Zanders Magazine JAARGANG 10
TREASURY
20
4
RISK
24
VOORJAAR 2015
FINANCE
De 6 treasury-prioriteiten Argos: nieuwe smeerolie voor de treasury
Renterisico in het bankenboek onderzocht
Werken bij Zanders
Yvonne Sijm
Studie: Econometrie aan de Universiteit van Amsterdam
2
Afgestudeerd: December 2004 Bij Zanders sinds: 1 januari 2005 Functie: Associate director
“Zanders is een bedrijf waar het leuk is je carrière te starten, maar juist ook om met meerdere jaren ervaring te werken. Ik begon tien jaar geleden bij Zanders en heb nog iedere dag mooie uitdagingen en veel plezier in mijn werk. Toen ik afstudeerde als Econometrist wilde ik die studie ook echt in mijn werk kunnen toepassen. Vanaf het begin doe ik hier projecten voor financiële instellingen. Ik ben ook echt een bèta-type; gewoon graag bezig met cijfers. De financiële sector ben ik in de loop der jaren steeds meer gaan waarderen. Er is natuurlijk veel veranderd, maar de afgelopen periode laat volgens mij juist ook zien hoe belangrijk de risicotransformatiefunctie van banken en verzekeraars is voor onze economie.
Inhoud 4
Cliënt: Argos
8
Visie: Matching Adjustment versus Volatility Adjustment
12 Column: Jan Meulenbelt 13 Steps: Een optimaal RfP-proces 15 Gastcolumn: Paul Sonke 16 Cliënt: Area 20 Trend: De 6 treasury-prioriteiten van 2015 24 Research: Renterisico in het bankenboek 28 Visie: Woningbouw door gemeenten? 32 Visie: De liquiditeitslooptijd van spaargeld
Als consultant werk je binnen een relatief korte periode naar een doelstelling toe, in wisselende werkomgevingen. Dat bevalt mij erg goed. Ik koos bewust voor een bedrijf met een ondernemend karakter, waar je niet binnen allerlei vastgelegde regels en procedures moet werken. Vergeleken met de grotere consultancykantoren is hier veel ruimte en vrijheid voor eigen initiatief. Hier leeft een mentaliteit waarin het normaal is dat iedereen zijn bijdrage levert aan de organisatie – en dat spreekt mij erg aan.
34 Column: Hans Visser
Ten opzichte van mijn begintijd bij Zanders hebben we nu een meer senior team. We zijn nog meer ‘consultant’ en worden door de markt erkend als partij met heel specialistische kennis en veel ervaring in diverse sectoren. We zijn relatief klein, maar binnen onze specialisatiegebieden zijn we juist groot. Bij Zanders werk je als consultant in een overzichtelijk geheel waar goed en pragmatisch wordt nagedacht. Dat past goed bij mij. In ons vak moet je altijd snel schakelen. Plannen worden ook vaak door de praktijk ingehaald. Als consultant moet je de onzekerheid die daarmee gepaard gaat kunnen omarmen. Dus als je van onzekerheid houdt, moet je risk consultant worden!”
Zanders Magazine is een kwartaaluitgave van Zanders
35 Agenda & Kort
Teksten: Niels Christern, Roel Damen, Floris van Diest, Wouter Dikkers, Jelmer Lichthart. Steffen Pang en Erik Vijlbrief Eindredactie: Niels Christern en Bija Knowles Vertaling: Sharon Davis, Fluent in Finance, Veronica LeRoux en Wilkens c.s. Fotografie: De Beeldredaktie, Ann-Sophie Falter e.a. Ontwerp/drukwerk: Dunnebier Print & Media BV Redactieteam: Jaco Boere, Hidde ten Brink, Niels Christern, Annette Frijns, Rob van Heesch, Arn Knol, Jelmer Lichthart, Sander van Tol en Bart-Jan Wittenberg Redactieadres: Postbus 221, 1400 AE Bussum Telefoon: +31 35 692 89 89 Website: www.zanders.eu ISSN 1873-7455
Voorwoord
Rente, altijd interesting Wanneer er geld wordt geleend, betaalt de lener een percentage van de leensom aan de geldgever. Dat is althans de financiële theorie. Het concept van rente is echter iets gecompliceerder. Het betreft namelijk niet alleen een financiële kwestie, maar ook een morele vraag. Zeker als men het heeft over woekerrente. Het begrip woekeren lijkt als metafoor afkomstig uit de botanische wereld, waar heel snel groeiende planten over alle andere heen groeien en zo al het licht en een zonnige toekomst ontnemen. In de financiële wereld werkt het, zij het iets genuanceerder, vergelijkbaar. Ondernemingen die in financiële nood verkeren, proberen een manier te vinden om hun problemen te verzachten en snel geld te lenen. Omdat ze geen andere mogelijkheden kennen, kan de woekerende investeerder een onredelijk hoge rente vragen. Wanneer het risico zo groot is dat de lener het bedrag niet zal kunnen terugbetalen, kan zo’n hoge rente rechtvaardig zijn. Maar de lener blijft bijna altijd met het grootste verlies, in een donker hoekje achter. In morele zin is woekeren dus niet de beste oplossing. Het is niet voor niets dat in de meeste landen een verbod op excessieve rente geldt, waarbij de rente aan een maximum gebonden is. Volgens de Griekse filosoof Aristoteles was geld onvruchtbaar; geld was een ruilmiddel, niets meer en niets minder, en mocht dus zeker niet worden gebruikt om meer geld mee te verdienen. De geldhandelaar was daarom de laagste in rang.
Ook diverse religies verbieden het woekeren. Tot in de middeleeuwen was het voor christenen en joden verboden rente te heffen en dat geldt nog steeds voor moslims. Het Arabische woord ‘riba’ staat voor zowel rente als woeker. De islam interpreteert het woekerverbod als een absoluut renteverbod, waarbij ook geen onderscheid bestaat tussen een klein of groot bedrag. Volgens het boeddhisme is het verlangen naar meer geld een negatief verlangen. De Dalai Lama zei eens over de laatste financiële crisis: “This isn’t purely a crisis of the market economy, but rather a crisis of values.” Woekerrente valt ook duidelijk onder de negatieve verlangens... De ontwikkelingen van de rente in de afgelopen tijd zorgen echter voor een vreemde situatie, waarbij ook de morele vraag in een ander daglicht komt te staan. De huidige rente is negatief. Ondernemingen betalen depositorente als ‘boete’ wanneer zij geld in bewaring geven bij banken. En ook dat klinkt als iets destructiefs. Want voor een investeerder betekent de combinatie van negatieve rente en positieve inflatie een negatieve reële rente. Wanneer je die negatieve reële rente nu verbindt aan het morele vraagstuk, is het in rekening brengen van negatieve rente dan wel moreel verantwoord? De bedenkers van het woekerspel zien hun spelregels overstag gaan en behalen plotseling een negatief rendement op hun investering. Is dat ook woekeren? In de tuin is het voorjaar aangebroken en beginnen de planten weer te groeien naast hun bijgesnoeide woekeraars. Maar het blijft een interesting question wanneer het nieuwe seizoen op de rentemarkt zal aanbreken. Sander van Tol
3
Cliënt
Argos: nieuwe smeerolie voor de Treasury[
4
Om een aantal activiteiten te kunnen integreren en daarmee de efficiëntie te verbeteren, besloot oliebedrijf Argos een nieuw treasury-managementsysteem (TMS) aan te schaffen. De keuze viel op IT2, met een zeer positief resultaat: “Voor andere corporates is dit een goed voorbeeld voor hoe een dergelijk project aangepakt zou moeten worden.”
In 2011 bundelt de North Sea Group de krachten met Argos Oil. Sindsdien is het logo niet alleen te zien op het hoofdkantoor in de Rotterdamse Waalhaven, maar ook op de borden van zo’n 70 Nederlandse tankstations en – vanwege de smeerolie die het bedrijf verkoopt – tijdens de Tour de France van 2012 en 2013, op de shirts van de Argos Shimanoploeg. Op de West-Europese downstream oliemarkt is Argos nu de grootste onafhankelijke (want niet beursgenoteerde of staatsgelieerde) speler.
Meer rigide Argos is een oliebedrijf dat de opslag en distributie van olie combineert met de internationale handel in en verkoop van minerale oliën en biobrandstoffen. De wortels van het bedrijf gaan terug tot 1918, wanneer Ad van der Sluijs in Geertruidenberg een fietswinkel opent en besluit daar ook petroleum te gaan verkopen. Het blijkt een gouden greep, want in de jaren negentig is de Van der Sluijs Groep een grote speler op het gebied van verkoop, opslag en vervoer van minerale oliën. In 2009 fuseert de Groep met FNR+, dat met de bedrijven Frisol, North Sea Petroleum en Reinplus Vanwoerden marktleider is in bunkering en trading. Zo ontstaat de North Sea Group.
Argos telt anno 2015 ruim 500 medewerkers, heeft vestigingen in verschillende Europese landen en kantoren in Brazilië, Hong Kong en Singapore. De omzet van het bedrijf ligt tussen de EUR 14 en 16 miljard per jaar. “Rond de fusie van FNR+ met de Van der Sluis Groep, waar de North Sea Group uit ontstond, kwam ik hier werken”, vertelt Jan Tijmen Donkelaar, manager finance projects bij Argos. “De markt en het bedrijf zijn sindsdien constant in beweging geweest. Door de fusie ontstond nieuwe business en veranderden ook de interne structuren. Als treasuryafdeling moet je met al die ontwikkelingen meegaan, dus veel aanpassen en bijsturen. Dat vraagt om een systeem dat daar flexibel in kan ondersteunen.”
Jan Tijmen Donkelaar (rechts) en Bart Timmerman
Bij de North Sea Group werd een treasury-afdeling opgebouwd, waarbij twee activiteiten geïntegreerd moesten worden: de handelsactiviteiten en de bunkeractiviteiten, waar alle LC’s (letters of credits; de garanties voor olieproducten) werden afgehandeld. Met de integratie van de twee activiteiten ontstond een afdeling met een front-, een mid- en een backoffice. Donkelaar kreeg de taak dat proces te begeleiden. “Dat betrof de mid-office, dus het inrichten van de processen en ik begon er met de implementatie van een online trading-platform (FXall) voor valuta transacties.”
“IT2 focust op het ondersteunen van best practice-processen tijdens de implementatie” Bij de selectie van een nieuw TMS vroeg Argos Zanders te adviseren tijdens het traject van de request for proposal (RFP). Donkelaar: “Op de shortlist die Zanders voorstelde stonden IT2, Bellin en SunGard. SunGard bood meer flexibiliteit in de aansluiting van third party-systemen, terwijl IT2 meer focus legde op het ondersteunen van best practice-processen tijdens de implementatie. Dat laatste paste meer bij onze behoeften en daarom kozen we uiteindelijk voor IT2.”
Near real-time
Het hoofdkantoor van Argos in de Rotterdamse Waalhaven.
Een belangrijke reden om voor IT2 te kiezen, was dat het ‘near real-time’ is. Donkelaar: “De FX-deals, bijvoorbeeld, worden bij ons iedere vijf minuten het systeem ingeschoten. Dat is niet live, maar voor Argos is het snel genoeg.” Bart Timmerman, consultant bij Zanders, licht het nader toe: “Waar banken echt realtime gegevens nodig hebben, is near real-time voor corporate treasuries snel genoeg. Bij banken zitten meerdere valutahandelaren, daar moet iedere deal ook direct zichtbaar zijn voor de andere traders.” Bij Argos zijn alle commodity traders op FXall aangesloten, een electronisch tradingplatform for valuta- en geldmarktinstrumenten. Donkelaar: “Wanneer onze olietraders een deal doen waarbij FX-risico moet worden afgedekt, dan zetten zij die deal in FXall. Vandaaruit wordt de transactie doorgestuurd naar Treasury, die vervolgens een transactie met een bank doet. Het valutarisico dat uit olietrades voortkomt, wordt dus door de traders zelf afgedekt. Daarnaast kijkt Treasury dagelijks naar de overall positie, en het risico dat daar uitkomt wordt ook
afgedekt. De cash-optimalisatie – als er overnight bijvoorbeeld nog geswapt moet worden – wordt door Treasury zelf gedaan.”
Gefaseerde aanpak Bij de implementatie van IT2 besloot Argos zelf de projectleiding te doen. Zanders werd als treasuryconsultant gevraagd Argos te helpen bij het implementeren van de best practice-processen. De vanuit een softwarematig oogpunt optimale inrichting van de treasury-processen in IT2, zonder de eisen vanuit de business uit het oog te verliezen, werd bepaald en vastgelegd in de blueprinting-fase – de eerste fase na de aanschaf en technische installatie van het systeem. Het oliebedrijf koos voor een gefaseerde aanpak. Donkelaar: “We begonnen met de basics; dat wat we nodig hadden voor ons dagelijkse positiemanagement en voor onze LC’s en garantie-overzichten. Zo legden we bijvoorbeeld alle FX-deals en alle geldmarkttransacties met de banken vast in IT2. We wilden ook vanaf 1 januari 2013 alle geschiedenis in het systeem opbouwen, zoals alle FX-gegevens, alle LC’s en alle garanties. Van daaruit konden we vervolgens verder gaan bouwen aan het betaalproces en de inrichting van de accounting-module, waarmee de boekhouding aan het systeem verbonden zou worden. Daarnaast stond het invoeren van een duidelijke en logische functiescheiding en data integrity hoog op de agenda.” Het is een aanpak die typerend is voor dit soort projecten, zegt Timmerman: “Zeker in situaties waar snelheid geboden is en de capaciteit beperkt is. Argos had geen capaciteitsprobleem, maar er was nog geen ander treasury-systeem dan Excel. Dan moet je er eerst voor zorgen dat in ieder geval de basisfunctionaliteit snel werkt, zodat het deal- en cashmanagement robuust uitgevoerd kan worden.
