Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs | 12 en 13 november 2009 Egmond aan Zee
08
Preconference- en congres- programma
10
Plenaire lezingen
12
Abstracts sessie A | Donderdag 12 november
14
Abstracts sessie B | Donderdag 12 november
48
Abstracts sessie C | Donderdag 12 november
84
A
Plattegrond Hotel Zuiderduin
B
06
C
Algemene congres- en programma-informatie
Abstracts sessie D | Vrijdag 13 november
108
D
05
Abstracts sessie E | Vrijdag 13 november
138
E
Woord vooraf
P
Inhoudsopgave
Overzicht presentaties
164
Overzicht auteurs
171
Trefwoordenlijst
178
Congresboek 2009 | NVMO
4
Dr. Griet Peeraer | Hoofdorganisator NVMO Congres 2009
Woord vooraf Namens de NVMO congrescommissie wil ik u graag wat nadere informatie geven over het congres van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs 2009 in Egmond aan Zee. Nederlandse en Vlaamse collega’s, of ze nu onderwijsgevenden, studenten, clinici, onderwijskundigen, paramedici zijn, of anderszins professionals betrokken bij onderwijs en opleiding, ontmoeten elkaar in Egmond aan Zee om de nieuwste ontwikkelingen te bespreken en/of zelf een bijdrage te leveren. Of gewoon om hun netwerk te onderhouden of uit te breiden.
Om de congresdagen voor alle aanwezigen optimaal te
Alle ingediende abstracts zijn anoniem beoordeeld
laten verlopen heeft de congrescommissie opnieuw
door tenminste twee reviewers, waarbij de bijdragen in
haar best gedaan dit jaar een aantrekkelijk programma
de categorie wetenschappelijke papers door drie leden
aan te bieden. Op het (gevarieerde) programma staan
van het Wetenschappelijk Comité (WECO) van de
onder meer de hoofdlezingen met gerenommeerde na-
NVMO. Graag willen wij als congrescommissie alle re-
tionale en internationale sprekers, vele parallelsessies
viewers en WECO-leden hartelijk danken voor het vele
met wetenschappelijke papers, ‘gewone’ papers, pos-
werk dat zij hiervoor hebben verricht.
ters en promovendilezingen, workshops en rondetafelsessies. Voorafgaand aan het congres is er het uitge-
Voor alle workshops en rondetafelsessies geldt -net
breide aanbod aan preconference workshops, met
als voorgaande jaren- dat u zich vooraf dient in te
diverse thema’s. Tijdens het congres is er ook aan-
schrijven. De procedure hiervoor wordt via de website
dacht voor de inbreng van de NVMO-werkgroepen on-
(www.nvmo.nl) bekend gemaakt. Voor de preconfe-
der de vorm van symposia, workshops of rondetafel-
rence workshops op woensdag 11 november dient u
sessies.
zich eveneens via de website van de NVMO in te schrijven.
Nieuw is de NVMO-huisstijl die na vele jaren aan veran-
Van harte wens ik u allen een leerzaam en plezierig
dering toe was. Het boek dat u in handen hebt, zit aan
congres toe.
de buiten- en de binnenkant in een nieuw en modern kleedje. De pdf van het boek verscheen al eerder op de
Namens de NVMO Congrescommissie,
functie ctrl-F alles van zijn of haar gading kan vinden,
Dr. Griet Peeraer
ruim voor aanvang van het congres. Dankzij de nieuwe
Hoofdorganisator NVMO Congres 2009
layout is het makkelijker om een weg te vinden in het
Faculteit Geneeskunde, Universiteit Antwerpen
programma. Ieder tijdblok duurt 75 minuten en wanneer een blok gevuld is met papers, bestaat de mogelijkheid tussen de presentaties te wisselen. De voorzitters zullen de instructie krijgen zich aan de afgesproken tijden te hou-
NVMO | Congresboek 2009
NVMO-website, zodat eenieder met de bekende zoek-
den opdat het wisselen tussen sessies soepel kan verlopen.
5
Algemene Congres en Programma- informatie Hotel Zuiderduin
meer workshops of symposia, ontvangt u tegelijk met
Het congres wordt gehouden in Hotel Zuiderduin in
uw badge ook vouchers hiervoor. Toegang tot de work-
Egmond aan Zee. Op pagina 6 en 7 in dit abstractboek
shops en symposia worden uitsluitend verleend op
vindt u een plattegrond. Zie voor meer informatie
vertoon van het betreffende voucher, tenzij de organi-
www.zuiderduin.nl. Tijdens het congres bent u in Hotel www.zuiderduin.nl
satoren van de workshop anders beslissen. De vou-
Zuiderduin bereikbaar via telefoon +31(0)72 - 750 2000
chers zijn niet persoonsgebonden .
en fax +31(0)72 - 750 2001. Hotelkamers en bagage opslag Secretariaat
Op de dag van aankomst kunt u vanaf 15.00 uur de
De congresorganisatie van het NVMO Congres 2009
sleutel van uw kamer ophalen bij de receptie bij de
is als volgt te bereiken: Congress & Meeting Services
hoofdingang. Tot die tijd kunt u uw bagage opslaan in
Holland, Postbus 18, 5298 ZG Liempde, telefoon:
zaal 534 en 535. Vrijdag dient u de kamer voor 10.30
+31(0)411 - 610 983, fax: +31(0)411 - 633 805, E-mail:
uur te verlaten en uw sleutel bij de receptie in te leve-
[email protected], website: www.nvmo.nl. Tijdens
ren. Uw bagage kunt u dan weer op dezelfde plaats
de congresactiviteiten is de congresbalie steeds bemand.
opslaan als donderdag.
Aankomst en registratie
Internet
In de meegestuurde folder kunt u lezen hoe u met eigen
Deelnemers aan het congres kunnen bij de internetcor-
vervoer Hotel Zuiderduin bereikt. Op donderdagoch-
ner gebruik maken van 2 pc’s die voorzien zijn van een
tend zullen vanaf NS station Alkmaar speciaal gereser-
gratis internetverbinding.Tevens is het mogelijk om te-
veerde bussen naar hotel Zuiderduin rijden. Op vrijdag-
gen betaling op de hotelkamers van Hotel Zuiderduin
middag - na afloop van het congres - rijden er bussen
internet te gebruiken - hetzij via een multiemedia voor-
naar NS station Alkmaar. Raadpleeg voor vertrektijden
ziening, hetzij via een internetaansluiting voor uw eigen
de NVMO-website (www.nvmo.nl). De bussen arriveren
laptop. Ook zijn tegen betaling kaarten voor een wire-
ruim voor aanvang van de congresopening bij hotel
less verbinding verkrijgbaar.
Zuiderduin. Indien u met de trein komt en geen gebruik kunt of wilt maken van de gereserveerde bussen, kunt
Maaltijden
u vanaf N.S. station Alkmaar gebruik maken van de lijn-
Lunch en ontbijt worden geserveerd in het restaurant
dienst van de Connexxion naar Egmond aan Zee (lijn
van Hotel Zuiderduin. Het diner op donderdagavond
165; vertrektijden: 8.19u, 8.49u, 9.19u, 9.49u etc.;
vindt plaats in de Zuiderduinzaal.
reistijd circa 25 minuten). De uitstaphalte ligt pal voor de hoofdingang van Hotel Zuiderduin. Daarnaast kunt
Roken
u Hotel Zuiderduin bereiken met de OV-taxi Noord-
Roken is niet toegestaan in Hotel Zuiderduin.
Holland (deze taxi dient u uiterlijk 30 minuten van
Congresboek 2009 | NVMO
6
tevoren te reserveren; nadere informatie vindt u op
GSM-gebruik
www.connexxion.nl onder het kopje “Taxi”). Op vrij-
Het gebruik van mobiele telefoons is niet toegestaan
dagmorgen is geen speciaal vervoer geregeld. Bij aan-
tijdens de congressessies
komst ontvangt u meer congresinformatie aan de congresbalie bij de hoofdentree. De congresorganisatie
Extra kosten
stelt het op prijs dat u de aanvangstijden van de ses-
Uw inschrijfgeld verzekert u tijdens het congres van
sies respecteert, met name in de Zuiderduinzaal.
koffie, thee, lunches toegang tot de feestavond en, indien besproken, van het diner, overnachting en ontbijt.
Naambadge
Alle overige kosten, inclusief die voor het voeren van
Uw naambadge wordt u, na ontvangst van uw betaling,
telefoongesprekken, zijn voor eigen rekening. Deze
een week voor aanvang van het congres toegestuurd.
kunt u bij vertrek aan de receptie van Hotel Zuiderduin
Op vertoon van deze badge ontvangt u de congres-
afrekenen. Kopiëren en faxen kunt u – tegen vergoe-
informatie. Zonder badge wordt geen toegang tot de
ding - laten verzorgen door de receptie van Hotel Zui-
zalen verleend. Indien u bent toegelaten tot één of
derduin.
Annulering
volgende afmetingen: 90cm x 120cm (breedte x hoog-
Na 10 september 2009 is geen restitutie van het in-
te). Behalve de poster levert u maximaal 2 (power-
schrijfgeld meer mogelijk en blijft het volledige inschrijf-
point-) sheets, waarmee u de poster toelicht. Hand-
geld verschuldigd. Bij inschrijving na september kan
outs van de poster voor geïnteresseerden raden we u
geen overnachtingplaats gegarandeerd worden binnen
aan. Op de NVMO website worden alle posters
Hotel Zuiderduin / Hotel de Boei.
gepubliceerd. Wilt u daarom de poster in PDF format, uiterlijk 1 week voor het congres toesturen aan het
Algemene ledenvergadering
congresbureau (
[email protected]).
De NVMO ledenvergadering is op vrijdagochtend 13 november 2009 van 8.15 - 9.15 uur
Inschrijven voor workshops Op de NVMO-website (www.nvmo.nl) vindt u details
Typen sessies
over de procedure voor het inschrijven voor workshops.
Wetenschappelijke papers en ‘gewone’ papers kennen een spreektijd van tien minuten gevolgd door vijf minu-
Apparatuurvoorzieningen voor sprekers
ten discussie en vijf minuten wisseltijd. Een sessie be-
In alle zalen zijn
vat maximaal vier papers. Promovendilezingen duren
ruimte 523 (naast de congresbalie bij de 2 de lounge)
een halfuur, inclusief discussie. Binnen een tijdblok vin-
kunt u uw PowerPoint presentatie op een computer
den twee promovendilezingen plaats, waartussen kan
controleren. Gelieve uw presentatie op de laptop in de
worden gewisseld.
zaal waar uw sessie plaatsvindt te installeren vóór het
beamers
en laptops aanwezig. In
begin van de sessie. Workshops, rondetafelsessies en symposia duren telkens 75 minuten. Rondetafelsessies bestaan uit een
Belangrijk: Op het congres worden laptops gebruikt
inleiding en discussie, eventueel aan de hand van stel-
met Windows XP Professional en Office 2003 in de
lingen. Symposia kennen veelal een vorm waarin en-
Engelse taal. Wanneer er filmpjes en/of bewegende
kele sprekers ter inleiding hun visie op het onderwerp
beelden in de presentatie voorkomen of u wilt een DVD
geven, waarna met de aanwezigen een discussie wordt
laten zien, adviseren we u dit vooraf te testen in samen-
gevoerd. Bij workshops, rondetafelsessies en sympo-
werking met de technischeondersteuning. Alternatief
sia kan niet gewisseld worden.
hiervoor is: gebruikmaken van de laptop waarop de presentatie is gemaakt, zodat alle benodigde drivers
Een postersessie is als volgt ingedeeld: gedurende de
geïnstalleerd zijn.
heid de posters te bekijken. Daarna volgt toelichting
Wanneer u een geluidsset wilt gebruiken bij uw presen-
van de auteurs gedurende twee minuten aan de hand
tatie, dan dient u dit ook ruim voor het congres door te
van maximaal twee (powerpoint-)sheets. Hierna vindt
geven aan het congresbureau. Zij zullen deze dan voor
discussie plaats met de auteur. Tijdens een posterses-
u reserveren.
sie kan niet van sessie gewisseld worden. Alle postersessies zijn op donderdag ingepland. Deelnemers aan
Op de website van de NVMO (www.nvmo.nl www.nvmo.nl) staat
de postersessies wordt verzocht hun poster ten minste
actuele informatie over het congres
15 minuten voor aanvang van de sessie te bevestigen op de posterborden in de ruimte waarin de sessie plaatsvindt, zodat op tijd begonnen kan worden. Er is bevestigingsmateriaal aanwezig. Meteen na de sessie worden alle posterborden verplaatst naar de 2e lounge, waar ze geëxposeerd blijven tot vrijdagmiddag. De au-
NVMO | Congresboek 2009
eerste twintig minuten krijgen de deelnemers gelegen-
teurs van de posters wordt verzocht tijdens de posterborrelsessie op donderdag bij de poster aanwezig te zijn en de poster op vrijdag na de lunch van de posterborden weg te halen. Een poster heeft maximaal de
7
C
Hotel Zuiderduin
Bushalte Zeeweg bus 165 Richting Alkmaar
C
Plattegrond Etage 0
Winkels en banken
557
558
559
Parkeergarage Van Speykzaal
Foyer Le Regal
Beauty
Bar Time-Out
Zuiderduinzaal
Sauna
Restaurant
Zwembad
Pub
Wally de walrus
C
Lobby
Richting Centrum Richting Strand
C
Congresboek 2009 | NVMO
8
Jutterzaal
Squash baan
Plattegrond Etage 1
537
536
535
534
533
532
532
530
Receptie Lamorzaal
Lounge 1
Parkeerdek
526
525
522
523
Lounge 2 517
518
519
NVMO | Congresboek 2009
Abdijzaal
9
Preconference programma Woensdag 11 november 2009 Workshops volledige dag
Critical Appraisal of a Topic (CAT) Het format van een CAT leent zich uitstekend voor het
Onderzoek van medisch Onderwijs
opzetten van een EBM-training. Aan de hand van een
Deze preconference omvat de eerste dag van een vier-
in Maastricht ontwikkelde handleiding kan een aanvang
daagse cursus. De cursus beoogt cursisten in staat te
gemaakt worden met het ontwikkelen van CAT-materi-
stellen zelfstandig een onderzoek over een medisch on-
aal voor de eigen doelgroep van de deelnemers aan
derwijskundig onderwerp op te zetten en uit te voeren.
deze workshop.
A. Scherpbier (cursuscoördinator) en A. Muijtjens,
C. de Brouwer, C. van Gool, P. Leffers
namens School of Health Education (SHE) www.she.unimaas.nl
Stemkastjes in onderwijs en nascholing: het maken van interactieve powerpoints en de didactische aspecten van het gebruik ervan
Workshops halve dag
Docenten en sprekers die stemkastjes willen gaan gebruiken in hun voordrachten komen aan hun trekken
Woensdagochtend (10.00-13.30 uur)
tijdens deze workshop. Na een korte theoretische uit-
Dus wij moeten jou artikel publiceren? Hoezo?
eenzetting volgt een praktische hand-on sessie over
De workshop is geschikt voor iedereen die zijn/haar on-
het maken van een interactieve presentatie met stem-
derzoek van medisch en paramedisch hoger onderwijs
kasjes.
wil publiceren in internationale tijdschriften, en wordt be-
P.G.M. de Jong, T. Moelker, J. Bustraan
naderd vanuit het perspectief van een tijdschrift editor. H. van Berkel, managing editor van Advances in
Kwalitatief onderzoek in medisch onderwijs
Health Sciences Education en
Kwalitatief onderzoek kent een opmars in onderzoek
L. Schuwirth, associate editor van Medical Education
van medisch onderwijs. Onderzoekers die in de toekomst gebruik willen maken van dit soort onderzoek,
Woensdagmiddag (14.30-18.00 uur)
volgen tijdens de workshop een interactieve uiteenzet-
Publiceren over onderzoek van onderwijs:
ting over verschillende methodes van kwalitatief onder-
het schrijversperspectief
zoek, gevolgd door praktische sessies over focusgroe-
Tijdens deze workshop inventariseren we de vragen die
penonderzoek en analyse van interviewmateriaal.
(toekomstige) auteurs hebben bij het voorbereiden van
R. Stalmeijer, G. Peeraer en W. van Mook
hun artikel, bij het schrijven zelf en bij het insturen. Ook komt aan bod hoe je kunt reageren als je feedback op
Congresboek 2009 | NVMO
10
je artikel of een afwijzing krijgt. Deze workshop is aan-
Het ontwikkelen van casuïstiek over etnische diversiteit
vullend aan de workshop “Dus wij moeten jou artikel
Tijdens deze workshop leren docenten casuïstiek te
publiceren? Hoezo?” die in de ochtend gegeven wordt.
schrijven en onderwijsmateriaal te ontwikkelen over et-
Beide workshops kunnen onafhankelijk van elkaar ge-
nische diversiteit. Dit gebeurt aan de hand van een ca-
volgd worden maar ook in combinatie.
sus die de deelnemer zelf meebrengt en gaat uitschrij-
J. Cohen-Schotanus, J. van Dalen, M. Gorsira
ven nadat plenair de thema’s die belangrijk zijn als het gaat om onderwijs over etnische diversiteit, zijn be-
Het maken van toetsvragen en daarna
sproken.
Voor docenten die weinig ervaring hebben met het ma-
C. Seeleman, J. Suurmond
ken van toetsvragen en het interpreteren van toetsresultaten. Tijdens deze workshop wordt gefocust op het
Op zoek naar creatieve werkvormen in uw onderwijs
maken van goede toetsvragen (open, meerkeuze, ‘ex-
Na een kennismaking met de theorie over werkvormen
tended matching’) door middel van een plenaire be-
oefenen de deelnemers met een werkvorm die zij zelf
spreking van vragen die van te voren door de deelne-
kiezen. Na de workshop gaat elke deelnemer naar huis
mers ingestuurd zijn. Daarbij wordt gekeken naar de
met tenminste twee nieuwe werkvormen waarvan hij/zij
formulering en de relevantie.
niet gedacht had die ooit te zullen toepassen.
G. Bosman, A. Thoben, M. Vorstenbosch, D. Ruiter
T. Voorn
Conference programma Donderdag 12 november 2009 Het geven van effectieve feedback
Vanaf 08.00 uur
Ontvangst
Na een ‘update’ over de principes van effectieve feed-
10.00 - 10.30 uur
Opening
10.30 - 11.15 uur
Plenaire lezing Amitai Ziv
11.15 - 11.45 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
E. van Weel-Baumgarten, L. de Jong
11.45 - 13.00 uur
Sessie A
Basiskwalificatie Onderwijs: tips en tricks voor de
13.00 - 14.15 uur
Lunch
14.15 - 15.00 uur
Plenaire lezing Karl Dittrich
15.00 - 15.15 uur
Wisselpauze
15.15 - 16.30 uur
Sessie B
16.30 - 17.00 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
17.00 - 18.15 uur
Sessie C
18.15 - 19.30 uur
Posterborrel
± 19.30 uur
Diner en aansluitend feestavond
back zullen wij de vaardigheden van cursisten verdiepen door met hen te oefenen in het geven van feedback in live-consulten met simulatiepatiënten, aan de hand van DVD opnames van arts-patiënt contacten en papieren vignetten.
opzet, de begeleiding en de afronding van een BKO traject, op basis van ervaringen van 10 jaar onderwijskwalificaties bij de Universiteit Utrecht De Universiteit Utrecht, en zeker het UMC Utrecht en de faculteit Diergeneeskunde, hebben reeds 10 jaar ervaring met de opzet en uitwerking van onderwijskwalificatietrajecten (BKO en SKO). Deze ervaring is interessant voor andere organisaties waar wordt nagedacht over de invoering van dergelijke kwalificatietrajecten. Tips en tricks in dit verband zullen tijdens de workshop uitgebreid aan bod komen. P. van Breukelen, T. Fick Studentenworkshop1: Effectief presenteren voor studenten Het doel van deze interactieve workshop is om studenten die, bijvoorbeeld tijdens dit congres, presenteren
Vrijdag 13 november 2009
een aantal handvatten te bieden om dit zo effectief mogelijk te doen. Er wordt gewerkt met eigen materiaal: iedere deelnemer brengt zelf een PowerPoint presenta-
08.00 - 09.30 uur
Ontvangst
tie mee naar de workshop en presenteert maximaal 10
08.15 - 09.15 uur
Algemene ledenvergadering NVMO
09.30 - 10.15 uur
Plenaire lezing Brian Hodges
E. Vogelpoel, M. Blees
10.15 - 10.45 uur
Wisselpauze
Studentenworkshop 2: Basiskwalifikatie Onderwijs
10.45 - 12.00 uur
Sessie D
12.00 - 13.15 uur
Lunch
13.15 - 14.30 uur
Sessie E
14.30 - 15.00 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
Landelijk Medisch Studenten Overleg
15.00 - 15.45 uur
Plenaire lezing Roland Laan
De studentenworkshops zijn alleen toegankelijk
15.45 - 16.15 uur
Uitreiking prijzen, afsluiting congres
voor studenten
16.30 uur
Vertrek bussen
minuten. De workshopleider geeft individuele feedback en maakt video-opnamen die aan het einde van de
(BKO) Deze preconference workshop, voor studenten die ervaring willen opdoen met de opzet van BKO, zal de inhoud van de bestaande BKO’s behandelen en tevens een praktisch deel bevatten waarin men kan ondervinden wat een BKO training inhoudt. Tussendoor is er ruimte voor discussie.
NVMO | Congresboek 2009
workshop worden besproken.
11
Plenaire lezingen Simulation-Based Education as a Cultural Change Vehicle in Healthcare Quality and Safety Education
simulation centers worldwide. The general model of
Donderdag 12 november, 10.30-11.15 uur
their overall impact on patient safety and quality of care
Zuiderduinzaal
across the health care systems. MSR, the Israel Center
most facilities focuses on a single simulation modality or a specific branch of medicine or health care, limiting
for Medical Simulation, is a comprehensive, national, Amitai Ziv
multimodality, multidisciplinary medical simulation center
Israel Center for Medical Simulation,
dedicated to enhancing hands-on medical education,
Sheba Medical Center, Tel Hashomer, Israel
performance assessment, patient safety, and quality of
Deputy Director MSR - Israel Center for medical
care by improving clinical and communication skills. The
Simulation
center uses an “error-driven” educational approach, which recognizes that errors provide an opportunity to
In 1999, the important report on patient safety To Err is
create a unique beneficial learning experience. The
Human was issued by the US National Institute of Medi-
1600-square-meter Center is designed as a virtual med-
cine. It indicated that health care is far less safe than it
ical environment and encompasses the whole spectrum
should be, and that deaths due to medical errors in the
of medical simulation modalities. These include simulat-
US are over 100,000 people annually. Simulation based
ed patients, advanced task trainers and virtual reality
medical education has been recognized as a powerful
surgical simulators, and cutting-edge, computer-driven,
tool in addressing patient safety and quality-care training
full-body mannequins, that enable team training for high
as it acknowledges the adult learning concepts that expe-
risk clinical conditions. MSR has trained over 60,000
riential and immersive learning improves the absorption
trainees of various health professions in over 100 differ-
and retention of skills and knowledge. Thus, the Patient
ent types of courses that develop clinical and communi-
Safety Curriculum for Medical Schools, which has been
cation skills and enable team training in “mistake forgiv-
released in 2009 by the WHO Patient Safely Alliance,
ing” environments.
highly recommends the use of simulation-based training
Congresboek 2009 | NVMO
in medical schools to convey the safety message to
The lecture will review the evolution, current status and
health professionals and students worldwide.
trends in medical simulation at large and its contribution
Simulation in health care is used to reproduce real pa-
to enhancement of patient safety culture in particular. It
tient experiences/encounters with guided and controlled
will also focus on the challenges and lessons learned from
simulation based scenarios. It offers a safe and “mis-
the Israeli experience in operating a national simulation
take-forgiving” environment where trainees can learn
center since 2001 and conducting national simulation-
from their errors without the risk of harming real patients.
based training and assessment programs in various clini-
Training is learner oriented, which enables consideration
cal fields and in particular programs that have become
of the trainees’ needs, deficiencies, and their pace of
mandatory/regulatory reflecting a paradigm shift in health-
learning, without the ethically disturbing use of actual
care education. It will conclude with describing the actual
patients that is associated with traditional bedside
and potential impact of simulation-based education on
teaching. Simulation provides a hands-on empirical edu-
revolutionizing the educational culture in medicine.
cational modality, enabling controlled proactive exposure of trainees to both regular and complex, uncommon clinical scenarios. This modality further supplies a unique opportunity for team training, an important contributing factor to enhance patient safety that is seldom addressed in traditional medical education. Another important benefit is the reproducible, standardized, objective setting it provides for assessment purposes. Simulation-based medical education is a rapidly growing
12
field, as is illustrated by the increased development of
Kwaliteitszorg in medisch onderwijs
steeds meer aandacht voor systemen van kwaliteitszorg.
Donderdag 12 november, 14.15-15.00 uur
Die systemen kunnen op verschillende wijze worden op-
Zuiderduinzaal
gezet en uitgevoerd, van strikt procesmatig tot toegespitst op de inhoud. Een krachtige beroepsgroep en een
Karl Dittrich
krachtige sector kan en moet vanuit respect en accepta-
Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)
tie van autonomie aangesproken worden op het leveren van kwaliteit. Het gaat dan voornamelijk om het organise-
Het medisch onderwijs heeft een relatief lange traditie in
ren van een kwaliteitscultuur binnen de beroepsgroep en
aandacht voor kwaliteitszorg. Dat heeft natuurlijk te ma-
in het onderwijs. Die kwaliteitscultuur moet georganiseerd
ken met de aandachtvoor kwaliteit die de medische pro-
en gedragen worden door de professionals zelf. Karl
fessie van nature kenmerkt. Zorg voor kwaliteit is daar-
Dittrich zal daar in zijn rede verder op ingaan en zijn visie
mee een vanzelfsprekendheid en professionals vinden dat
geven op de ontwikkeling van het accreditatiestelsel in
de normaalste zaak van de wereld. De “buitenwereld”
Nederland en Vlaanderen.”
P
vraagt echter om bewijzen van kwaliteit en daarom is er
Cracks and crevices in the discourse of globalization in medical education
This talk explores globalization and its implications for
Vrijdag 13 november, 09.30-10.15 uur
ards, the movement of students and teachers, the domi-
Zuiderduinzaal
nance of economic discourse and the challenges and
medical education, focusing on issues of global stand-
importance of understanding cultural variations in medical Brian Hodges
education.
The Wilson Centre, University of Toronto, Toronto, Canada
Het nieuwe Raamplan voor de artsenopleiding 2009
van de opleidingen. Ook buiten Nederland heeft het Raam-
Vrijdag 13 november, 15.00-15.45 uur
heeft als voorbeeld gefungeerd voor andere landen. Neder-
Zuiderduinzaal
land is in dit opzicht, met enkele andere landen, voor veel
plan een belangrijke betekenis gekregen. Het document
Roland Laan
van de Raamplanversies van 1994 en 2001. In 2009 ver-
UMC St. Radboud
scheen het 3e Raamplan, waarbij invulling werd gegeven aan de wens van de medische faculteiten om het docu-
Het Raamplan Artsopleiding heeft in Nederland een buiten-
ment voortdurend kritisch te bekijken en op gezette tijden
gewoon belangrijke betekenis. Het heeft de algemene visie
aan te passen aan ontwikkelingen in de medische wereld
op de opleiding en het beroep gewijzigd van een optelsom
en de maatschappij. De aandacht voor internationaal per-
van opvattingen van hoogleraren of vakgroepen over wat
spectief (in het bijzonder voor Europese vorderingen in
er geleerd moet worden, naar een visie die uitgaat van de
eindtermen ontwikkeling), de aandacht voor het bachelor-
eisen die het beroep stelt aan de artsopleiding als geheel.
niveau, de aandacht voor de basisvakken, de omvorming
Het Raamplan heeft in de verschillende stadia alle medi-
van de probleemlijst, de positie van deze eindtermen in het
sche curricula sterk beïnvloed en heeft visitatiecommissies
continuüm en het CanMEDS raamwerk zijn alle verrijkingen
een kader geboden voor een beoordeling van de inhoud
van dit 3e Raamplan.
NVMO | Congresboek 2009
anderen een gidsland geweest door de Engelse vertalingen
13
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 522 | Sessie A1
Papers Huisartsopleiding A1.1 Artsen in opleiding tijdens het eerste jaar van de huisartsopleiding; kennis en competentieontwikkeling en problemen/ uitval
kennis. Er was een onafhankelijke samenhang tussen leeftijd > 31 jaar (adj OR 4.6; 1.4-15.1), onvoldoende kennis (adj OR 8.1;2.5-25.9) en onvoldoende ‘vakinhoudelijk handelen’ (adj OR 8.2; 2.4-27.9) en problemen/uitval. De consequenties voor de opleiding zullen worden bespro-
Vermeulen MI, Keijzer-Rijksen MA, Zuithoff NPA,
ken evenals vragen voor vervolgonderzoek.
Pieters HM, Kuyvenhoven MM UMC Utrecht
Literatuur Patterson F, Baron H, Carr V, Plint S, Lane P. Evaluation of
Probleemstelling
three short-listing methodologies for selection into post-
De indruk bestaat dat de lacunes bij aios die problemen
graduate training in general practice. Med Educ 2009: 43:
geven of uitvallen uit de huisartsopleiding bijna altijd lig-
50-57.
gen in het domein ‘professionaliteit’. Over het algemeen vergen beslissingen rond deze problemen veel energie
Trefwoorden: huisartsopleiding
van aios, docenten en opleiders. Daarom is het belangrijk
Wijze van presentatie: paper
determinanten voor het slagen van de opleiding te kennen. De onderhavige observationele studie richt zich
Correspondentie-adres
daarom op de volgende vraagstellingen:
Drs. M.I. Vermeulen
• Hoe is de ontwikkeling van de kennis en competenties
Huisartsopleiding Utrecht
gedurende het eerste jaar van de opleiding? • Wat is de frequentie van problemen over de voortgang en uitval van aios en op welk taakgebied van het competentieprofiel liggen lacunes bij de betrokken aios? • Zijn er factoren die met de problemen/uitval in jaar 1 samenhangen? Methoden/Opzet Opzet; een retrospectieve analyse van de dossiers van de aios die tussen 2005 en 2007 in Utrecht de huisartsopleiding startten. Data; persoonskenmerken, scores van drie competenties ‘vakinhoudelijk handelen, arts-patiënt communicatie en professionaliteit’ op maand 3 en 9 en de score van de Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoets (LHK) 2 maal in het 1e jaar. Congresboek 2009 | NVMO
Analyse; Samenhang tussen de kennis en competenties en competenties onderling door middel van Spearman rangcorrelatiecoefficient (rs); samenhang tussen persoonskenmerken, kennis, competenties enerzijds en problemen/uitval anderzijds door middel van (multivariate) logistische regressie (adjusted) OR’s; 95%BI). Resultaten en Conclusie De gemiddelde competentiescores namen in het verloop van het 1e jaar toe (n=215). Bij twintig aios (9,3%) was er twijfel over doorgang naar het 2e jaar, drie aios stopten gedwongen de opleiding en vier vrijwillig. De competen-
14
ties hingen onderling samen (rs: .47 - .58), maar niet met
Dorpsstraat 12-14 3732 HJ De Bilt E-mail:
[email protected]
A1.2 Verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke aios huisartsgeneeskunde in scores op de kennistoets
Resultaten In het percentage juiste antwoorden vonden we geen verschil tussen mannelijke en vrouwelijke aios (OR=0.97, CI: 0.81-1.17). Wel was er een significant verschil bij de an-
Mokkink HGA, Dielissen P, Kramer A, Düsman H,
dere indicatoren: vrouwelijke aios hadden minder niet-
Bottema B
juiste antwoorden (OR=0.62, CI: 0.52-0.73) en vulden
UMC St Radboud
vaker “weet niet”in (OR=1.22 CI: 1.02-1.46).
Inleiding
Beschouwing
in de literatuur wordt melding gemaakt van man/vrouw
Vrouwelijke en mannelijke aios verschillen niet in de hoe-
verschillen in attitudes, werk- en leerstijlen bij medisch
veelheid “correcte”kennis. Echter, de uitkomsten lijken uit
studenten en aios. In Nederland vullen de aios huisartsge-
te wijzen dat vrouwen de kennistoets voorzichtiger invul-
neeskunde jaarlijks 2 maal een kennistoets in gedurende
len terwijl de mannelijke aios mogelijk meer zelf verzekerd
hun 3-jarige opleiding. De toets bestaat uit 160 items,
te werk gaan bij het invullen.
waarbij de juistheid van een stelling beoordeeld moet Trefwoorden: gender, huisartsopleiding, toetsing
se praktijksituaties en de antwoordmogelijkheden zijn
Wijze van presentatie: paper
A
worden De stellingen hebben betrekking op een alledaag“waar”, “niet waar”en “weet niet”. De vraag is of er man/ vrouw verschillen bestaan in de scores.
Correspondentie-adres Dr. H.G.A. Mokkink
Methode
UMC St Radboud
Er is gebruik gemaakt van de scores van 2622 toetsen die
Postbus 9101
tussen 2000 en 2007 door Nijmeegse aios huisartsge-
6500 HB Nijmegen
neeskunde zijn ingevuld. De scores zijn per aios geag-
E-mail:
[email protected]
gregeerd tot percentages “juist”, “niet juist”en “weet niet”.
NVMO | Congresboek 2009
Odds ratio’s zijn berekend op genormaliseerde scores.
15
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 522 | Sessie A1 Papers | Huisartsopleiding
A1.3 Wat vinden patiënten van een co-assistent in de huisartsenpraktijk? Een literatuurstudie
Resultaten en conclusie Tien artikelen bleken te voldoen aan de gestelde criteria. De meerderheid van de patiënten geeft toestemming voor
Mol SSL, Peelen JH, Kuyvenhoven MM
de aanwezigheid van de co-assistent en/of voor een con-
UMC Utrecht
sult door de co-assistent. Eerdere ervaring met een coassistent vergroot de kans op toekomstige participatie.
Probleemstelling
Emotionele problemen danwel seksuele problemen, als-
Het vinden van voldoende plaatsen voor co-assistenten in
mede de mogelijkheid dat er inwendig onderzoek verricht
huisartspraktijken is voor alle faculteiten in Nederland een
moet worden zijn de belangrijkste redenen om aanwezig-
groot probleem. Een van de zaken die huisartsen mogelijk
heid/deelname van een co-assistent te weigeren. Een
weerhoudt is het niet willen belasten van patiënten met
grote meerderheid van de patiënten is tevreden na het
een consult door een onvolleerde dokter. Het is de vraag
consult. Zij zien onder meer de volgende voordelen: beter
hoe patiënten zelf de aanwezigheid van co-assistenten
onderzoek, betere uitleg, meer tijd krijgen en het krijgen
beoordelen. Mochten zij hier positief tegenover staan,
van een second opinion. Daarnaast vinden patiënten het
dan kan dit bijdragen aan het motiveren van huisartsen
belangrijk om op deze wijze een rol te kunnen spelen in de
om co-assistenten op te leiden.
opleiding tot arts.
