Zitting van 11 maart 2013 Aanwezig : De Heer Callens K., Burgemeester-Voorzitter; De Heer en Mevr. Soenens K., Vande Vyvere C., Buyck V., Verhelle K., en Lepla M.; Schepenen; Mevr. en de Heren Vandewaetere C., Callens T., Deceuninck G., Vandekerckhove V., Demuynck P., Demeulenaere S., Dejonckheere A., Goethals K., Devroe M., Dejaeghere V., Vanantwerpen A., Eeckhout K., Godderis F., Devisch L. en Vereenooghe I.; raadsleden; en Pillaert D., secretaris;
Raadslid Christine Vandewaetere is verontschuldigd.
Punt 1
Goedkeuring verslagen van de gemeenteraad van 04 februari 2013 Het verslag van de zitting van 04 februari 2013 wordt goedgekeurd met 20 ja-stemmen.
Punt 2
Kennisname gedeeltelijke vernietiging van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn Gelet op de brief van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen West-Vlaanderen van 12 februari 2013 inzake de geldigverklaring verkiezing leden van de raad voor maatschappelijk welzijn ; Overwegende dat ambtshalve controle is gebeurd van de verkiezing leden van de raad voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat het volgende beslist is: “De verkiezing als effectief OCMW-raadslid van de gemeente Ardooie door de gemeenteraad van deze gemeente op 2 januari 2013 van mevr. Carmen Vandemaele en van haar opvolger, wordt vernietigd. De verkiezing van de overige leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en hun opvolgers van de gemeente Ardooie zoals opgenomen in het proces-verbaal wordt geldig verklaard.” De gemeenteraad neemt hiervan kennis.
Punt 3
Verkiezing één lid voor de Raad van Maatschappelijk Welzijn Gelet op het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de artikelen 5 t.e.m. 13, 15 en 16;
Gelet op decreet van 8 juli 2011 houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de artikelen 8, 58 en 86; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de voordrachtakte en de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 betreffende de inwerkingtreding van diverse bepalingen van het decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van diverse bepalingen van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en betreffende de uitvoering van artikel 280, § 1, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 2012 tot vaststelling van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden per gemeente, het aantal te verkiezen leden van de raden voor maatschappelijk welzijn van de randgemeenten en van de gemeente Voeren, het aantal te verkiezen stadsdistrictsraadsleden in Antwerpen, het aantal te begeven schepenmandaten per gemeente, het aantal leden van de stadsdistrictscolleges in Antwerpen en het aantal te verkiezen provincieraadsleden per provincie van het Vlaamse Gewest, en tot verdeling van de provincieraadsleden over de provinciedistricten; Gelet op de omzendbrief BB 2012/2 van 19 oktober 2012 - Start van de lokale en provinciale bestuursperiode; Gelet op de verkiezing van de OCMW-raadsleden in zitting van de gemeenteraad dd. 02.01.2013; Gelet op de beslissing van de raad voor verkiezingsbetwisting dd. 08.02.2013 van gedeeltelijke vernietiging van de verkiezing leden van de raad voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat de bovengenoemde beslissing van de raad van verkiezingsbetwisting is meegedeeld aan de gemeente per aangetekend schrijven van 11 februari 2013; Overwegende dat door de beslissing de verkiezing van Carmen Vandemaele en haar opvolger is vernietigd; Overwegende dat een nieuwe verkiezing dient te gebeuren voor één lid van de raad van maatschappelijk welzijn; Overwegende dat er geen geldige ontvankelijke voordrachtakten zijn voor verkiezing OCMWraadsleden op 02.01.2013 waarop kandidaten werden voorgedragen die niet verkozen zijn; Overwegende dat bijgevolg nieuwe voordrachtakten dienden worden ingediend ingevolge artikel 14, tweede lid; Overwegende dat één voordrachtakte in tweevoud aan de gemeentesecretaris werden overhandigd uiterlijk vijf dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad; Overwegende dat volgende voordrachtakte conform alle decretale voorwaarden aan de gemeentesecretaris werd overhandigd: Vanwege lijst nr. 2 (N-VA):
Kandidaat effectief lid OCMW:
Vandemaele Carmen Opvolger
Kandidaat effectief lid OCMW:
Van Huylenbrouck Hilde
Lammertyn Alfons Opvolger
Feys Noël
Overwegende dat alle kandidaten, zowel de effectieve als de opvolgers, instemmen met hun voordracht en dit hebben bevestigd door hun handtekening op de voordrachtakte; Overwegende dat beide geslachten zijn vertegenwoordigd op de voordrachtakten; Overwegende dat de gemeentesecretaris het nodige onderzoek heeft verricht naar de wettelijk gestelde voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van de voordrachtakte, dat er hierbij geen opmerkingen werden geformuleerd; Overwegende dat geen enkele kandidaat-werkend lid of kandidaat-opvolger zich in een geval van onverkiesbaarheid bevindt; Overwegende dat de gemeentesecretaris de kandidatenlijst heeft afgesloten door het rangschikken van de kandidaat werkende leden in alfabetische volgorde waarbij de naam van elk kandidaat-werkend lid wordt gevolgd door de namen van zijn of haar kandidaat-opvolgers in de precieze volgorde zoals ze zijn vermeld in de voordrachtakte; Overwegende dat het stemopnemingsbureau is samengesteld door de voorzitter van de gemeenteraad en bijgestaan door Goethals Kimara en Buyck Veronique, zijnde de twee jongste gemeenteraadsleden in leeftijd; Overwegende dat ieder gemeenteraadslid evenveel stembiljetten heeft ontvangen als hij stemmen heeft, zijnde één; Overwegende dat enkel op kandidaat-effectieve leden kan worden gestemd, dat de stembiljetten conform deze bepaling werden opgemaakt; Overwegende dat de stemming in één enkele stemronde en bij geheime stemming plaatsvindt; Overwegende dat bij de stemopneming 21 stembrieven werden geteld, waarvan 4 blanco stembiljetten; 0 ongeldige stembiljetten; 16 geldige stembiljetten; Overwegende dat de geldige stembiljetten worden gerangschikt per kandidaat-werkend lid en vervolgens geteld; Overwegende dat de stemopneming volgende uitslag geeft: Naam en voornaam van het kandidaat-werkend lid
Aantal bekomen stemmen
Lammertyn Alfons
0
Vandemaele Carmen
16
Overwegende dat volgende persoon aldus is verkozen tot werkend lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de opvolger: Werkend lid OCMW:
Opvolgers
Vandemaele Carmen
Opvolger
Van Huylenbrouck Hilde
Overwegende dat beide geslachten vertegenwoordigd zijn in de verkozen raad voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat onderhavig proces-verbaal van stemverrichtingen, zoals ter zitting opgemaakt door de gemeentesecretaris, ondertekend werd door de voorzitter van de gemeenteraad, de leden van het stemopnemingsbureau, zoals hierboven vermeld: Karlos Callens, voorzitter Dominiek Pillaert, secretaris Kimara Goethals, raadslid Veronique Buyck, raadslid Overwegende dat de voorzitter van de gemeenteraad de uitslag in openbare zitting heeft afgekondigd, dat de uitslag hierdoor voorlopige geldigheid krijgt; BESLIST: 20 ja-stemmen Art. 1: De geloofsbrieven van het kandidaat werkend lid en de kandidaat opvolger goed te keuren. Art. 2: Akte te nemen van de afkondiging van de uitslag door de voorzitter van de gemeenteraad. Art. 3: Akte te nemen van de lijst van het verkozen werkend lid en van de opvolger, zijnde: Werkend lid OCMW:
Opvolger
Vandemaele Carmen
Van Huylenbrouck Hilde
Origineel werd getekend door: Karlos Callens, voorzitter van de gemeenteraad Kimara Goethals en Veronique Buyck, leden van het stemopnemingsbureau, zijnde de jongste twee gemeenteraadsleden Dominiek Pillaert, gemeentesecretaris
Punt 4
Kennisname geldigverklaring verkiezing politieraadsleden Gelet op het schrijven van de Bestendige Deputatie van 11 februari 2013 waarbij is meegedeeld dat de verkiezing van de effectieve leden en hun opvolgers voor de politieraad van de politiezone Tielt geldig is verklaard (beslissing Bestendige Deputatie 31.01.2013) Overwegende dat de gemeenteraad hiervan kennis dient te nemen; De gemeenteraad neemt kennis dat de verkiezing van de leden en hun opvolgers van de politieraad van politiezone Tielt van de gemeente Ardooie zoals omschreven in het procesverbaal geldig is verklaard.
Punt 5
Kennisname budget OCMW boekjaar 2013 Gelet op het schrijven van OCMW van 18 februari 2013 waarbij meegedeeld dat de OCMWbudget 2013 is goedgekeurd;
Gelet op de OCMW-Raadsbeslissing van 05.02.2013 waarbij het budget boekjaar 2013 is goedgekeurd; Overwegende dat de gemeentelijke bijdrage voor het jaar 2013 € 599.078 bedraagt; Neemt kennis van de goedkeuring van het budget boekjaar 2013 van het OCMW.
Punt 6
Goedkeuren huishoudelijk reglement van de gemeenteraad Gelet op het gemeentedecreet, inz. artikel 21, 23, 30, 33, 35, 38, 39, 40, 182, 188 en 204; Overwegende dat in het huishoudelijk reglement de werking van de gemeenteraad nader omschreven is en waarin tevens de rechten van de raadsleden staan vermeld; Gelet op het huidige huishoudelijk reglement goedgekeurd in zitting van 19 februari 2007; Overwegende dat er enkele wijzigingen zijn in het gemeentedecreet en het dus nodig is het reglement aan te passen, tevens worden de presentiegelden die al zes jaar niet geïndexeerd zijn opgetrokken naar € 200,00 (bruto)/zitting; Overwegende dat elk raadslid het huishoudelijk reglement in bijlage heeft ontvangen per mail op datum van 1 maart 2013; BESLIST: 20 ja-stemmen Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad zoals vastgesteld in bijlage goed te keuren.
Punt 7
Goedkeuren samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Ardooie en AWV West-Vlaanderen betreffende herinrichten wegvak N37, Roeselaarsestraat over een lengte van 400 meter met inbegrip van kruispunt Cloetbergstraat. Gelet op het schrijven van AWV van 9 januari 2013 waarbij gevraagd is om de samenwerkingsovereenkomst m.b.t. werken “herinrichten wegvak N37, Roeselaarsestraat over een lengte van 400 meter met inbegrip van kruispunt Cloetbergstraat” ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad; Gelet op de samenwerkingsovereenkomst in bijlage; BESLIST: 20 ja-stemmen De samenwerkingsovereenkomst m.b.t. werken “herinrichten wegvak N37, Roeselaarsestraat over een lengte van 400 meter met inbegrip van kruispunt Cloetbergstraat” tussen AWV en de gemeente Ardooie wordt goedgekeurd. Deze beslissing wordt meegedeeld aan AWV, Brugge.
Gino Deceuninck: Ik stel vast dat er weinig coördinatie is gezien de op- en afrit te Koolskamp afgesloten is, en dat gelijktijdig gestart wordt met werken in de N37 en de R32 te Ardooie. Karlos Callens: Dit zijn werken van AWV en niet van de gemeente, er konden inderdaad misschien betere afspraken gemaakt worden.