5
Vervolgens kun je het betalingsverkeer uitrollen en daarna de koppeling maken naar accounting.”
Opdrachten worden automatisch verwerkt; de straight-through-processing (STP) is enorm verbeterd en dat leidt tot meer efficiëntie.”
Intercompany-efficiëntie Zo fungeert IT2 als een symbolische paraplu waaronder steeds meer functionaliteit uitgeklapt kan worden, door koppelingen te maken binnen de organisatie. Timmerman: “Ten behoeve van de inrichting van je accounting-module moet je er rekening mee houden dat je de codes die je binnen de organisatie gebruikt – bijvoorbeeld in het ERP systeem – ook
“We hebben nu een eigen handleiding waarin ieder type transactie staat beschreven”
6
Jan Tijmen Donkelaar en Bart Timmerman
kunt terugvinden in IT2. Je moet dus in de eerste fase van een dergelijk project al over de inrichting keuzes maken die van belang zijn voor een latere fase.” Treasury heeft vaak heel ‘eigen’ en specifieke accounts, zoals inhouse bank-accounts, en specifieke producten, zoals rentederivaten en LC’s. Alle transacties op dat vlak moeten ook in het grootboek worden vastgelegd en IT2 biedt met de accountingmodule een middel dat de daarvoor benodigde journaalposten in het systeem genereert en naar een general ledger als Navision exporteert. “Het systeem kan daarnaast worden gebruikt als sub-ledger”, zegt Timmerman. “Het gaat dan om een eigen grootboeksysteem dat, in plaats van journaalregels, balansposten naar het boekhoudpakket exporteert – dat kan het nog makkelijker maken voor de accountingafdeling.” Via een inhouse-bankstructuur kunnen interne ver-rekeningen plaatsvinden, waardoor het cashmanagement veel efficiënter gebeurt en transactiekosten worden bespaard. “Jaarlijks zet Argos tussen de 14 en 16 miljard euro om”, zegt Donkelaar. “Intercompany wordt zo’n 3 miljard euro verrekend. Daarvoor is dus een interne structuur ingericht en ook dat wordt door de accounting-module opgepakt.
Best practice De Treasury van Argos moest omschakelen van een op Excel gebaseerde omgeving naar een nieuw treasury-systeem. Binnen de Treasury was diepgaande kennis van het inrichten van de treasury-processen aanwezig. De ervaring met systeemimplementaties ontbrak echter. Donkelaar: “Op het technische vlak kon IT2 ons goed helpen, maar voor de vertaling van de business-processen en de rapportages hadden we meer inhoudelijke support nodig. We hebben daarom Zanders gevraagd te helpen bij de aansluiting vanuit de business, op basis van best practices-principes. Toen de blueprint was vastgelegd en geaccordeerd, hebben we per onderdeel een aantal werksessies georganiseerd, onder leiding van Bart Timmerman, waarbij eerst het systeem werd ingericht en vervolgens een uitgebreide gebruikersacceptatietest is gedaan.” Na deze cyclus ging het systeem live. “Maar ook na het live gaan heeft Zanders ons nog diverse keren op dit vlak gecoacht en kregen we ook vanuit IT2 aanvullend advies. Voor andere corporates is dit een goed voorbeeld voor hoe dit aangepakt zou moeten worden.” Dezelfde aanpak is ook bij de inrichting van de accountingmodule toegepast. De opgedane kennis is vervolgens ook gedocumenteerd, vertelt Donkelaar. “We hadden drie man die direct betrokken waren bij de implementatie van de accountingmodule. Daardoor zijn alle accounting-templates uitvoerig getest en hebben we nu een eigen handleiding van 175 pagina’s waarin ieder type transactie staat beschreven. Wanneer er nieuwe mensen bij ons komen werken, kunnen ze daardoor sneller worden getraind en er dus sneller mee werken.” Volgens Timmerman is die gedocumenteerde kennis een van de succesfactoren van het project. “Ook wist Argos heel goed wat het wilde. We hebben daardoor heel veel vanuit best practice kunnen inrichten. Maar het succes van een project als dit valt of staat met de beschikbaarheid van de mensen binnen de treasury-organisatie. De specifieke kennis van de corporate hebben alleen de mensen die er werken. Daarom is die kennisoverdracht ook zo belangrijk; wanneer er een probleem is moet je dat intern kunnen oplossen.”
Meer dan beoogd De efficiëntieslagen die met het nieuwe systeem zijn gemaakt, impliceert ook een verband tussen de aan-
Olieterminal in de Waalhaven.
schaf van IT2 en het aantal mensen op de treasuryafdeling. “Nee, dat is er niet direct”, zegt Donkelaar. “Vanuit Treasury wilden we beter kapitaalbeheer, dus meer strategisch kunnen kijken naar de manier waarop er met het geld wordt omgegaan; bijvoorbeeld de keuze tussen vooruitbetalen of garanties
“De focus verschuift als het ware van gegevensverzameling naar gegevensanalyse” afgeven in de vorm van LC’s. En dat geldt ook voor financieringen: hoe ga je met je werkkapitaal om en via welke stromen laat je het werken? Gefaseerde aanpak van de IT2-implementatie
veel treasurers zich niet direct realiseren wat een TMS allemaal mogelijk maakt. De implementatie van een TMS leidt doorgaans tot een hoge mate van STP, wat processen sneller, efficiënter en minder foutgevoelig maakt. Het TMS biedt de mogelijkheid meer controles in de treasury-processen in te bouwen, en regelmatig en eenvoudig over Key Performance Indicators (KPI) te rapporteren. De focus verschuift als het ware van gegevensverzameling naar gegevensanalyse, niet in de laatste plaats door de tijdsbesparing die een TMS oplevert. Zo ontstaan onder andere mogelijkheden om je werkkapitaalbeheer te optimaliseren. En dat is voor iedere corporate een belangrijk voordeel.”
Fase Omschrijving
Functionaliteit
1A
• Cash management (cash pool-structuur, limit management, MT940/2 upload en reconciliatie)
Basisfunctionaliteit
Duur
• Deal management (FX, IRS, L/C) • (Bank) reporting • In-house bank
3 mnd 6 mnd
1B
Treasury-betalingen
• Treasury-betalingen
2
Accounting
• Cash accounting • Accounting link naar Navision Dynamics
Voorheen deden we dat veel meer ad hoc, met IT2 hebben we daar veel beter zicht op. Het aantal bankrekeningen hebben we daarmee ook flink terug kunnen brengen. Het zijn dingen die je misschien niet direct beoogt met een nieuw systeem, maar die dat nieuwe systeem wel mogelijk maken.” Timmerman knikt instemmend: “Het valt mij vaak op dat
3 mnd
Wilt u meer weten over de TMS-oplossingen van IT2? Neem dan contact op met Bart Timmerman via
[email protected] of +31 35 692 89 89.
7
Visie
Matching Adjustment versus Volatility Adjustment 8
Op 30 april 2014 heeft de Europese toezichthouder voor verzekeraars en pensioenfondsen (EIOPA) de technische specificaties gepubliceerd als onderdeel van de voorbereidingen op het van kracht gaan van Solvency II. Deze specificaties bevatten een tweetal maatregelen die verzekeraars kunnen inzetten om oneigenlijke volatiliteit in hun eigen vermogen te beperken: de Volatility Adjustment en de Matching Adjustment. Wat zijn de voornaamste verschillen tussen beide maatregelen en wat hebben deze maatregelen voor gevolgen? Solvency II heeft als doel om binnen de EU één gemeenschappelijke verzekeringsmarkt te creëren en gaat per 1 januari 2016 van kracht. De technische specificaties gepubliceerd door EIOPA zullen wel al in 2015 leidend zijn voor rapportagedoeleinden. Hoewel de specificaties nog niet definitief zijn, is het onwaarschijnlijk dat er materiële wijzigingen zullen plaatsvinden. De technische specificaties bestaan uit twee onderdelen: het eerste deel richt zich op de waardering en de berekening van de kapitaaleisen, terwijl het tweede deel op het long term guarantee (LTG)-pakket ingaat. Over het LTG-pakket is in november 2013 een finaal akkoord bereikt, maar vormde een van de voornaamste discussieonderwerpen binnen de Solvency II-wetgeving.
Oneigenlijke volatiliteit Het LTG-pakket bestaat uit maatregelen waarmee verzekeraars beter kunnen inspelen op het spanningsveld tussen marktbewegingen op de korte termijn en het langetermijnkarakter van hun verplichtingen. Wanneer verzekeringsmaatschappijen met een lange beleggingshorizon op de vastrentende markten beleggen, staan zij bloot aan fluctuaties van credit spreads. Deze fluctuaties zijn van invloed op de marktwaarde van de beleggingen en als gevolg daarvan op de marktwaarde van het eigen vermogen. De fluctuaties in de credit spreads zijn echter niet noodzakelijkerwijs gerelateerd aan een hogere kans op wanbetaling door de tegenpartij en hebben dus ook niet per se gevolgen voor de beleggingsrendementen. De beleggingen worden namelijk vaak tot einddatum aangehouden. Het LTG-pakket biedt
De Matching Adjustment
UFR VA MA
Figuur 1
verzekeraars drie mogelijkheden om de zogenaamde ‘oneigenlijke’ volatiliteit die hieruit kan voortvloeien, aan te pakken: de Volatility Adjustment, de Matching Adjustment en transitional measures. De transitional measures stellen verzekeraars in staat om de overgang van Solvency I naar Solvency II geleidelijk te laten gaan. Zij hebben betrekking op de risicovrije rentetermijnstructuur en de technische voorzieningen. De meest interessante maatregelen voor verzekeraars zijn echter de Volatility Adjustment en de Matching Adjustment. Beide maatregelen hebben als doel oneigenlijke volatiliteit in het eigen vermogen te beperken. Qua eisen en toepassing lopen ze echter behoorlijk uiteen. Het vergt dan ook een strategische keuze welke maatregel wanneer toe te passen. Om meer over de verschillen te weten te komen, onderzochten we wat de impact van de Volatility Adjustment en de Matching Adjustment is.
De Volatility Adjustment De Volatility Adjustment (VA) is een constante opslag op de risicovrije rentetermijnstructuur, de curve die gebruikt wordt om de Ultimate Forward Rate (UFR) te construeren. De VA is gebaseerd op een voor risico gecorrigeerde spread op de beleggingen in een referentieportefeuille. Per definitie is de VA de spread tussen de rente op de beleggingen in de referentieportefeuille en de bijbehorende risicovrije rente, gecorrigeerd voor de fundamental spread (de spread waarin het default- of downgrade-risico tot uitdrukking komt). EIOPA bepaalt en actualiseert de hoogte van de VA, die per land en valuta kan verschillen. De VA mag alleen worden toegepast op het liquide gedeelte van de zero-coupon rentetermijnstructuur. Dat wil zeggen, tot het zogenaamde Last Liquid Point (LLP). Na het LLP convergeert de curve naar de UFR. De daaruit voortvloeiende rentes worden gebruikt om de desbetreffende risicovrije rentetermijnstructuur te bepalen.
De Matching Adjustment (MA) zorgt voor een parallelle verschuiving van de gehele risicovrije rentetermijnstructuur. De MA dient hetzelfde doel als de VA. De MA wordt berekend op basis van de matching tussen de beleggingen en verplichtingen van de verzekeraar en wordt gecorrigeerd voor de fundamental spread. We wijzen erop dat de MA in de regel groter is dan de VA, maar dat de MA wel kleiner dan de VA en zelfs negatief kan worden. De MA kan uitsluitend worden toegepast op een portefeuille levensverzekeringsverplichtingen waaraan een beleggingsportefeuille is toegewezen die de best estimate van de verplichtingen matcht. Er moet gelden dat de mis-match tussen de kasstromen op de beleggingen en de kasstromen op de verplichtingen geen materieel risico voor de verzekeringsactiviteiten vormt. Deze portefeuilles dienen afzonderlijk van de overige activiteiten van de verzekeraar geïdentificeerd, georganiseerd en beheerd te worden. Voorts mag de toegewezen portefeuille van beleggingen niet gebruikt worden om verliezen te dekken die uit andere activiteiten van de verzekeraar voortvloeien. Hoe meer van dit soort portefeuilles voor een verzekeringsmaatschappij aangewezen worden, des te minder diversificatievoordeel er overblijft. De MA levert niet per definitie een overall voordeel op voor de verzekeringsmaatschappij.
Verschillen tussen de VA en de MA Het voornaamste verschil tussen de VA en de MA is dat de VA van toezichthouder EIOPA afkomstig is en gebaseerd is op een referentieportefeuille, terwijl de MA gebaseerd is op een portefeuille van de verzekeringsmaatschappij zelf. Maar er zijn meer verschillen: • De VA wordt toegepast tót het LLP waarna de curve convergeert naar de UFR, terwijl de MA op de gehele risicovrije rentetermijnstructuur wordt toegepast; • De MA kan uitsluitend worden toegepast op speciaal daartoe aangemerkte portefeuilles; • De VA kan in de voorbereidende fase op Solvency II samen met transitional measures worden toegepast, maar de MA niet; • Voor de MA geldt dat die ook in de berekening van het Solvency Capital Requirement (SCR) voor het spreadrisico meegenomen dient te worden. De VA heeft geen gevolgen voor SCR-schokken als gevolg van spreadrisico’s. De VA en de MA werken op verschillende manieren door. Beide aanpassingen hebben directe impact op het beschikbare kapitaal. De MA heeft daarnaast impact op de SCR. Hierdoor wordt de hoogte van het vrije vermogen ook beïnvloed. De exacte gevolgen
9
van de aanpassingen hangen weliswaar af van bedrijfsspecifieke aspecten (zoals kasstromen en de beleggingsmix), maar we proberen in Figuur 2 toch een indicatie van de effecten te geven. Dit voorbeeld, dat gebaseerd is op fictieve gegevens, is een versimpelde weergave en dient uitsluitend ter illustratie.
zichtbaar. Die toont de gevolgen van de MA. Ten opzichte van de VA heeft de MA een groter effect op het beschikbare kapitaal. Dat komt door twee factoren: 1) de MA is gewoonlijk groter dan de VA en 2) de MA wordt toegepast op de gehele curve.