Onderzoeksvraag
Discussie
Welke determinanten beïnvloeden de toestemming en sa-
De houding van patiënten ten aanzien van de co-assistent
tisfactie van patiënten met betrekking tot de participatie
is overwegend positief. Dit kan huisartsen motiveren om
van co-assistenten in de huisartsenpraktijk?
deel te nemen aan de opleiding. Een kanttekening hierbij is dat bij een deel van de onderzoeken de respons laag
Methode
was of dat er onduidelijkheid was over de selectie van
In Pubmed (periode 1990-2009) werd gezocht naar on-
patiënten. Hierdoor zijn de resultaten mogelijk positiever
derzoeken waarin met behulp van een vragenlijst voor en/
dan gerechtvaardigd. In deze studies ontbreekt informatie
of na een huisartsgeneeskundig consult was gevraagd
over de wijze waarop toestemming is gevraagd en het ef-
naar de mening van de patiënt over de aanwezigheid van
fect hiervan op de toestemmingspercentages. Onderzoek
een co-assistent tijdens het consult.
hiernaar zou handvatten kunnen bieden voor de opleidingspraktijk.
Trefwoorden Search: • General practice en varianten daarop
Trefwoorden: co-schappen, huisartsopleiding
• Consultation AND/OR interview AND
Wijze van presentatie: paper
• Student AND/OR Medical student/senior student AND • Patient Congresboek 2009 | NVMO
Dr. S.S.L. Mol Via de sneeuwbalmethode werd verder gezocht.
UMC Utrecht
Inclusiecriteria:
Julius centrum
• dataverzameling via gestructureerde vragenlijst
Postbus 85500
• co-assistent geneeskunde in jaar 4,5 of 6 in huisartsen-
3508 GA Utrecht
praktijk • Engelstalig full text beschikbaar, adequate methodologie. Factoren die in de vragenlijsten bekeken zijn, zijn of de patiënt toestemming geeft/zou geven en welke motivatie een rol speelt om dit te doen, welke factoren de patiënt zou weerhouden van toestemming en welke factoren een
16
Correspondentie-adres
rol spelen in de tevredenheid over het consult.
E-mail:
[email protected]
A1.4 Mag ik U iets vragen? interviews met ‘nonresponders’
• De nonresponders beoordelen de inzet van de docenten ten aanzien van het project negatiever dan de responders
Schleypen H VU Medisch Centrum
Discussie De interviews met de ‘nonresponders’ leren ons dat aios
Probleemstelling
tijdens een leeractiviteit een inschatting maken van de
In een gecombineerd onderwijs- onderzoeksproject over
waarde ervan voor hun verdere ontwikkeling. Deze in-
patiëntenfeedback werd aan aios gevraagd om circa 20
schatting is van belang voor de te leveren inspanningen.
respondenen te werven. Het lukte 16 aios om tussen de
De beslissing om te stoppen met de activiteit is zonder
10 en de 20 respondenten te vinden. 6 Aios waren bedui-
overleg met de begeleiders genomen.
dend minder succesvol. Wat is/ zijn de reden(en) voor deze lage respons en wat leren we van hun ervaringen en
Meijerink e.a. beschrijven de wijze waarop aios in de huis-
in hoeverre verschillen zij van de groep die wel succesvol
artsopleiding leren en meer in het bijzonder welke leervor-
was in het verwerven van respondenten?
men zij daarbij gebruiken. Zij benadrukken het belang van ting in twee opzichten. Enerzijds is er het belang dat aios
De ‘nonresponders’ (minder dat 5 vragenlijsten ingeleverd)
toekennen aan inhoudelijke feedback op hun professio-
zijn telefonisch benaderd met de vraag of zij mee wilden
nele competenties. Anderzijds is er het belang van feed-
werken aan een interview. In dat contact is hen verzekerd
back van de begeleiders bij het nemen van beslissingen
dat deelname geen gevolgen heeft voor het vervolg van de
ten aanzien van het leerproces. Leren in de huisartsoplei-
huisartsopleiding. Als motivering is gegeven dat de Huis-
ding mag geen eenzaam leren worden.
A
feedback hierbij. Onze interviews bevestigen deze opvatMethode
artsopleiding hoopt op deze wijze informatie te krijgen die nuttig is voor de opzet van soortgelijke projectten in de toe-
Meijerink e.a. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, 2008,
komst. De verslagen van de interviews zijn geanalyseerd
jrg. 27 nr. 1
door de auteur en een tweede beoordelaar. Trefwoorden: feedback, huisartsopleiding Resultaten
Wijze van presentatie: paper
• Alle aios uit de groep ‘nonresponders’ werkten mee aan
van deelname aan het project • Het belang van patiëntenfeedback wordt door allen onderschreven • Bij enkele respondenten was het belang van het onderzoeksdeel van het project onduidelijk • Bij enkele respondenten was er sprake van belemmeringen in de stagepraktijk • Alle respondenten waren teleurgesteld over de kwaliteit van de feedback van de patiënten • De respondenten noemden spontaan of op verzoek verbeterpunten voor de gekozen opzet • De geïnterviewden hebben de beslissing om te stoppen zonder overleg met hun begeleiders genomen
Correspondentie-adres Drs. H. Schleypen VU Medisch Centrum De Boelelaan 1109 1081 HV Amsterdam E-mail:
[email protected] NVMO | Congresboek 2009
het interview • Alle respondenten stonden vooraf positief ten aanzien
• Een vergelijking tussen de responders en de nonresponders laat zien: • De nonresponders waarderen de kwaliteit van de feedback negatiever dan de responders
17
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 525 | Sessie A2 Papers
Taal, leergedrag, reflectie A2.1 Medisch Academisch Engels
dien deze werd aangeboden. Van de overige respondenten zegt 65% dat zij de vaardigheden al voldoende
Brouwer T, Dorresteijn JAN, Warris LT
beheersen. Slechts 1% vindt medisch academisch
KNMG Studentenplatform
Engels niet belangrijk genoeg. Ten slotte vinden zes van de tien respondenten (60%) dat medisch academisch
Probleemstelling
Engels een verplicht vak moet worden.
In Nederlandse geneeskundecurricula is momenteel weinig aandacht voor onderwijs in medisch academisch Engels.
Discussie
Hieronder verstaan wij de vaardigheid in zowel de Engelse
Uit dit onderzoek blijkt dat veel geneeskundestudenten
taal in het algemeen als het Engelstalige medisch weten-
behoefte hebben aan onderwijs in medisch academisch
schappelijk jargon, dat nodig is om op academisch niveau
Engels, waarbij met name aandacht moet zijn voor het
te kunnen schrijven, presenteren en discussiëren. Ondui-
ontwikkelen van de vaardigheden wetenschappelijk
delijk is of geneeskundestudenten tevreden zijn over hun
schrijven, presenteren en anamnesegesprekken voeren in
vaardigheden op dit gebied en of zij behoefte hebben aan
het Engels. Het KNMG Studentenplatform pleit daarom
extra onderwijs in medisch academisch Engels.
voor het creëren van meer gerichte onderwijsmogelijkheden op dit gebied en denkt graag mee over de praktische
Methode
invulling hiervan.
In december 2008 werden alle 10.504 student-leden van de KNMG per e-mail uitgenodigd voor een elektronische
Referentie
enquête, waarin ook vragen over andere onderwerpen
Dorresteijn JAN, Warris L, Brouwer TF. Medisch Acade-
werden gesteld. Aan de respondenten werd het volgende
misch Engels: “I have it a little bit difficult”. Arts in Spe
gevraagd:
5(2);2009 (studenteditie Medisch Contact).
• Of ze op dit moment de volgende taalvaardigheden op het gebied van medisch academisch Engels voldoende
Trefwoorden: medisch academisch Engels, studenten-
beheersen: lezen van een leerboek, lezen van een weten-
platform KNMG
schappelijk artikel, volgen van een college, wetenschap-
Wijze van presentatie: paper
pelijk schrijven, presenteren en anamnese afnemen. • Welke van de hiervoor genoemde taalvaardigheden zij vóór het einde van hun studie willen beheersen.
T. Brouwer
• Of ze behoeft hebben aan extra onderwijs in medisch
Markinxkade 86-huis
academisch Engels. Zo ja, onder welke voorwaarden?
1015 ZH Amsterdam
Zo nee, waarom niet?
E-mail:
[email protected]
Resultaten In totaal hebben 2460 studenten en coassistenten de enCongresboek 2009 | NVMO
quête ingevuld (23,4%). Slechts weinig respondenten gaven aan zich onvoldoende bekwaam te voelen in de Engelse taal om een studieboek (2%) of wetenschappelijk artikel (5%) te kunnen lezen of om een Engelstalig college te volgen (6%). Ongeveer een derde van alle respondenten meende daarentegen onvoldoende vaardig te zijn in de Engelse taal om te kunnen presenteren (28%), een wetenschappelijk artikel te schrijven (32%) en een anamnesegesprek te voeren (37%). Vrijwel alle respondenten antwoordden desgevraagd echter dat zij alle genoemde vaardigheden willen beheersen vóór het einde van hun studie. Acht op de tien respondenten (82%) zouden deel-
18
Correspondentie-adres
nemen aan een cursus medisch academisch Engels in-
A2.2 Een taaltoets voor eerstejaars geneeskunde studenten: motieven en resultaten ‘Ik hoop dat u begrippen hiervoor heeft, want ik ben niet iemand die officieus is’
voldoende. Iets meer dan de helft van de studenten (51%) haalde op een of meer onderdelen een onvoldoende. Eén student volgde een intensieve cursus basisnederlands. Niemand volgde de werkcolleges grammatica, spelling of stijl. Net als bij andere faculteiten is er bij geneeskunde
Dankbaar MEW, Stegers-Jager K, Themmen APN
studenten een positieve relatie tussen studievoortgang en
Erasmus MC
taalvaardigheid. Met name bij de onderdelen stijl en grammatica hebben studenten met een voldoende significant
Inleiding
meer studiepunten halverwege het eerste jaar. Van de
Het Erasmus MC besteedt in het BaMa curriculum aan-
studenten met een onvoldoende (n=223) heeft 80% in juni
dacht aan onderwijs in academisch redeneren en schrij-
de (deel)toets opnieuw gedaan. De overige onderzoeks-
ven. Om te onderzoeken welk niveau taalbeheersing de
vragen worden tijdens het congres beantwoord.
eerstejaars studenten een diagnostische taaltoets aan-
Conclusie en discussie
geboden, zodat studenten een eventuele deficiëntie in
Bij een verplichte afname van een (diagnostische) taal-
hun taalvaardigheid kunnen bijspijkeren. De vragen die we
toets bij eerstejaars geneeskunde studenten presteert
hierbij hebben onderzocht zijn:
51% van de studenten op tenminste een (van de vier)
• In hoeverre ondernemen studenten met een onvoldoen-
onderdelen van een gevalideerde taaltoets onder VWO
de op de taaltoets remediërende activiteiten? • Scoren deze studenten beter bij de 2 afname van de e
toets (na 5 maanden)? • Is er een samenhang tussen de resultaten op de taaltoets en algemene studieprestaties?
A
studenten hebben, is in het collegejaar 2008/2009 alle
niveau. Stijl scoort het slechtst. Bij een vrijblijvend aanbod van taalcursussen is de opkomst van studenten met een deficiëntie erg laag. Een vraag is in hoeverre de kennis van een onvoldoende score op de toets studenten aanzet tot informele leeractiviteiten en mogelijk een hogere score
• Is er een samenhang tussen de resultaten op de taal-
in juni ‘09. Het Erasmus MC overweegt om een voldoen-
toets en beoordeling van de schrijfopdrachten in het
de op de taaltoets verplicht te stellen, bijvoorbeeld door
kader van academische vorming?
koppeling met het Bindend Studie Advies.
Methode en opzet
Ackermann M (2008) Eindrapport Plan taalbeheersing
De door het Taalcentrum van de Erasmus Universiteit ge-
FSW, ’07-’08, RISBO
valideerde taaltoets meet de taalbeheersing van studenten op VWO niveau en bestaat uit de onderdelen basisneder-
Trefwoorden: taaltoets
lands, grammatica, spelling en stijl. In het collegejaar
Wijze van presentatie: paper
steld voor alle eerstejaars van het Erasmus MC. De toets
Correspondentie-adres
werd online afgenomen in een gecontroleerde omgeving.
Drs. M.E.W. Dankbaar
Na afloop kregen de studenten per onderdeel een score,
Erasmus MC
waarna ze hun taalkennis konden bijspijkeren. Deze reme-
Postbus 2040
diërende activiteiten waren een verantwoordelijkheid voor
3000 CA Rotterdam
de student zelf. In juni ‘09 werd de toets opnieuw afgeno-
E-mail:
[email protected]
men bij studenten met tenminste één onvoldoende. Resultaten Van de eerstejaars (n=456) heeft 96% de toets gemaakt. De toets bestond uit 4 onderdelen. Voor basisnederlands
NVMO | Congresboek 2009
2008/09 is de taaltoets als pilot gestart en is verplicht ge-
(norm 90% goed) haalde 91% een voldoende. Voor grammatica (norm 75%) haalde 92% een voldoende. Voor spelling en stijl (norm 70%) haalde 78% resp. 59% een
19
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 525 | Sessie A2 Papers | Taal, leergedrag, reflectie
A2.3 Meten van het leereffect tijdens het kernblok Algemene Pathofysiologie met behulp van een drievoudige interimtest: Verschil in leergedrag tussen bachelorstudenten
statistisch significante toename in de score (13%) van één van de themavragen waargenomen (p<0,001). De studenten die aan het responsiecollege deelnamen scoorden gemiddeld een half punt hoger op de bloktentamen (p<0,01); tevens scoorden vrouwelijke studenten gemiddeld 0,3 punt hoger dan mannelijke (p=0,02). De score
Olde Bekkink M, Wilde P de, Muijen G van,
van de trefwoordentest correleerde niet met die van het
Leunissen R, Jong R de, Ruiter D
bloktentamen.
UMC St Radboud Discussie Probleemstelling
De gebruikte drievoudige interimtest laat een leereffect
In het licht van Evidence Based Education is het relevant
over trefwoorden zien van de voorbereidende zelfstudie
om goed geinformeerd te zijn over het leereffect van ver-
en het toegevoegde leereffect van de werkgroep en het
schillende onderwijsvormen. Hiertoe ontwierpen wij een
responsiecollege. Validering van de interimtest is gaande
drievoudige interimtest, deels gebaseerd op het duiden
om de betrouwbaarheid ervan te bepalen. De bijkomen-
van trefwoorden representatief voor begrippen en con-
de vragen in de test en de systematische documentatie
cepten uit de algemene pathofysiologie. Onze verwach-
van de studentgegevens per blokonderdeel verschaffen
ting is dat het leereffect per onderwijsvorm inzicht geeft in
relevante gegevens over het leergedrag. Het verschil in
het leergedrag.
leergedrag, zoals blijkt uit de lagere inzet van mannelijke studenten bij de zelfstudie, en hun lagere score op het
Methode
bloktentamen, noopt tot verdere bezinning.
De test bestond uit vier extended matching vragen over trefwoorden die in het blokboek vermeld waren; twee gin-
Trefwoorden: gender, leergedrag
gen over de werkgroep (baarmoederhalskanker) en twee
Wijze van presentatie: paper
over het bredere thema van de blokepisode (gezwelleer). Enkele bijkomende vragen betroffen zelfreflectie op het
Correspondentie-adres
eigen leergedrag: het aantal uren besteed aan de voorbe-
Prof. D.J. Ruiter
reidende zelfstudie, het eigen inzicht in de thematiek en
UMC St Radboud
de participatie aan de discussie (vijfpunts Likert schaal).
Postbus 9101
De test werd op drie momenten afgenomen tijdens het
6500 HB Nijmegen
kernblok Algemene Pathofysiologie: bij het begin (t=0) en
E-mail:
[email protected]
eind (t=1) van de werkgroep, en na het responsiecollege (t=2). Alle 400 studenten namen aan de werkgroep deel; het responsiecollege werd door 160 studenten bijgewoond. De scores per student werden vergeleken tussen Congresboek 2009 | NVMO
de verschillende tijdstippen en met het resultaat van het bloktentamen. Resultaten De scores van de twee werkgroep gerelateerde vragen nam significant (p<0,001) toe: van respectievelijk 47% op t=0 naar 62% op t=1, en van 30% op t=0 naar 65% op t=1, waarbij opviel dat de score van vrouwelijke studenten op t=0 reeds relatief hoog was. De scores van de themavragen veranderde minder dan 2%. Het inzicht in de thematiek nam met 1,2 punten toe (vijfpunts Likert schaal). Vrouwelijke studenten hadden gemiddeld een half uur
20
meer besteed aan de voorbereiding. Op t=2 werd een
A2.4 Beïnvloedende factoren bij het beoordelen van reflectie in onderwijs en onderzoek
praktijk te hebben. Rekening houdend met deze factoren werden de volgende richtlijnen opgesteld voor het beoordelen van reflectie. • Gebruik altijd een duidelijke definitie van reflectie en zorg
Koole S, Aper L, Derese A Universiteit Gent
dat alle betrokkenen (studenten, beoordelaars, onderzoekers, enz) deze definitie begrijpen en hanteren. • Communiceer duidelijk aan alle betrokkenen wat be-
Probleemstelling
schouwd wordt als goede en minder goede reflectie
Reflecteren komt steeds meer op de voorgrond in het
• Houdt rekening met mogelijke bias bij gebruik van zelf-
medisch onderwijs als belangrijke bekwaamheid voor art-
beoordelingmethoden voor reflectie (bijvoorbeeld vra-
sen in het belang van hun professionele ontwikkeling en
genlijsten) door inadequate zelfperceptie-vaardigheden.
efficiënt klinisch handelen. In de praktijk blijkt het beoor-
• Een weergave van de gebeurtenis waarop de reflectie is
delen van reflectie echter geen evidentie. Dit probleem
gebaseerd geeft beoordelaars een extra referentiekader
stelt zich zowel in onderwijssettings waar studentenre-
om reflectie te evalueren. Dit kan bijvoorbeeld via video-
flecties beoordeeld worden, als in onderzoekssettings om
opnames of aan de hand van een bespreking door een
de effecten ervan te onderzoeken.
aanwezige begeleider. De beoordelaars krijgen door dit
De beschreven bevindingen kaderden binnen een onderzoeksproject om reflectie van studenten geneeskunde
A
kader een inzicht in de werkelijke gebeurtenis. Dit helpt Methode/opzet
bij het interpreteren en beoordelen van de reflecties. • Wees aandachtig voor contextfactoren bij het interpreteren (en rapporteren) van reflectiebeoordelingen.
naar aanleiding van een klinische authentieke ervaring (consultatie) te beoordelen. Als eerste stap binnen dit pro-
Aansluitend op deze richtlijnen werd een beoordelings-
ject werd de vraag gesteld: “Welke factoren bemoeilijken
methode voor reflectie ontwikkeld en toegepast, die te-
het beoordelen van reflectie?” Op basis van literatuur
vens kort toegelicht zal worden tijdens de presentatie.
(search met de zoektermen reflection, assessment, medical education en inclusiecriteria Engelstalig, vanaf 1980 in
Trefwoorden: reflectie
ISI Web of Science en Pubmed; opbrengst eerst ge-
Wijze van presentatie: paper
screend op titel, daarna op abstract, enkel relevante artikels werden gelezen) en ervaringen van pilootonderzoek
Correspondentie-adres
(waarin 4 studenten via video geobserveerd werden tij-
S. Koole
dens een simulatiepatiënten-consult; naderhand reflec-
Universiteit Gent
teerden zij hierop; spontaan, na herbekijken van het con-
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
sult en in een tweegesprek met een supervisor) werden
De Pintelaan 185, 3K3
verschillende factoren geïdentificeerd.
9000 Gent België
Resultaten Het literatuuronderzoek leverde 217 titels op; op basis van de abstracts werden 36 artikels behouden die grondig werden gelezen. Factoren die de beoordeling van reflectie bemoeilijken waren: onduidelijke definiëring van het begrip reflectie, standaarden om het niveau van reflectie te duiden, de impact van verschillende beoordelingsmethodes (vragenlijsten, interviews, coderen van reflectieverslagen...) op de verkregen resultaten en de context
NVMO | Congresboek 2009
E-mail:
[email protected]
(verplichte onderwijsopdracht, introductie, formatieve/ summatieve beoordeling, ...) van de reflectiebeoordeling. Implicaties voor de praktijk. De vermelde factoren bleken allen een weerslag op de beoordeling van reflectie in de
21
Congresboek 2009 | NVMO
22
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie A3
Symposium Modernisering vervolgopleidingen A3.1 Transparant in opleiden en visiteren
richte opleiding betekent ook een meer competentiegerichte manier van visiteren. De gemoderniseerde opleiding
KNMG
zal qua structuur, proces en uitkomst meer middels door CCMS/MSRC vastgestelde indicatoren worden getoetst.
Thema
Aansluitend op het deel “het maken van een lokaal oplei-
De vervolgopleidingen voor AOIS zijn in de afgelopen ja-
dingsplan” zal aan de hand van genoemde stappen toe-
ren gemoderniseerd. De opleidingsplannen zijn nu gereed
gelicht worden hoe de gemoderniseerde opleidingen in
en de regelgeving is rond. Een volgende (al gaande) stap
de toekomst zullen worden gevisiteerd.
in dit proces is het implementeren van de opleidingsplannen. Hoe vertaalt u als opleider het opleidingsplan van uw
In september kunt u meer informatie over deze symposia
vereniging naar uw lokale situatie met daarbij in uw ach-
vinden op de website: www.knmg.nl/hetnieuweopleiden
terhoofd hoe u daarop wordt “getoetst”. Dit laatste betreft de wijze waarop in de toekomst zal worden gevisiteerd.
Trefwoorden: vervolgopleidingen, opleidingsplan, visitatie Wijze van presentatie: symposium
Het doel van het symposium is om u als opleider c.q. be-
Correspondentie-adres
trokkene bij het opleiden van AIOS te informeren over het
V. van Schelfhout- van Deventer
maken van een eigen, lokaal opleidingsplan dat is afge-
Mercatorlaan 1200
stemd op het landelijke plan van uw vereniging. Aanslui-
3528 BL Utrecht
tend hierop zal de nieuwe aanpak van visiteren worden
E-mail:
[email protected]
A
Doel
gepresenteerd. Na de inleidingen wordt u uitgenodigd om met de inleiders in discussie te gaan c.q. vragen te stellen. Voor wie? De doelgroep is opleiders, stafleden/docenten van alle vervolgopleidingen en opleidingsinstituten, AIOS en anderen die betrokken zijn bij de modernisering en visitatie van de vervolgopleidingen. Tijdens het symposium komen twee onderwerpen aan bod: 1 | Het maken van een lokaal opleidingsplan De landelijke opleidingsplannen beschrijven de opleiding in het specialisme, waarbij over het algemeen veel ruimte wordt gelaten voor invulling op lokaal of regionaal niveau. aangeven hoe de opleiding in hun setting is vormgegeven. Daarvoor is de ontwikkeling van een lokaal/regionaal opleidingsplan nodig. In dit symposium wordt u stapsgewijs uitgelegd hoe u als opleider uw lokale opleidingsplan met behulp van de digitale opleidingsmatrix vorm kunt geven. 2 | Modern opleiden: hoe visiteren? Tijdens dit gedeelte wordt ingegaan op de visitatie van de opleidingsinrichtingen en opleiders. Bij visitatie wordt ge-
NVMO | Congresboek 2009
In de toekomst zal van opleiders worden verwacht dat ze
checkt of aan alle eisen van het Kaderbesluit en het specifieke besluit wordt voldaan. In de huidige situatie behelst dit een voornamelijk procedurele toetsing van de structurele kenmerken van de opleiding. Een competentiege-
23
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4
Wetenschappelijke papers Internationalisering, evaluatie, EBM, studierendement A4.1 Culturele invloeden op innovatie van medische curricula
Conclusie Hofstede’s dimensies Machtsafstand en Onzekerheidsvermijding correleren negatief met PGC en de dimensie
Jippes M, Majoor GD
Individualisme correleert positief met PGC. Wereldwijd
Universiteit Maastricht
kunnen dimensies van nationale cultuur dus interfereren met de implementatie van geïntegreerde, en dus bijvoorbeeld probleem-gestuurde, curricula.
Achtergrond Probleem-gestuurde en geïntegreerde curricula zijn in medische faculteiten over de hele wereld ingevoerd, maar
Discussie
er zijn bijvoorbeeld in Europa opmerkelijke verschillen tus-
In een land met een hoge score op Machtsafstand kan de
sen landen in het relatieve aantal faculteiten met geïnte-
daar geaccepteerde autocratische positie van vakgroep-
greerde curricula . O.a. Hofstede heeft aangetoond dat
voorzitters de multidisciplinaire samenwerking die nodig
nationale cultuur doorwerkt in het functioneren van een
is voor de invoering van een geïntegreerd curriculum be-
organisatie, zoals bijvoorbeeld een medische faculteit2. In
lemmeren. Een hoge score op Onzekerheidsvermijding
deze studie is de relatie onderzocht tussen nationale cul-
kan vernieuwing remmen door strikte universitaire regels
tuur en de adoptie van geïntegreerde medische curricula
en nationale wetten. Een lage score op Individualisme kan
bij faculteiten in 63 landen in alle werelddelen.
de individuele vernieuwingsdrang van werknemers rem-
1
men ter behoud van harmonie in de organisatie. Een faMethode
culteit in een land met een of meer van de genoemde
Probleem-gestuurde en geïntegreerde curricula zijn te va-
culturele karakteristieken zou daar bij de voorbereiding
riabel om ze scherp te kunnen definiëren. Daarentegen
van een gewenste overgang van een disciplinair naar een
konden curricula eenduidig als niet-geïntegreerd worden
geïntegreerd curriculum rekening mee moeten houden.
gedefiniëerd indien tenminste twee van de drie basisvak-
Of deze culturele dimensies onafhankelijk van elkaar ope-
ken Anatomie, Biochemie en Fysiologie als aparte cursus
reren of dat zij elkaar versterken zal in vervolgonderzoek
aanwezig waren. Cultuur is gedefinieerd met behulp van
onderzocht worden.
vier dimensies van cultuur zoals onderscheiden door Hofstede: Machtsafstand, Onzekerheidsvermijding, Masculi-
Literatuur
niteit/Femininiteit en Individualisme/Collectivisme. Hof-
1
stede’s scores van landen op deze dimensies hadden
adoption of integrated and problem-based curricula in
betrekking op 63 landen. Uit elk van de landen met meer
Europe. Med Educ. 2008 Mar;42(3):279-85.
dan 15 medische faculteiten (range 16-148) is zo nodig
2
random een steekproef getrokken zodat van elk land ten-
lues, Behaviors, Institutions, and Organizations across
minste 10% van alle medische faculteiten gerepresen-
Nations. New York: Sage Publications; 2001.
Jippes M, Majoor GD. Influence of national culture on the
Hofstede G. Culture’s Consequences. Comparing Va-
teerd was. De steekproef omvatte 484 faculteiten uit het
Congresboek 2009 | NVMO
totaal van 1195 faculteiten. Informatie over de curricula
Trefwoorden: curriculumontwikkeling, internationalisering
van deze faculteiten werd van internetsites verkregen, van
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
collega’s of van zusterfaculteiten. De curricula zijn onafhankelijk van elkaar geklasseerd door beide auteurs.
M. Jippes Resultaten
Universiteit Maastricht
Over 466 curricula werd informatie verkregen (91%). Een
Raccordement 104B
hoge score op Machtsafstand van een land correleerde
6221 HD Maastricht
met een laag percentage geïntegreerde curricula (PGC;
E-mail:
[email protected]
p=0.01), een hoge score op Onzekerheidsvermijding met een laag PGC (p=0.00) en een hoge score op Individualisme met een hoog PGC (p=0.00). De score op Masculiniteit/Femininiteit correleerde niet met PGC.
24
Correspondentie-adres
A4.2 Cursusevaluaties op basis van ‘predicties’ in plaats van opinies: minder respondenten nodig voor vergelijkbare uitkomsten
de 5% niet meer overschreed (kritieke punt). Verschillen in aantallen respondenten nodig voor stabiele uitkomsten werden getoetst middels ANOVA. Resultaten
Schönrock-Adema J, Cohen-Schotanus J
In beide studies vereiste de schattingsmethode significant
UMC Groningen
minder respondenten (p<.001). Het kritieke punt lag, gemiddeld over vragen en iteratieve procedures, op 72 en
Probleemstelling
115 respondenten voor de opiniecondities (Studie 1 res-
Een regelmatig terugkerend probleem bij cursusevalua-
pectievelijk Studie 2) en op 24, 22 respectievelijk 8 res-
ties is een lage respons met als gevaar het optreden van
pondenten voor de schattingscondities met prijs (Studie
bias. Hierdoor komt de geloofwaardigheid van de uitkom-
1), zonder prijs (Studie 2) en met informatie (Studie 2). De
sten in het geding. Geïnspireerd door positieve uitkom-
motivationele interventie versterkte het effect niet, de cog-
sten van verkiezingsonderzoek dat aantoont dat het voor-
nitieve interventie wel. De antwoordpatronen (gemiddelde
spellen van de zetelverdeling betere uitkomsten geeft dan
scores) in de verschillende condities vertoonden vergelijk-
klassieke opiniepeilingen1, hebben wij het ‘predictiemo-
bare uitkomsten.
- evenals bij het verkiezingsonderzoek - gebaseerd op
Conclusie
Spearman-Browns’ axioma dat bij predicties persoonlijke
Deze studie toont aan dat het schatten van gemiddelde
bias wordt gereduceerd. We verwachtten dat er minder
evaluatie-uitkomsten responsproblemen bij evaluaties
respondenten nodig zijn wanneer studenten voorspellen
kan verminderen terwijl de uitkomst hetzelfde is. Voordat
hoe hun jaargenoten de cursus gemiddeld zullen beoor-
de methode in de praktijk kan worden toegepast is meer
delen dan wanneer studenten hun eigen opinie noteren.
onderzoek nodig naar de meest geschikte schaal voor het
Tevens verwachtten we dat twee interventies, bedoeld
schatten.
A
del’ toegepast op cursusevaluatie. Onze hypothese was
om persoonlijke bias verder te reduceren, dit effect zouden versterken.2
Referenties 1. Hofstee WKB, Schaapman H. Bets beat polls: averaged
Methode Twee studies werden in opeenvolgende jaren uitgevoerd
predictions of election outcomes. Acta Politica 1990;25 (3):257-70.
onder eerstejaarsstudenten (N=380 respectievelijk 450).
2. Babad E. Wishful thinking among voters: motivational
In Studie 1 werd de helft van de studenten gevraagd naar
and cognitive influences. Int J Public Opinion Res
hun opinie (respons N=150), terwijl de andere helft de uit-
1997;9 (2):105-25.
Daarbij werd een prijs uitgeloofd voor de drie beste schat-
Trefwoorden: kwaliteitszorg
tingen (motivationele interventie). In Studie 2 gaf de helft
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
van de studenten hun eigen mening (respons N=221), een kwart schatte (zonder prijs) de uitkomsten van de
Correspondentie-adres
eerste groep (respons N=95) en een kwart schatte de uit-
Dr. J. Schönrock-Adema
komsten met de resultaten van het jaar ervoor ter infor-
UMC Groningen
matie (cognitieve interventie - respons N=86). De evalua-
A. Deusinglaan 1
tie bestond uit 9 vragen. Net als in het verkiezingsonderzoek
9713 AV Groningen
werd een Bayesiaanse benadering gekozen door in een
E-mail:
[email protected]
iteratief proces per conditie per vraag het aantal studenten te bepalen dat minimaal nodig was voor een stabiele
NVMO | Congresboek 2009
komsten van de eerste groep schatte (respons N=114).
uitkomst. Deze iteratieve procedure werd per vraag 4 maal uitgevoerd. De uitkomst werd als stabiel beschouwd vanaf dat punt waarop, ook na toevoeging van extra respondenten, de afwijking van de totale respondentgroep
25
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4 Wetenschappelijk papers | Internationalisering, evaluatie, EBM, studierendement
A4.3 Barrières van AIOS bij het toepassen van evidence based medicine in de dagelijkse praktijk: een systematisch literatuuroverzicht
De door AIOS meest genoemde barrières waren beperkte beschikbare tijd (28 – 85% van de AIOS; alle studies), negatieve attitude ten aanzien van EBM en beperkte kennis en vaardigheden. In vier studies werden barrières genoemd die specifiek gelden voor assistenten in opleiding,
Dijk N van
en niet of minder voor reeds geregistreerde medisch spe-
AMC
cialisten. Voorbeelden hiervan waren negatieve invloeden van de stafleden, eigen beperkte ervaring met het toepas-
Doelstelling
sen van EBM en beperkte mogelijkheden om de omstan-
Artsen worden geacht te werken volgens de principes van
digheden in het ziekenhuis te beïnvloeden.
evidence based medicine (EBM). De ervaring leert echter dat onvoldoende tijd en vaardigheden belangrijke barriè-
Conclusie
res zijn bij het toepassen van EBM in de dagelijkse prak-
AIOS ervaren naast de bekende barrières bij het toepas-
tijk. AIOS hebben mogelijk extra barrières bij het toepas-
sen van EBM in de praktijk ook specifieke barrières gere-
sen van EBM, omdat hun praktijkvoering sterk wordt
lateerd aan het feit dat zij in opleiding zijn. Door deze bar-
beïnvloed door het onderwijssysteem, de cultuur in het
rières te benoemen in het onderwijs over EBM en tevens
ziekenhuis en de attitude van hun supervisoren. Doel van
de AIOS en hun instituten manieren aan te reiken om ade-
dit onderzoek was de beschikbare literatuur, over de bar-
quaat om te gaan met deze barrières kan het EBM onder-
rières die AIOS ervaren bij het toepassen van EBM in de
wijs aan AIOS mogelijk effectiever blijken.
praktijk, systematisch te beoordelen en samen te vatten. Trefwoorden: EBM, vervolgopleiding Methoden
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
We doorzochten MEDLINE, EMBASE, de Cochrane Library, CINAHL en ERIC, met de zoektermen ‘internship,
Correspondentie-adres
intern, residency, resident, clinical clerkship, evidence-
Dr. N. van Dijk
based medicine, EBM, evidence based medical practice’
AMC
en voor de specifieke database relevante synoniemen.