Punt 8
Reglement met betrekking tot ambulante activiteiten op de openbare markten en op het openbaar domein – goedkeuring Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald artikel 42, Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd bij wet van 4 juli 2005 en wet van 20 juli 2006, meer bepaald de artikelen 8 tot en met 10, Gelet op het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten, meer bepaald de artikelen 23 tot en met 44; Overwegende dat volgens artikel 8 §1 van voornoemde gewijzigde wet de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement, Overwegende dat volgens artikel 9§ 1 van voornoemde gewijzigde wet de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op het openbaar domein, buiten de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen, BESLIST: 20 ja-stemmen Art. 1: De raad keurt het reglement met betrekking tot ambulante activiteiten op de openbare markten en op het openbaar domein zoals vastgesteld in bijlage goed. Art. 2: Afschrift van dit reglement wordt overgemaakt aan de Minister van Middenstand, FOD Economie, KMO, Middenstand en energie, Algemene directie KMO-beleid, dienst Economische Vergunningen, WTC III – 12de verdieping, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel.
AFDELING 1: Organisatie van ambulante activiteiten op de openbare markten Artikel 1: Gegevens van openbare markten (wet art. 8 §2) De gemeente richt op het openbaar domein volgende openbare markten in: De gemeenteraad vertrouwt aan het College van Burgemeester en Schepenen de bevoegdheid toe om de markten in te delen en wijzigingen op te nemen. Het College zal voor elke standplaats de ligging, de grootte en het gebruik bepalen. Per openbare markt vermelden: PLAATS: Ardooie, Polenplein
DAG: zondag UUR: 7u00 SPECIALISATIE: divers PLAN VAN DE STANDPLAATSEN: Gezien dit plan aan voortdurende wijzigingen onderhevig is, is bepaald dat een plan met indeling in zones volstaat. Een gedetailleerde lijst met specificaties wordt één keer per jaar bezorgd aan de federale overheid. Het college van Burgemeester en Schepenen beslist autonoom wanneer de openbare markt op zondag niet kan doorgaan (bv. tijdens kermisdagen). De gemeenteraad kan tevens beslissen om de markt in concessie te geven. Onderstaande bepalingen zijn tevens van toepassing op de concessionaris. Artikel 2: Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen (wet art. 8 §2, art. 10 §1 en KB art. 25) Een standplaats op de openbare markt kan enkel toegewezen worden aan: - de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen + houders van een “machtiging als werkgever” - rechtspersonen die dezelfde activiteit uitoefenen. De standplaatsen worden toegekend door tussenkomst van een persoon verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de vennootschap die houder is van de “machtiging als werkgever” De standplaatsen kunnen occasioneel ook toegewezen worden aan de verantwoordelijken van verkoopsacties zonder commercieel karakter, hiervoor toegelaten overeenkomstig artikel 7 van voornoemd KB van 24 september 2006. Artikel 3: Verhouding abonnementen – losse plaatsen (KB art. 24 §1) De standplaatsen op de openbare markt worden toegewezen: - hetzij per abonnement (maximum 95 % van het totaal aantal standplaatsen) - hetzij van dag tot dag (minimum 5 % van het totaal aantal standplaatsen) Bij de standplaatsen die per abonnement worden toegewezen, wordt voorrang gegeven aan de standwerkers1 tot 5 % van het totaal aantal standplaatsen op de markt. Artikel 4: Toewijzingsregels losse plaatsen (KB art 27) De toewijzing van losse plaatsen gebeurt 2volgens de chronologische volgorde van aankomst op de markt. Wanneer de volgorde van aankomst op de markt tussen twee of meerdere kandidaten niet kan uitgemaakt worden, gebeurt de toekenning van de standplaats bij loting.
1
KB artikel 24 §1, tweede lid: Wordt als standwerker beschouwd, de persoon van wie de activiteit uitsluitend bestaat uit de verkoop, op verschillende markten, van producten of diensten waarvan hij de kwaliteit aanprijst en/of het gebruik uitlegt, door middel van argumenten en/of demonstraties gericht op een betere bekendheid bij het publiek en zodoende de verkoop ervan te promoten. 2 In voorkomend geval per specialisatie
De houder van de machtiging als werkgever moet bij de toewijzing van de standplaats aanwezig zijn. Diegene die de standplaats krijgt toegewezen, betaalt de vergoeding aan de marktleider of concessionaris tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Artikel 5: Toewijzingsregels per abonnement op de openbare markten 5.1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats per abonnement (KB art. 28 en 30) Wanneer een standplaats die per abonnement toegewezen wordt, vrijkomt, zal deze vacature bekend gemaakt worden door publicatie van een kennisgeving (cf. bijlage) Deze kennisgeving zal gebeuren door middel van een bericht aangeplakt aan het gemeentelijk infobord of via de website (www.ardooie.be) of via de lokale pers. De kandidaturen kunnen ingediend worden na een melding van vacature of op elk ander tijdstip. De kandidaturen worden ingediend volgens de voorschriften van artikel 30 §1, tweede lid van het KB van 24 september 2006 3en binnen de termijn voorzien in de kennisgeving van de vacature. Kandidaturen die hieraan niet voldoen, worden niet weerhouden. 5.2. Register van de kandidaturen (KB art. 31) Alle kandidaturen worden naargelang hun ontvangst (chronologisch) bijgehouden in een register. Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit register steeds geraadpleegd worden. De kandidaturen blijven geldig zolang ze niet werden nagekomen of ingetrokken door hun auteur. Om de 3 jaar dienen de kandidaten opgenomen in het register hun kandidatuur te bevestigen om in het register opgenomen te blijven. 5.3. Volgorde van toekenning van de standplaatsen (KB art 29 en 31) Bij het vacant komen van een standplaats per abonnement worden met het oog op de toekenning ervan, de kandidaturen als volgt geklasseerd in het register 4:rekening houdend met de eventuele specialisatie: - aan standwerkers voor zover ze 5% van het totaal aantal standplaatsen niet bereiken - en dan volgens de kandidaturen bij voorrang van volgende categorie(ën): a) personen die een uitbreiding van hun standplaats vragen; b) personen die een wijziging van hun standplaats vragen; c) personen die een standplaats vragen als gevolg van de opheffing ervan die ze op één van de markten van de gemeente innamen of aan wie de gemeente een vooropzeg heeft 3
Artikel art 30 §1, tweede lid van het KB van 24 september 2006 bepaalt: “Zij (de kandidaturen) worden hetzij bij brief neergelegd tegen ontvangstbewijs hetzij bij ter post aangetekend schrijven tevens met ontvangstbewijs, hetzij op een duurzame drager tegen ontvangstbewijs gericht aan de gemeente of de concessionaris”. 4 Zie ook art 31 §1, laatste lid KB 24 september 2006 inzake de te vervullen formaliteiten bij ontvangst van een kandidatuur
gegeven omwillen van definitieve opheffing van de markt of een deel van de standplaatsen; d) de externe kandidaten. - en dan binnen elke categorie, in voorkomend geval, volgens de gevraagde standplaats en specialisatie, - en tenslotte volgens datum. Wanneer twee of meerdere aanvragen behorend tot dezelfde categorie tezelfdertijd ingediend worden, wordt als volgt voorrang gegeven : a) voorrang wordt gegeven (uitgezonderd de categorie externe kandidaten) aan de aanvrager die de hoogste anciënniteit op de markten van de gemeente heeft; wanneer de anciënniteit niet kan vergeleken worden, wordt de voorrang bepaald bij loting; b) voor de externe kandidaten wordt de voorrang bepaald bij loting. Er zal hier rekening worden gehouden met het feit dat de standplaatsen worden toegewezen rekening houdend met de lijst van koopwaren. 5.4. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaatsen (KB art. 33) De toewijzing van de standplaats wordt bekend gemaakt aan de aanvrager: - bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs; - of door overhandiging van een brief tegen ontvangstbewijs; - of bij elektronische post met ontvangstbewijs. 5.5. Het register van de standplaatsen toegewezen per abonnement (KB art. 34) Een plan of register wordt bijgehouden waarin voor elke standplaats toegewezen per abonnement vermeld staat: - de naam, voornaam, het adres van de persoon aan wie of door wiens tussenkomst de standplaats werd toegekend; - in voorkomend geval, de handelsnaam van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegekend werd en het adres van haar maatschappelijke zetel; - het ondernemingsnummer; - de producten en/of diensten die te koop aangeboden worden; - in voorkomend geval, de hoedanigheid van standwerker; - de datum van de toewijzing van de standplaats en de duur van het gebruiksrecht; - indien de activiteit seizoensgebonden is, de periode van activiteit; - de prijs van de standplaats, behalve indien deze op een uniforme wijze vastgelegd is; - desgevallend, de naam en het adres van de overlater en de datum van de overdracht. Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit register steeds geraadpleegd worden.
Artikel 6: Identificatievereiste bij uitoefenen ambulante activiteiten op openbare markt (KB art 21) Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent op de openbare markt, dient zich te identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op het kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen werken. Het bord bevat volgende vermeldingen: 1° hetzij de naam, de voornaam van de persoon die een ambulante activiteit uitoefent als natuurlijk persoon voor eigen rekening of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; hetzij de naam, de voornaam van de persoon die het dagelijks bestuur binnen een rechtspersoon waarneemt of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; 2° de firmanaam en/of de benaming van de onderneming; 3° al naargelang het geval, de gemeente van haar maatschappelijke zetel of van de uitbatingszetel; en indien de onderneming niet in België gelegen is, het land en de gemeente waar deze zich bevindt; 4° het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (of een identificatie die deze vervangt, indien het om een buitenlands bedrijf gaat). Artikel 7: Duur abonnement (KB Art. 32) De abonnementen worden toegekend voor de duur van 12 maanden. Na verloop van deze termijn worden zij stilzwijgend verlengd behoudens anders bepaald door de aanvrager (cf. artikel 8 en 9 van onderhavig marktreglement) en behoudens intrekking bij aangetekend schrijven door het gemeentebestuur in de gevallen bepaald in artikel 10 van onderhavig marktreglement Artikel 8: Opschorting abonnement (KB Art. 32) De houder van een abonnement kan het abonnement opschorten voor een voorziene periode van tenminste een maand wanneer hij ongeschikt is zijn activiteit uit te oefenen: - door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest - door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond. De opschorting gaat in de dag waarop de gemeente of de concessionaris op de hoogte gebracht wordt van de ongeschiktheid en houdt op ten laatste vijf dagen na de melding van het hernemen van de activiteiten. Na afloop van de opschorting krijgt de geabonneerde zijn standplaats terug. De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voorkomen. Gedurende de periode van opschorting kan de standplaats toegewezen worden als losse plaats.
Artikel 9: Afstand van het abonnement (KB art. 32) De houder van een abonnement kan afstand doen van het abonnement - bij de vervaldag van het abonnement mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen - bij stopzetting van de ambulante activiteiten mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen - indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 8 van dit reglement. In dit geval is geen vooropzeg nodig. - op ieder ogenblik mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen De rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was. De aanvragen van opschorting, herneming of opzegging van een abonnement worden betekend volgens één van de vermelde modaliteiten: - bij per post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs - overhandiging tegen ontvangstbewijs - op een duurzame drager (fax, email) tegen ontvangstbewijs Artikel 10: Schorsing en opzegging van abonnement ( KB art 32 laatste lid) Het abonnement zal door het college van burgemeester en schepenen geschorst of ingetrokken worden in volgende gevallen: - bij niet of niet tijdige betaling standplaatsvergoeding - bij afwezigheid gedurende drie opeenvolgende weken zonder de marktleider vooraf of tijdens zijn eerste week van afwezigheid ervan op de hoogte te stellen - bij overdracht van een abonnement aan een derde zonder te voldoen aan voorwaarden bepaald in artikel 14 van onderhavig gemeentelijk reglement - wanneer andere waren verkocht worden dan diegene vermeld op zijn abonnement De beslissing tot schorsing of opzegging wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of op een duurzame drager tegen ontvangstbewijs. Artikel 11: Vooropzeg vanuit de gemeente (Wet art. 8 § 2) Wanneer de manifestatie of een deel van de standplaatsen definitief worden opgeheven, geldt een termijn van vooropzeg aan de houders van een standplaats per abonnement 1 jaar, behalve in geval van dringende noodwendigheid (bv wegeniswerken). Artikel 12: Seizoensgebonden ambulante activiteiten(KB art. 37) Een seizoensgebonden activiteit is in het algemeen een activiteit die betrekking heeft op producten of diensten die wegens hun aard of traditie slechts gedurende een periode van het jaar verkocht worden.