Gevolgen voor het Solvency Capital Requirement Gevolgen voor het beschikbare kapitaal 10
Zowel de VA als de MA vormen een opslag op de rentetermijnstructuur die gebruikt wordt om verplichtingen te disconteren. Daarom leiden deze maatregelen tot een toename van het beschikbare kapitaal. De linker grafiek in Figuur 2 toont het basisscenario, zonder aanpassing van de risicovrije rentetermijnstructuur. Toepassing van de VA drukt de marktwaarde van de verplichtingen, maar heeft geen gevolgen voor de activakant. Per saldo neemt het beschikbare kapitaal toe, zoals de middelste grafiek laat zien. Een soortgelijk, maar groter effect, is in de rechter grafiek Figuur 2: Dit is een grafische balansweergave waarin het blauwe gedeelte de activa, het rode de verplichtingen en het groene gedeelte het beschikbare kapitaal weergeeft.
Base
De totale SCR, berekend met de Standard Formula, hangt af van verschillende partiële SCR’s. Deze partiële kapitaaleisen vertegenwoordigen allemaal een verandering in een bijbehorende risicofactor (bijvoorbeeld spreadschokken, curveverschuivingen) en kunnen gezien worden als de terugval in het beschikbare kapitaal nadat zich een ongunstig scenario heeft voorgedaan. De risicofactoren kunnen invloed hebben op de activakant, de verplichtingenkant en het beschikbare kapitaal. Daarom zijn zij ook op het vereiste kapitaal van invloed. Neem bijvoorbeeld de partiële kapitaaleis voor het spreadrisico. Een spreadschok zal in ieder scenario een direct (en even groot) negatief effect op de activakant hebben. Aangezien een verandering aan de activakant echter ook gevolgen heeft voor de
VA
MA
1000
1000
1000
900
900
900
800
800
800
700
700
700
600
600
600
500
500
500
400
400
400
300
300
300
200
200
200
100
100
100
0
0 Assets
Liabilities
0 Assets
Liabilities
Assets
Liabilities
Base
VA
MA
1000
1000
1000
900
900
900
800
800
800
700
700
700
600
600
600
500
500
500
400
400
400
300
300
300
200
200
200
100
100
100
0
0 Assets
Liabilities
0 Assets
Figuur 3: Dit is een grafische balansweergave na een positieve spreadschok. De gearceerde gedeeltes geven een afname van de desbetreffende balanspost weer. We wijzen erop dat in het MA-scenario de verplichtingen ook afnemen als gevolg van een hogere MA (het rood-gearceerde gedeelte).
hoogte van de MA, is er ook een indirect effect aan de verplichtingenkant zichtbaar wanneer de MA wordt toegepast. De twee linker grafieken in Figuur 3 laten zien wat een toename van de spread voor gevolgen heeft. Een spreadschok leidt in beide grafieken tot een afname van het beschikbare kapitaal met hetzelfde bedrag (weergegeven met de gearceerde balken). Daarom zal de partiële kapitaaleis voor de spreadschok in het basisscenario en in het VAscenario gelijk zijn. De rechter grafiek laat zien dat de gevolgen voor de activakant even groot zijn. De afname van de activa leidt echter tot een toename van de MA. Daardoor nemen in het MA-scenario de verplichtingen ook in waarde af. Het gevolg is dat het beschikbare kapitaal daar minder afneemt dan in het basis- of VA-scenario. Het voorbeeld van de partiële kapitaaleis bij een spreadschok laat duidelijk de verschillende gevolgen voor de partiële kapitaaleis zien in enerzijds het MA-scenario en anderzijds het VA- en basisscenario. Bij de partiële kapitaaleisen voor de andere risicofactoren zal een soortgelijk effect optreden. We wijzen erop dat de totale SCR gebaseerd is op alle partiële kapitaaleisen, daarbij rekening houdend met diversificatie-effecten. De gevolgen voor de totale SCR zijn hierdoor niet gelijk aan de som van de partiële kapitaaleisen.
Gevolgen voor het vrije vermogen De gevolgen voor de hoogte van het vrije vermogen worden eveneens in Figuur 3 duidelijk. De hoogte van het vrije vermogen wordt berekend door het vereiste kapitaal op het beschikbare kapitaal in mindering te brengen. Hieruit volgt direct dat zowel de VA als de MA leiden tot een hoger vrij vermogen. Daar komt
Liabilities
Assets
Liabilities
nog bij dat de MA tot een afname van de SCR kan leiden, wat nog een additioneel positief effect op het vrije vermogen heeft. De hoogte van het vrije vermogen wordt weergegeven met de niet-gearceerde groene gedeeltes in Figuur 3. Deze figuur laat zien dat het vrije vermogen het hoogst is in het MA-scenario, gevolgd door het VA-scenario en het basisscenario.
Conclusie Ons voorbeeld laat zien dat zowel de VA als de MA een positief effect op het beschikbare kapitaal hebben. De MA levert de grootste voordelen op wat betreft beschikbaar kapitaal en vrij vermogen (restricties en implementatie-issues buiten beschouwing latend). Daar komt nog bij dat het toepassen van de MA tot een lagere SCR kan leiden. Deze voordelen kunnen echter door specifieke portefeuille-eisen, praktische problemen, lagere diversificatie-effecten en een mogelijk negatieve MA teniet worden gedaan. Daar komt bij dat de MA niet samen met de transitional measures toegepast kan worden. Om de gevolgen van beide maatregelen voor de solvabiliteitspositie van een verzekeringsmaatschappij te kunnen bepalen, is uitvoerig onderzoek vereist waarbij met bedrijfsspecifieke karakteristieken rekening dient te worden gehouden.
Voor meer informatie over het LTG-pakket kunt u contact opnemen met Steffen Pang (
[email protected]) of Roel Damen (
[email protected]) via +31 35 692 89 89.
11
Column
Alles van waarde is berekenbaar
12
‘Alles van waarde is weerloos’ schreef Lucebert, een dichtregel uit 1974 die in Rotterdam op een gevel in neonletters nog te lezen is. De waarde als symbool voor de kwetsbaarheid van het leven. Op de financiële markten gaat het er doorgaans minder prozaïsch aan toe; de ‘exacte’ waarde van effecten en instrumenten is bepalend. Bij beursgenoteerde effecten is de waardebepaling relatief simpel, zolang de koers een gevolg is van vraag en aanbod. Het bepalen van de waarde van niet op de beurs genoteerde financiële instrumenten en/of off-balance afspraken tussen partijen blijkt vaak lastiger. Een juiste waardering is echter cruciaal voor een adequaat balansmanagement. Accountants hebben daarom in de International Financial Reporting Standards (IFRS) een set aan richtlijnen opgesteld voor het afleiden van een juiste waardering. Bijvoorbeeld op basis van mark-to-market-vergelijkingen met soortgelijke instrumenten. Als dat niet werkt, kan een mark-to-model-aanpak uitkomst bieden. Recent was in het nieuws dat opnieuw een aantal Nederlandse pensioenfondsen hypotheken gaat verstrekken. Beleggen in hypotheken is relatief aantrekkelijk nu het rendement op obligatieleningen tot een historisch laag niveau is gezakt. Deze pensioenfondsen verstrekken de hypotheken via een hypothekenfonds dat een deel van de productie van een marktpartij overneemt. Voordat een fondsmanager dit kan aanbieden, moet een hele trits aan zaken ingeregeld worden. Zoals het uitwerken van het juridische en fiscale kader, maar ook een onafhankelijke validatie van het initiële model om de waarde van de hypotheekportefeuille te bepalen. Zodra belegd, worden de hypotheken vervolgens periodiek (op basis van mark-to-model) gewaardeerd. Onafhankelijke waardering van financiële instrumenten is onder de financiële toezichtkaders van Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en de IFRS ook steeds vaker een vereiste. Als volledig onafhankelijke marktpartij voert onze
Jan Meulenbelt
Valuation Desk modelvalidatie- en instrumentwaarderingen uit voor overheden, bedrijven en vermogensbeheerders. Het waarderen kan op dagelijkse basis, maar gebeurt veelal maandelijks, jaarlijks of eenmalig. Bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen is periodieke waardering nodig. Daaronder veelal rente- en valuta swaps, maar ook allerlei exotische opties of embedded derivatives. Een interessant voorbeeld van een eenmalige behoefte aan waardering heeft betrekking op een ondernemer die een issue had met de fiscus over de waarde van een out-performance-recht op verkochte landbouw grond. Steeg de waarde van de grond boven x% van de aanschafprijs, dan had deze ondernemer recht op een percentage van de overwaarde. De waarde van deze call option heeft directe fiscale consequenties. Onze opdracht was om voor deze ondernemer te komen tot een adequate en onafhankelijke waardering van dit optierecht. Een goede onderbouwing van de waardebepaling was daarbij van essentieel belang, omdat ze verdedigbaar moet zijn en stand moet houden in geval van fiscale arbitrage. In het waarderen van financiële instrumenten onderscheidt de Valuation Desk zich ten opzichte van de pure applicatie informatie leveranciers door analyses van de prijsverandering en instant services rond techniek en input. Door te bepalen welke parameters een waardeverandering teweeg brengen, krijgen de manager en de controleurs belangrijke signalen. Hiermee wordt overzicht, inzicht en dus ook meer helderheid verkregen. ‘Alles van waarde is berekenbaar’ weten we aan de Desk.
[email protected]
Processen
Een optimaal RFP-proces Nu de compliance projecten rond SEPA en EMIR grotendeels achter de rug zijn, richten veel treasurers hun aandacht weer op projecten om processen te vereenvoudigen of systemen en bankrelaties te rationaliseren. Hiervoor kunnen requests for proposal (RfP’s) nodig zijn. Dit artikel gaat nader in op het RfP-proces omtrent bankselectieprojecten. Zanders ondersteunt veel wereldwijd opererende klanten bij RfP-projecten. Daarbij maken wij gebruik van een gestructureerde methodologie die veel van de pijnpunten bij dergelijke processen weet weg te nemen. We noemen hier enkele belangrijke aandachtspunten om een RfP-proces succesvol te laten verlopen:
1. Duidelijk voor ogen hebben waarom een RfP wordt uitgeschreven Veelal worden RfP’s uitgeschreven na een strategische verschuiving in de treasury-taken of na een bepaalde herstructurering binnen het concern. Maar ook als gevolg van overnames, afsplitsingen of een nieuwe juridische structuur kunnen er nieuwe partijen tot de bankengroep toetreden die ook graag een stukje van de cash management-taart lusten.
• Technologie en IT – afstemming op de ICT-strategie van de onderneming • Compliance, fiscale en juridische zaken – afstemming op het regelgevingskader in de diverse markten waar de treasury-oplossing nodig is. • Bankrelaties – inzicht in de commerciële gevolgen van het rationaliseren van cash-managementactiviteiten. • HR – inzicht in de personele gevolgen van centralisaties en efficiency-initiatieven (zoals shared service centers). • Bedrijfsonderdelen/gelieerde maatschappijen – stakeholders vroegtijdig bij het proces betrekken. Belangrijke schakels die niet geraadpleegd worden of niet toegevoegd worden aan het kernteam, zullen zich buitenspel gezet voelen. Dit kan ervoor zorgen dat het project op een gegeven moment vastloopt.
2. De scope bepalen Wat wél en wat niet in de RfP komt, kan alleen bepaald worden op basis van een duidelijke visie en een lijst met doelstellingen. Bij de opzet van een gecentraliseerde payment factory bijvoorbeeld, kunt u landen of werkmaatschappijen buiten beschouwing laten als deze feitelijk alleen maar verkoopkanalen vormen.
3. Wie zijn de stakeholders buiten Treasury? In de praktijk zijn er altijd meerdere stakeholders waar rekening mee gehouden moet worden. Daarnaast moet het project aan de intern geldende regels en procedures voldoen. Denk bijvoorbeeld aan:
4. Vaststellen hoe u het project gaat benaderen Laat een gedetailleerde vragenlijst rondgaan waarin u bedrijfsonderdelen gedetailleerde informatie vraagt over hun huidige banken, betaalinstrumenten, volumes, processen en kosten. Op basis van de gegevens die de bedrijfsonderdelen en de treasury inbrengen, kan de ‘huidige situatie’ worden vastgelegd. Daarna kan een nieuwe treasuryoplossing worden ontwikkeld, op basis van een serie workshops waaraan de belangrijkste stakeholders deelnemen. Vraag een onafhankelijke expert om de workshops te leiden. Deze dient ervoor te zorgen dat alle opties grondig worden onderzocht en dat de uit-
13
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
RfP
Follow-up & scores
Evaluatie & analyse
Gesprekken met banken
Selectie & onderhandeling
Opstellen concept versie RfP
Hoeveel tijd is verstreken nadat de bank de RfP heeft teruggestuurd?