Meibergdreef 15
Daarnaast werden de abstracts van relevante congressen
1105 AZ Amsterdam
handmatig doorzocht en vroegen we experts met publi-
E-mail:
[email protected]
caties op dit terrein naar aanvullende suggesties voor studies. We includeerden studies die voldeden aan de volgende inclusie-criteria: 1) originele studies, 2) populatie: aios 3) uitkomstmaat: beschrijving, frequentie en/of belang van barrières bij evidence based handelen in de dagelijkse praktijk. Twee beoordelaars beoordeelden Congresboek 2009 | NVMO
onafhankelijk van elkaar of studies op basis van titel, samenvatting en uiteindelijk de volledige tekst voldeden aan de inclusiecriteria. Beoordeling van de methodologische kwaliteit van de studies en data-extractie werden uitgevoerd door 2 onafhankelijke beoordelaars aan de hand van vooraf vastgestelde criteria (conform STROBE, CONSORT en JAMA - kwalitatieve studies). Resultaten De zoektocht resulteerde in 511 titels, 84 abstracts en 3 studies gesuggereerd door experts, waarvan er uiteindelijk 9 resulteerden na toepassing van de in- en exclusiecri-
26
teria. De kwaliteit van de geïncludeerde studies was hoog.
A4.4 Relatie tussen zelfstudie, nevenactiviteiten en behaalde studiepunten
aan onderzoeksactiviteiten (t=3.365; df=1543; p<0.01). Direct geplaatste studenten (8 plus) verschilden niet significant van lotingstudenten wat betreft het aantal zelfstu-
Akkeren EA van, Hell EA van, Erich MH,
die-uren (t=0.929; df =1428; p>0.05), maar besteedden
Cohen-Schotanus J
meer tijd aan de studievereniging (t=-2.812; df=1542;
UMC Groningen
p<0.05) en onderzoeksactiviteiten (t=-2.464; df=1544; p<0.05).
Het kabinet streeft naar verhoging van het percentage
Discussie
hoger opgeleiden in Nederland (Onderwijsraad, 2008).
Studenten die meer tijd aan zelfstudie besteden, behalen
Verbetering van onderwijsrendementen is daarom be-
niet meer studiepunten. De hoeveelheid tijd besteed aan
langrijk. Om dat te bereiken is inzicht nodig in factoren die
nevenactiviteiten hangt zowel positief (onderzoeksactivi-
van invloed zijn op het rendement. De inzet van studenten
teiten) als negatief (studentenvereniging en vrijwilligers-
blijkt één van de factoren te zijn die samenhangt met stu-
werk) samen met het aantal behaalde studiepunten. De
diesucces (Van den Berg & Hofman, 2005). Dit onderzoek
voor de hand liggende aanname dat het onderwijsrende-
richt zich op de relatie tussen tijd besteed aan zelfstudie
ment zal verbeteren wanneer studenten meer tijd aan hun
en nevenactiviteiten en behaalde studiepunten.
studie besteden en minder tijd aan nevenactiviteiten
A
Probleemstelling
wordt door de uitkomsten van dit onderzoek niet onderMethode
steund. Verder onderzoek naar verbanden tussen tijdsbe-
Aan alle bachelor- en eerstejaars masterstudenten
steding van studenten en studiesucces is nodig om de
Geneeskunde van de RUG (n=1631) werd een vragenlijst
samenhang te kunnen verklaren.
voorgelegd betreffende tijdsbesteding aan zelfstudie en nevenactiviteiten (onderverdeeld in: bijbaan, sportvereni-
Literatuur
ging, studievereniging, studentenvereniging, onderzoeks-
1. Onderwijsraad (2008). Een succesvolle start in het ho-
activiteiten, student-assistentschap, vrijwilligerswerk en
ger onderwijs. Den Haag: OBT bv.
tweede studie). Op een 6-puntsschaal (n.v.t. - minder dan
2. Berg, M.N. van den & Hofman, W.H.A. (2005). Student
4 uur – … - meer dan 20 uur) gaven studenten aan hoe-
success in university education: a multi-measurement
veel uren gemiddeld per week ze hieraan besteedden.
study of student and faculty factors on study progress.
Daarnaast noteerden zij geslacht, wijze van toelating
In: Higer Education, 50 (3), p. 413-446.
delen. De gegevens werden geanalyseerd met behulp van
Trefwoorden: studierendement
(partiële)correlaties en t-toetsen.
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
Resultaten
Correspondentie-adres
In totaal vulden 1575(97%) studenten de vragenlijst in. De
E.A. van Akkeren
hoeveelheid zelfstudietijd vertoonde geen verband met
UMC Groningen
het behaalde aantal studiepunten (r=0.012, p>0.05). Het
A.Deusinglaan 1
aantal uren besteed aan nevenactiviteiten vertoonde een
9713 AV Groningen
negatief verband (r=-0.077, p<0.05) met het behaalde
E-mail:
[email protected]
aantal studiepunten. Van de afzonderlijk nevenactiviteiten vertoonden tijd besteed aan een studentenvereniging (r=-0.168; p<0.01) en vrijwilligerswerk (r= -0.073; p<0.05) een negatief verband en tijd besteed aan onderzoeksactiviteiten een positief verband met het aantal behaalde
NVMO | Congresboek 2009
(direct of loting) en de tot dan toe behaalde studieonder-
studiepunten (r= 0.066; p<0.05). Vrouwen besteedden niet meer tijd aan zelfstudie dan mannen (t=-1.479; df=1428; p>0.05). Mannen besteedden meer tijd aan nevenactiviteiten (t=2.117; df=1506; p<0.01), met name
27
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 531 | Sessie A5
Posters Leren in de kliniek A5.1 Bevorderen van veilig en doelmatig werken met een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS): mogelijkheden voor effectieve scholingsinterventies.
een afwijzende houding, veel weerstand en zich weinig bewust zijn van mogelijke fouten. Conclusie Deze resultaten laten zien welke factoren verondersteld
Stiphout F van, Braak E ter
worden invloed te hebben op veilig gebruik van het EVS.
UMC Utrecht
Deze factoren zijn merendeels gedragsmatig en dus beïnvloedbaar met voorlichting en scholing en tevens door
Probleemstelling
oefening in het gebruik van metacognitieve technieken
Bevorderen van patiëntveiligheid is de belangrijkste reden
om zich meer bewust te worden van mogelijke vergissin-
voor invoering van Elektronische Voorschrijf Systemen
gen en fouten. Verschillen tussen gebruikers in attituden
(EVS). Dit is alleen realiseerbaar als artsen op de juiste
ten opzichte van het EVS gaan samen met verschillen in
manier met het systeem werken. Sommige studies
bewust zijn van mogelijke vergissingen en fouten.
rapporteren dat door invoering van een EVS ook weer nieuwe fouten ontstaan(1;2).
Voor scholingsinterventies
Discussie
met als doel EVS gebruik veiliger en doelmatiger te maken,
De suboptimale scholing bij invoering van het EVS heeft on-
besloten wij te onderzoeken welke factoren invloed hebben
tegenzeggelijk invloed gehad op de resultaten. Deze scho-
op (on-)veilig werken met het systeem in de praktijk.
ling is echter waarschijnlijk vergelijkbaar met andere ziekenhuizen. Scholing gericht op bevordering van patiëntveiligheid
Methode
en doelmatigheid bij elektronisch voorschrijven moet reke-
Setting: polikliniek interne geneeskunde van een Universi-
ning houden met de verschillende typen gebruikers.
tair Medisch Centrum waar een jaar eerder een EVS was ingevoerd. Populatie: vijf artsen in opleiding tot specialist,
Referenties
zes internisten, doelgericht geselecteerd totdat saturatie
(1)
increased mortality after implementation of a commer-
views door FS. Data-analyse: kwalitatief, FS structureerde
cially sold computerized physician order entry system. Pediatrics 2005; 116(6):1506-1512.
en codeerde de data op basis van literatuur(1-3). Categorieen, subcategorieën en concepten werden vastgesteld door
(2)
Koppel R, Metlay JP, Cohen A et al. Role of computerized physician order entry systems in facilitating medication
discussie tussen de auteurs. Een model werd geconstru-
errors. JAMA 2005; 293(10):1197-1203.
eerd volgens de methode van de “Grounded Theory”(4). (3)
Ash JS, Sittig DF, Dykstra RH, Guappone K, Carpenter
Resultaten
JD, Seshadri V. Categorizing the unintended sociotechni-
De geïnterviewde artsen hadden een tekort aan kennis en
cal consequences of computerized provider order entry. Int J Med Inform 2007; 76 Suppl 1:S21-S27.
vaardigheden met betrekking tot functionaliteiten. Er leefden verkeerde aannames over (on-)mogelijkheden van Congresboek 2009 | NVMO
28
Han YY, Carcillo JA, Venkataraman ST et al. Unexpected
bereikt was. Data verzameling: semi-gestructureerde inter-
het EVS. Zij kenden slechts ten dele de beoogde voor-
(4)
Boeije HR. Analysis in qualitative research. 2009. London: Sage.
delen, onderlinge werkafspraken en de beschikbaarheid van hulp bij het EVS gebruik. Elektronisch voorschrijven
Trefwoorden: vervolgopleiding, elektronisch voorschrijf-
was nog niet door allen geheel opgenomen in de werk-
systeem
routine. We vonden een samenhang tussen attituden en
Wijze van presentatie: poster
bewust zijn van mogelijke vergissingen en fouten met het EVS. We identificeerden drie typen gebruikers: koplopers
Correspondentie-adres
(“digital natives”) toonden een enthousiaste, uitgesproken
Drs. F. van Stiphout
positieve attitude, maar waren zich beperkt bewust van
UMC Utrecht
mogelijke fouten. Beredeneerders (“digital immigrants”)
Heidelberglaan 100, Huispost: L00407
hadden een kritische, maar overwegend positieve attitu-
3584 CX Utrecht
de; zij toonden zich (zeer) bewust van de kans op fouten.
E-mail:
[email protected]
De achterhoede (“digital dinosaurs”) kenmerkte zich door
A5.2 De rol van video-assisted real-time simulation (VARS) bij het aanleren van de systematisch opvang van het ernstig zieke kind
scenario 2 met een nieuw klinisch probleem (anafylaxie). Alle scenario’s werden blind door een beoordelaar gescoord met een gestructureerde checklist (ja/nee) op medisch-inhoudelijke aspecten, structuur en tijd. Het tijdig behalen van “kritische acties” werd extra zwaar meegewo-
Coolen EHAJ, Draaisma JMTh, Loeffen JL
gen in de uiteindelijke score. Aan de start en het einde van
UMC St Radboud
het centraal klinisch onderwijs werden alle co-assistenten (n=88) getoetst op kennis (MCQ) en zelfvertrouwen (VAS-
Probleemstelling
score) met betrekking tot de acute kindergeneeskunde.
door een team van zorgverleners dat op de hoogte is van
Resultaten
up-to-date kennis en vaardigheden met betrekking tot de
Alle deelnemende studenten waren zeer enthousiast over
acute geneeskunde. Video-assisted real-time simulation
de mogelijkheid tot trainen in een realistisch gesimuleerde
(VARS) in een high-tech realistisch gesimuleerde omgeving
omgeving. Kennis en zelfvertrouwen ten aanzien van de
biedt de mogelijkheid om in een veilige omgeving de op-
opvang van het ernstig zieke kind stegen significant
vang van een ernstig ziek kind te leren en te onderhouden.
(p<0.001) na het volgen van alle 3 de onderwijsmodules
Ondanks het feit dat het vanzelfsprekend lijkt dat technie-
zonder een significant verschil tussen de onderwijsvor-
ken als VARS een meerwaarde hebben in de training van
men onderling. De scores op het ingangsscenario waren
studenten geneeskunde zijn er in de literatuur nog nauwe-
niet significant verschillend voor de 3 onderzoeksgroe-
lijks data die VARS-training vergelijken met de onderwijs-
pen. Op het eerste afsluitende scenario scoorden de
vormen die op dit moment binnen het medisch curriculum
EPLS en VARS groep significant (p<0.05) beter dan de
worden ingezet. De onderzoeksvraag die wij stellen luidt: Is
groep die het “klassieke” onderwijs had gevolgd. Op het
VARS-training realiseerbaar voor studenten geneeskunde?
tweede scenario scoorde de VARS groep significant beter
En wat is de meerwaarde van VARS met betrekking tot het
(p<0.05) dan de “klassieke” èn EPLS groep.
A
Ieder ernstig ziek kind heeft recht op een opvang verricht
verwerven van kennis, zelfvertrouwen en probleemoplossend vermogen in vergelijking tot huidige onderwijsvormen
Conclusie
als “klassiek” onderwijs (hoorcolleges en zelfstudie) en
Wij vonden geen verschil in het verwerven van kennis en
“scenario” onderwijs (instructeur en simulatiepop)?
zelfvertrouwen tussen de verschillende onderwijsvormen. Na het volgen van scenariotraining volgens de EPLS en
Methode
VARS methode zagen wij een beter gestructureerde op-
In totaal 45 co-assistenten werden aan de start van het
vang. Bij presentatie van een nieuw probleem presteerde
Centraal Klinisch Onderwijs, voorafgaand aan het co-
de VARS groep beter op het tijdig uitvoeren van kritische
schap kindergeneeskunde, geïncludeerd in onze studie.
acties dan de beide overige groepen.
volgende onderwijsmodules: 1) klassiek onderwijs met
Discussie
hoorcolleges en zelfstudieopdrachten, 2) onderwijs vol-
VARS-training is realiseerbaar binnen het medische curricu-
gens de European Paediatric Life Support(EPLS)-methode
lum en wordt door studenten zeer positief ervaren. De meer-
met een instructeur en simulatiepop en 3) onderwijs vol-
waarde van de VARS methode in vergelijking tot andere
gens de VARS-methode met een high-fidelity patient simu-
onderwijsvormen lijkt vooral te liggen in het sneller leren toe-
lator en videoregistratie. Alle groepen kregen een introduc-
passen van kennis in een nieuwe klinische context.
tie in de simulatieruimte en doorliepen vervolgens een ingangsscenario. Hierna vond een interventie plaats waar-
Trefwoorden: co-schappen, simulatie
bij elke groep gedurende 5 uur onderwijs volgde over drie
Wijze van presentatie: poster
onderwerpen binnen de acute kindergeneeskunde (acuut astma, sepsis en dehydratie). Vervolgens namen alle stu-
Correspondentie-adres:
denten deel aan twee afsluitende scenario’s; scenario 1
Drs. E.H.A.J. Coolen
met een vergelijkbaar klinisch probleem (meningococcen-
UMC St Radboud, Postbus 9101
sepsis) als tijdens het onderwijs aan bod was gekomen en
6500 HB Nijmegen, E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
Na randomisatie namen alle studenten deel aan één van de
29
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 531 | Sessie A5 Posters | Leren in de kliniek
A5.3 Percepties en haalbaarheid van online case-discussies tussen studenten geneeskunde op stage: een pilootproject
over het online aspect en de manier van werken. Vooral de dynamiek die deze werkwijze toevoegt, kon op veel bijval rekenen van beide partijen. De tijdsbelasting van dit project bedroeg 6 uur per student en 2 uur per begeleider.
Selis D, Derese A, Wever B De, Looze D De Universiteit Gent
Conclusies en implicaties voor de praktijk Uit dit proefproject blijkt dat de scores van de verschil-
Probleemstelling
lende beoordelaars niet significant verschillen, wat de be-
Zesde jaars geneeskunde studenten aan de Universiteit
trouwbaarheid van peer- en zelfevaluatie doet toenemen.
Gent moeten 20 casussen posten in een elektronisch
De kwaliteit en de inhoud van de woordelijke feedback is
portfolio van patiënten die ze hebben gezien op stage. Tot
wel zeer variabel tussen de studenten en vormt een uit-
nu werden slechts enkele hiervan besproken in live
daging voor verder onderzoek. Aangezien zowel begelei-
groepsdiscussies tijdens 4 halve dagen per academiejaar.
ders als studenten positief staan tegenover het initiatief, is
Bij het analyseren van de portfolio’s bleek echter dat de
besloten dit systeem vanaf academiejaar 2009-2010 in te
kwaliteit van de casussen variabel is en dat er vaak een
voeren voor alle zesdejaars tijdens hun stage op Interne
gebrek is aan kritische reflectie en verwijzingen naar rele-
geneeskunde. De voorlopige resultaten kunnen dan ge-
vante literatuur. Als mogelijke oplossing werd het afgelo-
verifieerd worden.
pen jaar een online “case-based”discussie geïntroduceerd voor een pilootgroep studenten.
Trefwoorden: co-schappen, portfolio Wijze van presentatie: poster
Methoden & opzet Achttien studenten die allen zes weken stage liepen op de
Correspondentie-adres
afdeling Interne geneeskunde in verschillende ziekenhui-
D. Selis
zen, werden verdeeld in 4 groepen. Elke student kreeg een
Universiteit Gent
verschillende rol toebedeeld (arts, moderator of weten-
Decanaat geneeskunde 3K3
schappelijk onderzoeker). Een patiëntencasus werd door
De Pintelaan 185
de “arts”studenten aangebracht en vormde het onderwerp
9000 Gent België
van de online discussie. Elke groep werd begeleid door een arts uit de afdeling Interne geneeskunde van het Universitair Ziekenhuis Gent. Na het project moesten de studenten zowel zichzelf als hun groepsleden evalueren. Zij gaven elkaar een score op basis van criteria en een woordelijke feedback. Op dezelfde manier beoordeelden ook de begeleiders elke student. Verwerking gebeurde aan de hand van gepaarde t-toetsen, waarbij de gemiddelde scores per Congresboek 2009 | NVMO
student vergeleken werden van zichzelf, de peers en de expert. Tot slot werd de appreciatie van studenten en begeleiders omtrent het project bevraagd. Resultaten Het aantal berichten, de diepte en de kwaliteit van de discussies verschilden tussen de groepen. Ook de motivatie om hun kennis te verbeteren en de discussievaardigheden waren niet gelijk bij alle studenten. Bij de evaluaties bleek er enkel een significant verschil te zijn in de beoordeling van de studenten die de rol moderator op zich hadden genomen tussen de peers en de begeleiders. Zowel
30
studenten als begeleiders waren overwegend positief
A5.4 Beoordeling van co-assistenten in de kliniek
met de begeleider en te weinig feedback leiden tot ontevredenheid bij veel studenten. Faculteiten en opleiders moeten bij de beoordeling dan ook meer rekening kunnen
Buiten MS, Walhout R, Heeren MW
houden met deze criteria. De aios, die vaak wel veel con-
KNMG Studentenplatform
tact heeft met de co-assistent zou ervaringen kunnen terugkoppelen richting de eindbeoordeelaar. Het persoon-
Probleemstelling
lijk toewijzen van een vaste begeleider is een andere
Geneeskundefaculteiten gebruiken verschillende methoden
optie. Wanneer de beoordeling een betere weergave
om co-assistenten te beoordelen. Beoordelingen zijn onder
geeft van geleverde prestaties zal dit studenten motiveren
co-assistenten regelmatig punt van discussie. Het KNMG
in hun studie.
Studentenplatform onderzocht in hoeverre en waarom coassistenten ontevreden zijn.Daarnaast werd de co-assistent gevraagd naar de voor hen belangrijkste criteria van
1 Crossley J, Humphris G, Jolly B. Assessing health professionals. Med Educ. 2002 Sep; 36(9):800-804.
drijfveren achter leren1,Het doel van deze studie is om de
2 Durak, H.I., Vatansever, K., van Dalen, J., & van der
beoordeling beter aan te laten sluiten bij verwachtingen van
Vleuten, C. (2008). Factors determining students´ global
de student,om zo het leerrendement te optimaliseren.
satisfaction with clerkships: an analysis of a two year
A
een goede beoordeling. Toetsing is een van de belangrijkste
students´rating data base. Advances in Health Sciences Methode
Education, 13, 4, 495-502
Middels een digitale enquête werden alle studentleden van de KNMG benaderd (10.504) om deel te nemen aan de jaar-
Trefwoorden: co-schappen, studentenplatform knmg
lijkse enquête. In de enquête werden onder meer zes meer-
Wijze van presentatie: poster
keuzevragen gesteld over de mate van tevredenheid, de redenen van ontevredenheid en de belangrijkste criteria voor
Correspondentie-adres
een beoordeling. Verder werd in de literatuur gezocht naar
M.S. Buiten
informatie over de beoordelingmethoden voor co-schappen
Preadiniussingel 3c1
en de representativiteit van de responsgroep geanalyseerd.
9711 AA Groningen E-mail:
[email protected]
Resultaten In totaal hebben 2460 respondenten de enquête ingevuld (responspercentage 23,4%), waarvan 42% co-schappen loopt. De respondenten zijn representatief naar geslacht, faculteit en studiejaar. 28% van de co-assistenten is niet tevreden over de manier van beoordeling. Meest genoemde (87%), onvoldoende feedback (68%) en slechte overeenstemming tot de geleverde prestaties (40%). Belangrijkste criteria voor een goede beoordeling zijn feedback met opbouwend commentaar (83%), aandacht voor alle facetten van het functioneren tijdens een co-schap (71%) en observatie van de co-assistent in de praktijk (61%). Discussie Uit de literatuur komt naar voren dat tevredenheid over
NVMO | Congresboek 2009
redenen hiervoor zijn: te weinig gezien door de beoordelaar
een co-schap in belangrijke mate afhangt van de supervisie2.Uit onderzoek van het KMNG Studentenplatform is gebleken dat deze begeleiding volgens de student op verschillende facetten te kort schiet: Gebrek aan contact
31
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Posters
Curriculumontwikkeling A6.1 Hoe bewaakt de Physician Assistant opleiding in Rotterdam het masterniveau?
wordt per competentie uit het competentieprofiel van de PA gedaan. Dit formulier is begin 2008 als pilot in de opleiding uitgezet. Het formulier wordt drie keer gedurende
Cellissen E, Rijke R, Velden I van der
de opleiding ingevuld door de opleider en student.
Hogeschool Rotterdam Ervaringen/resultaten Achtergrondinformatie en vraagstelling
De opleiding is tevreden over de definiëring van het mas-
De Rotterdamse Physician Assistant opleiding is een 2,5
terniveau omdat de geformuleerde gedragselementen
jaar durende duale opleiding op masterniveau. De student
een handvat bieden voor het formuleren van beoorde-
leert hierbij zowel op de werkplek, met een medisch spe-
lingscriteria. Daarnaast is de opleiding met een ‘goed’
cialist als opleider, als op de hogeschool. Bij het opleiden
beoordeeld op het masterniveau bij de accreditatie door
op masterniveau, dient dit niveau bewaakt te worden.
de NVAO in 2008. Uit de evaluatieformulieren masterni-
Hierbij zijn drie aspecten essentieel: Wat is masterniveau?
veau komen ontwikkelpunten voor de student naar voren.
Hoe stimuleer je dit? en Hoe meet je dit?
Hierdoor wordt de student (en de opleider) gestimuleerd om het masterniveau verder te ontwikkelen. Het meten
Methode
van het masterniveau met behulp van de evaluatieformu-
Voor de definiëring van het algemene masterniveau is
lieren blijkt lastig.
gebruik gemaakt van de Dublin Descriptoren. “De Dublin Descriptoren zijn algemene beschrijvingen voor het eindni-
Conclusies
veau van de eerste, tweede en derde cyclus in het hoger
Het masterniveau is goed te definiëren en te stimuleren.
onderwijs. In Nederland zijn dat de graden bachelor, mas-
Het meten van het niveau met behulp van een evaluatie-
ter en doctor” (www.nuffic.nl). De Hogeschool Rotterdam
formulier is moeilijk. Het gebruik van het formulier blijkt
heeft een vertaling gemaakt van de algemene Dublin
waardevol te zijn voor de voortgang van het leerproces
Descriptoren. Deze vertaling heeft als basis gediend voor
van de student.
de verdere formulering van het masterniveau voor de PA-opleiding. Uit de Dublin descriptoren zijn de volgende
Trefwoorden: physician assistant, curriculumontwikkeling,
gedragselementen geformuleerd die kenmerkend zijn voor
evaluatie
het masterniveau:
Wijze van presentatie: poster
• zelfstandig zijn • initiatief nemen
Correspondentie-adres
• innovatief zijn
E. Cellissen
• leiding nemen
Hogeschool Rotterdam Museumpark 40
Deze gedragselementen moeten worden toegepast in
3015 CX Rotterdam
complexe praktijksituaties, interdisciplinair en met be-
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
perkte en/of ontbrekende gegevens. Het masterniveau wordt in de opleiding gestimuleerd door middel van praktijkgerichte opdrachten. Daarnaast doorlopen de studenten een Masterthese traject waarin de studenten een praktijkgericht, zelf opgezet en uitgevoerd onderzoek uitvoeren, beschrijven en presenteren. Dit alles wordt beoordeeld middels op masterniveau vastgestelde beoordelingscriteria. Deze zijn afgeleid van bovengenoemde gedragselementen. Om het behaalde niveau van de student in de praktijk te meten heeft de opleiding een formulier ontwikkeld om het masterniveau te evalueren. De opleider bepaalt op een 5-puntsschaal het niveau van
32
de student op de verschillende gedragselementen. Dit
A6.2 Beter van Check naar Act Een methodiek voor het structureel sluiten van de Deming-cyclus.
onderwijs worden nu, aan de hand van de gegevens en
Meeuwen AM van, Spierenburg EJ
Ervaringen
Erasmus MC
Zowel het maken van adviesteksten als het invullen van
de adviezen, de ideeën voor ontwikkeling gevormd. Deze worden ingevuld in het ontwikkelde PDCA-formulier.
het PDCA-formulier worden met enthousiasme begroet. Probleemstelling
De kennis over de uitgangspunten van kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg is tegenwoordig vrijwel altijd gebaseerd op
neemt toe, de Deming-cyclus wordt een vertrouwd instru-
de cyclus die Deming in de jaren 70 wereldwijd bekend
ment ook voor degenen die niet dagelijks met kwaliteits-
heeft gemaakt en die bekend staat als de PDCA-cyclus:
zorg bezig zijn.
een bruikbare basis voor het structureren van onderwijs-
Implicaties voor de praktijk
ontwikkeling op basis van gegevens over de kwaliteit van
De vraag naar gegevens van evaluaties neemt toe. Een-
het onderwijs. Bedenken, uitvoeren en controleren zijn de
maal gestart met het verzorgen van een snelle feedback,
delen van de cyclus die vaardig uitgevoerd worden. De
is het van belang om deze te blijven verzorgen. De toe-
overgang van Check naar Act, het daadwerkelijk op basis
name van het gebruik van de evaluatiegegevens gaat
van de verzamelde gegevens beleid maken en uitvoeren,
hand in hand met de druk op het verzorgen van bruikbare
blijkt in de praktijk een weerbarstige opgave. Het Eras-
gegevens op korte termijn.
A
Plan - Do - Check - Act - (en opnieuw). De cyclus vormt
mus MC werkt aan het (beter) sluiten van de Deming-cyclus door de gegevens toegankelijker te maken voor de
Trefwoorden: kwaliteitszorg, onderwijsevaluaties
gebruikers en de gebruikers vertrouwd te maken met de
Wijze van presentatie: poster
gedachten achter de PDCA-cyclus. Correspondentie-adres Methode
Drs. A.M. van Meeuwen
Docenten en adviseurs die betrokken bij het ontwikkelen
Erasmus MC
van onderwijs, worden gelijktijdig maar elk vanuit een an-
Postbus 2040
der perspectief benaderd. De adviseurs worden betrok-
3000 CA Rotterdam
ken bij het opstellen van adviesteksten bij de resultaten
E-mail:
[email protected]
van de onderwijsevaluaties. Deze adviesteksten worden opgesteld voor drie groepen van resultaten: onder het gemiddelde, rond het gemiddelde en boven het gemiddelde. De docenten wordt gevraagd de ontwikkelingen, zoals zij die voor zich zien, te formuleren op basis van de vier mulier ontwikkeld waarin de cyclus duidelijk herkenbaar is (het formulier is beschikbaar bij de posterpresentatie). Door zowel de gewenste ontwikkelingen als de adviesteksten vóór de evaluatieresultaten op te stellen, ontstaat een goed uitgangspunt voor vervolgstappen. Opzet Het Erasmus MC maakt gebruik van een elektronisch evaluatiesysteem waarmee standaard adviesteksten toe-
NVMO | Congresboek 2009
stappen in de Deming-cyclus. Hiervoor is een PDCA-for-
gevoegd kunnen worden aan evaluatieformulieren. Hierdoor hebben alle betrokkenen binnen een paar uur na afname van een evaluatie de beschikking over de resultaten en de bijbehorende adviezen. Kort op het gegeven
33
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Posters | Curriculumontwikkeling
A6.3 Leidt het rekening houden met de meningen van de studenten over vroege kleinschalige patiëntcontacten tot (nog) meer tevredenheid?
De labuitslagen en het beeldmateriaal waren beschikbaar en een reumatoloog was aanwezig. Er was tijd voor zelfreflectie en voor feedback. De waardering van tevredenheid van de studenten werd geëvalueerd dmv een vragenlijst (Q2). De mening van de patiënten werd middels
Exel R van, Helms E, Dekker F, Vink S, de Jong Z
Qp bevraagd.
LUMC Resultaten Probleemstelling
In totaal namen 144 studenten deel aan de practica. Q2
Kleinschalige preklinische patiëntcontacten in de vorm van
werd ingevuld door 133/144 deelnemers. De studenten
de zgn. Patient Partners practica (PPP)) zijn een vast on-
waren meer tevreden dan in 2008. Alle 6 bovengenoem-
derdeel van het derdejaars blok Bewegingsapparaat aan
de stellingen scoorden hoger dan in 2008, bij 4 was er
de Universiteit van Leiden. Tijdens de PPP maken de stu-
sprake van een statistisch significante verbetering. Dit
denten in kleine groepen (1:3) kennis met patiënten met
ging overigens niet ten koste van de tevredenheid met de
rug- en gewrichtsklachten. Voor het practicum Rugklach-
overige stellingen. Qp is ingevuld door 31 patiënten. Meer
ten worden poliklinische patiënten geworven met diverse
dan 90% van de patiënten wil volgend jaar weer deelne-
aandoeningen van de wervelkolom en er is een oefenthera-
men aan het practicum.
peut aanwezig. Aan het practicum Gewrichtsklachten hebben traditioneel speciaal tot dit doel opgeleide reumatoïde
Conclusie/Toekomstige richting
artritis patiënten deelgenomen. Ze onderwezen de studen-
De implementatie van de meningen van de studenten leidt
ten over de impact van de ziekte en de studenten konden
tot meer tevredenheid met de onderwijsmodule. In 2010
de aangedane gewrichten onderzoeken. Er was echter
wordt het PPP Lage rugklachten geherstructureerd. Een
geen aanvullend onderzoek aanwezig en er werd geen ge-
protocol zal beschikbaar komen voor coördinatoren van
structureerde feedback gegeven. Ook was er geen reuma-
alle preklinische blokken om hun te helpen bij het organise-
toloog aanwezig. In 2008 werden de beide PPP geëvalu-
ren van kleinschalige preklinische patiënt contacten.
eerd middels een vragenlijst. Ondanks een hoge mate van tevredenheid over de PPP, vonden de studenten verbete-
Trefwoorden: patiënt partners
ring in de opzet wenselijk. Het laagst scoorden de volgen32 de stellingen met betrekking tot de PPP: 1. verbeteren van
Wijze van presentatie: poster
de vaardigheid om een anamnese af te nemen 2. het erva-
Correspondentie-adres
ren van een positief effect op professionele houding 3. het
R.J. van Exel
zorgen voor zelfreflectie over de rol als arts 4. het bevorde-
LUMC
ren het gevoel van zekerheid over medisch handelen, 5.
Heemskerkstraat 55
leren hoe theoretische kennis in de praktijk kan worden
2315 TG Leiden
toegepast en 6. motiveren om meer te studeren. Het doel
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
van dit onderzoek is door implementatie van de meningen van de studenten een meetbare verbetering aan te brengen in de opzet van het PPP. Methode Om de resultaten van 2008 en 2009 met elkaar te kunnen vergelijken werd alleen het practicum Gewrichtsklachten aangepakt. Voor deelname aan dit practicum werden 32 poliklinische patiënten met diverse reumatische ziektebeelden geworven. De studenten waren verplicht om zich van tevoren voor te bereiden op het afnemen van anamnese, doen van lichamelijk onderzoek, opzetten van een
34
differentiaal diagnose en het presenteren van de casus.
A6.4 Naar een valide masterproef voor de artsopleiding
Resultaten / Ervaringen / Evaluaties Masterproef deel 1 heeft de vorm van een OSCE (stationsproef) met 22 stations waarin de student blijk geeft
Druine N, Blieck L, Dermine A
van een analytisch en synthetisch vermogen met betrek-
KU Leuven
king tot de medisch-klinische competentie en de omgang met patiënten (communicatie).
Probleemstelling In 2004 resp. 2007 startten in het Vlaamse hoger onder-
Masterproef deel 2 is een grootschalig extended mat-
wijs de bachelor- resp. masteropleidingen. Decretale ver-
ching meerkeuzevragenexamen vertrekkende van klini-
eiste voor elke masteropleiding -dus ook voor de artsop-
sche casussen waarin de student zijn/haar zelfstandig
leiding- is een masterproef van ten minste 15 en maximaal
probleemoplossend vermogen op academisch niveau
30 studiepunten. Verder bepaalt het decreet (betreffende
toont (klinisch redeneren) en dit voornamelijk met betrek-
de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen,
king tot het competentiedomein medisch handelen.
een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelf-
Voor masterproef deel 3 tenslotte schrijft de student een
standig probleemoplossend vermogen op academisch
seminariewerk dat de algemeen kritisch-reflecterende in-
niveau (…). Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kri-
gesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de stu-
tisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksinge-
dent weerspiegelt. Hierin wordt vooral het competentie-
steldheid van de student”. De opleiding geneeskunde aan
domein kennis en wetenschap getoetst.
A
2003) dat via de masterproef “een student blijk geeft van
de K.U.Leuven werd geconfronteerd met de uitdaging om in het curriculum een masterproef op te nemen die vol-
Conclusie / Implicaties voor de praktijk
deed aan de wettelijke vereisten maar die tegelijk de stu-
Bij de invoering van de masterproef is gekozen voor een
diebelasting niet mocht doen stijgen.
pragmatische oplossing die volledig tegemoet komt aan de vereisten die het decreet oplegt. Deze vorm van mas-
Methode
terproef toetst medisch handelen, kennis en wetenschap
De masteropleiding wordt gradueel ingevoerd. Voor de
en communicatie. De andere competentiedomeinen uit
4-jarige master in de geneeskunde studeren de eerste
het Raamplan of de CanMEDs (samenwerking, maat-
masters af in 2010-2011. In het pre-BaMa tijdperk heeft
schappelijk handelen, organisatie, professionaliteit) ko-
de artsopleiding geen masterproef. Wel bestaat het curri-
men echter veel minder aan bod.
culum uit verschillende onderdelen die tegemoet komen aan de decretale eisen voor de masterproef. Er is dan ook
Trefwoorden: curriculumontwikkeling, masterproef,
voor geopteerd om geen nieuw opleidingsonderdeel in te
toetsing
voeren, maar bestaande opleidingsonderdelen te optima-
Wijze van presentatie: poster
ren. In de berekening van het eindcijfer (totaal eindpercen-
Correspondentie-adres
tage) wegen de onderdelen van de masterproef dubbel.
