige resultaat daarvan een plechtige verklaring van de G7 - de rijkste landen ter wereld - is, een handenwringen en een vriendelijke toezegging dat getracht zal worden het probleem van de werkloosheid aan te pakken, dan zal dat niet alleen een grote teleurstelling voor de mensen van Europa zijn, maar ook laten zien hoe machteloos de Europese Unie is en de rijkste landen van de wereld zijn geworden. Er is meer nodig dan een plechtige verklaring. Tijdens de mini-zitting in Brussel medio maart zullen wij de Commissie flink onderhanden nemen, als zij met niets meer dan een plechtige verklaring van de G7-landen terugkomt. Deprez (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn betoog gaat over het verslag van mevrouw Buron. Ik wil haar danken voor de moeite die zij zich heeft getroost om de verschillende standpunten nader bijeen te brengen. Ik heb drie opmerkingen. Ten eerste ben ik volstrekt tegen de gedachtenlijn die wil doen geloven dat de sociale problemen waarmee onze maatschappijen nu geconfronteerd worden, het gevolg zouden zijn van de toepassing van de convergentiecriteria van het Verdrag van Maastricht. Het is niet zo dat het streven naar convergentie de twintig miljoen werklozen heeft gecreëerd die de Gemeenschap nu telt. Het is ook niet zo dat door het uitstel van de economische en monetaire unie wij sneller banen zullen creëren die duurzamer zijn. Ik wil er aan herinneren dat de factor werk praktisch het hele gewicht van de financiering van de sociale zekerheid draagt en dat het voor de handhaving van de sociale rechten onvermijdelijk is dat de financiering van de sociale zekerheid hervormd wordt. Ik vestig er de aandacht op dat het sociaal beleid inzake werkgelegenheid van nu af aan meer nadruk moet leggen op actieve dan op passieve maatregelen. Het is goed om een vergoeding te betalen voor werkloosheid, maar beter is het de werklozen om te scholen. Cramon Daiber (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de convergentieregels zetten de lidstaten ertoe aan hun systeem van sociale zekerheid af te bouwen om hun openbare schuld te kunnen terugdringen. Hetzelfde gebeurt in de verschillende programma's en dat is het gevaarlijke in een situatie met zo'n enorm hoge werkloosheid: tenzij in het sociaal beleid andere indicatoren gekozen worden, leiden de convergentieregels tot een massieve inkrimping van de sociale prestaties. Terzelfdertijd klinken de bewoordingen van het Witboek over de werkgelegenheid als wondermooie lyriek, maar niemand weet of ze effect zullen hebben. Volgens onze berekeningen zal een groot deel van de maatregelen door het rationaliseringseffect helemaal geen werkgelegenheid creëren. Natuurlijk is in deze context een flexibilisering van de arbeid noodzakelijk. Dit kan echter alleen op een sociaalvriendelijke manier gebeuren door eindelijk de
minimumnormen voor de bescherming van de werknemers op Europees niveau vast te leggen. Hier moet ik helaas zeggen dat het Witboek geen Witboek is, maar een Groenboek en als Groenboek vinden wij het helemaal niet groen. Het bevat namelijk geen wetgevend programma. Zolang we daarom heen draaien en bijvoorbeeld alleen maar weer met een klein fonds aankomen, zoals mevrouw Buron voorstelt, zullen we qua sociale vooruitgang helemaal niets bereiken. Om af te sluiten wil ik mijn vraag aan commissaris Christophersen die ik vorige keer al heb gesteld, nog eens herhalen. Mijnheer Christophersen, richt de Commissie nu een derde werkgroep op voor een milieuvriendelijke ontwikkeling of niet? Barrera i Costa (ARC). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, men spreekt over samenhang, sociale dimensie, over solidariteit en het scheppen van werkgelegenheid. Dat is prachtig, maar wat men ons eigenlijk voorstelt is altijd maar weer economie als een doel op zichzelf, terwijl men de aarde en de mensen vergeet. Zolang het beleid van de Gemeenschap gedomineerd wordt door ultra-liberalen; zolang men de markt en de vrijhandel als heilig blijft beschouwen; zolang men nalaat onze industrie en onze landbouw een minimale bescherming te geven en onze munt te beschermen door een minimale controle op het kapitaal, dan zal de totale groei misschien toenemen maar de werkloosheid zal aanhouden. De kloof tussen arm en rijk binnen de Gemeenschap zal nog groter worden en de duale maatschappij waarin wij nu al leven, zal geconsolideerd worden. Het is tijd om ons te beheersen, maar dergelijke woorden zijn uit de mode. Het feit dat ik die woorden nog eens uitspreek, al is het nog zo kort, zal men waarschijnlijk interpreteren als een bewijs van onwetendheid en van slechte smaak. Paisley (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bestrijding van de werkloosheidsplaag moet bovenaan de agenda van de commissaris staan. De werkloosheid in de Europese Unie bedraagt thans 11%. In Noord-Ierland is dit cijfer 14%. De problemen van de trage economische groei, het gebrek aan concurrentievermogen en de toenemende werkloosheid worden in regio's als Noord-Ierland nog verergerd door hun perifere ligging en de achteruitgang van traditionele industrieën. Het is van essentieel belang dat het beleid van de Commissie er op gericht is een zo groot mogelijke economische en sociale samenhang te waarborgen, zodat de gebieden van doelstelling 1, zoals de provincie Ulster, kunnen profiteren van elke opleving van de Europese economie. De Commissie moet enkele van haar eigen verordeningen betreffende het mededingingsbeleid onder de loep nemen, omdat zij het behoud en het scheppen van werkgelegenheid in gebieden als Noord-Ierland verhinderen, bij voorbeeld in de scheepsbouw en vooral in de textielindustrie, waar op het ogenblik honderden banen verloren dreigen te gaan ten gevolge van bepaalde verordeningen van de Commissie. Cabezón Alonso (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, de algemene intrede van het pensioen en de toegang tot gezondheidszorg of onderwijs maken wezenlijk deel uit van datgene wat men de welvaartsstaat is gaan noemen. Wij zijn erin geslaagd deze waarden op te nemen in de cultuur van onze samenlevingen, die hierdoor juist worden gekenmerkt.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/85
Cabezón Alonso Wij hebben bijgedragen tot de totstandkoming van een interne overeenkomst waardoor een zekere maatschappelijke vrede en politieke stabiliteit mogelijk werden. Nadat we hebben geconstateerd dat het conservatieve beleid van de jaren tachtig de economische situatie niet heeft verbeterd, maar wel tot sterkere ongelijkheid in de maatschappij heeft geleid, in deze tijd vol twijfels en onzekerheden, waarin wordt beweerd dat de hele openbare sector in een kritieke fase verkeert, wordt nu door ons socialisten benadrukt dat de toekomst van de welvaartsstaat aan de orde moet worden gesteld, omdat wij juist willen dat zijn voortbestaan en stabiliteit worden veiliggesteld. Door de huidige economische crisis zijn wij gedwongen om hierover na te denken, erover te beraadslagen en tot besluiten ter zake te komen, om te voorkomen dat degenen die pleiten voor het opheffen van de sociale verworvenheden, zullen zegevieren. We dienen ons ervoor in te zetten het pessimisme te bestrijden dat is ontstaan als gevolg van de huidige economiscbe crisis. Er zijn meerdere manieren om verbetering te brengen in de huidige, ernstige situatie van de werkgelegenheid. Het is zaak dat we een gezonde, open economie krijgen, dat er meer wordt geïnvesteerd in onderzoek, dat er vorderingen worden gemaakt met de economische en monetaire unie, dat de sociale partners vanuit een onafhankelijke positie en met verantwoording concrete voorstellen naar voren brengen, en dat de Europese Unie met een duidelijke en ambitieuze actie komt, in de vorm van investeringen op middellange en lange termijn, ter bevordering van de interne vraag. De wezenlijke vraag is hoe wij het hoofd moeten bieden aan datgene wat in het Witboek structurele werkloosheid wordt genoemd, de werkloosheid die verband houdt met de vooruitgang van de technologie. Deze wordt niet opgelost door economische groei, en zij is te wijten aan structurele gebreken van de arbeidsmarkt, soms aan buitensporig hoge kosten, aan een gebrek aan investeringen in sommige sectoren, en aan een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Wij zullen alleen het hoofd weten te bieden aan deze huidige, zo ernstige crisis, door middel van een globale strategie, waarin aan de hand van het beginsel van duurzame ontwikkeling een verband wordt gelegd tussen economische groei, het concurrentievermogen van onze ondernemingen, en de schepping van werkgelegenheid. Pisoni F. (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verhogen van het concurrentievermogen van onze produkten en diensten en de herverdeling van het beschikbare werk lijken nu ook in de ingediende verslagen en het huidige debat de belangrijkste richtlijnen te zijn, waarop wij ons moeten concentreren om de werkloosheid te bestrijden en de groei te stimuleren. De eerste richtlijn vereist investeringen in geavanceerde technologieën in de nieuwe sectoren, maar vooral investeringen in professionele vorming en herscholing. Alleen een hoge professionele vorming maakt een optimaal gebruik mogelijk van de meest geavanceerde technologieën en het verwezenlijken van toegevoegde waarde in produkten inzake kwaliteit en artistieke waarde. De tweede richtlijn vraagt een grote inspanning van de sociale krachten en een bevestiging van het sectorieel en het regionaal solidariteitsbewustzijn. Of we nu werkloos zijn of niet; wij leven allemaal van de voortgebrachte
rijkdommen: het is voor iedereen voordelig om een zo groot mogelijk aantal mensen te laten concurreren in het produktieproces. Daarmee wordt een grotere gelijkheid gecreëerd en worden de sociale spanningen verlicht, omdat werken de belangrijkste factor is van zelfverwezenlijking en persoonlijke voldoening. Landa Mendibe (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen de verschillende situaties binnen de Europese Gemeenschap niet allemaal over een kam scheren. In het Witboek wordt met recht gewaarschuwd voor het vooruitzicht van 11 % werkloosheid in de Gemeenschap, maar in mijn land bedraagt de werkloosheid het dubbele, en zij treft bovenal vrouwen en jongeren. Daarom dienen de maatregelen voor de Gemeenschap te worden genuanceerd. De economische en sociale cohesie moet worden verwezenlijkt door middel van een daadwerkelijk globaal beleid en niet via de structuurfondsen, zodat tegemoet kan worden gekomen aan de enorme verschillen die binnen onze landen bestaan. Net zoals andere vooruitstrevende maatregelen die in het Witboek worden voorgesteld, zoals het begrip duurzame ontwikkeling, botst deze aanpak echter met de belangen en krachten die thans in de Gemeenschap de overhand hebben. De Commissie dient een antwoord te vinden op de vraag hoe dit beleid kan worden afgestemd op de bestaande belangen en structuren. Tot slot wil ik opmerken dat het ons verbaast dat er geen voorstellen worden gedaan om de arbeidsverdeling te bevorderen, als maatregel om de werkloosheid te bestrijden. Want als we het niet bij woorden alleen willen laten en werkelijk iets willen bereiken, dan is het absoluut noodzakelijk dat er maatregelen worden genomen met het oog op de arbeidsverdeling, de dialoog tussen de sociale partners, de uitbreiding van het sociaal en cultureel beleid, en de democratisering van het economisch beleid. Diez de Rivera Icaza (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, het lijdt geen twijfel dat artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, net zoals het indrukwekkende hoofdstuk 10 van het Witboek, het kader scheppen voor een nieuw model voor duurzame ontwikkeling, waarin de kosten van het gebruik van het natuurlijk kapitaal moeten worden opgenomen in de economische parameters. Er is niet alleen sprake van verspilling van de natuurlijke hulpbronnen, maar een feit is ook dat deze niet worden opgenomen in de totale kosten. Zoals de rapporteur de heer Pimenta al heeft aangegeven, is de uiteindelijke marktprijs niet reëel, omdat geen rekening wordt gehouden met de aantasting van het milieu, of met het gegeven dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, omdat deze kosten niet worden meegerekend. Dit is bovendien in tegenspraak is met het alom aanvaarde beginsel van duurzame ontwikkeling. De Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten is voorstander van een efficiënt gebruik van de hulpbronnen. Met het oog hierop is het een vereiste dat het milieu wordt beschermd en de milieukosten worden meegerekend. In overeenstemming met de commissie milieubeheer is onze fractie van mening dat alle externe kosten die voor de samenleving ontstaan als gevolg van het hele produktieproces, moeten worden beoordeeld en meegeteld, en dat er nieuwe, schone technologieën moeten worden ingevoerd. Dat is noodzakelijk als we willen voldoen aan de vereisten die zijn geformuleerd in het
Nr. 3-445/86
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Diez de Rivera Icaza Verdrag betreffende de Unie, in het Witboek en in het vijfde actieprogramma, en zodoende een einde willen maken aan de tegenstrijdigheid tussen economische groei en de kwaliteit van ons beslaan. Dit Parlement, en in het bijzonder de commissie milieubeheer, pleit al sinds jaren voor de opname van de milieukosten. Eens te meer, mijnheer de Voorzitter, verzoekt onze fractie de Commissie om een studie te verrichten waarin alle extra kosten en milieuschade worden beoordeeld die zijn ontstaan door de gebrekkige invoering van artikel 130 R 2, dat wil zeggen de integratie van de milieufactor in alle beleidsgebieden. In het derde, vierde en vijfde actieprogramma ter zake heeft het Parlement dit telkens weer bepleit, een pleidooi dat, -het mag gezegd-tot op heden nog geen enkel resultaat heeft opgeleverd. Wij vertrouwen erop dat de resolutie die de heer Pimenta heeft ingediend, zoveel effect sorteert dat economie en milieu nu voor eens en voor altijd samen kunnen opgaan, zoals ook commissaris Flynn heeft opgemerkt. Sisó Cruellas (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, aangezien mij slechts weinig tijd ter beschikking staat, zal ik maar één aspect van het Witboek onder de loep nemen, dat, zoals mijnheer de commissaris heeft gezegd, van grote betekenis is. Ik bedoel de transeuropese netwerken voor de infrastructuur. De aanleg van deze infrastructuren zou niet alleen leiden tot een verbetering en verhoging van ons concurrentievermogen, levenspeil en handelsactiviteiten, maar ook tot het ontstaan van vele arbeidsplaatsen, waaronder vele in aanverwante branches, zowel door het gebruik van die infrastructuur als door de groei van de economische activiteiten die deze netwerken met zich meebrengen. In het geval van de vervoersinfrastructuren zullen echter ernstige financieringsproblemen rijzen, omdat het wel zeer moeilijk haalbaar zal zijn om via particuliere investeringen de 130.000 miljoen ecu bijeen te brengen die volgens het Witboek vereist zijn voor de aanleg van deze netten. Indien deze investeringen niet worden gehaald, zullen de doelstellingen van het Witboek, -werkgelegenheid, groei en concurrentievermogen-, evenmin worden vervuld, hetgeen, gezien de huidige omstandigheden, onherstelbare schade zou kunnen aanrichten aan de toekomstige ontwikkeling van de Unie. Daarom zou ik de Commissie willen aanraden om te onderzoeken en vast te stellen op welke wijze de particuliere investeringen kunnen worden gestimuleerd, aangezien de communautaire investeringen in de projecten ontoereikend is. Randzio-Plath (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het Witboek is een meevaller. Het legt op analytische wijze de vinger op de Europese wond van werkloosheid en geringe groei. Het Witboek biedt echter ook een strategie voor het makro-economisch werkgelegenheidsbeleid. Mijns inziens is het een goed begin om uit de huidige crisis te geraken - een crisis die niet alleen gevolgen heeft voor de werkende en werkloze mensen, maar ook voor het politieke systeem en de toekomst van onze democratie. Het is daarom ook zo belangrijk dat Europa eindelijk een gemeenschappelijke strategie uitdoktert. In dit verband stel ik mij de vraag in hoeverre de regeringen bereid zijn samen te werken. Het debat over het Witboek stemt ons niet zeer hoopvol. Wij moeten oplossingen voorstellen en middelen vinden om de crisis
te overwinnen. Tenslotte zijn de oorzaken ook hier te zoeken. In tegenstelling lot mijn collega's ben ik namelijk van mening dat 93% van de behoeften van de Gemeenschap nog steeds door onze eigen produktie en handel gedekt worden. Dit wil zeggen dat een gemeenschappelijk Europees beleid ons ook uit de huidige crisiskan helpen, hoe belangrijk het internationaal concurrentievermogen ook is. Dit is een heel belangrijk punt waar we werk van moeten maken. Ons probleem is het tekort aan privé-investeringen. In de laatste drie jaar alleen al zijn deze met 10% gedaald. Nochtans is er in de privé-sector een kapitaaloverschot van 6% van het BNP. Dit komt overeen met 8 tot 9 miljoen arbeidsplaatsen. Het zou een unieke kans zijn, indien dit kapitaal geïnvesteerd zou kunnen worden. Gerekend tot het jaar 2000 zou dit ons toelaten het aantal werklozen te halveren. De rentetarieven verklaren deze situatie. Ook de monetaire speculaties van de laatste jaren hebben rampzalige gevolgen voor onze economie. We hebben niet alleen nieuwe maatregelen nodig om de munten te stabiliseren, er is ook behoefte aan vertrouwen en een duidelijke oriëntatie voor Europa. Het Witboek biedt hiervoor een uitgangspunt dat we verder moeten ontwikkelen met beleidsacties die op nationaal, regionaal en Europees niveau in overleg worden beslist en waarbij de sociale partners, de privé-sector en de wetenschappers worden betrokken. Dit geldt niet alleen voor de gebieden onderzoek en ontwikkeling waar we heel wat achterstand in te halen hebben. Het is in de eerste plaats belangrijk te investeren in mensen. We moeten het geld laten werken, zodat we het hoogdringende opleidingsoffensief kunnen financieren. Op die manier kunnen wij vele nieuwe arbeidsplaatsen scheppen. Deregulering biedt geen oplossing, evenmin als het laten varen van ons Europees welvaartmodel. We willen geen marktplaats, maar het behoud van het model dat Europa als vestigingsplaats aantrekkelijk maakt. Schiedermeier (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het door de lidstaten en het Witboek beoogde doel om zoveel werkgelegenheid te creëren dat de werkloosheid volledig verdwijnt en iedereen werk heeft, is nog lang niet in zicht. Meer dan 17 miljoen werklozen lijden hieronder. De weg die de VS en Japan gekozen hebben en die geen enkele zekerheid biedt op het vlak van nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen en sociale verworvenheden, is voor Europa niet aangewezen. Degelijk gekwalificeerde en opgeleide werknemers daarentegen vormen een belangrijke voorwaarde voor meer werkgelegenheid in de toekomst. Speciale programma's ter bevordering van de werkgelegenheid kunnen de arbeidsmarkt slechts kort en tijdelijk ontlasten. Het is veel belangrijker dat we meer geld uittrekken voor onderzoek en ontwikkeling, waarbij een snelle concretisering noodzakelijk is voor het succes van onze produkten op de wereldmarkt. De randgebieden van de Europese Unie die aan de landen in Centraal- en Oost-Europa grenzen, moeten in het kader van onze bevorderingsprogramma's nog meer steun krijgen om de nadelige gevolgen van de buurlanden met hun lage loonkosten te compenseren. PHARE en INTEREG II moeten de landen in Centraal- en Oost-Europa daarbij op een zinvolle manier helpen. Caudron (PSE). - (FR) Waarde collega's, men staat mij nog eens toe een noodkreet te uiten tegen de werkloos-
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/87
Caudron heid in Europa: het is werkelijk een kankergezwel geworden in een vergevorderd stadium. Ik heb maar heel even nodig om op te merken dat alles in het werk gesteld moet worden om die tendens om te buigen, op straffe des doods, desnoods door de grote evenwichten, het liberalisme en de vrijhandel, omver te werpen. Het Witboek bestaat dankzij Jacques Delors. Voor de toepassing ervan zijn concrete projecten nodig. Er moet een grote Europese lening worden uitgeschreven om het project te financieren en in de eerste plaats om de psychologische shock te creëren die absoluut noodzakelijk is. De strijd tegen de werkloosheid veronderstelt inderdaad een nieuwe en andere groei. Dat is een absolute voorwaarde, hoewel deze alléén niet voldoende is. Ook de sociale werkgelegenheid waaraan onze volken behoefte hebben, moet worden gecreëerd. Tenslotte moet de werktijd worden verkort, teneinde het werk beter te kunnen verdelen. Alleen op die manier zullen onze volken over enige maanden weer in Europa kunnen geloven. Fourçans (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet van plan om een gedetailleerde inventaris van de maatregelen op te maken. Ik wil alleen de aandacht vestigen op drie grote soorten acties. De eerste soort komt neer op een verlaging van de kosten en lasten op het werk en het kapitaal. Ik leg de nadruk op de laatste factor, omdat men het kapitaal al te vaak vergeet. Dientengevolge moeten álle en niet alleen bepaalde verplichte heffingen omlaaggebracht worden omdat anders het probleem immers alleen maar verplaatst wordt en niet opgelost. De tweede soort maatregelen bestaat in het vergroten van de flexibiliteit op de arbeidsmarkt, voornamelijk met het doel om part-timewerk te bevorderen. Dit impliceert een herziening van de sociale regels en van een zeker aantal verplichtingen die voor de berekening van de lasten of andere zaken gelden, zonder de utopie na te jagen, mijnheer Caudron, van een gecentraliseerde arbeidstijdverkorting. De derde soort maatregelen, die volgens ons het belangrijkste is. heeft betrekking op het aspect opleiding. De inspanningen moeten absoluut worden verdubbeld en niet alleen met de mond. Wij spreken wel veel over het onderwerp opleiding, maar ik heb de indruk dat we er niet veel aan doen. Opleiding bestaat niet alleen in het leren van een vak, maar ook in het bevorderen van datgene wat men het menselijk kapitaal noemt, dat essentieel is voor de groei, de werkgelegenheid en een hoge levensstandaard. Guidolin (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het Witboek beschouwt het concurrentievermogen en de werkgelegenheid terecht als een niet te scheiden binomium. Een groter concurrentievermogen betekent meer werkgelegenheid en een kleiner concurrentievermogen minder werkgelegenheid. Dit is een zeer belangrijke keuze, een grote concurrentieslag tussen het Europese systeem en het grote Amerikaanse en Aziatische systeem. Hier moeten de ongeveer 15 miljoen kleine en middelgrote bedrijven een belangrijke rol gaan spelen, omdat zij de ideale dimensie hebben, zowel om de werkgelegenheid te doen toenemen, als om de beroepsbekwaamheid
te bevorderen. Maar het midden- en kleinbedrijf moet adequaat geïnformeerd worden. De sector moet worden bevrijd van al die bureaucratische boeien die het aan handen en voeten binden en die de produktiekosten met 3% verhogen; de arbeidskosten van part-timepcrsoneel moet omlaag door de fiscale druk te verminderen, zoals in Japan gebeurt; zo mogelijk moet men de nuttige investeringen niet belasten. Tenslotte is de sociale en economische rol van het midden- en kleinbedrijf dringend aan een opwaardering toe. Men moet inzien dat het midden- en kleinbedrijf in alle onderhandelingen tussen de sociale partners op Europees niveau een autonome rol speelt. Reding (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarom bouwen wij aan Europa? Om de vrede te waarborgen, inderdaad, maar ook ter wille van het welzijn van de burgers; om te zorgen voor een adequaat werkgelegenheidsniveau en een goede sociale bescherming. En daar wringt de schoen. De economische aspecten blijken vooruit te lopen op de sociale aspecten en de burgers hebben de indruk dat men ze links laat liggen. Dit kan en mag niet. Wij willen niet dat het sociaal tekort de economische en monetaire unie in gevaar brengt omdat die unie voor de absoluut noodzakelijke en reële convergentie van de economieën moet zorgen. Daarom dringt de Commissie sociale zaken aan op de noodzaak van een doelmatig sociaal beleid, op alle niveaus en in alle landen. Wij zijn vóór economische convergentie maar alleen dan wanneer deze gelijke tred houdt met de sociale convergentie. De toekomst en de geloofwaardigheid van Europa staan op het spel. Thyssen (PPE). - Voorzitter, het Witboek geeft hoop. Ten eerste omdat het er is en ten tweede en vooral omdat het stelt dat de werkloosheid aangepakt kan worden. Dat laatste wordt helaas te weinig aan de mensen gezegd. Ook ik kan hier onmogelijk alle suggesties van het Witboek overlopen en zal mij beperken tot één punt: het appel dat gedaan wordt aan de KMO, het appel dat wel op tien verschillende plaatsen terugkomt en terecht, want bij de KMO is potentieel. Alleen vrees ik dat de suggesties gericht zijn op die segmenten van het bedrijfsleven die een specifiek beleid nodig hebben. Als alle bedrijven onder de 500 werknemers KMO genoemd worden en bovendien behandeld worden als een homogene groep heb ik vragen bij de effectiviteit van dit KMO-beleid. Wij hebben een andere KMO-definitie nodig. Wij moeten ons gaan richten op doelgroepen die op zinvolle manier afgebakend zijn. Dat is tegelijk mijn verzoek en mijn kritiek aan de Commissie. Pierrôs (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten het zo snel mogelijk overeen andere boeg gooien wat onze produktie- en arbejdsmodellen betreft. Dit is in feite de boodschap van het Witboek. Enkele zeer belangrijke elementen van de voorgestelde therapie zijn: verbetering van de concurrentiekracht, technologische innovatie, verbetering van de produktiviteit en bevordering van de investeringen ten koste van de consumptie. Wij moeten echter eerst en vooral goed beseffen dat wij niet de kop in het zand kunnen blijven steken voor de meedogenloze internationale concurrentiestrijd. Anders worden wij een schijnoase met een schijnwelvaart die omringd is door concurrenten met steeds groter wordende economische, commerciële en politieke invloed.
Nr. 3-445/88
Handelingen van het Europees Parlement
Seligman (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag-von Wogau constateert zeer duidelijk dat onderzoek van essentieel belang is voor groei en werkgelegenheid. Onderzoek zal leiden tot verbetering van ons concurrentievermogen en toename van nieuwe produkten die wij aan de rest van de wereld kunnen verkopen. Vandaag onderzoek betekent morgen banen. Toch voeren wij dat beleid niet. De Europese Unie blijft ver achter bij de Verenigde Staten en Japan, die een percentage van het BBP aan onderzoek besteden dat anderhalf keer zo hoog is als het percentage dat wij daarvoor bestemmen. De kloof wordt steeds groter. De Raad zegt dat wij een periode van recessie doormaken en dat er daarom geen geld meer is voor onderzoek. Maar onderzoek is de toekomst. Dit is een kip-of-ei-kwestie. Wij zullen in de toekomst niet in staat zijn meer geld te verdienen om aan onderzoek uit te geven, als wij nu niet genoeg aan onderzoek besteden. Er moeten nieuwe belastingstimulansen ingevoerd worden voor onderzoek in de industrie. Geavanceerde technologie doet geen banen verloren gaan, maar breidt de markten uit. Die richting moet Europa nu inslaan. Spencer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement, en trouwens ook deze Unie, spreekt met twee monden over de werkloosheid. Als wij ons verstand laten spreken, dan weten wij wat moeten doen om meer werkgelegenheid te scheppen. Wij moeten tot deregulering overgaan en de arbeidsmarkt flexibeler maken. Wij moeten de verleiding weerstaan om de positie van degenen die werk hebben te vergulden, vooral omdat het daardoor duurder wordt mensen in dienst te hebben en de mensen zonder werk daardoor nog meer buitengesloten worden. Als wij ons hart laten spreken, dan willen wij voelen wat de heer Douglas Hurd „de warme gloed" van bemoeiing met iedere sociale kwestie noemt. Wij bewijzen de werklozen geen dienst, als wij vasthouden aan een beleid dat gericht is op herverdeling van een rijkdom die wij niet meer bezitten en ons laten leiden door een retoriek die wij ons niet meer kunnen veroorloven. Het Witboek stelt ons in de gelegenheid onze plicht te doen en de moeilijke besluiten te nemen. Ik zal stemmen voor de belangen op lange termijn van degenen die geen werk hebben, zelfs als dat betekent dat wij nu moeilijke besluiten moeten nemen. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 17.00 uur plaats. 3. Uitbreiding van de Europese
Gemeenschap
De Voorzitter. - Aan de orde zijn de mededelingen van de Raad en de Commissie over de afsluiting van de onderhandelingen over de uitbreiding van de Europese Unie. Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mijnheer de Voorzitter, waarde afgevaardigden, het verheugt mij dat ik de gelegenheid heb de voltallige vergadering van het Europees Parlement toe te spreken en u op de hoogte te stellen van de aanzienlijke vooruitgang bij de onderhandelingen over de uitbreiding van de Europese Unie. Ik spreek hier over het technische gedeelte van de met drie landen succesvol afgesloten onderhandelingen.
9. 3. 94
Ik zal straks tevens kort ingaan op het gedeelte van de onderhandelingen dat door ons gebrek aan onderlinge overeenstemming over de institutionele aspecten van de uitbreidingsprocedure en over de visserijproblematiek met Noorwegen nog niet kon worden afgerond. Ik wil hierbij echter vermelden dat wat Noorwegen betreft, gisteren bij de andere hoofdstukken wel belangrijke vorderingen konden worden gemaakt. Het Grieks voorzitterschap hecht grote politieke betekenis aan de institutionele vraagstukken. Een ongunstige ontwikkeling op dit gebied zou wel eens stempel kunnen drukken op Europa's politieke perspectieven. Ons doel was de onderhandelingen binnen de gestelde termijnen af te ronden. Dat was geen gemakkelijke opgave. Toen Griekenland het voorzitterschap op zich nam, waren de onderhandelingen wat de inhoudelijke vraagstukken betreft ongeveer voor de helft klaar. Over veel hoofdstukken moest nog met de kandidaatlanden worden onderhandeld en dat waren de meest netelige hoofdstukken. Ik noem u het regionaal beleid, de landbouw, de begroting en het transitverkeer door Oostenrijk. De uitbreidingsonderhandelingen vormden een van de prioriteiten van het Grieks voorzitterschap. Nu de Europese opbouw moeilijkheden ondervindt ten gevolge van de ernstige economische crisis wilden en willen wij de publieke opinie in niet alleen de Unie, maar ook de kandidaatlanden een duidelijk boodschap geven en hen duidelijk maken dat zij het toekomstig Europa met optimisme en vertrouwen tegemoet kunnen zien. Wij zijn ervan overtuigd dat deze, van historisch belang zijnde uitbreiding de Europese Unie nieuw dynamisme zal verlenen en de rol zal verstevigen van de Unie als een gebied waar stabiliteit, vrede en welvaart heerst. Daar zullen al onze burgers baat bij hebben. Deze uitbreiding is echter slechts het eerste stadium van een veel ruimere uitbreidingsprocedure die er toe moet leiden dat geleidelijk ook andere Europese landen kunnen worden opgenomen die beantwoorden aan de economische en politieke voorwaarden voor lidmaatschap van de Unie. Ik noem hier met name Malta en Cyprus, die hopelijk snel aan de economische voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie zullen voldoen en de landen van Midden- en Oost-Europa. Dan wil ik nu kort ingaan op de specifieke vraagstukken die tijdens de laatste vergaderingen van de Raad met de kandidaatlanden aan de orde waren en u zeggen welke resultaten daarbij werden behaald. Tijdens de marathonvergadering van 25 februari tot 1 maart is er een algemeen compromis bereikt over de vraagstukken inzake landbouw, regionaal beleid en begroting. Dit zijn kritieke en met elkander samenhangende vraagstukken. Gisteren kon hierover ook een compromis met Noorwegen worden bereikt. Het is bekend dat de Unie zich van meet af aan heeft uitgesproken voor de absolute eerbiediging van de fundamentele beginselen van de communautaire verworvenheden. Daarom hebben wij aangedrongen op onmiddellijke aanpassing van de landbouwprijzen in de kandidaatlanden aan die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit is noodzakelijk om de beginselen van de gemeenschappelijke binnenmarkt te kunnen waarborgen. De landbouw in de noordelijke landen verkeert echter in heel bijzondere omstandigheden en derhalve hebben wij een reeks maatregelen getroffen. Deze zijn verenigbaar met
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/89
Papoulias de communautaire verworvenheden en hebben tot doel de aanpassing van de kandidaatlanden aan het gemeenschappelijke landbouwbeleid soepel te doen verlopen. Er is een akkoord bereikt over de toekenning van overheidssteun op lange termijn en over de voor communautaire steun in aanmerking komende benadeelde gebieden. Deze maatregelen waren noodzakelijk om de landbouw in de Scandinavische landen in staat te stellen het hoofd boven water te houden. Wat het regionaal beleid betreft, is overeenstemming bereikt over een nieuwe doelstelling 6. Daar zullen de regio's van onze nieuwe partners onder komen te vallen. Tot slot werden de bovengenoemde maatregelen aangevuld met een begrotingsregeling volgens welke de kandidaatlanden tijdens de eerste jaren van hun lidmaatschap extra middelen zullen ontvangen. Het doel van deze regeling is te voorkomen dat de nieuwe lidstaten een budgettaire schok ondergaan door hun toetreding tot de Unie en door het feit dat vanaf de eerste dag van hun lidmaatschap de fundamentele beginselen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast. Dit betekent geen inbreuk op het principe dat deze landen over het geheel genomen netto bijdragers tot de communautaire begroting zullen zijn. Zoals ik reeds zei, houden de vraagstukken op het gebied van de landbouw, het regionaal beleid en de begroting met elkaar verband. Daar waren de marathononderhandelingen dan ook op toegespitst. Dit waren echter geenszins de enige vraagstukken waarover werd onderhandeld. Er is tevens gesproken over bijvoorbeeld de fytosanitaire en veterinaire regelingen, het probleem van de vakantiehuizen, de cabotage in het zeevervoer, het speciaal protocol betreffende de koolwaterstoffen voor Noorwegen, de visserij en het transitverkeer door Oostenrijk. Ook daar heeft men geprobeerd een voor alle partijen aanvaardbaar compromis te bewerkstelligen. Ons antwoord op de bovengenoemde vraagstukken werd ingegeven door de wens om enerzijds via in de tijd beperkte overgangsregelingen de toepassing van de communautaire verworvenheden door de kandidaatlanden te garanderen en anderzijds rekening te houden met de specifieke behoeften van de kandidaatlanden. Deze vraagstukken zijn immers van invloed op hun publieke opinie en daar zal de beslissing van hun burgers tijdens de komende referenda van afhankelijk zijn. Wat bijvoorbeeld de fytosanitaire en veterinaire vraagstukken betreft, hebben wij geprobeerd een manier te vinden om enerzijds de communautaire verworvenheden te waarborgen en anderzijds de kandidaatlanden via objectieve wetenschappelijke controle de mogelijkheid te bieden in bepaalde gevallen hun hoog beschermingsniveau in deze sectoren te handhaven. Het vraagstuk van de vakantiehuizen is zeer belangrijk voor met name Oostenrijk, maar ook voor de andere kandidaatlanden. Wij hebben de kandidaatlanden erop gewezen dat de communautaire verworvenheden ruime mogelijkheden bieden tot het treffen van administratieve en technische maatregelen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de ecologische en stedebouwkundig behoeften en gevoeligheden. Hen werd dan ook vijfjaar tijd geboden om zich aan te passen aan de desbetreffende communautaire wetgeving. Met deze verklaring is geen
sprake van discriminatie van de burgers van de huidige lidstaten. U zult wel begrijpen dat voor Oostenrijk en voor de publieke opinie aldaar de toetreding tot de Unie afhankelijk is van een tevredenstellende regeling voor het transitverkeer. Wij hebben drie overgangsperioden afgesproken tijdens welke de Unie de communautaire wetgeving zal moeten herzien en zal moeten zorgen voor vermindering van de door het transitverkeer veroorzaakte luchtvervuiling in Oostenrijk. Tot slot wil ik ingaan op het belangrijkste vraagstuk van onze ontmoeting. Dit betreft de vooruitzichten en de ontwikkeling van de Europese Unie in het licht van de institutionele aspecten en de ontwikkelingen van gisteren in de Raad. De werkzaamheden ter voorbereiding van de nieuwe intergouvernementele conferentie van 1996 voor de herziening van het Verdrag van Maastricht vormen een geschikte gelegenheid om na te denken over de toekomstige ontwikkeling van de Gemeenschap. Het voorzitterschap is van mening dat deze procedure tijdig van start moet gaan, opdat ook antwoord kan worden gegeven aan diegenen die van mening zijn dat de uitbreiding van de Unie en de daarmee op gang gebrachte ontwikkelingen een ongunstige invloed zullen uitoefenen op de institutionele perspectieven voor een consequente en dynamische ontwikkeling in de richting van een federatie. Wij hebben voorgesteld een ad-hoc-comité in te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie en waarnemers van de nieuwe lidstaten, wier status van waarnemer natuurlijk zal duren tot de datum van volledige toetreding. Dit comité zal tot taak hebben de herziening van het Verdrag van de Unie voor te bereiden. In dit comité moeten persoonlijke afgevaardigden van de premiers zitting nemen. Zij moeten het noodzakelijke politieke prestige en de noodzakelijke ervaring bezitten om zich te kunnen kwijten van de belangrijke taken die de voorbereiding van de intergouvernementele conferentie van 1996 met zich meebrengt. Het voorzitterschap heeft bijzondere waardering voor de steun die het Europees Parlement geeft aan de instelling van dit ad-hoc-comité. Natuurlijk zal daarbij en bij de vaststelling van de referentievoorwaarden een nauwe samenwerking plaatsvinden met onze partners. Verder zal ons inziens tijdens de werkzaamheden van dit comité een nauwe band moeten bestaan met het Europees Parlement. Het is onvoorstelbaar dat de herziening van het Verdrag zou kunnen worden voorbereid zonder het Europees Parlement. Ook de andere instellingen van de Unie, zoals het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, zullen een bijdrage moeten leveren tot de werkzaamheden van het ad-hoc-comité. Ik zei zojuist al dat dit comité tot taak heeft de herziening van het Verdrag voor te bereiden. Vijf punten in verband met het Verdrag komen voor herziening in aanmerking: de institutionele structuur van het Verdrag, het toepassingsgebied van de medebeslissing, de regelingen inzake het gemeenschappelijk buitenlands beleid, de regelingen inzake de gemeenschappelijke defensie en een indeling van de bepalingen. De praktijk zal ons misschien dwingen verder te gaan en ook andere aspecten bij de horens te vatten. Wij doen nu reeds belangrijke ervaring op met de toepassing van het Verdrag van Maastricht en wij moeten bij de herziening munt slaan uit deze ervaring.
Nr. 3-445/90
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Papoulias Ik ben van plan nog voor het officiële verzoek om goedkeuring van de toetreding door het Europees Parlement de Raad voor te stellen een besluit te nemen over het principe van de instelling van een ad-hoc-comité. Ik wil u met name erop wijzen dat het voorzitterschap en de Raad de herhaaldelijk naar voren gebrachte standpunten en meningen van het Europees Parlement inzake de institutionele aspecten van de uitbreiding niet negeren. In de conclusies van de Europese Raad van Brussel werd een verklaring opgenomen waarin de lidstaten en de kandidaatlanden hun instemming betuigen met de bespreking tijdens de intergouvernementele conferentie van 1996 van onder meer de wetgevende rol van het Europees Parlement, het aantal leden van de Europese Commissie, de weging van de stemmen van de lidstaten in de Raad en natuurlijk ook de noodzakelijke maatregelen ter verbetering van de werkzaamheden van de instellingen. Men mag verder niet de politieke noodzaak uit het oog verliezen dat de uitbreiding met de vier landen binnen de gestelde termijnen plaatsvindt. Wij hopen dan ook dat het Parlement zijn gunstig advies nog tijdens deze legislatuur kan uitbrengen. De ervaring die het Parlement in zijn huidige samenstelling met dit vraagstuk heeft, zal de zaak zeker vergemakkelijken. Het voorzitterschap verzoekt u dan ook een nauwkeurig onderzoek te wijden aan het verslag dat wij u zo meteen zullen voorleggen. Hierin zijn de resultaten vervat van het technische gedeelte van de onderhandelingen. Wat de drie landen betreft konden 27 van de 29 hoofdstukken en wat Noorwegen betreft 25 van de 29 hoofdstukken worden afgesloten. U zult tijdens uw werkzaamheden van de volgende maand de volledige tekst van de toetredingsverdragen van de kandidaatlanden ter beschikking hebben. Dan zult u uw werkzaamheden met betrekking tot de goedkeuring van deze akten nog binnen de gestelde termijnen en nog voor het einde van deze legislatuur van het Parlement kunnen voltooien. Ik verzeker u dat het secretariaat, de Commissie en de juridische diensten van de Gemeenschap dag en nacht werken om u de volledige teksten zo spoedig mogelijk te kunnen doen toekomen. Het Grieks voorzitterschap zal tegelijkertijd in de Raad alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de Unie zo snel mogelijk een besluit kan nemen over het kritieke politieke probleem van de institutionele aanpassingen, vooral wat de gekwalificeerde meerderheid betreft en over het vraagstuk van de visvangst van bepaalde lidstaten waar met Noorwegen een akkoord over moet worden bereikt. Wij hopen tijdens de buitengewone Raad van komende dinsdag in staat te zijn in samenwerking met onze partners en dankzij hun goede wil oplossingen te geven voor deze vraagstukken. Wij zijn werkelijk teleurgesteld dat de Raad gisteren niet in staat was deze knopen door te hakken en in afwachting van een definitieve oplossing in het kader van de intergouvernementele conferentie van 1996 een voorlopige, mechanische oplossing voor te stellen voor het aantal stemmen van de gekwalificeerde meerderheid uitgaande van 71 % van het totaal aantal stemmen van de Raad. Dit percentage werd bij de verschillende uitbreidingen van meet af aan in de Gemeenschap toegepast. Ik verzeker u dat de Unie spoedig in staat zal zijn een consequent voorstel te doen aan de kandidaatlanden en aldus de toetredingsonderhandelingen van deze landen
nog in de komende dagen af te ronden. Daarvoor zijn echter absoluut gecoördineerde inspanningen nodig. Wij moeten daar allen aan meewerken. Iedereen moet zicb rekenschap geven van zijn verantwoordelijkheden en wel beseffen welke doelstellingen de Unie in deze fase moet bereiken en wat de perspectieven zijn voor de intergouvernementele conferentie van 1996 en de tijd daarna. Toen wij begonnen aan de onderhandelingen over de uitbreiding waren de verwachtingen hoog gespannen en moesten ambitieuze doelstellingen worden bereikt. Velen waren ervan overtuigd dat de Raad en met name het Grieks voorzitterschap niet in staat zou zijn in de twee maanden tijd tot de uiterlijke datum van I maart de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. Ik kan u mededelen dat onze werkzaamheden zo goed als afgesloten zijn en daar zijn wij trots op. Natuurlijk moeten wij en alle lidstaten nu de noodzakelijke politieke wil betuigen om een oplossing te bewerkstelligen voor het institutionele vraagstuk. Ik hoef hier niet te vermelden dat volgens ons - en onze mening komt wat dit betreft volledig overeen met de waarheid - dezelfde politieke wil aan de dag gelegd moet worden door die landen die niet zonder meer hun instemming kunnen betuigen met de gemeenschappelijke standpunten van de Unie inzake de visserijvraagstukken met Noorwegen. Er is ons inziens geen andere uitweg. Wij moeten wat de institutionele vraagstukken betreft tot de intergouvernementele conferentie van 1996 blijven roeien met de riemen die wij hebben en zo spoedig mogelijk het visserijvraagstuk de wereld uithelpen. Als niet iedereen het daarmee eens kan zijn. zullen wij schipbreuk lijden en de onderhandelingen niet voor de gestelde datum kunnen afronden. Dan zullen wij ook de toekomst van de Unie in gevaar brengen. Wij zijn van mening dat de weg die de Gemeenschap voor haar toekomst heeft uitgestippeld en de rol die voor onze nieuwe Unie is weggelegd slechts een kant kunnen uitgaan: wij moeten ijveren vooreen vreedzaam, welvarend en eengemaakt Europa. De ontwikkeling van het huidige Europa van de Twaalf en het toekomstige Europa van de Zestien is bij alle onrust in de wereld ondenkbaar zonder het bestaan van een soepele Europese Unie. ¡Applaus) 4. Verwelkoming De Voorzitter. - Ik wilde het Parlement mededelen dat een delegatie van het Bulgaars parlement op de eretribune heeft plaatsgenomen. Wij verheugen ons op de aanwezigheid in Straatsburg van onze Bulgaarse collega's. (Applaus) Zij zijn hier naar toe gekomen om met ons te spreken over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en het Bulgaars parlementen over de mogelijkheid tot instelling van een gemengde interparlementaire delegatie zoals deze is voorzien in de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Bulgarije. Vanmiddag zullen de Bulgaarse collega's een ontmoeting hebben met de collega's van de delegatie voor de betrekkingen met Albanië. Bulgarije en Roemenië waar de heer Langer voorzitter van is. Wij hopen van ganser harte dat de besprekingen tussen de twee delegaties vruchten zullen afwerpen en een belangrijke bijdrage zullen zijn tot de verbetering van
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/91
Voorzitter de samenwerking en de uitdieping van de betrekkingen tussen Bulgarije en de Europese Unie. Namens de collega's van het Europees Parlement wil ik u, collega's uit Bulgarije, van harte welkom heten in Straatsburg. (Applaus) Dan zou ik nu de heer van den Broek willen vragen het standpunt van de Commissie te geven over het vraagstuk waarover wij zojuist de mededeling van de fungerend voorzitter van de Raad hebben gehoord. 5. Uitbreiding van de Europese (voortzetting)
Gemeenschap
Van den Broek, lid van de Commissie. - Voorzitter, mag ik mij na het zeer informatieve betoog van de voorzitter van de Raad beperken tot de volgende opmerkingen. In de allereerste plaats wil ik met hem onderstrepen dat het punt waarop wij zijn aangeland in de uitbreidingsonderhandelingen ook door de Commissie wordt gezien als de daadwerkelijke eindfase, en dat wij sterk het gevoel hebben in het zicht van de haven te zijn en ook niet van plan zijn om in het zicht van de haven te stranden. De ferme uitspraak van het voorzitterschap gisteravond, dat volgende week dinsdag opnieuw een Raad Algemene Zaken bijeen zal komen, was duidelijk ingegeven niet alleen door de wens maar ook door grote vastbeslotenheid om de onderhandelingen met Noorwegen ook tot een goed einde te brengen. Het zou onbegrijpelijk zijn, niet alleen voor Raad en Commissie, maar met name ook voor de kandidaat-lidstaten en hun publieke opinie - om over de andere publieke opinies in Europa maar niet te spreken - als na een jaar van zeer intensieve en zeer constructieve onderhandelingen op het allerlaatste moment zou blijken dat geen overeenstemming bereikt is kunnen worden in deze toetredingsonderhandelingen. Dan heb ik het niet zozeer over de nog resterende geschilpunten in de onderhandelingen met Noorwegen die, zoals de voorzitter van de Raad duidelijk heeft gezegd, zich toespitsen op het visserijbeleid, de toegang tot de Noorse wateren, maar meer over wat wellicht de huidige lidstaten van de Twaalf onderling nog verdeeld houdt op het institutionele vlak. Naar het oordeel van de Commissie raken wij daarmee wel aan het hart van het toekomstig functioneren van een uitgebreide Gemeenschap. Een onderwerp dat zoals wij weten zeer sterk de belangstelling heeft van dit Huis, die overigens ook meermalen vertaald is in een reeks niet mis te verstane resoluties. Ik wil in ieder geval vanaf deze plaats verklaren dat de Commissie er de grootst mogelijke waarde aan hecht dat datgene wat de Commissie meent te zijn afgesproken ten aanzien van de besluitvormingsprocedures, en ik doel dan met name op de vaststelling van de blokkerende minderheid, dat dat meerderheidsstandpunt van de Twaalf ook daadwerkelijk in een besluit wordt omgezet. De Commissie kan zich niet voorstellen dat de Raad, maar met name ook het Parlement, bereid zou zijn genoegen te nemen met een uitkomst die enerzijds uitbreiding van de Gemeenschap zou inhouden, maar anderzijds ernstige risico's zou meebrengen voor haar toekomstig efficiënt functioneren. (Applaus)
Terugkijkend op het afgelopen jaar, en wij komen daar natuurlijk met elkaar nog uitvoerig over te spreken op grond van de rapportage die ook door het voorzitterschap is toegezegd en die vooreen belangrijk deel in feite ook is voltooid, wil ik er toch met tevredenheid op wijzen, nog eens terugkomend op de resoluties van uw Huis, dat de grote lijnen die daarin zijn getrokken op zo belangrijke onderdelen als het gemeenschappelijk landbouwbeleid, als het regionaal beleid en de eisen die daaraan zijn gesteld, in hoge mate zo niet geheel zijn terug te vinden in de onderhandelingsresultaten die met alle vier de kandidaten zijn bereikt. Want op het ingewikkelde hoofdstuk van de landbouw en de regionale problematiek is met alle vier de kandidaten daadwerkelijk overeenstemming bereikt. Maar ik zou daar nog wat verder op in willen gaan. Dit Parlement heeft telkenmale opnieuw benadrukt dat, hoezeer men ook om tal van redenen, en goed gemotiveerde redenen, voorstander kan zijn van uitbreiding van de Gemeenschap, dat niet tot iedere prijs mag worden doorgezet en dat met andere woorden het acquis van de Gemeenschap als zodanig niet mag worden aangetast. Dat dat in kan houden dat tijdens bepaalde overgangstermijnen uitzonderingen worden toegestaan om de aanpassing en inpassing van de kandidaat-landen in het gehele Gemeenschapsgebeuren mogelijk te maken, spreekt van zelf. Dat vindt u in de onderhandelingsresultaten ook terug. Bij al haar voorstellen aan de Raad, en op landbouwgebied waren dat er meer dan 400, heeft met name de Commissie erop toegezien dat het acquis als zodanig werd gerespecteerd en dat de uitbreiding niet automatisch zal leiden tot verwatering; dat de fundamenten van onze Europese Unie overeind zouden blijven en hechter zouden worden verankerd en op dat punt ook recht zou worden gedaan aan zowel de besluiten van Lissabon als aan al datgene wat wij in het Verdrag van Maastricht met elkaar zijn overeengekomen. Niettegenstaande de disputen die nu nog op tafel liggen, meen ik toch nu al de conclusie te kunnen trekken dat wij op dat punt in ieder geval aan onze voornemens recht hebben gedaan en ook aan de wensen en de uitdrukkelijke adviezen en aanbevelingen van het Parlement tegemoet zijn gekomen. Vandaar ook dat het van zo buitengewoon groot belang is om op het institutionele vlak nu ten slotte ook de rechte koers te blijven volgen. Overigens weten wij dat 1996 het tijdstip zal zijn waarop de grotere, verderreikende institutionele hervormingen onder de loep worden genomen. Dat is eigenlijk ook het tijdstip waarop wij ons voorbereiden op mogelijke verdere uitbreiding van de Gemeenschap. Cyprus en Malta zijn door het voorzitterschap genoemd, en zeker in aanwezigheid van de delegatie uit Oost-Europa, Bulgarije, willen wij zeggen dat wij op termijn in ieder geval ook uitzien naar de integratie in de Europese Unie van de landen van Centraal- en OostEuropa. Daarvoor hebben wij een sterke, efficiënte, goedgeorganiseerde Europese Unie nodig en daar zal ook in 1996 verreikende besluitvorming voor mogelijk zijn. Maar daarop vooruitlopend kunnen wij ons niet permitteren - ik herhaal het opnieuw - om bij deze uitbreiding met vier leden de besluitvorming te laten op het niveau waarop zij is, want in feite doen wij dat, als wij een proportionele verhoging van de drempel voor de blokkerende minderheid voorstaan. Dat is het weinig ambitieuze voorstel dat er in feite op tafel ligt. Maar kunnen wij toch niet verder gaan dan dat, en accepteren dat bij wijze van spreken de drempel voor besluitvorming en daarmee
Nr. 3-445/92
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Van den Broek
de drempel voor de blokkerende minderheid in feite gelijk zou blijven als bij twaalf lidstaten? Dat zou, denken wij, een verantwoorde zaak zijn. Ik wil het bij deze inleidende opmerkingen laten in het vertrouwen en de verwachting dat wij binnen de kortst mogelijke tijd het debat met het Europees Parlement kunnen voortzetten. De stukken zijn nu door de voorzitter van de Raad aangekondigd. Wat hij terecht heeft genoemd als één van de zaken die in ieder geval onze zeer intensieve aandacht zal vereisen in de komende weken, is niet alleen de rapportage die u nu is toegezegd, maar met name wat daar de komende weken of de komende maand op moet volgen, te weten de vertaling in juridische teksten en de vertaling van het onderhandelingsresultaat en van het ontwerp-uitbreidingsverdrag in de negen talen van de Gemeenschap. Ik zeg nogmaals, Voorzitter, wij zijn natuurlijk enigszins teleurgesteld dat wij gisteren niet de laatste hand aan een en ander hebben kunnen leggen, maar ik vertrouw erop dat dat binnen een week alsnog het geval zal zijn en dat wij ons dan zo snel mogelijk gereed kunnen maken om het Parlement in staat te stellen ook zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen. Barón Crespo (PES), voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, op de eerste plaats zou ik willen wijzen op iets dat zo vanzelfsprekend is dat het nooit wordt gezegd: dat wij verantwoording verschuldigd zijn aan 340 miljoen burgers in twaalf landen, aan de vooravond van de verkiezingen, en dat wij dat aan hen verplicht zijn. Dan twee concrete vragen. De eerste wil ik stellen aan mijnheer de voorzitter van de Raad, die in zijn betoog -naar ik meen om redenen van gezond politiek verstandeen verband heeft gelegd tussen de uitbreidingsonderhandelingen en de constitutionele hervorming van 96. Ik moet zeggen dat het Parlement dit verband al sinds geruime tijd legt. In paragraaf 4 van zijn resolutie van november 1993 heeft het Parlement een reeks voorwaarden gesteld, en aangeboden daarover een dialoog aan te gaan. Nu stelt het voorzitterschap van de Raad ons voor -ik weet niet of het een definitief aanbod is- om in 96 de dialoog aan te gaan. Waarom maken we nu geen begin met het oplossen van de problemen die we nu hebben? Ik wil de voorzitter van de Raad erop wijzen dat paragraaf 4 van artikel 89 van het Reglement van het Parlement stelt dat het Parlement op ieder moment van de onderhandelingen, -ik citeer-: „op grond van een verslag van de bevoegde commissie aanbevelingen kan goedkeuren, en erom kan verzoeken dat deze in acht worden genomen voordat een toetredingsverdrag wordt gesloten". Waarom vangen wij de dialoog niet nu al aan, in plaats van te wachten tot sint juttemis, dat wil zeggen 1996? Dan nog een concrete vraag aan de Commissie, mijnheer de Voorzitter. Hoeveel tijd meent de Commissie nodig te hebben om het verslag op te stellen dat bij de tekst van de Verdragen moet worden gevoegd, ten einde het aan het Parlement te doen toekomen? Titley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik namens de Socialistische Fractie het Griekse voorzitterschap complimenteren met het feit dat het ons zo ver gebracht heeft. Ik heb de onderhandelingen van vorige week bijgewoond en ben mij ervan bewust dat de vorderingen voor een groot deel te danken zijn aan de
vasthoudendheid van de heer Pángalos en wij maken hem daarvoor een compliment. Dan ga ik nu over tot mijn vragen. Zou de fungerend voorzitter mij in de eerste plaats kunnen zeggen of hij heel goed beseft dat een blokkerende minderheid van 23 absoluut onaanvaardbaar is voor het Europees Parlement? Kan hij ook bevestigen dat de regering die dat voornamelijk bepleit de regering van het Verenigd Koninkrijk is - de regering die het meest beweert dat zij vóór uitbreiding is? En is hij zich er derhalve van bewust dat dit weereen voorbeeld is van de hypocrisie van Britse regering, die het een zegt maar het ander doet? Kan hij mij ook zeggen of hij van mening is dat het gepast zou zijn onszelf een bedenktijd te gunnen om ons te bezinnen överhet lidmaatschap van Noorwegen, maar ondertussen gewoon door te gaan met de vaste procedure voor de drie andere kandidaat-landen en dan misschien op een later tijdstip weer op Noorwegen terug te komen? Is hij het ook met mij eens dat wij, als wij geen overeenstemming kunnen bereiken over de toetreding van deze vier aspirant-lidstaten tot de Europese Unie, geen schijn van kans hebben om het ooit eens te worden over de toetreding van Cyprus, Polen, Hongarije, Malta enzovoorts? Tenslotte, de Finse premier zei aan het eind van de onderhandelingen dat er 'geen overeenkomst, maar een basis vooreen overeenkomst' was. Weet de commissaris wat de Finse premier daarmee bedoelde? Herman (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, kan de Raad ons ten eerste zeggen hoe groot het totaalbedrag is van de budgettaire concessies die in de loop van de onderhandelingen die reeds zijn afgesloten of nog moeten worden afgesloten, zijn toegekend? Ten tweede; is de Raad van mening dat het overeenstemt met de waardigheid van het Parlement om zijn eensluidend advies te moeten geven op zo'n belachelijke termijn, vóór 15 mei? Ten derde; welk gevolg denkt de Raad te geven, behalve de belofte dat hij een comité zal oprichten, aan de verzoeken van het Parlement inzake de institutionele wijzigingen die nodig zijn voor het behoud van de beslissingsbevoegdheid van de Unie? Het spreekt voor zich dat wij niet akkoord kunnen gaan indien de blokkerende minderheid van 23 niet op 27 wordt gebracht; ten tweede, als artikel N niet wordt gewijzigd, en ten derde, als het aantal gevallen waarin unanimiteit is vereist, niet verlaagd wordt. De Clercq (LDR), voorzitter van de Commissie externe economische betrekkingen. - Drie vragen, mijnheer de Voorzitter. Is de Raad bereid het artikel N van het Verdrag van Maastricht betreffende de herziening van de verdragen te wijzigen met het oog op een meer democratische deelname, onder meer van het Europees Parlement, in de aangekondigde intergouvernementele conferentie en haar voorbereiding? Is de Raad bereid de nodige wijzigingen aan te brengen aan het aantal nodige stemmen om de gekwalificeerde meerderheid te bereiken? Er moet in ieder geval vermeden worden dat de uitbreiding van de Unie de degradatie van haar beslissingsbevoegdheid meebrengt. Daarom moeten de eisen van GrootBrittannië en Spanje, ertoe strekkende de huidige blokkeringsminderheid te behouden, resoluut verworpen worden zoniet zie ik hier niet een meerderheid in het Parlement. Welke duidelijke aanwijzingen hebben Oostenrijk, Finland en Zweden gegeven aangaande hun inzichten met betrekking tot de toekomstige ontwikke-
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/93
De Clercq ling van het gemeenschappelijk buitenlands en veilig heidsbeleid en een eventueel lidmaatschap van de Westeuropese Unie? Boissiere (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn ons als leden van het Europees Parlement ten volle bewust van de verantwoordelijkheid die het eensluidend advies inzake de toetreding van de kandidaat-landen ons geeft. Maar, vertegenwoordiger van de Raad, bent ύ zich ook bewust van de zware verantwoordelijkheid die u op zich neemt, door de uitbreiding van de Gemeenschap te vertragen omdat u nalaat een adequaat antwoord te geven op de vragen die het Parlement al zo vaak gesteld heeft inzake de minimale, maar desalniettemin noodzakelijke institutionele hervormingen die aan deze uitbreiding gekoppeld zijn? Zoals de wijziging van artikel N. bij voorbeeld. Hoelang bent u nog van plan voorbij te gaan aan onze eisen, waardoor u het Europees Parlement mogelijk verhindert om over te gaan tot handelen? Tenslotte een vraag aan de Commissie. Welke maatrege len ter ondersteuning van de landbouwers is de Commis sie voornemens te nemen teneinde te vermijden dat nog meer landbouwbedrijven verdwijnen ten gevolge van de aanpassingen van de landbouwprijzen waartoe in het kader van de onderhandelingen is besloten? De la Malène (RDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie is altijd vóór toetreding van de landen geweest die nu kandidaat zijn en dat zal ook zo blijven, ongeacht de wisselvalligheden van de onderhandelingen, die eigenlijk minder belangrijk zijn. Waarom? Omdat wij er gewoon van overtuigd zijn dat deze uitbreiding, die naar wij hopen snel gevolgd zal worden door uitbreiding met de landen van Oost-Europa, voor Europa het belangrijkste middel is om zijn echte geografische dimensie, zijn werkelijke historische betekenis en daarmee zijn volledige politieke en menselijke betekenis terug te vinden, en God weet dat Europa dat nodig heeft. President Havel heeft hier gisteren met zeer veel verve gesproken over de Europese identiteit en over het gevoel van een gemeenschappelijke toekomst dat de inwoners van Europa delen, alle inwoners. Hij heeft gelijk. Elke grens binnen Europa is willekeurig, net zoals elke gefractioneerde solidariteit willekeurig is. En dat is een slechte basis om op te bouwen. Wij zijn vóór uitbreiding, omdat wij niet willen dat men het heeft over het Europa van de rijken en het Europa van de armen; over Oost-Europa en West-Europa; over het kleine en het grote Europa. Wij willen dat iedereen gewoon spreekt over Europa; over het Europa van de Europeanen, van álle Europeanen. Miranda da Silva (CG). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, wij staan voor een zeer ingewikkeld proces waarbij we niet met ja of nee kunnen volstaan. De voorwaarden waarop deze uitbreiding zich zal voltrekken, moeten geanalyseerd worden. Er zijn verschillende kwesties die door ons in een diepgaand debat geanalyseerd moeten worden en wij hopen dat er tijd is om zulks tijdens een volgende zitting te doen. Op dit moment zijn er twee of drie kwesties die ik zou willen aanstippen. Ten eerste: er zijn moeilijkheden in het proces, met name met betrekking tot Noorwegen. Het probleem dat ik de Raad voorleg is het volgende: hoe kijkt de Raad tegen de kwestie aan van een uitbreiding tot slechts twee of drie landen, waarbij de vierde kandidaat uitgesloten wordt? Ik denk dat deze zaak vergeleken moet worden en ik zou daar uitsluitsel over willen
hebben. Maar met name over de institutionele kwestie, welke uiteraard een kwestie is die ons allen aangaat, resten mij nog twijfels nadat ik de Raad en de Commissie aanhoord heb. Is er wel of geen vooruitzicht op een compromis op institutioneel vlak? Of beginnen er zich thans tendenzen afte tekenen op institutioneel vlak, met name met betrekking tot de wijziging van de huidige institutionele procedures? Cheysson (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste vraag die ik had is reeds gesteld. Hoe denkt de Raad garanties te geven over de op institutioneel vlak onmiddellijk te nemen beslissingen, de blokkerende minderheid dus, en over de beslissingen die daarna genomen moeten worden? Door naar u te luisteren, voorzitter van de Raad, rijst er echter een andere vraag. Realiseert u zich dat bepaalde woorden van u opmerkelijk, zo niet onaanvaardbaar zijn. in elk geval in de vertaling die ik gehoord heb? U zegt dat de werkzaamheden zijn afgerond, terwijl u zelf toegeeft dat een gedeelte van de onderwerpen nog niet aan bod is gekomen. U zegt dat het onbegrijpelijk zou zijn een beslissing te nemen zonder het akkoord van het Parlement, terwijl u de raadpleging van het Parlement op hetzelfde niveau plaatst als de raadpleging van het comité van de regio's. Voorzitter van de Raad, dat is totaal onaanvaardbaar. Het Parlement heeft een recht, dat recht is hem toegekend. Het negeren van dat recht draagt bepaald niet bij tot het verbeteren van het leven van de Gemeenschap. Met welk recht beweert u bovendien dat wij ons eensluidend advies op zo'n termijn moeten geven? U heeft dat recht niet. Realiseert u zich waarom deze woorden onaanvaardbaar zijn? (Applaus) Galland (LDR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, gelooft u niet dat als de gekwalificeerde meerderheid niet op 27 stemmen gebracht wordt, en als dus het verzoek van Italië, Spanje en Groot-Brittannië - wat een vreemde coalitie - niet wordt verworpen, het dan verstandig zou zijn om de toetredingsverdragen niet aan dit Parlement voor te leggen, aangezien van te voren vaststaat dat de vereiste gekwalificeerde meerderheid er niet zal zijn? Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag luidt als volgt: gelooft u niet, samen met de Europese Commissie, dat het inzake de beginselverklaring over de toetreding van de landen van MiddenEuropa tot de Europese Unie, verstandig zou zijn om de zaken niet te mooi af te spiegelen? En gezien de problemen die de toetreding oplevert voor de landen die zich nu willen aansluiten, om heel duidelijk aan te tonen duidelijker dan u nu doet - dat in het belang van deze landen en voor de geloofwaardigheid van de Unie, de termijnen lang moeten zijn? Bourlanges (PPE), voorzitter van de Commissie begrotingscontrole. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Raad, realiseert de Raad zich eigenlijk wel dat het Parlement van de Raad niet verwacht dat hij een opsomming geeft van de punten die hervormd moeten worden, maar veeleer welke hervormingen de Raad wil toekennen? Is de Raad er zich van bewust dat de ad hoe-groep die hij voorstelt gewoon een variant is van de intergouverne-
Nr. 3-445/94
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Bourlangcs
Is de Raad er zich van bewust dat handhaving van de blokkerende minderheid op 23 leden, het tegengestelde is van wat het Parlement wil en dus als uitdaging gezien zal worden.
Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Baron Crespo willen antwoorden dat wij rekening houden met de standpunten van het Europees Parlement. Daarom stellen wij voor het ad-hoc-comité nu op te richten. Dan kunnen de besprekingen over de institutionele vraagstukken onmiddellijk beginnen. De desbetreffende werkzaamheden moeten worden verricht in samenwerking met het Parlement.
Is de Raad er zich van bewust dat het ontbreken van institutionele hervormingen onvermijdelijk zal leiden tot een impasse in de intergouvernementele conferentie en tot het blokkeren van de uitbreiding? Als artikel N niet wordt gewijzigd, zal er in 1996 geen intergouvernementele conferentie zijn. Bent u zich daar van bewust?
Mijn antwoord aan de heer Titley luidt dat de meeste landen inderdaad van mening zijn dat de blokkerende minderheid bij 27 stemmen moet liggen. De twee landen die het daar niet mee eens zijn, zijn Groot-Brittannië en Spanje. Wij hopen echter dat komende dinsdag het probleem zal zijn opgelost.
Robles Piquer (PPE). - (ES) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de vraag die ik u zou willen stellen komt voort uit de verontrusting van iemand die een fractie van Spaanse afgevaardigden vertegenwoordigt, de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij, wier stemmen onontbeerlijk kunnen zijn voor de eventuele goedkeuring van de uitbreiding door dit Parlement. De vraag is deze: waarin verschilt het Britse standpunt van het Spaanse ten aanzien van het punt van de blokkerende minderheid? Want het wordt zo voorgesteld alsof beide standpunten volkomen gelijk zijn, en naar mijn mening is dat niet het geval.
De heer Herman zou ik willen zeggen dat de kredieten moeten worden gezien in verband met de ontvangsten. De toetredende landen zullen hoe dan ook netto-bijdragers zijn. Alleen voor de eerste vier jaar zijn regelingen getroffen met terugbetalingen. Deze terugbetalingen zullen echter niet meer dan 4 miljard ecu bedragen. De ontvangsten tijdens de eerste vier jaar zijn een veelvoud daarvan.
melitele conferentie, die in niets beantwoordt aan de coherentiedoelstellingen en aan de ideeën waaraan het Parlement denkt wanneer het een raad van wijzen voorstelt?
Ik wil hieraan alleen nog toevoegen dat mijn afvaardiging, ofschoon zij een politieke partij vertegenwoordigt die niet in de Spaanse regering zit maar een oppositiepartij is. het Spaanse verzoek om de drempel van 23 stemmen te handhaven niettemin uiterst redelijk acht, mits deze drempel overeenkomt met een bevolking van ten minste 100 miljoen zielen, -een volkomen democratische redenering-. Het lijkt ons namelijk onmogelijk om beslissingen te nemen die indruisen tegen de wil van 28% van de bevolking van de huidige Europese Unie. Jepsen (PPE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, waarom zijn de onderhandelingen met Noorwegen niet geslaagd? Het kan toch niet uitsluitend het geschil over de toegang tot de visgronden zijn dat deze historisch zo belangrijke overeenkomst in de weg staat? Hopelijk is Noorwegen niet het slachtoffer geworden van de strijd om de blokkeringsminderheid. Ik beschouw een blokkeringsminderheid van 27 stemmen als een absoluut minimum maar ik wil de voorzitter van de Raad graag vragen of die twee zaken met elkaar in verband staan of dat het probleem van Noorwegen kan worden opgelost zonder te worden gekoppeld aan een algemeen probleem voor alle landen, zowel de kandidaatlanden als de EU-lidstaten. Metten (PSE). - Voorzitter, twee vragen. Is de Raad niet van mening dat de huidige situatie uiterst pijnlijk is voor de Raad omdat blijkt dat hij zijn huiswerk over de institutionele consequenties van de uitbreiding niet gedaan heeft? Tweede vraag: het Europees Parlement heeft sinds 7 april 1992 herhaaldelijk aangekondigd dat het zijn toestemming voor uitbreiding afhankelijk zal maken van een aantal institutionele wijzigingen. Wij hebben ook gevraagd om overleg met de Raad over onze wensen. Gedraagt de Raad zich niet onverantwoord door nog steeds geen onderhandelingen met het EP te zijn aangegaan? Wanneer denkt de Raad deze onderhandelingen te beginnen?
De heer Boissiere zou ik willen antwoorden dat wij met het Parlement samenwerken. Wij hebben het Parlement regelmatig geïnformeerd over de gang van zaken bij de onderhandelingen. Van de Commissie hoort u details. De heer de la Malène kan ik verzekeren dat ik het roerend eens ben met zijn opmerkingen. Mijnheer Miranda da Silva, wij zijn niet van plan om iemand achter te laten. Noorwegen - en dat land bedoelt u waarschijnlijk - heeft zijn onderhandelingen met ons bijna afgesloten. Wij gaan samen door en ik denk dat binnenkort resultaten zullen zijn bereikt. De heer Cheysson zou ik willen antwoorden dat er nog maar heel weinig hoofdstukken niet zijn afgesloten. Ik heb ze reeds genoemd. Allereerst het politieke institutionele vraagstuk. Dat moeten wij gezamenlijk oplossen. Wat de visserij betreft geloof ik niet dat het meningsverschil over enkele tonnen vis de afronding van de onderhandelingen in de weg kan staan. In antwoord op de heer Galland kan ik mededelen dat wij het verslag vandaag aan de voorzitter van het Parlement zullen voorleggen. Hopelijk zijn wij in staat u de volgende week het volledige verslag te doen toekomen. Dan halen wij de termijnen nog. Mijnheer Bourlanges. wij proberen samen met het Parlement een oplossing te vinden voor het vraagstuk in verband met de voorbereiding van het comité van wijzen. Wat de 23 stemmen betreft ben ik het roerend met u eens. Wij moeten dat doen wat volgens u en mij strookt met onze opvattingen over de veranderingen in de stemverhoudingen. De heer Robles Piquer zou ik willen zeggen dat GrootBrittannië het aantal stemmen van de blokkerende minderheid bij 23 wil houden. Spanje wil iets tussen 23 en 27. Ik laat het oordeel over deze cijfers aan uzelf over. Dinsdag zal het vraagstuk opnieuw aan de orde worden gesteld. Mevrouw Jepsen zou ik willen antwoorden dat wat Noorwegen betreft de schoen wringt op het gebied van de
9. 3. 94
Nr. 3-445/95
Handelingen van het Europees Parlement
Papoulias visserij. Wat het algemene institutionele kader betreft, kan er geen discriminatie zijn van Noorwegen.
handen van de Raad en wellicht al overhandigd aan uw voorzitter.
De heer Metten stelde een vraag over de institutionele problematiek. Daar heb ik reeds over gesproken. Het standpunt van het voorzitterschap is duidelijk en strookt mijns inziens met dat van het Parlement. Ik hoop dat wij ook de genoemde twee landen kunnen aanzetten tot een akkoord.
Wat Noorwegen betreft, kan het verslag natuurlijk nog niet afgerond zijn, maar als volgende week dinsdag de Algemene Raad de onderhandelingen met Noorwegen afrondt, kunt u een dag daarna het verslag tegemoet zien. Dat zou dan volgende weck woensdag zijn.
Mijnheer Bertens zou ik willen antwoorden dat wij contact hebben met het Parlement. Wij zullen nauw met hem samenwerken wat de institutionele vraagstukken, de visserij en de andere hangende vraagstukken betreft. Ik hoop dat wij de volgende keer onze werkzaamheden zullen hebben afgesloten en u officieel mededeling kunnen doen van de uitbreiding met de vier landen. De Clercq (LDR). - Voorzitter, ik heb vastgesteld dat de achtbare voorzitter het niet nodig gevonden heeft op mijn vragen te antwoorden. Misschien waren ze niet belangrijk, maar ik dacht dat ze in de lijn lagen van de andere. Specifiek heb ik een vraag gesteld nopens de neutraliteitspolitiek van Oostenrijk. Finland en Zweden. En of er klare aanwijzingen waren bij de Ministerraad welke de houding van die drie landen zou zijn ten opzichte van het toekomstig gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en van een eventueel lidmaatschap van de Westeuropese Unie. Barón Crespo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de commissaris een concrete vraag gesteld, en het is van belang dat ik daar antwoord op krijg. Aangezien wij niet alleen over de teksten maar ook over het verslag van de Commissie dienen te beschikken, is mijn vraag: hoeveel tijd denkt de Commissie nodig te hebben om dat verslag te presenteren, dat aan het verslag van het Parlement vooraf dient te gaan? Aan de fungerend voorzitter van de Raad zou ik willen zeggen dat ik niet geloof dat er bij toekomstige beraadslagingen rekening zal worden gehouden met onze standpunten, als er nu niet wordt geluisterd naar de mening van het Parlement over de institutionele kwestie. Bofill Abeilhe (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de afgevaardigde van de Raad heeft ons gezegd dat het Spaanse standpunt inzake de blokkerende minderheid het midden houdt tussen de mening van de meerderheid en die welke het Verenigd Koninkrijk is toegedaan. Ik zou u er echter aan willen herinneren dat Spanje instemt met een blokkerende minderheid van 27 stemmen, met uitzondering van het geval waarin sprake is van een blokkerende minderheid van 23 stemmen die is verkregen door de stemmen van twee grote landen plus die van één klein land, en die meer dan 105 miljoen mensen vertegenwoordigt. Er kan dus niet worden gezegd dat Spanje een tussenpositie inneemt. Titley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de fungerend voorzitter een duidelijke vraag gesteld over Finland en de opmerkingen van de Finse premier. Zijn de onderhandelingen met Finland afgerond of niet? De Finse premier beweert dat er alleen een basis voor een overeenkomst is. geen overeenkomst. Van den Broek, lid van de Commissie. - Voorzitter, wat de vraag van de heer Baron Crespo betreft. Het verslag over de uitkomst van de onderhandelingen met de drie landen Oostenrijk, Finland en Zweden is gereed. Het is in
Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met de opmerkingen van de heer De Clercq. De neutrale landen hebben de beginselen aanvaard van het buitenlands beleid van de Unie. De heer Baron Crespo zou ik willen zeggen dat wij rekening hebben gehouden met de standpunten van het Parlement. Ons voorstel voor de instelling van een ad-hoc-comité komt tegemoet aan de opvattingen van het Parlement. Wat Finland betreft, kan ik u, mijnheer Titley, zeggen dat wij zullen proberen alle hoofdstukken voor het einde van de komende week af te ronden.
VOORZITTER: DE HEER ESTGEN Ondervoorzitter 6. Stemming Verslag (A3-419/93) van de heer Coimbra Martins, namens de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media, over stichtingen in Europa Stemverklaringen Fremion (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, als men over stichtingen spreekt, dan weerstaat men aan twee verleidingen. De eerste verleiding waarvoor bepaalde stichtingen zwichten is dat men Europa en de lidstaten er helemaal buiten wil houden. Een dergelijke houding is nu onverdedigbaar daar de evolutie van de stichtingen aantoont dat een te grote laksheid de geloofwaardigheid van de stichtingen alleen maar kan aantasten. De tweede verleiding ligt in een extreem interventionisme. waardoor de afhankelijkheid van de stichtingen ondraaglijk zou worden. Ik zou het willen vergelijken met sponsoring, dat een onderwerp is waarvoor ik rapporteur ben. De efficiëntie van de werkzaamheden van de stichtingen moet toenemen, terwijl misbruik van het begrip „stichting" moet worden vermeden. Al deze punten worden in het verslag-Coimbra Martins geschetst. Ik stel voorop dat men de onafhankelijkheid van de stichtingen ten aanzien van de Commissie en de lidstaten moet garanderen. Degene die geeft kan nu eenmaal niet degene zijn die ontvangt. Ik ben ook voorstander van onafhankelijkheid tegenover de handelswereld, wier constante druk het werk van de stichtingen wel eens destabiliseert. Die stichtingen, die men in het Frans Fondations d'entreprise noemt, zouden anders moeten heten en mogen niet verward worden met de echte stichtingen. Deze benaming moet absoluut worden voorbehouden aan instellingen zonder winstgevend doel, om gewicht te hechten aan de belangrijke acties die de openbare instanties en de Unie zonder voorbehoud kunnen steunen.
Nr. 3-445/96
Handelingen van het Europees Parlement
Rawlings (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ervaring die wij in Groot-Brittannië hebben met liefdadigheidsinstellingen, trusts en stichtingen die nationaal erfgoed en kunst steunen en bevorderen, is uitstekend. In de loop der jaren is de reikwijdte en de omvang van hun activiteiten opmerkelijk toegenomen. Ik deel de wens van de heer Coimbra Martins dat stichtingen op Europese schaal gaan opereren en zodoende een nog grotere bijdrage leveren aan de Europese cultuur. Ik moet er echter niet aan denken dat er maatregelen ingevoerd worden die onnodig inbreuk maken op hun onafhankelijkheid of verhinderen dat zij de flexibiliteit behouden die zo onmisbaar is voor hun effectiviteit. Het werk van de heer Oostlander en mijzelf in de commissie en de 14 amendementen die de rapporteur vorige week pas indiende, betekenen dat de ontwerpresolutie de plenaire vergadering in sterk gewijzigde vorm bereikt. Het verzoek om algehele harmonisatie, dat de stichtingen hoogst onwelkom was, is geschrapt. Hoewel ik het verslag steun, wens ik hier toch formeel te verklaren dat ik nog steeds ontevreden ben over enkele van de voorstellen die het bevat. Vooral het verzoek om een register van stichtingen, dat het werk van het Europees Centrum voor Stichtingen zou verdubbelen, de verwijzing naar het vage en gevaarlijke begrip algemeen Europees nut en het verzoek om een referentiekader voor hun activiteiten dat inbreuk maakt op hun onafhankelijkheid, zitten mij niet lekker. Mijn amendementen met betrekking tot deze aspecten van de ontwerp-resolutie zijn helaas niet aangenomen, toen zij in de commissie werden behandeld.
9. 3. 94
eenheid die tijden later zou leiden tot het huidige statuut voor regionale autonomie, was het een Stichting die ons daarbij terzijde stond. Zonder die Stichting zou het ons nooit mogelijk geweest zijn met slechts onze mahere locale financiële middelen, het project ten uitvoer te brengen dat erin bestond studieweken te organiseren met mensen van buitenaf en uit het buitenland, boeken uit te geven met de verslagen van die studieweken en een maandelijks tijdschrift te publiceren. Daarom begrijp ik ten volle het voordeel van de Stichtingen. Meer nog, ik zie wat wij - perifere en geïsoleerde regio's, schaars aan middelen en arm aan ideeën - zullen zijn op de dag dat de Stichtingen van welke lidstaat van de Europese Unie dan ook, vrijgesteld zullen zijn fiscale boetes en lasten en vrijelijk opgeroepen kunnen worden om ons te steunen, op welk terrein van activiteit en menselijke Vandaar mijn positieve stem. En een applaus, en sociale noden dat ook mocht zijn. (Het Parlement neemt de resolutie aan) (')
Gezamenlijke ontwerp-resolutie (:) over het verslag van het Comité van wijze mannen voor de burgerluchtvaart aan de Commissie
Ik hoop dat deze vragen snel beantwoord zullen worden. Het feit immers dat het deze vragen heeft opgeroepen, getuigt van de goede kwaliteit van het verslag van de heer Coimbra Martins. Het heeft mijn volledige steun, alsook die van mijn fractie.
Geraghty (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik mijn stemverklaring gewoonlijk schriftelijk afleg, wil ik mij in dit geval mondeling tot het Parlement richten, omdat ik het fundamenteel oneens ben met de conclusies waartoe de drie wijze mannen gekomen zijn, en ik hoop dat de ware wijsheid in deze sector uiteindelijk de overhand zal krijgen. De werkgelegenheidscrisis wordt veroorzaakt door een zeer slecht doordacht liberaliserings- en dereguleringsbeleid, en tot nu toe heeft men verzuimd de invloed van dit beleid op de sector te evalueren. Prijs en winst zijn niet de enige of de beslissende criteria; veiligheid, betrouwbaarheid, dienstverlening en regionale steun zijn eveneens elementen van wezenlijk belang. Omzetting van staatsmonopolies in particuliere monopolies is geen progressieve ontwikkeling en de bezuinigingen op veiligheid hebben niets met concurrentie te maken. Dit beleid moet, mijns inziens, in zijn totaliteit opnieuw geëvalueerd worden, anders zullen er bij de luchtvaartmaatschappijen en de gronddiensten banen verloren blijven gaan en alle doelstellingen van ons gemeenschappelijk regionaal beleid uiteindelijk ondermijnd worden. Ik ben van mening dat het nodig is om de sector nu aan een behoorlijk economisch, sociaal en milieuonderzoek te onderwerpen, voordat het te laat is. Wij moeten het banenverlies en de afbraak van de luchtvaartsector bekijken en ik vind dat het Parlement een dergelijke grondige bestudering moet steunen.
Cunha Oliveira (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik kan niet nalaten om langs deze weg al mijn steun te betuigen aan het verslag van geachte collega Coimbra Martins.
Ik zal de compromis-resolutie steunen, mijnheer de Voorzitter, zij het met enige tegenzin.
Ik vertrouw er echter op dat de Commissie, mocht zij op dit gebied iets gaan ondernemen, voorzichtig te werk zal gaan, daar de meningsverschillen in dit Huis er op wijzen dat veel kwesties gevoelig liggen en een valkuil vormen. Bettini (V). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, Ik heb met aandacht het verslag van de heer Coimbra Martins gelezen. Dat heeft aanleiding gegeven tot twee vragen die ik het Parlement wil voorleggen. Ten eerste: welke stichtingen ontvangen direct of indirect fondsen en langs welke weg gebeurt dat? Ten tweede: bestaan er stichtingen die diensten verlenen aan de Europese Commissie? Uit het verslag-Coimbra lijkt zulks het geval te zijn en als dat zo is dan zou dat niet zonder medeweten van het Parlement mogen gebeuren.
Toen ik destijds met anderen de bevolking van de Azoren uit de lethargie wilde halen waarin zij zich bevond om haar de eerste beginselen bij te brengene van kritisch onderscheid jegens de politieke, economische en sociale toestand waarin men op de Azoren als het ware vegeteerde, haar de ongelijkheid in verdeling in te doen zien waarin men ons gedurende eeuwen gehouden heeft en haar te motiveren voor het idee van de regionale eenheid en de wenselijkheid van een politiek-administratieve
(Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan)
1 :
)
) Agenda: /ie Notulen. Ingediend door de leden Brian Simpson, namens de Fraetie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten. Lalor. namens de Fractie van verenigde Europese democraten. 1er vervanging van de ontwerpresoluties ¡33-0252/94 en B3-0260/94.
Nr. 3-445/97
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Gezamenlijke ontwerp-resolutie (') over de Europese ondernemingsraad Stemverklaring Geraghty (NI), schriftelijk. - (EN) Europese ondernemingsraden zijn vanuit het oogpunt van de werknemers een factor van cruciaal belang voor de verwezenlijking van de interne markt. Alleen deze raden kunnen de werknemers de zekerheid geven dat hun recht op informatie en overleg niet ophoudt bij de nationale grenzen, terwijl de ondernemingen steeds meer een Europese of transnationale dimensie krijgen. Ik vind de vertraging in de uitvoering van het voorstel voor een Europese ondernemingsraad betreurenswaardig, evenals de recalcitrante en obstructieve houding van de werkgeversorganisaties. Aangezien het in dit geval zeer dubieus is of laatstgenoemden de weg van de sociale dialoog wel zo overtuigd bewandelen, is een communautaire richtlijn, naar mijn bescheiden mening, de beste manier om uit de huidige impasse te geraken. (Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan)
Verslag (A3-0070/94) van de heer Gil-Robles, namens de Commissie reglement, onderzoek geloofsbrieven en immuniteiten, over het verzoek tot opheffing van de immuniteit van de heer Stamoulis (Het Parlement neemt de resolutie aan)
De tweede reden heeft een morele strekking. Ik blijf herhalen dat er een frauduleuze handeling heeft plaatsgehad. In de nacht van 23 op 24 februari 1994 is er fraude gepleegd en heeft men aan het aantal stemmers dat mevrouw Nicole Péry die de vergadering voorzat, had opgegeven, vijf stemmers toegevoegd. Het resultaat is dus veranderd, omdat men de stem van de heer Von Habsburg, van Jean-Claude Martinez en van mevrouw Theato veranderd heeft. Er was een meerderheid voor terugverwijzing naar de commissie op 23 februari en ten gevolge van een frauduleuze handeling heeft men ervoor gezorgd dat die meerderheid er niet meer was. Ik vind dat die zieke plek moet worden weggesneden en verzoek om terugverwijzing naar de commissie middels het afroepen van de namen. De Voorzitter. - Wij hebben uw argumenten nu al enkele malen gehoord en hebben ze ook heel goed begrepen. Ik wijs u er echter op dat artikel 129 van ons Reglement inzake terugverwijzing naar de commissie duidelijk bepaalt dat om terugverwijzing naar de commissie kan worden gevraagd door een politieke fractie - dat is het geval - of door tenminste 23 leden en zulks bij de vaststelling van de agenda, vóór het begin van het debat of de eindstemming. Aangezien de agenda al is vastgesteld en het debat heeft plaatsgehad kan ik uw voorstel pas aanvaarden na de eindstemming. Ik ga dus eerst over tot de stemming over de amendementen en dan zal ik de Vergadering uw voorstel tot terugverwijzing voorleggen, voordat wij overgaan tot de eindstemming. Na de stemming over de
amendementen:
(Het Parlement verwerpt het verzoek tot naar de commissie) Verslag (A3-0070/94) van de heer Sierra Bardaji, namens de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, inzake de mededeling van de Commissie aan de Raad over de ontwikkeling en toekomst van het wijnbouwbeleid (COM(93)0380 - C3-0298/93) Martinez (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, op basis van artikel 129 van het Reglement, dat de mogelijkheid voorziet om bij de vaststelling van de agenda, voor het debat of na de stemming om terugverwijzing naar de commissie te vragen, verzoek ik u om de Vergadering middels het afroepen van de namen te raadplegen over terugverwijzing naar de commissie. Ik heb daar twee redenen voor. De eerste reden betreft de kern van de zaak, namelijk het feit dat het dossier, en ik herhaal dat nog maar eens, niet klaar is. Tussen de cijfers die de Europese Commissie heeft verstrekt en die de heer Sierra heeft overgenomen, en de cijfers die de beroepsorganisaties hebben gegeven is een verschil van zo'n veertig miljoen hectoliter. Men zou dan ook de moeite kunnen nemen om het, met het jaar 2000 in het verschiet, eens te worden over de cijfers en wel middels een terugverwijzing naar de commissie en een serieuze studie. Ingediend door de leden Cramon-Daiber. namens de Fractie De Groenen in het Europees Parlement. Buron en anderen, namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten, Elmalan en anderen, namens de Linkse Coalitie, von Alemann, namens de Liberale en Democratische Fractie, ter vervanging van de resoluties B3-0253/94. B3-025fi/94. B3-0268/94 en B3-0272/94.
terugverwijzing
Stemverklaringen Martinez (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of we er nog voor kunnen zorgen dat onze collega's zich gaan realiseren waarmee ze bezig zijn. Na de veehouders en de quota's, na de graanverbouwers en het braakland, is het nu de beurt aan de wijnbouwers en dan hebben we het nog niet eens over de vissers gehad. Er moeten 700.000 hectare Europese wijngaarden worden gerooid omdat de produktie te hoog is en de consumptie te laag. Er zou in Europa een overschot zijn van 39 miljoen hectoliter. Men gaat dus uit van die cijfers en begint dan over geconcentreerde most en andere technische zaken. Maar eigenlijk berust alles op een paar leugens. Ten eerste een leugen over de produktie. De Commissie raamt de produktie voor het jaar 2000 op 178 miljoen hectoliter. Maar zij komt op dat cijfer door alle alcohol samen te nemen: wijn, likeurwijn, mousserende wijn. Het werkelijke cijfer is 166 miljoen hectoliter. Vervolgens geeft de Commissie een rendement per hectare van 51 hectoliter, dat het cijfer was van 1992, maar zij geeft niet het rendement waarnaar men evolueert en dat 6 hectoliter per hectare lager ligt. Daardoor kan de Commissie het overschot met 12 miljoen hectoliter verhogen. Vervolgens gaat de Commissie uit van de veronderstelling dat de consumptie daalt en dat er daarom geen oplossing is. Maar zij vergeet de 1,5 miljoen hectoliter zuivere alcohol die 15 miljoen hectoliter wijn opslorpt. Als er teveel wijn
Nr. 3-445/98
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Martinez is in Europa, waarom heeft men dan met het GATTakkoord afgezien van een export van 1,2 miljoen hectoliter? Waarom voeren onze Britse vrienden 175.000 hectoliter Amerikaanse wijn in en waarom voert Europa 3 miljoen hectoliter in? Als men gaat rooien, dan creëert men 700.000 hectare braakland, daar waar sinds 2.000 jaar... (De Voorzitter onderbreekt de spreker) Rothley (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zowel de Commissie als de auteurs van het verslag willen het probleem van de overproduktie, dat voornamelijk door de zuiderse tafelwijnproduktie wordt veroorzaakt, oplossen ten koste van de noordelijke streken waar kwaliteitswijn wordt gemaakt. De Fractie van de Sociaal-democratische Partij in het Europees Parlement verzet zich met klem tegen dergelijke overwegingen. Ze hebben tot doel de saccharose die in het noorden gebruikt wordt, te vervangen door mostconcentraat, waardoor grote delen van de wijnbouw in het noorden op lange termijn verdrongen zullen worden en een eeuwenoude wijncultuur vernietigd wordt. Dat zullen wij niet accepteren! Wie echt iets wil doen aan de overproduktie, moet ook voor tafelwijnen maximumopbrengsten per hektare invoeren. De voorstellen van de Commissie maken deel uit van een beleid dat een stuk cultuur wil opofferen voor de armzalige belangen van de massawijnproducenten; met een dergelijk beleid komt de politiek van de EG nog meer in diskrediet bij de burgers dan nu al het geval is. Desyllas (CG). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal hier tegen stemmen en wel om de volgende redenen. Ten eerste ben ik er tegen dat ook de wijnbouw wordt onderworpen aan de GATT-regels. Dat zal tot gevolg hebben dat de kleine en middelgrote wijnbouwers in groten getale hun activiteiten moeten staken. Ten tweede ben ik tegen rooiing van wijnstokken, voor modernisering van wijngaarden via herbeplanting en voor bestrijding van druifluis. Ten derde ben ik tegen verplichte distillane van wijn. Zelfs v.p.q.r.d. wijnen worden gedistilleerd en wel tegen spotprijzen. Ten vierde ben ik tegen vervalsing van wijn via suikertoevoeging. Dat moet onmiddellijk worden verboden. Ten vijfde en tot slot ben tegen dat perverse begrip, dat nieuwe woord van de rapporteur: de groene wijnoogst. Dat is het patent van de rapporteur om de produktie te verminderen. De wijnoogst is, mijnheer de rapporteur, zang, dans, cultuur. De wijnoogst is een hymne aan Dionysus, de wijngod. Groene druiven zijn zuur en kunnen niet worden geoogst. Zij maken van de wijnoogst een klaagzang! Vazquez Fouz (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, waarde dames en heren, het verslag van de heer Sierra over de wijn lijkt me evenwichtig en redelijk. Het is er vooral op uit om de kwaliteit voor de consument veilig te stellen, om de producenten een zekere toekomst te bieden, en om in een communautair kader te zorgen voor ordening van de produktie. zodat deze kan worden afgestemd op bovengenoemde doelstellingen.
Degenen, waaronder ikzelf, die al sinds jaren opkomen voor de wijnbouwsector, hebben zich steeds laten leiden door het streven naar kwaliteit. Geen van ons allen die destijds, al 25 jaar geleden, het voortouw namen om de herstructurering van de wijnbouwsector te bewerkstelligen, had toen kunnen dromen van de fantastische resultaten die zijn bereikt in Galicië. Dit gebied telt nu vier kwaliteitswijnen met aanduiding van herkomst, die borg staan voor kwaliteitscontroles, die worden gefabriceerd met behulp van weloverwogen en concurrerende produktiesystemen en moderne verwerkingstechnieken, en die zich met redelijk bevredigende prijzen een steeds grotere plaats op de markt weten te veroveren. De kwaliteitswijnen Ribeiro, Valdeorras, en met name Rías Bajas en Albariño, hebben inmiddels bekendheid gekregen, en de vraag ernaar neemt gestaag toe. Galicië is trots op haar wijnen, op de kwaliteit van haar fruitige witte wijn en van haar jonge rode wijn. die ideaal zijn voor consumptie en een laag alcoholgehalte hebben. Trots is zij ook op haar wijnbouw, een strategische sector die van vitaal belang is voor haar agrarische economie. Navarro (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, er is in dit Parlement nog geen enkel voorstel geweest dat zes maal is terugverwezen naar de commissie en dat tot twee maal toe is opgeschort. De nationale minderheden, die verantwoordelijk zijn voor een stelselmatig obstructiebeleid. hebben vandaag kunnen merken dat de plenaire Vergadering de belangen van de wijnbouwsector in de mediterrane gebieden serieus heeft genomen, net zoals de rechtmatige belangen van de consument, die duidelijkheid en kwaliteit verwacht van de produkten die hem worden geboden. Ik denk dat de Vergadering vandaag heeft beseft dat zij niet het hoofd mag buigen voor de stelselmatige obstructiebeleid van nationale belangengroepen, die zich veel meer laten leiden door een nationalistisch egoïsme dan dat zij zich richten naar de algemene context van het communautaire beleid. Funk (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren! Deze stemming was een slag tegen de kwaliteitswijn ter verdediging van de tafelwijn. Dit wil ik even duidelijk stellen. De methodes die in het verslag genoemd worden ter bestrijding van de wijnoverschotten. die uit 30 miljoen hektoliter tafelwijn bestaan, zijn onaanvaardbaar. Kanker kun je ook niet met pijnstillers tegen hoofdpijn bestrijden, anders was deze ziekte als lang overwonnen. Dit geeft een volledig verkeerd beeld van de situatie. Ik accepteer niet dat de wijnbouw in mijn land kapot gemaakt wordt, want wij hebben nog nooit teveel wijn geproduceerd. Dat laten wij ons niet welgevallen! Ik kan voor mijn landstreek evenveel aanspraak maken op het behoud van de wijnbouw als de landen in het zuiden. Ik heb er niets op tegen dat zij dit doen. De houding tegenover enkele landen in het noorden die niet eens verantwoordelijk zijn voorde overproduktie vind ik echter brutaal. Dat wil ik heel eerlijk zeggen en het bevalt mij helemaal niet. (Applaus) Ik denk dat wij in het Parlement op elkaar aangewezen zijn. Met zulke methodes ondermijnen wij de gemeenschapszin in de Unie. Dit wilde ik duidelijk maken.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Sierra Bardaji (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Vergadering bedanken voor de steun aan mijn verslag. Ik ben ook de Commissie dank verschuldigd, omdat zij al lang geleden heeft verzocht om de indiening van dit verslag voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor de wijnbouwsector. Ik zou de Commissie echter wel op een tweetal punten willen wijzen. In de eerste plaats is het wenselijk dat de Commissie serieus aandacht schenkt aan datgene waaraan deze Vergadering met deze stemming vandaag uitdrukking heeft gegeven, en dat zij rekening houdt met de uitslag van deze stemming bij het indienen van haar wetgevingsvoorstel. In de tweede plaats wil ik de Commissie verzoeken om dat wetgevingsvoorstel zo spoedig mogelijk in te dienen, opdat het Parlement de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor de wijnbouwsector kan voltooien. (Applaus) Apolinário (PSE), schriftelijk. - (PT) Het verslag van het Europees Parlement is een gele kaart voor de voorstellen die vervat liggen in het discussiedocument van de Commissie over de toekomst van de wijnbouwsector. De Commissie moet van nu af aan weten dat de meerderheid van dit Parlement voor een rechtvaardiger landbouwhervorming is, waarbij de producten uit het MiddellandseZeegebied niet achtergesteld mogen worden en is voor het veiligstellen van de producenteninkomens. Het gaat eveneens om een ernstige waarschuwing aan het adres van de Raad: na de gedeeltelijke hervorming van het GLB, die in lidstaten als Portugal de landbouwers naar de ondergang leidt, wordt er geëist dat het onderwerp van de GLB-hervorming op de agenda wordt geplaatst en dat de ongelijke behandeling van producten die afkomstig zijn uit het Middellandse-Zeegebid (wijn, olie, groenten en fruit) wordt bijgesteld. Het verslag-Sierra Bardaji toont aan dat evenwichtigheid in een voortdurend onderhandelingsproces mogelijk is. Voor onszelf zou het gemakkelijker geweest zijn te kiezen voor een maximalistische oplossing, temeer nu wij twee maanden voor de Europese verkiezingen staan. Wij verwerpen echter goedkope stemmenwerving en wij willen geen valse hoop wekken bij de producenten. In het huidige krachtenspel binnen de Europese Gemeenschap, vooral na de gemaakte afspraken in het kader van het eerste deel van de hervorming van het GLB, zijn er geen voorwaarden om het gebruik van sacharose morgen al te verbieden. Derhalve ben ik persoonlijk van mening dat men een overgangsperiode van twee of drie jaar moet inlassen en vind ik dat de uitdrukking „middellange termijn" concreet gestalte zal moeten krijgen bij de indiening van de voorstellen voor een verordening.
Nr. 3-445/99
Chesa (RDE), schriftelijk. - (FR) Ten aanzien van het verstoorde evenwicht van de wijnbouwsector ten gevolge van de prijsverlaging van de produkten, moesten er richtsnoeren worden opgesteld voor een toekomstige gemeenschappelijke organisatie van de wijnmarkt. Ook al is het goed dat het verslag is opgesteld, toch is het niet compleet en schijnt men bij de opstelling ervan te zijn uitgegaan van weinig betrouwbare gegevens. Er is geen rangschikking van de wijnbouwzones; het brengt geen echt beleid naar voren voor de bevordering van het produkt. De inspanningen die men zich getroost heeft ten gunste van een kwaliteitsbeleid worden niet voldoende op waarde geschat en distillane wordt in het verslag te systematisch aangeraden, waarbij vergeten wordt dat opslag ook een middel kan zijn om de markt te regelen. Rooiing kan alleen maar in overweging genomen worden in het kader van een globaal beleid voor het produkt en van ruimtelijk ordening: niet als een doel op zichzelf. Daarom zal de Fractie van verenigde Europese democraten tegen het verslag-Bardaji stemmen. Daly (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik zal tegen het verslagSierra Bardaji over het wijnbouwbeleid stemmen, omdat ik van mening ben dat de aanbeveling in feite tot geleidelijke afschaffing van chaptalisatie leidt, waarmee de producenten in Noord-Europa niet geholpen zijn. Het verslag bepleit een produktiebeperking, maar de argumenten daarvoor worden ontkracht doordat het aandringt op handhaving van een preventieve distillane, een oenologische vorm van interventie. De Britse wijnproducenten, en velen van hen hebben hun bedrijf in mijn kiesdistrict Somerset, zouden ernstig benadeeld worden, als de aanbevelingen in het verslag werden aangenomen. Ik hoop dat het Parlement ook tegen het verslag zal stemmen. De zuidelijke landen moeten rekening houden met de problemen van het Noorden. Garcia (LDR), schriftelijk. - (PT) Omdat afkomstig ben uit een streek op de Azoren, waar de vulkanische bodem wijn produceerde die aan tafel van de Tsaren van GrootRusland geserveerd werd en beroemd was om zijn natuurlijke kwaliteit, om de puurheid van zijn specifieke kenmerken zal ik mij altijd ten gunste van de wijn moeten uispreken die uit druiven gewonnen wordt zonder kunstmatige stoffen. Wijn maken op basis van anderssoortige fermentatieprocessen zoals ik dat in Angola heb zien doen in het koloniale tijdperk met andere vruchten, suiker en water, is geen wijn maken. Dat is een produkt zonder kwaliteit. Een aanslag op de natuur Met de witte wijnsoort uit Pico werd her Russische hof veroverd. Met echte druivenwijn werd Polyphemus, de zoon van Poseidon, door Odysseus bedwelmd. Zelfs de eeuwenoude Griekse mythologie laat ons zien wat wijn is.
De economische en sociale samenhang vereist voorts dat bij de definiëring van het landbouwbeleid waarde gehecht wordt aan de specifieke kenmerken en het potentieel van het communautair gebied. Ons inziens werd die doelstelling niet bereikt bij het eerste gedeelte van de hervorming van het GLB.
Uiteraard kunnen wij bepaalde overschotten niet blijven toestaan, vooral niet die van slechte kwaliteit. Maar als er hulpmaatregelen voorhanden zijn bij afbraak van andere producten zoals die voorzien zijn in de hervorming van het GLB. waarom zouden we dat dan ook niet met de wijnbouwsector doen? Of is de communautaire begroting er alleen voor producten uit Noord-Europa?
Het is thans onze taak om eerdere vergissingen te corrigeren.
In deze Europese Unie in wording wens ik geen „separatistische oorlogen", helemaal al niet om een product als
Nr. 3-445/100
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Garcia
wijn. Hoewel anderzijds het Latijnse spreekwoord zegt „In vino Veritas"...
echter niet gehinderd worden door administratieve maatregelen.
Soms ligt de waarheid daar waar je haar totaal niet verwacht en ik wil niet geloven dat degenen die pleiten voor de wijn „met de moker" zoals de Portugezen zeggen, de doodgravers willen zijn van een van de „ex-libris" van Zuid-Europa.
Het verslag van het Europees Parlement gaat helaas niet in de hier bedoelde richting. Het is volkomen ondoordacht en houdt alleen rekening met de persoonlijke belangen van de zuidelijke gebieden. Voor de Moezelstreek in Luxemburg, waar geen overschotten geproduceerd worden, zouden de voorstellen van het verslag een tiende van de gemiddelde produktie vernietigen. Ik verwerp daarom dit onaanneembaar verslag en hoop dat de Commissie de onredelijke ideeën ervan niet overneemt.
Wat de wijnbouwers betreft zijn zij net zo goed landbouwers als producenten van tarwe rundvee- of melkveehouders dat zijn. Laat wijnbouw beschermd worden, of deze nu uit het Noorden of uit het Zuiden komt: zolang het maar natuurlijke wijn is en van goede kwaliteit. Net als die wijn die Polyphemus bedwelmde en de Tsaren in verrukking bracht. Morris (PSE), schriftelijk. - (EN) Als de producenten in Wales ertoe verplicht worden duur druivenmost te gebruiken, gaan zij failliet en moeten zij van de steun leven. Onze zuidelijke collega's moeten accepteren dat er in Noord-Europa ook wijn wordt geproduceerd - zelfs in mijn eigen land, Wales. Het is een jonge industrie, maar zij bouwt een goede reputatie op. Zij voldoet aan de behoeften van een klein deel van de markt. De invloed van de kleine producenten op de wijnplas is te verwaarlozen - daarvoor zijn de grootproducenten verantwoordelijk, door hun onverantwoordelijk gedrag! Onze kleine producenten moeten suiker gebruiken om het alcoholgehalte te verhogen, en daarom zal ik ervoor stemmen hen aan het werk te houden door het gebruik van suiker toe te staan. Het vervult mij echter met zorg dat veel mensen denken dat de kwaliteit van wijn met het alcoholgehalte in verband staat. Ik ben ervan overtuigd dat er om redenen van gezondheid, veiligheid en zelfs smaak een enorme potentiële markt is voor wijnen met een lager alcoholpercentage. Reding (PPE), schriftelijk. - (DE) De beslissingen over de toekomst van het Europees wijnbouwbeleid zullen bepalen of hele wijnbouwgebieden kunnen voortbestaan of zullen moeten vechten om te overleven. Het is daarom noodzakelijk dat zulke beslissingen op basis van objectieve criteria genomen worden en niet afhangen van persoonlijke belangen. De wijnoverschotten in de Europese Unie worden op 39 miljoen hektoliter geraamd. Dat is veel. Ik vraag mij echter af waarom gebieden die weinig overproduktie hebben, moeten boeten voor regio's die gespecialiseerd zijn in massaproduktie. Zou het niet logischer zijn de produktie daar te beperken waar ze te hoog ligt? Ik heb met genoegen geluisterd naar de Commissie toen ze zei dat ze de lidstaten bij de wijnmarktverordening een zekere manoeuvreermarge wil laten. Zo moeten nationale maatregelen die optimaal rekening houden met de gegroeide structuren en de tradities in de gebieden in kwestie, gesteund worden. In die zin pleit ik voor een actieve steun aan de kwaliteitsproduktie. Ingrijpende maatregelen mogen alleen bij massaproduktie genomen worden, bijvoorbeeld bij tafëlwijnprodukties in zuidelijke streken. Wijnbouwgebieden die gekozen hebben voor kwaliteit en die dank zij goede marketing een hoog niveau hebben bereikt - ik denk hierbij aan het Luxemburgse Moezelgebied - mogen
Schlechter (PSE), schriftelijk. - (FR) De Europese instellingen krijgen steeds meer kritiek te verduren. Zo wordt de instellingen verweten dat zij zich te vaak en te zeer toeleggen op het uitwerken van regelgevingen die het nadeel hebben dat ze voor de verschillende lidstaten aanleiding geven tot nieuwe problemen, in plaats van de bestaande problemen op te lossen. Zo voorziet de agenda van de huidige vergaderperiode een beraadslaging overeen nieuwe reglementering op het vlak van de wijnbouw, waarvan het nut en de gegrondheid mij twijfelachtig lijken. Men vraagt de afgevaardigden afkomstig uit de noordelijke wijnbouwregio's te stemmen voor het opgeven van de traditionele wijnbereidingsmethodes, methodes die decennia lang met succes in hun eigen regio's in het belang van de consument zijn toegepast, en dat uitsluitend ten voordele van de zuidelijke wijnbouwregio's. Mijns inziens is het onaanvaardbaar dat men de situatie van de zuidelijke wijnbouwlanden wil verbeteren, door tegelijkertijd een ernstige aanslag te plegen op de verworven rechten inzake kwaliteit en concurrentievermogen van de noordelijke wijnbouwlanden. Ik ben dan ook zo vrij op te merken dat de nieuwe reglementering die de Commissie heeft voorgesteld aan achteloosheid grenst. Zeker, het distilleren van tafelwijnen is een mogelijkheid. Maar toch moet ik de aandacht vestigen op de grote nadelen van een dergelijk systeem. Het distilleren gaat ten koste van de kwaliteit, is erg duur en daardoor slecht voor het concurrentievermogen. Een efficiënte controle is heel moeilijk, zo niet onmogelijk en het risico op fraude enorm. Aangezien de nadelen overduidelijk zijn, zou het misschien wenselijker zijn om scherpe maatregelen te treffen teneinde de overproduktie van tafelwijnen van een redelijke kwaliteit te verlagen, bijvoorbeeld door het sneller rooien van die wijngaarden, die geen garantie kunnen geven voor een blijvend goede kwaliteit van hun produkt. Ter afronding zou ik willen preciseren dat ik geen akkoord kan hechten aan een reglementering die nadelig is voor de wijnbouwlanden van het noorden, die decennia lang bijzonder veel zorg aan de kwaliteit van hun wijn hebben besteed, terwijl dat voor andere regio's niet altijd het geval is geweest. Ik kan dan ook niet voor het verslag van mijn collega Sierra Bardaji' stemmen. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
(De vergadering wordt te 13.00 uur onderbroken en te 13.00 uur hervat)
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
VOORZITTER: MEVROUW MAGNANI NOYA Ondervoorzitter (')
en de Bosnische Serviërs over de heropening van de luchthaven van Tuzla voor uitsluitend humanitaire doeleinden is een zeer bemoedigende ontwikkeling.
7. Bosnië - Embargo tegen Macedonië
De Europese Unie wil haar hoofdrol in het streven naar een oplossing van het Bosnisch vraagstuk handhaven en daarbij gebruik maken van zowel hetgeen tot nu toe werd bereikt als onze onbetwistbare ervaring. Wij zullen nauw blijven samenwerken met de Verenigde Staten van Amerika en streven naar gemeenschappelijke en gecoördineerde acties. Ook is de inbreng van Rusland heel kostbaar. Wij moeten allen bijdragen tot de bewerkstelliging van het gemeenschappelijke doel, tot onmiddellijke vrede in dit zwaar beproefde gebied.
De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Bosnië alsmede over het embargo tegen Macedonië. De Raad zal ook de kwestie over de situatie in het Midden-Oosten behandelen. Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik bied u mijn verontschuldigingen aan voor deze kleine vertraging. Het zal niet weer gebeuren. Staat u mij toe allereerst de standpunten weer te geven van de Europese Unie inzake het vraagstuk Joegoslavië. Wij zijn blij met het akkoord van Washington van 1 maart j.l. tussen de moslims en de Kroaten over de oprichting van een federatie. Deze zal in een tweede fase uitmonden in een confederatie met Kroatië. Wij hopen dat de nu in Wenen voortgezette onderhandelingen spoedig vruchten zullen afwerpen en dit akkoord snel afgerond kan worden. Ook hopen wij dat spoedig via onderhandelingen met deelneming van de Bosnische Serviërs de grenzen kunnen worden vastgesteld van de in wording zijnde federatie. Ons inziens is dit akkoord noodzakelijk om de crisis in Bosnië in haar geheel te kunnen aanpakken en de drie betrokken partijen aan te moedigen tot een akkoord over een vreedzame, billijke en levensvatbare regeling. Wij geven onze steun aan deze, onder het beschermheerschap van de Verenigde Staten van Amerika plaatsvindende onderhandelingen. Zij zijn ons inziens een aanvulling op de inspanningen die de Europese Unie onderneemt in het kader van de internationale conferentie over Joegoslavië. Ons doel is een akkoord te bereiken over een oplossing van de crisis in Bosnië Hercegovina aan de hand van de tot nu toe bereikte resultaten en uitgaande van de doelstellingen van het actieplan van de Europese Unie. Dit is het enige kader vooreen allesomvattende regeling van de geschillen. De bijdrage van Rusland tot deze procedure is onontbeerlijk. Wij nodigen de Bosnische moslims en Kroaten uit de wapenstilstand te respecteren die met bemiddeling van de UNPROFOR op 23 februari j.l. kon worden gesloten. Met deze wapenstilstand kan de humanitaire hulpverlening aan de tot nu toe vrijwel onbereikbare gebieden worden vergemakkelijkt. Wij zijn bijzonder ongerust over de nog steeds voortdurende vijandigheden in bepaalde gebieden en in met name Bihatz. Wij verzoeken de strijdende partijen zo spoedig mogelijk deze vijandigheden te staken. Wij verheugen ons eveneens over de aanneming van resolutie 900 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Daarin is sprake van de terugkeer tot het normale leven in Sarajevo en de benoeming van een speciale afgezant van de Secretaris Generaal. Ook stemmen wij in met een onderzoek naar de mogelijkheid tot uitbreiding van de veilige zones van Mostar, Videz en Maglai. Het akkoord tussen de speciale afgezant van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties 1
Nr. 3-445/101
) Wijziging van de agenda: /ie Notulen
De Europese Unie zal binnenkort een groep deskundigen sturen naar Mostar. Wij hebben ons er toe verplicht het bestuur van de stad Mostar op ons te nemen en deze zending is een bevestiging daarvan. Het is absoluut noodzakelijk meer mankracht ter beschikking te stellen van de UNPROFOR. Anders is deze niet tegen zijn groeiende taken opgewassen. Tot slot wijs ik nog op het overleg en de samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten wat het vraagstuk van de sancties en de stimulansen aan de met elkander in conflict zijnde partijen betreft. Deze vormen een voorwaarde voor het welslagen van de inspanningen. Op 16 maart a.s. zal er een bijeenkomst plaatsvinden van deskundigen tijdens welke dit vraagstuk zal worden besproken in het kader van het gemeenschappelijk actieplan van de Europese Unie. Daar de Europese Unie ten aanzien van het vraagstuk Skopje geen gemeenschappelijk standpunt heeft, wil ik graag gebruik maken van mijn hoedanigheid als minister van buitenlandse zaken van Griekenland om u op de hoogte te stellen van het standpunt van de Griekse regering. Dit is een goede gelegenheid daartoe en ik verzeker u bij voorbaat dat ik bereid ben op welk punt dan ook nader in te gaan. Skopje heeft sedert de ineenstorting van het voormalig Joegoslavië niets ondernomen om tegemoet te komen aan Griekenlands wens tot een oplossing. Skopje houdt voet bij stuk en blijft volharden in zijn agressieve houding jegens mijn land. Sedert het begin van de door Skopje veroorzaakte problemen heeft Griekenland geprobeerd duidelijk te maken wat zijn standpunt was en wat het van plan was te doen. Dit werd echter ofwel onderschat, ofwel verkeerd uitgelegd. Daardoor was de regering genoodzaakt zijn standpunt met de op 16 februari 1994 bekend gemaakte maatregelen te verduidelijken. De getroffen maatregelen vormden het ultieme middel tot bescherming van onze nationale belangen die door de hardnekkige houding van Skopje en hun expansionistische aanspraken in gevaar worden gebracht. Het lijdt geen twijfel dat deze maatregelen geen doelstelling van economische aard beogen. Dit zijn politieke zelfverdedigingsmaatregelen waarmee wij de FYROM ervan proberen te overtuigen dat zij hun vijandige houding moeten laten varen, moeten afzien van hun irredentistische propaganda en moeten meewerken aan de totstandbrenging van de voorwaarden voor vriendschappelijke betrekkingen en goede nabuurschap met Griekenland. Ik pleeg wat dit vraagstuk betreft voortdurend overleg met de Europese Commissie en de bevoegde commissa-
Nr. 3-445/102
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Papoulias ris, de heer van den Broek. Morgen heb ik een ontmoeting met de speciale afgezant van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, de heer Vance. Dan zal worden onderzocht welke mogelijkheden bestaan voorde door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten bemiddeling.
haar beslissing voor deze economische maatregelen op politieke argumenten, hetgeen ook betekent dat in laatste instantie de Raad van ministers van de Europese Unie daarover een oordeel zal moeten uitspreken. Een oordeel dat in de eerste plaats van de Europese Commissie wordt gevraagd.
Wij hebben goede hoop, zijn te goeder trouw en bereid tot het innemen van een opbouwende houding en zijn optimistisch gestemd.
Ik zou willen concluderen dat wij hopen dat het mogelijk zal blijken op afzienbare termijn in ieder geval deze maatregelen opgeheven te krijgen en in ieder geval ook ervoor te zorgen dat Griekenland en FYROM een proces inzetten dat kan leiden tot een normalisering van de betrekkingen tussen deze twee landen, ervan uitgaande dat ook FYROM in hoge mate afhankelijk is van goed nabuurschap met Griekenland voor haar eigen stabiliteit, die op zich ook weer buitengewoon belangrijk is voor de vrede in de regio zelf. Er staan hier grote belangen op het spel en indien de gespannen verhoudingen tussen de twee landen zouden leiden tot enigerlei vorm van destabilisatie van FYROM zou dit, meen ik, ook van Griekse zijde sterk worden betreurd. Ik denk dat het handhaven van die stabiliteit van groot belang is, wat ons in ieder geval moet motiveren om te trachten een bijdrage te leveren aan de normalisering van de situatie ter plaatse.
(Applaus) Van den Broek, lid van de Commissie. - Voorzitter, mag ik beginnen met mij aan te sluiten bij de woorden van de voorzitter van de Raad die gesproken heeft over een aantal hoopvolle ontwikkelingen in het onderhandelingsproces in het voormalige Joegoslavië dat een toch betrekkelijk ingrijpende verandering heeft ondergaan na de besluiten destijds van de NAVO-alliantie ten aanzien van de belegering van Sarajevo en de Amerikaanse beslissing om zich ook ingrijpend met het politieke onderhandelingsproces te gaan bezighouden. De Amerikanen hebben in samenwerking met Europa een aantal initiatieven ontwikkeld die hopelijk tot successen zullen leiden en de kiem kunnen leggen voor een duurzame vrede in het voormalige Joegoslavië. Daarnaast zou ik willen zeggen dat binnenkort de Europese Commissie bij de Raad zal komen met een wat bijgewerkte opgave over de humanitaire behoeften zoals wij die voor de komende maanden voorzien en waarover ook contact bestaat met het Hoge Commissariaat voorde Vluchtelingen, om ervoor te zorgen dat ook de planning dienaangaande voldoende verzekerd blijft. Ten aanzien van de kwesties rond de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, afgekort FYROM, het volgende, ik denk dat gezien het feit dat de Europese Commissie in nauw overleg is met zowel de regering van Griekenland als de regering van FYROM het minder voor de hand ligt dat ik nu inhoudelijk op het dispuut als zodanig inga, maar tracht, met medewerking van de partijen en ook met medewerking van de speciale afgevaardigde van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Vanee, te blijven werken aan een vreedzame oplossing van dit geschil. De Commissie heeft ook meegedeeld zich daarvoor in te willen zetten en zal haar inspanningen op dat punt ook voortzetten. De Griekse regering - ik spreek uitdrukkelijk van de Griekse regering en niet van het Griekse voorzitterschap - heeft van de Commissie kunnen vernemen dat de Europese Commissie bezorgd is over de maatregelen die eenzijdig door Griekenland tegen FYROM zijn genomen op het economische vlak en die de kenmerken vertonen van een economisch embargo door het afsluiten van de haven van Thessaloniki voor doorvoer naar FYROM. Dit komt in de praktijk neer op een bijna algehele blokkade, zij het dat humanitaire goederen volgens de Griekse regering van deze blokkade uitgezonderd zijn. Wij hebben duidelijk gemaakt dat naar de opvatting van de Commissie in ieder geval deze maatregelen in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht. Wij hebben ook, zonder verder een oordeel uit te spreken over het achterliggende conflict waarnaar ik zoeven verwees een oproep gedaan om deze maatregelen in te trekken. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken van Griekenland u zojuist heeft medegedeeld, baseert Griekenland
(Applaus) Woltjer (PSE). - Voorzitter, namens mijn fractie wil ik de voorzitter van de Raad dank zeggen voor zijn verklaring over de situatie in Bosnië-Hercegovina en over de toelichting die hij heeft gegeven als minister van Buitenlandse Zaken van Griekenland over het embargo dat zijn regering heeft ingesteld tegen de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Uit de verklaring van de Raadsvoorzitter blijkt nogmaals de bevestiging dat in Bosnië-Hercegovina de eerste tekenen zichtbaar worden van een toekomstige vrede. De uiteindelijke inzet van de internationale gemeenschap voor de bevolking van Bosnië-Hercegovina heeft er tenslotte toe geleid dat voor deze mensen nu enige hoop begint te dagen. Een verdere inzet, met name van de Europese Unie. zal echter noodzakelijk zijn. opdat ook vanuit steden als Tuzla. Maglaj en Mostar de beelden getoond kunnen worden van een hervatting van het normale dagelijkse leven. De spanningen die zijn ontstaan tussen enerzijds Griekenland en anderzijds de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, lijken echter weer een bedreiging te vormen voor deze hoopvolle ontwikkeling. Het door de Griekse regering tegen dit land ingestelde embargo lijkt de spanningen in deze regio weer op te voeren. Namens mijn fractie wil ik hier duidelijk verklaren dat wij de stappen van de Griekse regering om handelsbeperkingen tegen haar buurland in te stellen, betreuren. De problemen die ontstonden bij het uitroepen van de onafhankelijkheid in september 1990, zijn ondanks de toetreding van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot de Verenigde Naties en haar erkenning door een groot aantal landen, waaronder vrijwel alle landen van de Europese Unie. nog steeds niet uit de weg geruimd. Ondanks de onderhandelingen die op aandringen van de Verenigde Naties waren begonnen, bestaat er nog steeds een ernstig verschil van mening met Griekenland over het gebruik van de naam van Macedonië door deze jonge republiek evenals over het gebruik van de zon van Vegina als haar nationale symbool.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/103
Woltjer
Ook is de Griekse regering ongerust over bepaalde artikelen in de grondwet van de nieuwe republiek, met name waar het de preambule van deze grondwet betreft. De onder auspiciën van de Verenigde Naties, en met name bemiddelaar Vance, aangevangen onderhandelingen, hadden een oplossing moeten bieden voor dit geschil. Helaas zijn deze onderhandelingen echter een halfjaar geleden afgebroken en heeft de Griekse regering gemeend haar ongerustheid via dit handelsembargo tot uitdrukking te moeten brengen. Wij verzoeken dan ook zowel de Griekse regering als de regering van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een actieve bijdrage te leveren tot het verminderen van de spanning tussen beide landen. Om het onderhandelingsproces weer te kunnen hervatten dringen wij er bij de Griekse regering op aan het door haar ingestelde handelsembargo weer op te heffen. De regering van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt gevraagd haar stellingname over de handhaving van het gebruik van de zon van Vegina te herzien en een mogelijke aanpassing van de grondwet te overwegen. Daarbij gaat het erom dat door beide partijen stappen worden gezet die een hervatting van de onderbandelingen om te komen tot een goed nabuurschap, weer mogelijk maken. Voorop dient te staan dat het principe van onaantastbaarheid van de grenzen tussen de beide landen niet in gevaar mag komen. De onderhandelingen moeten nu leiden tot een werkelijke rust en vrede in de regio en uiteindelijk tot internationale verdragen, die de wederzijdse erkenning en samenwerking zullen kunnen garanderen. Indien de Europese Unie daartoe een bijdrage kan leveren, zoals reeds door commissaris Van den Broek gepoogd is, zal zij dit met volle inzet moeten doen, want het is voor de gehele Europese Unie van belang dat de vrede in de Balkan bewaard blijft. Oostlander (PPE). - Voorzitter, het is betreurenswaardig dat de voorzitter van de Raad wederom de Bosnische regering als moslimpartij betitelt. Ik hoop dat daar toch eindelijk eens een einde aan komt, omdat de Bosnische regering gaarne een multi-etnisch karakter blijft behouden en haar samenleving ook gaarne multi-etnisch wil blijven. Mijnheer de voorzitter van de Raad. u spreekt over de geweldige rol van de Raad van de Europese Unie. Ik denk dat de resultaten van de Raad buitengewoon gering waren. Gelukkig is wel tegemoet gekomen aan de eis van het Parlement om het mandaat en de diplomatieke strategie te wijzigen en dus ook van onderhandelaar te veranderen. Alle drie de eisen zijn in feite ingewilligd. Ik denk dat we daar blij om kunnen zijn en de resultaten die nu ineens geboekt worden, kunnen wij daaraan toeschrijven. Ik vind het ook niet zo geweldig dat de rol van Rusland zo beklemtoond wordt. Eigenlijk staat Rusland natuurlijk onder dezelfde druk als Servië en de Bosnische Serviërs en daarom leent het een bereidwillig oor aan eisen van de Verenigde Naties. Verder zou ik de Raadsvoorzitter iets willen vragen over Mostar en de uitwisseling van gevangenen. Ik heb uit eigen waarneming gezien dat er van uitwisseling geen sprake is. Ik vraag u ook waarom de Pakistaanse en Maleisische troepen niet meer worden benut bij het UNPROFOR, terwijl die toch aangeboden zijn.
Tenslotte zou ik willen wijzen op het feit dat er een blokkade bestaat van Griekenland tegen Macedonië, hetgeen toch een typische daad van agressie is. Ik zou willen vragen om een zakelijk onderzoek, bijvoorbeeld bij het Hof van Justitie, zodat u kunt weten of u in het gelijk staat, ja of nee. Waarom laat u zo'n procedure bij het Hof niet onmiddellijk plaatsvinden? Bertens (LDR). - Mevrouw de Voorzitter, allereerst over het Grieks embargo tegen Macedonië. Nu de Unie de handen vol heeft aan de kwestie van de uitbreiding, de institutionele hervormingen en het trachten gestalte te geven aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid, is het buitengewoon jammer dat het Griekse voorzitterschap van de Raad hiertoe is over gegaan, de Griekse regering dus. Natuurlijk valt niet te ontkennen dat ook Macedonië weinig heeft gedaan om de Griekse zorgen weg te nemen maar de Grieken maken de regering in Skopje het juist makkelijker door dit onbegrijpelijke optreden. Een optreden, mevrouw de Voorzitter, dat bovendien een groot risico inhoudt voor de stabiliteit binnen Macedonië zelf en die gehele regio die toch al in brand staat. De Macedonische regering lijkt bereid tot onderhandelingen. We roepen de Griekse regering op hierop in te gaan en het embargo op te heffen in het belang, en ik zeg dit niet zonder overdrijving, niet zonder dramatiek, in het belang van de vrede in Europa, in het belang van rust binnen de Unie die voor zulke grote uitdagingen staat, juist nu als eenheid naar buiten moet treden. Ik ben blij dat commissaris Van den Broek, ten aanzien van de situatie in Macedonië, de juiste taal heeft gesproken. Over Bosnië-Hercegovina, mevrouw de Voorzitter, er zijn goede en slechte berichten. Heropening van het vliegveld van Tuzla is zo'n positief bericht evenals de hoop op een verzoening tussen de Bosnische regering en de Bosnische Kroaten. Daar staat tegenover het slechte bericht van de Servische beschietingen van Maglaj, notabene met artilleriegeschut dat vanaf Sarajevo was teruggetrokken. Sarajevo, mevrouw de Voorzitter, heeft aangetoond dat een geloofwaardige dreiging werkt. Wij bepleiten daarom dat deze dreiging wordt uitgebreid tot andere steden maar dan moet die dreiging wel geloofwaardig blijven. Naast de bereidheid om het uitvoeren van luchtaanvallen vereist het tevens de beschikbaarheid van voldoende troepen op de grond. Wij scharen ons daarom achter de oproep voor de UNPROFOR-bevelhebber in Bosnië en spreken de hoop uit dat ook de Verenigde Staten daaraan nu in navolging van de lidstaten van de Unie zou willen bijdragen. Dank u voor de extra-tijd. de zaak is belangrijk genoeg. Langer (V). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris! Naar mijn mening is de splising van Bosnië-Herzegovina in twee niet beter dan in drie. In zekere zin kan de splitsing in twee zelfs slechter uitvallen, want het is geen goede oplossing de moslims quasi te degraderen tot onderhuurders van de Kroaten. Ik wil de voorzitter van de Raad op het hart drukken: denk aan Cyprus! U zou de Turken en de wettige regering van Cyprus nooit op hetzelfde niveau gelijkschakelen, en terecht. De hereniging van Cyprus is tot op heden een rechtmatige eis, die ook door dit Parlement wordt gesteund. U moet op dezelfde manier oordelen over Bosnië en niet met twee maten meten.