Scoremodel toepassen
‘Beauty contests’ organiseren voor banken op shortlist
Onderhandelen over prijsstelling en juridische aspecten
RfP bespreken en goedkeuren in workshopsessie(s)
Follow-up document waarin vragen van banken bij RfP beantwoord worden
Tijdens evaluatieworkshop(s) antwoorden op RfP bespreken en scores toekennen
Debriefingsessies houden en scores aanpassen
Aanbevelingsworkshop(s)
Shortlist goedkeuren en vervolgstappen communiceren
Besluiten op welke bank(en) de keuze valt
Communicatie aan het management en implementatieplan op managementniveau
RfP afronden en Opzet scoremodel voor (samen met geheim- antwoorden op RfP houdings-verklaring) uitsturen naar banken op longlist Modelvragenlijst opstellen
Figuur 1
komsten goed worden gedocumenteerd. Stel vervolgens de business case op en bepaal het stappenplan. De business case geeft niet alleen het belang van het project weer, maar schat ook de kwantitatieve en kwalitatieve voordelen en de projectkosten in. Het stappenplan geeft vervolgens de tijdlijnen weer en schetst hoeveel mensen en middelen voor de diverse deelprojecten nodig zijn.
Een optimaal RfP-proces
In Figuur 1 geven we de diverse RfP-stappen weer. Voeg altijd een gedetailleerde vragenlijst toe. Op basis daarvan kunt u objectieve scores toekennen en zichtbaar maken waar de respondenten zich van elkaar onderscheiden. Scoremodellen worden bij RfP’s regelmatig gebruikt. Zij verschaffen een objectieve basis om banken voor de volgende ronde te kunnen uitnodigen. Zanders maakt bij RfP’s gebruik van de Six Sigmascoremethodologie. De uitkomst daarvan is een gewogen score voor iedere bank, op basis van ieder onderdeel van de RfP, plus een totale gewogen score per bank. Banken op de shortlist worden vervolgens uitgenodigd om hun specifieke oplossing en hun onderscheidende expertise te presenteren. Zij moeten duidelijk maken dat zij de gewenste treasury-oplossing volledig hebben begrepen en die tegen minimale risico’s kunnen leveren en implementeren.
14
prijsstelling in te gaan. Onze aanbeveling luidt om de prijsonderhandelingen op specifieke aspecten met een materiële impact toe te spitsen en niet te trachten om voor iedere post de laagste prijs uit de kan te halen. Tot slot dienen de tijdlijnen niet onderschat te worden. Figuur 2 tracht bij benadering enkele richtlijnen te geven voor de tijd die elke stap vergt en het commitment dat van het projectteam wordt verwacht (bovenop hun gewone dagelijkse werkzaamheden).
Waarom een RfP de moeite waard is Een RfP dient ervoor te zorgen dat op basis van een eerlijk proces de juiste bankpartner geselecteerd wordt. Wel kan het soms moeilijker zijn om het onderscheidende tussen de verschillende voorstellen goed boven tafel te krijgen, bijvoorbeeld als de regelgeving heel stringent is, of er minder spelers beschikbaar zijn. Corporate governance, tegenpartijrisico en compliance zijn onderwerpen die vandaag de dag enorm uitvergroot worden. Een methodische, gestructureerde en objectieve aanpak is daarom essentieel. Alleen dan kunt u er zeker van zijn dat uw nieuwe bankpartner de gewenste treasury-oplossing efficiënt en tegen lagere risico’s kan bieden.
3 weken
10 weken
4 weken
2 weken
3 weken
4 weken
52 weken
Analyse eisen
RFI-proces
RfP uitsturen
RfP evalueren
Gesprekken met banken
Selectie & onderhandeling
Uitrol
Figuur 2: Gebruikelijke tijdlijnen binnen het RfP-proces
In de uiteindelijke selectie- en onderhandelingsfase wordt de prijsstelling in detail geanalyseerd. Hier wordt niet over één enkele transactie onderhandeld, maar over een partnerschap op de lange termijn. Pas als bevestigd is dat een bank naar de laatste selectieronde gaat, heeft het zin om in detail op de
Wilt u meer informatie over het RfP-proces voor bankselectie? Neem dan contact op met Hugh Davies:
[email protected] of +44 20 7730 2510
Gastcolumn
Energiemanagement Paul Sonke Het systeem dat regelt hoe wij met stress omgaan, is hopeloos verouderd. Het vindt zijn oorsprong in een tijd, zo’n 200.000 jaar geleden, waarin het noodzakelijk was om in een split second te kunnen vechten of vluchten. In onze huidige leef- en werksituatie staan we gelukkig niet vaak bloot aan directe bedreigingen, maar er is wel sprake van een continue stroom aan prikkels en stressoren. Alles wat zich in je hoofd afspeelt, vertaalt zich vrijwel direct in je lichaam. Wanneer je geconcentreerd aan het werk bent, trekken spieren zich samen. Als iemand bijvoorbeeld een rekensom maakt, loopt de spanning in de nekspieren vrijwel recht evenredig op met de moeilijkheidsgraad van die som. Het centrale zenuwstelsel vormt de software waar het menselijk lichaam op draait. Een deel daarvan wordt beïnvloed door ons bewustzijn. Het andere deel – het vegetatieve zenuwstelsel – functioneert autonoom en regelt alles om te kunnen leven, zonder erbij na te hoeven denken. Dat onbewuste, autonome zenuwstelsel bepaalt hoe we op stress reageren en heeft twee afdelingen: het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel . Het sympathische systeem (het fight- & flight-systeem) zorgt ervoor dat het lichaam – wanneer daar aanleiding voor is – in staat van paraatheid komt. Het parasympathische systeem staat in het teken van rust en herstel. Beide systemen kunnen nooit tegelijk actief zijn en wanneer we te lang in stress of spanning verkeren, verstoort de wisselwerking tussen de twee systemen. Als de prikkels en stressoren te lang aanhouden maakt ons lichaam, naast adrenaline en noradrenaline, ook cortisol aan. Dat is een stresshormoon dat ervoor zorgt dat je lichaam – hoewel het er niet voor gebouwd is – het toch volhoudt om in een staat van paraatheid te blijven. Het verraderlijke daarvan is dat het ontstekingen onderdrukt en de weerstand tijdelijk verhoogt, waardoor mensen zelf denken dat het goed met ze gaat, terwijl dat niet zo is. Wanneer deze situatie te lang aanhoudt, stort het systeem op een gegeven moment helemaal in. Dan ontstaan cognitieve klachten – zoals slaapproblemen, niet kunnen concentreren of hyperactiviteit – maar ook blessures en lichamelijke klachten als rugpijn en rsi.
Het is een persoonlijke puzzel die je moet oplossen om de klachten te voorkomen. Wat voor de een helpt, helpt voor de ander juist niet. Er zijn introverte mensen die zich ontspannen door zich terug te trekken, er zijn extraverte mensen die hun ontspanning juist vinden in de kroeg. Niet alleen werk, ook je privéleven vraagt om geestelijke en lichamelijke inspanning. Het sleutelwoord bij iedere inspanning is intervaltrainen: wat je doet, doe dat voluit, maar bouw periodes van afwisseling in. Lichamelijke inspanning is geestelijke ontspanning. Daarbij moet je er wel voor zorgen dat je ook grote fysieke inspanning zorgvuldig opbouwt; een marathon lopen is niet alleen een vorm van ontspanning maar ook een extreme inspanning voor je lichaam. Wandelen is een vaak onderschatte activiteit en een erg goede manier om de harde schijf weer even te wissen en je op te laden voor de volgende mentale inspanning. Voor mensen die een burnout hebben, is het belangrijk dat ze er met anderen over kunnen praten. Het is geen schande als het je overkomt, integendeel; het is een teken dat je hard gewerkt hebt. Door het bespreekbaar te maken, leert bovendien iedereen kritisch naar zichzelf te kijken.
Paul Sonke is functieleerpsycholoog. Zanders geeft prioriteit aan een gezonde balans tussen werk en privé, en organiseert daartoe regelmatig activiteiten of bijeenkomsten. Zo is eind 2014 de workshop Energy management georganiseerd, waarin werd ingegaan op thema’s als werkdruk, stress en het voorkomen van een burn-out. Deze workshop werd gegeven door van Paul Sonke. Vragen? Kijk op www.epidaurus.nl of stuur een mail naar
[email protected]
15
Cliënt
Woningcorporatie Area kiest voor DAEB-woningen
Op koers naar de core business 16
Strengere regelgeving noopt woningcorporaties tot aanpassing van hun strategie. Bij Area, de woningcorporatie die ontstond uit een fusie tussen SVUwonen en Woonbelang Veghel, groeide het besef dat meer in toekomstscenario’s moest worden gedacht. De vernieuwde koers is ingezet, waarbij de focus ligt op DAEB-bezit en een goede financiële beheersing.
In de regio Uden-Veghel, die zo’n 175.000 inwoners telt, besloten twee woningcorporaties in 2012 de krachten te bundelen. Zo ontstond Area, als fusie van SVUwonen en Woonbelang Veghel. Uit voorafgaand onderzoek bleek dat het samengaan niet alleen de financiële basis zou vergroten, maar ook andere synergetische voordelen zou geven. Met de combinatie van het ondernemende Woonbelang Veghel met de sociaal sterke Udense leren de twee totaal verschillende organisaties veel van elkaar. In de regio verhuurt Area ongeveer 8.000 woningen.
Extern profileren, intern in control Na de fusie werden alle processen zoveel mogelijk binnen de nieuwe Area-organisatie geïntegreerd, waarbij in het eerste jaar vooral op de externe profilering werd ingezet. “Beide woningcorporaties zagen de gezamenlijke herstructureringsopgave voor deze regio”, zegt Norbert Verheijen, manager
financiën en control bij Area. “Als we apart door zouden zijn gegaan, hadden we dat allebei behoorlijk gevoeld op onze investeringscapaciteit.” Naast de externe profilering moesten de teugels ook intern worden aangetrokken. “We hebben een aantal stappen genomen om nog meer in control te zijn”, vertelt Jan van Vucht, directeur-bestuurder van Area. De eisen vanuit Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) en Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zijn immers steeds strenger geworden. “We hadden al een aardige investeringsopgave, zowel in de nieuwbouw als in renovatie, en kregen vervolgens ook nog te maken met de verhuurderheffing (een financiële bijdrage die het kabinet vraagt van verhuurders van sociale woningen om de nationale schuld te verminderen, red.) Dit maakte de uitdaging groter om alles financieel op orde te houden.” Het is daarbij essentieel om op de treasury-functie in control te zijn, benadrukt consultant Marlous Pleijte:
“Dat vormt de basis vanuit waar de organisatie zich kan richten op de primaire taak en de besluitvorming over toekomstige investeringen.”
Bouwen aan de treasury-organisatie Volgens Verheijen was de nieuwe corporatie in eerste instantie te veel bezig met het ‘nu’. “Wat we misten was de vertaling naar financiële meerjarenprognoses. Daarom vroegen we Zanders te helpen bij het op orde brengen van de treasury en de kasstroomsturing.
“We willen de eerste niet-DAEB-vrije woningcorporatie zijn” De rol van Zanders begon met het uitvoeren van een treasury-scan, waarna zij als een sparringpartner op reguliere basis bleef adviseren. “Er is daarbij vooral veel aandacht geweest voor het opstellen van een gedegen liquiditeitsprognose”, vertelt consultant Floris van de Wijdeven. Het lukte om binnen een half jaar orde op zaken te stellen, zegt Verheijen: “Toen was onze treasury-organisatie ingericht, waren de processen vastgelegd en konden we gaan rekenen met scenario’s.” De interne verankering komt onder meer tot uiting in de treasury-commissie, waar naast financiën nu ook vastgoed wordt vertegenwoordigd. “We merken dat deze interne verankering doorwerkt in de organisatie”, zegt Van Vucht. “Projectleiders hebben grotere financiële verantwoordelijkheid voor hun eigen projecten. Als iedereen vanuit het eigen blikveld met de ambities bezig kan zijn, krijg je binnen de organisatie de chemie om die ambities ook waar Jan van Vucht (links) en Norbert Verheijen
te maken. De meerwaarde van de stappen die we afgelopen anderhalf jaar hebben kunnen maken is duidelijk. Wat we aan innovaties en investeringen doen, komt nadrukkelijk tot uiting in de kasstromen en meerjarenprognoses.”
De eerste niet-DAEB-vrije woningcorporatie De koers van Area voor de komende jaren staat beschreven in een eigen koersplan, met als titel ‘Vooruit naar de bedoeling’. “Daarmee geven we aan dat we teruggaan naar onze core business”, licht Van Vucht toe. “Waar het allemaal voor bedoeld was, is huisvesting bieden aan mensen met lagere inkomens.” Area wil onder meer duurzamer worden en kijken naar tijdelijke verhuur, zegt Verheijen. “Daarnaast blijft de ‘betaalbaarheid’ altijd heel lastig. Want terwijl er ieder jaar weer bezuinigd moet worden, proberen we ook de huurverhogingen zo laag mogelijk te houden. We merken dat de maatschappelijke druk hoog is en dat huurwoningen betaalbaar moeten blijven.” Niet-DAEB-bezit (waarbij DAEB staat voor Dienst van Algemeen Economisch Belang) van corporaties mag niet met overheidssteun, zoals borging van leningen door WSW, worden gefinancierd. Area heeft daarin een duidelijke lijn gekozen, vertelt Van Vucht: “We willen de eerste niet-DAEB-vrije woningcorporatie zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat we geen nieuwe koopwoningen meer gaan realiseren en ons focussen op huurwoningen met een huur tot EUR 700.”
Buitenlandse beleggers Vanwege de focus op DAEB-woningen wil Area ook onderzoeken in hoeverre het mogelijk is een aantal complexen met niet-DAEB woningen
17
V.l.n.r.: Floris van de Wijdeven, Marlous Pleijte
18
(beide Zanders), Norbert Verheijen en Jan van Vucht.
uit te ponden of aan een belegger te verkopen. Van Vucht: “Zodra we de scenario’s hebben doorgerekend, willen we daar zo snel mogelijk mee beginnen.” Het lijkt een tendens in de Nederlandse corporatiewereld; afgelopen jaar verkochten diverse woningcorporaties al woningportefeuilles aan (Duitse) woninginvesteerders. “Twee jaar geleden hadden we echt niet kunnen bedenken dat buitenlandse beleggers zoveel woningen in bezit zouden krijgen. Wij kijken er nu met andere Brabantse woningcorporaties naar om samen één deal te maken met een belegger. Pensioenfondsen investeren enkel in grotere volumes – en dan moet de samenstelling van de portefeuille natuurlijk ook nog interessant zijn.