De abonnementen die toegekend worden voor de verkoop van hoger vernoemde activiteiten worden geschorst gedurende de periode van non-activiteit. Gedurende de periode van non-activiteit kunnen deze standplaatsen toegewezen worden als losse standplaatsen. Artikel 13: Inname standplaatsen (KB art. 26) De standplaatsen op de openbare markt kunnen ingenomen worden door: a) 1) de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen houders van een “machtiging als werkgever”, aan wie een standplaats is toegewezen 2) de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de standplaats is toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” b) de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; c) de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; d) de standwerker, houder van een “machtiging als werkgever” aan wie het tijdelijk gebruikrecht van de standplaats werd onderverhuurd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 36 van voornoemd KB van 24 september 2006 alsook aan de standwerker, houder van een “machtiging als aangestelde A en B” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor rekening of in dienst van de persoon aan wie de standplaats werd toegewezen of onderverhuurd; e) door de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een “machtiging als aangestelde B”, die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in a) tot c) f) de personen die verkopen realiseren zonder commercieel karakter binnen het kader van de acties bedoeld in artikel 7 van voornoemd KB van 24 september 2006, kunnen een standplaats innemen, toegewezen aan de verantwoordelijke van de actie. Desgevallend kunnen zij deze innemen buiten de aanwezigheid van deze. De personen opgesomd in a) 2) tot e) kunnen de standplaatsen innemen, toegewezen of onderverhuurd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening of in wiens dienst zij de activiteit uitoefenen, buiten de aanwezigheid van de persoon aan wie of door middel van wie de standplaats werd toegewezen of onderverhuurd. Artikel 14: Overdracht standplaats (KB art. 35) 14.1. De overdracht van een standplaats is toegelaten onder de volgende voorwaarden: Overdracht van standplaats is niet toegelaten 14.2. In afwijking van 14.1. wordt de overdracht van standplaatsen toegelaten tussen
echtgenoten bij feitelijke scheiding, echtgenoten bij scheiding van tafel en bed en van goederen echtgenoten bij echtscheiding wettelijk samenwonenden bij stopzetting van de wettelijke samenwoning
op voorwaarde dat - de overlater of de overnemer aan de gemeente een document voorlegt als bewijs van de vermelde toestand in 14.2. - de overnemer voldoet aan de voorwaarden vermeld in 14.1 2° De overdracht is geldig voor de resterende geldigheidsduur van het abonnement van de overlater. Ingeval van overdracht wordt het abonnement eveneens stilzwijgend vernieuwd. Artikel 15: Onderverhuur standwerkers (KB Art. 36) Onderverhuur wordt niet toegelaten. Artikel 16: Gebruik van elektriciteit De mogelijkheid wordt aan de marktkramers geboden elektriciteit af te nemen voor verlichting of bereiding van hun koopwaar (volgens de beperkingen van de aanwezige elektrische infrastructuur). De kramers dienen zelf de elektrische leidingen te leggen vanaf het verdeelpunt tot hun kraam. Bij ongeval of defect aan de elektrische installatie kan het gemeentebestuur niet aansprakelijk worden gesteld. Er kan een vergoeding als een vast recht worden gevraagd bij aansluiting op de elektriciteitskast. Het College van Burgemeester en Schepenen bepaalt het bedrag van het vast recht. De betaling van het vast recht gebeurt zesmaandelijks. Bij niet-vereffening kan afnemen van elektriciteit verboden worden. Artikel 17: De reinheid van het marktplein De marktkramers en standwerkers moeten hun standplaats voortdurend rein houden. Ze moeten alle afval, niet verkochte waren of verpakkingen verzamelen zowel tijdens als na de markt. Iedere marktkramer moet zelf instaan voor de opruiming van het afval en zwerfvuil voortkomende van zijn marktactiviteit. Overtredingen zullen overeenkomstig artikel 10 lid gesanctioneerd worden. De vishandelaars dienen in het bezit te zijn van een bak waarvan hen het bezit is opgelegd bij Ministerieel besluit van 15.06.1953. De marktkramers moeten ervoor zorgen dat geen brandbare, schadelijke, hinderlijke en/of onwelriekende vloeistoffen/producten op de grond druipen/liggen. Indien dit voor vloeistoffen onmogelijk blijkt, moeten de marktkramers deze vloeistoffen in emmers of waterdichte kuipen opvangen.
De marktkramer zal dan ook aansprakelijk worden gesteld voor de door hem aangerichte schade.
AFDELING 2: Organisatie van ambulante activiteiten op het openbaar domein buiten de openbare markten Plaatsen op het openbaar domein waar de ambulante activiteit mag plaatsvinden zijn niet vooraf bepaald. Artikel 1. Toepassingsgebied (KB art. 43) Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het openbaar domein buiten de openbare markten om ambulante activiteiten uit te oefenen dient dit voorafgaand aan te vragen bij de gemeente. Artikel 2 Voorafgaande machtiging 1. Aanvraag machtiging (KB art. 43) Om een standplaats in te nemen zoals vermeld in artikel 1 moet voldaan zijn aan de voorwaarden en dient men te beschikken over een machtiging. Deze machtiging dient voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit aangevraagd te worden bij de gemeente Ardooie, Polenplein 15, 8850 Ardooie. 2. Beslissing machtiging In geval van positieve beslissing verkrijgt de aanvrager een machtiging met daarin vermeld - de aard van de producten of diensten die hij gemachtigd is te verkopen - de plaats - de datum en duur van de verkoop De gevraagde machtiging kan geweigerd worden omwille van één of meerdere van onderstaande redenen: - redenen van openbare orde - redenen van volksgezondheid - bescherming van de consument - activiteit kan het bestaand commercieel aanbod in gevaar brengen De gemeente zal deze reden(-en) motiveren in zijn kennisgeving van de negatieve beslissing aan de aanvrager en verwijst tevens naar rechtsmiddelen inzake beroep. Artikel 3: Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 2) en innemen van de standplaatsen op de openbare markt (cf. supra Afdeling 1 artikel 13) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen. Artikel 4: Toewijzingsregels losse standplaatsen (KB art. 43 §2)
De toewijzing van losse plaatsen gebeurt volgens de chronologische volgorde van aanvragen en desgevallend in functie van de gevraagde plaats en specialisatie. Wanneer twee of meerdere aanvragen voor standplaatsen gelijktijdig ingediend worden, gebeurt de toewijzing via loting. Artikel 5: Toewijzingsregels per abonnement De toewijzing van standplaatsen per abonnement gebeurt volgens de toewijzigingsmodaliteiten die van toepassing zijn voor abonnementen op de openbare markten, de voorrang voor standwerkers uitgezonderd. Voorwaarden inzake melding van vacature (cf. Afdeling 1 artikel 5.1 van dit reglement) geldt niet. Artikel 6: Identificatievereiste bij uitoefenen ambulante activiteiten ( KB art 21) Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent op het openbaar domein, dient zich te identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op de kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen werken. Het bord bevat volgende vermeldingen: 1° hetzij de naam, de voornaam van de persoon die een ambulante activiteit uitoefent als natuurlijk persoon voor eigen rekening of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; hetzij de naam, de voornaam van de persoon die het dagelijks bestuur binnen een rechtspersoon waarneemt of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; 2° de firmanaam en/of de benaming van de onderneming; 3° al naargelang het geval, de gemeente van haar maatschappelijke zetel of van de uitbatingszetel; en indien de onderneming niet in België gelegen is, het land en de gemeente waar deze zich bevindt; 4° het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (of een identificatie die deze vervangt, indien het om een buitenlands bedrijf gaat).
AFDELING 3: Algemene bepalingen van toepassing op organisatie van ambulante activiteiten op openbare markten en op het openbaar domein buiten de openbare markten Artikel 1: Standplaatsvergoeding De houders van een standplaats moeten de standplaats betalen overeenkomstig de modaliteiten van het desbetreffende retributiereglement. De betaling van de standplaatsvergoeding gebeurt jaarlijks. Wanneer de standplaatsvergoeding niet op tijd wordt gestort, zal de standplaats terug ter beschikking worden gesteld, vanaf de marktdag volgend op de week waarin de vereffening moest gebeuren.
Voor ambulante handel n.a.v. evenementen is aan de gemeente geen vergoeding verschuldigd, de organisatoren van de evenementen zijn wel gemachtigd een vergoeding te vragen. Artikel 2: De doorgang De verkoopwagens, tenten en kramen moeten zo worden geplaatst dat het publiek ongehinderd tussen de rijen door kan wandelen, dat hulpdiensten niet worden gehinderd en dat de woningen, handelszaken en openbare gebouwen toegankelijk blijven voor voetgangers en voor personen die zich in een rolstoel verplaatsen. De kramen mogen niet worden verbonden met een touw of enig ander middel over de wandelgangen heen. Het is de handelaars van een ambulante activiteit met alle erop uitlopende straten toegelaten voor de duur van de markt of het evenement hun waren uit te stallen en indien nodig hun voertuig op het voetpad te plaatsen, op de lengte van de door hen ingenomen standplaats, op voorwaarde niet meer dan de helft van de breedte van het voetpad te versperren zonder dat de vrije doorgangsruimte minder dan 1 m bedraagt. Het is verboden de bevoorradingswagens en andere wagens en voertuigen die voor de verkoop niet strikt noodzakelijk zijn op de markt te laten staan. Bij slecht weer is het de verantwoordelijke die beslist of de voertuigen dienend tot het vervoer van de goederen, op de markt mogen blijven, vroeger oprijden of vertrekken. In dit geval moeten zij zodanig opgesteld worden dat zij geen belemmering vormen voor het zicht, het verkeer, het verloop en de goede orde in het algemeen, rekening houdende met de instructies van de verantwoordelijke en/of politie. De verantwoordelijke kan, steeds herroepbaar, luiken en andere overkappingen toelaten op voorwaarde dat die zich op ten minste 2 meter boven de grond bevinden. Aan die toegelaten overkappingen mogen geen koopwaren of andere voorwerpen worden opgehangen. Artikel 3: Verwarming-, koel- en verlichtingstoestellen Het is verboden gebruik te maken van verwarming-, koel- en verlichtingstoestellen die niet voldoen aan de veiligheidsnormen en de wettelijke voorschriften. Het is bovendien verboden verwarmingstoestellen te gebruiken die gassen of rook laten ontsnappen. De marktkramers die gebruik maken van verwarmingstoestellen zijn verplicht hun burgerlijke aansprakelijkheid onder alle oogpunten, tegen brand en ontploffing te laten verzekeren. Op elk verzoek van de verantwoordelijke moet het bewijs worden voorgelegd dat aan deze verplichting werd voldaan. Indien gebruik gemaakt wordt van installaties met vloeibaar gemaakte petroleumgassen (o.a. verwarmingstoestellen) dient men te beschikken over een draagbare snelblusser met een inhoud van minstens 3 kg ABC poeder. Indien installaties gebruikt worden, gevoed door gasflessen met een inhoud groter dan 13 kg gas of meerdere gasflessen dient men te beschikken over een draagbare snelblusser met ABC poeder van minstens 6 kg.