Nr. 3-445/104
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Langer Overigens is het nu noodzakelijker dan ooit politieke maatregelen te nemen, niet alleen in het kader van de onderhandelingen, wat weliswaar zeer belangrijk is, maar ook om de vredestichtende krachten in het gebied te steunen. Wanneer we hen in de steek laten, zullen ze niet kunnen overleven. Daarom vond ik het ook zeer jammer dat alleen de Commissie aanwezig was op de bijeenkomst vorige week in Brussel waar meer dan 50 gekwalificeerde afgevaardigden uit het voormalige Joegoslavië voor het Internationaal Gerechtshof probeerden hun positie te definiëren, maar waar de Raad schitterde door afwezigheid. Laat mij nog iets zeggen over Macedonië. Wij hebben er reeds herhaaldelijk op aangedrongen een soort Helsinkiproces voor Zuid-Europa op gang te brengen. Wij hadden eigenlijk gehoopt dat de Unie onder het Grieks voorzitterschap op dit terrein actief zou worden. In de plaats daarvan hebben wij een klinkende oorveeg gekregen, want de blokkade die de Griekse regering heeft afgekondigd, is zo onvoorstelbaar anti-Europees en getuigt van onwil tot samenwerking. Daarom wil ik u vandaag vragen: wat is de zin van een stabiliteitspact in Europa, wanneer dergelijke tegendraadse maatregelen worden genomen en de crisisgebieden uitgesloten worden van het stabiliteitspact? We willen u en premier Balladur alsook de hele Raad toeroepen: „hic Skopje, hic salta", met andere woorden hieren nu moeten we de proef op de som nemen. Anders zullen we op korte termijn moeten vaststellen dat we in het geval van Macedonië op dezelfde manier gefaald hebben als bij Bosnië, waar Rusland en Amerika ons het werk afnemen. Dat vind ik uiteraard zeer jammer. Nianias (RDE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, voor de zoveelste keer moet ik dezelfde dingen herhalen. Er is een grondwet waarin oorlog wordt verklaard en dat is de grondwet van Skopje. Wij zeiden toen dat dit veranderd moest worden en toen zeiden zij: nee! In 1992 hebben zij dat nog eens herhaald. Er is een vlag waarin het symbool van een ander land voorkomt. Wij zeiden toen dat dit symbool weg moest en toen zeiden zij: nee! Wat de naam betreft, zijn de Europeanen van mening dat namen geen rol spelen, dat er geen schaduwgevecht kan worden geleverd omwille van een naam. Ik zou echter graag de Duitse collega's willen vragen of dan misschien ook de naam „Pruisen" geen rol speelt, de naam van de oppermachtige staat van Frederik de Grote? Waarom wordt die naam niet meer gebruikt? Er is geen land of een deelstaat meer met de naam „Pruisen". Deze naam werd verboden door de geallieerden, omdat daardoor moeilijkheden konden ontstaan. Waar is de naam „Duits Oostenrijk" gebleven? De naam „Duits Oostenrijk" die na de oorlog de Voorlopige Vergadering van Oostenrijk het daglicht deed aanschouwen? Waar is de naam „Frans Somalië" gebleven? Ook deze naam werd verboden en de Franse regering veranderde deze naam, omdat anders nog meer onrust zou kunnen ontstaan in het gebied. Symbolen. Werden bepaalde strofen uit het Duitse volkslied soms niet verboden, omdat zij symbolen waren en een aanleiding hadden kunnen zijn tot oorlog en ongeregeldheden? Wie wil men nu een lesje in de geschiedenis leren? De Grieken? Dat was mijn eerste opmerking. Ten tweede moet gezegd worden dat het gebied gedestabiliseerd werd door diegenen die Glikorov ondersteun-
den. Glikorov zal niet eeuwig aanblijven. De Europese Unie enerzijds en de heer Glikorov anderzijds hebben wel begrepen dat de stabiliteit van het land afhankelijk is van de betrekkingen met de Grieken die bereid zijn tot oprechte vriendschap en vrede op een stabiele basis. Ephremidis (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn verheugd over de hoopvolgevende ontwikkelingen in Bosnië. In de minuut spreektijd die ik heb, wil ik echter ingaan op het hetgeen de fungerend voorzitter in zijn verklaring over de FYROM zei. Wij zijn van mening dat de Griekse regering, zonder zich te laten beïnvloeden door interne opportuniteiten of externe druk, de maatregelen tegen de FYROM moet intrekken en een rechtstreekse dialoog, zonder bemiddeling van wie dan ook, moet beginnen met de leiding van dit land. Het is daarvoor nog niet te laat. Onderwerp van deze dialoog zou moeten zijn, ten eerste de verplichting voor beide zijden, met de noodzakelijke internationale garanties, tot eerbiediging van de huidige grenzen in het Macedonisch gebied, zoals deze zijn vastgelegd in de internationale verdragen en overeenkomsten en ten tweede het staken van elke irredentistische aanspraak en propagandistische praktijk en dus wijziging van de grondwet en het symbool van de FYROM waardoor dergelijke praktijken worden aangemoedigd. Een dergelijk initiatief zou van echte vaderlandsliefde getuigen en de belangen van het Griekse volk behartigen. De belangen van de buurlanden zouden daardoor geenszins worden geschaad. Bovendien zou een dergelijk initiatief een opbouwende uitwerking hebben op heel Joegoslavië. Chauvinisme en nationalisme die de kop weer opsteken en veel onrust teweegbrengen, kunnen daardoor worden tegengegaan. Papoutsis (PSE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, om geen misverstand te doen rijzen, wil ik duidelijk maken dat de vorige spreker, de heer Ephremidis, het onderhavige vraagstuk weliswaar anders benadert, maar inhoudelijk het roerend eens is met het standpunt van het Griekse volk, want daar gaat het in feite om. Hetgeen vandaag wordt besproken, is niet enkel een keuze van de Griekse regering, maar het politieke standpunt van heel het Griekse volk. De restrictieve maatregelen die de Griekse regering heeft getroffen tegen de handel met de Republiek Skopje hebben een juridische en een politieke dimensie. Wat de juridische kant van de zaak betreft, baseert Griekenland zich op een voldoende gemotiveerde rechtsgrondslag, namelijk op artikel 224 van het Verdrag. Dit artikel is herhaaldelijk door lidstaten toegepast en hierin is sprake van overleg met de partners niet voor, maar na het treffen van maatregelen. Dit overleg vindt nu plaats en was reeds aanleiding tot de bemiddelingspogingen van de Commissie, van commissaris van den Broek. Wij hopen van ganser harte dat deze met succes worden bekroond. Er zijn echter ook politieke aspecten. Deze hebben een bijzondere waarde. Ik wil daar enkele korte opmerkingen over maken. Het Parlement moet als vertegenwoordiging van de Europese bevolking weten dat ten eerste, de door de Griekse regering genomen maatregelen de volledige steun genieten van het Griekse volk; ten tweede, het Griekse volk en zijn regering met al hun krachten streven naar vrede, veiligheid en stabiliteit in het gebied van de Balkan; ten derde, Griekenland het enige land van de Balkan is dat de onafhankelijkheid en de soevereiniteit
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/105
Papoutsis van de Voormalige Joegoslaafse Republiek Macedonië garandeert en ten vierde wij nu al meer dan twee jaar geconfronteerd zijn met een zeer onbuigzame houding van de kant van Skopje. Wat dit laatste punt betreft, wil ik vermelden dat de internationale gemeenschap en de Europese Gemeenschap nooit hun toevlucht hebben genomen tot de artikelen betreffende de communautaire solidariteit, noch enige druk hebben uitgeoefend op de politieke krachten in Skopje om hen aan te zetten tot een dialoog en een akkoord met Griekenland. Wij horen integendeel dat nu wel wordt aangedrongen op de artikelen betreffende de communautaire solidariteit, alhoewel hier duidelijke belangen in het geding zijn. Wat dan het artikel van de grondwet betreft waar verschillende collega's en met name de heer Oostlander herhaaldelijk gewag van maken, laat ik in de notulen de verklaring opnemen van de Antifacistische Vergadering van 1944. Dan kan de heer Oostlander of ieder andere collega daar een blik op werpen. Op deze verklaring is de preambule van de grondwet van Skopje gebaseerd en daarin is sprake van hereniging van de drie delen van Macedonië, dat wil zeggen van het Bulgaarse, Joegoslaafse en Griekse deel. Dan wil ik nog een opmerking maken aan uw adres, mevrouw de Voorzitter. U sprak aan het begin over „Macedonië". De commissaris, de heer van den Broek en de fungerend voorzitter van de Raad spraken echter over de Voormalige Joegoslaafse Republiek Macedonië en ik verzoek u vriendelijk ook die naam te gebruiken. Dat is de naam waarmee dit land lid is geworden van de Organisatie van de Verenigde Naties. Pack (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geloofwaardige afschrikking gevolgd door daden in geval van nood, is het enige middel om het geweld van de Servische aanvaller halt toe te roepen. Zowel het Oosten als het Westen hebben dit eindelijk ingezien. Alleen als we in deze richting verdergaan kan een einde gesteld worden aan het hongeren en sterven in Bosnië. Sarajevo en Tuzla zijn echter niet de enige steden in Bosnië die zwaar beproefd worden door het hevige bloedbad van de Serviërs. De NAVO moet gesteund worden om de weg van de geloofwaardige onverbiddelijkheid te blijven volgen. We mogen niet toelaten dat de oorlog van de Serviërs de moeite waard is geweest. De terugtrekking uit de bezette gebieden moet in de zogenaamde confederatiegesprekken als voorwaarde worden gesteld. De houding van Griekenland ten opzichte van Macedonië moet scherp veroordeeld worden. Het is gewoonweg ongehoord dat dit land een buitengrens van de Europese Unie eigenmachtig blokkeert en het maakt de Unie belachelijk. Griekenland en Macedonië moeten hun twisten eindelijk via onderhandelingen oplossen. Er zijn werkelijk grote, bijna onoplosbare problemen in de wereld, maar het Grieks-Macedonische probleem is toch niet onoplosbaar! Ik verzoek de Commissie de nieuwe Republiek Macedonië met alle mogelijke middelen - door exportmogelijkheden of met ons PHARE-programma - te steunen. Alavanos (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, deze grotendeels Grieks Nederlandse discussie verloopt rustiger dan men misschien verwacht had. De grote vraag blijft echter wat de Europese Unie kan doen voor een oplossing van deze crisis tussen Griekenland en de FYROM. Mevrouw Pack heeft gelijk wanneer zij spreekt
over de buitengrenzen van de Unie en daarom zouden de vraagstukken die in Griekenland onrust baren ook de Unie tot nadenken moeten aanzetten. Mijns inziens kan de Europese Unie via de Commissie en via de heer van den Broek wel degelijk iets doen om deze procedure vruchten te doen afwerpen en de ongerustheid weg te nemen die wordt veroorzaakt door symbolen, grenzen en grondwet. Deze zaak betreft Griekenland, maar ook de Europese Unie. Natuurlijk dient een einde te worden gemaakt aan het door Griekenland opgelegde embargo en dienen de voorwaarden te worden geschapen voor de verwezenlijking van opbouwende, voor beide partijen aanvaardbare oplossingen, ook wat de andere vraagstukken betreft. Pesmazoglou (PPE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, in artikel 11 van zijn besluit van 11 juni 1992 zegt het Europees Parlement dat internationale erkenning van de republieken van het voormalig Joegoslavië alleen mogelijk is, indien in de preambule en de bepalingen van hun grondwet geen enkele verwijzing voorkomt naar territoriale aanspraken waardoor aanleiding wordt gegeven tot propaganda of andere soortgelijke acties. Een verwijzing naar artikel 11 komt ook voor in artikel 39 van hetzelfde besluit waarin sprake is van de grondwet van de voormalige Joegoslaafse republiek die de naam „Macedonië" voor zich opeist. Daarin staat dat elke verwijzing naar territoriale aanspraken dient te worden geschrapt. In hetzelfde besluit staat verder dat de standpunten en de voorwaarden van Griekenland tot doel hebben de vrede, de samenwerking en de stabiliteit in de Balkan te waarborgen. De bepalingen van deze officiële tekst van het Europees Parlement werden door de Europese Unie volledig genegeerd. Daardoor werd het voor Griekenland bijkans onmogelijk juiste besprekingen te voeren overeenkomstig het besluit van het Europees Parlement. De zeer moeilijke situatie die daardoor is ontstaan, moet alle aandacht van de Europese Unie krijgen. De Europese Unie, talrijke lidstaten en natuurlijk ook de Europese Commissie hadden van meet af aan aandacht moeten schenken aan de besluiten van het Europees Parlement en deze consequent moeten toepassen. Het gaat hier immers om een vraagstuk dat van cruciaal belang is voor een bepaalde lidstaat. De zaak „Macedonië" wortelt diep in de geschiedenis en ligt het Griekse volk zeer nauw aan het hart. Dit heeft niets te maken met de nationalistische uitwassen waar Griekenland in onverantwoorde publikaties en onjuiste verklaringen van wordt beschuldigd. De lidstaten en de organen van de Europese Unie dienen blijk te geven van een serieus, consequent, verantwoordelijk en solidair gedrag. Alleen dan kunnen zij een beslissende bijdrage leveren tot het verwezenlijken van de voorwaarden voor een serieus overleg en een permanente oplossing waarmee stabiliteit in het betrokken gebied en heel Europa kan worden gegarandeerd. Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag eerst een antwoord geven op de vragen die mij werden gesteld en daarna het Parlement verslag uitbrengen over mijn reis naar het Midden-Oosten. Ik hoef nauwelijks in te gaan op de gemaakte opmerkingen. Mijns inziens willen wij allen dat de Europese Unie een krachtige houding aanneemt ten aanzien van de crisis
Nr. 3-445/106
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Papoulias in het voormalig Joegoslavië en van met name het drama in Bosnië Hercegovina. De kritiek dat de Europese Unie niet dat gedaan heeft wat zij kon doen, aanvaard ik niet. De Europese Unie heeft heel veel gedaan. Haar actieplan geeft mijns inziens de weg aan tot een vreedzame oplossing van het vraagstuk. Wij staan open voor de Verenigde Staten en Rusland en hopen dat ook deze landen het actieplan van de Europese Unie zullen steunen. Hetgeen tot nu toe kon worden bereikt, is vooral te danken aan de inspanningen van de Europese Unie. Ook onze vredestroepen bevinden zich daar en onze belangrijkste zorg is het leed van de mensen daar te lenigen. Geachte afgevaardigden, Griekenland wil geen spanning in het zuidelijk deel van de Balkan. Griekenland was en blijft een stabiliserende factor in de Balkan. Ik zal u kort in herinnering brengen wat Griekenland de laatste tijd heeft ondernomen ten behoeve van een multilaterale samenwerking in de Balkan. Mijn land heeft een zeer belangrijke rol vervuld in de conferentie van de ministers van buitenlandse zaken van de Balkanlanden die in 1987 in Belgrado plaatsvond. Dit was de eerste keer in de geschiedenis dat alle ministers van buitenlandse zaken van de Balkanlanden bijeenkwamen om de mogelijkheden van een multilaterale samenwerking te bespreken. Voor ons is deze samenwerking een belangrijk beginsel. Alleen met een dergelijke multilaterale samenwerking kan de Balkan de crisis overwinnen. Het is absurd dat Griekenland wordt beschuldigd van destabilisatie in de Balkan. De tragische ironie is nu juist dat Glikorov en de FYROM, die economisch, politiek en zelfs militair bij voorbaat op Griekenland steunt, afgezien van Griekenland geen andere partners in de Balkan hebben waar zij hun heil kunnen zoeken, zoals u misschien zou kunnen denken. Helaas bestaat er spanning en wij willen deze ongedaan maken. Wij hebben veel geboden en werken aan een oplossing van de crisis samen met zowel commissaris van den Broek en voorzitter Delors als ook de speciaal afgezant van de VN, de heer Vance. Ons fundamentele standpunt is dat wij de crisis moeten overbruggen. Dit is een absolute noodzaak gezien de huidige spanning in de Balkan. Het is echter niet enkel Griekenland dat water in zijn wijn moet doen. Ook de heer Glikorov moet zijn goede wil betuigen. Hij heeft, ook historisch gezien, ongelijk, zoals hier werd gezegd. Wat de naam „Macedonië" betreft, kan ik u een ding zeggen. Mede omwille hiervan zijn twee Balkanoorlogen uitgevochten. Een ieder die de geschiedenis van de Balkan kent, kan u vertellen dat de geschiedenis zich vandaag herhaalt. Reeds eerder is gebleken tot welke extreme oplossingen irrédentisme kan leiden. Zoals wij ook commissaris van den Broek en voorzitter Delors duidelijk hebben gemaakt, is Griekenland bereid met voorbereidende besprekingen een poging te doen de impasse te doorbreken en de problemen daadwerkelijk bij de horens te vatten. Wij willen allen vrede. Geen vrede in het zuidelijk gedeelte van de Balkan, betekent, zoals uit de geschiedenis is gebleken, gevaar voor de vrede in heel Europa. Griekenland is bereid stappen te ondernemen en werkt daartoe nauw samen met de bevoegde commissaris en de ministers van de Europese Unie. Ik hoop dat wij ons doei
zullen bereiken. Uit hetgeen wij tot nu toe hebben kunnen vernemen, hebben wij kunnen opmaken dat er reden bestaat tot goede hoop. Met uw instemming, mevrouw de Voorzitter, zal ik nu verslag uitbrengen van het bezoek dat ik samen met commissaris van den Broek heb gebracht aan het door crisis geteisterde Midden-Oosten. Wij hebben zeer interessante besprekingen gehad en rechtstreekse inlichtingen gekregen van diegenen die in deze crisis een hoofdrol spelen. Ik wil u niet vermoeien, maar ik moet toch de belangrijkste punten noemen van onze ontmoetingen en u deelgenoot maken van de belangrijkste vaststellingen van de heer van den Broek en mijzelf. Wij hebben ontmoetingen gehad met: de president en de minister van buitenlandse zaken van Tunesië; voorzitter Arafat van de PLO; koning Hoessein en diens troonopvolger Hassan, de premier, de minister van buitenlandse zaken en de parlementsvoorzitter van Jordanië: premier Rabin en minister van buitenlandse zaken Peres van Israël; president Moebarak en minister van buitenlandse zaken Moessa van Egypte, de secretaris generaal van de Arabische Liga, de heer Mengit en ten slotte president Assad, vice-president Haddam en de minister van buitenlandse zaken van Syrië. Met PLO-voorzitter Arafat en de heer Peres heb ik zelfs twee ontmoetingen gehad. Ik ben op doorreis naar Amman in Israël gestopt om daar de heer Peres op de hoogte te stellen van mijn besprekingen met de heer Arafat. Ik moet u bij voorbaat vermelden dat, zoals u wel zult begrijpen, op de sfeer van onze besprekingen en de houding van onze gesprekspartners een schaduw was geworpen door de moordpartij in Hebron. Daardoor is grote onzekerheid ontstaan over de toekomstperspectieven van het vredesproces. De Arabieren zijn diep geschokt en maken evenals Arafat en Hoesseini de Israëlische regering direct of indirect verantwoordelijk voor deze moordpartij. Ook moet ik uw aandacht vestigen op het voor de misdaad gekozen tijdstip en oord. Deze werd gepleegd in de Abraham-moskee tijdens de Ramadan. Dat heeft de Arabieren in toorn doen ontsteken. Desalniettemin hebben alle partijen ons verklaard dat zij bereid zijn de vredesinspanningen voort te zetten en dit is voor ons het allerbelangrijkste. Wij hebben echter wel meningsverschillen kunnen waarnemen in de voorwaarden die de betrokken partijen na het bloedbad in Hebron stellen voor de hervatting van de besprekingen. Het gaat hierbij niet alleen om meningsverschillen tussen de Arabieren enerzijds en Israël anderzijds, maar ook om onenigheid tussen de Arabieren onderling en zelfs in geringe mate. ten aanzien van bepaalde nuances, tussen de heer Peres en de heer Rabin. Het meest terughoudend waren natuurlijk de Syriers. Ondanks hun alom verwachte, heftige veroordeling van Israël en Arafat, hebben zij duidelijk laten doorschemeren dat zij niet alleen vrede willen, maar het onderhandelingsproces zullen voortzetten zolang niet onomstotelijk komt vast te staan dat een overeenkomst onmogelijk is. Ten tweede hebben wij gemeenschappelijk kunnen vaststellen dat met uitzondering van misschien de Syriers, alle gesprekspartners de klemtoon hebben gelegd op de noodzaak politieke afzwakking van Arafat te voorkomen.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/107
Papoulias Diens geloofwaardigheid en daarmee de geloofwaardigheid van het vredesproces hebben na Hebron een flinke deuk gekregen. De heer Peres en de heer Rabin hebben ons verzekerd dat zij de heer Arafat politiek willen steunen en zij daartoe alles in het werk zullen stellen wat binnen de grondwettelijke en andere wettelijke perken in Israël mogelijk is. Daarbij dienen zij natuurlijk rekening te houden met de politieke machtsverhoudingen in Israël waar de regering in het Knesset over een meerderheid van slechts een stem beschikt. Over het algemeen gesproken kunnen wij echter zeggen dat zowel de Israëli's als de Jordaniers, de Egyptenaren en de Tunesiërs van mening zijn dat indien de extreme elementen in Israël de overhand krijgen, het vredesproces volledig spaak zal lopen. Dat zal volgens president Assad gebeuren, wanneer de Israëlische regeringscoalitie bijvoorbeeld wordt uitgebreid met de uiterst conservatieve Mereds-partij. De Syriers waren zogezegd zeer terughoudend, maar verzekerden dat de oppositie tegen Arafat geen oppositie tegen de vrede betekende. De Israëli's beseffen dat maatregelen noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de belangrijkste eis van de Palestijnen voor de hervatting van de besprekingen en tevens om de positie van Arafat in de ogen van Palestijnse publieke opinie politiek te versterken. Alleen dan kunnen doeltreffende voorwaarden worden gecreëerd en veiligheids- en beschermingsgaranties worden geboden aan de Palestijnse bevolking die zich vooral na het bloedbad van Hebron blootgesteld voelt aan extremistische elementen onder de Israëlische kolonisten en geen bescherming voelt uitgaan van de door Arafat gesloten overeenkomsten. De Palestijnen vragen om een internationale militaire aanwezigheid in alle bezette gebieden, om ontwapening van alle kolonisten en om de ontmanteling, in een eerste fase tenminste, van alle nederzettingen die zich in ofin de buurt van zuiver Arabische gebieden bevinden. Arafat heeft deze nederzettingen tijdbommen genoemd. Ook willen zij dat het veiligheidsvraagstuk de absolute prioriteit krijgt in de besprekingen. Ik wijs u erop dat zelfs de gematigde minister van buitenlandse zaken van Egypte, de heer Moessa, duidelijk heeft gemaakt dat het vraagstuk van de nederzettingen onmiddellijk besproken moet worden en harde maatregelen noodzakelijk zijn om de Arabische publieke opinie gerust te stellen. De Israëli's pakken deze eisen in beperkende zin aan. Volgens hen zijn zij niet duidelijk en concreet. Algemeen gesproken kunnen wij echter zeggen dat de Israëli's in principe instemmen met een internationale aanwezigheid, maar deze beperken tot een klein aantal politieke waarnemers in enkel het gebied van de Gazastrook en Jericho. Dit betekent, zoals de heer Rabin trouwens uitdrukkelijk naar voren bracht, dat een herziening van de bestaande overeenkomsten uitgesloten is. Enkele vertegenwoordigers van de Palestijnen in Jeruzalem, zoals Hoesseïni en Asrawi, hebben daarentegen duidelijk gemaakt dat deze overeenkomsten achterhaald zijn en onderwerp moeten zijn van nieuwe onderhandelingen. De heer Peres heeft wel laten doorschemeren dat. indien enkele punten inderdaad voor verandering in aanmerking komen. Israël bereid is dit te bespreken. Zowel de heer Peres als de heer Rabin waren van mening dat een internationale aanwezigheid de tragedie van Hebron niet had kunnen voorkomen en dergelijke voorvallen even-
min in de toekomst kan voorkomen. Bovendien zou volgens hen daardoor gevaar ontstaan voor internationale complicaties, indien slachtoffers vallen onderde waarnemers. Verder stemmen de Israëli's in met ontwapening van enkel een aantal gevaarlijke, verdachte en extreme kolonisten. Zij beweren dat bet onmogelijk is de duizenden kolonisten te ontwapenen. Deze willen absoluut gewapend zijn om zichzelf en hun gezinnen op verantwoorde wijze te kunnen beschermen. Volgens de Palestijnen volstaat iets dergelijks echter niet. Zij zijn van mening dat de Israëli's met hun verwijzing naar de juridische en grondwettelijke beperkingen de eenvoudige administratieve maatregelen als een voorwendsel gebruiken om de kolonisten niet geheel gevaarloos te maken. Wat de ontmanteling van de nederzettingen betreft, lijkt de Israëlische zijde in deze fase niet bereid tot een discussie daarover. Zij is van mening dat dit vraagstuk in de loop van de onderhandelingen ter sprake gebracht moet worden en eventueel kan worden geregeld na de totstandkoming van een slotovereenkomst. Dit sluit niet geheel uit dat misschien binnenkort al een gedeeltelijke regeling wordt gevonden. President Moebarak is van mening dat Arafat weliswaar aan macht heeft ingeboet, maar de situatie in de OLP onder controle heeft. De Syrische vice-president is daarentegen van mening dat, indien nu onder de Palestijnen een referendum zou worden gehouden. Arafat slechts 5% van de stemmen zou krijgen. De Tunesiërs. de Egyptenaren en ook de Jordaniers zijn van mening dat Arafat gesteund moet worden. De Syriers spreken zich hierover liever niet uit en zeggen geen standpunt te willen innemen ten aanzien van de Palestijnse leiding, hetgeen volgens hen een zaak is voor de Palestijnen zelf. Geachte afgevaardigden, het was mijn plicht u op de hoogte te brengen van de reis die de heer van den Broek en ik kort geleden aan dit door crisis geteisterde gebied hebben gebracht.
VOORZITTER: DE HEER CRAVINHO Ondervoorzitter De Voorzitter. - Ik deel mede dat ik zeven ontwerpresoluties ontvangen heb over Bosnië en zeven ontwerpresoluties over het embargo tegen Macedonië, ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van hel Reglement. (') De stemming vindt morgen te 18.30 uur plaats. Woltjer (PSE). - Voorzitter, ik wil alleen voor de goede orde even opmerken dat wij en het hele Parlement de voorzitter van de Raad dankbaar zijn dat hij hier die verklaring over het Midden-Oosten heeft afgelegd. Dat wij op dit moment geen reactie geven betekent niet dat wij daarin niet geïnteresseerd zijn, maar overeenkomstig de planning van het Parlement staat dit onderwerp morgen op de agenda en dan zullen wij zeker op dit onderwerp verder ingaan. Dus het feit dat wij nu niet op dit onderwerp ingaan mag niet gezien worden als een signaal dat wij daar geen belangstelling voor hebben, integendeel wij hebben wel degelijk belangstelling en wij hebben het morgen op de agenda staan. ')
Zie notulen.
Nr. 3-445/108
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. - Hartelijk dank, geachte Afgevaardigde Woltjer. Inderdaad heeft het voorzitterschap een verklaring afgelegd. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen te 18.30 plaats. 8. Veiligheids- en defensiebeleid De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over: het verslag (A3-0105/94) van afgevaardigde Balfe, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid over de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa; -
-
-
-
-
-
het verslag (A3-0372/94) van afgevaardigde Prag, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid, over de ontwikkeling van de Oost-Westbetrekkingen en de gevolgen daarvan voor de betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten op het gebied van veiligheid; het verslag (A3-0093/94) van afgevaardigde Pender, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid, over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika; het verslag (A3-0109/94) van afgevaardigde Poettering, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid, over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie en de desbetreffende doelstellingen, instrumenten en procedures. het verslag (A3-0111/94) van afgevaardigde Ford, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid over ontwapening, controle op wapenexport en non-proliferatie van massavernietigingswapens; het verslag (A3-0077/94) van afgevaardigde Holzfuss, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid over uitbreiding van de Gemeenschap en neutraliteit; en de mondelinge vraag met toelichting (B3-0009/94 - 0-0015/94) van afgevaardigde Barón Crespo, die hij namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid aan de Raad heeft gesteld over de tenuitvoerlegging van het Stabiliteitspact in Europa.
Balfe (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doet mij genoegen het verslag over de Conferentie over Veiligbeid en Samenwerking in Europa in te leiden. Dit was oorspronkelijk het verslag van mijn collega, de heer Romeos, die naar Griekenland is teruggekeerd om daar een ministerspost te bekleden. Niettemin verheugt het mij dat het verslag in dit debat is opgenomen. De CVSE is ontstaan als vrucht van dejaren zeventig en de ontspanning van die tijd. Uit het feit dat zij tot in dejaren negentig heeft kunnen voortbestaan spreekt waardering voor het werk dat zij gedaan heeft en ook voor het nut dat zij blijft afwerpen. Ik ben van mening dat de CVSE en alle andere veiligheidsinstrumenten in West-Europa naast elkaar bezien moeten worden en ik ben voornemens het merendeel van mijn opmerkingen te richten op die instrumenten, hoewel ik dit verslag bij het Parlement wil aanbevelen. De defensie van Europa wordt steeds meer een aangelegenheid die de Gemeenschap aangaat en waarmee wij
9. 3. 94
ons moeten gaan bezighouden. Ik behoor tot de school van mensen die de mening zijn toegedaan dat een van de redenen waarom wij in Europa de afgelopen vijftig jaar de vrede hebben kunnen bewaren is dat wij over een krachtige defensiemacht beschikken. De Sovjetunie heeft ons in zoverre een dienst bewezen dat zij ons ervan weerhouden heeft terug te vallen, zoals wij in de jaren twintig deden. Volgens velen van ons waren de gebeurtenissen van de twintiger jaren te wijten aan de zelfgenoegzaamheid en de warhoofdigheid van de Europese bevolking, waardoor in feite de situatie kon ontstaan die zich in dejaren dertig ontwikkelde. Tegen de mensen die mij nu meedelen dat Europa zijn defensiecapaciteit dient te verminderen, zeg ik dat zij hun kans gekregen hebben en het eindresultaat daarvan was oorlog. De beste manier om onszelf tegen oorlog te beschermen is er werkelijk klaar voor te zijn en ervoor te zorgen dat men beseft dat wij bereid zijn onze grenzen te verdedigen. Laat ik zeggen dat de grondbetekenis van gemeenschapsof gezinsleven de verdediging van dat organisme moet inhouden. Wij kunnen niet voorgeven een Europese Unie te hebben, als wij niet bereid zijn de collectieve verantwoordelijkheid voor de defensie van die Europese Unie op ons te nemen. Nu wij op het punt staan de Unie uit te breiden met andere landen en er een grens van 2575 km lengte met de voormalige Sovjetunie bij te krijgen, moeten wij ook genuanceerder gaan denken over de defensiebehoeften van de Unie. Ik aanvaard weliswaar de algemene strekking van al deze verslagen, maar wil op twee punten een voorbehoud maken. In de eerste plaats moet ik met betrekking tot het verslag van de heer Poettering, dat ik bijna volledig steun, duidelijk maken dat wij, wat de Britse Labourpartij betreft, ons het recht moeten voorbehouden om. indien nodig, „out of area"-operaties uit te voeren. In het bijzonder behoudt de Britse Labourpartij zich het recht voor om de Falkland Eilanden en de talrijke andere Britse overzeese gebieden te verdedigen. Wij sluiten samenwerking op het gebied van de defensie in Europees verband echter niet uit, evenmin als samenwerking vanuit defensief oogpunt ten behoeve van „out of area"operaties. Sommigen van ons zijn van mening dat gebieden als Antarctica en het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Dat zijn plaatsen waar wij op nuttige wijze een strategie kunnen ontwikkelen. Mijn tweede voorbehoud ten aanzien van het verslag van de heer Poettering is dat de Britse Labourpartij het prematuur acht om de Westeuropese Unie met te veel verantwoordelijkheid te belasten. Wij zijn voor een aanpak waarbij de NAVO een dubbele functie te vervullen krijgt en niet zozeer voor de instelling van een parallelle structuur. Het is van belang dat deze twee punten duidelijk in de Notulen van dit Parlement vermeld worden, omdat ik moet zeggen dat wij, met deze twee kanttekeningen, de inhoud van het verslag van de heer Poettering, alsmede de inhoud van de andere, vandaag te behandelen verslagen toejuichen. Ik besluit met te zeggen dat wij, als Europese Unie, de taak hebben de Unie tot een verdedigbaar gebied te maken. Wij moeten gebruik maken van de mogelijkheden die ons door de geleidelijke terugtrekking van de troepen van de Verenigde Staten uit Europa geboden
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/109
Balfe worden, om ons eigen veiligheidssysteem in te voeren, een systeem dat goed zal functioneren en de volgende generaties dezelfde mate van vrede en stabiliteit in West-Europa zal garanderen als mijn generatie heeft genoten. Ik dank het Parlement voor de gelegenheid die ik heb gekregen om dit verslag in te leiden en zie de rest van het debat met belangstelling tegemoet. Prag (PPE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag begin vorig jaar geschreven en afgelopen november is het door de commissie goedgekeurd. Dat verklaart waarom ik amendementen heb moeten indienen. Zij geven echter geen aanleiding tot controverse en zijn louter en alleen bedoeld om het verslag aan de actualiteit aan te passen. In de overwegingen worden de veranderde omstandigheden tussen Oost- en West-Europa samengevat, die in wezen het gevolg zijn van de gebeurtenissen van 1989, waardoor de vroegere monolithische, immense en potentieel onmiddellijke dreiging werd weggenomen, maar tevens een zekere instabiliteit teweeg werd gebracht die de kans op lokale oorlogen sterk vergroot en zo'n oorlog zou een nieuwe proliferatie van kernwapens of zelfs een wereldoorlog kunnen veroorzaken. Het verslag verwelkomt de instelling van een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid, zoals voorzien in het Verdrag van Maastricht, maar acht het van het grootste belang voor de Europese Unie om zo spoedig mogelijk snelle en doeltreffende besluitvormingsprocedures aan te nemen, wil zij een gelijkwaardig partnerschap met de Verenigde Staten vormen. Zowel de Verenigde Staten als Europa zullen moeten wennen aan een grotere Europese rol en inspanning op veiligheidsgebied. Het verslag vermeldt dat het Parlement erkent dat de Verenigde Staten sedert de Tweede Wereldoorlog een essentiële rol gespeeld hebben in Europa. Het juicht het toe dat de huidige Amerikaanse regering haar betrokkenheid tegenover Europa heeft bevestigd en erkent dat er nu een unieke kans is om het tij ten goede te keren. Het verslag juicht het ook toe dat de Amerikaanse regering vastbesloten is om, op één lijn met haar veiligheidsbeleid, economische en politieke maatregelen te nemen en zich daarbij ten doel stelt de groei van de wereldeconomie te bevorderen en de democratie en de vrije markt over de gehele wereld te verbreiden. Ik kom nu op het Atlantisch Bondgenootschap. Het verslag verwelkomt de radicaal nieuwe strategische opvatting van het Bondgenootschap om zich bezig te houden met veelzijdige bedreigingen van alle kanten en verwelkomt in het bijzonder het feit dat het Bondgenootschap zich opnieuw ten doel stelt een rechtvaardige en duurzame vrede in Europa te vestigen, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. Het spreekt zijn goedkeuring uit over de nieuwe zienswijze van het Bondgenootschap, de grotere nadruk die het legt op dialoog en samenwerking, de grote vermindering van de omvang van de bondgenootschappelijke strijdkrachten, die gelijke tred houdt met de nieuwe strategische realiteit, het grotere vertrouwen in het idee van multinationaliteit van de strijdkrachten en de omschakeling van de strijdkrachten naar een militair verantwoorde verhouding van onmiddellijk inzetbare en snel-inzetbare troepen. Mijn amendement nr. 5 verwelkomt het initiatief „Partnerschap voor Vrede" dat de NAVO in januari jongstle-
den heeft goedgekeurd en dat een veel nauwere samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa mogelijk maakt. Dan volgt er een paragraaf over de ontwikkeling van een preventief op de gebeurtenissen vooruitlopend beleid. Dat zou moeten inhouden dat Europa en de Verenigde Staten gezamenlijk de mogelijke conflicthaarden opsporen, de problemen die daaraan ten grondslag liggen diepgaand analyseren en alle mogelijke scenario's en alternatieve actieplannen onderzoeken. Het verslag spreekt de overtuiging uit dat het Atlantisch Bondgenootschap op dit ogenblik nog steeds de beste garantie voor de vrede biedt en roept de Europese Unie en de Verenigde Staten op om het Bondgenootschap te blijven aanpassen aan de veranderende omstandigheden. De echte Europese veiligheids- en defensie-identiteit, zoals voorzien in het Verdrag van Maastricht, dient zich in de nabije toekomst in een zo volledig en nauw mogelijke samenwerking met het Atlantisch Bondgenootschap te blijven ontwikkelen. Het verslag beklemtoont echter dat een sterke Europese defensiepijler en gelijkheid en evenwicht binnen het Bondgenootschap essentieel zijn, niet alleen voor de uitbouw van de Europese Unie, maar ook voor de instandhouding van de NAVO en de erkenning van haar rol in heel Europa. Eén paragraaf waarschuwt zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten voor bezuinigingen op de defensieuitgaven die de omvang van hun strijdmachten zo doen teruglopen dat zij de hen opgelegde vredesmissies niet langer naar behoren kunnen vervullen. Het verslag uit in het bijzonder kritiek op het feit dat de WEU er niet in is geslaagd de benodigde manschappen te mobiliseren voor de vredesoperaties in het voormalige Joegoslavië en het verzoekt om een verdrag tussen de Europese Unie, of de Europese Gemeenschap, en de Verenigde Staten waarin de overleg- en samenwerkingsprocedures voor alle beleidsterreinen van gemeenschappelijk belang volledig worden vastgelegd. Het zegt verder dat de Europese Unie uiteindelijk toch zal moeten beslissen of zij voor zichzelf evenveel onafhankelijke operationele bevoegdheid wenst als de Verenigde Staten hebben. Tenslotte benadrukt het verslag dat wij willen voorkomen dat er een nationalistische Europese supermacht ontstaat. Daarom acht het verslag het van het allergrootste belang dat iedere actie die het gebruik van militair geweld inhoudt door de Verenigde Naties of de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa als rechtmatig wordt erkend. Dit uitvoerige verslag stippelt, naar ik hoop op een manier die van gezond verstand en visie getuigt, een koers uit voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten op het gebied van de veiligheid. Ik vertrouw erop dat het de algemene goedkeuring van het Parlement zal wegdragen. Penders (PPE), rapporteur. - Voorzitter, er is de laatste vijfjaar ontzaglijk veel gebeurd in de hele wereld. Hele schitterende ontwikkelingen, hoopvolle zaken maar ook mislukkingen, drama's en vervulde en onvervulde verwachtingen. Die jaren hebben de verhouding tussen Europa en Amerika niet onberoerd gelaten. Zowel Europa als Amerika leggen ten aanzien van de voornaamste vraagstukken nieuwe accenten. Die accenten zijn niet altijd dezelfde. Maar laten we in de allereerste plaats met nog meer nadruk dan vroeger vaststellen dat Amerika en de Europese Unie gemeenschappelijke waarden en normen hebben en het is ons beider belang om deze te verdedigen. Dat is dus een gemeenschappelijk belang.
Nr. 3-445/110
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Penders Ik blijf het merkwaardig vinden dat twee goede vrienden en bondgenoten hun onderlinge betrekkingen slechts geregeld hebben in één transatlantische verklaring. De Europese Unie heeft met tal van landen verdragen gesloten, maar niet met haar belangrijkste partner. Natuurlijk, er is een NAVO-Verdrag, een Noordatlantisch Verdrag en onlangs is gelukkig een GATT-akkoord tot stand gekomen maar deze verdragen betreffen bepaalde terreinen. Een algemeen overkoepelend verdrag waarin de onderlinge betrekkingen zijn vastgelegd, ontbreekt. Ik vind dat er juist in deze tijd van grote veranderingen en verschuivingen behoefte bestaat aan een verdrag om het belang van blijvende hechte betrekkingen te onderstrepen. De NAVO-top van 10 en 1 I januari van dit jaar in Brussel was zeer succesvol. Amerika gaf haar volledige steun aan de Europese veiligheidssamenwerking. De Westeuropese Unie werd in het zonnetje gezet. Er werden goede afspraken gemaakt voor de eventuele inzet van NAVOtroepen en NAVO-faciliteiten voor operaties buiten het verdragsgebied. Washington committeerde zich om 100.000 man troepen voor onbepaalde tijd in Europa te stationeren. Voor wat betreft de landen in Midden- en Oost-Europa en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten heeft de NAVO met het partnership for peace een concreet en perspectiefvol aanbod gedaan. De laatste politieke ontwikkeling in Rusland, de nieuwe buitenlandse politieke assertiviteit en de doctrine over het nabije buitenland, the near abroad, zijn zorgelijk. Vooralsnog blijven we zitten op een koers van hoop. Maar als deze beleidswijziging zich doorzet, zal dit ongetwijfeld gevolgen hebben voor de relatie tussen de Unie en Rusland. De verspreiding van wapens voor massale vernietiging beschouw ik als de belangrijkste dreiging van de komende tijd. Het is daarom van het allergrootste belang dat bereikt wordt dat het non-proliveratieverdrag wordt verlengd en wel voor onbepaalde tijd. Verder is het mijn stellige overtuiging dat de Europese Unie zich meer moet inzetten voor containment van deze problematiek in landen als Irak, Noord-Korea, Volksrepubliek China, India, Pakistan etc. Dan de economische betrekkingen. De Unie is bepaald niet de enige regio van belang voor de Verenigde Staten. Recent kwam NAFTA tot stand. We hebben verder kennis kunnen nemen van de Amerikaanse interesse in het Asia Pacific Economie Forum en van de perikelen van Washington met Tokio. Bovendien geeft president Clinton prioriteit aan de economische ontwikkeling van zijn land. Daarover kunnen wij niet klagen. Europa heeft daarop in het verleden altijd zelf aangedrongen. President Clinton verbreedde heel uitdrukkelijk de conceptie van veiligheid tot economische veiligheid. Hij deed dat in de volstrekt juiste veronderstelling dat zondereen gezonde economische basis op den duur elke vorm van internationaal beleid in moeilijkheden komt. Ook Amerika heeft in zekere zin zijn Witboek. We hebben de eindstreep van het GATT-akkoord gehaald. Er blijft natuurlijk nog een stevige agenda over. Financiële diensten, telecommunicatie, overheidsopdrachten, maritiem transport. Maar laten we voorts bij de behandeling, regeling en afwikkeling van ongetwijfeld opduikende kwesties en conflicten de multilaterale weg via de Multilateral Trade Organisation bewandelen. Het valt daarom des te meer te betreuren dat de Verenigde Staten in het handelsconflict met Japan de weg van eenzijdige sancties heeft gekozen.
Tenslotte een enkel woord over de bescherming van ons leefmilieu. Amerika en Europa dragen een grote verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling. Dat vergt een goede samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de Verklaring van Rio de Janeiro en het rapport A common future. Dit rapport ondervond zeer brede steun in de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid en ik hoop dat de plenaire vergadering deze koers doorzet. Poettering (PPE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's! Ik vind het positief dat wij vandaag een uitvoerig debat houden over de problemen in verband met het veiligheidsbeleid en het verheugt mij tevens dat de voorzitter van de Raad zijn aandacht weer op dit Parlement richt. Aan de orde is een gecombineerde behandeling van zes verslagen over het veiligheidsbeleid en mondelinge vraag van de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid. De bedoeling van dit debat is verder te denken dan Maastricht. In het licht van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid was het Verdrag van Maastricht mijns inziens een succes. In beeldspraak uitgedrukt: het glas is halfvol, om het positief te zeggen. Wanneer een glas echter halfvol is, is het aan de andere kant natuurlijk nog halfleeg, ook al overweegt de positieve beoordeling. Daarom moeten wij onze blik reeds vandaag, in het jaar 1994, op het jaar 1996 richten en wel op de volgende regeringsconferentie. In dit verband wil ik enkele elementen opnoemen voorde toekomstige ontwikkeling van het Europees buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. Ten eerste, moet het duidelijk zijn dat een vredebewarende en vredestichtende politiek hoofdzakelijk op nietmilitaire middelen gebaseerd moet zijn. Dit betekent dat ons buitenlands en veiligheidsbeleid preventief moet zijn en ertoe moet bijdragen conflicten met vreedzame, nietmilitaire middelen op te lossen. Ten tweede: indien deze middelen niet toereikend zijn en indien blijkt dat de mensenrechten en de democratie in Europa op de proef worden gesteld, dan moeten wij als Europese Unie ook bereid zijn als uiterste middel militaire middelen te gebruiken ter verdediging van de mensenrechten en de democratie. Ten derde is het betreurenswaardig dat het Verdrag van Maastricht de Westeuropese Unie niet volledig in de Europese Unie heeft geïntegreerd. Pas vorige week hebben we in Brussel het verslag-De Gucht aangenomen en de eis gesteld om tijdens de regeringsconferentie in 1996 een beslissing te nemen over de volledige integratie van de WEU met haar instrumentarium en bijstandsclausules in het jaar 1998. Ten vierde heeft de Europese Unie geen rechtsbevoegdheid. Wij eisen dat de Europese Unie deze in de toekomst wel krijgt, zodat ze als dusdanig ook deel kan uitmaken van internationale organisaties zoals de VN of de Veiligheidsraad van de VN. Ik persoonlijk betreur dat in het debat over de hervorming van de VN eerder nationale overwegingen een rol spelen. De Europese Unie moet ook in de wereldveiligheidsraad een deel van de verantwoordelijkheid dragen. Ten vijfde: indien de Europese Unie in staat wil blijven om daadwerkelijk op te treden, moet de Raad beslissingen voor het buitenlands en veiligheidsbeleid met gekwalificeerde meerderheid kunnen nemen. Deze morgen is in het debat over de uitbreiding reeds tot uiting gekomen dat
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/1
Poettering het Parlement de handhaving van een blokkeringsminderheid van 23 stemmen niet zal aanvaarden. Dit zou een stap terug betekenen en het Parlement zou de uitbreiding in dit geval niet kunnen goedkeuren. Dit geldt in principe ook voor het buitenlands en veiligheidsbeleid, ook al bestaan daar bijzondere voorwaarden. Uiteraard moet het Europees Parlement in een dergelijk proces zijn rol spelen. Ten zesde: Dit betekent tenslotte dat wanneer de Raad met gekwalificeerde meerderheid uiteindelijk besluit om soldaten naar een crisisgebied te sturen, dit ook door een meerderheid van het Parlement moet zijn goedgekeurd om de democratische legitimiteit van zo'n besluit te garanderen. In dit geval zouden ook de nationale parlementen van de landen die willen deelnemen aan zulke militaire acties, inspraak moeten hebben. Ten zevende vormt het Eurokorps naar onze mening de basisstructuur voor de gemeenschappelijke strijdkrachten van de Europese Unie. die indien nodig samen met de VN, de CVSE en de NAVO kunnen worden ingezet. En tenslotte ten achtste: met dit verslag vraag ik ook dat de subcommissie veiligheid en ontwapening, waarvan ik sinds haar oprichting in 1984 voorzitter ben en die een lange weg heeft afgelegd, een volwaardige commissie wordt, met name de „Commissie voor veiligheid en defensie". Ik ken eigenlijk geen enkel ander geval waarin een politicus de afschaffing van zijn eigen positie eist. Ik hoop dat het nieuwe Parlement een Commissie voor veiligheid en defensie instelt, zodat we op deze gebieden efficiënt werk kunnen leveren. In dit verband wil ik mijn collega's die de voorbije tien jaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van deze commissie, op het eind met veel succes trouwens, hartelijk danken. Voorts dank ik de colleag's en de voorzitter van de vaste commissie voor het begrip waarmee zij ons steeds bejegend hebben en ons werk gesteund hebben. Ford (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de inleiding van mijn verslag over wapenexport, wapenproduktie en de beperking van massavernietigingswapens beginnen met de leden van de commissie en de heer Barón Crespo in het bijzonder, het personeel van het Parlement en van de Socialistische Fractie, alsmede de externe deskundigen die mij geholpen hebben bij de opstelling van mijn verslag en ervoor gezorgd hebben dat het in de commissie met algemene stemmen werd goedgekeurd, dank te zeggen. Dit is het derde verslag dat ik heb uitgebracht op het veelomvattende gebied van wapencontrole en wapenproduktie. Het eerste werd in maart 1989 door het Parlement aangenomen; het tweede in april 1991 en nu, vijfjaar later, behandelen wij dit derde verslag. In die periode hebben er ingrijpende veranderingen plaatsgevonden: wij zijn getuige geweest van het uiteenvallen van de Sovjetunie en het einde van de Koude Oorlog; wij hebben gezien hoe de Geallieerden de Golfoorlog tegen Irak gevoerd hebben; en wij zijn geconfronteerd met het uitbreken van de nauw met elkaar samenhangende burgeroorlogen in het vroegere Joegoslavië en de voormalige Sovjetunie, en met de onlusten in Somalië en elders in de wereld. De militaire sector van de industrie is sterk in omvang afgenomen, en wel om drie redenen: in de eerste plaats door fusies en overnames, die een efficiëntere produktie
ten gevolge hadden, daar de interne markt - ondanks artikel 223 van het EEG-Verdrag - en de industriële eenwording in feite leiden tot integratie van industrieën die voor twee doeleinden produceren en in sommige gevallen zelfs van de wapenindustrie zelf. In de tweede plaats door een verminderd enthousiasme voor de export, als gevolg van de ervaringen in de Golfoorlog, toen onze legers in de woestijn met onze eigen wapens werden geconfronteerd, en ondanks of dank zij de ervaring van de Britse regering met affaires als de wapenleveranties aan Irak en de Matrix-Churchillaffaire, en van recentere datum die van de Pergaudam in Maleisië, waar overheidsgeld in de vorm van steun om het systeem te smeren werd gebruikt voor wapenorders voor eigen gewin: een grote schande, zelfs zonder de geruchten over steekpenningen voor het afgeven van dubieuze eindgebruiker-certificaten, en uiteindelijk kwam het geld terecht in geheime fondsen voor steekpenningen die in nauw contact staan met de Conservatieve Partij en ooit beheerd werden door de Royal Trust Bank in Canada. In de derde plaats is de vraag verminderd, omdat de supermachten zich niet langer afzijdig houden. Bijgevolg zitten wij nu met een wapenindustrie die enerzijds drastisch heeft moeten inkrimpen, terwijl anderzijds de produktiecapacitcit is toegenomen, en er gaan tienduizenden banen verloren. Wij hebben, mijns inziens, de morele plicht ons om die mensen te bekommeren, maar - en dat is nog belangrijker - wij hebben ook een morele verantwoordelijkheid jegens de industrie: wij moeten die gespecialiseerde teams van geleerden en technici bij elkaar houden, zodat zij de nieuwe op geavanceerde technologie berustende industrieën van de toekomst kunnen helpen de concurrentie met Japan en de Verenigde Staten aan te gaan. In mijn eigen kiesdistrict streeft een dochteronderneming van Ferranti-Thompson, wier volledige produktie thans voor militair gebruik bestemd is. ernaar om in de komende vijf jaar op fifty-fifty basis voor militaire en civiele doeleinden te gaan produceren. Het bedrijf gebruikt de sonartechnologie liever voorde controle op parasieten in de zalmkwekerij dan voor militaire doeleinden. Het hoopt dat het PESCA-programma voor onderzoek op het gebied van de aquicultuur daadwerkelijke hulp kan bieden bij die omschakeling. Die kleinschalige programma's zijn echter onvoldoende: wij hebben voor de toekomst omvangrijke programma's nodig. Als de kolen- en staalsector, de textielindustrie en de scheepsbouw steun kunnen krijgen van de Europese Gemeenschap, hoeveel belangrijker is het dan niet om steun te verlenen aan de nieuwe opkomende industrieën in plaats van aan de ondergaande industrieën van het verleden, zodat zij hun werkzaamheden geleidelijk kunnen afbouwen. Ik hoop dat de Europese Commissie, als zij in dit debat het woord voert, bereid zal zijn duidelijk te verklaren dat de nieuwe doelstelling 4, die op 1 januari jongstleden is ingevoerd om werknemers aan te houden en te herscholen, werkelijk zal gelden voor omschakeling in de wapenindustrie, natuurlijk in de juiste context. Mij dunkt dat deze doelstelling juist daarvoor bedoeld is en zeker in het Verenigd Koninkrijk juichen wij het toe dat doelstelling 4 tot stand is gekomen en wij hopen dat de Britse regering gebruikmaking daarvan onverwijld zal toestaan. Wij juichen het CONVER-programma ook toe en zouden graag zien dat daarvoor meer geld wordt uitgetrokken.
Nr. 3-445/112
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Ford
Onze problemen blijven echter niet tot de Gemeenschap beperkt, wij moeten ook over onze grenzen heen kijken naarde landen van Midden- en Oost-Europa. Wij moeten die landen eveneens door middel van een programma voorde omschakeling van de wapenindustrie steunen. De situatie aldaar is niet zo eenvoudig: hun wapenindustrie kan niet langer als eerste in aanmerking komen voor grondstoffen en mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten. Wij moeten hen helpen hun gespecialiseerde geleerden en technici te behouden, niet alleen ten behoeve van de opbouw van hun eigen economie, maar ook om te voorkomen dat er een uittocht van intellect plaatsvindt naar defensie-instellingen van de minder humane regimes in de wereld. Wij moeten de conventionele wapens uit de circulatie nemen; het is goedkoper ze op te kopen en tot schroot te verwerken dan op te draaien voor de gevolgen, als zij in woede gebruikt worden, gevolgen zoals oorlogsgruwelen en doden, gewonden en vlucbtelingen. Tenslotte moeten wij het probleem aanpakken van de kernwapens in Midden- en Oost-Europa, met name in de voormalige Sovjetunie, omdat de landen daar - en dat zijn in wezen ontwikkelingslanden - nu over een kernwapenarsenaal beschikken, en wij moeten goedschiks en zonodig kwaadschiks de vernietiging van die wapens bewerkstelligen - dat is een van de stappen die wij moeten ondernemen om een einde te maken aan de dreiging die wij van alle kanten voelen. Ik beveel mijn verslag, dat in de commissie met algemene stemmen werd goedgekeurd, bij het Parlement aan. Holzfuss (LDR), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Bij vroegere uitbreidingen van de Europese Gemeenschap ging alle aandacht naar de economische integratie van de kandidaten en haar ontwikkeling. De Verdragen van Rome bevatten slechts weinig bepalingen inzake de veiligheid, hoewel ze later met de geïnstitutionaliseerde Europese Politieke Samenwerking werden uitgebreid. Het Verdrag over de Europese Unie en de beslissing om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te gaan vormen, maakt het noodzakelijk in het kader van een veiligheidsbeleid na te denken over de integratie van staten die sinds bijna 50 jaar geen lid zijn van een militair bondgenootschap, zogenaamde neutrale staten. Reeds bij de eerste gesprekken met de vertegenwoordigers van de kandidaatlanden kwamen we tot de heuglijke vaststelling dat geen van deze landen problemen heeft om de wettelijke bepalingen van het Unieverdrag inzake het buitenlands en veiligheidsbeleid te erkennen en over te nemen, vooral omdat het in eerste instantie de samenwerking tussen de staten en intentieverklaringen betreft. De kandidaatlanden zijn mijns inziens ook geïnteresseerd in een snelle toetreding omdat ze de verdere ontwikkeling van het buitenlands en veiligheidsbeleid mee willen beïnvloeden. Het wegvallen van de confrontatie tussen de blokken en de samenwerking binnen de CVSE en de VN vergemakkelijken de beslissingen en laten toe voorbijgestreefde neutraliteitsbeginselen in vraag te stellen. Alhoewel het Unieverdrag nog maar net in werking is getreden, is het belangrijk vooruit te denken en de vooropgestelde evolutie bij alle toekomstige toetredingsonderhandelingen voor ogen te houden.
Wat dat betreft, zijn er zes punten. Ten eerste, moet het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid de innerlijke samenhang en de handelingsbevoegdheid van de Unie sterken. Ten tweede, moeten alle lidstaten van de Unie actief meewerken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ten derde, moet deze medewerking de stabilisering van de vrede en veiligheid ten goede komen. Ten vierde, moet het nog uit te werken veiligheidsconcept een defensief karakter hebben; zij moet de plicht tot bijstand omvatten en zowel het grondgebied als de bevolking beschermen. Ten vijfde, moet de Europese Unie de mogelijkheid hebben namens de VN en de CVSE op te treden om de vrede te bewaren en bewerkstelligen. Het voorkomen van en het bemiddelen in conflicten zijn belangrijke taken. Ten zesde, moet de volgende regeringsconferentie de vereiste veiligheidsstructuur met inbegrip van de voorziene integratie van de WEU als integraal onderdeel in de ontwikkeling van de Unie onderzoeken en uitwerken. De toetreding van alle lidstaten is wenselijk, want we zitten allemaal in dezelfde boot en moeten in dezelfde richting roeien. Met de toetreding van de vier nieuwe landen wordt de geostrategische situatie van onze Unie aanzienlijk gewijzigd. Het te beschermen grondgebied is 50% groter. Oostenrijk verbindt het territorium van Centraal-Europa met dat van Zuid-Europa en opent de deur voor toetreding naar het Zuidoosten toe. Met Noorwegen wordt de Unie tot aan de poolcirkel uitgebreid en wordt ze verrijkt met een land dat binnen de NAVO de beste mobiliseringsorganisatie heeft. Zweden heeft haar militaire paraatheid en sterke wapenindustrie steeds op een hoog niveau gehouden, zonder lid te zijn van een bondgenootschap. Het is naast Finland het aangewezen land om een brug te slaan naar de Baltische staten. Met Finland tenslotte krijgt de Unie een 1.200 km lange grens met Rusland, waardoor dit land bijzonder geschikt is om een succesvolle relatie met Rusland en andere ex-landen van de Sovjetunie te onderhouden. Voor mij lijdt het geen twijfel dat de huidige toetredingskandidaten zeer actief zullen deelnemen aan de vorming van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, omdat ze zich alle vier in de VN, de CVSE en Noorwegen in de NAVO steeds totaal hebben geëngageerd. Deze opvattingen en uitgangspunten vindt u in mijn verslag terug. Ik vraag u mijn verslag aan te nemen. Barón Crespo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag is het sluitstuk van de vijf verslagen die door de respectieve rapporteurs zijn voorgelegd. Deze verslagen, die zijn opgesteld door de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid, vormen een waar arsenaal waarin de wezenlijke aspecten en problematiek van de veiligheid zijn opgenomen, niet alleen in verband met het GBVB maar ook met het oog op de stabiliteit van ons continent. Zoals u weet, mijnheer de Voorzitter, heeft de Raad van Brussel bij zijn besluiten voor gezamenlijke acties waarmee een aanvang wordt gemaakt met het GBVB, een vijftal acties vastgesteld, waarvan het stabiliteitspact de meest oorspronkelijke actie is. Nadat dat akkoord was gesloten, werd gezegd dat het stabiliteitspact kon worden opgevat als een actie in de campagne voor de voorverkiezingen van de Franse premier, de heer Balladur. Ik ben het niet met deze kritiek eens. omdat ik van mening ben dat dit initiatief aan een reële behoefte beantwoordt. Ik vind dat wij ons erover kunnen verheugen dat de Europe-
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/113
Barón Crespo se Unie dat idee heeft overgenomen, want zij speelt een bepalende rol in de handhaving van de stabiliteit van dit continent, en ons optreden dient dan ook van het gepaste verantwoordelijkheidsgevoel te getuigen. Het gaat hierbij niet om een intellectualistisch debat, maar om een hoogst urgente kwestie, want het is een feit dat er van ons wordt verwacht dat we, net als brandweerlieden bij een uitslaande brand, slagvaardig optreden bij de spanningen die voortdurend de kop op steken tussen landen van ons continent. Het is noodzakelijk dat er orde op zaken wordt gesteld, en dat er in politieke zin inhoud wordt gegeven aan de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van Parijs, door middel van inspraak. Het probleem zit hem in het feit dat het Parlement, nadat dit initiatief van start ging en een aantal elementen ervan door de pers bekend werden gemaakt, volslagen verstoken is gebleven van enige kennis ter zake, als we tenminste niet alleen willen afgaan op de informatie van de pers. Er zouden aantal „ronde-tafelgesprekken" worden gehouden over grens- en minderhedenvraagstukken en over de mogelijkheid om bilaterale of multilaterale overeenkomsten te sluiten. Men blijkt zelfs uit te gaan van het standpunt dat uitsluitend stabiele landen aan het stabiliteitspact zouden moeten deelnemen, net alsof een ziekenhuis -vergeeft u mij de vergelijking- voor gezonde mensen zou worden gebouwd. In een ziekenhuis moeten normaliter de zieken worden opgenomen, en er moeten op zijn minst normen bestaan voor preventie. Het Parlement acht het van fundamenteel belang dat artikel J van het Verdrag betreffende de Europese Unie moet worden toegepast, waaronder ook artikel J.7, waarin wordt gewezen op de bevoegdheid tot inspraak van het Parlement, en het recht van het Parlement om te worden geraadpleegd, en om advies uit te brengen waarmee rekening moet worden gehouden. Het is werkelijk uiterst alarmerend en zorgwekkend dat wij nu, half maart, nog niets weten over de uitvoering van een initiatief dat in de maand april vastere vormen moet gaan aannemen. In afwachting van de informatie die de Raad ons kan verschaffen, zijn wij dan ook van mening dat onze inspraak in de behandeling van een zo belangrijke kwestie volstrekt essentieel is. Wij willen niet telkens weer in een klaagzang hoeven te vervallen, maar wij willen inspraak hebben, en een nieuw conflict met de Raad vermijden -dat in dit geval niet al te hoog zou oplopen-. Daarom is het van belang dat wij in kennis worden gesteld van de voornaamste lijnen van het initiatief, dat ons de benodigde documentatie wordt verstrekt, en dat wij de kans krijgen om een aanbeveling ter zake op te stellen, en met de Raad in debat te gaan over de belangrijkste aspecten ervan. Vervolgens zullen wij desbetreffende resultaten kunnen goedkeuren, wat naar onze mening ook moet worden gedaan door de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie, wanneer het proces eenmaal is afgerond. Het gaat om een actie die niet alleen ambitieus, maar ook absoluut noodzakelijk is voor de toekomst van ons continent. Naar ons oordeel dient de Europese Unie deze actie voort te zetten en te versterken, omdat zij de meest consistente en oorspronkelijke is van haar acties. Wij hopen dat de Raad zijn plicht vervult ten aanzien van de Unie en van de situatie in Europa, dat hij zal erkennen dat
het Parlement recht heeft op inspraak, en dat hij de standpunten van het Parlement in overweging zal nemen, die niet alleen blijken uit deze verslagen, maar ook uit de wil om actief deel te nemen aan het GBVB en dat te consolideren, wat wij als een absolute noodzaak beschouwen. Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Baron Crespo willen antwoorden dat bij het beheer van het initiatief betreffende het stabiliteitspakt herhaaldelijk gebruik is gemaakt van het huidige informatie- en overlegstelsel met het Europees Parlement. Dit geldt vooral voor de tijd na 10 december 1993, toen werd besloten gebruik te maken van het stelsel van gemeenschappelijke activiteiten. Ook in dit geval is de Raad van plan te zorgen voor volledige eerbiediging van de bepalingen van artikel 1, lid 7 van het Verdrag van de Europese Unie. De wijze waarop de Europese Unie vertegenwoordigd zal zijn tijdens de openingsconferentie van Parijs is nog niet besproken in het kader van het GBVB. Ik kan u verzekeren dat de Raad bij de bespreking van dit vraagstuk rekening zal houden met de mening van het Europees Parlement betreffende diens deelneming. Vraagstukken zoals de eventuele vorming van ronde tafels, de inhoud van de besprekingen aldaar, hun werking en de rol van de Unie daarin zijn nu aan de orde in het officiële overleg dat gaande is met de belanghebbende landen. Ik kan u voorlopig alleen verzekeren dat de Raad bereid is het bestaande informatie- en overlegstelsel te gebruiken en het Europees Parlement zo veel mogelijk op de hoogte te houden van de ontwikkelingen die zich bij de onderhandelingen in het pakt voordoen. Dan werd er nog gevraagd of het Europees Parlement de bilaterale overeenkomsten en de aanvullende regelingen uit hoofde van het pakt moet ratificeren. Dat zal afhankelijk zijn van de procedures en van de inhoud van de onderhandelingen. Daar kan nu nog geen uitspraak over worden gedaan. Zoals ook uit de documenten blijkt die op 10 december 1993 door de Europese Raad werden aangenomen, zullen de overeenkomsten worden doorgestuurd naar de CVSE. Daar zullen zij worden bewaard. Het Griekse voorzitterschap zet zich in voor de bevordering van dit communautaire initiatief dat tot doel heeft een klimaat van stabiliteit te creëren in Midden- en Oost-Europa en in de Baltische landen. Als voorzitter van de Europese Unie heeft Griekenland met de negen rechtstreeks betrokken landen reeds ontmoetingen belegd in Athene. De eerste ontmoeting vond plaats op 19 januari 1994 en de tweede op 11 februari 1994. Voor de ontmoetingen heeft te Athene bilateraal overleg plaatsgevonden tussen de betrokken landen en de trojka. Ik teken hierbij aan dat het voorzitterschap ook voor overleg heeft gezorgd tussen de Verenigde Staten en de trojka. Dit overleg vond te Brussel plaats op 22 februari 1994. Binnenkort zal ook een datum worden afgesproken voor een ontmoeting tussen Rusland en de trojka. De Europese Unie heeft de negen direct betrokken landen uitgekozen. De keuze viel op deze landen, omdat zij. met
Nr. 3-445/114
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Papoulias het oog op een eventuele, nog ver in het verschiet liggende toetreding, reeds verder gevorderd zijn dan anderen. Het gaat hierbij om Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië. Uitgesloten zijn de landen die republieken waren van het voormalig Joegoslavië. Eerst moet zich de situatie daar normaliseren. Van meet af aan is echter duidelijk gemaakt dat het pakt een geografisch en evolutie!' karakter zou hebben en in de toekomst kan worden uitgebreid tot andere landen en gebieden. Het Griekse voorzitterschap heeft de leden-landen van de CVSE die deelnemen aan de voorbereidende conferentie van Parijs, reeds verklaard dat het bereid is hen op de hoogte te houden van de vorderingen in de werkzaamheden. Brittan, Sir Leon, vice-voorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze vijf verslagen van de heer Balfe, de heer Prag, de heer Penders, de heer Poettering en de heer Ford - ik kom zo meteen op het verslag van de heer Holzfuss - tonen overtuigend aan dat onze toekomstige betrekkingen met Midden- en OostEuropa en Rusland in grote mate afhankelijk zijn van de vraag of de Unie in staat is haar verplichting een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te ontwikkelen te verenigen met haar strategische banden met de Verenigde Staten. Dat is het onderwerp dat in de meeste verslagen wordt behandeld, en in het bijzonder in het verslag van de heer Penders dat terecht benadrukt dat de betrekking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten de belangrijkste door wederzijdse afhankelijkheid gekenmerkte relatie ter wereld is. Zij hebben fundamentele politieke beginselen en waarden met elkaar gemeen en hebben er belang bij deze in de wereld te bevorderen. Het eerste bezoek van president Clinton aan Europa bood een goede gelegenheid de dialoog weer nieuw leven in te blazen. Hij verklaarde dat hij de Europese integratie krachtig steunde en herhaalde dat Amerika zich blijft inzetten voor de veiligheid en stabiliteit van Europa, terwijl de NAVO-topconferentie - andere sprekers hebben er reeds op gewezen - de Europese defensieidentiteit en de rol van de Westeuropese Unie uitdrukkelijk heeft erkend. Wij zien de noodzaak in van verdere intensivering van de dialoog en verbetering van de overlegmechanismen op andere prioriteitsgebieden, zoals de economie, de politieke ontwikkelingen en de veiligheidssituatie in Rusland, de Oekraïne, het Middenoosten, Iran en Zuid-Afrika, en de non-proliferatie van kernwapens. Om de samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten te verbeteren, moeten wij absoluut eensgezind optreden. De Verenigde Staten dienen van hun kant hun veiligheidsbelangen nader te specificeren en hun buitenlands beleid daarbij aan te passen. Wat de economie en de handel betreft, is het nu noodzakelijk de laatste hand te leggen aan het akkoord dat in het kader van de Uruguay-Ronde is afgesloten en dat ten uitvoer te leggen en het proces onder politieke controle te houden. In dit verband wil ik het betreuren dat de regering van de Verenigde Staten de Super 301-bepalingen weer heeft ingevoerd. Deze bilaterale handelsinstrumenten zijn voor de Gemeenschap onaanvaardbaar, omdat zij theoretisch tegen haar gebruikt kunnen worden. De regering van de Verenigde Staten heeft mij op het hoogste niveau verzekerd dat de Verenigde Staten geen
gebruik zullen maken van de Super 301-wetgeving als dat in strijd is met het Gatt-Akkoord en de bepalingen van de Uruguay-Ronde. De Commissie zal uiterst waakzaam blijven wat deze kwestie betreft. De Europese Unie en de Verenigde Staten zullen verder de volgende generatie handelsproblemen moeten oplossen. De uitdagingen en gemeenschappelijke taken waarvoor wij staan vereisen een beter gecoördineerde aanpak, gemeenschappelijke actie en nauwe samenwerking ten aanzien van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, waarin de transatlantische verklaring trouwens ook voorziet. Het door de Unie en het Europees Parlement in het kader van de CVSE te ontwikkelen actieplan dat wij wensen is een logisch voortvloeisel van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in dat opzicht sluit het verslag-Balfe precies aan bij onze aanpak. Uit de vijf verslagen blijkt dat de huidige vreedzame betrekkingen tussen Oost en West weliswaar bevorderlijk zijn geweest voor de wapencontrole en de nonproliferatie van wapens, maar dat deze kwesties even urgent zijn gebleven en nieuwe problemen met zich meebrengen die wij met grote bereidwilligheid en zeer snel moeten oplossen, voornamelijk door de uitvoering te bespoedigen van de initiatieven die onder het hoofd gemeenschappelijke veiligheid zijn ontplooid. De verdeling van de nieuwe verantwoordelijkheden tussen de NAVO, de WEU en de Unie is noodzakelijk geworden door het einde van de Koude Oorlog. Dat is tevens van belang als antwoord op de nieuwe risico's die uitvoerig in de verslagen beschreven zijn. In het licht van dit alles, is het gemeenschappelijk actieplan, gelanceerd om het stabiliteitspact te bevorderen, werk van preventieve diplomatie dat moeilijk zal zijn en volledig gesteund zal moeten worden door het Parlement. Met betrekking tot de uitvoering van een Europees veiligheidsbeleid kan ik de in het verslag-Prag geuite bezorgdheid over de institutionele moeilijkheden verbonden aan de invoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidheidsbeleid alleen maar beamen. Wij kunnen slechts instemmen met de verklaring van de rapporteur dat deze kwestie opnieuw, als een punt dat prioriteit geniet, behandeld moet worden tijdens de intergouvernementele conferentie van 1996. Wat betreft de wapenhandel en de proliferatie van wapens, stemt het standpunt in het verslag-Ford ook overeen met dat van de Commissie. Wij moeten volledig gebruik maken van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Maastricht en de grotere rol van de Commissie en het Parlement op gebieden die tot nu toe uitsluitend aan de lidstaten waren voorbehouden. Het verslag wijst er terecht op dat de toekomst van artikel 223 van het Verdrag van Rome van doorslaggevende betekenis is voor onze handelingsbevoegdheid. Wij zien dat de kwesties die in deze verslagen ter sprake worden gebracht ten grondslag liggen aan de actie die de Unie reeds heeft ondernomen. Binnen het Atlantisch Bondgenootschap vindt dezelfde discussie plaats en de instellingen dienen samen te werken om de verschillende initiatieven die zijn ontstaan te bundelen. De Commissie zal ervoor zorgen dat zij naar de intergouvernementele conferentie van 1996 toe gaat met een grondige analyse van de problemen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en zij zal de politieke doelstellingen, in het
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
N r. 3-445/115
Brittan, Sir Leon bijzonder met betrekking tot institutionele aangelegenheden, verduidelijken. In het verslag van de heer Poettering worden verscheidene voorstellen gedaan inzake institutionele aangelegenheden die wij van cruciaal belang achten. Het voormalige Joegoslavië heeft ons een les geleerd en stof ter overdenking gegeven. Onze preventieve diplomatie, als een van de mogelijkheden tot crisisbeheersing, dient een gezamenlijke inspanning te zijn van de Europese Unie en de WEU. Dat betekent dat wij ons vermogen om werkelijk te analyseren en te plannen steeds verder moeten ontwikkelen en onze besluiten effectief in praktijk moeten brengen. Totdat er één enkel institutioneel kader in het leven is geroepen zullen wij moeten trachten de nadelen en de ietwat kunstmatige scheiding tussen de Unie en de WEU te beperken. Praktisch gesproken, wij zullen moeten toewerken naar echte samenwerking op de terreinen waarop wij actief zijn, maar te onafhankelijk opereren. Zoals in het verslag-Prag wordt voorgesteld, zal de Commissie intussen proberen te bewerkstelligen dat deze kwesties behandeld worden op grond van de politieke samenhang die het Verdrag vereist. Een praktijkvoorbeeld hiervan is de onderhandeling over de partnerschapsovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst met Rusland en de Oekraïne. In het geval van de Oekraïne gaat deze overeenkomst hand in hand met het initiatief om dat land aan te sporen zijn kernwapens op te geven en als kernwapenvrije staat het Non-proliferatieverdrag te ondertekenen. Tenslotte nog een enkel woord over het verslag van de heer Holzfuss. Ik moet om te beginnen duidelijk maken dat alle Afrikaanse landen in de verklaring van 1993 het acquis van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid hebben aanvaard, met inbegrip van de inhoud, beginselen en politieke doelstellingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Volgens hen is de waarde daarvan dat het zowel een instrument is om de Europese tradities op het gebied van de democratie en de mensenrechten te bevorderen als een mogelijkheid biedt om de stabiliteit in Europa in de toekomst te waarborgen. Uit het overleg met de Afrikaanse landen in de laatste paar maanden is gebleken dat er vrijwel eenstemmigheid bestaat over de standpunten inzake het buitenlands- en veiligheidsbeleid. De nauwere betrokkenheid van het Parlement bij het veiligheidsbeleid draagt op zich al bij tot vergroting van de inzet van de Unie. De impuls die de Europese Raad op het gebied van de veiligheid heeft gegeven moet eigenlijk wel een domino-effect hebben binnen de instellingen en deze instellingen zullen moeten proberen tot uniforme denkwijzen te komen. De Europese Unie is er op gespitst de duidelijke boodschap uit te dragen dat het veiligheidsbeleid vrede en stabiliteit beoogt en de Commissie verwelkomt derhalve de verslagen van de heren Balfe. Prag, Penders, Poettering en Ford. De Voorzitter. - Geachte collega's, wij hebben geen tijd om de lijst van sprekers verderaf te werken. Er zou alleen tijd zijn om een van onze collega's te aanhoren namens de Socialistische Fractie. Het debat zal morgen worden voortgezet. (De vergadering wordt te 16.56 uur geschorst in afwachting van de stemming die te 17.00 uur verwacht wordt)
VOORZITTER: MEVROUW PERY Ondervoorzitter 9. Stemming Verslag zonder debat (A3-0133/94), namens de Commissie institutionele zaken met een ontwerp-besluit over het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (Het Parlement keurt het besluit goed)
Verslag (A3-0085/94) van de heer Jansen van Raay, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burgers, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement aan de Raad (COM(93)0363 C3-0296 en 440/93 - COD0468) tot wijziging van de richtlijnen 77/780/EEG en 89/646/EEG van de Raad op het gebied van kredietinstellingen, richtlijnen 73/239/ EEG en 92/49/EEG van de Raad op het gebied van het schadeverzekeringsbedrijf, richtlijnen 79/267/EEG en 92/96/EEG van de Raad op het gebied van het levensverzekeringsbedrijf en richtlijn 93/22/EEG van de Raad op het gebied van beleggingsondernemingen teneinde het bedrijfseconomisch toezicht te versterken Janssen van Raay (PPE), rapporteur. - Mevrouw de Voorzitter, wij hebben tussentijds een klein probleem gekregen met de Commissie omdat opeens bleek dat er een tekst van de Raad zou zijn die anders zou zijn dan die van de Commissie. Voor al degenen hier aanwezig, die met mij de mogelijkheid overwogen hebben dat ik als rapporteur de zaak zou laten terugwijzen, diene, dat ik nauw contact heb gehad met de Commissie. De Commissie heeft mij verzekerd dat zij blijft bij de oorspronkelijke tekst. Het is een eerste lezing dus wij kunnen gewoon stemmen; de juridische commissie heeft het amendement unaniem aanvaard. Wat mij betreft kunt u dus doorgaan met de stemming. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Verslag (A3-0128/94) van de heer Florenz, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, over het ontwerp van de Raad (8306/93 - C3-303 - SYN 0406 en C3-0106/94) voor een richtlijn van de Raad betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen Stemverklaringen Lannoye (V). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, dit zal niet langer dan twee minuten duren. Wij zijn zeer ontevreden over de uitslag van de stemming die zojuist heeft plaatsgehad. Mits enkele verbeteringen uiteraard, accepteert ons Parlement namelijk het beginsel van gezamenlijke verbranding in een hele reeks ondernemingen zoals cementfabricken en dat in omstandigheden die technisch gezien niet zo goed kunnen zijn als in de normale verbrandingsovens. Wij zijn van mening dat het risico dat men in het onderhavige geval loopt enorm is ten gevolge van het feit dat er een hele reeks giftige afvalstoffen, zoals zware metalen en gechloreerde organische stoffen in het milieu worden verspreid. Ons inziens
Nr. 3-445/116
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Lannoye bestaat de enig juiste benadering in een gelijke behandeling van de verschillende technieken. Dat is niet het geval en daarom zullen wij tegen het verslag stemmen. Caudron (S), schriftelijk. - (FR) De landen van de Europese Unie produceren ieder jaar 22 miljoen ton giftig afval, waarvan 10 à 25 % verbrand wordt. De verbrandingscapaciteit bedraagt 5,5 miljoen ton. Europa kan op dit vlak alleen zelfvoorzienend zijn als gezamenlijke verbranding wordt geaccepteerd en gereglementeerd. In Frankrijk en België vertegenwoordigt de gezamenlijke verbranding 30 % (75% in de Verenigde Staten) en het biedt de volgende voordelen: het is complementair met de verbrandingsovens voor een specifiek soort afval, belangrijke nieuwe investeringen worden vermeden; het genereert geen waterige afvalstoffen en restafval en men heeft op dat vlak reeds tien jaar ervaring. Omdat er in Europa zeer veel cementfabrieken zijn, vermijdt de gezamenlijke verbranding bovendien het openen van nieuwe installaties, die zo moeilijk worden geaccepteerd door de lagere overheden en hun bevolking. De vernietiging van gevaarlijke afvalstoffen is een van de meest ingewikkelde problemen en behandeling ervan duldt geen uitstel. Het is een kwestie die niet wordt opgelost met theoretische debatten waar geen beslissing wordt genomen. Men moet juist gebruik maken van de bestaande en beproefde know-how. Het is beter om van iets bestaands uit te gaan en het dan te verbeteren, dan om theoretische oplossingen uit te werken die vervolgens onmogelijk geconcretiseerd kunnen worden, terwijl de produktie van giftige afvalstoffen, waarvoor geen verwerkingscapaciteit is, gewoon doorgaat. Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) Ik wil van meet af aan duidelijk maken dat de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen een heel gevoelig vraagstuk is waarvoor wettelijke regelingen en uniforme normen op communautair niveau moeten worden uitgevaardigd. Verbranding biedt bepaalde voordelen. Als wij deze opnemen in een preventief beleid, zullen wij op lange termijn bepaalde problemen kunnen oplossen. Men zou op die manier het afvalvolume en -gewicht met 30 % kunnen verminderen, energie kunnen vrijmaken voor bijvoorbeeld verwarming of stroomproduktie en de as en de roest kunnen gebruiken als grondstof voor de industrie. Anderzijds zal door de rookgassen die bij de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen vrijkomen de lucht, het water en de grond worden verontreinigd. Door de veeteelt en de landbouw zal dan ook ons voedsel worden verontreinigd. De roest en de as kunnen niet volledig worden gebruikt. Het grootste gedeelte daarvan moet weer worden opgeslagen. Ook dient te worden vermeld dat de gewonnen energie duurder is dan de volgens de normale methoden geproduceerde energie. Tot slot is de afval van verbranding gewoonlijk nog schadelijker dan de uitgangsstoffen. Wij kunnen verbranding zien als een voorlopige oplossing. Wij zijn echter zeer terughoudend. Er moeten nieuwe technologieën voor de vernietiging van gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Voor de ontwikkeling van deze nieuwe technologieën moet de Europese Unie de noodzakelijke stimulansen en financiële middelen bieden.
Het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen uit het produktieland naar andere landen veroorzaakt gevaren voor de zuidelijke landen, zoals Griekenland die, omdat er geld mee te verdienen valt in harde valuta, het gevaar lopen fabrieken te zien herrijzen voor verbranding van ingevoerd afval. Zeer gevaarlijk zou voor Griekenland ook de vestiging zijn van verbrandingsfabrieken in de buurt van zijn grenzen, in bijvoorbeeld Kroatië of de Voormalige Joegoslaafse Republiek Macedonië. Tot slot zal met de ontwerp-richtlijn van de Raad en met de daarin vastgestelde grenswaarden voor de emissie van verontreinigende stoffen en met de daarin vervatte mogelijkheid tot de lozing van waterige afvalstoffen, de technologische vooruitgang worden tegengegaan en de huidige status quo op zijn laagste niveau worden gehandhaafd. Elke poging tot verbetering van het menselijke milieu wordt daardoor tegengewerkt. Welsh (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik wil mijn steun voor het verslag van de heer Florenz en voor het voorstel voor een richtlijn, zoals gewijzigd door het Parlement, schriftelijk vastleggen. Ik ben vooral ingenomen met de aanneming van amendement nr. 12, waarin duidelijk vastgesteld wordt dat de bepalingen van deze richtlijn evenzeer van toepassing zijn op installaties die gevaarlijke afvalstoffen als brandstof gebruiken voor andere industriële processen, en van amendement nr. 32 dat ertoe verplicht de vergunning periodiek opnieuw aan een beoordeling te onderwerpen. Het heeft voor de cementindustrie veel zin om CEMFUEL en andere chemische verbindingen te kunnen gebruiken voor de verwarming van haar ovens. Deze stoffen verbeteren de algemene energiebalans en zijn een zuinig en geschikt middel om afval te verwerken. De mensen die in de nabijheid wonen van installaties die van dit proces gebruik maken, hebben echter het recht ervan verzekerd te zijn dat hun gezondheid en het plaatselijke milieu niet aan extra risico's worden blootgesteld. Door de emissienormen te verscherpen en een uniforme testmethode in werking te stellen zal de richtlijn hun angst sterk kunnen verminderen. Dat zal vooral een opluchting zijn voor de mensen van mijn kiesdistrict die in de Ribble-vallei wonen, omdat Her Majesty's Inspectorate of Pollution aan Castle Cement Ltd. te Clitheroe vergunning heeft verleend voor de verbranding van CEMFUEL. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Aanbeveling voor de tweede lezing namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming in briefvorm over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0498/93 - COD 0422) over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van richtlijn 89/107/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren worden gebruikt (De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk punt te zijn goedgekeurd)
stand-
9. 3. 94
Aanbeveling voor de tweede lezing namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming in briefvorm over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0503/93 - COD 0378) over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de etikettering van de in de belangrijkste onderdelen van voor de eindverbruiker bestemd schoeisel gebruikte materialen (De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk punt te zijn goedgekeurd)
stand-
Aanbeveling voor de tweede lezing zonder debat (A30116/94), namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0510/93 - COD 0408) inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van die inrichtingen aan deze voertuigen (Rapporteur: de heer Beazley) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing zonder debat (A30135/94), namens de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0086/94 - SYN 0475) inzake het voorstel voor een verordening tot wijziging van verordening nr. 1101/ 89 betreffende de structurele sanering van de binnenscheepvaart (Rapporteur: de heer van der Waal) (De Voorzitter verklaart het gemeenschappelijk punt te zijn goedgekeurd)
stand-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0089/94) namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0016/94 - COD 0410) inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen (Rapporteur: de heer Lataillade) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
Nr. 3-445/117
Handelingen van het Europees Parlement
gemeenschappe-
(De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0114/94) namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0499/93 - COD 94/0423) inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (Rapporteur: de heer Collins) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0087/94) namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0409/93 - COD 0425) inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische verbindingen (VOC's) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie daarvan van terminals naar benzinestations (Rapporteur: de heer Heider) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0I0I/94) namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0505/93 - COD 94/0448) inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van richtlijn 70/220/EEG (Rapporteur: de heer Vittinghoff) Na de stemming van de
amendementen:
Vittinghoff (PSE), rapporteur. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, excuseer dat ik hier nog eens het woord voer, maar het resultaat van de stemming stemt mij droevig. Toch kan ik eerlijk zeggen dat ik mij geen verliezer voel. De verliezer zal het milieu in Europa zijn en ook de werknemers in de toeleveringsbedrijven die uitlaatsystemen vervaardigen. Zo zal het zijn. (Protest)
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0090/94) namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0500/93 - COD 0368) inzake een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (Rapporteur: mevrouw Caroline Jackson)
Ik zal geen lid zijn van het nieuwe Parlement. Ik voorspel u echter nu al dat deze stemming problemen zal opleveren. U kunt gerust roepen zoveel u wilt. Jammert u maar achteraf wanneer zal blijken dat arbeidsplaatsen in deze sector verlorengaan door uw domheid en uw schuld. Ik heb het recht aan mijn zijde, ook al schreeuwt u zoveel u wilt. (Applaus)
Nr. 3-445/118
Collins (PSE), voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het Parlement of het rationele debat is er werkelijk niet bij gebaat, als een rapporteur die hieraan een groot deel van zijn tijd - in feite een groot deel van zijn leven - gewijd heeft, teneinde te bereiken dat er hogere normen worden ingevoerd, uitgejouwd wordt, zelfs als men het niet met hem eens is. De heer Vittinghoff zal niet terugkeren in het volgende parlement. Hij behaalde in 1989 een fameuze overwinning voor dit Parlement door destijds de Europese Commissie te steunen en wij waren hem allen zeer erkentelijk. En dat geldt voor leden van alle partijen in dit Huis. Het debat is ontsierd door het misleidende en hysterische lobbyen van een groot aantal mensen, waaronder ook bepaalde ambtenaren van de Commissie, die beter hadden moeten weten. (Tekenen van onrust) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0088/94) namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0437/93 - COD 0415) inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de depositogarantiestelsels (Rapporteur: mevrouw Vayssade) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0118/94) namens de Commissie energie, onderzoek en technologie over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0018/94 COD 94/0412) inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de winning van koolwaterstoffen (Rapporteur: mevrouw Larive) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
gemeenschappe-
Aanbeveling voor de tweede lezing (A3-0108/94) namens de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (C3-0504/93 - SYN 94/0383) inzake het voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van jongeren op het werk (Rapporteur: mevrouw RYnn) (De Voorzitter verklaart het gewijzigde lijk standpunt te zijn goedgekeurd)
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
gemeenschappe-
Verslag (A3-0095/94) van de heer Florenz, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het voorstel voor een verordening van de Raad (COM(93)0120 - C3-0169/93) houdende eerste wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen Stemverklaringen Ceci (PSE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik neem alleen het woord om de collega's, die op dit late uur van de avond logischerwijs wat verstrooid zijn, te informeren dat wij zojuist voor iets zeer belangrijks hebben gestemd. Deze keer hebben wij gestemd in de vorm van een amendement, en niet in de vorm van een parlementaire resolutie, zoals drie jaar geleden gebeurde met de aanvaarding van een uiterst belangrijk beginsel, voor het beginsel van gelijkwaardigheid betreffende de afhandeling van produkten, van welke aard dan ook, tussen de verschillende landen van de Gemeenschap en tussen deze en derde landen die hetzelfde veiligheidsniveau moeten garanderen voorde gezondheid van mens, dieren milieu. Nu zullen er misschien geen nieuwe voorstellen meer worden gedaan voor richtlijnen en verordeningen die deze hoge ethische waarde buiten beschouwing laten. Het kan gewoon niet dat er twee verschillende voorschriften zijn voorde inachtneming van de gezondheid en het milieu; een dat geldt voor de landen van de Gemeenschap en een voor de landen daarbuiten. Dit is de betekenis van het amendement dat zojuist is aangenomen. Het document zelf is door de amendementen van het Parlement erg veranderd en veel verbeterd. Ik moet nog een laatste opmerking maken. Zowel het feit dat de rapporteur inzake enkele amendementen die uitermate belangrijk zijn een andere mening is toegedaan, als het feit dat 85 personen tegen het beginsel van gelijkwaardigheid hebben gestemd, tast de betekenis van deze stemming aan. Ik hoop dat dit uitsluitend te wijten is aan de verstrooidheid van de aanwezigen en dat bet gehele Parlement de ethische betekenis van deze stemming zal steunen. Lannoye (V). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, mijn fractie zal voor het verslag stemmen. Het Parlement heeft een aantal belangrijke amendementen aangenomen die een aanzienlijke verbetering betekenen van een verordening die tot op heden volledig te wensen overliet. Ik ga hier akkoord met onze collega Ceci en wil opmerken dat het onaanvaardbaar is dat wij binnen deze Europese Gemeenschap normen hebben ter bescherming van de gezondheid van de bevolking en dat wij produkten die op ons grondgebied verboden zijn. exporteren om te worden gebruikt door andere bevolkingen. Albanië is daar een bijzonder duidelijk voorbeeld van. Sinds enige dagen weten wij dat er in de loop van 1991 -1922 tenminste 500 ton pesticiden, die in de Europese Gemeenschap zijn verboden, naar Albanië zijn uitgevoerd. Die 50Ö ton bevatten drie zeer giftige stoffen, namelijk melipax, falisan en camphechlor en de Albanese autoriteiten hebben zich een beetje laat gerealiseerd dat sommige van deze produkten op hun grondgebied ook verboden waren. Wij bevinden ons nu in een ingewikkelde juridische situatie die onaanvaardbaar is voor de Albanezen en voor ons evenzeer.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/119
Lannoye Dus ook al wordt deze verordening toegepast, dan is hij toch ontoereikend. De Commissie moet een nieuwe verordening opstellen die dit soort export verbiedt. Helaas vrees ik dat de politieke wil daartoe nog ontbreekt, nadat ik de commissaris eergisteren heb horen zeggen dat onze amendementen voor de Commissie onaanvaardbaar waren. Ik begrijp die houding niet en ik hoop dat wij zeer vastberaden zullen zijn ten aanzien van de opvolging inzake de wijziging van de verordening waarover nu beraadslaagd wordt. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Verslag (A3-0082/94) van de heer Lalor, namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(93)0218 - C3-0220/93) inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor organisaties belast met de inspectie en controle van schepen Stemverklaring Cushnahan (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik wil de rapporteur complimenteren met de uitbrenging van zijn verslag. Het is dringend noodzakelijk de veiligheid van het zeevervoer te verbeteren en de vervuiling te voorkomen. Helaas krijgt deze kwestie slechts de aandacht die zij verdient, als zich een grote ramp heeft voorgedaan. Dan is het natuurlijk te laat. Deze richtlijn is een van de zeven richtlijnen die de Commissie voornemens is in te dienen ter verbetering van de veiligheid op zee. Ik juich het toe dat zij zich hiervoor inzet. Het valt toe te juichen dat uniforme naleving van internationale normen gewaarborgd wordt en dat nationale organisaties betrokken worden bij de certificatie van schepen en de controleprocedure en ik hoop dat het door de Commissie voorgestelde wetgevingsprogramma op dit gebied een grotere mate van veiligheid op onze zeeën zal garanderen. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
te richten tot de Commissie vervoer en toerisme, die in amendement 4 de doelstelling stipuleert om onvoldoende gekwalificeerde bemanningen te elimineren. Ik hoop dat de kern van de zaak het zal winnen van de vormelijkheid. Na deze opmerking kunnen wij onze goedkeuring uitspreken over de Commissie en de rapporteur. Talrijke ongevallen hebben aangetoond dat de onvoldoende opleiding van de bemanningen van schepen, die vaak onder goedkope vlag varen, een van de hoofdoorzaken was van ofwel het ongeluk zelf, ofwel van het onvermogen om te verhinderen dat een minder belangrijke averij ontaardde in een scheepsramp. Artikel 7 van de ontwerp-richtlijn moet worden opgevat als de noodzaak om over te stappen op nationale bemanningen, omdat het bezigen van dezelfde moedertaal nog altijd de beste manier is om elkaar te begrijpen. Deze richtlijn moet ook worden opgevat als een middel om het aanwerven te voorkomen, in weerwil van alle elementaire veiligheidsregels, van allochtone arbeiders die slecht zijn opgeleid maar ook weinig kosten. Het doet ons genoegen te constateren dat de Commissie, de Raad en naar ik hoop ook het Europees Parlement naar aanleiding van een technische richtlijn, eindelijk een gedeelte van de nefaste gevolgen inzien van geïmmigreerde arbeiders. Helaas trekt deze richtlijn niet alle voor de hand liggende conclusies. Het geven van nationale en vervolgens communautaire voorrang is gezien het hoge opleidingsniveau van onze arbeiders niet meer dan logisch.
Sarlis (PPE), rapporteur. - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde enkel de leden van de Commissie vervoer en toerisme van harte bedanken voor hun bijdragen tot dit zeer moeilijke en technische vraagstuk. Aangezien er over de onderhavige richtlijn een gemeenschappelijk standpunt zal worden uitgebracht, wilde ik mededelen dat de geboekte resultaten mij en het secretariaat van de Commissie vervoer en toerisme ten zeerste verheugen. (Hel Parlement neemt de wetgevingsresolutie
Verslag (A3-0083/94) van de heer Sarlis, namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(93)0217 - C3-0233/93) voor een richtlijn inzake het minimumopleidingsniveau van zeevaartberoepen Stemverklaringen Cushnahan (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik juich dit verslag toe. De richtlijn die eraan ten grondslag ligt zal het voor de zeelieden van de Gemeenschap, ongeacht hun nationaliteit, gemakkelijker maken om werk te krijgen op alle communautaire schepen. Doordat de richtlijn voorziet in de harmonisatie van de opleiding en de toekenning van een communautair diploma zal zij de kwaliteit van het zeemanschap verbeteren en de veiligheid op zee hopelijk ook op een hoger peil brengen. Tauran (DR), schriftelijk. - (FR) Alvorens de rapporteur te feliciteren met zijn werk, ben ik zo vrij een opmerking
aan)
Verslag (A3-0071/94) van de heer Lalor, namens de Commissie vervoer en toerisme over het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(93)0406 - C3-0322/93) voor een richtlijn houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan) (')
Verslag (A3-0122/94) van de heer von Wogau, namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid over het Witboek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen: „Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid" (COM(93)0700 - C3-0509/93) ') Agenda: zie Notulen.
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/120
Stemverklaringen Erst de la Graete (V). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, onze fractie zal niet deelnemen aan de stemming over deze resolutie omdat wij de rapporteur willen aanmoedigen, daar de huidige versie al veel beter is dan de oorspronkelijke. Wij kunnen ons echter niet bij deze resolutie aansluiten, omdat wij met een aantal punten niet akkoord kunnen gaan, zoals ik in de plenaire vergadering reeds gezegd heb. Wij zijn van mening dat er meer gedaan had kunnen worden, niet alleen inzake het milieu, waar het standpunt van het Parlement mijns inziens progressiever is dan dat van de Commissie, maar ook op het stuk van de verdeling en verkorting van de arbeidstijd en een betere herverdeling van de inkomsten. Ook vinden wij dat de groei zich moet heroriënteren op een hogere kwaliteit van het bestaan en een lagere verspilling van de natuurlijke hulpbronnen. Daarom zullen wij niet stemmen, ondanks de vooruitgang die geboekt is. Bonde (ARC). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, toen de Denen over het Verdrag van Maastricht stemden kregen zij de verzekering dat de EG zich nooit zou mengen in hun welvaarts- en uitkeringssysteem. Nu steekt de Commissie echter een beschuldigende vinger uit naar het Deense sociale-zekerheidsstelsel dat werkloosheid zou veroorzaken. Mag ik u op één ding wijzen: men wordt niet werkloos omdat men een uitkering krijgt. Men krijgt een uitkering omdat men werkloos wordt. Die uitkering is bovendien maar een geringe vergoeding voor verloren arbeidsinkomsten. Een uitkering biedt geen compensatie voor het verlies van collega's, het recht om iets te doen te hebben, het recht om deel uit te maken van de maatschappij en een echte baan te hebben. Recht op arbeid wordt overigens zo belangrijk geacht dat het opgenomen is als één van de mensenrechten in onze grondwet, in elk geval in Denemarken. Denemarken had ooit werk voor iedereen en een tekort aan arbeidskrachten. Er zijn ooit meer vacante betrekkingen geweest dan werklozen en toen lag de uitkering 20% hoger dan vandaag. Op grond hiervan vindt ik het verkeerd het uitkeringsstelsel verantwoordelijk te stellen voor de werkloosheid en ben ik niet bereid het Witboek van de Commissie en het verslag-von Wogau te steunen. Gollnisch (DR). - (FR) Mevrouw de Voorzitter. Het Witboek van de heer von Wogau bevat een aantal uitstekende elementen, en wij zullen dan ook niet tegen stemmen. De aanpak van deze vreselijke realiteit vergt echter meer realisme en meer maatregelen. Ten eerste wordt in het verslag vastgesteld dat er 17 miljoen werklozen zijn in de Gemeenschap. De werkelijke cijfers, die veel hoger liggen, worden gemaskeerd door een kunstmatige verlenging van de universitaire studies; door dat wat men de sociale behandeling van de werkloosheid noemt, het vervroegd pensioen van ouderen; opleidingscontracten voor jongeren, die nergens toe leiden. Bovendien worden ze gemaskeerd door het enorme aantal mensen in openbare dienst, waar stabiliteit verzekerd is. Frankrijk had in 1950 twee miljoen ambtenaren; nu zijn er dat 5 miljoen. De vier belangrijkste oorzaken van de werkloosheid worden in het verslag niet duidelijk genoeg genoemd. Ten eerste de vrijhandel: hele takken van onze industrie en landbouw worden door de vrijhandel vernietigd. Considerans g die aan het GATT-akkoord een versterkte
9. 3. 94
groei van 135 miljard dollar toeschrijft, is dan ook een cirkelredenering. Dan is er de belastingdruk, die investeringen in de weg staat en initiatieven ontmoedigt. Ten derde moeten we de bureaucratie noemen, die verlammend werkt maar die wij nog eens verergeren door de verwarde, pietepeuterige en opdringerige communautaire wetgeving. Tenslotte de immigratie, die door het staatloze en kortzichtige kapitalisme is georganiseerd. Deze immigratie neemt miljoenen banen voor haar rekening en betekent een belemmering voor de westerse industrie in haar streven naar produktiviteitsverhoging. Er is geen enkele duurzame oplossing voor de werkloosheid als men niet eerste de werkelijke oorzaken aanpakt. Simeoni (ARC). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alleen opmerken dat het verslag groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid deze vergelijking in de huidige context nooit zal oplossen. Er is misschien groei, maar niet voor de werkgelegenheid, en het concurrentievermogen brengt ons op een dood punt. Het is hoog tijd dat men dieper gaat nadenken en dat men ophoudt met het gebruik van vernuftige oplossingen om te proberen de werkloosheid te beteugelen, zoals nu gebeurt. Het scheppen van banen impliceert een herziening van het gehele systeem, en daarom zullen wij niet voor dit verslag stemmen. von Wogau (PPE), rapporteur. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een verklaring afleggen en weliswaar niet als rapporteur, maar namens mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij. Ik moet de fractie helaas aanraden tegen het verslag te stemmen, ook al betreur ik dit ten zeerste. Zowel wat de analyse als de te nemen maatregelen betreft, was er een grote toenadering tussen onze standpunten. We waren het reeds eens geworden dat de arbeidsmarkt meer flexibiliteit behoeft, dat de kleine en middelgrote ondernemingen in het scheppen van arbeidsplaatsen een belangrijke rol dienen te spelen en dat de uitbouw van de transeuropese netwerken het concurrentievermogen van de Europese Gemeenschap kan verstevigen. In verband met de analyse hebben wij in de paragrafen 30 en 31 bijvoorbeeld gezegd dat de loonkosten geen rol spelen, maar dat het gebrek aan competitiviteit alleen te wijten is aan de wisselkoersen. Hetgeen de meerderheid nu besloten heeft, geeft gewoon geen juiste analyse weer. Daarom kunnen wij helaas niet voor het verslag stemmen. (Applaus) Metten (PSE). - Voorzitter, mag ik de rapporteur verzoeken om paragrafen 30 en 31 nog eens te lezen. Want wat hij nu als weergave gaf van die paragrafen stemt niet overeen met de werkelijkheid. Er wordt iets gezegd over loonkosten en er wordt iets gezegd over wisselkoersen, maar het wordt in termen van meer en minder tegenover elkaar geplaatst en er wordt absoluut niet gezegd dat het geen kwestie van loonkosten is. Ik denk dat de rapporteur een verkeerde voorstelling van zaken geeft. Dat betreur ik en misschien dat er enigen zijn in zijn fractie die toch nog wijs zijn en zorgen dat er in ieder geval een verslag van dit Parlement is. Caudron, schriftelijk. - (FR) Zoals ik vanochtend in het debat al gezegd heb, is de werkeloosheid in Europa een kankergezwel dat men met alle middelen op straffe des doods moet overwinnen. Het Witboek is een van de elementen van deze strijd, op voorwaarde dat het snel en concreet in de praktijk wordt
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/121
Caudron gebracht en dat het wordt gefinancierd middels een grote „lening tegen de werkloosheid". Maar het is ook noodzakelijk dat Europa zijn privéspaargeld investeert - hetgeen nu niet het geval is - om daarmee 8 à 9 miljoen banen te kunnen creëren. De regeringen moeten de crisis niet meer willen bestrijden met een directe of indirecte verlaging van de salarissen. Daardoor daalt immers de consumptie en dus de produktie, hetgeen weer voor meer werklozen zorgt. Valse oplossingen moeten resoluut van de hand worden gewezen en men moet ophouden met het reglementeren en benadelen van werk. Wat moet veranderen is het beheer van de markteconomie en het beleid van de ondernemingen. In Europa is de werkloosheid en het inkomen van de allerrijksten gestegen. De ultraliberale trend die de strijd heeft aangebonden met de solidariteit, heeft alleen maar geleid tot wanorde, desillusies en ellende. Om de werkloosheid te bestrijden, moet de groei dan ook zeer snel op gang komen met een krachtig en vooral concreet Witboek. De sociale dimensie moet voorop komen te staan en er moet een daadwerkelijk sociaal Europa komen. Men moet steeds maar herhalen dat het sociale aspect een groeifactor is en niet een kwijnend goed van een economie in crisis. Delcroix (PSE), schriftelijk. - (FR) In een verslag van 8 februari 1994, maakt de DG IV melding van een studie uitgevoerd in opdracht van de afdeling Toegepaste Economie van de Universiteit van Cambridge, in samenwerking met het Nationaal Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek van Londen en met medewerkers uit zes andere lidstaten. De studie betreft een evaluatie van de risico's en mogelijkheden op het vlak van de werkgelegenheid in het algemeen, alsmede van de veiligheid en de sociale bescherming in de tweede fase van de economische en monetaire unie. Welke gevolgen zullen de maatregelen hebben die getroffen moeten worden om te voldoen aan de convergentiecriteria van de economische en monetaire unie, op de werkgelegenheid, de sociale bescherming en andere belangrijke terreinen van het sociaal beleid? De conclusies zijn duidelijk: „Een streng budgettair en monetair beleid dat nodig is om de convergentiecriteria te bereiken, zal op korte termijn werkloosheid veroorzaken en dus de vraag naar diensten op sociaal vlak doen stijgen, zulks in een context van lagere ontvangsten en inkomsten. In een dergelijke conjunctuur zullen de kwaliteit en de mate van sociale bescherming onder zware druk komen te staan." Nog meer werkloosheid en nog minder sociale bescherming! In de studie worden drie situaties bekeken: een simulatie met betrekking tot de rentevoeten, met een verlaging van 1 % van de nominale rente op korte termijn. Dit zal gevolgd worden door een verlaging van de werkloosheid op middellange termijn, maar de inflatie zal een opgaande tendens vertonen en het overheidstekort en het lopend tekort zal toenemen. een tweede simulatie voorziet een stijging van de overheidsuitgaven. De conclusies lopen nagenoeg parallel met die bij de versoepeling van het monetair beleid.
-
een laatste simulatie voorziet een verlaging met 1% van het niveau van de verplichte bijdragen van de werkgevers. Ook in dit geval vertonen de resultaten een gelijkaardige tendens met die van de vorige hypotheses op het stuk van produktie en werkloosheid, door een grotere inflatie en het probleem van het dubbele tekort.
De conclusies van deze simulaties zijn duidelijk: betere prestaties op het vlak van de produktie en de werkloosheid gaan gepaard met een hogere inflatie, een depreciatie van de munt en een verhoging van het binnen- en buitenlands tekort in percentage van het monetair BNP. Ik stel voor dat het model voor de opbouw van de economische en monetaire unie gebaseerd op alleen economische ontwikkeling, vervangen wordt door een model dat tegelijkertijd het economische, het sociale en het milieu-aspect in overweging neemt. Ook stel ik voor dat de simulaties tegelijkertijd rekening houden met alle hypotheses en met een overdracht van de belasting van arbeid naar de belasting van de natuurlijke hulpbronnen en produkten. Als onveranderlijke grootheid neemt men de solvabele massa; te weten de koopkracht van de gezinnen en het niveau van de sociale bescherming, en de overtuiging dat de opbouw van een duurzame economie noodzakelijk is. Donnelly, McMahon en Green (PSE), schriftelijk. - (EN) De Labourpartij in het Europees Parlement zal verzoeken om een stemming in onderdelen over paragraaf 30, eerste streepje, van het verslag-van Velzen en een aparte stemming over paragraaf 5 van het verslag-von Wogau. Beide paragrafen verzoeken om een verhoging van de belasting op energie, die de Labourpartij in het Europees Parlement onder de huidige omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk niet kan steunen, omdat aldaar de BTW op brandstof wordt ingevoerd zonder dat er voldoende maatregelen worden genomen om de meest kwetsbaren in de samenleving te beschermen tegen hogere kosten die zij niet kunnen opbrengen. De Labourpartij in het Europees Parlement zal daarom tegen deze twee paragrafen stemmen, hoewel zij bij de eindstemming de beide verslagen wel zal steunen. Rønn, Blak en Jensen (PSE), schriftelijk. - (DA) Het debat in het Parlement vandaag toont aan dat er niet langer verschil bestaat tussen de economische discussies die in de lidstaten en in de EU worden gevoerd. De werkloosheid is het belangrijkste probleem maar wat doet men eraan? De conservatieven zijn het met ons misschien eens over één woord, namelijk grotere flexibiliteit maar conservatieve „flexibiliteit" betekent een vermindering van de lonen en de sociale uitkeringen. Sociaaldemocratische flexibiliteit betekent voor beter opgeleide werknemers zorgen. Onze werknemers zijn slecht of onvoldoende opgeleid. De EG-lidstaten moeten opleiding en verlof daartoe steunen. Verlofregelingen kunnen plaats bieden aan werklozen. Waarom volgt niet 10% van de werkenden in de Gemeenschap een opleiding in plaats van te wachten op een uitkering? Een algemene arbeidsduurverkorting lost het probleem van de werkloosheid niet op. De ervaring heeft tot nu toe uitgewezen dat dit een hoger tempo tot gevolg heeft maar slechts zelden meer werkgelegenheid. Verlofregelingen kunnen daarentegen plaats bieden aan werklozen en hen een tijdlang een echte baan bezorgen, wat dan weer hun
Nr. 3-445/I2:
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Rotin. Blak en Jensen kansen op de arbeidsmarkt doet toenemen. Wij kunnen ons voor een groot stuk uit de werkloosheid opwerken door betere opleidingen.
voorbeelden daarvan. In dat specifieke geval werd de machtige Amerikaanse vliegtuigindustrie met groot succes ingeschakeld.
De convergentiecriteria van de Economische Unie kunnen onze inspanningen voor de werkgelegenheid hinderen. Op langere termijn moeten wij werkgelegenheid als criterium invoeren. Op korte termijn is het te verantwoorden dat de lidstaten grotere tekorten vertonen dan toegelaten in het Verdrag van Maastricht.
In de tweede plaats kunnen wij nooit de werkloosheid bestrijden en de concurrentie verslaan zonder het kleinbedrijf en de ondernemingszin te stimuleren. De Verenigde Staten hebben in de afgelopen tien jaar tien keer zoveel arbeidsplaatsen geschapen als Europa, omdat zij dit hebben ingezien. Bijna alle grote ondernemingen zijn opgezet met alleen het grote vernuft en de voortvarendheid van de oprichter en degenen om hem heen die in de zaak geloofden.
Wanneer de Gemeenschap middelen besteedt moeten steeds het milieu en de werkgelegenheid in acht worden genomen. Wij moeten op de begroting meer middelen toekennen voor toegepast onderzoek. Traditionele steun aan de industrie levert geen arbeidsplaatsen op. De Gemeenschap moet kleine en middelgrote ondernemingen steunen en niet de grote oude industriegiganten die onomkeerbaar op de terugweg zijn. Wij moeten ook de enorme staatssubsidies van sommige landen naar beneden halen. Zij vervalsen de concurrentie in de EG-landen en de Gemeenschap heeft besloten daar komaf mee te maken. Indien de Commissie er niet in slaagt dit beleid uit te voeren moet er een onafhankelijke instantie komen die toezicht houdt op de concurrentie. Het investeringsbeleid van de EG moet vaste tred houden met het communautaire milieubeleid. Het milieu moet in alle projecten aan bod komen wanneer de EG - overigens terecht - de opbouw van de infrastructuur bevordert. Wij mogen bijvoorbeeld niet langer steun geven aan de luchtvaart of het autoverkeer maar dienen ons in plaats daarvan bezig te houden met het treinverkeer, en het collectieve verkeer voorrang te verlenen boven het individuele verkeer. Er liggen arbeidsplaatsen in de dienstensector, in de sociale en de gezondheidssector, in toerisme, cultuur en stadsvernieuwing en in het milieu. Daarom moeten wij communautaire steun geven aan systeemexporl van knowhow op deze gebieden. Het zwaartepunt van de belastingen moet verschuiven van de arbeidsinkomens naar de arbeidsvrije inkomsten, valutaspeculatie en bedrijfsverhuizingen maar ook naar het verbruik van natuurlijke reserves zoals bijvoorbeeld taksen op C02-uitstoot. Stewart-Clark, Sir Jack (PPE), schriftelijk. - (EN) Dit verslag bevat vele voortreffelijke voorstellen en ik hoop dat de Commissie die zal overnemen. Tegelijk met deze steunbetuiging wil ik enkele suggesties doen, die hopelijk iets zullen toevoegen of kracht zullen bijzetten aan de beste aanbevelingen van de heer von Wogau. De Europese Unie staat voor de keus om haar sterkste punten - een groot scala van talenten en een grote culturele verscheidenheid - zoveel mogelijk uit te buiten door middel van samenwerking of de concurrentiestrijd tegen de opkomende landen van het Verre Oosten te verliezen. De keus is aan ons.
In de derde plaats moet ons werknemersbestand zowel technisch opgeleid als flexibel zijn. Dat betekent dat de opleiding niet op slechts één baan maar op vele banen gericht moet zijn en dat leren op het werk een doorgaand dynamisch proces is. Europa wil zo sterk groeien dat het geavanceerde technologie kan exploiteren. Dat is alleen mogelijk als het bewerkstelligt dat bedrijfsleiding en werknemers in Europa voortdurend aan alle eisen voldoen door zich de nieuwste technieken eigen te maken. In de vierde plaats moet opnieuw benadrukt worden dat voor elk bedrijf geldt dat het alleen kan bloeien als het stimuleert tot persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel en persoonlijke trots. Iedere werknemer van welk bedrijf dan ook, van hoog tot laag, moet zich bij het bedrijf betrokken voelen en weten wat zich binnen het bedrijf afspeelt. Wij moeten creativiteit en verscheidenheid aanmoedigen. De beste voorbeelden hiervan vinden wij altijd bij de bedrijven waar de mensen, op welk niveau zij ook werkzaam zijn, opgeleid en gemotiveerd worden en als beloning hun eigen bijdrage kunnen leveren. Laten wij verzekeren dat niet alleen Europa, maar ook onze eigen landen en onze eigen kiesdistricten, bij voorbeeld mijn kiesdistrict in East Sussex, de uitdaging het hoofd kunnen bieden en van ons mooie groene land een welvarend land kunnen blijven maken, waar de werkloosheid wordt aangepakt en voorspoed ons loon is door onze eigen inspanningen en doordat wij in staat zijn te concurreren. (Hel Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0112/94) van de heer Pimenta, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en bescherming van de consument over de noodzaak de reële kosten te evalueren van het ontbreken van een communautair milieubeleid (Hel Parlement neemt de resolutie aan) (De vergadering wordt te 19.25 uur onderbroken en te 20.45 uur herval)
Wij kunnen de juiste weg kiezen als wij acht slaan op de volgende aspecten van goede bedrijfsvoering: In de eerste plaats moeten wij het idee van ons afzetten dat onze belangrijkste industrieën, en met name de overheidsbedrijven, kunnen blijven bloeien of zelfs maar kunnen voortbestaan zonder schaalvoordelen of zonder de bescherming van subsidies te laten varen. De tijd is voorbij dat iedere staat voor iedereen alles kan doen. Wij moeten leren meer samen te werken. Wij kunnen dat zeker. De Air Bus joint venture is slechts een van de vele
VOORZITTER: MEVROUW ISLER-BEGUIN Ondervoorzitter 10. Vragenuur De Voorzitter. - Aan de orde is het Vragenuur (B30012/94). Wij behandelen vandaag vragen aan de Raad en de Commissie.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Vragen aan de Raad Vraag nr. 1 is door de vraagsteller ingetrokken. Omdat de vragen over een soortgelijk onderwerp gaan. worden ze tezamen behandeld: Vraag nr. 2 van de heer Alavanos (H-0230/94): Betreft: Verslag van de secretaris-generaal van de VN over de granaatontploffing in het centrum van Sarajevo De onthullingen van een Franse televisiezender over een verslag over de moordende granaatontploffing in het centrum van Sarajevo, dat in het bezit is van de secretaris-generaal van de VN. en waarin de verantwoordelijkheid aan de moslims wordt toegeschreven, in tegenstelling tot de algemeen geldende mening dat de Serven verantwoordelijk zouden zijn, leiden tot een ernstig ethisch en politiek probleem, waarover volledige duidelijkheid moet komen. Is de Raad van plan de VN-secretaris-generaal formeel om dat verslag te verzoeken, teneinde de volkeren van Europa, de lid-staten en de Europese instellingen opheldering te kunnen verschaffen? Vraag nr. 3 van de heer Ephremidis (H-0238/94): Betreft: Berichten over systematisch gebruik van provocaties van moslimzijde in Bosnië Volgens recente betrouwbare persberichten is de beschieting van de markt van Sarajevo, die is toegeschreven aan de Serviërs, te wijten aan een provocatie van de moslims en was de plaatselijke leiding van de blauwhelmen op de hoogte, maar deed er onder druk het zwijgen toe. De betekenis van dit bericht is enorm. Deze gebeurtenis is gebruikt als voorwendsel voor het beroemde NAVO-ultimatum en de dreiging met buitenlandse interventie, die potentieel een tijdbom is voor de vrede op de gehele Balkan, maar ook in geheel Europa. Voorts zijn er beschuldigingen geuit dat de moslimzijde op grote schaal gebruik maakt van provocaties. Is de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken niet van mening dat deze beschuldigingen op verantwoorde wijze moeten worden onderzocht en dat. als zij waar blijken te zijn. de schuldigen aan de schandpaal moeten worden genageld en de Europese Unie. maar ook de andere internationale organisaties hun positie in de regio moeten herzien?
Nr. 3-445/123
andere documenten te vragen waarover de Verenigde Naties in verband met dit voorval beschikt, zodat we meer inlichtingen hebben dan die welke in de pers worden meegedeeld. We mogen niet vergeten dat dit verslag en alle andere inlichtingen hierover de grondslag vormen van de ernstige politieke acties die we willen ondernemen en die de ontwikkeling in de Balkan en de rest van Europa in belangrijke mate kunnen beïnvloeden. Ik hoop dat het Grieks voorzitterschap zich hiervan bewust is. Papoulias. - (GR) Ik wil aan mijn antwoord van zoeven enkel nog toevoegen dat de Raad wel degelijk in het bezit is van het verslag van de Verenigde Naties. Ik kan u ook verzekeren dat de inhoud ervan overeenstemt met wat ik daarnet heb uiteengezet. Ephremidis (CG). - (GR) Ik heb veel waardering voor de fungerend voorzitter, en dat niet alleen omdat hij Griek is. Ik vrees echter dat de beide antwoorden die hij ons heeft gegeven, het probleem alleen maar verergeren. Ten eerste, we weten nog steeds niet met zekerheid of we al dan niet over het VN-verslag betreffende de moordende granaataanslag beschikken. Ten tweede, we vragen ons af hoe we ons besluit kunnen rechtvaardigen om Servische stellingen te bombarderen, als het onderzoek niet heeft uitgewezen wie de daders zijn. De Raadsvoorzitter heeft daarnet zelf gezegd dat uit de conclusies van het verslag niet blijkt wie de granaat heeft afgevuurd. Ik wil hem vragen hierop te antwoorden. Hij mag immers niet vergeten dat oorlog dreigt en honderden mensenlevens op het spel staan, en daarmee mogen we niet licht omspringen. Eigenlijk ware het in dit verband beter geweest als het verslag de daders duidelijk had aangewezen. Papoulias. - (GR) Ik herhaal dat we over het UNPROFOR-verslag beschikken. De maatregelen die werden genomen, zijn erop gericht zulke voorvallen te voorkomen. Hoewel het UNPROFOR-vcrslag niet heeft aangetoond wie de schuldigen zijn, kunnen we niet ontkennen dat de aanslag heeft plaatsgevonden en moeten zulke daden in de toekomst worden vermeden.
Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) De UNPROFOR hebben een grondig onderzoek ingesteld naar de moordende granaatontploffing op de markt van Sarajevo op 5 februari 1994. In hun verslag wijzen ze er echter op dat het bewijsmateriaal dat ze hebben verzameld, niet volstaat om de schuldigen met zekerheid aan te wijzen. Ze zijn er immers alleen in geslaagd de afstand te bepalen vanwaar de granaat werd afgevuurd, en daaruit blijkt dat beide kampen voor de aanslag verantwoordelijk kunnen zijn. Er zij ook op gewezen dat de Verenigde Naties met klem hebben ontkend dat er nog andere verslagen of documenten over dit onderwerp bestaan.
De Voorzitter. - Vraag nr. 4 van de heer Langer, vervangen door mevrouw Roth (H-O 146/94): Betreft: Repressieve maatregelen in Kroatië Helaas komen er steeds meer berichten over repressieve maatregelen van de Kroatische autoriteiten tegen burgers of groepen die zich inzetten voor de democratische vrijheden en het samenleven zonder etnische discriminatie, de mensenrechten en het politiek pluralisme. Is de Raad op de hoogte van de affaires rond Viktor Ivancic, directeur van de „Feral Tribune", die gedwongen is legerdienst te verrichten, en Nikola Viscovic, universiteitsprofessor en befaamd jurist, tegen wie een proces is aangespannen vanwege zijn politieke opvattingen, of van het strafproces tegen „Dalmalinska Aksija"? Welke maatregelen denkt de Raad te nemen ter verdediging van de Kroatishe democraten?
Alavanos (CG). - (GR) Ik dank de Raadsvoorzitter voor zijn antwoord. Daar het alleen algemene inlichtingen bevat, vermoed ik echter dat hij ze uit de pers heeft gehaald en blijft deze kwestie heel onduidelijk. Daarom wil ik hem nogmaals vragen of de Raad voornemens is de VN-secretaris-generaal formeel om dat verslag en alle
Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) De Raad volgt de toestand van de mensenrechten en het democratiseringsproces in Kroatië van heel nabij. De Unie zal de Kroatische autoriteiten wijzen op concrete gevallen van schendingen van de mensenrechten waarop onze aandacht wordt gevestigd.
Nr. 3-445/124
Handelingen van het Europees Parlement
Roth (V). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de Griekse voorzitter van de Raad willen vragen nauwkeuriger te omschrijven in welke vorm wij zullen optreden tegen de schendingen van de mensenrechten in Kroatië en welke conclusies uit de gebeurtenissen getrokken worden. Het is immers overduidelijk dat er intussen genoeg aanleidingen zijn om klacht in te dienen: De drie gevallen die wij in onze vraag noemen wijn immers slechts het topje van de ijsberg. Daarom vraag ik u welke concrete stappen u wilt ondernemen om het democratiseringsproces in Kroatië gunstig te beïnvloeden. Papoulias. - (GR) De instellingen van de Europese Unie pogen voortdurend op de hoogte te blijven van de schendingen van de mensenrechten. Met het oog daarop verzamelen de communautaire diensten de nodige gegeDe Voorzitter. - Vraag nr. 5 van de heer Pierrôs (H0220/94): Betreft: Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU Naar verluidt heerst er binnen de Raad verdeeldheid over de wijze van financiering van activiteiten in het kader van de gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek, een tak van beleid die is ingesteld krachtens het Verdrag van Maastricht. De ene groep landen wil kennelijk dat deze activiteiten voorwaardelijk ten laste komen van de nationale begrotingen, terwijl de andere groep meer geporteerd is voor financiering uit de EU-begroting. Kan het voorzitterschap van de Raad aangeven wat hierin zijn standpunt is en welke motieven hierachter schuilgaan? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Tijdens zijn bijeenkomsten van 21 en 22 februari en van 7 en 8 maart heeft de Raad op constructieve wijze beraadslaagd over de mogelijke toekomstige financieringswijzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. In tegenstelling tot wat de geachte afgevaardigde in zijn vraag suggereert, heeft het voorzitterschap na de debatten kunnen vaststellen dat de lidstaten het over bepaalde algemene oriëntaties eens zijn, wat een goed teken is voor de verdere werkzaamheden op dit vlak. Artikel J.l 1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de administratieve uitgaven die voor de instellingen voortvloeien uit de bepalingen van het GBVB ten laste komen van de begroting van de Europese Gemeenschappen. Voorts kan de Raad hetzij met eenparigheid van stemmen besluiten dat de uit de tenuitvoerlegging van die bepalingen voortvloeiende beleidsuitgaven ten laste komen van de communautaire begroting hetzij constateren dat die uitgaven door de lidstaten worden gedragen. Ik wijs er echter op dat nog niet alle problemen werden opgelost. Zo is men er nog niet in geslaagd de verdeelsleutel vast te stellen waarvolgens de uitgaven onder de lidstaten moeten worden verdeeld. Daarom heeft de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers belast de weg te effenen en een algemeen kader voor de financiering van het GBVB uit te werken, waarover we op onze bijeenkomst van april een besluit willen nemen. Intussen buigt het COREPER zich over het probleem.