“De meerwaarde van de stappen die we al hebben kunnen maken is duidelijk” Maar het samen optrekken van woningcorporaties is in praktijk ook zo makkelijk nog niet; iedere corporatie zit er weer net iets anders in.”
Business risk-vragen Toen Area een fusiecorporatie werd, keken WSW en CFV kritisch naar de cijfers. “En met de versnelling van de regelgeving werd dat vergrootglas nog groter”, zegt Verheijen. “Eind 2012 gaven ze aan dat onze corporatie op orde leek, maar dat ze wel nader onderzoek wilden doen; een fusie levert altijd frictie op voor wat betreft het samenvoegen
van administratieve inrichtingen. Wij deden er alles aan om met het WSW, maar ook met het Centraal Fonds in gesprek te blijven en te laten zien dat we administratief en organisatorisch in control kwamen, bijvoorbeeld door de jaarrekening tijdig te realiseren – met een goedkeurende verklaring van de accountant erbij.” Area heeft de nieuwe risico-beoordelingssystematiek van het WSW, met onder andere de 24 kwalitatieve business risk-vragen, gebruikt om ook actief naar haar eigen organisatie te kijken. Verheijen: “We hebben Zanders na de zomer gevraagd alvast een pre-scan te maken, om onze eigen sterkten, zwaktes en risico’s in kaart te kunnen brengen en ons vervolgens daarop te kunnen anticiperen. Tegelijk hebben we het WSW laten weten dat wij graag vooraan in het beoordelingsproces wilden zitten.” In de pre-scan zijn de business risk-vragen intern geanalyseerd en is een eerste score per vraag bepaald. Om deze score te bepalen, is informatie uit de organisatie verzameld en gebundeld. Deze exercitie geeft enerzijds inzicht in de positie van Area ten aanzien van de businessrisico’s – vanuit het oogpunt van WSW – en anderzijds kon Area hierdoor snel schakelen in de informatiebehoefte vanuit WSW. Het gevolg was dat de feitelijke WSW-beoordelingsscan snel en met geringe inspanning kon plaatsvinden. Verheijen: “We zijn op de goede weg, want sinds het najaar van 2014 zitten we met WSW als gelijke partners aan tafel.”
Integraal risicomanagement De financiële kengetallen had Area al eerder inzichtelijk en samen met het kwalitatieve deel vormt dit een goede basis voor de risicobeheersing binnen Area, vindt Van Vucht: “Met de Raad van Commissarissen voeren we het gesprek dat het integraal risicomanagement meer op de agenda moet.” Verheijen vult aan: “ Door actief op ons
Wat deed en doet Zanders voor Area? • Uitvoeren treasury-scan op de fusieorganisatie
financiële risicokader te sturen, kunnen we waarborgen dat we binnen de WSW-normen blijven. Maar wat we ook monitoren, zijn de risico’s achter de cijfers; de invloed op de organisatie. Daar helpen de 24 business risk-vragen van WSW ons bij. Het financiële bewustzijn binnen de organisatie is steeds groter geworden. In de corporatiewereld staan de schijnwerpers vaak wel erg prominent op de financiën, maar waar het echt om draait mag niet ondersneeuwen. Area ligt op koers, maar om alle doelen te bereiken die in ons koersplan staan beschreven, hebben we nog een paar slagen te maken.”
• Inrichten van de treasury-organisatie, waaronder de invoering van een liquiditeitsprognosemodel, vastlegging van de AO/IC • Continue treasury-advisering door deelname aan de treasury-commissie, het opstellen van treasury-jaarplan en –statuut, en ondersteuning bij (financierings-)transacties • Analyseren van de impact van het WSW risico-beoordelingsmodel, specifiek op de 24 business risk-vragen 19
• Ondersteuning bij inzet Eigen Middelen en nietDAEB-financieringsbehoefte
Wilt u meer weten over treasury-advies voor woningcorporaties? Neem dan contact op met Marlous Pleijte (
[email protected]) of Floris van de Wijdeven (
[email protected]) via +31 35 692 89 89.
Trend
De zes treasury-prioriteiten Gebaseerd op onze continue dialoog met corporate klanten
20
Het is voor grote banken, systeemleveranciers en consultants heel gebruikelijk om aan het begin van het jaar een persbericht uit te brengen waarin actuele trends en innovaties op treasury-gebied beschreven worden. Wat Zanders in de markt ziet, is dat de agenda van de treasurer in 2015 bepaald zal worden door een mix van actuele pijnpunten, voortslepende compliance-kwesties en almaar doorlopende projecten (die deel uitmaken van al langer lopende trends). Het prioriteitsniveau van al die agendapunten hangt daarbij mede af van de bedrijfsspecifieke situatie.
Op basis van onze continue dialoog met zakelijke klanten heeft Zanders opgetekend wat de zes prioriteiten voor de corporate treasury in het komende jaar zijn. Die luiden als volgt: • Koers zetten naar geïntegreerd financieel risicomanagement • De toegevoegde waarde van de treasury ontsluiten en voor het voetlicht brengen • De almaar striktere regelgeving bijhouden • De steeds grotere invloed van de opkomende markten op de treasury in goede banen leiden • De treasury nader in de bedrijfsvoering integreren • Voortgaande centralisatie, standaardisatie en automatisering
Geïntegreerd financieel risicomanagement om tumultueuze financiële markten het hoofd te kunnen bieden Het meest besproken onderwerp bij multinationale ondernemingen is momenteel het financieel risicomanagement (FRM). Niet alleen de macroeconomische omstandigheden (zoals de lage economische groei en de mogelijke invloed van deflatie) roepen vragen en meningsverschillen op over het FRM-beleid van de onderneming en de procedures daaromtrent, maar ook het aanhoudende tumult op de financiële markten en recentere marktontwikkelingen (zoals de keldering van de olieprijzen, de appreciatie van de Zwitserse frank en het kwantitatieve verruimingsprogramma van de ECB).
Veel van onze klanten hebben hun FRM-raamwerken onlangs herzien en kritisch beoordeeld. Centraal stond daarin de koppeling tussen FRM en de bedrijfsdoelstellingen, en dan met name de creatie van aandeelhouderswaarde. Vervolgens zijn onze klanten hun FRM-methodologie gaan transformeren, waarbij zij van een kokerbenadering zijn opgeschoven naar een meer strategische, proactieve en geïntegreerde FRM-aanpak. Bij een geïntegreerde FRM-benadering is het niet alleen belangrijk om rekening te houden met de relevante marktrisico’s (denk aan valuta-, rente- en grondstofprijsrisico’s), maar ook om een koppeling naar het liquiditeitsrisico en het kredietprofiel van de onderneming te maken. Voorts zien wij een duidelijke ontwikkeling naar een meer kwantitatieve benadering. De mogelijke weerslag van financiële risico’s op de voornaamste financiële kengetallen – zoals het (netto)resultaat en financiële convenanten – wordt daarbij gemeten met behulp van ‘at-risk’-achtige kwantificeringmaatstaven (zoals earnings-at-risk).
Performance- & beheersingskaders om de Treasury Value Added (TVA) te meten Wie zich afvraagt hoe de toegevoegde waarde van de treasury kan worden ontsloten, veronderstelt dat die waarde momenteel (gedeeltelijk) besloten ligt, niet zichtbaar is en niet effectief wordt gecommuniceerd. Velen van u zullen het met ons eens zijn dat het niet alleen moeilijk is om goed te presteren, maar ook om die performance succesvol aan het senior management te communiceren. Deze situatie kan verbeterd worden door een performance- en beheersingskader voor de treasury in te voeren, met als doel om de performance van de treasury op gestructureerde wijze te meten en aan te sturen. Waarom is het belangrijk om de performance van de treasury te meten? Het vormt voor veel corporate treasurers wellicht een teleurstelling dat de berekening van zijn of haar bonus niet de voornaamste reden vormt. De beoordeling van de treasurer vormt gewoonlijk een van de laatste redenen. De voornaamste reden is beheersing van de treasury. Een performance- en beheersingskader vormt een belangrijk aspect van de algehele beheersomgeving van een onderneming. Een even belangrijke reden is dat het senior management (voor de treasury gewoonlijk bestaande uit de CFO en de Raad van Bestuur) niet alleen het treasury-beleid dient goed te keuren, maar ook dient te monitoren hoe effectief dat beleid is. Het meten
van de performance via een treasury dashboard met Key Performance Indicators (KPI’s), Key Risk Indicators (KRI’s) en Key Value Indicators (KVI’s) zal dit feedbackproces onmiskenbaar ondersteunen. Het is belangrijk om deze inzichten in de treasuryperformance te gebruiken om de toegevoegde waarde van de treasury voor het voetlicht te brengen.
Wel meer regelgeving, maar met minder directe impact op de treasury Wat de regelgeving betreft, verwachten we dat de druk op het bedrijfsleven in 2015 minder hevig zal zijn dan in voorgaande jaren. Financiële instellingen zullen hier echter nog wel de weerslag van voelen, nu er striktere regelgeving komt gericht op een grotere bankstabiliteit en meer systeemtransparantie. We verwachten zeker dat ondernemingen zich dit jaar op de implementatie van IFRS 9 gaan voorbereiden, voor zover zij dat al niet gedaan hebben. Het centrale thema zal daarbij de vereiste koppeling tussen de hedge accounting en het FRM zijn. Zanders beschouwt de invoering van deze nieuwe standaard dan ook als een uitstekende gelegenheid voor bedrijven om hun FRM-strategie en FRM-doelstellingen te herzien. Er zijn niet alleen kansen voor bedrijven die al hedge accounting conform IAS 39 toepassen, maar ook voor bedrijven die dat nog niet doen. Nu er meer flexibiliteit wordt geboden – wat betreft de posten die voor hedging in aanmerking komen en de instrumenten die ter afdekking zijn toegestaan – zullen veel bedrijven beter in staat zijn om hun economische risicomanagementdoelstellingen in de hedge accounting tot uitdrukking te laten komen. IFRS 9 treedt op 1 januari 2018 in werking, maar kan al voor die datum toegepast worden.
De opkomende markten vragen meer aandacht van de treasury Zanders neemt in de markt waar dat corporate treasurers steeds vaker met de opkomende markten te maken hebben. De mogelijkheden die die markten bieden, hebben de aandacht getrokken van ondernemingen die op zoek waren naar een hoog omzetgroeipotentieel. Terwijl de financiële crisis woedde, boden de opkomende markten een zeer aantrekkelijk rendementspotentieel op de lange termijn. In toenemende mate worden bedrijven echter geconfronteerd met een zeer volatiele financiële marktomgeving (denk aan volatiele wisselkoersen). Bovendien wordt de regelgeving wereldwijd
21
steeds complexer en staan allerlei restricties optimalisatie uit risico- en treasury-oogpunt in de weg. Veel opkomende markten zijn niet meer zo veelbelovend als eerder het geval leek te zijn. Om ervoor te zorgen dat minstens nog een deel van het rendementspotentieel van de opkomende markten ingelost wordt, zien we dat de treasury-afdeling steeds vaker ingeschakeld wordt. De corporate treasurer dient er in het bijzonder voor te zorgen dat het treasury- en risicobeleid wordt gefinetuned zodat het ook is afgestemd op de marktomgeving van de opkomende markten. Ook dient de treasurer zijn/haar gezichtsveld te verbreden om de financiële risicoblootstellingen en de kasposities goed te kunnen doorgronden.
De treasury nader in de bedrijfsvoering integreren
22
Integratie van de treasury binnen de bredere bedrijfsvoering vormt een eerste vereiste om een effectieve en efficiënte treasury-organisatie te kunnen voeren. Het takenpakket van de treasuryfunctie is de afgelopen jaren veranderd: thans wordt verwacht dat de treasurer waarde toevoegt als een veel proactievere adviseur van de onderneming. De treasury-expertise moet daarbij optimaal ingezet worden op gebieden zoals financieel supply chain management (FSCM) en funding. Nu er wereldwijde toeleveringsketens ontstaan,
wordt het concurrentieveld tussen ondernemingen veel meer een kwestie van toeleveringsketen tegen toeleveringsketen, dan bedrijf tegen bedrijf. In steeds sterkere mate dienen bedrijven hun financiële kracht optimaal in te zetten om het werkkapitaal actief binnen de toeleveringsketen te beheren en de veerkracht van de financiële toeleveringsketen te vergroten. Voorts dienen zij de nadruk op end-to-end procesoptimalisatie te leggen om de kosten te verlagen. Tot dusverre hebben bedrijven vooral van de optimalisatie van de fysieke stromen binnen hun toeleveringsketens geprofiteerd. Er is echter nog een lange weg te gaan voordat de drie parallelle stromen die een toeleveringsketen vormen (de goederenstroom, de gegevensstroom en de kasstroom) daadwerkelijk geïntegreerd zullen zijn. De optimalisatie van het FSCM wordt vooral gedreven door de driehoek van met elkaar samenhangende factoren: financiën, risico en efficiëntie. Met behulp van FSCM is een onderneming niet alleen in staat om het werkkapitaal te optimaliseren, maar wordt tegelijkertijd de veerkracht van de toeleveringsketen vergroot en is de treasury goed gepositioneerd om een voortrekkersrol te vervullen. Wil de treasury echter daadwerkelijk invloed op de bedrijfsvoering uitoefenen, dan moeten de interne businesspartners de treasury wel als een vertrouwde adviseur en een strategische enabler beschouwen.