Artikel 4: Beschadiging De ambulante handelaars mogen het openbaar domein op geen enkele wijze beschadigen. Het is verboden piketten in de grond te slaan. Artikel 5: Aansprakelijkheid en verzekering De gebruikers van de opgestelde kramen blijven burgerlijk verantwoordelijk voor gebeurlijke ongevallen veroorzaakt door hun onbewaakte, slecht geplaatste of slecht verlichte kramen. Het gemeentebestuur wijst alle verantwoordelijkheid af. De marktkramers dienen onverminderd artikel 3, afdeling 3, een verzekering af te sluiten bij een in België gevestigde verzekeringsmaatschappij, ter dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid. Artikel 6: Aanvaarden van het reglement Alle ambulante handelaars die een standplaats innemen ontvangen een kopie van dit reglement en aanvaarden door de inname van de standplaats alle bepalingen van dit reglement. Artikel 7: Bevoegdheid marktleider (KB art. 44) De verantwoordelijke is bevoegd om documenten die de machtiging en identiteit van de personen die een ambulante activiteit uitoefenen aantonen, te controleren. Artikel 8: In werking treden reglement (cf. wet, art 10§2)5 Dit reglement wordt binnen de maand na de aanneming ervan gestuurd naar de minister van Middenstand en treedt in werking op 1 mei 2013.
Punt 9
Goedkeuren belastingreglement op openbare markt op zondag te Ardooie. Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 11 maart 2013 houdende “goedkeuring reglement met betrekking tot ambulante activiteiten op de openbare markten en op het openbaar domein”;
5
Het ontwerp van reglement moet voor de goedkeuring in de gemeenteraad aan de minister van Middenstand voor advies worden overgemaakt. Hetzelfde geldt voor alle wijzigingen aan het reglement (cf. wet, art 10 §2)
Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreffende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Na beraadslaging; BESLIST: 20 ja-stemmen Artikel 1: intrekking De volgende passage uit artikel 2 van de gemeentebelasting op frituurkramen, kramen verkoop kip aan 't spit, kramen verkoop van bloemen, kermisinrichtingen vanaf 1 januari 2013 (goedgekeurd in zitting van de gemeenteraad van 17.12.2013) wordt ingetrokken met ingang van 01.05.2013.
Op het Polenplein (kip aan 't spit - 's zondags):
€ 1.250,00/jaar
Artikel 2: Toepassing Onder “gebruik van openbaar domein ter gelegenheid van de openbare markt op zondag, moet worden verstaan: - Alle standhouders op de openbare markt die, hetzij toevallig hetzij op regelmatige basis een standplaats innemen op de openbare markt op zondag op het Polenplein te Ardooie. Artikel 3: Heffingsgrondslag Er wordt voor de aanslagjaren 2013-2019 ten behoeve van de gemeente een belasting geheven op het gebruik van openbaar domein naar aanleiding van de markt op zondag, a rato van het aantal ingenomen lengtemeter, waarbij een minimum van 5 lengtemeter in aanmerking genomen wordt. Artikel 4: Bedrag van de belasting voor openbare markten De belasting voor inname van openbaar domein ter gelegenheid van de wekelijkse markt, wordt als volgt vastgesteld: a) Toevallige standhouder: € 1,30 per lopende meter standplaatslengte met een diepte van maximum drie meter. Het minimumbedrag wordt vastgesteld op € 6,50 per marktdag. Toevallige gebruikers van openbaar domein die een gelegenheidsstandplaats innemen tijdens de markt, maar die geen commerciële doeleinden beogen, zijn vrijgesteld van de belasting; een abonnement op een wekelijkse of tweewekelijkse standplaats kunnen zij niet bekomen. b) Regelmatig komende marktkramers met een wekelijks abonnement, hebben keuze tussen: Jaarabonnement voor de periode van januari t.e.m. december. Het bedrag wordt bepaald op het aantal lopende meter standplaats x € 1,30 x 48 marktdagen; de maximumdiepte van de standplaats bedraagt drie meter. Het minimumbedrag van het abonnement wordt vastgesteld op € 312,00 per jaar. Halfjaarlijks of zesmaandelijks abonnement voor de periodes: Vanaf januari t.e.m. juni Van juli t.e.m. december Het bedrag wordt bepaald op het aantal lopende meter standplaats x € 1,30 x 25 marktdagen; de maximumdiepte van de standplaats bedraagt drie meter. Het
minimumbedrag van het abonnement wordt vastgesteld op € 162,50 per zes maanden. c) Regelmatig komende marktkramers met een tweewekelijks abonnement, hebben keuze tussen: Jaarabonnement voor de periode van januari t.e.m. december. Het bedrag wordt bepaald op het aantal lopende meter standplaats x € 1,30 x 24 marktdagen; de maximumdiepte van de standplaats bedraagt drie meter. Het minimumbedrag van het abonnement wordt vastgesteld op € 156,00 per jaar. Halfjaarlijks of zesmaandelijks abonnement voor de periodes: Van januari t.e.m. juni Van juli t.e.m. december Het bedrag wordt bepaald op het aantal lopende meter standplaats x € 1,30 x 13 marktdagen; De maximumdiepte van de standplaats bedraagt drie meter. Het minimumbedrag van het abonnement wordt vastgesteld op € 84,50 per zes maanden. De keuze tussen jaarabonnement of zesmaandelijks abonnement dient bij de aanvang van het abonnement opgegeven te worden. Wijzigingen zijn slechts mogelijk per dienstjaar en dienen tegen uiterlijk 15 december van het voorafgaande dienstjaar meegedeeld te worden aan de marktverantwoordelijke. Tijdens het lopende dienstjaar is wijziging niet mogelijk. Abonnementen die in de loop van het dienstjaar starten, worden verrekend a rato van de vastgestelde tarieven per abonnement, met aftrekking van de reeds verstreken periode. Artikel 5: Wijziging of stopzetting abonnement Er wordt geen ontlasting verleend van reeds gekweten belasting, zelfs wanneer de betrokken marktkramers en/of ambulante handelaars in de loop van het jaar of de zesmaandelijkse periode waarvoor werd betaald, ophouden hun standplaats in te nemen, behoudens in geval van heirkracht of buitengewone omstandigheden, door het college van burgemeester en schepenen te beoordelen. Artikel 6: Opmeting standplaats De opmeting van de ingenomen standplaats wordt gedaan door een door het college van burgemeester en schepenen aangeduid personeelslid. De opmeting wordt gedaan tussen de meest uitstekende delen, de holten worden als aangevuld aanzien. De kramen die rond zijn worden als vierkant aanzien; de gedeelten van een meter worden als een volle meter aangerekend. Artikel 7: Invordering Voor de toevallige marktkramers wordt de belasting contant ingevorderd tegen de afgifte van een betalingsbewijs bij het begin van het plaatsen. Voor de geabonneerde marktkramers wordt de belasting contant ingevorderd tegen de afgifte van een abonnementskaart bij het begin van de abonnementsperiode. Bij gebrek aan contante betaling wordt de belasting ingekohierd. Artikel 8: Administratief toezicht
Dit besluit wordt overgemaakt aan de toezichthoudende overheid en de betrokken dienst.
Veerle Dejaeghere: Is het niet mogelijk om wisselwerking met Koolskamp te organiseren zodat er ook een markt is te Koolskamp. Karlos Callens: Er is geen interesse vanwege de marktkramers om te staan te Koolskamp. Veerle Dejaeghere: Waarom is dit dan? Karlos Callens: Dit is niet moeilijk, omdat er minder verkoop zal zijn te Koolskamp. Anja Dejonckheere: Waarom wordt markt georganiseerd op het Polenplein en niet op het Marktplein? Karlos Callens: Omwille van mobiliteitsredenen, bovendien zal bij markt op Marktplein meer parkeerplaatsen worden ingenomen voor plaatselijke middenstand. Kurt Eeckhout: Wat houdt de bevoegdheid in van marktleider, in notulen van het schepencollege staat vermeld dat hij niet elke week zal aanwezig zijn. Karlos Callens: Marktleider zal enkel in begin plaatsen aanduiden waar kramen dienen te staan. We rekenen op het gezond verstand van de marktkramers. Bedoeling van organisatie van openbare markt is dat er meer leven komt in het centrum van de gemeente. We zullen zien of dit een succes wordt. Veerle Dejaeghere: Die reden is des te belangrijker voor Koolskamp en daarom is daar een openbare markt ook interessant. Kurt Eeckhout deelt mee dat er geen reactie kwam van marktkramers om te Koolskamp te staan. De Burgemeester voegt er aan toe dat vrager steeds kan proberen om te Koolskamp een markt te organiseren. Dit probleem stelt zich overigens ook voor de kermiskramers in kleinere deelgemeenten, het is moeilijk op kermiskramers te vinden die willen staan in Koolskamp of op De Tassche. Kimara Goethals: Is er ook markt voorzien op kermisdagen en St.Maartensstoet? Karlos Callens: Dan kan markt niet doorgaan, er kan wel gezien worden om op andere plaats markt te organiseren. Steven Demeuelaere: Hoe staan de middenstanders tegenover organisatie van openbare markt? Karlos Callens: Volgens studie van Unizo blijkt dat middenstanders een hogere verkoop zouden hebben als er openbare markt wordt georganiseerd. Sommigen middenstanders geloven dit niet.
Punt 10
Goedkeuren organiek reglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweer Ardooie Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid artikel 13;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand, inzonderheid artikel 2 en 15; Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, met als bijlage 3 het modelreglement voor de organisatie van gemeentelijke vrijwilligers brandweerdienst, laatst gewijzigd bij KB van 3 juni 1999; Gelet op de omzendbrief van 4 oktober 1971 van de heer Gouverneur van West-Vlaanderen, waarbij mededeling gedaan wordt van de Ministeriële omzendbrief van 16 september 1971 in verband met laatstgenoemd koninklijk besluit; Gelet op de wet van 24 december 1976 en het KB van 9 augustus 1979 tot regeling van de wijze van vaststelling en het verhaal van kosten van sommige interventies en prestaties van de gemeentelijke brandweer; Gelet op het KB van 14 oktober 1991 in verband met inzet van personeelsleden in interventies met gevaarlijke stoffen; Gelet op het KB van 7 augustus 1995 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen; Gelet op het KB van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden van de officieren van de openbare brandweer; Gelet op het protocol nr. 99/04 van 18 mei 1999 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; Gelet op het KB van 3 juni 1999 in verband met de verzekeringspolis van de leden van het vrijwillig brandweerkorps, de leden van de dienst “100”, de opgevorderde personen en de kandidaat vrijwillige brandweerlieden die deelnemen aan de wervingsproeven; Gelet op het K.B. van 7 april 2003 in verband met de nieuwe verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming; Gelet op het KB van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten; Gelet op de Ministeriële omzendbrief van 7 mei 2004 betreffende de aanvragen tot vrijstelling van cursussen en examens in het kader van de opleiding van de leden van de brandweerdiensten en de aanvragen tot gelijkstelling van brevet van de leden van de brandweerdiensten; BESLIST: 20 ja-stemmen Het grondreglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweerdienst wordt hervastgesteld als volgt: HOOFDSTUK 1: Organisatie, taak en samenstelling van de brandweerdienst Inleiding: Met de in het ontwerp van organiek reglement beschreven functies worden steeds zowel mannen als vrouwen bedoeld. Daar waar de tekst in de mannelijke vorm geschreven is (`hij´,`hem´en `zijn´) moet hij ook steeds begrepen worden in de vrouwelijke vorm (`zij´en `haar´).