Dr. N. Druine KU Leuven
Opzet
Dienst Onderwijs Geneeskunde
De samengestelde masterproef bestaat uit drie oplei-
Herestraat 49 bus 400
dingsonderdelen gespreid over de twee laatste oplei-
3000 Leuven België
dingsjaren:
E-mail:
[email protected]
1. Geïntegreerd klinisch onderzoek en redeneren (Stationsproef) (masterproef deel 1) 12 sp 3 ma 2. Probleemoplossend klinisch redeneren (POKR)
NVMO | Congresboek 2009
liseren en te groeperen zodat zij als masterproef functione-
(masterproef deel 2) 13 sp 4 ma 3. Seminariewerk (Onderzoeksrapport) (masterproef deel 3) 5 sp 4 ma
35
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 533 | Sessie A7 Posters
Klinische fase, ECGpedia, portfolio A7.1 Uitkomsten van de longitudinale beoordeling van competenties tijdens de klinische fase
Bij de studenten die in beeld van de commissie zijn gekomen, is gekeken naar: • Verbanden tussen de onvoldoendes bij individuele coassistenten: waren deze verspreid over de verschillende
Hubers STT, F Jousma F Erasmus MC
co-schappen en competenties? • De aard van de begeleidingstrajecten die door de commissie zijn aangeboden
Probleemstelling Co-assistenten uit het Erasmus MC worden sinds enkele
• Het verdere verloop van de co-schappen bij deze studenten: is de eventuele remediëring geslaagd?
jaren begeleid en beoordeeld op de CanMEDS competenties. Naast een algemeen oordeel over het co-schap
Resultaten en conclusie
krijgt de co-assistent bij elk co-schap ook een afzonder-
Co-schappen waar de meeste van de betrokken studen-
lijke beoordeling van de CanMEDS competenties.
ten onvoldoendes hebben gescoord zijn Kindergeneeskunde en (op ruime afstand) Gynaecologie. De compe-
Op deze manier zijn co-assistenten longitudinaal te vol-
tentie die het meest als ontoereikend wordt beoordeeld
gen. Wanneer een co-assistent meerdere onvoldoendes
betreft de competentie “Kennis en Wetenschap”, op
scoort, komt hij of zij in beeld bij een hiervoor opgerichte
ruime afstand gevolgd door de competenties “Communi-
commissie, de Commissie Longitudinale Beoordeling
catie” en “Professionaliteit”. Uit een eerste analyse van de
Co-schappen (CLBC). Deze commissie bestaat opleiders
beslissingen van de commissie blijkt dat het weinig voor-
uit de kliniek en wordt, zo nodig, geadviseerd door een
komt dat de commissie tot een uitgebreid remediërings-
studieadviseur en/of een onderwijs(des)kundige.
traject komt. Onvoldoende beoordelingen zijn regelmatig onvoldoende onderbouwd en/of niet consistent met
Het voornaamste doel van deze commissie is om een
beoordelingen op dezelfde competenties in andere co-
passend begeleidingstraject aan te bieden aan de co-as-
schappen.
sistenten, zodat zij hun co-schappen met grotere kans op succes kunnen vervolgen. Nu de commissie enkele jaren
Discussie en implicaties voor de praktijk
aan het werk is, begint meer duidelijk te worden over de
In de discussie zal worden ingegaan op de betekenis van
aard van de problemen van de studenten met meerdere
de resultaten. Daarnaast is er ruimte om te kijken naar het
onvoldoendes. Zo heeft de commissie inmiddels een
gehele proces.
beeld van de co-schappen en de competenties waar deze studenten hun onvoldoendes behalen. De onder-
Trefwoorden: beoordeling, klinische fase
zoeksvragen die aan bod komen zijn: hoe is, bij de stu-
Wijze van presentatie: poster
denten die worden aangemeld bij de CLBC, de verdeling
Congresboek 2009 | NVMO
van de onvoldoendes over de verschillende co-schap on-
Correspondentie-adres
derdelen en competenties? Wat is de aard van begelei-
Dr. S.T.T. Hubers
dingstrajecten die worden aangeboden?
Erasmus MC Dr. Molewaterplein 50
Methode / Opzet
3015 GD Rotterdam
Alle beoordelingen van de betrokken studenten zijn ge-
E-mail:
[email protected]
analyseerd. Bij de analyse van deze beoordelingen is onder andere gekeken naar de volgende aspecten: • De verdeling van de onvoldoendes over de verschillende co-schap onderdelen • De verdeling van de onvoldoendes over de verschillende competenties • De onderbouwing van de onvoldoendes door de beoordelaars
36
A7.2 Inventarisatie van het portfoliogebruik in de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Gent.
motiveert de studenten om te starten. De wiki wordt hierbij gebruikt als kapstok van waaruit linken worden gelegd naar de documentenruimte. Het portfolio wordt vooral opgevat als begeleidingsinstrument waarbij het online discussieforum ruimte biedt voor individuele feedback.
Aper L, Koole S, Derese A
Niettegenstaande docenten erkennen dat de begeleiding
Universiteit Gent
van portfolio’s essentieel is, merken we in de praktijk dat de opvolging binnen opleidingen zeer beperkt is. Door de
Achtergrond
intense taakbelasting is het vinden van begeleiders moei-
Online portfolio’s maken het mogelijk grote groepen stu-
lijk. Daarnaast moeten de leerdoelen naar de studenten
denten individueel te begeleiden en te stimuleren in hun
toe meer verduidelijkt worden. Competenties als vertrek-
ontwikkeling. Sinds oktober 2006 biedt het elektronische
punt geven het opstellen van een portfolio betekenis. Het
leerplatform van de UGent de mogelijkheid om in elk op-
instrument wordt nog te vaak als opslagruimte voor
leidingsonderdeel een portfoliofunctie (bestaande uit wiki,
stagedocumenten gebruikt. De studenten zouden hun
documentenruimte en discussieform) te activeren. Van
persoonlijke groei in het instrument kunnen weergeven.
foliogebruik aan de hand van een portfoliodriehoek. Hoe
Conclusie
gebeurt de vertaalslag naar de praktijk? In deze studie
De interesse bij docenten in de mogelijkheden rond port-
werd het portfoliogebruik nagegaan binnen de faculteit.
foliogebruik neemt toe. Binnen de Tandheelkunde hebben
A
Tartwijk et al. (2003) beschrijven de verschillen in het port-
studenten zowel een cursusgebaseerd als een stagegeMethode
baseerd portfolio. De opleidingsverantwoordelijken stellen
Twaalf semigestructureerde interviews werden op cyclisch
zich wel de vraag in hoeverre het portfolioleren haalbaar
interpretatieve wijze afgenomen bij opleidingsverantwoor-
blijft: waar ligt de grens? De verschillende initiatieven vor-
delijken en docenten die werken met de portfoliotool. De
men echter een eerste aanzet tot een goede inburgering
vragen focussen op de functie van het portfolio, inhoud en
van het instrument. Daarbij kan de variatie aan portfolio’s
begeleiding. Volgende opleidingen werden bevraagd:
ook een bron van inspiratie vormen voor anderen.
Geneeskunde, Tandheelkunde, Lichamelijke Opvoeding, Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, ManaMa
Van Tartwijk, J., Driessen, E., Hoeberigs, B., Kösters, J.,
Huisartsgeneeskunde, Specialistenopleiding, Postgradu-
Ritzen, M., Stokking, K. & van der Vleuten, C. (2003).
aat Orale Implantologie en Postgraduaat Musculoskeletale
Werken met een elektronisch porfolio. Groningen: Wolters
Kinesitherapie.
Noordhoff.
Resultaten
Trefwoorden: portfolio
Alle opleidingen maken gebruik van stageportfolio’s. Het
Wijze van presentatie: poster
voor authentieke leermomenten of casussen. Het onder-
Correspondentie-adres
deel “materialen” wordt benadrukt. Sommige opleidingen
L. Aper
laten de mogelijkheid om een CV en/of overzicht van de
Universiteit Gent
praktijkervaringen neer te schrijven in de wiki. Studenten
De Pintelaan 185
worden meer en meer gevraagd om reflectiedocumenten
UZ 3K3
over deze ervaringen toe te voegen. Via reflectie kan er
9000 Gent België
een terugkoppeling plaatsvinden tussen leermomenten
E-mail:
[email protected]
en vooropgestelde competenties. De studenten worden verplicht stil te staan bij wat ze leren en hoe ze functione-
NVMO | Congresboek 2009
instrument fungeert vooral als elektronische verzamelmap
ren in het werkveld. Eén opleiding maakt ook gebruik van een cursusgebaseerd portfolio: studenten krijgen opdrachten gericht op het bereiken van vooraf vastgelegde competenties. Het opstellen van een plan van aanpak
37
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 536 | Sessie A8
Workshops Didactische werkvorm, kleine groepen A8.1 Didactische werkvormen voor het stimuleren en motiveren van leren in kleine groepen
aios). Opzet workshop Na een gezamelijke start zal afwisselend met de gehele groep of in deelgroepen gewerkt worden met diverse acti-
Agsteribbe J, Groot M de
verende werkvormen, braingym, improvisatietechnieken
UMC Groningen
en energizers. De opbrengst voor u als docent is kennis en ervaring opdoen met werkvormen die de effectiviteit en de
Thema
leeropbrengst van het kleinschalig onderwijs kunnen ver-
Stelt u zich een bioscoop voor. De mensen zoeken rumoe-
groten. Het levert bovendien meer plezier in het onderwijs
rig naar hun plaatsje, gaan gemakkelijk zitten en openen
voor zowel de docent als de student.
hun bier- of colaflesjes en popcorn- of chipszakjes. De reclame loopt ten einde. Het beeld wordt zwart alleen een
Maximum aantal deelnemers: 16
ijselijke kreet is te horen. Stilte…, zwart beeld en het geluid van ruisen van de zee. Op het scherm is een verliefd stel
Trefwoorden: didactische werkvorm, kleine groepen
bij een zonsondergang op een paradijselijk strand te zien,
Wijze van presentatie: workshop
terwijl langzaam onheilspellende muziek aanzwelt. Weer die ijselijke kreet. Het stel kijkt elkaar wantrouwend aan en
Correspondentie-adres
de man vraagt aan de vrouw: ‘Je hebt toch niet weer...?
Drs. J. Agsteribbe UMC Groningen
De sfeer in de bioscoopzaal is nu totaal anders. De men-
Sector F
sen kijken gefascineerd naar het doek. De popcorn e.d. is
A.Deusinglaan 1
vergeten en het geroezemoes is verstomd. De aandacht
9713 AV Groningen
is gefocust.
E-mail:
[email protected]
De vergelijking met kleinschalig onderwijs lijkt vergezocht, maar ook in uw onderwijs heeft u te maken met momenten waarop u de aandacht zou willen vastpakken, of zou willen terugwinnen. Bijvoorbeeld wanneer u merkt dat een brainstorm vastloopt. Soms heeft u behoefte aan een werkvorm die u kunt toepassen om de creativiteit te vergroten, of een oefening om de focus te verleggen en meer out-of-the-box te kunnen denken. Doel In deze workshop willen we u activerende didactische Congresboek 2009 | NVMO
werkvormen aanreiken met een knipoog naar technieken die veel gebruikt worden in het improvisatietheater. Het gaat om werkvormen die stimulerend werken op typische activiteiten in kleine-groepen-onderwijs zoals, kennismaken, bespreken van storingen/weerstanden, geven van feedback, luisteren, presenteren en samenwerken. Werkvormen die u kunt gebruiken om aandacht te pakken, vast te houden of terug te winnen, voor het vergroten van de (cognitieve) creativiteit en het plezier in het samen leren. Doelgroep Zowel beginnende als ervaren docenten van onderwijs in
38
kleine groepen (van circa 10 studenten, co-assistenten,
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 537 | Sessie A9 Workshops
Competenties, samenwerken A9.1 Beter leren samenwerken met het Teamrolspel
Opzet workshop Na een korte inleiding over de vraag wat teams succesvol maakt, ontvangen de deelnemers een instructie. In drie
Gerritsen AGA
subgroepen gaat men het Teamrolspel spelen waarbij een
VU Medisch Centrum
van de deelnemers de onderlinge samenwerking zal observeren en nabespreken. De gezamenlijke taak is om
Thema
met elkaar een puzzel te maken die gebaseerd is op de
Sinds enkele jaren wordt samenwerken als een belangrij-
teamroltheorie van Belbin. In de nabespreking geeft en
ke competentie beschouwd voor de arts van de toe-
ontvangt men feedback over de rol die hij of zij zelf heeft
komst. De medisch professional werkt immers veelvuldig
ingenomen tijdens het spel en de rollen die anderen in-
samen in (multidisciplinaire) teams. Het doel daarbij is het
namen. Al doende krijgt men inzicht in de teamroltheorie
leveren van optimale zorg aan de patient en zijn of haar
van Belbin, de rolverdeling binnen deze groep, de eigen
omgeving. In de medische (vervolg)opleiding is tot nu toe
voorkeursrollen en de mogelijkheden van dit spel in oplei-
echter relatief weinig aandacht voor de beroepsrol van
dingssituaties.
samenwerker (Gerritsen AGA, Nauta AP. Samenwerken is te leren! Maar hoe? TvMO 2008;27 (3): 109-119). Deels
Maximum aantal deelnemers: 20
en ideeën hoe de rol van samenwerker kan worden vorm-
Trefwoorden: competenties, samenwerken
gegeven in het curriculum.
Wijze van presentatie: workshop
Doel en doelgroep
Correspondentie-adres
Het doel van deze workshop is om docenten, opleiders
Drs. A.G.A. Gerritsen
en studenten kennis te laten maken met een didactisch
VU Medisch Centrum
hulpmiddel om samenwerking in teams bespreekbaar en
Van der Boechorststraat 9
inzichtelijk te maken: Het Teamrolspel. Dit spel wordt
1081 BT Amsterdam
sinds enkele jaren succesvol ingezet in het onderwijspro-
E-mail:
[email protected]
A
heeft dit te maken met een gebrek aan onderwijsvormen
NVMO | Congresboek 2009
gramma Geneeskunde van VUmc.
39
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 537 | Sessie A10
Rondetafelsessie NVMO werkgroep Docentprofessionalisering A10.1 Naar een volwaardige plaats van onderwijs en opleiding en carrièreperspectief voor docenten en opleiders
websites. ‘Scholarship of teaching’ kan ook een uitgangspunt vormen voor een carrièrebeleid voor docenten en opleiders. Daartoe zullen toetsbare en meetbare criteria moeten worden ontwikkeld aansluitend bij bovengenoemde
Molenaar WM, UMC Groningen
kenmerken van onderwijsniveaus. Hierbij kan niet alleen
Baane JA, AMC
worden gedacht aan wetenschappelijke publicaties, maar
Beukelen P van, UMC Groningen
ook aan andere bijdragen zoals ontwikkelde onderwijs- of
Jacobs JCG, VU Medisch Centrum
opleidings- programma’s, doorgevoerde verbeteringen van
Mansvelder-Longayroux DD, LUMC
onderwijs binnen organisaties, leidende rollen in professio-
Fick ThE, UMC Utrecht
nele onderwijsorganisaties.
Zanting A, Erasmus MC Engbers R, UMC St Radboud
Doel
Grave W de, Universiteit Maastricht
Ideeën genereren om 1) ‘scholarship of teaching’ te stimule-
Vervoorn JM, ACTA
ren en meetbaar te maken, 2) de zichtbaarheid van onderwijs
NVMO Werk Docentprofessionalisering, UMC Groningen
in universiteiten en zorginstellingen te verbeteren en 3) voorgaande te koppelen aan een carrièrebeleid voor docenten.
Thema Onderwijs is, naast onderzoek, één van de kernactiviteiten
Doelgroepen
van universiteiten. Ook in zorginstellingen vormt onderwijs of
Docenten, beleidsmakers personeelsbeleid
opleiding één van de primaire processen naast onderzoek en patiëntenzorg. De aandacht voor onderwijs en opleiden neemt toe. Toch worden onderwijs- en opleidingsactiviteiten vaak ondergewaardeerd en staan ze in lager aanzien dan onderzoek en patiëntenzorg. Om deze situatie te verbeteren en onderwijs een volwaardige plaats te geven zijn 2 aspecten essentieel. Onderwijs en opleiding zullen moeten voldoen aan heldere, toetsbare kwaliteitscriteria én de positie en carrièreperspectieven van docenten en opleiders moeten aantrekkelijker worden. In de literatuur over ‘scholarship of teaching’1 2 wordt onderwijs in 3 niveaus ingedeeld: 1) goed onderwijs, d.w.z. het stimuleren van het leren van studenten 2) onderwijs dat gebaseerd is op de laatste ontwikkelingen
Congresboek 2009 | NVMO
40
Opzet ‘Scholarship of teaching’ en ‘onderwijs- en opleidingsklimaat binnen instellingen’ zullen worden geïntroduceerd in korte inleidingen gebaseerd op de literatuur. Daarna zal in groepen gestructureerd worden gediscussieerd over deze aspecten en het bestaande onderwijscarrièrebeleid in de eigen werkomgeving. In een plenaire terugkoppeling zal via een uitwisseling van ‘best practices’ geprobeerd worden om bovengenoemde doelen te bereiken. Om de discussie te verdiepen zullen vertegenwoordigers van het onderwijsveld en het personeelsbeleid worden uitgenodigd deel te nemen. Maximum aantal deelnemers: 30
in het onderwijsveld en dat door nieuwe toepassingen en
1. W.M.Molenaar. Scholarship of teaching en carrière: zijn
informatieverzameling bijdraagt aan verdere vooruitgang
publicaties de (enige) juiste maat? Tijdschrift Med. On-
3) het et ‘scholarship of teaching’ dat gekenmerkt wordt door
derwijs 2009:28:97-98
publieke toegankelijkheid waarbij het volledige scala van
2. Hutchings,P and Shulman, LS. The scholarship of tea-
onderwijsactiviteiten (visie - opzet - uitvoering - uitkom-
ching: new elaborations, new developments. Change
sten - evaluatie - reflectie) verantwoord wordt en daarmee
1999:31:10-15
open staat voor kritiek en evaluatie uit het veld en tevens bruikbaar is voor anderen om op voort te bouwen 2. Om dit hoogste niveau te kunnen bereiken is in instellingen
Trefwoorden: docentprofessionalisering Wijze van presentatie: rondetafelsessie
een stimulerend onderwijs- en opleidingsklimaat nodig en dient onderwijs een zichtbare plaats in de organisatie in te
Correspondentie-adres
nemen. Dit kan o.a. blijken uit de logistieke en hiërarchische
Prof. Dr. W.M. Molenaar
organisatie van het onderwijs binnen de instelling, aandacht
UMC Groningen
voor scholing van docenten, procedures bij selectie- en carrière-
Postbus 196, 9700 AD Groningen
beleid en zichtbaarheid naar buiten zoals in brochures en op
E-mail:
[email protected]
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 538 | Sessie A11
Rondetafelsessie Co-schappen, intervisie A11.1 Intervisie voor co-assistenten
Doelgroep Docenten, studenten, onderwijskundigen en beleidsme-
Dekker H, UMC Groningen
dewerkers die zich bezighouden met het bevorderen van
Kuppeveld SK van, UMC St Radboud
persoonlijke en professionele ontwikkeling van co-assis-
Molen T van der, UMC Groningen
tenten.
Gurp PG van, UMC St Radboud Opzet Thema
• Inleiding: wat is intervisie en wat kun je ermee bereiken?
Tijdens de coschappen zijn studenten vaak voor het eerst
• Opzet van de intervisiebijeenkomsten in Nijmegen en
fulltime op de werkvloer. Alles wat ze tot nu toe geleerd
Groningen.
hebben, moet in de praktijk worden gebracht. Dit leren op
• Ervaringen van studenten, docenten en de organisatie
de werkvloer gaat vaak goed, maar co-assistenten wor-
• Reacties van deelnemers aan de rondetafelsessie.
den ook geconfronteerd met lastige situaties. Intervisie
• Formuleren van ‘do’s and don’ts’ voor een succesvolle
kan het leerproces in deze fase ondersteunen. Zowel in
implementatie van intervisie in het curriculum.
komsten voor co-assistenten georganiseerd.
Maximum aantal deelnemers 30.
Gedurende deze intervisiebijeenkomsten brengen co-as-
Trefwoorden: co-schappen, intervisie
sistenten een bespreekpunt in. Aan de hand van een ge-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
A
Nijmegen als Groningen worden daarom intervisiebijeen-
structureerde methode wordt teruggeblikt op de situatie en nagedacht over mogelijkheden om het eigen professi-
Correspondentie-adres
onele handelen in de toekomst verder te verbeteren of
Drs. H. Dekker
passender te maken bij de eigen persoon. Naast deze
UMC Groningen
meer inhoudelijke bijdrage leert de student tijdens deze
Sector F, onderwijsinstituut
bijeenkomsten ook de ander te ondersteunen bij een sys-
A. Deusinglaan 1
tematische analyse van ingebrachte vragen. Deze vaar-
9713 AV Groningen
digheden van zelfreflectie en ondersteunen van reflectie
E-mail:
[email protected]
bij anderen, vormen een belangrijk uitgangspunt voor een goede samenwerking in de latere praktijk. Beide faculteiten kennen een eigen opzet en intervisiemethodiek. Nijmegen werkt met een beperkt aantal sessies verdeeld over het studiejaar, de intervisiegroep bestaat uit 4 a 5 co’s en een docent, en elke co dient een bespreekpen in Groningen vindt elke week een intervisiebijeenkomst plaats, de intervisiegroep bestaat uit ongeveer 10 a 12 co’s en een docent en het is een relatief korte sessie waarbij één bespreekpunt wordt uigediept. Doel De deelnemer • wordt geïnformeerd over de ervaringen met intervisie voor co-assistenten in Nijmegen en Groningen en,
NVMO | Congresboek 2009
punt in dat uitgediept wordt. Tijdens de junior coschap-
• krijgt inzicht in de belangrijkste factoren voor een succesvolle implementatie van intervisie voor co-assistenten.
41
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 559 | Sessie A12
Workshop E-learning, toetsen A12.1 Elektronisch toetsen in het medisch onderwijs
Trefwoorden: E-learning, toetsen
Thoonen BPA, Sagasser G, Kramer A, Bottema
Correspondentie-adres
BJAM
Dr. B.P.A. Thoonen
Radboud Universiteit
UMC St Radboud
Wijze van presentatie: workshop
Postbus 9101 Thema
6500 HB Nijmegen
In de workshop verkent u de mogelijkheden om elektroni-
E-mail:
[email protected]
sche toetsing in te zetten bij het medisch onderwijs. Centraal staan de vragen wat de specifieke mogelijkheden van elektronisch toetsen zijn en hoe deze mogelijkheden zo benut kunnen worden dat ze het leren versterken. Doel Het doel van de workshop is de kennis over en het inzicht in elektronische toetsen in het onderwijs te vergroten. Aan het eind van de workshop: • kennen deelnemers de verschillende doelen en functies van toetsen • hebben de deelnemers een mening over de voor- en nadelen van elektronisch toetsen • kennen de deelnemers de mogelijkheden en beperkingen van elektronisch toetsen door de volgende vragen te beantwoorden: • - Welke toetsmogelijkheden zijn voor het medisch onderwijs interessant? •-- Welke vraagtypen zijn het best bruikbaar? Doelgroep Docenten die overwegen elektronisch toetsen als werkvorm in het eigen onderwijs te introduceren. Opzet Tijdens de workshop is er een afwisseling van actieve Congresboek 2009 | NVMO
werkvormen (discussie, uitwisseling van ervaringen, stellingen/vragen) en korte inhoudelijke presentaties over de thema’s ‘hoe en waarom van toetsen’, ‘voor- en nadelen van elektronisch toetsen en ‘optimaal benutten van de mogelijkheden. Voorbeelden van zowel formatieve als summatieve elektronische toetsing met QMP (Question mark perception) en Microsoft sharepoint zullen worden gebruikt. Aan het eind van de workshop hebben deelnemers een ‘verlanglijst’ voor de inzet van elektronisch toetsen in hun eigen onderwijssituatie.
42
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Abdijzaal | Sessie A13
Symposium NVMO werkgroep Simulatie A13.1 Het beste op het gebied van medische simulatie: wat is er / wat gebeurt er / wat hebt U nodig?
Trefwoorden: simulatie Wijze van presentatie: symposium Correspondentie-adres
Schijven MP, UMC Utrecht
M.P. Schijven
Oei G, Maxima Medisch Centrum
UMC Utrecht
Delbressine F, TU Eindhoven
Postbus 8550 Huispost G.04.228
Thema
3508 GA Utrecht
In deze workshop worden de ‘best of’ lezingen gegeven,
E-mail:
[email protected]
die tijdens het voorjaarscongres van de Dutch Society for Simulation in Healtcare als zodanig gekwalificeerd werden. Voor diegenen die het gemist hebben: de kans om van gedachten te wisselen met voortrekkers op het terrein van de Medische Simulatie!
A
Doel Delen van tips en trucs voor het invoeren en consolideren van simulatieonderwijs op de werkplek door voorlopers in het ‘veld’. De sessie wordt afgesloten met realtime powerpointevaluatie/opiniepeiling van stellingen middels stemkastjes. Doelgroep Medisch specialisten/opleiders, onderwijskundigen, onderzoekers, leerhuismanagers met interesse in het succesvol integreren van simulatie in de medische opleidingsen werkomgeving. Opzet • Presentaties (viertal interactieve lezingen) - Dr. Ralf Krage: Trainen van assistenten anaesthesiologie - Dr. Marlies Schijven: Skills & Simulatie: wat hebt U nu eigenlijk écht nodig? keuzes - TU Eindhoven in beweging - Dr. Mario Maas: Het opzetten van een skillslab met simulatie; ervaringen vanuit Amsterdam • De sessievoorzitter leidt de discussie tussen publiek en sprekers • Sessievoorzitter leidt online stellingenspel (25 minuten) • Inventarisatie ‘take home messages’ door sessievoorzitter Maximum aantal deelnemers: 100
NVMO | Congresboek 2009
- Dr. Ir. Frank Delbressine: Virtual Reality: technologische
Vorm: viertal interactieve lezingen van 15 min; met aansluitend discussie / stellingenspel 25 minuten
43
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 401 | Sessie A14
Workshop Stationstoets, toetsing, simulatiepatiënten A14.1 Ontwerpen van een toetsstation voor een klinische vaardighedentoets met simulatiepatiënten
Tijdschema 00-20 minuten: Inleiding, presentatie sjabloon en videopresentatie van een toetsstation
Hettinga AM, Os E van, Postma CT
20-55 minuten:
UMC St Radboud
Uitwerken van een nieuwe casus, gericht op enkele punten uit het sjabloon
Thema
55-75 minuten:
Stationsexamens vormen een geaccepteerde methode
Bespreken van de resultaten met aandachtspunten en
om een breed scala aan medische competenties te toet-
discussie
sen. Vooral voor toetsen waaraan grote consequenties verbonden zijn, is het van belang dat deze toetsstations
Maximum aantal deelnemers: 15
zorgvuldig en betrouwbaar worden opgesteld. Door het ontwerpen en uitwerken van de Dutch Clinical Skills As-
Literatuur
sessment (DCSA) hebben wij hiermee veel ervaring op ge-
Epstein RM. Assessment in medical education. N Engl J
daan. De DCSA is één van de medisch inhoudelijke deel-
Med 2007;356:387-96. Whelan GP, Boulet JR, McKinley
toetsen die artsen van buiten de Europese Unie dienen te
DW, Norcini JJ, van Zanten M, Hambleton RK, Burdick
maken. Casuïstiek voor deze toetstations wordt ontwik-
WP, Peitzman SJ. Scoring standardized patient examinati-
keld met behulp van een sjabloon dat is opgesteld aan de
ons: lessons learned from the development and adminis-
hand van literatuur en eigen ervaringen. De kandidaten
tration of the ECFMG Clinical Skills Assessment (CSA).
doorlopen tien stations met simulatiepatiënten. Zij worden
Med Teach 2005;27:200-6.
geacht een geheel consult te voeren inclusief een schriftelijk verslag. Kandidaten worden door de simulatiepatiënten
Trefwoord: toetsing, klinische vaardigheden,
beoordeeld op anamnese, lichamelijk onderzoek, commu-
simulatiepatiënten
nicatie en professioneel gedrag. Simulatiepatiënten wor-
Wijze van presentatie: workshop
den intensief getraind in het scoren hierop. Artsen beoordelen de schriftelijke verslaglegging.
Correspondentie-adres Drs. A.M. Hettinga
Doel
UMC St Radboud
Het doel van de workshop is oefenen in het ontwerpen
Postbus 9101
van een casus voor een klinische vaardighedentoets met
6500 HB Nijmegen
simulatiepatiënten gebaseerd op een sjabloon.
E-mail:
[email protected]
Doelgroep Deze workshop is interessant voor personen die betrokCongresboek 2009 | NVMO
ken zijn bij het ontwerpen van toetsing met simulatiepatienten en diegenen die overwegen dit te gaan doen. Activiteiten in de workshop Allereerst zal het door ons gebruikte sjabloon worden gepresenteerd. Daarbij zullen we gebruik maken van een videopresentatie van een consult in een stationsexamen. Vervolgens gaan we aan de hand van dit sjabloon een nieuwe casus opstellen. Gezien de beperkte tijd zal deze gericht zijn op enkele punten uit het sjabloon. Vervolgens worden de verschillende versies rondom dezelfde casus naast elkaar gelegd. Gezamenlijk zullen daarna punten van aandacht voor
44
de ontwikkeling van een toetsstation worden besproken.
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 403 | Sessie A15 Workshop
Promotie A15.1 Hoe haal ik het meeste uit mijn promovendus/begeleider: Interactieve discussie over begeleiding tijdens het promotietraject
Doelgroep Promovendi en hun begeleiders en anderen die verwachten op korte termijn bij een promotietraject betrokken te zijn. Opzet workshop
Lohuizen MT van, UMC Groningen
Na een korte introductie bespreken de deelnemers in sub-
Leliveld MJ, ICLON
groepen een tweetal (gefingeerde) cases. De workshop
Ridder JMM van de, Albert Schweitzer Ziekenhuis
wordt afgesloten met een discussie over de algemene tips en trucs voor de begeleiding tijdens een promotietraject die
Thema
door de deelnemers uit deze cases afgeleid zijn.
Om een promotietraject voorspoedig te laten verlopen, is goede begeleiding van groot belang. Het aantal promo-
Maximum aantal deelnemers: 25 (minimaal 10)
vendi in medisch onderwijs neemt de afgelopen jaren snel toe en het is belangrijk dat deze promovendi hun trajecten
Trefwoorden: promotie
succesvol zullen afronden. Waar moet je op letten bij de
Wijze van presentatie: workshop
de begeleider, of moet de promovendus hier ook een bij-
Correspondentie-adres
drage aan leveren?
Drs. M.T. van Lohuizen
A
begeleiding? Is goede begeleiding alleen afhankelijk van
UMCG/OWI Doel
Antonius Deusinglaan 1
Het uitwisselen van ervaringen en tips over optimale bege-
9713AV Groningen
leiding van een promotietraject en het krijgen van een the-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
oretische basis over het begeleiden van promotietrajecten.
45
Donderdag 12 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 404 | Sessie A16 Workshop
Communicatie, ontslaggesprek A16.1 Goed geïnformeerd naar huis: de implementatie van het ontslaggesprek in onderwijs aan co-assistenten
Het onderwijs is primair ontwikkeld voor co-assistenten,
Ong LML, Buurman BM
Opzet workshop: activiteiten, opbrengst
AMC
De workshop zal bestaan uit vijf onderdelen, allen inter-
waarbij tijdens de co-schappen - onder supervisie van de aios en opleider - de patiëntbrieven worden opgesteld.
actief van aard. Uit resultaten van een AMC-studie blijkt dat patiënten on-
1. Korte introductie waarbij de focus op het ontslag-
voldoende geïnformeerd naar huis gaan en de meeste pa-
gesprek ligt:
tiënten alleen mondeling worden voorgelicht. In het zoge-
• wat zijn de ervaringen van de deelnemers met het ont-
heten ‘Patiëntenmanifest’ waarin 24 rechten van de
slaggesprek: wordt het structureel gevoerd? door
patiënt staan beschreven, hebben er vier betrekking op het ontslag naar huis. De Raad van Bestuur van het AMC heeft laten weten prioriteit te geven aan de implementatie
wie? • welke onderwerpen moeten aan bod komen bij het ontslaggesprek
van deze vier rechten. Schriftelijke informatievoorziening
2. In subgroepjes brainstormen over inhoud en imple-
en het ontslaggesprek maken hier deel van uit. Binnenkort
mentatie van een ontslagpracticum in het onderwijs
(september 2009) gaat een ontslagproject van start bij drie
aan co-assistenten. Bijvoorbeeld: Wat is een geschikt
divisies: inwendige geneeskunde, heelkunde en kinderge-
moment in de opleiding? Welke informatie dient te
neeskunde. De patiënten die opgenomen zijn geweest op
worden verstrekt? Met welke vaardigheden wordt ge-
deze afdelingen krijgen bij ontslag een zogeheten patiënt-
oefend? Op welke manier wordt geoefend? Maar ook:
brief mee: een persoonlijke brief met informatie over diag-
Wie superviseert de co-assistent op de afdeling? Wel-
nose, behandeling, complicaties, medicatie en leefregels.
ke bevorderende dan wel belemmerende factoren zijn
Deze patiëntbrief wordt, als onderwijsmoment, opgesteld
te verwachten bij de implementatie van het ontslag-
door de co-assistent en vervolgens in het ontslaggesprek
gesprek in de kliniek?
met de patiënt besproken. De afdeling medische psycho-
3. Hoe hebben wij dit project vorm gegeven in het AMC?
logie heeft een ‘ontslagpracticum’ ontwikkeld waarbij co-
Zowel het ontslagpracticum wordt besproken als de im-
assistenten worden getraind in a) het opstellen van deze
plementatie in de kliniek.
patiëntbrief en b) het voeren van een ontslaggesprek aan de hand van dit ontslagdocument.
4. Twee deelnemers oefenen met het voeren van een ontslaggesprek aan de hand van een patiëntbrief. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van een simulatiepatiënt.
Doel
5. Evaluatie en afsluiting
De deelnemers hebben na afloop van de workshop een goed beeld van een onderwijspracticum met als onder-
Maximum aantal deelnemers: 30
werp ‘het ontslaggesprek’ binnen de opleiding genees-
Congresboek 2009 | NVMO
kunde. Meer specifiek:
Trefwoorden: communicatie, ontslaggesprek
1. op welk moment in de opleiding dit practicum kan wor-
Wijze van presentatie: workshop
den aangeboden 2. de opbouw van een dergelijk practicum
Correspondentie-adres
3. de vaardigheden die bij zowel het opstellen van de
Dr. L.M.L. Ong
patiëntbrief als het voeren van het ontslaggesprek aan
AMC
bod komen
Meibergdreef 15
4. de wijze van oefenen
1105 AZ Amsterdam
5. de implementatie van dit onderwijs in de kliniek cq.