9. 3. 94
Pierrôs (PPE). - (GR) Ik dank de Raadsvoorzitter voor zijn antwoord. Ik wil er echter op aandringen dat hij op dit probleem dieper ingaat. Volgens mij zouden de dingen eenvoudiger zijn en zou men over de financiering van het GBVB niet moeten onderhandelen, als deze kwestie door het Verdrag van Maastricht was geregeld. Ik wil de Raadsvoorzitter dan ook vragen waarom er in de Raad verdeeldheid is over dit probleem en welke de mogelijke algemene oriëntaties zijn die de Raad wil bepalen. Papoulias. - (GR) Het gaat hier om een leemte in het Verdrag van Maastricht, en de geachte afgevaardigde heeft gelijk als hij beweert dat sommige landen wensen dat de beleidsuitgaven ten laste komen van de communautaire begroting en andere landen meer geporteerd zijn voor de financiering van die uitgaven door de lidstaten. De Voorzitter. - Aangezien de vragenstellers niet aanwezig zijn, vervallen de vragen nrs. 6, 7 en 8. Vraag nr. 9 van mevrouw Rawlings (H-0049/94): Betreft: Compensatie aan Bulgarije Kan de Raad, gezien het feit dat hij de goedkeuring van de interim-overeenkomst met Bulgarije heeft uitgesteld waaruit voor dat land financiële verliezen en politieke onzekerheid resulteren, mededelen of hij met spoed compenserende maatregelen kan overwegen en zo ja, waaruit deze zullen bestaan? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) In het kader van zijn besluit van 10 december 1993 tot sluiting van een interimovereenkomst met Bulgarije heeft de Raad de Commissie tevens gemachtigd met dit land op korte termijn over een briefwisseling te onderhandelen, zodat de overeenkomst reeds op 31 december 1993 in plaats van op 1 februari 1994 in werking kan treden. Het resultaat van de onderhandelingen is door de Raad op 20 december 1993 goedgekeurd. Door de inwerkingtreding van de interimovereenkomst op 31 december 1993 wilde de Raad ervoor zorgen dat de concessies waarin voor het tweede toepassingsjaar van de overeenkomst was voorzien, reeds op 1 januari 1994 ten uitvoer konden worden gelegd. Zodoende kan de achterstand bij de sluiting van de overeenkomst worden gecompenseerd. Ook het tijdschema voor de uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen zal worden gerespecteerd. Deze conclusies, die zijn opgenomen in een aanvullend protocol met Bulgarije, beogen een snellere opening van de communautaire markt, waardoor het asymmetrisch karakter van de bepalingen van de overeenkomst inzake de geleidelijke totstandkoming van een vrijhandelszone ten gunste van Bulgarije wordt benadrukt. Rawlings (PPE). - (EN) Ik wil de Raad hartelijk danken voor het gedetailleerde antwoord met al die data. Hoe zal echter, terwijl de strikte Bulgaarse neutraliteit ten opzichte van Macedonië uiterst positieve resultaten voor de stabiliteit van dit gebied heeft gehad, het embargo van de Griekse regering tot vrede in deze regio bijdragen? Papoulias. - (GR) Ik wil er immers op wijzen dat Bulgarije een positieve functie vervult in de totstandbrenging van het evenwicht in de Balkanregio. Het speelt een belangrijke rol in de samenwerking tussen de verschillende Balkanlanden en draagt hiermee bij tot de versterking van het broze evenwicht in het gebied. We hopen dan ook dat het land de problemen te boven komt waarmee het thans te kampen heeft. De Raad wil Bulgarije daarbij
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/125
Papoulias helpen, precies omdat hij zich bewust is van de belangrijke rol die het land in de Balkanregio vervult. Stewart-Clark, Sir Jack (PPE). - (EN) Onlangs was Lord Owen bij ons in de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid. Dit was precies twee dagen voordat Griekenland aan Macedonië het embargo oplegde. Hij zei dat Griekenland inderdaad enorm verantwoordelijk had gehandeld. Het was dus een grote verrassing dat exact twee dagen later het embargo werd opgelegd. Ik wil de minister van Buitenlandse Zaken vragen of hij in beginsel gelooft dat een vrijhandelszone waarbij Bulgarije, Macedonië, Albanië en Griekenland zijn betrokken, iets is dat hij in de toekomst tot stand kan zien komen en zo ja. wanneer en hoe? Papoulias. - (GR) Ik wil er eerst op wijzen dat we hierover in het kader van de Europese Unie nog niet hebben beraadslaagd. Ik voeg er echter aan toe dat Griekenland tot dusver steeds gepoogd heeft goede betrekkingen met alle Balkanlanden te onderhouden en zich ook in de toekomst daarvoor wil inzetten. De laatste tijd zijn er echter spanningen ontstaan door de houding van de FYROM die elk compromis met Griekenland van de hand wijst. Zoals ik reeds in het debat over het Joegoslavische probleem en de kwestie Skopje heb gezegd, doet Griekenland pogingen om de impasse te doorbreken. Het spreekt echter vanzelf dat Griekenland alleen op het ogenblik niet veel meer kan doen dan zijn buurlanden steun verlenen en vrede aanbieden. Het is heel tragisch dat de heer Gligorof dat niet begrijpt. Blijkbaar ziet hij niet in dat Griekenland in de toekomst zijn republiek kan steunen. De Voorzitter. - Aangezien de vraagsteller niet aanwezig is, vervalt vraag nr. 10. Vraag nr. 11 van de heer van der Waal (H-0111/94): Betreft: Het terugdringen van „abnormale geboortes" in China Volgens het Chinese persbureau Xinhua is een wetsvoorstel aan het parlement van China voorgelegd dat beoogt om nieuwe geboortes van „inferieure kwaliteit" tegen te gaan en het „niveau van de gehele bevolking te verbeteren". Om het aantal „abnormale geboortes" terug te dringen zal gebruik worden gemaakt van abortussen en sterilisaties. Het wetsvoorstel verbiedt onder meer ook huwelijken van Chinezen die geslachtsziekten en/of geestelijke afwijkingen hebben. Is de Raad niet van mening dat hier sprake is van een inbreuk op de rechten van de mens, inclusief die van het ongeboren leven en kan hij meedelen welke stappen hij hiertegen zal nemen bij de Volksrepubliek China? Papoulias, funge rend voorzitter van de Raad. - (GR) Ik wil de geachte afgevaardigde in dit verband verwijzen naar het antwoord op de mondelinge vraag H-0003/94. De Raad heeft dit concreet probleem nog niet besproken maar is voornemens het in de toekomst te doen. De Europese Unie volgt de situatie in China, vooral die van de mensenrechten, van heel nabij. De ministers van de lidstaten werden het er ook over eens de Chinese autoriteiten gemeenschappelijk te benaderen en bepaalde thema's, vooral die van de mensenrechten, aan de orde te stellen.
De Chinese overheid is er zich heel goed van bewust dat de Europese Unie groot belang hecht aan de eerbiediging van de mensenrechten. Het onderwerp kwam reeds op 17 september 1993 aan bod toen de Cbinese vice-premier een bezoek bracht aan Brussel. Het werd ook besproken in de marge van de 48e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York, waar de troika van de Europese Unie de Chinese minister van Buitenlandse Zaken heeft ontmoet en dit probleem ter sprake heeft gebracht. Ik kan de geachte afgevaardigde dan ook verzekeren dat de Unie bij de Chinese autoriteiten blijft aandringen op de volledige eerbiediging van de mensenrechten in hun land. Van der Waal (NI). - Ik wil de voorzitter van de Raad graag dank zeggen voor het antwoord dat hij me gegeven heeft en ook voor de bevestiging dat deze zaken de aandacht hebben. Hij heeft alleen gezegd dat het nog niet in de Raad besproken is, maar in de toekomst besproken gaat worden. Mijn vraag aan de voorzitter van de Raad is, of hij me aan kan geven op welke termijn dat gebeurt. Want we hebben in China natuurlijk met een heel bijzonder mensenrechtenprobleem te maken. Het gaat hier niet alleen om een bepaalde vorm van bevolkingspolitiek, maar om geforceerde zwangerschapsafbrekingen, waarbij van verbijsterende en stuitende methoden gebruik gemaakt wordt. Mag ik van de voorzitter van de Raad horen op welke termijn hij denkt dat dat in de Raad aan de orde gesteld wordt, en welke stappen dan vervolgens genomen gaan worden. Papoulias. - (GR) Commissaris Brittan heeft tijdens de vorige bijeenkomst van de Raad verslag uitgebracht over zijn recent bezoek aan China. Ook de Commissie zal zich over het mensenrechtenprobleem in China buigen en zal zich daarbij op het verslag van de heer Brittan baseren. De Voorzitter. - Vraag nr. 12 van de heer Dessylas (H-O 149/94): Betreft: Politieke vervolging van artiesten in Turkije De kunstenaar Kemal Sahir Gürel, zanger van de groep „Yorum", is door de politie van Edirne gearresteerd en wordt vanaf 15 januari 1994 in strenge afzondering door de veiligheidspolitie in Istanboel gevangen gehouden zonder enige mogelijkheid van contact met verwanten of advocaten. De heer Gürel was in maart 1993 (samen met de zangeres Elif Sumru Gürel) door het Hof voor staatsveiligheidszaken in Izmir tot 20 maanden gevangenisstraf en een boete van 42 miljoen Turkse lires veroordeeld voor een concert van de groep Yorum in de stad Denizli, met de beschuldiging dat zij „met hun liederen opriepen tot de afscheiding van Koerdistan en het Turkse volk tot opstand aanzetten". Welke stappen kan de Raad bij de Turkse autoriteiten ondernemen in verband met deze grove schendingen van de mensenrechten, opdat de heer Gürel onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld en er een einde komt aan de politieke vervolging van de groep Yorum en de artiesten in Turkije in het algemeen? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Ik wil er de geachte afgevaardigde op wijzen dat de Raad zich nog niet over het probleem dat hij aan de orde stelt, heeft gebogen. Het voorzitterschap verbindt er zich
Nr. 3-445/126
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Papoulias echter toe het aan de Raad voor te leggen met het verzoek het te behandelen in het kader van de algemene bezorgdheid van de Unie over de eerbiediging van de mensenrechten in Turkije. Desyllas (CG). - (GR) Ik dank de fungerend voorzitter voor zijn antwoord. Hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn. blijkt uit de gegevens waarover ik beschik en waarnaar ik in mijn vraag heb verwezen dat we moeten vrezen voor het leven van de kunstenaar Kemal Sahir Gürel, zanger van de groep „Yorum", die sedert 15 januari 1994 in strenge afzondering door de veiligheidspolitie in Istanboel gevangen wordt gehouden zonder enige mogelijkheid van contact met verwanten. De Raad moet dit probleem dan ook zo spoedig mogelijk bespreken en acties nemen. Ik wil de Raadsvoorzitter dan ook vragen dat hij zijn gezag aanwendt en een brief aan zijn Turkse ambtgenoot richt waarin hij informeert naar het lot van deze persoon en aandringt op zijn onmiddellijke vrijlating. We denken immers dat zijn leven in direct gevaar is. We vrezen dan ook dat men op een dag zijn lijk op een verlaten weg of veld zal terugvinden. Papoulias. - (GR) We zijn allen gevoelig voor schendingen van de mensenrechten - wie ze ook begaat en waar ze ook plaatshebben. Dat geldt dus ook voor de schending van de mensenrechten in Turkije. Het politiek comité heeft zich reeds over het ernstig probleem van de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van de Koerdische afgevaardigden gebogen. Daaruit blijkt dat het comité - en uiteraard ook het voorzitterschap gevoelig zijn voor problemen die verband houden met de eerbiediging van de mensenrechten. Speroni (ARC). - (IT) Ik wil het Voorzitterschap graag vragen wat precies zijn standpunt is en welke specifieke initiatieven de Unie voornemens is te nemen ten aanzien van Turkije inzake de vervolging van het Koerdische volk en de repressie van hun zelfbeschikkingsrecht, zijnde een recht dat zowel door het Handvest van de Verenigde Naties als door de Slotakte van Helsinki is bekrachtigd? Papoulias. - (GR) De Europese Unie heeft nog geen gemeenschappelijk standpunt tegenover het probleem van de Koerden bepaald. De lidstaten zijn het wel eens over de aanpak van de mensenrechten en de schendingen ervan in Turkije. De Gemengde Parlementaire Commissie EG-Turkije heeft onlangs de vooruitgang van haar werkzaamheden verbonden met de eerbiediging van de mensenrechten in dat land. Ephremidis (CG). - (GR) We verheugen ons over de zogeheten belangstelling en gevoeligheid die de Raad voor de eerbiediging van de mensenrechten aan de dag legt. We moeten echter genoegen nemen met wat de Raadsvoorzitter ons hierover verzekert. Op de concrete vraag van de heer Desyllas moet hij immers toegeven dat de Raad zich nog niet over het lot van de kunstenaar heeft gebogen. Hoewel de vraag op 2 februari 1993 werd ingediend, begrijp ik dat de Raad tijd nodig heeft om andere informatiebronnen te raadplegen. Ik wil echter op het volgende wijzen. In het tweede halfjaar van 1993 en de eerste maanden van dit jaar heb ik aan de bevoegde instanties van de Commissie verschillende vragen gesteld en brieven geschreven over een nooit eerder voorgekomen schending van de mensenrechten waarvan Grieken in Istanboel het slachtoffer zijn. De Grieken kunnen er geen rechtshandelingen met betrekking tot hun
onroerende bezittingen stellen en kennen er geen wettelijke erfenisrechten. Ik wacht nu al zes maanden op een antwoord. Ik vraag me dan ook af of de Raad en de Commissie wel belangstelling hebben en gevoelig zijn voor de eerbiediging van de mensenrechten. Papoulias. - (GR) De Griekse regering volgt het probleem van de Grieken en hun bezittingen in Turkije op de voet en is voornemens het onderwerp aan de Unie voor te leggen. We zullen alle maatregelen nemen die nodig zijn om de rechten van de eigenaars en hun bezittingen te beschermen en veilig te stellen. De Voorzitter. - Omdat de vragen over een soortgelijk onderwerp gaan. worden ze tezamen behandeld: Vraag nr. 13 van de heer Karellis (H-0171/94): Betreft: Genocide van het Koerdische volk Volgens berichten van de gezaghebbende Engelse krant „The Independent", maar ook volgens de bevindingen van Amnesty International die in de Franse pers zijn gepubliceerd, vindt in zuidoostTurkije een door de Turkse regering georganiseerde en door eenheden van het Turkse leger en de Turkse politie uitgevoerde systematische uitroeiing plaats van het Koerdische deel van de bevolking; die uitroeiing neemt de vorm aan van een echte volkerenmoord. Zal de Europese Unie onverschillig blijven tegenover de onomstotelijk bewezen volkerenmoord op de Koerden door de regering van een land dat desondanks probeert lid te worden van de Unie? Hoe denkt de Europese Unie uiting te geven aan haar afkeuring? Vraag nr. 14 van de heer Andrews (H-0215/94): Betreft: Aanvallen op de Koerden in Noord-Irak Welke maatregelen neemt de Raad om de situatie van de Koerden in Noord-Irak in het oog te houden en hoe zou de Europese Unie volgens de Raad moeten reageren op de in februari verschenen berichten volgens welke de Turkse luchtmacht Koerdische rebellen langs de grenzen met Noord-Irak zwaar gebombardeerd heeft, waarbij talloze doden zijn gevallen? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Ik wil er de leden aan herinneren dat de Raad reeds in februari op soortgelijke vragen heeft geantwoord. Ik kan derhalve alleen maar herhalen dat de Unie de toestand van de Koerden in Zuidoost-Turkije en Noord-Irak heel aandachtig volgt. Ze neemt elke gelegenheid te baat om er bij de Turkse overheden op aan te dringen de problemen op constructieve wijze aan te pakken en in overleg met de bevolking van de regio naar een oplossing te zoeken. De Unie heeft duidelijk gesteld dat ze elke vorm van terrorisme verwerpt. Ze is ervan overtuigd dat de escalatie van geweld het Koerdische probleem niet zal oplossen en evenmin een stimulans betekent voor een opbouwend beleid dat bijdraagt tot het herstel van de vrede en de eerbiediging van de mensenrechten in de regio. Met het oog op het bepalen van een gemeenschappelijk standpunt heeft het voorzitterschap de opheffing van de parlementaire immuniteit van de Koerdische parlementsleden ter sprake gebracht op de bijeenkomst van het politiek comité van 7 maart jongstleden.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Karellis (PSE). - (GR) Ik wil de fungerend voorzitter gelukwensen met zijn antwoord. Ik wil echter opmerken dat het geen betrekking had op de concrete en heel duidelijke berichten in de Engelse krant „The Independent" en de Franse pers die onder andere gingen over de vernieling van 867 dorpen door Turkse bombardementen. Ik wil in dit verband aan het volgende herinneren. De Turken waren deze eeuw verantwoordelijk voor de uitroeiing van Armeniërs, Pontiërs en Grieken in KleinAzië - uitroeiing die de vorm van een volkenmoord aannam en later werd nagedaan door Hitler met de uitroeiing van joden. Polen, zigeuners en andere volken. Ik wil de Unie dan ook vragen of ze voornemens is zich verdraagzaam tegenover Turkije op te stellen. We mogen niet vergeten dat tolerantie verantwoordelijk was voor wat in het verleden is gebeurd. Papoulias. - (GR) Ik dank de geachte afgevaardigde voor zijn opmerkingen, en ik herhaal dat het Grieks voorzitterschap het probleem van de schending van de mensenrechten in Turkije ter sprake heeft gebracht op de bijeenkomst van het politiek comité van 7 maart jongstleden. Men mag er geenszins aan twijfelen dat de mensenrechten voor Griekenland een uiterst gevoelig onderwerp zijn. Het voorzitterschap volgt de toestand in Turkije van heel nabij. Alavanos (CG). - (GR) We danken de Raadsvoorzitter voor zijn antwoorden, en we zijn hem erkentelijk omdat hij op eigen initiatief het probleem van de Koerdische parlementsleden aan het politiek comité heeft voorgelegd. We twijfelen er niet aan dat het Grieks voorzitterschap gevoelig is voor de schendingen van de mensenrechten in Turkije. Wij vragen echter dat het doelmatig en snel te werk gaat. Op 16 maart aanstaande worden de Koerdische leden van de Grote Vergadering immers voor de militaire rechtbank van Ankara gebracht en zes dagen later begint voor het Grondwettelijk Hof het proces om de Partij van de Democratie, waartoe de Koerdische afgevaardigden behoren, buiten de wet te stellen. Ik wil de Raadsvoorzitter dan ook vragen welke termijn de Unie voorziet om tussenbeide te komen en een eind aan die ernstige toestand te maken. We moeten vermijden dat we voor voldongen feiten worden geplaatst. Ik zou ook graag weten wat de voorstellen van het Grieks voorzitterschap precies inhouden. Houden ze rekening met de resolutie waarover we vandaag debatteren en waarin wordt voorgesteld de associatie-overeenkomst met Turkije op te schorten zolang dat land Koerdische parlementsleden gevangen houdt en hen van feiten beschuldigt die de doodstraf tot gevolg hebben. Op die wijze wordt het parlementarisme immers op grove wijze met de voeten getreden. Papoulias. - (GR) Ik herhaal wat ik reeds heb gezegd, namelijk dat het Grieks voorzitterschap uiterst gevoelig is voor dit probleem en deze zaak aan het politiek comité heeft voorgelegd. We hopen dat we deze week een gemeenschappelijk standpunt kunnen bepalen, want het Grieks voorzitterschap wil zo spoedig mogelijk een gemeenschappelijke actie bij de Turkse regering ondernemen. Nianias (RDE). - (GR) Raadsvoorzitter. Turkije is een land dat de mensenrechten op tal van vlakken schendt. Het schendt de nationaliteitsrechten van het Koerdische volk. de democratische rechten van zijn parlementsleden.
Nr. 3-445/127
de intellectuele rechten van zijn kunstenaars, het recht op persvrijheid van zijn journalisten, het eigendomsrecht van zijn etnische minderheden en tal van andere rechten. Ik wil in dit verband op het volgende wijzen. Ten eerste, het Parlement heeft reeds tal van resoluties aan de toestand in Turkije gewijd. Ten tweede, enkele dagen geleden was de heer Hurd, minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, in Athene om te vragen of hij werk kon maken van het Vierde financieel protocol voor Turkije. Een land als Turkije dat de mensenrechten van zijn burgers op alle vlakken - zowel hun politieke als individuele rechten - schendt, wordt door de Unie dus op twee verschillende wijzen aangepakt. Enerzijds zijn erde resoluties van het Parlement die het land veroordelen en anderzijds poogt een minister van Buitenlandse Zaken van één van de lidstaten in Athene het Vierde financieel protocol met Turkije te deblokkeren. Ik vraag me dan ook af wat de Europese Unie eigenlijk is. Is ze een politieke gemeenschap die op verantwoorde wijze het lot van haar volken ter harte neemt of is ze een gekkenhuis? Papoulias. - (GR) Geachte collega, ik begrijp wat u met die vergelijking bedoelt en waarom u zich boos maakt. Het is echter niet de eerste maal dat de internationale politiek zulke spelletjes speelt. Ik heb u het standpunt en de gevoeligheden van het Grieks voorzitterschap reeds uiteengezet, en ik heb erop gewezen dat we pogen tot een gemeenschappelijk standpunt over dit probleem te komen. Als lid van dit Parlement moet u echter heel goed weten dat het niet makkelijk is gemeenschappelijke standpunten tot stand te brengen. De Voorzitter. - Aangezien de vragenstellers niet aanwezig zijn. vervallen de vragen nrs. 15 en 16. De volgende vragen worden tegelijk behandeld: Vraag nr. 17 van mevrouw van Putten (H-O 123/94): Betreft: De vrouw in het ontwikkelingsproces Is bij de lid-staten van de Europese Unie en de Commissie sprake van een gezamenlijke benadering van de uitvoering van het beleid ter versterking van de rol van de vrouw in het ontwikkelingsproces? Welke pogingen worden in het werk gesteld om de coördinatie en de samenwerking op dit gebied te verbeteren (artikel 130X van het EU-Verdrag)? Vraag nr. 18 van mevrouw Ernst de la Graete (H0126/94): Betreft: Women in Development-beleid (WID) Kan de Raad mededelen welke scctoriclc criteria het EOF-Comilé hanteert voor de goedkeuring van ingediende projecten en of dat comité ook deskundigen in dienst heeft inzake sectoriële en transsectoriële vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld WIDbeleid, milieu, enz.? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Ik wil er de geachte afgevaardigden eerst op wijzen dat deskundigen van de Commissie thans voorstellen uitwerken om de werking van hel Europees Ontwikkelingsfonds te financieren. Deskundigen en niet-gouvernementele organisaties uit de lidstaten worden door de Commissie om advies verzocht en worden op die wijze bij het debat over haar voorstellen betrokken.
Nr. 3-445/128
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Papoulias Ik wil er ook aan herinneren dat het probleem thans horizontaal wordt benaderd en naast de traditionele sectoren steeds vaker andere domeinen bij het Europees Ontwikkelingsfonds worden betrokken en erdoor worden gefinancierd. Ik denk in de eerste plaats aan de bestrijding van de honger, de bescherming van de natuurlijke hulpbronnen, de stimulering van de rol van de vrouw in het ontwikkelingsproces, de bevordering van de particuliere sector en de spreiding van de samenwerking. De Raad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking heeft zich meermaals over de rol van de vrouw in het ontwikkelingsproces gebogen. Aan bod kwamen vooral de nieuwe beleidsvormen die in de Overeenkomst Lomé IV werden vastgelegd. De criteria waarmee bij de desbetreffende besluitvorming rekening wordt gehouden, werden vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Ik wil er in dit verband op wijzen dat overeenkomstig artikel 130 X van het nieuwe Verdrag de Commissie alle dienstige initiatieven kan nemen om de coördinatie van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid te coördineren. De ministers van Ontwikkelingssamenwerking hebben op hun bijeenkomsten van 25 mei 1993 en van 2 december 1993 twee resoluties aangenomen die betrekking hebben op de coördinatie van de nationale en communautaire beleidsvormen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Ze bepalen dat de lidstaten hun acties op elkaar moeten afstemmen en het optreden van de Gemeenschap de nationale acties aanvullen. Dat betekent dat de Gemeenschap en de lidstaten overleg moeten plegen over hun hulpprogramma's, ook in internationale organisaties en tijdens internationale conferenties. Ernst de Ia Graete (V). - (FR) Ik dank de fungerend voorzitter van de Raad voor zijn antwoord, maar ik zou toch graag een concreter antwoord krijgen. Voor wat betreft het inroepen van deskundigen, zou ik precies willen weten of, naast de specifieke projecten die betrekking hebben op het WID-beleid - en wij weten dat de begroting voor samenwerking en ontwikkeling hiervoor een kleine post heeft gereserveerd, evenals in de Overeenkomst van Lomé - de verschillende ontwikkelingsprojecten die zijn voorgelegd aan het EOF-Comité een studie omvatten naar de invloed op de verschillende sectoriële beleidsvormen waarvan de Commissie en de Raad vonden dat deze voorrang moesten krijgen. Ter gelegenheid van de Dag van de Vrouw wil ik toch even wijzen op het belang van de deelname van vrouwen, maar men zou ook de eerbiediging van de mensenrechten als voorbeeld kunnen nemen. Voor wat de coördinatie betreft, wil ik weten of er vooruitgang is geboekt inzake coördinatie op het stuk van het beleid dat beoogt de deelname van vrouwen in het ontwikkelingsproces te bevorderen. Papoulias. - (GR) Zoals ik zoeven heb gezegd, heeft de Raad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking beraadslaagd over de rol van de vrouw in het ontwikkelingsproces. De resultaten van die beraadslagingen moeten de Commissie en de lidstaten in staat stellen hun acties ter bevordering van de economische en maatschappelijke situatie van de vrouw in de ontwikkelingslanden, beter op elkaar af te stellen. Het comité dat instaat voor de financiering van de steun aan de ontwikkelingslanden van Latijns-Amerika en Azië onderzoekt - zo nodig - welke de mogelijke
gevolgen van de communautaire projecten zijn voor de rol en de positie van de vrouw in de begunstigde landen, wat uiteraard ook geldt voor de programma's die direct op de vrouw zijn gericht. Artikel 13 van de overeenkomst van Lomé bepaalt uitdrukkelijk dat de samenwerking met de ACS-landen vooral gericht is op de bevordering van de ontwikkeling van die landen, waarbij de mens en de culturele wortels van elk volk centraal staan en mannen en vrouwen onder gelijke voorwaarden aan die samenwerking moeten kunnen deelnemen en ervan profiteren. Tenslotte wil ik mevrouw van Putten nogmaals wijzen op artikel 130 X, lid I, dat zegt dat de Gemeenschap en de lidstaten hun ontwikkelingssamenwerkingsbeleid moeten coördineren en overleg moeten plegen over hun hulpprogramma's, ook in internationale organisaties en tijdens internationale conferenties. De paragraaf bepaalt verder dat de Gemeenschap en de lidstaten gezamenlijk moeten optreden en de lidstaten zo nodig moeten bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de communautaire hulpprogramma's. Lid 2 van hetzelfde artikel bepaalt dat de Commissie alle dienstige initiatieven moet nemen om de in lid 1 bedoelde coördinatie te bevorderen. Ik wil de geachte afgevaardigden dan ook aanraden hun vraag aan de Commissie te richten die de acties van de Gemeenschap en de lidstaten op het vlak van ontwikkelingshulp volgt en coördineert. Crawley (PSE). - (EN) Als aanvullende vraag wil ik de fungerend voorzitter vragen of hij de financiële basis van de programma's die vooral vrouwen in ontwikkelingslanden ten goede komen, verbreed zou willen zien? Zou hij meer geld in de begrotingslijnen voor die programma's willen zien en is hij het met de Verenigde Naties eens dat de meeste boeren in de wereld in feite vrouwen zijn? Papoulias. - (GR) Ik wil daar alleen maar op antwoorden dat het Griekse voorzitterschap hiervoor veel begrip heeft. Het is echter een probleem dat door de Commissie miet worden aangepakt. De Voorzitter. - Vraag nr. 19 van de heer Kostopoulos (H-0141/94): Betreft: Verlenging steunregeling voor transport van Griekse groente en fruit naar de lid-staten De export van Griekse groente en fruit naar de markten van de Gemeenschap blijft de nadelige invloed van de oorlog in het voormalige Jeogoslavië ondervinden. Kan de Raad meedelen of hij verlenging overweegt van de steunregeling voor het vervoer van genoemde produkten naar de overige lidstaten (met uitzondering van Italië, Spanje en Portugal)? Papoulias,fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Op voorstel van de Commissie heeft de Raad besloten dat vanaf 1991 tot 31 december 1993 steun kon worden verleend voor de transport van Griekse groenten en fruit naar de andere lidstaten. Naar aanleiding van de aanneming van de verordening hebben de Commissie en de Raad verklaard dat tijdens die periode een lange-termijnoplossing moet worden uitgewerkt. De Griekse vertegenwoordigers in de Raad en de Commissie hebben er toen op aangedrongen dat de steunregeling ook na eind 1993 van kracht moet blijven, als de toestand in exJoegoslavië zich niet wijzigt.
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/129
Papoulias Ik wil er ook aan herinneren dat de Commissie het steunbedrag voor die transporten bepaalt, en dat overeenkomstig de procedures van het beheerscomité. Tot dusver heeft de Raad van de Commissie nog geen voorstel ontvangen om de steunregeling voor het transport van Griekse groenten en fruit naar andere lidstaten te verlengen. We hebben er echter op aangedrongen dat ze dit voorstel zo spoedig mogelijk indient. Kostopoulos (PSE). - (GR) Ik dank de Raadsvoorzitter voor zijn antwoord. Ik wil er echter op wijzen dat hij niets heeft verklaard wat we niet wisten. Dat geldt ook voor wat hij gezegd heeft over het Commissievoorstel en het Raadsbesluit die vertraging hebben. We moeten ons echter bewust zijn van de enorme schade die de Griekse groente- en fruitsector hierdoor ondervindt. Daar Griekenland zijn groenten en fruit niet langer via ex-Joegoslavië kan exporteren, zijn de afstanden naar de andere lidstaten groter geworden, wat een heel negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de Griekse groenten en fruit die in de rest van de Gemeenschap op de markt worden gebracht. Om die schade te compenseren, moet de Commissie zo vlug mogelijk haar voorstel indienen - wat, zoals de Raadsvoorzitter heeft toegegeven, nog steeds niet is gebeurd - en moeten de steunbedragen worden verhoogd, want die waren tot dusver totaal onvoldoende. Daar het gaat om mediterrane landbouwprodukten uit de Balkanlanden - uiteraard vooral uit Griekenland - moet de Raad er bij de Commissie op aandringen zo spoedig mogelijk haar voorstellen terzake in te dienen. Papoulias. - (GR) Ik wil de heer Kostopoulos alleen antwoorden dat hij hetzelfde heeft opgemerkt als het voorzitterschap. We weten dat we er bij de Commissie moeten op aandringen ons zo spoedig mogelijk een nieuw voorstel in te dienen, en dat is wat we doen. Iversen (V). - (DA) Kan de voorzitter van de Raad in dit verband zeggen wanneer de Raad initiatieven gaat ondernemen om de goederen die in Thessaloniki of andere plaatsen in Griekenland zijn opgeslagen in Macedonië terecht te doen komen? Bestaat hiervoor een tijdsplan en welke hoeveelheden groenten en andere produkten zijn door het Griekse embargo tegen Macedonië niet tot bij de mensen geraakt die in Macedonië op deze goederen zitten te wachten? Ik ben eigenlijk erg benieuwd of de voorzitter van de Raad hierover iets wil zeggen vanavond. Papoulias. - (GR) Ik wil erop wijzen dat we dit probleem vanochtend in het debat over Joegoslavië en het probleem Skopje hebben onderzocht. Het spreekt vanzelf dat het niet gaat om maatregelen van commerciële maar van politieke aard. We kunnen niet ontkennen dat de toestand zoals ik u die deze morgen heb uiteengezet, bestaat. We stellen echter alles in het werk om uit de impasse te raken. Ik heb het officieel standpunt van Griekenland vanochtend nauwkeurig toegelicht. Wat de geachte afgevaardigde zegt, hangt af van de politieke ontwikkelingen in de regio, vooral van de wijze waarop de betrekkingen tussen Griekenland en de Republiek Skopje evolueren. Griekenland kijkt uit naar de bereidheid van de heer Gligorof om de betrekkingen met mijn land te normaliseren. Karellis (PSE). - (GR) Daar vragen als die van de heer Kostopoulos communautaire problemen helpen oplos-
sen, wil ik nog even terugkomen op wat hij heeft gevraagd. Ik wil de Raadsvoorzitter namelijk wijzen op een studie van de handelskamer van Oost-Kreta waarin de meerkosten voor de export van Kretenzische produkten ten gevolge van het transitoverbod door ex-Joegoslavië en de langere vervoersafstanden en - tijden werden berekend. De Raadsvoorzitter kan die studie aanvragen, zodat hij zich een juist beeld van de meerkosten kan vormen. De steun die thans wordt verleend, is heel weinig en beantwoordt geenszins aan de werkelijke noden. Nianias (RDE). - (GR) De eerste vraag aan de Raad van dit Vragenuur werd door mij ingediend en ging over de sluiting van de haven van Saloniki en het zogenaamd embargo tegen de republiek van Skopje. De Raad heeft geweigerd die vraag te beantwoorden, omdat vandaag een algemeen debat over die kwestie werd gehouden. Ik was het met de Raad eens, omdat ik van oordeel was dat zijn besluit legitiem en terecht was. Daar dat debat over Skopje reeds heeft plaatsgevonden, vraag ik me af waarom andere leden, zoals de heren Karellis en Iversen, over dit onderwerp vragen mogen blijven stellen en ik niet het recht had tussenbeide te komen. Dit is kenmerkend voor de betrekkingen tussen de Raad en het Parlement die niet steeds volgens de voorschriften verlopen, wat een ernstig probleem is. Papoulias. - (GR) Ik wil er de geachte afgevaardigde op wijzen dat de export van Griekse groenten en fruit erg door de toestand in ex-Joegoslavië wordt getroffen. Ik denk in dit verband vooral aan de sancties en het embargo tegen Servië, die ernstige gevolgen hebben voor zijn buurlanden, met name Bulgarije, Roemenië. Hongarije, Oekraïne en uiteraard ook Griekenland. Die landen verliezen miljoenen dollars. Het voorzitterschap houdt zich dan ook met het probleem bezig. We mogen echter niet vergeten dat het probleem verband houdt met de algemene toestand in ex-Joegoslavië en de politieke besluiten die erover worden genomen. Als de sancties en het embargo tegen Servië niet vlug worden opgeheven of afgezwakt, betekent dat een enorm probleem voor de buurlanden van Servië die op het ogenblik geweldige verliezen lijden. Iversen (V). - (DA) Een vraag die denk ik erg belangrijk is voor alle burgers in de Gemeenschap. Wanneer u vandaag vragen beantwoordt, mijnheer de voorzitter, doet u dat uit naam van de Raad en niet uit naam van de Griekse regering. Heb ik dit goed begrepen? U antwoordt uit naam van de Raad en niet uit naam van de Griekse regering. Kostopoulos (PSE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, we moeten toegeven dat in dit debat niet de juiste procedure wordt gevolgd. Als onze sympathieke collega Iversen deze middag tijdens het debat over de republiek van Skopje aanwezig was geweest, zou hij die vraag nu niet stellen. De Raadsvoorzitter heeft de vraag immers al beantwoord. Hij heeft ons gezegd dat er binnen de Raad geen eensgezindheid over de kwestie Skopje bestaat. Papoulias. - (GR) Ik herhaal wat ik in het debat over ex-Joegoslavië en Skopje heb gezegd, namelijk dat de lidstaten het in de Raad niet eens zijn over een gemeenschappelijke aanpak van dit probleem. Ik spreek hier dan ook als minister van Buitenlandse Zaken van de Griekse regering. Wat ik nu in het Parlement uiteenzet, is het
Nr. 3-445/130
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Papoulias officiële Griekse standpunt. Het spijt me dat ik de geachte afgevaardigden niet kan plezieren, maar ik kan het Parlement geen gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorleggen. Ik hoop dat dit duidelijk is. De afgevaardigden kunnen mij niet blijven vragen dat ik hen iets aanbiedt dat niet bestaat. De Voorzitter. - Vraag nr. 20 van mevrouw von Alemann (H-O 145/94): Betreft: Leveringen van pesticiden aan Albanië en Oost-Europa In de nabijheid van de grens tussen Albanië en de Joegoslavische republiek Montenegro zijn in wagons 217 ton pesticiden opgeslagen die door de vroegere socialistische regering werden besteld. In totaal zijn in Albanië 3600 ton pesticiden opgeslagen. Door de privatisering van de landbouw die thans meer ecologisch georiënteerd is zijn deze bestrijdingsmiddelen overbodig geworden. In een studie van de Wereldbank over de toepassing van pesticiden in Albanië over 1993 wordt vastgesteld dat 560 ton hiervan absoluut niet meer mogen worden gebruikt. Kan de Raad een inventarisatie maken van alle dergelijke depots in Oost-Europa en een plan opstellen voor de opruiming ervan? Papoulias,fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) De geachte afgevaardigde weet ongetwijfeld dat niet de Raad maar de Commissie bevoegd is om initiatieven op dit vlak te nemen. Overeenkomstig de gegevens waarover de Raad beschikt, onderzoekt de Commissie de mogelijkheid om in het kader van het PHARE-programma bepaalde acties op dit gebied te ontwikkelen. Met betrekking tot het toezicht op de export van gevaarlijke pesticiden kan ik u ook meedelen dat de Raad op zijn bijeenkomst van 5 oktober 1993 heeft beraadslaagd over het voorstel van de Commissie tot eerste wijziging van Bijlage I van verordening nr. 2455/92 van de Raad betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen. De Raad werd het eens over de wijziging, die voorziet dat bepaalde pesticiden in Bijlage I worden opgenomen. Hij zal met het oog op het bepalen van een gemeenschappelijk standpunt zijn voorstel voor advies aan het Parlement overmaken. von Alemann (LDR). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de raadsvoorzitter, ik dank u voor uw antwoord. Ik wilde mij er alleen van vergewissen dat de Raad werkelijk zal zorgen voor de opruiming, zodra de Commissie, zoals u terecht opmerkt, de inventarisatie heeft gemaakt. Wat in Oost-Europa opgestapeld ligt, is oud milieuafval. Het betreft geen recent uitgevoerde goederen. Zoals u waarschijnlijk weet zijn het stoffen die er in dejaren 91/92 onder een heel ander politiek regime zijn terechtgekomen. Daarom kreeg ik van u graag de verzekering en de belofte dat de Raad bereid is iets te ondernemen voor de opruiming. Papoulias. - (GR) Het spreekt vanzelf dat wc dat gunstig zullen onderzoeken, want het gaat om een heel ernstig probleem. We wachten alleen op de voorstellen van de Commissie, want zij moet het initiatief nemen.
De Voorzitter. - Vraag nr. 21 van de heer Iversen (H-0157/94/rev.): Betreft: Interpretatie van artikel 100A, lid 4 Het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken gaf op 30 januari 1986 de volgende interpretatie van artikel 100A, lid 4: „Hieruit volgt dat een lid-staat, zelfs indien de Raad gezamenlijke regels heeft vastgelegd, reeds bestaande verdergaande maatregelen in stand kan houden, in verband met de goedkeuring en uitvoering van EGvoorschriften onmiddellijk kan kiezen voor uitvaardiging van aangescherpte nationale voorschriften, of ervoor kan kiezen in eerste instantie de gezamenlijke voorschriften toe te passen, maar deze later - rekening houdend met de ontwikkeling - aan te scherpen via toepassing van nationale voorschriften." Kan de Raad mededelen welke lid-staten het eens zijn met de interpretatie die het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft van artikel 100A, lid 4? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Op de vraag van de geachte afgevaardigde kan ik alleen maar verwijzen naar het basisbeginsel dat de Raad heeft aangenomen over de interpretatie van de Verdragsbepalingen, namelijk dat het Hofvan Justitie van de Europese Unie de enige instelling is die bevoegd is de Verdragen en het Europees recht uit te leggen. Hoewel sommige lidstaten het hiermee niet eens zijn, is de Raad derhalve van oordeel dat hij niet bevoegd is de vraag van de geachte afgevaardigde te beantwoorden. Ik herhaal dat hij van mening is dat het Hof van Justitie de enige instelling is om een gezaghebbend advies hierover uit te brengen. Iversen (V). - (DA) Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de voorzitter. Ik hoop dat u deze keer uit naam van de Raad en niet uit naam van de Griekse regering spreekt. Nu is onze vraag eigenlijk zo eenvoudig dat wij op prijs zouden stellen een zo eenvoudig mogelijk antwoord te krijgen. Maar voor zover ik heb begrepen is dit een zaak voor het Hof van Justitie. Betekent dit dat de Raad helemaal geen eigen standpunt inneemt over de interpretatie van de milieugarantie die hij zelf op een regeringsconferentie heeft aangenomen? Moeten wij nu aan de burgers in onze landen gaan uitleggen dat de Raad geen standpunt heeft of hoe moet ik dit begrijpen? Ik vind het merkwaardig dat men hierover geen duidelijk antwoord kan krijgen. Papoulias. - (GR) Daar er in de Raad hierover geen eensgezindheid bestaat, is het beter dat de geachte afgevaardigde zich tot het Hof van Justitie wendt, dat volgens de Raad - bevoegd is hierover een besluit te nemen. Bonde (ARC). - (DA) Ik wil de heer Iversen graag feliciteren met zijn goede vraag en de voorzitter van de Raad graag bedanken voor zijn goede antwoord. Nu wil ik de voorzitter van de Raad graag vragen waarom men vandaag niet hetzelfde antwoord over de milieugarantie kan geven als toen zij werd ingevoerd. Welke delegaties in de Raad geven nu een andere interpretatie aan de milieugarantie dan de interpretatie die de Deense kiezers te horen kregen toen zij stemden over de Europese Akte in 1986? Ik wil graag de namen van de delegaties die het niet eens zijn met deze aangenomen interpretatie.
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Papoulias. - (GR) Ik wil nogmaals benadrukken dat het Grieks voorzitterschap het met de geachte afgevaardigde eens is en veel belangstelling hiervoor heeft. De standpunten in de Raad zijn echter verdeeld, zodat hij het niet eens raakt over de aanpak van dit probleem. Ik herhaal dan ook dat het Hof van Justitie voor zulke onderwerpen bevoegd is. Bonde (ARC). - (DA) Ik vroeg de voorzitter van de Raad toe te lichten welke delegaties in de Raad zich niet aansluiten bij de aangenomen interpretatie die vroeger tot uiting is gebracht. Ik neem al 15 jaar deel aan het vragenuur en ik heb zelden antwoord gekregen op mijn vragen. Nu vind ik echter dat de voorzitter van de Raad een paar nauwkeurige antwoorden moet geven. Hebben wij ons niet uitgesproken voor meer openheid? Falconer (PSE). - (EN) Ik wil aansluiten bij hetgeen de heer Bonde heeft gezegd en tevens de aandacht van de fungerend voorzitter op de vraag van de heer Iversen vestigen. De heer Iversen heeft dezelfde vraag gesteld als de heer Bonde: welke lidstaten zijn het met de interpretatie eens? Misschien kan de fungerend voorzitter de heer Iversen op dit ogenblik geen antwoord op zijn vraag geven, maar het ligt toch zeker niet buiten het vermogen van de fungerend voorzitter om aan die lidstaten te vragen wie van hen het met die interpretatie eens is en vervolgens aan de heer Iversen en de heer Bonde de juiste interpretatie door te geven? Ik begrijp dat hij het niet op dit moment kan doen. maar het is tamelijk zinloos dat hij hier is als hij niet terug kan gaan en te weten komen wat de boodschap is. Papoulias. - (GR) Ik wou precies antwoorden wat de vorige spreker heeft gezegd, want ik kan die vraag op het ogenblik niet beantwoorden. Ik weet immers niet of ik mag zeggen welke leden van de Raad het met die interpretatie eens zijn en welke niet. De Voorzitter. - Vraag nr. 22 van mevrouw Llorca Vilaplana (H-0161/94): " Betreft: Strijd tegen de lepra De laatste tijd worden herhaaldelijk oproepen gedaan door particuliere organisaties om bijdragen te leveren voor de bestrijding en de uitroeiing, van lepra. In deze oproepen wordt beweerd dat met een bijdrage van drieduizend pesetas reeds de nodige geneesmiddelen kunnen worden aangeschaft om een lepralijder volledig te genezen. Ook wordt gezegd dat er over de hele wereld 15 miljoen lepra-lijders zijn. Kan de Raad, gezien het feil dat er in de Europese Unie reeds lepralijders zijn en overwegende dat de Unie reeds steun verleent aan landen die niet tot de Unie behoren, mededelen of er geen gecoördineerde poging kan worden gedaan die uitsluitend is gericht op de uitroeiing van de lepra en die gezien bovengenoemde cijfers geen al te hoge kosten met zich zou medebrengen terwijl wel grote vooruitgang zou worden geboekt bij de uitroeiing van de lepra? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) Het is de Raad niet bekend dat lepra endemisch, hoe beperkt ook, in de lidstaten van de Europese Unie voorkomt. De Raad heeft echter met belangstelling nota genomen van de suggestie van de geachte afgevaardigde. Ik moet er hem evenwel op attenderen dat de bestrijding van de belangrijke endemische ziekten in de wereld waartoe lepra behoort - welke ziekte overigens aan het verdwij-
Nr. 3-445/131
nen is - wordt gecoördineerd in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie. De Gemeenschap heeft zelf geen specifiek beleid voor leprabestrijding. De Raad kan dus moeilijk een antwoord geven op de interessante vraag van de geachte afgevaardigde. Mijns inziens moet ze zich wenden tot de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties. Llorca Vilaplana (PPE). - (ES) Ik stel het antwoord van de fungerend voorzitter van de Raad op prijs, maar ik kan deze vraag niet tot de Verenigde Naties richten. Ik moet haar hier tot de fungerend voorzitter van de Raad richten, ofschoon ik haar ook tot de Commissie kan richten. Ik zou u echter willen zeggen dat er wél lepra voorkomt in landen van de Gemeenschap. Ik kan u erop wijzen dat bijvoorbeeld in Spanje in Fontilles een centrum voor lepralijders is gevestigd. Deze ziekte, die de afzondering inhoudt van degenen die eraan lijden, verdient de grootste aandacht, niet alleen van de organisaties die zich met de gezondheid bezighouden, maar van alle organisaties die met de bescherming van de samenleving zijn belast. In deze zin kan deze ziekte niet als bijna uitgeroeid worden beschouwd. Als er 15 miljoen lepralijders in de wereld zijn, is deze ziekte volgens mij niet bijna uitgeroeid. En als er nog dagen worden herdacht als Wercldlepradag, betekent dit dat er van een voortdurende bezorgdheid sprake is die al degenen die regeringsverantwoordelijkheid dragen moet alarmeren. Daarom had ik deze vraag gesteld. Papoulias. - (GR) Zoals ik zoeven heb gezegd, heeft de Gemeenschap geen specifiek beleid voor leprabestrijding. Om versnippering van inspanningen en financiële middelen te vermijden, is ze immers van oordeel dat de grote epidemieën die onze bevolkingen treffen doeltreffender worden bestreden door gespecialiseerde internationale organisaties die een globale toezichtsstructuur hebben uitgebouwd om de noden op het vlak van endemische ziekten in te schatten en over de nodige middelen beschikken om ze te bestrijden. Ik wil er echter op wijzen dat de Gemeenschap financiële steun verleent aan tal van nationale niet-gouvernementele organisaties die in de ontwikkelingslanden, meer bepaald in de gezondheidssector van die landen, werkzaam zijn. Bovendien voorziet de Overeenkomst van Lomé in actieve samenwerking op het vlak van de volksgezondheid. Zo wordt steun verleend aan programma's en campagnes voor opleiding en voorlichting over de uitroeiing van endemische ziekten, en dat in het kader van geïntegreerde gezondheidsstelsels. Balfe (PSE). - (EN) De kwestie betreft eigenlijk zowel lidstaten van de Europese Unie als derde landen. Het voorzitterschap bedoelt toch zeker niet dat de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie zich voor fondsen tot de Verenigde Naties zouden moeten wenden? Ik heb begrepen dat het juist dit type programma is dat met de bevoegdheden op het gebied van volksgezondheid in het Verdrag van Maastricht werd beoogd. Zou de Raad niet een iets meer open houding ten aanzien van de uitbreiding van zijn bevoegdheden op dit gebied kunnen aannemen en trachten een programma op te zetten tot uitroeiing van een ziekte die men kan missen als kiespijn? Stamoulis (PSE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil onze sympathieke tolken graag het volgende opmerken. In zijn antwoorden op de mondelinge vragen van de afgevaardigden heeft de Raadsvoorzitter meermaals ver-
Nr. 3-445/132
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Stamoulis wezen naar onderwerpen die verband houden met de republiek van Skopje. Hij heeft daarbij steeds de benaming „Republiek Skopje" gebruikt. Door nagenoeg alle cabines werd dat vertaald door de „Republiek Macedonië". Ik wil er de tolken op wijzen dat het hun taak is getrouw weer te geven wat werd gezegd. Ze moeten voor die republiek de benaming gebruiken die door de sprekers wordt aangewend. Als ze dat niet doen, geven ze uiting aan een politiek standpunt. De Voorzitter. - Dat is een technische kwestie. Ik had het zo niet begrepen, maar als u het zegt...
Papoulias. - (GR) Dit is een probleem dat door de Raad van ministers van Volksgezondheid moet worden behandeld. Het is echter de Commissie die voorstellen hierover moet indienen.
Kan de Raad mij de verzekering geven dat de voorstellen voorde landbouwprijzen voor 1994/1995 in overeenstemming zullen zijn met die welke overeengekomen waren bij de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en zullen in die context de rundvleespremies verder rechtstreeks aan de producenten van rundvlees uitbetaald blijven worden? Papoulias, fungerend voorzitter van de Raad. - (GR) De Raad is kort geleden begonnen met de behandeling van de voorstellen van de Commissie voor de vaststelling van de landbouwprijzen voor het verkoopseizoen 1994-1995 en de Raadsvoorzitter heeft de landbouwcommissie van het Parlement reeds op de hoogte gebracht van de eerste besprekingen van de Raad hierover. De Raad zal zich definitief over de voorstellen van de Commissie uitspreken nadat hij het advies van het Parlement heeft ontvangen.
Bru Perón (PSE). - (ES) Ik zou de uitspraak van de fungerend voorzitter van de Raad willen bevestigen, namelijk dat lepra bijna is uitgeroeid, want in het door mevrouw Llorca Vilaplana genoemde lepracentrum is er al sedert 25 jaar geen nieuw geval van lepra bijgekomen.
Wat het specifieke punt betreft dat de geachte afgevaardigde aan de orde stelt, zij erop gewezen dat de Commissie geen enkel voorstel heeft ingediend waarin het beginsel van de rechtstreekse betaling van de rundveepremie aan de producenten in het geding is.
Papoulias. - (GR) Wat de geachte afgevaardigde heeft gezegd, is heel interessant. Het spreekt vanzelf dat dit probleem moet worden aangepakt, maar - zoals ik zoeven heb gezegd - moet het worden voorgelegd aan de Raad van ministers van Volksgezondheid en moet de Commissie voorstellen in die zin indienen.
Nicholson (PPE). - (EN) Ik dank de fungerend voorzitter voor dat antwoord. Ofschoon hij wellicht gelijk heeft wanneer hij zegt dat geen specifiek voorstel wordt gedaan, ligt de schijn echter dicht bij de werkelijkheid voor zover het de afschaffing van rechtstreekse betalingen betreft, en op dit moment worden veel dingen door de Commissie onderzocht.
Nianias (RDE). - (GR) Eén van de afgevaardigden heeft zich beklaagd over het werk van de tolken. Ik wil er in dit verband op wijzen dat de tolken hun werk blijkbaar zo organiseren dat sommigen vertalen en anderen luisteren. Dat is een heel slecht beginsel. Ik heb het Bureau dan ook gevraagd - en dat is mijn onvervreemdbaar recht - om zich over dit probleem te buigen en ons een kopie te bezorgen van de banden die tijdens het tolken worden opgenomen. Zo kunnen we nagaan welke cabines en welke medewerkers op die wijze te werk gaan. Ik wil nog op een andere ongerijmdheid wijzen. Er was namelijk een cabine waar de tolken het hadden over „Bosnië-Macedonië". Er zijn dus verschillende zaken die in die richting wijzen... De Voorzitter. - Mijnheer Nianias, wij hebben de vraag heel goed begrepen. Ik verzeker u dat wij de banden zullen laten onderzoeken, teneinde na te gaan of er fouten werden gemaakt. Welsh (PPE). - (EN) Ik zou erop willen wijzen dat de fungerend voorzitter namens de Raad van Ministers van de Europese Unie spreekt. Hij spreekt niet namens de Griekse regering. Wat ons betreft is de juiste benaming van dit specifieke gebied vanuit het standpunt van de Europese Unie de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, ofwel VJRM. Ik denk dat onze tolken zoals altijd de fungerend voorzitter volkomen juist hebben geïnterpreteerd. De Voorzitter. - Aangezien de vraagsteller niet aanwezig is, vervalt vraag nr. 23. Vraag nr. 24 van de heer Nicholson (H-O 166/94): Betreft: Landbouwprijzen en rundvleespremies 1994/1995
Wat ik de fungerend voorzitter eigenlijk vraag te bevestigen is dat de slechts korte tijd geleden overeengekomen hervorming van het GLB zal worden gehandhaafd en nageleefd en dat de rechtstreekse betalingen die aan boeren worden gedaan en die de levenswijzen van boeren hebben veranderd niet aan grote bedrijven en meelindustriëen zullen worden uitbetaald maar zullen worden besteed waar zij het meest nodig zijn, namelijk bij de boeren. Ik vraag een garantie dat deze rechtstreekse betalingen zullen worden voortgezet en niet zullen worden afgeschaft of verminderd. Papoulias. - (GR) Ik wil de geachte afgevaardigde antwoorden dat de Raad zich houdt aan wat werd besloten. Ik zal zijn standpunt echter overmaken aan mijn collega, de minister van Landbouw. Lane (RDE). - (EN) Ik complimenteer de fungerend voorzitter met zijn antwoord, maar de werkelijkheid is dat het besluit om het gemeenschappelijk landbouwbeleid te hervormen in juni 1992 werd genomen. Een deel van dat besluit, dat door de Raad na advies van het Parlement werd overeengekomen, was dat de premiequota zouden worden gebaseerd op de aantallen runderen in de Gemeenschap voor 1992. Niettemin kwam de commissaris voor landbouw, de heer Steichen, in januari naar het Parlement en zei dat hij voornemens was dit besluit te wijzigen. Ik mag hopen dat de fungerend voorzitter het door de Raad ingenomen standpunt zal handhaven. Het is per slot van rekening de Raad die beslist en niet de commissaris. Hij kan slechts voorstellen doen. Ik mag hopen dat indien commissaris Steichen binnen de komende twee of drie maanden bij de Raad komt met een voorstel om het jaarlijkse quotum voor rundvlees van 1992 in 1991 of een
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/133
Lane ander jaar te wijzigen, de fungerend voorzitter bij het standpunt zal blijven dat hij in juni 1992 innam. Papoulias. - (GR) Ik heb niets meer toe te voegen aan wat ik heb gezegd, namelijk dat de Raad blijft bij wat werd besloten en de Landbouwraad een besluit hierover moet nemen. De Voorzitter. - Ik dank u voor uw antwoorden, fungerend voorzitter van de Raad, en ik herinner mevrouw Crawley en de heren Balfe, Paisley, Lane, Fitzsimons en Stamoulis eraan dat hun vragen schriftelijk beantwoord zullen worden. Balfe (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een motie van orde. Wij staan op het punt om over te gaan tot de Vragen aan de Commissie. De ambtenaren van de Commissie hebben buitengewoon hard gewerkt om de antwoorden te vinden op meer dan 80 vragen, en niettemin hebben we deze onzinnige regel dat een Parlementslid aanwezig moet zijn om een antwoord te krijgen. Mijn vraag is de 50ste. Die vraag zal vanavond beslist niet worden gehaald, maar niettemin word ik geacht hier tot middernacht te zitten, anders zal al het werk dat de Commissie aan het antwoord heeft besteed, verspild zijn. Vervolgens moet ik voor volgende maand exact dezelfde vraag indienen, waarmee nog meer overheidsgeld wordt verspild. Mevrouw de Voorzitter, zou u op zijn minst kunnen bevestigen dat de vragen na nr. 30 of 40 - wij hebben er gedurende de eerste anderhalf uur slechts 24 behandeld - een schriftelijk antwoord krijgen? De Voorzitter. - Dat is een zeer relevante vraag die een bevredigend antwoord moet krijgen. Crawley (PSE). - (EN) Ik wil gewoon vragen wanneer wij de antwoorden op onze vragen krijgen. Krijgen wij ze voor het einde van deze week, volgende week, ooit, nooit? De Voorzitter. - Indien dit technisch mogelijk is, zullen wij de vragen morgenochtend beantwoorden. Van der Waal (NI). - Mevrouw de Voorzitter, u heeft zoeven de namen bekend gemaakt van de leden die een schriftelijk antwoord krijgen omdat zij niet in de zaal zijn. Er was ook een vraag nr. 27 van de heer Paisley. Hij heeft schriftelijk bekend gemaakt dat ik die vraag van hem over zal nemen. U heeft mijn noch zijn naam afgelezen. Ik zou u toch willen verzoeken om een schriftelijk antwoord ook aan de heer Paisley te verstrekken. De Voorzitter. - Ik heb de naam van de heer Paisley ook genoemd, mijnheer van der Waal. Bonde (ARC). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, over het Reglement. Ik wil graag enkele vraagtekens plaatsen bij de antwoorden die vandaag aan de aanwezige parlementsleden zijn gegeven. John Iversen vroeg welke delegaties een afwijkend standpunt innamen ten aanzien van de officiële verklaring van de milieugarantie. Hij kreeg geen antwoord. Ik herhaalde de vraag maar kreeg evenmin een antwoord. Onze collega Alexander Falconer herhaalde de vraag nog een derde keer en men bleef hem het antwoord schuldig. Weet u, ik vind het ronduit beschamend dat een Raad van ministers geen antwoord wil geven op de vragen van de volksverkozen parlementsleden in deze zaal. Ik vind dat u de kwaliteit van de antwoorden ter discussie moet stellen in het Bureau in uitgebreide samenstelling. Wij hebben zelfs het punt
bereikt waarop men zich niet eens meer verontschuldigd dat men geen antwoord geeft. Men vindt het blijkbaar normaal de vragen van de parlementsleden niet te beantwoorden. Indien een minister of een commissaris dit soort antwoorden zou geven in een nationaal parlement zou hij geen 20 uur overleven wanneer hij verantwoording schuldig was aan dat nationale parlement. Ik verzoek u de Commissie ertoe aan te moedigen in het volgende deel van het vragenuur daadwerkelijk antwoord te geven op de vragen die wij stellen. De Voorzitter. - Ik kan niet de verantwoordelijkheid nemen om namens het voorzitterschap antwoord te geven en ik wil u er op wijzen dat het Bureau in uitgebreide samenstelling ook niet meer bestaat. Lane (RDE). - (EN) Ik verwijs naar vraag nr. 29 van de heer Lalor. Deze vraag werd aan mij toegewezen. Ik ben toevallig in het Parlement aanwezig en ik mag hopen dat ik antwoord krijg op vraag nr. 29 die mij officieel is toegewezen. Nicholson (PPE). - (EN) Ongeveer zoals de heer Balfe, zit ik met vraag nr. 76 aan de Commissie, die voor de varkensfokkers in mijn regio van groot belang is. Ik ben nu hier. Als u wilt dat ik tot middernacht blijf, zal ik tot middernacht blijven om mijn antwoord te krijgen, maar eigenlijk vind ik het belachelijk. Er is geen enkele kans dat mijn vraag aan de beurt komt. Toch ben ik hier, ik ben teruggekomen naar het Parlement. Ik heb vanavond veel geluk gehad, omdat ik antwoord op één vraag heb gekregen. Ik had de laastste vraag aan de Raad en ik ben daar erg dankbaar en erkentelijk voor. Ik zou echter ook erg dankbaar en erkentelijk zijn als ik een schriftelijk antwoord op de andere vraag zou kunnen krijgen. De Voorzitter. geven.
Morgenochtend zullen wij u antwoord
Falconer (PSE). - (EN) Ik zal het kort houden, maar ik begin me zorgen te maken. Ik begin me zorgen te maken omdat ik begrijp dat de oorspronkelijke reden waarom mensen in de Vergadering aanwezig moesten zijn, was dat zij een schriftelijk antwoord op hun vragen zouden krijgen indien deze niet hardop aan de Commissie of de Raad werden voorgelezen, in het kader van de procedure die voor dat specifieke gebied werd vastgelegd. De reden waarom Parlementsleden in deze vergadering mondelinge vragen stellen is dat de commissaris antwoorden daarop moet voorbereiden. Als wij niet uitkijken wat wij doen - het is niet aan mij om u te vragen nu uw richtsnoeren te wijzigen, mevrouw de Voorzitter dan zou het resultaat kunnen zijn dat een aantal mensen in de toekomst vragen stelt, nooit naar de vergadering komt of misschien zijn hoofd om de deur steekt en vervolgens weer weg loopt en dan verwacht een antwoord te krijgen. Ik denk dat dit voor de Commissie een grote werkbelasting zou opleveren terwijl zij, zoals de heer Balfe heeft gezegd, zo ijverig hebben gewerkt om deze specifieke antwoorden te verstrekken. Ik denk dat hier enige verduidelijking nodig is, mevrouw de Voorzitter, voordat u verder gaat in een richting die de deur open zou kunnen zetten voor verder misbruik. De Voorzitter. - Mijnheer Falconer, ik dank u zeer maar ik wil toch opmerken dat het Bureau en het Bureau in
Nr. 3-445/134
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Voorzitter
uitgebreide samenstelling reeds getracht hebben deze vragenuren te reglementeren. Echter is het nog niet helemaal perfect en wij moeten de procedures volgen en ons Reglement toepassen. Oddy (PSE). - (EN) Ik wil ongeveer hetzelfde zeggen. Ik was in feite 30 seconden te laat voor mijn vraag, omdat de vragen nrs. 13 en 14 samen werden behandeld. Voor vraag nr. 15 was de auteur niet aanwezig. Ik ben aanwezig. Ik hoop dat ik een antwoord krijg. De reden waarom velen van ons mondelinge vragen moeten indienen, is dat de Commissie schriftelijke vragen niet behoorlijk beantwoordt. Ik heb een vraag over lawaai op luchthavens ingediend die door de Commissie gedurende vele maanden in behandeling is gehouden meer dan een jaar, geloof ik. Daarom moeten wij mondelinge vragen indienen om behoorlijke antwoorden te krijgen. Wij moeten eens nagaan: wat zijn wij voor een parlement? Waarom zetten wij niet gewoon een ton in het midden van de zaal en trekken wij de vragen niet in een willekeurige volgorde eruit? Dat is wat u eigenlijk zegt. Het is nu onmogelijk te raden wanneer een vraag aan de beurt is en wanneer wij in de vergaderzaal moeten zijn. Wij stellen vragen omdat wij ons bekommeren om hetgeen er in de wereld gebeurt. Wij doen het niet voor ons plezier. Wij doen het voor de mensen om wie wij geven. Toevallig geef ik om de mensen in Sri Lanka. Vanwege een idiote reglementswijziging door mensen in de Commissie Reglement, onderzoek geloofsbrieven en immuniteiten, die niet de moeite nemen om naar deze vergadering te komen, hebben wij deze mensen in de kou laten staan. De Voorzitter. - Wij zullen vragen om verduidelijking van artikel 11 en ik kan u nu reeds verzekeren dat alle hier aanwezige leden een schriftelijk antwoord op hun vragen zullen krijgen, ongeacht of zij al dan niet te laat zijn gekomen. Arbeloa Muru (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil protesteren vanwege het uitblijven van een antwoord van de Commissie op vele vragen die meerderen van ons enkele maanden geleden hebben gesteld. Om precies te zijn heb ik in november diverse vragen gesteld - die in december werden gepubliceerd - zoals bijvoorbeeld de vragen E-3683/93 en E-3599/93. Mevrouw de Voorzitter, het geval is dat de commissaris die op deze vragen had moeten antwoorden zojuist mijn stad - Pamplona in Spanje - heeft bezocht en in het openbaar daarover heeft gesproken. Hij heeft mij natuurlijk niet uitgenodigd met hem mee te gaan, noch heeft hij mij enige verklaring gegeven, terwijl hij ons in deze vergaderzaal al meerdere maanden niet heeft geantwoord. Gaat het om een bezoek in verband met de verkiezingen? Ik betreur dit ten zeerste en ik protesteer vanuit mijn zetel van lid van het Europees Parlement. De Voorzitter. - Wij stellen duidelijke vragen aan de Commissie en aan het voorzitterschap van de Raad en zij op hun beurt beantwoorden die vragen zo duidelijk mogelijk.
Vragen aan de Commissie De Voorzitter. - Vraag nr. 35 van de heer Welsh (H-O 164/94): Betreft: Bosnische vluchtelingen In Slovenië en andere delen van het voormalige Joegoslavië bevinden zich tal van Bosnische vluchtelingen die weliswaar niet onmiddellijk worden bedreigd door het oorlogsgeweld in Bosnië, maar desalniettemin in een zorgwekkende situatie verkeren. Deze vluchtelingen worden in centra ondergebracht, ver weg van familie en vrienden en met weinig hoop op repatriëring of permanente vestiging. Kan de Commissie mededelen welke hulp aan de Bosnische vluchtelingen buiten het oorlogsgebied wordt verstrekt en welke maatregelen worden genomen, als die al worden genomen, om hen van permanente huisvesting te voorzien? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Het aantal Bosnische vluchtelingen in Slovenië schommelt naar schatting tussen 40.000 en 70.000. Dat wil zeggen, circa 4% van de plaatselijke bevolking. Op dit ogenblik zijn 100.000 vluchtelingen verdeeld over 28 collectieve centra. Dit aantal zal teruglopen, aangezien men de vluchtelingen in grotere centra probeert te concentreren en de overigen bij gastgezinnen wonen. Het Bureau voor Immigratie en Vluchtelingen, dat sinds de herfst van 1992 rechtstreeks onder de bevoegdheid van de Sloveense premier valt, coördineert de hulp, waarvan de begroting in 1993 tot 20 miljoen dollar opliep. De Commissie heeft via ECHO (het bureau voor humanitaire hulp) voornamelijk voedsel- en medische hulp en pakketten met hygiënische produkten gestuurd, bestemd vooreen bevolking van circa 15.000 personen. De distributie heeft plaatsgevonden via het Rode Kruis, dat in Slovenië voor het toezicht op al deze operaties zorgt. Op dit moment lijken de mogelijkheden voor opvang in Slovenië te zijn uitgeput, aangezien de economische situatie in dit land zeer delicaat is, met een grote toename van de werkloosheid. Bijgevolg is het van fundamenteel belang dat de internationale hulp aan de vluchtelingen in Slovenië wordt opgevoerd en dat prioriteit wordt gegeven aan reïntegratieprojecten. vooral door middel van educatieve en psychosociale programma's. Welsh (PPE). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord dat. dit moet ik erkennen, met heel wat meer kracht werd gegeven dan enkele van de antwoorden op eerdere vragen vanavond. Het doel van de vraag is de aandacht te vestigen op de zeer ernstige situatie van zowel de vluchtelingen zelf als van de Sloveense regering. Het is goed om te horen dat de Commissie zich dit heeft aangetrokken. Ik zou de commissaris willen vragen of hij een verslag voor het Parlement zou kunnen opstellen waarin gedetailleerd wordt opgesomd hetgeen voor de vluchtelingen in Slovenië wordt gedaan. Misschien zou dit dan het onderwerp van een dialoog tussen ons kunnen vormen om te zien welke extra middelen ter beschikking zouden kunnen worden gesteld. Dit lijkt een probleem dat gezien de situatie in dat land alleen maar erger kan worden. Kunnen wij een volledig verslag krijgen over hetgeen nu wordt gedaan en wellicht enkele ideeën over de manier waarop dit zou kunnen worden opgevoerd?
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Marín. (ES) In januari waren de twee jaar voorbij van het mandaat dat bet Europees Bureau voor humanitaire hulp had gekregen om een balans op te maken. Op dit ogenblik bevindt zich bij de vertaaldienst een activitei tenverslag in financiële zin, over samenwerking met gespecialiseerde instanties, over samenwerking met niet gouvernementele organisaties en over het in de toekomst te voeren beleid waarin een algemeen overzicht wordt gegeven over alles dat in deze twee jaar is gedaan. De bedoeling is dit verslag bij de volgend Raad Ontwik kelingssamenwerking in mei in te dienen. H et spreekt vanzelf dat het, wanneer alle vertalingen zijn voltooid, ook bij het Europees Parlement zal worden ingediend. De Voorzitter. Vraag nr. 36 van mevrouw Reding (HO 143/94): Betreft: Toepassing van de richtlijn „kiesrecht van de burgers van de Unie" De richtlijn betreffende het kiesrecht van de burgers van de Unie bij Europese verkiezingen dient volgens welomschreven termijnen in nationaal recht te wor den omgezet. Hoe zal de Commissie reageren indien één of andere lidstaat van de Unie geen rekening houdt met die termijnen? Is zij bereid bij het H of van Justitie een beroep in te stellen indien een lidstaat van de Unie de richtlijn niet of niet correct in nationaal recht omzet? Kan zo'n beroep leiden tot ongeldigverklaring van de Europese verkiezingen in de aangeklaagde lidstaat? Kan het Europees Parlement rechtens bijeenkomen indien de Europese verkiezingen in een lidstaat ongeldig worden verklaard? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. (ES) In artikel Β van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt, onder de vijf doelstellingen van de Unie. de versterking van de bescherming van de rechten en belan gen van de onderdanen van de lidstaten door de instel ling van een burgerschap van de Unie genoemd. H iertoe wordt in lid 2 van artikel 8 Β van het EGVerdrag bepaald dat elke burger van de Unie die verblijf houdt in een lidstaat waarvan hij geen onderdaan is, actief en passief kiesrecht bezit bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat waar hij verblijft, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat. Bijgevolg vormt de richtlijn, omdat daarin de modaliteiten worden vastgelegd voor de uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parle ment door burgers van de Unie die in een lidstaat verblijven waarvan zij geen onderdaan zijn, niet alleen een maatregel van goed bestuur, maar voor alles een fundamenteel instrument voorde praktische verwezenlij king van het burgerschap van de Unie. In deze zin zou het probleem van een mogelijke nietomzetting, of van een niet correcte omzetting, van deze richtlijn zowel politieke als strikt juridische problemen met zich meebrengen. Anderzijds moet ik constateren dat de taak van de omzetting van deze richtlijn in alle lidstaten praktisch is voltooid. Ik denk, en de Commissie met mij, dat het politieke engagement en de gemeenschappelijke wil van de lidstaten is de nationale besluiten die de correcte toepassing daarvan mogelijk maken snel uit te vaardigen. Zoals in de vraag wordt gesteld, is het vanzelfsprekend dat indien een lidstaat haar niet of niet correct zou naleven, de Commissie zich het recht voorbehoudt om
Nr. 3445/135
gebruik te maken van artikel 169 van het Verdrag om dit probleem voor het H of van Justitie te brengen. Verder is er een ander soort vraag met volgens ons een antwoord van bij uitstek juridische aard. Wat zouden de gevolgen zijn indien een lidstaat de richtlijn niet zou willen omzetten of dit niet correct zou doen? Wij denken dat het besluit in de eerste plaats door de nationale rechters en vervolgens door het H of van Justitie van de Europese Gemeenschappen zou moeten worden geno men. Wij geloven echter dat, voor zover de lidstaten de geest en de inhoud van de richtlijn eerbiedigen, dit soort gevallen niet aan de orde zal behoeven te komen. Bru Purón (PSE). (ES) Ik zou de tot de commissaris gerichte vraag willen uitbreiden en concreet gezegd willen weten welke lidstaat de richtlijn niet heeft omge zet, en of Luxemburg haar heeft omgezet of niet. In de tweede plaats zou ik u willen vragen of het communautair belang niet altijd voorrang moet hebben, en of daarom niet elk type, directe of indirecte, boycott moet worden vermeden van de doeltreffendheid van deze richtlijn die per slot van rekening neerkomt op een bijomendc eerbiediging van het Europese burgerschap, aangezien de nietnaleving ervan ernstige gevolgen kan hebben zoals de ongeldigverklaring van de verkiezingen. U heeft gewezen op artikel 169, maar volgens artikel 170 van het Verdrag van de Europese Unie kan tegen elke inbreuk op de communautaire wetgeving beroep worden ingesteld. H et zou echter niet moeten worden toegestaan dat vanwege de nietnaleving van de regels bij verkiezin gen door landen die hier weinig vertegenwoordigers hebben, de wil van 340 miljoen personen ongeldig zou kunnen worden verklaard. Marín. (ES) Wat de eerste vraag van de heer Bru betreft, op dit ogenblik hebben 10 landen de richtlijn omgezet en zijn er twee die dit nog niet hebben gedaan, namelijk Portugal en Spanje. Wat betreft uw mening over de al dan niet ongeldigver klaring van de verkiezingen voor het Europees Parlement in hun geheel omdat slechts één land de richtlijn niet correct zou hebben omgezet, vindt de Commissie dat dit in ieder geval in de eerste plaats het onderwerp zou moeten vormen van een door de Commissie in het kader van artikel 169 te nemen besluit, dat wil zeggen ernstige inbreuk op een van de van het Verdrag afgeleide regels. En verder geloof ik natuurlijk dat het verstandigste zou zijn zich tot het H ofvan Justitie in Luxemburg te wenden opdat dit interpreteert of het ontbreken van een enkele of diverse omzettingen aanleiding kan zijn voor een com plex van juridische gevolgen erga oiiines voor de gehele Gemeenschap. Ik denk dat het wellicht van gezond verstand zou getui gen om als interpretatie te geven dat indien een richtlijn met deze kenmerken zoals eerdere jurisprudentie aan geeft tot de volledige of gedeeltelijke ongeldigheid van een verkiezingsprocedure in een land zou hebben geleid, wij naar analogie zouden overwegen dat dit negatieve besluit alleen het land in kwestie zou betreffen. Ik moet hier echter aan toevoegen dat wij in het geval van Spanje verwachten dat de richtlijn volgende week zal worden omgezet. Balfe (PSE). (EN) In het oorspronkelijke antwoord van de Commissaris gebruikte hij de woorden „exact dezelf de voorwaarden" voor verkiezingen voor burgers van de
Nr. 3-445/136
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Balfe
Europese Unie als voor de momenteel geregistreerde burgers. In het Verenigd Koninkrijk vul je, als je Brit of' onderdaan van een Gemenebestland bent, elk jaar in oktober een heel eenvoudig formulier in. Je vult gewoon je naam in en of je jonger dan 18 jaar of ouder dan 65 jaar bent en dat is alles. Je stuurt het op en je staat op de lijst. Rond die tijd wordt er campagne gevoerd om mensen aan te sporen zich te laten registreren en de lokale autoriteiten krijgen geld om het plaatselijke register op te stellen.
Toch moet ik erop wijzen dat in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte niet wordt gestreefd naar de volledige afschaffing van de controles aan de binnengrenzen, zodat de politieautoriteiten op de luchthaven van Helsinki gerechtigd zijn te controleren of de uit lidstaten van de Europese Unie of uit lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie afkomstige passagiers inderdaad over de genoemde identiteitsdocumenten beschikken.
De Britse regering heeft nu de richtlijn voor tenuitvoerlegging van haar wetgeving gepubliceerd. Een burger van de Europese Unie moet een formulier van drie pagina's invullen; lokale autoriteiten krijgen geen geld voor dit werk en er is geen reclame in de Britse pers of op de televisie geweest.
Ik moet in ieder geval zeggen dat. gezien het feit dat de onderhandelingen met het oog op de toetreding van Finland tot de Europese Unie zijn voltooid, wanneer dit land definitief deel van de Unie zal uitmaken, een groot deel van de problemen die zich momenteel op de luchthaven van Helsinki voordoen zal verdwijnen, en dat bijgevolg elke vorm van discriminatie zal verdwijnen.
Ik zou de commissaris willen vragen of hij, toen hij de woorden „exact dezelfde voorwaarden" gebruikte, bedoelde dat er geen discriminatie tussen een Brits of Gemenebestonderdaan en een burger van de Europese Unie zou moeten bestaan? Als dat het geval is, kan de commissaris dit feit dan onder de aandacht brengen van de kiezers in het Verenigd Koninkrijk, waarvan de regering schijnbaar zo paranoïde is in verband met alles wat met de Europese Unie te maken heeft, dat zij het mensen niet eens mogelijk maken om zich op eenvoudige wijze te laten registreren. Tot slot hebben zij mensen slechts vier weken gegeven om zich te laten registreren. Zij hebben gezegd dat de registratie op 29 maart moet zijn voltooid. Marín. - (ES) Voor zover de regering van het Verenigd Konkrijk, zoals de overige regeringen, de inhoud van de richtlijn strikt in acht neemt, zullen de voorwaarden gelijk zijn voor iedereen, aangezien de richtlijn dezelfde is. De Voorzitter. - Vraag nr. 37 van de heer Titley (H0168/94): Betreft: Uitvoering van de EER-Overeenkomst De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte trad in werking op 1 januari 1994. De luchthaven van Manchester heeft daarop onmiddellijk een aparte balie voor paspoortcontrole ingericht voor alle burgers van de EER-landen. Op de luchthaven van Helsinki wordt echter nog steeds gebruik gemaakt van een balie voor Scandinavische burgers en een voor burgers uit andere landen. Kan de Commissie uitleggen waarom Finland niet heeft voldaan aan de bepalingen in de EER-Overeenkomst inzake het vrije verkeer van personen? Welke stappen denkt de Commissie te ondernemen om de naleving van de EER-Overeenkomst in Finland afte dwingen? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) De vraag heeft betrekking op de huidige situatie inzake het vrije verkeer van personen op de luchthaven van Helsinki. Ik moet zeggen dat bij de inwerkingtreding van de Europese Economische Ruimte in de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen die in dit akkoord zijn opgenomen is vastgelegd dat de burgers van de lid-staten van de Europese Vrijhandelsassociatie die het grondgebied van een van deze lid-staten willen betreden slechts over een nationaal identiteitsdocument of een geldig paspoort behoeven te beschikken, en dit is van kracht sinds 1 januari 1994.
Titley (PSE). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord, waarbij hij er in slaagde geen enkel van de door mij aan de orde gestelde punten aan te roeren. Het was de bedoeling dat de Europese Economische Ruimte zou gaan over de vier vrijheden, waarvan één het vrij verkeer van personen is. Zoals ik in mijn vraag zei is er op de luchthaven van Manchester en op elke andere luchthaven in het Verenigd Koninkrijk een paspoortbalie voor burgers van de EER en één voor burgers van andere landen. Helaas moeten wij momenteel nog altijd onze paspoorten laten zien, zelfs in de Europese Unie, maar toen ik naar de luchthaven van Helsinki ging was er één paspoortbalie voor Scandinavische burgers en één voor alle anderen, en moest ik in een lange rij staan en ik werd vervolgens uiteindelijk gevraagd waarom ik naar Finland wilde komen en hoe lang ik daar zou blijven. Dat is niet het vrije verkeer van personen zoals dat in het kader van de Europese Economische Ruimte wordt bedoeld. Het deugt niet dat de commissaris zegt dat Finland waarschijnlijk tot de Gemeenschap toetreedt en dat het deze problemen waarschijnlijk zal oplossen. De Europese Economische Ruimte werd bijna 18 maanden geleden overeengekomen en met 12 maanden uitgesteld, dus de luchthaven van Helsinki heeft ruim voldoende gelegenheid gehad om dit probleem op te lossen. Wij weten niet of Finland tot de Europese Unie zal toetreden. De onderhandelingen zijn nog niet afgerond en er moet nog een referendum worden gehouden. Vervolgens moet het Parlement zijn goedkeuring geven en gezien zijn stemming op dit moment, zal dat niet gebeuren. Zou de Commissie ervoor kunnen zorgen dat de Europese Economische Ruimte wordt nageleefd en mijn klacht niet als een detail van ondergeschikt belang negeren? Er dient vrij verkeer van personen te zijn. Ik had langs dezelfde balie als de Scandinavische burgers moeten kunnen gaan, alleen met mijn paspoort en zonder een ondervraging te moeten ondergaan. Daar gaat de Europese Economische Ruimte om. Het is de taak van de Commissie om op de naleving van de Verdragen van de Europese Unie toe te zien en zij slaagt er duidelijk niet in om de naleving van het Verdrag inzake de Europese Economische Ruimte af te dwingen. Voor een keer gaat het Verenigd Koninkrijk op dit gebied warempel op kop. Marín. - (ES) Mijnheer Titley, de Commissie zal hetgeen u heeft gezegd verifiëren. Maar volgens mij heb ik uw vraag exact beantwoord. Met de Europese Economische Ruimte verdwijnt niet de mogelijkheid dal de Finse
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/137
Marín autoriteiten, als zij dat wensen, verzoeken om het identiteitsdocument te mogen controleren. U lijkt dit onnodig. Mij ook. Maar volgens artikel 4 van het Verdrag mogen Finland, Zweden, Noorwegen, Oostenrijk en Zwitserland - als dit het niet bij referendum had afgewezen - dit doen. Bonde (ARC). - (DA) Sinds de afschaffing van de binnengrenzen is de controle nog nooit zo streng geweest als vandaag. Dat merkte ik onlangs op de luchthaven van Brussel waar ik het genoegen had in een lange, lange rij te staan achter Hans van den Broek, de commissaris die verantwoordelijk is voor buitenlandse aangelegenheden, voor wij de Europese hoofdstad mochten verlaten. Zo is iedereen tenminste gelijk voor de wet. Maar het vrije verkeer van personen is in het akkoord over de EER niet op dezelfde manier geregeld als het vrije verkeer van goederen en daarom wil ik de Commissie graag vragen hoe zij denkt in te grijpen tegen de Franse sabotage van de invoer van Ijslandse vis. Ijslandse vis valt ongetwijfeld onder het EER-akkoord en daarom dient de Commissie op te treden tegen het herhaalde Franse verzet tegen de invoer van verse Ijslandse vis. Marín. - (ES) De Commissie heeft begrip voor uw ongerustheid. De Voorzitter. - Vraag nr. 38 van de heer Cooney (H-0116/94): Betreft: Israël Onlangs heeft de minister-president van Israël, de heer Rabin, voor de Raad van Europa verklaard dat Israël geen behoefte heeft aan Europees geld voor de Palestijnen. Zal de Commissie dienovereenkomstig handelen? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Inderdaad voorziet het akkoord tussen de Europese Gemeenschap en Israël niet in de toekenning van communautaire middelen. Anderzijds moet ik u, wat de voor de periode 1994-1998 in de bezette gebieden bestemde financiële vooruitzichten betreft, erop wijzen dat er een programma is - 250 miljoen ecu via de begroting, nogmaals 250 via de Europese Investeringsbank, in totaal 500 - dat tot doel heeft het vredesproces in de bezette gebieden te helpen consolideren. Cooney (PPE). - (EN) Ik was verrast toen ik de commisaaris hoorde suggereren dat er geen financiële afspraak tussen de Gemeenschap en Israël was. Ik had begrepen dat in het financieel protocol werd bepaald dat communautaire middelen in Israël zouden worden geïnvesteerd en ik had begrepen dat de teneur van de opmerkingen van de heer Rabin was dat Israël dit geld niet nodig had. Mijn vraag aan de commissaris is: zou de Commissie, in het licht van de zeer duidelijke verklaring van de heer Rabin en in het licht van de enorme behoefte van de Palestijnen in de bezette gebieden om hun verschrikkelijke omstandigheden te verbeteren, niet willen laten zien dat zij een hart heeft, op dit grootmoedige aanbod van de heer Rabin ingaan en deze fondsen naar de bezette gebieden doorzenden ter ondersteuning van de Palestijnen? Marín. - (ES) Ik weet niet of mijn antwoord u verrast heeft, maar ik moet u zeggen dat in het akkoord tussen de Europese Gemeenschap en Israël geen enkele financiële tegenprestatie van de communautaire begroting voorkomt, onder andere omdat men van mening is dat Israël
een land is dat dit niet nodig heeft. Israël is een land met een inkomen van meer dan 10.000 dollar per hoofd van de bevolking. Volgens de classificatie van de OESO is Israël een rijk land. Bijgevolg heeft de Europese Gemeenschap nooit subsidies aan de staat Israël gegeven. Er hebben operaties plaatsgevonden, maar die vielen onder de Europese Investeringsbank. En wat de bezette gebieden betreft, ik heb u al gezegd dat er een vredesprogramma voor 500 mijloen ecu is opgestart. Arbeloa Muru (PSE). - (ES) Mijnheer de commssaris, ik zal een hiermee samenhangende vraag stellen, waarbij u het volste recht heeft om niet te antwoorden, als u niet wilt. Op dit ogenblik zijn de twee meest brandende ernstige kwesties in de bezette gebieden het al dan niet doorgaan van de internationale aanwezigheid in deze bijzonder moeilijke periode en anderzijds de ontwapening van de joodse nederzettingen, die volgens de vierde overeenkomst van Genève alle illegaal zijn. Kunt u ons iets over deze twee actuele kwesties vertellen? Marín. - (ES) Ik hoop, mijnheer Arbeloa, dat de Ministerraad volgende week in staat zal zijn om deze vraagstukken te behandelen. Over het eerste deel van uw vraag - internationale waarnemers - is er al een groep van lidstaten geweest die in het openbaar hebben toegezegd dat zij daaraan eventueel zouden kunnen deelnemen. Ermee rekening houdend dat het vredesproces zou kunnen worden beschouwd als een gemeenschappelijke optreden - van het type dat in het Verdrag van Maastricht wordt bedoeld-, zou dit een mogelijkheid zijn. In ieder geval geloof ik dat dit een vraag is waarop minister Papoulias met meer gezag had kunnen antwoorden dan ik. Maar iets dat de spanning in de bezette gebieden en in de nederzettingen enorm zou kunnen helpen verminderen zou inderdaad een controle op alle bestaande persoonlijke bewapening in dit gebied zijn. Want het lijdt geen twijfel dat het, wanneer men mensen met mitrailleurs over straat ziet wandelen, werkelijk erg moeilijk is de vrede te handhaven. De Voorzitter. - Vraag nr. 39 van mevrouw von Alemann (H-O 144/94): Betreft: Leveringen van pesticiden aan Albanië en Oost-Europa In de nabijheid van de grens tussen Albanië en de Joegoslavische republiek Montenegro zijn in wagons 217 ton pesticiden opgeslagen die door de vroegere socialistische regering werden besteld. In totaal zijn in Albanië 3600 ton pesticiden opgeslagen. Door de privatisering van de landbouw die thans meer ecologisch georiënteerd is zijn deze bestrijdingsmiddelen overbodig geworden. In een studie van de Wereldbank over de toepassing van pesticiden in Albanië over 1993 wordt vastgesteld dat 560 ton hiervan absoluut niet meer mogen worden gebruikt. Kan de Commissie een inventarisatie maken van alle dergelijke depots in Oost-Europa en een plan opstellen voor de opruiming ervan? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Ik wil mevrouw Von Alemann bevestigen dat er in Albanië op dit moment ongeveer 3.600 ton pesticiden zijn opgeslagen. Daarvan, en ik zeg u de cijfers bij benadering, voldoen naar schatting circa 600 aan een norm van hoge
Nr. 3-445/138
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Marín
kwaliteit. De rest bestaat vermoedelijk uit produkten die niet altijd voldoen aan de door de Gemeenschap gedefinieerde normen. Er zijn mogelijkheden om deze op te ruimen of opnieuw te exporteren vóór de uiterste gebruiksdata, maar de Commissie heeft aan de Albanese autoriteiten ook de eenvoudige vernietiging ervan voorgesteld. Wat de pesticiden buiten Albanië betreft, dat wil zeggen in de landen van Midden- en Oost-Europa, gelooft de Commissie op basis van de informatie waarover zij beschikt niet dat op dit ogenblik van een zo ernstig probleem als dat in Albanië sprake is. von Alemann (LDR). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de Commissaris. Ik ben blij dat u de cijfers die ik uit een zeer betrouwbare bron heb vernomen, kunt bevestigen. Volgens uw verklaring moeten de pesticiden, vooral wanneer ze niet meer bruikbaar zijn, uitgevoerd of vernietigd worden. Zoals u wellicht weet, schept de uitvoer moeilijkheden, omdat de spoorweg ofwel door kampen loopt ofwel totaal verwoest is. Kunt u zich als commissaris eigenlijk voorstellen wat zo'n vernieling inhoudt? Is de Commissie bereid vaklui en financiële middelen ter beschikking te stellen? Marín. - (ES) Mevrouw Von Alemann, de Albanese regering heeft geen formeel verzoek ingediend om tot vernietiging over te gaan. Hetgeen u heeft gezegd is heel zinnig. Het is duidelijk dat het opnieuw exporteren van pesticiden die bijna hun uiterste gebruiksdatum hebben bereikt, veel problemen oplevert, en nog meer wanneer hel een gebied betreft waar zij, de uitgang via zee daargelaten, moeilijk over land vervoerd zullen kunnen worden, rekening houdend met de gecompliceerde situatie op de Balkan. Ik vrees dat het noodzakelijk zal zijn een vernietigingsoperatie uit te voeren. En wanneer de Albanese regering om de hulp van de Gemeenschap verzoekt, zullen wij deze mogelijkheid bestuderen. Raffin (V). - (FR) Commissaris, ik wil graag nog iets weten. Waar komen die pesticiden eigenlijk vandaan? Misschien is het wel interessant om te weten hoe die pesticiden in Albanië zijn gekomen en of bij het vervoer er naar toe de regels wel in acht zijn genomen. Misschien moeten ze wel teruggestuurd worden naar de plaats waar ze vandaan komen. Marín. - (ES) Er zijn twee duidelijk te onderscheiden situaties: vóór de landbouwhervorming en daarna. Vóór de hervorming waren de gebruikelijke leveranciers van Albanië de landen van Midden- en Oost-Europa. Na de hervorming - toen zij werden geclassificeerd als bestrijdingsmiddelen die aan de internationale normen voldoen - , waren de donors de Europese Gemeenschap, in het kader van hel hulpprogramma ten behoeve van de landbouwhervorming - het betreft verdelgingsmiddelen die aan de norm voldoen-, de Wereldbank en de Bondsrepubliek Duitsland. Morris (PSE). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord. Mijn vraag houdt verband met zijn uitspraak dat dit materiaal moet worden vernietigd. Ik vraag mij af of een land als dit over de bekwaamheid, de vaardigheid en het type installatie beschikt waarmee dit materiaal veilig uit de weg zou kunnen worden geruimd zonder de onmiddellijke omgeving aan te tasten en bovenal veilig. Een van de goedkoopste manieren waarop materiaal zoals dit in het verleden is opgeruimd was de export ervan naar Derde-Wereldlanden.
Kan de Commissie - wellicht is dit een onredelijke vraag - aangeven of het betrokken land al dan niet in staat is om dit materiaal uit de weg te ruimen? Marín. - (ES) Mijnheer Morris, ik kan u geen antwoord op deze vraag geven. Ik zal trachten u deze informatie op een andere manier te doen toekomen. Het is duidelijk dat de vernietiging van circa 3.000 ton verdelgingsmiddelen een voldoende complexe operatic moet zijn om wellicht hulp van de zijde van de Europese Gemeenschap nodig te maken, opdat de vernietiging met alle garanties geschiedt. Ik ben geen specialist op het gebied van de vernietiging van bestrijdingsmiddelen, maar ik denk dat het een zeer gecompliceerde en moeilijke operatie betreft. De Voorzitter. - Vraag nr. 40 van de heer Elles (H0156/94): Betreft: Quarantaine in het VK Een van de moeilijkste problemen bij de openstelling van de grenzen in de Europese Gemeenschap vormt de quarantaine-regeling in het VK. Kan de Commissie mededelen of zij, voor het geval dat zou worden overgegaan tot het opheffen van de meeste quarantainevoorschriften, bereid is wettelijke regelingen toe te staan die een compensatie bieden aan de sterkst betrokken personen? Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Inderdaad is de quarantaine afgeschaft omdat is bepaald dat wanneer eenmaal de interne markt in werking is getreden, elke norm die het vrije verkeer beperkt moet worden afgeschaft, en bijgevolg kon het quarantainestelsel geen uitzondering op de regel vormen. Natuurlijk vereist de overgang zonder tegenslagen naar het stelsel van open grenzen dat evenmin bijkomende risico's worden gelopen, opdat zich niet eventueel bepaalde ziekten verspreiden. Daarom is over de veterinaire controles in verband met het verkeer van dieren lang nagedacht. En ofschoon de Commissie zich ervan bewust is dat de plaatselijke verantwoordelijken voor de uitvoering van het quarantainestelsel zullen worden getroffen, acht zij de toekenning van communautaire middelen aan deze sector niet juist, omdat wij, zoals bij vele sectoren, van mening zijn dat er voldoende tijd is geweest om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Indien echter de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk willen interveniëren, omdat zij dit juist achten, zijn zij volledig vrij om dit te doen. mits natuurlijk hun handelen met de communautaire regelgeving op het gebied van overheidssteun strookt. Elles (PPE). - (ES) Ik zou de Commissie het volgende willen vragen: quarantaine is een controlemiddel dat de Britse regering gedurende lange tijd heeft gehandhaafd. Er zijn kennelcigenaren geweest die hun eigen bedrijven op basis van deze specifieke controles hebben opgezet, en één daarvan bevindt zich in mijn kiesdistrict. In het geval van andere voorzieningen die als gevolg van de interne markt zijn opgeheven, hebben de betrokken mensen, zoals inklaringsagenten, communautaire financiering voor aanpassingsdoeleinden ontvangen. Ik denk dat het alleen maar billijk zou zijn als de Commissie opnieuw zou overwegen of er niet een financiële compensatie zou moeten zijn voor de eigenaren van kennels die voor quarantainedoeleinden zijn gebruikt en die nu. door de communautaire wetgeving, failliet zullen gaan.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Marín. - (ES) Ik begrijp de nobele bedoelingen van het geachte Parlementslid, maar indien de communautaire begroting compensaties zou moeten geven aan alle beroepen die op de een of andere manier door de inwerkingtreding van de interne markt worden getroffen, dan vrees ik dat wij een nieuw stelsel voor sociale zekerheid op communautair niveau nodig zouden hebben, een taak die vandaag de dag niet met de realiteit strookt. Het spijt mij zeer, maar deze sector wist, evenals de douanesector, evenals elke andere, dat op 1 januari 1994 het Verdrag van kracht zou worden en dat het dus nodig was zich aan te passen. Titley (PSE) - (EN) De Commissie maakt zich duidelijk meer zorgen over het vrije verkeer van honden dan over het vrije verkeer van personen, vooral via de luchthaven van Helsinki.
Marín. - (ES) Ik ben geen specialist op het gebied van hondsdolheid en ik kan u dus geen antwoord geven; maar volgens de informatie die ik van de verantwoordelijke diensten heb ontvangen, betreft het de vervanging van de quarantaine dooreen bloedonderzoek. Door dit bloedonderzoek kan men te weten komen of de hond of de kat aan een of andere ziekte lijdt die een Brits onderdaan zou kunnen besmetten. De Voorzitter. - Vraag nr. 41 van de heer Falqui, vervangen door de heer Bettimi (H-01 13/94) Betreft: Verenigbaarheid van de privatisering van Nuovo Pignone en de oprichting van een joint venture met de communautaire mededingingsregels In Italië is momenteel de privatisering aan de gang van het overheidsbedrijf Nuovo Pignone, dat turbines en compressoren voor de opwekking van elektriciteit vervaardigt, waarna een joint venture wordt opgericht.
Zou ik twee vragen mogen stellen. Ik geef toe dat rabies één van de weinige schandalen is die de Britse regering de laatste tijd níet hebben getroffen. De commissaris noemde de overgangsperiode. Ten eerste, bestaat er een bepaling dat deze overgangsperiode kan worden verlengd, en zo ja, welke bepaling is dat? Ten tweede, zou hij mij precies kunnen vertellen hoeveel gevallen van hondsdolheid er de afgelopen tien jaar binnen 200 mijl van het Kanaal zijn voorgekomen?
De ondernemingen die bij deze operatic betrokken zijn, zijn General Electric, Eni en de groep Dresser Industries - Ingersoll Rand, die gecontroleerd wordt door General Electric, maar bovendien ook de grootste concurrent van Nuovo Pignone is voorde produktie van centrifugale zuigercompressoren. Door deze concentratie verwerft de nieuwe joint venture een dominerende positie, wat de concurrentie in deze industrietak aanzienlijk belemmert. Acht de Commissie het niet opportuun om dit akkoord te verbieden op grond van het feit dat de oprichting van de nieuwe groep tot een feitelijke kartelvorming leidt met een absoluut produktiemonopolie op de Europese en de wereldmarkt, geheel in strijd met de communautaire mededingingsregels (')?
Marín. - (£5) Op de tweede vraag kan ik u geen antwoord geven. Ik weet niet hoeveel gevallen er zijn geweest. Wat de eerste vraag betreft, is het probleem het volgende: zoals u weet, boeken de technologie, de geneeskunde en de diergeneeskunde vooruitgang, mevrouw de Voorzitter. Vroeger was de quarantaine een instituut waar op basis van visuele methoden een hond of kat werd vastgehouden en deze gedurende 40 dagen in een afgesloten ruimte werd geobserveerd, om te zien of deze hond of kat gedurende deze 40 dagen tekenen van een besmettelijke ziekte vertoonde. Vandaag de dag is het niet meer nodig hond of kat gedurende 40 dagen te observeren. Volgens mijn informatie kan men door middel van een bloedonderzoek te weten komen of de hond of de kat rabies heeft. Het lijkt erop dat quarantaine een maatregel zal zijn die in de toekomst op de commissarissen zal moeten worden toegepast. Elliott (PSE). - (EN) Ik wil alleen zeggen dat ik mij afvraag of de Commissie met de Britse regering problemen in verband met deze kwestie heeft. Ofschoon natuurlijk niemand het risico op rabies wil lopen, is het een feit dat wij allemaal weten dat het aantal gevallen in landen op het continent in de nabijheid van Engeland en de rest van de Britse eilanden zo goed als te verwaarlozen is geweest. Het risico om te worden geraakt door een meteoriet is waarschijnlijk groter dan dat van het oplopen van hondsdolheid. Enkelen van ons zijn al lang van mening dat men zich meer zou moeten bekommeren om de mensen die in de Gemeenschap reizen en die ernstig zijn getroffen door deze quarantainevoorschriften omdat zij hun huisdieren niet met zich mee het VK in of uit konden nemen. Ik vraag me af wat voor antwoord de Commissie van de Britse regering krijgt? Krijgt zij een positief antwoord in de zin dat deze quarantainebeperkingen zo spoedig mogelijk zullen worden afgeschaft of wordt zij met problemen geconfronteerd?
Nr. 3-445/139
Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, wij gaan nu over tot de sector machines. Zoals u weet werd op 22 december een akkoord bereikt in het privatiseringsproces van Nuovo Pignone, dat een operationele holding van de groep ENI is voor activiteiten in de sector machines en energieuitrusting en om precies te zijn gasturbines. Dit alles in het kader van een consortium dat zal worden voorgezeten door General Electric en dat dit bedrijf een meerderheidsaandeel in deze Italiaanse onderneming zal geven. In dit consortium nemen ook Dresser Industries-Ingersoll Rand en diverse Italiaanse banken deel. De huidige stand van zaken is dat de deelnemers aan het consortium hun respectieve posities daarin en wat betreft de uitoefening van de controle over het zojuist gekochte bedrijf nog niet duidelijk hebben gedefinieerd. Zodra deze belangrijke aspecten van de operatie worden verduidelijkt en vastgesteld, zullen de partijen voldoen aan hun verplichting om de Commissie in kennis te stellen van het akkoord opdat op deze wijze de noodzakelijke goedkeuring kan worden verkregen om het akkoord uit te voeren. Hiertoe hebben de ondernemingen sedert december 1993 contact gehad met de task force concentraties van de Commissie. De kennisgeving van het akkoord, die de partijen moeten indienen, zal vanzelfsprekend aan de Commissie de noodzakelijke elementen met al hun juridische en economische implicaties verschaffen die het ')
Artikel 3. lid 1. sub b) van verordening (F.EG) nr. 4064/89 van de Raad.
Nr. 3-445/140
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Marín
mogelijk maken volledig inzicht in het akkkoord te krijgen. Door deze kennisgeving wordt, zoals u weet, een onderzoek door de Commissie in gang gezet ten einde de implicaties van het genoemde akkoord op de markt van de Europese Unie grondig te analyseren. Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening over concentraties, wordt de uitvoering van de voorgestelde concentratie gedurende de eerste drie weken die volgen op de kennisgeving automatisch opgeschort. Na deze termijn kan de Commissie de opschorting verlengen indien de uitvoering van de concentratie de resultaten van haar onderzoek zou kunnen schaden. Het onderzoek kan binnen een maand worden afgesloten, of na nog eens vier maanden indien de voorgestelde concentratie ernstige twijfels oproept inzake de verenigbaarheid ervan met de interne markt. Bij de huidige stand van zaken staan de concrete resultaten van het onderzoek van de Commissie niet vast. Bettini (V). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik vervang collega Falqui, die bezig is met de verkiezingscampagne in Italië. Het spijt me commissaris, maar ik vertrouw erop dat u dit excuus aanvaardbaar vindt. Acht de Commissie het niet nodig om deze operatie nader te onderzoeken in het kader van de nieuwe mededingingsregels van ondernemingen? Zoals de commissaris immers reeds opmerkte, moet een dergelijk akkoord goedgekeurd worden door het anti-trustcomité van de task force van de Commissie, en dat is een autonome procedure, onafhankelijk van het Europees Parlement. Niet een technisch oordeel, want daar moet dit comité voor zorgen, maar een politieke evaluatie is volgens mij noodzakelijk. De gemeenschappelijke energiemarkt heeft behoefte aan een sterke aanwezigheid van Italiaanse en Europese bedrijven, terwijl deze privatisering de technologische capaciteit van Nuovo Pignone, die overigens door iedereen erkend wordt als zijnde van een zeer hoog niveau, op het spel zet en dat geheel ten gunste van General Electric en Dresser. Marín. - (ES) Ik zal u zo vrolijk mogelijk antwoorden. De Commissie kan op dit moment geen enkel antwoord geven, aangezien zij om de juridische en economische gevolgen van de voorgestelde concentratie afdoende te beoordelen alle details van de concentratie moet kennen. Aangezien het om een operatie met een grote draagwijdte gaat, zou het onzerzijds overhaast en weinig correct zijn een veronderstelling te doen over de uiteindelijke beslissing die wij, zoals u heeft gezegd, absoluut onafhankelijk en neutraal zullen nemen. De Voorzitter. - Omdat de vragen over een soortgelijk onderwerp gaan, worden ze tezamen behandeld: Vraag nr. 42 van mevrouw Tazdaït (H-01 19/94): Betreft: Women in Development (WID) Hoe evalueert de Commissie haar ontwikkelingsprojecten? Worden de projecten en programma's van de Europese Gemeenschap tussendoor geëvalueerd? Worden de ontwikkelingsprojecten geëvalueerd door specialisten op het gebied van man-vrouwvraagstukken? Hoe worden de resultaten van de evaluaties besproken met de staf en geïntegreerd in het beleid van de staf van de Europese Commissie in Brussel en haar delegaties?
Vraag nr. 43 van de heer Melandri (H-0120/94): Betreft: De vrouw in het ontwikkelingsproces Moet de Commissie vóór de indiening van een projectvoorstel bij het EOF-Comité aan bepaalde sectoriële criteria voor de opzet van het project voldoen? Vraag nr. 44 van de heer Wynn (H-0121/94): Betreft: De vrouw in het ontwikkelingsproces Kan de Commissie het Parlement op de hoogte brengen van de belangrijkste ontwikkelingen, gevolgen en aanbevelingen die zijn voortgevloeid uit het werkdocument van maart 1993 over acties van de Commissie op het gebied van de vrouw in het ontwikkelingsproces (SEC(93) 0464)? Vraag nr. 45 van mevrouw van Putten (H-O 122/94): Betreft: De vrouw in het ontwikkelingsproces Welke resultaten zijn geboekt met de programmeringsdienst die is opgezet om de ACS-delegaties via een ter zake deskundige specialist technische steun te verlenen met het oog op de integratie van vrouwen in het ontwikkelingsproces en om projecten en programma's van het EOF aan een voorafgaand onderzoek te onderwerpen? Aan hoeveel delegaties is steun verleend en hoeveel procent van alle projecten en programma's van het EOF is onderzocht? Vraag nr. 46 van mevrouw Napoletano (H-O 124/94): Betreft: Women in Development (WID) Kan de Commissie met betrekking tot de jaarlijkse WID-cursussen voor de opleiding van personeel dat verantwoordelijk is voor project- en programmabeheer, mededelen hoeveel van deze personeelsleden inmiddels zijn opgeleid op het gebied van de integratie van de vrouw in het ontwikkelingsproces? Is deze opleiding verplicht voor alle personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor project- en programmabeheer in Brussel en in de delegaties? Zijn de regelmatig ten behoeve van voormalige cursisten georganiseerde updating-sessies succesvol en adequaat gebleken? Vraag nr. 47 van mevrouw Ernst de la Graete (H0125/94): Betreft: Women in Development-beleid (WID) Kan de Commissie zich als lid van de OESO vinden in de eisen die door de groep van deskundigen inzake WID-beleid van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand zijn geformuleerd met betrekking tot de statistische rapportage omtrent de uitvoering van WID-projecten door hun instelling? Vraag nr. 48 van mevrouw Péry (H-O 127/94): Betreft: Women in Development-beleid (WID) Is de Commissie bereid het Parlement jaarlijks te informeren omtrent de voornaamste ontwikkelingen, strategieën en resultaten bij de toepassing van haar man/vrouwbeleid bij alle ontwikkelingsprojecten en -programma's (DG's I en VIII) die door de Gemeenschap worden gefinancierd?
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/141
Voorzitter Vraag nr. 49 van mevrouw Simons (H-O 128/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces Welke maatregelen heeft de Commissie genomen om te waarborgen dat bij alle ontwikkelingsprogramma's en projecten (vanaf de ex ante- tot en met de ex postevaluatie van een project) stelselmatig aandacht wordt besteed aan geslachtsspecifieke vraagstukken? Vraag nr. 50 van mevrouw Sandbaek (H-O 129/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces Wordt de integratie van het beleid inzake „vrouwen in het ontwikkelingsproces" in projecten en programma's als afzonderlijk onderwerp behandeld in de „Logical Framework" opleidingscursussen en handboeken? Zo niet, is de Commissie voornemens ervoor te zorgen dat dit alsnog gebeurt? Vraag nr. 51 van mevrouw Telkämper (H-O 130/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces Kan de Commissie verklaren waarom het noodzakelijk is dat zowel DGI („Guide to an integrated participation of women and men in Development Cooperation ALA MED") als DG VIII („The integration of Women in Development. Why, when and how to incorporate gender into Lome IV projects and programmes") elk een handboek hebben uitgegeven over de integratie van een geslachtsspecifiek beleid in haar ontwikkelingsprojecten? Zijn de in de twee handboeken genoemde criteria en sectoriale richtsnoeren identiek? Zou de Commissie het EP beide handboeken ter beschikking kunnen stellen? Vraag nr. 52 van mevrouw Cassanmagnago Cerretti (H-0131/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces Is de Commissie het ermee eens dat de sociale aspecten van ontwikkelingsprojecten beter (en op een vroeger tijdstip) geëvalueerd zouden moeten worden, b.v. voordat de fase waarin de financiering wordt vastgesteld is afgesloten? Welke maatregelen neemt de Commissie om ervoor te zorgen dat een dergelijke evaluatie wordt uitgevoerd? Vraag nr. 53 van mevrouw Daly (H-0132/94): Betreft: Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking (WID) Welke maatregelen neemt de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat alle beambten handelen overeenkomstig het officiële „Women in Development (WID)"-beleid van de Europese Commisie, zoals ook neergelegd in de Overeenkomst van Lomé IV en in de conclusies van de Raad over „Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking" (waarvan de meest recente van 25 mei 1993 dateert), en dat neerkomt op de volledige integratie van vrouwen, niet alleen in een actieve rol maar ook als hulpontvangers, in de voornaamste ontwikkelingsmaatregelen? Vraag nr. 54 van mevrouw Cayet (H-O 133/94): Betreft: Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking (WID) Welke eventuele tegenwerking heeft de Commissie ondervonden bij de integratie van het beginsel van een gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen
in haar ontwikkelingsprojecten, en hoe denkt zij deze te bestrijden? Vraag nr. 55 van de heer Verhagen (H-O 134/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces (WID) Is de aanpak van de Commissie bij de uitvoering van het WID-beleid dezelfde als die van de lid-staten van de Europese Unie? Welke inspanningen worden ondernomen om de coördinatie en de samenwerking op dit gebied (artikel 130X van het EU-Verdrag) te verbeteren? Vraag nr. 56 van mevrouw Van Hemeldonck (H-0135/ 94): " Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces (WID) De delegaties van de Europese Unie moeten ervoor zorgen dat alle ontwikkelingsprojecten beantwoorden aan de sekse-criteria en het WID-beleid van de Europese Unie. Hoeveel ambtenaren van de delegaties van de Europese Unie zijn WID-deskundigen of hebben een WID-opleiding gehad? Vraag nr. 57 van de heer Pons Grau (H-0136/94): Betreft: Vrouwen in het ontwikkelingsproces Houdt de Commissie statistieken bij over de uitvoering van haar beleid dat gericht is op de volledige integratie van vrouwen die actief of passief zijn betrokken bij ontwikkelingsprojecten en kan zij voorbeelden geven van de positieve resultaten van dit beleid? Van Putten (PSE). - Wij hebben allereerst gevraagd of het verzoek van de Commissie om alle vragen in één te beantwoorden, afgewezen kon worden. Dat verzoek wil ik hierbij intrekken zodat de commissaris echt een omvattend verhaal kan houden met betrekking tot alle vragen. Weliswaar zouden wij graag zien dat daarna gewoon de lijst wordt afgelopen om te zien of iedereen die aanwezig is, of namens iemand spreekt, tevreden is met het antwoord en eventueel nog verder met de heer Marin in debat wil gaan. Marín, ondervoorzitter van de Commissie. - (ES) Hartelijk dank, mevrouw Van Putten, want wat u zegt is juist en gerechtvaardigd. Ik wil de 16 - merendeels vrouwelijke - Parlementsleden bedanken die hebben besloten een reeks vragen over de relatie tussen vrouw en ontwikkeling op te stellen. Ik zal proberen zeer precies te zijn, zelfs in dit algemene antwoord, ten aanzien van de vragen die ons zijn gesteld. In de eerste plaats wil men in enkele vragen van de Commissie weten of er van belemmeringen in die relatie sprake is. Ja. Er zijn belemmeringen - en zeer belangrijke belemmeringen - waaraan wij bij het integreren van de vrouw in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid het hoofd hebben trachten te bieden, en deze belemmeringen zijn van structurele aard. En omdat zij van structurele aard zijn, zijn zij belangrijk en ernstig, houden zij fundamenteel gezien verband met de sociale en juridische situatie van de vrouw, en zijn zij daarom het resultaat van een algemeen gebrek aan gevoeligheid op dit gebied. Gebrek aan gevoeligheid bij de Europeanen, en ook gebrek aan gevoeligheid en structureel probleem bij de minder ontwikkelde landen die met ons samenwerken.
Nr. 3-445/142
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Marín
Wat onze prioriteiten aangaat, is in het beleid inzake de vrouw in de ontwikkeling bijzondere aandacht besteed aan strategische acties, die zijn gericht op de hervorming van hetgeen ons het fundamentele punt lijkt: de heersende mentaliteit. Voor ons is het probleem van de vrouw voor alles een probleem van mentaliteit. Bijgevolg zijn wij van mening dat het ontbreken van diensten van geschikte deskundigen moet worden gecompenseerd met drie hoofdinstrumenten: sectoriële richtsnoeren, opleiding en evaluatiebezoeken in het veld.
Wat gebeurt er met de sociale dimensie in dit hoofdstuk beleid, vrouw en ontwikkeling? Als antwoord op de ongerustheid die in enkele vragen tot uiting kwam hebben wij een speciaal adviseur aangesteld, die zich bezighoudt met de problemen die met de sociale dimensie in onze programma's voor vrouwen te maken hebben. Wij zijn bezig met het uitwerken van instrumenten voor de analyse van ontwikkelingsprojecten op basis van de vier criteria die door de commissie ontwikkelingshulp van de OESO zijn opgesteld.
Welke zijn deze richtsnoeren'? Al degenen die aan projecten deelnemen moeten de handboeken gebruiken die zowel door DG I als door DG VIII als analyse-instrument zijn verstrekt. In deze handboeken over de vrouw zijn richtsnoeren, criteria en instructies voor een correcte opzet van de projecten opgenomen. Deze richtsnoeren moeten altijd worden aangepast aan de respectieve geografische regio's en de verschillende akkoorden: vandaar dat wij ervoor hebben gekozen verschillende handboeken op te stellen. De verklaring hiervoor is de volgende: het probleem van de vrouw in het ontwikkelingsbeleid is om culturele, politieke, economische redenen - niet hetzelfde in Oost-Afrika, Middcn-Amerika of in Azië. Daarom was het noodzakelijk antwoorden van sectoriële aard te geven op de verschillende activiteiten die wij aan het uitvoeren waren.
Wij willen dat deze analyse wordt uitgevoerd voordat de fase van het financieringsvoorstel voor een project afloopt. Met andere woorden, wij willen dat de vier criteria in verband met vrouwen worden beschouwd als een soort filter voorafgaand aan de indiening van een project voor de uiteindelijke financieringsfase en op die manier zal kunnen worden geëvalueerd of die criteria al dan niet in het project zijn geïntegreerd, voordat met de financiering ervan wordt begonnen.
Ik ben zo vrij geweest om vandaag aan de leden van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en van de Commissie rechten van de vrouw een exemplaar van het handboek voor de landen van Latijns Amerika. Azië en hel Middellandsc-Zeegebied te overhandigen. Het boek voor de ACS-landen werd, zoals u zich zult herinneren, reeds in maart 1992 verspreid. Wat de opleiding betreft, beschikken wij over weinig bcleidsdeskundigen op het gebied van vrouw en ontwikkeling die werkelijk fulltime aan projecten werken. Toch vinden wij dat opleiding een fundamentele rol speelt. De Commissie biedt, zowel aan nationale ambtenaren als aan ons eigen personeel, cursussen over de integratie van de vrouw in het ontwikkelingsbeleid. DG VIII organiseert een reeks regionale seminars in Afrika, nadat het eerste proefseminar in Botswana in 1992 gunstig werd ontvangen. Aan dit proefseminar namen 42 ambtenaren uit de ACS-landen deel. Het volgende seminar is voor april van dit jaar in Ivoorkust gepland en volgend jaar willen wij het in een Engelssprekend gebied in Afrika houden. De gegeven cursussen zijn speciaal aangepast om het thema van de integratie van de vrouw in het beheer van de eigen projecten te behandelen, en het handboek dat wij vanochtend onder u hebben verspreid is voor het personeel van onze directoraten-generaal verplicht geworden. Hoeveel personen - want dit vroegen mevrouw Van Putten, mevrouw Napoletano en andere vrouwelijke Parlementsleden - hebben de cursussen bij het hoofdkwartier in Brussel gevolgd? De cursus is gevolgd door 72 personen en wij willen dat dit jaar een aantal van 240 ambtenaren wordt bereikt. Wat de evaluatie betreft, hebben tot nu toe 30 ACSlanden in 1993 hulp ontvangen. Verwacht wordt dat in 1994 nog eens 10 deze zullen ontvangen en 25% van het Europees Ontwikkelingsfonds is voorde landen van het Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan uitgetrokken.
Wij denken dat de wereldconferentie van Peking nuttig is en wij zijn zelf bezig om te trachten onze eigen evaluaties te ontwikkelen, zowel op het gebied van de ACS-landen als op dat van landen van het Middellandse-Zeegebied. Latijns Amerika en Azië. Ik wil tot besluiten zeggen dat de Commissie wil doorgaan met de ontwikkeling van dit beleid, dat een voluntaristische basis heeft. - omdat het, soms. moet worden opgelegd - . Wij zijn er echter van overtuigd dat het er. tenminste in de Derde Wereld, niet alleen om gaat een beleid uitsluitend voor vrouwen of door vrouwen te ontwikkelen. Het is een keuze die ook met de economische ontwikkeling zelf te maken heeft, omdat in de Derde Wereld moet worden geconstateerd dat vrouwen een centrale rol op bepaalde gebieden van de economie spelen, zoals bij de „plattelandsontwikkeling" of bij het „kleinbedrijf" waar het de vrouw is die de boekhouding voert, die bezuinigt, die spaart, en het uiteindelijk de vrouw is die bezig is een economisch vlechtwerk te scheppen, dat ons in hel licht van de Europese ervaringen zeer bescheiden en zeer karig mag voorkomen, maar dat. in deze economieën waarde ontwikkeling pas begint, een absoluut fundamentele rol speelt, niet alleen als element ter ondersteuning van het gezin, de traditie en de cultuur, maar ook vanuit het oogpunt van het macro-economische kader. Ernst de la Graete (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik verzoek u mevrouw Tazdaït te verontschuldigen. Zij heeft mij verzocht om in haar plaats de vraag te stellen over de evaluaties. Deze week hebben wij hier in het Parlement het tienjarig bestaan gevierd van de Commissie rechten van de vrouw. Ook hebben wij de internationale vrouwendag gevierd. Het antwoord van de commissaris was interessant, maar ik zou toch graag iets meer willen weten over de evaluatie. Commissaris, kunt u ons zeggen of de Commissie bij het evalueren van haar ontwikkelingsprojecten het accent specifiek legt op het aspect „vrouwen in het ontwikkelingsproces"? En niet alleen uit economisch oogpunt, maar ook vanuit de invalshoek van de emancipatie. Ik meen dat de deelname van vrouwen deel uitmaakt van deze emancipatie. Daardoor wordt de aandacht extra gevestigd op de mensenrechten waarvoor wij allemaal strijden.
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/143
Ernst de la Graete Het betreft niet alleen de specifieke of sectoriële projecten, maar ook alle andere ontwikkelingsprojecten van de Commissie. Marín. - (ES) Afgezien van het feit dat de evaluaties geperfectioneerd zijn. want nu al worden er altijd twee uitgevoerd, een tussentijdse - in de loop van het project en een eindevaluatie, en dat dit het mogelijk maakt na te gaan hoe het project zich ontwikkelt en dat op deze manier kan worden vastgesteld welke rol de vrouw daarin speelt, moet ik toegeven dat zij beperkt zijn, omdat de grote ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap zich voornamelijk op de plattelandsontwikkeling richtten. Denkt u eraan dat 70 of 80% van de middelen van de Overeenkomst van Lomé voor de plattelandsontwikkeling is bestemd. Is er sprake van een beleid dat is gericht op emancipatie op politiek, cultureel, economisch gebied en op dat van de persoonlijke vrijheid of de specifieke rechten van de vrouw? Het antwoord is negatief. De evaluaties zijn vandaag de dag beperkt tot de concrete ervaringen die met de lopende programma's worden opgedaan. Dat wil niet zeggen dat er niet een soort van algemenere discussie over het probleem van de emancipatie van de vrouw moet worden aangegaan. Het punt is dat een dergelijke discussie verder zou gaan dan hetgeen strikt genomen ontwikkelingsbeleid is. Emancipatie heeft te maken met een probleem van mentaliteit, cultuur, traditie. Van Putten (PSE). - Ik zou het over hetzelfde onderwerp willen hebben namelijk de evaluaties of de criteria. Ik denk dat die heel nauw samenhangen. Laat ik allereerst beginnen met te zeggen dat ik het zeer, zeer op prijs stel dat de heer Marín zelf gekomen is vandaag. Ik betreur het dat van de collega's die mede deze reeks van vragen hebben gesteld, er maar een paar, de actieven, hier zijn en dat een heleboel het hebben laten afweten. Want het is zo belangrijk en de heer Marin is hier nu. Nu het onderwerp van de criteria en de analyse of de evaluatie. Ik denk nogmaals dat die heel nauw samenhangen. Ik neem een voorbeeld uit de Women and development-brochure die ik net onder ogen heb gekregen van DG 1, en die dus net gepubliceerd is. Het ziet er goed uit en het begin is er. Op pagina 12 boven aan de pagina lees ik: example of a specific project employment creation for women in rural areas. Daarin wordt een project beschreven dat „aims lo create jobs for rural women ". Dat is een hele essentiële discussie, mijnheer Marin, die ik ook halverwege de jaren tachtig maand in maand uit heb gevoerd, samen met vrouwengroepen, met uw collega, de heer Pronk, in Nederland. Steeds zei hij dan: ik heb het begrepen. Wij moeten meer banen voor vrouwen creëren. Dan zaten wij daar als vrouwen aan de tafel en schudden ons hoofd en zeiden: nee, u heeft het weer niet begrepen. Want wat is nu het probleem? Kijk naar de cijfers die de Verenigde Naties halverwege de jaren zeventig op tafel hebben gelegd. Twee derde van het werk in de wereld wordt door vrouwen gedaan. Zij verdienen 10% van de lonen en zij hebben 3% van de produkticmiddelen in handen. Dit zijn VN-cijfers! Het probleem is niet het creëren van jobs, maar het erkennen en herkennen van werk en het werk dat zij al doen projectmatig ondersteunen en ook financieel inbouwen. Dat is misschien ook wat u bedoelt, maar ik haal dit naar voren als een voorbeeld: wat leert u hiervan. Dat brengt me dus naar de vraag: zou het mogelijk zijn dat er net zoals we om een milieu-effectrapportage vragen, ook continu een vrou-
weffectrapportage plaatsvindt? Kunt u daar nog iets meer over zeggen of bent u bang dat ik dan eigenlijk dezelfde vraag stel als de voorgaande spreekster? Dit voorbeeld geeft zo duidelijk aan dat er nog zo'n lange weg te gaan is. Marín. - (ES) Het antwoord is positief. De Commissie heeft evaluaties uitgevoerd, zowel in de ACS-landen als in Latijns Amerika. Azië en het Middcllandse-Zeegebied, en in beginsel heb ik er geen bezwaar tegen dat u daar toegang toe heeft. Ik moet u ook zeggen dat de Commissie op dit ogenblik zojuist nóg een algemene evaluatie heeft afgerond, waarin wordt getracht na te gaan hoe wij onze projecten aan de criteria van de OESO inzake ontwikkeling van de vrouw hebben aangepast. En zoals ik eerder tegen mevrouw Ernst de la Graete heb gezegd, kunnen deze evaluaties frustrerend zijn in de zin dat ze op basis van onze eigen ervaring worden opgesteld, en onze eigen ervaring is dat wij - ik noem dit getal voor de vuist weg - alleen al aan plattelandsontwikkeling tussen 70 en 80% van onze financiering besteden. Bijgevolg geeft dit ons een beeld van het probleem dat strikt beperkt is tot de vrouw als „produktiefactor", voornamelijk op het platteland. Moet de vrouw in de Derde Wereld per se boerin zijn? Moet de vrouw in de Derde Wereld per se landbouwster zijn? Nee, natuurlijk niet. Maar u weet dat er bepaalde officiële doctrines zijn - die misschien zouden moeten worden gewijzigd - over het probleem van de verzekerde voedselvoorziening als grote doelstelling van de bestrijding van de armoede. Op grond hiervan heeft de Gemeenschap zich in dit soort werk gespecialiseerd. Maar ik heb er geen enkel bezwaar tegen aan het Europees Parlement een referentiedocument te sturen over de diverse evaluaties die de Commissie over vrouwen en ontwikkeling heeft verricht. Ik waarschuw u echter nu al, mevrouw Van Putten, dat u zeker, zoals iedereen, teleurgesteld zult zijn, want de draagwijdte van de evaluatie is zeer beperkt. De kwestie vloeit voort uit het volgende: u herinnert zich het debat over de Overeenkomst van Lomé. en het feit dat ik horizontale programma's voorstelde. Dit was één van de grote debatten in de Ministerraad en in de Paritaire Vergadering ACS-EEG. Waarom stelden wij horizontale programma's voor? Omdat wij van mening zijn dat bijvoorbeeld het programma vrouwen en ontwikkeling een horizontaal programma moet zijn, dat erga omnes als algemeen criterium wordt toegepast in elk type project, op het platteland, voor kleine en middelgrote bedrijven, voor een omschkelingsbranche in elke willekeurige produkticsector - koffie, cacao, katoen enz. U bent op de hoogte van de enorme moeilijkheden waarmee wij te kampen hebben gehad om te trachten met de Raad tot onderhandelingen te komen om een horizontaal beleid te voeren. Gelooft u mij dat wij bij de Commissie ons zeer zullen verheugen wanneer de relatie vrouwen en ontwikkeling een horizontaal programma wordt, niet alleen in het kader van de Overeenkomst van Lomé, maar in hot algemeen in alle beleidslijnen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het werk dat op dit ogenblik wordt verricht is echter radicaal het tegenovergestelde. Er wordt in verticale programma's gewerkt, en binnen elk verticaal programma moet het hoofdstuk „vrouwen" worden ingevoegd, evenals die op het gebied van „beroepsopleiding", „democratie" en „mensenrechten".