Artikel 1 - De brandweerdienst is autonoom en behoort tot de categorie C. - Behoort tot de hulpverleningszone 2 van West-Vlaanderen conform het KB van 2 februari 2009 tot de vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones. - Hij is een vrijwilligersdienst. Artikel 2 Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier dienstchef. Deze draagt, in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de burgemeester worden versterkt, de verantwoordelijkheid, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier of, bij ontstentenis van deze, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier, of bij ontstentenis van deze, door de onderofficier met de hoogste graadanciënniteit. Artikel 3 De brandweerdienst is belast met de taken die hem opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding en de brandpreventie. Onder meer wordt de brandweerdienst belast met: De opdrachten vermeld in het koninklijk besluit van 07 april 2003 inzake de verdeling van de opdrachten tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming. De hulpverleningstaken krachtens bijzondere wettelijke reglementen zoals vervat in: o De wet van 8 juli 1964 en wijzigingen betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening. o KB van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemer en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. o Het algemeen reglement voor arbeidsbescherming. De prestaties die het voorwerp uitmaken van een overeenkomst tussen gemeenten van de operationele prézone of met andere gemeenten hoofd van een operationele prézone. De interventies voor hulpverlening bepaald in het KB van 8 november 1967. In algemene zin de opvordering door de burgemeester voor alle hulpverleningen waar mensen of dieren in nood zijn of waar goederen kunnen schade lijden, voor zover deze hulpverleningen essentieel vallen binnen het raam van de organisatie van de hulpverlening, zoals bepaald bij art. 135 §1 van de Nieuwe Gemeentewet. Desgevallend kan in verband met internationale samenwerking, de brandweerdienst geroepen worden voor hulpverlening aan een buurland.
De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet ingezet worden voor andere taken dan dewelke voor de dienst zijn vastgesteld. Artikel 4 De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kader) te allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. Hierbij moet rekening gehouden worden met de MO van 9 augustus 2007 betreffende de organisatie van de hulpverlening volgens het principe van snelst en adequate hulp. Wachtdienst in de kazerne zowel als aan huis kan opgelegd worden. Artikel 5 De leden vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden voor volgende gevallen: Voor hun theoretische en praktische vorming, zijnde: o Oefeningen, met een maximum van 12, bezoldigd op jaarbasis. o Bijscholingen inzake specialisaties zijnde, IGS, RED- team, centralist, chauffeur en ladderwagenbediener. o Externe bijscholingen naar het behoud van de parate kennis inzake uit te voeren functies, taken of specialisaties. o In het kader van het zonaal opleidingsplan. Voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweer behoort. Voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester opgeroepen. Artikel 6. De brandweerdienst omvat volgend personeel, steunend op de minimum getalsterkte volgens het KB van 8 november 1967 – bijlage 1 en gelet op de bepalingen in de MO van 9 augustus 2007. 1.Operatief personeel. categorie
graad
aantal
Officier-dienstchef
luitenant
1
Officieren
onderluitenant
2
Groepsoverste
adjudant*
3
Sectieoverste
sergeant
3
Sectieoverste
korporaal
3
Brandweermannen
brandweerman
26
TOTAAL
38
*Bij een onvoldoende beschikbaarheid van leden die kunnen aanspraak maken op de functie van groepsoverste in de graad van adjudant, kan deze functie tijdelijk waargenomen worden door iemand in de graad van sergeant tot er zich iemand aanbied die de graad van adjudant kan bekleden, na het voldoen van de benoemingsvoorwaarden voor de graad van adjudant. Wanneer dit het geval is wordt de tijdelijke groepsoverste, sectieoverste met behoud van graad. 2. Personeel met bijzondere taken. Officier geneesheer
Onderluitenant/ Luitenant
1
Het kader omvat een betrekking van een onderluitenant geneesheer, deze bestaat in een bijkomende functie, buiten het operationeel kader. HOOFDSTUK 2: Personeel. Artikel 7 Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel. Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst valt het onder het stelsel bepaald door dit reglement en door het dienstnemingscontract. Artikel 8 Dit artikel wordt geschrapt ( opgeheven bij koninklijk besluit van 14 oktober 1991 artikel 3, Belgisch Staatsblad 11 december 1991) 1. ANDERE PERSONEELSLEDEN DAN DE OFFICIEREN. Sectie 1: Aanwerving. A: Bepalingen voor het beroepspersoneel. Artikel 9. Niet van toepassing. B: Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel. Artikel 10. Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15. Behoudens andersluidende bepalingen betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van stagiair- brandweerman. De aanwervingsvoorwaarden voor de graad van brandweerman zijn de volgende:
1. Belg zijn of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie en voldoende de Nederlandstalige taal machtig zijn. 2. Woonachtig zijn - uiterlijk 6 maanden na het einde van de stage - in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is of binnen een straal van 5 kilometer rond de kazerne. 3. Ten minste 18 jaar oud zijn. 4. Ten minste 1,60m groot zijn 5. Een recent uittreksel uit het strafregister voorleggen, maximum 3 maanden oud. 6. Lichamelijk geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek, dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het onderzoek wordt verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, onverminderd de bepalingen welke gelden inzake arbeidsgeneeskunde. 7. Slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid. Op deze proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in zeven van de tien proeven. Het niet slagen in de proeven C en E is eliminerend. De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn: A. Voorligsteun. B. Het lichaam dat op de handen en de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken: 10 maal C. Buiging van de armen. In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, d.w.z. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zodanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt: 4 maal D. Evenwicht. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed en 3,5 m lang geplaatst op een hoogte van 1,2 m. Vrije manier van op en afstijgen, de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom heeft gesteld. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, voor de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom: in 8 seconden E. 4m touwklimmen. Twee pogingen, met een tussenpauze van 15 minuten, worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam: 15 seconden F. Beklimmen van een luchtladder (20m). Twee pogingen, met een tussenpauze van 15 minuten, worden aan de kandidaat toegestaan. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70°.Gezien dit enkel
een durfproef is, is er geen tijdsbepaling. De kandidaat wordt beveiligd met een veiligheidsharnas en veiligheidstouw. G. Dragen over 50m. Twee pogingen, met een tussenpauze van 30 minuten, worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een persoon in hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de drager. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen: 30 seconden H. Verspringen zonder aanloop. Twee pogingen, met een tussenpauze van 5 minuten, worden aan de kandidaat toegestaan. Start is met de voeten gesloten achter de lijn. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt: minimum 2m I. Dieptesprong. De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een veiligheidsmat die 2 meter lager is gelegen: 2m J. 600m lopen. in 2minuten 45 seconden 8. De proeven inzake lichamelijke geschiktheid van de kandidaten worden afgenomen door een examencommissie. 9. Samenstelling examencommissie: de dienstchef (of plaatvervanger door hem aangeduid), de brandweerofficieren en groepoversten. Artikel 11. De leden vrijwilligers ondertekenen voor hun indienstneming als stagiair, een dienstnemingscontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming ten allen tijde verbreken met één maand vooropzegging. Het dienstnemingscontract dat de leden vrijwilligers als stagiair tegentekenen vermeldt:
Naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats. De dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen. De graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de overlijdensverzekering. De verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde.
Sectie 2: Stage en opleiding. Artikel 12 Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingvoorwaarden voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar. De stagiairs zijn ertoe gehouden de theoretische en praktische lessen te volgen welke te hunnen behoeve gegeven worden. Meer bepaald dienen
zij tijdens de stage het brevet te behalen van brandweerman, uitgereikt door een erkend provinciaal centrum voor de opleiding van de brandweerdienst. Artikel 13 De dienstchef en de leider van de operaties waken ervoor dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat. Artikel 14 De stage commissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt aan het einde van de stage ten behoeve van de benoemende of in dienst nemende overheid, een stageverslag op over iedere stagiair. Zij stelt voor: Hetzij de effectieve indienstneming voor een stagiair-vrijwilliger. Hetzij de verlenging van de stage termijn voor een duur van ten hoogste tweemaal 6 maanden. Hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de stage, en eventueel tijdens de verlengde stage, volgens dezelfde procedure worden voorgesteld wanneer de wijze van dienen van de stagiair te wensen overlaat. Artikel 15 Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem mede ondertekend. Deze beschikt over een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de kennisneming, om bezwaar in te dienen bij de benoemende of in dienst nemende overheid. Sectie 3: Benoeming, indienstneming en loopbaan. Artikel 16 Op grond van het einde stageverslag kan de stagiair effectief in dienst genomen worden. Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger tegentekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van 5 jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingscontract bedoeld in artikel 11. De indienstneming is hernieuwbaar .Behoudens ontvangst van een opzegging vanwege de bevoegde overheid drie maanden voor het verstrijken van de termijn wordt deze indienstneming vernieuwd door stilzwijgende verlenging. Artikel 17 Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden opgegeven de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
Artikel 18 Iedere kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de burgemeester worden gericht. Artikel 19 Algemene voorwaarden. Gunstig advies van de officier dienstchef hebben. Dit advies wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem medeondertekend. Bij ongunstig advies beschikt de kandidaat over een termijn van 10 dagen, na de betekenis ervan om zijn opmerkingen bekend te maken bij de overheid bevoegd tot de bevordering. Onder al de door de dienstchef geschikte bevonden kandidaten wordt een schriftelijk en mondeling examen ingericht, het examen voor de bevordering van korporaal, sergeant en adjudant wordt afgenomen op basis van de leerstof van betreffende bevordering en uitgebreid met de kennis van de specialisatiemodules, deze leerstof is toegepast op het materieel in het bezit van het gemeentelijke brandweerkorps. De kandidaten moeten op dit examen 60 % van de punten halen. De examencommissie die belast is met het afnemen van de bevorderingsexamen vermeld in dit artikel, is samengesteld als volgt: - De officier-dienstchef van het eigen korps( of plaatvervanger door hem aangeduid). Hij zit de examencommissie voor. - Ten minste 2 officieren, waarvan één vreemd aan het korps. - Ten minste 1 onderofficier met minimaal dezelfde graad van de te begeven betrekking. - De leden van de examencommissie worden nominatief aangeduid door de gemeenteraad. Bijzondere voorwaarden. Voor de bevordering tot korporaal, moet de kandidaat : - Minstens drie jaar dienstanciënniteit als brandweerman hebben binnen het korps (stageperiode wordt meegerekend voor de berekening van de dienstanciënniteit) - Een door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van korporaal of daarmee gelijkgesteld brevet hebben. De brevetten met hoogste waarde hebben voorrang. Bij gelijkheid van bedoelde brevetten heeft de kandidaat met de meeste dienstjaren effectief brandweerman binnen het korps voorrang. - Gunstig advies hebben bekomen van de dienstchef. Voor de bevordering tot sergeant , moet de kandidaat : - Een door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van sergeant of daarmee gelijkgesteld brevet hebben. De brevetten met hoogste waarde hebben voorrang. De houders van brevetten specialisatie en bijkomende modules genieten voorrang. Bij gelijkheid van graad, geeft de kandidaat met de meeste dienstjaren binnen het korps voorrang. - Gunstig advies hebben bekomen van de dienstchef. Voor de bevordering tot adjudant moet de kandidaat : - Ten minste 10 jaar effectief brandweerman zijn ofwel de graad van korporaal, sergeant, eerste sergeant of sergeant-majoor bezitten.