E-mail:
[email protected]
patiëntenzorg Doelgroep Deze workshop is met name relevant voor: co-assisten-
46
ten, arts-assistenten en opleiders.
47
NVMO | Congresboek 2009
A
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 522 | Sessie B1
Papers Co-schappen B1.1 Fragment Rating: consultvoering door co-assistenten geobserveerd en beoordeeld op basis van videofragmenten.
zagen (groep 4, n=12). Begeleiders die alleen het beginfragment zagen (groep 1, n=13) gaven een significant hoger cijfer (7,7 ± 0,5) dan de begeleiders uit de andere drie groepen (P<0.05, student T-test).
Groot M de, Dierssen AHJ UMC Groningen
Discussie Begeleiders (45 van de 51) vonden de SimCapture (zeer)
Probleemstelling
behulpzaam bij het beoordelen van een anamnese. Een
Uit zowel evaluaties als literatuur1 blijkt dat consultvoering
anamnese gerepresenteerd in vier á vijf fragmenten werd
van co-assistenten onvoldoende wordt geobserveerd.
hetzelfde beoordeeld als een geheel op video opgeno-
Dientengevolge kan aan representativiteit van praktijk-
men anamnese. De tijdsduur om te komen tot een beoor-
beoordelingen worden getwijfeld. Video-opnames van
deling op basis van fragmenten is aanzienlijk korter (circa
anamneses kunnen tijd- en plaatsonafhankelijk beoor-
5 minuten) en acceptabeler in vergelijking met een beoor-
deeld worden en bovendien is het mogelijk observatie van
deling op basis van een observatie van een bijgewoond
anamneses te beperken tot enkele representatieve frag-
consult (5-30 minuten). Verder onderzoek moet uitwijzen
menten. In deze ‘pilotstudy’ is onderzocht of er overeen-
of ‘fragment rating’ voldoende betrouwbaar en valide is
stemming is tussen beoordeling van door de co-assistent
om deze vorm van beoordelen breder toe te passen.
geselecteerde fragmenten uit een op video opgenomen anamnese en beoordeling van een geheel op video opge-
Literatuur:
nomen anamnese.
1
Chen W (2008) Clinical skills in final-year medical students:
The relationship between self-reported confidence and Methode
direct observation by faculty or residents. Ann Acad Med
Van 10 co-assistenten (1ste jaar master, UMC Groningen)
Sing 37: 3-8
werden anamneses opgenomen met een mobiele video unit (SimCapture). De co’s markeerden achteraf, op een
Trefwoorden: co-schappen, consultvoering
met de video-opname meelopende tijdbalk, twee sterke
Wijze van presentatie: paper
punten en twee verbeterpunten in hun anamnese en voorzagen deze fragmenten digitaal van commentaar. De
Correspondentie-adres
fragmenten duurden ongeveer één minuut per stuk. Vijftig
Dr. M. de Groot
klinische begeleiders werden in vier groepen verdeeld en
UMC Groningen
gevraagd video-opname en fragmenten te beoordelen.
Hanzeplein 1
De eerste groep zag alleen een kort begin van de anam-
W 4.151
nese, de tweede groep de vier gemarkeerde fragmenten,
9711 GZ Groningen
de derde groep het beginfragment én de vier gemarkeer-
E-mail:
[email protected]
de fragmenten en de vierde groep zag de gehele anamCongresboek 2009 | NVMO
nese. Bij de beoordeling werd gebruik gemaakt van de Mini-CEX. Resultaten De resultaten van deze voorstudie zijn gebaseerd op beoordeling van de anamnese van één van de tien co’s, maar zullen tijdens het congres van meer co’s beschikbaar zijn. We concluderen dat beoordeling van de anamnese op basis van vier of vijf fragmenten gelijk is aan beoordeling van de gehele anamnese. Groep 2 (n=12) en groep 3 (n=13), gaven respectievelijk een 7,1 ± 0,7 en een 6,6 ± 0,6. Dit verschilt niet met de beoordeling van 6,9 ±
48
0,7 gegeven door begeleiders die de gehele anamnese
B1.2 Inzicht in de klinische kennis van coassistenten: vraag het de onderwijssecretaris
Conclusie Klinische beoordelingen op kennis en klinisch redeneren resulteren in gemiddeld te hoge en onbetrouwbare scores, zelfs als ze worden gebaseerd op meerdere gestructureer-
Groothoff JW, AMC
de en onafhankelijke beoordelingen. Een objectie meetin-
Vreede WB, Flevoziekenhuis
strument is aangewezen om kennis en klinisch redeneren
Tytgat GAM, AMC
tijdens de coschappen objectief te kunnen toetsen.
Bos NR, AMC Cate ThJ ten, UMC Utrecht
Trefwoord: co-schappen Wijze van presentatie: paper
Doel onderzoek Klinische beoordelingen van coassistenten door stafleden
Correspondentie-adres
zijn vaak onderhevig aan positieve bias en discrimineren
Dr. J.W. Groothoff
slecht. Via een systeem van meerdere, gestructureerde
AMC
beoordelingen door verschillende beoordelaars, is in het
Kindergeneeskunde
AMC getracht om tot meer valide eindbeoordelingen te
Meibergdreef 9
komen. Deze studie beoogt de validiteit van dit beoorde-
1105 AZ Amsterdam
lingssysteem te toetsen door eindbeoordelingen van toe-
E-mail:
[email protected]
passing van medisch kennis en klinisch redeneren (KKR)
B
te vergelijken met scores op een meer objectief meetinstrument voor KKR. Methoden Tussen maart 2007 en december 2008 vergeleken wij KKR eindbeoordelingen van coassistenten kindergeneeskunde uit het AMC, het Flevoziekenhuis en het Zaans Medisch Centrum met scores op de MATCH test, een gevalideerd instrument voor KKR. Tussen mei en december 2008 vroegen wij tevens aan onze onderwijssecretaris, die geen medische achtergrond heeft, om in de 2e week van het coschap een voorspelling te maken van het eindniveau KKR van AMC coassistenten. We vergeleken ook deze voorspellingen met de MATCH scores. Beoordelingen door stafleden variëren van A+ (9) tot E (onvoldoen-
Resultaten 167 van de 200 studenten participeerden in de studie. Stafleden gaven een “A”voor KKR aan 68,1% en een “B”aan 29,2% van alle studenten. Studenten met een “A”en zij met een “B”voor KKR hadden vergelijkbare MATCH scores (72,5; SD 7,7 vs. 70,8; SD 8,0). De onderwijssecretaris voorspelde KKR niveau “A”bij 37,5% en “B”bij 62,5% van alle studenten. Studenten met een
NVMO | Congresboek 2009
de, 4). De MATCH score schaal loopt van 0-100.
“secretaris A”hadden een significant hogere MATCH score dan zij met een “secretaris B”. (75,5; SD 8,0 vs. 70,1,SD 7,3; 95%CI 1,7-9,1; effect size 0,33).
49
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 522 | Sessie B1 Papers | Co-schappen
B1.3 Fronter als e-learning in het co-schap KNO - een docent-gestuurd, webbased platform voor vijf opleidingsziekenhuizen
3. digitale pdf-verslagformulieren ter beschrijving van KNO-patiëntencontacten 4. vragendatabase met toetsvragen Digitale evaluatieformulieren werden door studenten voor
Bretschneider JH, Rinkel RNPM, Leemans CR
en na het KNO-coschap ingevuld.
VU Medisch Centrum Resultaten Probleemstelling
Inrichten van een leeromgeving is tijdsintensief, maar
Geneeskundestudenten volgen tijdens hun studie twee
wordt ruim gecompenseerd door tijdswinst bij het gebruik
weken het coschap KNO-heelkunde. Binnen 10 werkda-
in het onderwijs. Voor de totale administratie van de
gen moeten zij kennis verwerven over 13 KNO-klachten en
leeromgeving is 0,1 fte voldoende gebleken. Gemiddelde
100 KNO-ziektebeelden. Het is duidelijk dat binnen 10 da-
computervaardigheden zijn voor het inrichten van de
gen onvoldoende patiënten gezien kunnen worden om aan
leeromgeving voldoende. Voor studenten is het gebruik
de volle breedte van de opleidingseisen te voldoen. Het is
intuïtief en volstaat men met een korte uitleg. De ge-
daarom wenselijk dat studenten tijdens de beschikbare tijd
bruiksvriendelijkheid van Fronter werd door studenten
hun zelfstudie optimaal kunnen benutten. Een docentge-
(n=36) hoger beoordeeld dan die van Blackboard (7,8 vs
stuurde, centrale e-learningomgeving bevordert transpa-
6,1 op een schaal van 0-10).
rantie en kwaliteit van het onderwijs. Het gebruik moet voor iedereen gemakkelijk en flexibel zijn, zodat alle inhoudelijke
Conclusie
taken (opbouw leeromgeving, gebruik leerstof) docent-ge-
De docentgestuurde e-learning-omgeving Fronter wordt
stuurd blijven en student-docent contact ook interactief
volledig geaccepteerd door studenten en geeft docenten
mogelijk is. Blackboard heeft een sterk gereguleerde struc-
een beter zicht op het eigen onderwijs. Daardoor kan be-
tuur en wordt als minder flexibel ervaren qua inrichtings- en
ter aan de eisen van de opleiding en de wensen van de
multimediale mogelijkheden. Het gebruik voor klinisch on-
studenten worden voldaan. Ook bij grotere aantallen stu-
derwijs is minimaal gebleken. Fronter is een nieuwe e-lear-
denten blijft de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd.
ningomgeving, gebruikmakend van nieuwe internet-trends en -ontwikkelingen (web 2.0), met veel interactieve moge-
Trefwoorden: co-schappen, e-learning
lijkheden en intuïtief gebruiksgemak. Het invoeren van de
Wijze van presentatie: paper
Bachelor-Masterstructuur verdubbelde het aantal studenten op onze afdeling, zodat ook daarom naar nieuwe on-
Correspondentie-adres
derwijsvormen gezocht moest worden. Wij rapporteren
Dr. J.H. Bretschneider
over de ervaringen van docenten en studenten bij het intro-
VU Medisch Centrum
duceren en gebruiken van Fronter bij de KNO-heelkunde.
De Boelelaan 1117 1081 HV Amsterdam
Methode Congresboek 2009 | NVMO
Fronter werd als e-learningomgeving voor coassistentenonderwijs naast Blackboard ter beschikking gesteld. Alle studenten en studiejaardocenten (ook andere specialismen) kunnen van augustus 2008 tot juli 2010 hiervan gebruik maken. Na een eendaagse workshop over Fronter was het mogelijk de leeromgeving inhoudelijk op te bouwen. Bij de afdeling KNO werd voor de volgende structuur gekozen: 1. digitale KNO-bibliotheek, uitgebreide verzameling van leerstof 2. verplichte leerstof: 13 ‘leerpaden’, elke KNO-klacht vormt een leerpad, ook alle 100 KNO-ziektebeelden
50
worden hierin multimediaal toegelicht
E-mail:
[email protected]
B1.4 Effecten van de training patiëntveiligheid voor semi-artsen op basis van werkplek-leren
Uit de schriftelijke evaluatie blijkt dat de leerzaamheid van de training met een 7.8 op een schaal van 1 tot 10 beoordeeld werd. Met behulp van een 5-punts Likert-schaal werd de leerzaamheid van de eindbijeenkomst goed be-
Feijter JM de, Universiteit Maastricht
oordeeld (4.35) en werd het als leerzaam ervaren om met
Grave WS de, Universiteit Maastricht
semi-artsen van verschillende specialismen samen te wer-
Koopmans RP2, MUMC+
ken (4.45). Alle semi-artsen hebben gemiddeld 3.5 inci-
Scherpbier AJJA, Universiteit Maastricht
dentkaartjes ingevuld. Semi-artsen herkennen patiëntonveilige situaties vooral in de behandelfase (46%)en in de
Probleemstelling
diagnostische fase (39%) van het zorgproces. Communi-
In het nieuwe Concept Raamplan 2009 krijgt patiëntveilig-
catie heeft hierbij in 59% een rol gespeeld. Er was een pro-
heid een veel prominentere plaats dan voorheen. Ook in
bleem met supervisie in 20% van de ingevulde incidenten.
de internationale literatuur wordt opgeroepen tot meer Discussie
neeskunde studenten en arts-assistenten. Op dit moment
Patiëntveiligheid leent zich als onderwerp goed om een
wordt er in het Maastrichtse basiscurriculum beperkt ex-
training te geven waarin theorie en praktijk met elkaar in
pliciet aandacht besteed aan patiëntveiligheid. Daarom is
verband moeten worden gebracht. Werkplek leren, een
er een training patiëntveiligheid ontwikkeld voor de semi-
methode waarin semi-artsen de geleerde theorie in de
artsen (zesdejaars geneeskunde studenten) die beoogt
praktijk moeten toepassen en herkennen, is hier een goe-
reflectief leren op de werkplek te stimuleren. In deze stu-
de methode voor.
B
aandacht voor patiëntveiligheid in de opleidingen voor ge-
die is onderzocht wat studenten percipiëren als leereffect van deze training.
Trefwoorden: patiëntveiligheid, co-schappen, werkplek-leren
Methode
Wijze van presentatie: paper
Voorafgaand aan de training is de beginsituatie van de semi-artsen vastgesteld door middel van een focusgroep on-
Correspondentie-adres
derzoek. In totaal 34 semi-artsen verdeeld over 4 groepen
Drs. J.M. de Feijter
namen aan dit onderzoek vrijwillig deel. In dit onderzoek
Universiteit Maastricht
werd onderzocht wat voor ervaringen studenten hadden
Postbus 616
met patiëntveiligheid en wat hun voorkeuren waren wat be-
6200MD Maastricht
treft wat en hoe hierover te leren. Tijdens en direct na de
E-mail:
[email protected]
pilot training (waaraan 20 semi-artsen deelnamen) werden kwantitatieve data verzameld wat betreft de geobserveerde incidenten. Ook werd de training door middel van een volgde een uitgebreid focusgroep onderzoek naar de leereffecten van de training en hoe deze tot stand zijn gekomen. In totaal 13 studenten namen deel aan dit focusgroep onderzoek verdeeld over 2 groepen. De protocollen van deze focusgroepen werden geanalyseerd met behulp van het software programma Atlas.ti5 Resultaten Uit de focusgroepen bleek dat meerdere semi-artsen de
NVMO | Congresboek 2009
korte vragenlijst geëvalueerd. Twee weken na de training
ervaring hebben dat zij veel verantwoordelijkheden krijgen. Verantwoordelijk zijn voor een gehele afdeling is geen uitzondering. Ook worden er problemen genoemd bij het verkrijgen van supervisie.
51
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 525 | Sessie B2
Rondetafelsessie Vervolgopleiding B2.1 Implementatie medische vervolgopleidingen: landelijk of in de OOR?
Maximum aantal deelnemers 25-30 Trefwoorden: implementatie, vervolgopleiding,
Meininger AK, UMC Groningen
opleidingsplannen
Sluiter H, Deventer Ziekenhuis
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Thema
Correspondentie-adres
De implementatie van de nieuwe competentiegerichte op-
Drs. A.K. Meininger
leidingsplannen betreft niet een “simpele vertaalslag” naar
UMC Groningen
de regio en de lokale opleidingen. Het vereist een compleet
Hanzeplein 1
andere wijze van werken in een nieuwe opleidings- en or-
9700 RB Groningen
ganisatiecultuur. De in de NVMO-werkgroep Medische ver-
E-mail:
[email protected]
volgopleidingen en bij het In VIVO-project aanwezige expertise op het gebied van verandermanagement en de implementatie van de herziene opleidingsplannen worden in deze rondetafelsessie gedeeld met anderen die bij de implementatie van de vervolgopleidingen betrokken zijn. In de rondetafelsessie komen vragen aan de orde als: • hoe kan het proces van implementatie worden gefaciliteerd? gebeurt dat vanuit de wetenschappelijke vereniging, landelijke projectteams en regionale kernteams (zoals bij in VIVO) en/of in OOR-verband? • is een helder loket voor opleiders, opleidingsgroepen en AIOS een belangrijke randvoorwaarde? • voor welke problemen moet bij de implementatie een oplossing worden gevonden? Doel Doel van de rondetafelsessie is samen met alle deelnemers na te gaan hoe een goede organisatie van de implementatie (in de OOR en/of landelijk) kan bijdragen aan de gewenste effectiviteit en kwaliteit van opleiden volgens opleidingsplannen. Doelgroep Congresboek 2009 | NVMO
Allen die professioneel betrokken zijn bij de implementatie van de medische vervolgopleidingen. Vooral diegenen die in de samenwerking tussen UMC’s en de opleidingsziekenhuizen actief betrokken zijn. Zowel AIOS, opleiders, supervisoren, onderwijskundigen als ook andere stakeholders zijn dus welkom. Opzet workshop Aan de hand van enkele werkopdrachten gaan de deelnemers actief aan de slag. Opbrengst is het krijgen van meer inzicht en concrete handvatten hoe de implementatie van de herziene opleiding in een opleidingscluster ge-
52
realiseerd kan worden.
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Lamorazaal | Sessie B3
Symposium Kwaliteitszorg in de vervolgopleiding B3.1 Ontwikkelingen kwaliteitszorg vervolgopleidingen
Het doel van dit symposium is dus uitwisselen van erva-
Lombarts K, Rooyen C den, Heineman M,
Trefwoorden: kwaliteitszorg in de vervolgopleiding
Scherpbier AJJA
Wijze van presentatie: symposium
ringen.
Universiteit Maastricht
Universiteit maastricht
gelicht aan de hand van een aantal praktische voorbeel-
Onderwijsinstituut faculty Health
den. Hiermee wordt geïllustreerd hoe een instelling zou
Medicine and Life Sciences
kunnen beginnen met het invoeren c.q stimuleren van een
Postbus 616
kwaliteitszorgsysteem. Deelnemers kunnen vragen of be-
6200 MD Maastricht
richten over de ontwikkelingen in eigen huis inbrengen.
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
A.J.J.A. Scherpbier
liteitszorg in de vervolgopleidingen van afgelopen jaar toe-
B
Correspondentie-adres In dit symposium worden de ontwikkeligen rondom kwa-
53
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 530 | Sessie B4
Wetenschappelijk papers Toetsing B4.1 Een nieuw model voor het ontwerpen van programma’s van toetsing Dijkstra J, Vleuten CPM van der, Schuwirth LWT
op verbetering van toekomstige programma’s; en (6)
Universiteit Maastricht
Verantwoording aan externe partijen. Deze dimensies zijn niet sequentieel, maar wel sterk afhankelijk van elkaar. Dit
Probleemstelling en theoretische achtergrond
model heeft meer aandacht voor randvoorwaarden dan het
Onderzoek naar toetsing van studenten heeft inzicht opge-
initiële model dat vooral informatieverwerking benadrukte.
leverd in sterktes en zwaktes van toetsinstrumenten. Echter, geen enkel individueel instrument blijkt afdoende om
Discussie
competentie als geheel te meten. Een doelbewuste combi-
Het uiteindelijke model biedt een referentiekader voor ont-
natie van instrumenten door een programmatische aanpak
werp van toetsprogramma’s, meeromvattend dan het initi-
van toetsing lijkt noodzakelijk om te komen tot hoogwaar-
ele model. In tegenstelling tot eerdere aannames over het
dige toetsprogramma’s, die in staat zijn om competentie
model als opeenvolgende elementen, lijkt samenhang en
als geheel te beoordelen. Op programmaniveau zijn slechts
afhankelijkheid van dimensies een sleutelrol te spelen. Hier-
enkele studies uitgevoerd. Deze nemen voornamelijk een
bij staan Doelen centraal, niet als startpunt, maar verweven
kwaliteitsperspectief in (betrouwbaarheid, validiteit, onder-
in de andere dimensies. Ontwerpaspecten werden tijdens
wijskundige impact) en niet het ontwerp van toetsprogram-
de focusgroepdiscussie niet losgezien van een doel.
ma’s (bijvoorbeeld: Baartman, 2008; Birenbaum, 2007;
Fit-for-purpose is dan ook het leidende principe in dit
Burch, et al., 2008; Harlen, 2007). De kwaliteitscriteria bie-
model voor ontwerp van toetsprogramma’s. De volgende
den echter weinig houvast voor ontwerp van toetspro-
fase in het onderzoek is valideren van het model aan de
gramma’s. De centrale vraag in dit onderzoeksproject be-
toetspraktijk en ontwikkeling van specifieke ontwerpcriteria.
treft ontwerpcriteria voor het ontwikkelen van hoogwaardige programma’s van toetsing. Een eerste studie is gestart met
Referenties
het ontwikkelen een model om alle relevante ontwerpas-
Baartman, L. K. (2008). Assessing the assessment:
pecten van toetsprogramma’s te inventariseren.
Development and use of quality criteria for competence assessment programmes. Dissertation:
Methoden
Congresboek 2009 | NVMO
54
Universiteit Utrecht.
Gedurende één dag is een initieel model - bestaande uit de
Birenbaum, M. (2007). Evaluating The Assessment:
dimensies: doelen, informatie verzamelen, informatie combi-
Sources Of Evidence For Quality Assurance. Studies
neren, rapporteren, beslissing nemen, kwaliteitscontrole -
In Educational Evaluation, 33(1), 29-49.
als startpunt van de discussie voorgelegd aan een focus-
Burch, V., Norman, G., Schmidt, H., & van der Vleuten,
groep van negen internationale experts op het gebied van
C. (2008). Are specialist certification examinations a
toetsing. Doel was om via open discussie verder te komen
reliable measure of physician competence? Advances
dan het initiële model. De eerste onderzoeker heeft de trans-
in Health Sciences Education, 13(4), 521-533.
cripten van de discussie geanalyseerd door te coderen op
Harlen, W. (2007). Criteria For Evaluating Systems
de dimensies van het initiële model. Vervolgens is dit model
For Student Assessment. Studies in Educational
steeds verder gereviseerd conform de data door het herde-
Evaluation, 33(1), 15-28.
finiëren van de dimensies totdat een fit met de data was bereikt, die door de medeonderzoekers werd bevestigd.
Trefwoorden: toetsing Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
Resultaten Het uiteindelijke model (zie figuur) bestaat uit zes dimen-
Correspondentie-adres
sies: (1) Doelen van toetsing; (2) Programma-uitvoering als
Drs. J. Dijkstra
de kernactiviteiten gericht op informatieverwerking; (3)
Universiteit Maastricht
Ondersteunende activiteiten voor optimalisering van het
Postbus 616
huidige programma; (4) Documenteren ten behoeven van
6200 MD Maastricht
transparantie en verdedigbaarheid; (5) Activiteiten gericht
E-mail:
[email protected]
B4.2 De relatie tussen diepgaand leren, voorbereidingstijd en de benodigde tijd bij open-boek toetsen
Conclusie/Discussie Studenten die de open-boek toets op een diepgaande manier hadden voorbereid, deden korter over het beantwoorden van de vragen. Opzoekgedrag en voorberei-
Heijne-Penninga M, UMC Groningen / RUG
dingstijd waren niet van invloed op de verbruikte toetstijd.
Kuks JBM, UMC Groningen / RUG
Mogelijk werden verschillen tussen studenten deels op-
Hofman WHA, UOCG/RUG
geheven doordat er te veel tijd beschikbaar was voor het
Cohen-Schotanus J, UMC Groningen / RUG
beantwoorden van de vragen. Studenten hadden de mowaardoor te weinig voorbereidingstijd en een minder
Bij open-boek toetsen speelt de tijdsduur van het tenta-
diepgaande voorbereiding gecompenseerd konden wor-
men een grotere rol dan bij gesloten-boek toetsen. Er be-
den2. Mogelijk dat daarom ook geen relatie met toets-
staan echter nog geen duidelijke richtlijnen voor de opti-
score is gevonden. Desondanks hadden studenten die de
male tijdsduur van open-boek toetsen. Als de tijdsduur te
toets diepgaander hadden voorbereid minder tijd nodig
lang is, kunnen studenten de leerstof tijdens de toets nog
voor het beantwoorden van de vragen. De relatie tussen
bestuderen en zullen zij nalaten dit van te voren te doen .
voorbereiding en toetstijd is waarschijnlijk nog sterker
Om gewenst gedrag te stimuleren en aan te sluiten bij
wanneer de beschikbare toetstijd beperkt wordt. Restric-
academische leerdoelen, lijkt restrictie van de toetstijd
tie van toetstijd lijkt dan ook een goed middel om open-
een belangrijk middel. Dit onderzoek concentreert zich op
boek toetsen aan te laten sluiten bij een academisch ni-
de relatie tussen voorbereidingstijd, diepgaand leren en
veau. Verder onderzoek naar de optimale tijdsduur van
toetstijd bij open-boek toetsen.
open-boek toetsen is daarom noodzakelijk.
Methode
1
1
Med Teach 2005;27(5):456-62.
denten Geneeskunde (n=491) tijdens twee deeltoetsen, vragen (n=30), in multiple choice format. Studenten had-
Broyles IL, Cyr PR, Korsen N. Open book tests: assessment of academic learning in clerkships.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder tweedejaars stubestaande uit zowel gesloten-boek (n=70) als open-boek
B
gelijkheid veel informatie op te zoeken en deden dit ook, Inleiding
2
Francis J. A case for open-book examinations. Educational Review 1982;34(1):13-26.
den 4 uur de tijd voor het beantwoorden van de openboek vragen. Studenten werd gevraagd het aantal uren
Trefwoorden: toetsing, open-boek toets, diepgaand leren
dat zij zich hadden voorbereid, hun begin- en eindtijd van
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
de toets te noteren en per vraag aan te geven of zij iets hadden opgezocht. Daarnaast vulden zij de vragenlijst
Correspondentie-adres
Diepgaande Leerstofverwerking in (24 items). De relaties
Drs. M. Heijne-Penninga
zijn onderzocht door middel van partiële correlaties.
UMC Groningen
Resultaten
9713 AV Groningen
Studenten besteedden gemiddeld 5 minuten aan een
E-mail:
[email protected]
open-boek vraag (3,6 minuten voor een 2-keuze vraag 7,2 minuten voor een 4-keuze vraag). Gemiddeld werd bij 21 vragen (68%) iets opgezocht. Het percentage studenten dat iets opzocht, varieerde per vraag (61,6%-95,8%). De partiële correlaties lieten een relatie zien tussen diepgaand leren en verbruikte toetstijd (R= -.144; p<.05). Er werd geen relatie gevonden met toetsscore. De 5%
NVMO | Congresboek 2009
A. Deusinglaan 1
hoogst scorende studenten op diepgaand leren besteedden gemiddeld 4,6 minuten aan de beantwoording van een open-boek vraag.
55
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 530 | Sessie B4 Wetenschappelijke papers | Toetsing
B4.3 Systematische literatuurstudie naar de kwaliteitseisen van ‘KKB/KPB-achtige’ instrumenten
De haalbaarheid werd bij 12 van de 18 instrumenten onderzocht, vaak met vragenlijsten en soms op basis van aantal verrichte beoordelingen. Van deze 12 instrumenten werd bij 10 de haalbaarheid goed geacht. Bij 8 van de 18
Pelgrim E1, Kramer A, UMC St Radboud
instrumenten werd de validiteit op een of andere manier
Mokkink H, UMC St Radboud
gemeten. Er was veel variatie in type validiteit en onder-
Elsen L van den, UMC St Radboud
zoeksmethode. Bij 6 van de 11 instrumenten werd ge-
Grol R, UMC St Radboud
concludeerd dat de validiteit goed was. Betrouwbaarheid
Vleuten C van der, Maastricht Universteit
(meestal generaliseerbaarheid) werd bij 9 van de 18 instrumenten gemeten. De resultaten verschilden erg tus-
Probleemstelling
sen de instrumenten. Het varieert van 12 beoordelingen
Een effectieve toetsingsmethode heeft een goede be-
door 1 beoordelaar, 6 beoordelingen door 3 beoordelaars
trouwbaarheid en validiteit en een positief leereffect op de
tot 4 beoordelingen door 1 á 2 beoordelaars. Het leeref-
trainee. Daarnaast is het instrument haalbaar met betrek-
fect van het instrument werd onderzocht bij 9 instrumen-
king tot de acceptatie en de kosten (Van der Vleuten,
ten, vaak met behulp van vragenlijsten. In de meeste ge-
1996). In de huisartsopleiding in Nijmegen is men bezig
vallen werd een positief effect gemeten.
met de ontwikkeling en implementatie van een toetsingsmethode waarbij een huisarts in opleiding beoordeeld
Discussie
wordt door middel van directe observatie van een echt
Hoewel de meeste instrumenten formatief werden ingezet
patiëntencontact met behulp van een globaal scoringsfor-
is weinig onderzoek gedaan naar het leereffect van de in-
mulier. Internationaal wordt de mini-CEX gebruikt bij de
strumenten op de trainee. Daarnaast is het onderzoek
observatie van studenten en specialisten in opleiding. De
niet altijd van hoge kwaliteit en is er een grote variatie in
Nederlandse variant hiervan is de ‘korte klinische beoorde-
onderzoeksmethode. We pleiten voor meer systematiek
lingslijst’(KKB) of ‘korte praktijk beoordelingslijst’ (KPB).
in onderzoek naar de kwaliteit van korte klinische beoor-
Door middel van een systematische literatuurstudie naar
delingen.
‘KKB/KPB-achtige’ instrumenten is gekeken naar karakte-
Congresboek 2009 | NVMO
ristiek en kwaliteitseisen (validiteit, betrouwbaarheid, haal-
Referenties
baarheid en leereffect op de trainee) van dergelijke instru-
Vleuten, van der, C.P.M. (1996). The assessment of profes-
menten. Met de hiermee verkregen informatie kunnen we
sional competence: developments, research and practical
een onderbouwde keuze maken voor een dergelijk instru-
implications. Advances in Health Sciences Education, 1,
ment in de huisartsopleiding. Eerder rapporteerden we over
41 - 67.
de search en de karakteristieken (congresboek NVMO
Kramer A.W.M. Systematische literatuurstudie naar de
2008). In deze presentatie komen de kwaliteitseisen aan
Korte Klinische/Praktijk Beoordeling, Congresboek NVMO
bod.
2008, blz 149.
Methode
Trefwoorden: huisartsopleiding, toetsing, KPB/KKB
Met Pubmed is een search gedaan t/m 08-01-2009. Van
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
de geselecteerde artikelen beoordeelden twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar de validiteit, betrouwbaar-
Correspondentie-adres
heid en haalbaarheid en het effect op de trainee. Wanneer
E.A.M. Pelgrim MSc
er geen overeenstemming was werd doormiddel van dis-
UMC St. Radboud
cussie tussen alle onderzoekers consensus bereikt.
Postbus 9101 6500 HB Nijmegen
Resultaten 349 artikelen voldeden aan de zoekcriteria. Uiteindelijk werden 34 artikelen in het onderzoek betrokken, handmatig zoeken in de referentielijsten leverde 5 artikelen op.
56
Deze 39 artikelen bevatten 18 verschillende instrumenten.
E-mail:
[email protected]
B4.4 Effect van vraagtekenoptie versus gedwongen raden op de partiële kennis en betrouwbaarheid bij voortgangstoetsing
de vragen. Hypothese 2 is getoetst met Cronbach’s Alphaberekeningen. Resultaten
Medema H, UMC Groningen
In de conditie met gedwongen raden bleken de goedsco-
Schuwirth LWT, Universiteit Maastricht
res 8% hoger te zijn dan in de conditie met vraagtekenop-
Henning RH, UMC Groningen
tie (t=-11.095; p<0.001). Elk studiejaar liet hetzelfde ver-
Krommenhoek-van Es C, LUMC
schil zien. De Cronbach’s Alpha van de toetsen was bij de
Thoben AJNM, UMC St Radboud
vraagtekenoptie .81 en .84 en bij gedwongen raden .76
Wenink ACG, LUMC
en .80. Bij tweedejaarsstudenten was de betrouwbaar-
Cohen-Schotanus J, UMC Groningen
heid bij de vraagtekenoptie .69 en .42 en bij gedwongen raden .38 en .29.
Een voortgangstoets meet de kennis van studenten in rela-
Discussie
tie tot het eindniveau. De score van de student wordt be-
De hypothese dat partiële kennis bij gedwongen raden be-
paald door het aantal goed beantwoorde vragen te vermin-
ter gemeten wordt, wordt bevestigd. Het door ons gevon-
deren met het aantal fouten. Als de student het antwoord
den verschil is hoger dan andere onderzoekers rapporteer-
niet weet gebruikt hij de ‘vraagtekenoptie’. Onderwijskun-
den voor bloktoetsen (McHarg 2005). Vooral bij de
dig gezien wordt de vraagtekenoptie belangrijk gevonden
tweedejaars studenten was de betrouwbaarheid bij de
omdat studenten dan aangeven wat ze niet weten. Een
vraagtekenoptieconditie groter dan bij gedwongen raden
vraagtekenoptie levert echter bias op omdat sommige stu-
waarmee de tweede hypothese verworpen wordt. Invoe-
denten meer gokbereid zijn dan anderen, vooral bij vragen
ring van gedwongen raden zal in de lagere studiejaren
waarbij ze alternatieven kunnen uitsluiten. “Voorzichtige”
waarschijnlijk leiden tot onbetrouwbaarder metingen.
B
Probleemstelling
studenten zijn hierbij in het nadeel omdat zij geen gebruik maken van ‘partiële’ kennis. Een mogelijke oplossing voor
Literatuur
dit probleem is studenten te dwingen alle vragen te bant-
Burton, Richard F. (2001), Quantifying the Effects of
woorden waarbij alle goede antwoorden worden opgeteld
Chance in Multiple Choice and True/False Tests: question
en strafpunten ontbreken. Een nadeel is echter dat vooral
selection and guessing of answers, Assessment & Evalu-
jongerejaarsstudenten dan gedwongen worden tot gok-
ation in Higher Education; 26-1, 41-50.
ken, wat ook weer ruis oplevert. Tot nu toe is niet duidelijk
McHarg, J, Bradley P, Chamberlain S, Ricketts C, Searle
hoeveel ruis de vraagtekenoptie oplevert ten opzichte van
J, McLachlan JC(2005), Assessment of progress test,
gedwongen raden (Burton 2001). In deze studie worden de
Medical Education; 39-2, 221–227.
volgende hypothesen getoetst: de vraagtekenoptie.