Nr. 3-445/144
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Marín
Bijgevolg, en om teleurstellingen te vermijden, zijn er evaluaties verricht, maar ofschoon deze enkele belangrijke resultaten in de plattelandsontwikkeling hebben opgeleverd, vormen deze noodzakelijkerwijs geen antwoord op het totale probleem in verband met vrouwen in het ontwikkelingsproces. Napoletano (PSE). -(IT) Mevrouw de Voorzitter, hoewel de commissaris met zijn antwoord op mij vooruitgelopen is, zou ik de aanwijzingen die hij ons gegeven heeft toch graag beter begrijpen: wij beschikken over zeer beperkte begrotingsposten voor de sector „Vrouwen en ontwikkeling"; voor het overige evalueren wij - zoals is gezegd de compatibiliteit en de belangen van vrouwen in het algemeen ontwikkelingsbeleid. Commissaris, ik wil graag weten of het gezien uw ervaring niet nuttiger is om, in het kader van de begroting die betrekking heeft op de diverse gebieden van ontwikkelingssamenwerking, in elk geval tijdelijk veel meer middelen te bestemmen voor dit specifieke doel, of dat wij de sector „Vrouwen" moeten blijven beschouwen als een van de vele aspecten van de algemene samenwerking. Marín. - (ES) Ik ben van mening, mevrouw Napoletano, dat om dit soort beleidsresultaten te bereiken van „vrouwen en ontwikkeling" onvermijdelijk algemeen beleid moet worden gemaakt. Dat is wat ik wil zeggen. Nu doen wij het tegenovergestelde: wij zetten een project voor plattelandsontwikkeling op en wij doen hetzelfde voor de landbouw, met landbouwdoeleinden, met landbouwdoelstellingen en streven naar rentabiliteit op agrarisch gebied, met andere woorden: bepalend voor het programma is niet de vrouw, bepalend voor het programma, van de filosofie erachter tot aan de uitvoering ervan, is de agrarische ontwikkeling. De vrouw speelt echter een essentiële rol, dus wat doen we? Voor ieder project verifiëren wij dat er tenminste van participatie van vrouwen sprake is. Het zou veel gemakkelijker zijn het tegenovergestelde systeem te gebruiken, dat wil zeggen de criteria op het gebied van vrouwen en ontwikkeling van de OESO - zoals wij willen - vóór het proces van financiering van het project in te voegen. Dit betekent dat elk voor financiering ingediend project dat niet voldoet aan de voorwaarden voor participatie van vrouwen zal worden afgewezen. Dat is wat wij hebben voorgesteld, maar de onderhandelingen verlopen erg moeizaam, zowel met de lidstaten als met de landen die onze hulp ontvangen. Want, mevrouw Van Putten, voor u is het normaal om over een vrouwelijke deelname van 25 % of van 40% te spreken; maar met een nationale ambtenaar van een ACS-land onderhandelen over de integratie van vrouwen in een programma voor plattelandsontwikkeling, gelooft u mij, mevrouw Napoletano, is een echte strijd, een echt gevecht. Dat is de realiteit, daarom kost het zoveel moeite om de Overeenkomst te wijzigen, omdat het een cultuur- en mentaliteitsprobleem is. Van Putten (PSE). - Ik ben heel blij met het antwoord van de commissaris op het punt waar hij stelt dat het breed moet zijn. Wat hij eigenlijk zegt is dat op het moment dat je zo'n economisch landbouwproject opzet of een brug over een rivier bouwt of een stad gaat herinrichten, ook steeds op het punt terechtkomt van vrouwen. Dus ben ik het volstrekt met hem eens dat het breed moet. Ik denk dat hij ook gelijk heeft en dan kijk ik naar collega Falconer dat het met de ACS-landen moeilijk is. Wij die in de ACS-vergadering zitten, weten dat
wij elke keer het gevecht hebben als er een vrouwenresolutie ligt. Dan zie je vaak bij een gesplitste stemming dat de mannen en de vrouwen aan de Europese zijde bijna allemaal ten faveure van vrouwensupport stemmen en dat wij de ACS-zijde tegen hebben. Dat is een dilemma. Ik zie dat probleem voor de Commissie wel. Maar er is iets anders. Je ziet toch ook vaak bij de implementatie door de mensen en bij de desk-officers op het gewone, directe niveau of bij de gedelegeerden, dat het nog steeds de manier van kijken is. Ik hoor hier een commissaris die wel die deur heeft opengezet. Wat dat betreft mijn complimenten. Ik hoor dat u bereid bent om dat brede kijken te hebben, maar dat is er inderdaad nog niet altijd, ook niet aan onze kant. Mijn aanvullende vraag is: in hoeverre is er een verplichting voor uw ambtenaren bij de Commissie om in dit soort programma's serieus mee te draaien en hun huiswerk te doen bij de uitwerking van hun projecten? Is er een verplichting? Lane (RDE). - (EN) Ik complimenteer de commissaris met zijn antwoord en ik hoop dat de Commissie er in de toekomst bij alle ontwikkelingsvraagstukken voor zal zorgen dat de rol van vrouwen op de voorgrond blijft. Ernst de la Graete (V). - (FR) Ik wil de heer Marín alleen maar vragen of hij ook niet van mening is dater inzake de rechten van de mens, ook plaats is voor de rechten van de vrouw. Cayet (LDR). - (FR) Ik zal het kort houden, maar toch wil ik eerst commissaris Marín hartelijk danken voor zijn enorme geduld en voor de humor waarmee hij altijd antwoordt. Dat is voor ons bijzonder aangenaam. Ik heb nog een aanvulling op mijn vraag: bent u van mening dat de grootste handicap die u in het veld en met name in de ACS-landen aantreft, bestaat in de familiale omgeving van de vrouw - dus man en kinderen wier gedrag en mentaliteit remmend kunnen werken - of zijn het eigenlijk de vrouwen zelf die terughoudend zijn en nog niet inzien hoe groot hun belang is binnen de maatschappij? Wat is volgens u de grootste handicap? Marín. - (ES) Ik zal heel kort zijn en ik wil u niet schokken, maar wat cultuur en mentaliteit betreft mevrouw Ernst de la Graete sprak over mensenrechten is het, op grond van mijn ervaring na zeven jaar werk en vanuit moreel oogpunt gezien, op dit ogenblik voor de emancipatie van de vrouw dringender noodzakelijk voortijdige zwangerschappen op de leeftijd van 11 of 12 jaar te voorkomen dan nog een soort voluntaristisch werk op het gebied van ontwikkeling of van het midden- en kleinbedrijf uit te voeren. Ik bedoel hiermee dat er natuurlijk een algemeen probleem van emancipatie bestaat dat wij niet hebben kunnen oplossen en ik erken mijn falen. Toen ik het ondersteuningsprogramma voor vrouwen voorstelde, probeerde ik te beginnen met een algemeen emancipatieprogramma dat voornamelijk op twee aspecten berustte: lager onderwijs en verplicht algemeen basisonderwijs tot 15 of 16 jaar. Ons leek inderdaad dat dit een essentieel element was om één van de grootste problemen op te lossen waarmee vrouwen kampen, vooral in de Derde Wereld: voortijdige zwangerschap op de leeftijd van 11 of 12 jaar. In landen als Indonesië, in bepaalde streken van Bangladesh, in bepaalde gebieden in Latijns Amerika, in bepaalde gedeelten van de Maghreb, waar het onderwijs voor jonge meisjes tot 12 of 13 jaar verplicht is verklaard, heeft zich een situatie van sociale rehabilitatie van vrouwen voorgedaan. Maar hierover kunnen wij hier in
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/145
Marín het Europees Parlement in alle rust spreken. Wanneer ik op reis ben. begrijpen mijn gesprekspartners mij gewoon niet. Zij begrijpen mij niet omdat het een enorme culturele en mentaliteitsverandering inhoudt. Waarom? Omdat juist dit soort organisatie van gezin, clan en maatschappelijke positie een element vormt dat in bepaalde culturen nog een fundamentele rol speelt. Vooruitgang op dit terrein houdt een proces op zeer lange termijn in. Natuurlijk zouden wij het programma verder kunnen uitbreiden, maar dat zal niet werken. Ik denk dat het heel onwaarschijnlijk is dat wij de concepten bij de volgende verlenging van de Overeenkomst volledig zullen kunnen herzien. Wij moeten gewoon erkennen dat er in de wereld tradities, culturen en situaties bestaan die moeilijk te vergelijken zijn. De Voorzitter. - Mijnheer Marín, ik dank u hartelijk voor uw uitgebreide uiteenzetting. Alavanos (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb vraag nr. 112 van de heer Ribeiro overgenomen. Mijn collega heeft het Bureau daarvan in kennis gesteld. Ik vraag dan ook dat die vraag wordt beantwoord. Ik wil benadrukken dat het hier gaat om een echte perversheid. Het enige wat men doet, is presentielijsten invullen. Dat doet me terugdenken aan mijn schooltijd en de wijze waarop scholieren van het middelbaar onderwijs worden behandeld. Ik wil het Bureau dan ook vragen eindelijk aan deze onaanvaardbare handelwijze een eind te maken. De Voorzitter. - Zij zal worden herhaald. Gutiérrez Díaz (NI). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil laten vastleggen dat ik vraag nr. 16 niet heb geformuleerd omdat ik een schriftelijk antwoord wilde krijgen. In dat geval, mevrouw de Voorzitter, zou ik een schriftelijke vraag hebben ingediend. De aard van deze vraag - die juridisch-reglementaire, maar ook politieke en ethische elementen bevat, vereist een mondeling antwoord. Daarom wil ik dat deze vraag wordt opgenomen in het Vragenuur van de volgende Plenaire Vergadering, opdat ik tevens aanvullende elementen inzake de belangrijke conjuncturele kwestie waarop deze vraag betrekking heeft, kan aandragen. De Voorzitter. - U kunt de vraag de volgende keer nog eens stellen, als u deze vandaag intrekt. Falconer (PSE). - (EN) U begrijpt, mevrouw de Voorzitter, dat enkelen van ons gedurende het hele Vragenuur hebben zitten wachten, niet alleen om een antwoord op onze eigen vragen te krijgen, maar misschien ook om een antwoord op andere vragen te horen. Er was een vraag van de heer Maher waarop ook ik graag het antwoord zou willen horen. Ik zou willen zien of de Commissie
antwoord wil geven op de vraag van de heer Maher over de invoering van een dereguleringswet in de gehele Europese Gemeenschap. Ik ben er zeker van dat mijn Duitse vrienden en andere vrienden ook in het antwoord van de Commissie geïnteresseerd zijn. Ik wil tevens zeggen dat hetgeen wij vanavond hebben gezien misbruik van het Vragenuur was. Ik respecteer volkomen hetgeen de vrouwen vanavond hebben gedaan en sta ook volledig achter hetgeen zij bij andere gelegenheden hebben gedaan, maar dit was niets minder dan misbruik van het Vragenuur en enkelen van ons zullen daarvan leren. De Voorzitter. - Dat is uw mening. Desyllas (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, het gaat om een absurd schouwspel dat het gevolg is van de ongerijmde procedure die - uiteraard overeenkomstig het Reglement - wordt gevolgd. Enerzijds worden er 50 of meer vragen op de agenda ingeschreven. Voor elke vraag die wordt beantwoord, hebben we 5, 10 of meer minuten nodig, zodat tijdens elk Vragenuur slechts 10 tot 20 vragen worden behandeld. De overige vragen blijven hier onbeantwoord. Anderzijds bereiden de diensten van de Commissie schriftelijke antwoorden voor. Hoewel we er zo goed als zeker van zijn dat onze vragen overeenkomstig de gevolgde procedure tijdens de Algemene Vergadering niet aan bod komen, worden we verplicht meer dan vier uur - soms tot 12 uur 's nachts - op een antwoord te wachten. Het lijkt wel of we kleine, stoute kinderen zijn die hier een straf uitzitten en - als puntje bij paaltje komt - zelfs geen schriftelijk antwoord van de Commissie ontvangen. Hierdoor drijft men de spot met de parlementaire controle. Ik stel dan ook voor de procedure te herzien. Als men over onze vragen niet wil debatteren, moet men ons ten minste de schriftelijke antwoorden bezorgen die de Commissie heeft voorbereid. De Voorzitter. - Mijnheer Dessylas, ik hoop dat u voor deze vragenuren zeer concrete voorstellen zult doen, waarin iedereen zich kan vinden. De Commissie doet al het mogelijke om zo nauwkeurig mogelijk te antwoorden en men mag haar niet verwijten dat zij duidelijke antwoorden geeft. De Voorzitter. - Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van het Vragenuur. (') De volgende vergadering vindt plaats morgen, donderdag 10 maart, te 10.00 uur. (De vergadering wordt te 00.05 uur gesloten) ')
Zie Bijlage
„Vragenuur'
Nr. 3-445/146
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
BIJLAGE I GEVOLG DAT DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN IS GEGEVEN AAN DE ADVIEZEN DIE HET EUROPEES PARLEMENT OVER HAAR VOORSTELLEN HEEFT UITGEBRACHT IN DE ZITTINGEN VAN JANUARI EN FEBRUARI I 1994 Deze mededeling brengt het Parlement op de hoogte van het gevolg dat de Commissie heeft gegeven aan de amendementen die het Parlement over haar wetgevingsvoorstellen heeft aangenomen in zijn plenaire zittingen van januari en februari I 1994, alsmede over de bij rampen verleende spoedhulp, zoals overeengekomen met het Bureau van het Parlement. De verslagen die door het Europees Parlement in de zitting van januari zijn aangenomen en waarover in het overzicht van 01.02.1994 (SP(94) 287) opmerkingen zijn geformuleerd, werden in het onderhavige document slechts opgenomen indien zich intussen nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan. In dit document zijn ook enkele oudere voorstellen opgenomen ten aanzien waarvan de Commissie onlangs haar oorspronkelijke voorstel gewijzigd heeft. A. 1.
MEDEBESLISSINGSPROCEDURE Eerste lezing
1.1 Wetgevingsvoorstellen waarvoor het Europees Parlement amendementen keurd die door de Commissie geheel of gedeeltelijk zijn aangenomen a)
heeft
goedge-
De Commissie heeft haar oorspronkelijke voorstellen gewijzigd als gevolg van het advies dat het Europees Parlement in de volgende verslagen heeft uitgebracht: Verslas; van mevrouw THEATO, aangenomen op 15.12.1993 (PE A3-393/93) over het voorstel inzake: Wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (COM(92)544 del". - COD 450) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 13 december 1993. blz. 21 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 15 december 1993. Tweede deel. blz. 72 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)34 def". - C O D 4 5 0 . toegezonden aan de Raad op 17.02.1994 Verslag van de heer JANSSEN van RAAY, aangenomen op 15.12.1993 (PE A3-374/93) over het voorstel inzake: Prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering van een effectenbeurs (COM(92)566 def. - COD 45 1 ) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen (Verslag zonder debat) Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 15 december 1993, Tweede deel. blz. 55 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)33 def. - C O D 4 5 1 . toegezonden aan de Raad op 15.02.1994
b)
De Commissie bereidt een wijziging van haar oorspronkelijke voorstel voor. waarin de amendementen zijn verwerkt die zij tijdens het debat in plenaire zitting over de volgende verslagen heeft aangenomen: Nihil
1.2 Wetgevingsvoorstellen waarvoor hel Europees Parlement amendementen keurd die de Commissie niet heeft kunnen aannemen: Nihil
heeft
goedge-
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
1.3 Wetgevingsvoorstellen gevraagd: Nihil
Nr. 3-445/147
waarvoor het Europees Parlement geen formele wijzigingen
heeft
Het Europees Parlement heeft, volgens de procedure zonder verslag en debat, een gunstig advies uitgebracht over de volgende voorstellen: Voorstel inzake: Indeling, verpakking en kenmerken van gevaarlijke stoffen gecodificeerde tekst aangenomen op 09.02.1994 (COM(93)638 def. - COD 480) -
2.
Voorstel inzake: Gebruik van extractiemiddelen bij de produktie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan aangenomen op 09.02.1993 (COM(93)659 def'. - COD 484)
Tweede lezing
2.1 Wetgevingsvoorstellen keurd a)
waarvoor het Europees Parlement amendementen
heeft
goedge-
De Commissie heeft een advies uitgebracht over de door het Europees Parlement goedgekeurde amendementen op de volgende gemeenschappelijke standpunten: -
Aanbeveling voor de tweede lezing: aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-63/94) over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake: Vierde kaderprogramma voor communautaire acties op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1994-1998) (COM(93)276 def. - COD 94004) (Verslag van de heer LINKHOR) Standpunt van de Comissie tijdens het debat: De Commissie heeft geen gedetailleerd standpunt over de amendementen ingenomen, maar is van oordeel dat zij aanleiding geven tot overleg en een constructieve discussie in de Raad. Volledig verslag van 9 februari 1994. blz. 60 Door hel Europees Parlement aangenomen besluit: Notulen van 9 februari 1994, Tweede deel, blz. 44 Mening van de Commissie: COM(94)52 def. - COD 94004, toegezonden aan de Raad op 22.02.1994
b)
De Commissie bereidt een advies voor over de door het Europees Parlement goedgekeurde amendementen op de volgende gemeenschappelijke standpunten: - Aanbeveling voor de tweede lezing, aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-34/94) over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake: Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (COM(92)491 del". - COD 445) (Verslag van de heer PIERRÔS) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een amendement aangenomen Volledig verslag van 7 februari 1994, blz. 1 1 Door het Europees Parlement aangenomen besluit: Notulen van 9 februari 1994, Tweede deel. blz. 42
2.2 Wetgevingsvoorstellen gevraagd: -
waarvoor het Europees Parlement geen formele wijzigingen
heeft
Aanbeveling voor de tweede lezing: aangenomen op 09.02.1994 (PEA3-61/94) over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake: Apparaten en beveiligingssystemen bestemd voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (COM(91)516 def. - COD 375) (Verslag van de heer BEUMER) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: (Verslag zonder debat)
Nr. 3-445/148
Handelingen van het Europees Parlement
9.3.94
Door hel Europees Parlement aangenomen besluit: Notulen van 9 februari 1994, Tweede deel, blz. 40 2.3 Wetgevingsvoorstellen waarvoor het Europees Parlement verklaard heeft voornemens te zijn het gemeenschappelijk standpunt te verwerpen: -
Aanbeveling voor de tweede lezing, aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-9/94) over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake: Door de constructie bepaalde maximumsnelheid, maximumkoppel en netto-maximumvermogen van motorvoertuigen op twee of" drie wielen (COM(91 )497 def. - COD 371 ) (Verslag van de heer P. BEAZLEY) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: Volledig verslag van 7 februari 1994, blz. 23 Door hel Europees Parlement aangenomen besluit: Notulen van 9 februari 1994, Tweede deel, blz. 41
B. 1.
SAMENWERKINGSPROCEDURE Eerste lezing
1.1 Wetgevingsvoorstellen waarvoor het Europees Parlement amendementen keurd die door de Commissie geheel of gedeeltelijk zijn aangenomen a)
heeft
goedge-
De Commissie heeft haar oorspronkelijke voorstel gewijzigd als gevolg van het advies van het Europees Parlement in de volgende verslagen: -
Verslag van de heer van der WAAL, aangenomen op 21.01.1994 (PE A3-12/94) over het voorstel inzake: Structurele sanering van de binnenvaart (COM(93)553 def. - SYN 475) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft het amendement aangenomen Volledig verslag van 21 januari 1994, blz. 402 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 21 januari 1994, Tweede deel, blz. 19 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)51 def. - SYN 475, toegezonden aan de Raad op 24.02.1994
b)
De Commissie bereidt een wijziging van haar oorspronkelijke voorstel voor, waarin de amendementen zijn verwerkt die zij tijdens het debat in plenaire zitting over de volgende verslagen heeft aangenomen: Verslag van de heer ALAVANOS, aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-26/94) over het voorstel inzake: Stoffen die de ozonlaag afbreken (COM(93)202 def.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 8 februari 1994, blz. 75 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 9 februari 1994, Tweede deel, blz. 87 -
Verslag van mevrouw BRAUN-MOSER. aangenomen op 1 1.02.1994 (PE A3-62/94) over het voorstel inzake: Financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden (COM(93)719 def. - SYN 94002) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft geen standpunt over de amendementen ingenomen, maar kan wel een gedeelte ervan aannemen Volledig verslag van 11 februari 1994, blz. 8 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 11 februari 1994, Tweede deel, blz. 26
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
1.2 Wetgevingsvoorstellen waarvoor het Europees Parlement amendementen leerd die de Commissie niet heeft kunnen aannemen Nihil 1.3 Wetgevingsvoorstellen gevraagd -
Nr. 3-445/149
heeft
geformu-
waarvoor het Europees Parlement geen formele wijzigingen
heeft
Verslag van mevrouw BRAUN-MOSER, aangenomen op 1 1.02.1994 (PE A3-62/94) over het voorstel inzake: Financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden en wijziging van Verordening (EEG) nr. 1763/92 (COM(93)719 def. - SYN 94003) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: Volledig verslag van 11 februari 1994, blz. 8 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 11 februari 1994. Tweede deel, blz. 27
2.
Tweede lezing
2.1 Wetgevingsvoorstellen keurd
waarvoor het Europees Parlement amendementen
heeft
goedge-
a)
De Commissie heeft de Raad de volgende opnieuw behandelde voorstellen toegezonden als gevolg van het advies dat het Europees Parlement heeft uitgebracht: Nihil
b)
De Commissie bereidt een voorstel voor dat opnieuw werd behandeld ingevolge het advies dat door het Europees Parlement werd uitgebracht over de volgende voorstellen: Nihil
2.2 Wetgevingsvoorstellen gevraagd: Nihil
waarvoor het Europees Parlement geen formele wijzigingen
2.3 Wetgevingsvoorstellen heeft verworpen: Nihil
waarvoor het Europees Parlement het gemeenschappelijk
C. RAADPLEGINGSPROCEDURE I.
DIE SLECHTS EEN ENKELE LEZING
Wetgevingsvoorstellen waarvoor hel Europees Parlement amendementen keurd die door de Commissie geheel of gedeeltijk zijn aangenomen a)
heeft
standpunt
VEREIST heeft
goedge-
De Commissie heeft haar oorspronkelijke voorstellen gewijzigd als gevolg van het advies van het Europees Parlement in de volgende verslagen: Verslag van de heer HERMAN, aangenomen op 25.05.1993 (PE A3-144/93) over het voorstel inzake: Gemeenschappelijke veiligheidsbeoordelingscriteria voor informatietechnologie (COM(92)298 def. - CNS 33) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft het amendement aangenomen Volledig verslag van 24 mei 1993, blz. 56 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 25 mei 1993, Tweede deel, blz. 4 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)37 def, toegezonden aan de Raad op 10.02.1994 -
Verslag van de heer ARIAS CAÑETE, aangenomen op 16.11.1993 (PE A3-324/93) over het voorstel inzake: Voorwaarden waaronder vissersvaartuigen die de vlag voeren van een derde land, vangsten rechtstreeks mogen aanlanden en verkopen in de havens van de Gemeenschap (COM(93)343 def". - CNS 21)
Nr. 3-445/150
Handelingen van het Europees Parlement
Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 15 november 1993, blz. 51 Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 16 november 1993, Tweede deel, blz. 62 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)19 def, toegezonden aan de Raad op 04.02.1994 Verslag van de heer COLOM 1 NAVAL, aangenomen op 1 7.1 1.1993 (PE A3-0345/93) over het voorstel inzake: Begrotingsdiscipline (COM(93)20 def.) Standpunt van de Commissie tijdens hel debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 16 november 1993. blz. 1 16 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 17 november 1993. Tweede deel, blz. 10 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(93)706 def. toegezonden aan de Raad op 04.02.1994 Verslag van de heer LANGES, aangenomen op 1 7.1 1.1993 (PE A3-343/93) over het voorstel inzake: Wijziging van Verordening nr. 1552/93 van de Raad houdende toepassing van Besluit 88/376 betreffende het stelsel van eigen middelen (COM(93)20dcf.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft het amendement aangenomen Volledig verslag van 16 november 1993. blz. 1 16 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 17 november 1993, Tweede deel. blz. 22 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(93)706 def. toegezonden aan de Raad op 04.02.1994 Verslag van de heer ZAVVOS. aangenomen op 17.1 1.1993 (PE A3-344/93) over het voorstel inzake: Wijziging van het Financieel Reglement van 21.12.1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (COM(93)2(fdef.f Standpunt van de Commissie tijdens hel debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 16 november 1993. blz. 1 16 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 17 november 1993. Tweede deel. blz. 26 Door de Commissie voorgestelde wijziging: COM(93)706 del'., toegezonden aan de Raad op 04.02.1994 Verslag van de heer TOMLINSON. aangenomen op 28.10.1993 (PEA3-3 15/93) over het voorstel inzake: Garantiefonds betreffende externe acties (COM(93)20def.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeele van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 26 oktober 1993. blz. 91 Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 28 oktober 1993. Tweede deel. blz. 50 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(93)706 def, toegezonden aan de Raad op 04.02.1994
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
-
Nr. 3-445/151
Verslag van de heer GUERMEUR. aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-37/94) over het voorstel inzake: Maatregelen om in het vrije verkeer brengen, uit- en doorvoer van nagemaakte en van door piraterij verkregen goederen te verbieden (COM(93)329def.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 8 februari 1994. blz. 83 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 9 februari 1994. Tweede deel. blz. 35 Door de Commissie gewijzigd voorstel: COM(94)43 def. toegezonden aan de Raad op 18.02.1994
b)
De Commissie bereidt een wijziging van haar oorspronkelijke voorstel voor. waarin de amendementen zijn verwerkt die zij tijdens het debat in plenaire zitting over de volgende verslagen heeft aangenomen: Verslag van de heer HERMAN, aangenomen op 08.02.1994 (PE A3-47/94) over het voorstel inzake: Accijnzen op uit landbouwgewassen gewonnen motorbrandstoffen (COM(92)36 def.) Standpunt van de Commissie tijdens hel debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 7 februari 1994. blz. 18 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 8 februari 1994.Tweede deel, blz. 14 -
Verslag van de heer LANGES, aangenomen op 09.02.1994 (PE A3-60/94) over het voorstel inzake: Stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (COM(93)438dcf) Standpunt van de Commissie tijdens hel debat: De Commissie heeft een gedeelte van de amendementen aangenomen Volledig verslag van 8 februari 1994. blz. 122 Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 9 februari 1994. Tweede deel. blz. 60
-
Verslag van mevrouw van den BRINK, aangenomen op 1 1.02.1994 (PEA3-27/94) over het voorstel inzake: Oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (COM(93")299 del'. Standpunt van de Commissie tijdens hel debar. De Commissie heeft het amendement aangenomen Volledig verslag van 10 februari 1994. blz. 120 1 1 februari 1994. blz. 10 Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 1 1 februari 1994, Tweede deel. blz. 28
Wetgevingsvoorstellen waarvoor het Europees Parlement amendementen leerd die de Commissie niet heeft kunnen aannemen -
Verslag van de heer SARIDAKIS, aangenomen op 08.02.1994 (PE A3-22/94) over het voorstel inzake: Specifieke maatregelen voor krenten en rozijnen (COM(93)315 def) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: Volledig verslag van 7 februari 1994. blz. 17 Door hel Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 8 februari 1994, Tweede deel, blz. 4
heeft
geformu-
Nr. 3-445/152
Handelingen van het Europees Parlement
-
9.3.94
Verslag van de heer BLANEY, aangenomen op 1 1.02.1994 (PE A3-24/94) over het voorstel inzake: Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Gambia inzake de visserij voor de kust van Gambia (COM(93)338 def.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: (Verslag zonder debat) Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van I 1 februari 1994, Tweede deel, blz. 19
3.
Wetgevingsvoorstellen heeft gevraagd
waarvoor het Europees Parlement geen formele
wijzigingen
-
Verslag van mevrouw LARIVE, aangenomen op 09.02.1994 (PEA3-61/94) over het voorstel inzake: Voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie (CIST) (COM(93)644 def.) Standpunt van de Commissie tijdens het debat: Volledig verslag van 8 februari 1994, blz. 81 Door het Europees Parlement aangenomen resolutie: Notulen van 9 februari 1994. Tweede deel, blz. 17
Het Europees Parlement heeft, volgens de procedure zonder verslag en debat, een gunstig advies uitgebracht over de volgende voorstellen: -
Voorstel inzake: Verlenging van de periode bedoeld in artikel 90, lid 1, en artikel 257. lid 1, van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal (COM(94)3 def.)
D. INFORMATIE OVER SPOEDHULP DIE DOOR DE COMMISSIE BINNEN DE GEMEENSCHAP IS VERSTREKT Nihil E. INFORMA TIE OVER HUMANITAIRE LANDEN IS VERSTREKT Bestemd voor
Irak Burundi ex-Joegoslavië
Bedrag (in ecu)
125.000 1.000.000 275.000
Rwanda
8.000.000
Angola
18.000.000
HULP DIE DOOR DE COMMISSIE AAN DERDE Reden
Verdeeld door
Datum besluit
Coördinatie en monitoring
Gebruikelijke partners
03.02.1994
Vluchtelingen
WVP
09.02.1994
Ziekenhuis van Banja Luka
Caritas
09.02.1994
Vluchtelingen
Gebruikelijke partners
09.02.1994
Hongersnood en ondervoeding
Gebruikelijke partners
09.02.1994
Russische federatie
500.000
Medische bijstand
Gebruikelijke partners
10.02.1994
Madagascar
500.000
Cyclonen
AZG Frankrijk Rode Kruis
14.02.1994
Slachtoffers van rampen
Gebruikelijke partners
16.02.1994
Cuba
3.150.000
Liberia
999.500
Conflict
Gebruikelijke partners
17.02.1994
Filippijnen
200.000
Tyfonen
Gebruikelijke partners
17.02.1994
Handelingen van het Europees Parlement
9. 3. 94
Afghanistan
450.000
Vluchtelingen
Guatemala
360.000
Cuba Mali
200.000 400.000
ex-Joegoslavië
4.000.000
Gerepatrieerde vlucbtelingen naar Mexico Evaluatie Toearegvluchtelingen Logistieke hulp
Afghanistan
1.985.000
Conflict
Gebruikelijke partners CIPEO Gebruikelijke partners Gebruikelijke partners Gebruikelijke partners
Nr. 3-445/153
18.02.1994 21.02.1994
22.02.1994 24.02.1994 24.02.1994 24.02.1994
Nr. 3445/154 H andelingen van het Europees Parlement
BIJLAGE II 1. Vragen aan de Raad Vraag nr. 25 van mevrouw Crawley (HO 174/94, Betreft: Rassenpolitiek Welke lidstaten hebben gereageerd op het verzoek van het Deense voorzitterschap aan alle lidstaten om een verslag op te stellen over hun beleid ter bestrijding van het racisme? Wat was de inhoud van hun antwoorden en wanneer zullen de resultaten worden gepubliceerd of'officieel worden medegedeeld aan het Europees Parlement en zijn Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken? Antwoord In dit verband zou ik om te beginnen de aandacht van de geachte afgevaardigde willen vestigen op de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen, waarin de Staatshoofden en Regeringsleiders de opleving van racisme en vreemdelingenhaat die zich in verscheidene landen van de Unie heeft gemanifesteerd in de vorm van laaghartige aanvallen op immigranten en vluchtelingen aan de kaak hebben gesteld en een daadkrachtige actie van de lidstaten hebben bepleit ter bestrijding van deze plaag, die een smet vormt op het geweten van de volken die een traditie van gastvrijheid en tolerantie hebben opgebouwd. Een van de gevolgen die aan deze conclusies zijn gegeven was nu juist de op initiatief van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken uitgevoerde enquete waarnaar de geachte afgevaardigde in zijn vraag verwijst. H et is wellicht nuttig eraan te herinneren dat de Raad op basis van de aldus verzamelde informatie een reeks concrete maatregelen heeft kunnen vaststellen om dit verschijnsel op doeltreffende wijze te bestrijden. Voorts wil ik de geachte afgevaardigde erop opmerkzaam maken dat de Raad op 1 3 januari jl. de Voorzitter van het Europees Parlement de tekst van de hierboven genoemde conclusies van de Raad heeft toegezonden.
Vraag nr. 26 van de heer Balfe
(H0184/94)
Betreft: Representativiteit van de EUparlementen Is de Raad overtuigd, gezien de verklaring over de rechten van de mens van 1 1 december 11. in Brussel, dat de kiesstelsels van de lidstaten duidelijk zijn, zodat alle segmenten van de samenleving redelijkerwijze kunnen inzien dat ze in de nationale parlementen van de 12 lidstaten van de Europese Unie vertegenwoordigd zijn? Antwoord
In antwoord op de vraag van de geachte afgevaardigde, kan de Raad slechts zijn diepgewortelde verknochtheid bevestigen aan het eerbiedigen van de mensenrechten en de onbelemmerde uitoefening van de fundamentele rechten van vrijheid en democratie van personen en volkeren over de gehele wereld. In dit verband is de Raad het ook eens over de grote betekenis van het stemrecht, daar het de burgers de vrijheid geeft de soort regering te kiezen aan wie zij vooreen bepaalde termijn het lot van hun land wensen loc te vertrouwen. Voorts lijdt het voor de Raad geen enkele twijfel dat een harmonieuze en evenwichtige vertegenwoordiging van alle lagen van de bevolking, volgens de regels van democratische ν erkiezingen. bereikt is in landen zoals degene die de Unie vormen, waar de regels van het recht ge Iden en sterke democratische tradities wortel hebben geschoten. Afgezien van zulke principiële verklaringen, moet ik echter de geachte afgevaardigde erop attent maken dat de kieswetten van de lidstaten van de Unie uitsluitend een zaak van de desbetreffende nationale wetgevende instanties is.
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 27 van de heer Paisley
Nr. 3-445/155
(H-0191/94)
Betreft: Gezondheidstoestand van het vee en andere huisdieren Gedurende vele jaren werd de gezondheidstoestand van het vee en andere huisdieren in Noord-Ierland door de andere landen van Europa benijd. Met de komst van de interne markt en de afschaffing van de binnengrenzen is het voor importeurs van vee gemakkelijker om dieren in deze regio in te voeren. Kunnen de landbouwers in Noord-Ierland ervan verzekerd zijn dat er voldoende wordt gedaan om de invoer van „nieuwe" ziekten in Noord-Ierland te voorkomen? Antwoord De richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG stellen duidelijk de voorwaarden vast die in acht moeten worden genomen bij het handelsverkeer en de invoer van bepaalde levende dieren en produkten van dierlijke oorsprong die risico's vertonen uit het oogpunt van de gezondheidstoestand van de dieren. Volgens deze richtlijnen, dient de bevoegde instantie van de lidstaat van verzending aan de ontvangers garanties inzake de gezondheidstoestand te verstrekken die de regio of de lidstaat van bestemming rechtens mag verwachten. Met betrekking tot de belangrijkste ziekten waarvan Noord-Ierland al jaren vrij is, zouden de bepalingen van de communautaire wetgeving, waaronder de toepassing van de vrijvvaringsclausules. de geachte afgevaardigde alle garanties moeten bieden. Wat rest is het probleem van de controles aan de buitengrens van de Unie op ingevoerde dieren en produkten van dierlijke oorsprong: de organisatie van deze controles valt onder de bevoegdheid van de Commissie.
Vraag nr. 28 van de heer Lane
(H-0205/94)
Betreft: Lokale bedrijven in plattelandsgebieden en stadswijken Heeft de Raad de mogelijkheden uitvoerig bestudeerd van het creëren en/of behouden van banen bij buurtwinkels op het platteland en in perifere stadswijken, zoals wordt gepropageerd in het Witboek van de Commissie over de werkgelegenheid, en is hij voornemens speciale initiatieven te nemen om deze belangrijke werkgelegenheidsoptie verder te ontwikkelen? Antwoord Zoals de geachte afgevaardigde zeker niet onbekend zal zijn. is het krachtens het Verdrag de taak van de Commissie om de situatie te bestuderen en in voorkomend geval de nodige voorstellen te formuleren. De Raad wil de geachte afgevaardigde er tevens aan herinneren, dat het door hem genoemde geval niet onderde Structuurfondsen valt. In dit verband is het wellicht nuttig te onderstrepen dat sinds de hervorming waartoe de Raad vorig jaar heeft besloten, de middelen van de Structuurfondsen praktisch zijn verdubbeld. Voorts vestigt de Raad de aandacht van de geachte afgevaardigde op het feit dat ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Brussel, een systeem van rentesubsidies ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen is aangenomen; de in de vraag van de geachte afgevaardigde genoemde bedrijven zouden wellicht hiervoor in aanmerking kunnen komen komen. Overigens dient er op te worden gewezen dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de Structuurfondsen in geen geval bij de Raad ligt; het is hoofdzakelijk een taak van de Commissie.
Vraag nr. 30 van de heer Filzsimons
(H-0209/94)
Betreft: Ondergrondse opslagplaats voor kernafval in Sellafield Is het de Raad bekend dat NIREX. het Britse kernafvalverwerkingsbedrijf, voornemens is in Sellafield een opslagplaats voor kernafval te bouwen, dat de beoogde locatie gezien de geologische structuren ter plaatse verre van veilig is en dat dit project een ernstig verontreinigingsrisico voor de Ierse Zee met zich meebrengt, en is hij voornemens de Commissie te
Nr. 3-445/156
Handelingen van het Europees Parlement
verzoeken erop aan te dringen dat naar dit plan op korte termijn een uitvoerig openbaar onderzoek wordt ingesteld? Antwoord De Raad hecht zeer veel belang aan het vraagstuk van de kernafval. Hij heeft dan ook op 15 juni 1992 een resolutie aangenomen betreffende de vernieuwing voorde periode 1993-1999 van het communautaire actieplan op het gebied van radioactieve afvalstoffen. In deze resolutie herinnert hij eraan dat bij het beheer en de opslag van radioactieve afvalstoffen, de veiligheid van werknemers en bevolking, alsmede de bescherming van het milieu, ten volle gewaarborgd moeten zijn. Wat het door de geachte afgevaardigde genoemde geval betreft, beschikt de Raad tot dusver niet over informatie die dit project bevestigen. Een dergelijk project zou onder de bepalingen vallen van de richtlijn van de Raad van 27 juni 1985 inzake de milieu-effectrapportage van bepaalde openbare en particuliere projecten. Punt 3 van bijlage I van deze richtlijn betreft namelijk installaties die uitsluitend bestemd zijn voor de permanente opslag dan wel de definitieve verwijdering van radioactief' afval. Bijgevolg zouden met name artikel 6, dat bijzonderheden bevat over de voorlichting en raadpleging van het publiek, en artikel 7 inzake het overleg met andere lidstaten wanneer deze aanzienlijke effecten zouden kunnen ondervinden, de bezorgdheid van geachte afgevaardigde moeten wegnemen. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat in dit verband artikel 37 van het Euratomverdrag bepaalt dat iedere lidstaat is gehouden aan de Commissie de algemene gegevens te verstrekken over elk project voor radioactief afval, in welke vorm dan ook, zodat kan worden nagegaan of de uitvoering van het project radioactieve besmetting zou kunnen veroorzaken van water, bodem of luchtruim van een andere lidstaat. Na raadpleging van de in artikel 31 bedoelde deskundigengroep, brengt de Commissie binnen zes maanden haar advies uit.
Vraag nr. 34 van de heer Stamoulis
(H-0240/94)
Betreft: Kleurstoffen in witte kaas en bescherming van de volksgezondheid Wat is het standpunt van de Raad inzake het gebruik van kleurstoffen in witte kaas (bijvoorbeeld El 31 Patent Blue V) en hoe pakt hij de risico's aan die hieruit voortvloeien voor de bescherming van de gezondheid van de consument? Kan de Raad de consumenten verzekeren dat alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om het gebruik van kleurstoffen tegen te gaan en de herkomst van zuivere produkten zonder toevoegingen, bijvoorbeeld de Griekse feta. te beschermen? Antwoord
Zoals de Raadsvoorzitter in zijn antwoord op een vraag van de heer Iversen tijdens het Vragenuur van oktober 1993 heeft bevestigd, heeft de Raad met betrekking tot het voorstel voor een richtlijn betreffende kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt op 27 september 1993 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een compromisoplossing inhoudelijk goedgekeurd. Die oplossing behelst onder meer: een lijst van de in de Gemeenschap toegestane kleurstoffen (Bijlage I), een lijst van de levensmiddelen die geen kleurstoffen mogen bevatten (Bijlage II), tabellen met de levensmiddelen en de kleurstoffen die aan elk levensmiddel mogen worden toegevoegd (Bijlagen III, IV en V). De kleurstof E 131 Patentblauw V komt nog steeds in Bijlage I van de ontwerp-richtlijn voor. De Raad is niet van oordeel dat deze kleurstof op zich de gezondheid schaadt. Maar gelet op de vereiste de consument te beschermen en te voorkomen dat hij wordt misleid, mag een levensmiddelenadditief enkel worden aangewend indien zulks aantoonbaar technisch nodig is. Bovendien wordt algemeen erkend dat onverwerkte levensmiddelen en bepaalde andere basislevensmiddelen vrij van additieven moeten zijn. In die zin bevat Bijlage II een reeks van 33 levensmiddelen die geen kleurstoffen mogen bevatten. De bijzondere voorwaarden voor het gebruik van E 131 Patentblauw V treft de geachte afgevaardigde aan in het tweede deel van Bijlage V, die de lijst van de levensmiddelen bevat
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/157
waaraan deze kleurstof mag worden toegevoegd alsook de niet te overschrijden maximumconcentraties.
2. Vragen aan de Commissie Vraag nr. 58 van mevrouw Rawlings
(H-0089/94)
Betreft: Kosten voor satellietcommunicatie Worden de kosten voor satellietcommunicatie die regionale televisiemaatschappijen maken wanneer zij op de dag zelfverslag doen van voorde regio's interessante EU-gebeurtenissen, met name in Brussel, geheel of gedeeltelijk door de Commissie vergoed? Antwoord Er zijn geen subsidies van de Europese Commissie beschikbaar voor de kosten van satelietcommunicatie tussen Brussel of andere plaatsen in de Unie enerzijds, en de studio's van regionale of centrale televisiemaatschappijen in de lidstaten anderzijds. Op dit moment heeft de technische bijstand van de Commissie aan radio- of'televisieverslaggevers meestal de vorm van faciliteiten voor het opnemen of" uitzenden van verslagen vanuit Brussel of van vergaderingen van de Europese Raad elders in de Unie. De journalisten kunnen ook gebruik maken van de videotheek van de Commissie, van video-verslagen van persconferenties van de Commissie, en meer in het bijzonder van video-dossiers met plaatselijke onderwerpen die hun regelmatig ter beschikking worden gesteld. Bovendien mogen TV-stations gebruik maken van de televisiestudio's van de Commissie voor het totstandbrengen van sateliet- of' kortegolfverbindingen tussen hun eigen plaatselijke studio en Brussel. Deze verbindingen tussen studio's stelt de verslaggever in staat een directe uitzending te maken; ook is het mogelijk dat een gast in de Brusselse studio wordt geïnterviewd door een journalist aan de andere kant van de lijn. De recente serie benoemingen van televisiespecialisten voor elk van de lidstaten-informatiekantoren van de Commissie, heeft ten doel de televisiemaatschappijen in die lidstaten bij te staan in een ruimere, grondiger en snellere informatie over communautaire aangelegenheden.
Vraag nr. 60 van de heer Maher
(H-0114/94)
Betreft: Vermindering bureaucratische rompslomp voor kleine bedrijven Het bedrijfsleven en met name kleine ondernemingen gaan gebukt onder een enorme bureaucratische rompslomp als gevolg van EG-wetgeving en uitvoeringsbesluiten op nationaal niveau. Overweegt de Commissie het voorbeeld van de Britse regering te volgen en een dereguleringswet voor te stellen waarin wetten worden opgesomd die kunnen worden afgeschaft en volgens welke nieuwe wetgeving moet worden onderworpen aan een kosten-batenanalyse? Antwoord De Commissie erkent dat zowel de EG-wetgeving als de uitvoeringsmaatregelen op nationaal niveau, een belasting voor het bedrijfsleven kunnen beteken, en overeenkomstig haar voorstellen in het Witboek, zal de Commissie gezamenlijke actie met de lidstaten en de vertegenwoordigende organisaties van de KMO's voorstellen, om de bestaande wetgeving door te lichten op belemmeringen voor het scheppen of' de groei van bedrijvigheid. In het kader van deze gezamenlijke actie met lidstaten en bedrijfsorganisaties, is het de bedoeling dat gegevens worden uitgewisseld over de beste methodes om de wetgeving te vereenvoudigen en te harmoniseren en verbeteringen uit te denken waar die het meest noodzakelijk zijn. Onlangs hebben een aantal lidstaten initiatieven ontplooid om de belasting van het bedrijfsleven te verminderen en de Commissie zal op de voet de vorderingen volgen van de door de regering van het Verenigd Koninkrijk voorgestelde Deregulation and Contracting Out Bill. Het succes van de Britse regeringsvoorstellen en de acties die in sommige andere lidstaten zijn ondernomen, kunnen een leidraad voor de toekomst verschaffen.
Nr. 3-445/158
Handelingen van het Europees Parlement
Het is onwaarschijnlijk dat de communautaire wetgevingsprocedures en -processen de Commissie de mogelijkheid zouden kunnen bieden een overeenkomstige wetgeving-in-een-stuk uit te werken, gezien vooral het subsidiariteitsbeginsel en het feit dat veel communautaire wetgeving door de lidstaten moet worden omgezet. Voorts is de Commissie doende uitvoering te geven aan de verbintenis die is aangegaan met de Verklaring bij het Unieverdrag dat de Commissie haar herevaluatiesysteem voor communautaire wetgeving zal versterken en in haar wetgevingsvoorstellen rekening zal houden met de kosten en baten ervan voor de nationale overheden en alle belanghebbende partijen. In overleg met bedrijfsorganisaties en nationale overheden is de Commissie thans bezig om meer geavanceerde evaluatietechnieken in te voeren, met inbegrip van hel gebruik van kosten-baten analyses. Gezien de vitale rol van het midden- en kleinbedrijf voor het bereiken van de groei en arbeidsgelegenheid die de Gemeenschap zich met het Witboek ten doel heeft gesteld, heeft de Commissie op 16 februari een communautair initiatief voor de kleine en middelgrote ondernemingen aangekondigd, met speciale nadruk op het kleinbedrijf. De miljard ecu's die ter beschikking van de KMO's zijn gesteld, en waarvan 20% is bestemd voor ondernemingen die niet onder de regio's van Doelstelling 1 vallen, maakt een belangrijk bestanddeel uit van de nieuwe aanpak die de Commissie voor deze ondernemingen aan het uitwerken is. De Commissie hoopt een geïntegreerd programma voor de KMO's te presenteren, dat naar verwacht in juni gereed zal zijn en dat de zogenoemde „tweede generatie" van communautaire actie op dit gebied vertegenwoordigt; dit programma zal veel verder reiken dan de lopende maatregels. De gezamenlijke actie op het gebied van administratieve vereenvoudiging zal een onderdeel van dit geïntegreerde programma vormen.
Vraag nr. 6/ van de heer Patterson
(H-0117/94)
Betreft: Intercommunautaire handelsstatistieken Kan de Commissie mededelen of. volgens de communautaire wetgeving, een onderneming met zes „full time" werknemers, een volledig aanvullend formulier (C1501 ) moet invullen met het oog op de intercommunautaire handelsstatistieken? Een onderneming in mijn kiesdistrict (sweatshirts, T-shirts en soortgelijke sportkleding) moet in verband met statistische gegevens haar facturen uitsplitsen, zowel per type kledingstuk en per textielsoort dat elk kledingstuk bevat. De extra kosten zijn hoger dan de besparing die de afschaffing van de grenscontrole oplevert. Indien de verplichting tot volledige invulling van het formulier thans bestaat, wat kan de Commissie dan doen om deze situatie te verbeteren? Antwoord Het criterium voor de verplichting statistische informatie te verschaffen over intercommunautaire handelstransacties is niet het aantal werknemers maar het bedrag van de intercommunautaire handelstransacties. Overeenkomstig de communautaire bepalingen, hebben de lidstaten derhalve drempels ingesteld, waaronder geen verplichting voor de intercommunautaire handel bestaat om statistische gegevens te verschaffen. Deze drempels zijn uitgedrukt in de jaarlijkse omvang van de verzending en ontvangst van goederen. De gegevens over de goederen dienen te worden verstrekt volgens een goederen-nomenclatuur, met codes die uit acht cijfers bestaan (de zogenaamde gecombineerde nomenclatuur CN). en wel op uitdrukkelijk verzoek van de Europese bedrijfsorganisaties en de lidstaten. Het wekt verbazing dat het nieuwe systeem voor het verzamelen van gegevens (Intrastat) extra kosten met zich meebrengt vanwege de indeling van de goederen. In feite diende voor 1 januari 1993 de goederen te worden ingedeeld met diezelfde gecombineerde nomenclatuur maar met meer details vanwege de talrijke nationale onderverdelingen (9de cijfer). Wij mogen derhalve stellen dat in het geval van Intrastat de onderverdelingen zijn vereenvoudigd. Een bijkomende vereenvoudiging is de invoering van bovengenoemde drempels, waardoor ongeveer twee-derde van de intercommunautaire handel is vrijgesteld van hel verschaffen van statistische gegevens, terwijl voor 1 januari 1993 ook deze bedrijven allemaal verplicht waren een formulier in te vullen waarin de goederen met een code van negen cijfers moesten worden uitgesplitst (zie vorige paragraaf). Bovendien is de Commissie thans in samenwerking met de lidstaten bezig om de lasten van het verschaffen van ge»evens voor de intercommunautaire handelsstatistieken nog verder te
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/159
verlichten. Volgens dit voorstel, kunnen handelaars de transacties beneden een bepaalde waaide onder een enkele noemer opgeven. Voorts is nog een werkgroep opgericht om de mogelijkheden te bestuderen van verdere vereenvoudigingen. Wat de gecombineerde nomenclatuur betreft, dient te worden opgemerkt dat deze ook wordt gebruikt voor de in- en uitvoer van goederen en dat deze dus voor meer dient dan voor statistieken alleen. Om het even welke vereenvoudiging van deze nomenclatuur is daarom een ingewikkelde zaak waarbij rekening moet worden gehouden met diverse aspecten, met inbegrip van het gebruik ervan voorde externe communautaire handel.
Vraag nr. 63 van de heer Ford
(H-0137/94)
Betreft: Europees Jaar van het harmonisch samenleven van alle rassen Kan de Commissie meedelen, nu het Parlement ermee heeft ingestemd 1995 te bestemmen tot Europees Jaar van het harmonisch samenleven van alle rassen, of dit inderdaad het officiële thema van dat jaar zal worden? Kan zij, zo zij dit niet kan bevestigen, hierover op korte termijn een besluit nemen, zodat men met de voorbereidingen kan beginnen die dat ¡aar tot het succes moeten maken die het belooft te worden? Antwoord De algemene vergadering van de UNESCO heeft op 16 november 1993 cen resolutie aagenomen dat 1995 het Jaar van Verdraagzaamheid zal zijn. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft dit initiatief van UNESCO om 1995 tot het Jaar van de Verenigde Naties van Verdraagzaamheid uit te roepen verwelkomd, en de Directeur-Generaal van UNESCO uitgenodigd dit jaar in samenwerking met de andere belangstellende internationale organisaties voor te bereiden. Ook de Commissie verwelkomt dit iniatief. want aldus wordt in 1995 het thema van de verdraagzaamheid wereldwijd opgepakt. Wat haar betreft, zal de Commissie ernaar streven aan de campagne voor verdraagzaamheid haar bijdrage te leveren, en zal positief reageren op alle ideeën en voorstellen in het kader van de UNESCO voor het VN-Jaar van Verdraagzaamheid.
Vraag nr. 66 van de heer Kostopoulos
(H-0142/94)
Betreft: De mensenrechten in Turkije Ondanks de beloften van de Turkse regering zijn de talrijke schendingen van de mensenrechten in Turkije ook in 1993 voortgegaan. Volgens een rapport van de Turkse Liga voor de mensenrechten dat onlangs in Ankara gepubliceerd werd. vonden in 1993 ten minste 676 personen „onder vreemde omstandigheden*' de dood. terwijl 28 als vermist werden opgegeven. Is de Commissie bereid, gezien de bijzondere gevoeligheid van de Europese Unie voor llagrante schendingen van de mensenrechten, terzake met de Turkse overheid in contact te treden'? Antwoord
De Turkse autoriteiten zijn op de hoogte van het belang dat de Europese Unie hecht aan het strikt eerbiedigen van de rechten van de mens en de verplichtingen die Turkije in deze op zich heelt genomen, onder meer in het kader van de Raad van Europa en van de CVSE. Deze verplichtingen vormen voor de Europese Unie de basis van onze betrekkingen met Turkije. De Commissie heeft verscheidene malen de gelegenheid gehad de Turkse regering te herinneren aan de noodzaak om deze beginselen te eerbiedigen. In het licht van de verplichting die de autoriteiten van dit land op zich hebben genomen om concrete verbetering te brengen in de situatie van de mensenrechten, blijft de Commissie de ontwikkeling van de toestand ter plaatse van nabij volgen.
Nr. 3-445/160
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 67 van de heer kinger
(H-0147/94)
Betreft: Rechtvaardige en solidaire handel tussen Noord en Zuid Tijdens de vergaderperiode van januari 1994 heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd over rechtvaardige en solidaire handel tussen Noord en Zuid. Namens de Commissie heeft vice-voorzitter Martin zich waarderend uitgelaten en diverse toezeggingen gedaan. Welke concrete maatregelen denkt de Commissie op dit gebied te nemen? Antwoord 1. Er zij aan herinnerd dat pas tijdens de januari-zitting van het Parlement het verslag Langer werd aangenomen, waarin de Commissie haar steun had uitgesproken aan iniatieven voor faire handel. Het is derhalve nog te vroeg om op dit punt reeds geheel uitgewerkte initiatieven van de Commissie te verwachten. 2. Voorts moet worden benadrukt dat de Commissie reeds financiële steun verleent aan NGO's die op dit terrein actief zijn. Sinds 1992-93, zijn 13 projecten gesteund met een totale bijdrage van de Commissie van meer dan 1 miljoen ecu. 3. De Commissie is bereid haar steun aan iniatieven voor faire handel uit te breiden in de mate waaarin zulks strookt met haar bilaterale en multilaterale overeenkomsten. In dit verband is de GATT van bijzonder belang. Steun kan worden verleend langs diverse wegen: uitbreiding van reeds gesteunde NGO activiteiten tot de lidstaten die er nog niet door worden bestreken en steun voor het verbeteren van de coördinatie tussen NGO's en lidstaten; steun aan iniatieven die ten doel hebben een beter gebruik te maken van gevestigde handelskanalen, zodat de faire handel zoveel mogelijk effect heeft; onderzoek van de mogelijkheid om iniatieven voor faire handel uit te breiden in het kader van diverse overeenkomsten voor handel en samenwerking (ACS, Middellandse Zee, Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen); als symbolisch gebaar, aanpassing van het aanschaffingsbeleid van de Commissie ten gunste van gevestigde produkten van faire handel. Er zij opgemerkt dat in het Parlement, ondanks een resolutie ter zake, nog altijd gewone koffie wordt geserveerd. Tenslotte is de Commissie van mening dat de huidige voorzieningen op de begroting voldoende zijn om de iniatieven voor faire handel te steunen; een nieuwe begrotingslijn is niet nodig.
Vraag nr. 68 van Lord Inglewood
(H-0148/94)
Betreft: EG-richtlijn inzake scheepsbouw Kan de Commissie bevestigen dat zij een versoepeling van de vijfde EG-richtlijn inzake scheepsbouw heeft toegestaan aan Swan Hunters op basis van de essentiële rol die deze scheepswerf vervult voor de marine van het Verenigd Koninkrijk? Kan de Commissie uitleggen waarin de rol van Swan Hunters verschilt van die van VSEL te Barrow-in-Furness, een werf die een minstens even belangrijke rol vervult, maar waaraan een soortgelijke versoepeling niet werd toegestaan? Antwoord De beslissing van de Commissie om de Swan Hunter werf toegang te verlenen tot het Scheepsbouw Interventiefonds, betekent geen versoepeling van de regels van de vijfde richtlijn. De Commissie heeft deze zaak gezien als een eenmalig verzoek van de Britse regering. Het geldt hier om een uitzondering dat geen precedent kan scheppen voor ongeacht welke andere militaire scheepswerf. De beslissing van de Commissie betekent geen voorkeursbehandeling ten koste van een andere werf. Bij haar beslissing over dit verzoek, heeft de Commissie de algemene inspanningen in aanmerking genomen die de scheepsbouwers van het VK leveren voor de herstructurering van de communautaire industrie. De Swan Hunter werf werd slechts als een bestaande werf voor koopvaardijschepen beschouwd, en niet als een militaire scheepsbouwwerf Krachtens de Overeenkomst van 1985. op basis waarvan de Commissie over dejaren 1984-1986 aanzienlijke steun aan de Britse scheepsbouw heeft verleend, zijn alleen militaire werven uitgesloten van de steun van het Scheepsbouw Interventiefonds. Dat heeft hen er niet van weerhouden om ook zonder steun actief te zijn op het gebied van de burgerlijke scheepsbouw. De
9.3.94
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/161
goedgekeurde steun voor de Swan Hunter werf blijft beperkt tot £ 7 miljoen en tot twee of drie contracten die zijn gesloten in 1994 en 1995 voor zover in laatstgenoemd jaar de steun nog geoorloofd is.
Vraag nr. 69 van de heer Dessylas
(H-0150/94)
Betreft: Verhoging van de produktiequota voor tabak en katoen Aangezien de EG nog lang niet in haar eigen behoeften aan tabak (de eigen produktie dekt slechts 25-30% van het gebruik) en katoen (de eigen produktie dekt slechts 15% van het gebruik) kan voorzien, zou ik de Commissie van de EG willen vragen: Is zij voornemens om, in het kader van de vaststelling van de landbouwprijzen voor het financieel jaar 1994-1995, de maximale produktiequota waarvoor een prijsgarantie geldt ten minste te verhogen tot het niveau van de huidige produktie binnen de Gemeenschap, hetgeen in concreto betekent: voor tabak van 350.00 ton tot 420.000 ton? voor katoen van 701.000 ton tot 1.100.000 ton? Antwoord Voor tabak komen de garantiedrempels zoals bij de hervorming van die sector vastgesteld, overeen met de maximum hoeveelheid communautaire tabak die op de communautaire of de wereldmarkt kan worden afgezet tegen normale marktprijzen. Aangezien het hier een déficitaire communautaire produktie betreft, kan een communautaire produktie van 350.000 ton ruwe tabak slechts in stand worden gehouden met forse subsidies, die bijna een miljard ecu per seizoen belopen. De Commissie acht iedere verdere verhoging van de thans voorziene garantiedrempel voor tabak van 350.000 ton uitgesloten. Wat katoen betreft, heeft de Raad bij de vastelling van de prijzen voor 1993/1994 het stelsel van stabilisatoren bevestigd, met name op het punt van de maximum gegarandeerde hoeveelheid, met gelijktijdige verhoging van de boete in geval deze maximum hoeveelheid wordt overschreden, gezien de hoge kosten van het ondersteuningsstelsel voorde communautaire katoenproduktie. Om enerzijds een te grote groei van de communautaire katoenproduktie te voorkomen, gezien de financiële gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting, en om anderzijds de katoenleveringen in stand te houden van bepaalde ontwikkelingslanden, heeft de Commissie op dit moment geen plannen om het stabilisatorenstelsel voor de katoensector te versoepelen.
Vraag nr. 70 van de heer Morris
(H-0152/94)
Betreft: Drijfnetten Kan de Commissie ons meedelen of Frankrijk en/of enige andere lid-staat van de Europese Unie officieel om toestemming heeft gevraagd voor vrijstelling van technische visserijmaatregel 345/92 van 27 januari 1992, die het aantal drijfnetten beperkt tot één net van 2,5 km per vaartuig? Kan de Commissie tevens meedelen of en wanneer zij voornemens is om resolutie B3-1791/93 te bestuderen, die het Parlement in december heeft aangenomen en waarin gevraagd wordt om een volledig verbod op drijfnetten buiten de twaalfmijlszone? Kan de Commissie ons bovendien meedelen hoe zij van plan is de naleving te verzekeren van de limiet van 2,5 km voor drijfnetten, met name in het licht van de duidelijke bewijzen die de Europese Unie zijn voorgelegd dat Italië, Frankrijk, het VK en Ierland de wet openlijk schenden? Antwoord Frankrijk en Ierland hebben in december 1993 om een nieuwe uitzondering verzocht met betrekking tot het gebruik van drijfnetten langer dan 2,5 km. De Commissie stelt thans een verslag op over het gebruik van drijfnetten door communautaire schepen.
Nr. 3-445/162
Handelingen van het Europees Parlement
In het licht van de conclusies van dit verslag, zal de Commissie beoordelen of het opportuun is aan de Raad een nieuw voorstel voor te leggen tot wijziging van Verordening (EEG) 3094/86. (') De controlebevoegdheid op de visserijmethodes behoort tot de verantwoordelijkheden van de lidstaten; in dit geval zal de Commissie van nabij volgen of de controles door laatsgenoemden effectief zijn en garanderen dat de communautaire regels worden nageleefd.
Vraag nr. 71 van de heer Falconer
(H-0153/94)
Betreft: Petrochemische industrie De Commissie zal op de hoogte zijn van het door de APPE (werkgeversorganisatie in de petrochemische industrie) ingediende voorstel dal een poging was de Commissie de sluiting te laten subsidiëren van een aantal petrochemische fabrieken en installaties in Europa. De Commissie zal ook op de hoogte zijn van de bezorgdheid van vakbonden in het VK en in Noorwegen dat deze industrietak in hun landen wordt gemarginaliseerd omdat de oliemaatschappijen hun investeringen lijken te concentreren op de Benelux-landen en Duitsland. Is de Commissie met het oog op deze bezorgdheid bereid om een objectief onderzoek in te stellen in deze industrietak, waarbij rekening wordt gehouden met de bezorgdheid van de sociale partners? Antwoord Tot nu toe heeft de werkgeversorganisatie van de petrochemische industrie (APPE) geen enkel voorstel ingediend inzake de sluiting van bepaalde petrochemische fabrieken en installaties in Europa. De Commissie gelooft dat de APPE de mogelijkheid overwoog om een herstructureringsplan voor te leggen waarvoor, op grond van het concurrentierecht, de goedkeuring van de Commissie vereist zou zijn; dit plan zou echter geen verzoek om subsidies van de Commissie inhouden. De Commissie is op de hoogte van de bezorgdheid van sommige vakbonden dat de industrie in hun land (2) op een zijspoor wordt gezet door investeringsbesluiten van petrochemische bedrijven. De Commissie stelt echter vast dat de industriële structuur van de chemische industrie over heel West-Europa aan het veranderen is. Alle ondernemingen zijn erover aan het nadenken hoe hun concurrentievermogen zo goed mogelijk behouden kan blijven. Duitsland en de Beneluxlanden kunnen net zo goed met petrochemische herorganisaties te maken krijgen als het Verenigd Koninkrijk. De Commissie volgt van zeer nabij de structurele veranderingsprocessen in Europa's petrochemische industrie. Het is stellig niet de taak van de Commissie om individuele petrochemische bedrijven voor te schrijven hoe zij in Europa moeten investeren. Met alle begrip voor de bezorgdheid van de sociale partners, gelooft de Commissie niet dat het op haar weg ligt een studie te maken van hoe alle investeringsbesluiten tezamen de arbeidsgelegenheid in de petrochemische sector over de diverse lidstaten zullen verdelen.
Vraag nr. 72 van de heer Iversen
(H-0158/94)
Betreft: Handhaving van Deens bierblikverbod Dient het antwoord van de Commissie (H-13 17/93 (')) zo te worden opgevat dat de verpakkingsrichtlijn in de huidige vorm zodanig is opgezet dat Denemarken zijn verbod op het gebruik van bierblikken uitsluitend kan handhaven indien de Deense regering zich beroept op artikel 100 A, lid 4? ') ) ')
:
Publiekatieblad nr. L 288 d.d. I 1.10.1986. Bijlage bij bet Volledig Verslag van de vergadering van 21.1.1994. Bijlage bi¡ de Handelingen van 21.1.1994.
9.3.94
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/163
Antwoord In het door de geachte afgevaardigde aangehaalde geval, ligt het op de weg van de Deense regering te beoordelen of een eventueel beroep van haar kant op artikel 100 A, lid 4 van nut is, aan de hand van de uiteindelijke bepalingen van de richtlijn inzake verpakking en verpakkingsafval, wanneer deze zal zijn aangenomen na afwikkeling van de lopende medebeslissingsprocedure. In dit stadium kan de Commissie niet vooruitlopen op de resultaten.
Vraag nr. 75 van de heer Bonde
(H-0163/94)
Betreft: Inzage van documenten en het recht van de Europese Unie In Zweden heeft de gewone burger toegang tot alle handelingen van de overheid. Wanneer Zweden lid zou worden van de Europese Unie ontstaat er een conflict tussen de toegang tot officiële documenten in Zweden en de praktijk van de overheid van de Europese Unie die achter gesloten deuren werkt. Wanneer een richtlijn van de Europese Unie in conflict zou zijn met het Zweedse openbaarheidsbeginsel kan Zweden in dat geval zich onthouden van de gehele of" gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de richtlijn onder verwijzing naar het beginsel van de Zweedse openbaarheid op dit gebied? Brengt de Zweedse verklaring dat het openbaarmakingsbeginsel niet ter discussie staat met zich mede dat Zweden permanent en rechtsgeldig een uitzondering heeft gemaakt op toekomstige richtlijnen wegens het ontbreken van het recht op inzage in de documenten? Wanneer een Zweeds ambtenaar in de Europese Unie waarvan Zweden lid zou zijn, gegevens bekend maakt van het secretariaat van de Europese Unie, geniet hij dan gerechtelijke bescherming onder verwijzing naar de Zweedse wet? Maakt het enig verschil wanneer een Zweeds ambtenaar op grond van zijn taak in de Europese Unie toegang krijgt tot of zorgt voor verspreiding van vertrouwelijke inlichtingen? Brengen de bepalingen van de Europese Unie op het stuk van de vertrouwelijkheid met zich mede dat de Europese Unie kan eisen dat Zweden een onderzoek instelt naar of personen verantwoordelijk stelt voor het openbaar maken van vertrouwelijke documenten van de Europese Unie? Antwoord Net als Zweden volgt de Unie een open beleid met zoveel mogelijk publieke toegankelijkheid van documentatie. Deze toegankelijkheid is niet absoluut, noch in Zweden, noch in de Unie. Er gelden uitzonderingen voor gevallen waarin de bekendmaking van documenten een ondermijning zou kunnen betekenen van onder meer het openbaar belang, de bescherming van het individu en zijn privacy, alsmede handels- en industriegeheimen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat een conflict kan ontstaan als door geachte afgevaardigde omschreven. Tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft Zweden de ontwikkelingen in de Unie op het gebied van de openheid verwelkomd. Het doorvoeren van de uitzonderingen op de toegankelijkheid die de Unie eventueel voor haar documenten maakt, is een zaak van de Zweedse autoriteiten.
Vraag nr. 76 van de heer Nicholson
(H-0167/94)
Betreft: Producenten van varkensvlees Heeft de Commissie met het oog op de ernstige financiële positie waarin de producenten van varkensvlees in de hele Europese Unie verkeren, positieve voorstellen uitgewerkt om verbetering te brengen in hun benarde toestand? Is de Commissie tevens bereid commentaar te leveren op de maatregelen die de Franse regering heeft getroffen ter ondersteuning van de Franse producenten van varkensvlees en zijn deze maatregelen feitelijk niet in strijd met de EGwetgeving? Antwoord De Commissie heeft alle haar ter beschikking staande maatregels getroffen om de markt te steunen en verlichting te brengen in de problemen van de producenten van varkensvlees. Sinds maart 1993 heeft zij steun ingevoerd voor particuliere opslag, hetgeen de druk op de markt heeft verlicht met 67.000 ton. Bovendien heeft zij tussen mei 1993 en januari 1994. exporten naar Rusland tegen bijzondere voorwaarden toegestaan voor een totaal van 100.000 ton.
Nr. 3-445/164
Handelingen van het Europees Parlement
Op 16 januari 1994, heeft de Commissie besloten tot instelling van de procedure als voorzien in artikel 93, lid 2 van het Verdrag, tegen de twee series ondersteuning die de Franse autoriteiten hebben verleend aan de producenten van varkensvlees, en die de vorm hadden van interventies van de stabilisatiekas varkensvlees (Stabiporc) en maatregels voor de opvang van schulden waarover de Commissie nog geen voldoende gegevens heeft. Aangezien deze maatregels werden genomen nog voor de Commissie de gelegenheid had haar standpunt hierover te bepalen, zijn zij onwettig.
Vraag nr. 82 van de heer Anastassopoulos
(H-O 180/94)
Betreft: Waarom neemt de Commissie haar eigen verklaringen niet ernstig? Wat is de reële waarde van de recente verklaringen van de Commissie over grotere openheid en betere informatie van de Europese burgers, wanneer zijzelf die verklaringen negeert, zoals blijkt uit haar antwoord op een van mijn vorige mondelinge vragen ('). Ik had een overzicht volgens nationaliteit gevraagd van de leidinggevende functies in de Commissie, vanaf de hoofden van de administratieve eenheden tot de directeur-generaal. En in plaats van een antwoord kwamen er uitvluchten, in tegenstelling tot 1989, toen diezelfde Commissie wél antwoorden gaf. Hoe rechtvaardigt zij die nieuwe tactiek, die een achteruitgang betekent tegenover haar uitspraken, en wanneer zal de Commissie beginnen leren ernstig rekening te houden met de leden van het Parlement, die door de Europese burgers zijn gekozen om onder andere ook de Commissie te controleren? Antwoord In het kader van een mondelinge vraag is de Commissie niet in staat om een overzicht te geven van de verdeling volgens nationaliteit van de leidinggevende functies. Het zou een lange en moeizame lijst worden die aanleiding zou kunnen geven tot foutieve interpretaties. In dit verband wil de Commissie de aandacht van geachte afgevaardigde vestigen op het Reglement van het Europees Parlement - Bijlage II - Regeling van het vragenuur overeenkomstig artikel 41, waarin onder meer wordt bepaald dat „vragen slechts ontvankelijk zijn indien zij... niet ten doel hebben documenten of statistische gegevens te verkrijgen"'. Niettemin wil de Commissie erop wijzen dat zij ervoor waakt dat in haar personeelsbeleid strikt de hand wordt gehouden aan de twee verplichtingen die haar door het ambtenarenstatuut zijn opgelegd, te weten: -
de verplichting van een zo groot mogelijke aardrijkskundige representatie van de onderdanen der twaalf lidstaten;
-
ten tweede, uitsluitend het criterium van het dienstbelang te hanteren bij benoemingen in leidinggevende functies. Op deze verplichting is trouwens nog onlangs gewezen door het Hofvan Justitie, dat heeft bevestigd dat geen enkele functie mag worden gereserveerd voor een bepaalde nationaliteit.
Voorts zij er nog op gewezen dat het aantal leidinggevende functies en de talrijke personeelsverschuivingen die zich voortdurend voordoen, een teken zijn dat een aardrijkskundig evenwicht moet worden gezien als een ideaal waarnaar bij het personeelsbeleid moet worden gestreefd, en niet als een absoluut rekenkundig gegeven, dat slechts bereikt zou kunnen worden ten koste van het dienstbelang.
Vraag nr. 85 van de heer Balfe (H-O 185/94) Betreft: Onderzoeksprocedures bij indienstneming Ziet de Commissie in dat de werkgevers in de Europese Unie informatie over de onderzoeksprocedures bij indienstneming in de andere lid-staten moeten krijgen? Zo ja, welke beleidsmaatregelen denkt ze dan te nemen? ')
H-0066/94 Bijlage bij het volledig verslag van de vergaderperiode van 9.2.1994.
9.3.94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/165
Antwoord
Tot dusver is de Commissie er nog niet op attent gemaakt dat in het kader van het vrij verkeer van werknemers, de noodzaak is gerezen om werkgevers in de Europese Unie gegevens te verstrekken over de onderzoeksprocedures bij indienstneming in andere lidstaten. Indien de geachte afgevaardigde hier op een speciaal probleem is gestuit, zal de Commissie hem erkentelijk zijn indien hij de desbetreffende informatie kan doorgeven. Zij zal dan de zaak zorgvuldig bestuderen en nagaan of een iniatief op het niveau van de Europese Unie noodzakelijk is.
Vraag nr. 89 van de heer Raffili (H-O 193/94) Betreft: Milieuschade door tracé voor hoge-snelheidstrein in Zuidoost-Frankrijk Frankrijk heeft in het kader van het Europese net van hoge-snelheidstreinen een voorstel ingediend voor een tracé voor de hoge-snelheidstrein in Zuidoost-Frankrijk. Na bestudering van dit tracé is echter gebleken dat met deze plannen op verschillende plaatsen inbreuk wordt gemaakt op het Gemeenschapsrecht inzake milieubescherming en industrieel risico. Tussen Valence en Marseille bijvoorbeeld loopt het tracé door verschillende onder richtlijn 79/409/EEG (') vallende gebieden, waar bedreigde diersoorten leven zoals de haviksarend, voor de bescherming waarvan de Franse Staat zich overigens garant heeft gesteld in het kader van de communautaire acties voor het milieu. Kan de Commissie meedelen of zij, gedachtig haar antwoord op verzoekschrift 704/90 waarin zij de voorrang van het Gemeenschapsrecht opnieuw heeft bevestigd, van mening is dat dit tracé voor de hoge-snelheidstrein in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht en de actieprogramma's die Frankrijk heeft gelanceerd? Vraag nr. 90 van de heer Boissiere
(H-0194/94)
Betreft: Risico's verbonden aan het tracé voor de hoge-snelheidstrein in Zuidoost-Frankrijk Frankrijk heeft in het kader van het Europese net van hoge-snelheidstreinen een voorstel ingediend voor een tracé voor de hoge-snelheidstrein in Zuidoost-Frankrijk. Na bestudering van dit tracé is echter gebleken dat met deze plannen op verschillende plaatsen inbreuk wordt gemaakt op het Gemeenschapsrecht inzake milieubescherming en industrieel risico. Het tracé tussen Valence en Avignon bijvoorbeeld overschrijdt de buitengrens van de zone die in de Seveso-richtlijn werd vastgesteld rondom de kerncentrale van Tricastin (Vallée du Rhône). Kan de Commissie meedelen of zij, gedachtig haar antwoord op verzoekschrift 704/90 waarin zij de voorrang van het Gemeenschapsrecht opnieuw heeft bevestigd, voornemens is druk uit te oefenen op Frankrijk om dit tracé te herzien en aldus de doelstellingen van openbare veiligheid in acht te nemen? Gezamenlijk
antwoord
Het project van de Mediterrane hoge-snelheidstrein heeft het onderwerp uitgemaakt van talrijke besprekingen tussen de SNCF en nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten. De hoge bevolkingsdichtheid, met name in de Rhone-corridor. de aanwezigheid van ecologisch gevoelige zones en de aanwezigheid van industriële installaties, hebben ertoe geleid dat de Franse regering diverse speciale missies heeft toevertrouwd aan onafhankelijke deskundigen of' hoge functionarissen. Aan de hand van de door de deskundigen uitgebrachte adviezen, hebben de regeringsautoriteiten wijzigingen aangebracht op de keuzes en de trajecten die door de hoofduitvoerder waren voorgesteld. Zo heeft wat de gebieden met overstromingsrisico's betreft, de minister van Uitrusting, Vervoer en Tourisme, tezamen met de minister van Milieu, onlangs (februari 1994) de hoofduitvoerder verzocht aanvullende studies te verrichten, aan de hand van veeleisender berekeningen dan gewoonlijk, voor de afmetingen van het lijnbed. Deze studies zouden voor eind 1994 beschikbaar moeten zijn en een communautaire bijdrage aan de financiering ervan lijkt niet nodig. ')
PB nr. L 103 van 25.4.1979. blz. I.
Nr. 3-445/166
Handelingen van het Europees Parlement
Wat het communautaire recht betreft, lijkt de geest van richtlijn 79/409/EEG inzake de vogelbescherming te zijn gerespecteerd. Geen enkele van de in de richtlijn aangewezen zones (de zones 30. 3 1, 40. 62, 38, 35. 36) worden door het traject getroffen. Voorts is na publikatie van het traject, het vrijwillig natuurreservaat (RNV) van Barben (285 hectare) geclassificeerd als speciale beschermingszone (ZPS). In deze zone verblijft een vogclpaar Hcraaetus f'asciatus, beter bekend als de arend van Bonelli. die voorkomt in de vogellijst van richtlijn 79/409/EEG. Een hoek van een paar dozijn meter wordt van het gebied afgesneden door het HSL-traject, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan het leefgebied en zonder dat dit op zichzelf een bron van vervuiling vormt. In de geest van bovengenoemde richtlijn en van richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van natuurlijke leefgebieden, flora en fauna, hebben de Franse autoriteiten erkend dat het traject moet worden aangehouden waarover een enquete van openbaar nut is gehouden. Niettemin zullen zij waarschijnlijk het iniatief nemen om de hoofduitvoerder te verzoeken speciale beschermingsmaatregels te treffen, zowel tijdens de uitvoering van de werken (bijvoorbeeld stilstand van de werkzaamheden tijdens de nestelperiode) als daarna (geluidskappen op de steunpilaren van de ophanging van bovenleidingen). Ingeval dit iniatief niet zou worden genomen, is het de taak van de Commissie om de Franse autoriteiten te verzoeken dit wel te doen. Tenslotte dient nog te worden opgemerkt dat de richtlijn „Seveso" (82/501/EEG) over het risico op grote ongelukken bij bepaalde industriële installaties, niet van toepassing is op kerninstallaties. Eind 1993 heeft het ministerie van Uitrusting, Vervoer en Toerisme echter geïntervenieerd om het traject in de omgeving van de kerncentrale van Tricastin zodanig te wijzigen, dat het buiten de risicozone blijft die is vastgesteld door de desbetreffende nationale bepalingen, met name door de wet op geclassificeerde installaties ter bescherming van hun omgeving.
Vraag nr. 92 van mevrouw Ruiz-Giménez. Aguilar (H-O 199/94) Betreft: Erkenning van universitaire diploma's van derde landen door een lid-staat Spanje heeft met enkele Latijnsamerikaanse landen culturele overeenkomsten gesloten inzake de erkenning en gelijkstelling van universitaire diploma's.(„De partijen komen overeen universitaire diploma's die in het ene land officieel worden verleend en erkend ook in het andere land te erkennen", zoals de Overeenkomst betreffende culturele samenwerking met Argentinië van 23 maart 1971 luidt.) Kan de Commissie meedelen of er een communautaire bepaling bestaat die Spanje belet deze culturele overeenkomsten met derde landen na te komen, daar momenteel de erkenning van een aantal diploma's wordt afgewezen onder verwijzing naar de nieuwe communautaire bepalingen? Antwoord De vraag van de geachte afgevaardigde heeft betrekking op zaken waarvan de Commissie niet rechtstreeks op de hoogte is. Zij is voornemens de situatie na te gaan met de Spaanse autoriteiten, om vervolgens een compleet en gefundeerd antwoord te kunnen geven.
Vraag nr. 97 van de heer Lane
(H-0204/94)
Betreft: Ondersteuning van taalvaardigheid in het Ierse schoolsysteem In het Groenboek van de Commissie over de Europese dimensie van hel onderwijs wordt de behoefte de taalvaardigheid te verbeteren nadrukkelijk erkend. Is de Commissie voornemens de taalvaardigheid in het basisonderwijs, in het bijzonder op rijksscholen in Ierland, te bevorderen, en zo ja, op welke wijze denkt zij aan het bereiken van deze doelstelling bij te dragen?
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/167
Antwoord De Commissie is zich bewust van het belang van de talen in het proces van Europese eenwording, gezien de noodzaak van communicatie en van respect voor de culturele verscheidenheid. Tot nu toe is via het programma LINGUA steun verleend aan maatregelen ter verbetering van de taalvaardigheid. De opzet van het onderwijssysteem en de inhoud van de lessen behoren tot de aangelegenheden van de lidstaten. Daarom is het aan de lidstaten om te beslissen of talen op het lesrooster moeten worden geplaatst. Mocht de Ierse regering besluiten dat op lager-onderwijsniveau aan de rijksscholen talen moeten worden geleerd, kan het LINGUA programma nuttige diensten bewijzen, in zoverre dat het voorziet in subsidies voor de interne opleiding van leraren vreemde talen. Volgens de huidige voorstellen voor het nieuwe „Socrates" programma, is voorzien dat deze subsidies zullen worden voortgezet.
Vraag nr. 103 van mevrouw Isler Béguin
(H-0216/94)
Betreft: Afbakening van speciale beschermingszones uit hoofde van richtlijn 79/409/EEG (') In artikel 4 van richtlijn 79/409/EEG wordt de lid-staten de verplichting opgelegd de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van wilde vogelsoorten meest geschikte gebieden als speciale beschermingszones aan te wijzen. Indien een lid-staat bij deze indeling zou nalaten bepaalde gebieden in aanmerking te nemen die op grond van hun grote biologische rijkdom bij uitstek geschikt zouden zijn om als speciale beschermingszone te worden aangewezen, welke houding zou de Commissie dan aannemen en welke middelen en procedures zou zij aanwenden om te bewerkstelligen dat de voorgestelde gebiedsindeling wordt gewijzigd? Antwoord Artikel 4 van richtlijn 79/409/EEG van de Raad, verplicht de lidstaten de naar aantal en oppervlakte meest geschikte gebieden voor de instandhouding van twee categorieën vogels aan te wijzen tot speciale beschermde zones. Het gaat hier om de vogels die worden genoemd in bijlage 1 van de richtlijn (artikel 4.1) en om trekvogels, met speciale nadruk op waterrijke gebieden van internationale betekenis (artikel 4.2). Het Hof van Justitie heeft geoordeeld (zaak C-355/90: Commissie versus Koninkrijk Spanje) dat hoewel de lidstaten een zekere vrijheid hebben wat de keuze van de gebieden betreft, deze toch aangewezen moeten worden volgens bepaalde ornithologische normen als vastgelegd in de richtlijn, bijvoorbeeld het erin voorkomen van de in Bijlage 1 genoemde soorten of'de definitie van het leefgebied als „waterrijk". De oppervlakte van de aangewezen of aan te wijzen zones dient voldoende te zijn om in alle biologische behoeften (voeden en nestelen) van de betreffende soort te voorzien, zodat aldus hun overleving en voortplanting in dat gebied is verzekerd. Deze maatregel is van doorslaggevend belang om de populaties van een bepaalde soort in goede staat te houden. Wanneer er aanwijzingen zijn dat een lidstaat niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen krachtens artikel 4.1 of 4.2 van de richtlijn, en nalatig is in het aanwijzen van zones van passende omvang, is het de taak van de Commissie tot de nodige actie over te gaan, zonodig met inbegrip van een overtredingsprocedure als voorzien in artikel 169 van het EG-Verdrag.
Vraag nr. 104 van de heer Lomas
(H-0217/94)
Betreft: Kanaaltunnel - EG-wetgeving Kan de Commissie, overwegende dat de spoorwegverbinding onder het Kanaal tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk volkomen wordt geregeld door het internationaal Verdrag inzake aanleg en exploitatie ervan, bevestigen dat deze onderneming volledig binnen de territoriale zeggenschap van de Europese Unie valt, met name wat betreft belasting, werkgelegenheid en gezondheids- en veiligheidsverordeningen en -richtlijnen? PB nr. L 103 van 25.4.1979. blz. I.
Nr. 3-445/168
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord
Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, bevindt de Kanaaltunnel-verbinding zich geheel binnen de territoriale wateren van de twee desbetreffende partijen, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Daarom valt het onder de jurisdictie van deze twee landen, want territoriale wateren staan gelijk aan grondgebied. Aangezien de tunnel zich dus binnen het gebied van twee lidstaten bevindt, is het communautaire recht volledig van toepassing.
Vraag nr. 106 van mevrouw Caroline Jackson
(H-0219/94)
Betreft: Welzijn van dieren en de Europese Veterinaire Inspectie Kan de Commissie, gelet op de onrust onder het publiek dat de bestaande Europese wetgeving, die het vervoer van dieren beperkt tot maximaal 24 uur, niet wordt nageleefd, meedelen of de Europees Veterinaire Inspectie al steekproeven neemt om de naleving van de bestaande wetgeving te controleren, hoeveel inspecteurs deze dienst omvat en welke plannen er bestaan om de dienst uit te breiden om een evenwichtige controle op de naleving van eventueel nog goed te keuren striktere wetten inzake het vervoer van dieren, te waarborgen? Hoe reageert de Commissie op de kritiek dat, indien de bestaande wetten niet worden nageleefd, niet verwacht kan worden dat dit met de nieuwe, striktere wetten wel het geval zal zijn? Antwoord
Het communautaire bureau Veterinaire en Plantkundige Inspectie telt 23 veeartsenijkundige inspecteurs, met inbegrip van tijdelijk personeel en afgevaardigde nationale deskundigen. Voor het ogenblik heeft de Commissie geen budget om dit aantal op te voeren. Aangezien de Veterinaire Inspectiedienst volledig bezet is met het toezicht op de openbare gezondheid en op de gezondheid van de dieren, zijn geen controles gemaakt op het naleven van de communautaire regels inzake de bescherming van de dieren tijdens hun vervoer. Er zij echter aan herinnerd dat het op de weg van de autoriteiten van de lidstaten ligt, zorg te dragen voor het dagelijks toezicht op het naleven van de communautaire regels. Het nu bij de Raad liggende voorstel tot wijziging van de richtlijn, heeft ten doel de nationale autoriteiten duidelijker regels te verschaffen die gemakkelijker zijn op te leggen.
Vraag nr. 107 van mevrouw Oddy
(H-0221/94)
Betreft: Gebruik van structuurfondsen voor doelstelling 4 door het Verenigd Koninkrijk Is het de Commissie bekend dat de Britse regering de heer Michael Forsyth schriftelijk op een vraag van de heer Oliver Heald heeft laten antwoorden dat zij niet voornemens is enig geld te bestemmen voor de nieuwe doelstelling 4? Wat is het standpunt van de Commissie in dezen? Antwoord De Commissie is ervan in kennis gesteld dat de Britse regering voornemens is haar deel van de sociale fondsen voor doelstellingen 3 en 4 van de Structuurfondsen, voorlopig geheel te besteden voor steun aan werklozen krachtens doelstelling 3. De Commissie beschouwt deze aanpak niet als een juiste toepassing van de nieuwe regels voor het gebruik van het Europees Sociaal Fonds. Toen vorig jaar juli de nieuwe regels voor de Structuurfondsen werden aanvaard, is tevens overeengekomen dat communautaire actie krachtens de doelstellingen 3 en 4 vooral op doelstelling 3 zou worden geconcentreerd. In een verklaring werd toen gesteld dat ten minste 80% van de middelen voor doelstellingen 3 en 4, gebruikt zouden worden voor doelstelling 3. Ook was men het erover eens dat de lidstaten enige speling zou worden gelaten de bedragen voor de doelstellingen 3 en 4 wat aan te passen. De Commissie is van mening dat die speling niet zover kan gaan dat een lidstaat helemaal niets doet voor doelstelling 4. Toen de nieuwe regels voor het Sociaal Fonds werden aanvaard, hebben alle lidstaten ingestemd met het scheppen van een nieuwe doelstelling 4. Deze nieuwe doelstelling wil de problemen aanpakken waarmee de Europese Unie als een geheel wordt geconfronteerd. Het is voor de Europese economie essentieel om concurrerend te blijven. Een verhoogde bekwaamheid van de
9.3.94
9.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/169
werknemers zal een kritieke rol spelen voor het bereiken van dit doel en voor hel vermijden van een verdere verergering van de werkloosheid. Wij hebben derhalve de Britse regering voorgesteld dat de onderhandelingen over het communautaire steunnetwerk krachtens doelstelling 3, worden gevoerd op basis van ongeveer 85% van de totale toewijzing. Wij hopen in een geest van samenwerking tot overeenstemming te komen met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk.
Vraag nr. 109 van de heer Alex Smith
(H-0225/94)
Betreft: EU-steun voor een voorlichtingscampagne over de opslag van nucleair afval in de buurt van Sellafield Volgens Europe Environment nr. 423 van 6 januari 1994 is het Directoraat onderzoek van de Commissie bereid samen met BNFL een project te financieren om in Cumbria in het noordwesten van Engeland steun te verwerven voor een opslagplaats voor nucleair afval in de buurt van Sellafield. Deze voorlichtingscampagne zal worden gecoördineerd door de universiteit van Surrey in Guildford. Het Directoraat onderzoek van de Commissie zal het project voor de helft financieren. Wanneer is dit besluit genomen? Welke andere projecten worden in het kader van deze voorlichtingscampagne gefinancierd? Welke selectiecriteria zijn daarbij gehanteerd? Welke eveneens onderzochte projecten zijn voor financiering afgewezen? Antwoord De Commissie heeft inderdaad op 15 januari 1992 met BNFL een contract getekend (Contract F12W/CT90/0105: „Voorlichtingscampagne ter ondersteuning van een nationale diepte-opslagplaats voor laag- en middellaag radio-actief afval". Dit contract heeft ten doel alle wetenschappelijke en technische gegevens te verzamelen die voor alle lidstaten van belang zijn, over de opslag in de diepte van nucleair afval in het algemeen en over een mogelijke opslag in de buurt van Sellafield in het bijzonder. Met deze gegevens kan het publiek zich een mening vormen over de veiligheid van ondergrondse opslag en van de R & D programma's voor nucleair afval. De aanpak van de contractant dient algemeen genoeg te zijn om ook de overige lidstaten van de Gemeenschap van nut te zijn. Het voorgestelde contract met BNFL is het resultaat van een tender die de Commissie in 1990 heeft gepubliceerd; een onderdeel ervan ging uitdrukkelijk over de voorlichting van het publiek (deel A. taak 1, sub 4), overeenkomstig een verzoek van het Europees Parlement (zie Handelingen van de vergadering van het Europees Parlement van 23 november 1989, inzonderheid bladzijde 68, taak 7). Het voorstel is door de Commissie grondig bestudeerd en werd geacht te voldoen aan de keuzecriteria (overeenkomstigheid met de tender, nationaal en internationaal nut van het voorstel, kredietwaardigheid van de kandidaat-contractant, kwaliteit/prijs verhouding). Het Raadgevend Comité van Bestuur (CCG-6) heeft op zijn vergadering van 21 maart 1991 de onderhandelingen over dit voorstel goedgekeurd. Ook andere projecten op dit gebied hebben steun van de Commissie gekregen, te weten contracten voor: 1. Een studie van de communicatie-aanpak om bij een aantal doelgroepen een zo groot mogelijk begrip te kweken voor de precieze gevolgen van het beheer van radio-actief afval. 2.
Voorlichting van het publiek over het verwijderen van afval.
3. Uitstippeling en uitvoering van een campagne van voorlichting van het publiek over het beheer van radio-actief" afval. Een ander voorstel werd uiteindelijk niet aanvaard, omdat het aan de hand van vorengenoemde criteria als minder urgent werd beschouwd.
Nr. 3-445/170
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 110 van de heer Stamoulis
(H-0227/94)
Betreft: Discriminatie van het Grieks in de programma's van telecommunicatienetwerken De Commissie financiert een groot aantal telecommunicatienetwerken voor de uitwisseling van informatie en gegevens tussen de verschillende diensten van de lid-staten. In elk opzicht wordt daarbij een twee-snclhedenbeleid gevoerd voor wat betreft de negen talen van de Europese Unie. Zo ontbreekt bijvoorbeeld in het geval van de netwerken van het IDA-programma (NSPP. enz.), het Grieks systematisch, zowel voor wat betreft de teksten en de informaties die circuleren, als voor wat betreft de schermen voor de gebruikers (user interfaces), zodat de Griekse gebruiker het slachtoffer is van een discriminerende behandeling. Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om onmiddellijk een einde te maken aan die onaanvaardbare praktijk en om een gelijkwaardige behandeling te garanderen van de openbare administratie en de taal van elk van de lid-staten? Antwoord In het kader van de door de Commissie gefinancierde activiteiten voor het opzetten van telecommunicatie-netten tussen de nationale regeringsdiensten, met name het programma IDA, heeft de Commissie voorzien en verzocht dat in de te ontwikkelen systemen de negen talen worden opgenomen en gebruikt. Voorts heeft de Commissie onlangs aan de „Europese Commissie voor Normalisatie" (CEN) een normalisatie-opdracht gegeven met het doel een werkprogramma uit te stippelen voor de normalisatie van de technologie van de letter-series, aan de hand van de behoeften van de gebruikers. In dit verband is speciale aandacht geschonken aan de situatie met betrekking tot de Griekse letters. Voorts is de Commissie er in het bijzonder op bedacht dat de meeste informatie over deze netwerken in alle talen van de Gemeenschap beschikbaar zijn. Zo is bijvoorbeeld in het kader van het project „Nationale Toeleveraars'" (NSPP) waarin de diensten van de twaalf lidstaten deelnemen, voorzien in tolken vooralle werkvergaderingen en vertalingen van alle officiële documenten, en wel in alle negen talen. Er is voorzien dat alle technische documentatie en alle gegevens over het gebruik van de installaties worden verstrekt in de officiële taal van iedere lidstaat. Ook voorzien de technische specificaties erin dat de uitgewisselde gegevens op de schermen van de gebruikers moeten zijn af' te lezen in hun eigen taal, dus ook in het Grieks. Niettemin zijn er voor het ogenblik nog steeds technische problemen wat het gebruik van het Grieks betreft voor elektronische boodschappen. Deze problemen worden thans door de Commissie bestudeerd, ten einde zo snel mogelijk tot de gewenste resultaten te komen.
Vraag nr. 111 van de heer Alavanos
(H-0229/94)
Betreft: Instellen van een „drachmezone" op de Balkan De gouverneur van de Bank van Griekenland kondigde in zijn toespraak van 4 februari 1994 plannen aan voor maatregelen die een ..drachmezone"' op de Balkan moeten instellen. Een dergelijk initiatief" gaat op grond van de bepalingen inzake de EMU in het Verdrag van Maastricht direct de Gemeenschap aan en om met dergelijke maatregelen positieve resultaten te behalen is het noodzakelijk tijdig alle relevante factoren te onderkennen en te onderzoeken en de moeilijkheden op te lossen. Kan de Commissie meedelen of zij in het licht hiervan onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid een „drachmezone" in te stellen en naar de maatregelen die daartoe vereist zijn. en zo nee of'zij voornemens is in samenwerking met de bevoegde Griekse overheid een onderzoek ter zake uit te voeren? Antwoord De Commissie heeft het vooruitzicht van een ..drachmezone" niet bestudeerd en is niet voornemens hierover een studie te maken. Luidens artikel 109M van het EEG-Verdrag. is iedere lidstaat gehouden zijn wisselkoersbeleid te beschouwen als een zaak van gemeenschappelijk belang.
9. 3. 94
9. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 112 van de heer Ribeiro
Nr. 3-445/171
(H-0231/94)
Betreft: Sluiting van het uit hoofde van de GMP's gesubsidieerde textielbedrijf „LEKKAS" Het textielbedrijf „LEKKAS N.V." heeft het ontslag van alle werknemers in zijn drie fabrieken aangekondigd en verklaart dat het niet in staat is reeds gepresteerde werkuren te vergoeden en de werknemers schadeloos te stellen. Dit bedrijf werd krachtens het gezamenlijk besluit G3317/ GMP 105/N1682/1987/9.2.92 van de ministers van Economische Zaken en Industriebeleid uit hoofde van de GMP's gefinancierd. Via de in wet nr. 1262/82 vervatte mechanismen subsidieerde de Gemeenschap 47% van de totale investeringen. Zowel in de overeenkomst waarin de investering definitief haar beslag krijgt als in wet nr. 1262/82 wordt expliciet gesteld dat het bedrijf in het geval van staking van zijn activiteiten vóór het verstrijken van een periode van tien jaar na de datum van bekendmaking verplicht is de subsidies geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Welke maatregelen zal de Commissie treffen om het desbetreffende artikel te doen toepassen? Kan zij gegevens verstrekken over onregelmatigheden in andere bedrijven die krachtens de wetgeving in het kader van het ontwikkelingsbeleid geld van de Gemeenschap hebben ontvangen? Antwoord De Griekse autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij voor het door de geachte afgevaardigde genoemde geval, een beroep hebben gedaan op de bepaling van wet 1262/82 inzake de teruggave van (nationale of communautaire) leningen. In dit verband is het de taak van de bevoegde autoriteiten over te gaan tot de vereiste controles inzake het eerbiedigen van de voorwaarden die aan de desbetreffende lening waren verbonden. De Commissie blijft de situatie volgen en zal binnen de grenzen van het subsidariteitsbeginsel ingrijpen indien zulks nodig mocht blijken. De Commissie heeft geen gegevens over firma's in Griekenland die misbruik zouden maken van door de Gemeenschap medegefinancierde programma's voor de stimulering van de economie.
Vraag nr. 114 van mevrouw Bjørnvig
(H-0233/94)
Betreft: Stoffen die de ozonlaag aantasten Waarom heeft de Commissie geprotesteerd tegen het feit dat Denemarken de geleidelijke afschaffing van stoffen die de ozonlaag aantasten, wil versnellen? Als de lid-staten toch niet het recht hebben uit milieuoverwegingen strengere regels toe te passen, waarom heeft de Raad er dan voor gekozen de verordening veeleer te baseren op de artikelen 130S en I 13 dan op 100A en 1 13?" Antwoord Het voorstel van de Commissie (93)202def vooreen Verordening inzake stoffen die de ozonlaag aantasten is gebaseerd op Verdragsartikelen betreffende communautaire maatregelen op milieugebied (artikel 130 S) en betreffende het gemeenschappelijk handelsbeleid (artikel 1 13). De Commissie heeft voor deze dubbele rechtsgrond gekozen omdat zij van mening is dat maatregelen en controle inzake stoffen die de ozonlaag aantasten, het evenwicht moeten bewaren tussen de belangen van de bescherming van het milieu en het belang van de handhaving van een gemeenschappelijk handelsbeleid in de Gemeenschap. Alhoewel artikel 130 S een lidstaat toestaat uit milieu-overwegingen strengere beschermende maatregelen te nemen dan door de Commissie wordt voorgesteld, moeten deze maatregelen verenigbaar blijven met het Europese Unieverdrag, en moeten ter kennis van de Commissie worden gebraebt. Ook is de Commissie van mening dat gezamenlijke actie op communautair niveau voor de bescherming van de ozonlaag, doeltreffender is dan eenzijdige maatregelen van een bepaalde lidstaat. Het verbod op het gebruik van HCFC's dat in het Deense wetsontwerp wordt voorgesteld, kan in beginsel een belemmering vormen voor het vrije verkeer van goederen in de Gemeenschap, een
Nr. 3-445/172
Handelingen van het Europees Parlement
belemmering die niet in verhouding zou staan tot de eventuele ecologische winst die deze maatregel zou opleveren. De uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de Deense regering, in het kader van de informatieprocedure, heeft geleid tot verduidelijkingen en wijzigingen in het Deense wetsontwerp. Verdere bilaterale besprekingen met de Deense regering over een aantal technische kwesties zouden een oplossing moeten brengen voor de laatste nog overgebleven geschilpunten.
Vraag nr. 118 van mevrouw Fontaine
(H-0237/94)
Betreft: Oprichting van een communautair statuut voor „Europese stages" in het bedrijfsleven Transnationale stages bij bedrijven komen in de Gemeenschap steeds vaker voor, vooral sinds de inwerkingtreding van de interne markt. Er is echter nog steeds een aantal juridische en administratieve belemmeringen die het uitwisselen en plaatsen van stagiaires vaak bemoeilijken. Kan de Commissie op basis van reeds op haar verzoek verrichte studies mededelen of zij voornemens is een wetgevingsvoorstel in te dienen dat tot doel heeft een communautair juridisch en administratief kader in het leven te roepen waarbinnen de modaliteiten van en een statuut voor „Europese stages" binnen het bedrijfsleven worden vastgesteld? Antwoord De Commissie is zich bewust van het door de geachte afgevaardigde aangehaalde probleem, en is reeds begonnen met een aantal studies aan de hand waarvan twee mededelingen zullen worden opgesteld, een over „het juridisch en administratief'statuut van jongeren in transnationale stages" en een tweede over „de geldigheid van transnationale werkzaamheden voor de oorspronkelijke beroepsscholing of voor bedrijfsstages". Voorts wil zij onder de aandacht van geachte afgevaardigde brengen dat tienduizenden van deze stages zijn georganiseerd in het kader van Erasmus, Petra en Comett. Voor de zeldzaam voorkomende moeilijkheden op dit gebied kon altijd een praktische oplossing worden gevonden, dankzij voorzieningen van de programma's zelf. Dezelfde aanpak wordt ook gevolgd in het kader van het Eures-net. De Commissie herinnert er aan dat wat degenen betreft die „opleidingsstages" volgen, het communautaire recht hun de status van gesalarieerde werknemer toekent (') en zij dus uit dien hoofde aanspraak kunnen maken op de bepalingen van artikel 48 van het EEG-Verdrag en op het fundamentele beginsel van non-discriminatie.
') CJCE. 2ft februari 1992. Raulin RI 1027. Bernini RI 1071.
9. 3. 94
10.3.94
Nr. 3-445/173
Handelingen van het Europees Parlement
VERGADERING VAN DONDERDAG 10 MAART 1994 Inhoud
/.
Goedkeuring van de Notulen
4.
Mcintosh, Cornelissen, Elliott, Cornelissen, Langer, Cayet, Maher, Lane, Nicholson, Langer, Cheysson 2.
Steichen (Commissie), Blaney, Vázquez Fouz, Valverde López, Garcia, Verbeek, Lataillade, Ewing, Querbes, Landa Mendibe, Ewing, Péry, Bourlanges, Maher, Guermeur, Simeoni, McCubbin, Langenhagen, Urne, Sir Jack Stewart-Clark, McCartin, Steichen, Lataillade, Vázquez Fouz, Guermeur, Valverde López, Landa Mendibe
174
Agenda Buron, Langer
3.
176
Actualiteitendebat -
Vredesproces in het
Midden-Oosten
Bertens, Woltjer, Wurtz, Vandemeulebroucke. Lord Bethell, de la Malène, Langer, Cheysson, Imbeni, Castellina, Newens, Schinzel, Sir Leon Brittan (Commissie) -
-
Sluiting van de Suzuki-fabriek
-
176
6.
7.
8.
Sir
Leon
9.
211
EG-begroting
212
Controle van de EIB en EBWO Steichen
(Com-
217
Toegang tol de märkien van derde landen Pintón, Sir Leon Brittan (Commissie)
219
10. Concurrentie in de sector bananen Vazquez Fouz, Steichen (Commissie), Medina Ortega, Sonneveld, González Alvarez, Karellis, Méndez de Vigo
Brittan 187
Mensenrechten Marinho, Ribeiro, Canavarro, Telkämper, Coelho, Cayet, Arbeloa Muru, Ernst de la Graete, Hermans, Larive, Lalor, Ernst de la Graete, Llorca Vilaplana, Chabert, Verhagen, Ernst de la Graete, Bertens, Pollack, Telkämper, Chabert, Medina Ortega, Carvalho Cardoso, Bertens, Staes, Guermeur, Gonzalez Alvarez, Verhagen, Lucas Pires, Sir Leon Brittan (Commissie), Arbeloa Muru
Controle op de
Kelletl-Bowman, Tomlinson, missie), Holzfuss 184
208
Afsluiting van de rekeningen van het Europees Parlement over 1993
Tomlinson, Theato, Kelletl-Bowman, Nielsen, Dillen, Bourlanges, Funk, Steichen (Commissie), Tomlinson, Theato, Steichen
179
197
(voortzetting)
Pasty, Tomlinson, Theato, Maher
Deprivatisering van het openbaar vervoer in Athene en daarmee samenhangende vakbondsproblemen Sarlis, Raftopouhs, (Commissie), Sarlis
Veiligheids- en defensiebeleid
Oostlander, Bertens, Umger, Dillen, Barata Moura, Pinton, Chabert, Llorca Vilaplana, Günther
in Spanje
Izquierdo Rojo, Santos López, Valverde López, Guermeur, Calvo Ortega, Puerta, Sir Leon Brittan (Commissie), Valverde López, Izquierdo Rojo, Puerta, Sir Leon Brittan -
5.
Turkije Alavanos, Vandemeulebroucke, Roth, Lagakos, Lenz, Pagoropoulos, Newens, Bertens, Dillen, Ephremidis, Simeoni, Maher, Nianias, Sir Leon Brittan (Commissie), Alavanos, Sir Leon Brittan
Visserij
//.
188
220
Stemming Alavanos, Ford, Poettering, Anastassopoulos, Sakellariou, ^nger, Stewart, Balfe, von Alemann, Ephremidis, Torres Couto, Bru Purón, Deprez, Oddy, Ribeiro, Prag, Sir Jack StewartClark, Arbeloa Muru, Caudron, Deprez, Dillen, ^nger, Cot, Pompidou, Stewart, P. Beazley, Dessylas, Schwartzenberg, Caudron, Ephremidis, Ernst de la Graete, Hermans, Martinez
223
Nr. 3-445/174
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: MEVROUW MAGNANI NOYA Ondervoorzitter (De vergadering wordt te 10.00 uur geopend) 1. Goedkeuring van de Notulen De Voorzitter. - De Notulen van de vergadering van gisteren zijn rondgedeeld. Geen bezwaren? Mcintosh (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een opmerking in verband met de stemming van gisteren over de crisis in de luchtvaart en een bericht van vanmorgen over een enorme overheidssubsidie die door de Franse regering aan Air France is toegekend. Ik wil alleen vragen of de voor overheidssubsidies verantwoordelijke Commissaris Karel van Miert kan worden verzocht in de mini-zitting van het Parlement in Brussel op 23 of 24 april een uitspraak daarover te willen doen. Ik zou het buitengewoon op prijs stellen als dat verzoek zou kunnen worden doorgespeeld en als we als we daarop uiterlijk morgen een antwoord zouden kunnen krijgen. De Voorzitter. - Waarde collega, dit heeft echt niets met de notulen van gisteren te maken. Maar ik zal uw verzoek in ieder geval aan de Commissie voorleggen, en ik hoop dat zij het zal willen bekijken. U krijgt hoe dan ook een antwoord. Cornelissen (PPE). - Voorzitter, ook ik wens u graag een goedemorgen. Gisteravond hebben wij erg weinig vragen beantwoord gekregen door de Europese Commissie omdat er heel veel tijd verloren is gegaan met een ordedebat over welke vragen nu wel en welke vragen nu niet moeten worden beantwoord. Vandaar mijn vraag. Voorzitter, wilt u nog eens bevestigen dat de voorzitter er op zal toezien dat vragen die wegens tijdgebrek niet kunnen worden beantwoord schriftelijk worden beantwoord tenzij de steller van de vraag zijn vraag intrekt zoals omschreven in punt 1 1 van bijlage II van het Reglement. Voorzitter, ik hecht eraan om op dat punt nu een duidelijk antwoord te krijgen. De Voorzitter. - Ja. deze vragen worden schriftelijk beantwoord, tenzij ze dus worden ingetrokken. Elliot (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vraag uw aandacht voor de zeer ernstige aanslag op het vliegveld van Heathrow die gisteren is gepleegd. Gelukkig zijn de vijf' mortiergranaten die door een terroristische organisatie - vermoedelijk de IRA, hoewel dat op dit moment nog niet is bevestigd - vanuit een auto op het stationsgebouw zijn afgevuurd niet geëxplodeerd, waardoor er God zij dank geen mensenlevens mee gemoeid zijn. maar we moeten al deze terroristische aanslagen en pogingen om het dagelijkse leven van gewone mensen te verstoren veroordelen. Ik vertegenwoordig het gebied West Londen waarin Heathrow ligt en we moeten ons realiseren dat er, afgezien van de passagiers die van het vliegveld en de vliegtuigmaatschappijen gebruik maken. 20.000 mensen op het vliegveld werken, waarvan de meesten in mijn kiesdistrict wonen. Het is stuitend dat deze mensen op deze manier gevaar lopen. We moeten alle vormen van terrorisme veroordelen en tegelijkertijd de noodzaak benadrukken om nog harder te
10.3.94
werken aan een politieke oplossing voor de oorzaken die dit terrorisme in de hand werken. We moeten dit soort terrorisme, uit welke hoek het ook komt. veroordelen. We moeten ook niet aan de terroristen toegeven door steeds strengere beperkingen op te leggen in het leven van gewone mensen, want dat is wat de terroristen juist willen: zij willen onze democratische samenleving verstoren; zij willen moeilijkheden en problemen veroorzaken. Ik hoop dat we niet die kant opgaan, maar ik hoop dat ik een toezegging kan krijgen dat deze terroristische aanslag ten strengste wordt veroordeeld. De Voorzitter. - Ik ben het volledig met u eens. mijnheer Elliott. Ik vind dat elke terroristische activiteit bijzonder krachtig moet worden veroordeeld, maar ik vind ook dat vooral de oorzaken ervan moeten worden opgespoord en weggenomen, en dat de schuldigen moeten worden gestraft: een verbale veroordeling richt op zichzelf bitter weinig uit. Ik ben het dus helemaal met u eens: terroristische activiteiten zijn volstrekt onaanvaardbaar, aangezien zij een aanslag op elk beginsel van democratie en burgerleven plegen. Elke kwestie kan en moet met verstand en met praten worden opgelost. De Voorzitter van het Parlement zal namens ons allen onze veroordeling uitspreken en onze solidariteit met het door u ingenomen standpunt betuigen. Cornelissen (PPE). - Voorzitter, in het Nederlands kennen wij een uitdrukking: nu breekt me de klomp. Dat betekent dat men hogelijk verbaasd is en dat ben ik. Voorzitter, over uw antwoord. Het enige wat ik vraag is of u erop wilt toezien, u en uw zeer gewaardeerde medewerksters en medewerkers, dat het Reglement op dit punt wordt toegepast. Dat is mijn enige vraag. Voorzitter, en ik kan me niet anders voorstellen dan dat u daar een royaal bevestigend antwoord op geeft. De Voorzitter. - Mijnheer Cornelissen. ik zal het probleem aan de Voorzitter voorleggen en we zullen zien of dit mogelijk is. In punt 1 1 van bijlage II van het Reglement staat echter dat vragen die wegens tijdgebrek niet beantwoord kunnen worden, schriftelijk zullen worden beantwoord. Ik heb u al gezegd dat dit schriftelijke antwoord gegeven zal worden: wat een eventueel mondeling antwoord betreft, zullen we zien wat we binnen de beschikbare tijd kunnen doen. Cayet (LDR). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou u willen wijzen op iets wat ik vreemd vind en dat mij behoorlijk dwarszit. Ik heb hier twee documenten waarin verslag wordt uitgebracht van onze besprekingen van gisteren. Ten aanzien van het verslag Von Wogau verkeert collega Delorozoy overigens in dezelfde situatie. Wij hebben allebei gesproken en vervolgens was ik rapporteur voor advies over dit dossier. Wij komen niet in de documenten voor. met andere woorden, wat wij hebben gezegd, is niet uitgeschreven. In het eerste document wordt alleen onze naam genoemd. Van een aantal collega's die het woord hebben gevoerd, volgt ook de tekst. Wij bestaan echter niet in het tweede document, dat wil zeggen dat onze naam niet eens wordt genoemd. Het is voor een rapporteur voor advies vervelend wanneer hem de mond wordt gesnoerd. Ik zou willen dat dit probleem wordt bekeken en dat de zaken worden hersteld, want ik heb aan dit dossier gewerkt en erover
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/175
Cavet gesproken, en zou dan ook graag in de documenten voorkomen; collega Delorozoy zal er wel net zo over denken. De Voorzitter. - U heeft gelijk, mevrouw Cayet. De Notulen zullen dienovereenkomstig worden aangepast. Maher (LDR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter. Ik ben het volledig eens met wat de heer Elliott eerder heeft gezegd over de veroordeling van de aanslag op het vliegveld van Heathrow, en ik wil hem daarin krachtig bijvallen. Ik wil de aandacht ook vestigen op iets anders dat hij heeft gezegd: dat het niet voldoende is deze wandaden te veroordelen. Ik vind dat we als Unie meer moeten doen om het probleem zelf op te lossen. Ik zou graag zien dat deze Europese Unie meer deed om de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland meer rechtstreeks te helpen bij het vinden van een duurzame oplossing van het probleem. Ik ga er vanuit dat deze aanslag door de IRA is gepleegd - we weten het niet - en ik vind dat we meer rechtstreeks betrokken moeten zijn bij het vinden van een oplossing: veroordelen alleen is niet voldoende. De Voorzitter. - Dat heb ik ook al tegen de heer Elliott gezegd. Het spreekt voor zich dat ik het ook met u helemaal eens ben. Lane (RDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ben het eens met de heer Elliott over de veroordeling van de aanslag op het vliegveld Heathrow gisteravond zoals ik elk terroristisch geweld in Engeland. Noord-Ierland en de Ierse Republiek veroordeel. Met de door de Eerste Ministers van Engeland en Ierland ondertekende verklaring van Downing Street van 14 december is een eerste stap gezet op de weg naar een vreedzame oplossing van de problemen in Engeland. Noord-Ierland en de Ierse Republiek. Ik zou ook graag zien dat de Europese Unie en ook dit Huis hun volle gewicht in de schaal leggen om maatregelen te steunen om de plegers van geweld te dwingen een duurzame oplossing te zoeken en te zorgen dat daarmee het geweld definitief' wordt gestaakt. Dus hopelijk kunnen we het geweld gezamenlijk veroordelen en naar een een vreedzame oplossing zoeken. De Voorzitter. - Dank u. mijnheer Lane. Nu krijgt alleen de heer Nicholson nog het woord, en dan sluit ik de lijst van sprekers over dit onderwerp af: we hebben, dacht ik. al deze gewelddaden nu wel krachtig genoeg veroordeeld. Nicholson (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mij graag bij de sprekers van vanmorgen aansluiten en deze aanslag veroordelen. Het was duidelijk een aanslag met de bedoeling te doden - zo zijn terroristen - en wel om onschuldige mensen te doden - dat zijn terroristische aanslagen. Mevrouw de Voorzitter, ik was een enigszins bezorgd over uw opmerking dat wc de oorzaak zouden moeten bestuderen. Mevrouw de Voorzitter, geen enkele oorzaak kan dergelijke aanslagen rechtvaardigen. En niemand kan zich er ooit bij neerleggen dat een dergelijke oorzaak iemand het recht geeft andere mensen van bet leven te beroven en dus eigen rechter te spelen. Dit Huis moet zich ervan bewust zijn dat het dit soort opmerkingen is en opmerkingen van anderen die menen dat er een oorzaak is, die terroristen een excuus geven hun moordadigc activiteiten voort te zetten.
Ik wil mij achter de veroordeling scharen en ik ben dankbaar - ja werkelijk dankbaar - dat niemand bij deze aanslag het leven heeft verloren. Maar waar ik vandaan kom zijn triest genoeg 3.000 mensen bij dit soort acties omgekomen door een zelfde oorzaak en doordat er bepaalde mensen zijn die bereid zijn de terroristen te verontschuldigen. De Voorzitter. - Waarde afgevaardigde, als de oorzaken niet weggenomen worden, blijft het terrorisme bestaan. Dáár moeten onze acties zich op richten. Ook al zijn de oorzaken inderdaad nergens een excuus voor, toch moeten ze weggenomen worden. (De Notulen worden
goedgekeurd)
Langer (V). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, met uw welnemen wil ik u en het volledige Bureau van het Parlement op een procedurele kwestie wijzen, die mijns inziens niet morgen, maar vandaag nog moeten worden opgehelderd. Op de agenda van vandaag staat vanaf 18.30 een hele reeks stemmingen over een groot aantal verslagen en ontwerp-resoluties met daarbij talloze amendementen. In het laatste agendapunt staat letterlijk: „stemming over de ontwerp-resoluties waarover het debat is gesloten". Waarschijnlijk wordt hiermee onder andere het hele pakket verslagen over de veiligheid bedoeld. Als we realistisch zijn denk ik niet dat we vandaag over dit onderwerp kunnen stemmen, gezien het (linke aantal stemmingen dat voor vandaag op de agenda staat. Dat betekent op zichzelf al dat we morgen zullen moeten stemmen. Nu weet u ook wel dat hier op vrijdag soms maar weinig afgevaardigden aanwezig kunnen zijn. In theorie zouden we dan ook morgen kunnen verzoeken om uitstel van de stemming tot de extra vergaderperiode in Brussel. Nu is mijn vraag aan het Bureau of de Vergadering vandaag al een besluit kan nemen over het al dan niet uitstellen tot de vergaderperiode in Brussel van de stemming over het gehele pakket verslagen over de veiligheid. Ik zou graag zien dat daar vandaag nog een besluit over valt, want dan kunnen de afgevaardigden hun vertrek eventueel uitstellen: sommigen zullen dat wél kunnen, anderen wellicht niet. Vandaar mijn verzoek om vandaag al bekend te maken of" het pakket verslagen over de veiligheid morgen in stemming zal worden gebracht, of dat we daar tijdens de volgende, zogeheten mini-vergaderperiode in Brussel in alle rust over kunnen stemmen. De Voorzitter. - Mijnheer Langer, vanmiddag om 15.00 komt de Conferentie van voorzitters bijeen, en dan zal uw voorstel in behandeling worden genomen; overigens lijkt het mij een alleszins redelijk voorstel. Cheysson (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van de opmerking van de heer Langer van daarnet deel ik mee dat het debat over veiligheidsproblemen in tegenstelling tot wat hij heeft gezegd, niet is afgesloten. De Voorzitter. Cheysson.
Daar neem ik nota van, mijnheer
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/176
2. Agenda De Voorzitter. - Ik heb van de Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-democraten het verzoek ontvangen de stemming over de verslagen Van Velzen en Buron onmiddellijk na het actualiteitendebat in te schrijven. Buron (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou dit voorstel om twee redenen willen steunen. Enerzijds om de logica van het geheel. Wij hebben gisteren de stemming over vier verslagen waarover een algemene discussie werd gevoerd en die over soortgelijke onderwerpen handelden, onderbroken. Het lijkt mij jammer het slot van de stemming uit te stellen. Ten tweede zal de stemming vanavond, zoals u en collega Langer zojuist al hebben gezegd, zo lang gaan duren dat waarschijnlijk iedereen er baat bij heeft wanneer wij het proces kunnen bespoedigen en deze verslagen vandaag kunnen goedkeuren. Langer (V). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik sta versteld van dit voorstel, waarmee men op de een of andere maniereen hiërarchie wil aanbrengen tussen de verslagen waarover wij gaan stemmen. Ik vind dat de tot dusver aangegeven volgorde moet worden aangehouden, want je kunt toch niet zeggen dat de verslagen Lacaze, Beazley, enzovoorts minder dringend of minder belangrijk zijn. Ik roep u dan ook op de tot dusver aangegeven volgorde aan te houden, en ik spreek mij tegen dit voorstel tot vervroegde behandeling uit. (Het Parlement verwerpt het verzoek) (') 3. Actualiteitendebat Vredesproces in het Midden-Oosten De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerde debat over: de ontwerp-resolutie (B3-0286/94) van de leden De Clercq, Bertens en Nordmann, namens de Liberale en Democratische Fractie, over de crisis in het Midden-Oosten; -
de ontwerp-resolutie (B3-0298/94) van de leden Woltjer, Cheysson en Simons, namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-democraten, over het bloedbad van Hebron en over de bedreigingen voor het vredesproces tussen Israël en de PLO;
-
de ontwerp-resolutie (B3-0302/94) van de leden Piquet, Miranda da Silva en Ephremidis, namens de Fractie Linkse Coalitie, en van de heer Puerta en anderen over het bloedbad onder de Palestijnen in Hebron;
-
de ontwerp-resolutie (B3-0313/94) van de heer Vandemeulebroucke en anderen, namens de Regenboogfractie, over het vredesproces in het Midden-Oosten;
-
de ontwerp-resolutie (B3-0323/94) van de heer Penders en anderen, namens de Fractie van de Europese Volkspartij, over het vredesproces in het MiddenOosten na het bloedbad van Hebron;
-
de ontwerp-resolutie (B3-0324/94) van de heer de la Malène en anderen, namens de Fractie van de Verenigde Europese Democraten, over het bloedbad onder de Palestijnen in Hebron;
')
Wijz.igingen in terugverwijzingen
naar een commissie: zie Notulen.
-
-
10.3.94
de ontwerp-resolutie (B3-0329/94) van de heer Langer, namens de Fractie De Groenen in het Europees Parlement, over de situatie in de door Israël bezette gebieden en over het vredesproces in het MiddenOosten: de ontwerp-resolutie (B3-0368/94) van de heren Antony en Martinez, namens de Technische Fractie Europees Rechts, over het vredesproces in het Midden-Oosten.