- Houder zijn van het brevet van adjudant, uitgereikt door een erkend opleidingscentrum voor de brandweer, zoals bepaald bij Koninklijk Besluit van 08.04.2003 betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de leden van de brandweer. - Gunstig advies hebben bekomen van de dienstchef. - Slagen voor het bevorderingsexamen, waarvan het programma overeenkomt met de cursus adjudant. Met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant worden gelijkgesteld (koninklijk besluit van 21 februari 2011 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten) : 1) Het brevet van onderofficier uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweerdiensten of de provinciale brandweerfederaties van de openbare brandweerdiensten; 2) Het getuigschrift van kandidaat-onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een voor 31 december 1993 genomen beslissing; 3) De vroegere door de Staat uitgereikte A,B en C; 4) Het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier; 5) Het brevet van onderluitenant; Wordt aangesteld in het ambt van korpssecretaris: 1. De brandweerman, korporaal, onderofficier of officier van het vrijwillig brandweerkorps aangeduid door de burgemeester op voorstel van de officier dienstchef. 2. De korpssecretaris is belast met de administratieve taken hem opgedragen door de officier dienstchef en door de verplichtingen hem opgedragen in het grondreglement en reglement van inwendige orde. Elk advies van de officier dienstchef, hetzij gunstig of ongunstig, dient gemotiveerd te zijn en aan de belanghebbende betekend te worden. Ingeval van ongunstig advies beschikt de kandidaat over een termijn van 8 dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de inzake bevoegde overheid. Deze kan dan op zijn beurt, indien de kandidaat dit wenst, deze horen. De gemeenteraad is bevoegd voor de bevorderingen. De kandidaat is actief in zijn graad de eerste dag van de maand volgend op de bevordering van de gemeenteraad. Artikel 20 De benoeming, de indiensttreding of bevordering wordt door de burgemeester of zijn gemachtigde medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de dienst gebracht. Alle dienstnemingen en bevorderingen van officieren van de vrijwillige brandweer geschieden door de gemeenteraad. De dienstnemingen en bevorderingen van alle overige leden-vrijwilligers geschieden door de gemeenteraad zolang dit in overeenstemming is met de bepalingen in dit organiek reglement.
2 Alle personeelsleden Sectie 1: Beëindiging van het ambt. A. Bepalingen voor het beroepspersoneel. Artikel 21 Niet van toepassing. B. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel. Artikel 22 - Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen onder de voorwaarden gesteld in de artikels 23 en 24, kan de eretitel van zijn graad worden verleend. Of - Kan op verzoek van het lid-vrijwilliger de leeftijdsgrens uitgesteld worden tot de maand waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, onder volgende voorwaarden: 1. Beschikken over een gunstig advies van de dienstchef. 2. Slagen in een cardiorespiratoire test, uitgevoerd door een specialist aangeduid door de arbeidsgeneesheer. Wanneer het een vrijwilliger-dienstchef betreft, gelden volgende minimale voorwaarden: 1. Beschikken over gunstig advies van de burgemeester. 2. Slagen in een cardiorespiratoire test, uitgevoerd door een specialist aangeduid door de arbeidsgeneesheer. 3. Beschikken over het brevet dienstchef. De gemeenteraad kan de modaliteiten van het verzoek bepalen en bijkomende voorwaarden stellen aan de verlenging van het contract. Een nieuw dienstnemingscontract, met een duur van één jaar, wordt opgesteld en is vier keer verlengbaar met één jaar, mits het voldoen aan bovengenoemde voorwaarden. (Koninklijk besluit van 21 januari 2013 tot wijziging van artikel 23 van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van de gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten. Artikel 23 Het ambt van de leden vrijwilligers van de dienst eindigt: 1. Bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de wederdienstneming. 2. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens van 60 jaar. Eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van het jaar waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt. 3. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens van 65 jaar. Eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt. 4. Door vrijwillig ontslag. Ontslag kan door de betrokkene te allen tijde, met opzegging van één maand worden gegeven.
5. Door ontslag van ambtswege. Dit ontslag vindt plaats op initiatief van de indienstnemende overheid, wanneer de betrokkene de in artikel 10 gestelde voorwaarden niet langer vervult. 6. Door afdanking: wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid: a. Wegens kennelijk wangedrag. b. Wegens miskenning van de tucht. c. In het geval bedoeld in artikel 33. Artikel 24 Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid vrijwilliger van de dienst: Dat ten minste dertig jaar dienst telt. Dat, na ten minste tien jaar dienst van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in de dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval.
Sectie 2: Plichten. A. Plichten die gelden voor alle leden. Artikel 25 De gemeenteraad bepaalt, bij een reglement van inwendige orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement. Artikel 26 Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen. Artikel 27 De leden van de dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificaties, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt. B. Bijzondere plichten aan sommige leden. Artikel 28 Niet van toepassing. Artikel 29 De officier geneesheer moet, conform MO van 22 september 2009: 1. Instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdiensten inzake eerste zorgen en reanimatie en periodieke herscholingscursussen organiseren.
2. De personeelsleden, die in dienst gekwetst worden, verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval. 3. De personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de in dienst nemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus. C. Plichten in geval van interventies. Artikel 30 Bij ernstige interventies kunnen alle personeelsleden van de dienst op bevel van de dienstchef die er onmiddellijk de burgemeester van verwittigt ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar de kazerne te begeven. Artikel 31 De dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van inwendige orde, opdat alle voertuigen en toestellen welke voor een belangrijke interventie vereist zijn gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet. Artikel 32 Wanneer tijdens een brand in de gemeente voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke sloping van een bouwwerk vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de burgemeester niet afwachten. Sectie 3: Onverenigbaarheden. Artikel 33 Afgezien van de bepalingen van de gemeentekieswet en van de desbetreffende gemeentereglementen, is er onverenigbaarheid tussen (KB van 11 april 1999): - Het ambt van beroepslid van een brandweerdienst en het ambt van vrijwilliger van dezelfde brandweerdienst. - Het ambt van lid van een brandweerdienst en het ambt van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. De overheid bekleedt met de bevoegdheid tot benoeming of aanstelling, kan een lid van een brandweerdienst, dat tezelfdertijd lid is van de gemeentepolitie, toestaan de functie van brandweerman te blijven uitoefenen. Deze afwijking wordt verleend aan het lid van een brandweerdienst in dienst voor 1 april 1999 en voor zover dit nodig is om de continuïteit van de betrokken brandweerdienst te verzekeren. Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden, werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door tussenpersoon: - In ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming, brandvoorkoming of brandbestrijding. - In ondernemingen die brandvoorkoming maatregelen bestuderen, toepassen of controleren.
Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der bovenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, stelt hij de betrokkene in mora daaraan binnen de zes maanden een einde aan te maken. Ieder lid dat na verloop van die termijn geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven wordt afgezet of afgedankt. Sectie 4: Hiërarchie en tuchtmaatregelen. A. Bepalingen die gelden voor alle personeelsleden. Artikel 34 Zelfs buiten de prestatie uren, blijft ieder lid van de dienst, dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in artikel 6, en moet het de hem krachtens reglementaire bepalingen ter zake opgelegde verplichtingen nakomen. Artikel 35 De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijk dossier van de betrokkene. B. Bepalingen die gelden voor het vrijwilligerspersoneel. Artikel 36 Ten aanzien van de leden vrijwilligers van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken: 1. 2. 3. 4.
De terechtwijzing. De berisping. De schorsing voor de duur van maximum één maand. De afdanking.
Artikel 37. Wat de officieren betreft: 1. Worden de terechtwijzingen en de berisping uitgesproken door de burgemeester. 2. Worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de provinciegouverneur onderworpen. Artikel 38 Voor de andere leden dan de officieren: 1. Worden de terechtwijzing en berisping uitgesproken door de dienstchef. 2. Worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. Artikel 39
Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd. Artikel 40 De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg. Sectie 5: Vergoedingen van het vrijwilligerspersoneel. Artikel 41 De vergoedingen van de prestaties van de leden-vrijwilligers van de dienst alsmede de reiskosten voor het vervullen van de door de dienstchef behoorlijk gelaste bijzondere opdrachten, zijn vastgesteld als volgt: De vergoeding van de prestaties van de leden vrijwilligers van de dienst worden berekend naar rato van de uren prestaties op basis van minstens het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddeschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel. 1. Het minimum uurloon wordt vastgesteld op 1/1976ste van deze jaarlijkse bruto bezoldiging. Deze breuk zal automatisch aangepast worden aan de breuk die geldt voor het berekenen van het uurloon van het beroepspersoneel. Graad
Referteschaal
Stagiair
PB1
Brandweerman
PB2
Korporaal
PB2bis
Sergeant
PB3
1e Sergeant
PB4
Sergeant-majoor
PB5
Adjudant
PB5 speciaal (1)
Onderluitenant Houder van diploma 2
A1
Houder van diploma 1
A6
Luitenant Houder van diploma 2
PB19
Houder van diploma 1
A7
Luitenant bevelhebber Houder van diploma 2
PB19 +PB 21 : 2
Houder van diploma 1
PB20 + A7 : 2
Officier geneesheer
A6
Diploma 1: Burgerlijk ingenieur. Diploma 2: Andere (industrieel ingenieur, architect, andere, …). (1) PB5 speciaal: (minimum + maximum bedrag / 2) + 575 euro. Voor wat betreft de graad van luitenant bevelhebber wordt de vergoeding als volgt berekend: de som van de vergoedingen van luitenant en kapitein gedeeld door twee. Voor wat betreft de graad van kapitein bevelhebber wordt de vergoeding als volgt berekend: de som van de vergoedingen van kapitein en kapitein-commandant gedeeld door twee. 2. De vergoedingen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01 en volgen de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk. De toepassing van een verhoging ingevolge een stijging van het indexcijfer geschiedt onder dezelfde voorwaarden als voor de bezoldiging van het beroepspersoneel. 3. Bij aanpassing van de weddeschalen van het beroepspersoneel worden de referteweddeschalen automatisch en vanaf dezelfde datum eveneens aangepast. 4. De vergoedingen worden per kwartaal uitbetaald na vervallen termijn. 5. Bij dringende interventies wordt voor elke interventie een vergoeding van minstens twee uur uitbetaald. Na het 2de uur, wordt de vergoeding gerekend volgens gepresteerde uren, dit per kwartier dat de interventie langer duurt. Bij niet dringende interventies (bv. waterlevering of wespenverdelging,..) worden de gepresteerde uren uitbetaald per kwartier. Voor ieder uur oefening (algemene en specialisatie oefeningen) zoals bepaald in het reglement van inwendige orde, artikel 10, wordt een vergoeding toegekend van 100%. Enkel de met het individueel oproepsysteem opgeroepen personen worden vergoed, ongeacht of ze effectief aan de interventie deelnamen of wacht in de kazerne hadden, zoals bepaald in artikel 41 bis1. De vrijwillig opgekomen leden worden niet vergoed. 6. Voor elke interventie die, hetzij bij nacht, hetzij op een zondag wordt uitgevoerd, wordt een toelage toegekend als volgt: Voor iedere interventie bij nacht tussen 22 uur en 6 uur, wordt de vergoeding verhoogd met 50 %. Voor interventies op zondag of wettelijke feestdagen zowel bij dag als bij nacht bedraagt deze verhoging 100 %. 7. Met het oog op het vergoeden van sommige administratieve en/of technische prestaties, of prestaties van representatieve aard en van diverse kleine kosten, wordt een fictief maximumcontingent van wekelijkse prestatie uren bepaald, dat door de burgemeester, op voorstel van de dienstchef verdeeld wordt tussen de brandweermannen, die de prestaties werkelijk verrichten. Onder de administratieve prestaties dient onder meer te worden verstaan: a) Het bijhouden van registers. b) Het opmaken van diverse verslagen. c) Het opmaken van de programma’s der werkzaamheden. d) De briefwisseling. Dit wekelijks contingent bedraagt minimum 15 uren voor een autonoom korps. 8. Voor de prestaties in het kader van de brandweerpreventie, voor het opstellen en bijhouden van rampenplannen en van de bijzondere interventieplannen wordt een vergoeding toegekend gelijk aan deze van interventies zoals vermeld in punt 1.