Trefwoorden: toetsing, voortgangstoetsing Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
2. Wanneer meer partiële kennis gemeten wordt is de betrouwbaarheid hoger.
Correspondentie-adres Drs. H. Medema
Methode
UMC Groningen
Voor het onderzoek zijn uit de itembank 200 vragen gese-
A. Deusinglaan 1
lecteerd. Er zijn 2 sets van 100 vragen gemaakt van gelijke
9713 AV Groningen
moeilijkheidsgraad die elk in twee condities worden beant-
E-mail:
[email protected]
woord: ‘met vraagtekenoptie’ en ‘gedwongen raden’. De sets zijn gekruist aan 298 Maastrichtse, Nijmeegse, Leidse
NVMO | Congresboek 2009
1. Studenten scoren bij gedwongen raden hoger dan bij
en Groningse tweede-, derde- en vierdejaarsstudenten voorgelegd. Om hypothese 1 te toetsen is bij de vraagtekenoptieconditie de goedscore van de student vermeerderd met een individuele gokkans voor de niet beantwoor-
57
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 531 | Sessie B5
Posters Academische vaardigheden, incidenten melden, mensenrechten Physician Assistant B5.1 Debatteren over medische ontwikkelingen Oefenen van de CanMeds-rol Kennis en Wetenschap (bachelor 3)
met de verplichte groepsopdracht. Per studiegroep wor-
Spierenburg EJ, Kooten F van
Ervaringen / evaluatie
Erasmus MC
Docenten hebben bijzonder enthousiast gereageerd op
den twee medische dilemma’s uitgewerkt. In totaal zijn er 10 medische dilemma’s beschikbaar.
deze groepsopdracht en hun volledige medewerking gegeProbleemstelling
ven bij de ontwikkeling en uitvoering. Via een schriftelijke
De hedendaagse dokter dient niet alleen te beschikken
evaluatie, gesprekken met een focusgroep en analyse van
over ruime medische kennis en klinische vaardigheden. Hij
de ingezonden standpunten en samenwerkingsrapporten
moet ook kunnen samenwerken, literatuur doorzoeken en
is informatie verkregen over de waardering van studenten
interpreteren, en een standpunt innemen en dat zowel
en docenten van deze opdracht. De volgende aspecten
schriftelijk als mondeling kunnen uitdragen. In het curricu-
zijn bevraagd: studiebelasting, inhoud opdracht en acade-
lum Erasmusarts waren te weinig aansprekende mogelijk-
mische vaardigheden (samenwerken, literatuuronderzoek,
heden deze academische vaardigheden te oefenen.
schrijfvaardigheden en debattechnieken).
Methode / opzet
Implicaties voor de praktijk
Het beleid Vorming van een Academicus is ontwikkeld,
Gezien het enthousiasme van studenten en docenten zal
waarin onder meer beschreven wordt op welke wijze deze
deze opdracht een vaste plek krijgen in het curriculum.
tekortkoming in het onderwijs wordt opgeheven. Een van
Op grond van de resultaten uit de evaluatie wordt onder-
de onderdelen van het onderwijsprogramma in dit be-
zocht of de eerste- en tweedejaars opdrachten gericht op
leidsstuk is een groepsopdracht die studenten maken
het oefenen van de academische vaardigheden voldoen-
aan het einde van het derde jaar. Hierin wordt evidence
de aansluiten op het niveau van het derde jaar, en worden
based medicine gecombineerd met de vaardigheden sa-
voorstellen gedaan voor vervolgopdrachten in de master-
menwerken, discussiëren en schrijven. De studenten krij-
fase.
gen een diagnostisch of therapeutisch dilemma aangereikt waarover ze in twee groepen van drie respectievelijk
Trefwoorden: academische vaardigheden
een voor- of tegenstandpunt in moeten nemen. Hun
Wijze van presentatie: poster
standpunten dienen ze te baseren op wetenschappelijke literatuur, en op schrift vast te leggen volgens de eisen die
Correspondentie-adres
het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde stelt in hun
Drs. E.J. Spierenburg
rubriek Pro Contra. Daarnaast maken de studenten een
Erasmus MC
kort verslag van de wijze waarop hun samenwerking is
Postbus 2040
verlopen. Tijdens de debatsessie, onder leiding van een
3000 CA Rotterdam
docent, dragen beide groepen (pro en contra) hun ziens-
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
wijze uit en proberen ze de andere partij te overtuigen van hun standpunt. De toehoorders (de overige studen uit een studiegroep van twaalf) komen aan het einde van de discussie met een oordeel welk standpunt het meest overtuigend was. De docent beoordeelt zowel het schriftelijke als het mondelinge betoog. Bij het eerste let hij op de wetenschappelijke onderbouwing en de logica en de stijl van de argumentatie. Bij het mondelinge betoog bekijkt hij of de standpunten goed voor het voetlicht zijn gebracht en of de argumenten van de andere partij op een correcte wijze van een weerwoord zijn voorzien. Tenslotte geeft hij een oordeel over de samenwerking op basis van het ver-
58
slag van de studenten. In totaal doen 360 studenten mee
B5.2 Barrières bij het melden van incidenten door arts-assistenten
den onderverdeeld in factoren die zijn gerelateerd aan de attitude (o.a. incident niet ernstig genoeg, oncollegiaal, angst voor mogelijk negatieve gevolgen), factoren die zijn
Martowirono K, Medisch Centrum Alkmaar en
gerelateerd aan de subjectieve norm (o.a. ontbreken van
VU Medisch Centrum
een meldcultuur) en factoren die zijn gerelateerd aan de
Jansma JD, Medisch Centrum Alkmaar en
ervaren gedragscontrole (o.a. onbekend hoe en wat men
VU Medisch Centrum
moet melden, de procedure kost te veel tijd). De door arts-
Wagner C, VU Medisch Centrum en NIVEL
assistenten genoemde mogelijkheden om het aantal inci-
Bijnen AB, Medisch Centrum Alkmaar en
denten dat wordt gemeld te vergroten zijn voornamelijk
Vrije Universiteit
gericht op verbetering van de informatievoorziening over hoe en wat men moet melden en op verbetering van het
Probleemstelling
meldsysteem.
Sinds enkele jaren staat patiëntveiligheid in Nederlandse ziekenhuizen hoog op de agenda. Het melden van inci-
Discussie
denten kan bijdragen aan verbetering van de patiëntveilig-
Aanbevolen wordt om incidentmelden onderdeel te laten
heid. Aangezien het aantal meldingen dat door arts-assis-
uitmaken van onderwijs aan arts-assistenten. Aandacht
tenten wordt gemaakt laag is, is het zinvol om te
moet worden besteed aan wat en hoe men moet melden.
inventariseren welke barrières arts-assistenten ervaren bij
Daarnaast moet het meldsysteem worden aangepast op
het melden van incidenten en welke rol medisch onderwijs
de gebruikers.
is nodig om in de toekomst de barrières aan te pakken en
Literatuur
om daarmee het incidentmelden door arts-assistenten te
1
B
kan spelen bij het slechten van de barrières. Deze kennis Lawton, R., Parker, D. (2002) Barriers to incident reporting in a healthcare system, Quality and Safety in Health Care,
vergroten.
vol. 11, no.1, pp. 15-18. Methode
2
Evans, S.M., Berry, J.G., Smith, B.J., Esterman, A., Selim,
Het onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek dat is uit-
P., O’Shaughnessy, J., DeWit, M. (2006) Attitudes and
gevoerd in het Medisch Centrum Alkmaar in augustus en
barriers to incident reporting: a collaborative hospital
oktober 2008. Door middel van drie focusgroepen is ge-
study, Quality and Safety in Health Care, vol. 15, no. 1,
inventariseerd welke barrières arts-assistenten ervaren bij
pp. 39-43.
het melden van incidenten en hoe volgens de arts-assistenten het melden van incidenten kan worden verbeterd.
Trefwoorden: patiëntveiligheid, vervolgopleiding
Focusgroepen zijn vanwege de interactie die tussen de
Wijze van presentatie: poster
complex gedrag en motivaties. In totaal hebben 22 arts-
Correspondentie-adres
assistenten aan de focusgroepen deelgenomen. Na de
K. Martowirono
drie focusgroepen was informatieverzadiging bereikt. De
Medisch Centrum Alkmaar
verzamelde gegevens zijn getranscribeerd en vervolgens
Foreest Medical School
gecodeerd. Bij het coderingsproces zijn drie stappen
Wilhelminalaan 12, kamer 054
doorlopen: open codering, axiale codering en selectieve
1815 JD Alkmaar
codering. De barrières zijn uiteindelijk geordend aan de
E-mail:
[email protected]
hand van de Theory of Planned Behavior (I. Ajzen, 1991). Deze theorie beschrijft dat de intentie om een bepaald gedrag te vertonen wordt beïnvloed door attitude, subjectieve norm en waargenomen controle over het gedrag.
NVMO | Congresboek 2009
deelnemers plaatsvindt geschikt voor het exploreren van
Resultaten Meerdere factoren bepalen de keuze van arts-assistenten om incidenten niet te melden. Deze barrieres kunnen wor-
59
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 531 | Sessie B5 Posters | Academische vaardigheden, incidenten melden, mensenrechten Physician Assistant
B5.3 Mensenrechten educatie in het medisch onderwijs
gezondheidsbedreigende factoren en (3) bereid zijn die te signaleren ten behoeve van volksgezondheidsbeleid. De Johannes Wier Stichting treedt in overleg met de UMC’s
Vosters J, Begemann M
om te bezien op welke wijze Mensenrechten educatie in
Johannes Wier Stichting
het curriculum kan worden ingepast. Vooralsnog wordt gedacht aan een zelfstandige module van een week. Maar
Probleemstelling
ook gastcolleges in het kader van medische ethiek, ge-
In het Medisch Onderwijs ontbreekt veelal het aandachts-
zondheidsrecht of forensische geneeskunde zijn mogelijk.
gebied Mensenrechten. De Johannes Wier Stichting pleit voor meer kennis en aandacht voor dit onderwerp en kan
Literatuurverwijzing
daar ondersteuning bij bieden. Het gaat om kennis van het
• Mensenrechten en Gezondheidszorg, een cursus voor
recht op zorg, het signaleren van schendingen en het rap-
artsen, verpleegkundigen en paramedici, uitgave Johannes Wier Stichting 2001
porteren daarover.
• The right to health: a toolkit for health professionals, uitOpzet
gave British Medical Association en the International Fede-
De Johannes Wier Stichting heeft een cursus ontwikkeld
ration of Health and Human Rights Organisations 2007
voor artsen, verpleegkundigen, paramedici en studenten over foltering, gevolgen van gewapende conflicten, medi-
Trefwoorden: mensenrechtenonderwijs
sche zorg voor asielzoekers en gedetineerden en mis- en
Wijze van presentatie: poster
gebruik van forensisch onderzoek. De cursus in de vorm van een klapper bevat veel casuïstiek en geeft informatie
Correspondentie-adres
over de juridische achtergrond. Voorts heeft zij meege-
J. Vosters
werkt aan de ontwikkeling van een Engelstalige e-learning
Johannes Wier Stichting
cursus Medical Peace Work waarin de nadruk vooral ligt
Nienoord 5
op conflicthantering en het herkennen van oorzaken en de
1112 XE Diemen
gevolgen van geweld. Twee van de zeven modules zijn ge-
E-mail:
[email protected]
wijd aan mensenrechten en gezondheid en aan de zorg voor vluchtelingen en migranten. De cursus is kosteloos te volgen via www.medicalpeacework.org www.medicalpeacework.org. Verder verspreidt de Johannes Wier Stichting de brochure “The right to health: a toolkit for health professionals” onder medische studenten. In deze brochure worden kernbegrippen als verantwoordelijkheid van de overheid en participatie van de burger uitgelegd en de standaarden BeschikCongresboek 2009 | NVMO
baarheid,
Toegankelijkheid,
Acceptatie
en
Kwaliteit
toegelicht. Ook de verantwoordelijkheid van de overheid voor de gezondheidsdeterminanten komt aan de orde. Een samenvatting vindt u op www.johannes-wier.nl www.johannes-wier.nl. Bovengenoemde activiteiten van de Johannes Wier Stichting hebben tot doel dat studenten in staat zijn om de public health benadering en die van recht op gezondheid toe te passen. Ze hebben kennis van de oorzaken en gezondheidsgevolgen van geweld zowel individueel als voor de maatschappij. Onder de public health benadering wordt in dit verband verstaan dat (1) studenten kennis hebben van collectieve gezondheidsbevordering, -bescherming en
60
ziektepreventie, (2) het belang inzien van het monitoren van
B5.4 Ontwikkeling en implementatie van een persoonlijk werkplek-leerplan voor de Physician-Assistant (PA) Geriatrie
nog onvoldoende is vastgesteld? Conclusies (implicaties voor de praktijk) 1) Om een goed werkplek-leerplan voor de PA te ontwik-
Veen C, Wessels HGM, Ridder JMM van de
kelen is het opstellen van EPA’s aan het begin van de
Albert Schweitzer ziekenhuis
opleiding een essentieel instrument voor zowel student als opleider.
Probleemstelling
2) Inventariseren van het eigen opleidingsklimaat is slechts
De afdeling ouderengeneeskunde van het ASz, een grote
een eerste aanzet tot borging van kwaliteit. De ge-
perifere kliniek met opleidingsbevoegdheid voor huis- en
schetste dilemma’s zijn een potentiële bedreiging voor
verpleeghuisartsen, is in 2008 gestart met de opleiding PA.
een verdere kwaliteitsontwikkeling. Uitwisseling van er-
Van belang is het ontwikkelen van een persoonlijk werkplek-
varingen met andere “pionier”opleiders van PA geriatrie
leerplan waarin het opleidingstraject, de bijbehorende com-
kan behulpzaam zijn bij de ontwikkeling van de visie op
petenties en de voortgangscriteria van de PA staan aange-
de functie PA en, in het verlengde hiervan, de afstem-
geven. Onze probleemstelling is 1) hoe wordt een goed
ming met andere disciplines en de daarbij behorende
werkplek-leerplan voor de PA ontwikkeld en 2) hoe wordt bij
noodzakelijke scholing. Tevens geeft de onderlinge uit-
de uitvoering hiervan optimale kwaliteit nagestreefd?
wisseling mogelijkheid te reflecteren op eigen geleverde opleidingskwaliteit.
Methode/ opzet behulp van een vijf stappenplan. Allereerst worden (a)
Literatuur 1
B
1) Het werkplek-leerplan van de PA wordt opgezet met
Ten Cate O, Scheele F. Competency-based post gradu-
Entrustable Professional Activities (EPA’s) geformuleerd;
ate training: can we bridge the gap between theory and
EPA’s beschrijven de professionele activiteiten waarvoor
clinical practice? Acad Med 2007;82:542-7.
de PA competent geacht wordt om aan het einde van de opleiding verantwoordelijkheid voor te dragen1 Op
Trefwoord: Physician Assistant
basis van deze EPA’s worden (b) leerdoelen geformu-
Wijze van presentatie: poster
leerd. Van de leerdoelen worden (c) activiteiten en (d) toetsingsvormen afgeleid. Tenslotte wordt (e) het eindni-
Corresspondentie-adres:
veau waarop de EPA beheerst moet worden bepaald.
C. Veen
2) Om inzicht te krijgen in het opleidingsklimaat werd aan
IJsselland Ziekenhuis
de arts-assistenten een vragenlijst voorgelegd. Een aan-
Prins Constantijnweg 2
tal verbeterpunten werd genoemd: stimuleren van litera-
2906 ZC Cappelle a/d IJssel
tuur gebruik, toetsen van kennis en feedback geven.
E-mail:
[email protected]
Gebaseerd op deze aanbevelingen werden een tweetal back als leerdoel. Tijdens het ochtend- en avondrapport werd meer expliciet aandacht aan onderwijs gegeven. Supervisietijd werd in het werkschema ingepast. Ervaringen / evaluatie Tijdens het ontwikkelen van het leerplan doet zich het volgende spanningsveld voor: enerzijds de noodzaak van helder geformuleerde taken en doelen vanuit opleidingsperspectief en anderzijds de benodigde vrijheid op
NVMO | Congresboek 2009
bijeenkomsten georganiseerd met het geven van feed-
de werkvloer om het nieuwe vak PA geriatrie te laten ontwikkelen. Dit leidt tot dilemma’s bijvoorbeeld: kunnen/ mogen we taken delegeren die weinig geprotocolleerd zijn? Kunnen/ mogen we feedback geven als de eindnorm
61
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Posters
Evaluatie, instroom, wetenschappen B6.1 De tussentijdse opleidingsevaluatie. De Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) op weg naar instellingsaccreditatie
gers. De evaluatiecommissie rapporteert direct aan de decaan, die op zijn beurt terugkoppelt naar de EUR. De gehele TOE heeft een doorlooptijd van ongeveer 4 maanden en vindt 3 jaar voor een opleidingsaccreditatie plaats.
Meeuwen AM van Erasmus MC
Ervaringen Het doorlopen van het hele proces vraagt redelijk veel tijd.
Probleemstelling
Belangrijke winst is dat geruime tijd voor een accreditatie
Het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen bereidt
faculteit en centraal niveau met elkaar in discussie zijn over
zich voor op het nieuwe accreditatiestelsel. Een nieuw be-
de sterke en zwakke kanten van een opleiding. Ook neemt
grip in dit stelsel is instellingsaccreditatie. Een hogeschool
de kennis over het accreditatiekader toe en komt beschik-
of universiteit kan, onder bepaalde voorwaarden, een in-
baar bij meer medewerkers.
stellingsaccreditatie verwerven. Opleidingen binnen een instituut met instellingsaccreditatie krijgen een lichtere op-
Implicaties voor de praktijk
leidingsaccreditatie dan in het huidige stelsel. Uit een lan-
Door het doorlopen van een Tussentijdse OpleidingsEvalu-
delijk uitgevoerde pilot (o.a. Technische Universiteit Delft
atie wordt duidelijk dat de basis voor het verkrijgen van
en Radboud Universiteit Nijmegen) blijkt dat de winst ten
een instellingsaccreditatie ligt bij een open en eerlijke com-
opzichte van het huidige stelsel vooral ligt bij een beter
municatie over de kwaliteit van de opleidingen tussen fa-
inzicht met betrekking tot de kwaliteit van opleidingen op
culteit en centraal niveau.
centraal niveau en een geringere inspanning op faculteitsniveau. Eén van de vereisten voor het verkrijgen van een
Trefwoorden: accreditatie, onderwijsevaluaties
instellingsaccreditatie is het aantoonbaar aansturen van
Wijze van presentatie: poster
de kwaliteitszorg vanuit het centrale niveau van de organisatie. De EUR heeft als voorbereiding op het verkrijgen van
Correspondentie-adres
een instellingsaccreditatie de ‘Tussentijdse OpleidingsEva-
Drs. A.M. van Meeuwen
luatie (TOE)’ ontwikkeld, een instrument waarmee facultei-
Erasmus MC
ten zelfstandig hun opleidingen kunnen evalueren.
Postbus 2040 3000 CA Rotterdam
Methode Een groep direct bij het onderwijs betrokken medewerkers maakt een analyse van de opleiding met behulp van vragenlijsten gebaseerd op het accreditatiestelsel van de NVAO. Met behulp van beoordelingstabellen wordt de stand van zaken met betrekking tot de accreditatie opgemaakt. Een evaluatiecommissie beoordeelt of de opgeCongresboek 2009 | NVMO
maakte stand van zaken een correcte weergave is van de realiteit. Opzet De EUR geeft de opdracht tot het uitvoeren van de TOE aan de decaan van het Erasmus MC. Deze delegeert de uitvoering van het proces aan de opleidingsdirecteur. Docenten en adviseurs vormen samen een opleidingspanel. Dit panel verzorgt de analyse van de opleiding en maakt de stand van zaken op. Hoogleraren van zowel de eigen als van verwante faculteiten vormen een evaluatiecommissie. Zij toetsen de zelfanalyse aan de realiteit door een
62
aantal gesprekken met studenten, docenten en mana-
E-mail:
[email protected]
B6.2 Opbouwen van een responsieve evaluatiecultuur aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit Antwerpen (UA)
Chronbach’s Alpha, als maat voor de interne consistentie
Kums D, Couttenye MM
Resultaten en besluit
Universiteit Antwerpen
In het BOC zijn alle 30 evaluatierapporten met betrekking
van antwoorden, werd vergeleken voor en na deze interventies.
tot het nieuwe curriculum van 2007-2008 besproken met Probleemstelling
de respectievelijke docenten. In 25 gevallen werd een op-
In 2004 heeft de UA per faculteit een Cel voor Innovatie
volgingsrapport opgesteld en van 21 hiervan is al gevolg
en Kwaliteitszorg van het Onderwijs (CIKO) ingericht. Een
gegeven. Bij studenten is dit academiejaar de gemiddelde
voltijds stafmedewerker onderwijs en een coördinator
responsgraad 67,7% t.o.v. 57% in 2007-2008. Na de
zorgen voor de uitvoering van de kerntaken: bewaken van
feedback in februari is bij de afgenomen enquêtes een
‘onderwijskwaliteit’ en stimuleren en ondersteunen van
gemiddelde stijging te merken van Chronbach’s Alpha ten
‘onderwijsinnovatie’. Vertegenwoordigers van de verschil-
opzichte van de rapporten van het vorige academiejaar.
lende academische geledingen en studenten zetelen in
Naargelang de bevraagde items variëren de stijgingen van
de maandelijkse vergaderingen. Op interfacultair niveau
0.06 tot 0.16. Dit suggereert zorgvuldiger invulgedrag.
standaardenquête ontwikkeld en gevalideerd. In gebruik
Discussie
sinds 2007 hebben een aantal CIKO’s echter laten weten
Wat de opvolging van de evaluaties betreft is de samen-
dat er bij hen weinig gevolg wordt gegeven aan de evalu-
werking met het BOC een succesverhaal vergeleken met
atieresultaten. Vastgesteld wordt dat docenten veelal niet
andere faculteiten. Ook bij de studenten wordt een gro-
reageren op de hen bezorgde informatie en geven ze aan
tere mate van betrokkenheid vastgesteld. Immers, bijna
geen rekening te willen houden met de resultaten als er
70% heeft de enquêtes op vrijwillige basis ingevuld, en dit
een lage responsgraad is bij studenten. Een nieuwe
met toenemende consistentie. Beide resultaten wijzen op
‘Actieplan Onderwijs’ wil de responsgraad verhogen tot
een responsieve evaluatiecultuur.
B
hebben de verschillende CIKO’s een studentgerichte
een minimum van 50% tegen 2010-2011. De CIKO van de faculteit geneeskunde heeft van de start getracht een
Literatuur
andere, responsieve evaluatiecultuur te creëren bij zowel
Knight, P.T. en Trowler P.R. Department-level Cultures and
docenten als studenten.
the Improvement of Learning and Teaching. Studies in Higher Education (2000); 25 (1):69-83
Methode De CIKO geneeskunde enquêteert na het examen van
Trefwoorden: onderwijsevaluaties
een opleidingsonderdeel. De resultaten worden in aanwe-
Wijze van presentatie: poster
het Bureau Onderwijs Commissie (BOC) van de faculteit
Correspondentie-adres
dewelke tot uitvoeringsbesluiten kan komen. De voorge-
D.K. Kums
stelde veranderingen worden opgevolgd en ondersteund.
Universiteit Antwerpen
Naar de studenten toe is er, in tegenstelling tot voorgaan-
Universiteitsplein 1
de academiejaren, sinds 2008-2009 beslist de enquêtes
Campus Drie Eiken
te laten invullen op vrijwillige basis. Studenten worden ge-
2610 Wilrijk België
motiveerd doordat hun vertegenwoordigers in BOC en
E-mail:
[email protected]
CIKO ernstig worden genomen. Jaarlijks organiseert de stafmedewerker verschillende overlegmomenten over het onderwijs met een willekeurige selectie studenten. De
NVMO | Congresboek 2009
zigheid van de docent besproken op een vergadering van
studenten die in 2007-2008 reeds enquêtes hadden ingevuld, hebben in februari feedback gekregen over het gevolg dat gegeven werd aan enquêteresultaten alsook een herhaling van het hoe en waarom van de enquêtes. De
63
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Posters | Evaluatie, instroom, wetenschappen
B6.3 De efficiëntie van het overstapprogramma voor studenten vanuit 1ste bachelor biomedische wetenschappen: een verschil in examenresultaten op het einde van 2de bachelor geneeskunde?
dingsonderdelen hart en vaten met inbegrip van bloed (p=0,015), farmacologie (p=0,01), en bewegingsstelsel (p=0,01). Bij de overige opleidingsonderdelen werden geen significante verschillen gemeten: microbiologie (p=0,54), longen (p=0,57), klinische lijn (p=0,12), immunologie (p=0,39), celbiologie (genetica, fysiologie, biochemie)
Ulenaers K, Peeraer G
(p=0,55) en nier (p=0,09).
Universiteit Antwerpen Conclusie Probleemstelling
Het overstapprogramma lijkt op basis van deze gegevens
In Vlaanderen is een essentiële toelatingsvoorwaarde om
zijn doel te bereiken: de examenresultaten liggen voor de
in te schrijven voor de opleiding geneeskunde het slagen
meeste opleidingsonderdelen voor beide groepen op het-
voor het toelatingsexamen arts en tandarts. Dit toelatings-
zelfde niveau. Voor de opleidingsonderdelen waar wel sig-
examen stelt als doel het toetsen van de bekwaamheid
nificante verschillen gevonden werden, is verder onder-
van de studenten om een geneeskundige of tandheelkun-
zoek nodig naar de concrete oorzaken hiervan.
dige opleiding met succes af te ronden. Een substantiële groep studenten die niet slaagt in het toelatingsexamen
Trefwoorden: instroom in geneeskunde
schrijft zich aan de universiteit Antwerpen in voor de ba-
Wijze van presentatie: poster
cheloropleiding biomedische wetenschappen (BMW) om in een volgend jaar over te stappen naar de opleiding ge-
Correspondentie-adres
neeskunde, nadat ze slagen voor de toelatingsproef. Er is
K. Ulenaers
binnen de faculteit geneeskunde een overstapprogramma
Universiteit Antwerpen
(van 69 studiepunten) ontwikkeld, met als doel de over-
Universiteitsplein
stappers tegen het einde van 2de bachelor op een gelijk
2610 Antwerpen België
niveau te krijgen. We wensen de haalbaarheid en efficiën-
E-mail:
[email protected]
tie van het overstapprogramma te toetsen door te onderzoeken of de examenresultaten op het einde van 2de bachelor van studenten die dit overstapprogramma volgen afwijkt van de studenten die doorstromen vanuit 1ste bachelor geneeskunde. Methode De gemiddelde examenresultaten werden berekend voor de opleidingsonderdelen die de twee groepen studenten gemeenschappelijk hebben gevolgd. Voor academiejaar Congresboek 2009 | NVMO
2007-2008 werden de examenresultaten van negen opleidingsonderdelen onderzocht: microbiologie, longen, klinische lijn, nier, farmacologie, immunologie, bewegingsstelsel, celbiologie (fysiologie, genetica en biochemie) en hart en vaten met inbegrip van bloed. Groep 1 bestaat uit 22 studenten die overstappen vanuit 1ste bachelor BMW en groep 2 bestaat uit 71 studenten die vanuit 1ste ba geneeskunde doorstromen. Het verschil in gemiddeldes tussen de twee groepen werd statistisch getoetst met de Independent Samples T-test via SPSS. Resultaten
64
Groep 1 scoort gemiddeld significant lager voor de oplei-
B6.4 Studenten over het wetenschappelijk niveau van geneeskunde
van literatuur en analytisch denken. Volgens geneeskunde studenten voldoet de geneeskunde opleiding aan het academische karakter van een universitaire opleiding.
Rijsingen IAW van, Lambregts MMC, Hanemaaijer J, Dellen E van KNMG Studentenplatform
1. Geneeskunde: wetenschap of beroepsopleiding? Redationeel. Tom Snijders. Ned Tijdschrift Geneeskd 2002 januari;5(1)
Probleemstelling
2. Rechten en geneeskunde zijn geen hbo-opleidingen, Hein
Het universitaire aspect van de geneeskunde opleiding
Cuppen, www.observant.unimaas.nl/default.asp?page=/
heeft de laatste jaren meerdere malen ter discussie ge-
jrg24/obs27/art48.htm
staan. Geneeskunde zou een beroepsopleiding zijn en om die reden een Hogere Beroeps Opleiding (HBO) moe-
Trefwoorden: studentenplatform KNMG, wetenschappe-
ten worden 1,2 Het belang van academische vorming
lijk niveau
voor de toekomstige arts is evident en in het raamplan
Wijze van presentatie: poster
wordt academische vorming dan ook specifiek vermeld. Het KNMG Studentenplatform onderzocht de mening van
Correspondentie-adres
de geneeskundestudenten over het academische karak-
I.A.W. Van Rijsingen
ter van hun opleiding en eventuele verbeterpunten.
KNMG Studentenplatform
Methode
6211 ER Maastricht
In de jaarlijkse digitale enquête onder 10.504 studentle-
E-mail:
[email protected]
B
Jodenstraat 7c23
den van de KNMG werd gevraagd naar het academisch karakter van geneeskunde in het algemeen en naar de afzonderlijke academische items. Resultaten In totaal hebben 2.460 (23.4%) studenten de gehele vragenlijst ingevuld, met een gelijke verdeling over verschillende universiteiten en de zes jaargangen. Een gemiddelde van 7.1 werd gegeven op een glijdende schaal van 1 (‘alleen aandacht voor praktische competenties volgens HBO’) tot 10 (‘alleen aandacht voor wetenschappelijke competenties’), op de vraag waar op deze schaal hun opleiding zich idealiter zou moeten bevinden. Het gemidmaar dan op de vraag waar de opleiding zich daadwerkelijk bevindt. Zelfstandig studeren (91%) werd het belangrijkste academische item gevonden, gevolgd door kritisch lezen van wetenschappelijke literatuur en analytisch denken en redeneren (resp. 87% en 86%). De minste waarde werd gehecht aan wetenschapsfilosofie (48%). Deze items komen volgens resp. 99%, 79% en 74% van de respondenten voldoende aan bod tijdens de opleiding.
NVMO | Congresboek 2009
delde cijfer van een 6.8 werd gegeven op dezelfde schaal,
Conclusie Geneeskunde studenten zijn van mening dat geneeskunde wel degelijk een academisch karakter heeft, aangezien er voldoende nadruk ligt op zelfstandigheid, kritisch lezen
65
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Posters
Vaardigheidstraining, e-learning, feedback, toetsing B7.1 Definitive Surgical Trauma Care
en 2008 toont een significante stijging aan van het vertrouwensniveau om met ernstig gewonde patiënten om te
Rensink WG, UMC St Radboud
gaan. Ook wordt er een duidelijk trend gezien in de aan-
Vugt AB van, Medisch Spectrum Twente
meldingen. Steeds meer chirurgen in opleiding (6e jaars)
Tan ECTH, Medisch Spectrum Twente
en jonge klare chirurgen volgen deze cursus en evalueren de (DSTC®) als zeer zinvol en nuttig.
Doel De ‘Definitive Surgical Trauma Care’-cursus (DSTC®)
Discussie
maakt het mogelijk om in korte tijd chirurgen die niet dage-
Dit jaar zal ook een afgeleide cursus Definitive Anaesthetic
lijks zorgen voor ernstig gewonde patiënten, kennis over
Trauma Care (DATC) parallel lopen aan de DSTC® cursus,
(levensreddende) chirurgische procedures bij te brengen
bedoeld voor (militair) anesthesiologen en intensivisten om
en deze ook te laten uitvoeren volgens de principes van
volgens zogenaamde Damage Control principes te leren
Damage Control Surgery. In drie dagen tijd brengt een na-
werken.Voor alle militaire chirurgen en militaire anesthesio-
tionaal en internationaal zeer ervaren docentencorps de
logen is deze cursus inmiddels verplicht gesteld. In de toe-
deelnemers alle uitgangspunten van trauma management
komst zal gepoogd worden de DSTC® cursus naar een
bij. Het doel van deze masterclass is om op basis van the-
nationaal verband te tillen, in nauwe samenwerking met de
orie en praktische levensreddende oefeningen ervaring op
Advanced Life Support Group, onder auspiciën van de Ne-
te doen en toe te passen in de praktijk.
derlandse Vereniging voor Traumatologie. Wellicht dat deze cursus een vaste plek verdient in het opleidingscontinuüm voor chirurgen (DSTC®) en anesthesiologen (DATC).
Methode De sterke combinatie van voordrachten, casusdiscussies en praktijk is conform andere advanced life support-
Trefwoorden: vaardigheidsonderwijs
cursussen, zoals onder andere de wereldwijd toegepaste
Wijze van presentatie: poster
Advanced Trauma Life Support (ATLS ). De DSTC -cursus ®
®
bevat 25% presentaties (over chirurgische fysiologie, chi-
Correspondentie-adres
rurgische benadering, chirurgische besluitvorming e.d.),
W.G. Rensink
25% groepsdiscussie aan de hand van casuïstiek en 50%
UMC St Radboud
praktische vaardigheidstraining. Deze vaardigheidstrainin-
Geert Grooteplein 21
gen worden uitgevoerd op menselijke stoffelijke over-
Postbus 9101
schotten, op onder narcose gebrachte proefdieren (bena-
6500 HB Nijmegen
dering van nek, thorax, abdomen, extremiteit en vaten) en
E-mail:
[email protected]
op kunststofmodellen. Minder alledaagse (militaire) onderwerpen komen aan bod, zoals penetrerend letsels door kogels en letsels als gevolg van explosies, werken in uitzonderlijke extreme omstandigheden en triage bij veel geCongresboek 2009 | NVMO
wonden. Evaluatie Sinds de eerste cursus in 2001 hebben 135 deelnemers uit diverse landen de cursus gevolgd. Negen procent van de deelnemers was vrouw. Het merendeel van de cursisten was chirurg, daarnaast anesthesisten en een orthopedisch chirurg. Vanuit defensie volgen steeds vaker militaire chirurgen en militair artsen de DSTC® cursus, bedoeld ter voorbereiding op uitzending. Na afloop van de cursus wordt een evaluatieformulier uitgereikt dat is opgesteld door de International Association of Trauma Surgery and
66
Intensive Care (IATSIC). Evaluatie van de cursus uit 2007
B7.2 In het Skillslab: na “just in time teaching” is er “just in time blended learning”.
het aangeboden onderwijs bij de studenten van deze onderwijsvorm wordt gemeten door middel van een vragenlijst die is opgesteld met een 5-punts Likertschaal. Ze worden enerzijds bevraagd omtrent toegankelijkheid,
Wispelaere C De, Poelman T, Reniers J, Derese A
meerwaarde, waardig alternatief voor live sessies en an-
Universiteit Gent
derzijds worden ook het cognitief voordeel, verandering van attitude en de kwantiteit en kwaliteit van de zelfstan-
Introductie
dige training bevraagd.