Bertens (LDR). - Mevrouw de Voorzitter, we hebben een aantal weken geleden gezien hoe het vredesproces in het Midden-Oosten geruïneerd kan worden en in gevaar gebracht door een enkele daad van terreur. Het is ook gebleken dat de Israëlische regering in feite onvoorbereid is op dit soort acties. Maar we mogen dank zeggen aan zowel de Israëlische regering als aan de leiders van de PLO die in ieder geval vastbesloten waren om hun uiteindelijke taak voort te zetten. De taak om vrede te brengen in dat gemaltraiteerde deel van de wereld. Het is ook heel duidelijk dat er een kanttekening gemaakt mag worden bij de protesten die naderhand zijn gekomen en waarbij in feite meer slachtoffers vielen dan in de tombe van de patriarch. Verder kan ik u zeggen dat de Liberale en Democratische Fractie de gezamenlijke ontwerp-resolutie niet meer steunt, maar dat ik persoonlijk deze wel blijf ondertekenen. Woltjer (PSE). - Mevrouw de Voorzitter, de slachting onder de Palestijnen te Hebron op 25 februari jl. heeft ons diep geschokt en namens mijn fractie wil ik nogmaals ons medeleven uitspreken met de nabestaanden en onze sympathie betonen voor de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden. Onze gedachten gaan ook uit naar de PLO en naar leider Yasser Arafat die juist nu zo zwaar beproefd wordt. En dat, terwijl zowel hij als de regeringRabin zo veel moed hebben getoond door samen in september vorig jaar met het ondertekenen van de declaratie van principes te zoeken naar een duurzame vrede. De weg naar deze vrede blijkt moeizaam na zo veel jaren van haat, terrorisme en vernedering. Door de tragische gebeurtenissen in Hebron wordt de hele wereld weer met zijn neus op de werkelijkheid gedrukt en wordt duidelijk dat extremisten van beide kanten het streven van de PLO en van de regering-Rabin om tot een duurzame vrede te komen, ernstig in gevaar kunnen brengen. De Israëlische regering is verantwoordelijk voor de veiligheid van de burgers in de bezette gebieden. De maatregelen die zij nu genomen heeft, zijn een stap in de goede richting. Om het vredesproces echter weer op gang te brengen, is het van belang dat er meer gedaan wordt en dat nog een aantal extra maatregelen wordt genomen waardoor het vertrouwen van de Palestijnse bevolking in het vredesproces hersteld zou kunnen worden, zoals het verder ontwapenen van extremisten in de joodse koloniën en het toelaten van internationale waarnemers. Met een resolutie die de fracties gezamenlijk aan de plenaire hebben voorgelegd, willen we naast onze afschuw over de gebeurtenissen in Hebron vooral onze steun uitspreken om het vredesproces in het MiddenOosten weer verder op gang te brengen. Dat is onze verantwoordelijkheid. Wurtz (CG). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ken niemand die de slachting in Hebron niet gruwelijk vond. Deze unanieme emotie zou vandaag op het politieke vlak een verlengstuk moeten krijgen in een ruime mate van
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/177
Wurtz consensus over enkele duidelijke eisen die na deze tragedie onontkoombaar zijn geworden. Deze eisen zijn bekend en zijn gericht aan de regering van Israël die, voor zover zij verantwoordelijk is voor de veiligheid van de bevolking van het gebied dat zij bezet, de maatregelen moet nemen die hier geboden zijn. Enerzijds is het zaak onverwijld de internationale bescherming te waarborgen van het Palestijnse volk dat zonder wapenen in bezet gebied leeft, en anderzijds de kolonisten te ontwapenen en een definitieve oplossing te vinden voor het probleem van de nederzettingen, waarbij Hebron, de Gaza-strook en de omstreken van Nabloes in het kader van de lopende onderhandelingen prioriteit moeten krijgen. Naar mijn mening kan en moet het Europees Parlement in deze omstandigheden, die cruciaal zijn voor het levend houden van de hoop op vrede die op 13 september jongstleden vorm kreeg, de kwaliteit en de inhoud van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël afzetten tegen de oprechte vastberadenheid van de leiders van dit land om een handvol fanatici en extremisten wettelijk onschadelijk te maken, en het onderhandelingsproces dat het Palestijnse volk in staat moet stellen om in het vooruitzicht een onafhankelijke staat te worden zijn nationale autoriteit te vestigen over een deel van het territorium, concreet op gang te brengen. Deze omstandigheden geven ons tevens de gelegenheid duidelijk onze steun te betuigen aan de PLO voor wie deze tragedie, laten wij het niet vergeten, een ommekeer betekent. Zoals een van de vrouwelijke leiders van de organisatie van Yasser Arafat al heeft gezegd, is er voortaan sprake van vóór Hebron en ná Hebron. Wij moeten dit gebeuren in de juiste verhoudingen kunnen zien en gevoel hebben voor de gestelde eisen. Dit is een dringende noodzaak wanneer wij datgene willen helpen redden wat, zoals wij de afgelopen dagen hebben kunnen zien, ook in Israël de dierbaarste wens is van ons allen: vrede. Vandemeulebroucke (ARC). - Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, vanzelfsprekend heeft het bloedbad van Hebron ons allemaal diep geschokt. Het resultaat is een compromis-resolutie die zeven fracties samen hebben ondertekend en op zichzelf is dat een schitterende situatie. Het Gaza-Jericho-akkoord was reeds een minimum minimorum. We moeten toch weten dat nauwelijks anderhalf procent van het grondgebied wordt toegewezen aan de Palestijnen en door dit bloedbad van Hebron vrezen wij dat alles tevergeefs is geweest. De positie van Yasser Arafat komt steeds meer in het gedrang en in de plaats komt meer fanatisme en meer extremisme. Vandaar dat wij denken dat ontwapening van de Joodse kolonisten een eerste en prioritaire basis moet zijn opdat eindelijk de gesprekken zouden kunnen hervat worden. In elk geval wil ik vragen dat we met unanimiteit deze resolutie goedkeuren. Lord Bethell (PPE). - Mevrouw de Voorzitter, ik wil mij zonder voorgbehoud scharen achter diegenen die het afchuwelijke bloedbad in Hebron hebben aangericht. Ik ben van mening dat moord in naam van het geloof een verschrikkelijke misdaad is en die moet door iedereen in dit Huis worden veroordeeld. Het Europees Parlement is terecht geschokt door de gebeurtenissen in Hebron maar ik vind dat we niet moeten reageren door in dit conflict partij te kiezen, maar door het vredesproces te steunen, en vooral door de heer
Arafat en de heer Rabin te steunen. Zo geloof" ik bijvoorbeeld niet dat het erg veel helpt als we de verantwoordelijke houding van de heer Arafat noemen tenzij we ook de verantwoordelijke houding van de heer Rabin noemen. Dat staat op dit moment niet in de tekst. (Interruptie door de heer Langer) Als de heer Langer het woord wil voeren zal hij daartoe zeker de gelegenheid krijgen. Maar ik heb de tekst in mijn hand. Hetzelfde geldt vooreen delegatie van dit Europees Parlement naar de Westelijke Jordaanoever, dat moet een delegatie zijn die zowel relaties met de Knesset als met de PLO aanknoopt. Mijn persoonlijke opvatting is dat het Parlement op dit moment geen enkele delegatie naar dat gebied moet sturen. We moeten het aan de betrokken partijen overlaten om het probleem op te lossen. (Interruptie) Ik geloof niet dat een delegatie waarin de geachte afgevaardigde deelneemt veel zal helpen om de situatie in Israël of op de Westelijke Jordaanoever op te lossen. We moeten alle vormen van terrorisme door extremisten aan zowel Joodse als Arabische kant veroordelen. We moeten ons realiseren dat ook veel mensen zijn gedood door extremistische Moslims en dat het Europees Parlement geen eenzijdige acties kan ondernemen. De la Malène (RDE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, natuurlijk verheugen wij ons over het vredesproces, en over de moed van diegenen die het terrorisme van het verleden hebben kunnen vergeten en dit proces op gang hebben gebracht. Daarna is, zoals helaas viel te voorzien, de tijd van drama's en moeilijkheden gekomen. Wat kunnen wij vandaag nog doen? Het is niet aan ons om ons in het veld te begeven en de plaats van de leiders in te nemen. Wij beschikken niet over de noodzakelijke elementen om de situatie te beoordelen. Wij kunnen en moeten ons niet in de plaats stellen van de leiders, maar vooral proberen het vredesproces weer op gang te krijgen, diegenen die gezamenlijk hun schouders onder dit proces willen zetten te steunen en aan te moedigen, en dienen beide partijen voor te houden dat er maatregelen moeten worden getroffen. Welke, daarover moeten wij zwijgen. Al zijn ter plaatse maatregelen geboden om het vredesproces, dat wij eens te meer hebben gesteund, weer op gang te brengen, het is niet aan ons om, zoals ik hier al wel heb horen doen, partij te kiezen. Wij moeten onpartijdig zijn. Wij mogen onder geen beding laten merken dat wij ons kamp hebben gekozen. Wij hebben geen kamp gekozen, tenzij dat van de vrede. (Applaus) Langer (V). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik sluit me aan bij de sprekers in dit debat die hebben gezegd dat wij vóór alles tot taak hebben die krachten te steunen die naar vrede streven en zich voor de vrede inzetten. Dit staat los van het bloedbad van Hebron, dat wellicht niet eens het laatste is, zodat wij ons misschien ook moeten voorbereiden op andere verschrikkelijke situaties die her en der kunnen ontstaan. Wij moeten onze steun mijns inziens op verschillende niveaus geven, in ieder geval op regeringsniveau. Wat dit aangaat kan ik Lord Bethell vertellen dat de gezamenlijke resolutie waardering heeft voor zowel de houding van de Israëlische regering als die van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie. Dit betekent echter ook - en dit is met name voor de Commissie en de Raad
Nr. 3-445/178
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Langer bedoeld - dat er een extra inspanning moet worden geleverd tegenover diegenen die momenteel in de Israëlische en Palestijnse samenleving het pad voorde dialoog effenen. We doen er daarom mijns inziens goed aan te wijzen op de manifestatie van Peace Now van Shalom Arshav, de belangrijkste vredesorganisatie in Israël; deze heeft afgelopen zondag in Tel Aviv samen met Arabieren en Palestijnen een manifestatie gehouden. Volgens mij moeten deze gebeurtenissen, deze eerste schreden op weg naar dialoog en samenwerking, niet alleen politiek, maar ook materieel gesteund worden. Verder moet men echt de kolonisten durven ontwapenen. In de Israëlische en Palestijnse samenlevingen liggen de extremismen altijd in groten getale op de loer. Het kan niet zo zijn dat één deel bewapend is: alleen het staatsgezag mag bewapend zijn; alleen het staatsgezag mag het monopolie van het geweld hebben; verder mag niemand wapens dragen, want dat is veel te gevaarlijk. Tot besluit, mevrouw de Voorzitter, doet het ons deugd dat alle partijen in deze resolutie gewezen worden op de noodzaak zich te beroepen op de vierde Conventie van Genève inzake de rechten en plichten van hen die bezetten en hen die bezet gehouden worden. Er moet een rechtsgrondslag voor iedereen worden gevonden: voor nu en nog meer voor de komende jaren. De mensenrechten die vandaag moeten worden verdedigd, moeten volgens ons morgen ook worden verdedigd, in een autonome Palestijnse entiteit, en daarvoor is een duidelijke rechtsgrondslag nodig. Cheysson (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, wij weten al heel lang dat er in het Nabije Oosten geen vrede en stabiliteit mogelijk zijn wanneer de rechten van de twee volkeren, het Palestijnse en het Israëlische, niet gelijkelijk worden erkend. Hoeveel jaren al is dat onmogelijk geweest omdat bepaalde integristen zich schuldig maakten aan excessen? Ik heb de slogans de voorgaande keren al vaak genoeg gehoord: „Joden buiten" zeiden sommigen. „Palestina is een geschenk van God aan het Joodse volk, voor anderen is geen plaats", antwoordden anderen. Het afgelopen jaar beweerden twee autoriteiten dat de toekomst van hun eigen volk afhankelijk was van de veiligheid die de één de ander zou geven. Zo is het akkoord van 13 september ontstaan, een succes dat er zijn mag, en natuurlijk wilden de integristen van beide kampen hier wel eens roet in het eten gooien. Van Joodse zijde, van Israëlische zijde, kwam de eerste crisis. Maar ook de Palestijnse integristen lieten zich al spoedig niet onbetuigd. Het vredesproces moet kunnen worden hervat. Israël, dat verantwoordelijk is voor de veiligheid, dient de noodzakelijke maatregelen te aanvaarden. Rabbin heeft zich hiertoe verbonden. Ik heb alle respect voor hem. Arafat heeft erkend dat het vredesproces moest worden hervat. Laten wij ook hem respect betuigen. Twee dagen geleden zaten hier 15 Arabische delegaties. Van elk van hen - ik herhaal, van elk van hen, zelfs van diegenen die het meest gekant zijn tegen de PLO - hebben wij te horen gekregen dal zij het vredesproces zullen steunen. Het is goed dat het Parlement via deze resolutie die, naar ik hoop. met eenparigheid van stemmen zal worden aangenomen, blijk geeft van zijn wil alles in het werk te stellen om het
vredesproces te steunen in de zin die de twee verantwoordelijken, Rabbin en Arafat, wensen. Imbeni (PSE). - (/7"J Mevrouw de Voorzitter, het was geen krankzinnige die het bloedbad van Hebron heeft aangericht. Maar het doet er op zich weinig toe in welke psychologische of psychische toestand iemand verkeert op het moment dat hij 50 mensen de dood injaagt: waar het om gaat is de plaats, het tijdstip en de identiteit van de slachtoffers. Wat in Hebron is gebeurd, is een zogeheten klassenmisdaad. Zo omschreef' don Giuseppe Dossetti het ergste bloedbad dat het leger van Hitler in Italië onder burgers heeft aangericht. Een klassenmisdaad; de dood van een minderwaardig wezen, gewenst en bewerkstelligd door een wezen dat zichzelf superieur acht. Perez heeft gelijk wanneer hij degene die zo'n misdrijf begaat, met een nazi vergelijkt; en dan doet het er weinig toe of hij een Jood, een Arabier of een christen is, of zegt te zijn. Toch moeten we zoveel mogelijk lering trekken uit de tragedie van Hebron. Als het vredesproces geen of slechts mondjesmaat vorderingen maakt, zullen Rabin en Arafat het onderspit delven, en zal het kruitvat van het Midden-Oosten ontploffen, met alle rampzalige gevolgen voor de wereld van dien. Rabin en Arafat zijn inmiddels door een gemeenschappelijk lot aan elkaar verbonden, en dat is ook ons lot. Door Rabin en Arafat te steunen, steunen we ook de vrede, en dat gaat ons allemaal aan. Deze steun alléén is echter niet voldoende: daarnaast moeten we iedereen ook dringend oproepen moedig te zijn en de terroristen - of' dat nu Arabische. Palestijnse of Joodse terroristen zijn - geen ruimte of excuses te gunnen. Ik stem dus voor de resolutie, en als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met Israël stem ik ook in volle overtuiging voor punt 11 van die resolutie. Castellina (NI). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dit Parlement heeft al zoveel woorden aan de kwestie-MiddenOosten gewijd, dat ik haast niet meer weet wat ik daar nog aan toe moet voegen. We moeten niet nog meer verklaringen afleggen. Er zijn twee dingen waar de Europese Unie duidelijk om moet vragen; deze zijn overigens - zij het in grote lijnen - in punt 7 en 8 van de gezamenlijke resolutie omschreven. Ten eerste moet de kwestie van de bezette gebieden geregeld worden door de kolonisten te ontwapenen en tenminste een deel van de gebieden te ontruimen. Ten tweede moet er een internationale aanwezigheid worden gegarandeerd; dat houdt in dat de VN in de bezette gebieden aanwezig moet zijn. De aanwezigheid van de VN is alom vereist. Zij had al 25 jaar lang in de bezette gebieden aanwezig moeten zijn. en ze is er nog steeds niet. Nu goed, laat ze er nu dan naar toe gaan. Volgens mij maakt de VN zich volstrekt ongeloofwaardig als zij niet ingrijpt in een conflict waarvan wij de bloedige beelden elke avond op de televisie zien. Als die aanwezigheid er niet komt. dreigt de situatie in de hele Islamitische wereld volkomen uit de hand te lopen, en u weet allemaal dat het dan wel eens te laat zou kunnen zijn. En Israël zelf zal er spijt van krijgen als zij de gelegenheid voorbij laat gaan om met de bevoegde autoriteiten van de PLO te onderhandelen. Newens (PSE). Mevrouw de Voorzitter, dit debat geeft ons de gelegenheid om ons medeleven te tonen dat uitgaat naar de slachtoffers van een weerzinwekkende
10.3.94
Nr. 3-445/179
Handelingen van het Europees Parlement
Newens barbaarse aanslag in Hebron door een gevaarlijke extremist op 25 februari. Maar als het bloedbad leidt tot de verstoring van het vredesproces in het Midden-Oosten waarop we zolang hebben gewacht, dan zal het aantal slachtoffers het tienvoudige bedragen van de slachtoffers van twee weken geleden, en die zullen in beide gemeenschappen vallen. Wij moeten onze steun geven aan diegenen aan beide zijden van de scheidslijn die proberen de verleiding te weerstaan om in extremisme te vervallen. Maar na de gebeurtenissen van de laatste twee weken moeten de Israëlische leiders snel en vastbesloten tonen bereid te zijn de kolonisten te ontwapenen, iets te doen aan de bedreiging die zij vormen en voldoende concessies te doen om de heer Arafat in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat de Palestijnen aanzienlijke resultaten hebben bereikt en niet hebben gecapituleerd. Ik hoop stellig dat de Europese Unie al zijn invloed zal gebruiken om vrede en gerechtigheid te bereiken. Schinzel (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's! De agressieve verdrijvingspolitiek tegen de Palestijnen, die in het verleden met de goedkeuring van vele Israëlische regeringen is uitgevoerd, heeft nu bloedige gevolgen. Het beleid van gisteren heeft als het ware de problemen van vandaag gecreëerd. De verantwoordelijkheid hiervoor is niet alleen te zoeken bij degenen die de extremistische kolonisten als politiek instrument hebben gebruikt, maar ook bij hen die zich niet resoluut genoeg tegen deze politiek hebben verzet. Laat ons naar de toekomst kijken: de mensen in het Nabije Oosten willen vrede en hebben vrede nodig. De ontwapening van de kolonisten en de terugtrekking van extremistische kolonisten uit de splinternederzettingen is een noodzakelijke maatregel om vertrouwen te wekken. Wij kunnen echter ook ons steentje bijdragen: De Europese Unie moet er zo snel mogelijk voor zorgen om ter plaatse aanwezig te zijn bij de verwezenlijking van infrastructuurprojecten, bij de ontwikkeling van de landbouw en bij alle praktische maatregelen, opdat de burgers in de regio zien dat de Europese steun ook concrete gevolgen heeft. Dit zou een efficiënte bijdrage tot de stabilisering van het vredesproces kunnen zijn. Als de mensen een toekomst hebben, zullen ze ook in vrede met elkaar leven. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is zich bewust van de schok en de woede die door het Midden-Oosten gaan naar aanleiding van de verschrikkelijke gebeurtenissen in de moskee in Hebron. Zij schaart zich achter de veroordeling van dit bloedbad en betuigt haar deelneming aan de families van de slachtoffers. Mijn collega, Hans van den Broek, had de gelegenheid meer over de tragedie van Hebron te vernemen toen hij vorige week een ontmoeting had met Palestijnse vertegenwoordigers in Oost-Jeruzalem en besprekingen voerde met de Eerste Minister en de Minister van Buitenlandse Zaken van Israël. Hij hoorde van de Palestijnse leiders over de tragedie en over het feit dat ze wilden dat krachtige maatregelen zouden worden genomen om een herhaling van dit soort gebeurtenissen te voorkomen. Hij hoorde van de Israëlische regering hun reactie, namelijk zowel een snelle en zeer duidelijke veroordeling door Eerste Minister Rabin op 25 februari als maatregelen om de extremisten in bet gareel te brengen. Als u mij toestaat zou ik willen zeggen dat ik het
volledig eens ben met wat de heer Cheysson heeft gezegd over de mogelijke toeneming van het extremisme en de noodzaak alles in het werk te stellen om dat te onderdrukken. De Commissie hoopt dat een internationale aanwezigheid, waarmee de Unie haar bereidheid heeft getoond bij de zaak te zijn betrokken, samen met de uitvoering van de maatregelen van Israël, de Palestijnen de verzekering zal kunnen geven dat hun veiligheid als een zaak van de hoogste prioriteit wordt beschouwd. Ik zou willen herinneren aan de verantwoordelijkheid van Israël voor de veiligheid en de bescherming van alle inwoners van de bezette gebieden en aan de oproep van de Raad aan partijen om passende maatregelen overeen te komen, ook met betrekking tot bepaalde nederzettingen. De Commissie is echter verheugd over het feit dat de onderhandelende partijen en hun leiders onverminderd achter het vredesproces staan. Zij dringt er bij hen op aan het eens te worden over een snelle hervatting van de onderhandelingen, wat de enige manier is om tot blijvende verbeteringen van de situatie van de Palestijnen in de bezette gebieden te komen en voor een rechtvaardige en allesomvattende vredesregeling. Ik ben het geheel eens met de heer Newens over het risico van nog veel ergere incidenten als dat niet gebeurt. De Commissie van haar kant zal zich onverminderd inspannen voor een Palestijnse interimregering en de bevordering van regionale economische samenwerking. Ik ben het eens met wat gezegd is over het nut van practische maatregelen om de omstandigheden te verbeteren zodat de mensen zien dat het vredesproces zin heeft. We hopen dat de hervatting van de bilaterale onderhandelingen zal leiden tot aanzienlijke vooruitgang die de stoot zal geven tot initiatieven ter bevordering van een regionale aanpak van de economische problemen van de regio. We moeten ervoor waken dat de daden van extremisten geen bedreiging vormen voor de verworvenheden van het vredesproces of' voor de mogelijkheid dat vredesregelingen in de toekomst niet alleen worden overeengekomen maar ook worden nageleefd. De vrede en de stabiliteit in het Midden-Oosten hangen af van een snelle hervatting van de onderhandelingen. Laten we ervoor zorgen dat degenen die geweld gebruiken om het vredesproces te dwarsbomen daarin niet kunnen slagen. (Applaus) De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 12.30 plaats. Turkije De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerde debat over: de ontwerp-resolutie (B3-304/94) van de heer Alavanos en anderen, van de Fractie Linkse Coalitie, en van de heer Puerta en anderen, over de arrestatie van Koerdische parlementsleden in Turkije; de ontwerp-resolutie (B3-309/94) van de heer Vandemeulebroucke en anderen, namens de Regenboogfractie, over de arrestatie van zeven Koerdische afgevaardigden in Turkije; de ontwerp-resolutie (B3-330/94) van de leden Melandri en Roth, namens de Fractie De Groenen in het Europees Parlement, over de arrestatie van Koerdische afgevaardigden in Turkije;
Nr. 3-445/180
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Voorzitter -
-
-
-
de ontwerp-resolutie (B3-334/94) van de leden Saridakis, Lagakos en Oomen-Ruijten, namens de Fractie van de Europese Volkspartij, over de arrestatie van Koerdische afgevaardigden in Turkije; de ontwerp-resolutie (B3-347/94) van de heer Bertens, namens de Liberale en Democratische Fractie, over de arrestatie van afgevaardigden van de Grote Turkse Nationale Assemblée; de ontwerp-resolutie (B3-357/94) van de leden Papoutsis en Newens, namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-democraten, over de situatie van de Turkse afgevaardigden van Koerdische afkomst; de ontwerp-resolutie (B3-341/94) van de leden Lenz en Oomen-Ruijten, namens de Fractie van de Europese Volkspartij, over de situatie van de christenen in Koerdistan.
Alavanos (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, het Parlement heeft de afgelopen vergaderweken verschillende resoluties aangenomen die de schendingen van de mensenrechten in Turkije veroordelen. De resoluties lijken echter op een roepende stem in de woestijn. We stellen immers vast dat noch de Turkse regering noch de Raad met onze resoluties rekening houden. We vragen ons in dit verband af wat de heren Kinkel en Hurd enkele weken geleden in Ankara deden. Wat thans in Turkije gebeurt, gaat echter te ver. Gekozen leden van de Grote Vergadering, collega's van ons, werden gearresteerd, worden als misdadigers voor de strafrechter gebracht en lopen het gevaar tot de doodstraf te worden veroordeeld. De enige redenen voor hun arrestatie zijn dat ze het ongeluk hebben Koerden te zijn en tot een partij behoren die de bestaande grenzen erkent en eerbiedigt en het Koerdische vraagstuk vreedzaam wil regelen. Wat zal er met hen gebeuren? Volgens mij zal de Commissie... Mevrouw de Voorzitter, wil u de commissaris verzoeken zijn oormicrofoon te gebruiken... Commissaris, ik heb de indruk dat u de arrestatie van Koerdische parlementsleden als een onbelangrijk probleem beschouwt. Toch wil ik u vragen welke acties de Commissie en de Raad voornemens zijn te nemen. Zullen ze rekening houden met punt 6 van de gezamenlijke ontwerp-resolutie - die door nagenoeg alle fracties werd ondertekend - waarin de Commissie en de Raad verzocht worden in het geval van Turkije dezelfde beginselen met betrekking tot de mensenrechten toe te passen als in de samenwerkingsakkoorden met andere derde landen worden toegepast? Vandemeulebroucke (ARC). - Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, op 20 januari hebben we hier in dit Parlement geprotesteerd tegen de wederinvoering van de doodstraf" in Turkije. Onze fractie heeft bij herhaling het Koerdische probleem aan de orde gesteld en gelukkig hebben wij verschillende keren het gehaald in dit Parlement. Wat stellen wij vandaag vast? Acht van onze collega's, acht parlementsleden worden aangehouden, zes ervan behoren tot de democratische partij die geweld in elke omstandigheid afwijst en die bovendien het Koerdisch probleem wil oplossen en in het kader van de akkoorden van Parijs èn in het kader van de akkoorden van Helsinki. Welnu, we moeten in elk geval eisen dat de samenwerkingsakkoorden die wij tegenover andere landen maken en waarin een mensenrechtenclausule staat, dat die ook van toepassing zouden zijn op Turkije.
Mijn vraag: wat doet de Ministerraad daar tegenover? We hebben zogezegd een politieke unie vandaag, we stellen vandaag vast dat de politieke unie ten aanzien van Turkije nul en generlei waarde heeft. Dat moeten we hier aanklagen en we vragen dat de commissaris die hier aanwezig is ook concreet zal optreden. (Applaus) Roth (V). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's. In Turkije hoeft het leger geen staatsgreep meer te doen. De putsch is reeds uitgevoerd. En dan nog wel door het Parlement zelf die de immuniteit van de Koerdische parlementsleden heeft opgeheven. Het parlement heeft hiermee zijn legitimiteit verloren. Het dient zelfs tot niets lid te zijn van het parlement, want zij die kritiek uitoefenen worden onder politiebewaking gesteld. Politieke kwesties komen in het parlement niet meer aan bod. De stafchef kucht en zegt dat er in het parlement verraders zitten. Het parlement, dat zogenaamd soeverein handelt, voert de bevelen van hogerhand uit. De leden van de DEP-partij waren de laatste partners met wie een dialoog mogelijk was om een vreedzame oplossing voor het Koerdische probleem te bereiken. Nu zijn deze laatste gesprekspartners naar het schavot gestuurd. Het Parlement heeft het veld vrijgemaakt voor de oorlogsstrategen van de generale staf en het heeft zichzelf van macht beroofd. De acht verkozen parlementsleden, waaronder vele oude vrienden van ons, zijn na de opheffing van hun immuniteit door de burgerpolitie als terroristen zijn weggevoerd. Op die manier werd de Koerdische kwestie definitief in handen gegeven van degenen die van wanten weten, namelijk de doodseskaders die dagelijks duizend mensen in het Koerdisch gebied doden, het leger dat dorpen in brand steekt en boeren verdrijft, en de politie die mensen dood foltert in haar folterkamers. De PKK-guerilla zal dit natuurlijk niet met lede ogen aanschouwen, ook zij zal in een verschrikkelijke geweldspiraal vele bommen leggen. Mijn Turkse vriend Ömer Erzeren schrijft in zijn commentaar: „De Turkse politici zullen er wel in slagen Turkije in een tweede Joegoslavië te veranderen. Tenslotte doen ze er alles voor om het land beetje bij beetje in de burgeroorlog te storten. De PPK zal niet onderdoen. Er zullen nog slechts twee moordende partijen zijn. De waanzinnigen zullen er wel in slagen het land in een bloedbad te veranderen." Sinds vele jaren probeert het Europees Parlement het vredes- en democratiseringsproces in Turkije te bevorderen. Soms verlies ik alle hoop en vrees dat de drempel van burgeroorlogachtige toestanden bereikt is. Dan bedenk ik dat we onze Turkse en Koerdische vrienden die in vrede en veiligheid willen samenleven, onze blijvende steun schuldig zijn. Ik denk dat onze resolutie van deze maand een klein stapje in deze richting is en ik hoop dat het parlement beslist om een delegatie naar de betroffen gebieden te sturen. (Applaus) Lagakos (PPE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het kort houden, want het probleem is klaar en duidelijk. Ik wil het Parlement er enkel aan herinneren dat de regeringen van de lidstaten ons vaak om heel banale redenen verzoeken de parlementaire immuniteit van de leden op
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/181
Lagakos
te heffen, bijvoorbeeld omwille van verkeersovertredingen die ze hebben begaan of beledigingen die ze hebben geuit - waar het Parlement terecht niet op ingaat. De acht Koerdische leden van de Grote Vergadering van Turkije hebben geen enkele overtreding begaan - zelfs niet van het verkeersreglement - en toch bestaat het gevaar dat ze tot de doodstraf worden veroordeeld. Het spreekt dan ook vanzelf"dat we deze gezamenlijke ontwerp-resolutie steunen. Toch vinden het jammer dat ze niet krachtiger de volgende twee punten benadrukt. -
Ten eerste - zoals ik reeds heb gezegd - kunnen de gearresteerde parlementsleden tot de doodstraf worden veroordeeld.
-
Ten tweede, het gaat om parlementsleden die niet door een of' andere dictator werden aangesteld maar democratisch werden verkozen en bij het verlaten van het parlement door de politie werden aangehouden.
We willen de Raad, de Commissie en de hier aanwezige commissaris dan ook vragen welke acties ze voornemens zijn te ondernemen. Zijn ze van oordeel dat het gaat om een ander soort schending van de mensenrechten dan die in andere landen? Volgens mij is dat niet het geval. Ik ben dan ook benieuwd wat de commissaris hierover te zeggen heeft. Lenz (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik schaar mij achter de oproep van collega Lagakos, vooral met het oog op de komende gemeenteraadsverkiezingen, om alle democratische partijen en natuurlijk hun vrij verkozen afgevaardigden de mogelijkheid te geven politiek actief te zijn. Dat is voor ons vanzelfsprekend. Dat geldt ook voor de Koerdische afgevaardigden in het Turks parlement. Voorts wil ik ook een oproep doen tot alle staten van het vierlandengebied, dus aan Turkije, Syrië, Irak en Iran. Wij vragen hen de christelijke minderheden in de Koerdische provincies van hun landen niet te discrimineren noch te vervolgen. Zij zijn in de loop der geschiedenis steeds weer onderdrukt en ook vervolgd. Wij vechten hier voor de mensenrechten en dat geldt voor alle mensen! We weten van andere gevallen in de wereld dat de situatie nog erger is wanneer deze christenen ook nog tot de Koerden behoren en tussen alle fronten komen te zitten. Tijdens onze reis hadden wij de gelegenheid met afgevaardigden van deze minderheden in Iraaks Koerdistan te praten. Zij hebben het gevoel dat de wereld hen vergeten is en de christelijke minderheden in de Koerdische gebieden van de andere staten hebben beslist dezelfde indruk. Het moslimfundamentalisme maakt steeds nieuwe slachtoffers. Grote delen van de bevolking wordt verweten dat zij staatsvijanden zijn en dit gebeurt natuurlijk ook in de andere staten, waardoor weer nieuwe slachtoffers worden gemaakt. Hier moet je opletten met wie je spreekt, met welke personen je omgaat. Hier moet de Turkse regering haar houding ten opzichte van de mensenrechten herzien. Het moet duidelijk zijn dat wij een goede relatie met Turkije wensen. Wij willen dat dit land de mensenrechten respecteert en hebben het vaak genoeg herhaald. Wij willen de Turken als vrienden beschouwen, maar ik wil hier toch duidelijk stellen dat wij ons alleen met grote toegevingen met de amendementen van mevrouw Roth kunnen verzoenen, omdat zij op verkeerde historische gegevens berusten.
Pagoropoulos (PSE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, de arrestatie van acht parlementsleden bij het verlaten van het parlement is als dusdanig geen bijzondere gebeurtenis. Daar de parlementsleden werden aangehouden voor iets dat in de Grote Vergadering werd gezegd en de parlementaire onschendbaarheid van die leden op het ogenblik van hun aanhouding nog niet was opgeheven, gaat het echter om een onwettige actie van de Turkse overheden. Hieruit blijkt dat de heersende klasse in Turkije, die vooral uit militairen bestaat, steeds driester en strenger optreedt. Hoewel het Parlement meermaals de alarmklok heeft geluid en de aandacht op de situatie in Turkije heeft gevestigd, blijft men er de mensenrechten en andere fundamentele democratische rechten schenden. Hiervoor zijn de Unie en de twaalf' lidstaten - die in Turkije verschillende belangen verdedigen en daarom de situatie oogluikend toelaten - medeverantwoordelijk. Commissaris, als we een eind willen maken aan de kwellingen van het Turkse volk. moeten we dringend een besluit nemen en moeten we de Turkse leiders duidelijk maken dat we onze ogen niet sluiten voor de volkenmoord op de Koerden. Het gaat niet alleen om de acht parlementsleden die werden gearresteerd maar ook om de honderden mensen die er dagelijks worden vermoord. Het wordt hoog tijd dat de Commissie, de Raad en het Parlement acties ondernemen. (Applaus) Newens (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de arrestatie, de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid en mogelijke vervolging van Koerdische parlementsleden op basis van beschuldiging van misdrijven waarop de doodstraf staat zijn het trieste bewijs van de categorische wijgering door de Turkse overheid de rechten van zijn Koerdische burgers te respecteren ondanks alle inspanningen die wij ons daartoe hebben getroost. Enige tijd geleden hebben de Turkse autoriteiten benadrukt dat zij alleen een door de PKK georganiseerde geweldscampagne wilden onderdrukken. Omdat we terrorisme van geen enkele kant kunnen tolereren hebben enkelen van ons er krachtig de aandacht op gevestigd dat de Turkse autoriteiten bruut geweld hebben gebruikt in dorpen waar veel van de slachtoffers uiteraard onschuldige burgers waren. Ook zijn we verontrust over het aantal op onverklaarbare wijze om het leven gekomen journalisten en andere mensen. Uit de recente maatregelen tegen de parlementsleden blijkt dat de vrijheid om vreedzaam en democratisch over de Koerdische kwestie te spreken niet wordt aanvaard wanneer daarvan gebruik wordt gemaakt. Het is tekenend dat het optreden van de Turkse autoriteiten voor de koerdische partij, de DEP, aanleiding is zich terug te trekken uit de gemeenteraadsverkiezingen, die voor de Koerdische bevolking een ongekende gelegenheid zouden zijn geweest om hun wensen kenbaar te maken ten aanzien van de rechten van de Koerden. Het optreden tegen de parlementsleden is slechts één van de vele bewijzen van het repressieve beleid van de Turkse overheid: van de krant Oz.gur Gundeur zijn 25 journalisten gearresteerd, heeft de naar het buitenland gevluchte eigenaar een zware boete gekregen en zijn de bezorgers gedood; en er zijn nog veel meer aanwijzingen van de schending van de rechten van de Koerden door de Turkse regering.
Nr. 3-445/182
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Newens De Europese Unie moet er geen enkele twijfel over laten bestaan dat we de aanhouding van de parlementariërs ten strengste veroordelen en dat dit de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije ernstig zal schaden tenzij zij worden vrijgelaten en in staat worden gesteld hun werk op democratische wijze voort te zetten, en tenzij de Koerden de hun toekomende rechten kunen uitoefenen. (Applaus) Bertens (LDR). - Mevrouw de Voorzitter, vorige maand heb ik namens mijn fractie naar aanleiding van de verkiezingen in Turkije gezegd dat het zogenaamde Koerdische vraagstuk alleen met democratische middelen kan worden opgelost en dat Turkije vastbesloten is om de weg naar de stabiele democratie te blijven volgen. Ook heb ik toen gezegd dat het daarom belangrijk zou zijn dat niet-gewelddadige partijen en groeperingen zonder beperkingen aan deze verkiezingen en de verkiezingscampagne zouden kunnen deelnemen. De arrestatie echter van acht parlementsleden is in dit licht voor mij een volslagen onbegrijpelijke stap van de Turkse autoriteiten. Wal denkt men hier in hemelsnaam mee te bereiken? Wil men geen democratische oplossing? Wil men de democratisch gekozen volksvertegenwoordigers de vrijheid van meningsuiting ontzeggen? Wil men de Koerdische minderheid in de armen van bepaalde kwalijke vleugels van de PKK drijven? Hoe moeten wij dit optreden rijmen met de Turkse wens om lid te worden van de Europese Unie? In het belang van de parlementaire democratie in Turkije en in het belang van de vreedzame oplossing van het Koerdische vraagstuk sluiten wij ons aan bij die prominente Turkse politici die de arrestatie betreuren, en doen wij voor de zoveelste keer een ernstig beroep op de Turkse regering om de rechten van parlementariërs te respecteren en de Koerdische minderheid in staat te stellen om langs democratische weg voor hun belangen op te komen. Als het de Turkse regering ernst is met haar doelstelling van een werkelijke democratie in Turkije, dan mogen wij ook vragen dat zij daarnaar handelt en onze gerechtvaardigde twijfels zo spoedig mogelijk wegneemt. Dillen (DR). - Mevrouw de Voorzitter, dat het Koerdische volk, over ettelijke staten verscheurd, een weinig benijdenswaardig lot kent moet hier voor de zoveelste maal herhaald worden. Dit is ook het geval in de Turkse staal. Ook in Turkije moeten de Koerden recht hebben op hun taal, hun geloof, hun eigenheid, hun identiteit. Zo wil het immers het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Dat daarbij zowel het staatsterrorisme tegen de Koerden als het Koerdische terrorisme van de PKK moeten veroordeeld worden, ligt voor de hand. Het is niet de eerste keer dat uiterst linkse krachten gebruik en misbruik maken van een nationaal streven om een volk naderhand in het grootste ongeluk en de ergste ellende te storten. Men kan slechts hopen dat er wederzijdse bezinning komt. Wat inhoudt dat Turkije de eigenheidsrechten geeft, welke geen volk, waar ook, mogen ontzegd blijven. Wat evenzeer inhoudt dat er een einde komt aan alle terrorisme. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te wijzen op het onduldbaar karakter van Koerdisch terrorisme en de even onduldbare terroristische Turkse reactie in Europese landen. Nog pas enkele weken geleden vonden er in
Vlaanderen, in het Brusselse, zware incidenten plaats. Turken trokken een spoor van geweld als reactie op een Koerdische vergadering. Mensenrechten voor en mensenrechten na, er zijn ook volksrechten, en er zijn ook Europese rechten. Het kan niet zijn dat niet-Europeanen, het kan niet zijn dat Turken en Koerden op Europese bodem, in Europese landen, op Vlaamse bodem, hun geschillen uitvechten. Want wij hebben te maken met de bittere vruchten van een noodlottige immigratie- en asielpolitiek en van het ontbreken van de noodzakelijke terugkeerpolitiek van en voor de niet-Europese vreemdelingen. Afgezien hiervan kan de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Turkse parlementsleden en hun aanhouding alleen maar een verdere stap zijn op de weg van het geweld, op de weg van de wederzijdse haat. op de weg van steeds groter wordende onverzoenlijkheid. Om met een klassiek woord te besluiten: deze daad van de Turkse heersers is niet alleen een misdaad, erger, zij is een fout. Ephremidis (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, het Koerdische volk was reeds het slachtoffer van talloze barbaarse misdaden, maar de arrestatie en vervolging van acht Koerdische parlementsleden en hun mogelijke veroordeling tot de galg is echt het toppunt. Daar de Commissie en de Raad niet de nodige acties hebben ondernomen om Turkije tot de orde te roepen, zijn ze medeverantwoordelijk voor de vervolging van en de moord op het Koerdische volk en de mogelijke veroordeling van de acht Koerdische parlementsleden. Mijnheer de commissaris, kan u zich voorstellen dat men hier met uw hulp voor ons een galg klaarzet, want dat is wat in de Grote Vergadering van Turkije gebeurt? Daar alle resoluties terzake van het Parlement en alle sprekers die hier tot dusver aan het woord zijn gekomen om passende maatregelen hebben verzocht, wil ik in de tijd die me overblijft op het volgende aandringen. Ten eerste, het Vierde financieel protocol voor Turkije moet worden opgeschort en Griekenland, dat tegen dit protocol gekant is, mag niet langer door de andere lidstaten onder druk worden gezet. Ten tweede, de onderhandelingen met betrekking tot de associatie-overeenkomst en de instelling van een douane-unie met Turkije moeten worden bevroren. Zij die zich hiertegen verzetten, zijn moreel verantwoordelijk voor wat in Turkije gebeurt. Wellicht willen ze dat land in de watten leggen omdat ze er onfrisse, verdachte belangen willen verdedigen. Simeoni (ARC). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, achter mevrouw Ciller, zo te zien een dame met goede manieren, die de post van minister-president bekleedt om de buitenlandse investeerders gerust te stellen en kapitaal aan te trekken, achter mevrouw Ciller dus staat de werkelijke macht, die van de militairen. Deze militaire macht heeft ons nog eens een extra bewijs van haar almacht bewezen: zij heeft de Parlementaire onschendbaarheid van zeven Koerdische afgevaardigden van de democratische partij verkregen, en heeft zes van hen het zwijgen opgelegd. Dergelijke ernstige aanslagen op de rechten van de mens kunnen wij niet aanvaarden van een Staat die met de Europese Unie over een douane-unie onderhandelt. Eén regering onderscheidt zich met name door haar steun aan deze Turkse willekeur, namelijk - het spijt mij dat ik het zeggen moet - de Franse regering.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/183
Simeoni De heer Juppé, minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, gaat op beleefdheidsbezoek bij de hoge heren in Ankara. Gaat hij onderhandelen over nieuwe militaire contracten, om zo het al zeer Europese arsenaal te versterken van het leger van 350.000 man dat de Anatolische regio's met Koerdische meerderheid bezet, en daar terreur zaait? Uit hetzelfde vaatje komt de weigering van de Franse regering om de subsidie te betalen die zij eerder had toegekend aan het Koerdisch Instituut van Parijs, een instantie waarvan men overigens het algemeen nut erkent. Is dit een land waardig dat zich erop beroept de bakermat te zijn van de rechten van de mens?
instanties op aan te dringen de Turkse parlementsleden en journalisten vrij te laten en een eind aan de martelingen te maken. We moeten voor hen immers hetzelfde doen als voor de burgers van Griekenland en de andere lidstaten. Ik verheug me dat commissaris Brittan - die uit het Verenigd Koninkrijk afkomstig is - hier in het Parlement aanwezig is. Ik hoop dat hij mijn woorden begrijpt, want hij is het die uiteindelijk besluit wat er zal gebeuren. Hij moet zich dan ook afvragen of we in termen van geld moeten blijven denken en of het niet beter is dat het toekomstig optreden van de Unie op echte beginselen berust.
Maher (LDR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot de kwestie van de Koerden vind ik dat wij de Turkse regering moeten steunen in haar strijd tegen het terrorisme van de PKK. Maar ik ben van mening dat zij een fundamentele fout heeft begaan door de onschendbaarheid van rechtstreeks gekozen leden van het Turkse parlement op te heffen en ze te arresteren. Dit speelt de PKK en de terroristen alleen maar in de kaart, omdat deze mensen die daartoe zijn uitgekozen en verkozen ook het recht moeten hebben om hun volk te vertegenwoordigen, en het feit dat zij de wens uiten zich af te scheiden of meer autonomie te hebben is geen rechtvaardiging voor de Turkse regering om ze te arresteren.
(Applaus)
Nianias (RDE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, het gaat dus weer over Turkije en de vervolging van burgers waarvan we de namen kennen. We mogen echter niet vergeten dat het hele Turkse volk - dat geleerd heeft hard te werken en te zwijgen - al decennia lang wordt geterroriseerd. Gisteren hebben we in het Parlement reeds gedebatteerd over Turkse schrijvers en kunstenaars. Vandaag gaat het over acht Koerdische leden van de Grote Vergadering van Turkije, en in het verleden hebben we ons al gebogen over het lot van Turkse journalisten, politici, etnische minderheden en anderen. In Turkije worden talloze bevolkingsgroepen vervolgd. Het Parlement heeft reeds 1 8 maal over Turkije gedebatteerd, en ongeveer duizend sprekers hebben aan die debatten deelgenomen en op de problemen gehamerd. Het Parlement heeft bovendien 24 resoluties over dat land aangenomen, en de leden hebben 64 vragen erover gesteld. Dat alles heeft niet het minste effect gesorteerd, want Turkije heeft al onze initiatieven en resoluties aan zijn laarzen gelapt. Tragisch is ook dat sommige commissarissen druk uitoefenen op het Parlement - dat zich voor een humanitair beleid en de eerbiediging van de mensenrechten blijft inzetten - om de betrekkingen met Turkije te versterken. We moeten eindelijk duidelijk zeggen aan welke kant we staan. Staan we aan de zijde van het kapitaal en de zakenwereld of willen we ons voor de mensenrechten inzetten? (Applaus) Op de drempel van de 21e eeuw is het niet langer verantwoord dat de Europese Unie twee gezichten vertoont en het communautair optreden door hypocrisie wordt gekenmerkt. Dat is voor de Unie een eerste voorwaarde om de volgende eeuw op moreel verantwoorde wijze binnen te treden. Het vormt ook de grondslag voor een beleid dat erop gericht is de ideologische verknochtheid aan onze culturele waarden te bevestigen. We mogen niet vergeten dat onze volken ons naar het Parlement hebben gezonden om hun rechten te verdedigen. Om die reden zijn we ook verplicht er bij de Turkse
Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is duidelijk uit wat in de laatste minuten is gezegd hoe sterk de gevoelens van de leden van het Parlement zijn en het is niet moeilijk te begrijpen hoe dat komt. Toevallig was ik vorige maand in Turkije, uiteraard voordat deze gebeurtenissen plaats vonden. Tijdens mijn bezoek hebben de mensen met wie ik over deze zorgelijke kwesties sprak mij twee dingen duidelijk gemaakt: in feite konden vele Turken van Koerdische afkomst, waaronder leden van de regering, in heel Turkije in vrede leven, afgezien van het gebied waar een gewelddadig conflict heerste. Ook werd mij gezegd dat de PKK een terroristische campagne voerde van een ongewone gewelddadigheid, met vele slachtoffers, zelfs in vergelijking met andere terroristiche campagnes elders in de wereld. Die stellingen waren op dat moment correct. Als ik daar nu zou zijn zouden diezelfde mensen mij ongetwijfeld zeggen dat de leider van de betrokken partij de zes studenten van de Turkse Militaire Academie, die recentelijk bij een terroristische aanslag zijn gedood, legitieme doelen vormden. Ook dat zou juist zijn. Maar in de besprekingen die ik met de Turkse leiders had, waarin zij mij de feiten die ik zojuist noemde mededeelden en die mij ongetwijfeld ook het andere feit dat ik zojuist vermeldde zouden hebben medegedeeld, heb ik zeer duidelijk gesteld dat naar mijn mening, en ik heb een zekere ervaring met dit soort zaken, het niet willen aanvaarden van de normale normen van de mensenrechten niet de juiste manier was om met terrorisme om te gaan. Ik heb duidelijk gesteld dat naar mijn mening handhaving van de rechten van de mens de beste manier is om terrorisme tegemoet te treden en dat het niet respecteren daarvan het terrorisme alleen maar kan aanwakkeren doordat de mensen het gevoel krijgen dat de weg van het terrorisme de enige manier is om hun misnoegenen hun mening te uiten. Dat is niet zo en het is van groot belang dat dat ook niet zo zal zijn. Dat is een van de redenen dat handhaving van de mensenrechten naar mijn mening niet alleen in het belang is van degenen die zich inzetten voor de rechten van de Koerden maar ook van hen die streven naar democratie, vrede, beëindiging van het geweld en zich inspannen voor de legitieme rechten van het Turkse volk als geheel en de betrekkingen tussen Turkije en de Europese Unie. In het licht van die opvatting, waarvan ik hoop dat dat een evenwichtige visie is, zal ik de vandaag ter sprake gebrachte kwesties behandelen. Ik hecht eraan namens de Commissie te zeggen dat, gelet op die feiten en niet door naar slechts één kant van de situatie te kijken, de
Nr. 3-445/184
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Sir Leon Brittan Commissie zeer bezorgd is over het besluit vann de Turkse Nationale Vergadering om de parlementaire onschendbaarheid van acht van zijn leden op te heffen, waarvan er zeven lid zijn van de DEP, de Democratische partij, en één van de RP, de Partij van de Vooruitgang. Die zorg wordt natuurlijk nog versterkt door het feit dat de ten laste gelegde feiten betrekking hebben op de door de bovengenoemde parlementariërs geuite meningen, inclusief de mening die ik al eerder heb genoemd, maar ook door het feit dat het ten laste gelegde in de meeste gevallen mogelijkerwijze de doodstraf met zich meebrengt. Geheel afgezien daarvan is een vraag gerezen over de wetmatigheid van de procedures. Het is voor de Commissie niet mogelijk een standpunt in te nemen over het Turkse recht, maar ik noem dat slechts terloops. De Commissie heeft natuurlijk alle terroristische daden tegen Turkse burgers. Moslims of' Christenen - en vandaag zijn hier Christenen genoemd - veroordeeld en zal dat altijd doen, en zij spreekt de hoop uit dat conflicten met groepen Koerdische medeburgers op vreedzame wijze worden geregeld. Wij beijveren ons altijd voor de mensenrechten, wanneer het gaat om het maken van uitzonderingen of om het niet volledig naleven daarvan. Ik ben blij de gelegenheid te hebben dat vandaag voor het Parlement duidelijk te benadrukken. Alavanos (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, we hebben met belangstelling geluisterd naar de commissaris die zijn ongerustheid uitdrukte over de arrestatie en de mogelijke veroordeling van de Koerdische leden van de Grote Vergadering. Het Parlement blijft de Commissie echter wijzen op punt 6 van de gezamenlijke ontwerpresolutie die door nagenoeg alle fracties werd ondertekend. Daarin worden de Raad en de Commissie verzocht om in het geval van Turkije dezelfde beginselen met betrekking tot de mensenrechten toe te passen als in de samenwerkingsakkoorden met andere derde landen worden toegepast. Hoe reageert de Commissie op dit verzoek van het Parlement? Mevrouw de Voorzitter, mag ik u vragen nogmaals het woord te geven aan de commissaris, zodat hij de kans heeft dit punt concreet te beantwoorden. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Ik heb zeer duidelijk gezegd dat de Commissie bezorgd is en heb mijn bezorgdheid uitgesproken överhet optreden van het Turkse parlement dat vandaag wodrt besproken, en ik heb zeer duidelijk gesteld dat die door mij geuite bezorgdheid de opvatting van de Commissie is. Ook heb ik zeer duidelijk gesteld dat de Commissie sterk gelooft in de opvatting dat het naleven van de mensenrechten belangrijk is in alle landen waarmee wij betrekkingen hebben, en ik heb ook duidelijk gemaakt dat wij het uitblijven daarvan niet alleen beschouwen als op zich zelf betreurenswaardig maar ook als contraproduktief. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 12.30 plaats. Sluiting van de Suzuki-fabriek
in Spanje
De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerde debat over: -
de ontwerp-resolutie (B3-0297/94) van de leden Cabezón Alonso en Verde i Aldea, namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-democraten,
over de aangekondigde sluiting van de Japanse Suzuki-Santana-fabriek in Spanje; -
de ontwerp-resolutie (B3-0301/94) van de heer Santos López en anderen, namens de Regenboogfractie, over de problemen die zijn ontstaan naar aanleiding van de aangekondigde sluiting van de Santanafabriek in Linares door Suzuki;
-
de ontwerp-resolutie (B3-0322/94) van de heer Arias Cañete en anderen, over de aangekondigde sluiting van de Japanse Suzuki-Santana-fabriek in Spanje:
-
de ontwerp-resolutie (B3-0328/94) van de leden Ruiz Mateos en Perreau de Pinninck, namens de Fractie van Verenigde Europese Democraten, over de aangekondigde sluiting van de fabriek van het Japanse bedrijf Suzuki-Santana in Linares (Spanje);
-
de ontwerp-resolutie (B3-0361/94) van de leden Ribeiro en Ephremidis, namens de Fractie Linkse Coalitie, en van de heer Gutiérrez Díaz en anderen, over de aangekondigde sluiting van het bedrijf Santana Motor (Suzuki) in Linares (Spanje).
Izquierdo Rojo (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, wij socialisten hebben het voortouw genomen om deze ontwerp-resolutie in te dienen, waarin wij de leiding van het bedrijf Suzuki ertoe oproepen om een akkoord te bereiken met de werknemers van die onderneming. In dat akkoord dient te worden verzekerd dat het bedrijf zal worden voortgezet, en dat de Spaanse overheden, wanneer het akkoord een feit is, mede zullen instaan voor de voortzetting van dit bedrijf in Linares. Wij constateren dat het noodzakelijk is dat de Europese Unie een industriebeleid heeft, dat ervoor zorgt dat multinationale ondernemingen die in de Europese Unie opereren niet alleen profiteren van de voordelen van de interne markt, doch tevens hun verplichtingen en toezeggingen aan de werknemers nakomen, de sociale en economische verplichtingen die uit die voordelen voortvloeien, zodat de voordelen en de verplichtingen van de interne markt met elkaar in evenwicht zijn. De onderneming Suzuki heeft overheidssteun genoten, en zij is er op die manier in geslaagd om toegang te krijgen tot een deel van de Europese markt. Haar toezeggingen is zij echter niet nagekomen, namelijk die in de met de werknemers bereikte overeenkomst, die mede tot stand kwam door de bemiddelende rol van het regionaal bestuur van Andalusië. Wij achten deze opstelling van de onderneming dan ook verwerpelijk, die de verplichtingen en toezeggingen die zij is aangegaan, wil omzeilen. Santos López (ARC). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen zou ik willen zeggen dat alle inwoners van Linares en van Andalusië hun hoop hebben gevestigd op hetgeen hier vandaag in deze Vergadering wordt gezegd en gedaan. Die gespannen verwachtingen hangen samen met de ernstige crisis waaronder dit district gebukt gaat. en zij zijn tevens het onmiskenbare bewijs van het feit dat de mensen daar vertrouwen stellen in de Europese instellingen, en dat zij kiezen voor integratie. Op grond van deze keuze zetten de burgers van dit district zich met volharding in voorde aanpassing van hun produktiestructuren, waarbij duizenden werknemers zich vanuit ongelijkwaardige omstandigheden offers getroosten die een voorbeeld zijn van maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Zij zijn vol vertrouwen, ofschoon deze regio de hoogste werkloosheidscijfers heeft van de Gemeenschap, en de industriële activiteiten een achteruitgang
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/185
Santos López van 30% vertonen. Deze instelling maakt Andalusië aantrekkelijk voor Europese en buitenlandse investeringen, die even noodzakelijk als welkom zijn. Niettemin is dit district tegen wil en dank getuige van het spektakel waarmee de multinational Suzuki nu aankomt, die zijn fabriek in Linares dreigt de sluiten, en de ongeveer 2.500 werknemers van het bedrijf"en de 15.000 werknemers in toeleveringsbedrijven op straat dreigt te zetten. Dit is het zoveelste voorbeeld van de ontwikkeling die zich gedurende de laatste jaren voltrekt in Andalusië. Maar vanwege zijn omvang, en omdat het gaat om de opheffing van een bedrijf" als Santana dat Spaans was, en omdat dit de druppel is die de emmer van de economische uitputting van onze regio doet overlopen, is dit geval een symbool geworden. De hele bevolking van Andalusië heeft haar blik thans gevestigd op Linares, en op de Europese Unie. Men heeft vele twijfels, en om die reden zijn er vandaag afgevaardigden uit dit district in ons midden. Zij willen weten of het de bedoeling is van de interne markt, of van de Europese Unie, dat de multinationals onbeperkt van deze vrije markt kunnen profiteren, die kan worden opgebouwd door de inspanningen van onze werknemers. Zij willen weten of het de bedoeling is dat deze markt voor de multinationals wordt opengesteld, terwijl zij niet van plan zijn hier te blijven en duurzame investeringen te doen. Zij willen weten of het er de multinationals slechts om te doen is de Europese periferie te gebruiken, de minder ontwikkelde regio's, om zodoende toegang te krijgen tot de voordelen van de interne markt zonder de nadelen ervan te ondervinden. Want het zou onaanvaardbaar zijn als het hun erom te doen was de markten te controleren, de produktie naar hun hand te zetten, en er dan vandoor te gaan. Op deze vragen dient een overtuigend antwoord te worden gegeven. Valverde López (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, door de opschorting van betalingen en de aangekondigde sluiting van bedrijven zoals Santana Motor en de alom bekende „Blikkenfabriek", waarmee het district Linares in Andalusië thans wordt geconfronteerd, komt dit district in een economische en sociale crisis terecht die zijn weerga in de Gemeenschap niet kent. In dit district, mevrouw de Voorzitter, zijn gedurende de afgelopen jaren 50% van de bedrijven gesloten. Als we hierbij in aanmerking nemen dat deze sluitingen zich voordoen in een Europese regio zoals Andalusië, waarvan het gemiddelde werkloosheidscijfer boven de 34% ligt, en waarvan de industriële bedrijvigheid het afgelopen jaar met 30% is afgenomen, dan is het duidelijk dat we hier met een explosieve situatie te maken hebben. Want de inwoners van het district Linares -dat ongeveer 140.000 communautaire burgers telt- worden geconfronteerd met een toekomst die hun geen enkele kans biedt op werk, en waarin vele gezinnen slechts een leven in volslagen armoede te wachten staat. Om dit ernstige probleem tot een oplossing te brengen, dienen de communautaire, nationale en regionale overheden de handen ineen te slaan. Door hun gezamenlijke inzet zullen de werknemers en vakbonden hopelijk de ruimte kunnen vinden om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan. Het feit dat de bedrijfscommissie en afgevaardigden van de gemeente Linares hier aanwezig zijn, toont aan dat men er belang in stelt om actief deel te nemen aan de oplossing van het probleem.
Overigens, mevrouw de Voorzitter, dient het regiobestuur van Andalusië de verplichtingen na te komen die het destijds is aangegaan naar aanleiding van de scheidsrechterlijke uitspraak. Bovendien moeten de regering en het regiobestuur van Andalusië hun financiën rationaliseren (die nu zijn uitgeput), en hun beleid zodanig wijzigen dat overheidsinvesteringen rendabel worden, en er particuliere investeringen kunnen worden aangetrokken voor het herstel van de industrie in Andalusië en met name in Linares. De Spaanse regering mag niet lijdzaam blijven toezien, vanuit de opvatting dat deze kwestie een probleem van de onderneming is, dat buiten haar verantwoording valt. Bij de benadering van dit probleem dient zij zich even solidair op te stellen als zij heeft gedaan bij eerdere crises in andere industriële sectoren, zoals die van Saguno. De Europese Unie heeft voldoende beleidsinstrumenten om de Japanse autoindustrie ertoe te verplichten haar uitvoer aan banden te leggen, indien zij haar investeringen in Europa ongedaan maakt. Mevrouw de Voorzitter, de inwoners van het district Linares hopen op de steun van deze Vergadering. Daarom verzoek ik u allen om uw stem te geven aan de gezamenlijke resolutie, waarop met spanning en ongeduld wordt gewacht door de bedrijfscommissie en de afgevaardigden van de gemeente Linares die in de tribune van deze Vergadering aanwezig zijn.
VOORZITTER: DE HEER ESTGEN Ondervoorzitter Guermeur (RDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik moet mijn vriend Perreau de Pinninck excuseren, die verstek moet laten gaan, terwijl hij vanmorgen het woord tot u had moeten richten. Onze fractie betreurt het besluit van de directie van het Japanse bedrijf Suzuki om in Linares de automobielproduktie te staken. Spanje heeft het hoogste werkloosheidspercentage van de Europese Unie, en Andalusië is met 34,2% de meest getroffen streek van Europa. Wij zijn dus solidair met de 2400 werknemers die bedreigd worden door het besluit van Suzuki. Deze onderneming moet op dit voornemen terugkomen en de overeenkomsten respecteren die zij heeft aangegaan toen zij zich vestigde in Linares en die haar, het zij nog eens gezegd, belangrijke voordelen hebben opgeleverd. Tevens moet erop worden gewezen dat deze situatie met name het gevolg is van het beleid in Spanje en Andalusië waar de socialisten, zoals bekend, het roer in handen hebben. Hun actie heeft de voornaamste Spaanse industrieën getroffen; zij worden nu verkocht aan multinationals die voor het merendeel van buiten de Unie komen. Ook is bekend dat deze hun eigen beleid voeren, hun eigen doelstellingen hebben, en niet veel op hebben met het land waar zij zich vestigen. Concluderend, mijnheer de Voorzitter, wensen wij met onze vriend Perreau de Pinninck. dat Suzuki op haar besluit terugkomt, maar ook dat de autoriteiten in Madrid lering trekken uit deze zaak en hun industriebeleid herzien. Calvo Ortega (LDR). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de aangekondigde sluiting van de Suzuki-fabriek Santana
Nr. 3-445/186
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Calvo Ortega heeft tot diepe verontrusting geleid in het district Linares, door het verlies aan arbeidsplaatsen bij het bedrijf zelf'en bij de toeleveringsbedrijven. Het lijkt me onnodig om nog verder in te gaan op de negatieve gevolgen die hier reeds onder de aandacht zijn gebracht. Ik wil wel vanuit een communautair perspectief een drietal opmerkingen maken. Ten eerste dat de Commissie een dialoog dient aan te gaan met de Japanse overheden en met de leiding van deze multinational, waarin wordt geëist dat het economisch evenwicht en de investeringen worden verzekerd die in de Gemeenschap zijn overeengekomen. Op de tweede plaats dient de Commissie zich bereid te tonen om, zonodig via de structuurfondsen, ondersteuning te geven aan het herstel van de produktie en aan de produktiviteit van de fabriek. Ten derde dient de benodigde overheidssteun te kunnen worden gegeven voor de voortzetting van de fabriek, gezien het belang hiervan voor de werkgelegenheid in een district zoals Linares. Kortom, ten overstaan van deze bijzonder ernstige situatie dient de Europese Commissie, opgrond van de mogelijkheden die ook bestaan binnen de communautaire regelgeving, haar bevoegdheden zo snel en goed mogelijk aan te wenden. Puerta (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Fractie van Verenigd Links ondersteunt ten volle de gezamenlijke ontwerp-resolutie. Zoals enkele collega's vanochtend reeds hebben verduidelijkt, wil een Japans bedrijf, dat eigenaar is van Santana, overgaan tot sluiting van de fabriek, zonder zich te houden aan de scheidsrechterlijke uitspraak die is ondertekend door de werknemers van het bedrijf en het regionaal bestuur van Andalusië. Wij vinden deze ontwikkeling uiterst zorgwekkend. Het behoeft geen overdrijving om de kloof waar te nemen die de geïdealiseerde Europese opbouw van de werkelijkheid scheidt. Die twee dienen samen op te gaan: democratie, en een industrie- en werkgelegenheidsbeleid. De situatie is zo ernstig dat wij niet werkloos kunnen blijven toezien. Ik wil commissaris Brittan -die dergelijke kwesties energiek pleegt aan te pakken- verzoeken om zich in te zetten voor het vereiste Europese industriebeleid, en om er mede zorg voor te dragen dat de krachten in dit district worden gebundeld, zodat de voortzetting van het bedrijf wordt veiliggesteld. Voorts verzoek ik hem om namens de Commissie duidelijk stelling te nemen tegenover Japan, en te eisen dat de investeringen van deze onderneming in Spanje en in Europa niet alleen worden gebruikt als middel om haar handelsbelang te dienen, zonder respect voor de belangen van de Europese burgers en werknemers. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Dc Commissie betreurt de aangekondigde sluiting van de Suzuki-Santanafabriek in een gebied dat reeds met een hoge werkloosheid heeft te kampen. Ik wil graag mijn persoonlijke medeleven en bezorgdheid kenbaar maken omdat ik zo goed begrijp hoc ernstig de gevolgen van een dergelijk besluit in zo'n gebied kunnen zijn. We zijn zeer teleurgesteld dat de directie en de vakbondsvertegenwoordigers geen oplossing hebben kunnen vinden waarin de activiteiten van het bedrijf hadden kunnen worden voortgezet. De Commissie heeft niet de middelen om een onderneming al" te houden van een beslissing om in de Unie te investeren ofte desinvestercn. Als bedrijven hier komen en het inverteringsrisico nemen - en wij kunnen en
willen dat risico niet van ze overnemen - dan hebben zij ook het recht, zij het onder een belangrijke voorwaarde waarop ik later terugkom, om te beslissen al dan niet met deze investering door te gaan. Ik ben er niet zo zeker van dat er een verschil bestaat tussen een investering door een onderneming uit eigen land, een investering door een onderneming uit de Europese Unie in een ander land dan waar het is gevestigd of een investering door een bedrijf van buiten de Europese Unie. In elk van die gevallen, onder het voorbehoud dat ik hierna zal noemen, moet een bedrijf'de verantwoordelijkheid nemen te investeren en de investering te beëindigen. Anderzijds komt de vraag op wat de beperkingen van zijn handelingsvrijheid zijn en wat de Europese Unie kan doen in een dergelijke situatie! In het algemeen heeft de Europese Unie een aanzienlijke rol bij industriële veranderingen, met name via de structuurfondsen en de communautaire initiatieven. Als we kijken naar de regio als geheel is het absoluut correct dat Andalusië een Doelstelling 1-gebied is en daardoor in aanmerking komt voor aanzienlijke subsidies van de Gemeenschap - bijvoorbeeld op het gebied van opleidingen, herscholing en het scheppen van werkgelegenheid. Als het besluit van Suzuki wordt gehandhaafd zou het goed zijn zeer nauwkeurig te kijken naar de wijze waarop die steun kan of moet worden aangepast om in te spelen op de veranderende situatie. Als we dan kijken naar de specifieke omstandigheden rond de voorgestelde sluiting van de fabriek in Linares rijst zoals ik heb gezegd de vraag of er geen beperkingen zijn aan de vrijheid die het bedrijf' bij zijn beslissingen heeft. Er zijn bepaalde wettelijke verplichtingen, zoals de Richtlijnen 75/129/EEG over collectieve ontslagen. 77/ 187/EEG over de overbrenging van ondernemingen en 80/987/EEG over de bescherming van werknemers in geval van insolventie van de werkgever. Er zijn verplichtingen die moeten worden nageleefd. Ik ben niet in de positie om te zeggen dat er enig bewijs is op basis waarvan moet worden aangenomen dat een van deze verplichtingen niet zou zijn nageleefd. Als er een concreet bewijs wordt voorgelegd ter ondersteuning van de stelling dat er sprake is van schending van het gemeenschapsrecht met betrekking van deze of zelfs andere verplichtingen, dan zal de Commissie passende maatregelen nemen. Maar ik moet duidelijk zeggen dat we tot op dit moment geen bewijs in die richting hebben gekregen. De Commissie doet al het mogelijke om er voor te zorgen dat de regels zo veel mogelijk worden nageleefd wanneer zich dit soort gevallen voordoet. Een van de belangrijkste manieren om te zorgen dat bedrijfsherstructureringen op sociaal aanvaardbare wijze worden doorgevoerd is het geven van voldoende informatie en het raadplegen van vakbondsvertegenwoordigers voordat dergelijke besluiten worden uitgevoerd. Dat is de basis van onze benadering in dit soort gevallen. Ik sluit af met nogmaals mijn medeleven te betuigen met hen die door de uitvoering van een dergelijke beslissing worden getroffen en met verwijzing naar het algemene karakter van de instrumenten van de Gemeenschap om in dit soort omstandigheden op te treden in een Doelstelling 1-regio. Als er een bewijs is dat op grond van Gemeenschapsrecht bestaande verplichtingen zouden zijn
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/187
Sir Leon Brittan geschonden, dan zou dat voor de Commissie aanleiding zijn de zaak grondig te bestuderen. Valverde López (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor zijn belofte aan deze Vergadering om de scheidsrechterlijke zaak aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen, en daarin te interveniëren voor de oplossing van dit probleem. Het is namelijk zo dat deze onderneming zich niet heeft gehouden aan de scheidsrechterlijke uitspraak waarbij het regionaal bestuur van Andalusië en de onderneming betrokken waren. Ik ben dan ook van mening dat de Commissie deze zaak dient te bestuderen en hierin moet ingrijpen om ervoor te zorgen dat in de eerste plaats de scheidsrechterlijke uitspraak wordt nageleefd. Voorts heeft de commissaris het doelmatig gebruik van de structuurfondsen aan de orde gesteld. Helaas moet gezegd dat het regionaal bestuur van Andalusië deze fondsen voor niet-produktieve investeringen aanwendt. en in de volgende periode zou de Commissie erop moeten staan dat dit beleid wordt gewijzigd. Tevens wordt in mijn regio en in mijn land op meerdere terreinen een economische beleid gevoerd dat niet aansluit bij dat van de Europese Unie. en waaraan een groot aantal van de economische en sociale problemen zijn te wijten waaronder mijn land gebukt gaat. Izquierdo Rojo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, zoals u weet, heeft de betreffende onderneming steun ontvangen van zowel de Spaanse overheid als van de Gemeenschap. Het ontvangen van financiële steun schept verplichtingen, en het is niet meer dan billijk als men eist dat die ook worden nagekomen. Ik heb de indruk dat u hier bent verschenen zonder de zaak voldoende te hebben bestudeerd, en dat verbaast me. omdat u zich normalerwijze alleen uitspreekt als u uw huiswerk goed heeft gedaan. U zou moeten weten dat de onderneming zich niet heeft gehouden aan de toezegging die zij de werknemers heeft gedaan, en die zij met hen heeft ondertekend. Het regionaal bestuur van Andalusië heeft hierin een bemiddelende rol gespeeld. De Commissie is bevoegd om te eisen dat deze toezeggingen worden nagekomen. Indien we bepaalde multinationals voordelen bieden, dienen we er op te staan dat zij hun verplichtingen jegens de werknemers en hun verantwoordelijkheden als ondernemer ook nakomen. Mijnheer de commissaris, voor de komende dag dient u uw huiswerk over Suzuki in Linares beter voor te bereiden. Puerta (NI). - (ES) Mijnheer de commissaris, in eenzelfde toonaard als de vorige spreker moet ik u zeggen dat wij bijzonder onder de indruk zijn van uw betoog, omdat hieruit blijkt dat dit probleem u ernstig verontrust en dat u meeleeft met de werknemers. Dat is echter niet voldoende. Op de tribune zitten vandaag ook afgevaardigden van de onderneming Suzuki en van de gemeente Linares. U dient met hen te gaan praten. Zij zullen u precies uitleggen waar de problemen liggen. Ik geloof in het Latijnse gezegde dat luidt: „verba volant, scripta manem". Woorden alleen zijn niet voldoende. U dient tot actie over te gaan. Zet u in voor een oplossing van het probleem in Linares, want dát is de manier om Europa op te bouwen: door de sociale en economische cohesie te versterken die wij ons ten doel stellen. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de geachte afgevaardigde voor het compliment over mijn huiswerk, maar ik ben mij natuur-
lijk bewust van het geld en de steun die is gegeven. Dat staat buiten kijf. Ook is het boven alle twijfel verheven dat wanneer er geld wordt gegeven er ook enkele verplichtingen ontstaan. De vraag die rijst is of' er sprake is van schending van die verplichtingen en dat is iets waarnaar de Commissie zal kijken als er bewijzen in die richting zijn. Dat heb ik gezegd en het is juist dat ik mij daartoe verplicht. Ook is het juist dat de aard van de verplichting duidelijk moet vaststaan om te voorkomen dat te hoge verwachtingen worden gewekt. Het blote feit dat er een sluiting wordt aangekondigd bewijst op zichzelf niet dat er sprake is van de schending van een voorwaarde waarop de steun is verleend. Anderzijds is de vraag o l e r van zo'n schending sprake is iets dat moet worden bestudeerd, maar op basis van specifieke bewijzen van een specifieke schending en niet door te stellen dat er geld is gegeven en dat er nu een sluiting is aangekondigd. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats te 12.30 uur. Deprivatisering van het openbaar vervoer in Athene en daarmee samenhangende vakbondsproblemen De Voorzitter. - Aan de orde is de ontwerp-resolutie (B3-0289/94) van de heer Sarlis en anderen namens de fractie van de Europese Volkspartij over schendingen van de mensenrechten ten gevolge van geweld tegen werknemers van het openbaar-vervoerbedrijf in Athene. Sarlis (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, geachte colIega"s, in december heeft de Griekse regering een wet aangenomen die het openbaar vervoer in Athene opnieuw nationaliseert. Dezelfde wet bepaalt dat alle werknemers van de ontbonden particuliere busondernemingen - en het gaat om vele honderden - voortaan door de nieuwe overheidsonderneming worden tewerkgesteld. Dat is op zichzelf geen probleem. De werknemers die uit de privésector naar het overheidsbedrijf zijn overgekomen worden echter door de andere werknemers op -vooral in de remisen - onder druk gezet zich bij een bepaalde vakbond aan te sluiten. Dat blijkt uit de vele betrouwbare verklaringen, aanmaningen, protesten en publikaties in de pers die ik hier bij me heb en aan iedereen kan bezorgen die er belangstelling voor heeft. Wat ik beweer, wordt trouwens nadrukkelijk bevestigd door een verklaring die de Atheense arbeiderscentrale -welke deel uitmaakt van de meest neutrale Griekse vakbond, de Griekse Algemene confederatie van werknemers - hierover op 4 februari heeft afgelegd. Het lijdt dus helemaal geen twijfel dat het recht op de vakbondsvrijheid hier werd geschonden. We verzoeken het voorzitterschap en het bestuur van de maatschappij voor openbaar vervoer in Athene dan ook de nodige maatregelen te nemen om de sociale vrede en de vakbondsvrijheid te verzekeren. Bovendien vragen we het Parlement dat het de praktijken veroordeelt waarbij werknemers andere werknemers bedreigen. Raftopoulos (PSE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerp-resolutie die door de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij werd ingediend, is het resultaat van een andere politieke en ideologische benadering van het stedelijk openbaar vervoer in Athene.
Nr. 3-445/188
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Raftopoulos De socialisten zijn van oordeel dat het openbaar karakter van het stedelijk vervoer moet worden gewaarborgd en op dat vervoer door openbare instanties moet worden toegezien. Politiek rechts is echter van mening dat het stedelijk vervoer moet worden overgelaten aan particuliere ondernemingen die niet door de overheid worden gecontroleerd en geen rekening houden met maatschappelijke criteria. Ik wil eraan herinneren dat de rechten van de werknemers van de vroegere maatschappij voor openbaar vervoer in Athene - het overheidsbedrijf" EAS - op genadeloze wijze werden geschonden, toen de conservatieve regering besloot EAS te ontbinden, waardoor 8.000 mensen hun baan verloren. Het Parlement heeft met zijn resolutie B3-1578/92 de ontbinding van de overheidsonderneming en het ontslag van haar werknemers veroordeeld. De PASOK-regering heeft op voorstel van de nieuwe openbare vervoersmaatschappij alle werknemers van de vroegere EAS opnieuw in dienst genomen. De vakbondsrechten worden er volledig gewaarborgd, en dat overeenkomstig een op dit vlak baanbrekende wet die door de socialisten in 1982 werd aangenomen. De problemen waarop de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij zich in hun ontwerp-resolutie beroepen, zijn wrijvingen binnen de vakbonden die niets met dit onderwerp te maken hebben. Ik wil er in dit verband ook op wijzen dat de Griekse socialistische regering de onafhankelijkheid van de vakbonden eerbiedigt en in dit probleem niet wenst tussenbeide te komen. Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, als er een periode is geweest waarin de mensen- en vakbondsrechten in Griekenland werden geschonden, was het die tussen 1990 en 1993. toen ons land door Thatcheriaanse privatiseringen werd overspoeld. Lavrion, Kozani, Achaia en Evia, die in het kader van de desindustrialiseringscampage van de conservatieven tot een industriële woestijn werden omgevormd, zijn hiervan het ontegenzeglijk bewijs. De acties van de Griekse socialistische regering zijn er precies op gericht de vakbonds- en mensenrechten opnieuw te verzekeren en het versnipperd maatschappelijk weefsel weer te herstellen. Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat wij deze ontwerp-resolutie, die tal van onnauwkeurigheden bevat en het Parlement ertoe aanzet zichzelf' te kleineren, verwerpen. We mogen niet vergeten dat het Parlement in 1992 een resolutie heeft aangenomen die volledig indruist tegen wat thans wordt voorgesteld. Als we deze ontwerp-resolutie aannemen, kramen we onzin uit. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb kort geleden ook een bezoek aan Griekenland gebracht en ik ben mij zeer bewust van dit bijzondere conflict, maar ik moet niettemin opmerken dat het in deze ontwerpresolutie aangesneden onderwerp werkelijk een puur binnenlandse kwestie voor Griekenland is en moet worden opgelost naar Grieks recht en Griekse procedures. De Commissie heeft geen bevoegdheden om zich in deze kwestie te mengen. Natuurlijk betreuren we elke verstoring van het sociale klimaat door welke oorzaak of het gelijk of ongelijk van wie dan ook - en we hopen dat spoedig een oplossing van het conflict kan worden gevonden. Sarlis (PPE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde. Ik wil erop wijzen dat wat wij in onze ontwerp-resolutie aanklagen niet hetzelfde is als dat
waarover onze collega van de socialistische fractie heeft gesproken. Hij had het over het probleem van de deprivatisering en renationalisering. De Fractie van de Europese Volkspartij verwijst echter naar de druk die op de werknemers wordt uitgeoefend om zich bij een bepaalde vakbond aan te sluiten -druk die zich uit in bedreigingen, aanmaningen en handgemeen onder de werknemers, waaraan nog steeds geen eind is gekomen. Dat is het probleem. Men kan zoveel wetten maken als men wil, maar ze moeten ook worden toegepast. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 12.30 uur plaats.
Mensenrechten De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over de 21 onderstaande ontwerp-resoluties betreffende de rechten van de mens: Oost-Timor -
B3-0294/94 van de heer Marinho, namens de PSEfractie, over het nieuwe bloedbad op Oost-Timor;
-
B3-0303/94 van de heer Ribeiro en anderen, namens de CG-fractie, over schendingen van de mensenrechten op Oost-Timor;
-
B3-0310/94 van de heer Canavarro en anderen, namens de ARC-fractie, over de onthullingen over het bloedbad op Oost-Timor;
-
B3-0316/94 van de heer Telkämper, namens de V-fractie, over de wederrechtelijke moorden door de Indonesische troepen op Oost-Timor;
-
B3-0348/94 van de heren Amaral en Capucho, namens de LDR-fractie, over de onthullingen over het bloedbad op Oost-Timor.
Rwanda -
B3-0284/94 van de heer De Clercq en anderen, namens de LDR-fractie. over de situatie in Rwanda;
-
B3-292/94 van de heer Arbeloa Mum. namens de PSE-fractie, over de situatie in Rwanda: - B30331 /94 van mevrouw Ernst de la Graete en anderen, namens de V-fractie, over de mensenrechtensituatie in Rwanda;
-
B3-0340/94 van de heer Mantovani en mevrouw Oomen-Ruijten, namens de PPE-fractie, over de situatie in Rwanda.
Colombia a)
Straatkinderen
-
B3-0285/94 van mevrouw Larive en anderen, namens de LDR-fractie, over de moorden op kinderen in Colombia;
-
B3-0325/94 van de heer Lalor en anderen, namens de RDE-fractie, over de moorden op en de gewelddaden tegen zwerfkinderen in Colombia;
-
B3-0351/94 van mevrouw Ernst de la Graete en anderen, namens de V-fractie, over de moord op kinderen in Colombia.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/189
Voorzitter b) -
-
Verkiezingsproces B3-0360/94 van de heer Barata Moura en anderen, namens de CG-fractie, en de leden Gonzalez Alvarez, Castellina, Gutierrez Diaz, Puerta, Geraghty, Papayannakis en Valent, over de mensenrechten en de arrestatie van bewindslieden en kandidaten van de Unión patriótica in Colombia; B3-0367/94 van mevrouw Llorca Vilaplana, namens de PPE-fractie, over de eerbiediging van de rechten van kandidaten bij de komende verkiezingen in Colombia.
Cambodja B3-326/94 van de heer Chabert en anderen, namens de PPE-fractie, over de uitbreiding van de programma's van de EG ter consolidatie van de democratie en de mensenrechten in Cambodja; Boeroendi B3-0353/94 van de heer Mantovani en anderen, namens de PPE-fractie, over de situatie in Boeroendi. Senegal B3-0332/94 van mevrouw Ernst de la Graete en anderen, namens de V-fractie, over de situatie in Senegal; B3-0346/94 van de heer Bertens, namens de LDRfractie, over de arrestaties in Senegal. Vluchtelingen uit Bangladesh B3-0296/94 van mevrouw Pollack, namens de PSEfractie, over de situatie van Jumma-vluchtelingen; B3-0350/94 van de heer Telkämper, namens de V-fractie, over de situatie van de Jumma-vluchtelingen uit Bangladesh in India. Togo B3-0352/94 van de heer Chabert en anderen, namens de PPE-fractie, over Togo. Marinho (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, nu het Parlement naar aanleiding van de reportage van de Britse zender ITV en de Portugese zender RTP besluit om de kwestie van de systematische en herhaaldelijke schending van de mensenrechten op Oost-Timor, waar het geweld tegen het Timorese volk zoals wij allen weten afmetingen van volkerenmoord aanneemt, nogmaals op de agenda te zetten, weigert het daarmee de kwestie van zelfbeschikking van het Timorese volk in de vergetelheid te doen geraken. Aan ieder initiatief om het koloniale beleid van Indonesië te vergoelijken gaat gelukkig altijd een onthulling van de waarheid gepaard en hoe zwaar de commerciële en strategische belangen, die de neiging hebben om de werkelijkheid te verdraaien en de vormen van geweld te verdoezelen, ook wegen, is er altijd wel iemand, zoals in dit geval de heer John Pilger met zijn reportage op de Britse zender ITV die de ware toedracht opnthultn en het beleid dat de Indonsische autoriteiten op schaamteloze wijze proberen te verkopen, dwarsboomt. Daarom moet er dringend een observatiemissie van het Europees Parlement naar Timor gestuurd worden die samen met het verslag van de vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de Europese Unie in staat stelt om haar standpunt te bepalen en
dienovereenkomstig te handelen. Zolang deze rapportage-delegaties geen concrete resultaten hebben opgeleverd, mag de Europese Unie niet doen alsof" er niets gebeurd is en zal zij aan de betrekkingen met Indonesië de voorwaarde moeten stellen dat via deze instellingen de ware feiten aan het licht gebracht worden. De betrekkingen tussen de Europese Unie en Indonesië moeten op duidelijkheid berusten. Men kan niet doorgaan met het inwisselen van lucratieve contracten tegen oogkleppen en vergeetachtigheid uit eigenbelang. Indonesië moet de bewijslast leveren. Laat het door de deuren van Timor voor de Europese afgevaardigden te openen bewijzen dat er inderdaad niets te verbergen valt. Laat het een bewijs leveren dat op waarheid en helderheid berust. Het Europees Parlement vertegenwoordigt de Europese publieke opinie en duldt geen uitvluchten meer. Het aanvaardt alleen de waarheid teneinde een krachtig besluit te kunnen nemen. Ribeiro (CG). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, Oost-Timor is opnieuw aan de orde in het Europees Parlement. En niet vanwege halsstarrigheid van de Portugese afgevaardigden. Oost-Timor is opnieuw in dit Parlement aan de orde omdat de agressie voortduurt, omdat het recht op zelfbeschikking van een volk met een eigen taal. cultuur en geschiedenis, gedwarsboomd wordt. Omdat dit Parlement nogmaals duidelijk moet maken dat het een militaire bezetting die verhindert dat er een einde komt aan een dekolonisatieproces, niet onderschrijft, dat volkerenmoord hem niet onverschillig laat, temeer daar er steeds meer bewijzen komen die de gebeurtenissen bevestigen. De diplomatieke manoeuvres en de lobby van Indonesië, de medeplichtige houding van de European Parliament Indonesian Friendship Association en van de Portuguese Indonésia Friendship Association kunnen algehele verachting voor het internationaal recht en voor de standpunten van de internationale gemeenschap niet omvormen tot een bilateraal geschilpunt. Evenmin als de standpunten van dit Europeees Parlement niet vergeten mogen worden door zijn afgevaardigden. Sinds november 1991 tracht Indonesië via zijn diplomatie en zijn lobby langs slinkse wegen een formeel bezoek van het Europees Parlement aan de plaats waar de massamoorden hebben plaatsgevonden, te verhinderen. De resolutie waar wij over gaan stemmen bevredigt ons niet. De mensenrechten zijn op gewelddadige wijze geschonden teneinde een heldhaftige weerstand te breken, een militaire bezetting in stand te houden en de uitoefening van het recht op zelfbeschikking te verhinderen. Belangrijk is echter dat dit Parlement op den duur niet zal vergeten, dat het niet duldt dat het voortdurend en hardnekkig bedrogen en bespeeld wordt, waarbij er geen middelen en verleidingen geschuwd worden, waarbij er sprake is van vormen van medeplichtigheid, in ruil voor lucratieve zaken, snoepreisjes en provocateurs. Oost-Timor is opnieuw aan de orde in het Europees Parlement. En niet vanwege halsstarrigheid van de Portugese afgevaardigden doch vanwege andere vormen van halsstarrigheid die ernstig en misdadig zijn, die wij aanklagen en zullen blijven aanklagen, die wij veroordelen en zullen blijven veroordelen. Vóór alles omdat het volk van Oost-Timor dat eist en verdient. Canavarro (ARC). - (P7") Mijnheer de Voorzitter, geachte Collega's ironisch genoeg wordt, hoe meerde Indonesische regering tracht via een politiek van charme en
Nr. 3-445/190
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Canavarro verleiding verenigingen van vrienden en samenwerking te stimuleren, de informatie die tot ons komt en waardoor de rauwe en naakte werkelijkheid van het beleid van Djakarta inzake Timor duidelijk wordt, gaandeweg groter. Het is aan ons, afgevaardigden die door vrije volken van Europa gekozen zijn om datgene in praktijk te brengen waar dit Parlement zich zo op laat voorstaan en waar het zich zo mee vereenzelvigt: de verdediging van de mensenrechten, niet alleen in onze Europese Gemeenschap maar ook daar waar de volken er het meest om smeken. Timor is een van die gevallen. Timor smeekt ons. Daarom hameren wij nogmaals op de noodzaak waar de Regenboogfractie voor zal stemmen, opdat er in dit Parlement goede verslagen geschreven worden over Timor, opdat er voor gezorgd wordt dat de leden van dit huis alle mogelijke informatie krijgen en dat er op aangedrongen wordt dat onze fysieke aanwezigheid als afgevaardigden werkelijkheid wordt, in direct contact met het lijdende volk van Timor na de recente toestemming van de Indonesische regering voor dat bezoek. In de hoop dat op die manier onze stem en onze voorstellen met de nog niet gepubliceerde onderzoeken van de Verenigde Naties als tegenwicht kunnen fungeren tegen de verkoop van wapens door communautaire partners die niet alleen dodelijke wapens verkopen doch daarmee ook het recht op zelfbeschikking verhinderen,waarbij het wel lijkt of ze niet hetzelfde Europese paspoort dragen. Hoelang nog blijft het begrip harmonisatie een uitzondering in deze Europese Unie? Zou het zo zijn dat er in de beleidsvorming voor samenwerking met twee gewichten gewogen en twee maten gemeten wordt? Zou het zo zijn dat we voor de redding van het volk van Timor moeten wachten tot het uitgeroeid wordt, terwijl er officieel samenwerking en vriendschap aangekondigd wordt? Telkämper (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de schending van de mensenrechten in Oost-Timor en de onderdrukking van de bevolking van Oost-Timor zijn geen problemen die alleen Indonesië en Portugal aangaan, maar wel ieder van ons. Wij hebben elke schending van de mensenrechten steeds aangeklaagd. Oost-Timor wordt nog steeds door Indonesië bezet en naar mijn mening heeft de Europese Gemeenschap op grond van de Portugese koloniale geschiedenis de plicht ervoor te zorgen dat de mensenrechten in Oost-Timor niet meer worden geschaad. Op 12 november 1991 is in Dili een koelbloedige moordpartij aangericht. Wij hebben er toen over gesproken. Daarna is een delegatie van dit Parlement, de EP-ASEAN-delcgatie, naar Jakarta gegaan. Daar werd ons verteld dat het helemaal niet om een moordpartij, maar om een ongeluk ging en aangezien Indonesië op weg is naar democratie zou uiteraard een onderzoek worden ingesteld naar dit ongeluk. Dit was schandalig, omdat de film die we tevoren hadden gezien duidelijk loonde dat alle mensen bij de begrafenis op dit kerkhof vermoord werden. Deze film werd door de Nederlandse televisie opgenomen en kan nu nog altijd bekeken worden. De delegatie in Jakarta werd vervangen dooreen andere. Tot nog toe is deze er echter nog niet toe gekomen de plaatselijke situatie te gaan onderzoeken, alhoewel er
intussen waarschijnlijk nog meer bloedbaden zijn aangericht. Daarom verzoek ik u ervoor te zorgen dat gevolg wordt gegeven aan de resolutie die dit Parlement op 21 november 1991 heeft aangenomen en dat een delegatie naar het gebied wordt gestuurd, zodat Indonesië op de bijeenkomst van de EG en de ASEAN in september in Karlsruhe met een onbesproken gedrag kan verschijnen. Indien dit niet gebeurt, mag deze Raadsbijecnkomst niet in Karlsruhe plaatsvinden, omdat Duitsland een land is dat wapens levert aan het regime van Indonesië. Coelho (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte Afgevaardigden, de toestand in Oost-Timor wordt wederom onder de aandacht gebracht van deze Vergadering die. zoals de Veiligheidsraad van de UNO reeds gedaan had, de onwettige invasie door Indonesië van het grondgebied van Oost-Timor in 1975 veroordeeld heeft, en thans van het binnenvallend land de eerbiediging van het internationaal recht eist, van de zelfbeschikking van het volk van Timor en van de mensenrechten. Met ontzetting hebben wij de schokkende beelden van de documentaire gade geslagen die door verschillende Europese televisiestations werd uitgezonden en door de ITVzender was geproduceerd waar gewag gemaakt werd van nieuwe executies in koelen bloede door belangrijke getuigenis van de overlevenden van de slachting van 12 november 1991. Wij zijn van mening dat de ernst van het gebeurde tot meer dan een loutere bevestiging, hoe belangrijke ook. van de standpunten zoals die eerde ingenomen zijn. verplicht. Wij vragen de Conferentie van Regeringsleiders om dringend de nodige maatregelen te nemen om het bezoek mogelijk te maken van een delegatie van dit Parlement naar West-Timor om gevolg te geven aan de resolutie die op 21 november 1991 werd aangenomen. Wij vragen de Raad en de Commissie de officiële contacten tussen de Unie en Indonesië zoveel mogelijk te beperken zolang er onderzoeken gaande zijn naar de gebeurtenissen in Dili. Tot slot hopen wij dat er voor het volk van Timor zeer binnenkort een einde aan het lijden zal komen en dat het volk, in het kader van zelfbeschikking in zijn eigen gebied de koers van zijn eigen ontwikkeling kan vinden, zonder angst voor systematische of willekeurige schending van de meest elementaire mensenrechten. Cayet (LDR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen spreken over Rwanda. In een zeer moeilijke politieke en eonomische context, die ik in enkele woorden zal schetsen - na verkiezingen die correct zijn verlopen en die eenieder de hoop gaven dat Rwanda eindelijk aan een echt democratisch proces zou beginnen - konden de Hutu's - en de Tutsi's het niet binnen een normale termijn eens worden over een regering, waarop de zaken ontspoorden. De ambtenaren kregen geen instructies meeren werden niet meer betaald, hetgeen het leven er niet gemakkelijker op maakt. Een land zonder regering is verlamd, en raakt op drift. In deze context staken de oude haatgevoelens al snel weer de kop op. Ik zou de aandacht willen hebben van de Commissie, want de moord op de minister van Verkeer en op verscheidene legerofficiers is misschien het begin van nieuwe moeilijkheden. Deze minister, laten wij het maar nauwkeurig zeggen, is afkomstig uit het zuiden. Op dit moment stellen de Rwandezen uit het zuiden de Rwandezen uit het noorden, en met name de president, verantwoordelijk voor deze moorden. U ziet het al. het zijn niet
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/191
Cavet meer Hutu en Tutsi die tegenover elkaar staan; de situatie verschuift naar een confrontatie tussen noord en zuid. Zeer recente getuigenissen waarover ik beschik wijzen erop dat de sfeer in Butare, de tweede stad van Rwanda, in het zuiden van het land. zeer gespannen is. Reizigers uit Kigali, de hoofdstad van Rwanda, die in het noorden van het land is gelegen, worden in Butare onder handen genomen, en heel veel inwoners zijn zich in deze angstaanjagende context aan het bewapenen om zich te verdedigen - voor het geval dat, zeggen zij. Wij moeten ook weten dat in Rwanda de vluchtelingen uit Boeroendi blijven toestromen. Omdat het vervoer van levensmiddelen naar de vluchtelingenkampen ernstig bemoeilijkt is, dreigt er een hongersnood. Mijnheer de Commissaris, mijn woorden zijn een oproep om het volk van Rwanda te hulp te komen, want alle voorwaarden vooreen nieuwe burgeroorlog, voor blinde slachtpartijen en chaos zijn aanwezig. Wij moeten onmiddellijk politieke en humanitaire steun bieden. Arbeloa Muru (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, alweer hebben we het over Rwanda -en binnenkort weer over Burundi- in deze tragische cyclus van interventies waarin de vreselijke gebeurtenissen op raciaal, politiek of economische vlak in het vroegere, nu uiteengevallen koninkrijk, beurtelings worden veroordeeld of betreurd. Mijnheer de Voorzitter, deze tragische gebeurtenissen komen niet uit de lucht vallen, zij hangen samen met de aanhoudende economische crisis, de sterke bevolkingsgroei, de steeds weerkerende droogte, de stammenstrijd tussen de Hutu's en de Tutsi's, enzovoort. Deze twee landen behoren op dit ogenblik dan ook tot de armste en meest getroffen landen ter wereld. Twee weken geleden hebben we dit alles besproken in de paritaire Vergadering, en helaas zullen we er in de toekomst op terugkeren. Ik schaar mij achter de woorden van de vorige spreekster inzake de steun van de Europese Gemeenschap, maar ik zou mijn vriend, de ambassadeur van Rwanda -die nu naar mij luistert- willen verzoeken om alles in het werk te stellen opdat zijn regering de instelling van de overgangsregering en -parlement niet wederom sine die uitstelt, en opdat zij het goede voorbeeld volgt van Burundi. Mijnheer de Voorzitter, ik ben mij er wel van bewust dat wij met onze debatten en resoluties het probleem van Rwanda niet tot een oplossing kunnen brengen, maar met het bloedige conflict waardoor Rwanda wordt geteisterd, is dat land er nog minder toe in staat. Ernst de la Graete (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil over Rwanda spreken. Omdat ik over weinig tijd beschik, zal ik het kort maken. Ik zou twee dingen willen zeggen en de vinger willen leggen op twee verantwoordelijkheden. Wie blokkeert het democratiseringsproces, zoals in paragraaf C wordt gezegd? In de resolutie wordt het antwoord niet gegeven, maar men kan niet anders dan kijken in de richting van de president en zijn omgeving. Het is de verantwoordelijkheid van een president te waken over het geluk van zijn volk. Dikwijls heeft men het gevoel dat Afrikaanse presidenten - in Zaïre, Togo of Rwanda, ook al zijn de zaken daar iets minder uitgesproken - de bevolking gijzelen om zelf aan de macht te kunnen blijven. De etnische rivaliteiten dienen dikwijls als rookgordijn voor mensen die er belang bij hebben nationalistische proble-
men aan te wakkeren. In het geval van Rwanda geloof ik niet dat het uitsluitend om etnische rivaliteiten gaat; naar mijn mening worden deze als voorwendsel gebruikt om een situatie te blokkeren. We moeten dus de vinger leggen op de verantwoordelijkheid van een president die moet waken over het belang van zijn volk. De tweede verantwoordelijkheid berust bij de internationale gemeenschap. In een geval als dat van Rwanda of Boeroendi heeft de internationale gemeenschap de gevechten niet weten te verhinderen. In Rwanda is het nog niet helemaal te laat. Wij moeten vandaag al optreden om een bloedbad te voorkomen; als wij morgen de wonden moeten verbinden, komt ons dat veel duurder te staan. Hermans (PPE). - Voorzitter, in september 1990 werd de internationale gemeenschap opgeschud door moeilijkheden in Rwanda. Het land genoot toen een hoge internationale waardering en met grote welwillendheid hebben we de inspanningen om vrede te handhaven en democratie te vestigen gevolgd. Akkoorden, afspraken - letters op papier - brengen echter nog geen vrede en kunnen de mensen niet vrijwaren van honger en miserie. Overigens mogen we niet vergeten dat Rwanda kampt met interne moeilijkheden, maar dat de etnische tegenstellingen die in hoge mate aan de basis liggen van het conflict in Rwanda, zich niet tot de grenzen beperkten. Als een kanker hebben deze tegenstellingen landen als Rwanda en Boeroendi aangetast. Terwijl enkelen vechten om de macht, zijn miljoenen mensen het slachtoffer en vechten om te overleven. Het land heeft dringend rust en vrede nodig. Reeds lang afgesloten akkoorden moeten daartoe uitgangspunten worden. Opnieuw vragen we in deze resolutie dat de Europese Gemeenschap haar rol en haar invloed daarbij uitoefent. Specifiek vragen wc ook om acht miljoen ecu voor humanitaire hulp om de gewone mensen, vooral vluchtelingen, te helpen en het grote leed te lenigen. Larive (LDR). - Voorzitter, nogmaals vragen wij uw aandacht voor de gruwelijkheden in Colombia, de zogenaamde sociale zuiveringen. Per maand worden volgens Amnesty International daarbij zeker 40 kinderen vermoord door doodseskaders en huurmoordenaars en vele andere kinderen worden wees. Het lijkt zelfs dat de Colombiaanse nationale politie betrokken is bij de moordcommando's. Hoewel de president van Colombia het bestaan van de social cleansing heeft erkend, schijnt hij geen prioriteit aan dit probleem toe te kennen en zich veel meer druk te maken over de drugskartels, gueiïllastrijders en andere problemen. De Colombianen die de straatkinderen beschermen, worden zelfs door de doodseskaders bedreigd. Kortom, een situatie die absoluut onhoudbaar is. In onze resolutie vragen wij de Colombiaanse regering zijn strijd tegen de doodseskaders op te voeren, en ook de politic, de eigen politic die betrokken is bij deze misdaden, te bestraffen. Wij spreken onze solidariteit uit met de moedige Colombianen als Jaime Jaramillo en andere verzetslieden die proberen de straatkinderen te redden. Ten tweede zijn wij van mening dat de Europese Unie bij haar hulp aan Colombia prioriteit moet geven aan de integratie van deze straatkinderen in de maatschappij, ook door middel van steun aan de organisaties van de straatkinderen zelf.
Nr. 3-445/192
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Larive
Ten derde: de Europese Unie en haar lidstaten dienen de Colombiaanse autoriteiten onomwonden van hun ernstige bezorgdheid op de hoogte te stellen. Laat ook onze eigen delegatie Zuid-Amerika het lot van de kinderen aan de orde stellen bij onze collega's van het Colombiaanse parlement. Tenslotte vragen wij de Commissie ons mee te delen welke gevolgen zij heeft gegeven aan onze resolutie van 12 maart 1992. Welke actie heeft de Commissie ondernomen? Hoeveel steun heeft zij gegeven aan de organisaties voor straatkinderen, en aan welke organisaties? Welke activiteiten zijn met steun van de Unie ondernomen om deze kinderen een nieuwe kans te geven? Lalor (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om aan te sluiten op de woorden van mevrouw Larive wil ik zeggen dat in Colombia iedere maand soms wel 40 kinderen door doodseskaders worden vermoord. Deze barbarij moet een halt worden toegeroepen. Hoewel de Colombiaanse regering iets doet om dit probleem te lijf' te gaan is het blijkbaar niet voldoende. De Colombiaanse regering moet worden aangespoord om haar campagne tegen de doodseskaders te intensiveren en mag niet rusten voordat alle doodseskaders zijn ontbonden en de plegers van deze gruweldaden voor het gerecht zijn gesleept. De Raad van Ministers en de Commissie moeten zich achter het Parlement scharen en hun buitengewone bezorgdheid uiten over deze daden, die zijn gericht tegen in de steek gelaten en onfortuinlijke kinderen. De Gemeenschap moet geld beschikbaar stellen uit haar middelen voor buitenlandse en humanitaire hulp om deze kinderen onderdak en bescherming te bieden. De maatschappij heeft ten opzichte van deze kinderen in eerste instantie al gefaald door toe te staan dat zij verlaten worden en in tweede instantie doordat ze aan de activiteiten van doodseskaders worden blootgesteld. Er moet alles in het werk worden gesteld om er voor te zorgen dat geen enkel kind meer aan de praktijken van deze kwalijke lieden is overgeleverd en ik schaar mij geheel achter het standpunt van mevrouw Larive met haar dringende beroep op de Commissie om in dit verband onmiddellijk gerichte maatregelen te nemen. Ernst de la Graete (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wat de moorden op kinderen in Colombia betreft, maak ik mij niet veel illusies over de oproepen die aan het adres van de Colombiaanse regering zijn gedaan. Deze oproepen zijn een diplomatieke maatregel. Wij kunnen niet anders, maar ik geloof niet dat de Colombiaanse regering aan de kant van de kinderen staat, wanneer ik zie dat de nationale politiemacht bij deze moorden betrokken is en ongestraft haar gang kan gaan. Het Europees Parlement, dat zich bekommert om de rechten van de mens, dient deze daden te veroordelen en ervoor te zorgen dat ook in deze landen het recht van de sterkste niet altijd zegeviert. Op dat niveau, mijnheer de Voorzitter, verbaast het mij dat de gemeenschappelijke ontwerp-resolutie niet is ondertekend door de twee grote fracties. Ik ben van mening dat de rechten van de mens, de rechten van het kind, universele rechten zijn, en dat uw Parlement er altijd op heeft toegezien dat deze worden verdedigd. Daarom spoor ik de twee grote fracties aan zich bij ons te voegen om duidelijk en met één stem te verklaren dat wij vóór de rechten van het kind zijn.
Llorca Vilaplana (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij zien ons gedwongen de gewelddaden te veroordelen en te betreuren die zich in Colombia hebben voorgedaan naar aanleiding van de presidentsverkiezingen, waarbij wij de hoop uitspreken dat er een einde zal komen aan de aanslagen. Er zijn burgers vermoord die lid waren van de meest uiteenlopende partijen. Ofschoon wij wel degelijk aandacht moeten schenken aan de problemen die verband houden met de mensenrechten, is het ongepast dat wij een regering beschuldigen die vrijwel alleen staat in haar strijd tegen de drugshandelaren. Dat zij hierbij doelmatig te werk gaat, moge blijken uit het feit dat zij het Medellin-kartel uit de weg heeft weten te ruimen. Het is niet zonder reden dat ik een verband leg met de drugshandel -waarbij ook de guerrilla moet worden vermeld-, omdat ik denk dat zij voor een groot deel verantwoordelijk is voor het klimaat dat is ontstaan. Het is zaak dat wij situaties veroordelen waarin sprake is van schendingen van de mensenrechten, maar het mag niet zo zijn dat wij als onverbiddelijke rechters voortdurend op de negatieve aspecten blijven hameren, zonder de inspanningen te erkennen van de regering om onrechtvaardige situaties uit te bannen. Het zou naar mijn mening een goede zaak zijn geweest als de verkiezingen in Colombia van de dertiende van deze maand maart ter plekke zouden zijn waargenomen door een delegatie van Europarlementariërs. Ik ben er zeker van dat Colombia deze waarnemers geen strobreed in de weg zou hebben gelegd, aangezien dergelijke missies altijd een blijk van goede wil zijn jegens de landen die de natuurlijke erfgenamen zijn -en dat ook trachten te zijn- van de Europese cultuur, en die beschikken over vele politici, intellectuelen en wetenschappers van formaat, die voortzetting geven aan het Europese gedachtengoed en ons democratisch ideaal. Wij mogen hen niet van ons afstoten, want ook al zijn wij om geografische redenen van elkaar gescheiden, de geschiedenis bindt ons. Wij volgen dan ook met grote belangstelling de politieke, sociale en economische ontwikkelingen van deze landen. Gezien het succes van de topontmoetingen van de Iberamerikaanse regeringsleiders, waaraan wordt deelgenomen door afgevaardigden van twee communautaire landen, twijfel ik er niet aan dat de overeenkomsten die zijn gesloten met de Europese Unie, zullen worden bekrachtig op de vierde bijeenkomst die dit jaar zal worden gehouden in Colombia, in Cartagena de Indias. Laten we hopen dat dit bevorderlijk zal zijn voor de ontwikkeling van de democratie, voor de toepassing en naleving van de mensenrechten, voor een doeltreffende bescherming van de zwerfkinderen, en voor de welvaart die wij de Latijns-Amerikaanse samenleving in het algemeen toewensen, en met name Colombia, dat op dit ogenblik een periode met een nieuwe president ingaat. Aangezien er is vermeld dat wij de ontwerp-resolutie over de straatkinderen in Colombia zouden hebben ondertekend, zou ik willen zeggen dat ik er niet van overtuigd ben dat deze kinderen inderdaad door doodseskaders zijn omgebracht. Het is wel zo dat er in verschillende landen van Midden- en Zuid-Amerika vele doodseskaders actief zijn. Ik zou erop willen wijzen dat het moeilijk is om dit probleem tot een oplossing te brengen. Merkwaardig genoeg heeft een jongen van 16 jaar uit Brazilië op dit moment hiervoor wel een oplossing gevonden, door al deze kinderen in een soort groot gezin onder te brengen, dat hen werk. onderwijs en een beroep
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/193
Llorca Vilaplana verschaft. Wij zouden van dit voorbeeld kunnen leren, en de waardevolle voorstellen van deze kinderen moeten ondersteunen. Chabert. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, men zal zich herinneren dat minder dan twintig jaar geleden in enkele maanden tijds in Cambodja meer dan één miljoen doden vielen, dat dus 15% van de bevolking werd gemarteld en gedood, nog afgezien van de deportaties. Helaas resteren er uit deze periode meer dan vijf miljoen mijnen. De situatie is sindsdien nog ernstiger geworden: de vele mijnen die in de Cambodjaanse bodem verborgen liggen kosten maandelijks aan 330 mensen het leven, terwijl een groot aantal mensen levenslang gehandicapt blijft. De Twaalf en de Unie doen al iets. Zij steunen op de toewijding, de moed en de onbaatzuchtigheid van talrijke NGO's, maar de VN hebben zich teruggetrokken. Het is dus van kapitaal belang dat de inspanning waarmee wij een aanvang hebben gemaakt, wordt geïntensiveerd, zodat de ontmijning in versneld tempo plaatsvindt. De ontwikkeling, de veiligheid en de wederopbouw van Cambodja zijn alleen mogelijk tegen betaling van die prijs. Bovendien moet het afgelopen zijn met het leggen van nieuwe mijnen. Op dit gebied is de verantwoordelijkheid van bepaalde buurlanden van Cambodja zeer groot, evenals de internationale gewetenloosheid: maar al te vaak wordt de vervaardiging van dergelijke dood- en verderfzaaiend materiaal door de vingers gezien. Mijnen leggen is gemakkelijk, ontmijnen is moeilijk, en de burgerbevolking leeft jarenlang in angst. Verhagen (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, er vielen honderdduizend doden in de afgelopen paar maanden in Boeroendi. Afgelopen weekend zijn weer tweehonderd onschuldige slachtoffers afgeslacht door het leger. Wij hebben hier al meerdere keren gesproken over de burgeroorlog en de totale anarchie in Boeroendi. Onze fractievoorzitter, de heer Tindemans, heeft in het debat dat we hier in januari over gevoerd hebben, een hartstochtelijk pleidooi gehouden voor ingrijpen van de VN om een einde te maken aan de moordpartijen en voorwaarden te scheppen voor een goed bestuur in Boeroendi. Er is sindsdien eigenlijk niets gebeurd. In de OAE werd overeenstemming bereikt, er is een besluit genomen om een kleine vredesmacht naar Boeroendi te sturen, maar dat is nog altijd niet gebeurd. Ik verzoek de Commissie dan ook om initiatieven te nemen om ervoor te zorgen dat dit besluit in de VN-Veiligheidsraad vanuit de Europese Unie wordt ondersteund en ook aan de financiering van die vredesmacht van de OAE wordt bijgedragen Wij kunnen hier wel blijven praten over de verschrikkelijke situatie in Boeroendi, maar het wordt tijd dat we daar iets doen, anders krijgen we daar een tweede Somalië. Ernst de la Graete (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het woord voeren naar aanleiding van de gebeurtenissen in Senegal, allereerst omdat ik het nuttig acht om in dit geval een beroep te doen op de Senegalese regering opdat de rechten van de mens worden geëerbiedigd, en de rust en vrede in dit land terugkeren. Ik ben namelijk van mening dat Senegal ons altijd is voorgehouden als een voorbeeld voor de eerbiediging van de democratische regels. Mijn tweede punt is dat de oorzaak van deze manifestaties, gewelddadige incidenten en arrestaties is te vinden
in de devaluatie van de CFA-franc. Op dat gebied kunnen wij ons niet helemaal vrijpleiten van verantwoordelijkheid. Dit devaluatiebesluit is zoals men weet door Frankrijk genomen, maar ik doe een beroep op de Commissie om spoedig na te gaan hoe de huidige koppeling aan de Franse franc kan worden vervangen door een regelrechte koppeling aan de Europese munt, de ecu. Ik denk dat wij alleen in die zin constructieve voorstellen kunnen doen. Bertens (LDR). - Mijnheer de Voorzitter, wij zijn de laatste jaren gewend geraakt aan bemoedigende berichten over verschillende delen van de wereld waar de democratische rechtsstaat eindelijk veld wint, ook op het Afrikaanse continent. Senegal is in het verleden steeds een voorbeeld geweest voor wat betreft het instandhouden van de rechtsstaat en de democratische waarden. De golf van arrestaties die nu heeft plaatsgevonden en waarbij tientallen mensen zijn opgepakt en mishandeld, is voor ons dan ook een ernstige teleurstelling. Onze zorg betreft vanzelfsprekend alle arrestaties en alle gevolgen van mishandeling. Maar de ernst van de zaak wordt nog vergroot door de arrestatie van leiders en parlementsleden van oppositiepartijen, in strijd met de bepalingen van de grondwet van Senegal, en door de berichten van martelingen die in tenminste één geval de dood tot gevolg hadden. Wij doen een ernstig beroep op de Senegalese autoriteiten en in het bijzonder op president Diouf om niet op deze heilloze weg door te gaan, maar terug te keren tot de beginselen van de democratische rechtsstaat. Vrijlating van de illegaal gevangengenomen personen, een onafhankelijk gerechtelijk onderzoek naar de berichten over martelingen en het herstel van de rechten van de democratische oppositie zijn noodzakelijke stappen om het geschonden imago van Senegal te herstellen. Pollack (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, meer dan 50.000 Jumma-vluchtelingen uit de Chittagong Hill Tracts in Bangladesh zijn buiten hun schuld tot hulpeloze marionetten geworden. Een eerste groep van bijna 2.000 families is in de afgelopen weken blijkbaar uit India teruggekeerd en het is van het grootste belang dat hun terugkeer zorgvuldig wordt begeleid omdat hun vaderland nog steeds in handen van het leger van Bangladesh is en door Moslim-kolonisten wordt bewoond. Mijn delegatie heeft de Hill Tracts vorigjaar oktober bezocht. Het is sinds 1976 een militaire zone en nog in november heeft er weer een afschuwelijk bloedbad plaats gevonden in het district Rangamati dat wij hadden bezocht. De regering schijnt niets te doen om herhaling van deze gewelddadigheden te voorkomen en de mensen die oorspronkelijk uit dit gebied komen hebben dus reden tot angst. Hun land is bewust gekoloniseerd en ze zijn een vervolgde minderheid in hun eigen streek geworden, waardoor ze zich in een onmogelijke situatie bevinden. Vage beloften over regionale autonomie door opeenvolgende regelingen zijn nooit waar gemaakt. De rol van gastland voor 50.000 vluchtelingen betekent voor India een enorme belasting en we kunnen ook begrip opbrengen voor het feit dat het op de terugkeer van deze vluchtelingen aandringt. Maar we kunnen ook niet toelaten dat repatriëring wordt gestimuleerd door de levensomstandigheden in de vluchtelingenkampen onhoudbaar te maken en NGO's de toegang te weigeren. Daarom vragen we, in alle vriendschap, aan India om er voor te zorgen dat niemand tegen zijn wil wordt gerepatrieerd en
Nr. 3-445/194
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Pollack
we menen dat de UNHCR ertoe zou kunnen bijdragen de last voor India in deze buitengewoon moeilijke omstandigheden te verlichten. Onze resolutie roept de autoriteiten van Bangladesh op de levens, eigendommen en mensenrechten van het Jummavolk te respecteren en met hun vertegenwoordigers te onderhandelen over een vorm van autonomie om een duurzame oplossing te vinden voor dit zeer moeilijke probleem dat in die hele periode van 20 jaar alleen maar erger is geworden. Ik beveel haar bij dit Huis aan. Telkämper (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in 1990 was ik met de commissie voor het hcuvelgebied van Chittagong in Bangladesh toen de president en toenmalige dictator Ershad ten val werd gebracht. Na 15 jaar was dit militair gebied voor het eerst toegankelijk en konden wij ontdekken dat er werkelijk vele moordpartijen waren aangericht. Bij dezelfde gelegenheid waren wij ook in de vluchtelingenkampen in India en stelden vast dat er daar geen problemen waren. Vorige week was ik weer in Bangladesh en ik denk dat de situatie enigszins veranderd is. De vluchtelingen kunnen terugkeren. Nochtans blijkt in de vluchtelingenkampen soms levensmiddelenschaarste te heersen. Wanneer deze mensen echter naar hun oorspronkelijke streek terugkeren, naar hun oude grond en bodem, treffen ze er Bengalen aan die er zich onder dwang gevestigd hebben. Deze mensen worden nu blijkbaar weer verplaatst zonder een nieuw thuisland te krijgen, met andere woorden ze komen op straat terecht. Hiermee ontstaat een nieuw conflict in dit gebied, waardoor de militaire aanwezigheid in het heuvelgebied van Chittagong op haar beurt gerechtvaardigd wordt. Naar mijn mening moet zowel India als Bangladesh kunnen rekenen op internationale steun om dit probleem vreedzaam te kunnen oplossen. Enerzijds moeten voldoende voedingsmiddelen voorde vluchtelingenkampen ter beschikking worden gesteld, anderzijds moet de Jumma-bevolking de mogelijkheid worden geboden naar haar oorspronkelijke streek terug te keren en het moet schriftelijk gegarandeerd worden dat ze daar ook zal kunnen leven. Ook de Bengaalse mensen moeten een nieuw perspectief hebben - een nieuw land of nieuw werk. Daarom vraag ik de Europese gemeenschap haar steun te verlenen aan dit project en het onder controle van het Hoog Commissariaat voor vluchtelingen van de VN te plaatsen. Chabert (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, deze resolutie over Togo is allereerst bedoeld als een boodschap van vriendschap en hoop voor het Togolese volk. dat op 26 februari jongstleden heeft deelgenomen aan algemene verkiezingen. Het heeft dit serieus, evenwichtig en gewetensvol gedaan. Vóór en tijdens de verkiezingen hebben zich ernstige incidenten voorgedaan, die wij moeten veroordelen. Volgens alle aanwezige waarnemers echter zijn deze beperkte incidenten niet representatief voor het algemeen verloop van deze verkiezingen. Daarom moet het democratisch proces dat Togo heeft aangevangen onder voorwaarden waarover door de meeste aanwezige partijen overeenkomst is bereikt, worden voortgezet en tot een goed einde gebracht onder de verantwoordelijkheid van alle autoriteiten van het land en met absolute eerbiediging van de stembusuitslagen. Dit is overigens een verbintenis die deze autoriteiten zijn aangegaan.
Togo zal straks een nieuwe, doorslaggevende fase ingaan, die ongetwijfeld moeilijk is. maar die van wezenlijk belang is voor zijn toekomst. Ons Parlement moet het tot zijn taak en zijn eer rekenen dit bevriende land aan te moedigen op koers te blijven, en het Togolese volk. dat naar vrede, stabiliteit en vooruitgang verlangt, niet teleur te stellen. Medina Ortega (PSE). - (£"5) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten wil ik ingaan op de situatie in Colombia. Er is deze plenaire Vergadering een gezamenlijke resolutie voorgelegd, -die wordt ondersteund door de voornaamste politieke fracties van het Parlement-, inzake het verloop van het verkiezingsproces in Colombia, met het oog op de parlementsverkiezingen en de komende presidentsverkiezingen. Wij zijn erin geslaagd om deze gezamenlijke ontwerp-resolutie in evenwichtige bewoordingen te formuleren, zodat de verschillende elementen van de gecompliceerde situatie in Colombia worden weergegeven. Wat de kwestie van de straatkinderen betreft, is er sprake van twee resoluties: één die door een aantal politieke fracties is ingediend, en een andere die is ingediend door de Fractie van de verenigde Europese Democraten, met steun van de Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten, en -naar ik dacht- ook van de Fractie van de Europese Volkspartij. Waarom steunen wij de tweede ontwerp-resolutie en niet de eerste? Wij doen dat omdat de tweede ontwerpresolutie evenwichtig is, terwijl de eerste zich uitsluitend ten doel stelt om de Colombiaanse regering aan te vallen. Ik weet dat de Colombiaanse regering niet in staat is om al haar taken te vervullen. Het is een regering die zich in een zeer moeilijke positie bevindt, die niet alleen het hoofd moet bieden aan guerrillabewegingen die in vele opzichten volstrekt onverzoenlijk en misdadig zijn. maar ook en met name aan de machtige drugsmatia. De Colombiaanse regering heeft al jaren geleden de strijd aangebonden met de drugshandelaren, en zowel het Parlement als andere instellingen van de Europese Unie hebben verklaard dat zij die strijd ondersteunen. Het is duidelijk dat er in deze strijd slachtoffers vallen, en in vele gevallen zijn die slachtoffers kinderen. Mahr de verantwoordelijkheid voor deze kindermoorden ligt niet alleen bij de leden van de Colombiaanse politie, maar ook bij de organisaties van drugshandelaren, die vaak samenwerken met de guerrillabewegingen. Om die reden ondersteunen wij de evenwichtige ontwerp-resolutie van de Fractie van de verenigde Europese Democraten, en zijn wij tegen de resolutie die door andere fracties is ingediend, omdat die onevenwichtig is. Carvalho Cardoso (PPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte Afgevaardigden, als ondertekenaar van de gemeenschappelijke ontwerp-resolutie over de onthulling van weer een moordpartij in Oost-Timor wil ik op alle collega's afgevaardigden een beroep doen om zonder aarzelen voor die resolutie te stemmen, opdat het onwrikbare standpunt van ons Parlement tegen de schendingen van de mensenrechten, waar ook ter wereld, nogmaals bevestigd wordt. Het met voeten treden van de rechten van de Mens. waar Indonesië zich al bijna twintig jaar aan schuldig maakt jegens een volk dat al bijna 200.00 van zijn mensen heeft zien afslachten, een volk dat slechts de
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/195
Carvalho Cardoso mogelijkheid wilde hebben om vrij over zijn toekomst te beslissen, moet krachtig aangeklaagd blijven worden. Ik nodig de leden van de Vriendschapsvereniging Europees Parlement-Indonésie uit om. inplaats van zich tegen het Timorese volk afte zetten, bij Indonesië dwang uit te oefenen om de ijzeren militaire dictatuur waar de natie aan is onderworpen, door een democratische regering te vervangen die de Mensenrechten eerbiedigt. ík zeg dit opdat de leden een standpunt innemen dat in overeenstemming is met de standpunten die ze in andere situaties plegen in te nemen en die de Indonesische lobby zo na aan het hart liggen, zoals vandaag hier al gebleken is. Bertens (LDR). - Mijnheer de Voorzitter, een paar korte opmerkingen over de gezamenlijke ontwerp-resolutie over de Jumma-vluchtelingen in India. In deze resolutie wordt gesproken over een gedwongen repatriëring van deze vluchtelingen naar Bangladesh. Over de juistheid van deze bewering bestaat echter op z'n minst onzekerheid. De Indiase regering wordt impliciet beschuldigd van medeplichtigheid aan deze gedwongen repatriëring. Maar wij moeten niet uit het oog verliezen dat India al jarenlang een aanzienlijke inspanning pleegt voor de opvang van de tienduizenden vluchtelingen uit het Chittagong-gebied in Bangladesh. Ik heb in de debatten over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties al vaker gewezen op het belang van de juiste weergave van de feiten. Het heeft weinig zin hierover nu een nietcs-welles-discussie te voeren. Daar is de zaak te ernstig voor. Ik denk daarom dat het zinnig zou zijn als alle betrokken partijen het er over eens zouden kunnen worden om. zoals in de gezamenlijke ontwerpresolutie wordt gesuggereerd, dc UNHCR in staat te stellen de vrijwilligheid van de repatriëring te beoordelen, zodat deze kan worden gegarandeerd. Staes (V). - Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik praat over de situatie in Columbia. Latijns-Amerika blijkt maar niet te kunnen genezen van die afschuwelijke ziekte waarbij de politieke strijd alsmaar opnieuw ondermeer wordt uitgedrukt in het laten folteren en spoorloos laten verdwijnen van mensen. De Commissie voor mensenrechten van de organisatie voor Amerikaanse staten wijst op de zware crisis inzake geweld en schending van mensenrechten in Columbia. Daar kan de huidige president zich niet vanaf maken door te stellen dat het probleem van de drughandel nog erger is want dan stopt hij het ene onhoudbare probleem weg onder het andere. De criminaliteit tot op de meest onvoorstelbare hoogten zit er ingebakken in het politieke systeem zelf. Dat blijkt onder meer bij de afschuwelijke kindermoorden. Eén van de voorwaarden om die criminaliteit te bestrijden is het garanderen van democratische rechten voor politieke tegenstrevers. Dat zal dan van uitermate groot belang zijn in de periode net voor de verkiezingen. Dat wordt vandaag in Columbia nog eens ten overvloede bewezen. Guermeur (RDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het doet mij pijn te constateren dat de belangstelling van onze zogenaamd ontwikkelde samenleving voor het lol van menselijke wezens afneemt, terwijl men wel een toenemende aandacht ziet voor een ecologisch of milieu-integrisme. Liever plengt men bij de televisie tranen over het lot van zeehonden dan dat men zich inspant om kinderen te redden. Nog meer afkeer boezemt deze keuze in wanneer, zoals in Colombia, kinderen
worden vermoord en geliquideerd op een manier die men eerder met schadelijke dieren als ratten of sprinkhanen zou associëren. Dit schandaal is voor de Europese Unie onaanvaardbaar. Wij moeten natuurlijk veroordelen, wij moeten van de politieke autoriteiten in Colombia vastberadenheid eisen en van de Latijns-Amerikaanse landen een beleid dat sterker op het belang van het kind en het gezin is gericht; vóór alles moeten wij Europeanen besluiten meer steun te geven aan programma's voor opvang, onderwijs, opleiding en bescherming van kinderen. Dat vraagt de menselijke waardigheid en solidariteit, en graag zou ik willen weten hoe de Commissie hierover denkt. Gonzalez Alvarez (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, komende zondag worden in Colombia de parlementsverkiezingen gehouden, aan de vooravond van de presidentsverkiezingen van 8 mei. Het geweld dat aan de verkiezingen is voorafgegaan, wijst er echter op dat er in 750 van de 1030 gemeenten niet kan worden gesproken van werkelijk vrije verkiezingen, vanwege de druk die wordt uitgeoefend door het leger en door paramilitaire groeperingen. Tientallen kandidaten van de Unión Patriótica en van andere oppositiepartijen zijn gearresteerd en overgebracht naar kazernes, zodat zij niet in staat zijn om een verkiezingscampagne te houden. In de afgelopen jaren zijn meer dan 1.000 militante leden en leiders van de Unión Partriótica vermoord. De Colombiaanse pers heeft melding gemaakt van een speciale operatie (de operatie „Genadeslag") die erop is gericht de Unión Patriótica van de politieke kaart te vegen. Daarom wordt er in onze ontwerp-resolutie op aangedrongen dat er internationale waarnemers worden gestuurd, die erop toezien dat de verkiezingen in Colombia regelmatig verlopen. Verder eisen wij van de Colombiaanse overheid dat zij de gearresteerde kandidaten in vrijheid stelt, en dat er voorzorgsmaatregelen worden genomen ter bescherming van alle politieke groeperingen die aan deze verkiezingen deelnemen. Mijnheer de Voorzitter, alleen als Colombia een echt democratisch land wordt, zal er een begin kunnen worden gemaakt met het zoeken naar een oplossing van het afschuwelijke probleem waarover wij vandaag debatteren, namelijk het vermoorden van straatkinderen. Verhagen (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, ik kom terug op de resolutie inzake Oost-Timor. Terecht waren wij. november 1991. geschokt door de slachtpartij, door het drama in Dili. Maar niet alleen wij waren geschokt ook de Indonesische autoriteiten waren geschokt en zij hebben toen een onafhankelijk onderzoek ingesteld, de beschuldigingen hebben ze onderzocht, ze hebben de verantwoordelijke officieren veroordeeld en, iets wat nog nooit voorgekomen was: de president van Indonesië heeft heel nadrukkelijk zijn verontschuldigingen aangeboden en alles in het werk gesteld om dit te vermijden. Wat gebeurt er sindsdien? Er komt een televisieprogramma waarin allerlei andere suggesties gewekt worden, nieuwe suggesties gewekt worden, die weer door anderen, onder andere een Jcz.uït die ten tijde van het drama van Dili in het ziekenhuis in Oost-Timor werkzaam was, die het dan weer ontkent, met andere woorden, het is niet duidelijk, het is gewoonweg niet duidelijk wie nu in deze gelijk heeft.
Nr. 3-445/196
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Verhagen De VN-mensenrechtencommissie buigt zich op moment over de beschuldigingen inzake eventuele vergiftigingen. Laten wij nou eens als Parlement een keer afwachten als mensen die terzake kundig zijn, een onderzoek instellen en ons dan baseren op de feiten van dat onderzoek, en dan pas een oordeel geven en niet nu zoals deze resolutie vraagt vooruitlopend op het onderzoek en de resultaten van de VN-mensenrecbtencommissie en stellen dat we alles weer moeten afkappen, weer de contacten moeten verbreken met Indonesië, toch een fors geluid moeten laten horen. Laten wij ons als Parlement eens een keer realiseren welke invloed wij hebben en dat houdt onder andere in dat wij een serieus oordeel moeten uitspreken op basis van serieus onderzoek, met andere woorden neem geen besluit. Parlement, voordat de VN-mensenrechtencommissie zich heeft uitgelaten over deze zaak. Ik hoop dat een groot deel van mijn fractie mij zal volgen en tegen deze compromis-resolutie over Oost-Timor zal stemmen. Lucas Pires (PPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de minimumverplichting van iedere persoon die in Europa de mensenrechten verdedigt is de de rest van wereld te herinneren aan de situatie van een volk dat niet over zijn eigen bestemming kan beslissen en dat zijn wil niet kan uiten. Zoals een televisieprogramma onlangs aangetoond heeft, vervalt Indonesië voortdurend in dezelfde fout en dit kan nooit duidelijk genoeg gezegd worden. Het ligt voor de hand dat wij een dialoog willen, maar die dialoog kan geen dialoog zijn met de bajonet in de aanslag, het kan geen dialoog zijn van alles of niets en het kan geen dialoog zijn waarbij een van de landen voorwaarden stelt en alle andere landen die aanvaarden nu juist de Verenigde Naties daar al een ander standpunt over ingenomen hebben. Derhalve vragen wij Indonesië om een eind te maken aan het geweld en de wreedheden waarmee het te werk gaat bij het vertrappen van een heel volk op Oost-Timor, opdat het uiteindelijk mogelijk zal zijn de vrijheid, waardigheid en het geluk terug te geven aan dit zo geteisterde volk in het Verre Oosten. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Met betrekking tot Oost-Timor is de Commissie erg bezorgd over de naleving van de mensenrechten in dat land en volgt de situatie nauwgezet. We wijzen erop dat de Indonesische regering sinds vorig jaar een aantal bemoedigende stappen heeft gedaan, met name door de persoonlijke afgezant en vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal van de Verenigde naties uit te nodigen en door recentelijk een uitnodiging te zenden aan de speciale rapporteur voor buitengerechtelijke en willekeurige executies. De Commissie is zich echter bewust van het feit dat geen enkel lid van de veiligheidstroepen die voor het gewelddadige incident van 12 november 1991 verantwoordelijk waren, is gestraft voorde begane misdaden en dringt erop aan dat alle veranrwoordelijke personen naar behoren worden vervolgd, berecht en gestraft. Met betrekking tot Ruanda maakt de Commissie van elke gelegenheid die zij krijgt gebruik om de betrokken partijen te wijzen op het risico van het opnieuw uitbarsten van de burgeroorlog. Via niet-gouvernementele organisaties bieden wij hulp aan de slachtoffers van geweld voor niet minder dan 20 miljoen ECU. Deze week werd
in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid besloten dat de Europese Unie middels de Troika diplomatieke contacten zou leggen met President Habyarimana en de andere betrokken politieke partijen. Daarbij worden de volgende punten aan de orde gesteld: krachtige veroordeling van de moord op Minister Gatabazi en de heer Bukyana en de eis dat de schuldigen berecht worden; het belang dat de Europese Unie hecht aan de uitvoering van het Arusha-accoord, in het bijzonder van de spoedige installering van de regering voor de overgangsperiode; een pleidooi voor verdere samenwerking tussen partijen ter bevordering van het vredesproces en ernstige bezorgdheid over de grote onveiligheid in de hoofdstad Kigali. Met betrekking tot de wezen in Colombia, kinderen zijn in Colombia een zeer kwetsbare bevolkingsgroep en hebben recht op bijzondere bescherming. Kinderen die in erbarmelijke omstandigheden leven, zoals de straatkinderen, hebben bijzondere zorg, bescherming en hulp nodig. Moord en geweld beroven hen van het meest fundamentele recht van alle menselijke wezens: het recht op leven. Met betrekking tot de kinderen van Colombia betreurt de Europese Unie het dat ondanks de pogingen van Colombiaanse regering zelf om de vrede te bevorderen ten behoeve van de mensenrechten, de omvang van het geweld nog steeds zo hoog is en dat kinderen daarvan het slachtoffer zijn. We zullen in de politieke dialoog met Colombia alles in het werk stellen om het belang te onderstrepen van het volledig naleven van de mensenrechten, politieke en burgerlijke vrijheden, de rechtsstaat, de ondergeschiktheid van het leger en de politie aan de burgerlijke autoriteiten en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters. Dit zijn de hoekstenen waarop de democratie is gegrondvest. De begrotingspost voor ondersteuning van het democratiseringsproces in Latijns-Amerika is in 1992 en 1993 sterk aangesproken voor hulp aan de meest kwetsbare groepen van de samenleving, ook aan de kinderen die het slachtoffer van geweld zijn. Met betrekking tot Columbia overweegt de Commissie thans de financiering van een nationaal programma voor Columbia voor de komende twee jaar. In dit verband zullen de hier geldende vereisten ernstig in beschouwing worden genomen. Onze betrokkenheid bij de mijnopruimingsactiviteiten is tweeledig: steun aan de Colombian Mine Action Centre ter verbetering van zijn mogelijkheden om mijnopruimingsdiensten te plannen, te coördineren en te verrichten, en het betrekken in alle nieuwe initiatieven op het gebied van de ontwikkeling van het platteland van het reserveren van een passend gedeelte voor mijnopruimingsactiviteiten door professionele organisaties. De Commissie verleent steun en neemt deel aan het opstellen van een internationale conventie voor een verbod op tegen mensen gerichte mijnen. In dit verband moet worden gedacht aan handelsrestricties. We zullen zeker aandacht schenken aan de vootzetting van de hulp aan verlamden en de duurzaamheid van de bestaande structuren die ook uit andere bronnen subsidie hebben gekregen. In toekomstige herstelprogramma's zal bijondere aandacht worden gegeven aan bouwprogramma's door tech-
10.3.94
Nr. 3-445/197
Handelingen van het Europees Parlement
Sir Leon Brittan nische hulp aan een beperkt aantal geestelijken. We hebben reeds een uitgebreide studie verricht in verband met een tweejarig programma ter verdere verbetering van de mensenrechtensituatie in diverse sectoren van de samenleving. Dat omvat onder andere het lager onderwijs, de opleiding van journalisten, rechters en advocaten en steun aan de Cambodiaanse Parlementaire Commissie voor Mensenrechten. Wat betreft Burundi deelt de Commissie de zorg van de lidstaten en het Europees Parlement over de precaire situatie in dat land. Er zijn in dat land nog steeds veel verdreven personen en veel vluchtelingen in buurlanden. Het moorden is niet tot een einde gekomen, zoals is gebleken uit de verschrikkelijke gebeurtenissen van afgelopen zondag en maandag. Samen met de OAE en de VN steunen we de regering zeer krachtig in haar pogingen de situatie te normaliseren. De kosten van de kleine troepenmacht ter bescherming van een aantal regeringsvertegenwoordigers zullen volledig worden gedragen door vier lidstaten - België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De humanitaire hulp aan verdrevenen in Burundi bedraagt meer dan 11 miljoen ECU terwijl meer dan 18 miljoen ECU is gereserveerd voor hulp aan vluchtelingen uit Burundi in naburige landen. Er wordt gewerkt aan een aanvullende hulp van 14 miljoen ECU. We overwegen een herstelprogramma te financieren uit het zevende Europees Ontwikkelingsfonds. Met betrekking tot Senegal deelt de Commissie de zorg van het Europees Parlement over de situatie aldaar. De aanhouding van politieke leiders en de al even verontrustende berichten over folteringen door de politie verdienen de grootste aandacht in onze contacten met de Senegalese autoriteiten. De economische en financiële moeilijkheden van Senegal na de devaluatie van januari worden door de Commissie bestudeerd in nauwe samenwerking met de lidstaten, de financiële instellingen en de Senegalese autoriteiten. Met betrekking tot Bangladesh is de Commissie op de hoogte van de onlangs gesloten overeenkomst tussen de regeringen van India en Bangladesh die heeft geleid tot de repatriëring van naar schatting 50.000 Jumma-vluchtelingen van India terug naar Bangladesh. Drie groepen waren al in februari van dit jaar gerepatrieerd. Terwijl het proces van repatriëring is gestart worden de onderhandelingen over het Jumma-volk voortgezet. We hebben geen informatie waaruit blijkt dat de repatriëring zou worden afgedwongen. We hebben geen rechtstreeks verzoek ontvangen tot steunverlening aan het repatriëringsproces. We zijn in beginsel bereid de repatriëring te steunen uit bestaande begrotingsmiddelen van de Gemeenschap op voorwaarde dat deze vrijwillig geschiedt en dat passende garanties ten aanzien van de veiligheid en de herintegratie worden gegeven en voldoende controle daarvan om dit zeker te stellen. Ik heb met belangstelling geluisterd naar wat de heer Chabert over Togo heeft gezegd maar ik denk dat ik gelijk heb als ik zeg dat van de Commissie geen specifiek antwoord ten aanzien van deze kwestie wordt verlangd. De Voorzitter. - Ingevolge een protest moet ik u erop wijzen dat ons Reglement voorziet in een discussieduur van drie uur voor urgentie en wij zijn te 10.20 uur met dit debat begonnen.