Koers zetten naar een transactie-hub Centralisatie, standaardisatie en automatisering blijven de stuwende krachten achter de transformatie van treasury-organisaties. Daarbij streven (grote) transformatieprojecten niet alleen naar operational excellence op het gebied van de kernprocessen van de treasury (zoals cashmanagement en financieel risicomanagement), maar ook qua transactieprocessen (zoals in-house banking en betalingen). Voorts richten zij zich op het bankenlandschap en op de treasury-systemen. Wat betreft de komende generatie best practices (‘next practices’) zien we in dit verband dat wat verder gevorderde ondernemingen opschuiven naar zogenaamde transactie-hubs: alle relevante transactiegegevens van de treasury worden ten behoeve van een goede monitoring gecentraliseerd. Hier liggen kansen om de inzichten die deze gegevens bieden te gebruiken bij de optimalisatie van procureto-pay- en order-to-cash-processen, met als doel om het FSCM te verbeteren. Zaken als de financiering van de toeleveringsketen, factoring en dynamic discounting-oplossingen kunnen allemaal op efficiënte wijze in zo’n gecentraliseerde structuur geïntegreerd worden. Gegevensanalyse vormt een ander voordeel van een transactie-hub: daarmee kunnen bijvoorbeeld de kasstroomprognoses (inclusief financiële risicoblootstellingen) verbeterd worden. Centralisatie en automatisering stellen een corporate treasurer in staat om zijn of haar rol als strategische businesspartner te versterken. In die context zijn een grotere gegevenstransparantie, betere analysemogelijkheden en betere rapportagemogelijkheden van het grootste belang.
We lezen wel eens dat de huidige macroeconomische omstandigheden en andere nijpende kwesties corporate treasurers slapeloze nachten bezorgen. Wij zijn er van overtuigd dat een gezonde balans tussen werk en privéleven voor u als treasurer belangrijk is. Daarnaast vormen kennis en expertise een eerste vereiste voor een treasury-afdeling om goed te kunnen presteren en op de lange termijn succesvol te kunnen zijn. Zoek daarom aansluiting bij de juiste raadgevende partners: dat verschaft u de gemoedsrust dat uw doelstellingen gerealiseerd worden. Zanders kan u met diepgaande kennis, uitvoerige ervaring en commitment helpen bij de succesvolle implementatie van uw treasury-, risicomanagement- of financiële transformatieprojecten. Niet alleen in 2015, maar ook in de daarop volgende jaren. Op 18 juni van 12:00 – 18:00 uur organiseren wij het Zanders Annual Treasury Forum Belgium in Kasteel Diepensteyn. Deze bijeenkomst is bedoeld voor corporate treasurers. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Laurens Tijdhof of een bericht sturen naar
[email protected]. Wilt u meer weten over de prioriteiten op treasury-gebied en de trends voor het komende jaar? Neem dan contact op met Laurens Tijdhof (
[email protected]) of Job Wolters (
[email protected]) via +31 35 692 89 89.
23
Research
Renterisico in het bankenboek onderzocht
24
Hoe staan de Nederlandse banken er voor ten aanzien van het modelleren van renterisico in het bankenboek (IRRBB)? Wat zijn de grootste uitdagingen? Wat zijn de huidige best market practices? En hoe kijken zij aan tegen de ontwikkelingen ervan? Zanders wijdde er een marktonderzoek aan en zet de belangrijkste resultaten op een rij.
Met het instellen van de Task Force on Interest Rate Risk (TFIR), eind 2013, heeft het Basel Comité de discussie heropend over de behandeling van het IRRBB. Bij het opstellen van het Basel II-akkoord heeft de veronderstelde heterogeniteit van banken op dit punt ervoor gezorgd dat dit risico in de tweede Basel-pilaar valt. Het gevolg daarvan is dat banken veel vrijheid hebben in het modelleren van IRRBB. Binnen Europa zijn er daardoor grote verschillen in de aandacht voor en aanpak van renterisico. Het TFIR heeft de opdracht gekregen hier meer lijn in aan te brengen. Aan het marktonderzoek dat Zanders organiseerde namen veertien banken deel, waarvan vijf met een balanstotaal boven de EUR 100 miljard. Omdat de discussie over IRRBB zich vooral richt op de berekeningsmethodiek en de kapitaalsallocatie hiervoor, kreeg het marktonderzoek ook deze focus.
NPV at Risk (andere scenario’s) EaR (andere scenario’s) EC Renterisico Rentemarge per portofeuille/product Geprognosticeerde renteinkomsten per banalspost (verschillende scenario’s) Balans in termen van marktwaarde gevoeligheden Marktwaardebalans
Rentetypisch gapprofiel
0%
20%
40%
60%
80%
kleine en middelgrote banken grote banken
Figuur 1: Welke maatstaven worden gerapporteerd in de interne renterisicorapportage?
100%
Earnings versus economische waarde 7% 7% 7%
Helemaal mee oneens Mee oneens
57%
22%
Gedeeltelijk eens, gedeeltelijk oneens Mee eens Helemaal mee eens
Figuur 2: Stelling: “Een EaR-model geeft een betere benadering van het renterisico dan een EW-model.”
21%
Helemaal mee oneens Mee oneens
36%
Gedeeltelijk eens, gedeeltelijk oneens Mee eens
43%
Helemaal mee eens
Figuur 3: Stelling: “Een geformaliseerde kapitaalseis voor het IRRBB zal rekening moeten houden met diversificatie tussen kredietrisico.”
Door vervroegde aflossingen niet mee te nemen in de economische waarde van eigen vermogen en uit te gaan van rentetypische looptijden zoals contractueel vastgelegd
9% 27%
Met een constant vervroegd aflossingspercentage (constant prepayment rate)
9%
55%
Met een vervroegd aflossingspercentage dat afhankelijk is van de rentetermijnstructuur en verwachte ontwikkeling hiervan Met een vervroegd aflossingspercentage datafhankelijk is van de lening- en klantspecifieke kenmerken en afhangt van de rentestructuur en verwachte ontwikkeling hiervan
Figuur 4: Hoe wordt de optie voor de klant om zijn/haar hypotheek vervroegd af te lossen meegenomen?
De keuze tussen het meten van IRRBB op basis van een Earnings-at-Risk (EaR)-perspectief of een economische waarde (EW)-perspectief is een belangrijk thema. Het uitgangspunt van DNB is tot op heden geweest om beide perspectieven naast elkaar te gebruiken. Hoewel nog niet precies duidelijk is hoe, ligt het in de lijn der verwachting dat de complementariteit tussen beide perspectieven terugkomt in de ontwikkeling van een eventuele kapitaalmaatstaf. Figuur 1 bevestigt het beeld dat beide perspectieven reeds in kaart worden gebracht door de Nederlandse banken. Opmerkelijk is dat het rentetypisch gapprofiel niet bij alle banken in de renterisicorapportages terugkomt. Verder is relevant te noemen dat de grootbanken de rentemarges en geprognosticeerde rente-inkomsten wel rapporteren, maar niet in de interne renterisicorapportages. Bij de vraag of een EaR-model een betere benadering geeft van het renterisico dan een EW-model, ontstaat – niet geheel verrassend – geen duidelijk beeld. De meerderheid geeft aan het hier ‘gedeeltelijk mee eens’ en ‘gedeeltelijk mee oneens’ te zijn. Hier lijkt het dus een goed alternatief om beide maatstaven in aanvulling op elkaar te hanteren. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat bijna 80% van de banken zich niet kan vinden in een kapitaalmaatstaf voor renterisico die enkel op een EaRbenadering wordt gebaseerd. Dit is in lijn met de wijze waarop de regelgever naar renterisico kijkt. Onafhankelijk van de gekozen methodiek is het van belang te bepalen welke rentecurve voor het verdisconteren van kasstromen te hanteren en hoe hierbij om te gaan met (krediet)opslagen. Opvallend is dat slechts 7% aangeeft dat de economische waarde gebaseerd zou moeten worden op een risicovrije curve zonder kredietopslagen, terwijl 50% van de banken aangeeft in de praktijk toch gebruik te maken van deze curve.
Scope van de modellering Het ontwikkelen van een renterisicomethodiek vereist een groot aantal afwegingen. Welke risico’s worden meegenomen en hoe worden deze gemodelleerd? Wordt er rekening gehouden met pijplijnrisico of diversificatie met andere risicotypen? Vooral de diversificatie met kredietrisico vergt aandacht, omdat dit risico zich ook concentreert in het bankenboek en mogelijk overlapt met IRRBB. In het onderzoek geeft 80% van de banken aan dat in een geformaliseerde kapitaaleis rekening moet worden gehouden met de diversificatie tussen krediet- en renterisico.
25
De rentecurve wordt gelijk verondersteld aan de rentecurve van het rapportagemoment verondersteld. (m.a.w. constante rentetermijnstructuur) voor de toekomstige perioden.
14% 36%
50%
De renteontwikkeling wordt bepaald op basis van forward rates. De renteontwikkeling wordt bepaald op basis van een economische visie van uw instelling.
Figuur 5:
Scenario’s
Wat zijn de aannames met betrekking tot de verwachte
Zodra de scope van de renterisicomethodiek is vastgesteld, kan worden nagedacht over de scenario’s met renteschokken die gebruikt gaan worden in de berekening van het renterisico. Ook voor de ontwikkeling van de rentecurve dienen keuzes te worden gemaakt. Zo kan de rentetermijnstructuur voor toekomstige perioden als constant worden aangenomen, bepaald worden op basis van forward rates, of op basis van een rentevisie van de instelling worden geprognosticeerd. Hoewel voor de renterisicorapportage aan DNB hiervoor de vigerende rentecurve gebruikt dient te worden, geeft circa 14% aan voor interne rapportages een eigen rentevisie te hanteren.
renteontwikkeling in geval van het going concern-scenario?
14% 29%
26
In de vraag naar de grootste uitdaging op het gebied van IRRBB komt het modelleren van klantgedrag duidelijk naar voren. Dit blijkt ook uit de geïmplementeerde modellen om vervroegde aflossingen bij hypotheken mee in te schatten. Om deze optie te modelleren, kan gebruik worden gemaakt van klantspecifieke kenmerken en van de (verwachte) ontwikkelingen in de rentestructuur. Slechts 27% van de banken met hypotheken op de balans geeft aan voor deze of een vergelijkbare aanpak te kiezen. De meerderheid kiest voor een aanpak op basis van een CPR (constant prepayment rate) om de verwachte toekomstige kasstromen te bepalen.
Helemaal mee oneens Mee oneens
21%
Gedeeltelijk eens, gedeeltelijk oneens Mee eens Helemaal mee eens
36%
Figuur 6 Stelling: “Voor een adequaat management van renterisico is een verplaatsing van dit risico naar de eerste pilaar van het Basel-akkoord noodzakelijk.”
7%
7% Helemaal mee oneens
21%
Mee oneens Gedeeltelijk eens, gedeeltelijk oneens
36%
Mee eens Helemaal mee eens
29%
Figuur 7 Stelling: “Renterisico in het bankenboek is te afhankelijk van specifieke eigenschappen van instellingen om een geformaliseerde kapitaaleis mogelijk te maken.”
Ruim 80% van de banken geeft aan dat renterisico niet voldoende nauwkeurig in beeld te brengen is door parallelle mutaties op de rentecurve. Naast een standaard parallelle schok zijn aanvullende scenario’s nodig. Dat vindt ook de European Banking Authority (EBA), die toezichthouders aanmoedigt om naast parallelle ook niet-parallelle scenario’s te hanteren. Dit brengt echter wel extra complexiteit met zich mee. Ten eerste omdat bepaald dient te worden hoe die schokken vastgesteld worden en ten tweede in hoeverre het bijvoorbeeld nodig is hier een stresstest op uit te voeren.
Kapitaalallocatie Ook de hoogte van het aan te houden kapitaal voor renterisico is een belangrijk punt. Hierin speelt de discussie over de plaats van IRRBB in het kapitaalkader een belangrijke rol. Voor een geformaliseerde kapitaaleis binnen de eerste pilaar is tenslotte meer concrete regelgeving nodig dan in het geval dat IRRBB vanuit de tweede pilaar geadresseerd blijft. Van de banken in het onderzoek is slechts 14% het
eens met de stelling dat een verplaatsing naar de eerste pilaar van het Basel-akkoord noodzakelijk is voor een goed renterisicomanagement. Slechts 43% van de banken vindt daarentegen dat het verplaatsen naar de eerste pilaar niet mogelijk is door de grote verschillen tussen instellingen. Opmerkelijk, aangezien dit bij het opstellen van het Basel IIakkoord toch de voornaamste reden was om IRRBB vanuit de tweede pilaar te benaderen. Daarnaast wordt dit door de European Banking Federation nog steeds als belangrijkste reden aangedragen voor hun positie van het handhaven van IRRBB binnen de tweede pilaar. Een mogelijke reden waarom IRRBB niet naar de eerste pilaar van Basel kan worden verplaatst, is de beperkte vergelijkbaarheid van het renterisico met de overige risicotypen in de eerste pilaar. Voor deze risicotypen is de hoogte van het aan te houden kapitaal gerelateerd aan (onverwachte) verliezen. Bij zowel een EaR-benadering als een EW-benadering leidt een renteschok niet automatisch tot een verlies- of kostenpost. Dit maakt het vergelijken en aggregeren van een kapitaaleis voor IRRBB met de overige risicotypen lastig.
Conclusie Tussen banken en regelgevers bestaan grote verschillen over de manier waarop er tegen IRRBB en de modellering hiervan wordt aangekeken.