E-learning geeft de student onafhankelijkheid in tijd en ruimte. Ook bij klinische en technische vaardigheden
Resultaten of ervaringen/evaluaties
wordt meer en meer gebruik gemaakt van e-learning. Na
De resultaten zijn op dit ogenblik nog niet volledig ver-
just in time teaching, waarbij de student een pre- en post-
werkt. Een eerste evaluatie toont aan dat de studenten
test diende te maken bij de vaardighedensessies, bleek
vooral enthousiast zijn over de videofragmenten en ander
ook de nood aan begeleiding tijdens de zelfstandige trai-
visueel materiaal. Ze willen dat de live sessies behouden
ningen. Dit heeft in de opleiding aan de Universiteit Gent
blijven aangevuld met e-learningmodules. Daarnaast
geleid tot het implementeren van elektronische leerpaden.
meten we een stijging van de registraties voor de zelfstandige trainingen.
Er zijn elektronische leerpaden ontwikkeld voor de vaardig-
Discussie/implicatie voor de praktijk
heden van het Skillslab. De focus ligt op uniforme procedu-
Kunnen e-learning modules voor klinische en technische
res van klinische vaardigheden, stappenplannen en een-
vaardigheden de live sessies vervangen? Of blijven ze
duidig beeldmateriaal om standaardisatie te verkrijgen. Na
complementair aan de live sessies? Zijn de leerpaden een
de introductiesessies en de boostersessies in hogere jaren
meerwaarde tijdens de zelfstandige trainingen of zijn leer-
met 12-15 studenten wordt de mogelijkheid aangeboden
paden eerder nuttig als voorbereiding tot de zelfstandige
om de aangeleerde vaardigheden zelfstandig te komen
trainingen?
B
Achtergrond
oefenen in het Skillslab. Vanaf nu kunnen studenten in elk practicumlokaal van het Skillslab gebruik maken van deze
Trefwoorden: e-learning, vaardigheidsonderwijs
leerpaden via hun eigen studentaccount. Zo worden tech-
Wijze van presentatie: poster
nische en klinische vaardigheden nu ingeoefend terwijl de student het leerpad met beeldmateriaal bekijkt.
Correspondentie-adres
Doel
Universiteit Gent
Het doel van deze onderwijsvorm is enerzijds een alterna-
Skillslab
tief te geven voor directe feedback tijdens het zelfstandig
De Pintelaan 185 0B3
oefenen van vaardigheden als verlengstuk van de live ses-
9000 Gent België
sies. Anderzijds kunnen de studenten zichzelf en andere
E-mail:
[email protected]
studenten beter corrigeren (peer assessment) tijdens het droogzwemmen. Daarnaast blijft de nood bestaan om uniformiteit in de technische en klinische vaardigheden te behouden. Deze uniformiteit wordt bekomen door participatie en/of evaluatie van de modules en beeldmateriaal door klinische experten, en doordat alle modules door de verpleegkundige en praktijkassistenten van het Skillslab gemaakt zijn.
NVMO | Congresboek 2009
C. De Wispelaere
Methode/Opzet De effectiviteit van deze vorm van blended learning tijdens de zelfstandige training is moeilijk te meten. Evaluatie van
67
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Posters | Vaardigheidstraining, e-learning, feedback, toetsing
B7.3 Schriftelijke feedback tijdens de co-schappen, hoe kan het beter?
maken met het feit dat feedback te veel ervaren wordt als een beoordeling en co-assistenten de feedback daarom vaak achteraf vragen over een succesvol uitgevoerde taak.
Jousma F
Ook het belang van feedback en hoe feedback het meest
Erasmus MC
effectief is, is voor zowel de feedbackgevers als de co-assistenten onvoldoende duidelijk. De belangrijkste conclusie
Probleemstelling
is dat aanpassingen nodig zijn (van instrument en proces)
Co-assistenten van het Erasmus MC worden sinds enige
waarbij feedback en beoordeling meer worden geschei-
jaren gestimuleerd om feedback te vragen tijdens hun co-
den, waarbij meer geobserveerd moet worden en waarbij
schappen. Om dit gestructureerd en continue te laten
de co-assistent reflecteert op de ontvangen feedback.
plaatsvinden, is in 2007 een instrument geïmplementeerd: het zogenaamde Feedbackzakboekje. Met dit boekje, dat
Implicaties voor de praktijk
wordt verspreid met een bijbehorende instructieflyer,
Op basis van evaluatieresultaten en onderzoek over feed-
wordt op uniforme wijze in alle co-schappen feedback ge-
back wordt zowel het instrument aangepast alsook het
vraagd. De instructieflyer bevat checklists met aandachts-
feedbackproces. De belangrijkste aanpassingen zijn:
punten uit de CanMEDS competenties/rollen, voor een
• formuleren van een heldere visie op feedback in de co-
zevental situaties (zoals patiëntpresentatie, statusbespreking of observatie van een patiëntencontact).Inmiddels is het proces van feedback geven en het gebruik van het instrument geëvalueerd en wordt het boekje gereviseerd. De onderzoeksvraag is:Hoe wordt het feedbackzakboekje gebruikt en gewaardeerd?
schappen; • niet inhoud feedback speelt rol in beoordeling, maar wat de co-assistent ermee gedaan heeft; • aanpassen instrument: feedbackgever vragen om voorbeelden en adviezen te geven; • co-assistenten laten reflecteren op de feedback; • ontwikkelen van training over ‘feedback geven’ aan co-
Methode Er is op drie manieren geëvalueerd: • analyse van ingevulde feedbackzakboekjes (41 co-assistenten)
assistenten (voor m.n. AIOS) en ‘feedback vragen & reflecteren’ voor co-assistenten • communicatieplan voor breed draagvlak en grote bekendheid
• groepsinterview met co-assistenten en feedbackgevers • schriftelijke evaluatievragen voor co-assistenten
Trefwoorden: feedback, co-schappen Wijze van presentatie: poster
Opzet Tijdens de evaluatie is vooral gekeken naar:
Correspondentie-adres
• frequentie feedback en type situaties waarin feedback
Drs. F. Jousma
gegeven wordt
Congresboek 2009 | NVMO
Postbus 2040
• mate van tevredenheid van co-assistenten (frequentie,
3000 CA Rotterdam
duidelijkheid en bruikbaarheid van feedback) Resultaten en conclusies Uit de resultaten is gebleken dat co-assistenten gemiddeld ca. 1 keer per week schriftelijk feedback krijgen gedurende hun co-schappen. Gebruikers geven aan tevreden te zijn over de gebruiksvriendelijkheid, de gestructureerde opzet (door gebruik van CanMEDSrollen) en het uniforme karakter. Het boekje zorgt ervoor dat feedback op de kaart staat. Er is echter nog winst te behalen in de kwaliteit van de feedback: het is vaak niet concreet genoeg en er worden
68
Erasmus MC
• kwaliteit van de feedback
voornamelijk positieve punten genoemd. Dit heeft o.a. te
E-mail:
[email protected]
B7.4 Hoe verandert de zak/slaaggrens van de Landelijke Huisarts Kennistoets als een absolute norm gehanteerd wordt in plaats van een relatieve norm?
gegeven, die een grensstudent(een fictieve student op de grens voldoende/onvoldoende) naar hun oordeel dient te geven. Deze proportie goede antwoorden werd voor elk van de zes opleidingsfasen vastgesteld. Vervolgens werd voor elk van de zes opleidingsfasen de absolute norm be-
Folkers HBM, Duesman H
rekend.
Huisartsopleiding Nederland Resultaten Inleiding
Tabel 2 toont de zak/slaaggrens voor elke opleidings-
De landelijke huisarts kennistoets(LHK)is een voortgangs-
fase(uitgedrukt in een procentuele goed score)bij hantering
toets die in het drie jarige opleidingscurriculum zes maal
van de relatieve norm en bij hantering van de absolute
wordt afgenomen. Bij de vaststelling van de zak/slaag-
norm (tabel 2)
rens wordt een relatieve norm gehanteerd. De aios met een toetsresultaat dat meer dan 1 standaarddeviatie onder de gemiddelde score van zijn opleidingsfase ligt, krijgt een onvoldoende. Het hanteren van een relatieve norm kent echter nadelen;
Conclusie
• een vast deel van de studenten zal zakken ongeacht
De absolute norm valt voor elke opleidingsfase hoger uit
• de studenten bepalen de zak/slaag grens, niet de docenten
dan de relatieve norm. Hantering van een absolute norm leidt er toe dat in elke opleidingsfase meer aios zullen zak-
B
hun capaciteiten
ken. De onderwijsliteratuur laat hetzelfde beeld zien; een
Vanuit de perifere huisartsopleidingen wordt aan ons de
door deskundigen(voor toetsafname) bepaalde absolute
vraag gesteld hoeveel vragen de aios goed beantwoord
norm is gemiddeld genomen strenger dan een relatieve
moet hebben om bij de LHK een voldoende te hebben. Bij
norm(vastgesteld na toetsafname). De beoordelaars
hantering van een absolute norm kan die vraag beant-
(toetsdeskundige huisartsen) in dit onderzoek vinden dat
woord worden omdat de score van de aios direct kunnen
aios een hoger kennisniveau zouden moeten hebben dan
worden vertaald in een onvoldoende/voldoende beoorde-
zij met de resultaten op de LHK laten zien. Hantering van
ling. In dit onderzoek bepalen wij, voorafgaand aan 1 LHK
een absolute norm is bij voortgangstoetsing geen ge-
toets, een absolute norm. Onze vraagstelling bij dit onder-
meengoed. Overstappen naar een absolute norm is pas
zoek is: Hoe verandert de zak/slaaggrens van de LHK als
mogelijk als de toetsdeskundigen de zekerheid hebben
we een absolute norm hanteren?
dat zij steeds in staat zijn gelijkwaardige moeilijke toetsen te maken. Vooralsnog is overstappen naar een absolute
Methode
norm niet aan de orde.
zijn betrokken bij de tot standkoming van de kennistoets en
Trefwoorden: huisartsopleiding, toetsing, nomering
alle vijf zijn verbonden aan de huisartsopleiding. Voor de
Wijze van presentatie: poster
vasstelling van de absolute norm maakten wij gebruik van de methode van Ebel. Het werk van de deelnemende huis-
Correspondentie-adres
artsen (beoordelaars) is alle items uit 1 toets in 1 van de
H.B.M. Folkers
cellen van onderstaande tabel te plaatsen (tabel 1 )
Huisartsopleiding Nederland Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
Het onderzoek wordt uitgevoerd door vijf huisartsen. Alle vijf
Met deze indeling ontstaan twaalf categorieen items. Vervolgens werd voor elk van die twaalf categorieën door twee beoordelaars, de proportie goede antwoorden aan-
69
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 536 | Sessie B8 Posters
Samenwerken, dubbeltrajecten, taal B8.1 Interprofessionele educatie in de vervolgopleidingen: De Interprofessionele leergang ouderenpsychiatrie van Altrecht als voorbeeld van “samen leren samenwerken”
Bevindingen De meeste deelnemers hebben het ILO als relevant, stimulerend en motiverend ervaren, hun beeldvorming bijgesteld over de andere disciplines, kennis ontwikkeld over samenwerking als proces, hun eigen competenties op het gebied
Verlinde AA, Klein Holkenborg A, Mulder H, Cate
van samenwerking ontwikkeld en feitenkennis over het ont-
ThJ ten
wikkelde product opgedaan. Ze hebben een concreet pro-
Altrecht
duct afgeleverd en gepresenteerd. Daarnaast hebben ze verslag gedaan van het samenwerkingsproces met aanbe-
Probleemstelling
velingen voor betere samenwerking binnen de afdelingen.
Goede samenwerking is essentieel voor de kwaliteit van
Het samenwerkingsmodel bleek een goede voorspeller
de zorgverlening en samenwerking is dan ook een van de
van de fases in het samenwerkingsproces en bood een
competentiegebieden waarin alle professionals in de ge-
goed uitgangspunt om aspecten van de samenwerking tij-
zondheidszorg zich moeten bekwamen. Samenwerking
dens het ILO te expliciteren en te evalueren. Een disbalans
kan omschreven worden als een doelgericht dynamisch
werd ervaren tussen de afdelingen en het proces binnen de
proces binnen een context waarbij deelnemers wederzijds
leergang en dit is tijdens de leergang besproken.
afhankelijk zijn van elkaar. Samenwerken wordt al doende in de praktijk geleerd, met alle voor- en nadelen van dien.
Conclusie
In Altrecht is binnen de ouderenpsychiatrie de Interprofes-
IPE, opgezet zoals het ILO, kan een goede methode zijn
sionele Leergang Ouderenpsychiatrie (ILO) ontwikkeld. De
om het leren samenwerken te ondersteunen en tevens de
vraagstelling was hierbij: hoe kan een interprofessionele
kwaliteit van zorg verbeteren. Het samenwerkingsdoel
leergang opgezet worden en aan welke voorwaarden
binnen de IPE moet dan duidelijk zijn, het proces be-
moet dan worden voldaan?
spreekbaar en de context ondersteunend. De deelnemers moeten samenwerkingsbereid zijn.
Methode Het ILO is opgezet volgens de principes van Interprofes-
Trefwoorden: competenties, samenwerken, interprofessi-
sionele Educatie (IPE). Van IPE wordt gesproken als twee
oneel onderwijs
of meer professies leren met, van en over elkaar om de
Wijze van presentatie: poster
samenwerking en de kwaliteit van zorg te verbeteren De belangrijkste kenmerken van IPE zijn: principes van vol-
Correspondentie-adres
wasseneneducatie, doelgericht leren, uitwisseling van jar-
Drs. A.A. Verlinde
gon, verkenning en waardering van elkaars domeinen en
Altrecht
het leren kijken vanuit het perspectief van de ander waar-
Jutfaseweg 205
door onderling vertrouwen tussen professionals groeit.
3522HR Utrecht
Richtinggevend voor de samenwerking binnen het ILO
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
was de ontwikkeling van een gezamenlijk gekozen product om de kwaliteit van zorg te verbeteren en dit te presenteren met aanbevelingen voor implementatie. Er is een samenwerkingsmodel gebruikt waarbij verschillende fases in het proces van samenwerking worden onderscheiden. Tijdens de ontwikkeling van het ILO zijn de afdelingen, management en opleiders geïnformeerd en betrokken. Er waren 8 deelnemers en 10 bijeenkomsten van tweeënhalf uur. De leergang is door middel van vragenlijsten geëvalueerd op beeldvorming over de andere disciplines, kennis over samenwerken en subjectieve beoordeling van de relevantie van een dergelijke leergang.
70
B8.2 Dubbeltrajecten: toegevoegde waarde of dubbel werk? Jansen D, Ploeg K van der, Vlekke B, Vink M, Braem S, Kester L, Kemmerling N, Coninck D de, Heijink AM, Deken M BMSO (BioMedisch Studenten Overleg) Probleemstelling Verschillende medische faculteiten in Nederland hebben de
land aanwezige dubbeltrajecten (A-KO (Maastricht); SUMMA (Utrecht); dubbeltraject met eventueel schakeltraject (Leiden, Amsterdam, Groningen en Nijmegen) onderling en met de reguliere eindtermen, zal worden onderzocht in welke mate de dubbeltrajecten gelijk zijn en wat hun toegevoegde waarde is. Resultaten en Conclusie De resultaten en conclusie zullen worden gepresenteerd tijdens het congres.
afgelopen jaren mastertrajecten ontwikkeld waarin een stu-
Trefwoorden: dubbeltrajecten, gecombineerde master
dent opgeleid wordt tot zowel basisarts als onderzoeker.
basisarts-onderzoeker
Onduidelijk is echter of deze dubbeltrajecten een duidelijke
Wijze van presentatie: poster
toegevoegde waarde hebben of slechts een optelsom zijn van de verschillende opleidingen. Wordt het doel van de dubbeltrajecten, het werkelijk slaan van een brug tussen de dagelijkse praktijk en wetenschappelijk medisch onderzoek, wel gehaald? Daarnaast is onduidelijk of deze dubbeltrajecten allen dezelfde waarde hebben of duidelijk uiteen lopen.
Correspondentie-adres D. Jansen BMSO Vrouwensteeg 6a 2312 DZ Leiden E-mail:
[email protected]
B
Methode Middels een vergelijking van de eindtermen van de in Neder-
Croix A de la Erasmus MC Probleemstelling Welke bijdrage kan de taalwetenschap leveren aan medisch onderwijs op o.a. het terrein van communicatie? Inleiding Bij (bijna) alles wat de mens doet, speelt taal een rol. Veel menselijk gedrag gaat gepaard met taal, of is zelfs ‘ingepakt’ in taal. De sociale context heeft bovendien ook invloed op hoe een gesprek of tekst gestructureerd is. Het was Godfried Bomans die hierover zei: “De taal is een
Methode Verschillende taalwetenschappelijke methodes zijn onderzocht op hun bruikbaarheid in het onderzoek naar medisch onderwijs. Resultaten en discussie Taalwetenschappelijke methodes die bruikbaar zijn voor onderzoek naar medisch onderwijs zijn o.a. Conversation Analysis, Discourse Analysis en Corpus Linguistics. Deze zullen kort worden toegelicht. Een kort overzicht zal worden gepresenteerd van reeds gepubliceerde artikelen op dit gebied, maar ook vragen en suggesties over nog op te zetten projecten zijn van harte welkom! Trefwoorden: taal, communicatie, taalwetenschap Wijze van presentatie: poster
handschoen die strak om de huid van de inhoud getrokken
Correspondentie-adres
is”. Taalwetenschap is een wetenschappelijke discipline die
A.de la Croix
zich bezighoudt met onder andere het verband tussen ge-
Erasmus MC
dachten en taal, de structuur van taaluitingen, de betekenis
GK-gebouw 12e verd.
van woorden en de analyse van gesprekken. Er zijn steeds
Postbus 2040
meer taalwetenschappers werkzaam in het medisch on-
3000 CA Rotterdam
derwijs, alhoewel deze ontwikkeling in Nederland nog in de
E-mail:
[email protected]
kinderschoenen lijkt te staan.
NVMO | Congresboek 2009
B8.3 In woord en geschrift: het gebruik van taal-wetenschappelijke methodes in de medische onderwijskunde
71
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 537 | Sessie B9
Papers Docentprofessionalisering, student-docenten B9.1 Optimaliseren van docentprofessionalisering: De Train-the-Trainer Plus als voorbeeld
Discussie De Train-the-Trainer Plus kan als voorbeeld dienen hoe docentprofessionalisering kan worden aangepast op basis
Min-Leliveld MJ, ICLON
van onderzoek. Met name het leren van elkaar en het oe-
Leede BJA de, LUMC
fenen in de praktijk zouden in de praktijk meer kunnen worden toegepast. Een langer traject, met meer oefenmo-
Probleemstelling
gelijkheden lijkt hiervoor geschikt. Dit traject moet echter
De medisch docenten hebben vaak weinig ruimte om zich
bestaan uit korte, goed toepasbare contactmomenten om
te professionaliseren in onderwijs, omdat zij ook erg druk
ook voldoende efficiënt te zijn.
zijn met patiëntenzorg en onderzoek. Het is daarom belangrijk, dat de gevolgde docentprofessionalisering niet
Referentie
alleen effectief maar ook zeer efficiënt is. Docentprofessio-
Clark JM, Houston TK, Kolodner K, Branch Jr WT, Levine
nalisering heeft niet altijd het gewenste effect. Een van de
RB, Kern DE. Teaching the Teachers National Survey of
redenen is dat de meeste programma’s zijn opgezet in de
Faculty Development in Departments of Medicine of U.S.
vorm van korte workshops, waarbij follow up ontbreekt
Teaching Hospitals. JGIM: Journal of General Internal
(Clark et al, 2004) Uit onderzoek zijn kenmerken bekend
Medicine. 2004 03;19(3):205-14.
die voor effectievere docentprofessionalisering zorgen
Min-Leliveld, Tartwijk J., Bolk, J., Verloop, N. Characteris-
(Min-Leliveld, 2009). Op basis van deze onderzoeksresul-
tics of effective professional development: a research in
taten is een Train-the-Trainer (TtT) Plus opgezet. De vraag-
the medical faculty. ORD paper 2008
stelling voor dit onderzoek is: heeft de Train-the-Trainer Plus effect op de feedbackvaardigheden van de deelne-
Trefwoorden: docentprofessionalisering
mers? En zo ja, waaraan ligt dit?
Wijze van presentatie: paper
Methode/Opzet
Correspondentie-adres
Twaalf specialisten namen na hun reguliere TtT cursus
Drs. M.J. Min-Leliveld
deel aan het Plus-traject. Dit traject bestond uit drie korte
ICLON, Leiden Universiteit
bijeenkomsten, een webseminar en opdrachten in de ei-
Postbus 9555
gen praktijk. Gedurende het traject werden zij gevolgd en
2300 RB Leiden
werd gekeken naar effect op de vier levels van Kirkpatrick.
E-mail:
[email protected]
Er werd gekeken naar tevredenheid met het traject (level 1), hun kennis van feedback (level 2), het gebruik van feedback en hun leervoornemens (level 3) en feedback van hun AIOS (level 4). Tevens was er een afsluitend eindinterview. Resultaten en conclusie Congresboek 2009 | NVMO
De deelnemers rapporteerden veranderingen op de eerste drie levels van Kirkpatrick: ze waren tevreden, hadden meer kennis van feedbacktechnieken en gebruikten dit meer in de praktijk. Van een aantal deelnemers was ook feedback van hun AIOS beschikbaar, maar er waren niet voldoende data om over dit vierde level uitspraken te doen Uit de interviews bleek dat de deelnemers met name het leren van elkaar en het leren van de oefening in de praktijk belangrijk vonden. In de TtT Plus was meer ruimte voor uitwisseling van ervaringen dan in een gewone TtT. Verbeterpunten waren met name gericht op de planning van het webseminar en de bijeenkomsten.
72
B9.2 Groningse studenten nemen deel aan een traject tot het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs.
Voor het verzamelen van praktische onderwijservaringen gebruiken de BKO-studenten diverse opties. Sommige melden zich aan als student-tutoren en begeleiden in die rol kleine groepen jongerejaarsstudenten bij het bestude-
Verbeek T, Sillius AW, Bos FM, Pleihuijs RG,
ren en presenteren van studiestof. Andere hebben een
Stegmann ME, Schultinge L, Kleef AJG van
trainingstraject ontwikkeld voor geneeskundestudenten
UMC Groningen
die - in het kader van een keuzeproject - EHBO-lessen verzorgen op basisscholen. Ook tijdens hun co-schappen
Op 23 januari 2008 ondertekenden de veertien Rectores
zullen de BKO-studenten mogelijkheden zoeken om
Magnifici van de Nederlandse universiteiten de overeen-
onderwijs te geven, bijvoorbeeld aan medestudenten of
komst ‘Wederzijdse erkenning basiskwalificatie onder-
ziekenhuispersoneel.
wijs’. De Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) kan worden beschouwd als een bewijs van bekwaamheid voor docen-
De verwachting is dat de eerste studenten in 2011, tege-
ten in het universitaire onderwijs. Aldus worden gecertifi-
lijkertijd met hun artsenbul, ook de Basiskwalificatie On-
ceerde docenten zonder nadere toetsing door alle deelne-
derwijs zullen ontvangen.
mende instellingen als gekwalificeerd docent in het universitaire onderwijs erkend.
Trefwoorden: BKO, docentprofessionalisering, studentdocent
De Faculteit der Medische Wetenschappen in Groningen
Wijze van presentatie: paper
voor docenten. Dit traject beslaat 2 jaar en vraagt een in-
Correspondentie-adres
vestering van maximaal 200 uur. Het traject bestaat uit een
T. Verbeek
aanbod van cursussen, intervisie en begeleiding door
UMC Groningen
1-op-1 coaching. De deelnemers stellen gedurende het
Bloemstraat 47-14
traject een portfolio samen, waarin zij bewijsstukken en
9712 LC GRONINGEN
reflectieverslagen opnemen over hun didactische compe-
E-mail:
[email protected]
B
is in september 2007 gestart met een pilottraject BKO
tenties op de gebieden onderwijsontwikkeling, begeleiding, toetsing en evaluatie. In september 2008 is deze faculteit ook gestart met een pilottraject BKO voor studenten; dit traject wordt separaat van het docententraject aangeboden. Aanleiding voor het opzetten van dit traject was de grote belangstelling vanuit de studentenpopulatie, mede gevoed door eerder onderOnderwijs, Summerschools). De pilotgroep bestaat uit 12 studenten Geneeskunde uit jaar 3 of 4; zij volgen dit traject extra-curriculair. De totaal gevraagde tijdsinvestering voor studenten is minimaal 200 uur, verspreid over een traject van 4 jaren. In de eerste twee jaren ligt het accent op het verwerven van didactische basiskennis en -vaardigheden; tevens maken zij een start met hun portfolio en ontvangen begeleiding via 1-op-
NVMO | Congresboek 2009
nomen activiteiten in deze richting (Masterclass Medisch
1 coaching. In de laatste twee jaren bouwen zij dit verder uit, waarbij hun toegenomen vakinhoudelijke kennis steeds meer mogelijkheden biedt tot substantiële bijdragen aan onderwijstaken.
73
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 537 | Sessie B9 Papers | Docentprofessionalisering, student-docenten
B9.3 Studenten trainen medestudenten als onderdeel van het opleidingstraject Basiskwalificatie Onderwijs (BKO)
dialogue (onderverdeeld in theorie en vaardigheden), closure en houding. Daarnaast was er ruimte voor opmerkingen. De door de trainers gegeven feedback werd na de les direct met de EHBO-docenten besproken.
Pleijhuis RG, Stegmann ME, Schultinge L, Verbeek T, Kleef AJG van, Molenaar WM, Bos FM
Het overdragen en in de praktijk brengen van de tijdens
UMC Groningen
het BKO-traject opgedane kennis en vaardigheden, hebben de trainers als zeer nuttig ervaren. Meer ervaring van
Sinds begin 2008 hanteren alle Nederlandse universiteiten
de trainers in het basisonderwijs zou deze training verder
de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Aan de Faculteit der
kunnen verbeteren. De reacties van de EHBO-docenten
Medische Wetenschappen te Groningen staat het traject
bij de evaluatie van de training waren zeer positief, met
tot het behalen van deze bekwaamheid niet alleen open
name met betrekking tot het onderdeel ‘orde houden’.
voor docenten, maar ook voor studenten. Zij doen tijdens
Ook de coaches beschouwen het project als geslaagd.
hun studie didactische kennis en vaardigheden op en be-
Gezien de positieve resultaten, zal het project in de toe-
halen tegelijk met hun afstuderen het BKO-certificaat.
komst als onderdeel van het BKO-traject blijven bestaan.
Het opdoen van de vereiste praktijkervaring was dit jaar onder andere mogelijk door deelname aan een EHBO-
Trefwoorden: BKO, student-docent
project. Hierbij werd door vijf BKO-studenten (trainers) een
Wijze van presentatie: paper
trainingstraject ontwikkeld en uitgevoerd voor 18 tweedeen derdejaars geneeskundestudenten (EHBO-docenten),
Correspondentie-adres
die als keuzeproject in duo’s EHBO-lessen verzorgen op
R.G. Pleijhuis
basisscholen. Het doel van de training was het opdoen
UMC Groningen
van praktijkervaring door de trainers. De EHBO-docenten
Ulgersmaweg 35
namen deel aan de training om inzicht te krijgen in een
9731 BK Groningen
aantal basale didactische vaardigheden. Het project om-
E-mail:
[email protected]
vatte het ontwerpen van een trainingsprotocol, gevolgd door een twee uur durende training en een observatie van de EHBO-lessen in de praktijk. Gedurende het gehele proces werden de trainers begeleid vanuit het onderwijsinstituut door twee coaches van het BKO-traject. De training werd gegeven aan de hand van het opgestelde trainingsprotocol. Tijdens de training werd eerst middels een onderwijsleergesprek onder leiding van de trainers ingegaan op de kenmerken van een goede les. Na uitleg Congresboek 2009 | NVMO
over feedback volgens Pendleton werden twee EHBOdocenten in de gelegenheid gesteld de introductie van hun eerste les voor te dragen. Dit actieve element werd gevolgd door feedback en uitleg over de kenmerken van een goede introductie. Daarna werd op vergelijkbare wijze geoefend met het overbrengen van theorie, het houden van orde en het aanleren van vaardigheden. De observatie had tot doel te bepalen in hoeverre de training aansloot op de praktijksituatie. Hierbij ontvingen de EHBO-docenten concrete feedback op hun functioneren. Er werd gewerkt met een door de trainers ontworpen eva-
74
luatieformulier dat de volgende onderdelen bevatte: set,
B9.4 De student als docent: Inzet van studenten bij het geven van werkgroeponderwijs aan jongerejaars studenten.
(alle standaardeviaties tussen 0.73 en 1.02). Bij drie werkgroepen werden significante verschillen gevonden in de waardering voor de begeleiding, stafleden kregen een wat hogere waardering. De inhoud van de werkgroep werd bij
Dekker FW, Mansvelder-Longayroux DD, Duijn G
stafleden gemiddeld beoordeeld met waarden tussen
van, Kaptein AA
3.12 en 4.11. Voor studentdocenten lagen de gemiddelde
LUMC
waarden voor de inhoud van de werkgroep tussen 3.05 en 4.21. Of een werkgroep door een studentdocent begeleid
Probleemstelling
werd of door een staflid maakte voor de waardering van
In toenemende mate worden studenten ingezet bij het
de inhoud van de werkgroep niet uit. De waarderingen
geven van onderwijs aan jaargenoten of jongere-jaars
voor de inhoud en de begeleiding van de werkgroep ver-
studenten, ook wel aangeduid als ‘peer-teaching’ of ‘near-
schilden van elkaar: over de begeleiding oordeelde men
peer-teaching’. Verschillende motieven spelen hierbij een
positiever dan over de inhoud. Ook tussen de vijf werk-
rol. De onderwijslast voor docenten vermindert; student-
groepen (onderscheiden thema’s) werden verschillen in
docenten worden voorbereid op hun toekomstige acade-
waardering gevonden.
studenten krijgen onderwijs dat goed aansluit bij hun voor-
Discussie
kennis en leerbehoeften. Er wordt verondersteld dat het
Alle docenten werden voldoende tot goed beoordeeld.
inzetten van studenten bij het geven van onderwijs het
De stafleden scoorden iets hoger voor de begeleiding,
leren van zowel studenten als van student-docenten ten
maar voor de inhoud van de werkgroep werd geen ver-
goede komt. Er is echter nog weinig ‘evidence’ voor de
schil gevonden tussen stafleden en studentdocenten. Uit
kwaliteit en effectiviteit van deze vorm van onderwijs (Ten
deze pilotstudie bleek dat het goed mogelijk is om oude-
Cate & Durning, 2007). Wij onderzochten het effect van
rejaars studenten in te zetten voor het geven van werk-
het inzetten van student-docenten bij het werkgroep-
groepen aan jongerejaars studenten. De variatie tussen
onderwijs op de waardering van het werkgroeponderwijs
beoordelingen van individuele student-docenten is vrij
door de studenten die het onderwijsblok volgden.
groot. Deze verschillen zullen in een vervolgstudie nader
B
mische rol, en functioneren tegelijkertijd als rolmodel;
worden onderzocht. Gerichte training en selectie van stuMethode / Opzet
denten die goed onderwijs kunnen geven lijkt van belang
Dit pilotonderzoek werd uitgevoerd in het blok Psychoso-
bij het inzetten van studenten bij het onderwijs aan mede-
ciale Ontwikkeling, in het eerste jaar van Geneeskunde. Dit
studenten.
geven door docenten (N=10) en student-docenten (N=19).
Referentie
De docenten en student-docenten werden vooraf geïn-
Cate OT, Durning S. Peer teaching in medical education:
strueerd over de inhoud en vorm van de werkgroepbijeen-
twelve reasons to move from theory to practice. Med
komsten. Bij het tentamen van het blok werd door de stu-
Teach 2007; 27: 1-9.
denten (N=313) anoniem een evaluatieformulier ingevuld waarin voor elke werkgroep op een 5-punt schaal (1= zeer
Trefwoorden: student-docent
mee oneens, 5= zeer mee eens) werd gevraagd naar de
Wijze van presentatie: paper
waardering van de begeleiding (“de begeleiding bij werkgroep .. was goed”) en de inhoud van de werkgroep (“de
Correspondentie-adres
inhoud van werkgroep .. was leerzaam”). Gemiddelde
Dr. F.W. Dekker
scores werden vergeleken met een Student T-test.
LUMC Postbus 9600
Resultaten (en conclusie)
2300 RC Leiden
Voor de begeleiding kregen de stafleden een gemiddelde
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
is een 3-weeks blok, waarin vijf werkgroepen worden ge-
waardering over de vijf werkgroepen tussen 3.93 en 4.22 op een schaal van een tot vijf. De student-docenten kregen gemiddelde waarderingen tussen 3.57 en 4.23
75
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 557 | Sessie B10
Rondetafelsessie Ludicium abeundi B10.1 U hoeft hier niet meer terug te komen! (over invoering in de WHW van de mogelijkheid een iudicium abeundi af te geven)
Maximum aantal deelnemers: 20 Trefwoorden: iudicium abeundi, professioneel gedrag Wijze van presentatie: rondetfelsessie
Bonke B, Erasmus MC Luijk SJ van, VU Medisch Centrum
Correspondentie-adres Dr. B. Bonke
Thema
Erasmus MC
Binnen faculteiten (dier)geneeskunde en tandheelkunde
Postbus 2040
bestaat al geruime tijd behoefte aan een wettelijke moge-
3000 CA ROTTERDAM
lijkheid studenten die zich ernstig misdragen of van wie
E-mail:
[email protected]
gedrag of uitlatingen van dusdanige aard zijn dat deze niet verenigbaar worden geacht met de latere beroepsuitoefening, de verdere toegang tot de opleiding te ontzeggen of niet voor de opleiding in te schrijven. Voorbeelden van zulk laakbaar gedrag zijn: fysiek geweld, seksuele intimidatie, verregaande fraude, chantage, maar ook openlijke prediking van bv. homohaat. Daarnaast bestaat de wens een iudicium abeundi te kunnen inzetten in gevallen waarin studenten lijden aan een onbehandelbare vorm van ernstige psychopathologie (bv. paranoide schizofrenie). Doel Deze rondetafelsessie heeft tot doel te komen tot een uitwisseling van meningen en gedachten over de voorwaarden, procedures en gevolgen van invoering van de mogelijkheid van een iudicium abeundi. Doelgroep Docenten professioneel gedrag, leden examencommissies, studieadviseurs, studentendecanen, studenten en anderen die in het onderwerp geïnteresseerd zijn Opzet Eerst wordt door de workshopleiders in vogelvlucht geCongresboek 2009 | NVMO
schetst welke stappen in het iudicium-abeundi traject in de afgelopen periode zijn gezet. Enkele knelpunten zullen daarbij specifiek worden benoemd, zoals: reikwijdte van de beoordeling van gedrag, de rol van de examencommissie, privacy en beroepsmogelijkheden, invoering van een speciale toetsingscommissie of het bij studenten verplicht stellen tijdens de opleiding een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te overleggen. Aan de hand van het overzicht en de genoemde knelpunten zal een gedachtenwisseling met de deelnemers worden gestart teneinde zo mogelijk tot nadere nuancering en aanscherping te komen.