Wij gaan thans over tot de stemming. (') (De vergadering, die te 13.10 uur wordt wordt te 15.00 uur hervat)
onderbroken,
VOORZITTER: DE HEER VERDE I ALDEA Ondervoorzitter De Voorzitter. - Het woord is aan de heer Arbeloa Muru voor een ordekwestie. Arbeloa Muru (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een korte vraag stellen met betrekking tot de rechten van het Europees Parlement en die van alle parlementariërs. Ik baseer me op artikel 1 van het Reglement, in verband met artikel 157 van het Verdrag betreffende de Unie. Mijnheer de Voorzitter, het gaat om een delicate kwestie. Ik zal langzaam spreken om mijn woorden zorgvuldig af te wegen. Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen vragen of het u een goede zaak lijkt dat een Europees commissaris -het is om het even welke- een willekeurige stad op dorp in de Unie bezoekt, zonder op enigerlei wijze contact op te nemen met de Europarlementariërs die in die plaats wonen, zelfs niet met degenen die zich bezighouden of hielden met kwesties die naar het zeggen van de commissaris het onderwerp zullen zijn van zijn officiële redevoering? En dan nog deze vraag, mijnheer de Voorzitter: acht u het juist dat een commissaris initiatieven of oplossingen die het Europees Parlement maanden voordien in een officiële zitting heeft goedgekeurd, enkel en alleen aan zichzelf toeschrijft? Ik mag hopen, mijnheer de Voorzitter, -en ik wil dat u dat aan het Voorzitterschap van het Parlement overbrengtdat u dat onjuist vindt. Maar om de eventuele indruk weg te nemen dat ik me zou laten leiden door subjectieve gevoelens, stel ik voor dat de diensten van het Parlement mijnheer de Voorzitter de uitgave van zondag 6 maart 1994 van de Madrileense krant ABC te doen toekomen. Hierin wordt vermeld wat commissaris Matutes -die ik altijd met respect en op vriendschappelijke wijze tegemoet ben getreden- heeft gezegd en gedaan tijdens zijn bezoek aan Pamplona, de hoofdstad van Navarra, waar ik woon. De Voorzitter. - Het spijt me, maar dit is geen ordekwestie. Ik zal uw vraag niettemin aan het Voorzitterschap overbrengen. 4. Visserij De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over: de verklaring van de Commissie inzake de problemen in de visserijsector; het verslag (A3-0103/94) van de heer Blaney, namens de commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, over het voorstel van de Commissie aan de Raad voor een beschikking (COM(93) 546 - C3-521/93) houdende wijziging van Beschikking 89/631/EEG betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten ')
Zie de notulen voor de uitslag van de stemming.
Nr. 3-445/198
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Voorzitter om de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden te doen naleven. Steichen, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de vergaderperiode van februari heeft de Commissie het Parlement al laten weten dat zij het volledig eens is met de ernstige bezorgdheid ten aanzien van de crisis op de markt voor visserijprodukten. Zonder terug te komen op de toen gepresenteerde analyses en op de oorzaken van een van de ernstigste crises, wellicht de allerernstigste crisis sinds de aanvang van de communautaire integratie, een crisis die te wijten is aan de algemene, ongunstige economische situatie, zou ik erop willen wijzen dat zij de produktiesector treft, maar onvermijdelijk ook haar weerslag heeft op activiteiten voorafgaand aan en. in mindere mate, volgend op de produktie. Aangezien deze crisis zich het duidelijkst doet voelen in een algemene prijsverlaging van alle soorten, werd zij in beroepskringen aanvankelijk ervaren als een marktcrisis. De recessie geeft deze crisis haar scherpe kanten, en de concurrentie van produkten uit derde landen op een communautaire markt die voor een groot deel van invoer afhankelijk is, versterkt een en ander nog eens. Vanaf de aanvang van deze crisis heeft de Commissie de ernst van de situatie ingeschat en dringende maatregelen in de vorm van minimumprijzen voor invoer voor de voornaamste produkten aangenomen, en de rechtstreekse aanlandingen door visserijvaartuigen van derde landen beperkt. De doelstelling van deze maatregel, namelijk het behoud van het inkomen van de producenten, beantwoordde aan de noodzaak om op korte termijn de moeilijkheden op het economische en het menselijke vlak op te vangen, waarmee de mensen die in deze sector werkzaam zijn. worden geconfronteerd. Een flinke stijging van de prijzen op de communautaire markt valt thans nog niet te constateren: de prijzen hebben de tendens om op middelmatig of laag niveau uit te komen en zich daar te stabiliseren. Aangezien al sinds eind februari 1993 voor de voornaamste soorten vrijwel ononderbroken minimuminvoerprijz.cn van kracht zijn, is de Commissie van mening dat deze maatregelen al veel langer zijn gehanteerd dan nuttig werd geacht. De Commissie was steeds de mening toegedaan dat de prijsdaling, die inderdaad door allerlei conjuncturele factoren werd verscherpt, niet het doorslaggevend element is van de geringe rentabiliteit die vele getroffen bedrijven sinds enkele jaren, vooral sinds begin 1993. vertonen in een economische context die steeds meer gedeprimeerd raakt. Men mag derhalve stellen dat uil de verlaging van de produktieprijs. die op middellange en lange termijn een onvermijdelijke tendens is, blijkt dat een deel van de communautaire produktieve sector steeds minder in staat is zich aan te passen aan de sterk gewijzigde mededingingsvoorwaarden. Met andere woorden, de markt toont aan dat de concurrentiepositie van de sector ernstig achteruit is gegaan. In deze context wijst de Commissie erop dat de gemeenschappelijke ordening der markten voor visserijprodukten niet wordt gezien en ook niet kan worden gezien als een systeem dat rendabele produktieprijzen veilig stelt.
De gemeenschappelijke ordening der markten is bedoeld om de mededingingsvoorwaarden op de communautaire markt te regelen en oneerlijke concurrentie van derde landen te voorkomen, een en ander met inachtneming van de internationale verbintenissen van de Gemeenschap. De gemeenschappelijk marktordening dient een regulerende rol te spelen ten aanzien van een produktie die op een open markt moeilijk te beheersen valt. maar kan op geen enkele manier een all risk-verzekering betekenen. Met andere woorden, de gemeenschappelijke marktordening moet het concurrentievermogen van de sector versterken, maar kan dit niet herstellen. De Commissie blijft er dus van overtuigd dat deze sector om te kunnen overleven een diepgaande herstructurering behoeft, waarbij alle betrokkenen een betere ordening der markten moeten bewerkstelligen. Hiertoe behoort de doeltreffende tenuitvoerlegging van de verschillende onderdelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals de maatregelen op het gebied van instandhouding, toezicht, verkleining van de vloot, modernisering en herstructurering van het afzet- en verwerkingskanaal. en tenslotte het treffen van sociaal-economische maatregelen. Gezien de ernst van de crisis en de sociaal-economische situatie die hiervan het gevolg is, doet de Commissie een beroep op de lidstaten en op allen die bij de visserij betrokken zijn, om blijk te geven van een realistische, verantwoordelijke en dynamische houding. Dan zal allereerst de diagnose van de situatie van de bestanden en de overcapaciteiten ten volle moeten worden aanvaard, en zullen parallel hiermee de noodzakelijke maatregelen tot bescherming van deze bestanden en vermindering van de capaciteiten in hun totaliteit en vrijwillig moeten worden toegepast. Deze houding impliceert tevens dat het controlebeleid strikt en met inachtneming van alle principebesluiten van juni 1993 wordt toegepast, aangezien de huidige tenuitvoerlegging van dit beleid sterk achterblijft bij de theorie van deze besluiten. Ten derde moet de Raad ingevolge de aanneming van de nieuwe basisverordening van december 1992. waarin een betere aansluiting tot stand komt tussen de onderdelen vlootstructuur en instandhouding, de logica van deze verordening volgen, en met spoed de gehele regeling inzake visserijvergunningen aannemen: tenslotte moeten alle begeleidende maatregelen, die de noodzakelijke economische herstructureringen aanvaardbaar kunnen maken, worden aangepast en ten uitvoer gelegd. Het recentelijk aangenomen PESCA-initiatief legt gelukkig de basis voor een doeltreffend optreden op dit gebied. De Commissie tracht iedereen ervan te overtuigen dat voor de toekomst van de visserijsector allen die op communautair, nationaal en binnen het beroep leiding geven, in het geweer komen, omdat het overleven van de hele sector op het spel staat. De bezinning en discussie die op gang zijn gekomen, de lopende acties en de acties die nog moeten worden ondernomen, moeten zonder aarzeling of onduidelijkheid, maar met realisme en dynamiek worden ondernomen, en wel zo spoedig mogelijk. Al heeft de Commissie - een punt waarop zij hier met genoegen wijst - van het Parlement de volle steun voor haar beleid ontvangen, zij is er niet van overtuigd dat deze zelfde wil bij andere instanties aanwezig is. en zij rekent erop dat het Parlement voet bij stuk houdt, zodat deze situatie wordt verholpen.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/199
Steichen Ter afsluiting van dit punt betreffende de situatie van de markten voor visserijprodukten. deel ik toch mee dat wat meer in het bijzonder de situatie op de markt voor zalm betreft, de Commissie bij voorrang werk zal maken van een onderzoek naar de verenigbaarheid van de Noorse overheidssteun aan de aquacultuursector met de mededingingsvoorschriften die binnen de Unie van toepassing zijn. Mijnheer de Voorzitter, ten aanzien van het verslag Blaney betreffende de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het proefproject voor een satellietsysteem voor positiebepaling, wil ik memoreren dat dit voorstel een antwoord is op de verzoeken van het Europees Parlement om een versterking van het controlebeleid, die het in zijn advies van 15 december 1992 heeft geformuleerd, en die geleid hebben tot de aanneming van een nieuwe regeling voor de controle op het gemeenschappelijk visserijbeleid. Inderdaad zou de tenuitvoerlegging van een satellietsysteem voor positiebepaling de doeltreffendheid van de controle op de visserij-activiteiten moeten verbeteren. In die zin vormt dit voorstel het financieringsonderdeel. dat een essentieel element is voor de uitvoering van proefprojecten door de lidstaten. De Raad zal zich aan de hand van het resultaat van de proefprojecten moeten uitspreken over de invoering van dit systeem in een definitieve vorm vóór 1 januari 1996. conform de bepalingen van de nieuwe controleverordening. Dit voorstel, dat strekt tot een uitzonderlijke financiering van 100% van de uitgaven van de lidstaten, wordt opgesteld in het algemene kader van de bijdragen van de Gemeenschap aan de controle-uitgaven waarmee de lidstaten hebben ingestemd, zonder dat de totale toewijzing voor de begroting wordt verhoogd. In dit voorstel worden de algemene voorschriften en beginselen van de Gemeenschapsbegroting geëerbiedigd. Daarom kan de Commissie de amendementen 2,3 en 4, waarbij de huidige procedures en modaliteiten van de communautaire deelneming ter zake zouden worden gewijzigd, niet aanvaarden. Voorts heeft dit voorstel betrekking op de financiering door de Gemeenschap, en strekt het niet tot vaststelling van de technische kenmerken van de uitrustingen, noch van de modaliteiten van tenuitvoerlegging van de proefprojecten, die onder een toepassingsverordening vallen. Daarom kan de Commissie de amendementen 1. 5, 6, 7. 8 en 9. waarin de rol van de Commissie en de nationale regelingen worden gepreciseerd, niet aanvaarden. Toch zal de Commissie bepaalde van deze argumenten bij de opstelling van de toepassingsverordening in aanmerking nemen. Ik zal hier tevens de vraag beantwoorden van mevrouw Ewing over de toekenning van steun door de Franse autoriteiten bij de overname door een Spaanse vennootschap van een Frans visserijbedrijf. Tot op heden is de Commissie niet in kennis gesteld van een Franse steunregeling bij de aankoop van dit concern door het Spaanse bedrijf, zoals gemeld door het geachte Parlementslid. De Commissie heeft contact opgenomen met de Franse autoriteiten om aanvullende inlichtingen in te winnen waarmee zij het bestaan van deze regeling kan verifiëren. Voor wat de eventuele gevolgen van de aankoop door de Spaanse firma van het Franse concern voor de regeling van de visserijquota betreft, moet worden gesteld dat de vrijheid van vestiging en het vrije kapitaalverkeer worden gewaarborgd door het Verdrag tot oprichting van de
EEG. en dat de vaartuigen van het Franse concern onder Franse vlag zullen blijven varen. Blaney (ARC), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met op te merken dat de subcommissie visserij de voorstellen in het algemeen begroet, in het bijzonderde veranderingen in de financiering, waardoor 100% van de kosten van deze proefprojecten uit de communautaire begroting kan worden gefinancierd. Ten aanzien van het huidige functioneren van de waarnemeing per satelliet is mijn commissie er sterk van overtuigd dat de informatie tegelijkertijd beschikbaar moet zijn voor de vlaggestaat en voor de staat in wiens wateren het waargenomen schip opereert. En om een globaal overzicht te hebben en van tijd tot tijd de waarde en het voordeel ervan te kunnen beoordelen moeten deze gegevens ook tegelijkertijd naar de Commissie worden overgebracht. Dit zou geen extra kosten of uitgaven met zich mee brengen of veel apparatuur vergen en het lijkt ons vreemd als de bij dit proefproject vergaarde informatie niet onmiddelijk en tegelijkertijd aan alle drie betrokken instanties ter beschikking zou worden gesteld zodat ze die kunnen gebruiken om te bepalen hoe het beste vervolg aan deze proefprojecten na hun afloop kan worden gegeven en om uit die informatie conclusies te kunnen trekken ten aanzien van meer permanente activiteiten in de toekomst. De voorgestelde amendementen zijn geenszins bedoeld als kritiek op de voorstellen van de Commissie maar de de subcommissie visserij is er sterk van overtuigd dat de in onze commissie overeengekomen amendementen 1 t/m 8 de Commissie-voorstellen eerder versterken dan verzwakken. Ik wil het Huis er graag op wijzen dat er een opmerkelijke tegenstrijdigheid is tussen het door de subcommissie visserij aangenomen amendement nr. 5 en amendement nr. 9 dat namens de Europese Volkspartij is ingediend. Het verschil is het volgende: onze commissie vindt dat alle gegevens onmiddelijk aan zowel de Commissie, de vlaggestaat als het land in wiens wateren de geobserveerde schepen opereren worden doorgespeeld, terwijl amendement nr. 9 de beschikbaarheid van de informatie wil beperken tot de Commissie en de vlaggestaat en deze niet wil doen doorgeven aan landen in wiens wateren schepen nu juist die wetsovertredingen plegen die we proberen vast te stellen ter bescherming van onze visbestanden in de gehele Gemeenschap. Het lijkt me nogal ongewoon om via de satelliet vastgestelde schendingen niet te melden aan het land in wiens wateren het betrokken schip zijn illegale praktijk uitvoert zodat het voor het toezicht namens de Gemeenschap verantwoordelijke land het eerste is dat van eventuele schendingen op de hoogte wordt gesteld zodat het handelend kan optreden in plaats van daarover een uur, een dag of een week later te horen nadat de vogel - in casu de trawler - is gevlogen en zich niet meer in zijn wederrechtelijke positie bevindt. Daarom stel ik hier dat we deze informatie moeten hebben, anders zouden we naar mijn opvatting en naar die van mijn commissie wel een zeer interessant waarnemingsen controlesysteem opzetten maar er niet het beoogde voordeel mee behalen, namelijk ons in de toekomst te helpen onze wateren en de visbestanden beter in de gaten te bouden.
Nr. 3-445/200
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Blaney Tot slot wil ik de Commissaris graag zeggen dat de recente crisis in de visserij, met name wat betreft de prijzen, onverbrekelijk verbonden lijkt te zijn met de invoer uit derde landen. Het wil mij voorkomen dat het, aangezien in veel gevallen de importeurs bedrijven zijn die het grootste deel van enkele van onze grootste vloten exploiteren, heel goed in het voordeel van dergelijke exploitanten kan zijn om de markt te drukken, zelfs al lijkt het of ze verlies lijden op hun eigen vangsten. Misschien is dit een van de redenen waarom deze situatie is ontstaan. Ik hoop dat de Commissie hiertegen iets zal ondernemen. Onze vissers bevinden zich door de stand van de markt van de afgelopen maanden financieel in een weinig rooskleurige situatie. Vázquez Fouz (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, vanmiddag bent u weer een paar graadjes gestegen in mijn bewondering -die u overigens welbekend is-. Misschien omdat uw land de hoogste kosten van de hele Gemeenschap kent, bent u een echte expert op visserijgebied. Maar nu zonder ironie, ik sta werkelijk versteld over het feit dat u hier over de problemen van de visserij komt spreken, en een betoog houdt dat -naar mijn stellige indruk- niet door u maar door anderen is opgesteld. Als we uw betoog zouden moeten beoordelen, dan zouden wij het -in nog vriendelijke bewoordingen- bestempelen als achterhaald, waarschijnlijk als irreëel en uiteraard als ondoeltreffend. Want omdat er over de visserijkwestie thans druk wordt beraadslaagd binnen de Commissie, en omdat zij een belangrijk onderwerp van gesprek is in de Europese publieke opinie en alle aandacht krijgt van de media -waarin controversen zoals gewoonlijk de overhand hebben-, zou onze tribune hier de uitgelezen plaats kunnen zijn om de standpunten toe te lichten met betrekking tot de visserijproblematiek in het kader van de uitbreiding. Ik denk dat dit vrijwel het laatste debat over de visserijkwestie is, en misschien is het daarom wel het goede moment om ons te buigen over de resultaten die in deze zittingsperiode zijn bereikt, zoals ook over de problemen waarvoor op dit ogenblik nog geen oplossing is gevonden. Zoals ik net zei, is de visserijproblematiek thans een actuele kwestie. Zonder te overdrijven, kan zelfs worden gezegd dat de visserij een van de kernelementen is van de uitbreidingsonderhandelingen, en, net zoals destijds bij de toetreding van een ander land, wordt de visserij ook nu als voorwendsel -zoniet als oorzaak- gebruikt ter verklaring van de problemen van een van de kandidaatlanden, Noorwegen, bij de toetreding tot de Europese Unie. Ongetwijfeld kan van sommige leden van de Raad, en met name van het voorzitterschap, niet worden geëist dat zij volledig op de hoogte zijn van de visserijproblematiek, maar zij zouden wel enige behoedzaamheid in acht kunnen nemen. Door te beweren dat er één lidstaat is die de uitbreiding bemoeilijkt, en dat onenigheid over een paar vissoorten die uitbreiding niet in de weg mag staan, geven zij zich over aan een politiek gegoochel met de feiten, waarin boze opzet gepaard gaat aan onwetendheid. Hierdoor wordt de realiteit onherkenbaar misvormd, wat een analyse en derhalve een oplossing van de feitelijke problemen bemoeilijkt. Het is niet alleen billijk, maar ook een regel die altijd voor iedereen heeft gegolden, dat de rechten inzake vangstquota worden verdedigd, die zijn ontleend aan de op de cohesie gebaseerde compensatiebeginselen, en die samenhangen met het herstel van historische aanspraken.
Deze eis is derhalve absoluut niet irreëel. Voorts is het niet meer dan redelijk om te eisen dat er geen onderscheid wordt gemaakt, en getuigt het van realiteitszin als we erop wijzen dat het gemeenschappelijk visserijbeleid al niet langer twee maar zelfs drie snelheden kent. Het is onrealistisch om het tegendeel te beweren. Uit de discriminerende behandeling die het gevolg is van de besluiteloosheid van de Raad en de Commissie aan het einde van de overgangsperioden, kunnen we dan ook opmaken dat het vaststellen van het recht op toegang tot de visgronden ten grondslag ligt aan het visserijbeleid. Het is ongepast en onterecht -om maar enkele termen te noemen- dat een land dat tot de Unie wil toetreden, dat onder betere voorwaarden kan doen dan de landen die al deel uitmaken van de Unie. Uiteindelijk dient ook het communautaire erfgoed te worden beschermd. Zet de Commissie zich daarvoor in, met alle energie en aandacht die hiertoe geboden zijn? Mijnheer de commissaris heeft vandaag een uitgelezen gelegenheid om dit alles toe te lichten, met alle faciliteiten bij de hand, om uiteen te zetten hoe de vork in de steel zit, zoals het geval van de stocks kabeljauw uit de Noordelijke Ijszee, die sinds 1990 voortdurend zijn toegenomen. Het afgelopen jaar bedroegen zij 500.000 ton, en dit jaar zullen zij een omvang van 700.000 ton bereiken, dat wil zeggen 200.000 ton meer dan het vorig jaar, ofwel een toename van liefst 30%. Die grote discussie over 6.000 ton en het antwoord: „geen enkele vis meer", zou derhalve een lachertje zijn, ware het niet dat de prijzen op de markt blijven kelderen als gevolg van die ontwikkeling, door een beleid dat leidt tot oneerlijke concurrentie. Want de vangst van dezelfde vissoort in de Gemeenschap heeft zich als volgt ontwikkeld -ik geef"dat aan opdat er een vergelijking kan worden getrokken-: in 1991 bedroeg de vangst door de communautaire vissersvloot 311.000 ton, terwijl in 1993 241.000 ton gevangen werd. Dat wil zeggen dat er sprake was van een daling van 30%. Is dit nu een probleem of niet? Een daling van niet minder dan 70.000 ton in maar drie jaar. Ik betreur het dat ik door tijdgebrek niet dieper op de andere punten kan ingaan. Ik wens de heer Blaney geluk met zijn verslag. Valverde López (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal hier de heer Arias Cañete vervangen, die op dit ogenblik een debat bijwoont over het visserijbeleid in Spanje. Ik zou de commissaris erop willen wijzen dat alle Spaanse vissers zich grote zorgen maken over het negatieve verloop van de onderhandelingen met Noorwegen. Mijn vriend de heer Arias is op dit moment juist in vergadering met bonden van deze sector. Zoals de commissaris welbekend is. werden bij de toetreding van Spanje teveel opofferingen van dat land gevergd. Noorwegen heeft de Spaanse vissersvloot destijds geen toegang verleend tot zijn wateren. Mijnheer de commissaris, de Spaanse samenleving verwacht nu dat de Europese Unie zich solidair betoont. Anderzijds is de commissaris er eveneens van op de hoogte dat Spanje op dit ogenblik problemen heeft als gevolg van het feit dat de visserijovereenkomsten met Marokko niet worden nageleefd. Terwijl de activiteiten van de vissersvloot van Andalusië stilliggen, wordt onze markt overspoeld met vis uit Marokko.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/201
Valverde López Mijnheer de commissaris, deze Vergadering verwacht dat u het verloop van de onderhandelingen voldoende zult toelichten, evenals het standpunt dat de Commissie in deze onderhandelingen inneemt ten aanzien van de -welhaast bilaterale-problemen tussen Noorwegen en Spanje. Wat het verslag van de heer Blaney betreft, wil mijn fractie te kennen geven dat zij dat in alle opzichten ondersteunt. Tevens willen wij erop wijzen dat de Commissie van al deze stappen op de hoogte moet worden gesteld, omdat het van vitaal belang is dat er coördinatie en bemiddeling bestaat, en dat de betrokken lidstaten over de nodige informatie beschikken. Die informatie dient echter op gecoördineerde wijze te worden verstrekt, zodat steeds kan worden geëist dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen. Garcia (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte Afgevaardigden, tijdens een bezoek dat de Subcommissie visserij van dit Parlement een aantal jaren geleden aan Portugal bracht, werden wij in de gelegenheid gesteld om te zien hoe het MONICA/SIFICAP-systeem werkte ter controle van vissersboten, waarbij gebruik gemaakt werd van grondstations, satelieten en van de beroemde zwarte dozen die aan boord geïnstalleerd waren. Deze experimentele systemen zijn van geweldig belang voor de toepassing van de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Zonder doeltreffende controle van de visserijactiviteiten zal iedere vorm van het toepassen van licenties, al of'niet algemeen gemaakt, van het lokaliseren van schepen en het in achtnemen van visserijzones, tot mislukking gedoemd zijn. In het verslag van onze collega Blaney komt deze bezorgheid duieüjk tot uiting. Wij weten allen welke bezorgdheid er bij Ierland heerst aangaande deontsluiting van zijn exclusieve zone. Wij delen ook in deze bezorgdheid, want zones als die van de Atlantische archipels, de Canarische Eilanden, Madeira en de Azoren, bezitten op hun beurt bijna 2 miljoen km2 aan exclusieve economische zone. Hoe de visserijactiviteit op deze onmetelijke baren anders te controleren dan via nieuwe technolgiën? Het is begrijpelijk dat de Raad eerst vraagt om het uitvoeren van proefprojecten en op de toepassing van limieten voor schepen met een bepaalde lengte, evenals de instelling van een minimu aantal. Maar waarom meer dan 50 meter per schip? En waarom minstens een aantal van tien? Welke criteria heeft men gehanteerd bij deze beperking? Wat de financiering betreft denkt men dat gedurende de proefprojectenovereenkomstig het voorstel 100% door de Commissie moet worden ondersteund; en slechts nadat de verschillende technieken zijn uitgetest zal men moeten denken aan het percentage dat de lidstaten moeten bijdragen voor hun deelname, wellicht met een aantal variaties. Verbeek (V). - Commissaris Steichen, het spijt me maar over de crisis hebt u in feite helemaal niets gezegd. Vorige keer was het commissaris Van den Broek, die wist er ook niets van. Wij hebben toch een visserijcommissaris. Paleokrassas. en het gaat toch om nood van hele kustgebieden van de Europese Unie, het gaat om duizenden families, het gaat om een hele bedrijfstak! Het is moeilijk aan u vragen stellen want waar moeten uw antwoorden vandaan komen? Ik kan het u ook niet
kwalijk nemen, uw land heeft geen zee zoals collega Vázquez Fouz vaststelde. Laat ik u toch een paar vragen stellen. Geldt de Europese preferentie nog vooreigen vis, met name eigen verse vis van kleine ambachtelijke vissers zoals we die voor onze kusten, met name in Frankrijk, maar niet daar alleen, nog altijd hebben. Ten tweede, doet de Commissie straks iets aan de steeds ongelijker wordende condities op sociaal en ecologisch terrein die door de valse concurrentie alleen maar erger worden. U hebt gezegd: we moeten concurreren, er zijn nieuwe wereldverhoudingen, er moet goedkoper worden geproduceerd. Commissaris, waar denkt u dat deze neoliberale orkaan ook op de zeeën zal eindigen en wie mag daarin omkomen en wie mag daarin overleven? Visserij is niet alleen maar een concurrentieprodukt, het is een cultuur, het is een samenleving van onze Europese Gemeenschap. Die kunt u niet alleen maar uitleveren aan de concurrentiemacht van de groten over de kleinen. Commissaris, hoe staat het met de ratificering van de visakkoorden met Argentinië, die voor onze Europese vissers een groot gevaar zijn en ten slotte, hoe staat het werkelijk met de onderhandelingen met Noorwegen? Ik voeg één vraag toe: is er in de onderhandelingen sprake van de zeehondenjacht, van de heropening op de walvis die Noorwegen voor heeft of heeft de Europese Unie dat in de onderhandelingen onder tafel gedrukt? Graag uw antwoorden. Lataillade (RDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik zou u hier twee karakteristieke elementen van het gemeenschappelijk visserijbeleid willen noemen: een zeef" en een stok. Een grote zeef en een klein stokje. De Commissie en de Raad hebben, voor wat de zeef betreft, nooit echt de aanval geopend op de structurele of conjuncturele verschijnselen, en herhaaldelijk maken wij crises mee waarvan niet alleen de wilde invoer - die overigens wel een groot probleem vormt - de oorzaak is. Het stokje, dat zijn de controles die er uit naam van de subsidiariteit niet zijn. Eigenlijk wordt het bedrog door de subsidiariteit in de diverse landen die de gemeenschappelijke regels niet respecteren, aangemoedigd. Natuurlijk is daar ook het probleem van de minimumprijzen: zodra er een minimumprijs is, verdwijnt de soort van de markt om plaats te maken voor een andere. Het stokje, dat zijn tenslotte ook de anti-dumpingprijzen. O, die dumpingprijzen! In de serieuze krant „Le Monde" lees ik, mijnheer de Commissaris, dat de maatregelen die de ministers van Buitenlandse Zaken van de Twaalf - ik denk onder aanmoediging van de Commissie - in het kader van de Raad in Brussel bijeen, hebben aangenomen, de procedure voor de aanneming van anti-dumpingmaalregelen en de tenuitvoerlegging van vrijwaringsmaatregclen met de helft bekorten. Voorlopige maatregelen kunnen thans in negen maanden in plaats van in achttien maanden worden doorgevoerd, en vijftien maanden in plaats van vierentwintig zijn voldoende om de maatregelen definitief te maken. (Tekenen van
goedkeuring)
Dit is dus de reactie op artikel 320 van Clinton, waarin het met name gaat over kwabaal met teveel fosfaat, en ik vraag me af waar dat ons brengen zal. Wij waren overeengekomen dat het visserijbeleid belangrijk was voor de mensen. In onze resolutie A3-0404/92 heeft het
Nr. 3-445/202
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Lataillade
Parlement duidelijk te kennen gegeven dat het zijn wens is de gemeenschappen te dienen die van de visserij leven. Ik geloof dat wij, met wat wij gehoord hebben over die grote zeef en dat kleine stokje, die mannen en vrouwen ter dood veroordelen. Ik hoop dat het Parlement zich altijd hiertegen zal kunnen verzetten! (Applaus) Ewing (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spijt mij te moeten vaststellen dat Commissaris Paleokrassas hier weer niet aanwezig is, vooral omdat we als leden te horen hebben gekregen dat dit een zeer belangrijk dabat zou zijn - hoewel men dat afgaande op het aantal collega's die het niet de moeite waard vinden te verschijnen niet zou zeggen. Om het gemakkelijk te maken zou ik de Commissaris vier vragen willen stellen. De eerste heeft betrekking op iets wat ik al eerder aanstipte - en ik dank de Commissaris voor zijn verwijzing - en dat is hetgeen gebeurt in de door mij geliefde havenplaats Lochinver waar het bedrijf Jegoqucre is overgenomen door de multinational Pesca Nova. Ik ben niet tevreden met het antwoord van de Commissaris omdat deze informatie in de Franse pers is verschenen. Commissaris, ik verwacht niet van de Commissie dat ze voor privédetectives spelen, maar wel voor overheidsdetectives. Als u een bericht leest dat een lidstaat 55 miljoen FF heeft gegeven, wal een schending van het Verdrag lijkt te zijn, dan heeft u toch zeker wel enige plicht om dat te onderzoeken? Voorts, hoe kan staatssteun aan internationale handel in quota in overeenstemming zijn met wat er over is van het gemeenschappelijk visserijbeleid? De Commissie is het antwoord op deze vragen schuldig gebleven. Ik heb dit maadag uitvoerig schriftelijk toegelicht en had de indruk dat ik een antwoord zou krijgen - dat is niet het geval. Mijn tweede vraag is: wat is er vorige maand gebeurd met de resolutie over zalm die bijna unaniem is aangenomen? De dumping gaat door en we zitten nog steeds met eem minimum prijs die te laag is. en dat kan zo niet! Ik heb u vorige maand in het debat gevraagd om ons in dit Huis goed nieuws te komen brengen - practisch en définie!' nieuws! Ik ben bang dat dat er nog steeds niet is. Mijn derde vraag gaat over de toetreding van Noorwegen: de Noorse Minister van Visserij had de beleefdheid naar de subcommissie te komen en gal' toe dat het struikelblok zoals we allemaal weten vis is. maar hij zei in dat verband dat het probleem met name schuilt in de Spaanse komst naar de Noordzee, en dat maakt een bruusk einde aan het sprookje dat we Spanje moeten integreren om de toetreding van Noorwegen gemakkelijker te maken. Mijn laatste vraag betreft de wetmatigheid: de Griekse Voorzitter in functie is naar mijn subcommissie gekomen en scheen niet te weten dat de wetmatigheid van de vroege toegang tot de Noordzee op de Spaanse versie berust die volledig afwijkt van alle andere talen. Ik vind echt dal het tijd wordt dat de Commissie als onze beschermer optreedt, zoals dat in zekere zin de bedoeling is. en deze kwestie eens bestudeerde, en ik begrijp niet waarom de grote fracties deze resoluties niet steunden waarover vier fracties overeenstemming hadden bereikt. Er is in deze resolutie sprake van nieuwe elementen en het is zeer vreemd dat Jurassic Park en de Liberalen zich
van deze resolutie ter afronding van het debat hebben gedistantieerd. De Voorzitter. - Dank u zeer. mevrouw Ewing. Het woord is aan de heer Querbes. namens de Fractie van de Linkse Coalitie, die over twee minuten beschikt. Ik wil tevens van de gelegenheid gebruik maken om de heer Querbes te verwelkomen, die voor de eerste maal het woord zal voeren in deze plenaire Vergadering. Ik wens hem veel succes in zijn functie van europarlementariër. Querbes (CG). - (FR) Men kan er niet omheen dat de visserijsector met name in vele Franse en Portugese regio's al meer dan een jaar een algemene crisis doormaakt. Tot wanhoop gedreven door ondraaglijke schulden en een rampzalige laagconjunctuur, die verband houdt met de scherpe daling van hun inkomen, hebben de vissers op gewelddadige wijze uiting gegeven aan hun woede. De kracht van hun acties, die hier tijdens de vergaderperiode van februari jongstleden in het Europese Parlement zijn besproken, heeft het in de eerste fase mogelijk gemaakt een campagne voor de promotie van visserijprodukten te voeren, en opnieuw minimuminvoerprijzen in te stellen. Deze prijzen konden echter een crisis niet voorkomen, zoals u, mijnheer de Commissaris, zelf hebt erkend, al was het niet om de door u genoemde redenen, maar omdat zij opeen veel te laag niveau zijn vastgesteld, voor een té klein aantal soorten en een té korte tijd. In haar verklaring probeert de Commissie de zaak te sussen door te ontkennen dat de invoer verantwoordelijk is voor de narigheid: zij beweert geen andere mogelijkheden tot haar beschikking te hebben. Wat een schijnheiligheid! Ik houd de Commissie en de Raad verantwoordelijk voor het voortduren van de crisis. Zij hebben onder het mom van een dogmatische verdediging van de beginselen van de vrije mededinging geweigerd de vrijwaringsclausule toe te passen. Zo worden de vissers opgeofferd aan de importeurs en de verwerkende industrie. En zal de uitbreiding de crisis niet nog verergeren? Moet het geweld nogmaals oplaaien opdat de communautaire autoriteiten en de regeringen eindelijk uit hun verdoving ontwaken? Hier zijn dringende maatregelen geboden, waarvan de volgende voorrang moeten krijgen: compenserende vergoedingen wegens inkomensverlies, sluiting van de grenzen voor wilde invoer tegen dumpingprijzen waarvan alleen de verwerkende industrie profiteert, een volledige stop op de verlegging van het handelsverkeer en de fraude, een echte controle op de gezondheidsnormen aan de grens, en een verbetering van het af'zctcircuit. zodat iets kan worden gedaan aan de steeds choquerender klooi' tussen produktie- en consumptieprijzen. De vissers zijn wanhopig, en moeten onverwijld een antwoord krijgen. Hun moet een inkomen worden gegarandeerd dal verenigbaar is met hun waardige, harde werk. dat de toekomst van de visserijsectoren de ontwikkeling van de kustgebieden veilig stelt. Landa Mendibe (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit gecombineerd debat draagt de volgende titel: Problemen in de visserijsector. Tol mijn verbazing heb ik echter geconstateerd dat de commissaris voor visserijzaken, de heer Paleokrassas. hier niet aanwezig is. Bovendien is de afgevaardigde die namens de Commissie het woord voert, op geen enkele wijze ingegaan op een aantal van de meest wezenlijke en controversiële problemen die de
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Nr. 3-445/203
Landa Mendibe visserijsector op het ogenblik kent. Een van die problemen hangt juist samen met een voorstel van de Commissie aan de Raad. dat om onverklaarbare redenen telkens weer is opgeschort. Ik bedoel hiermee natuurlijk het standpunt dat moet worden ingenomen inzake drijfnetten. Zoals bekend, is op 31 december jongstleden de tijdelijke uitzonderingsregel afgelopen die het mogelijk maakte om netten te gebruiken met een lengte van meer dan 2.5 kilometer. Reeds in december heeft de commissaris voor visserijzaken, de heer Paleokrassas. in Brussel in het openbaar verklaart dat het gebruik van drijfnetten volstrekt moet worden verboden. Kan de Commissie ons vandaag dan vertellen waarom zij nu nog niet komt met een voorstel voor het totale verbod op drijfnetten? Het is zelfs zo dat het moment waarop de Commissie haar standpunt zou bepalen, wat eerst zou gebeuren tegen het einde van het jaar. toen op 15 februari, en vervolgens op 3 maart, voortdurend wordt uitgesteld. Welke nieuwe termijn zal ons nu weer worden voorgesteld? Door het uitblijven van een standpunt van de Commissie, komen ons afgevaardigden allerlei geruchten ter ore over geschilpunten tussen de commissarissen en de Directoraten-Generaal, die al dan niet voorstander zijn van een verbod op drijfnetten. Het kwalijke gerucht doet de ronde dat deze beslissingen veeleer zouden worden genomen onder druk van bepaalde lobby"s dan op grond van wetenschappelijk onderzoek. Door het optreden van de Commissie en van de commissaris voor visserijzaken wordt het heel moeilijk om zich aan deze indruk te onttrekken. De inertie van de Commissie ten opzichte van zulke ernstige problemen, zoals het bovengenoemde of die welke verband houden met de uitbreidingsonderhandelingen, leidt tot grote onvrede in de visserijsector van mijn land en die van de hele Gemeenschap. Ik hoop oprecht dat deze vragen spoedig zullen worden beantwoord. Ewing (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik moet mijn verontschuldigingen aanbieden aan de EVP-fractie. Ik had gehoord dat zij de resolutie niet wilden steunen, maar ik verneem nu dat ze de resolutie weliswaar niet steunen maar het compromis wel hebben getekend. Mijn verontschuldigingen en alsnog hartelijk dank. Pery (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik aarzelde nog tussen spot en verontwaardiging. Aangezien collega Lataillade voor het eerste register heeft gekozen, zal ik het tweede kiezen. Wij hadden gevraagd om een inhoudelijk debat in aanwezigheid van de Commissie en de Raad. Mijnheer Steichen. hartelijk welkom, maar waar is de Commissaris voor visserijzaken? Waar is de fungerend minister? (Tekenen van
goedkeuring)
Ik geloof dat er een meer dan betreurenswaardig misverstand bestaat en dat de Europese instellingen miskennen hoe diep de opstand van onze vissers gaal. Ik kan punt voor punt herhalen wat ik tijdens het plenum van februari heb gezegd, en punt voor punt ook de resolutie die ons Parlement in stemming heeft gebracht. Heeft er een buitengewone visserijraad plaatsgevonden? Nee! Er is in het vergaderrooster geen enkele wijziging aangebracht om de vissers, die met grote angsten zitten, cen antwoord te geven. Zijn de minimumprijzen aan de buitengrenzen, die de invoer moeten reguleren, verhoogd? Nee! Zijn er
maatregelen genomen om de invoer tegen dumpingprijzen te beletten? Nee! Is er studie gemaakt van ons verzoek een financieel instrument in te voeren om een compenserende vergoeding te geven voor de scherpe daling van de prijzen voor de produkten van de visserij? Nee! En zo zou ik kunnen doorgaan met elk van onze verzoeken. De waarborg dat elke visser een inkomen krijgt dal verenigbaar is met de waardigheid van de mannen en hun gezin, een noodzakelijk sociaal beleid, cen antwoord op een niet meer te dragen schuld, maatregelen waaruit onze wil blijkt tot een ruimtelijke ordening van de kustgebieden, het bestaan van ambachtelijke en industriële vloten langs de gehele Europese kust. van Noorwegen tot Portugal en langs de Middellandse Zeekust, het behoud van know-how. van cultuur en traditie, en. door al deze overwegingen heen. eerbied voor de mensen: toen u zojuist sprak heb ik niets gehoord van maatregelen waaruit die wil blijkt, mijnheer de Commissaris. Mijn verbale aanval is niet op u gericht, maar op de Commissie als college, en meer in het bijzonder op de Commissaris voor de visserij, die ons overigens, net als de Raad. beloofd had aanwezig te zijn. Het komt erop neer dat de Commissie en de Raad en onze twaalf regeringen ons nul op het rekest geven. Dit is een politieke blunder en houdt een afwijzing in van verantwoordelijkheden. De geloofwaardigbeid van de Unie in de politieke en publieke opinie zal hiervan het eerste slachtoffer worden. Als overtuigd voorstandster van Europa ben ik bitter teleurgesteld. (Applaus) Bourlanges (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, heeft de Commissie besloten ook de beroemde vraag van Stalin te stellen, namelijk „Hoeveel divisies heelt de Paus?" Vindt u soms dat er te weinig vissers in de Europese Unie zijn om u serieus voor hun lot te interesseren? De wijsheid wil dat de aanwezigen niet mogen worden afgestraft, en het zou dan ook onjuist zijn, mijnheer de Commissaris, u de aanwezigheid van de heer Paleokrassas te verwijten. Dit gezegd zijnde is het begrijpelijk dat de heer Paleokrassas. gezien de woorden die u namens hem moest voorlezen, niet veel zin had deze woorden zelf' uit te spreken. Dit getuigt van wijsheid, zij het niet van moed. Wij zitten er wel ver naast! Wat vertelt u ons? „De ernstigste crisis", „onvermijdelijke prijsdalingen", „minimumprijzen die zonder effect blijven"', allemaal dingen die wij Li trouwens in februari jongstleden al hebben gezegd, en waarop u hebt geantwoord: „Helemaal niet. kijk eens wat wij gaan doen". De gemeenschappelijk marktordeningen zijn machteloos gebleken. Wat stelt u ons voor? Versterking van de controle, verbetering van de statistieken, vermindering van de visserij-inspanning. Er gaapt een klooi'tussen uw diagnose en uw voorstellen. Het visserijbeleid is geen visbeleid. maareen vissersbeleid. Denkt u eens aan de mensen! Red de mensen die kunnen doorgaan met hun werk, help degenen die moeten vertrekken, te vertrekken, maar was u niet de handen in onschuld. Net als ik bent u christendemocraat, en Pilatus hebben we al gehad! Maher (LDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het lijkt me geen goede zaak om al te kritisch te zijn tegenover de heer Steichen. Tenslotte zit hij in cen moeilijke rol. Hij is landbouwcommissaris, maar hij komt ook uit cen land zonder visserijviool, wat cen groot nadeel is! Ik ben het
Nr. 3-445/204
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Maher eens met de opmerking van mevrouw Pery dat we ontevreden zijn over de Commissie als geheel en over de wijze waarop zij de visserijkwestie behandelt. Ik denk niet dat deze hele affaire met controles, waarnemingen en toezicht de afgelopen tijd voldoende serieus is genomen. Velen van ons die al jaren in deze commissie zitten hebben het belang van deze elementen benadrukt. Toch schieten de maatregelen in het algemeen tekort. Ik heb steeds weer voorbeelden gezien waarbij visprijzen inzakten door invoer, maar de Commissie lijkt uitermate langzaam te reageren en de situatie dreigt op een ramp uit te lopen voordat maatregelen zijn genomen om die te voorkomen. Als we een goed functionerende markt en een behoorlijke aanvoer van vis op de markt willen hebben moeten we bereid zijn snel te handelen om de situatie onder controle te krijgen. Anders dreigt er zoals ik zei een ramp. We moeten ons ook realiseren dat we in de Gemeenschap een beleid voeren, een zeer wenselijk beleid, van regionale ontwikkeling, door mensen te helpen die in deze gebieden, en met name in de kustgebieden wonen. Het is geen goede zaak deze mensen aan de ene kant subsidies te geven maar tegelijkertijd hun belangrijkste middel van bestaan, uiteraard het vangen van vis, te veronachtzamen. Dan komen ze in de problemen en krijgen te maken met de beperkingen op visserijgebied, hoe wenselijk die ook zijn. We moeten er minstens voor zorgen dat er een goed functionerende marktordening is en een redelijk prijsniveau. Guermeur (RDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben hier een breuk met de economische en sociale cohesie die door de Europese Unie tot een religie is verheven. Hier wordt een activiteit waarvan achtergebleven kuststreken afhankelijk zijn, welbewust opgeofferd aan het primaat van het liberalisme. De crisis heeft de woede van de schippers gewekt. Het geweld dat eenieder betreurt is een antwoord op het geweld waartoe de vissers door economische beslissingen wel worden gedwongen. De Franse regering heeft de meest voor de hand liggende onmiddellijke antwoorden aangedragen en is begonnen met het overleg en partnerschap dat voor redelijke beslissingen noodzakelijk is. De inhoudelijke problemen zijn er echter nog. Ze zijn er nog in de context van de Gemeenschap, van de Europese Unie, en een exclusief nationale oplossing is niet mogelijk. Daarom moet de Europese Unie haar verantwoordelijkheden op zich nemen; zij mag niet anders willen dan een bevolking op de kust houden die kan leven van haar traditionele activiteit en haar historische cultuur. Dat is niet de weg die tot op heden is gevolgd. Zeker, mijnheer de Commissaris, u hebt gezegd dat de Raad doof is gebleven voor vele voorstellen van de Commissie, overigens meer uit immobilisme dan uit politieke keuze. De Commissie heeft zich niet willen begeven in een ruimtelijke ordening van Europa, waarbij het op zee houden van de mensen voorrang zou hebben gekregen op het opheffen van werkgelegenheid om de bestanden te sparen. Het is thans tijd om te reageren. Het is tijd om de communautaire preferentie te bevestigen. Het is tijd de Europese visserij te beschermen door minimumprijzen. Het is tijd voor het instellen van een werkelijke controle, waardoor een halt wordt toegeroepen aan de invoer van sociale dumping, de verkoop onder de gezondheidsnormen, de wilde invoer, die dikwijls met medeplichtigheid
van bepaalde lidstaten wordt georganiseerd. Het is tijd om met een begroting te komen, een inkomen te waarborgen, scherpe prijsdalingen te voorkomen. Het is tijd dater een eind komt aan de desastreuze gevolgen van de monetaire distorsies, waardoor voor bepaalde landen markten worden gesloten, en de gelijkheid van behandeling in de verdrukking komt. Mijnheer de Voorzitter, ik denk ook dat het tijd is een bijzondere Visserijraad te houden. Het is tijd om het financieringsinstrument in het leven te roepen om de scherpe prijsdalingen te voorkomen en de inkomens te steunen. Het is hoog tijd om weer met minimumprijzen te komen en deze permanent te maken. Ik smeek u, laten wij deze laatste kans die u wordt geboden om een bevolkingsgroep te redden welke thans zelfs geen hoop meer in het vooruitzicht heeft, niet verloren laten gaan. Simeoni (ARC). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit algemene debat over de toekomst van de visserijsector in Europa komt als geroepen: over enkele dagen vindt in Marrakech de plechtige ondertekening van de GATTovereenkomsten plaats. De communautaire visserij bevindt zich in het hart van de problemen van het thans wereldomspannende handelsverkeer, dat in deze GATTovereenkomsten wordt bekrachtigd. Men kan zeggen dat de visserij zich in het oog van de cycloon bevindt. De handelspolitiek van de Europese Unie strekt ertoe dat zich gemakkelijker visserij-multinationals ontwikkelen, die de wateren van de derde wereld afstropen, de Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse bevolking exploiteren en de Europese markt overspoelen met verpakte produkten tegen zeer lage prijzen. Deze handelspolitiek valt helemaal niet te verenigen met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, vooral niet met een beleid tot behoud van banen in regio's die van de visserij afhankelijk zijn. en van het behoud van de bestanden. Wat zijn hiervan de redenen? Allereerst doet de industriële visserij de kustvisserij, waarvan de produkten moeilijk of' helemaal niet kunnen worden afgezet, oneerlijke concurrentie aan. Vervolgens leidt deze industriële visserij tot rederijconcentraties in de semi-industriële visserij, met name in het Noordoosten van de Atlantische Oceaan, in de Golf van Biskaje en in de Schotse en Ierse wateren. Ik zal u een concreet voorbeeld geven: de firma Jégo Guéré, de belangrijkste Bretonse en Franse rederij op visserijgebied, is onlangs opgeslokt door de multinational Pescanova en de Franse regering heeft hiervoor 55 miljoen franc steun gegeven. Bij de ondertekening van de GATT-overeenkomsten en bij het kiezen voor een mundiaal vrijhandelsverkeer, waarin men de vloer aanveegt met sociale en ecologische overwegingen, zullen de landen van de Europese Unie de kustvisserij veroordelen tot een karig leven, zoals men dat op Corsica kent, en vele schippers uit de semiindustriële visserij tot werkloosheid veroordelen. Wij hebben een ander algemeen beleid nodig waarin mens en milieu, dat wil zeggen de toekomstige generaties, voorrang krijgen boven het accumuleren van kapitaal. Het zal een heel debat worden, maar het heeft rechtstreeks betrekking op de visserijsector! McCubbin (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Blaney graag hartelijk danken voor dit verslag, te meer omdat satellietobservatie van vissersschepen een grote bijdrage aan de veiligheid is. Er zijn in de Britse wateren diverse ongelukken gebeurd doordat
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3445/205
McCubbin duikboten de netten van vissersschepen kapot gevaren hebben, en als de marine op de hoogte zou zijn van de plaats waar zich vissersschepen respectievelijk duikbo ten bevinden zou dat een grote bijdrage aan de veiligheid op zee zijn. Als satellietobservatie wordt ingevoerd is er in de toekomst de mogelijkheid de veiligheid van zeelie den belangrijk te vergroten. Maar laat ons terugkeren tot het oorspronkelijke debat. Commissaris Steichen heeft nogal wat kritiek te verduren gekregen, vandaag. H et is duidelijk dat de visserijwereld niet alleen in een soort crisis zit maar ook bang is voor wat er op dit moment in Brussel gebeurt ten aanzien van de onderhandelingen over de toetreding van Noorwegen. Dit veroorzaakt grote problemen en het is een van de redenen waarom er, na wat er in ons vorige debat is gezegd, weinig is gebeurd. De problemen zitten in het feit dat de Commissie volgende week zal besluiten over de voortzetting, de stopzetting of wijziging van de minimum invoerprijzen. We hebben daarover noch vandaag, noch voor het begin van het debat, enige informatie gekregen op basis waarvan we nuttige opmerkingen of suggesties over een resolutie hadden kunnen maken ter afronding van het debat. Bovendien hebben we erg weinig informatie gekregen over wat er gaande is in de onderhandelingen over de toetreding van Noorwegen. Volgens bepaalde informatie die ik heb ontvangen zou er sprake zijn van een compro mis waarin begrotings, visserij en landbouwaspecten betrokken zouden zijn. Dat betekent dat Noorwegen iets minder aan de begroting zou hoeven bij te dragen als wat bij toetreding het geval zou zijn in ruil voor het toelaten van de visserij. H et artikel waaruit deze informatie afkomstig is suggereert ook dat er nog eens 51.000 ton zal worden gevonden onder de tweeënzestigste breedteg raad, een cijfer dat eerst op 9.000 ton stond. Een eenvou dige berekening laat zien dat bij α 1.000 voor kabeljauw per jaar a50 miljoen in de cohesie wordt gestoken. Dat is zeer veel geld. Maar het artikel is zeer vaag over hoe dit contingent zal worden verdeeld. H et storende feit doet zich voor dat Noorwegen beschikt over een vloot van 1.600 efficiënte vissersschepen en daarmee meer dan twee miljoen ton vis ophaalt. Schotland heeft een onge veer even grote vloot en is goed voor 450.000 ton. De Schotse vloot heeft dus een structurele overcapaciteit en de regering van het VK heeft er bijzonder weinig aan gedaan om dat recht te trekken. De Noorse vis is goedkoper en als Noorwegen toetreedt worden de prijzen gebroken, hoe het contingent ook wordt verdeeld. Zo ernstig is de situatie nu en desondanks moeten we hier vandaag over visserij debatteren zonder ook maar de geringste informatie om een resolutie op te kunnen baseren ter afsluiting van het debat.
Dat is een belangrijke zaak en zonder die informatie kunnen we vandaag geen resolutie indienen en we zullen geen blanco cheque geven voor welke overeenkomst dan ook over de uitbreiding tenzij we garanties krijgen. Langenhagen (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, bij de crisis in de visserijsector gaat het om een evenwicht soefening tussen hulpmiddelen en winst. Er moet een einde komen aan de gewelddadigheden en de concurren tievervalsende staatssubsidies. Zij zijn in strijd met het werk en de geest van de subcommissie visserij. In het belang van de vissers moet de nietnaleving van hygiëne voorschriften of het omzeilen van de prijsmechanismes van de gemeenschappelijke marktordening door dum ping met strenge sancties worden gestraft. Om de inko mens van de vissers te garanderen is het bestaan van een internationaal competitieve verwerkende industrie van doorslaggevend belang. Deze is vaak afhankelijk van import uit derde landen. De Raad moet eindelijk het voorstel van de Commissie hieromtrent goedkeuren. Tussen haakjes wijs ik erop dat privéafnameovereen komsten tussen de visindustrie en de plaatselijke vissers, zoals deze in mijn streek reeds bestaan, ook kunnen bijdragen tot de bestaanszekerheid van deze laatsten. Een oplossing kan alleen gevonden worden door op een eerlijke manier met alle belangen evenveel rekening te houden. Zowel de vissers als de verbonden, de verwer kende industrie, de nationale regeringen en de Europese organen moeten hun gewoonte om de schuld op een ander te schuiven afleren. Om het vertrouwen in het visserijbeleid van de EU te herstellen moeten we einde lijk eens actief werk maken van de vereiste aanpassing van de vangcapaciteiten aan de visbestanden, een ver sterkte controle, het uitvaardigen van sociale begelei dingsmaatregelen, de stimulering van vernieuwende ver kooptechnieken en de ontwikkeling van alternatieve werkgelegenheid in en buiten de sector. In ernstige gevallen moet het FIAF of het toekomstige communau tair inititatief PESCA worden toegepast, zonder opsmuk. De burgers hebben recht op een voordelig en kwalitatief hoogwaardig basisvoedingsmiddel als vis. Algemene protectionistische invoerbeperkingen hebben niet alleen prijsverhogingen en een daling van het gevarieerde aan bod tot gevolg, maar houden ook het risico in dat de consumenten hun toevlucht nemen tot andere voedings middelen. Dan hebben we zelfs geen visserijcommissaris meer nodig, om nog van de Visserijraad te zwijgen. Lane (RDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, de laatste jaren heeft het visserijbeleid meer gediend om Spanje en Portugal ter wille te zijn dan landen als Ierland. Praktisch alle visserijovereenkomsten met derde landen zijn door de Spaanse en Portugese vloten benut maar de financiering daarvan kwam wel voor rekening van de begroting van de Europese Unie.
Dat is een van de redenen waarom mijn fractie niet deelneemt omdat, in tegenstelling tot de opmerking van de heer Vasquez Fouz dat dit misschien wel het laatste debat over visserij zou zijn, dit zeker niet het laatste debat over visserij is. Het laatste visserijdebat in dit Parlement komt bij de uitbreiding van de Europese unie met Noorwegen, en de Commissie kan er niet vanuit gaan dat we met de uitbreiding accoord gaan tenzij er een overeen stemming over visserij uit komt die onze vissers niet in hun bestaan bedreigt.
Ierland, dat 20% van de viswateren van de Europese Unie heeft, mag slechts 6% van de totale vangst ophalen. Wanneer nieuwe overeenkomsten van kracht worden daalt dit percentage. We moeten aandringen op een speciale regeling met afzonderlijke contingenten voor kleinschalige kustvisserij. Alleen dan kunnen we de mensen in hun geïsoleerde vissersstadjes en dorpen in de meer afgelegen gebieden in het westen en zuidwesten van Ierland laten wonen.
(Applaus)
Door de afnemende bevolking in deze gebieden is het niet meer mogelijk kleinschalige veerdiensten op kleine
Nr. 3-445/206
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Lane eilanden rendabel te exploiteren. De recente verschrikkelijk tragedie in Castletown Bere in West-Cork waarbij vier mensen omkwamen is te wijten aan het niet beschikbaar zijn van een volwaardig reserveschip toen de reguliere veerboot in onderhoud was. Natuurlijk kan de Europese Unie extra middelen ter beschikking stellen voor de verbetering van de veerdiensten naar deze eilanden via ofwel de structuurfondsen ofwel de visserijfondsen. Net als de heer McCubbin ben ik ook zeer bezorgd over de toetreding van Noorwegen. Gelet op het potentieel van de Noorse zalmkwekerijen en het feit dat zijn visserijvloot twee miljoen ton vis kan vangen kunnen we geen blanco cheque aan de uitbreiding geven tenzij voor de problemen met Noorwegen een oplossing wordt gevonden en tenzij we zeker kunnen stellen dat onze visserijvloten in alle lidstaten worden beschermd. Ik hoop - of Noorwegen nu toetreedt of niet - dat het soort controles dat wij eisen wordt ingesteld hetzij via de EER-ovcreenkomst als Noorwegen niet toetreedt, of middels een andere formule als het wel toetreedt. Op dit moment drukt Noorwegen de hele bedrijfstak van onze zalmkwekerij uit de markt. Het is ook gedeeltelijk verantwoordelijk voor de onrust van de laatste maanden in de Franse vissershavens. Sir Jack Stewart-Clark, (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag terugkomen op de kwestie van de zalmkwekerijen. Laat ik maar zeggen: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd. De Commissaris heeft precies twintig seconden aan dit onderwerp gewijd maar ik waardeer het dat de Commissie nu onderzoekt of de Noorse steun in overeenstemming is met de regels van de EER en de Europese Unie. Ik vraag u deze zaak met de grootst mogelijke spoed af te handelen. Niet alleen het voortbestaan van de Schotse zalmkwekerij staat op het spel maar de hele bedrijfstak, ook die in Noorwegen, produceert met aanzienlijke verliezen. Welnu, Commissaris, ik weet niet of u de Financial Times tot uw verplichte lectuur rekent - ik weet dat dat voor sommigen, zoals Sir Leon Brittan, wel het geval is maar er staat vandaag een commentaar in de Financial Times dat ik u zal geven maar waaruit ik eerst een stukje zal citeren. Het gaat over een rapport van een adviesbureau met de naam Ernst and Young, dat de opdracht had cen rapport over de zalmbranche op te stellen. Daarin staat: „De kosten in de Noorse zalmproduktie zijn gesubsidieerd met het niet geringe bedrag van 20% van de verkoopprijs, en de Noorse kwekerijen hebben in die hele periode verlies geboekt. Bovendien zal het Noorse aanbod op basis van het aantal thans gefokte jonge zalmen in 1995 met 50% toenemen, waardoor Noorwegen alle in de hele Europese Unie gevraagde zalm zal kunnen leveren." Ik weel zeker. Commissaris, dat u het met mij eens zult zijn dat de zalmkwekers er dankzij hun ondernemersgeest en hun efficiency in geslaagd zijn een luxe-artikel te veranderen in een gemakkelijk verkrijgbaar produkt. Ik vraag u namens allen in dit Huis die zich zorgen maken over de zalmkwekerijen ons te helpen. McCartin (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik waardeer de komst van de heer Steichen hier en ik zou willen stellen dat hij door zijn verantwoordelijkheid voor de voedselindustrie ook veel te maken heeft met de
situatie in de visserij. Ik begrijp dat hij namens cen collega spreekt er hetgeen hij heeft gezegd is zeer nuttig. Niettemin ben ik van mening dat hij ons de status quo heeft gepresenteerd zonder oplossingen aan te dragen. Helaas heb ik ook uit de zaal geen oplossingen gehooid. Ik moet zeggen dat zij die iets van de bedrijfstak afweten zich ervan bewust zijn dat daar op dit moment een totale chaos heerst. Commissaris Steichen heelt gezegd dat onze prijzen rond of onder het gemiddelde liggen. Welnu, vlak voodat ik naar het Parlement kwam had ik contact met mensen uit de visserijwereld in Ierland die mij vertelden over een schipper die van een reis terug kwam met 140 dozen heek. Hij verwachtte rtlrl 54 per doos te kunnen krijgen maar moest ze wegdoen voor (tiri 23 per doos. Zo ligt de markt op dit moment. De prijzen zijn een fractie van wat ze moeten zijn om de vissers aan enig inkomen te helpen. Alleen diegenen die met oude afbetaalde boten varen zijn in staat de eindjes aan elkaar te knopen. De hele bedrijfstak ligt volledig op zijn achterste en niemand heeft er nog enige fiducie in. Aan de ene kant hebben we de Spanjaarden die zijn toegelaten zonder behoorlijke voorbereiding, en nu staat er nog zo'n uitbreiding voor de deur die de situatie alleen nog maar gecompliceerder maakt. De hele bedrijfstak moet worden gereorganiseerd. Het is niet alleen een importprobleem. Het is een feit dat we zeer beperkte middelen hebben. De visgronden zijn leeggehaald en drooggevist door mensen die wanhopig proberen vis onderde waarde te verkopen. Het is een volledig abnormale situatie en niemand gelooft nog dal iemand zich aan de wet houdt. Het probleem is niet alleen de vis die in de Gemeenschap wordt ingevoerd, het gaat ook om de illegale vis die alsmaar wordt gevangen door mensen die wanhopig proberen de eindjes aan elkaar te knopen en in hun levensonderhoud te voorzien. De Fransen hebben daar iets aan gedaan door nationale subsidies. Andere landen hebben dat tot nog toe niet gedaan maar als de huidige situatie niet verandert hebben wc binnenkort helemaal geen gemeenschappelijk visserijbeleid meer. Steichen, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, met tovenaarskunsten zullen wij de situatie in de visserij niet saneren. Ik beweer niet dat ik een deskundige ben op visserijgebied, maar ik zou erop willen wijzen dat mijn eerdere activiteiten mij ertoe hebben geleid me met dit dossier bezig te houden, mijnheer Vasquez Fouz. Ik ben tweemaal voorzitter geweest van de Visserijraad, heb in december 1985 de langste Visserijraad uit de geschiedenis van de Gemeenschap voorgezeten, namelijk toen de kwestie van de toetreding van Spanje en Portugal moest worden geregeld, en daarna nog eens in 199 1. Als Commissielid volg ik de problemen die onder visserij vallen, en uit dien hoofde vervang ik hier mijn collega Paleokrassas. die in Brussel verplichtingen had. Zoals andere sprekers zojuist al hebben gezegd, bestaan er in verband met de toetreding van Noorwegen inderdaad nog visserijproblemen. De heer Paleokrassas doet thans tussen de twee Raden, die van dinsdag jongstleden en die van komende dinsdag, zijn best om de moeilijkheden in de visserij, een cruciale sector in onze betrekkingen met Noorwegen, glad te strijken. Aangezien ik actief heb deelgenomen aan de toetredingsonderhandelingen die de landbouw betroffen, kan ik u zeggen dat bepaalde elementen, ondanks de vastberaden houding van de Noren, de hoop wettigen dat
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/207
Steichen deze onderhandelingen de komende week zullen worden afgerond. Op verzoek van bepaalde sprekers zou ik u mijn mening willen geven over de stand van deze onderhandelingen, zelfs al is het wat te vroeg om alle punten van dit dossier in het kader van dit debat aan de orde te stellen, juist omdat de onderhandelingen natuurlijk nog niet zijn afgerond. De standpunten zijn onmiskenbaar dichter bij elkaar komen te liggen, maar één punt is naar mijn mening nog niet afgehandeld, namelijk de toegang tot de bestanden. Wat de toegang tot de markt betreft, hebben de Noren wel blijk gegeven van enig begrip, dat moet uitmonden in een stelsel van vrijwillige zelfbeperking, een trade monitoring system dat moet worden ingevoerd, en dat betrekking heeft op de invoer uit Noorwegen door de Unie in haar huidige samenstelling. Ten aanzien van de toegang tot de bestanden hebben de Noren wat toegegeven: gememoreerd zij dat de toetreding van de Noren een nieuwe etappe is na hun toetreding tot de Europese Economische Ruimte, waarbij zij met name voor kabeljauw een visquotum hebben toegekend. Thans richten zich vooral Spanje en Portugal tot Noorwegen met verzoeken om aanvullende kabeljauwquota. Op dit punt worden de onderhandelingen voortgezet, en om de zojuist genoemde redenen kan ik hierover niet meer vertellen. Ik bespreek nu. met uw welnemen, bepaalde vragen die met name de heer Verbeek heeft gesteld over het onderwerp van de communautaire preferentie. Ik verwijs u hierbij allereerst naar een document dat op ruime schaal is verspreid, en dat u zeker in uw bezit hebt. Het gaat om verslag 93/1551 van 14 oktober 1993 betreffende de communautaire regeling van toepassing op de invoer van visserijprodukten. In het algemeen denk ik dat de communautaire preferentie wordt toegepast binnen de grens van de handelsovereenkomsten die de Gemeenschap heeft gesloten, en met name tot uitdrukking komt in de GATT-overeenkomsten en in de overeenkomsten betreffende de Europese Economische Ruimte. Wat de ongelijke economische en sociale omstandigheden betreft waarover de heer Verbeek heeft gesproken, zou ik u willen zeggen dat de Commissie de gedachte van een rechtstreekse, compenserende tijdelijke steun voor bepaalde inkomensverliezen heeft laten varen, aangezien de Raad van mening was dat de regeling van de gemeenschappelijke ordening der markten deze situatie kon opvangen zonder van de genoemde vorm van steun gebruik te maken. In het kader van de tenuitvoerlegging van het nieuwe structuurbeleid, met name PESCA, zal de Commissie elke maatregel bestuderen die de betrokken beroepskringen willen invoeren om de inkomens te reguleren en aldus bepaalde gevolgen van de crisis op te vangen. De bekrachtiging van de visserij-overeenkomsten met Argentinië is thans ergens bij de instellingen van dit land geblokkeerd, maar wij hebben goede hoop dat deze overeenkomsten eind maart, begin april door het Argentijnse parlement worden bekrachtigd. De vraag van mevrouw Ewing over een overdracht van quota heb ik uitgebreid beantwoord tijdens mijn verklaring daarnet, evenals de vraag van de heer Stewart Clark over de klacht
van de Schotse vissers over de invoer van Noorse zalm. Dit Schotse dossier behelst cen reeks elementen die de Commissie in staat zullen stellen tot een grondig onderzoek, en om in het licht van de resultaten hiervan de eventueel noodzakelijke maatregelen te treffen. Wat de invoer betreft, een punt dat door verscheidene sprekers is aangestipt, wil ik nog eens herhalen dat de crisis niet te wijten is aan een verhoging van de invoer in de Gemeenschap. De vrijwaringsclausule is hier niet van toepassing, aangezien deze slechts kan worden toegepast bij een aanmerkelijke verhoging van de invoer. Alle controles worden uitgevoerd door de lidstaten en niet door de Commissie, maar de gegevens die de Commissie ontvangen heeft, wijzen niet in de richting van een verhoogde invoer. Over de oorsprong van de huidige crisis heelt eigenlijk geen spreker het woord gevoerd en niemand lijkt te hebben gehoord wat ik hierover namens de Commissie heb gezegd. Ik heb in concreto gezegd dat de Commissie ervan overtuigd blijft dat deze sector niet de garantie heeft dat zij kan overleven wanneer zij niet de gehele bedrijfskolom diepgaand herstructureert. Dit houdt in een betere ordening der markten voor alle betrokkenen via de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de verschillende onderdelen van het gemeenschappelijke visserijbeleid, waaronder maatregelen voor de instandhouding, de controle, de verkleining van de vloten, en via de modernisering en herstructurering van al wat afzet en verwerking is. Om een dergelijk beleid ten uitvoer te leggen moet de diagnose betreffende bestanden en overcapaciteiten ten volle zijn begrepen. Iedereen lijkt deze constateringen aan zijn laars te lappen. Het controlebeleid moet strikt worden toegepast. De Raad dient ingevolge de aanneming van de nieuwe basisverordening van december 1992, waarin een betere aansluiting tussen de onderdelen structuur, vloot en instandhouding wordt gecreëerd, deze logica te volgen en met spoed alle voorstellen van de Commissie aan te nemen. Ik gelooi'dat daar de kern ligt van het probleem. De Commissie heeft de Raad in december 1992 cen aantal beginselen doen aannemen die strekken tot een ommekeer in het beleid. De lidstaten richten zich hier nauwelijks naar: zij lijken veeleer tegen te stribbelen wanneer cen en ander ten uitvoer moet worden gelegd. Daarom is het van belang dat ook u als Parlementslid druk uitoefent bij uw regering om dit beleid eindelijk ten uitvoer te leggen. Voor het tijdvak 1994-1999 heeft de Commissie op het niveau van de structuren de lidstaten een hele reeks kredieten ter beschikking gesteld die terug te vinden zijn in de doelstellingen I. 5a en 5b. Zij heeft bovendien cen nieuw communautair initiatie!', het PESCA-initiatief, opgezet, dat voor diezelfde periode krediet-toewijzingen heeft gekregen ten belope van 250 miljoen ecu. Aldus worden aanzienlijke mogelijkheden geboden om dit beleid eindelijk ten uitvoer te leggen.
De Voorzitter. - Ik heb overeenkomstig artikel 27. lid 2 van het Reglement vier ontwerp-resoluties ontvangen tot besluit van dit debat ('). ) /.ie Notulen.
Nr. 3-445/208
Handelingen van het Europees Parlement
Lataillade (RDE), voorzitter van de subcommissie visserij. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Commissaris willen vragen de enorme teleurstelling van de subcommissie visserij te willen vertolken, nu wij zien dat maatregelen die echt de maatregelen van een Unie in het kader van een gemeenschappelijk Europees beleid zouden zijn, geen vooruitgang brengen. Dit doet ons temeer pijn omdat altijd dezelfde argumenten - bestanden, slechte statistieken, enzovoort - ter tafel komen. In werkelijkheid zouden wij wensen dat de Commissie de wensen van het Parlement ter harte neemt. Want, mijnheer de Commissaris, het PESCA-initiatief op visserijgebied is te danken aan de velen die hier het woord hebben gevoerd om te voorkomen dat de visserij en het DG XIV zouden worden vergeten, want zij waren bijna vergeten. Met betreking tot de overige doelstellingen wil ik u zeggen dat wij er hier veel over hebben gesproken en dat wij, ik zeg wij, onze verantwoordelijkheden op ons hebben genomen. Naar onze respectieve regeringen gaan is één ding. Maar wanneer men als Commissie verantwoordelijk is, en ik zou willen dat u mijn woorden overbrengt aan de Voorzitter en aan Commissaris Paleokrassas, lijkt het mij van het grootste belang dat er eindelijk besluiten worden genomen. Van het hoogste belang is ook dat datgene wat Li zonder het zelf te willen hebt gezegd, nog eens besproken wordt in het Parlement dat hier vanaf de maand juli zetelt. Om nog maar eens te herhalen wat de heer Bourlanges en onze collega's hebben gezegd, de mensen die aan de kust wonen, hoe gering in getal ook, hebben recht op de achting van eenieder, vooral van diegenen die verder landinwaarts op hen rekenen voor een groot deel van hun voedselpakket. Gelooft u mij, zij zullen niet veel hebben aan de debatten die hier vandaag zijn gevoerd. Namens al mijn collega's betreur ik dit ten zeerste. Vazquez Fouz (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening is er sprake van een misverstand dat ik graag zou willen ophelderen. Ik zou mijnheer de commissaris willen zeggen dat mijn betoog geen enkele kritiek bevatte op zijn persoon en nog minder op zijn capaciteiten. Zonder enige ironie kan ik in alle oprechtheid zeggen dat er altijd waardering is geweest voor de kwaliteit van zijn werk op andere gebieden. Ik heb alleen willen zeggen dat de Commissie naar mijn opvatting had moeten worden vertegenwoordigd door de commissaris die de visserijsector in zijn portefeuille heeft. Guermeur (RDE). procedurekwestie.
(FR) Mijnheer de Voorzitter, een
U hebt zojuist aangekondigd dat u vier resoluties had ter afsluiting van dit visserijdebat. Ik zou hieraan eenvoudigweg willen toevoegen dat u ook een voorstel van een gemeenschappelijke resolutie hebt ter vervanging van de vier door u genoemde resoluties, een voorstel dat bovendien nog door anderen is ondertekend. Derhalve zou ik wensen dat u dit officieel aankondigt. De Voorzitter. nagegaan.
Mijnheer Guermeur, dit zal worden
10.3.94
Valverde López (PPE). - (ES) Ja, het was wel degelijk een motie van orde, mijnheer de Voorzitter. Ik wil het Voorzitterschap er in alle bescheidenheid aan herinneren dat elke afgevaardigde de plicht heeft om te verzoeken om een motie van orde indien hij zulks wenselijk acht. Het Voorzitterschap dient dat verzoek in te willigen, want dat is wat het Reglement voorschrijft. Ik was van plan om hetzelfde punt aan de orde te stellen, omdat wij ervan uitgingen dat de documentatie -waarover het Voorzitterschap niet beschikt- misschien niet klopte, en wij u het werk wilden vergemakkelijken. Indien een afgevaardigde een motie van orde indient, behoort het Bureau hem of haar het woord te geven, omdat het Bureau weet niet wat de afgevaardigde wil gaan zeggen. Wij hebben allen de plicht om het woord te vragen als we vinden dat we iets te zeggen hebben, en het Voorzitterschap op die manier terzijde kunnen staan. De bedoeling van het verzoek om het woord en om een motie van orde was namelijk om u te helpen. De Voorzitter. - Ik wil u erop wijzen dat de gezamenlijke ontwerp-resoluties nooit worden aangekondigd totdat er wordt gestemd, omdat zij worden beschouwd als amendementen op de bestaande resoluties. Ik heb dan ook slechts het bestaan van de vier ontwerp-resoluties aangekondigd. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag te 18.30 uur plaats.
De Voorzitter. - Gezien het feit dat de mondelinge vragen over goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik zijn gericht aan de Commissie en aan de Raad. en de Raad hier vandaag niet aanwezig kan zijn, stel ik voor om dit debat, dat voor vandaag op de agenda stond, tot een latere zitting uit te stellen. (Het Parlement stemt hiermee in) Landa Mendibe (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het er volstrekt niet mee eens dat er wordt gesproken van een „gecombineerd debat", indien de door de parlementariërs gestelde vragen niet worden beantwoord. De commissaris heeft helemaal geen antwoord gegeven op mijn vragen over drijfnetten, terwijl we daar al drie maanden op wachten. Daarom, mijnheer de Voorzitter, is dit geen gecombineerd debat. 5. Veiligheids- en defensiebeleid
(voortzetting)
De Voorzitter. - Aan de orde is voortzetting van het gecombineerd debat over het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie. Oostlander (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, het verslag waarover ik in het bijzonder zou willen spreken, is het verslag-Balfe. Helaas zie ik de rapporteur van dit verslag niet in ons midden, hetgeen onderstreept dat zijn verslag naast al het goede wat je erover kunt zeggen, vooral gekenmerkt wordt door het feit dat het weinig omstreden is. Alle punten die erin staan, van de overwegingen tot de paragrafen, zijn zaken waarop iedereen ja en amen zegt. Toch helpt datgene wat hij schrijft niet direct. Want ondanks het onderwerp - de conferentie voor veiligheid en samenwerking in Europa - is er niet zo ontzettend veel merkbaar van de functie van dit geheel. Er wordt heel
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Nr. 3445/209
Oostlander Een ideaal instrument is natuurlijk de Westeuropese Unie, en wel als Europese pijler van de Atlantische Alliantie. Het is echter wel noodzakelijk dat de WEU zelf orde op zaken stelt en organisatorisch versterkt wordt. De oprichting van een Eurocorps waarvan alle lidstaten deel uitmaken en dat, na opslorping van de WEU door de Unie, een instelling van de Europese Unie moet worden, is dan ook van het allergrootste belang.
duidelijk gesproken in punt Β over de oplossing van problemen van minderheden, versterking van de onschendbaarheid van de grenzen, maar we zien, ook bij leden van de CVSE, dat de grenzen daar wel degelijk in discussie zijn. En als we bekijken hoe het op het ogenblik gaat met het embargo van Griekenland tegen de Repu bliek Macedonië dan moeten wij constateren dat de CVSE op dit gebied heel weinig doet in de sfeer van preventief werk, want een blokkade is toch uiteindelijk een daad van agressie. Ik had eigenlijk en ik hoop dat de rapporteur dat nog naleest in het verslag te zijner tijd willen vragen wat hij denkt van de mogelijkheden van de CVSE. Als bijvoorbeeld de Europese Unie niet naar het Hof gaat om zo'n embargo te toetsen op zijn houdbaar heid, heeft de CVSE dan wèl wat, en zo ja, wat dan? Zijn we eigenlijk niet steeds aangewezen op betrekkingen met de Verenigde Staten om zaken tot een oplossing te brengen dat is gebleken in de kwestieBosniëH ercego vina, dat zal waarschijnlijk ook wel blijken in de kwestie Macedonië; zijn we niet steeds aangewezen op de Ver enigde Staten, waardoor des te meer wordt onderstreept dat we niet alleen een transatlantische verklaring nodig hebben van de Verenigde Staten en de Europese Unie zoals het verslagPenders ook bepleit maar dat dat uitdrukkelijk een verdrag zal moeten worden.
Dit Eurocorps moet een mobiele en snelle interventie eenheid zijn die bestaat uit kwalitatief goed getrainde manschappen met een eigen specificiteit. Deze troepen moeten ten allen tijde ingezet kunnen worden om de veiligheid van de Unie te waarborgen, militaire conflic ten te voorkomen, maar vooral om interventies in het kader van de vredesoperaties van de Unie of van de Verenigde Naties kracht bij te zetten.
Het is zeer te betreuren dat een verslag wordt ingeleverd waar eigenlijk alleen maar goeds over te zeggen is en waar weinig gevolgen uit voortvloeien. Ik zou dus de rapporteur willen feliciteren maar ik hoop dat hij eens wat concreets kan doen met de punten die hij aanwijst, met name de basisbeginselen in punt 10.
Langer (V). (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het valt niet mee om in zo korte tijd ons standpunt toe te lichten, en daarom zal ik mij tot het belangrijkste beperken.
VOORZITTER: DE H EER AVGERINOS Ondervoorzitter Bertens (LDR). Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat u ook zo coulant bent ten opzichte van mij, want ik spreek namelijk voor twee. Ik spreek ook namens de heer Willy De Clercq die mij verzocht heeft om zijn gedachten via mijn mond in dit H uis te laten verluiden. Ik citeer dus: in het verdrag van Maastricht hebben de Europese Unie en de lidstaten zich verbonden om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren. Over de noodzakelijkheid hiervan kan niet de minste twijfel bestaan, integendeel. Mede door het gebrek aan zo'n gemeenschappelijk beleid is het conflict in ex Joegoslavië verder kunnen escaleren. Daarom is het de hoogste tijd een stap verder te gaan en de Unie met één stem te laten spreken en ageren, zodanig dat er geen plaats meer is voor cavalierseulaclies zoals bijvoor beeld die van de Griekse regering ten opzichte van Macedonië. De Europese Unie moet ter zake een globaal beleid voeren. Een gemeenschappelijk buitenlands beleid is niet mogelijk zonder een gemeenschappelijk veiligheidsbe leid en beide hebben een (militaire) stok achter de deur nodig, willen zij doeltreffend en geloofwaardig zijn. De noodzakelijkheid om de voorziene gemeenschappelijke acties goed uit te bouwen, vergt geen verder betoog. Zo wordt aan de Europese Unie de mogelijkheid geboden om haar stempel te drukken op de Europese en wereldpo litiek.
Inderdaad, naast het militaire luik van het buitenlands en veiligheidsbeleid zijn de economische betrekkingen, de financiële steun, de politieke en culturele samenwer kingsakkoorden en het ontwikkelingsbeleid van wezen lijk belang. Essentieel is dus dat deze twee luiken van het buitenlands en veiligheidsbeleid op samenhangende wij ze worden geïntegreerd, waardoor het nieuw te voeren gemeenschappelijk en globaal beleid zijn volle en vol waardige dimensie zal krijgen.
Wij zijn absoluut niet tevreden met de verslagen die dit Parlement vandaag moet behandelen, onder andere omdat het er zoveel zijn, waardoor we in verwarring dreigen te raken. Er zijn twee verslagen die in wezen Atlantisch van aard zijn, namelijk die van de heer Prag en die van de heer Penders; deze blijven naar onze smaak ver achter bij dat wat een Europese identiteit op dit moment zou kunnen opeisen en uitvoeren als eigen buitenlands en veiligheidsbeleid. Dan zijn er nog twee andere verslagen, die van de heer H olzfuss en die van de heer Poettering, die een Europees perspectief trachten te geven, maar dit naar onze smaak veel te veel in een optiek van zogezegd militaire allianties plaatsen. Als laatste zijn er nog twee troostprijzen, namelijk het verslagFord en het verslagBalfe; deze halen eigenlijk alleen maar oude koeien uit de sloot; hun goedkeuring zal fungeren als zoethoudertje voor degenen die prijs stellen op een zogezegde ontwapeningsverklaring of eventueel een multilaterale verklaring zoals de CVSE. De Groenen zijn op zichzelf niet tegen een Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gekant, dat wellicht ook een gemeenschappelijk defensiebeleid kan worden, maar dat dan wel op de eerste plaats door een democratisch beleid moet worden beheerst. Maar wat wij momenteel doen, is ons stap voor stap voegen naar de voldongen feiten waarvoor wij geplaatst worden door militaire allianties zoals op de eerste plaats de NAVO en zo langzamerhand ook steeds meer de WEU. Laten we liever proberen het beleid afte stemmen op datgene waarmee intergouvernementele allianties, die buiten het beleid van de Europese Unie staan, ons overstelpen; dan moet de Europese Unie maar de leegge laten ruimten vullen. Wat dat aangaat laten wij ons evenmin overtuigen door de vlucht in de toekomst, zoals die van het FransDuitse,
Nr. 3-445/210
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Langer
en ook Belgische, militaire corps. Op zijn hoogst hadden wij de voorkeur gegeven aan een vlucht in de toekomst op het vlak van het gemeenschappelijke niet-militaire veiligheidsbeleid. Vandaar dan ook vooral onze amendementen op het verslag-Holzfuss, die, naar ik vrees, slechts voor een gering deel zullen worden geaccepteerd. Ziehier de reden waarom wij waarschijnlijk tegen een groot deel van de vandaag voorgelegde verslagen moeten stemmen. Dillen (DR). - Voorzitter, het is opvallend en verrassend hoe de jongste jaren in Europa heel wat politici en mediamensen een groot optimisme, een ware euforie ten toon spreiden. In cen niet gering aantal uitspraken en artikels vindt men telkens weer eenzelfde gedachte. Op het gebied van de veiligheid is alles, om Voltaire te parafrazeren, op zijn best in de beste der werelden. De koude-oorlogssfeer is immers voorbij. Alle gevaar is geweken. Men kan ontwapenen en nog eens ontwapenen. Men kan op beide oren slapen. Men moet nochtans geen geboren pessimist zijn om dergelijke euforie als uitermate lichtzinnig en dwaas afte wijzen. Realisme alleen volstaat ten volle om te waarschuwen dat eeuwige rozegeur en maneschijn produkten zijn van de fantasie. In werkelijkheid bestaan ze niet, ook niet op het gebied van de veiligheid in het algemeen waarbij ik ook denk aan criminaliteit en terrorisme - en van de veiligheid op militair gebied in het bijzonder. De bedreiging voor de vrede en de vrijheid van Europa, komend uit het Sovjetblok, is op dit ogenblik geweken door de uiteenbrokkeling van het Sovjetimperium. Maar het zou onnozel zijn te geloven dat het hier gaat om een voor alle tijden gegeven toestand. Het al dan niet voorgoed verdwijnen van krisishaarden in het oosten, houdt immers niet in dat krisishaarden in het zuiden nooit kunnen opdoemen. Algemeen moeten we besluiten dat het onafhankelijke, vrije en zelf handelende Europa ook in staat moet zijn zich onafhankelijk te verdedigen. Dit is geen sabelsleperij. Het is werkelijkheidszin. Wie de toekomst van Europa, van een vrij Europa wil veiligstellen, zal naar deze werkelijkheidszin moeten handelen. Barata Moura (CG). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de bevestiging van Europa op het internationale toneel van vandaag en van morgen zal moeten geschieden op basis van gezamenlijke inspanning die gericht is op een voortdurend zoeken naar vrede in een bepaald gebied en in de rest van de wereld. Niet als een nieuw of vernieuwd blok, niet met het opnieuw lanceren en opfokken van de politiek van militaire blokken welke vandaag de dag minder dan ooit een solide bestaansrecht hebben, noch de wenselijke wegen naarde toekomst vormen. Militairisering van de Europese Unie. het plan voor integratie in de NAVO vergroten de dreigingen en gevaren, kunnen de belangen en aspiraties van de wapenhandel verdoezelen, maar lossen de problemen niet op. Ons voorstel en waar wij op mikken gaat in de richting van een hechte samenwerking op het niveau van cen versterkte CVSE, een samenwerking die de complexe eisen van deze tijd aankan, waarbij helderheid van dialoog boven avontuurlijke pogingen tot interventie of oorlog voeren gesteld wordt, waarbij verantwoorde onderhandeling het wint van de grote obsessie voor het scheppen van kleine invloedssferen, waarbij het bereiken van een gemeen-
zaam gedeelde en gesteunde ontwikkeling de belangrijkste drijfveer is van bezorgdheid en inspanning. Pintón (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ons wordt gevraagd om in minder dan een uur tijds ernstige, ingewikkelde onderwerpen te bespreken die betrekking hebben op de verdediging van de volkeren van de Europese Unie. de betrekkingen van deze Unie met de Verenigde Staten, de uitvoer van wapenen die in onze industrieën worden gefabriceerd, en de veiligheid van ons continent. Om dit korte debat nog ingewikkelder te maken, worden ons tegelijkertijd zes verslagen voorgelegd, die qua problematiek en voorstellen verre van coherent zijn. Zoveel verwarring en zoveel haast kunnen waarschijnlijk niet bijdragen tot meerdere grootheid van ons Parlement. Alsof de wanverhouding tussen de aan de orde gestelde onderwerpen en de tijd die wij eraan besteden nog niet groot genoeg was. maken bepaalde van deze verslagen, met name de verslagen Ford en Poettering, korte metten met de nationale onafhankelijkheid en de bevoegdheden die enkele van onze Staten al sinds onheuglijke tijden genieten. De enormiteit van de voorgestelde veranderingen houdt de auteurs niet tegen: zonder enige aarzeling geven zij de Commissie te Brussel of het Parlement van Straatsburg de autoriteit die zij de nationale soevereiniteit hebben ontnomen. Geachte collega's, dit alles wekt bij ons niet de indruk van het serieuze, bedachtzame werk dat typerend zou moeten zijn voor de debatten in ons Parlement. Met uitzondering van het verslag-Prag. dat blijk geeft van omzichtigheid en realiteitszin, kunnen wij de teksten die ons vandaag worden aangeboden, eigenlijk alleen maar afwijzen. De Voorzitter. - Overeenkomstig artikel 40. lid 5. van het Reglement werden vijf ontwerp-resolutie ingediend voor behandeling tijdens dit debat. (') De stemming erover vindt vandaag te 18.30 uur plaats. Chabert (PPE). - (FR) De nieuwe geopolitieke situatie in Europa die in 1989 en 1990 is ontstaan, verplicht ons ertoe de veiligheid van alle volkeren van de Atlantische Oceaan tot de Oeral in een nieuw kader te plaatsen. De heersende conflicten in het voormalige Joegoslavië, in Georgië en in Armenië, en de talrijke slachtoffers die hierbij vallen, geven wel aan dat er haast bij is. Men krijgt militairen gemakkelijker uit hun kazernes dan weer erin. vanwaar het belang van de preventieve demarche die in het plan Balladur betreffende een pact voor de veiligheid en de stabiliteit in Europa wordt voorgesteld. Wij moeten zonder voorbehoud dit initiatief, waartoe in Kopenhagen is besloten, en dat conform de doelstellingen van het Verdrag betreffende de Unie is. goedkeuren en steunen. Het is hoog tijd en hoognodig een contractuele, vreedzame regeling te vinden voor de conflicten in Midden- en Oost-Europa die de eerbiediging van de minderheden op ons continent waarborgt; ook moet Europa zijn veiligheid in eigen hand nemen, al houdt dit natuurlijk een partnerschap met de Verenigde Staten in. Aan de vrede is gemakkelijk te wennen, moeilijker is het altijd op zijn hoede en actief te zijn om de vrede te handhaven en te waarborgen. ')
Zie Notulen.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
(Applaus) Llorca Vilaplana (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, er zijn twee dringende kwesties waarover de Europese Unie zich dient te buigen en die zij met prioriteit dient te regelen, namelijk de opstelling van een veiligheids- en defensiebeleid en van een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Dat is nu juist wat Europa nodig heeft. De verhelderende resolutie ter zake van de heer Poettering is zo goed dat zij in haar geheel dient te worden aanvaard, met waardering voor de inspanningen van de rapporteur om tot een samenvattend geheel te komen. De rapporteur pleit voor het volgende punten: ten eerste dat de Westeuropese Unie deel gaat uitmaken van de Europese Unie. ten tweede dat deze een gemeenschappelijk militair corps krijgt, ten derde dat het Europees Parlement niet wordt beschouwd als een orgaan dat alleen maar hoeft te worden geraadpleegd en geïnformeerd, maar dat het de bevoegdheid krijgt om controle uit te oefenen, en tot slot dat de Europese Unie als zodanig optreedt in internationale forums. Als dit gebeurt en er bereikt wordt wat de heer Poettering voorstelt, dan zullen we in 1996 een beslissende stap hebben gezet in de richting van de Europese integratie. We hebben al een Europees volkslied, een Unievlag, en het recht op Europees burgerschap. Maar er ontbreekt nog heel wat. Twee van de meest belangrijke zaken worden thans bepleit door de heer Poettering. Günther (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren! In dit huis hebben wij zo nu en dan hulpeloosheid bespeurd wanneer het over het conflict in het voormalige Joegoslavië ging. Hetzelfde gevoel van hulpeloosheid ontstaat soms ook bij het zien van de weinige mogelijkheden waarover we momenteel beschikken op het gebied van ontwapening en controle op de wapenuitvoer. Er zijn weliswaar reeds gezamenlijke inspanningen gedaan binnen de NAVo en de WEU, maar bij de hier gestelde problemen raakt men onder andere de grenzen die artikel 123 van het EG-verdrag oplegt. Er wordt terecht op gewezen, met name in het verslagFord. dat er nu reeds ruimte bestaat voor dual usegoederen en dat deze speelruimte benut zou moeten worden. Hierbij moeten we echter niet al te veel irrealistische eisen stellen wat de controle betreft die we zouden moeten invoeren. Dit probleem doet zich op nationaal niveau nu reeds gedeeltelijk voor doordat nu eens zo en dan weer anders wordt beslist. Zolang ergens ter wereld mensen denken dat ze hun politieke problemen alleen met wapengeweld kunnen oplossen, zullen we het misbruik van industriële exportgoederen voor militaire doeleinden niet helemaal kunnen uitschakelen. Dit betekent niet dat we het niet moeten proberen. We moeten er echter rekening mee houden dat we door een zeer restrictieve politiek op dit gebied, vooral met betrekking tot de dual use-goederen. soms een positieve zaak zullen verhinderen uit vrees cen misbruik te billijken. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag te 18.30 uur plaats.
Nr. 3-445/21
6. Afsluiting van de rekeningen van het Europese Parlement over 1993 De Voorzitter. - Aan de orde is het debat over het verslag (A3-0106/94) van de heer Pasly. namens de Begrotingscommissie, over de afsluiting van de rekeningen van het Parlement over het begrotingsjaar 1993 (administratieve uitgaven). Pasty (RDE), rapporteur. - (FR) Bij de vaststelling van de rekeningen van het Parlement blijkt een uitvoeringspercentage van de betalingskredieten op hetzelfde niveau als het voorafgaande begrotingsjaar. Overigens moet nota worden genomen van cen vermindering met de helft van het annuleringspercentage van de kredieten van 1992 die naar 1993 zijn overgedragen: 6,60% in plaats van meer dan 13%, en van de kredieten van 1993 die naar 1994 zijn overgedragen: 9,45% van het totaal van de vastleggingen tegen 17,40% het afgelopen jaar. Het beginsel dat een begroting werkelijk een jaarlijkse begroting is. is derhalve versterkt, en dat is een feit waarover wij ons mogen verheugen. Dank zij besparingsmaatregelen en de aanneming van een aanvullende en gewijzigde begroting aan het eind van het begrotingsjaar hebben wij de ongunstige gevolgen kunnen dragen die de devaluatie van de ecu ten opzichte van de Belgische franc - de valuta waarin meer dan 80% van de op de begroting opgevoerde kredieten worden uitgevoerd - heeft voor de begroting van het Europees Parlement. Voorts is het via de techniek van de overschrijving van verzamelde kredieten mogelijk geworden 36.5 miljoen ecu vrij te maken, kredieten die anders hadden moeten worden geannuleerd ten behoeve van begrotingslijn 2003 - namelijk huurgelden - en aldus de terug te betalen annuïteit voor het nieuwe gebouw Dl te Brussel, aanzienlijk te verlagen. Er moet echter worden opgemerkt dat deze operatie het Europees Parlement slechts voordeel oplevert wanneer het de koopoptie uitoefent waarin het huurcontract met erfpacht voorziet. Dit zijn de voornaamste opmerkingen waartoe de afsluiting van de rekeningen over het begrotingsjaar 1993 aanleiding geeft. Het Europees Parlement behoudt zich vanzelfsprekend voor nader op het begrotingsbeheer in te gaan in het kader van de kwijtingsprocedure, met name in het licht van de opmerkingen die de Rekenkamer zal formuleren en, voor wat betreft de uitgaven voor onroerend goed, in het licht van het verslag dat de Commissie begrotingscontrole binnenkort aan het Bureau moet voorleggen. De Commissie begrotingscontrole verzoekt evenwel nu al om een externe audit inzake het beheer en de doeltreffendheid van de informaticaprojecten van het Europees Parlement, en neemt akte van het compromis dat tijdens het begrotingsjaar 1993 lot stand is gekomen betreffende het BUDG-project. Dit onderwerp zal in het kader van de kwijtingsprocedure opnieuw worden besproken. Ten bate van deze opmerkingen verzoek ik de Vergadering de resolutie te willen aannemen die op 22 februari jongstleden met eenparigheid van stemmen is aangenomen door de Commissie begrotingscontrole. Tomlinson (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de fractie van de Partij van Europese Sociaaldemocraten dank ik de heer Pasty voor zijn duidelijke en beknopte verslag. Er zijn vier punten waar ik graag op in wil gaan. Ik wijs het Parlement met name op punt twee
Nr. 3-445/212
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Tomlinson dat duidelijk de voordelen aantoont van de nieuwe procedure die we hebben ingevoerd bij het beheer van de begroting van het Parlement in de afgelopen jaren. Dit is de jaarlijkse ramassage. De reden dat we deze hebben ingevoerd is dat toewijzingen in de begroting van het Parlement aan het eind van het jaar niet meer wegvallen maar dat we de niet bestede bedragen middelen kunnen overdragen en ze als kapitaalinjecties kunnen gebruiken voor ons bouwprogramma. Dat zeg ik zeer neutraal want het is belangrijk of gebouwen in Brussel ofin Straatsburg of elders in de onroerendgoedportefeuille van het Europees Parlement zijn opgenomen. De leden zullen aan de hand van punt 5 vaststellen dat de ramassage vorig jaar 36,5 miljoen heeft opgeleverd. Als we dat bezien in het licht van het Dl-complex in Brussel, dan zien we dat als we steeds een ramassage van deze omvang hebben we Dl in vijfjaar uit deze ramassage hebben afbetaald. Dus we hebben die kapitaalacquisitie in zo'n korte tijd gerealiseerd. Het is een zeer belangrijk beginsel. De andere punten die ik wil aanstippen zijn die met betrekking tot gebouwen. Zoals de heer Pasty heeft gezegd zal punt 6 aan de orde komen in het kader van de kwijting. Ik zou echter ter afsluiting punt 4 van het verslag willen benadrukken waarin de beginselen worden vastgelegd voor een gezond financieel beheer, dat niet alleen de verantwoordelijkheid is van de begrotingscontrolecommissie maar van iedere commissie en van iedere ambtenaar van het Parlement om erop toe te zien dat zij naar behoren worden uitgevoerd. Theato (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren! De rapporteur, de heer Pasty, maakt in zijn verslag over de afsluiting van de rekeningen van het Parlement over het begrotingsjaar 1993 een eerste tussentijdse balans op over de kwaliteit en de zwakke punten van deze begroting. Hij doet dat met de voor hem typische, uiterste nauwkeurigheid, waarvoor ik hem namens mijn fractie dank. Terzelfdertijd deel ik ook mee dat wij zullen stemmen voor zijn verslag. Wij hebben geen amendementen ingediend, omdat we het met hem eens zijn. Niettemin benadruk ik dat de evaluatie niet afgesloten is. Dit zal pas volgend jaar in het kader van de kwijtingsprocedure gebeuren. Het door ons vaak afgekeurde punt van de vervallen middelen is dank zij de procedure van overdracht van verzamelde kredieten naar de begrotingslijn voor onroerend goed nu ook aanvaardbaar. De heer Tomlinson heeft dit uitvoerig toegelicht. Dat het annuleringspercentage van de kredieten die automatisch uit het vorige jaar werden overgedragen, verminderd is met de helft, vind ik positief". Blijkbaar is ook eindelijk een compromis bereikt in de vervelende kwestie van het BUDG-project. Hiermee hebben we toch 1,3 miljoen ecu in onze kassa. De kwijtingsprocedure zal hierover duidelijkheid scheppen. Twee belangrijke gebieden worden in het verslag van de heer Pasty nog niet grondig genoeg doorgelicht. Ten eerste is er de kwestie van de 1 18 nieuwe betrekkingen, waarover we pas kunnen oordelen nadat de precieze resultaten van de gestarte screenig bekend gemaakt zijn. Overigens zullen we niet alleen conclusies voor één jaar kunnen trekken, maar beschikken we hiermee over een blijvende algemene controle.
Het tweede gebied dat wel in de jaarrekening is opgenomen, maar dat niet definitief kan worden afgesloten, betreft de sector van het onroerend goed. De Commissie begrotingscontrole zal hier bijzonder waakzaam te werk gaan, zoals ze op dit moment doet met de controle van de gebouwen in Brussel. Ook de Rekenkamer zal in deze kwestie beslist haar zeg doen. Maher (LDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil duidelijk stellen dat ik niet namens de Liberale en Democratische Fractie spreek. Mijn compliment aan de heer Pasty voor zijn verslag. Het is geschiedenis maar geschiedenis is belangrijk, zeker als we bereid zijn van gemaakte fouten te leren zodat we een richtlijn hebben voor een beter functioneren en een beter beheer in de toekomst. We moeten aan het gebruik van deze middelen bijzondere aandacht besteden. Het is geld van de belastingbetalers of van de overheden en we hebben als Parlement de verat woordelijkheid onze kiezers te garanderen dat dit geld goed wordt besteed. Ik wil het speciaal hebben over de situatie voorzover het onze gebouwen betreft. We hebben veel gebouwen en ik hoop dat we uit onze ervaringen met die gebouwen kunnen leren, vooral wat betreft die in Brussel, waar een enorme ontwikkeling gaande is, maar meer nog wat betreft de gebeurtenissen hier in Straatsburg. Door de besluiten van de Raad zijn we, zoals de leden weten, gedwongen in Straatsburg te blijven vergaderen en er wordt nu al gesuggereerd dat het heel goed zou kunnen zijn dat we uiteindelijk een nieuwe vergaderzaal moeten bouwen, wat 484 miljoen ECU gaat kosten. We moeten zeer kritisch naar die situatie kijken zodat we onze belastingbetalers kunnen uitleggen dat we het geld verstandig uitgeven en geen geld verspillen door het onnodig uit te geven. We moeten ons realiseren dat we verantwoording moeten afleggen aan de grote meerderheid van mensen voor wie het al moeilijk genoeg is hun dagelijkse boterham te verdienen en hun kinderen groot te brengen. We hebben de verantwoordelijkheid na te gaan wat zij bereid zijn goed te vinden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag te 18.30 uur plaats. 7. Controle op de EG-begroting De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over de volgende verslagen: verslag (A3-0320/94) van de heer Tomlinson, namens de Commissie begrotingscontrole, over de betrekkingen tussen de organen verantwoordelijk voor de controle op de EG-begroting, verslag (A3-0074/94) van mevrouw Theato, namens de Commissie begrotingscontrole, over de autonome onderzoeks- en enquêtebevoegdheid van de Unie in het kader van de rechtsbescherming van haar eigen financiële belangen. Tomlinson (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u al zei is dit een gecombineerd debat over mijn verslag en dat van mevrouw Theato en ik beschouw deze twee verslagen natuurlijk als eikaars complement. Het mijne is misschien wat algemener, meer polemisch en politiek terwijl dat van mevrouw Theato wat meer gedetailleerd is en ingaat op onze wettelijke bevoegdhe-
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/213
Tomlinson den, onze wettelijke basis en onze juridische structuren. Maar onze verslagen zijn in alle opzichten complementair en zijn een weerslag van de degelijke en onpartijdige werkwijze van de Commissie begrotingscontrole. Mijn verslag is grotendeels gebaseerd op de hoorzitting van vorig jaar. De vorm van het verslag is denk ik zeer duidelijk omdat het zeer gericht aan onze partners in de strijd om de bescherming van het geld van de Europese belastingbetaler een aantal suggesties doet die rechtstreeks betrekking hebben op die partners, met name de Rekenkamer en de financieel controleurs. Ik wil mij beperken tot de onderdelen met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de fraudebestrijding en de verplichtingen van respectievelijk de lidstaten, de Raad en de Commissie. Ik wil opmerken dat het zeer belangrijk en interessant is dat we vandaag Commissaris Steichen in ons midden hebben in plaats van het meer gebruikelijke en bekende gezicht van Commissaris Schmidhuber. Ik zeg dat niet omdat we Commissaris Schmidhuber erg missen maar ik denk dat er momenten zijn waarop het beter is dat een landbouwcommissaris luistert naar wat wij over fraude hebben te zeggen dan een begrotingscommissaris. Welnu, mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen beginnen met een waarschuwing aan het adres van Commissaris Steichen en via hem aan de Commissie: Kom niet aan de 50 formatieplaatsen die we in het Parlement hebben goedgekeurd voor de antifraude-eenheid UCLAF. Ik waarschuw de Commissie in het openbaar op dezelfde manier als ik haar al persoonlijk heb gewaarschuwd. Als er ook maar de geringste poging wordt gedaan iets af te doen aan een van die 50 posten die we speciaal voor de antifraude-eenheid hebben vrijgemaakt zal de Commissie de consequenties onder ogen moeten zien bij de kwijtingsprocedure. Ten aanzien van de niet-verplichte uitgaven mag het Parlement op geen enkele wijze met minachting worden behandeld, vooral niet als bet gaat om de fraudebestrijding. Mijnheer de Voorzitter, ik was niet van plan dit allemaal te zeggen omdat het niet voorkomt in mijn verslag, maar het is een logisch uitvloeisel van onze opvattingen over fraude dat we onze verantwoordelijkheden serieus opvatten, vooral als de verantwoordelijkheid voor de fraudebestrijding wat verflauwt door deze geruchten. Zoals het verslag stelt. Mijnheer de Voorzitter, hebben we naar aanleiding van de hoorzitting allereerst geprobeerd te benadrukken waar de eerste verantwoordelijkheid voor de fraudebestrijding ligt. We hadden ook kunnen zeggen dat het voor de hand lag dat er minder verleidingen om fraude te plegen zouden zijn als we een beter herzien landbouwbeleid hadden gehad dat niet tot overschotten leidt. Maar we moeten de werkelijkheid onder ogen zien en dat is dat onder deze omstandigheden de primaire verantwoordelijkheid, zoals in punt 10 wordt gesteld, bij de lidstaten ligt. Zij zijn verantwoordelijk voor het voorkomen, opsporen en vervolgen van fraude ten koste van de communautaire begroting die naar algemeen wordt aangenomen tussen de u2 en a4 miljard kost voor bedragen die langs oneerlijke en onwetmatige weg aan de Europese belastingbetaler zijn ontvreemd. Dit veroorzaakt niet alleen een oneerlijke last op de schouders van de belastingbetaler maar ook een misbruik van de onderliggende democratische beginselen van de communautaire begroting als zodanig.
Dus, Mijnheer de Voorzitter, we doen cen beroep op de lidstaten te werken op basis van risico-vaststelling. We doen een beroep op de Commissie om ons op een aantal manieren te steunen, maar voordal ik daaraan toekom wijs ik erop dat we een krachtig appel hebben gedaan op de Raad van Ministers die pretendeert altijd een groot belang aan fraudebestrijding te hechten. Ze vertellen ons altijd wat ze er allemaal aan gaan doen. Nog afgelopen dinsdagavond in Brussel sprak Douglas Hurd mooie woorden en deed zelfs een beroep op iedereen om de Raad te steunen in de bestrijding van verspilling en fraude, maar de Raad schittert door afwezigheid in dit Huis. Hij heeft niet eens een notulist gestuurd om onze opmerkingen door te geven. Niettemin, Mijnheer de Voorzitter, doen we in ons verslag een nadrukkelijk beroep op de Raad om zich achter het Parlement te scharen en een permanente gezamenlijke tak-force op te zetten voor de fraudebestrijding. De Raad zal worden beoordeeld naar zijn daden, niet naar zijn woorden. Op dit moment heeft hij nog heel wat in te halen als hij maar de helft van zijn beloften waar wil maken, zoals vandaag weer uit zijn afwezigheid in dit Huis blijkt. Maar. Mijnheer de Voorzitter, hoewel we duidelijk stellen dat het niet de primaire taak van de Commissie is zijn we toch van mening dat de Commissie een aantal specifieke dingen kan doen, en punt 13 a t/m k geeft een stuk of vijftien gerichte maatregelen waarvan het Parlement vraagt dat de Commissie die neemt: het indienen van een aantal voorstellen en volledig gebruik maken van haar bevoegdheden in verband met het nemen van contolemaatregelen op nationaal niveau. Het is een lange lijst. Mijnheer de Voorzitter, die ik niet helemaal zal voorlezen, maar ik wil er twee punten uitlichten omdat we in onze aanpak net zo inventief moeten zijn als de fraudeurs zelf. Het eerste innovatieve voorstel dat we de Commissie vragen uit te voeren is is het doen van een studie naar de mate waarin de afzonderlijke lidstaten individuele personen in staat stellen en aanmoedigen melding te maken van kennis of een vermoeden van fraude. Het aangeven van fraudeurs heeft gewerkt in de bestrijding van drugsgebruik en de drugshandel en we denken dat het ook hier goed zal werken. Ons tweede creatieve voorstel aan de Commissie is de instelling van een gratis fraudetelefoon zodat mensen die een vermoeden van fraude hebben dit onmiddellijk kunnen aangeven. Ik ben ervan overtuigd, Mijnheer de Voorzitter, dat de Commissie het verslag heeft bestudeerd, maar zij zal meer op haar daden dan op haar woorden worden beoordeeld. Ik hoop dat het parlement dit verslag met eenparigheid van stemmen aanneemt. Theato, rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, uit allerlei hoeken wordt een betere rechtsbescherming van de financiële belangen van de Europese Unie geëist. De burgers eisen ze en juristen in alle lidstaten buigen zich överhet probleem. Het Europees Hofvan Justitie heeft in de zaak „Griekse maïs" in het jaar 1988 een principiële uitspraak gedaan. In 1991 stelde het Europees Parlement dit probleem weer aan de orde in een resolutie, nadat de Raad gedurende jaren niets ondernomen had. De Rekenkamer heeft ons hierbij steeds gesteund. Een tenslotte heeft het debat over de onregelmatigheden en fraude ten nadele van de Gemeenschapsbegroting de Raad aangezet tot actie. De ministers van justitie gaven de Commissie onder andere de opdracht de nationale rechts voorschriften op dit gebied te verzamelen. Het Verdrag van Maastricht tenslotte besteedt bijzondere aandacht aan de
Nr. 3-445/214
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Theato
bestrijding van fraude ten nadele van de Gemeenschap en kent het Parlement een enquêterecht toe en de Commissie een informatieplicht ten opzichte van het Parlement. Uit alle tot nog toe opgedane ervaringen en feiten blijkt dat de rechtsbescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap incoherent, gebrekkig en weinig efficiënt is, dit zowel op het vlak van de onderzoeks- en enquêtebevoegdheden als op het gebied van de administratieve en strafrechtelijke sancties. Daarom vinden wij het noodzakelijk dat de Gemeenschap een nieuwe poging doet om een efficiënte en homogene bescherming van haar financiële middelen uit te werken. Namens de Commissie begrotingscontrole breng ik met mijn onderhavig verslag cen ontwerp-resolutie in stemming, waarin wij de Commissie verzoeken op vier gebieden voorstellen voor wettelijke maatregelen te doen en waarvoor ik de betreffende rechtsgrondslagen en uiterste termijnen heb genoemd, want er is haast bij. Het eerste gebied betreft de eenheid voor fraudebestrijding UCLAF, die als dusdanig reeds bestaat, maar die te geringe bevoegheden heeft doordat ze enkel als coördinatie-orgaan tussen de verschillende directoraten-generaal fungeert. Een simpele verhoging van het aantal personeelsleden, zoals wc in de begroting voor 1994 hebben voorzien, is niet voldoende. Deze personeelsuitbreiding, mijnheer de Commissaris Steichen, is juist niet voor de landbouw bedoeld - collega Tomlinson heeft dit zeer duidelijk gezegd en ik steun hem daarin. We moeten eerder de structuur van de UCLAF zodanig verbeteren dat zij toegang krijgt tot alle belangrijke informatie en ter plaatse enquêtes kan uitvoeren, vooral bij fraude met internationale dimensies. Voorts zou het zinvol zijn om de bestaande onderzoeksafdelingen in de afzonderlijke generaal-directoraten samen te voegen in de UCLAF om deze slagvaardiger te maken. Het tweede gebied betreft de harmonisatie van de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Unie in de nationale rechtsstelsels. Onder inachtnemening van het voornoemde arrest van het Hof van Justitie moeten gemeenschappelijke beginselen voor de bestraffing in alle lidstaten worden bepaald en vastgelegd, om ervoor te zorgen dat de straffen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Ten derde eisen wij een algemene regeling voor bestuursrechtelijke sancties, zoals deze reeds gedeeltelijk bestaan, maar verschillend zijn opgevat. Dit slaat vooral ook op cen gelijkaardig enquêterecht voor ambtenaren van de Gemeenschap. Tenslotte noem ik als vierde gevoelig gebied de opstelling van een regeling waarmee de ambtenaren die de gemeenschapsgelden beheren aansprakelijk kunnen worden gesteld. Om de belastingbetalers te beschermen moeten wij met klem de financiële gelden van de Gemeenschap beschermen. Daarom verzoek ik u voor mijn verslag te stemmen en ook de verhelderende en grondige toelichting te lezen. Kettlet-Bowman (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, soms zijn gecombineerde beraadslagingen wat gekunsteld, maar deze is zeer terzake dienend. Het verslag van mevrouw Theato is de vrucht van een grote motivatie en hard werken en dat van de heer Tomlinson voldoet ruimschoots aan zijn eigen hoge normen.
We kunnen de begroting niet controleren als die controle te gefragmenteerd is, want fragmentatie speelt de fraudeurs in de kaart. De heer Tomlinson streeft naar samenwerking tussen de diverse instellingen en organen. In het Parlement geven we het voorbeeld want wij doen ons werk zonder enige partijdigheid en vrij van elke partijpolitiek. We proberen goed samen te werken en dat kan een voorbeeld zijn voor andere instellingen. Als je kijkt naar de Commissie en de Rekenkamer zie je natuurlijke vijanden: maar zij moeten leren beter samen te werken. Het Parlement werkt nauw samen met de Rekenkamer. We zijn verheugd over zijn grotere rol door het Verdrag van Maastricht. Maar wij zijn de instelling die de activiteiten van de Rekenkamer tanden geeft. Ik moet de Rekenkamer zeggen dat hij geenszins minder belangrijk is omdat hij hand in hand samenwerkt met het Parlement. We moeten onze energie combineren om de begroting te controleren en een graad van fraude-opsporing te bereiken die de oplichters afschrikt. Samen moeten we ervoor zorgen dat de politieke instrumenten geen mazen hebben voor de hebzuchtigen. Samen moeten we ervoor zorgen dat de opsporingsactiviteiten van een zodanig niveau zijn dat onregelmatigheden niet langer eerder regel dan uitzondering zijn. Samen kunnen we de Europese belastingbetalers geruststellen dat de begroting van de Gemeenschap onder controle is en dat zij waar voor hun geld krijgen. Nielsen (LDR). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, de Liberale en Democratische Fractie steunt voluit de twee verslagen die hier in behandeling zijn omdat beide voorstellen van fundamenteel belang zijn voor de Europese Unie. Zij behandelen in hoeverre wij over de nodige middelen en sancties beschikken om fraude met communautaire middelen te bestrijden. Dit is uiteraard een zaak die de belastingbetalers interesseert; het gaat immers om hun geld. Wij weten zo ongeveer wat er aan de gang is. Het is onze opdracht daar iets aan te doen. Niets is gemakkelijker dan zich tegen de Commissie te keren als de grote schuldige, de bureaucratie die de oorzaak is van alle kwaad. Wij vinden dat de Commissie genoeg dingen lout doet maar ik wil graag onderstrepen dat wij juist in naam van de decentralisering onze lidstaten met klem moeten overtuigen van het feit dat zij ook een grote verantwoordelijkheid dragen. Meer dan 75% van het communautaire budget wordt immers niet door de Commissie beheerd maar door de lidstaten, de provincies, de regeringen en de rego's. Vanzelfsprekend draagt de Commissie de juridische verantwoordelijkheid en die willen wij haar ook niet ontnemen. Wij moeten echter met alle middelen de lidstaten ertoe bewegen dat zij hun medeverantwoordelijkheid erkennen. In artikel 2Ö9 A van het Verdrag van Maastricht staat overigens duidelijk dat de lidstaten dezelfde maatregelen ter bestrijding van de fraude moeten nemen wanneer de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad als wanneer hun eigen financiële belangen op het spel staan. Helaas moeten wij nog steeds vaststellen dat sommige lidstaten hun rol niet ernstig nemen. Men legt niet dezelfde zorgvuldigheid aan de dag bij het beheer van communautaire middelen als bij het beheer van de nationale middelen. De lidstaten moeten zich bewust worden van hun medeverantwoordelijkheid. Wij beschikken nu overeen nieuwe eenheid, de UCLAF-afdeling. Ik ben het volledig eens met de aanbevelingen en de klachten die voorliggen. UCLAF kreeg geen goed statuut en geen goede communautaire rechtsgrondslag. Het Parlement heeft zich van zijn kant bereid getoont UCLAF meer personeel te
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/215
Nielsen geven. Ik ben het volledig eens met onaangekondigde bezoeken bij de lidstaten. Wij moeten ervoor zorgen dat het systeem wordt gehandhaafd en daarom, mijnheer de Voorzitter, steunt de Liberale en Democratische Fractie deze twee voorstellen. Wij wensen ons uiterste best te doen opdat de belastingsbetalers in de Europese Unie gerust kunnen zijn dat hun geld in de toekomst op de juiste manier wordt beheerd. Dillen (DR). - Voorzitter, verslagen van het Europees Parlement zijn natuurlijk geen ontspanningsliteratuur. Wanneer echter een belangstellende lezer - geïnteresseerd om te weten wat er nu juist met zijn belastinggeld geschiedt -kennis zou nemen van verslagen als dit over de organen verantwoordelijk voor de controle op de Europese begroting en dit over de rechtsbescherming van de Europese financiële belangen, moeten hem wel de haren te berge rijzen. Hij stoot te vaak op het woord „fraude" om geen achterdocht te krijgen. Wanneer hij de noodzakelijkheid verneemt om „een permanente gezamenlijke task force op te zetten ter bestrijding van de fraude" dan kan het toch niet anders dan dat bij hem de vraag rijst hoe vaak er wel fraude plaatsvindt en hoe groot het miljoenenbedrag, uitgedrukt in ecu. wel is dat niet de voorziene weg gaat, doch God weet op welke onfrisse wijze daar terecht komt waar het nooit terechtkomen mag. De geïnteresseerde lezer zal vragen wat er bekend is en of het bekende niet het topje van de ijsberg is. Wat zal zijn gevolgtrekking zijn? Het opzoeken van fraude is goed. Het bestrijden van fraude is goed. Het bestraffen van fraude is goed. Maar het blijft al bij al een pleister op een houten been. een „kurieren am Symptom". Voorkomen is beter dan genezen. Bij het opstellen van de begroting zelf smijt men al te gemakkelijk met miljoenen ecu. Zuiniger en zinniger, dat zou het parool moeten worden. Dan wordt geen volmaaktheid bereikt en blijft de menselijke natuur wat ze is: wordt de zwakke of" slechte verder bekoord. Maar de gelegenheid schept de dief. Dat moet men in de mate van het mogelijke vermijden. Bourlanges (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in het centrum van de bezorgdheid van de publieke opinie ligt de kwestie van de fraudebestrijding. De moeilijkheid waarmee wij worden geconfronteerd, en waarvoor de verslagen van mevrouw Theato en van de heer Tomlinson belangrijke oplossingen willen aandragen, is dat er op het politieke en technische vlak tegelijkertijd een contradictie en cen lacune bestaat in de wijze waarop wij het probleem ervaren. Contradictie op het politieke vlak tussen de wil van de publieke opinie, waarvan wij de boekhouder en de vertegenwoordiger zijn, om zo doeltreffend mogelijk de vele soorten fraude te bestrijden die de financiële belangen van de Gemeenschap op het spel zetten. Vanuit diezelfde publieke opinie is er, ook vanuit de lidstaten, een even sterke tegendruk: men is tegen cen te sterke gecentraliseerde controle, tegen teveel ingrijpen van de Commissie en teveel harmonisatie. Wij bevinden ons dus in een moeilijke situatie, waar het subsidiariteitsbeginsel te pas en te onpas van stal wordt gehaald, terwijl de roep om fraudebestrijding eigenlijk het volgende zou moeten meebrengen: grotere harmonisatie van het strafrecht en van de coördinatie tussen de communautaire controle-
organen en meer rechtstreeks onderzoek in hel veld door de communautaire instanties. Als ik het zou moeten formuleren, zou ik de beroemde woorden van mevrouw Roland parafraseren, die zei: „Vrijheid, hoeveel misdaden worden er in uw naam begaan", om nu te zeggen „Subsidiariteit, hoeveel fraude wordt er in uw naam gepleegd*'. Anderzijds hebben wij een technisch probleem. Op het gebied van onderzoek, repressie en sancties zijn de stelsels in de twaalf lidstaten en binnenkort in de vijftien, zestien, achttien of twintig lidstaten, en in het communautaire systeem zo heterogeen, dat de Unnie een paradijs is voor fraudeurs. Die heterogeniteit moet dus worden bestreden. Dat wordt dan ook nagestreefd met de twee verslagen in kwestie. Ik zal ze niet samenvatten, want daarvoor heb ik geen tijd, ik complimenteer de rapporteur, en preciseer ten aanzien van het verslag-Tomlinson alleen het volgende: de betrekkingen tussen dit Parlement en de Rekenkamer zijn uitstekend; dank zij de permanente, vriendschappelijke samenwerking met voorzitter Middelhoek en alle leden van de Rekenkamer zullen wij ook uitstekend blijven samenwerken. Dat is in elk geval de vurige wens van dit Parlement. Funk (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Op regelmatige tijdstippen worden wíj geconfronteerd met het feit dat gelden van de Europese Unie door fraude worden misbruikt of" onrechtmatig besteed, wat onze kassa sterk aantast. Deze fraude gebeurt zowel door firma's als door particulieren, die in een van de twaalf" lidstaten wonen en vanuit hun woonplaats hun zaken leiden. Vooral exportrestituties en financiële structuursteun worden onrechtmatig geïnd of gebruikt. Dit is een grote bron van ergernis voor het Parlement en de burgers. Het grote zwaktepunt in de fraudebestrijding zijn de gebrekkige nationale controles en de ontoereikende samenwerking tussen de lidstaten. De fraudeurs worden zelden bestraft en de uitvaardiging van straffen en sancties alsook het terugvorderen van de gelden gebeuren slechts zeer sporadisch. Voor zover ik kan oordelen schatten de autoriteiten in de lidstaten de firma's die op hun grondgebied gevestigd zijn, vaak verkeerd in. Wij als leden van dit Parlement hebben meer dan eens de aandacht gevestigd op deze onbevredigende situaties en verbetering geëist. We hebben het aan mevrouw Theato en ook aan collega Tomlinson te danken dat zij deze zaken nu willen analyseren en proberen te verbeteren. Ik begroet dit initiatief hartelijk en vraag de steun van het Parlement, zodat er ook iets mee bereikt wordt. Met de gelden der Europese burgers, waarover de Europese Unie voor een welbepaald doel kan beschikken, moeten acties gefinancierd worden; ze mogen niet voor bedriegerijen worden misbruikt. Toch wil ik op het volgende wijzen: als we de landbouwoverschotten afbouwen, hebben we deze zware begrotingspost niet meer nodig en geven we fraudeurs geen kans meer. Steichen, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is blij met de verslagen van de twee rapporteurs van de Commissie begrotingscontrole, de heer Tomlinson en mevrouw Theato. Centrale vraag van deze verslagen is: hoe kan men waarborgen dat de
Nr. 3-445/216
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Steichen
kredieten die op de communautaire begroting worden opgevoerd voor een bepaald beleid, doeltreffend worden gebruikt en uitsluitend voor het doel waarvoor zij bestemd zijn? De verantwoordelijkheid daarvoor berust bij ons allen gezamenlijk. De Gommissie, die de begroting van de Gemeenschap uitvoert, de Raad die de rechtsgrondslagen voor het gebruik van de kredieten creëert, de lidstaten die de eerste verantwoordelijkheid dragen voor de tenuitvoerlegging van het communautair beleid, en die fraude ten nadele van de Gemeenschapsbegroting moeten voorkomen, opsporen en vervolgen, de Europese Rekenkamer, die belast is met de externe financiële controle, en tenslotte het Europese Parlement dat de belangen van de Europese belastingbetalers behartigt en de Commissie kwijting moet verlenen over het financieel beheer. Verspilling of verduistering van begrotingsmiddelen van de Gemeenschap kan alleen doeltreffend worden voorkomen in een sfeer van samenwerking waarbij allen elkaar over en weer vertrouwen. De heer Tomlinson noemt in zijn verslag middelen waarmee hij de fraudebestrijding wil intensiveren. Allereerst wil ik uw aandacht vestigen op de werkzaamheden van de Commissie inzake de anti-fraudestrategie en op het werkprogramma voor 1994, een strategie en een programma die de Commissie in de loop van deze maand zou moeten goedkeuren en binnen de vastgestelde termijn zou moeten toezenden aan het Parlement. Hierin wordt een groot aantal door de rapporteur gedane aanbevelingen overgenomen.
meer doorzichtigheid brengen. Het gevaar bestaat evenwel dat de lidstaten van de aan te nemen horizontale regeling zouden profiteren om niveaus die reeds in bepaalde sectoren, met name in EOGFL-kader. zijn bereikt, op de helling te zetten. Ook de Commissie is van mening dat op het punt van de strafrechtelijke sancties een grotere onderlinge aanpassing van de nationale bepalingen moet worden nagestreefd. Dit behoeft niet automatisch een harmonisatie van de nationale strafwetgevingen mee te brengen, als maar niet wordt vergeten dat de lidstaten het strafrecht als hun eigen domein beschouwen. Met dit gegeven moet rekening worden gehouden bij het kiezen van de rechtsgrondslag en het bepalen van de draagwijdte van een Commissie-voorstel. Wat de administratieve sancties betreft zal de heer Schmidhuber de Commissie voorstellen een concreet wetsontwerp met horizontaal karakter in te dienen. Tenslotte heeft de Commissie kennis genomen van de voorstellen betreffende de aansprakelijkheid van ambtenaren en zal zij zich bezinnen op de eventuele noodzaak van voorschriften die verder gaan dan het financieel reglement en het statuut. In elk geval moet echter het evenwicht tussen de verantwoordelijkheid van de ambtenaren enerzijds en de bescherming van hun rechten anderzijds worden gewaarborgd. Op initiatief van de Voorzitter van de Commissie is een vergelijkend onderzoek ingesteld naar de juridische situatie in de lidstaten.
De Commissie deelt met name de mening van de rapporteur over de volgende punten. Om te beginnen moet gericht worden gecontroleerd op basis van een risicoanalyse op die terreinen waar thans nog niet gericht wordt gecontroleerd; bovendien moet deze werkmethode bij de lidstaten sterker worden bevorderd. Ten tweede moeten vooral de Structuurfondsen meer aandacht krijgen. De inspanningen om de betrokken bedragen zo spoedig mogelijk nadat fraude of onregelmatigheid is geconstateerd terug te krijgen, moeten aanzienlijk worden geïntensiveerd. Tenslotte moet een constante inspanning worden geleverd om de nationale controleprogramma's uit te werken en te verbeteren. De Commissie heeft in deze zin al concrete maatregelen getroffen.
Mijnheer de Voorzitter, wellicht is het toeval dat ik hier vanmiddag de heer Schmidhuber vervang, maar ik weet zeker dat de heer Tomlinson teleurgesteld zou zijn als ik hier niet verklaarde dat ik op mijn gebied vastberaden wil bijdragen tot de fraudebestrijding, die een van de kernpunten vormt van mijn beleid bij de Commissie. Daarom heb ik iets willen zeggen over de vijftig posten waarover hij zojuist heeft gesproken. Zoals u weet besluit de Commissie jaarlijks bij de aanvang van het begrotingsjaar en overeenkomstig haar prioriteiten over de wijze waarop alle op de begroting opgenomen posten zullen worden verdeeld over de diverse diensten. Voorde vijftig nieuwe posten zal zij dezelfde procedure volgen.
Wat de voorstellen van mevrouw Theato over de verbetering van de juridische bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap betreft, hecht de Commissie haar goedkeuring aan de grote lijnen van het verslag en heeft zij met belangstelling kennis genomen van de voorstellen. Zij zal concrete ontwerpen voor regelgeving indienen zodra zij het resultaat van de twee vergelijkende studies over de nationale wetgevingen en de ingewikkelde juridische vraagstukken die zich daarbij stellen, heeft geanalyseerd. Vóór die tijd kan de Commissie zich moeilijk uitspreken over de concrete inhoud van deze wetgevende voorstellen. Daarom zal ik hiervan alleen de grote lijnen schetsen.