9.
De leden vrijwilligers van de dienst worden tot dekking van de kosten voor reizen, waartoe zij voor het uitvoeren van bevolen dienst mochten gehouden zijn, vergoed op gelijkaardige grondslagen als voor het gemeentepersoneel gelden.
10. De leden vrijwilligers van de dienst die, buiten het brevet vereist voor het bekleden van hun graad, houder zijn van een brevet uitgereikt in het kader van het door de staat ingericht of erkend onderwijs inzake brandweer, krijgen een jaarlijkse premie, gelijk aan 3% van het totaal der vergoedingen die hen uitbetaald worden voor hun deelneming aan de interventies gedurende het afgelopen jaar. 11. Voor alle opleidingen ( basiscursussen, vervolmakingscursussen, specialisatieopleidingen,…) wordt een vergoeding à rato van 100% toegekend. 12. Iedere wachtdienst in de kazerne wordt vergoed aan 100% van het uurloon, zoals bepaald in art. 41,punt 1en punt 6.
HOOFDSTUK 3: Gebouwen. Artikel 42. De voor de goede werking van de dienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente ter beschikking gesteld. Hij heeft er het uitsluitend gebruik van. Artikel 43. De kazerne van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op borden of op muren het woord “Brandweer” onder een nachtverlichting worden aangebracht. Artikel 44. Het gemeentebestuur dient de nodige initiatieven te nemen om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen. Artikel 45. De brandweerdienst moet aangesloten zijn op het telefonisch netwerk en over ten minste één oproepnummer, uitsluitend voor de hulpoproepen, beschikken. Dit oproepnummer moet in de telefoongids vermeld staan onder de rubriek “BRANDWEER HULP”. Een voorziening moet het mogelijk maken de hulpoproepen door te geven, enerzijds naar de kazerne, en anderzijds naar alle leden van de dienst en leden die instaan voor de oproeping of wederoproeping van het personeel belast zijn. Er is tevens ook een tweede nummer beschikbaar, uitsluitend voor de administratie van de brandweer.
HOOFDSTUK 4: Materieel en bevoorrading in bluswater. Artikel 46. Het materieel wordt geplaatst in de lokalen die door de gemeenteraad uitsluitend daarvoor bestemd worden. Het wordt onderhouden door het personeel, onder het toezicht van de dienstchef of van zijn plaatsvervanger. Het moet bestendig in goede staat en gebruiksklaar worden gehouden opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn. Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de dienst worden gebruikt. Artikel 47. De brandweerdienst is minimaal uitgerust met het materieel conform de bijlage 2 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en de coördinatie van de hulpverlening in geval van brand en uitgerust met materieel aangepast aan de risico’s in de gemeente. Hij is minimaal uitgerust met het volgende materieel: Autopomp (zwaar of halfzware) met uitrusting 2 Snelle interventiewagen met uitrusting 1 Materiaalwagen (met uitrusting) 1 Automatische ladderwagen 1 Tankwagen 1 Commandowagen 1 Personeelswagen 1 Draagbare motorpomp op aanhangwagen 1 Draagbare motorpomp 1 Ledigingspomp 6 Schuifladder 9 Stroomaggregaat 6 Schijnwerper 8 Emmerpomp 2 Snelblussers (CO2 of poeder 12 Persslang en koppeling diameter 45 tenminste 2400 m Persslang en koppeling diameter 70 tenminste 3000 m Persslang en koppeling diameter 110 tenminste 800 m Persluchttoestel – isoleermasker (minsten voor de helft van de manschappen) 18 Toestel voor levensopwekking 1 Beademingstoestel 1 Brandwerende kledij 1 Gaspakken 2 Bijzondere beschermkledij – chemiepakken 10 Explosiemeter – zuurstofmeter 3 Rookventilator 2 Persoonlijke dosismeter NH3 1 Warmtebeeldcamera met ontvangsteenheid 1
Reddingstouw Lier Afdichtingsmaterieel (set) Radiofonische uitrusting - vaste post met oproepcentrale - mobiele post 7 - draagbare post 14 - pager (minimum één per lid)
20 1 1 1
39
Individuele beschermkledij - interventiejas - interventiebroek volgens het effectief - brandweerlaarzen (paar) 1 volledige uitrusting - helm + nomex muts per lid - brandweergordel - brandweerhandschoenen - werkkledij - werkbroek volgens het effectief - werkvest 1 volledige uitrusting - werkhandschoenen per lid Artikel 48. De op of onder de openbare weg geplaatste hydranten staan ter beschikking van de dienstchef of van diens gemachtigde die er, te allen tijde, gebruik mag van maken voor interventies en oefeningen. Artikel 49. De officier-dienstchef doet in de gemeente alle plaatsen waar water voorhanden is, opnemen. Hij stelt aan het gemeentebestuur de nodige werken en maatregelen voor om het te vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor. Bij de aanleg of de uitbreiding van een watervoorzieningsnet gaat de vooraf geraadpleegde dienstchef na of de ontworpen installaties in de behoeften aan bluswater kunnen voorzien. Eerst doet hij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten.
HOOFDSTUK 5: Kleding en uitrusting. Artikel 50. Alle leden van de brandweerdienst ontvangen ten laste van de gemeentekas, een diensttenue, een branduitrusting en een uitgangstenue volgens de voorschriften van het desbetreffend ministerieel besluit van 2 april 1980. Zij hebben de plicht ze te onderhouden en in goede staat te bewaren. Bij het verlaten van het korps zal alle bedoelde kledij terug binnen gebracht worden. Rekening houdend met artikel 16.5 van het huishoudelijk reglement.
Artikel 51. De kleding- en uitrustingsstukken zomede de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen van het lid van de dienst, welke tijdens en door toedoen van de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal vervuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt door toedoen van de gemeente. Artikel 52. De kleding- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van een vergadering voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden. Artikel 53. De diensttenue, branduitrusting en uitgangstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen worden gedragen. Artikel 54. Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door de buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer bij Koninklijk Besluit daartoe toelating is verleend. HOOFDSTUK 6: Verzekering van het vrijwillig personeel. Artikel 55. Met het oog op de schadevergoedingen voor ongevallen, die aan de leden vrijwilligers van de brandweerdienst, met inbegrip van de stagiairs-brandweermannen, kunnen overkomen en door toedoen van de uitoefening van hun functies in bevolen dienst, met of zonder materieel, daarin begrepen de ongevallen die zich kunnen voordoen op de weg naar de kazerne of bij hun terugkeer naar hun woning of naar de plaats waar zij werken, sluit het gemeentebestuur een polis van gemeen recht af bij een voor verzekering inzake arbeidsongevallen erkende verzekeringsmaatschappij. Die polis dekt eveneens de ongevallen die zich kunnen voordoen tijdens lessen of vergaderingen en bijeenkomsten van professionele aard en openbare demonstraties, deelname met het korps aan gezamenlijke oefeningen en brandweerdemonstraties, zelfs buiten de normale activiteitenzone, alsmede op het traject naar en van die plaatsen. Zij waarborgt de vrijwillige leden van de dienst schadeloosstelling van ten minste gelijke waarde als verschuldigd zou zijn indien op hen toepasselijk waren de bepalingen van het KB van 3 juli 1967 houdende de schadevergoedingen voor arbeidsongevallen in de overheidssector en van het ter uitvoering daarvan vastgestelde KB van 13 juli 1970. De rente voor overlijden en blijvende invaliditeit wordt berekend op basis van het bedrag zoals bepaald in artikel 4, §1, tweede lid van voormeld KB van 3 juli 1967. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de schadeloosstelling gelijk aan het werkelijk geleden inkomstenverlies weliswaar beperkt tot een maximale dagvergoeding gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 4, §1, tweede lid van voormeld KB van 3 juli 1967 gedeeld door 365.
Ieder vrijwillig lid van de dienst heeft evenwel het recht de schadeloosstelling te laten verzekeren op basis van zijn reëel beroepsinkomen, beperkt tot maximum 125.000 euro. Hij dient daartoe jaarlijks een met bewijsstukken gestaafde aangifte te doen bij het gemeentebestuur, tegen ontvangstbewijs. De werkgever(s) en de verzekeringsinstelling waarbij de getroffene is aangesloten of waar hij is ingeschreven overeenkomstig de wetgeving inzake de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, zijn gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer voor wat betreft de vergoedingen die zij op wettelijke of statutaire basis dienen uit te keren.(KB 03.06.1999) De polis dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente waar het ongeval plaats heeft gehad en wordt gesloten voor een bedrag van ten minste 1.500.000 euro per getroffene. De stagiair vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten arbeidsongevallenverzekering. Elke wijziging in de bepalingen van deze polis wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld. Artikel 55 bis. De in vorig artikel bedoelde verzekering wordt aangevuld met een verzekering ten gunste van de vrijwilligers aangegaan bij een daarvoor erkende maatschappij. Die verzekering wordt door de gemeenten verplicht afgesloten om, in geval van overlijden in dienst of ten gevolge van in dienst opgelopen verwondingen of ziekten, aan de rechtverkrijgende de uitbetaling van een som van minimum 35.404 euro te waarborgen. Dit bedrag wordt aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen gekoppeld overeenkomstig de regelen voorgeschreven door het KB van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd door het KB van 13 december 1989. Het bedrag wordt aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De stagiair vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten overlijdensverzekering. Elke wijziging in de bepalingen van de overlijdensverzekering wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld.( KB 03/06/1999) HOOFDSTUK 7: Administratieve bescheiden. Artikel 56. De officier dienstchef waakt ervoor dat in zijn eenheid de navolgende bescheiden al dan niet geautomatiseerd, worden opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig de desbetreffende ministeriële onderrichtingen ter zake: 1. Het immatriculatieregister of kaartsysteem: Het bevat per lid van de dienst, één of meer bladen of kaarten, waarop staan vermeld inlichtingen van professionele aard en inzonderheid: Identiteit, burgerlijke staat. Gezinstoestand (o.m. de bij ongeval te verwittigen persoon).
Bloedgroep. Immatriculatienummer. Aanduidingen om een dringende terugroeping naar de dienst mogelijk te maken. 2. Het register van de hulpoproepen: In dat register wordt chronologisch en doorlopend aangetekend: Het uur en de herkomst van de oproep. De aard en de lokalisering van de brand. Het uur van vertrek van de hulpgroepen en de samenstelling van elk dezer. Het uur van aankomst ter plaatse. Het uur waarop eventuele versterkingen werden gevraagd en de herkomst van die versterkingen. Het uur van terugkeer in de kazerne. 3. Het register of kaartsysteem der inventarissen: Dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden, het dient inzonderheid precieze aanduidingen te behelzen omtrent volgende rubrieken: Materieel. Uitrusting. Kleding. Meubilair. Bureau machines. 4. Het gebruik- en onderhoudsboekje: Bij elk voertuig en toestel moet een boekje zijn. Daarin worden vermeld, de data en uren, van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen alsook de onderhoud- en herstellingswerken. Voor de toestellen zoals pompen en aggregaten wordt de rubriek “afgelegde afstand” vervangen door “duur van gebruik”. 5. Het aanwezigheid- en prestatieregister: In dat register worden de samenstelling der verschillende ploegen en de prestatie-uren van elk dezer opgetekend. Voorts worden dagelijks daarin de afwezigheden en de redenen ervan vermeld. 6. Het repertorium en de dossiers van de inrichtingen die onder speciale waakzaamheid vallen: (art.17 van het koninklijk besluit van 8.11.1967) Het repertorium kan in een register of op steekkaarten worden gehouden. Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin, benevens het voor de instelling definitief vastgestelde interventieplan, kaarten, plannen, toegangswegen en alle dienstige aanwijzingen voorkomen omtrent de aard en de omvang van de risico’s alsmede de ligging van de in de onmiddellijke omgeving bestaande waterwinplaatsen. Bij het uitrukken voor een interventie wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigd aan de bestuurder van het eerste interventievoertuig, die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operaties. Voorts zorgt de dienstchef ervoor dat een lijst van die inrichtingen in de kazerne wordt opgehangen, opdat alle leden van de dienst ervan kennis zouden hebben.