Dit is een van de belangrijkste aanleidingen geweest om de regelgeving op het gebied van IRRBB verder te verdiepen. Uit het onderzoek blijkt dat er een groot verschil is tussen de banken onderling over hoe bepaalde complexere zaken, zoals het modelleren van klantgedrag, worden meegenomen. Ruim 50% van de banken in het onderzoek geeft aan dit binnen het renterisicomanagement ook als grootste uitdaging te zien. Toch valt het op dat juist de veronderstelde heterogeniteit tussen banken niet als belangrijkste reden wordt gezien voor het afwijzen van een geformaliseerde kapitaaleis binnen de eerste pilaar van Basel.
In dit artikel is slechts een deel van de resultaten van het marktonderzoek naar renterisico in het bankenboek behandeld. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Erik Vijlbrief (
[email protected]) of Jelmer Lichthart (
[email protected]) via +31 35 698 92 92.
27
Visie
Woningbouw door gemeenten? 28
Op 11 december is de nieuwe Herzieningswet aangenomen door de Tweede Kamer en ter behandeling doorgeleid naar de Eerste Kamer. Door deze wet wordt de relatie tussen gemeenten en corporaties minder vrijblijvend. De vraag is nu hoe dit gaat uitwerken in de praktijk. Moeten gemeenten weer eigen woningbedrijven gaan oprichten? En is dat wel wenselijk? Met invoering van de nieuwe Herzieningswet krijgen gemeenten een grotere rol in de ‘aansturing’ van woningcorporaties. Prestatieovereenkomsten tussen de gemeente en de corporatie gaan de basis vormen van een meer verplichtende relatie gebaseerd op wederkerigheid. Het is de bedoeling van de nieuwe Herzieningswet dat gemeenten samen en in goed overleg met woningcorporaties prestatieafspraken maken over onder meer de omvang en de gewenste kwaliteit van de woningvoorraad, en over de beschikbaarheid en betaalbaarheid voor bepaalde groepen. Tegelijk wordt in de nieuwe wet geregeld dat gemeenten inzicht krijgen in de financiële gegevens en daarmee de investeringscapaciteit van de woningcorporaties. De bedoeling daarvan is om het gemeenten mogelijk te maken de woningcorporatie ‘naar redelijkheid’ een bijdrage te vragen aan het lokaal vastgestelde
volkshuisvestingsbeleid. Gaat de Herzieningswet er in de praktijk ook echt toe leiden dat gemeenten en woningcorporaties gaan samenwerken? Of zal het effect zijn dat partijen zich juist gaan ingraven vanwege tegengestelde belangen?
Pas op de plaats De gevolgen van de crisis en de vastgelopen woningmarkt slaan hard toe bij zowel gemeenten als woningcorporaties. De corporaties verkeren in financieel zwaar weer door een optelsom van economische tegenslagen en politieke maatregelen. In de afgelopen paar jaar zijn de financieringskracht en het investeringsvermogen van woningcorporaties als gevolg daarvan in rap tempo sterk afgenomen. De nieuwbouwplannen van woningcorporaties zijn hierdoor ernstig getroffen. Door de afgenomen investeringscapaciteit en de onzekerheden over
de daadwerkelijke gevolgen van de Herzieningswet maken veel woningcorporaties de komende twee jaar pas op de plaats. De in de nieuwe wet vastgelegde verplichte splitsing van sociale en commerciële activiteiten moet in die periode vorm gaan krijgen. De verwachting is dat – zodra meer duidelijk wordt over de exacte uitvoering en verdere uitwerking van de Herzieningswet – woningcorporaties tijd nodig zullen hebben om zichtzelf opnieuw uit te vinden en het eigen business model te herijken.
De uitdaging van grondposities Het is voor woningcorporaties steeds moeilijker om de bouwafspraken, die met gemeenten gemaakt zijn, na te komen. Projecten worden uitgesteld of helemaal geschrapt. Bij gemeenten versterkt dit de toch al ingrijpende gevolgen van de grond- en bouwcrisis. Grondbedrijven van gemeenten beleven moeilijke tijden; geplande bouwlocaties gaan niet of veel later in ontwikkeling, de inkomsten blijven uit, terwijl de kosten doorlopen. Afboeking van grondposities drukt bij menige gemeente zwaar op de exploitatie en reserves. Grondverkoop was voor de crisis jarenlang een belangrijke inkomstenbron voor gemeenten. Nu staan gemeenten voor de stevige uitdaging zonder deze inkomsten de begroting sluitend te houden.
Afboeking van grondposities drukt bij menige gemeente zwaar op de exploitatie en reserves Omdat de nieuwbouw van sociale huurwoningen afneemt, worden de wachtlijsten langer. Twee derde van de gemeenten heeft te maken met een tekort aan sociale huurwoningen. Investeringen in de woningvoorraad blijven daarom de komende jaren hard nodig. Veel gemeenten zijn op zoek naar nieuwe mogelijkheden om grondposities toch in ontwikkeling te brengen en nemen daarbij (noodgedwongen) steeds meer zelf het initiatief. Ze voeren zelf de regie en laten zich ondersteunen door externe specialisten om de risico’s te beheersen en minimaliseren. Van oudsher voeren gemeenten taken uit die direct van belang zijn voor haar inwoners, zoals het ophalen van huisvuil, het verstrekken van paspoorten en het maken van bestemmingsplannen. Over veel zaken mogen gemeenten zelfstandig beslissen. Bijvoorbeeld bij het bouwen van een theater, het aanleggen van een fietspad, maar ook het bouwen van woningen. In het verleden bestonden er gemeen-
telijke woningbedrijven, die voor het beheer van woningbezit en voor de bouw van nieuwe woningen zorgden. In de jaren 1990 tot 2000 vond de versnelde privatisering plaats, waarbij de woningcorporatie die beherende, bouwende rol overnam van het gemeentelijke woningbedrijf.
De aanpak van Assen Sinds 2012 verschijnen met enige regelmaat berichten in de media over gemeenten die zelf weer over gaan tot nieuwbouw van woningen. De gemeente Assen heeft drie jaar geleden, onder leiding van wethouder Albert Smit, de handschoen opgepakt. Hij stelde vast dat de drie woningcorporaties in Assen, door nieuw overheidsbeleid, sterk beperkt werden om te investeren in nieuwbouw, terwijl daar in zijn gemeente juist veel behoefte bestond – zowel koop als huur, van op termijn bijna 7.000 woningen. De specifieke uitgangspositie van Assen bood daarbij kansen: de gemeente beschikte over gronden voor nieuwbouw, die inmiddels al afgewaardeerd waren tot agrarische bouwgrond en met woningbouw meer waarde zouden krijgen. Ook was geld beschikbaar dankzij de verkoop van aandelen van energiebedrijf Essent. Deze middelen dreigden door verplicht schatkistbankeren uitgezet te moeten worden bij het Rijk, tegen zeer lage rendementen, waardoor de gemeente inkomsten zou derven van tonnen euro’s per jaar. In eerste instantie ging het om 36 huurwoningen, in december 2014 besloot de gemeente Assen nog 70 huurwoningen te gaan bouwen. Het doel van de gemeente was en is niet om een ‘gemeentelijk woningbedrijf’ op te richten; de woningen worden na realisatie door woningcorporaties in de regio verhuurd en beheerd.
29
Onderzoek naar de mogelijkheden
30
De gemeente Edam-Volendam ontwikkelt sinds 2009 zelf de Broeckgouw, een woningbouwplan voor 1.050 woningen en een woonzorgcomplex met 150 eenheden. De drijvende kracht hierachter is verantwoordelijk wethouder Marisa Kes. Het project is bewust opgeknipt in fases. Er zijn 57 woningen gerealiseerd en momenteel wordt gewerkt aan twee deelplannen met een kleine 300 woningen. Dat zijn aantallen waar gemeenten van vergelijkbare omvang in deze tijd alleen maar van kunnen dromen. De gemeente Edam-Volendam houdt alles in eigen hand en bedrijft actieve grondpolitiek. De grond wordt aangekocht en de gemeente kiest zelf de architect, aannemer, makelaar en notaris via aanbestedingsprocedures – bij ieder deelproject opnieuw. De aanbestedingsvoordelen worden verwerkt in een lagere verkoopprijs van de starterswoningen. De gemeenten Assen en Edam-Volendam gelden als voorbeelden voor andere gemeenten, waaronder Zwolle en Aa en Hunze. Lokale partijen in onder andere Almere, Uden en Amsterdam pleiten voor onderzoek naar de mogelijkheden om dit voorbeeld te volgen. Tot nu toe lijkt het niet om een zich doorzettende trend te gaan. De paar gemeenten die op dit moment zelf woningen bouwen zijn zich bewust van de risico’s en proberen die door strakke regie en fa-
sering in deelprojecten zo goed mogelijk te beheersen. Politiek en marktpartijen kijken aandachtig en kritisch mee of alle wet- en regelgeving wat betreft staatssteun en aanbesteding in acht wordt genomen.
Meevoetballende scheidsrechter Minister Blok heeft in antwoord op vragen van de Tweede Kamer over het besluit van gemeente Assen in 2013 al aangegeven dat er op zich geen beletsels in de regelgeving zijn die verhinderen dat gemeenten zelf sociale huurwoningen bouwen, mits zij aan alle regels voor aanbesteding en mededinging (zoals staatssteun) voldoen. Wel vindt de minister dat het bouwen van sociale huurwoningen een kerntaak is van woningcorporaties en niet van gemeenten. Ook niet als de gemeente zelf beschikt over bouwgrond. Wethouder Albert Smit van Assen is het met Blok eens dat huizen bouwen geen kerntaak is van gemeenten. “Het is de taak van corporaties. Maar als corporaties niet meer de mogelijkheden krijgen om te bouwen, terwijl er wel vraag is naar sociale huurwoningen, dan doen we het zelf.” Tegenstanders van het bouwen van sociale huurwoningen door gemeenten zijn van mening dat bij de meeste gemeenten onvoldoende kennis is van woningbouw en projectontwikkeling. Gemeenten lopen daarmee financieel risico, wat ten koste kan gaan van de toch al onder druk staande gemeen-
De minister vindt dat het bouwen van sociale huurwoningen een kerntaak is van woningcorporaties
telijke reserves als de risico’s zich daadwerkelijk manifesteren. De paar gemeenten die tot nu (in de meeste gevallen kleinschalig) zelf woningen zijn gaan bouwen geven nadrukkelijk aan dat een gemeente zich goed moet realiseren waar zij aan begint. Sinds 1850 hebben woningcorporaties hun positie in relatie tot gemeenten meermalen zien veranderen en in de jaren ’50 en de jaren ’90 van de vorige eeuw is de mate van invloed vanuit de gemeenten daarbij ook beproefd. De belangrijkste les daarvan was dat gemeenten in de rol van ‘meevoetballende scheidsrechter’ destijds geen succes bleek; er waren te veel rolconflicten en dubbele petten voor de gemeenten.
Met elkaar Zal de nieuwe Herzieningswet ertoe leiden dat de geschiedenis zich gaat herhalen? Of hebben de beleidsmakers en beslissers van nu lessen getrokken uit het verleden en zullen ze dit voorkomen? Gemeenten, provincies, woningcorporaties en projectontwikkelaars lijken al enige tijd naast elkaar op zoek naar een oplossing om gebiedsontwikkeling en woningproductie weer op gang te krijgen. Er is nog veel te winnen op het gebied van de samenwerking tussen de betrokken partijen en de onderlinge afstemming van hun wensen, mogelijkheden en verwachtingen, op basis van een gezamenlijk belang, los van vooringenomen of conflicterende rollen, posities en standpunten. Met name provincies (in de vorm van onder meer de inzet revolverende fondsen en garanties) en gemeenten (onder andere met de inbreng van grond, garanties en financiële bijdragen) kunnen vanuit hun opvatting van de publieke taak in de eigen regio een actieve stimulerende rol spelen.
Er is nog veel te winnen op het gebied van de samenwerking tussen de betrokken partijen De eerste voorbeelden van samenwerking tussen gemeenten, provincies, woningcorporaties en projectontwikkelaars bij realisatie van woningbouw op bestaande grondposities dienen zich aan in onze adviespraktijk. Met elkaar en niet naast of tegen elkaar, met inzet van de eigen kerntaak en de eigen kernkwaliteiten. Alleen een objectieve en transparante afweging van de belangen en rollen van alle stakeholders leidt tot realisatie van de doelstellingen van alle betrokken partijen.
De ontwikkelingen gaan door De Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties heeft in haar eindrapport aangegeven dat het denken over alternatieven voor sociale woningbouw door woningcorporaties niet stil mag blijven staan. Daarom komt de commissie tot twee aanbevelingen: “Experimenteer met andere sturingsmechanismen en zeggenschapsstructuren” en “Maak het ‘ombouwen’ van corporaties onder voorwaarden mogelijk”. De commissie beveelt een wettelijke basis aan om de komende jaren te kunnen experimenteren met andere (rechts)vormen binnen of buiten het stelsel. Gemeenten die zonder tussenkomst van corporaties sociale huurwoningen bouwen, zijn er al. Beleggers en bouwers echter nog nauwelijks. Dat beeld lijkt te kantelen. Medio februari 2015 haalde een opvallend initiatief van de ontwikkelende bouwer Geveke de publiciteit met vergaande plannen om samen met een gemeente een tijdelijke corporatie op te zetten. De ‘interim corporatie’ kan de woningen na bijvoorbeeld tien of vijftien jaar overdragen aan echte corporaties, een gemeente of per stuk verkopen aan bewoners. Ook is een revolverend fonds mogelijk, waarbij uit de huuropbrengsten nieuwe investeringen worden gefinancierd. Doel is niet te concurreren met woningcorporaties, maar complementair te zijn. De Eerste Kamer heeft dinsdag 10 maart 2015 gedebatteerd met minister Blok van Wonen en Rijksdienst over hervormingen in de volkshuisvesting, zoals vastgelegd in de wetsvoorstellen ‘Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting’ en ‘Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting’. Op het moment dat dit artikel wordt gedrukt, is de planning dat op dinsdag 17 maart over beide wetsvoorstellen wordt gestemd in de Eerste Kamer.