Eind februari heeft de Commissie al besloten vijf extra posten toe te kennen aan het coördinatieteam fraudebestrijding. Aangezien het om permanente posten gaat, is de procedure om hierin te voorzien reeds ingesteld. De Commissie zal over de toekenning van de vijfendertig resterende posten beslissen zodra zij een besluit heeft genomen omtrent de voorafgaande kwestie van de organisatie van de verschillende diensten die betrokken zijn bij de fraudebestrijding en van hun specifieke opdraebt. De Commissie zal er hoe dan ook op toezien dat deze nieuwe posten uitsluitend worden gebruikt om de fraude harder aan te pakken.
Het Parlement zal begrijpen dat de interne organisatie van de fraudebestrijding onder de beslissingsbevoegdheid van de Commissie moet blijven. Een uniforme regeling van het enquêterecht van de Commissie in alle sectoren zou een vooruitgang kunnen betekenen ten opzichte van de huidige juridische situatie, en zou vooral
Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om u erop te wijzen dat het verslag 1993 betreffende de fraudebestrijding, dat u weldra zal worden toegezonden, de indrukwekkende lijst bevat van de met succes bekroonde enquêtes van de dienst fraudebestrijding van DG VI, waarop u kunt zien hoeveel twaalf ambtenaren voor elkaar hebben gekregen.
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Nr. 3-445/217
Steichen
Tomlinson (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zonder ruggespraak met dit Huis wens ik tot de heer Steichen te zeggen dat zijn opvatting volkomen onaanvaardbaar is.
integrerend onderdeel van de institutionele structuur van de Europese Unie. Zij is opgericht als instrument van het beleid van de Gemeenschap. De tweede, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, is juridisch zelfstandig, hoewel zij voor 5 1 % in handen is van de Europese instellingen en de lidstaten. Ik zal ze daarom afzonderlijk behandelen.
De Commissie besluit niet over de verdeling van de formatieplaatsen. De Commissie heeft alleen de bevoegdheid om te vragen; de begrotingsautoriteit besluit en met betrekking tot niet verplichte uitgaven is het het Parlement dat het laatste woord heeft in het besluitvormingsproces. Wij hebben besloten: we hebben u niet gevraagd te bestuderen hoe deze posten kunnen worden verdeeld, we hebben u geïnstrueerd hoe ze te gebruiken. Als u die instructie niet opvolgt zult u de gevolgen van het willens en wetens negeren van de begrotingsautoriteit van het Parlement ondervinden als we aan de kwijting toekomen.Ik wil dat zeer duidelijk stellen en ik ben er zeker van dat u dat aan uw collega's wilt doorgeven en als college wilt nadenken over de resterende 35 posten voordat u een vergissing begaat die u als college zult betreuren.
Allereerst de EIB: zij heeft nooit de rol van een normale financiële instelling gehad. In de statuten heeft de bank een politieke raison d'etre gekregen in de context van het Europees beleid als geheel. In het Verdrag betreffende de Europese Unie en door het steeds grotere beroep dat de Unie bij haar beleid op de bank doet krijgt haar politieke roeping steeds meer reliëf. Verder is de omvang van de geldsommen die met de activiteiten van de EIB zijn gemoeid aanleiding om haar meer op haar verantwoordingsplicht aan te spreken. De veel geprezen verdubbeling van de structuurfondsen in het eerste pakket-Delors heeft zijn weerslag gekregen in een evenredige stijging van de activiteiten van de bank. We moeten niet vergeten dat de bank werkt met overheidsgeld, zij het in de vorm van kapitaal of fondsen die in de markt zijn verworven dankzij haar status als huisbank van de Gemeenschap.
VOORZITTER: DE HEER MARTIN Ondervoorzitter
Theato (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij kort tot de commissaris wenden. Ik ben het volledig eens met de woorden van collega Tomlinson, want dit geldt zowel voor de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole als voor het gehele Parlement. Ik heb er niets aan toe te voegen. Over de uiteenzetting van de commissaris wil ik daarentegen wel iets zeggen, want hetgeen hij over mijn vier eisen voor voorstellen van de Commissie heeft gezegd, klinkt zeer hoopvol. Indien hieraan gevolg wordt gegeven, betekent dit een grote stap vooruit in de fraudebestrijding. Ik denk dat de woorden van de heer commissaris eigenlijk die van commissaris Schmidhuber zijn. Bij deze laat ik hem dan ook weten dat ik hem aan zijn woord zal houden. Steichen, lid van de Commssie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb niets toe te voegen aan hetgeen ik zojuist met name over de verdeling van de posten heb gezegd. Zoals ik zei, mijnheer Tomlinson, worden deze posten gebruikt voor de fraudebestrijding. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 18.30 uur plaats.
8. Controle van de EIB en EBWO De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0107/94) van de heer Zavvos namens de Commissie begrotingscontrole over democratische controle op het financieel beleid van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO). Kettlet-Bowman (PPE), plaatsvervangend rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u zegt zal ik dit verslag namens de heer Zavvos toelichten. Hij laat zich excuseren. Het is jammer dat hij niet zelf aanwezig kan zijn om het verslag te presenteren na al het vele werk dat hij erin heeft gestoken. Dit verslag gaat over twee geheel verschillende organisaties. De eerste, de Europese Investeringsbank, vormt een
De EIB is echter het enige grote operationele orgaan van de Gemeenschap dat geen verantwoording aan het publiek hoeft af te leggen via een gekozen orgaan. Het is een fundamenteel democratisch beginsel in alle lidstaten van de Gemeenschap dat een organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van overheidsgelden en de uitvoering van overheidsbeleid ook aan democratische controle moeten kunnen worden onderworpen. Op dit moment heeft het Parlement, dat het recht van democratische controle over alle andere belangrijke geldstromen heeft, ten aanzien van de tenuitvoerlegging van het beleid van de EIB bijna geen enkel instrument van toezicht, evaluatie of beïnvloeding. Maar het Europees Parlement is wel het enige gekozen orgaan dat theoretisch of praktisch min of meer in de positie verkeert om deze controle uit te voeren. Sommigen zullen zeggen dat een van de grootste voordelen van de EIB is dat zij niet bloot staat aan politieke druk. Daar is deze rapporteur het hartgrondig mee eens. De EIB is een zeer professionele organisatie en wijst herhaaldelijk op de noodzakelijke objectiviteit in het besluitvormingsproces voor het toewijzen van leningen. Voorzover dit een kenmerk is van het dagelijkse beheer van de bank verdient het de steun van het Europees Parlement. Uiteraard is het wenselijk dat geen oneerlijke druk op de bank wordt uitgeoefend door politici om bepaalde leningen aan bepaalde leners te verstrekken. Niettemin is het onrealistisch te suggereren dat de EIB geen politiek orgaan zou zijn. Zij bestaat voor een politiek doel. Zij handelt in overeenstemming met de grotendeels door de Raad vastgestelde politieke prioriteiten. Zij functioneert duidelijk niet op commerciële basis. Zij handelt grotendeels op no-risk-basis onder dekking van een garantie in de begroting van de Gemeenschap. Tenslotte moet zij haar inspanningen krachtens het Verdrag over de Unie richten op bepaalde doelstellingen. De voostellen van de heer Zavvos houden rekening met de realiteit van deze situatie en maken een onderscheid tussen het dagelijkse functioneren van de bank en haar strategische politieke oriëntatie.
Nr. 3-445/218
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Kettlet-Bowman Het voorstel dat het Parlement jaarlijks een kwijting aan de EIB zou moeten verlenen is primair gericht op de strategische oriëntatie en beoogt geen enkele vorm van rechtstreekse betrokkenheid bij de dagelijkse besluitvorming van de bank. De rol die de Rekenkamer hier speelt is een strikt technische. Deze voorstellen zullen dus op geen enkele wijze de werkzaanheden van de EIB politiseren op gebieden die niet al gepolitiseerd zijn. Parlementair toezicht is niet hetzelfde als parlementair ingrijpen. Over de rol van de Rekenkamer kan het volgende worden opgemerkt. Er bestaat op dit moment een overeenkomst waarbij de Rekenkamer enkele beperkte bevoegdheden heeft om de boeken van de bank in te zien. In beginsel wordt dit alleen gedaan wanneer de EIB fondsen van en namens de Gemeenschap beheert of met een garantie in de communautaire begroting werkt. Dan iets over de EBWO. Zoals ik al heb opgemerkt is er geen strikte analogie met de EIB. Toch is het kapitaal van de bank voor 5 1 % in handen van de instellingen en de lidstaten van de Gemeenschap gezamenlijk. Daarom roept de rapporteur op tot meer coördinatie tussen de meerderheidsaandeelhouders. Als dit kan worden gerealiseerd en de instellingen van de Gemeenschap krijgen het mandaat om controle uit te oefenen over de activiteiten van de bank, dan zouden de belastingbetalers als geheel gerust kunnen zijn dat hun belangen op democratische en transparante wijze worden beschermd. Tomlinson (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de sociaaldemocratische fractie het verslag van de heer Zavvos verwelkomt denk ik toch dat het zeer onwaarschijnlijk is dat hiermee het laatste woord over onze relaties met de EIB en de EBWO zou zijn gesproken. Wat betreft de Europese Investeringsbank wil ik graag opmerken hoezeer wij te spreken zijn over de hechte relaties die we hebben kunnen ontwikkelen tussen dit Huis, de Commissie begrotingscontrole en de Europese Investeringsbank sinds Sir Brian Unwin het presidentschap op zich heeft genomen. We hebben een zinvolle dialoog met hem gehad en het is duidelijk dat we in institutioneel opzicht steeds hechter met elkaar verweven zullen raken. Dit gebeurt ten gevolge van het feit dat we voor alle door de Europese Investeringsbank gerealiseerde leningen van de Europese Gemeenschap in Middenen Oost-Europa als borg fungeren door de communautaire begroting als garantie te gebruiken. Dat stelt ons natuurlijk aan risico's bloot en daardoor hebben we bijna een omkering van de rollen gezien. Meestal zijn het de bankiers die de risico's nemen en de winst opstrijken en zijn het de politici die de beslissingen nemen. We zien in onze relatie met de Europese Investeringsbank steeds meer dat wij de risico's nemen door de leningen te garanderen via de communautaire begroting en dat de bankiers risicoloze transacties sluiten waarmee zij politieke besluiten nemen. Dat lijkt zelfs in het licht van onze ingewikkelde interinstitutionele overeenkomsten toch enigszins verkeerd. Dus ik denk dat de heer Zavvos ons, weliswaar niet in ieder opzicht, naar de conclusie leidt dat we de relatie tussen de Bank en het Parlement recht moeten trekken. We kunnen niet steeds de risico's dragen met als inzet de communautaire begroting en ons de politieke besluiten uit handen laten nemen.
Dat is denk ik het prijzenswaardige aspect van het verslag van de heer Zavvos en in die zin kan ik het namens mijn collega's ondersteunen. Steichen, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de eerste taak van de Europese Investeringsbank, een financiële instelling van de Europese Gemeenschap, is concreet bij te dragen aan financieringen en investeringen en aan een evenwichtige ontwikkeling van de Gemeenschap, een en ander onder srtikte eerbiediging van de voorschriften voor het bancair beheer. Als communautaire instelling moet zij zich houden aan de vastgelegde richtsnoeren en haar activiteiten steeds weer aanpassen aan de evolutie van het communautair beleid, met name op het gebied van de economische ontwikkeling van minder bevoordeelde gebieden en van de versterking van de economische en sociale cohesie. De Bank bezit rechtspersoonlijkheid en geniet financiële autonomie binnen het communautair bestel, en haar aandeelhouders zijn de lidstaten van de Gemeenschap die gezamenlijk op haar kapitaal hebben ingeschreven. De institutionele structuur, met name de bevoegdheden van de beheersorganen, zijn vastgelegd in de statuten van de Bank, die integrerend deel uitmaken van het Verdrag. Wat de besluitvorming en het toezicht op de EIBverrichtingen betreft, zijn de belangrijkste organen de Raad van Gouverneurs en de Raad van Bewind. De Raad van Gouverneurs, die gevormd wordt door de ministers van Financiën van de lidstaten, omschrijft de algemene richtsnoeren voor het kredietbeleid, keurt de balans en het jaarverslag goed, en benoemt de leden van de Raad van Bewind. Deze laatste besluit omtrent de toekenning en afsluiting van leningen en de vaststelling van de rentevoeten. De leden zijn hoge ambtenaren van de lidstaten. De Commissie benoemt een lid en een plaastvervanger. Wat meer specifiek de controle op de verrichtingen van de EIB betreft, zou ik willen wijzen op de onderstaande punten.' de Raad van Gouverneurs, die verantwoordelijk is voor het algemeen beleid van de EIB, is op nationaal niveau onderworpen aan een democratische parlementaire controle. Voor een meer specifieke verificatie van de financiële verrichtingen zorgt de Raad van Bewind, waarin de Commissie is vertegenwoordigd. De leden van deze Raad, met name die welke door de Commissie zijn benoemd, waarborgen de samenhang tussen de EIBverrichtingen en de doelstellingen van het communautair beleid. Meer technisch gezien vindt controle plaats door de interne audit van de Bank en door het comité ter controle van de boekhouding. Dit comité, dat door de Raad van Gouverneurs wordt benoemd, bestaat uit drie leden, die in het algemeen verantwoordelijk zijn voorde overheidsrekeningen in de lidstaten. Voorts voert een internationale accountantsfirma externe audit-werkzaamheden uit. De audit-activiteit van de Rekenkamer op het gebied van het toezicht op bepaalde verrichtingen van de Bank is geregeld bij een driepartijenovereenkomst tussen de EIB, de Rekenkamer en de Commissie. Deze overeenkomst, die in 1989 voor drie jaar is gesloten, is in 1992 aangepast en vernieuwd. Naar onze mening vormen de voorschriften van deze overeenkomst een goede grondslag ter waarborging van de samenwerking tussen de betrokken instellingen.
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/219
Steichen Wat de EBWO betreft neem ik er nota van dat het verslag gericht is aan de lidstaten van de Unie, met een verzoek de controle op de EBWO toe te vertrouwen aan de Rekenkamer. Dat is de goede procedure, want de verificateurs worden door de administrateurs van de Bank benoemd, en deze laatsten door de lidstaten. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 18.30 uur plaats.
Holzfuss (LDR). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, er heerst onduidelijkheid over de voorbereiding van de stemmingen. Na de behandeling van de verslagen over het buitenlands en veiligheidsbeleid werd gezegd dat de stemming vanavond om 18.30 uur zou plaatsvinden. Nu hoor ik dat er overeengekomen zou zijn, dat deze pas tijdens de volgende vergadering in Brussel plaatsvindt. Kunt u ons meedelen wanneer de verslagen over het veiligheidsbeleid in stemming zullen worden gebracht? De Voorzitter. - Mij wordt verteld dat we technisch klaar zijn om over de verslagen met betrekking tot veiligheid te stemmen maar dat de Conferentie van Voorzitters bijeen is geweest en dat zij zullen aanbevelen in Brussel te stemmen. Maar natuurlijk zal daarover vanavond om 6.30 uur door de plenaire vergadering worden besloten. 9. Toegang tot de markten van derde landen De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0023/94) van de heer Pintón namens de Commissie externe economische betrekkingen over de onderhandelingen over de toegang tot de markten van derde landen op de onder Richtlijn 90/53 l/EEG (de richtlijn nutsbedrijven) vallende gebieden. Pintón (PPE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat ik indien namens de Commissie externe economische betrekkingen draagt een barbaarse naam. Het onderwerp doet duister aan en het probleem is zeer gecompliceerd. Ik begrijp dan ook dat het niet gemakkelijk is uit te leggen, en zeker niet eenvoudig om naar te luisteren. Toch zal ik mijn best doen om het u in vijf minuten uiteen te zetten, want het gaat om iets dat voor de Europese Unie essentieel is. Laten wij het daar dus over hebben. Het essentiële in deze zaak is de toekomst van de geavanceerde technologie in de Europese Unie, de gekwalificeerde banen die hieraan vastzitten en tenslotte het vrijhandelsverkeer en de grenzen daarvan tussen de Unie en haar voornaamste partners. Allereerst zal ik een definitie geven van „uitgesloten sectoren". Het gaat om vier hoofdsectoren: telecommunicatie, energie, water en vervoer. Waarom „uitgesloten"? Omdat deze sectoren door de overheid en door de Staten als zó gevoelig werden beschouwd, dat zij buiten de grote internationale onderhandelingen werden gehouden en dat de Staten het hier voor het zeggen hadden, zodat zij de bevolking bijvoorbeeld beschermden op het punt van water of energie. In de praktijk zijn deze sectoren steeds minder uitgesloten van internationale onderhandelingen, en dus steeds minder beschermd door de overheid, en steeds minder voorwerp van monopolies.
Wat het vrijhandelsverkcer en de vrije mededinging betreft heeft zich, overigens vooral in de Europese Unie, veel meer dan bij onze voornaamste concurrenten, een belangrijke doorbraak voorgedaan. Deze sectoren zijn, ik herhaal het nog eens, sectoren van geavanceerde technologie, die produkten met een hoge toegevoegde waarde opleveren, waarmee dus enorme investeringen gemoeid zijn en die aanzienlijke markten openen. Vandaar de felle rivaliteit, voornamelijk tussen de drie voornaamste economische mogendheden die in deze uitgesloten sectoren produceren, namelijk de Verenigde Staten, Japan en de Europese Unie. De hoofdmoot van onze handelstwisten met de twee grote partners Japan en de Verenigde Staten betreffen ook deze sectoren. De administratie te Brussel heeft in deze sectoren, die een zeer snelle ontwikkeling doormaken, orde op zaken proberen te stellen voor wat betreft het fiscaal en wettelijk statuut, en de mededinging. Alles is gebaseerd op een richtlijn van 1990. In grote lijnen wordt daarin getracht deze sectoren open te stellen voor mededinging en transparant te maken, maar tevens wordt gepoogd de interne markt van de Gemeenschap te beschermen, zodat onze industriëlen niet ten prooi vallen aan hun concurrenten aan de overzijde van de Atlantische en de Stille Oceaan. In de praktijk is de regelgeving op dit gebied voor niemand bevredigend. Niet voor de industriëlen, die haar zo lek vinden als een mandje, niet voor de consumenten, die zeggen dat dit niet de manier is om de beste produkten te krijgen, niet voor onze internationale concurrenten, die vinden dat deze voorschriften de concurrentieregels vervalsen, hetgeen bijvoorbeeld naar voren kwam uit de verklaring die de heer Kantor het afgelopen jaar over dit onderwerp heeft afgelegd. In mijn verslag probeer ik de balans op te maken. De beginselen waardoor de Commissie zich laat leiden, namelijk transparantie en wederkerigheid bij de toegang tot de externe markten, worden goedgekeurd. Deze beginselen worden door de twee grote concurrenten thans niet toegepast op de manier die wíj zouden willen. Met andere woorden, wij staan veel meer open voor de concurrentie dan bijvoorbeeld de Amerikaanse of de Japanse markt voor onze industriëlen, waardoor het commercieel, industrieel en technologisch evenwicht ver te zoeken is. Derhalve moeten wij een smal pad bewandelen, dat zowel de consument als het vrijhandelsverkeer moet beschermen, maar dat tegelijkertijd de banen met hoge toegevoegde waarde in de Gemeenschap moet verdedigen. Overigens hebben de Commissie - bij monde van haar Voorzitter - en het Parlement in zijn resoluties er steeds op gehamerd dat deze banen met hoge toegevoegde waarde, die de toekomst zijn van de Unie, moeten worden verdedigd. Er zit dus niets anders op dan vast te houden aan het beginsel van openstelling van de markten over en weer, en niet voortijdig op te geven, temeer omdat deze sectoren, met name de telecommunicatie, zijn uitgesloten van de recente GATT-besprekingen en onderwerp uitmaken van afzonderlijke onderhandelingen. Ik wil besluiten met op te merken dat ik in dit verslag getracht heb dit nauwe pad, dit evenwicht, te vinden tussen de noodzaak van het vrijhandelsbeginsel en de noodzaak om ons niet voortijdig gewonnen te geven en
Nr. 3-445/220
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Pinton tenminste voorlopig, zolang er geen echte mundiale spelregels zijn, een evenwicht te bewaren. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst het Europees Parlement hartelijk danken voor de getoonde belangstelling voor overheidsaanbestedingen waar dit onder valt. Ik ben de heer Pintón zeer dankbaar voor het feit dat hij zo hard heeft gewerkt om een zo uitstekend verslag op te stellen dat nu voor ons ligt en ik dank de Commissie externe economische betrekkingen voor haar werk dat op het juiste moment een bijdrage levert in het licht van de onderhandelingen met derde landen over de toegang tot hun markten. De in het verslag opgenomen resolutie van de commissie bevat een aantal kernachtige punten waar ik mij graag achter schaar. Terecht wijst de heer Pintón op de politieke gevoeligheid en het enorme economische gewicht van de door hem behandelde sectoren. Dat is de reden waarom de markten voor openbare voorzieningen in derde landen in veel gevallen doeltreffend gesloten zijn gehouden en waarom we daar toegang toe willen hebben. Artikel 29 van de richtlijn nutsbedrijven was bedoeld als onderhandelingsinstrument om derde landen aan de onderhandelingstafel te krijgen. Als we kijken naar de resultaten van de onderhandelingen over de nieuwe overeenkomst ten aanzien van overheidsopdrachten in Genève, dan denk ik dat we succes hebben geboekt. In de laatste weken van de onderhandelingen hebben diverse partijen hun compromisvoorstellen aanzienlijk verbeterd en we hebben een overeenkomst gesloten die tien keer meer zakelijke mogelijkheden biedt dan zijn voorganger, de overeenkomst van 1981. Die nieuwe overeenkomst omvat zowel aanbestedingen van diensten en bouwprojecten als van leveringen op nationaal en sub-nationaal niveau. Ook is met andere partijen overeenkomst bereikt over de opneming van enkele sectoren van openbare voorzieningen. Een overeenkomst op dit gebied was mogelijk op basis van strikte wederkerigheid. Met andere woorden, in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 29 van de richtlijn nutsbedrijven is de Europese Unie in beginsel accoord gegaan met het verschaffen van toegang aan bepaalde derde landen tot enkele specifieke sectoren van openbare voorzieningen in de Europés Unie terwijl zij meent dat in die sectoren vergelijkbare en daadwerkelijke toegang is verschaft aan bedrijven uit de Europese Unie. Door die benadering zijn we in staat geweest belangrijke handelsmogelijkheden te scheppen in landen als Japan en Korea, waar de toegang tot nog toe problematisch was. De Europese Unie zal met betrekking tot die sectoren van nutsbedrijven waar het in Genève voor 15 december niet mogelijk was tot overeenstemming te komen, haar pogingen voort zetten om een zo breed mogelijke marktopening te bereiken. Waar mogelijk zullen deze dan worden ingebouwd in de overeenkomst met betrekking tot overheidsaanbestedingen. Maar de hier genoemde overeenkomsten over telecommunicatie zullen niet binnen de overeenkomsten met betrekking tot overheidsaanbestedingen vallen maar in zelfstandige overeenkomsten worden ondergebracht. Dus we gaan door met de onderhandelingen om verder te komen dan wat in Genève is bereikt. Met name hebben op 16 en 17 februari gesprekken met de Verenigde Staten plaats gevonden en de onderhandelingen zullen worden voortgezet met het oog
op een zo breed mogelijke overeenkomst in alle categoriën in alle sectoren, en er zullen pogingen in het werk worden gesteld om die afte ronden voor 15 april 1994 om de resultaten in de overeenkomst over overheidsopdrachten te kunnen opnemen, zoals ik zei met uitzondering van de telecommunicatie. We hopen dat we door toepassing van de door mij beschreven beginselen het eerlijke en evenwichtige resultaat kunnen bereiken zoals de heer Pintón dat graag zou zien. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt te 18.30 uur plaats.
10. Concurrentie in de sector tomaten De Voorzitter. - Aan de orde is de mondelinge vraag van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling aan de Commissie (B3-0016/94 - 0-13/94) met betrekking tot de bezorgdheid in de tomatensector over de groeiende concurrentie door derde landen en de hernieuwing van de overeenkomst met Marokko. Vázquez Fouz (PSE), ondervoorzitter van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, met deze mondelinge vraag die ik stel namens de commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement, wil ik de aandacht van de Commissie vestigen op een probleem dat bijzonder ernstige gevolgen heeft voor de sector tomaten. Hierbij zal ik moeten ingaan op de bezorgdheid die leeft onder de communautaire tomatenproducenten. Dit moet echter gebeuren vanuit een tweeledig perspectief, waarin zowel rekening wordt gehouden met de huidige situatie en de gevolgen daarvan voor de sector, als met de vereiste dat de Gemeenschap haar markt openstelt voor de landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee. De onderhandelingen met het oog op de verlenging van de overeenkomst met Marokko, zoals ook de opstelling van een nieuwe regelgeving voor de sector groenten en fruit die voortvloeit uit de hervorming van het GLB, worden met grote aandacht gevolgd door de commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, en ook door de producenten van de sector tomaten in de hele Gemeenschap, en met name in sommige perifere of ultraperifere regio's, zoals in de Canarische Eilanden. De Bond van Europese Tomatenproducenten heeft al in verscheidene verklaringen uiting gegeven aan haar bezorgdheid over de concurrentie met derde landen. Zoals wordt gezegd in de resolutie die door de commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling wordt voorgelegd, hebben de prijzen op de communautaire tomatenmarkt gedurende het afgelopen najaar en de winter van 1994 een aanzienlijke daling te zien gegeven. Dit brengt de economische en sociale stabiliteit in gevaar in een deel van het communautaire grondgebied, waarin de landbouwers hoge investeringen in deze sector hebben gedaan, en dat vrijwel uitsluitend afhankelijk is van de produktie van tomaten. Als wij ons bovendien rekenschap geven van de beperkingen in het kader van de GATT, dan is het duidelijk dat de communautaire regel-
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/221
Vázquez Fouz geving voor groenten en fruit moet worden aangepast, opdat de communautaire producenten in dit internationale kader voldoende bescherming kan worden geboden, met name wat de tijdschema's voor de invoer betreft. De commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling heeft de problematiek van de sector van de tomatenproduktie bestudeerd, in het bijzonder die van de vroege en extra-vroege tomaat. Naar aanleiding daarvan heeft zij een resolutie ingediend, waarin onder paragraaf 3 wordt gesteld, dat de uitbreiding van het aantal vergunningen voor de import van tomaten uit derde landen vergezegeld dient te gaan van vooraf ingestelde mechanismen, die instaan voor een doeltreffende concurrentie door de communautaire producenten. In onze ogen is het een evenwichtige en realistische resolutie. In aansluiting hierop wil ik u namens de Landbouwcommissie een paar vragen stellen: Zou de Commissie kunnen aangeven wat haar doelstellingen zijn ten aanzien van de tomatensector, en op welke wijze zij de belangen denkt te beschermen van de Gemeenschap als geheel, en met name die van producerende regio's zoals de Canarische Eilanden? Kan de Commissie aangeven vanaf welke datum er eventueel invoerrechten zullen worden geheven over de invoer van tomaten die afkomstig zijn uit derde landen? Steichen, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de communautaire tomatenmarkt vertoont bijna het gehele jaar overschotten. Deze situatie, die de afgelopen twee verkoopseizoenen nog ernstiger is geworden, is het gevolg van een aanzienlijke verhoging van de communautaire produktie buiten het Europese seizoen. Hierbij komt nog de invoer uit Marokko, die zich toespitst op de wintermaanden. In voortdurend contact met de Marokkaanse autoriteiten werken de Commissiediensten een procedure uit voor de follow-up van en informatie over de handelsstromen, dit ten einde het evenwicht van de markten te waarborgen en verstoringen te voorkomen. Het communautaire aanbod dat in het kader van de GATT is geformuleerd voorziet, anders dan tot nog toe het geval was gedurende het gehele verkoopseizoen in de vaststelling van een invoerprijs voor tomaten: van 20 december tot en met 31 maart gold namelijk voor invoer in de Gemeenschap geen enkele beperking. De vernieuwing van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en Marokko, waarover de onderhandelingen onlangs zijn begonnen, zou de gelegenheid moeten bieden naar maatregelen te zoeken die de stabiliteit van de markt kunnen waarborgen. Op de langere termijn zouden maatregelen betreffende de communautaire tomatensector moeten worden besproken in het kader van de hervorming van de ordening voor groenten en fruit waaraan de Commissie thans werkt, en die medio dit jaar aan de Raad zal worden voorgelegd.
pen hebben. Dit gebied heeft aan den lijve de negatieve gevolgen ondervonden van de daling van de prijzen voor de oogst van 1993-94. De commissaris heeft de oorzaken van deze crisis geanalyseerd. Zowel interne als externe factoren spelen hierbij een rol. Als we echter stilstaan bij het effect van deze crisis, dan zien we dat zij niet alleen repercussies heeft gehad op het economische maar ook op het sociale vlak. Het gaat namelijk niet alleen om de absolute waarde van de invoer of van de communautaire produktie, maar ook om de gevolgen daarvan op sommige eilanden van de Canarische archipel, te weten bepaalde delen van Gran Canaria, Tenerife, en van Fuerteventura. Deze sector heeft daar een herstructurering doorgemaakt waarbij het bedrijf en de organisatie van de produktie aan de werknemers zijn overgedragen. Hele gezinnen zijn van deze vorm van produktie afhankelijk, en zij hebben al hun bezittingen verpand om die te kunnen verwezenlijken. Door de gekelderde prijzen zijn zij niet in staat om hun activiteiten voort te zetten, en dreigen zij te worden beroofd van hun arbeidsplaatsen en van hun persoonlijke eigendommen. De ondertekening van de Overeenkomst van de Ronde van Uruguay, en als mogelijk gevolg daarvan de stijgende invoer uit derde landen, wordt met bezorgdheid tegemoet gezien door dit deel van het communautaire electoraat. Zoals kan worden afgeleid uit de woorden van de heer Steichen, dient de regelgeving voor groenten en fruit dan ook met spoed te worden gewijzigd, zodat de markt kan worden gereguleerd door middel van een nieuw jaarschema voor de invoerprijzen, en zodat prijsdalingen kunnen worden voorkomen. Ik wil erop wijzen dat de huidige situatie niet alleen de communautaire producenten maar ook die van derde landen schade berokkent. Want als er op een gegeven moment grote hoeveelheden fruit in een communautaire haven binnenkomen, dan zakt de prijs automatisch, hetgeen een destabiliserend effect heeft op de markten. Kortom, mijnheer de commissaris, ik ben van mening dat we verder moeten gaan op de lijn die de Commissie heeft aangegeven, en ervoor moeten zorgen dat met spoed de vereiste maatregelen worden genomen, zoals het instellen van invoerprijzen die gedurende het hele jaar van kracht kunnen zijn, en een permanente controle van de zijde van de Commissie op de invoer. Het is vooral van groot belang dat we weten om welke hoeveelheden het precies gaat. De exporterende sectoren beklagen zich er namelijk over dat de Commissie, wellicht ten gevolge van de verschillen tussen instanties op nationaal niveau, niet precies op de hoogte zou zijn van de hoeveelheden fruit die worden aangevoerd. Hun grootste probleem is dat er in een bepaalde week zoveel fruit wordt aangevoerd, dat dit kan leiden tot een sterke daling van de marktprijzen.
Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik constateer dat de Commissie op de hoogte is van dit probleem, dat de heer Vázquez Fouz naar mijn mening in de juiste bewoordingen heeft weergegeven. Ik denk dat de Commissie het probleem nu dan ook goed begrijpt.
Ik ben derhalve van oordeel, mijnheer de commissaris, dat de Commissie het juiste standpunt inneemt. We kunnen verder gaan op de huidige weg, maar het is van dringend belang dat er een communautaire regelgeving tot stand komt, ter geruststelling van de tomatenproducenten in de Gemeenschap.
Het is nu aan mij om namens de Fractie van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten in te gaan op de concrete problemen die hiermee verband houden, en waarmee de Canarische Eilanden, waarvan ik afkomstig ben, te kam-
Sonneveld (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, in het algemeen kan de overheid zich maar beter niet teveel inlaten met het functioneren van de markt van groenten en fruit en dat geldt ook voor tomaten.
Nr. 3-445/222
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Sonneveld Echter, omdat het hier een vers, bederfelijk produkt betreft, kan de prijs bij een overvoerde markt onevenredig sterk dalen, waarbij enigerlei vorm van ingrijpen noodzakelijk is. Ook legitieme tomatenexporteurs hebben er geen belang bij naar een verstoorde markt te exporteren. Zij moeten van hogerhand verhinderd worden om met hun exporten onmatig de markt van de Unie te verstoren, of zichzelf de discipline opleggen om dat niet te doen. Marokko is zo'n exporteur. De tomatenexport daar ontwikkelt zich bijzonder sterk dank zij het gunstige klimaat, de korte afstand tot de markten van de Unie, de goedkope arbeid, de moderne technische uitrusting van de sector en het geprivilegieerde handelsregime met de Unie. Tot op zekere hoogte is dit een gunstige ontwikkeling, maar overdaad schaadt. Het Marokkaanse aanbod zou beter moeten aansluiten op het specifieke seizoenbepaalde produktiepatroon van de Unie. De bescherming zou in sterkere mate moeten worden gericht op het winterseizoen en minder op het zomerseizoen. Daarom vragen wij de Commissie spoedig een nieuw evenwichtiger invoerregime uit te werken voor het volgende seizoen, dat aanvangt op 21 december 1994. Dat regime moet dan al in overeenstemming zijn met de nieuwe GATT-regels. Voor de kortere termijn vragen wij de Commissie d.m.v. een uitzonderlijke actie, zo mogelijk met vrijwel onmiddellijke ingang en in overleg met Marokko, een gematigder tomatenexport naar de Unie te bewerkstelligen. Daarmee krijgen de tomatenproducenten van de Unie een beetje lucht in het onvermijdelijke aanpassingsproces waarin zij verkeren, want ook zij hebben gezamenlijk de opnamecapaciteit van de tomatenmarkt van de Unie zwaar overschat. González Alvarez (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het voorlaatste weekend ben ik op de Canarische Eilanden geweest, en ik kan zeggen dat de heer Medina -als echte Canariër- de bezorgdheid onder de Canarische bevolking uitstekend heeft verwoord. Ik vind dat we het onderhavige probleem -de massale import van Marokkaanse tomaten- de naam moeten geven die het toekomt, namelijk sociale dumping. De lage produktiekosten in landen zoals Marokko zijn niet te danken aan de hel feil dat de natuurlijke omstandigheden er zoveel beter zouden zijn voor het bedrijven van landbouw, noch aan andere objectieve mogelijkheden voor het verhogen van de produktiviteit. In sommige Europese regio's -als voorbeeld kan ik de Canarische Eilanden noemen- zijn de voorwaarden voor de produktie van tomaten optimaal. Het gaat om een communautaire activiteit die zowel in kwalitatief als in milieu-opzicht beantwoordt aan de eisen die op het ogenblik door de Europese consument worden gesteld. De invoer van Marokkaanse tomaten houdt echter rechtstreeks verband met de lage lonen van de Marokkaanse werknemers, met het feit dat er daar geen sociale bescherming of" premiestelsels bestaan en dat er van sociale of vakbondsrechten geen sprake is. Vanochtend hebben we hierover het een en ander kunnen vernemen van een aantal Marokkaanse collega's. Hierbij komt dat de Europese Unie -met de grootste welwillendheid- een overeenkomst voor economische samenwerking is aangegaan met het Koninkrijk Marok-
ko, zodat dit land, zonder ook maar op enigerlei wijze te moeten instaan vooreen verbetering van de eerbiediging van de mensenrechten, alle faciliteiten heeft gekregen ter bevordering van zijn toegang tot de communautaire markt. Dit is al verscheidene malen in deze Vergadering aan de kaak gesteld door onze fractie, die van een Verenigd Europees Links. Gezien deze omstandigheden kan de vrije toegang van tomaten uit Marokko tot de Europese markt derhalve niet worden beschouwd als een bijdrage aan de economische en sociale ontwikkeling van beide partijen. Er is juist sprake van een dubbele onrechtvaardigheid. Enerzijds wordt namelijk de bevolking en de werknemers van Marokko onrecht aangedaan, die, mede door de politieke steun van de Europese Unie, gebukt gaan onder barre levens- en arbeidsomstandigheden, -waarmee we niet willen zeggen dat de arbeidsomstandigheden van onze werknemers niet eveneens zouden moeten worden verbeterd-. En anderzijds worden hierdoor sommige ultraperifere en doelstelling nr. I regio's van Europa benadeeld, waarin de Europese Unie haar structuurfondsen investeert om vervolgens toe te laten dat de belangrijkste economische sectoren van die regio's worden ontwricht, als gevolg van handelsbesluiten die volkomen indruisen tegen het beleid dat het Europees Parlement voorstaat. Karellis (PSE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, het probleem waarmee de Europese tomatensector en de tomatenproducenten niet alleen op de Canarische Eilanden en in Andalusië maar ook op Kreta te kampen hebben, is het gevolg van het akkoord met de Maghreblanden dat bepaalt dat die landen in de periode van 20 november 1993 tot 30 april 1994 92.000 ton vroege tomaten naar de Gemeenschap mogen uitvoeren. Het gaat om een maatregel waarvan men vanaf het begin wist dat ze tot ernstige wrijvingen zou leiden. We mogen immers niet vergeten dat de tomatenproduktie in de Unie een overcapaciteit vertoont. De deregulering van de importen, de niet-naleving van de quota's en de lakse kwalitatieve controles - of" het ontbreken van zulke controles - hebben het probleem nog verergerd. Daardoor is de communautaire tomatenmarkt in de afgelopen herfst en winter ingezakt. Daar het oorspronkelijk akkoord met de Maghreblanden voorziet in een verdrievoudiging van de importen over de volgende twee jaar, zullen de problemen waarschijnlijk nog toenemen. Daarbij komt dat in het vooruitzicht van de inwerkingtreding in 1995 van het nieuwe GATT-akkoord dat op 15 december jongstleden is bereikt de communautaire regelgeving inzake groenten en fruit moet worden toegepast, wat voor de communautaire tomatensector niet te onderschatten gevolgen heeft. Als die sector in het nieuwe internationale kader niet wordt beschermd, vooral wat betreft de tijdschema's voor de import, zal hij in een diepe crisis terechtkomen. Pessimisten vrezen zelfs dat de sector volledig zal verdwijnen en de tomatenproducenten vóór het begin van het volgend millenium tot het leger van Europese werklozen zullen behoren. Daarom verzoeken we de Commissie met spoed een prijsregeling en een tijdschema voor de invoer te bepalen die de aanhoudende inzakking van de communautaire tomatenmarkt tegengaat. Bovendien moet ze de nodige controlemechanismen instellen om de goede werking van de prijsregeling daadwerkelijk te verzekeren. Daar de ontwerp-resolutie om die maatregelen verzoekt, zullen we uiteraard voorstemmen.
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Méndez de Vigo (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is een feit dat tomatensector van het communautaire Europa in een crisis verkeert. De oorzaak daarvan is gewoonweg dat de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit -die dateert uit het jaar 1972- niet is toegesneden op de vereisten van de markt in het Europa van 1994. Het gaat dus niet. zoals in andere gevallen, om een Noord-Zuid-conflict inzake de landbouw, hetgeen ook duidelijk blijkt uit de woorden van de heer Sonneveld. Het punt is dat we ons allen zouden moeten verdiepen in de vraag wat de communautaire markt voor de tomatensector zou moeten inhouden. Want het gaat niet aan. mijnheer de Voorzitter, om in de tomatensector van eerste klas en van tweede klas tomaten te spreken. Die aanduidingen worden alleen gebruikt om de kwaliteit aan te geven. Het is zaak om een einde te maken aan het huidige systeem, waarin de benaming „eerste klas tomaten" wordt gebruikt als een speciale juridische waarborg voor bepaalde maanden van het jaar. Het mag niet zo zijn dat bepaalde tomaten, die net zo goed communautair zijn als die van het Europese vasteland, diezelfde waarborg en bescherming wordt onthouden. Ik juich de woorden van commissaris Steicher dan ook toe. Zijn voorstel -dat reeds door de Commissie is goedgekeurd, en dat hij in de GATT aan de orde zal stellen- is beslist doelmatig. De Fractie van de Europese Volkspartij erkent de capaciteiten en het analytisch vermogen van commissaris Steichen. Met deze resolutie -die. ik twijfel daar niet aan. met een grote meerderheid van stemmen door ons zal worden aangenomen- leggen we de grondslagen voor het reguleren van de tomatensector. Wij stellen vertrouwen in de commissaris, en wij verzekeren hem hier van onze steun, want het is de wens van vele communautaire producenten dat de tomatensector op deze wijze wordt aangepast. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Ik heb een ontwerp-resolutie ontvangen overeenkomstig artikel 40, lid 5, van het Reglement. (') De stemming vindt te 18.30 uur plaats. (De vergadering wordt te 18.23 uur onderbroken 18.30 hervat)
en te
VOORZITTER: MEVROUW FONTAINE Ondervoorzitter 11. Stemming Alavanos (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, we moeten nu over tal van ontwerp-resoluties stemmen. De resoluties over Bosnië en de FYROM, die ernstige politieke problemen behandelen, staan helemaal aan het einde van de stemmingen ingeschreven, zodat we vandaag waarschijnlijk niet meer de kans krijgen erover te stemmen. Daar we weten dat op vrijdag enkel een kleine afvaardiging van elke fractie aanwezig is en de Algemene Vergadering vandaag representatiever is samengesteld, wil ik voorstellen die resoluties als eerste in stemming te brengen. We kunnen ook tot half acht wachten en zien ')
Zie Notulen.
Nr. 3-445/223
hoever we staan, en dan het besluit nemen om ze al dan niet in stemming te brengen. De Voorzitter. - Ik wilde net een voorstel in die richting doen. Ik zou u ervan in kennis willen stellen dat de conferentie van voorzitters besloten heeft u de volgende voorstellen te doen: wij zouden allereerst stemmen over de punten die sinds woensdag zijn opgeschort, namelijk de verslagen Van Velzen en Burón, en vervolgens over de voorstellen voor resoluties betreffende het voormalige Joegoslavië. De stemming over alle verslagen die verband houden met de veiligheid zou worden uitgesteld tot de vergaderperiode van maart II. in Brussel. Ford (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben teleurgesteld dat de Conferentie van Voorzitters de betrokken Leden niet vooral' heeft geraadpleegd. Een van de verslagen over veiligheid en ontwapening is mijn verslag. Het schijnt unaniem in de commissie te zijn aanvaard. De overige verslagen, van de heren Poettering, Balfe en Prag lijken een redelijke steun in het Parlement te krijgen. Ik kan niet begrijpen waarom juist deze verslagen zijn uitgekozen om te worden uitgesteld. Als ze worden uitgesteld wil ik graag weten tot wanneer. Ik zal op de eerste dag van de mini-zitting niet aanwezig zijn. Ik heb mijzelf vandaag en morgen vrijgemaakt om er zeker van te zijn dat ik kan stemmen over mijn eigen verslag en dat van mijn collega's. Als ze in de mini-zitting worden behandeld moet dat op de tweede dag en niet op de eerste. Maar ik zou oneindig veel liever zien dat ze vannavond ter stemming komen omdat deze dan in feite, zij hel vaag. cen zekere samenhang behouden met het daarover gevoerde debat. De Voorzitter. - Mijnheer Ford, ik begrijp u maar al te goed, en ik zal natuurlijk het woord geven aan de andere collega's die dit wensen. Omdat u het weten moet wil ik u er alleen op wijzen dat. mocht de Vergadering ertoe besluiten deze verslagen in stemming te brengen, dit pas aan het eind van de geplande stemming zal plaatsvinden. Naar mijn inschatting is de kans dat wij dit vanavond kunnen doen, helaas vrij klein. Poettering (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, u heeft daarnet gezegd dat de verslagen over het veiligheidsbeleid pas aan het eind van de stemmingen in stemming zullen worden gebracht indien ze vandaag nog aan de orde komen. Ik zou het zeer jammer vinden mochten we vandaag niet over deze verslagen stemmen. U stelde voor om de stemming in Brussel te houden. Indien we dit voorstel verwerpen zou de stemming toch aan het einde van de huidige stemmingen plaatsvinden, maar het is mogelijk dat er onvoldoende tijd is. Kunt u ons meedelen hoeveel tijd er vandaag voor de stemmingen voorzien is, zodat we ons ernaar kunnen schikken. Ik zou het ten zeerste begroeten indien we de belangrijke verslagen over het veiligheidsbeleid vanavond nog in stemming zouden kunnen brengen. Eventueel moeten we de voorziene tijd voorde stemmingsronde verlengen, zodat deze belangrijke verslagen eindelijk aangenomen worden. De Voorzitter. - Mijnheer Poettering, ik zou u zeker graag tegemoet komen, maar als u de agenda van van-
Nr. 3-445/224
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
Voorzitter daag neemt, zult u daar de lijst vinden van alle verslagen die wij in stemming moeten brengen. Aan het eind van deze lijst van stemmingen zoals wij die hebben gewijzigd, hebben wij voorstellen voor resoluties waaromtrent het debat is gesloten, de voorstellen dus betreffende de veiligheid. Allereerst zou ik de Vergadering willen vragen of zij ermee akkoord gaat vandaag opnieuw de stemmingen in te voegen over de resoluties betreffende de veiligheid. De conferentie van voorzitters heeft u ongetwijfeld een voorstel gedaan, maar de Vergadering blijft soeverein. Derhalve breng ik dit verzoek in stemming. Anastassopoulos (PPE). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, onze fractie is het overwegend eens met het voorstel van de Conferentie van voorzitters, want we wensen dat er eerst gestemd wordt over de twee verslagen waarnaar u heeft verwezen en daarna over de ontwerp-resoluties over Bosnië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken het Bureau te vragen dat het zijn woorden zorgvuldiger kiest en geen benamingen gebruikt die officieel niet bestaan. Deze middag was er sprake van „Macedonië" en niet zoals in de ontwerp-resolutie - van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ik dring erop aan dat dit wordt rechtgezet. Ik herhaal dat de Fractie van de Europese Volkspartij het met het voorstel van de Conferentie van voorzitters eens is, op voorwaarde echter dat de stemming over de ontwerp-resoluties over Bosnië en de FYROM gevolgd wordt door de stemming over de verslagen over het veiligheidsbeleid. We wensen dus het laatste deel van het voorstel van de Conferentie van voorzitters te wijzigen, zodat eerst wordt gestemd over de verslagen Buron en van Velzen, dan over de ontwerp-resoluties over Bosnië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en vervolgens over de verslagen over het veiligheidsbeleid. Sakellariou (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik sta volledig achter het voorstel van de heer Anastassopoulos om de veiligheidsverslagen vandaag nog in stemming te brengen. Langer (V). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben tegen het voorstel van de heren Poettering, Ford, Anastassopoulos en Sakellariou en pleit voor het voorstel van de Conferentie van voorzitters. We hebben gestemd over Bosnië, Macedonië, het verslag-Velzen, het verslagBuron en alle vorige verslagen, te beginnen met het verslag-Lacaze. Wanneer we op een ernstige manier over het volledige veiligheidspakket willen stemmen, kunnen we dat niet vandaag om 19.30 u of om 20.00 u doen, noch morgen om 11.00 uur. Het is werkelijk niet in het belang van dit Parlement dat we de stemming over zo'n belangrijk thema verknoeien, als ik het zo mag zeggen. Daarom verzoek ik u het voorstel van de Conferentie van voorzitters te steunen. De Voorzitter. - Mijnheer Langer, persoonlijk ben ik het geheel en al met u eens; ik denk zelfs dat het niet zo correct is voor de collega's wier verslagen op de agenda staan en gepland zijn. Men heeft echter een verzoek tot mij gericht en de Vergadering moet zich hierover soeverein uitspreken. Stewart (PSE). - Mevrouw de Voorzitter, een punt van orde. Op dinsdag hebben we een debat gehad over
vervoer over zee en de veiligheid op zee. Honderden zeelieden wachten op het resultaat, maar dat wordt uitgesteld. Het systeem van stemming dat we in dit Parlement hebben moet weer eens onder de loep worden genomen zodat we de zaken voortaan doen in hun normale volgorde. Zo moet het gaan, in plaats van dat mensen langs komen en een valse start maken. (Applaus) We hebben punten die zeer dringend zijn en de mensen in Europa wachten op de resultaten. Als we dit vannavond niet afmaken gebeurt dat op zijn vroegst in de volgende zittingsweek en dat is een hele slechte zaak. De Voorzitter. - Mijnheer Stewart, ik heb u gezegd wat ik ervan dacht. Ik hoop dat de Vergadering de wijsheid heeft u te volgen. Dat is alles wat ik zeggen kan. Naar ik aanneem is het geen probleem dat wij allereerst stemmen over de verslagen Van Velzen en Burón, en over de voorstellen voor resoluties betreffende het voormalige Joegoslavië. Vervolgens breng ik, voor wat betreft de voorstellen betreffende de veiligheid, het voorstel in stemming dat ertoe strekt deze voorstellen op de agenda van deze avond te handhaven. (Het Parlement spreekt zich uit vóór uitstel van de stemming over de voorstellen betreffende de veiligheid) De Vergadering heeft zich soeverein uitgesproken. De voorstellen zullen dus worden uitgesteld tot de vergaderperiode in Brussel. Ik stel u voor deze als eerste agendapunt van de minizitting te Brussel in stemming te brengen, met name in antwoord op het voorstel van de heren Ford en Poettering. Balfe (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dat hebben we niet besloten. Het enige wat we hebben besloten is dat we ze niet vannavond houden. Ik vind dat ze moeten worden verdaagd naar de volgende zittingsweek in Straatsburg, wat normaal het geval zou zijn geweest, waar een goede opkomst is, niet naar een zitting van een dag met een volgepakte agenda. Zoals de heer Ford heeft gezegd, hij kan op de eerste dag niet aanwezig zijn en ik kan op de tweede dag niet aanwezig zijn. Maar we komen allemaal naar de zittinsweek in Straatsburg. Dus ik zou zeggen dat ze als eerste moeten worden afgehandeld in de volgende zittingsweek. Von Alemann (LDR). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou alleen willen zeggen dat ik er volstrekt anders over denk dan mijnheer Balfe, want wij zullen meer tijd hebben in Brussel dan hier in Straatsburg tijdens de volgende vergaderperiode. De Voorzitter. - Mijnheer Balfe, volgens mij is het niet redelijk ervan uit te gaan dat op onze zittingen in Brussel onvoldoende mensen aanwezig zijn. Het zou niet de moeite waard zijn aanvullende zittingen in Brussel te houden, wanneer wij zelf toegeven dat daar praktisch niemand aanwezig is.
Verslag (A3-0079/94) van de heer van Velzen, namens de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, over de werkgelegenheid in Europa
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
-
Nr. 3-445/225
mededeling van de Commissie over een communautair kader ter bevordering van de werkgelegenheid (COM(93)0238 - C3-0231/93)
behandeling van alle werknemers vrijwaren - ook voor immigranten, want daardoor dragen we bij tot de strijd tegen racisme en vreemdelingenbaat.
witboek van de Commissie „Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid - Naar de XXIe eeuw: wegen en uitdagingen"
Torres Couto (PSE), schriftelijk. - (PT) Het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid zal een .sleuteldocument kunnen gaan worden om het Europa van de 21ste eeuw voor te bereiden.
Stemverklaringen Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) Om de communautaire economie en de Europese concurrentiekracht te stimuleren stelt de Commissie in haar vermaard witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid doelstellingen, maatregelen en praktijken voor die ons terug naar de middeleeuwen brengen. Dat is echt beangstigend. De deregulering van de industriële betrekkingen, de veralgemening van „soepele" arbeidsvormen - zoals atypische arbeid thans zo keurig wordt genoemd - de verdeling van de werkloosheid en de beperking of volledige opheffing van de „inflexibiliteit van de nationale arbeidsmarkten" zijn niets nieuws. Het zijn verschijnselen die bewijzen dat het kapitaal onder het voorwendsel van de crisis en de verhoging van het concurrentievermogen in zowel de industrie- als de ontwikkelingslanden officieel in de tegenaanval is gegaan. Daarbij gaat het niet om maatregelen voor de stimulering van de economie, de bestrijding van de inflatie, de versterking van de produktieve investeringen met het oog op het scheppen van nieuwe banen en de betere aanwending van de voordelen in elk van lidstaten, maar om de afbouw van de sociale verworvenheden van de werkenden, het recht van werkgevers arbeidsovereenkomsten op te zeggen, de vermindering of afschaffing van de patronale bijdragen ter financiering van de sociale-zekerheidsstelsels, de beperking van de sociale uitkeringen, de opheffing van de veiligheidsvoorschriften op het werk en de volledige vervreemding van de werknemers van de produktie. We zijn onvoorwaardelijk gekant tegen de invoering in Europa van industriële betrekkingen als die in de middeleeuwen of in Zuid-Korea. Om de crisis en het probleem van het concurrentievermogen van de Europese economie te boven te komen, moeten produktieve investeringen worden aangemoedigd, moet het midden- en kleinbedrijf worden gesteund, moeten de rechten van de werkenden worden beschermd en hun levensomstandigheden verbeterd en moet de aanval van het Europees en Grieks grootkapitaal worden afgeslaan. De werknemers moeten de Commissie ertoe dwingen de dereguleringsvoorstellen van het witboek ongedaan te maken en moeten met het oog daarop eigen oplossingen voorstellen en opleggen. In die zin moeten maatregelen worden genomen om de sociale, democratische en vakbondsrechten van de werknemers uit te breiden, de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften op de werkplek te versterken, de 35urenwerkweek zonder loonverlies in te voeren, de collectieve arbeidsovereenkomsten op alle niveaus in stand te houden en te versterken, de werkomstandigheden doeltreffend te controleren, het globaal maatschappelijk toezicht te verbeteren, behoorlijke pensioenen voor werknemers te verzekeren, de openbare sociale-zekerheids- en voorzieningsstelsels te stimuleren en een beroepsopleiding en omscholing van hoog niveau te garanderen. Bovendien moeten we de gelijkheid van rechten en
Als erfenis die ons is achtergelaten door de ultra-liberalen die de laatste jaren een wanbestuur gevoerd hebben over Europa, zijn het hoge werkloosheidscijfer en het dalend concurrentievermogen geen verschijnselen van voorbijgaaande aard, omdat ze niet automatisch gecompenseerd kunnen worden in de loop van de komende jaren via toename van de groei. Zag men vroeger in een bepaald werkloosheidspercentage een regulerende factor ter beheersing en vermindering van salariskosten en sociale kosten, vandaag de dag kan geen enkele verantwoordelijke leider de schadelijke gevolgen voor de groei en voor het concurrentievermogen van de Europese economie, als afgeleiden van de kosten van werkloosheid die door de Commissie zelf op 200 miljard Ecu geschat worden, nog langer ontkennen of bagatelliseren. En niemand kan onverschillig blijven tegenover de verslechtering van het verschijnsel sociale uitsluiting en asymmetrieën tussen de verschillende Euopese regio's, hetgeen geleid heeft tot ontevredenheid en een voortdurend verlies van vertrouwen in de Unie van grote segmenten van de Europese bevolking. Als men nog meer tijd verloren laat gaan en de oplossing van deze problemen niet een hoge prioriteit geeft op de nieuwe agenda, zou dat betekenen dat men onvermijdelijk de toekomst in de waagschaal legt. In dit perspectief zijn de voorstellen zoals ze vervat zijn in het Witboek, om tot het jaar 2000 15 miljoen arbeidsplaatsen te scheppen, toe te juichen. De titel „Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid" geeft op foutieve wijze de volgorde aan van de problemen waar de Gemeenschap zich voor gesteld ziet omdat de werkloosheid ongetwijfeld het grootste probleem is waar wij mee te kampen hebben. Het scheppen van 15 miljoen banen, hetgeen een ambitieuze maar ook strikt noodzakelijke doelstelling is, eist dat de werkgelegenheid vanaf 1995 naar een cijfer groeit dat tussen de 1,5 to 2% ligt. Er zal een of andere .salarismatiging moeten zijn te vinden via een economisch en sociaal gerechtvaardigde verdeling van de productiviteitswinsten waarover onderhandeld is. Omdat langdurige werkloosheid een van de ernstigste en ingewikkeldste problemen is die vooral de laaggeschoolde werknemers treft, omdat het merendeel van de oude banen die verloren gegaan zijn niet meer opgevuld worden, moet er dringend een nieuw stelsel in het leven geroepen worden dat mobiliteit toelaat voor nieuwe en betere banen. Alles komt neer op een serieuze inzet voor onderwijs, beroepsopleiding en voortdurende scholing gedurende de gehele periode van het werkzame leven. Voor het scheppen van werkgelegenheid is het van belang om: de kosten met betrekking tot kapitaal en werk te wijzigen;
Nr. 3-445/226
Handelingen van het Europees Parlement
10.3.94
lorres Couto -
r
de beperkingen van financiële, fiscale, administratieve en juridische aard waar banen, met name het midden- en kleinbedrijf door gediscrimineerd worden, weg te nemen:
-
flexibele werktijden in te voeren en cen flexibeler personeelswerving bij bedrijven te hanteren:
-
een externe flexibiliteit te hanteren op de arbeidsmarkten;
-
de salariskosten omlaag te brengen zodat de produktiekosten teruggedrongen worden.
-
Wat de productiviteit betreft is het van belang te onderstrepen dat men zich moet inzetten voor innovatie en niet louter vooreen blinde terugdringing van de salariskosten. De handelscapaciteit van de Gemeenschap vereist dat zij op de middellange termijn in staat is om producten van de hoogste kwaliteit te bieden op het gebied van hoogwaardige technologie; daartoe is het noodzakelijk de doelstelling te bereiken om minstens 3% van het BBP te bestemmen voor onderzoek en ontwikkeling, waarmee bedrijven nieuwe producten kunnen ontwikkelen en op de markt brengen. Van belang voor de economische opleving zijn de transeuropese netwerken (RTE) - transport, telecommunicatie, energie die in het Witboek vermeld worden. Het beleid voor onderzoek moet gecoördineerd worden met beleidslijnen inzake commerciële, sociale en industriële concurrentie die moeten bestaan uit een interactief' systeem dat erop gericht is om het concurrentievermogen te versterken in de sectoren van de hoogwaardigetechnologie. Het zal van belang zijn om de communautaire structuurfondsen aan te wenden om de technologische infrastretuur van de minder ontwikkelde regio's in de Gemeenschap te verbeteren. Een andere belangrijke kwestie die in hel Witboek vervat ligt is de uitwerking van zodanige strategieën, dat een nieuw ontwikkelingsmodel dat de totstandkoming van een markteconomie beoogt, verenigbaar is met de milieubelangen. Het moet gaan om de implementatie van twee belangrijke doelstellingen ten behoeve van een Ecologische en Sociale Markteconomie die de externe kosten en baten bij elkaar voegt, overeenkomstig het principe van: de vervuiler betaalt, waarmee commerciële activiteiten verenigbaar zijn met milieubelangen. Het moet gaan om een radicale herstructurering van het huidige economisch stelsel met de overgang van de huidige wegwerpeconomie naar een gedragen economie waar de factor werk gewaardeerd kan worden aan de hand van kapitaal en grondstoffen. Op dezelfde wijze waarop wij de markteconomie verdedigen, zonder deze te verheerlijken en niet te vergeten dat de markt de problemen van de werkloosheid niet alleen kan oplossen, verdedigen wij het subsidiariteitsbeginsel, waarbij we evenmin vergeten dat alleen via een werkelijke Europese strategie van samenwerking voor groei, werkgelegenheid en maatschappelijk welzijn het mogelijk zal zijn om de grote doelstellingen zoals die in het Witboek vervat liggen, te verwezenlijken. Ditzelfde zou nooit bereikt kunnen worden met de inspanningen, ook al waren die nog zo groot, op het niveau van de lidstaten. Europa zal zich moeten bevrijden van een sfeer van algemene onverschilligheid. Er zal motivering en sociale consensus teweeg gebracht moeten worden, waarmee Europa uit de lethargische sleur gehaald wordt. Europa moet gemotiveerd worden tot cen collectieve inspanning.
waarbij niet vergeten mag worden dat vitaliteit niet is af te dwingen noch gekocht kan worden. In het Witboek zal aangegeven moeten worden welke wegen en middelen er zijn om een zodanig gedrag te motiveren dat ruimte biedt aan de ondernemende geest, aan de inspanning en aan het hervinden van het verloren vertrouwen. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0134/94) van mevrouw Burón, namens de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, over de gevolgen van de invoering van de EMU voor het sociaal beleid Bru Purón (PSE), schriftelijk. - (ES) Ik zal mijn stem uitbrengen vóór van het verslag van mevrouw Buron. omdat het, naast de andere kwaliteiten die het bezit, ook evenwichtig is. Er wordt namelijk niet in ontkend dat het noodzakelijk is om een strikt beleid te voeren met het oog op sanering en economische en monetaire stabiliteit, waaraan echter de vereiste wordt gekoppeld dat desbetreffende maatregelen vergezeld gaan van een slagvaardig groeibeleid op Europees niveau. Zoals wordt aanbevolen in het Witboek van de Commissie over concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid, dient dit groeibeleid te worden verwezenlijkt door middel van investeringen in infrastructuren en technologisch geavanceerde industrieën, bij voorkeur in de informatica- en communicatiebranche, in de biotechnologie, in bedrijven die zich bezighouden met de toepassing van nieuwe materialen, enz. In perioden van recessie dient er een beleid te worden gevoerd dat de vraag stimuleert zonder inflatie in de hand te werken. In het kader van een Gemeenschap met 340 miljoen burgers en met een bruto produkt dat het hoogste 1er wereld zou kunnen worden, kan deze doelstelling zonder ernstige risico's worden verwezenlijkt. Een ander alternatief zou leiden tot de neerwaartse spiraal van de stagflatie. Ik ondersteun het standpunt van de rapporteur, als zij stelt dat rationalisatie en de bestrijding van fraude in onze sociale verzekeringsstelsels geen afbreuk mogen doen aan de minimale vereisten op het vlak van de sociale bescherming, en dat het in elke geval zaak is dat de verlening van bijstand niet op de tocht komt te staan, waartoe het soort maatschappij als de onze is verplicht, opgrond van het respect voorde menselijke waardigheid. Punt 9 van de resolutie dient mijns inziens een aanzet te geven tot het vinden van nieuwe formules die getuigen van verbeeldingskracht en solidariteit. Deze zouden moeten leiden tot meer besparingen en investeringen, en zelfs tot herinvesteringen van de winst, waarbij werknemers kunnen delen in de winst, bij voorbeeld door middel van oprichtersbewijz.cn die worden uitgegeven met behulp van vakbondsgcldcn welke deel uitmaken van het kapitaal van de onderneming. Deprez (PPE), schriftelijk. - (FR) Heel graag zou ik de steun van de PPE-fractie voor het verslag van mevrouw Burón willen uitspreken. Allereerst omdat wij de kwaliteit van het werk van de rapporteur erkennen, met name omdat zij gedaan heeft
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/227
Deprez gekregen dat de socialistische fractie stemt overeen tekst waarin wordt beweerd dat „de in het Unie-Verdrag vastgelegde convergentiecriteria niet ter discussie moeten worden gesteld, aangezien stabiliteit en convergentie uiteindelijk moeten leiden tot het scheppen van nietkunstmatigc werkgelegenheid". Helaas behelst het verslag van mevrouw Burón in de paragrafen 14 en 15 twee ideeën waar mijn fractie niet achter kan staan. In paragraaf 14 verzoekt zij om „het opzetten van waarachtige, voor de lidstaten en de Unie bindende programma's inzake sociale convergentie". Wat heeft dat te betekenen? Stelt mevrouw Burón voor dat de Unie morgen op het sociale vlak soortgelijke criteria vaststelt als die waarin het Verdrag voorziet in het vooruitzicht van de Economische en Monetaire Unie? Wil zij bijvoorbeeld het percentage van de BBP-uitgaven dat de lidstaten aan sociale maatregelen mogen uitgeven beperken, of' wil zij daarentegen de lidstaten tot cen bepaald uitgavenniveau verplichten? Wil zij de lidstaten naar analogie van de convergentiecriteria verbieden sociale uitgaven te financieren via overheidsleningen. of wil zij juist tot elke prijs uitkeringen waarborgen die bepaalde Staten nú al niet meer kunnen financieren? Het antwoord van mevrouw Burón vindt men eigenlijk in paragraaf 15. waarin zij pleit voor een communautair mechanisme voor solidariteit tussen de stelsels van sociale bescherming. Met andere woorden, de landen waar het stelsel van sociale bescherming het meest ontwikkeld en het duurst is - en de financiering niet langer gewaarborgd - moeten bovendien cen deel op zich nemen van de financiering van het stelsel van sociale bescherming van de andere landen, zonder harmonisatie vooraf en zonder gemeenschappelijke controle. Mevrouw Burón loopt te hard van stapel. Dat is dé manier om het spoor bijster te raken. Oddy (PSE), schriftelijk. - (EN) De beoordeling van de gevolgen van het EMU-proccs voor het sociaal beleid is van groot belang en ik complimenteer de rapporteur voor haar inzicht. Werkloosheid ( 1 8 miljoen werklozen in 1993 ) en armoede (50 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven in wat een van de rijkste regio's op aarde is) zijn twee uitdagingen waarvoor de Europese Unie in 1994 staat. Banenplanne blijven onvoltooid en sociaal uitgesloten mensen en kinderen zijn cen onnodige belasting van de economie. Mensen verdienen banen en kinderen verdienen hoop! Ik sta volledig achter de conclusies van de rapporteur dat er cen bredere opvatting van de economische convergentie komt die rekening houdt met de noodzaak cen behoorlijk sociaal beschermingsniveau te handhaven, in het bijzonder voor de armsten. Ik steun van harte de oproep voor een orgaan voor in de hele Gemeenschap geldende sociale grondrechten en ik hoop dat het groenboek over sociaal beleid daarmee zal komen. Ik ben het er mee eens dat er een communautair solidaritcitsprogramma moet komen met een fonds ter bestrijding van de sociale uitsluiting of de vereffening van programma's voor werklozen. De Europese Gemeenschap moet het vertrouwen van zijn burgers hebben en dit verslag bevat cen krachtige aanbeveling om de noodzaak te erkennen van de toepassing van cen duurzame niet-inflatoire strategie voor het schep-
pen van banen en cen doeltreffend programma voor sociale convergentie. De voorspoed van de Europese Unie zal worden opgebouwd door haar burgers. Dit verslag erkent de verantwoordelijkheid van de Europese Unie ten overstaan van haar burgers. Ribeiro (CG), schriftelijk. - (PT) Evenals het feit dat de discussie gezamenlijk was. moet deze stemverklaring ook wel beïnvloed zijn door de stapel verslagen waar dat rapport tussen zat en waar het thans overgaat. Een stapel die echter des te complexer is geworden sinds het verslag-Pimenta daar bijgekomen is over de kosten van het „non-environment". voorwaar een belangrijke kwestie en een sociale kwestie, hoewel wij vinden dat het verslag werd ondergewaardeerd, en dat het ver al' is komen te staan van een eventueel gewenste vergelijking met het verslag Cecchini. Waar het eigenlijk allemaal om moet draaien of zou moeten draaien, zijn de sociale gevolgen van een weg waar men in Maastricht voor gekozen heeft ten behoeve van de Europese Unie. Het „Witboek" en het „Groenboek" zijn documenten om die bezinning teweeg te brengen en het debat aan te zwengelen. Ze hollen het onderwerp niet alleen niet uit maar roepen juist allerlei overdenkingen op en ze dwingen tot uitdieping van het onderwerp. Een verslag als het onderhavige dat van belang is en zeer gelegen komt. kan niet louter opgevat worden als cen stellingnamc om gewetens die eventueel bezwaard zijn door de verantwoordelijkheden bij de aanvaarding van Maastricht en de daaraan verbonden consequenties, te ontlasten. Het verzoek om een studie te laten verrichten die als basis zou kunnen dienen voor de samenstelling van het verslag was zeer nuttig en kwam op cen geschikt moment. Dit bracht het Directoraat-Generaal ertoe om zo'n studie toe te vertrouwen aan de afdeling toegepaste economie van de Universiteit van Cambridge over de sociale gevolgen van de EMU. Deze werkwijze, hoewel die niet nieuw is. zou vaker navolging verdienen en vaker gehanteerd moeten worden. Als het de bedoeling is om voornoemde technischwetenschappelijke studies als grondslag te gebruiken voor voornoemde politieke standpunten, dan is het frustrerend te merken hoe deze studies met onverschilligheid bekeken worden of als louter academisch beschouwd worden als ze bepaalde kwesties tegenspreken of aan de orde stellen die verwarring zaaien bij vooringenomen politieke standpunten. Wat wij niet gaan doen is een retrospectieve toelichting geven, maar er kan worden volstaan met cen alinea uit het voorbereidend verslag van Cambrigde om te bevestigen wat wij zeggen en ten behoeve van deze stemverklaring. De geraadpleegde academici schrijven het volgende: „Het gezamenlijk effect van cen strak bcgrotings- en monetair beleid, dat nodig is om de convergentiecriteria te bereiken, zal op korte termijn werkloosheid uitlokken en zodoende de sociale voorzieningen omhoog brengen met als gevolg cen daling van inkomsten en rendementen. In cen dergelijke conjuntuur zal er grote druk uitgoefend worden ten gunste van vermindering van kwaliteit en dekking van de sociale bescherming. De
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/228
10.3.94
Ribeiro
risico's die minder begunstigde lidstaten lopen, worden in zekere mate gecompenseerd door begeleidende beleidsmaatregelen zoals kredietstromen die afkomstig zijn van structuurfondsen, van leningen van de EIB, alsook het perspectief van een vermenigvuldiging van technologie-overdracht als uitvloeisel van een hechtere economische unie."
Verenigde Naties zullen dragen en onder commando zullen staan van de VN, en ten tweede dat het handhaven van de broze vrede op dit moment de hoogste prioriteit heeft. Generaal Rose heeft om meer troepen gevraagd. Die moet hij krijgen. Het is nu de beurt van de wat tragere lidstaten om het voorbeeld te volgen en meer troepen te sturen en niet langer naar uitvluchten te zoeken.
In deze zo complexe context waarin standpunten moeten worden ingenomen, zullen onze standpunten altijd die zijn welke gaan in de richting van verbetering van kwaliteit van leven van de werknemers, van de bevolking, zonder te aarzelen met de bestrijding van economische of economistische opties en hun ritmes die de sociale dimensie verontachtzamen.
(Het Parlement neemt de gezamenlijke
resolutie aan)
Ontwerp-resolutie over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: aangenomen
(Het Parlement neemt de resolutie aan)
Gezamenlijke resolutie over de situatie in Bosnië-Herzegowina (') Slemverklaringen Prag (PPE). schriftelijk. - (EN) De verbetering van vorige maand van onze maandelijkse resolutie over Bosnië wordt deze maand niet voortgezet. We zijn terug bij de oude kenmerken - veel vooroordelen, weinig begrip en praktische waarde. Uit deze tekst zou je nooit de indruk krijgen dat bijna alle gevechten in Bosnië tegenwoordig gaan tussen Kroaten en Moslims - of dat de granaat op de markt van Sarajevo bijna zeker door een Moslim-martelaar werd afgevuurd. En uit de obsessie in de resolutie voor het herstel van Bosnië-Herzegovina zou je ook niet opmaken dat er geen enkele praktische mogelijkheid bestaat dat ooit te realiseren. Ook zou je er niet uit opmaken dat er nooit een onafhankelijke Bosnische staat heeft bestaan - niet sinds het Servische koninkrijk Bosnië in handen van de Turken viel - in 1463! Om deze redenen kan ik alleen maar tegen deze slecht doordachte resolutie stemmen. Sir Jack Stewart-Clark, (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik ben zeer blij dat sinds ik met de heer Oostlander een resolutie over Bosnië heb ingediend waarin werd gevraagd om meer troepen naar dat land te sturen, er enige actie is ondernomen. Ik ben verheugd over het feit dat de Britse regering nu 900 extra manschappen zal sturen ter ondersteuning van de vredesinspanningen. Natuurlijk zullen sommigen zeggen dat het in verband met de Turkse sympathie voor de Bosnische Moslims en de geschiedenis van het Ottomaanse Rijk gevaarlijk is om Turkse troepen naar het gebied te sturen. Ik geloof niet dat dat klopt. We kunnen evengoed bezorgd zijn over de aanwezigheid van Russische troepen die sympathie hebben voor de Serven. De belangrijke factoren zijn ten eerste dat zowel de Turken als de Russen uniformen van de ')
Ingediend door de leden Woltjer en Sakellariou. namens de PSEfraclic, Oostlander. namens de PPE-fractie. Bertens. namens de LDR-fractie. Langer, namens de V-ftaelie. de la Malène. namens de RDE-lïactie. 1er vervanging van de ontwerp-resoluties B3-0307/94. B3-03I 1/94. B3-0337/94 en B3-0.3SX/94.
Verslag (A3-0058/94) van de heer Lacaze, namens de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid over het terrorisme en zijn gevolgen voor de veiligheid in Europa Stemverklaringen Arbeloa Muru (PSE), schriftelijk. - (ES) In de parlementaire Vergadering van de Raad van Europa was het de gewoonte om eens per jaar een verslag goed te keuren over de situatie inzake het terrorisme in de wereld, en met name in Europa. In het Europees Parlement zouden wij iets dergelijks kunnen doen, wellicht in samenhang met het gebruikelijke verslag over de mensenrechten. Een van de meest belangwekkende punten in dit verslag lijkt me het punt dat betrekking heeft op de uitlevering. Dit omdat we getuige zijn geweest van de dramatische gevolgen die het bestaan van het „Franse toevluchtsoord" heeft gehad, dat de schuilplaats was van de misdadige teiToristen van de ETA. Helaas is het in de recente geschiedenis van het terrorisme in Europa en ook in de rest van de wereld zo, dat de alarmbel pas gaat rinkelen als het gaat om het aantal aanslagen, en dat dan pas de aandacht wordt gevestigd op de wijze waarop die worden gepleegd. Dat mag niet de gewoonte zijn van de Europarlementariërs, waarvan velen op de een of' andere manier het slachtoffer zijn van het terrorisme, dat een van de meest barbaarse overblijfselen is van de oorspronkelijke brute staat van de Mensheid. Caudron (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik wil hier mijn instemming betuigen met de rapporteur en met alle collega's die het terrorisme een grote bedreiging hebben genoemd van de vrede, de democratie en de mensenrechten. Wij moeten in het geweer komen om het terrorisme te bestrijden. Deze oorlog moeten wíj winnen. Met de werkloosheid is dit een van de twee cruciale punten voor Europa. Europa moet in deze strijd in alle landen met gemeenschappelijke wapenen strijden, en natuurlijk met een beleid dat in de politiële, maar ook in de financiële en de politieke sector als een Unie-beleid kan worden aangemerkt. In een democratie valt terrorisme niet te rechtvaardigen: wij mogen op dit punt niet zachtzinnig zijn. ook al
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/229
Caudron moeten de maatregelen tegen het terrorisme natuurlijk volstrekt verenigbaar zijn met onze democratische regels. Nu er ingevolge de grote interne markt geen binnengrenzen meer zijn, moet Europa op het gebied van veiligheid, terrorisme, grote criminaliteit, drugsverslaving en financiële delinquentie sterk en vastberaden zijn. Wat ons vooral op dit gebied dwarszit is niet een teveel aan Europa, maar een tekort. Deprez (PPE), schriftelijk. - (FR) Het verslag van de heer Lacaze berust naar diens eigen woorden op een postulaat waarmee ik het volledig eens ben: „In rechtsstaten als onze Europse landen valt terrorisme niet te rechtvaardigen". Terroristische daden zijn eigenlijk niet anders dan misdrijven die de grondrechten van personen aantasten en de democratie bedreigen. Tevens geef" ik de rapporteur gelijk wanneer hij stelt dat de strijd tegen het terrorisme geen gebruik moet maken van uitzonderlijke procedures: de terrorist is iemand die het gemene recht overtreedt, en als zodanig moet worden vervolgd. Dit gezegd zijnde lijkt de oorspronkelijke ontwerpresolutie van de heer Lacaze mij te weinig pragmatisch en realistisch. Daarom heb ik het nodig geacht twee amendementen te steunen van de Commissie buitenlandse zaken en veiligheid: amendement 9, waarin wordt verwezen naar de nieuwe rechtsgrond als genoemd in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel KI. leden 7 en 9, en K3. lid 2) en amendement 12, waarbij de Raad wordt verzocht een gemeenschappelijk standpunt uit te werken en vast te stellen betreffende de noodzakelijke hervorming van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme. Dillen (DR), schriftelijk. - Er bestaat ook een terrorisme dat zich vermomt als „tegenbetoging". Op 26 en 27 februari 1994 hield het Vlaams Blok, welke partij ik hier in het Europees Parlement vertegenwoordig, een tweedaags partijfeest. De eerste dag greep een tegenbetoging plaats. Een vredelievende tegenbetoging moet altijd kunnen. Toen de politie echter ingreep - en de politie deed ten volle haar plicht - werden een veertigtal lieverdjes opgepakt, gewapende met messen, boksijzers, bespijkerde planken, fietskettingen, en zelfs met een zaak molotovcocktails. Dit alles had moeten dienen tegen een vredelievend feest... waarop niemand gewapend was. Hier had men niet te maken met een duldbare tegenbetoging, doch met gepland terrorisme! Er is geen ander woord voor. Alleen gelden voor deze jongeren verzachtende omstandigheden. Ze zijn immers voor het grootste deel opgejutten, opgehitsten, en vooral misleiden. Misleiden door de leugen-, laster- en haatcampagnes begonnen en steeds erger volgehouden door politici en medialui.
trekken van vele van mijn socialistische, liberale en christen-democratische collega's, die bij de hoofdelijke stemming op de knop hebben gedrukt ten gunste van de voorstellen van generaal Lacaze over de zogeheten strijd tegen het terrorisme. Dit is een zwarte dag voor het Parlement: jullie hebben je laten verblinden door de logica van het terrorisme en de terroristen, die zegt dat de weg van het geweld moet worden bewandeld, in plaats van die van de politieke overtuiging! Ik hoop dat jullie hier geen spijt als haren op je hoofd van zult krijgen. Het doet mij in ieder geval wel deugd dat de Groenen tegen stemmen; zij zijn er nog in geslaagd een paar verstandige amendementen in te dienen, die helaas echter niet de nodige instemming hebben gekregen om het verslag-Lacaze democratisch aanvaardbaar te maken. (Hel Parlement neemt de resolutie aan)
Cot (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou willen voorstellen het verslag van de heer Pompidou te verwijzen naar de vergaderperiode van maart II, hetgeen onze rapporteur vrij zou maken. Ik geloof dat bepaalde fracties het hiermee eens zijn. Pompidou (RDE). - (FR) Ik accepteer het voorstel van de heer Cot, maar zou een stemming wensen, zodat dit verslag werkelijk wordt uitgesteld tot de vergaderperiode maart II, zo mogelijk op 24 maart 's morgens. (Hel Parlement besluit tot uitstel van de stemming het verslag Pompidou)
over
Stewart (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, kunt u mij vertellen wanneer mijn verslag wordt behandeld? Er is over gedebatteerd en we hebben het nog steeds niet afgerond. Het verslag van de heer Beazly kon in één klap worden afgewikkeld. Toch praten wc over stemverklaringen terwijl het leven van zeelieden op het spel staan. We kunnen hier niet nog eens tien minuten aan verspillen. De Voorzitter. - Mijnheer Stewart, natuurlijk wordt er morgen over uw verslag gestemd. Een mogelijke oplossing is dat een groot aantal collega's aanvaarden hun stemverklaring schriftelijk te geven. Dan zouden wij de stemmingen over de laatste verslagen kunnen hervatten. Zijn er bezwaren? Dan is aldus besloten. (Applaus)
Daarbij rijst de vraag wie moreel het ergst veroordeeld moet worden: de misleide jongeren of de opruiende „Schreibtischtäter" die als minister in functie zover gaat te verklaren dat tegen het Vlaams blok alle middelen geoorloofd zijn. wat bewijst dat er ook nog een intellectueel terrorisme bestaat.
Verslag (A3-0117/94) van de heer Beazley, namens de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad (COM(92)0441 - C3-0441/92) tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van richtlijn 77/ 388/EEG - bijzondere regeling voor goud
Langer (V), schriftelijk. - (IT) Ik ben onthutst over het feit dat zo'n grote meerderheid in het Europees Parlement zich geschaard heeft achter een zo militair-politieel en zo weinig politiek verslag. Ik herken nauwelijks de gelaats-
Beazley (PPE), rapporteur. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een zeer korte verklaring afleggen om amendement nr. 12 te verduidelijken en het Huis over het geheel te laten stemmen. Het door de heer Metten namens de
Nr. 3-445/230
Handelingen van hel Europees Parlement
10.3.94
Beazlev Sociaaldemocratische fractie ingediende amendement nr. I 2 was bij het drukken abusievelijk getiteld als zijnde een amendement van de Commssie economische en monetaire zaken en industriebeleid. Toen deze vergissing werd ontdekt is het amendement door ambtenaren van het Parlement van een aantal andere amendementen gescheiden en was niet beschikbaar tot 8 maart 's avonds, ruimschoots na het debat. De intentie van dit amendement was goed maar het gaat eigenlijk verder dan het doel van het voorstel, dat alleen over BTW gaat en niet over andere belastingen op goud. De Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van andere vormen van belasting op dit gebied en daarom stel ik voor dat het aan de lidstaten wordt overgelaten om te onderzoeken en te bepalen o!'een dergelijke transactiebelasting in hun eigen land kan worden ingesteld. Maar aangezien amendement nr. 1 2 niet strijdig is met de strekking van het verslag ben ik bereid aan dit Huis aan te bevelen het amendement te steunen. Ik herinner de heer Metten eraan dat zijn collega de heer Botili het in het debat volledig heeft gesteund. Zou de heer Metten of zijn plaatsvervanger mij alstublieft namens zijn fractie kunnen mededelen of hij dit compromis aanvaardt? Dat is in zijn eigen belang. Desyllas (CG). - (GR) Mevrouw de Voorzitter, het spijt me maar hel Parlement wordt hier voor schut gezet. Het kan niet dat we vandaag stemmen en pas morgen onze stem verklaren. Ik stel dan ook voor de vergadering tot morgen te onderbreken en dan onze stemverklaringen al" te leggen en over de verslagen te stemmen. De Voorzitter. - Mijnheer Dessylas. naar mijn mening heb ik nooit een geval gekend waarin de Voorzitter niet het woord wilde verlenen aan cen rapporteur die het woord vroeg. Ik zal altijd het woord verlenen aan rapporteurs die vóór de stemming iets over hun verslag willen zeggen. Schwartzenberg (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou alleen een opmerking willen maken uit respect voor dit Parlement. Toen de heer Beazley voorstelde dat over zijn verslag zou worden gestemd, heeft hij letterlijk gezegd dat dit slechts 30 seconden zou duren, en dat het gehele voorstel in stemming zou worden gebracht. Hij heeft geen woord gehouden en heeft dus zijn collega's onvoldoende respect betoond. (Hel Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Gezamenlijke ontwerp-resolutie over de situatie van de vrouw in de Europese Unie(') ) Ingediend door de leden Vayssade en Van Hemeldonck. namens de PSE-lïaclic. Hermans en Lulling namens de PPE-fractie. Larive. namens de LDR-fractie. Breyer. namens de V-fractie. Killilea. namens de RDE-lïaelie, Ribeiro, namens tic CG-fractie. Domingo Segaria, ter vervanuing van de ontwerp-resoluties B3-02.S.S/94. B3025X794. B3-()2ftl/94. B3-02M/94. B3-0265/94 en B3-0267/94.
Stemverklaringen Caudron, schriftelijk. - (FR) Zo vlak na 8 maart, de Internationale Vrouwendag, biedt het in stemming brengen van onze resolutie mij de gelegenheid nog eens te herinneren aan de feiten, aan mijn overtuiging, en aan onze wil. Laat ik beginnen met de feiten. In 1994 vergroot de crisis die alle ongelijkheid scherpere kanten geeft, ook de kwetsbaarheid en het schuldgevoel van vrouwen. Van deze economische crisis, maar ook van de crisis die onze waarden doormaken, gaat de luide roep uit om een stap terug te zetten, en de vrouwen zouden daarvan het eerste slachtoffer zijn. Men hoeft maar over bepaalde projecten te lezen, bepaalde besluiten te analyseren en de blik te richten op de landen die al zijn bezweken. En dan nu mijn overtuiging. Meer dan ooit is de vrouw, in de letterlijke zin van het woord, de toekomst van de mens. In een wereld die voltooid is. en waar geen andere rijkdom is dan de menselijke rijkdom, liggen schatten aan intelligentie en „slecht gebruikte" capaciteiten te sluimeren bij zeer vele vrouwen die in hun beroepsleven, en ook al toen zij nog op school zaten of'een opleiding volgden, te weinig waardering kregen. En tenslotte onze wil. Wie in 1994 met alle macht en op alle niveaus de ongelijkheid en onrechtvaardigheid bestrijdt waardoor vrouwen nog worden getroffen of opnieuw worden bedreigd, doet iets om uit de crisis, de regressie en de werkloosheid te geraken die het bestaan van onze samenlevingen en onze democratieën in de wortels bedreigen. In 1994 is de strijd van de vrouw voor gelijkheid meer dan ooit de strijd van allen voor allen. Deze strijd is beslissend voor onze toekomst. Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) Ondanks alle plechtigheden naar aanleiding van de internationale vrouwendag van 8 maart en de wetgevende maatregelen van de Gemeenschap ten voordele van de vrouw, blijven de vrouwen een heel zwakke bevolkingsgroep. De communautaire regelingen die voor hen werden aangenomen, hebben hun positie op de arbeidsmarkt niet verbeterd maar verergerd. Het is kenmerkend dat 55% van de langdurige werklozen vrouwen zijn. Het beginsel van gelijke beloning voor gelijk werk. wat een absolute voorwaarde is voor gelijkheid van behandeling, werd in de praktijk niet tot stand gebracht. Gemiddeld verdienen vrouwen slechts 70% van het loon van mannen. Uit de verschillende prejudiciële beslissingen en arresten van het Hof van Justitie blijkt dat de gelijke toegang tot zowel de arbeidsmarkt als de beroepsontwikkeling en -opleiding ver van verwezenlijkt is. Bij herstructureringen zijn de vrouwen de eerste slachtoffers van collectieve ontslagen. De overgrote meerderheid van de tevverkgcstclden in atypische arbeidsvormen zijn vrouwen. Tol dusver werden geen maatregelen genomen om de situatie van de werkende vrouw te versterken. De laatste tijd werd in internationale overeenkomsten en de communautaire wetgeving zelfs voorgesteld de verworvenheden en de bescherming van de vrouw al' te bouwen. Ik denk aan de afschaffing van het verbod op nachtarbeid - wat neerkomt op een slecht doordachte toepassing van het gelijkheidsbeginsel alsook aan de richtlijn betreffende de bescherming van zwangere werknemers. Door de voorstellen van het
10.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/23 I
Ephremidis witboek van de Commissie wordt de positie van de vrouw zelfs nog verergerd.
nis zien wc redenen voordank. redenen voor ongenoegen en verzet, maar willen wc ook redenen voor hoop.
Wij verzoeken de Gemeenschap dan ook de richtsnoeren van het witboek die de industriële betrekkingen volledig willen ontredderen. te verwerpen en concrete wetgeving en praktische maatregelen voor te stellen om de gelijke behandeling van man en vrouw te verzekeren. Ze moet regelgeving aannemen die gericht is op de verkorting van de arbeidsduur zonder loonverlies en de gelijke behandeling van voltijdse, deeltijdse en andere atypische arbeid. Bovendien moet ze maatregelen nemen om de beroepsopleiding en de omscholing van vrouwen te bevorderen en de vrouw in de plaatselijke arbeidsmarkten te integreren. Tenslotte moeten er acties komen die de bescherming van ongehuwde moeders en de gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de gezinslasten versterken.
Wij willen hier onze dank uitspreken en hulde brengen aan vrouwen en mannen, filosofen en intellectuelen, die de principes van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen verwoord hebben, aan voorvechters die wegen voor emancipatie wezen. Vooral echter willen wc ook hulde brengen aan duizenden vrouwen die in sociale bewegingen de weg van de emancipatie gingen, die ijverden voor zelfontplooiing en kansen vooralle vrouwen. Duizenden naamloze vrouwen in gezinnen, het onderwijs, de vakbewegingen, de vormingsbewegingen, militanten in politieke partijen... zij hebben de emancipatie concreet vorm gegeven. Hen zijn wij vandaag op de eerste plaats dank verschuldigd.
Ernst de la Graete (V), schriftelijk. - (FR) Na cen latentieperiode komt het vraagstuk van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen weer op de voorgrond.
Gewone vrouwen van vandaag weten en ervaren ook dat principes, ideeën en wetten de dagdagelijkse realiteit niet veranderen. Uit de recente rapporten blijkt dat tal van problemen zich stellen op het vlak van segregatie van beroepen en dus verschil van loon voor mannen en vrouwen: werkonzekerheid en beperkte sociale bescherming: de combinatie van gezinstaken, berocpstaken en maatschappelijk engagement; de participatie van vrouwen aan beleidsvoering en al die maatschappelijke processen die verandering en vernieuwing in onze samenleving brengen; het onnoemelijke leed van vrouwen in oorlogsomstandigheden als in Bosnië, in ontwrichte staten, in armoede- en hongcromstandigheden overal in de wereld.
Hiervoor zijn twee redenen: allereerst de economische crisis en de diepgaande veranderingen op de arbeidsmarkt, die allereerst vrouwen treft. Zowel in het oosten als in het westen ervaren wij pressiestrategieën van regeringen die de vrouwen aanmoedigen de arbeidsmarkt vaarwel te zeggen en terug te keren naar hun gezin. Werkende vrouwen zijn schuldig: schuldig omdat zij te dikwijls afwezig zijn om gezinsredenen; schuldig omdat zij hun kinderen van 7 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds achterlaten in onaangepaste schoolstructuren, schuldig dat zij hun bejaarde ouders in onmenselijke tehuizen achterlaten. Zo vallen in mijn land de vrouwen die deeltijdse arbeid hadden aanvaard om niet werkloos te worden, onverbiddelijk buiten de vergoedingen. Wij moeten reageren op deze strategieën: evenzeer als mannen hebben vrouwen recht op een plaats op de arbeidsmarkt. Ons doel moet zijn dat wij een betere verdeling van het beschikbare werk en van onbetaalde taken in huis waarborgen. De tweede reden is dat vrouwen zich realiseren dat gelijke rechten op het formele vlak hun geen billijke vertegenwoordiging in de besluitvormingsorganen en op de arbeidsmarkt waarborgen. Wij moeten thans maatregelen eisen die zijn aangepast aan de specifieke situatie van vrouwen die behalve hun beroepsleven en hun maatschappelijk leven, het gezinsleven moeten organiseren: kinderoppas, verzorging van ouderen en huishoudelijk werk. Dan tenslotte het vraagstuk van de aantallen vrouwen op de kieslijsten. Quota zijn naar mijn mening een slechte oplossing. Vrouwen zijn geen uitstervende soort en geen etnische minderheid. Zij hebben alle recht op een prioritaire vertegenwoordiging, die hun tenminste voor verkiesbare plaatsen moet worden gegarandeerd. De afgevaardigden van de Groenen hebben een voorstel in deze zin gedaan. Het zou mij genoegen doen wanneer alle partijen zich bij de Europese verkiezingen hierdoor laten inspireren. Hermans (PPE), schriftelijk. - Als we. staande in de huidige samenleving, achter ons kijken in de geschiede-
Er is dus nog werk op het bcleidsblak. maar ook op het vlak van opvoeding, vorming, mentaliteitsverandering van mannen en vrouwen. Daarom wil ik de Commissie, de Raad en dit Parlement ertoe aanzetten de acties en de aangekondigde initiatieven verder te zetten. Daarbij wil ik de aandacht vestigen op twee punten. In het Groenboek voor sociaal beleid onderkent de Commissie het belang om vrouwen meer ruimte te geven in een vernieuwd concept van Europees burgerschap en democratie en hen meer te betrekken bij de besluitvorming. Dit houdt onder andere in: meer ruimte voor vrouwen in de politiek, maar ook meer ruimte voor vrouwen in tal van adviesorganen, raden, vertegenwoordigende functies maar ook meer ruimte voor die beleidsaspecten die vrouwen erg dierbaar zijn: opvoeding, welzijn, zorg voor mensen. Op de tweede plaats wil ik onderstrepen dat vrouwenemancipatie niet alleen de zaak van vrouwen is. maar ook van mannen en van de hele samenleving. Dat moet meer zichtbaar worden. In onderzoek, standpunten en beleidsopties moeten de stem en de ervaringen van vrouwen als volwaardig en niet als ondersgeschikt, als gelijkwaardig en niet als minder, deel uitmaken van de toekomst die wij voor onze samenleving willen. Gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen is cen op alle niveaus en in alle domeinen een verrijking voor de toekomst van onze samenleving. In de overtuiging dat deze resolutie bijdraagt tot de realisatie van die toekomst zien we op deze Internationale Vrouwendag ook tekenen van hoop. (Het Parlement neemt de gezamenlijke
resolutie aan)
Nr. 3-445/232
Handelingen van het Europees Parlement
Martinez (DR). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, wanneer men bedenkt dat de Europese Gemeenschap een miljoen werklozen telt, wekt het mijn verontwaardiging dal de hier aanwezigen, karig betaald als zij zijn, het nog te veel vinden om twee of drie minuten te blijven zitten voor het hongerloon dat zij ontvangen. Evenzeer gechoqueerd ben ik dat onze rapporteur, de heer Beazley, niet echt heeft kunnen spreken, temeer omdat ik hem mijn complimenten wilde maken met zijn uitstekende verslag. Goed vinden dat goud onbelast blijft tot de eerste bewerking, wanneer men het voorbeeld heeft van de fraude in Polen of" in het Duitsland van vóór 1993, was een uitstekende suggestie van de heer Beazley. Mevrouw de Voorzitter, ik wilde u zeggen dat ik werkelijk geschokt ben, niet omdat ik hier alleen ben met u, zeker niet, maar omdat u deze debatten hebt verhaast.
10.3.94
Nogmaals, de collega's die hier zijn, de enkeling die hier gebleven is, strijkt weliswaar nauwelijks meer op dan een minimumloon, maar ik zal niet moe worden te herhalen dat zij van hun vak lid van een Parlement zijn, en niet van een registratiekamer. Dit zijn werkelijk scbokkende procedures. Ik had dus heel weinig te zeggen, mevrouw de Voorzitter, maar ik wou toch zeggen dat ik niet veel te zeggen had.
(De vergadering wordt te 20.15 uur gesloten) (') ')
Mededeling van gemeenschappelijke standpunten Agentia van de volgetule zitting: /ie Notulen.
van de Raad
Handelingen van het Europees Parlement
3. 94
Nr. 3-445/233
VERGADERING VAN VRIJDAG 11 MAART 1994 Inhoud
/.
2.
3. 4. 5.
Goedkeuring van de Notulen Schiedermeier, Hänsch, Stewart, P. Beazley, Dessylas, Vasquez Fouz, Landa Mendibe, Blaney, Gutiérrez Diaz
233
Stemming Dessylas, Blaney, Caudron, Ephremidis, Uingenhagen, Nicholson, Tauran, Ewing, Nicholson, Ephremidis, Tauran, Blaney, Arbeloa Muru, Ferrer, Nicholson, Van Dijk, Bettini, Barata Moura, Caudron, Ephremidis, Nicholson, Tauran, Goedmakers, von Wogau, Ewing, Blaney '. .
234
Mededeling van de Voorzitter Tomlinson
242
Stemming Thyssen
6.
7.
8.
Genetische hulpbronnen in de landbouw G rae f e zu Baringdorf. Blaney, McCartin, Breyer, Görlach, Sonneveld, Garcia, Verbeek,
VOORZITTER: DE HEER KLEPSCH Voorzitter (De vergadering wordt te 9.00 uur geopend) 1. Goedkeuring van de Notulen De Voorzitter. - De Notulen van de vorige vergadering zijn rondgedeeld. Geen bezwaren? Schiedermeier (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, bij de eerste twee stemmingen over het verslag-Van Velzen heb ik met de EVP-fractie meegestemd, maar mijn stemapparaat was niet in orde. Ik heb dat ook gemeld. Ik vraag om daar rekening mee te houden. De Voorzitter. - Ik was zelf' aanwezig en heb u al de verzekering gegeven dat daarmee rekening wordt gehouden. Hänsch (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, voor de stemming op woensdagmiddag heb ik het woord gevoerd en de heer Langes heeft daarop geantwoord. Ik heb de regenboogeditie nagelezen, maar ik heb deze bijdragen niet teruggevonden! De vraag rijst dus wie de regenboogeditie censureert, wie er uitmaakt dat bepaalde uitlatingen niet zijn toegestaan? De Voorzitter. - Het kan eigenlijk alleen maar om een technische fout gaan, maar ik zal het meteen nagaan.
243
Bevolkingssituatie en -ontwikkeling Pons Grau, Nordmann, Casini, Rafiopoulos, Habsburg, Sir Leon Brittan (Commissie), Pons Grau, Ernst de la Gioele, Arbeloa Muru, Cunha Oliveira, Chr. Jackson
248
Vluchtelingen in Afrika Pons Grau, Raftopoitlos, Brittan (Commissie)
252
Maher,
9.
Sir
Leon
Invoer van rundvlees Sonneveld, Sir Leon Brittan Lane, McCartin, Sonneveld
(voortzetting) 242
Lane. Cunha Oliveira, Breyer, Sir Leon Brittan (Commissie), Graejë zu Baringdorf Breyer, Sir Leon Brittan
(Commissie),
PHARE-prograinma Sir Leon Brittan (Commissie), von Alemann. Graejë zu Baringdorf, Vohrer, Raffili
10. Onderbreking
van de zitting
254
255 257
Stewart (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u vragen het volgende met het Bureau op te nemen: steeds meer worden agendapunten van het eind van de week vóór agendapunten van het begin van de week ter hand genomen. Zo zijn verslagen die op dinsdag werden besproken nog steeds niet behandeld, terwijl andere verslagen wel zijn behandeld. Ik vind dat het Bureau daar eens op moet letten. Wij moeten onze agendapunten in de juiste volgorde afhandelen. Het zou te begrijpen zijn als we met noodsituaties te maken hadden. Maar vele verslagen die voor andere verslagen zijn gegaan, zijn niet dringend en verdienen geen prioriteit. De Voorzitter. - Collega, ik ben u erkentelijk voor uw opmerking. U weet dat dit beslissingen van het plenum zijn, maar ik zal dit probleem in het Bureau ter sprake brengen. Beazley, Peter (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de verklaring van mijn collega, de heer Stewart, bijtreden. Wat gisteravond in de plenaire vergadering gebeurd is, is een aanfluiting voor onze reputatie. Ik vind echt dat we niet op die manier met die avondzittingen kunnen doorgaan. Zoals de heer Stewart zei, werd het hele programma omgegooid om, zoals het in de vertolking luidde, enkelen de gelegenheid te geven naar huis te gaan! Daar mag het in de plenaire vergadering niet om gaan. De tweede opmerking die ik wil maken, is dat we al vertraging hadden bij het afleggen van onze verklaringen in de plenaire vergadering. Zo had ik een amendement in
Nr. 3-445/234
Handelingen van het Europees Parlement
1. 3. 94
Bea/lev. Peter mijn verslag dat niet naar voren gebracht kon worden omdat, toen ik hel woord kreeg, er het allergrootste tumult was. Ik heb dus helemaal geen gelegenheid gehad het woord Ie voeren. Maar er is nog cen opmerking, en die betreft de discipline van het voorzitterschap gedurende de hele week. We hebben vastgesteld dat hel programma na de diverse verklaringen in de loop van de week. steeds meer uit de hand loopt en achter raakt, zodat er steeds minder tijd overblijft om in de plenaire vergadering het woord te voeren. Met alle respect zij gezegd dat onze commissarissen, die zeer welkom zijn en een zeer belangrijke rol vervullen, geen .spreektijdbeperking hebben. Dat gaat ten koste van de parlementaire spreektijd. Nu willen we beslist horen wat zij te zeggen hebben - dat is heel belangrijk voor ons - maar het is ook zaak dat hel voorzitterschap zich voor ogen houdt dat hel tijdschema aan het eind van de weck nog moet kloppen en dat het niet zo mag zijn dat we onze debatten drie keer verdagen alleen omdat we over tijd zijn. De Voorzitter. - Ik heb u wel laten uitspreken, maar ik moet u en alle volgende sprekers er uitdrukkelijk op wijzen dat het Reglement voor zulke discussiebijdragen maar een minuut uittrekt. Het komt steeds weer tot vertragingen omdat de collega's zich niet aan het Reglement houden en hun spreektijd te buiten gaan. Dat is u toch van tal van gelegenheden bekend. De volgorde van de stemming van gisteren werd bepaald dooi' cen besluit van de Conferentie van Fractievoorzitters, dat collega Fontaine hier ook heelt voorgelegd. Dan is daarover gestemd, en de meerderheid van de plenaire vergadering heelt zich ervoor uitgesproken. Zo is hel tol vertragingen gekomen, maar dat is te herleiden tot een besluit van de plenaire vergadering. Desyllas (CG). -(GR) Mijnheer de Voorzitter, op bladzijde 29 van de Griekse Notulen wordt ten onrechte beweerd dal ik gisteren in het debat over de BTW op goud tussenbeide ben gekomen. Ik wil erop wijzen dat ik gisteren alleen het woord heb gevraagd om te protesteren tegen het ongehoorde voorstel om te stemmen over de ontwerp-resolutie over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en cen dag later - vandaag dus onze stem daarover te verklaren. Ik hoop dat die handelwijze in de toekomst niet wordt veralgemeend, ook niet na de Europese verkiezingen. De Voorzitter. - In orde. collega, de Notulen worden in die zin gecorrigeerd. Vazquez Fouz (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, om verschillende redenen lijkt deze plenaire vergadering toch al op cen dodenwakc. maar laat dat dan tenminste niet uit de lichtsterkte blijken. Daarom vraag ik u. uw diensten aanwijzing te geven de lichtsterkte wal op te voeren, want zo kun je echt niet werken. Landa Mendibe (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, aan het slot van het debat over de visserij, op bladzijde 14 van de Notulen staat alleen maar mijn naam. Ik vind dat hier op de een of andere manier moet worden weergegeven dat mijn slotopmerking was bedoeld om te protesteren tegen het feit dat de commissaris zich niet heeft verwaardigd om in cen gecombineerd debat over visserijvraagstukken te antwoorden op vragen die ik hem heb gesteld over de maaswijdte van drijfnetten. omdat het zo
is dal de Commissie drie maanden achterstand heeft bij hel bepalen van cen standpunt daarover. Ik vind dat cen gecombineerd debat zeker niet op die manier mag worden afgesloten als er zelfs niet geen verwijzing is naar de door leden op de agenda geplaatste en door hen aan de orde gestelde vragen. Daarom vraag ik dat uit de Notulen op de cen of andere manier blijkt dat mijn opmerkingen een protest waren tegen dit uitblijven van cen antwoord. Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb slechts twee opmerkingen die naar mijn mening constructief'zijn met het oog op een efficiëntere afhandeling van onze agenda. In de eerste plaats is het voor ons allemaal zo dat stemmingen in onderdelen zonder behoorlijke aankondiging vooraf, leiden tot volstrekte verwarring, vooral als er vele stemmingen zijn zoals gisteravond. In de tweede plaats kan het best zijn dat de urgentie van een of andere kwestie het noodzakelijk maakt dat cen mondeling amendement wordt ingediend, maar volgens mij wordt dit recht misbruikt om met bijzonder breedsprakige mondelinge amendementen te komen. Het zou nu vanmorgen voor ons allen heel handig zijn als we de juiste volgorde vernamen van de verslagen waarover we gaan stemmen. Met alle wijzigingen van gisteren en gedurende de afgelopen weck zijn we een beetje de draad kwijt. Gutierrez Díaz (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, op bladzijde 1 3 van dc Spaanse versie van de Notulen wordt de bijdrage van de heer Arbeloa Muru genoemd. De heer Arbeloa Muru is nu niet aanwezig, maar ik was er wel toen hij gisteren het woord voerde, en ik meen dat hij het niet alleen had over artikel 157 maar ook over artikel 1. Omdat volgens mij de opmerkingen van de heer Arbeloa Muru belangrijk waren in verband met de juiste gedragswijze welke wij van de commissarissen moeten verlangen - ik vind dat wij hoge eisen mogen stellen - opper ik om mede te verwijzen naar artikel 1 - in elk geval na overleg met de heer Arbeloa. De Voorzitter. - Wij zullen dat nagaan en dienovereenkomstig corrigeren. (De Notulen worden goedgekeurd)
(')
2. Stemming (De Voorzitter deelt mede dat. aangezien geen schriftelijk bezwaar is gemaakt, de volgende resoluties overeenkomstig artikel 52. lid 5. van het Reglement worden geacht te zijn aangenomen.) Verslag (A3-0119/94) van de heer Seligman. namens de Commissie energie, onderzoek en technologie, over de oprichting van een Europees centrum voor de validatie en ontwikkeling van alternatieve methoden voor dierproeven
) Toepassing van het Reglement - Aanwijzing commissies Raad ontvangen venlragsteksicu: /ie Notulen.
-
\\
11.3.94
Nr. 3-445/235
Handelingen van hel Europees Parlement
Verslag (A3-0084/94) van de heer Mitolo, namens de Commissie regionaal beleid en ruimtelijke ordening en betrekkingen met de regionale en plaatselijke autoritei ten, over het vierde jaarlijks verslag van de Commissie over de uitvoering van de hervorming van de structuur fondsen in 1992 (COM (93) S30 - C3-467/93)
Verslag (Α3-0Ί 00794) van de heer Wijsenbeek, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de aanbeveling voor een besluit van de Raad over het openen van onderhan delingen tussen de Gemeenschap en sommige derde landen over het personen- en goederenverkeer over de weg (Hel Parlement neemt de wetgevingsresolutie
Verslag (A3-0115/94) van de heer Partsch, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumen tenbescherming, over dringende maatregelen tot redding van de Europese bossen
Verslag ( A3-0125/94) van mevrouw Maibaum, namens de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media, over de betekenis van design voor cultuur en wetenschap en over een Europese campagne voor design - Procedure zonder verslag Voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad (COM (93 675) - C3-24/91) houdende afwijking van Verordening (EEG) nr. 1637/91 wat betreft de betaling aan de melkproducenten van een vergoeding in verband met de verlaging van de referentiehoeveelheden (Het Parlement neemt het voorstel aan)
Voorstel voor een verordening van de Raad (COM (93) 31 - C3-96/94) inzake bijzondere maatregelen ten behoe ve van door de droogte in 1992/1993 getroffen producen ten in Portugal (Het Parlement neemt hel voorstel aan)
- Procedure zonder debat Verslag (A3-0129/94) van de heer Borgo, namens de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikke ling, over het voorstel voor een verordening van de Raad (COM (93) 587 - C3-524/93) houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning van bedrijven in de sector diervoeding en tot wijziging van de richtlijnen 70/524/EEG en 74/63/EEG (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Verslag (A3-0130/94) van de heer Borgo, namens de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikke ling, over het voorstel voor een besluit van de Raad (COM (93) 470 - C3-10/94) tot wijziging van Beschikking 90/424/EEG betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (Het Pari einem neemt de wetgevingsresolutie
aan)
aan)
Verslag (Λ3-0113/94) van mevrouw Oddy, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, over intellectuele eigendomsrechten en normalisatie (COM (92) 445 - C3-34/93) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Desyllas (CG). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, kan u onze twijfels wegnemen en ons zeggen wanneer we mondeling onze stem over de resolutie over de Voormalige Joego slavische Republiek Macedonië kunnen verklaren? Moeten we dat misschien om één uur vanmiddag - na de sluiting van de vergadering - doen? De Voorzitter. - Geachte collega, ik moet overgaan tot een aantal stemmingen die zich hebben opgehoopt. In aansluiting op de stemmingen krijgt u het woord - zo is het bepaald en zo is de gewoonte. Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben helemaal de draad kwijt voor wal de manier betreft waarop stemverklaringen worden afgelegd. Jk wacht al sinds gisteravond om een stemverklaring te kunnen geven. Vanmorgen kreeg ik de indruk dat alle stemverklaringen vandaag aan het slot van de agenda worden afgewerkt. Maar nu verneem ik dat zij op de gewone manier na elk verslag aan de orde komen. Sinds gisteravond had ik mij opgegeven om het woord te voeren over het verslag-Lacaze. maar ik heb geen gelegenheid gehad een stemverklaring al te leggen. Gisteravond heb ik dit aangekaart, maar toen kreeg ik te horen dat het tot vandaag was verdaagd, en er is nog steeds niets gebeurd. De Voorzitter. - Collega, ik kan enkel herhalen wal ik net al aan de heer Dessylas heb gezegd. Er moesten immers vele stemmingen worden verdaagd.
Verslag (A3-0068/94) van de heer Stewart, namens de Commissie vervoer en toerisme, over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee Stemverklaringen Caudron (PSE), schriftelijk. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het uitstekende verslag van onze collega Stewart stelt op een buitengewoon concrete manier cen groot aantal problemen en vraagstukken in het licht teneinde de toeneming tegen te gaan van het aantal incidenten, ongevallen en rampen op zee waarvan de kusten en de Europese bevolking het slachtoffer zijn. Ik wil hem daarvoor lol toezwaaien.
Nr. 3-445/236
Handelingen van het Europees Parlement
3.94
Caudron
Ik wijs erop dat een vloot in goede staat moet zijn, en dat dus de cen levenskrachtige en dynamische Europese scheepsbouw noodzakelijk is. Om dat te bereiken is het natuurlijk nodig dat aan onze concurrenten, gebruikers en bouwers van schepen voorschriften, regels en voorwaarden worden opgelegd die minstens even draconisch zijn als die welke wij onszelf opleggen. Om die reden moeten wij ook niet bang zijn om onze industrie te helpen de huidige moeilijke periode door te komen opdat zij, wanneer de marktsituatie beter en doorzichtiger is en de mededingingsvoorwaarden eerlijker zullen zijn, nog zal bestaan. Ik wil dit opnieuw naar voren brengen ter wille van de verdediging van het milieu, de Europese werkgelegenheid en van onze Europese bedrijfstak. Als er een terrein is waar die drie eisen in eikaars verlengde liggen, dan is dat wel de scheepsbouw. Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) Het communautair beleid voor de sector zeevervoer was tot dusver vooral gericht op de behartiging van de belangen van de reders. Het heeft de versterking van de concurrentiekracht van de sector gelijkgesteld met de vermindering van de kosten voor het scheepspersoneel, het heeft geleid tot de veroudering en degradatie van de scheepsindustrie en de ontmanteling van de scheepswerven en het heeft bijgedragen tot de onveiligheid van het zeeverkeer. De volledige vrijmaking van het zeevervoer had tot gevolg dat de scheepvaartbedrijven en eigenaars van schepen zich volledig onschendbaar voelen en er niet voor terugdeinzen ondeugdelijke schepen van 15 jaar en ouder in te zetten en ze onder goedkope vlag te laten varen. Die schepen voldoen aan geen enkele internationale norm, zijn volgens de statistieken verantwoordelijk voor 74% van de ongevallen en worden vooral in de vaart gehouden om de winsten van de reders en scheepseigenaars te verhogen, waarbij geen rekening wordt gehouden met de schade ervan aan het milieu en de onaanvaardbare verliezen van mensenlevens. Het communautair beleid heeft er ook voor gezorgd dat de schepen worden geïnspecteerd door „inschikkelijke" organisaties die in de eerste plaats de belangen van de reders te behartigen. Ze voeren de verkeerde controles door, kennen veiligheids- en andere certificaten toe aan schepen die aan geen enkele vereiste voorwaarde voldoen en zijn daarom verantwoordelijk voor de toelating van „doodskisten" tot het zeeverkeer. In naam van het concurrentievermogen verwijdert men de „dure" communautaire zeelieden van de schepen en behoudt en versterkt men de oncontroleerbare procedure waarvolgens „goedkope" bemanningen uit derde landen worden aangemonsterd en uitgebuit. Op de drempel van het jaar 2000 gaat de slavenhandel en de racistische uitbuiting van immigranten uit derde landen door organisaties van koppelbazen alle perken te buiten. We moeten ons dan ook afvragen hoe onder die omstandigheden op de kwalificaties en opleiding van het personeel geloofwaardig kan worden toegezien en op welke wijze de steeds intensievere arbeid en het buitensporig overwerk van de bemanning kunnen worden vermeden. We dringen erop aan dat onmiddellijk de passende maatregelen worden genomen. Het lijdt immers geen twijfel dat de Europese scheepvaart aan de grond zal lopen of zinken, als die situatie nog verergert. Daarom moet er een uitvaartverbod komen voor niet-zeewaardige
schepen van 15 jaar en ouder en voor ondeugdelijke schepen die onder goedkope vlag varen. Bovendien moet met het oog op een betere controle de mogelijkheid worden onderzocht de schepen in een speciaal register in te schrijven. Dat zal ons in staat stellen op de schepen toe te zien gedurende heel hun bestaan. De IMO en de nationale instanties moeten hun toezicht op de inspectieorganisaties versterken. Die organisaties mogen alleen nog certificaten verstrekken die aan de werkelijke situatie van het schip beantwoorden. Dat impliceert dat de criteria voor zeewaardigheid worden verhoogd en gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technologieën en methoden. De opleiding van zeelieden moeten worden versterkt en er moet een eind komen aan de ongecontroleerde aanmonstering en onmenselijke uitbuiting van goedkoop scheepspersoneel uit derde landen. Het beginsel van gelijk loon voor gelijk werk moet in de hele sector worden toegepast. Alleen als we de menselijke factor herwaarderen, kunnen de levensomstandigheden van de zeelieden worden verbeterd. Het volstaat niet dat het Parlement alleen maar zijn medevoelen uit als er een ongeluk op zee plaatsheeft. Zolang we niet de passende wetgevende maatregelen nemen, zijn we door onze nalatigheid immers volledig medeverantwoordelijk voor de mensenlevens die op zee verloren gaan. Langenhagen (PPE), schriftelijk. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de hoorzitting inzake SAFE SEAS op 3 november 1993 is gewezen op de enorme afkalving van de vrachttarieven, vooral ook in de tankvaart. Het door de druk op de kosten ontstane risico resulteert in ongevallen welke worden veroorzaakt door de slechte opleiding, de overbelasting van het personeel en de gebrekkige uitrusting. Het is beslist onmogelijk uit deze vicieuze cirkel te geraken door de kosten steeds meer te drukken. De oorzaken hiervan zijn naast de druk van de internationale concurrentie en de economische recessie, ook gelegen in de onbekwaamheid van de lidstaten om wetten uit te vaardigen om de belasting van het milieu, dat wil zeggen de „externe kosten" van het goederentransport, toe te rekenen aan de betreffende vervoerstakken. Hierbij zouden de binnenvaart en de kustvaart er veel en veel beter afkomen dan het weg- en het railvervoer. De bevoordeling van het wegtransport lijkt mij symptomatisch voor het huidige verkeersbeleid in de Unie. Pas de gelijke behandeling van de verschillende vervoerstakken bewerkstelligt een vereniging van milieu en economie. Alleen wanneer de bedrijfstak gezond is en winst kan worden gemaakt, is een behoorlijke inachtneming van de milieuaspecten mogelijk. Dit komt overeen met de economische realiteit. Om die reden moeten maatregelen voor de veiligheid op zee, zoals die waartoe zojuist is besloten, ook de algehele versterking van de zeevaartsector stimuleren. Hier worden de strengere wettelijke maatregelen van de Unie aangevuld door het welbegrepen eigenbelang van de bedrijfstak om ook voor de milieuaspecten marktleider te zijn! Nu ligt de bal in het kamp van de lidstaten om de besluiten en actieprogramma's uit Straatsburg en Brussel
11.3.94
Nr. 3-445/237
Handelingen van het Europees Parlement
Langenhagen ook om te zetten in effectieve nationale wetgeving, en deze ten uitvoer te leggen! Nicholson (PPE), schriftelijk. - (EN) Het hele beginsel van de veiligheid op zee is de laatste jaren belangrijker geworden door de talloze ernstige rampen die op zee hebben plaatsgevonden en waarbij vele mensenlevens verloren zijn gegaan. De beheersing van de veiligheid is geleidelijk aan verminderd naarmate de winstmarges krapper werden. Dat is een slechte zaak en we moeten ervoor zorgen dat er strengere voorschriften worden toegepast. Het beginsel van de overgang naar goedkope vlaggen heeft die lieden die met onaanvaardbare veiligheidsniveaus willen werken, de kans gegeven het systeem te verslaan. Ook moeten we kijken naar de opleiding op alle niveaus bij diegenen die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van schepen op volle zee. Controle door de havenstaat moet overal worden uitgevoerd, en daar moeten wij steun aan geven. Ik ben de heer Stewart erkentelijk voor zijn verslag en zijn inspanningen voor een grotere veiligheid op zee. Tauran (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, collega's, een keer is nog geen gewoonte: het verslag van de heer Stewart kan alleen maar worden toegejuicht. Onze Fractie zal trouwens voor alle onderdelen van de tekst stemmen, behalve de punten 11 en 17, omdat het niet nuttig of wenselijk is een communautaire bevoegdheid in de plaats te laten treden waar de staten heel goed in samenwerking kunnen optreden. Maar overigens moeten zowel het werk van de Commissie als dat van de rapporteur worden geprezen. Wij moeten strijden voor de communautaire scheepvaartsector. Wij moeten zelf onze schepen bouwen en exploiteren. Dat moet gebeuren met de waarborg van de grootst mogelijke veiligheid en met respect voor het mariene milieu. Lof" dient toegezwaaid aan de moed van de zeelieden, wier zware werk nobel maar moeilijk is. Uit de geciteerde cijfers - 1204 doden in 1991 - blijkt ten overvloede hoe zwaar de tol is die deze mensen betalen. Het zal wellicht moeilijk zijn om een verkeersleiding te bewerkstelligen in de trant van die welke in de luchtvaart bestaat, maar die oplossing - welke in het perspectief van een groeiend verkeer alleen maar heilzaam kan zijn moet worden aangemoedigd. Vooral als daardoor levens kunnen worden gered. Tenslotte moet de steeds sterkere toename worden betreurd van de goedkope vlaggen, welke door de houding van de linkse vakbonden als de CGT en van de onverantwoordelijke regeringen, alleen maar in de hand wordt gewerkt. Wij stellen vast dat u zich bij onze standpunten lijkt aan te sluiten en wij nemen daar nota van, ook al heeft de verloren gegane tijd geleid tot werkloosheid, tot overbrenging van werkgelegenheid naar het buitenland, en soms tot het verlies van mensenlevens, hetgeen door ons diep wordt betreurd. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0067/94) van de heer Visser, namens de Commissie vervoer en toerisme, over de mededeling van
de Commissie over een actieprogramma inzake verkeersveiligheid (COM (93) 246 def - C3-257/93) Stemverklaringen Ewing (ARC), schriftelijk. - (EN) Ik zal voor dit verslag stemmen ondanks het feit dat er een specifieke referentie aan veiligheidsgordels in schoolbussen ontbreekt. Wel sta ik volledig achter de aangehechte ontwerp-resolutie van juffrouw Mcintosh voor het aanbrengen van veiligheidsgordels in nieuwe bussen. Dit is een dringende aangelegenheid wegens het recente busongeluk, dat de lokale autoriteiten aanleiding heeft gegeven om hun eerdere verzet tegen het voorschrift inzake veiligheidsgordels opnieuw te overwegen. Niets kan er belangrijker zijn dan de veiligheid van schoolkinderen. Financiële overwegingen mogen nooit de overhand krijgen op het leven van jonge mensen, die aanspraak mogen maken op de hoogste bescherming. Als de regeringen van de lidstaten hier niet optreden, dan moet de EU dat voorzeker doen. Daarom doe ik een beroep op de Commissie om dringend met wetgeving te komen teneinde te bereiken dat er in de hele EU uniforme veiligheidsvoorschriften komen waarbij de nadruk ligt op veiligheidsgordels in schoolbussen. Nicholson (PPE), schriftelijk. - (EN) De manier van autorijden is de laatste jaren ongetwijfeld achteruitgegaan. De voornaamste reden daarvan is een volslagen gebrek aan consideratie voor anderen, of die nu autobestuurders, voetgangers of fietsers zijn. Door zorgvuldigheid en meer oplettendheid zouden vele ongevallen kunnen worden voorkomen. In Noord-Ierland hebben wij een van de hoogste ongevallenpercentages. Daarvoor zijn een aantal redenen, waaronder de slechte toestand van de wegen - vooral in het Westen van de provincie. Het groeiende gebruik van veiligheidsgordels in auto's was een positieve stap en ik wil ook pleiten voor het gebruik van veiligheidsgordels in bussen. Nu is het de tijd om in die hele zaak wat gedaan te krijgen. De door ongevallen veroorzaakte slachting kost heel veel geld. We dienen als reactie bewust handelend op te treden en doelstellingen te bepalen voor de vermindering van het aantal ongevallen op onze wegen. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0066/94) van de heer Liittge, namens de Commissie vervoer en toerisme, over verdere stappen op weg naar een paneuropees vervoersbeleid - maatregelen na de eerste paneuropese Vervoersconferentie (Praag, 29-31 oktober 1991) Stemverklaringen Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) We twijfelen er niet aan dal hel vervoer een belangrijke rol vervult voor de economie van elk van de lidstaten. Als het debat zou gaan over de ondersteuning en ontwikkeling van de nationale vervoersinstanties en over de doorzichtige samenwerking op voet van gelijkheid en met het oog op de uitbouw van een paneuropees vervoersnetwerk ten dienste van de burgers en de werknemers van de lidsta-
Nr. 3-445/238
Handelingen van het Europees Parlement
1 1.3.94
Ephremidis ten. zouden we de eersten zijn die ons verheugen over het debat over deze vitale sector. Wc vrezen echter dal die doelstellingen in het communautair vervoersbeleid niet aan bod komen. Dat beleid gaat immers verder de weg op van de verzwakking en privatisering van openbare vervoermiddelen, wat op haar beurt leidt tot de afbouw van sociale diensten, de consolidatie van de verschillen tussen de regio's van de Gemeenschap en de grotere marginalisering van de perifere gebieden in elk van de lidstaten. Onder voorwendsel van de vrije-markteconomie en het concurrentievermogen worden het openbaar vervoer, de rechten van de werknemers en de veiligheid van de reizigers op het spel gezet en wordt hel milieu steeds meer aangetast. Hoewel die problemen de toestand in de vervoerssector kenmerken en veel andere gevaren - zoals het gebrek aan infrastructuren - het communautair vervoer bedreigen, richt de Europese Unie haar blikken naar de landen van Centraal- en Oost-Europa om er winstgevende belangen te verdedigen. Onder voorwendsel van samenwerking en liberalisering en met het oog op de versterking van de handel poogt men de toegang van onze monopolistische ondernemingen tot de Oosteuropese vervoersmarkt te verzekeren. Hierbij wordt makkelijk vergeten dat het niet gaat om samenwerking op voet van gelijkheid maar om uitbuiting en het maken van zo veel mogelijk winsten. Wc hopen dan ook dat de tweede paneuropese Vervoersconferentie op Kreta een nieuw uitgangspunt betekent voor de samenwerking van de Europese landen in deze belangrijke sector. We wensen echter dat bij die samenwerking rekening wordt gehouden met de belangen van alle betrokkenen, de eerbiediging van het milieu en de erkenning van de sociale rol van het vervoer en de bijdrage ervan tot de ontwikkeling, vooral van de afgelegen regio's. Verder dringen we aan op de sanering, ondersteuning en ontwikkeling van de openbare vervoersinstanties en hun projecten, alsook op de actieve deelname van de werknemers van de sector aan de programmering en verwezenlijking van die projecten. Tauran (DR). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, collega's, het verslag van de heer Liittge trekt de lessen uit de Conferentie van Praag en verstrekt een lijst van verbindingen die moeten worden gestimuleerd door het instellen van prioriteit genietende railcorridors en -verbindingen. In het Maastrichtse Babel waar vooral de belastingplichtigen van de zogenoemd rijke landen voor de kosten opdraaien ten profijte van de oostelijke en zuidelijke regio's van Europa, is dat een vrome wens. Solidariteit schept nu eenmaal verplichtingen. Wanneer de heer Liittge het in zijn verslag betreurt dat het Parlement niet werd betrokken bij verschillende regionale conferenties die in het voetspoor van de Praagse conferentie zijn belegd, is hij als een vis in het wateren legt hij de vinger op de zere plek. Het is toch wat onrechtvaardig diegenen te negeren die bij de initiatiefnemers van het paneuropees verkeersbeleid waren. Wat de heer Lüttgc daarentegen niet schijnt te deren, is de weigering door datzelfde Parlement, ol' althans door sommige van zijn instanties, namelijk het Bureau en de Vervoercommissie. om zijn leden volwaardig te laten deelnemen aan de tweede paneuropese conferentie die binnenkort op Kreta wordt gehouden. Door zich aldus te
lenen voor een uitsluitingsmanoeuvre, hebben de daders en medeplichtigen van deze waarachtige ontkenning van gerechtigheid de beginselen van de gelijkheid van de parlementaire vertegenwoordiging aan hun laars gelapt. Slachtoffer van deze kwalijke handelwijze is van alle Parlemcntsl'racties enkel de Technische Fractie Europees Rechts, en haar leden die aan de eerste conferentie hebben deelgenomen, wordt niet alleen het recht van spreken dat een fundamentele democratische vrijheid is. ontzegd maar ook de mogelijkheid een essentieel onderdeel van het parlementaire mandaat uit te oefenen, namelijk de plicht om deel te nemen aan alle werkzaamheden die ressorteren onder de bevoegdheid van de parlementariërs, die allen gelijk zijn. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-17/94) van de heer Sapena Granell, namens de Commissie vervoer en toerisme, over het vrije verkeer op de intracommunautaire vervoersnetten Stemverklaringen Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben helemaal de draad en de kluts kwijt door de procedure van vanmorgen, en nu wordt mij gevraagd een stemverklaring te geven terwijl ik nog zit te wachten op het kunnen afgeven van een andere van gisteravond. Maar ik ben wel voor dit verslag en ook voor het vorige. Er staan vele goede gedachten voorde toekomst in. Maar ondanks de beste inspanningen van de Gemeenschap en het feit dat het wegvervoer en de infrastructuur daarvan waarschijnlijk steeds beter worden, zullen de perifere gebieden altijd op dezelfde afstand van het centrum blijven en altijd hetzelfde relatieve nadeel als vandaag de dag behouden. Met mijn steun voor het verslag wil ik vragen dat wordt nagedacht over een transport-egalisatieprogramma. Dat is de enige manier om het speelveld waterpas te maken. Arbeloa Muru (PSE), schriftelijk. - (ES) Een nieuw bewijs van de intellectuele finesse van collega Sapena Granell en van diens gekwetste Valenciaanse en democratische gevoeligheid, wordt gevormd door dit verslag dat. door de rechten van de huidige Europese transporteurs te verdedigen, de vrijheid van het goederenverkeer verdedigt, een van de vier fundamentele vrijheden van de interne markt. Vandaag zijn die en die aan de beurt, morgen zullen weer anderen aan de beurt zijn. „Vandaag voor jou. morgen voor mij", zegt het Spaanse volkswijsje. Europa met alle rechten. Europa met alle generaties: het enige Europa dat de moeite waard is. Ferrer (PPE), schriftelijk. - (ES) Ter zake van de daden van vandalisme die geregeld bij bepaalde intracommunautaire grenzen tegen voertuigen en goederen worden gepleegd met als doel het vrije verkeer van bepaalde goederen - in het bijzonder landbouw- en veeteeltprodukten te verhinderen, is het noodzakelijk dat het Europees Parlement een harde boodschap doet uitgaan tegen gedragingen die een duidelijke aanslag betekenen tegen een van de fundamentele vrijheden waarop de interne
1 1.3.94
Nr. 3-445/239
Handelingen van het Europees Parlement
Ferrer markt is gegrondvest, en die door het daarmee gepaard gaande geweld ernstige schade toebrengen aan de mensen en goederen tegen wie deze gedragingen gericht zijn. Daarom is het verslag-Sapena belangrijk en noodzakelijk, want de voorstellen uit dat verslag, zoals die betreffende een compensatieregeling waarbij de door de slachtoffers geleden schade efficiënt en eerlijk wordt vergoed, alsook die welke aan de Commissie geadresseerd zijn en waarin van haar wordt verlangd dat zij van de verantwoordelijke lidstaten de meest stringente naleving eist van de op hen rustende verplichtingen inzake vrij verkeer en de aanneming van de preventieve maatregelen welke geboden zijn om een einde te maken aan de straffeloosheid waarmee dit soort acties doorgaans gepaard gaat. zijn immers zeer goede voorstellen die. in de praktijk gebracht, stellig zullen bijdragen tot het overwinnen van het ernstige probleem dat in het verslag aan de orde wordt gesteld. De Europese Unie moet aan alle burgers de uitoefening van de in de Verdragen vervatte rechten en vrijheden waarborgen. Daarom zal ik mijn stem geven aan de resolutie bij dat verslag, omdat die beoogt het recht op vrij verkeer alsook de non-discriminatie op grond van herkomst te waarborgen. Nicholson (PPE), .schriftelijk. - (EN) Gebieden in Europa die ervan afhankelijk zijn dat hun produkten over de weg naar de markt wordt vervoerd, hebben verschrikkelijk te lijden gehad onder de acties van demonstranten, vooral in Frankrijk: vele exporteurs en wegvervoerders hebben aan de barricades financiële verliezen geleden: vele vrachtwagens zijn geladen met bederflijke waren die in kwaliteit achteruitgaan en vernietigd moeten worden. Ik juich compensatie voor degenen die gedurende het transport geld verliezen, toe. Er bestaat geen excuus voor dat regeringen tolereren dat aan hun grenzen overvallen plaatsvinden. Dat valt niet te excuseren en is onaanvaardbaar. Zij moeten ervoor instaan dat grenzen, wegen en snelwegen open blijven en dat vrachtrijders hun goederen naar de beoogde markt kunnen brengen zonder te worden gehinderd. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Stemverklaring Bettini (V). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat Cina deze stemming moet worden ingegrepen, onder meer omdat het begrip duurzame ontwikkeling geen retorische factor is. Vandaag hebben wij legen dit begrip gestemd. Nu zit het gecombineerd vervoer, zoals de collega's weten, sinds de uitslag van het op 20 februari in Zwitserland gehouden referendum flink in de lift; in dit referendum werd bepaald dal het goederenvervoer binnen de Bondsstaat per spoor moet plaatsvinden. Zwitserland heelt ons dit op ondubbelzinnige wijze te verstaan gegeven, en wij. volkeren van Europa, mogen dit niet naast ons neerleggen; wij moeten binnen Europa een samenhangend beleid voor het vervoer door het Alpengebied voorstellen, uitgaande van het gecombineerd vervoer. Als dit groene voorstel van het Zwitserse volk voor het gehele Alpengebied zou gaan gelden - van Frankrijk tot Slovenië, met inbegrip van Oostenrijk - , zou Europa misschien een niet onbelangrijk signaal geven, en dan zouden de Zwitsers hoogstwaarschijnlijk - uitgaande van de informatie waarover wij beschikken - hun angst en onzekerheid laten varen. De van de Bondsstaat afkomstige voorstellen voor het milieubeleid zouden de Unie nieuwe kracht kunnen geven, en Zwitserland zou ook haar eigen standpunt ten aanzien van de Europese Economische Ruimte o l l e n aanzien van een eventuele toetreding tot de Unie kunnen herzien. En waarom zou het beginsel dan ook niet op de Pyreneeën toegepast kunnen worden, zodat bepaalde problemen kunnen worden opgelost, zoals die rond Somport. of de nieuwe voorstellen voor tunnels, zoals die in Aragón, waarvoor één dezer dagen cen voorstel wordt ingediend? (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0081/94) van de heer Martin, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, over de onverenigbaarheid van paspoortcontroles door bepaalde luchtvaartmaatschappijen met artikel 7A van het EG-Verdrag: (Hel Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0136/94) van mevrouw Van Dijk. namens de Commissie vervoer en toerisme, over de aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de opening van onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op het gebied van het weg- en luchtvervoer Voor de stemming over amendement nr. 8: Van Dijk (V), rapporteur. - Voorzitter, ik wil graag laten controlen of het quorum aanwezig is en ik wou dus vragen of 23 leden met mij willen opstaan om om dat quorum te vragen. De Voorzitter. - Dat is een gerechtvaardigd voorstel. Ik verzoek de collega's die het voorstel van mevrouw Van Dijk steunen, op te staan. (De voorzitter telt de afgevaardigden die zijn opgestaan. ) Aangezien minder dan 23 leden hel voorstel steunen, moet ik het afwijzen.