7. De kaarten van de plaatsen waar bluswater voorhanden is: Het hoofd van de brandweerdienst waakt erover dat de gemeente kaarten verschaffen, waarop klaar zijn aangeduid de wegen, de bebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaats (hydranten, waterlopen, reservoirs), het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappij en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen. 8. Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waarvan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waarvan het in voorkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan te alle tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren. Artikel 57. De officier dienstchef waakt ervoor de volgende verslagen, al of niet geautomatiseerd, naar het model vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken, worden opgemaakt: 1. Het interventieverslag: Wordt opgemaakt in ten minste drie exemplaren: de eerste twee exemplaren worden binnen acht dagen gezonden aan de heer burgemeester en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. Het derde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 2. Het bijzonder interventieverslag: Wordt opgemaakt in ten minste vijf exemplaren. De eerste vier worden binnen de vier dagen gezonden aan de Burgemeester, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten, aan de Provinciegouverneur en aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Een vijfde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. Dat bijzonder verslag dient te worden opgemaakt voor elke brand die de dood van ten minste één persoon tot gevolg had of die het gezamenlijk optreden van twee of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. 3. Het semestrieel activiteitenprogramma: Is een overzicht van de voor het komende halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen. Het moet voor de 10e januari en de 10e juli van elk jaar aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden gezonden. 4. Het jaarlijks activiteitenverslag: Is de synthese van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar. Het wordt voor 31 januari in één exemplaar toegezonden aan de burgemeester, aan de Provinciegouverneur, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en in tweevoud aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. HOOFDSTUK 8: Inspecties en bezichtigingen. Artikel 58. De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, bij toepassing van KB van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
Artikel 59. Afgezien de inspectie bedoeld in artikel 58 inspecteert de burgemeester, of de gedelegeerde schepen de brandweerdienst ten minste éénmaal per jaar. Zo ook inspecteert de officier dienstchef geregeld de installaties alsmede het meubilair en het materieel van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na. Hij treft de maatregelen om vastgestelde vergissingen en verzuimen recht te zetten en te verhelpen. Artikel 60. Niet van toepassing.
HOOFDSTUK 9: Overgangsbepalingen. Artikel 61. Niet van toepassing.
HOOFDSTUK 10: Slotbepalingen. Artikel 62. Dit reglement wordt in drievoud, voor goedkeuring aan de provinciegouverneur voorgelegd. Een behoorlijk gewaarmerkt afschrift ervan wordt bezorgd aan: - De Minister van Binnenlandse Zaken. - De bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. - Ieder lid van de dienst.
Artikel 63. Dit reglement wordt van kracht onmiddellijk na goedkeuring door de Provinciegouverneur. Artikel 64. De bepalingen van de thans van toepassing zijnde organiek reglement worden opgeheven de dag waarop de bepalingen van dit reglement van kracht worden.
Punt 11
Figga: goedkeuren statutenwijziging Gelet op het gemeentedecreet, artikel 42; Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de Intergemeentelijke samenwerking; Gelet op het feit dat de gemeente aangesloten is bij de financieringsvereniging Figga;
Gelet op het feit dat Figga op verzoek en voor rekening van de gemeente aandeelhouder is van Publi-T; Gelet op de aangetekende brief van 23 januari 2013 van Figga; Overwegende dat Publi-T Figga uitnodigt om in te tekenen op een kapitaalverhoging, dat deze kapitaalverhoging dient voor de financiering van de overname van de aandelen in PubliT van de Gemeentelijke Holding aan nominale waarde; Overwegende dat met de investeringen van Publi-T in Elia belangrijke strategische doelstellingen worden bereikt; Gelet op de motiveringsnota die bij de oproepingsbrief is gevoegd; Gelet op de bespreking ter zitting van deze agenda en bijhorende stukken; Gehoord het College van Burgemeester en Schepenen in zijn verslag; BESLIST: 20 ja-stemmen Art. 1: Figga te verzoeken om in te tekenen op de kapitaalsverhoging van Publi-T voor 19.862 aandelen à € 324,58 voor een totaal bedrag van € 6.446.807,96 en kandidaat te zijn voor 19.862 aandelen toe te wijzen in een eventuele 2de ronde voor een bedrag van € 6.446.807,96. Art. 2: Figga te verzoeken voor rekening van de gemeente de kapitaalverhoging van Publi-T te onderschrijven voor een proportioneel toegewezen bedrag van € 151.880,82. De gemeente stelt zich ten behoeve van deze operatie borg voor haar aandeel voor een bedrag van € 151.880,82. Art. 3: Het College van Burgemeester en Schepenen te belasten met de uitvoering van de hierbij genomen beslissing en er onder meer kennis van te geven aan: Figga, p/a Intermixt Ravensteingalerij 4 b 2, 1000 Brussel.
Punt 12: Aanduiden zes vertegenwoordigers bij PWA Gelet op het schrijven van het Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap Ardooie ; Gelet op de statuten van de vzw PWA, inz.art.5 ; Overwegende dat het de gemeente toekomt om zes van de twaalf leden te benoemen om de voornoemde vereniging samen te stellen ; Overwegende dat deze benoeming evenredig dient te gebeuren volgens de verhouding tussen de meerderheid en minderheid ; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 4 februari 2013 waarbij volgende verdeling is goedgekeurd: 5 vertegenwoordigers Groep ‘82 1 vertegenwoordiger Samen plus Gelet op de vraag aan de fractievoorzitters met de vraag om de kandidaat-leden mee te delen; Gelet dat volgende kandidaturen zijn binnengekomen :
Voor Groep 82 : Krist Soenens, Linda Devisch, Chantal Vande Vyvere, Claire Chiers en Véronique Vandekerckhove Voor Samen plus : Anja Dejonckheere BESLIST: 20 ja-stemmen Art. 1: Anja Dejonckheere, Krist Soenens, Linda Devisch, Chantal Vande Vyvere, Claire Chiers en Véronique Vandekerckhove aan te duiden als vertegenwoordigers in de PWA namens de gemeente. Art. 2: Deze beslissing mee te delen aan de beheerraad van de PWA.
Punt 13
Aanduiden leden gemeentelijke commissie intergemeentelijke samenwerking Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 4 februari 2013 houdende verdeling van mandaten binnen de commissie intergemeentelijke samenwerking die als volgt is bepaald: Groep 82: 3 leden (waaronder de schepen bevoegd voor intergemeentelijke samenwerking) Samen Plus: 1 lid, N-VA: 1 lid, Overwegende dat de fractievoorzitters zijn gevraagd om hun kandidaten mee te delen; BESLIST: 20 ja-stemmen De commissie intergemeentelijke samenwerking als volgt samen te stellen : Vijf gemeenteraadsleden: Groep 82 : 3 leden (waaronder de schepen bevoegd voor intergemeentelijke samenwerking) zijnde Kathleen Verhelle en Terry Callens en Véronique Vandekerckhove Samen Plus : 1 lid, zijnde Kimara Goethals NVA : 1 lid, zijnde Kurt Eeckhout. De voorzitter en secretaris worden aangeduid op de vergadering van de commissie intergemeentelijke samenwerking.
Punt 14
Aanduiden leden gemeentelijke verkeerscommissie Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 4 februari 2013 houdende verdeling van mandaten binnen de verkeerscommissie die als volgt is bepaald: Groep 82: 3 leden (waaronder de schepen bevoegd voor mobiliteit) Samen Plus: 1 lid, N-VA: 1 lid, Overwegende dat de fractievoorzitters op de hoogte zijn gevraagd om hun kandidaten mee te delen; BESLIST: 20 ja-stemmen
De commissie intergemeentelijke samenwerking als volgt samen te stellen : Vijf gemeenteraadsleden: Groep 82 : 3 leden (waaronder de schepen bevoegd voor mobiltiteit) zijnde Karlos Callens en Krist Soenens en Linda Devisch. Samen Plus : 1 lid, zijnde Anja Dejonckheere NVA : 1 lid, zijnde Filip Godderis. De voorzitter en secretaris worden aangeduid op de vergadering van de commissie intergemeentelijke samenwerking.
Punt 15
Wijziging vertegenwoordiging sociaal verhuurkantoor Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 4 februari 2013 houdende aanduiding vertegenwoordigers in Sociaal Verhuurkantoor Regio Roeselare; Overwegende dat onder meer Marleen Lepla werd aangesteld als gemeenteraadslid; Overwegende dat Marleen Lepla echter tevens is aangesteld vanuit het OCMW zodat het nodig blijkt een nieuwe vertegenwoordiging aan te duiden vanuit de gemeente; Overwegende dat Marleen Lepla beslist heeft om te zetelen als OCMW-raadslid en dus ontslag neemt uit het SVK als vertegenwoordiger van de gemeenteraad; BESLIST: 20 ja-stemmen Art. 1: Aan te duiden als lid voor de raad van bestuur van het sociaal verhuurkantoor ter vervanging van Marleen Lepla: Katleen Verhelle, wonende te Kleine Boterweg 2, 8850 Ardooie. Art. 2: Deze beslissing mee te delen aan het sociaal verhuurkantoor.
De Burgemeester geeft uitleg nopens het sociaal verhuurkantoor waarbij hij zijn twijfels uit over het sociale aspect ervan. De verbouwingen gebeuren immers meestal volledig door eigenaar en niet (zoals oorspronkelijk de bedoeling was) door mensen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Kostprijs is ook zeer hoog voor de gemeente, namelijk bijna € 2.000/woning per jaar.
Geheime zitting
Punt 16
Benoeming twee brandweermannen bij de gemeentelijke vrijwillige brandweer Gelet op het grondreglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweerdienst Ardooie, goedgekeurd in gemeenteraadszitting dd. 27.04.92; Gelet op de benoeming van stagiair brandweermannen bij gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2011 van de heer Tommy Priem en Brecht Wallican;
Gelet op het gunstig stageverslag van de stagecommissie en het gunstig advies van de officier-dienstchef; Gelet op het schrijven van de brandweercommandant van 23 januari 2013 waarbij voorgesteld wordt de bovengenoemde stagiair te benoemen tot brandweerman ; Overwegende dat de bovenvermelde brandweermannen geslaagd zijn in de opleidingscursussen voor brandweerman aan het lescentrum (WOBRA) Na geheime stemming; BESLIST: 20 ja-stemmen Dhr. Tommy Priem, °26.01.1988, wonende in de Fabriekstraat 28, 8850 Ardooie, aan te stellen als brandweerman bij de gemeentelijke vrijwillige brandweer met ingang van 1 april 2013. Dhr. Brecht Wallican, °06.10.1984, wonende in de Cauwestraat 5, 8850 Ardooie, aan te stellen als brandweerman bij de gemeentelijke vrijwillige brandweer met ingang van 1 april 2013. Deze beslissing mee te delen aan de betrokkene en aan de brandweercommandant.
Namens de Raad De Secretaris, D. Pillaert,
De Voorzitter, K. Callens