Wilt u meer weten over de mogelijkheden van woningbouw of project- of gebiedsontwikkeling door gemeenten? Neem dan contact op met Hans Visser via
[email protected] of +31 35 692 89 89
31
Visie
De liquiditeitslooptijd van spaargeld De spaarklant bepaalt zelf de liquiditeitslooptijd van zijn of haar financiering. In het artikel over spaargeld in de vorige editie van Zanders Magazine lieten we zien dat een adequate modellering van deze liquiditeitslooptijd als onderdeel van een integraal liquiditeitsmanagement een must is voor banken. Maar hoe pak je deze modellering aan?
Uitstroom- vs. volumemodellen De liquiditeitslooptijd wordt bepaald aan de hand van een liquiditeitskasstroomschema. Voor het bepalen van zo’n schema bestaan uitstroommodellen en volumemodellen. Uitstroommodellen schatten onder de aanname van een dode portefeuille het liquiditeitsprofiel van spaargeld van huidige klanten in. Door alleen uitstroom te modelleren en daarbij instroom te negeren, is de inschatting van de volumeontwikkeling prudent. De periodieke uitstroom wordt geschat met behulp van een zogenaamde vintage analyse. Deze techniek ‘prikt’ de spaarportefeuille op een aantal momenten in de historie. Elke geprikte groep klanten vormt een vintage, waarvoor een aflopende volumereeks wordt bepaald door de periodieke uitstroom te meten (zie Figuur 1).
Spaarvolume
32
Spaargeld vormt voor banken een stabiele financieringsbron. Voor veel spaarders is het namelijk enerzijds een eenvoudig en toegankelijk beleggingsinstrument en anderzijds veilig vanwege het depositogarantiestelsel. Toch moeten risicomanagers rekening houden met een bijzonder kenmerk: de spaarder kan op ieder moment de financiering terugtrekken. Met andere woorden: de spaarklant bepaalt zelf de liquiditeitslooptijd van de financiering. Omdat een adequate modellering van deze looptijd als onderdeel van een integraal liquiditeitsmanagement voor banken essentieel is, zetten we hier de mogelijkheden op een rij.
Ontwikkeling spaarvolume
Uitstroom per vintage
Tijd
Figuur 1: Historische reeks spaarvolume en uitstroom van verschillende vintages
Modelkeuze Het is van belang dat het gekozen type model in lijn is met de behandelingen van andere balansposten binnen het liquiditeitsmanagement. De combinatie van het veronderstellen van een dode portefeuille voor de liquiditeitskasstroomschema’s van hypotheken met een going concernprincipe voor spaargeld leidt namelijk tot inconsistenties. Deze inconsistenties kunnen een verkeerde inschatting van de liquiditeitsbehoefte van de bank veroorzaken. In de praktijk bepaalt de beschikbaarheid van data echter voor een groot gedeelte de modelkeuze. Uitstroommodellen vereisen namelijk significant meer data. Vanzelfsprekend heeft een gedetailleerde dataset het voordeel dat het liquiditeitsprofiel adequater in kaart kan worden gebracht. Dit stelt de bank in staat haar liquiditeitspositie beter te prognosticeren en te sturen.
Spaarvolume
Vaak wordt geobserveerd dat de uitstroompercentages afnemen naarmate de tijd verstrijkt. Dit tijdseffect wordt veroorzaakt door relatief hoge uitstroom van instabiele klanten met volatiele spaarsaldi, waarna een stabiele kern overblijft. Daarnaast zijn soms bepaalde patronen zichtbaar in de uitstroomreeksen die als verklarende variabelen kunnen worden opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn seizoenseffecten, de effecten gerelateerd aan spaartarieven van concurrenten en/of macro-economische variabelen. Volumemodellen schatten onder het ‘going concern’principe juist de volumeontwikkelingen van de gehele spaarportefeuille. Impliciet speelt hierin zowel in- als uitstroom van bestaande en nieuwe klanten een rol. Het volumemodel simuleert grote hoeveelheden volumepaden, op basis waarvan een worst-case volume reeks wordt bepaald (zie Figuur 2).
33
Worst-case volumescenario
Gesimuleerde volumepaden
Tijd
Figuur 2: Gesimuleerde volumepaden en worst-case volumereeks
Hierbij geeft de hoogte van het betrouwbaarheidsniveau de mate van prudentie aan in de risicomodellering.
Modelsegmentatie In het modelleren van liquiditeitskasstroomschema’s is de segmentatie van de spaarportefeuille belangrijk. De mate van segmentering is afhankelijk van de materialiteit en heterogeniteit van het spaargeld. Zo kunnen er grote verschillen bestaan in het liquiditeitsgedrag tussen verschillende producttypen en klantgroepen. Zelfs binnen klantcategorieën kunnen factoren een verdere segmentatie vereisen. Bijvoorbeeld de hoogte van het spaarvolume, vanwege de dekkingsgrens van het depositogarantiestelsel.
Dit is het tweede artikel in een reeks over spaargeld. Een langere versie van dit artikel vindt u op onze website: zanders.eu/nl/publicaties. In het volgende artikel gaan we in op de rentetypische looptijd van spaargeld. Wilt u nu al meer weten over spaargeld? Neem dan contact op met Wouter Dikkers (
[email protected]) of Floris van Diest (
[email protected]) via +31 35 692 89 89.
Column
Gemeenten, benut uw kansen! De rente van gisteren en vandaag zijn bekend, maar wat gaat de rente morgen doen? Dat weet niemand. “De rentestand is historisch laag” is de aanhoudende mantra in de Europese kapitaalmarkt. Sinds 2000 is de rentestand voor langjarige leningen langzaam maar gestaag met bijna 5 procentpunten gedaald. De 10-jaars leenrente voor gemeenten daalde van bijna 6% tot circa 1% (ofwel: ruim 80% lager). Volgens rentehistorici de laagste rentestand sinds 1540. We leven in interessante tijden.
34
Is dat goed of slecht nieuws? Er zijn zoals altijd twee kanten aan de spreekwoordelijke munt: gouden tijden voor (kredietwaardige) geldnemers en zware tijden voor beleggers die hogere rendementen zoeken. Om de begroting sluitend te krijgen én houden, moeten veel gemeenten de komende jaren fors op hun uitgaven bezuinigen. De balans tussen inkomsten en uitgaven raakt de komende jaren op allerlei manieren verstoord in het nadeel van gemeenten. De transitie van taken in het sociale domein betekent een forse taakuitbreiding en een voorziene uitgavenstijging van ruim EUR 3 miljard. De gedaalde waarde van grondposities wordt verder afgeboekt, maar rente en aflossingen op de hiervoor afgesloten leningen lopen door. De uitkeringen uit het gemeentefonds zijn de afgelopen vier jaar met ruim EUR 1 miljard gedaald, een verdere daling wordt verwacht. Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) heeft recent berekend dat, bij ongewijzigd beleid, alle gemeenten samen in 2018 een gat in de begroting hebben van EUR 4,8 miljard. Dat is per gemeente gemiddeld 13% van de netto-uitgaven. Gemeenten met meer dan 50.000 inwoners moeten zich naar verwachting het sterkst aanpassen. Wettelijk moeten gemeenten een sluitende begroting presenteren. De mogelijkheden om omvangrijke tekorten op te vangen (met lagere uitgaven of hogere lokale belastingen), zijn beperkt.
Hans Visser
Veel gemeenten staan voor de uitdaging het eigen business model te herijken en met behulp van scenarioanalyses lastige keuzes te maken over de inzet van middelen. De wereld van kasstromen (inkomsten en uitgaven) en baten en lasten moeten hierbij eindelijk samenkomen. Er bestaat helaas geen ‘quick fix’. Wel biedt de huidige lage rentemarkt concrete mogelijkheden voor gemeenten om rentelasten langjarig te verlagen. De beschikbaarheid van langjarige financiering voor Nederlandse gemeenten is nog steeds goed, zowel qua volume als looptijden. Het vooruit herfinancieren van aflossingen van bestaande leningen, door nieuwe leningen met uitgestelde storting af te sluiten, kan de rentelasten langjarig verlagen en bijdragen aan het realiseren van een sluitende begroting. Uiteraard op basis van een gedegen analyse van de bestaande leningenportefeuille en de toekomstige financieringsbehoefte. Is dat speculatief handelen op basis van een rentevisie? En is het niet zo dat je niet van de rente kunt winnen, maar er wel van kunt verliezen? Inderdaad, maar het gaat ons inziens niet om handelen op een rentevisie, maar om het weloverwogen en met open vizier kijken naar concrete kansen die de huidige rentemarkt biedt. Gemeenten van Nederland: wees proactief, bepaal uw positie en benut de kansen die de huidige rentemarkt biedt!
[email protected]
Agenda
Omschrijving
Locatie
Datum
Zanders Risicomanagement Seminar
Amsterdam, NL
9 april
BootCamp Corporate Treasury
Amsterdam, NL
20-22 april
ACT Annual Conference 2015
Manchester, UK
20-22 mei
Zanders Annual Treasury Forum Belgium
Steenhuffel, BE
18 juni
International SAP Conference Treasury Management 2015
Wenen, AU
6-8 juli
Zanders Annual Treasury Forum London
Londen, UK
10 september
EuroFinance 24th International Cash & Treasury Management Conference 2015 Kopenhagen, DK
23-25 september
AFP Annual Conference
Denver, USA
18-20 oktober
DACT Treasurybeurs 2015
Noordwijk, NL
12-13 november
Meer informatie over bovenstaande events vindt u op onze website: www.zanders.eu
Stage bij Zanders: create the future! In het najaar van 2014 begon Frans Peters aan zijn stageperiode bij Zanders. Hij vulde die in met een stageonderzoek dat uitmondde in een model dat opmerkelijke voordelen biedt bij het waarderen van woningportefeuilles. “Vanuit mijn opleiding Bedrijfseconomie aan de Hogeschool van Amsterdam zocht ik naar een groeiende organisatie , die mij een interessante, leerzame stage kon bieden”, vertelt Frans. “Via mijn netwerk hoorde ik erg positieve verhalen over Zanders en het lukte me om er stage te gaan lopen.” In de 20 weken durende stage hield Frans zich voornamelijk bezig met het maken van een cashflowmodel waarmee woningportefeuilles kunnen worden geanalyseerd en gewaardeerd voor investeerders. “Voor er bij een waardering in detail wordt getreden, vindt er een
globale analyse en waardering plaats”, licht hij toe. “Mijn these ging over standaardisatie van die analyse en waardering; hoe deze leidt tot meer efficiency en effectiviteit. Bij Zanders ontwikkelde ik een standaardmodel dat op basis van de aangeleverde data de cashflow berekent, met bijbehorende waardering. De behulpzaamheid en kennis van de consultants heeft daarbij erg geholpen. Het semi-geautomatiseerd standaardmodel minimaliseert de uren-input, zodat sneller kan worden beoordeeld of de woningportefeuille voldoende ‘interessant’ is om gedetailleerd te waarderen.” Frans kijkt met veel plezier terug op zijn stageperiode: “Het was een leerzame en interessante stage. Een mooie, passende uitspraak vind ik: ‘The best way to predict the future is to create it.’ Bij Zanders kan dat.”
BootCamp Dit jaar starten we een nieuw initiatief: de Zanders Academy. De eerste training vindt plaats in april: de BootCamp Corporate Treasury. De rol van corporate treasury verandert. Financiële markten hebben zich ontwikkeld en de treasury-afdeling is geëvolueerd naar een strategische business partner in de financiële toeleveringsketen. Deze veranderingen vragen van treasurers en andere financiële professionals verbrede kennis en vaardigheden.
Daarom organiseert Zanders een Corporate Treasury Boot Camp, om uw kennis en competenties op het gebied van corporate treasury de benodigde boost te geven. Deze driedaagse training biedt u de kans uw kennis van de verschillende treasuryexpertisegebieden in korte tijd sterk te verbeteren. De Boot Camp vindt plaats op 20-22 april 2015 in Amsterdam. Kijk voor meer informatie op onze website: zanders.eu/nl/events.
35
Zanders Sinds de oprichting in 1994 is Zanders uitgegroeid tot een toonaangevende onderneming op de kennisgebieden treasury-management, risicomanagement en corporate finance. Met vestigingen in Nederland, België, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk werken onze 130 professionals voor corporates, financiële instellingen en organisaties in de publieke sector.
Van idee tot implementatie: • Strategie & organisatie • Processen & systemen • Modellering & waarderingen • Structureren & arrangeren
Onze expertisegebieden: De toegevoegde waarde van Zanders ligt vooral in haar gespecialiseerde kennis en haar onafhankelijkheid. Wij werken uitsluitend voor en in opdracht van klanten, waardoor belangenverstrengeling wordt voorkomen. Binnen onze expertisegebieden volgen wij alle ontwikkelingen op de voet, om deze vervolgens op innoverende wijze toe te passen.
• Treasury management • Corporate finance • Risicomanagement
Onze Services: • Advisory services • Interim services • Outsourcing services • Transaction services
Klantgebieden: • Corporates • Financiële instellingen • Publieke sector
www.zanders.eu
Zanders Nederland Brinklaan 134 1404 GV Bussum +31 35 692 89 89
Zanders België Place de l’Albertine 2, B6 1000 Brussel +32 2 213 84 00
Zanders Verenigd Koninkrijk 26 Grosvenor Gardens London, SW1W 0GT +44 20 7730 2510
Zanders Zwitserland Gessnerallee 36 8001 Zürich +41 44 577 70 10
Postadres Postbus 221 1400 AE Bussum Nederland