Verslag (A3-0127/94) van de heer Adam, namens de Commissie energie, onderzoek en technologie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad (COM (93) 0515 - C3-0482/93) houdende sluiting, in de vorm van briefwisselingen, van een overeenkomst met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling betreffende de bijdrage van de Europese Economische Gemeenschap aan de rekening „Nucleaire Veiligheid" (Hel Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
Verslag (A3-96/94) van de heer Raggio, namens de Commissie regionaal beleid en ruimtelijke ordening en betrekkingen met de regionale en plaatselijke autoriteiten, over de ontwerp-beschikking van de Commissie inzake door de lidstaten uit te voeren voorliehtings- en
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/240
publiciteitsacties met betrekking tot de bijstandsverlening uit de structuurfondsen en het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV) - C30031/94) Stemverklaringen Barata Moura (CG), schriftelijk. - (PT) Ik feliciteer collega Raggio voor zijn lucide en goede verslag. Het is inderdaad zaak, zeker bij de uit communautaire fondsen gefinancierde programma's en projecten, een waarachtige openbaarheidscultuur in de ruimste zin des woords uit te werken en te bevorderen, die niet beperkt is tot publiciteit (advertising) en voorlichting, maar ook de handelingen omvat die noodzakelijk zijn vooreen nuttige bekendheid met de mogelijkheden, de steun voor gevraagde acties, de begeleiding van de procedures en de leefbaarheid van een publieke controle op de acties. Op de gebieden die voor de regionale en lokale autoriteiten van belang zijn, maar ook voor de maatschappij in haar geheel, zal de spoedige veralgemeende toepassing van dit type procedures zeker positieve resultaten hebben voor de doorzichtigheid, gelijkheid van kansen, maatschappelijke kritiek en evaluatie van de geselecteerde acties, en voor een duidelijker participatie van de burgers. Caudron (PSE), schriftelijk. - (FR) Omdat ik namens mijn regio heb deelgenomen aan het debat over de structuurfondsen en de Europese steunmaatregelen, omdat ik heb gevraagd om meer soepelheid en meer mogelijkheden tot geografische aanpassing en spreiding in de tijd van de door ons ingestelde belangrijke regelingen, omdat ik doordrongen ben van de noodzaak van flinke financiële interventies door de overheden in tijden van crisis terwijl die overheden het dan door gebrek aan financiële middelen juist moeilijk hebben, sluit ik mij aan bij het verlangen naar meer doorzichtigheid, voorlichting en communicatie van de kant van onze staten met belrekking tot de Europese steunmaatregelen. Dat is noodzakelijk en onmisbaar om in onze landen meer glans te geven aan de Europese gedachte, dat temeer omdat de staten de neiging hebben de positieve effecten van Europa naar zich toe te halen en de zwarte pieten naar Brussel toe te schuiven. Dit is noodzakelijk en onmisbaar voor de democratie en voor een beter gericht en rationeler en dus efficiënter gebruik van deze omvangrijke overheidssteun. Er is nog veel te doen. Het was goed dat eens te zeggen en het nadrukkelijk te herhalen. Ephremidis (CG), schriftelijk. - (GR) Dit verslag gaat over een heel belangrijk aspect van het structuurbeleid. Het lijdt immers geen twijfel dat de lidstaten zich meer moeten inzetten om de burgers over de bijstandsverleningen van de structuurfondsen en het financieringsinstrument voor oriëntatie van de visserij in te lichten. De kennis overen transparantie van het structuurbeleid moet de burgers immers in staat stellen de opportuniteit en de tenuitvoerlegging ervan te beoordelen en hun toegang ertoe te versterken. Het tekort aan informatie over het structuurbeleid mag niet worden toegeschreven aan de gebrekkige samenwerking op dit vlak tussen de lidstaten en de communautaire instanties. Het is eveneens ondenkbaar dat alleen wetenschappers en beroepsmensen over de acties van dat beleid worden voorgelicht. Ik wil er in dit verband op
3.94
wijzen dat zij die goed geïnformeerd zijn meestal rechtstreeks toegang hebben tot de inlichtingen die door de Gemeenschap zelf worden verstrekt. Ze beschikken daarenboven vaak over de nodige middelen om te investeren en wenden de begrotingsmiddelen uitsluitend aan als een nieuw instrument om bijkomende winsten te maken. Ik dring er ook op aan dat de burgers niet na maar vóór de lancering van de acties worden voorgelicht. De huidige voorstellen van de Commissie over openbaarheid van informatie zijn er niet op gericht de burgers nauwer bij de acties te betrekken: ze willen het grote publiek alleen inlichten over het bestaan ervan. Tot slot wil ik met een eenvoudig voorbeeld aantonen dat de burgers niet worden voorgelicht zoals het hoort. Thans denkt men in de Gemeenschap dat het volstaat documenten betreffende de acties - verslagen, brochures, enz. uit te geven. We moeten echter meer doen en ervoor zorgen dat die documenten voor alle belanghebbenden plaatselijke instanties, maatschappelijke krachten, particulieren - toegankelijk zijn. Een belangrijke rol in de verstrekking van informatie vervullen bijvoorbeeld de bureaus van de Gemeenschap in de lidstaten. Daarom dringen we erop aan dat ze over goed opgeleid personeel en het nodige informatiemateriaal beschikken om het publiek voor te lichten. In Athene is het bureau van de Gemeenschap zelfs niet vrij toegankelijk. Daar het personeel onder het werk wordt bedolven, moet eerst een afspraak worden gemaakt. Zolang we die hindernis niet uit de weg ruimen en we onze burgers zelfs geen vrije toegang tot die bureaus kunnen waarborgen, kunnen we moeilijk van voorlichting en transparantie spreken. Nicholson (PPE), schriftelijk. - (EN) Wij leven in een periode waarin onze kiezers terecht meer doorzichtigheid in de Europese zaken verlangen. Het is fout dat nationale regeringen aan regio's zaken kunnen onthouden waar die volledig recht op hebben. Additionaliteit bestaat als probleem al lang, en we moeten er alles aan doen dat er zo spoedig mogelijk een oplossing voor komt. Nu staat er weer een periode van zes jaar voor de boeg voor de doelstelling-1-gebieden. Dat is een lange tijd om geen oplossing te krijgen voorde slepende onenigheid. Ik vind dat regionale ontwikkelingsplannen een weerspiegeling zijn van de behoeften van de betrokken regio's en uiteindelijk moeten leiden tot een verbetering van de doelstelling-1-gebieden, zodat zij worden geholpen om zich te ontwikkelen en met andere gebieden van Europa te concurreren. Ik hoop dat zij alle daarin zullen slagen, maar dat is voor mijn eigen kiesdistrict ongetwijfeld al te optimistisch en al te hoopvol. Ik wijs er op dat ook al ontvangen wij steun en al zijn wij daar dankbaar voor. deze steun, onze behoeften in aanmerking genomen, wellicht niet voldoende is. (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0080/94) van de heer Lo Giudice, namens de Commissie begrotingscontrole, over onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en de terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald - C3-0030/94)
Nr. 3-445/241
Handelingen van het Europees Parlement
11.3.94
Stemverklaring Nicholson (PPE), schriftelijk. - (EN) De aanhoudende meldingen van fraude in Europa zijn te betreuren en de situatie moet onmiddellijk gecorrigeerd worden. Frauduleuze activiteiten kunnen en mogen nu en in de toekomst nimmer getolereerd worden. Niet alleen brengen die Europa in diskrediet, maar ook het gehele systeem hoe Europa wordt gecontroleerd en ontwikkeld. Er moet dus nauwlettender worden gecontroleerd en we zullen de harde realiteit onder ogen moeten zien dat de enige manier om fraude onder de knie te krijgen, een versterking moet zijn van het bestaande controlesysteem. De waarheid is dat alleen wanneer we het aantal controleurs uitbreiden en de beschuldigingen diepgaand onderzoeken, we een begin maken met het afbreken van de barrière die degenen die de belastingbetalers willen oplichten - want daar komt het uiteindelijk op neer daartoe de kans heeft gegeven. Daar moet een einde aan komen, en we moeten ervoor zorgen dat dat nu gebeurt, niet ooit eens in de toekomst.
mogen niet - want ik moet wel een hard woord gebruiken - gehuicheld worden. Neen, tegenover verpleegsters en verplegers mag niet met „luister naar mijn woorden maar kijk niet naar mijn daden" te werk gegaan worden. Woorden zijn geen oorden. Aan woorden alleen hebben verpleegsters en verplegers niets. Soms zelfs minder dan niets. Dat lijkt mij hier het geval. Dit is het geval wanneer er warm en koud geblazen wordt. Ik val van de ene verbazing in de andere, van de ene verbijstering in de andere, van de ene verontwaardiging in de andere. Hoe is het toch mogelijk dat men hier politici cen pleidooi hoort houden voor de opwaardering van het statuut van het verplegend personeel? Hoe is dit mogelijk wanneer hun partijen in Vlaanderen, in het land België, sedert jaren en jaren, ja de ene regering na de andere blind en doof zijn gebleven voor de noden van verplegers en verpleegsters, ja de volle verantwoordelijkheid dragen voor hun toestand welke allang opgewaardeerd had moeten zijn. Ja. hoe is het mogelijk? Hoc blijft het mogelijk?
(Het Parlement neemt de resolutie aan)
Goedmakers (PSE). - Voorzitter, bij nader inzien vond de Commissie energie, onderzoek en technologie dit voorstel toch niet zo nuttig op dit moment en daarom willen wij het liever niet op dit moment behandelen.
Verslag (A3-0123/94) van mevrouw Hermans en mevrouw Lenz, namens de Commissie energie, onderzoek en technologie, over de opwaardering van de status van verplegend personeel
von Wogau (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou dit voorstel willen steunen. Volgens mij moet dit vraagstuk uitvoeriger worden behandeld in samenhang met de transeuropese netwerken. Daarom lijkt het mij juist, de zaak naar de commissie terug te verwijzen.
(Her Parlement neemt de resolutie aan)
(Het Parlement stemt hiermee in) Ontwerp-resolutie (B3-257/94) van de heer Desama, namens de Commissie energie, onderzoek en technologie, överhet beroep van de Commissie bij het Hof van Justitie inzake monopolies op het gebied van de export en import van energie (gas en elektriciteit) De Voorzitter. - Ik heb een verzoek van de heer Desama en 23 andere leden, om de stemming te verdagen. Tauran (DR). - Er zijn - helaas - talrijke beroepen waarvoor het bitter nodig is zo snel mogelijk te komen tot een opwaardering. Ik denk onder meer aan het onderwijzend personeel. Maar op de allereerste plaats meen ik toch - en dat mag zeker geen uitsluiting of achterstelling van andere beroepen betekenen - dat het verplegend personeel recht heeft, dringend recht heeft op een opwaardering van een beroep dat toch nog altijd een roeping betekent. En met opwaardering bedoel ik in de eerste plaats cen betere bezoldiging, cen betere vertoning, een hoger salaris. Maar daarbij mag het niet blijven. Dringend nodig zijn - en hier denk ik uiteraard aan Vlaanderen betere werkomstandigheden. Deze materiële verbeteringen - zo de financiële als de andere - moeten evenwel vergezeld gaan van een echte eerbied, een morele waardering en dankbaarheid vooreen beroep dat toch wel zeer hoge eisen stelt aan verpleegsters en verplegers. En deze dankbaarheid, deze waardering, deze eerbied, dit op prijs stellen van werk en inspanningen moeten echt zijn. moeten uit het hart en de geest komen. Deze dankbaarheid, deze waardering, deze eerbied mogen geen komedie zijn. Ze mogen niet gespeeld worden. Ze
Gezamenlijke resolutie over de problemen in de visserijsector (') Stemverklaring Ewing (ARC), schriftelijk. - (EN) Ik zal voor dit compromis stemmen omdat ik vind dat de instellingen van de EU veel vaker aan de moeilijkheden van de vissers moeten worden herinnerd. De vissers stellen vast dat de Gemeenschap de laatste maanden met de grootste eerloosheid is opgetreden. De Schotse vissers hebben samen met anderen uit het Noorden er hard voor gevochten om „juridisch bindende verzekeringen'" te bewerkstelligen inzake bescherming tegen de gulzige Armada. Deze juridische verzekeringen zijn in alle talen van het Verdrag getrouw weergegeven, behalve in het Spaans. Maar de EU baseert zich op deze foute Spaanse versie om concessies te doen aan de Spanjaarden, die in feite volgens de overeenkomst van 1985 onwettig zijn. en de zogenaamde Hoeders van het Verdrag in de Commissie 1
) Ingediend door de leden Eonlaine namens tie Eraetie van de Europese Volkspartij. Jsler Béguin en anderen namens tie Emelie De Groenen in het Europees Parlement. Guermeur namens de Eraetie van Verenigde Europese Demoeralen. Simeoni en antieren namens de Regenboogfractie in (iet Europees Parlement, en Querbes en antieren namens de Linkse Coalitie, ter vervanging san tie ontwerp-resoluties B3-254/94. B3-259/94. B.V266/94 en B.V270/94.
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/242
3.94
Ewing
weten dat dit zo is. omdat hun juristen hen dat zo verteld hebben.
een ieder die dat wenst, daarop kan terugkomen. Maar het kan alleen om persoonlijke gevallen gaan.
De heer Marín wist het beter nog dan de anderen: hij had namens Spanje ondertekend.
Tomlinson (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben u daarvoor zeer erkentelijk. Volgens mij is de enige kwestie waarop de plenaire vergadering zal insisteren, dat de omstandigheden waaronder die informatie aan de leden wordt gegeven, niet minder gunstig zijn dan die waaronder de Fractiesecretariaten de Notulen reeds krijgen. Wij mogen niet minder goed worden behandeld dan zij.
Maar de Spaanse tekst en de juridisch bindende verzekeringen zijn geschreven in in het niets oplossende inkt! Onze vissers zijn het eens met de Noorse minister die zei: „Spanje krijgt geen enkele vis". Zij weten dat de Commissie de Gemcenschapswct tart door beloningen over de Armada uit te strooien, en ze zijn daar helemaal niet van onder de indruk. Zij willen weten waarom het Engels in de Gemeenschapswetgeving een waardeloze taal is! (Het Parlement neemt de resolutie aan)
(Applaus)
VOORZITTER: DE HEER ESTGEN Vice-voorzitter 4. Stemming
Verslag (A3-0103/94) van de heer Blaney, namens de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een beschikking van de Raad (COM (93) 546 - C3-52I/93) houdende wijziging van beschikking 89/631/EEG betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten om de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer in de visserijsector te doen naleven Stemverklaring Blaney (ARC), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kwam voor de ongewone situatie te staan dat ik tegen mijn eigen verslag moest stemmen om de eenvoudige reden dat amendement nr. 9 de hele opzet van het proefproject volledig teniet doet. Dank zij degenen die dat hebben uitgehaald, ben ik tegen het verslag omdat het helemaal verknoeid is door het gedoe van de Jurassic Park-achtige regelneven. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
(voortzetting)
De Voorzitter. - De PSE-Fractie vraagt om verdaging van de verklaring van de Commissie over de openbare aanbesteding door de regionale Waalse vervoermaatschappij. Zijn er bezwaren? Thyssen (PPE). - Voorzitter, maandag is de vraag gesteld om dat punt op de agenda te krijgen. Ik zie geen enkele reden om dat uit te stellen. Er werden toen allerlei argumenten aangevoerd, waar ik het niet mee eens kon zijn. Ik zou graag hebben dat daarover een verklaring wordt afgelegd, als die al afgelegd moet worden. (Het Parlement besluit de verklaring van de Commissie te verdagen)
Verslag (A3-0320/93) van de heer Tomlinson, namens de Commissie begrotingscontrole, over de betrekkingen tussen de organen verantwoordelijk voor de controle op de EG-begroting (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0106/94) van de heer Pasty, namens de Commissie begrotingscontrole, over de afsluiting van de rekeningen van het Parlement over het begrotingsjaar 1993 (administratieve uitgaven) (Het Parlement neemt de resolutie aan) 3. Mededeling van de Voorzitter De Voorzitter. - Geachte collega's, ik heb met de Quaestoren de wens van collega Tomlinson en anderen besproken, en zij zullen voortaan hun Notulen, behoudens in individuele gevallen, ter beschikking stellen van alle leden van hel Parlement. Tomlinson (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vernomen dat u ons in bepaalde omstandigheden deze Notulen zult verstrekken. Misschien kunt u heel duidelijk openbaar maken welke die omstandigheden zijn, want dat is een heel belangrijke kwalificatie. De Voorzitter. - In de Notulen zelf is omschreven welke onderwerpen aan die beperking onderhevig zijn. zodat
Verslag (A3-0074/94) van mevrouw Theato, namens de Commissie begrotingscontrole, over de autonome onderzoeks- en enquêtebevoegdheid van de Unie in het kader van de rechtsbescherming van haar eigen financiële belangen (Hel Parlement neemt de resolutie aan)
Verslag (A3-0107/94) van de heer Zavvos, namens de Commissie begrotingscontrole, over democratische controle op het financieel beleid van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (Hel Parlement neemt de resol ui ie aan)
3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag (A3-0023/94) van de heer Pintón, namens de Commissie externe economische betrekkingen, over de onderhandelingen over de toegang tot de markten van derde landen op de onder richtlijn 90/53l/EEG (de richtlijn nutsbedrijven) vallende gebieden (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Ontwerp-resolutie (B3-0300/94) van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling over de crisis in de tomatensector (Hel Parlement neemt de resolutie aan) 5. Genetische hulpbronnen in de landbouw De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0104/94) van de heer Graefe zu Baringdorf namens de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, over het voorstel van de Commissie vooreen verordening van de Raad (COM(93) 0337 - C3-0317/93) inzake instandhouding, karakterisering en gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw. Graefe zu Baringdorf (V), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, collega's. We zijn erg verheugd dat we vandaag dit verslag kunnen behandelen. Dat wijst erop dat ook van het Parlement uit initiatieven in een juiste richting kunnen gaan. Het heeft weliswaar heel lang geduurd voordat de Commissie met een verordening heeft gereageerd. In 1986 hadden we reeds een resolutie aan het Europees Parlement voorgelegd betreffende de instandhouding van de genetische diversiteit, welke resolutie ook door de meerderheid is aangenomen, In de begroting 1992-93 hebben wij een begrotingslijn van in totaal 20 miljoen ecu opgenomen. Dat heeft ertoe geleid dat de Commissie met een verslag is gekomen nadat een Comité met vertegenwoordigers van de nietgouvernementele organisaties en met de voorzitters van de genenbanken van de Europese staten was opgericht, dat opnieuw heeft gewezen op de urgentie van het probleem. Nu hebben wij dit verslag dat in grote lijnen overeenkomt met onze ideeën. De titel „genetische hulpbronnen" werd door de landbouwcommissie veranderd in „genetische diversiteit". Dat wijst erop dat wij het accent niet willen leggen opeen academische behandeling en inventarisatie van het genetisch potentieel, maar dat het er ons om te doen is. de genetische diversiteit in de praktijk, dat wil zeggen in de exploilatieve sfeer, te behouden. Het gaat erom de genetische erosie die in de agrarische praktijk heeft plaatsgevonden bij de soorten die voor de produktie van levensmiddelen worden gebruikt, te stoppen. Het gaat er niet zozeer om - hoewel dat ook moet gebeuren - in de nog onaangetaste natuur de genetische diversiteit te bewaren. De door boeren bedreven ambachtelijke landbouw, dat wil zeggen de bewerkingsmethode van de boeren die de soortenrijkdom in onze breedtegraden heeft opgeleverd, heeft bij de ontwikkeling naar een industriële landbouwproduktie geleid tot een genetische verschraling. Nu moeten wij proberen deze genetische erosie te stoppen en in de praktijk een grotere variaticbreedte aan soorten en rassen te verzekeren.
Nr. 3-445/243
We hebben van de Commissie energie, onderzoek en technologie een advies gekregen. Helaas werd in de commissie niet tijdig over dit advies gestemd, zodat die amendementen die door mij echter in grote lijnen werden overgenomen, als afzonderlijke amendementen van de Fractie De Groenen in het Europees Parlement werden ingediend. Ik hoop dat irritaties hier geen rol zullen spelen. Ik denk dat ook de landbouwcommissie deze amendementen voor het grootste deel zou hebben overgenomen. Ik zou nog op het volgende speciale punt willen wijzen: In twee amendementen van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling verlangen wij dat de Commissie jaarlijks een verslag voorlegt over de ontwikkeling van de genetische diversiteit en over het effect van dit programma. Ook vragen wij dat er elk jaar een bijeenkomst plaatsvindt waarop alle vooraanstaande experts op dit gebied worden uitgenodigd. Die bijeenkomst zou het werk van het ad-hoc-Comité voortzetten dat tot de opstelling van onderhavig verslag heeft geleid. Wij verwachten dat de Commissie cen verslag van die bijeenkomst toestuurt aan de Raad. maar ook aan de bevoegde commissies van het Europees Parlement, opdat wij kunnen verdergaan met de discussie over de vorderingen welke dit programma oplevert. Ik verzoek de Commissie, deze amendementen over te nemen. Mochten de amendementen 13 en 23 niet worden overgenomen, dan moeten wij helaas vragen om terugverwijzing naar de commissie, omdat dat voor ons essentiële punten zijn. Zoals gezegd gaat het erom, de publieke opinie van deze problematiek bewust te maken. Het geeft geen pas dat onderzoekers zich in hun kamertjes terugtrekken en vaststellen dat er een genetische verschraling optreedt. Liever willen wij met dit programma bij het publiek cen besef van het probleem teweegbrengen, dat ertoe leidt dat er in de landbouwproduktie andere werkmethoden worden ingevoerd. Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde. Alweer tast ik in het duister wanneer ik mijn stemverklaring mag geven over het verslag-Lacaze waarom ik heb gevraagd voordat het gisteren werd afgesloten. Kunt u mij op dit punt helpen? Ik ben op dit punt totaal het noorden kwijt. De Voorzitter. - Mijnheer Blaney. ik weet dat de Voorzitter u gisteren heeft gezegd dat u de kans zou krijgen om uw stemverklaring al' te geven. Uiteindelijk is dat niet volgens de gebruiken van ons Parlement. Staat u erop, of' bent u bereid die stemverklaring schriftelijk afte leggen? Blaney (ARC). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal aan uw wens voldoen, maar voordat ik zeg dat ik het schriftelijk zal doen, wil ik u meedelen dat ik dit geruime tijd geleden heb gevraagd en dat de Voorzitter gisteravond had gezegd dat ik gelegenheid zou krijgen. Het is niet mijn schuld dat die gelegenheid niet is gegeven. Ik wil dal maar genotuleerd zien. Uit respect voor uw wens, en zeker de wens van de leden van dit Parlement, zal ik afzien van de mondelinge stemverklaring, en de nodige toelichting op schrift stellen. Maar ik had erom gevraagd, en het had mij toegestaan moeten worden die stemverklaring mondeling af te leggen. De Voorzitter. - Dank u wel, mijnheer Blaney, voor uw begrip. Ik bedank u ook namens de collega's.
Nr. 3-445/244
Handelingen van het Europees Parlement
McCartin (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn Fractie zal voor al die amendementen stemmen, behalve voor de nummers 40 en 45. Dat scheelt misschien in lijd. Wij stemmen voor alles, behalve de amendementen 40 en 45.' Breyer (V), rapporteur voor advies van de Commissie energie, onderzoek en technologie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, collega's, er is al op gewezen dat de Commissie energie, onderzoek en technologie een groot aantal amendementen voorstelt, maar dat dat helaas is gebeurd na de vergadering van de landbouwcommissie, zodat wc deze amendementen als Fractie moeten indienen. Ik vraag u hiermede rekening te houden, en ook met het feit dat dit amendementen van de Commissie energie, onderzoek en technologie zijn. De Commissie energie, onderzoek en technologie heeft dit verslag eenparig toegejuicht, en hel Europees Parlement mag zich gelukkig prijzen dat het daartoe het initiatief' genomen heeft. De Commissie energie, onderzoek en technologie heeft zich ervoor uitgesproken dat aan de conservering in sito grote betekenis moet worden toegekend. Het lijkt ons van belang om voorde duidelijkheid nogmaals te zeggen, dat dit programma zuiver onderzoekswerk, dat in het kader van andere specifieke programma's wordt verricht, uitsluit. De in dit programma uitgetrokken financiële middelen zijn niet bestemd voor onderzoekswerk inzake geconserveerd biologisch materiaal, dat gericht is op de voortbrenging van genen met nuttige eigenschappen, want dat soort activiteiten vallen onder de werkingssfeer van het Hoofdstuk landbouw, visserij en biotechnologie van het vierde kaderprogramma. De Commissie energie, onderzoek en technologie verlangt in haar amendementen dat alle maatregelen voor instandhouding, inventarisatie en gebruik van de genetische diversiteit worden genomen zoals dat in de Overeenkomst inzake de biologische diversiteit wettelijk is voorgeschreven. Voor ons houdt het agrarische genenpotenticel cen onmetelijk erfgoed aan biologische diversiteit in dat bewaard moet blijven, niet alleen als basis voor de veiligheid en kwaliteit van onze toekomstige levensmiddelenvoorziening, maar ook als uniek cultureel erfgoed. Om dit doel te bereiken verlangen wij een onderzoek over de vraag, in welke mate de genetische diversiteit reeds verloren is gegaan en welke factoren tot dit verlies hebben geleid. Daaronder moeten ook sociale en politieke factoren vallen, zoals bijvoorbeeld het effect van het octrooirecht. De Commissie energie, onderzoek en technologie is van oordeel dat het verlies aan genetische diversiteit er via een teelt waarbij sterk presterende soorten en rassen de voorkeur kregen boven plaatselijk aangepaste pretentieloze soorten en rassen, ertoe heeft geleid dat de energieinzet van de landbouwproduktie zeer sterk is gestegen en daarom indruist tegen de doelstelling van een duurzame ontwikkeling. Ik ben verheugd over het feit dat de rapporteur reeds heeft aangekondigd dat hij het met deze amendementen eens is. Het is voor ons vooral belangrijk, er nogmaals op te wijzen dat deze studie over achtergronden en oorzaken van de genetische erosie in de landbouw wordt verricht, en dat daarin mede de kwantitatieve empirische gegevens
3. 94
over de mate van genetische erosie bij cultuurgcwassen en huishouddicren worden betrokken. Dit verslag is erg belangrijk, en wij hopen dat deze amendementen van onze commissie ook een meerderheid krijgen. Görlach (PSE). -(DE) Mijnheer de Voorzitter, collega's. Sinds meer dan twee jaar zijn in de door ons gevoteerde begrotingen middelen opgenomen voor bescherming, instandhouding en onderzoek betreffende de genetische diversiteit, maar tot nu toe beschikken wij niet over een rechtsgrond. Daarom werd het tijd dat de Commissie eindelijk cen verordening op tafel legt. Niets is erger dan geld op de begroting te hebben en het niet te kunnen uitgeven - meestal is het namelijk omgekeerd. Meestal is het zo dat. we goede voorstellen en wetten hebben, maar geen geld op de begroting. Hier is hel omgekeerde het geval. Het wordt dus de hoogste tijd. Ik ben de Commissie erkentelijk dat het nu zo ver is. Dat had eerder moeten gebeuren. Vooral zou ik de inspanningen van de rapporteur willen prijzen. Hij is erin geslaagd ook bij ons in de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling een brede meerderheid voor deze voorstellen te verwerven en het Commissievoorstel te verbeteren. Om het voor de collega's die niet uit de agrarische sector komen, nog eens duidelijk te zeggen: Hel gaat hier niet om een van de geliefde discussies over de soortenrijkdom, zoals we die uit de natuurbescherming kennen. Het gaat hier om een heel concrete zaak. namelijk om de soortenrijkdom van de flora en fauna, die wij als mensen, dat wil zeggen als Omnivoren gebruiken, in stand te houden en te vermeerderen. Naast het culturele en ecologische aspect zit hier natuurlijk ook een economisch en overlevingsaspect voor de mens aan vast. dat wij ter wille van de winstmaximalisering al te lang zeer eenzijdig hebben verwaarloosd. Het zou daarom mooi zijn wanneer juist ook de niel-agrarische collega's zouden trachten iets van dat belang terug te winnen. De rijkdom aan kapitaal dat wij in de natuur gebruiken wordt, zoals we kunnen merken, steeds armer en ook kleiner. Wanneer wij bij deze soortenrijkdom niet de gewoonte aannemen om alleen van de rente van de natuur te leven en het kapitaal in stand te houden, dan zal de rente ook snel steeds armzaliger en kleiner worden. Uiteindelijk gaat het bij dit thema om deze eenvoudige waarheid. Daarom zou het ons erg deugd doen als wij voor de voorstellen van de landbouwcommissie een brede consensus konden bereiken. Er is een probleem ontstaan omdat de energiecommissie te laat is gekomen. Ik kan niet begrijpen waarom althans de Commissie energie, onderzoek en technologie niet haar amendementen heeft voorgelegd. Er is verwarring ontstaan omdat nu niet meer te onderkennen valt welke van de voorstellen van collega Breyer van de Groenen, nu haar eigen voorstellen zijn en welke er uit de koker van de energiecommissie komen. Dat is door het tijdgebrek een beetje door elkaar gelopen. Wij moeten hier vertrouwen op de aanbevelingen van de rapporteur. Tussen twee haakjes zou ik de Commissie willen vragen om zich dit keer niet op de gebruikelijke luchtige manier - omdat het haar niet goed uitkomt - van de voorstellen van de commissie en van het Parlement afte maken. Het zou goed zijn als ook de Commissie de goed doordachte amendementen van de commissie zou honoreren, opdat wij niet moeten gissen en overleggen of wij het verslag naarde commissie moeten terugverwijzen, en dan in mei
1.3.94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/245
Görlach op de laatste vergaderperiode van de plenaire vergadering in tijdnood komen. Sonneveld (PPE). - Mijnheer de Voorzitter, het instandhouden, karakteriseren en benutten van genetische hulpbronnen is letterlijk van levensbelang voor de landbouw en de veeteelt in de wereld. Aan die activiteit moet de Europese Unie eveneens een volwaardige bijdrage leveren. Daarbij moet bedacht worden dat de Unie geen eiland is. Zij heeft er alle belang bij dat ook het genetisch basismateriaal, afkomstig uit gebieden buiten Europa, in stand wordt gehouden en gekarakteriseerd. En ook daarvoor zal zij medeverantwoordelijkheid moeten nemen. De formele genenbanken spelen hierbij de hoofdrol. De rol van de informele sector is hierbij als complementair te beschouwen. Het gevaar dat er met de daarbij gevolgde opzet belangrijke genetische bronnen verloren zouden dreigen te gaan, is zeer overdreven. Daarvoor heeft men zeer veel beveiligingen in het systeem opgenomen. Wel doet de Unie er goed aan de collecties zo breed mogelijk op te zetten, dan is men niet afhankelijk van het beschikbaarstellingsbeleid van anderen, zeker nu er wereldwijd toch een ontwikkeling is van privatisering van de plantenveredeling. Ook de introductie van biotechnologische methodieken waarvan de laatste jaren in het veredelingswerk op ruime schaal gebruik wordt gemaakt, heeft de wereldwijde beschikbaarheid van het basismateriaal, ook voor de Unie, niet minder noodzakelijk gemaakt. Tot slot nog een opmerking over de internationale samenwerking. De rol van de Unie kan in de internationale samenwerking met de onderhavige verordening nog verder worden versterkt. Deze samenwerking wordt vooral binnen de FAO gerealiseerd. Een speciale taak is er voor de Unie mijns inziens nog weggelegd bij het zoeken van nauwe samenwerking met de genenbanken in Centraalen Oost-Europa. Zonodig moeten deze instellingen aldaar van de Unie daadwerkelijk steun ontvangen. Garcia (LDR). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, collega's, het gebruik in de landbouw van de genetische hulpbronnen welke de Natuur ter beschikking van de mens stelt, heeft twee tegengestelde aspecten die niet met elkaar in conflict gebracht mogen worden. Enerzijds is er het behoud en de bescherming van het kapitaal aan natuurlijke hulpbronnen, anderzijds is er het economisch gebruik van de genetische hulpbronnen enkel vanuit winstoogmerk. Het is mogelijk beide aspecten in boekhoudkundige rekeningen op te nemen, maar dat komt vooral toe aan degenen die kennis bezitten, die een studie ervan maken, die specialist zijn, die er door vasthoudend wetenschappelijk onderzoek in slagen voldoende neutraal te zijn om de limieten te stellen. Zonder aarzeling steunen wij het grootste gedeelte van de door de landbouwcommissie voorgelegde amendementen, vooral het fundamentele punt van de vervanging van de uitdrukking „genetische hulpbronnen" door genetische diversiteit", hetgeen de idee uitsluit om Moeder Natuur te behandelen als enkel leverancier van hulpmiddelen. Dat is zij niet. Zij is namelijk veel meer dan dat. Maar laten wij niet overdrijven. Evenmin kan men het ermee eens zijn de besluitvorming tot alle organisaties uit te breiden. Vele daarvan zijn lobbies en kunnen een bepaalde politiek nastreven, maar hebben weinig of niets uitstaande met rigoureuze, op wetenschappelijke kennis gebaseerde voornemens. Zo zullen wij tegen de amendementen nrs. 5, 9, 19 en 26 stemmen. Ook moet gewezen worden op het gebrek aan
wetenschappelijke kennis dat ten grondslag ligt aan amendement nr. 28. Wanneer men spreekt van een biologische soort, omvat die term uiteraard de ondersoorten, variëteiten en rassen. De tekst van de Commissie laat dat zien, al zou het beter zijn niet zoveel nadruk te leggen op het economisch belang. Tot besluit is het onaanvaardbaar dat in amendement nr. 45 kritiek wordt geleverd op de gastheer-parasietrelatie. Hier schuilt nu een van de belangrijkste oorzaken van de genetische verschraling, en dat niet te weten is een ernstige zaak, vooral in een verslag waaraan men toch een serieus karakter wil geven. Verbeek (V). - Voorzitter, met alle vreugde over dit verslag en de verordening van de Commissie, is het toch veelbetekenend het tijdstip waarop wij dit in het Parlement behandelen en straks stemmen en het aantal afgevaardigden dat daarbij aanwezig kan zijn. Ik denk dat dat eigenlijk manifest maakt hoe ook politiek, ook Europese politiek, ook politieke partijen en parlementen heel ver van de natuur verwijderd zijn geraakt en niet meer beseffen dat alles wat wij hebben, alles wat we hier in dit Huis zien, alles waar wij in gekleed zijn, alles waarmee we worden gevoed, dat dat van de natuur komt en niet van de industrie. Het is een misverstand als zou voedsel uit de supermarkt komen. Wij hebben hier woensdag met mevrouw Trautman, de burgemeester van Straatsburg, zeven appelsoorten aan de waterkant van het Parlementsterrein geplant. Daar was praktisch niemand bij aanwezig. Mevrouw Trautman heeft daar voortreffelijk gesproken, ze heeft ook eerlijk erkend dat aan de overkant alleen maar bomen worden gerooid voor de politiek. Ik denk dat wij moeten leren beseffen dat wanneer er in de Franse supermarkten op dit moment nog maar drie soorten appels zijn, dat dat in feite het einde van de appelcultuur is. Appels is niet alleen, zoals alle andere voedselprodukten, een soort, een hoeveelheid, een commerciële handel, het is een cultuurgoed waarvan onze toekomst afhangt. Ik denk dat daarom in feite deze verordening en de resolutie van het Parlement van werkelijk historische betekenis zal blijken en ik hoop van harte, commissaris Brittan, die kennelijk commissaris Steichen vervangt, dat de Commissie de sleutelamendementen nrs. 13 en 23 zal aanvaarden opdat daaruit zal moeten blijken dat de Europese Unie werkelijk democratisch wil zijn, dat wil zeggen gedragen wordt door de betrokkenheid van de burgers zelf. Lane (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal de meeste amendementen steunen, vooral die van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling. Ik prijs de rapporteur voor zijn verslag en voor de algemene inhoud ervan. Je kunt wel zeggen dat we in de laatste 100 jaar de meeste veranderingen hebben meegemaakt die de menselijke geschiedenis ooit in de landbouw te zien heeft gegeven: vooral in de laatste 50 jaar hebben we meegemaakt dat de moderne landbouw werd vooruitgejaagd door een enorme hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek, en dat met een steeds toenemende intensiteit. Maar naarmate we in die richting voortgingen, hebben we ongelukkigerwijs vele van de soorten prijsgegeven die we vroeger in onze verschillende regio's hadden, en is er onvoldoende aandacht besteed aan de gevolgen die dat voor de toekomst kan hebben. Ik ben blij te kunnen zeggen dat er een begrotingslijn is voor de financiering van de genetische
Nr. 3-445/246
Handelingen van het Europees Parlement
1 1.3.94
Lane diversiteit, en ik hoop dat de Commissie voor de dag zal komen met voorstellen waarbij die middelen kunnen worden ingezet. Er zijn verscheidene redenen waarom we die genetische verscheidenheid in stand moeten houden, waarvan de eerste het aspect erfdeel is. Maar de tweede reden, en dat is een punt dat wij uit het oog schijnen te verliezen, is dat de moderne landbouw en onze nieuwe soorten voornamelijk functioneren door het gebruik van nitraten. Door het gebruik van nitraten stijgt de produktie in hoog tempo. In de toekomst kan het gebeuren dat de nitraten die wij nu gebruiken, niet meer zo gemakkelijk beschikbaar zullen zijn, of niet verkrijgbaar zullen zijn tegen de prijs die we nu betalen. Daarom is het mogelijk dat de soorten die we straks hebben, niet zo goed kunnen presteren als sommige van de vroegere soorten die verdwenen zullen zijn. En om die reden moeten we er goed op letten dat bepaalde soorten die nu aan het verdwijnen zijn, bewaard blijven. De derde reden heeft betrekking op de derde wereld. Hier zien we dat een enorme aanmoediging bestaat voor het gebruik als voedselhulp van overtollig graan uit de ontwikkelde landen, maar daardoor drukken we de gierstproducenten in Afrika uit de markt. Als die er niet meer zijn. kan er in Afrika geen tarwe worden verbouwd. We zijn geneigd te vergeten dat het een ontwikkelingsbehoefte is om in die onvruchtbare landen plantensoorten in stand te houden. Cunha Oliveira (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijn eerste woorden zijn een lichte vermaning aan de Commissie omdat zij zo laat, praktisch acht jaar na het moment waarop het Parlement voor de eerste keer de aandacht vestigde op het probleem van de genetische erosie, besloot een eerste Europees kaderprogramma aan te nemen voor het behoud van de genetische diversiteit. Dat bewijst hoe inefficiënt het werk is wat wij hier doen en hoe weinig dat soms serieus wordt genomen. In de tussentijd, in de loop van al die tijd, zijn zo vele in het nauw gebrachte genetische soorten achteruitgegaan of zelfs teloor gegaan, waaronder genetische soorten die werden verbouwd voor de behoeften van de mens en die reeds perfect aan de regionale verschillen waren aangepast. Maar gelukkig is zij wakker geworden - nog op tijd. Het zij mij toegestaan in te gaan op enkele van de zeer positieve punten uit deze ontwerp-verordening. Ten eerste erkent de Commissie dal hel. voor het behoud van de genetische hulpbronnen in de landbouw van de Europese Gemeenschap, noodzakelijk is alle nodige maatregelen te treffen - en ik beklemtoon alle - voor het behoud daarvan, nel zoals het noodzakelijk is alle oplossingen - en ik beklemtoon nogmaals alle - te vinden die in de toekomst noodzakelijk kunnen zijn. Ten tweede omvatten de genetische hulpbronnen in de landbouw tevens die van de hoge en lage bossen. Ten derde is creen nauw verband tussen de coördinatie op het gebied van de conservering, het karakteriseren en van het gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw enerzijds, en het gemeenschappelijk landbouwbeleid anderzijds. Tenslotte kan ik als Portugees en als inwoner van de Azoren, niet nalaten te wijzen op de voordelen welke snelle en volledige toepassing van de beoogde verordening zal hebben voor mijn land en mijn regio, met name voor de gevaar lopende soorten, waaronder de kurkeik op het Portugese vasteland, de struikceder op de Azoren en de kastanje, zowel in Trás-os-Montes als vooral op het
vlakke gedeelte van het eiland Terceira. Onze felicitaties dus voor de rapporteur alsook mijn stem - in de hoop dat we inderdaad de verloren tijd inhalen. Dit laatste is van fundamenteel belang voor de verdediging van de genetische biodiversiteit op de Azoren, in Madeira, in Portugal, in Europa, in de Wereld. Breyer (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij staan zeer positief tegenover dit verslag en deze verordening. Het verlies aan genetische hulpbronnen neemt immers dramatische proporties aan. Ter gelegenheid van de Wereldvoedseldag heeft de FAO verklaard dat sedert het begin van de eeuw 75% van de soortenrijkdom aan cultuurgewassen verloren is gegaan. De Commissie van de Europese Unie is tot nu toe niet eens in staat om daarover informatie te verstrekken. Wij weten toch dat in de wereld elk uur een planten- en een dierensoort voor altijd verdwijnen. 50% van de wereld-voedselvoorziening is gebaseerd op maar 50 cultuurgewassen. De oorzaken van deze genetische erosie zijn zowel te zoeken in de richting die de veredeling opgaat, welke eenzijdig is gericht op opbrengstverhoging, als in het landbouwbeleid. Zo wordt in een studie van het INRA vastgesteld dat de genetische diversiteit van de Franse tarwesoorten sterk is verminderd omdat de plantenveredelaars voor het kruisen steeds maar een klein aantal bekende soorten hebben gebruikt. De oriëntatie van het landbouwbeleid heeft dit proces van genetische verschraling eveneens in de hand gewerkt door het subsidiëren van de op groei gerichte agro-industriële bedrijven en door het wegdringen van het ambachtelijk bedreven boerenbedrijf, met inbegrip van de daarmee verbonden regionale verwerkings- en afzetstructuren. Dat zijn de structurele oorzaken van de genetische erosie. De maatregelen voor het inperken van de genetische verarming en ter verbreding van de genetische basis van de landbouw, zullen daarom vooral een eventuele correctie van de sociaal-economische randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten omvatten. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou namens de Commissie de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, haar rapporteur, de heer Graefe zu Baringdorf, en ieder die heeft deelgenomen aan dit debat over het voorstel inzake instandhouding, karakterisering en gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, willen bedanken. De heer Graefe zu Baringdorf is gekomen met een breed opgezet verslag, een gedetailleerde verklaring en een fikse lijst amendementen. Vanzelfsprekend ben ik het niet eens met de meer kritische opmerkingen over landbouwbeleid en -methoden, maar ik ben blij met de verklaring in het verslag dat bij alle inspanningen het praktisch gebruik van de variëteiten en rassen in de land-, tuin- en bosbouw centraal moet staan. Dat vind de Commissie ook. Wij wensen dat ons voorstel leidt tot praktische resultaten die nuttig zijn voor de Europese landbouw. Nu wil ik ingaan op de voorgestelde amendementen. Ik kan niet akkoord gaan met amendement nr. 1 waarvan de strekking is in de hele Commissietekst het woord „genetische hulpbronnen"' te vervangen door „genetische diversiteit". Zo'n algemene wijziging van de tekst gaat veel verder dan de werkingssfeer van de beoogde verordening. Ik kan wel de andere delen van de amendementen nrs. 14. 22 en 30 en de amendementen nrs. 10 en 29
11.3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/247
Sir Leon Brittan accepteren, die een feitelijke verbetering van de helderheid of de nauwkeurigheid van de tekst betekenen. In een aantal amendementen wordt gepoogd een verwijzing naarde Overeenkomst van Rio in te voeren. Het zal u bekend zijn dat de Overeenkomst van Rio belrekking heeft op het behoud van de biologische verscheidenheid in de meest algemene en globale betekenis van dc term. dat wil zeggen de verscheidenheid onder alle levende organismen van alle bronnen, met inbegrip van ecosystemen en ecologische complexen. Hel baseren van onze verordening op zulke overwegingen zou veel verder gaan dan de beoogde werkingssfeer. Daarom kan ik niet instemmen met de amendementen nrs. 2. 4. 11. 12, 15. 36 en 46. Andere amendementen beogen weer het programma uit te breiden teneinde mede het bevorderen van de conservering, karakterisering en gebruik van genetische hulpbronnen te omvatten. Ook die amendementen liggen buiten het bestek van de verordening. Het is niet alleen van belang dat we onze inspanningen concentreren, maar ook dat we elke doorkruising van het subsidiariteitsbeginsel vermijden. Het bevorderen van plaatselijke inspanningen moet plaatselijk gebeuren. Daarom is het mij niet mogelijk de amendementen nrs. 15 en 27 te aanvaarden. Wat nu de amendementen nrs. 6. 33 en 34 betreft, we hebben een systeem voorgesteld om te bereiken dat organisaties die niet over alle noodzakelijke deskundigheid beschikken, bijvoorbeeld voor fytosanitaire of veterinaire controles, toch aan het programma kunnen deelnemen door zich te associëren met een daartoe aangewezen partner. De amendementen nrs. 6. 33 en 34 zouden dat systeem in feite onderuit halen, en zijn daarom niet aanvaardbaar. De bedoeling van amendement nr. 1 8 is dat voor de eerste vij(jaarsperiode aan het programma het bedrag van 30 miljoen ecu wordt toegewezen. De Commissie is zich terdege bewust van de ingewikkeldheid van de opgave, maar volgens ons is het voorzichtig om kalmpjes aan te beginnen met een begroting van 20 miljoen ecu, en om de situatie over vijl' jaar opnieuw te bekijken. Uiteraard moet - zoals u wel bekend is - over vraagstukken van budgettaire aard worden beslist door de uit twee geledingen bestaande bcgrotingsautoriteit. en het is aan de Raad om hel voorstel van het Parlement te overwegen. De amendementen nrs. 5, 9 en 19 beogen te zorgen voor de participatie van de informele sector in het programmacomité. Deze amendementen zijn om redenen van comitologie niet aanvaardbaar. In dezelfde trant beogen de amendementen nrs. 26 en 39 prioriteit te geven aan projecten waarin de formele en de informele sectoren samenwerken. Dat is niet aanvaardbaar omdat het niet juist zou zijn, regels vast te leggen voor de deelneming van een specifieke belangengroep in de door de Gemeenschap gefinancierde acties. In het Commissievoorstel is onderzoekswerk specifiek uitgesloten. De amendementen nrs. 13. 21. 24. 38 en 43 waarin een permanente studie wordt voorgesteld, zijn daarom onaanvaardbaar. Een andere categorie amendementen wijzigt ook aard en werkingssfeer van het Commissievoorstel en is daarom niet acceptabel. Ik doel op de amendementen nrs. 1. 3. 7. 8. 16. 17. 20. 23,25. 28. 31. 32. 37. 40. 4 1 . 42. 44 en 45.
Tenslotte weet het Parlement dat het in 1992 en 1993 op de begroting voorzieningen heeft getroffen voor arbeid inzake genetische hulpmiddelen. Het is het Parlement eveneens bekend dat die bedragen niet konden worden besteed omdat er geen rechtsgrond tot stand was gekomen. De nu voorgestelde verordening wil aan die situatie een eind maken. Ik zie ernaar uit dat we geen lijd meer verliezen om de verordening in werking te doen treden en snel het eerste programma van de Europese Unie gaan lanceren voor conservering en gebruik van genetische hulpmiddelen in de landbouw, een programma dat naar mijn overtuiging door u allen een uiterst waardevolle onderneming wordt gevonden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Graefe zu Baringdorf (V), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit is een wat moeilijke situatie omdat commissaris Brittan met zekerheid datgene naar voren brengt wat op zijn papier staat, en we kunnen niet goed en wel met hem debatteren over wat hij hier voorgelezen heeft omdat het niet zijn vakgebied is. Maar wat hij ons wel verteld heeft. c.q. wat men hem hier heeft laten voorlezen, druist in tegen alle in dit verslag neergelegde ideeën van de Commissie landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, van de Commissie energie, onderzoek en technologie en van de rapporteur. Daarom is het niet mogelijk dit verslag vandaag aan te nemen. We moeten het nu met elkaar eens worden. Moeten we eerst over de amendementen stemmen en dan vragen om terugverwijzing naar de commissie, of besparen we ons de moeite van het stemmen en besluiten we meteen tot terugverwijzing? Misschien moeten we toch eerst stemmen, en dien ik pas daarna mijn verzoek in om terugverwijzing naar de commissie. De Voorzitter. - Mijnheer Graefe zu Baringdorf, ik neem nota van uw verzoek om terugverwijzing naar de commissie. Daarover moet ik natuurlijk de plenaire vergadering raadplegen. U heeft gelijk: als we nu zuiver volgens de letter te werk gaan. is dal pas voor de eindstemming mogelijk, maar dat betekent niet meteen nu, maar pas voor de definitieve stemming. Ik zie toch niet goed waarover we dan moeten stemmen wanneer de plenaire vergadering besluit lot terugverwijzing naar de commissie. (Hel Parlement besluit tol terugverwijzing missie)
naar de com-
Graefe zu Baringdorf (V), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben u erkentelijk voor uw begrip en voor het feit dat u deze kwestie zo onconventioneel tegemoet treedt. Ik hoop dat de Commissie uit de vrijwel eenstemmige instemming met de terugverwijzing begrijpt dat het ons ernst is. Hóe geïnteresseerd we ook zijn in het tol leven komen van deze begrotingslijn en het uitvaardigen van uitvoeringsbepalingen, het is voor ons helaas niet mogelijk de door u gedane voorstellen aan te nemen. Dan moet het nog maar weer een jaar duren. Geen verslag is beter dan een slecht verslag en een slechte verordening. Wij vinden het erg jammerdal u zo gereageerd heeft. Wij hadden onszelf een grote inspanning getroost. Dat is nu niet tegen u persoonlijk bedoeld, maar tegen diegenen die dit op hun geweten hebben. Wij hadden ons grote moeite getroost om het met de Commissie eens te worden, en hadden in de amendementen al overwegingen van de Commissie verwerkt. Dit is een akelig affront!
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/248
Breyer (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou ook nog iets willen zeggen. Als ik het goed heb begrepen, heeft de commissaris gezegd dat hij amendement nr. 46, waartoe door de Commissie energie, onderzoek en technologie was besloten, niet kan aanvaarden. In dat amendement hadden wij gevraagd dat in dit verslag een verwijzing naar de Overeenkomst tot behoud van de biologische diversiteit zou worden opgenomen. Nu sta ik toch enigszins voor een raadsel, en het zal vele collega's beslist ook zo vergaan, want de Commissie heeft de Overeenkomst betreffende de biologische diversiteit die in Rio was bereikt, in december van het afgelopen jaar geratificeerd. Hoe kan de Commissie dan nu verklaren dat zij tegen een verwijzing is naar een overeenkomst die zij al heeft geratificeerd? Ik wil u, mijnheer de Voorzitter, vragen de Commissie te verzoeken om een schriftelijke verklaring dienaangaande, want de Commissie maakt daardoor haar eigen ratificatieproces twijfelachtig. De verwijzing naar die overeenkomst hoort in dit verslag en op die plaats thuis. Dat is volgens mij niet voor twijfel vatbaar en is een vanzelfsprekendheid. We moeten hier een juridisch probleem oplossen, en we moeten de Commissie uitnodigen een verklaring afte leggen over de vraag of zij de door haar geratificeerde overeenkomst eigenlijk nog wel zinvol vindt. Als dat niet zo is, staan wij voor een geweldig juridisch probleem. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Ik kan u nu een verklaring geven. Het antwoord is dat de Overeenkomst van Rio een wereldomspannende overeenkomst is die geldt voor het behoud van de totale genetische diversiteit te land, in zoet water en in de zeeën, en ook voor het behoud van de biotopen waarin die diversiteit op natuurlijke wijze voorkomt. De doelstelling van onderhavige verordening is instandhouding, karakterisering en gebruik van de genetische hulpbronnen, en wel om de Europese landbouw te steunen. Dit betekent dat deze verordening volledig verenigbaar is met de overeenkomst van Rio, maar dat zij een veel beperkter, concreter en meer utilitair doel heeft. Daarom zou het niet passend zijn en misleidend zijn, in deze verordening de Overeenkomst van Rio te vermelden omdat de verordening, ofschoon verenigbaar met de Overeenkomst van Rio, niet beoogt de totaliteit van die overeenkomst ten uitvoer te leggen. 6. Bevolkingssituatie
en
-ontwikkeling
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0052/94) van de heer Nordmann, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over de bevolkingssituatie- en ontwikkeling. Pons Grau (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik moet u officieel vragen, dit wegens het belang van het verslag van de heer Nordmann, na te gaan of' het quorum in de zaal bereikt is, en mocht dat niet het geval zijn, dit verslag overeenkomstig het Reglement tot de volgende vergaderperiode te verdagen. De Voorzitter. - Ik heb van uw verzoek nota genomen. Het is u bekend dat het moet worden gesteund door 23 leden, maar het quorum wordt in elk geval alleen gecontroleerd bij de stemmingen en niet bij het debat. Dat gaat door ook al is er maar een afgevaardigde in de zaal. Nordmann (LDR), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, u kent de formule van Horatius „babent sua
3.94
fata libelli", teksten volgen hun eigen weg. Ik vind dat de tekst van mijn verslag een tamelijk merkwaardige weg heeft gevolgd die ver afstaat van zijn intrinsieke inhoud. De Commissie ontwikkelingssamenwerking had besloten een initiatiefverslag uit te brengen, en het Bureau heeft haar daarin gesteund, namelijk over de vraagstukken van de verhouding tussen demografie en ontwikkeling. Het is zonneklaar dat dit een sleutelprobleem, en ook een zeer pijnlijk probleem, en wij hebben verscheidene vergaderingen met uiterst interessante en vruchtbare besprekingen gehad die overigens hebben geleid tot het bijeenbrengen van een omvangrijke documentatie, vooral afkomstig van een uiterst interessante hoorzitting met deskundigen. Ik had daar een verslag van gemaakt waarvan u de inleiding en een ontwerp-resolutie kent die ik zo kort mogelijk heb willen houden. Hierin werd gewezen op de betekenis van het probleem in verband met de grote ontwikkelingstendenzen van de bevolkingsgroei in de wereld. Er werd in gewezen op de manier waarop deze ontwikkeling heeft geleid tot verschillende theorieën over de bevolkingsexplosie, zowel gezien als risico, als als kans. Uitgaande van die redenering vroeg ik steun van de Europese Gemeenschap voor een aantal maatregelen tot beheersing van de demografische ontwikkeling, welke maatregelen moesten worden uitgevoerd met inachtneming van de individuele vrijheden en door middel van alle bestaande moderne middelen. Benadrukt werd dat gezinsplanning en contraceptie van doorslaggevend belang zijn als men het risico van een groei van het aantal abortussen wil vermijden. Ook werd benadrukt dat een bevolkingspolitiek altijd onderdeel van een geheel moest zijn, dat zij niet geïnspireerd mocht zijn door eugenetische ideeën, dat zij moest overeenkomen met de ethische normen en dat zij moest trachten de uitdrukking te zijn van het respect voor de culturele identiteit, en in elk geval in die identiteit geworteld moest zijn om haar, als ik dat zo mag zeggen, op de beste wijze te gebruiken. En weet u. mijnheer de Voorzitter, wat mij in de parlementaire commissie is overkomen? De Europese Commissie heeft ons gezegd dat zij heel tevreden was met deze koers en met het beknopte karakter van de resolutie. Nu is het voor een rapporteur vreselijk om in een eerste fase van de werkzaamheden een schouderklop van de Europese Commissie te krijgen. Het resultaat was een delirisch gebruik van de inktpotten. of in elk geval een incontinentie op het gebied van amendementen, welke ons van een korte tekst van een Attische esthetiek heeft doen afdrijven naar het „Azianisme" dat, om de onderscheidingen van Cicero te hanteren - laat ons na Horatius eens Cicero citeren - het Azianisme dat kenmerkend is voor de tekst die thans voor u ligt. Ik zou niet willen dat de lezers van die tekst aanstoot nemen aan 's rapporteurs bedoelingen en aan de kwaliteit van diens collega's. Mijn bedoeling nu is dus een mondelinge samenvatting te geven van de boodschap uit die op schrift staande resolutie, door te benadrukken dat onze wens is dat een beleid wordt gevoerd van steun voor de bevolkingspolitiek in de ontwikkelingslanden, dat wij willen dat zulks op een niet-dirigistische manier zonder Europees cultureel imperialisme gebeurt, dat zulks gebeurt met respect voor de identiteit, en dat daarbij wordt uitgegaan van het respect voor de individuele
. 3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/249
Nordmann vrijheden, die vrijheden waar de overweldigende meerderheid van de leden van dit Parlement achter staat.
gebruikt, en dat de fundamentele rechten van de mens moeten worden geëerbiedigd.
Dat nu is - het is immers een dringende aangelegenheid omdat er in september aanstaande in Cairo een internationale conferentie wordt gehouden ten aanzien waarvan wij hopen dat het Europees Parlement zal zijn vertegenwoordigd - dat nu. mijnheer de Voorzitter, is de kern van die boodschap.
Raftopoulos (PSE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, we leven in een wereld vol problemen, spanningen, gevaren, plaatselijke conflicten, onzekerheden en onveiligheden. Het is echter ook een uiterst interessante wereld die wordt gekenmerkt door een rijkdom aan ervaringen en ongekende mogelijkheden voor de toekomst. Karakteristiek voor de periode waarin wc leven zijn de indrukwekkende denkbeelden en verwezenlijkingen van wetenschap en technologie, de nieuwe ideologieën, de internationalisering van de economie en de bloei van de media en de impact ervan op de samenleving. Tegelijk hebben we echter te kampen met enorme problemen en staan we voor verontrustende uitdagingen. Ik denk aan de nijpende en steeds toenemende demografische problemen, de politieke onrust, de fundamentele tegenstelling tussen de eenmaking van de wereld en het uiteenvallen van staten, het mondiaal onevenwicht, de noord-zuidtegenstelling. de aanhoudende degradatie van het milieu, de dreigende ecologische catastrofe, de grote armoede, de dood van miljoenen kinderen als gevolg van de honger en het gebrek aan geneesmiddelen. Op de vooravond van de 2 Ie eeuw is de grootste uitdaging en tevens de belangrijkste beproeving de enorme kloof tussen de grote rijkdom van weinigen en de ondraaglijke armoede van de meerderheid der mensen. Er zij in dit verband op gewezen dat problemen die in de loop der jaren tot politieke, sociale, economische en culturele destabilisering kunnen leiden, een duurzame oplossing vereisen. Zo moeten de strijd tegen de sociale verpaupering, de degradatie van het milieu, de teloorgang van de cultuur, de armoede en de maatschappelijke uitsluiting duurzaam en met absolute prioriteit worden aangepakt. Ik wil hier nog het volgende aan toevoegen. Daar de revolutie in de sectoren technologie en informatica de arbeid als basiselement van de industriële samenleving in twijfel trekt en daar ook de menselijke relaties en de solidariteit een crisis doormaken, is er dringend nood aan een grondige herziening van de traditionele beleidsvormen op het vlak van ontwikkeling, cultuur, onderwijs en beroepsopleiding. We moeten immers vermijden dat de scheidingslijn tussen de werkenden en de werklozen verandert in een scheidingslijn tussen computers die werk hebben en burgers die er geen hebben. In het kader van die nieuwe beleidsvormen - en de hervormingen die eruit volgen - zullen ook de nijpende demografische problemen van deze wereld een oplossing vinden.
1994 zal het jaar van die internationale conferentie zijn. Het is ook het jaar waarin wij herdenken dat vijf eeuwen geleden Rabelais werd geboren. En het was Rabelais die gezegd heeft: „Ik bouw enkel op levend materiaal en levend materiaal - dat zijn de mensen"'. Moge de Europese Unie aan die conferentie van de Verenigde Naties over het bevolkingsvraagstuk een boodschap van humanisme overbrengen. Dat nu is de boodschap van onze commissie. De Voorzitter. - Dank u wel. mijnheer Nordmann. U hebt, mijnheer Pons Grau, gemerkt dat ik er verkeerd aan zou hebben gedaan de heer Nordmann niet het woord te verlenen. Hij heeft ons immers het genoegen gedaan dat wij zijn redenaarskunst en zijn fijn-geciseleerde welsprekendheid hebben kunnen bewonderen. Casini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, wanneer we het hebben over demografische problemen in de wereld, moeten we twee valkuilen zien te omzeilen. Om te beginnen moeten we niet denken dat het enige probleem voor de ontwikkeling van minder gelukkige volkeren geboortenbeperking is. Dit is een valkuil, want in werkelijkheid is er niet één ontwikkelingsland dat net zo dicht bevolkt is als de ontwikkelde landen. Procentueel wonen er in heel Europa meer mensen dan in Latijns Amerika of Afrika. Het is dus duidelijk dat er andere problemen zijn die moeten worden aangepakt: deze hebben te maken met de betrekkingen tussen de rijke en de arme landen. Dat zijn de problemen die we niet uit de weg mogen gaan. De tweede valkuil zit opgesloten in de bewering dat geboortenbeperking met elk beschikbaar middel kan worden bereikt. De afgelopen jaren zijn er tamelijk negatieve maatregelen getroffen, waarmee - ook met dwangmiddelen - getracht is verschillende beschavingen allerlei manieren van geboortenbeperking op te leggen, waar zij echter helemaal niet op zaten te wachten. Ik vind juist dat de plaatselijke beschavingen in ere moeten worden gehouden, dat opdringerig gedrag uit den boze is en dat in ieder geval de mensenrechten geëerbiedigd moeten worden, met nadruk op het recht op leven. Het verslag van de heer Nordmann bekommert zich om deze problemen, en ik moet toegeven dat er een evenwichtige tekst uit is gerold, hoewel we liever hadden gezien dat de amendementen van onze fractie, de Volkspartij, overgenomen waren. Deze amendementen hadden namelijk enerzijds het algemene kader waaronder een beleid van demografische controle valt, veel duidelijker gemaakt - dat is een kader van samenwerking voor de werkelijke, diepgaande ontwikkeling van de volkeren, waarbij de rijke landen ook een veer moeten laten in de zin van een systeem van betere handelsbetrekkingen - ; anderzijds moet naar onze mening nadrukkelijk worden gesteld dat er geen dwangmethoden mogen worden
Habsburg (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, wanneer de heer Nordmann een verslag presenteert, kom je altijd met plezier luisteren en mis je zelfs de trein. Want je luistert graag naar hem. ook wanneer je het soms niet met hem eens bent. In die zin wil ik ook benadrukken hoe dankbaar we hem mogen zijn voor de manier waarop hij dit verslag uitgewerkt heeft. Hij heeft zich erg veel moeite gegeven om met een evenwichtig verslag te komen. Toch zijn er een paar punten die naar mijn mening gepreciseerd moeten worden omdat ze tot misverstanden zouden kunnen leiden. Daarom wil ik speciaal erom verzoeken dat de drie amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij worden aangenomen, namelijk de amendementen nrs. 1. 3 en 5. In dat geval kan ik met het verslag instemmen. Anders kan ik er helaas niet mee akkoord gaan, en dat niet wegens de uitspraken van de heer Nordmann, maar vanwege de formulering die tot
Nr. 3-445/250
Handelingen van het Europees Parlement
11.3.94
Hahshurg ernstige misverstanden zou kunnen leiden. Juist in de huidige kritische tijd hebben wij meegemaakt dat hier afgestoken redevoeringen of hier aangenomen verslagen uit hun verband worden gerukt en worden gebruikt om een heel ander beeld op te hangen. Daar zijn enige voorbeelden van. Ik ben bang dat dat ook met het verslag van mijn vriend Nordmann zou kunnen gebeuren. Ik hoop dus dat deze drie amendementen worden aangenomen, want in dat geval - en dat zou ik graag willen - zou ik voor hel verslag-Nordmann kunnen stemmen. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerp-resolutie die door de heer Nordmann is opgesteld en die door hem zo elegant werd gepresenteerd, had niet op een beter moment kunnen komen. Dc Commissie staat immers op het punt aan Raad en Parlement een document voor te leggen ter voorbereiding van de conferentie van Cairo. Wij staan achter de hoofdlijnen van de analyse in de toelichting. Ofschoon een gematigde bevolkingsgroei zeer wel een bron van economische en sociale vooruitgang kan zijn, is een uit de hand lopende bevolkingsgroei zoals die in Afrika bijvoorbeeld, een ondermijning van de kansen op een duurzame ontwikkeling. Er ontstaat namelijk onhoudbare druk op de landbouw en op de levensmiddelenvoorziening. op de economische en sociale infrastructuur, op de produktiemogelijkheden in het algemeen en natuurlijk op het milieu. Om de ontwikkelingsperspectieven te verbeteren, het gevaar van ongebreidelde migratiebewegingen te verminderen - zowel binnen bepaalde landen als tussen de landen onderling - en de vernietiging van het milieu te voorkomen - dat vandaag de dag door de produktie- en consumptiemethoden duidelijk aan een groter risico blootstaat dan door de groei van de mensheid - moeten we waar dat nodig is. een bevolkingsbeleid voeren of bestaande beleidsvormen steunen. Maar dat zal geen panacee zijn. verre van dat! Wat we tegelijk ook moeten doen. is het invoeren van cen ontwikkelingsbeleid dat het milieu respecteert, en ook echt is ontworpen voor de mensen; een ontwikkelingsbeleid dat een ereplaats toekent aan de sociale sector in de ruimste zin van het woord: de armoedebestrijding met een behoorlijk beleid inzake onderwijs, gezondheid en stedebouw. Ik zei al dat bevolkingspolitiek hand in hand moet gaan met andere aspecten van het ontwikkelingsbeleid, en dat is absoluut cruciaal. Aangetoond is dat het de ontwikkeling in het algemeen is - en de ontwikkeling van de sociale diensten in het bijzonder - die bijdraagt tot de afvlakking van de bevolkingsgroei. Het zijn de armen, het zijn de onontwikkelde vrouwen, die de meeste kinderen wensen en ze ook krijgen. Hoe hoger het sterftepercentage onder kinderen, des te hoger is ook het vruchtbaarheidspercentage. Onderwijs voor meisjes, een betere status voor vrouwen en toegang voor dezen tot betaald werk. en een betere gezondheidszorg voor moeders en baby's, zijn daarom van essentieel belang voor het welslagen van een bevolkingspolitiek. Ik ben het met de rapporteur eens dat het welslagen gelegen is in het integreren van de aspecten demografie en duurzame en menselijke ontwikkeling tot één enkele strategie waarin een hogere levensstandaard een hoofdrol speelt - hetgeen staat in overweging K en de punten 8 en K) van de resolutie.
Zoals de heer Nordmann stelt, mag bevolkingspolitiek noch dwingend noch discriminerend zijn. en dat is iets dat benadrukt is in de resolutie van de Raad van november 1992. en in overweging N en punt 9 van de resolutie. Al moet het fundamentele mensenrecht om al dan niet kinderen te krijgen, volledig overeind blijven, individuele personen en echtparen moeten ook worden voorgelicht over de verantwoordelijkheden jegens de nationale en internationale gemeenschap, die zij op zich nemen wanneer zij daarover besluiten, en over bun verantwoordelijkheden voor de toekomst van hun kinderen. Ook moeten moderne contraceptiemethoden tegen redelijke prijzen ter beschikking worden gesteld van individuele personen en echtparen - zoals genoemd in punt 12 van de resolutie - en als onderdeel van een algemeen gezondheidsbeleid, een term die ik ontleen aan punt 10 van de resolutie. Tenslotte is het duidelijk dat. wil een bevolkingspolitiek succes hebben, vrouwen, niet-gouvernementele organisaties en lokale verenigingen ten nauwste moeten worden betrokken in de opstelling en uitvoering daarvan - en dat wordt verlangd in punt 10 van de resolutie. De gedachten die ik zoeven heb geschetst - en die hun weerklank vinden in de resolutie - zullen in het Commissiedocument worden neergelegd. Ook zal de Commissie financiële voorstellen doen. want ook al is het waar dat de eerste verantwoordelijkheid voor het uitvoeren en financieren van bevolkingspolitiek bij de direct betrokken landen ligt, het is ook zo dat de geïndustrialiseerde landen en de donoren, als zij consequent willen zijn. in de komende jaren hun bijdragen aanzienlijk moeten opvoeren, en dat geldt natuurlijk ook voor de Europese Unie. Ik heb een klein minpuntje voor het verslag: niet wordt vermeld de gedachte - ook al is het duidelijk niet de enige factor die meespeelt - dat excessieve bevolkingsgroei kan bijdragen tot het ontbreken van ontwikkeling of tot een armzalige ontwikkeling. Vele andere oorzaken kunnen worden toegeschreven aan ofwel de ontwikkelingslanden zelf of de internationale omgeving, namelijk de geïndustrialiseerde landen. Maar deze laatste zijn niet. zoals de overwegingen je zouden doen denken - de bron van alle kwaad. Hun markten - die van de geïndustrialiseerde landen - zullen verder worden geopend als gevolg van de succesrijke afsluiting van de Uruguay-ronde. En wat meer is: structurele aanpassingsprogramma's díe steeds meer rekening houden met sociale factoren, zijn veelal de voorwaarde voor hervatting van groei en ontwikkeling. Het moge zo zijn. en ik bedank de rapporteur en de commissie voor hun werk. De Commissie zal daar bij haar toekomstige werkzaamheden in de grootste mate rekening mee houden. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Ik heb een verzoek van de heer Pons Grau om het quorum na te gaan. Pons Grau (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, al ben ik altijd al slecht in wiskunde geweest, ik zie dat er geen 23 leden in de zaal zijn. en daarom is het niet nodig om te gaan tellen. De Voorzitter. - Als u blijft bij uw verzoek om het quorum na te gaan. moeten er drieëntwintig collega's opstaan om dit verzoek te steunen.
Handelingen van het Europees Parlement
.94
Nr. 3-445/251
Voorzitter U trekt het in? Nu. dan gaan we over tot de stemming. Stemverklaringen Ernst de La Graete (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn Fractie was van plan de oorspronkelijke versie van het verslag van de heer Nordmann te steunen, maar het gevoteerde amendement nr. 6 levert ons problemen op. Wij vinden dat het verslag, zoals het in de Commissie ontwikkelingssamenwerking is geamendeerd, een evenwichtig stuk is. Wij vinden namelijk dat alles wat te maken heeft met de keuzebeslissing over geboorten, in wezen een individuele zaak van de betrokkenen moet blijven. De demografische factor is slechts een van de factoren die de moeilijke situatie verklaren waarin zich bepaalde ontwikkelingslanden bevinden, en wij willen niet dat de Europese Unie zich aanmatigt lessen over dit soort problemen uit te delen. Wij vinden dat er heel wat andere terreinen dan gezinsplanning zijn waarop Europa inspanningen kan leveren om de ontwikkelingslanden te helpen, maar het niet doet. Voor ons die daar geen prioriteit in zien. zorgen de amendementen die de Commissie ontwikkelingssamenwerking in het verslag van de heer Nordmann heeft aangebracht, voor het behoud van dat evenwicht tussen de demografische factor en andere factoren, en ik ben volledig gekant tegen de interpretatie die de heer Brittan heeft gegeven omdat ik niet geloof dat je kunt zeggen dat de demografische factor de ontwikkeling belemmert. Dan geef je aan die factor een betekenis die hij niet heeft, en er zijn heel wat andere obstakels voor de ontwikkeling van de landen van Afrika: de schuldenlast, de te lage grondstoffënprijzen. de uitkomst van de GATT, met name voor de landen van Afrika, het enige werelddeel waarvoor de GATT negatieve resultaten zal hebben omdat de prijs van de ingevoerde produkten zal stijgen. Laten wij onszelf niet voor de gek houden, mijnheer Brittan. er zijn heel veel andere prioriteiten dan ons alleen maar met bevolkingsgroei bezig te houden. Omdat er echter maar een amendement is dat ik in dat verslag afkeur, denk ik namens mijn Fractie dat we er toch voor gaan stemmen. Arbeloa Muru (PSE), schriftelijk. - (ES) In het kader van de ACS-EEG-Paritaire Vergadering heb ik mij verschillende keren beziggehouden met dit ernstige probleem dat niet het enige of het doorslaggevende probleem is. maar ook niet het geringste of' het minst polemische. De grootste fout is erin gelegen, dit probleem buiten de economische, sociale en culturele context te plaatsen zoals velen, ook de rapporteur, hier hebben gedaan voordat de 71 amendementen van mijn Fractie werden ingediend. Al ben ik het met enkele daarvan niet eens wegens hun voluntarisme en hun exclusiviteitsdenken. over het algemeen dragen zij ertoe bij de ware aard van het probleem te situeren: „Zoete en zachte woorden. De dingen goed doen. Telt meer dan Enkel de dingen doen ". Cunha Oliveira (PSE), schriftelijk. - (PT) Het heeft praktisch drie jaar gekost voordat dit verslag van onze onvolprezen collega Jean-Thomas Nordmann was opgesteld en in de plenaire vergadering is gekomen. Zonder
enige reserve zal ik voor zijn ontwerp-resolutie stemmen. Maar het is de moeite waard geweest. En het is enkel de moeite waard geweest omdat de verkregen en vandaag in stemming gebrachte tekst van een zodanige logica, actualiteit en rechtvaardigheid is. dat hij steeds meer een van de documenten en politieke standpuntbepalingen zal zijn waar dit Parlement, vooral dat van deze zittingsperiode. zeer terecht trots op kan zijn. Om die reden kan ik niet volstaan met een eenvoudig stilzwijgend gebaar ten teken dat ik met de volste instemming achter deze tekst sta. Ik wil gezegd hebben dat ik er trots op zou zijn hem te hebben geparafeerd. Daarom mijn gelukwensen aan de rapporteur en aan diegenen die hem hebben bijgestaan in de werkzaamheden en bij de eindstemming in de commissie. Na deze algemene stemverklaring zou ik mijn grote voldoening willen uiten over het feit dat in de tekst enkele paradigmatische uitspraken staan. De eerste is dat demografische kwesties uit ethisch oogpunt moeten worden bekeken en niet mogen worden teruggebracht tot een louter economische benadering. Een andere gelukkige uitspraak is dat de gezinsplanningsmethoden de grondrechten van het individu volledig intact moeten laten, net zoals de vrijheid van schoolkeuze voor een ieder. Tenslotte wordt erkend dat in deze materie de vrouw een essentiële rol vervult, reden waarom haar opleiding, haar voorlichting en haar ontwikkeling van beslissende betekenis zijn. Ik zal besluiten met een historisch en enigszins anecdotisch verhaal. Toen een dertigtal jaar geleden een handjevol jongeren gingen zoeken naar een oplossing voor de ontwikkeling van de Azoren, hebben we Alain Birou, de bekende Dominicaan van „Economie et Humanisme" uitgenodigd ons te bezoeken. Wij vroegen hem wat wij voor onze ontwikkeling het meest nodig hadden, en zonder blikken of blozen antwoordde hij: „Het dubbele van het bevolkingsaantal". Inderdaad is het niet het teveel aan bevolking dat de ontwikkeling belemmert. Het kan zelfs in de eerste fase een factor zijn die druk uitoefent. Wat wel ontbreekt, is in de eerste plaats de internationale solidariteit, de persoonlijke ontwikkeling en het 1er plaatse benutten van het potentieel. Christopher Jackson (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik geef mijn steun aan het vcrslag-Nordmann over de bevolkingssituatie en -ontwikkeling, maar wil daarbij wel de nadruk leggen op de volgende punten: Er bestaat een nauw verband tussen bevolkingsgroei, geringe economische vooruitgang en achteruitgang van het milieu. Deze effecten zijn niet lokaal beperkt, maar worden op regionaal en zelfs op wereldniveau ondervonden. De toepassing van gezinsplanning om de eerste geboorte uit te stellen en de volgende geboorten over langere tijd te spreiden, zal een grote verbetering zijn voor de gezondheid van moeder en kind. Volgens schattingen van de WHO bedraagt de kans dat een vrouw door zwangerschap en bevalling sterft, in Afrika 1 op 21. terwijl die in Noord-Europa maar 1 op 10.000 is. Bij benadering 350 miljoen echtparen over de gehele wereld zouden een volgende zwangerschap willen plannen of voorkomen, maar hebben geen toegang tot moderne methoden van gezinsplanning.
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/252
3. 94
Christopher Jackson In 1991 heeft de Europese Gemeenschap slechts 0,5% van haar ontwikkelingsbijstand aan bevolkingsprogramma's besteed. De Commissie zou erop moeten toezien dat de voor bevolkingsprogramma's bestaande fondsen ten volle worden gebruikt en in de toekomst worden verhoogd, en voorzien in cursussen in bewustzijn van de bevolkingsproblematiek voor uitgezonden personen en ambtenaren, en indien gewenst, ook voor nationale topambtenaren. Bij de Commissie zouden gelden beschikbaar moeten worden gesteld voor een versterking van de personeelsbezetting inzake bevolkingsproblematiek en voor het instellen van een eenheid Bevolkingsproblemen, die zowel DG I als DG VIII bij het uitstippelen en uitvoeren van een bevolkingsbeleid kan bijstaan. (Het Parlement neemt de resolutie aan) 7. Vluchtelingen in Afrika De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0049/94) van de heer Pons Grau namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over vluchtelingen in Afrika. Pons Grau (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik begin met de inleiding op mijn verslag, wil ik zonder een zweem van bitterheid een opmerking maken over de gevoeligheid die wij in dit Parlement wel ten toon spreiden als wij het hebben over zaken betreffende de zogenoemde derde wereld. Ik ben een van diegenen die menen dat de vergaderperiode loopt van maandag tot en met vrijdag, maar het lijkt wel dat dat bepaald geen meerderheidsopvatting is, en dat de vrijdag een soort bezemwagen is waarin die thema's worden meegenomen die geen echte aandacht van dit Parlement verdienen. We gaan het hebben over de vluchtelingen in Afrika. Vluchteling is diegene - man, vrouw of kind - die tegen zijn wil zijn land moest verlaten. Vandaag de dag zijn er alleen al in Afrika 6.500.000 vluchtelingen. Het aantal ontheemden kennen we niet. Zijn het er vier miljoen, vijf of tien miljoen? We hebben het dan over een orde van grootte die vergelijkbaar is met of groter is dan de bevolking van bepaalde EG-staten. De internationale aandacht gaat immers niet naar Afrika uit. Dat gebeurt alleen in grenssituaties, en wanneer een bepaald land in de kijker staat van die toverkracht bezittende lenzen van de communicatiemedia. Wanneer die lenzen op een ander werelddeel worden gericht, verhuist onze aandacht mee. Wij weten niet hoeveel Sarajevo's er in Afrika zijn. Ik ben de eerste om te zeggen dat we Joegoslavië zoveel mogelijk moeten helpen; maar wij verwaarlozen veelal de hulp aan andere, verder van onze communicatiemedia verwijderde oorden. Daarom is dit het moment om oprechte hulde te brengen aan het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR), de niet-gouvernementele organisaties en het EG-bureau voor humanitaire hulp (ECHO) voor hun werk op dit gebied, want zij geven hulp aan miljoenen mensen, de machteloosten ter wereld, vrouwen en kinderen, die veelal politiek worden misbruikt, zowel door het land dat hen wegjaagt als door het land dat hen ontvangt. Vluchtelingen en ontheemden die de zwakke Afrikaanse sociale structuur kapot maken, die de economie en de landbouw van het land dat hen ontvangt ontwrichten, die
hun milieu vernielen - omdat zij genoodzaakt zijn in water en in hun primaire behoeften te voorzien - en waar de paradox bestaat dat zij bij de eigen inwoners van de streek afgunst oproepen omdat zij voedselhulp van de Gemeenschap krijgen en daardoor geprivilegeerd worden ten opzichte van de inwoners van dat land, zodat zij een bron van conflicten worden. Daarom is het noodzakelijk niet alleen de groep vluchtelingen te helpen, maar ook de landen die hen opnemen. Ik wil ook hulde brengen aan het geweldige vermogen van de Afrikanen om die vluchtelingen op te nemen, aan de Afrikaanse families die het weinige dat zij bezitten, delen met deze mensen die hun gronden komen bezetten. Als we ons de miljoenen vluchtelingen eens in Europa zouden indenken die een Afrikaans land te verdragen heeft, dan vinden we geen enkel land van onze Gemeenschap capabel een vergelijkbare inspanning te leveren. Daarom breng ik hulde aan Malawi, aan Zimbabwe, aan Zambia, aan Kenia, aan Rwanda en aan Oeganda. Want wij. mijnheer de Voorzitter, zijn geweldig efficiënt in de zogenoemde noodfase, die fase welke duurt tot zes maanden nadat deze mensen verdreven zijn. Maar we zijn al veel minder efficiënt in de zelfvoorzieningsfase welke tot drie jaar duurt, dat wil zeggen wanneer de vluchtelingen zich vestigen of zich opeen bepaald terrein reorganiseren. En we zijn het nog minder in de fase van terugkeer, hervestiging of integratie. Ik wil, mijnheer de Voorzitter, besluiten met het intrappen van een open deur. Wij kunnen onze hulp coördineren, we kunnen diezelfde hulp vergroten, maar voor al het andere moeten we de oorzaken wegnemen die de stroom vluchtelingen op gang brengen. En de eerste oorzaak van die emigrantenstroom is mensenwerk, dat zijn de burgeroorlogen die leiden tot hongersnood, die natuurrampen teweegbrengen. Daarom zijn alle beleidsvormen van de Gemeenschap die de ontwikkeling van democratie, mensenrechten en behoorlijk bestuur bevorderen, stukken beleid die het verschijnsel van de gedwongen migratie doen verminderen. En wij moeten in staat zijn om in ons communautair beleid de factor ontwikkeling op te nemen, zodat we ons mogelijkerwijs niet meer zo beschaamd hoeven te voelen als nu vaak het geval is. Raftopoulos (PSE). - (GR) Mijnheer de Voorzitter, namens de socialistische fractie wens ik de heer Pons Grau geluk met zijn uiterst interessant verslag dat we zonder voorbehoud steunen. Het lijdt geen twijfel dat zowel de ontbinding van enkele Afrikaanse landen zoals Somalië, Liberia en Boeroendi, waarnaar de heer Pons Grau in zijn verslag verwijst - als de sociale en economische destabilisering en de intense burgeroorlogen die er het gevolg van zijn. hebben bijgedragen tot het stijgend aantal vluchtelingen in Afrika. Het Parlement mag niet ongevoelig blijven voor dit politiek, sociaal en diepmenselijk probleem en voor het drama van miljoenen vluchtelingen die terecht op zoek zijn naar een plaats in de gemeenschap der volken. Het wordt hoog tijd dat we onze solidariteit in de praktijk brengen. Vluchtelingen hebben dagelijks met tal van problemen te kampen. Ik denk zowel aan het politiek en maatschappelijk wantrouwen waarmee veel landen de vluchtelingengolven opvangen als aan de afwijzing van de vluchtelingen om nationale, nationale, godsdienstige en raciale redenen. Ik verwijs ook naar de precaire omstandigheden waaronder de vluchtelingen zich moeten vestigen en de geweldige aanpassings- en integratieproblemen waarmee
3.94
Handelingen van hel Europees Parlement
Nr. 3-445/253
Raftopoulos
ze te kampen hebben. Verder zijn er de enorme fysische en psychische vernederingen, het gebrek aan veiligheid en de vrees voor racisme en vreemdelingenhaat. Om de bestaande vluchtelingenstroom te stoppen en nieuwe vluchtelingengolven te voorkomen, doet de heer Pons Grau voorstellen die gericht zijn op de verbetering van de economische omstandigheden, de beperking van de discriminaties als gevolg van de etnische, religieuze, politieke en sociale afkomst van de vluchtelingen, de verzekering en versterking van de mensenrechten en uiteraard de voorkoming van gewapende conflicten. De intensievere hulpverlening aan de Afrikaanse vluchtelingen en ontheemden, zowel via artikel 225 van de Overeenkomst van Lomé als via de EG-begroting, is ongetwijfeld een andere doeltreffende manier om de vluchtelingenstromen een halt toe te roepen en te voorkomen. Als we het probleem grondig willen aanpakken en tot oplossingen willen komen die de tand des tijds weerstaan, moeten we echter ook een waaier van beleidsvormen voor regionale ontwikkeling goedkeuren en verwezenlijken. Die beleidsvormen, die doorzichtig moeten zijn en zich op de toekomst moeten richten, moeten sociaal van inslag zijn en oog hebben voor het milieu. De Gemeenschap die over enorme humanitaire reserves beschikt en terecht belangstelling toont voor de ontwikkelingen in heel de wereld, moet ook voor de Afrikaanse vluchtelingen de beginselen en waarden van het humanisme en de solidariteit in de praktijk brengen. Daarbij mag ze de prioriteiten en noden van de Europese samenleving niet vergeten en mag ze het sociaal Europa niet verwaarlozen. Maher (LDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik complimenteer de heer Pons Grau met zijn verslag. Het is een evenwichtig verslag. Hij vestigt de aandacht op tal van belangrijke factoren. Ik ben er erg blij mee dat hij beklemtoont dat vele van deze Afrikaanse landen, juist Afrikaanse landen die zo vreselijk arm zijn, bereid zijn om vluchtelingen uit andere landen te aanvaarden. Daar moet eens de nadruk op gelegd worden. Daaruit blijkt een grote menselijkheid bij deze volkeren, menselijke waarden die misschien niet zo duidelijk aanwezig zijn bij de zogenaamd meer ontwikkelde samenlevingen in de wereld. Ik ben blij dat u daar de aandacht op hebt gevestigd. Natuurlijk ontstaan vele van de problemen waarmee we hier geconfronteerd worden en die leiden tot het van huis en haard verjagen van mensen, door natuurlijke oorzaken, door de grillen van het klimaat. Daar kunnen we niet echt veel aan doen. Zeker is dat we niet zo machteloos zijn als het aankomt op de onderliggende oorzaken van politieke aard. Soms hebben wij in dit deel van de wereld, de zogenaamde ontwikkelde wereld, de neiging om problemen aan te pakken wanneer ze al heel ernstig zijn geworden, in plaats van te trachten te anticiperen op politieke problemen die ontstaan, en om op een meer directe manier bijstand te verlenen bij de democratisering van die landen. We moeten proberen die landen bij te staan om zich op een betere manier te ontwikkelen, zodat zij geen aanleiding geven tot ernstige politieke problemen die leiden tot revolutie en burgeroorlog, welke onvermijdelijk het verjagen van mensen impliceren. Daarop willen wij zoveel als wij maar kunnen, de aandacht richten.
Ik ben er niet zeker van dat wij zoveel doen als wij zouden kunnen met betrekking tot Zuid-Afrika waar misschien een catastrofe staat te gebeuren. Mag ik afsluiten. Mijnheer Pons Grau. ik merk op dat u een aantal landen uit Zuidelijk Afrika hebt genoemd. U heeft Swaziland niet genoemd, een heel klein land dat meer dan 300.000 Mozambicaanse vluchtelingen heeft opgenomen en daarbij uitstekend werk verricht. Wij mogen een klein land dat zijn best doet. niet vergeten. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met het verslag. Ik complimenteer de rapporteur voor zijn sprekend relaas van het geweldige vluchtelingenprobleem in Afrika. Ik ben blij gelegenheid te hebben om toe te lichten wat de Commissie heeft gedaan. Naar het voorbeeld van een overeenkomstige bepaling in Lomé III, voorziet artikel 255 van de vierde Overeenkomst van Lomé in bijzondere bijstand voor vluchtelingen, repatrianten en ontheemden in de ACS-landen. Deze bijstand omvat de mogelijkheid in behoeften te voorzien die na de noodfase ontstaan, maar biedt ook faciliteiten voor integratie, herintegratie en zelfredzaamheid tegen een achtergrond van een zich herstellende stabiliteit in de betrokken landen. Voor de periode van het eerste Financieel protocol was voor artikel 255 100 miljoen ecu uitgetrokken. Sedert de inwerkingtreding van Lomé IV is reeds 56.5 miljoen ecu bestemd voor 51 hulpoperaties in 19 ACS-landen. De meeste hulp ging naar Mozambique, Angola. Malawi en Liberia. Dit type steun is ook verleend aan andere gebieden, zoals de Hoorn van Afrika en de Centraalafrikaanse republiek. In verschillende landen zoals Angola. Mozambique en Sierra Leone hebben verscheidene hulpinstrumenten elkaar aangevuld: humanitaire steun van ECHO en steun uit hoofde van artikel 255. Ook is er een uitstekende coördinatie met andere donoren. Angola en Mozambique zijn hiervan goede voorbeelden. Op dezelfde manier werd de verleende steun gecombineerd met andere beschikbare middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds, nationale indicatieve programma's en recentelijk vooral uit hoofde van het rehabilitatieplan voor ontwikkelingslanden. Onze belangrijkste partners bij het uitvoeren van die operaties waren nict-gouvernementele organisaties, vooral de verschillende afdelingen van Artsen zonder Grenzen. Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties vertegenwoordigt circa 14% van de middelen. Het grootste deel van de hulp was gericht op de gezondheidssector, maar er werden in Angola, Eritrea en Senegal ook operaties uitgevoerd voor hel stimuleren van hel herstel van de landbouw en de rehabilitatie van de plattelandsinfrastructuur. Ofschoon de gezondheidssector de grootste prioriteit heeft, zijn ook operaties uitgevoerd die beogen de zelfredzaamheid van de betrokken bevolkingsgroepen te verbeteren wanneer de plaatselijke omstandigheden uitzicht bieden op veiligheid en stabiliteit op lange termijn. In hun geheel bezien, hebben de verschillende uit hoofde van artikel 255 gefinancierde operaties direct of indirect hulp geboden aan ongeveer 12.750.000 mensen, onder wie vluchtelingen, repatrianten. ontheemden, gedemobiliseerde soldaten en de mensen die in de buurlanden getroffen waren. De Commissie kent via haar Bureau humanitaire hulp ECHO speciale humanitaire hulp toe
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/254
3. 94
Sir Leon Brittan aan vluchtelingen, ontheemden en repatrianten in de ontwikkelingslanden. Het steunbedrag is gestegen van 89.2 miljoen ecu in 1992 tol 164.8 miljoen ecu in hel afgelopen jaar en is bestemd voor het bevorderen van de op zelfredzaamheid gerichte inspanningen van die bijzonder kwetsbare groepen die in tijdelijke kampen verblijven in de periode tussen de noodfase en de vestiging in de gastregio of het gastland of de hervestiging in hun land van herkomst. Bij langdurige vluchtelingen of ontheemden wordt de steun veelal gegeven als aanvulling op andere humanitaire operaties om deze groepen te helpen. Onder de landen die het meest van deze steun ex artikel 254 van de Overeenkomst van Lomé en/of de communautaire begroting ontvangen hebben, zijn Angola, Boeroendi, Liberia, Mozambique. Rwanda en Zaïre. Het globale plan met de medewerking van het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties. WFB. het Internationale Rode Kruis en negen nietgouvernemenlele organisaties, voor in totaal 18.3 miljoen ecu. werd ook uitgevoerd voor Boerocndese vluchtelingen in Rwanda. Tanzania en Zaïre, dit als resultaat van een gezamenlijke missie van de Commissie en het Hoge Commissariaat in december 1991. Als resultaat van de ondertekening op 13 december vorig jaar van een kaderovereenkomst inzake partnerschap tussen het Hoge Commissariaat en de Commissie, hebben mevrouw Ogata en de heer Marín ingestemd met de oprichting van een gezamenlijk groep op hoog niveau voor het coördineren van de acties en strategieën van beide instellingen. Teneinde te zorgen vooreen uniforme en consequente houding van de Commissie in de vergaderingen met het Hoge Commissariaat, is een interdepartementale werkgroep op hoog niveau opgericht onder voorzitterschap van ECHO met als drieledige taak het opstellen van een consequente benadering door de Gemeenschap, het uitstippelen van een gezamenlijke strategie en het vastleggen van gemeenschappelijke methoden en middelen voor een nauwere samenwerking met het Hoge Commissariaat teneinde gerepatrieerde vluchtelingen en repatrianten en ontheemden te helpen. De Voorzitter. - Hel debat is gesloten. Wij gaan over tot de stemming. (Het Pa liemeni neemt de resolutie aan) 8. Invoer van rundvlees De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A3-0120/94) van de heer Sonneveld. namens de Commissie externe economische betrekkingen, over het voorstel van de Commissie aan de Raad"(COM (93) 0478 - C3-0009/94) vooreen verordening houdende opening, voor 1994. van een autonoom en uilzonderlijk tariefcontingent voor de invoer van vers. gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit van de GN-codes 0201 en 0202 alsmede produkten van de GN-codes 0206 10 95 en 0206 29 91. Sonneveld (PPE), rapporteur. - Mijnheer de Voorzitter, wederom is ons de toekenning van een uitzonderlijk contingent rundvlees van hoge kwaliteit ter behandeling voorgelegd. De argumenten die ervoor pleiten om daarmee in te stemmen hebben zich niet gewijzigd sinds de voorgaande jaren en ook de bedenkingen die er leven met betrekking tot de garantie dat er bij de produktie van het vlees geen gebruik zou zijn gemaakt van groeihormonen, zouden weer ter sprake moeten worden gebracht.
Toch is er aanleiding om bij deze gelegenheid speciaal aandacht te vragen voor het adviesrecht van het Europees Parlement met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid en derhalve ook met betrekking tot het handelsbeleid, dat het landbouwbeleid rechtstreeks raakt. In het verslag van de Commissie externe economische betrekkingen, dat ik als rapporteur hier mag inleiden, vindt u dan ook naast de instemming met het onderhavige contingent ook een paragraaf gewijd aan andere rundvleescontingenten. Deze werden toegestaan in het kader van de GATT ter compensatie van de voortzetting van het beleid van de Unie inzake de oliehoudende zaden. Deze contingenten, samen met de vele andere contingenten op het gebied van de rundvleesinvoer. hebben natuurlijk een flinke invloed op de rundvleesmarkt van de Unie. Over deze compensatiecontingenten nam de Raad al een beslissing zonder het Parlement te raadplegen. Mag ik van de Commissie vernemen wat het principiële verschil is tussen het hier aan de orde zijnde contingent en de contingenten die bijvoorbeeld aan Argentinië en Brazilië werden toegekend als compensatie voor de oliehoudende zaden, zodat het Europees Parlement in het ene geval wel en in het andere geval niet werd geraadpleegd? Ik breng deze zaak nu ter sprake omdat wij wensen dat het Parlement mede belrokken wordt bij de invulling van de markttoegang in de onderscheiden landbouwsectoren zoals die in het GATT-akkoord, in de Uruguay-round zijn overeengekomen. Dan zullen immers ook al deze rundvleesconlingenten moeten worden ingepast. Wij verwachten dat deze invulling tijdig met het Parlement zal worden besproken en ook in het verdere vervolg jaarlijks met het Parlement zal worden geëvalueerd. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) In antwoord op de vraag van de heer Sonneveld. het antwoord luidt dat de 18.000 ton rundvlees van hoge kwaliteit die is overeengekomen als compensatie in het kader van het akkoord inzake oliehoudende zaden, een met de GATT verbonden quotum vormen dat is gebaseerd op artikel 1 13 van het Verdrag. De balanscompensatie daarentegen is gebaseerd op artikel 43 van het Verdrag, omdat die cen ad-hoc hoeveelheid is waartoe is besloten op grond van de omvang van de balans voor bevroren rundvlees. Deze wordt jaarlijks door de Raad met inachtneming van de feitelijke behoeften van de markt vastgesteld. Ik wil de rapporteur dank zeggen voor zijn positieve verslag, en ook wil ik alle leden dank zeggen die aan de discussie over dit voorstel hebben deelgenomen. De Commissie wil benadrukken dat het voorstel moet worden gezien tegen de achtergrond van de op ramingen berustende balans voor de voorziening voor 1994 van rundvlees voor de verwerkende industrie, die op nul is gesteld wegens de in de Europese Gemeenschap aanwezige voorraden van 400.000 ton en de voor 1994 verwachte marktsituatie. Op grond van de verplichtingen van de Gemeenschap uit hoofde van de GATT jegens bepaalde derde leverancierslanden. en van ons belang bij het behoud van harmonische handelsrelaties, stellen wij voor dat voor 1994 een compensatiequotum van 1 1.430 ton rundvlees van hoge kwaliteit wordt geopend. Derhalve is het doel van ons voorstel, het bereiken van cen passend evenwicht tussen de marktbehoeften voor
3. 94
Handelingen van het Europees Parlement
Nr. 3-445/255
Sir Leon Brittan rundvlees in de Gemeenschap en onze verplichtingen jegens onze traditionele leveranciers. Tenslotte wil ik iedereen bedanken die aan de discussie heeft deelgenomen. Lane (RDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal tegen het voorstel stemmen. Dat doe ik om een technische reden, namelijk dat wij de invoer toelaten van I 1.400 ton rundvlees. Maar dit vlees kan wel vol hormonen zitten. We gaan toestaan dat op grond van de GATT-overeenkomst rundvlees in de Gemeenschap wordt ingevoerd. Wij weten niet of er al dan niet hormonen in dat vlees zijn. In het verleden hebben wij meegemaakt dat de Europese Unie een inspecteur in de Verenigde Staten had om er op toe te zien dat rundvlees dat uit de Verenigde Staten naar Europa ging. hormonenvrij was. Vandaag de dag hebben we geen inspecteur. We laten de invoer toe van rundvlees uit Argentinië. Australië. Nieuw-Zeeland en straks uit de Verenigde Staten. Dat kan wel vol hormonen zitten. Wij staan in de Gemeenschap geen hormonen toe. en met dat beginsel ben ik het eens. Hoe kunnen we dan de invoer van rundvlees toelaten als we niel de garantie hebben dat het hormonenvrij is? McCartin (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan de visie van de heer Lane accepteren, behalve dan dat ik het had voorzien voor de meeste anderen, en destijds tegen het verbod op hormonen heb gestemd. Er was immers geen enkele mogelijkheid om de consumenten van de Gemeenschap te beschermen toen wij naar vrije handel overgingen. Dat gezegd zijnde, vind ik dat wc niet over de invoer van rundvlees mogen praten zondereen blik te werpen op de marktsituatie voor rundvlees in de Europese Gemeenschap. Volgens mij is er een dodelijke cocktail voorbereid met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de GATT voor wat rundvlees betreft. We zijn akkoord gegaan met handhaving van onze invoer op circa een hall" miljoen ton. We hebben ermee ingestemd onze export in een periode van drie jaar ie verminderen van 1.4 miljoen ton tot 0,85 miljoen ton. Daarenboven is hel volkomen duidelijk dal de prijzen van varkensvlees en vlees van gevogelte omlaag gaan en dat de rundvleesmarkt in de Gemeenschap niet groeit. Wc hebben een situatie gecreëerd waarin hel zoogkoeienbestand kan uitbreiden en waarin de rundvleesproduktie waarschijnlijk zal toenemen. Die twee zaken moet je samen bekijken. De Commissie is wis en waarachtig verplicht wat rekenwerk te doen en ons tijdig te laten weten of in dit stadium een catastrofe op de rundvleesmarkt onvermijdelijk is. Als wc geen corrigerende maatregelen nemen, is die onvermijdelijk. Sonneveld (PPE), rapporteur. - Voorzitter, de commissaris heeft inderdaad nu antwoord gegeven op de vraag waarom in het ene geval het Parlement wel en in het andere geval niet werd geraadpleegd. Ik zou zeggen: gedane zaken nemen geen keer. het is toch te laat om alsnog een oordeel te geven en het Parlement te raadplegen over contingenten die al zijn goedgekeurd door de Raad. Maar ik heb wel een verband gelegd met het invullen van de markttoegang die ook overeengekomen is in het kader van de GATT en ik hoop niet dat de contingenten in het kader van de concessies betreffende de oliehoudende zaden als voorbeeld zullen gelden voor
het toekomstige beleid bij het invullen van de markttoegang waar al deze contingenten ook bij betrokken zullen worden. Dat zou betekenen dat wij bij cen heel belangrijk element van het landbouwbeleid niel meer betrokken zouden worden. Wij hopen deze gedachte ook nog vast te leggen in verslagen van de Commissie externe economische betrekkingen met betrekking tot de GATT volgende week in onze commissievergadering en later ook in dit Parlement. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Wij gaan over tol de stemming. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie
aan)
9. PHARE-programma De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de uitvoer van pesticiden uit de Gemeenschap naar Albanië in het kader van het PH AREproramma. Sir Leon Brittan, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op dit ogenblik liggen er circa 3.500 ton bestrijdingsmiddelen in Albanië opgeslagen. Die kunnen in twee categorieën worden ingedeeld. Om te beginnen zijn daar 500 ton produkten van hoge kwaliteit, die voldoen aan de voorschriften van de Gemeenschapen die werden geleverd na de economische hervorming in Albanië; een 214 ton daarvan zijn geleverd met steun van de Gemeenschap. De resi was geleverd voor de economische hervorming, voldoet niet noodzakelijkerwijs aan de voorschriften van de Gemeenschap en werd niet in de Gemeenschap gefabriceerd. Om redenen die verband houden met de landbouwhervorming in Albanië, wordt van deze bestrijdingsmiddelen heel weinig gebruik gemaakt. Momenteel bestudeert de Commissie of het mogelijk is een deel van de met steun van de Commissie geleverde voorraad weer uit te voeren voor de vervaldatum van de produkten. De bedoeling zou zijn om de ecologische bedreiging die in Albanië van deze bestrijdingsmiddelen uitgaat, te verminderen en om tegelijk de marktwaarde van het produkt in stand te houden. We bekijken of het mogelijk is die mogelijkheid van wederuitvoer uit te breiden tot de bestrijdingsmiddelen die zonder steun van de Gemeenschap geleverd zijn als de vervaldatum daarvan dat mogelijk maakt. Ook heeft de Commissie aan de Albanese autoriteiten geopperd dat de vernietiging van die produkten die niet meer kunnen worden gebruikt, mogelijkerwijs wordt gefinancierd uit de opbrengst van de wederuitvoerverkopen. Mij is gezegd dat rond 500 ton moet worden vernietigd en dal de kosten daarvan ongeveer 2.7 miljoen ecu zouden belopen. Maar ik vraag het Parlement om voorzichtig met deze cijfers om te springen omdat het enkel schattingen zijn. Een speciaal probleem wordt klaarblijkelijk gevormd door een klein deel van de 500 ton dat niet meer bruikbaar is. circa \()CÁ . waarvoor de technologie voor een veilige vernietiging blijkbaar nog niet voorhanden is. Wc zullen dat deel van de voorraad bestrijdingsmiddelen misschien moeten opslaan totdal de noodzakelijke technologie wel beschikbaar is. De Albanese regering zou als resultaat
Nr. 3-445/256
Handelingen van het Europees Parlement
11.3. 94
Sir Leon Brittan van de discussies met de Commissie kunnen besluiten dat. voor wat de na de hervorming geleverde bestrijdingsmiddelen betreft, een 60 ton op de plaatselijke markt zal worden verkocht, hetgeen het maximum is dat de totale markt naar verwachting voor de nieuwe inzaai kan opnemen, en dat de rest weer wordt uitgevoerd, bij voorkeur naar de producenten. Ook heeft de Albanese regering de Commissie gevraagd om te zorgen voor coördinatie met Italië en de Wereldbank. Wat de andere bestrijdingsmiddelen betreft, bestudeert de Albanese regering de mogelijkheden om hetgeen nog bruikbaar is te exporteren, en zal zij op zoek gaan naar de noodzakelijke fondsen voor vernietiging als die nodig is. von Alemann (LDR). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Ik zeg de commissaris dank voor de verstrekte informatie en wil erop wijzen dat ik waarschijnlijk het enige Parlementslid ben dat begin januari aan de Montenegrijnse grens van Albanië cen deel van deze bestrijdingsmiddelen heeft gezien en heeft gefotografeerd. Zij zijn inderdaad heel slecht verpakt en zij worden ook heel slecht bewaakt. Daarom moeten zij vroeger of later verwijderd worden. Volgens mij is het zaak ze weg te halen voordat het van de zomer echt heet wordt. Ik moet echter zeggen hoe geërgerd ik ben door het feit dat de organisatie Greenpeace in een actie die werkelijk heeft bijgedragen tot het in verwarring brengen van de bevolking, vooral in Duitsland, dit bestrijdingsmiddel als aanleiding heeft verkozen om de brug van Kehl te blokkeren. Ik vind dat bepaald onbehoorlijk. De indruk is namelijk gewekt dat het allemaal bestrijdingsmiddelen waren die illegaal naar Albanië waren uitgevoerd. Ik ben blij dat de commissaris opnieuw mijn indruk heeft bevestigd, namelijk dat het legale exporten waren die door de vorige regering waren besteld. De nieuwe regering heeft de landhervorming met kleine percelen voor de boeren doorgevoerd. Het enige aanwezige sproeivliegtuig is niet meer in gebruik. Zo staan de bestrijdingsmiddelen nutteloos aan de kant. De oorsprong van dit probleem en van vele andere problemen is gelegen in de omschakeling, en wc moeten allen samen proberen het probleem op te lossen. Maar de actie van Greenpeace suggereert werkelijk de verkeerde indruk dat het ging om illegale uitvoer uit Duitsland. Daar stel ik mij uit alle macht tegen te weer! Ik zeg de commissaris dank voor zijn belofte om samen met de Albanese autoriteiten naar een oplossing te zoeken. Hij zou er ook bij de Albanese autoriteiten naar toe moeten werken om de nog bruikbare pesticiden wellicht aan de boeren cadeau te doen. Ik geloof dat maar heel weinig boeren nu het geld hebben om de bestrijdingsmiddelen tegen hoge prijzen aan te kopen. De Albanezen moeten erkennen dat bij de wederpartij goede wil aanwezig is. en dat ook de Albanezen moeten bijdragen aan de oplossing van het probleem, omdat het de Albanese regering was die het bestrijdingsmiddel had besteld. Graefe zu Baringdorf (V). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij niet aansluiten bij betgeen de vorige spreekster heeft gezegd. Ik zou het juist expliciet willen toejuichen dat Greenpeace dit probleem heeft opgepakt, dat ze de aandacht hebben gevestigd op de desolate en gevaarlijke situatie van de bestrijdingsmiddelen, dat ze hebben geprobeerd oplossingen te vinden en dat zij een
terugzending van de pesticiden naar de verantwoordelijken willen. Het strekt mijn land, Duitsland, niet tot eer dat deze bestrijdingsmiddelen aan de Frans-Duitse grens werden geblokkeerd en niet werden toegelaten. En als mevrouw Von Alemann en ook de Commissie zeggen dat die exporten van pesticiden legaal waren, dan moet ik zeggen: des te erger! Kunnen wij, wanneer wij de Oosteuropese landen bij hun omschakeling helpen, niet iets beters verzinnen dan hen bestrijdingsmiddelen cadeau doen die zij niet kunnen gebruiken waarvan de uiterste gebruiksdata al lang verstreken zijn. die qua werkwijze eigenlijk helemaal niet mogen worden gebruikt en die niet overeenkomen met het kennisniveau van de Albanese landbouw? U zegt dat we te maken hebben met een andere ontwikkeling omdat het kleine boerenbedrijf wordt gestimuleerd, en stelt voor deze pesticiden aan de boeren cadeau te doen. Weet u wel wat u dan doet? U wil een gigantische opruiming van uiterst gevaarlijk afval en daar zadelt u de Albanese landbouw en de Albanese boeren mee op! Maar God zij geprezen zegt de Commissie dat vernietiging, c.q. het terugsturen van deze bestrijdingsmiddelen 2,7 miljoen ecu zou kosten. Dat moet men wel in de juiste proporties zien! In het kader van PHARE werd voor een bedrag van 3 miljoen ecu geleverd, en nu kost de vernietiging bijna evenveel. Het is een schandaal dat de Commissie, de Europese Gemeenschap en het Europees Parlement - en dat is de eigenlijke politieke schade - een economische begunstiging in de zin hebben die werkelijk ten hemel schreiend is en die niets anders inhield dan het naar Albanië afschuiven van pesticiden uit de DDR. dat is vandaag de Bondsrepubliek, waarvan de bruikbaarheidsdatum is verstreken! Dat is een politieke schade die maar heel moeilijk weer goed te maken valt. Vohrer (LDR). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het heel goed dat de Commissie wegen heeft aangegeven voor een oplossing van de kwestie en dat gisteren de Duitse Bondsregering een verklaring heeft afgegeven waarin de bijdrage van de Duitsers werd toegelicht. Maar we dienen daar iets van leren. Voor mij was het echt heel ergerlijk dat parlementaire initiatieven blijkbaar minder invloed hebben dan illegale acties, ook wanneer zij heel spectaculair zijn. In de tweede plaats is het van belang dat legale exporten van zodanige chemicaliën en gevaarlijke stoffen voortaan door ons niet wettelijk kunnen worden verboden. Ik pleit veeleer voor een zelfbeperkingsakkoord van het bedrijfsleven om niets meer te exporteren wat in de Europese Unie verboden is. Ten derde ben ik van mening dat er voor illegale exporten een fonds van de opruimingsbranche moet komen dat zorgt voor de terugname en de juiste vernietiging. Mijnheer de commissaris, nu komen we op uw terrein, namelijk de buitenlandse handel. Wij zouden helemaal geen gevaarlijke afvalstoffen mogen exporteren naar niet tot de OESO behorende landen. Wij dienen in de zin van het Verdrag van Bazel een definitief verbod uit te spreken, wat de Amerikanen nu ook God zij dank hebben gedaan. Indien wij gevaarlijke stoffen voor recycling exporteren, dan moeten wij dat doen onder de premisse dat we ook de verwerking kunnen controleren en dat deze bedrijven zijn gecontroleerd. Dat zijn voor mij de spelregels die wij na dit incident moeten opstellen.
Handelingen van het Europees Parlement
11.3.94
De Voorzitter. - Ter afsluiting van dit debat heb ik ontwerp-resolutie B3-0314/94 van de Fractie van de Europese Volkspartij ontvangen. Wij gaan over tot de stemming over deze ontwerpresolutie. Stemverklaring Raffin (V). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het heel kort houden. Alweer worden wij geconfronteerd met de kwestie van de uitvoeren invoer van gevaarlijke produkten, en met een probleem van duidelijkheid, omdat wij als gevolg van de afgewezen amendementen, hebben geweigerd het volle licht op dit probleem te laten schijnen. Deze affaire van uitvoer van pesticiden naar Albanië demonstreert eens te meer de tweeslachtigheid van de Europese Unie op het gebied van de uit- en invoer van gevaarlijke produkten. In deze hele affaire zijn er namelijk twee categorieën pesticiden. Enkele zijn op volstrekt geoorloofde wijze naar Albanië gebracht in het kader van het PHARE-programma. Andere kwamen echter ook uit de Europese Unie omdat zij vanuit Hannover in Duitsland naar Albanië waren geëxporteerd, en dat waren produkten die in de Gemeenschap verboden zijn: melipax, falisan en camfechloor. Over die uitvoer van in de Gemeenschap verboden produkten is nu maar weinig gesproken.
Nr. 3-445/257
In juli 1992 heelt de leider van de Albanese Groenen, de heer Nevruz Maluku, aan het Duitse ministerie van milieu geschreven om van dit ministerie steun te vragen voor een verbod op de uitvoer van die verboden produkten naar zijn land. Kennelijk is die uitvoer doorgegaan, en ik betreur het dat onze instelling, door niet toe te staan dal inzake de verspreiding van die produkten de onderste steen boven komt, dit soort praktijken in de toekomst blijft toestaan. (Het Parlement neemt de resolutie aan) (')
10. Onderbreking van de zitting De Voorzitter. - Collega's, het Parlement heeft zijn agenda afgewerkt. Ik verklaar de zitting van het Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt te 11.55 uur gesloten) ')
In het register ingeschreven verklaringen - Verzending van de tijdens de huidige vergadering aangenomen resoluties - Rooster van de volgende vergaderingen: /ie Notulen.
Venta y suscripciones · Salg og abonnement · Verkauf und Abonnement · Πωλήσεις και συνδρομές Sales and subscriptions · Vente et abonnements · Vendita e abbonamenti Verkoop en abonnementen · Venda e assinaturas BELGIQUE/BELGIË
IRELAND
SCHWEIZ / SUISSE / SVIZZERA
ISRAEL
Moniteur belge / Belgisch staatsblad Rue de Louvain 42 / Leuvenseweg 42 B-1000 Bruxelles / B-1000 Brussel Tél. (02)512 00 26 Fax (02) 511 01 84
Government Supplies Agency 4-5 Harcourt Road Dublin 2 Tel. (1)66 13 111 Fax (1)47 80 645
OSEC
ROY International
StampfenbachstraBe 85 CH-8035 Zürich Tel. (01 ) 365 54 49 Fax (01 ) 365 54 11
PO Box 13056 41 Mishmar Hayarden Street Tel Aviv 61130
Jean De Lannoy Avenue du Roi 202 / K oningslaan 202 B-1060 Bruxelles / B-1060 Brussel Tél. (02) 538 51 69 Télex 63220 UNBOOK B Fax (02) 538 08 41
ITALIA
BALGARIJA
Autres distributeurs/ O v e n g e verkooppunten: Librairie européenne/ Europese boekhandel Rue de la Loi 244/Wetstraat 244 B-1040 Bruxelles / B-1040 Brussel Tél. (02) 231 04 35 Fax (02) 735 08 60 Document delivery:
Credo« Rue de la Montagne 34 / Bergstraat 34 Bte 11 / Bus 11 B-1000 Bruxelles / B-1000 Brussel Tél. (02)511 69 41 Fax (02) 513 31 95 DANMARK J . H. Schultz Information A/S Herstedvang 10-12 DK-2620 Albertslund TH. 43 63 23 00 Fax (Sales) 43 63 19 69 Fax (Management) 43 63 19 49 DEUTSCHLAND Bundesanzeiger Verlag Breite Straße 78-80 Postlacn 10 05 34 D-50445 K öln Tel. (02 21)20 29-0 Telex ANZEIGER BONN 8 882 595 Fax 202 92 78 GREECE/ΕΛΛΑΔΑ G.C. Eleftheroudakis SA International Bookstore Nikis Street 4 GR-10563 Athens Tel. (01)322 63 23 Telex 219410 ELEF Fax 323 98 21 ESPANA Boletin Oficial del Estado Trafalgar. 27-29 E-28071 Madnd Tel. (91)538 22 95 F a x ( 9 1 ) 5 3 8 23 49 Mundi-Prensa Libros, SA Castello. 37 E-28001 Madrid Tel. (91)431 33 99 (Libros) 431 32 22 (Suscripciones) 435 36 37 (Dirección) Télex 49370-MPLI-E Fax (91)575 39 98 Sucursal: Librerìa Internacional AEDOS Consejo de Ciento. 391 E-08009 Barcelona Tel. (93)488 34 92 F a x ( 9 3 ) 4 8 7 76 59 Llibreria de la Generalität de Catalunya Rambla dels Estudis, 118 (Palau Moja) E-08002 Barcelona Tel. (93) 302 68 35 Tel. (93) 302 64 62 Fax(93)302 1299 FRANCE Journal officiel Service des publications des Communautés européennes 26. rue Desaix F-75727 Pans Cedex 15 Tél. ( 1 ) 4 0 58 77 01/31 Fax ( 1 ) 4 0 58 77 00
Licosa SpA Via Duca di Calabria 1/1 Casella postale 552 1-50125 Firenze Tel.(055)64 54 15 Fax 64 12 57 Telex 570466 LICOSA I
Tel. 3 496 108 Fax 3 648 60 39
Europress Klassica BK Ltd
EGYPT/ MIDDLE EAST
66. bd Vitosha BG-1463 Sofia TeiyFax 2 52 74 75
Middle East Observer
CESKÁ REPUBLIK A GRAND-DUCHE DE LUXEMBOURG
41 Shenf St. Cairo Tel/Fax 39 39 732
NIS CR
Messageries du livre 5. rue Raitfeisen L-2411 Luxembourg Tél. 40 10 20 Fax 49 06 61
Havelkova 22 CZ-130 0 0 P r a h a 3 Tel. (2) 235 84 46 Fax (2) 235 97 88
NEDERLAND
MAGYARORSZÄG
SDU Overheidsinformatie Externe Fondsen Postbus 20014 2500 EA 's-Gravenhage Tel.(070)37 89 911 Fax (070) 34 75 778
Euro-Jnfo-Service Europa Haz Margitsziget H-1138 Budapest T e U F a x l 111 60 61 1 111 62 16
PORTUGAL
POLSKA
Imprensa Nacional Casa da Moeda. EP Rua D. Francisco Manuel de Melo, 5 P-1092 Lisboa Codex Tel. (01)69 34 14 Fax (01 ) 69 31 66
Business Foundation ul. K rucza 38/42 PL-00-512 Warszawa Tel. (22) 621 99 93. 628-28-82 International Fax&Phone (0-39) 12-00-77
Distribuidora de Livros Bertrand, L d . '
ROMANIA
UNITED STATES OF AMERICA / CANADA UNIPUB 4611-F Assembly Drive Lanham. MD 20706-4391 Tel. Toll Free (800) 274 4888 Fax (301) 459 0056 CANADA Subscriptions only Uniquement abonnements Renouf Publishing Co. Ltd 1294 Akjoma Road Ottawa. Ontano K 1B 3W8 Tel. (613)741 43 33 Fax (613) 741 54 39 Telex 0534783 AUSTRALIA
Grupo Bertrand, SA Rua das Terras dos Vales, 4-A Apañado 37 P-2700 Amadora Codex Tel. (01)49 59 050 Telex 15798 BERDIS Fax 49 60 255
Euromedia
Hunter Publications
65. Strada Dionisie Lupu RO-70184 Bucuresti TelVFaxO 12 96 46
58A Gipps Street Collingwood Victoria 3066 Tel. (3) 41 7 5361 Fax (3) 419 7154
UNITED K INGDOM
CCEC
JAPAN
9,60-letiya Oktyabrya Avenue 117312 Moscow Tel./Fax (095) 135 52 27
Kinokuniya Company Ltd
SLOVAKIA
17-7 Shinjuku 3-Chome Shinjuku-ku Tokyo 160-91 Tel. (03)3439-0121
HMSO Books (Agency section) HMSO Publications Centre 51 Nine Elms Lane London SW8 5DR Tel. (071)873 9090 Fax 873 8463 Telex 29 71 138 OSTERREICH Manz'sche Verlagsund Universitätsbuchhandlung Kohlmarkt 16 A-1014 Wien Tel. (1)531 610 Telex 112 500 BOXA Fax (1) 531 61-181 SUOMI/FINLAND Akateeminen K irjakauppa Keskuskatu 1 PO Box 218 FIN-00381 Helsinki Tel. (0) 121 41 Fax (0) 121 44 41 NORGE Narvesen Info Center Bertrand Narvesens vei 2 PO Box 6125 Etterstad N-0602 Oslo 6 Tel. (22) 57 33 00 Telex 79668 NIC N Fax (22) 68 19 01 SVERIGE BTJ AB Traklorvgen 13 S-22100 Lund Tel. (046) 18 00 00 Fax (046) 18 01 25 30 79 47
RUSSIA
Slovak Technical Library Nm. stobody 19 SO-812 23 Bratislava 1 Tel. (7) 220 452 Fax : (7) 295 785
Journal Department PO Box 55 Chitóse Tokyo 156 Tel. (03)3439-0124
CYPRUS
SOUTH-EAST ASIA
Cyprus Chamber of Commerce and Industry
Legal Library Services Ltd
Chamber Building 38 Gnvas Dhigenis Ave 3 Deligiorgis Street PO Box 1455 Nicosia
Tel. (2) 449500/462312
STK Agency Robinson Road PO Box 1817 Singapore 9036
Fax (2) 458630
SOUTH AFRICA
MALTA
Safio
Miller distributors Ltd PO Box 25 Malta International Airport LOA 05 Malta
5th Floor. Expon House Cnr Maude & West Streets Sandton2146 Tel. (011)883-3737 Fax (011) 883-6569
Tel. 66 44 88 Fax 67 67 99 TÚRKIYE
AUTRES PAYS OTHER COUNTRIES ANDERE LÄNDER
Pres Gazeie K ltap Dergi Pazartama Dagitim Ticaret ve sanayi A?
Office des publications officielles des Communautés européennes
Narlibaçhe Sokak N. 15 Istanbul-Cagaloglu Tel. (1)520 92 9 6 - 5 2 8 55 66 Fax 520 64 57 Telex 23822 DSVO-TR
2, rue Mercier L-2985 Luxembourg Tél. 499 28-1 Télex PUBOF LU 1324 b Fax 48 85 73/48 68 17
De als bijlage van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen verschijnende „Handelingen van het Europees Parlement" omvatten: — de volledige verslagen der vergaderingen, — het jaarlijkse zaakregister.
In overeenstemming met het zittingsjaar van het Parlement lopen de abonnementen van begin maart tot eind februari van het daaropvolgende jaar.
Verkoop
Deze uitgaven zijn verkrijgbaar bij het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen. Betalingen kunnen slechts worden verricht bij het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen. Prijs in Luxemburg (exclusief BTW): jaarabonnement 1994-1995: Ecu 207. Apart nummer: prijs vastgesteld per nummer en opgedrukt. Deze prijzen gelden voor de genummerde bladzijden, exclusief speciale verzendingskosten.
Ecu 48
*^ * * S I * * * *
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN L-2985 Luxembourg
AX-AA-94-001-NL-C