76
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 558 | Sessie B11 Rondetafelsessie
Curriculumontwikkeling, techniek B11.1 Een goede medicus is ook een technicus, of zou dat meer moeten zijn
een betere bijdrage kunnen leveren aan verdere technologische ontwikkelingen doordat ze beter kunnen samenwerken met technici.
Verkerke GJ, Molenaar WM UMC Groningen
Dat het anders kan, is te zien als we gluren bij de buren: in België zit veel meer techniek in de geneeskunde opleiding
Thema
ingebouwd. Aan de Universiteit Twente is een opleiding
Techniek in de geneeskunde
Technische Geneeskunde gestart (alhoewel deze medische opleiding geen artsen opleidt).
Doel Het belang van techniek in de geneeskunde zichtbaar
Dat techniek een struikelvak is, ligt vaak aan een disbalans
maken en exploreren hoe techniek in de opleiding ge-
tussen verwachte en aanwezige voorkennis van de stu-
ïmplementeerd kan worden
denten. Docenten (veelal fysici) zullen hun vakinhoud niet alleen moeten aanpassen aan de specifieke voorkennis van geneeskundestudenten, maar ook aan hun specifieke
Betrokkenen bij curriculumontwikkeling, docenten en stu-
denkwijze, die anders is dan die van techniekstudenten.
denten. De huidige medicus kan niet meer zonder tech-
Anderzijds zullen medici de rol van techniek binnen de ge-
niek. De afhankelijkheid van apparatuur is erg groot ge-
neeskunde duidelijker moeten maken en aangeven voor
worden Alleen al het aanbrengen van een hechting vereist
welke problemen techniek een bijdrage aan een oplossing
apparatuur: hechtnaald (gemaakt van roestvast staal) en
zou kunnen leveren.
B
Doelgroep
hechtdraad (niet-oplosbaar, oplosbaar, hechtdraden met weerhaakjes, die voor een betere grip zorgen). Voor diag-
Tijdens de rondetafelsessie wordt de problematiek inge-
nose is veel apparatuur beschikbaar, variërend van een
leid door drie voordrachten:
(digitale) bloeddrukmeter tot een PET-scanner, die proces-
• Techniek is onmisbaar in de gezondheidszorg.
sen zichtbaar maakt met radioactief gelabelde stoffen.
• Gebrek aan technische kennis veroorzaakt fouten in de
Voor therapie is ook veel apparatuur voorhanden, variërend van een pleister (in vele materialen beschikbaar, zelfs
gezondheidszorg. • Hoe techniek in de opleiding Geneeskunde in te bouwen.
de wond kan vochtig blijven en daardoor sneller genezen) tot een kunsthart, dat een patiënt weer ambulant maakt.
Daarna wordt een discussie gevoerd over de noodzaak
Echter, het aantal gevallen met een falend gebruik van
om meer techniek te geven in het Geneeskunde curricu-
techniek neemt drastisch toe.
lum en hoe dit het best kan.
Om optimaal en veilig gebruik te kunnen maken van tech-
Trefwoorden: curriculumontwikkeling, techniek
niek binnen de geneeskunde is begrip daarvan bij de ge-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
gen is onderwijs over techniek zeer beperkt aanwezig of
Correspondentie-adres
zelfs volledig afwezig, evenals in het huidige Raamplan
Prof.dr.ir. G.J. Verkerke
voor de artsopleiding. Dit heeft twee redenen. Allereerst is
UMC Groningen
het al niet mogelijk om alle geneeskundige onderwerpen
Postbus 196
te onderwijzen; inbouw van techniekvakken heeft daarom
9700 AD Groningen
een lage prioriteit. Daarnaast hebben studenten grote
E-mail:
[email protected]
moeite om techniekvakken succesvol af te ronden. Zowel de minister (in mei 2009) als de Inspecteur-generaal
NVMO | Congresboek 2009
bruikers essentieel. In de huidige geneeskunde opleidin-
voor de Gezondheidszorg (in oktober 2008) willen meer techniek in het medisch curriculum om het aantal ongevallen waarbij falende techniek een hoofdrol speelt te verminderen. Neveneffect is dat medici met begrip voor techniek
77
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 557 | Sessie B12 Rondetafelsessie
Beoordeling competenties, vervolgopleiding B12.1 Beoordeling van competenties: hoe kan men het beste de groei van AIOS in kaart brengen?
2. David A. Cook, Thomas J. Beckman. Does scale length matter? A comparison of nine- versus five-point rating scales for the mini-CEX. Advances in Health Science Education. 2008 November
Tromp F, Roermund DACM van, Pelgrim E, Kramer AWM
Maximaal aantal deelnemers: 20-25
UMC St. Radboud Trefwoorden: beoordeling competenties, vervolgopleiding Thema
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
In competentiegericht onderwijs is beoordeling gericht op groei. De vraag is nu: hoe kan men die groei het beste in
Correspondentie-adres
kaart brengen? Het gebruik van schalen (bv. 4-punts-
Drs. F. Tromp
schaal) en referentiepunten (bijv. eindniveau opleiding)
UMC St Radboud
roept vragen op. Tijdens deze rondetafelsessie maken we
Postbus 9101
gebruik van een casus: Bij de Voortgezette Opleiding tot
6500 HB Nijmegen
Huisarts (VOHA) in Nijmegen wordt bij de beoordeling van
E-mail:
[email protected]
competenties van de huisarts gebruik gemaakt van een lijst met een vast referentiepunt: het eindniveau van de opleiding. De schaal waarvan gebruik gemaakt wordt is een 10-puntsschaal: een 1 weerspiegelt 10% van de competentie die men moet hebben aan het eind van de opleiding, een 2 weerspiegelt 20%, etc. In de literatuur wordt relatief weinig aandacht besteed aan schalen en referentiekaders van beoordelingsinstrumenten. Daarom willen wij ervaringen met referentiekaders en schalen delen met opleiders uit de medische vervolgopleidingen. Doel Inzicht te krijgen in de voor- en nadelen van een vast referentiepunt en het gebruik van verschillende schalen. Doelgroep Opleiders uit de praktijk van de medische vervolgopleidingen.
Congresboek 2009 | NVMO
Opzet Er zal discussie worden gevoerd aan de hand van de casus. De deelnemers voeren voor en tegen argumenten aan met betrekking tot de verschillende mogelijkheden. Iedereen die bezig is met het ontwikkelen van een beoordelingsinstrument krijgt in deze sessie meer inzicht in het gebruik van referentiepunten en schalen. Eventueel ter voorbereiding kunnen deelnemers de volgende artikelen lezen: 1. Prescott-Clements L, van der Vleuten CPM, Schuwirth LW, Hurst Y, Rennie JS. Evidence for validity within workplace assessment: the Longitudinal Evaluation of
78
Performance (LEP). Med Educ 2008 May;42(5):488-95.
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Abdijzaal | Sessie B13
Symposium Basiswetenschappen B13.1 Science in the Medical School curriculum International Association of Medical Science Educators (IAMSE)
Correspondentie-adres J.K. Hewett International Association of Medical Science Educators
Kathryn K. McMahon, Ph.D.,
626 Main Street
TTUHSC-EP, PL Foster School of Medicine
WV 25504 Barboursville, USA E-mail:
[email protected]
In recent years, many concerns have been raised about the quantity and nature of basic science content in medical school curricula. Traditional discipline based curricula (physiology, anatomy, etc) have been supplanted by organ system approaches (cardiac, pulmonary) or clinical presentations (dyspnoea, skin rash), and many educators worry that mechanistic science will disappear in these new schemes. These concerns are especially important because the scientific knowledge fundamental to medicine changes quickly, and knowledge of these changes will alter our students’ future practice patterns. Therefore our students need to build a strong scientific foundation for
B
their future medical practice, and they need to learn the skills to integrate new scientific discoveries into their medical practice throughout their professional lives, as well as the ability to share this knowledge with patients and other health care professionals. This symposium will address the following issues: • what is the evidence for physicians using basic science in their decision making? • how are basic sciences best integrated into clinical curricula? • how can basic sciences be included in later clinical training, both for students and residents? After an introduction, participants will work with their colleagues in small groups to propose solutions for these
Trefwoorden: basiswetenschappen, curriculumontwikkeling Wijze van presentatie: symposium
NVMO | Congresboek 2009
problems.
79
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 401 | Sessie B14
Workshop Gender B14.1 Gender en het leergesprek
Correspondentie-adres Dr. A.W. M. Kramer
Kramer AWM, Grob M, Dielissen P, Lagro-Janssen
Huisartsopleiding/ ELG Nijmegen
ALM
Postbus 9101, huispost nr. 166
UMC St. Radboud
6500 HB Nijmegen E-mail:
[email protected]
Thema De invloed van gender in het onderwijs is evident. Zo zijn er verschillen tussen vrouwen en mannen in leerbehoeftes en leerstijlen. Dit heeft gevolgen voor de inrichting en uitvoering van het onderwijs en opleiding. Wij richten ons in deze workshop op het persoonsgerichte leergesprek. Deze onderwijssituatie leent zich goed voor het thema gender. De persoon (en dus ook het geslacht) van de lerende en onderwijsgevende staan immers centraal. Doel Bewustwording en benoemen van genderspecifieke aspecten bij het leren Doelgroep Een ieder die leergesprekken voert in de initiele en vervolgopleiding; betrokkenen bij docentprofessionalisering; curriculumplanners. Opzet Wij geven uw inzicht in de algemene principes van gender en socialisatie. We laten u aan de hand van op video opgenomen leergesprekken tussen een vrouwelijke aios en een mannelijke opleider, en tussen een mannelijke aios en een vrouwelijke opleider zoeken naar genderspecifieke aspecten. Tot slot bespreken we uw bevindingen en vullen aan met wat bekend is in de literatuur over gender en zelfevaluatie, reflectie en leerstijlen.
Congresboek 2009 | NVMO
80
Maximum aantal deelnemers: 45 Trefwoord: gender Wijze van presentatie: workshop
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 403 | Sessie B15 Workshop
Competentie: maatschappelijk handelen, vervolgopleiding B15.1 Maatschappelijk handelen in de opleiding tot specialist: geen grijze, maar gekleurde muizen
Doel Doel van de workshop is deelnemers te laten ervaren welke mogelijkheden er zijn om dit thema in de opleiding op speelse wijze te introduceren en te ontwikkelen met in-
Lavrijsen JCM, Hameleers RJMG
breng van aios.
UMC St Radboud Doelgroep Thema
Studenten, aios, opleiders, docenten, beleidsmakers, en
Van de CanMEDS-competentiegebieden is die van het
iedereen met engagement die dit thema belangrijk vindt en
Maatschappelijk handelen voor de medische vervolgoplei-
vorm wil geven in de opleiding.
dingen een nieuw domein en daarom voor velen ook nog moeilijk vorm te geven. De volgende vragen kunnen daarbij
Opzet workshop
gesteld worden: welke competenties zijn van belang, hoe
Introductie van het thema en competenties door middel
geven we vorm aan het onderwijs daarin, hoe toetsen we
van een presentatie, een kennisquiz over actualiteiten, de-
dat en welke rol kan het portfolio daarin spelen? Binnen de
batten in diverse werkvormen, formuleren van opdrachten
vernieuwde Vervolgopleiding tot Specialist Ouderenge-
en toetsing en een prijsuitreiking van De Gekleurde Muis
neeskunde Nijmegen (VOSON) is vanaf 2008 ervaring op-
voor de meest actieve bijdrage. Met de opbrengst worden
gedaan met nieuwe competenties, diverse werkvormen en
deelnemers uitgedaagd om het thema op eigen wijze
toetsingsmethoden om dit competentiedomein te introdu-
vorm te geven in de opleiding.
riode van nieuwe aios werden debatten georganiseerd,
B
ceren en verder te ontwikkelen. Al tijdens de introductiepeMaximum aantal deelnemers: 25
waarbij aios met eigen stellingen discussieerden over visie op het specialisme, toekomst van specialisme en het op-
Trefwoorden: competenties, maatschappelijk handelen,
komen voor de doelgroep van kwetsbare ouderen en chro-
vervolgopleiding
nisch zieken. Ook een kennisquiz over actualiteiten in het
Wijze van presentatie: workshop
specialisme was een onderdeel van de introductie op dit domein.
Correspondentie-adres Dr. J.C.M. Lavrijsen
In andere jaargroepen voerden aios diverse opdrachten uit
UMC St Radboud
rond dit thema, zoals het lezen van inspectierapporten
Postbus 9101, 117
over hun instelling met de vraag naar consequenties voor
6500 HB Nijmegen
hun handelen. Ook presenteerde elke aios aan de jaar-
E-mail:
[email protected]
groep welke bijdrage hij of zij zelf had geleverd aan het Maatschappelijk handelen. Aios beoordeelden ook zelf motto ´we willen geen grijze, maar gekleurde muizen´ werd degene met de beste bijdrage aan de opdrachten en debatten beloond met een gekleurde, houten muis. Deze muis was beschilderd door patiënten van een verpleeghuis. Na afstuderen blijven prijswinnaars betrokken bij maatschappelijke activiteiten die vanuit de vervolgopleiding worden georganiseerd. Het onderwijs in Maatschappelijk handelen wordt in het nieu-
NVMO | Congresboek 2009
welke bijdrage de meeste impact en effect had. Onder het
we curriculum ontwikkeld met betrokkenheid van aios en uitwisseling met andere opleidingen tot specialist ouderengeneeskunde.
81
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 404 | Sessie B16
Symposium werkgroep NVMO Simulatie en gestandaardiseerde patiënten B16.1 Feedback door simulatiepatiënten
Correspondentie-adres J.H. Westen
Westen JH, Beerthuizen A, Rethans JJ, Weel-Baum-
Erasmus MC
garten E van, Grosveld F
Faculteit Geneeskunde - GK Gebouw
Werkgroep Simulatie en gestandaardiseerde patiën-
Afdeling PKV, Kamernummer GK 357
ten NVMO
Postbus 2040, 3000CA Rotterdam E-mail:
[email protected]
Thema In alle medische universiteiten in Nederland en België wordt gebruik gemaakt van simulatiepatiënten bij het communicatieonderwijs aan geneeskundestudenten. De mate waarin en de wijze waarop simulatiepatiënten feedback geven verschilt per universiteit. Voor studenten zijn de contacten met simulatiepatiënten leerzaam en een unieke bron om zicht te krijgen op het patiënt perspectief. Er zijn verschillende manieren om deze unieke waarde te benutten en elke methode vergt een verschillende inspanning in de organisatie en training. In deze workshop willen we inventariseren welke verschillende invalshoeken er zijn, wat er nu mee gebeurt in de organisatie en voorbereiding van de simulatiepatiënten en bediscussiëren hoe we alle mogelijkheden optimaal kunnen benutten. Doel Doel van de workshop is inzicht vergroten en optimaliseren van feedback door simulatiepatiënten. Doelgroep Studenten en docenten Opzet workshop • Videofragment • Discussie in deelgroepen • Plenaire discussie • Afsluitende conclusie en evaluatie Congresboek 2009 | NVMO
82
Maximum aantal deelnemers: 20 (minimaal 5) Trefwoorden: simulatiepatiënten, feedback Wijze van presentatie: workshop
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Ruimte 405 | Sessie B17
Workshop Communicatie B17.1 Training in arts-patiënt communicatie in kleine groepen met video-feedback, volgens het Aloba-model
Maximum aantal deelnemers: 15 Lit.: Kurtz S, Siverman J, Draper J. Teaching and Learning Communication Skills in Medicine. 2 ed. Oxford: Radcliffe
Debaene L, Bogerd K van den, Baetens K, Baeyens
Medical Press 2005.
L, Bombeke K, Ceulemans L, Cuyt C, Debruyn A, Heyde K, Jespers I, Mielants P, Verpooten L,
Trefwoorden: communicatie
Vertongen T, Winter B de
Wijze van presentatie: workshop
Universiteit Antwerpen Correspondentie-adres Thema
Dr. L. Debaene
Sinds enkele jaren werken we in de communicatieopleiding
Universiteit Antwerpen
van 5de jaars jaars studenten Geneeskunde aan de Universiteit
Universiteitsplein 1
Antwerpen met ‘Aloba’ of ‘Agenda-led outcome-based ana-
2610 Wilrijk - Antwerpen, België
lysis of the consultation’. (Kurtz, Siverman & Draper, 2005) Vrij
E-mail:
[email protected]
vertaald betekent dit ‘door een leeragenda gestuurde analyse van een consultatie, gericht op het bereiken van heel concrete leerdoelen’. Er wordt getraind in veilige groepjes van zes studenten met één docent en per student één wisselende
B
simulatiepatiënt. Elke student werkt voor de video een volledig consult uit en tracht hierbij te focussen op eigen specifieke leerdoelen. Deze heeft hij/zij tevoren in een eigen leeragenda geformuleerd en hij/zij vraagt aan studenten, simulatiepatiënt en docent om hierop heel concrete feedback te geven. Alternatieven worden uitgeprobeerd, zowel door de trainende student, als door de andere studenten. Het Aloba-model geeft voor deze lesvorm belangrijke regie-aanwijzigingen, waarbij heel de groep optimaal kan leren. Doel Met een korte live-demo, waarbij de deelnemers aan de workshop fungeren als feedbackgevende studenten, maakt ieder kennis met het Aloba-model en kan er voor zichzelf de meerwaarde van ervaren. Deze meerwaarde
Doelgroep Communicatieopleiders of geïnteresseerden in communicatieonderwijs. Opzet workshop Naast de live-demo willen we ook een aantal instrumenten die wij ontwikkeld hebben (draaiboek voor de lesgevers, genereren leeragenda, rollen voor de simulatiepatiënten,
NVMO | Congresboek 2009
wordt in de groep ruim verkend en bediscussieerd.
gebruik van observatiedocument, portfolio-reflectiedocument) aanreiken. Aan het einde van de workshop is elke deelnemer in staat om het Aloba-model in zijn eigen werkveld te implementeren.
83
Congresboek 2009 | NVMO
84
Donderdag 12 november, tussen 15.15-16.30 uur | Van Speykzaal | Sessie B18 Workshop
Fringe B18.1 Tai Chi
Benodigdheden: (zo mogelijk) dikke sokken Maximum aantal deelnemers: ca. 40
Wat is Tai Chi? (bron: wikipedia) Tai Chi is een bewegingsactiviteit die van oorsprong gevechtshandelingen betrof, gebaseerd op de oosterse leer van yin en yang, van drukpunten en meridianen. Er bestaan binnen het Tai Chi verschillende groepen, stijlen genaamd, waarbij de yang-stijl voornamelijk langzaam wordt uitgevoerd en de chen-stijl ook explosieve momenten in zich heeft. Deze stijlen zijn vaak weer onderverdeeld in diverse substijlen van leraren die er hun eigen kennis, vaardigheid en ervaring aan hebben toegevoegd. De bewegingen worden in een vaste volgorde uitgevoerd. De Tai Chi beoefenaren spreken van ‘De Vorm’. Elke stijl kent zijn eigen vormen, die van leraar op leerling worden overgedragen. De langzame bewegingen, die vanuit de buik en vooral zeer ontspannen uitgevoerd worden, zijn kenmerkend voor Tai Chi. De meest prominente doelstellingen van Tai Chi zijn te-
B
genwoordig: gezondheid, ontspanning en balans. Deze doelstellingen worden bereikt door een bepaalde vorm van inwendige energie, de ‘Chi’, goed te laten stromen. Die Chi stroomt in de meridianen van de aarde naar de hemel en omgekeerd door en langs het lichaam. In de verschillende vormen leert men de stroming van Chi te beheersen. Er zijn enkele verdiepingsniveaus, waarbij de doelstellingen van de beoefenaar mee veranderen. De student begint met het leren beheersen van de nodige basis (correcte lichaamshouding, correct plaatsen van de voeten en het openen van de liezen) en het uitvoeren van de Tai Chi bewegingen zonder het gebruik van spierkracht. Daarna ligt het accent meer op de innerlijke beleving van de bewegingen, met aandacht voor de Chi-stroming in de meridianen. Uiteindelijk resulteert dit in gen mee te gaan in elke beweging van een tegenstander zonder dat je zelf je balans verliest. Zo ver hoeven beoefenaren niet te gaan. Al in het begin levert Tai Chi de beoefenaren een beter evenwichtsgevoel op. Na enig trainen leert men ook het gevoel van stromende Chi herkennen. Zowel jonge als oude mensen kunnen deze bewegingskunst beoefenen. Men kan er lenig mee blijven, tot op hoge leeftijd het evenwichtgevoel blijven trainen en ermee mediteren. Het correct beoefenen van Tai
NVMO | Congresboek 2009
‘innerlijke kracht’, die wordt gekenmerkt door het vermo-
Chi kan naar verluidt ook leiden tot het verdwijnen van ouderdomskwaaltjes, rug- en nekklachten en hoofdpijn. De workshop zal worden geleid door ervaren Tai Chi docenten.
85
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 522 | Sessie C1
Promovendi Co-schappen C1.1 De klinische leeromgeving: transitie, tijdsbesteding en feedback Hell EA van UMC Groningen Studenten geneeskunde beginnen hun opleiding tot basisarts binnen de relatieve veiligheid van de faculteit. Na een periode van 3 a 4 jaar gestructureerd, kennisgericht onderwijs, moeten zij zich verder ontwikkelen op de klinische werkvloer. Echter als coassistent rondlopen op die werkvloer, leidt niet automatisch tot leren. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de overgang naar de klinische fase diverse problemen kan opleveren. De kwaliteit van de klinische leeromgeving kan positief beïnvloed wordt door studenten actief te laten participeren in activiteiten en hen
• Wat is de relatie tussen gepercipieerde transitieproblemen en (pre)klinische leeruitkomsten? Kan een onderwijsprogramma waarin vaardigheidstraining en coassistentschappen elkaar afwisselen de transitie vergemakkelijken? • Wat is de relatie tussen de tijd die coassistenten besteden aan diverse activiteiten en de kwaliteit van de klinische leeromgeving? • Hoe beïnvloeden de supervisor en actieve participatie van studenten de leerzaamheid van feedback? Kan het digitaliseren van beoordelings- en feedbackgegevens d.m.v. een digitale pen het feedbackproces verbeteren? Trefwoorden: co-schappen, werkplek-leren Wijze van presentatie: promovendi lezing
adequate feedback te geven. Dit promotieonderzoek richt
Correspondentie-adres
zich op drie aspecten van de klinische leeromgeving die
Drs. E.A. van Hell
het leerproces van coassistenten beïnvloeden: transitie
UMCG / RUG
van preklinisch naar klinisch onderwijs, tijdsbesteding van
A.Deusinglaan 1
coassistenten en feedback aan studenten en docenten.
9713 AW Groningen
Vragen waarop in dit proefschrift een antwoord is gezocht
E-mail:
[email protected]
C1.2 Het aansturen van de leerervaringen tijdens de stage in de opleiding Geneeskunde en de rol van het portfolio hierbij
stageleiders aan het portfolio een “structurerend-sturend”-
Deketelaere A KU Leuven Het leren tijdens de stage (co schappen) wordt gekenmerkt door een aantal interagerende componenten waarbinnen een spanningsveld heerst: m.n. de agenda (leren vs wer-
Congresboek 2009 | NVMO
86
en die tijdens de lezing aan bod komen zijn:
functie toekennen (“handige leidraad”) waardoor het een positieve bijdrage levert aan de leeragenda en de rol van de stageleider als “coach” ten opzichte van evaluator. Toch zijn er bij verschillende stageleiders (grote) individuele verschillen in de implementatie van het portfolio. Deze zijn te wijten aan persoonlijke opvattingen over hun rol als stageleider en hun interpretatie van het portfolio.
ken); de rol van de stageleider (coach vs evaluator); de hou-
Deketelaere A., Kelchtermans G, Struyf E, De Leyn P. (2006)
ding van de stagiair (proactief vs afwachtend) en de cultuur
Disentangling clinical learning experiences: an exploratory
op de dienst (opleidingsgericht vs werkgericht) (Deketelaere
study on the dynamic tensions in internship. Medical Edu-
et al, 2006). Om maximale leerwinst te halen, dienen de
cation, 40: 908-915.
direct betrokkenen zich voortdurend te positioneren ten aanzien van deze componenten. In het onderzoeksproject
Trefwoorden: co-schappen, werkplek-leren
wordt uitgediept of en hoe deze leerervaringen vanuit het
Wijze van presentatie: promovendi-lezing
opleidingsinstituut aangestuurd kunnen worden door een leerondersteunend portfolio. Uitgangspunt is dat het port-
Correspondentie-adres
folio niet alleen het leren van de stagiair ondersteunt maar
Drs. A.M.M. Deketelaere
ook positief inwerkt op de agenda, de rol van de stageleider
KU Leuven
en de cultuur in de dienst. De implementatie van het port-
Herestraat 29 bus 400
folio in die zin werd geëvalueerd via een bevraging van sta-
B-3000 Leuven België
giairs en stageleiders. Hieruit blijkt dat zowel studenten als
E-mail:
[email protected]
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 525 | C2
Workshop Fringe C2.1 Antwerps Bolleke
bolleke Koninck”. Omdat de eerste drie moeilijk tot in Egmond aan Zee raakten, brengen wij het Bolleke, een stukje
Vraag aan een Antwerpenaar om in enkele woorden zijn stad
Antwerpen, naar het congres. Tijdens een workshop die ook
voor te stellen en je krijgt gegarandeerd het antwoord : “’t
interessant is voor mensen die geen alcohol drinken, komt de
Scheld”, de “Zoologie”, de “Onze-Lieve Vrouwetoren” en “een
geschiedenis en het maken van het Bolleke aan bod.
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Lamorazaal | C3
Samenwerken C3.1 Samenwerken leer je samen
bestuurders die willen weten wat dit betekent voor de cultuur van de organisatie.
KNMG • Introductie onderwerp
mw. Lia Verlinde, psychiater en medisch manager Altrecht,
• Samenwerken: wat verstaan we daaronder. In groepen
mw. drs. M. Schouten, clustermanager Leerhuis Jeroen
zal aan de hand van een aantal vragen hierover worden
Bosch Ziekenhuis, mw. drs. C. den Rooyen, projectmedewerker modernisering medische vervolgopleidingen KNMG
C
Opzet Inleiders
gediscussieerd om beelden te verhelderen • Terugkoppeling en relatering aan de opzet van de leergang • Lessen uit de pilot
Thema
• Afronding
Goede samenwerking verbetert de kwaliteit van de opleiding. Goede zorg kan alleen worden geleverd als verschillende dis-
Opbrengst
ciplines goed samenwerken. Hiervoor heb je een organisatie
Concrete ideeën hoe met behulp van samen leren samen-
nodig die dit faciliteert. In de omgeving Utrecht is hiervoor
werken geleerd kan worden.
een leergang ontwikkeld. In deze workshop komen de ervaMaximaal aantal deelnemers: 25 tot 30
sende organisatiecultuur en de belemmeringen besproken. Trefwoorden: samenwerken, vervolgopleidingen, leergang Doel van de workshop
Wijze van presentatie: workshop
Deelnemers krijgen inzicht in de verschillende aspecten van samenwerken binnen de gezondheidszorg. Deze aspecten
Correspondentie-adres
kunnen zij relateren aan c.q. geven inzicht in hun eigen rol
Drs. C. den Rooyen
binnen samenwerking. Hoe dit “geleerd” kan worden wordt
Projectmedewerker modernisering medische vervolg-
aan de hand van een toegepaste leergang uitgelegd.
opleidingen KNMG colleges
Doelgroep
Mercatorlaan 1200
Allen die met samenwerking in de gezondheidszorg te ma-
3528 BL Utrecht
ken hebben. In deze context opleiders, aios en onderwijs-
E-mail:
[email protected]
ontwikkelaars. Daarnaast is het onderwerp relevant voor
NVMO | Congresboek 2009
ringen van deze leergang aan de orde en worden de heer-
87
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 530 | Sessie C4
Wetenschappelijk papers Patientveiligheid, vaardighedenonderwijs Wat is het effect van patiëntveiligheidsonderwijs voor arts-assistenten? Een overzicht van de bestaande literatuur Jansma JD, Medisch Centrum Alkmaar en VU Medisch Centrum Bijnen AB, Medisch Centrum Alkmaar en Vrije Universiteit Wagner C, VU Medisch Centrum en NIVEL Probleemstelling Onderzoek heeft aangetoond dat jaarlijks vele patiënten slachtoffer worden van vermijdbare schade in het zorgproces. Dit heeft geresulteerd in een toename van de aandacht voor patiëntveiligheid en het treffen van maatregelen deze te verbeteren. Zo heeft de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) bepaald dat alle academische centra in Nederland het thema patiëntveiligheid binnen het disciplineoverstijgende onderwijs voor arts-assistenten dienen aan te bieden. Voordat op grote schaal geïnvesteerd wordt in het opzetten van patiëntveiligheidsonderwijs is het raadzaam dat verdieping plaatsvindt in bestaande literatuur op dit gebied. Vraagstelling Wat is er reeds gepubliceerd over de effectiviteit van patientveiligheidsonderwijs voor arts-assistenten en wat kan geleerd worden van deze bevindingen? Methode In samenwerking met een zoekspecialist is op systematische wijze gezocht naar relevante artikelen in de databases van PubMed, ERIC, PsycINFO, CINAHL, Embase en Cochrane. Alle resultaten zijn door twee personen, onafhankelijk van elkaar, beoordeeld aan de hand van vooraf opgestelde in- en exclusiecriteria. Artikelen werden relevant geacht wanneer zij de effecten beschreven van patiëntCongresboek 2009 | NVMO
veiligheidsonderwijs aan arts-assistenten. Studies waarin uitsluitend onderwijs op het gebied van technische vaardigheden werd geëvalueerd werden niet meegenomen. Resultaten In totaal kwamen ruim 800 artikelen naar voren uit de diverse searches. Na screenen van titels en abstracts bleven circa 50 artikelen over, waarvan vervolgens de volledige teksten zijn bestudeerd. Twaalf van deze artikelen bleken uiteindelijk te voldoen aan de criteria. Binnen deze geïncludeerde studies is een grote variatie aangetroffen in de ge-
88
bruikte onderwijsmethodieken (onder meer: plenaire cursusbijeenkomsten, e-learning, persoonlijke digitale agenda’s en
portfolio’s). De onderzoeksopzet en de uitkomstmaten die gehanteerd zijn verschillen tevens sterk per studie. Vier studies maakten gebruik van een controlegroep, hiervan hadden slechts twee studies de groepen at random ingedeeld. Als uitkomstmaten zijn onder meer kennis, attitude, intenties en gedrag van de respondenten meegenomen. Het totaal aantal cursisten per studie lag tussen de tien en 58. Elf van de twaalf studies beschreven positieve effecten van het patiëntveiligheidsonderwijs, één studie vond geen positieve veranderingen. Discussie Studies die op degelijke wijze het effect van patiëntveiligheidsonderwijs voor arts-assistenten hebben onderzocht zijn schaars. Door grote variaties in onderwijs- en onderzoeksopzet zijn de gepubliceerde studies bovendien moeilijk met elkaar vergelijkbaar. Over het algemeen laten de onderwijsevaluaties positieve veranderingen zien en lijken de diverse vormen van patiëntveiligheidsonderwijs tot effectieve resultaten te leiden. De aangetroffen studies kunnen fungeren als een belangrijke inspiratiebron bij het opzetten en evalueren van patiëntveiligheidsonderwijs. Of het disciplineoverstijgende patiëntveiligheidsonderwijs voor de Nederlandse artsen in opleiding de beoogde doelen verbetering van de patiëntveiligheid - zal behalen, vormt een interessante vraag voor toekomstig onderzoek. Trefwoorden: patiëntveiligheid, vervolgopleiding Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper Correspondentie-adres J.D. Jansma Medisch Centrum Alkmaar Wilhelminalaan 12, kamer 054 1815JD Alkmaar E-mail:
[email protected]
Retentie van kennis en vaardigheden in het Eerste Hulp onderwijs aan studenten geneeskunde na 2 jaar
slaagden alleen voor de EHBO situatie/handeling en 21
Biersteker HAR, Ruijter PA de, Tan ECTH
Discussie
Achtergrond Van toekomstig artsen wordt verwacht dat zij adequaat eerste hulp kunnen verlenen. Ook in het Raamplan 2009 zullen deze eisen worden opgenomen1. Sinds de invoering van de Bachelor-Master (BaMa) structuur in 2005 volgen alle eerstejaars studenten Geneeskunde aan het UMC St Radboud verplicht de cursus ‘Vaardigheden Acute Geneeskunde’ (VAG). De cursus bestaat uit 8 lesavonden van 2 uur gevolgd door een theorietoets en praktijkexamen. Na 1 jaar bleek bij een onverwacht praktijkexamen, bij een grote steekproef (n=94 [25,7%] van de 365 studenten), slechts 2,1% van de studenten op alle onderdelen te slagen2. Doel van het onderzoek Bepalen van de retentie van kennis en vaardigheden, 2 jaar na de VAG-cursus die in het eerste jaar van de opleiding is gedoceerd. Methode Inclusiecriteria: De student heeft de cursus in het eerste jaar gevolgd en is geslaagd voor de (her)toets, en de student heeft in het tweede studiejaar deelgenomen aan de steekproef (bestaande uit het afleggen van een onverwacht praktijkexamen). Het interval tussen het huidige onderzoek en de steekproef in het tweede jaar bedraagt 11-15 maanden,
ten op beide onderdelen.
Twee jaar (22-30 maanden) na de VAG-cursus is de retentie van aangeleerde vaardigheden in basale reanimatie en eerste hulp nog steeds slecht, maar beter ten opzichte van de peiling na 1 jaar (11-15 maanden). Voorbereiding en vorderen van verkregen kennis in de geneeskunde opleiding zijn mogelijke factoren die bijdragen aan een betere retentie van kennis en kunde. Definitieve analyse volgt na beëindiging van het onderzoek eind juli 2009 en zal op het NVMO congres 2009 worden gepresenteerd. Literatuur 1
Raamplan BaMa, Dr. M Mulder, Presentatie LMSO congres januari 2009
2
PA de Ruijter, J Biert en ECTH Tan. Retentie van kennis en vaardigheden in het Eerste Hulp onderwijs aan medisch studenten (Abstract NVMO Congres 2008)
Trefwoorden: vaardigheidsonderwijs
C
UMC St Radboud
(30,4%) alleen voor reanimatie. 36 (52,2%) Studenten zak-
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper Correspondentie-adres H.A.R. Biersteker UMC St Radboud Geert Grooteplein 15 6525 EZ Nijmegen E-mail:
[email protected]
met de VAG cursus 22-30 maanden. De praktijktoets is gelijk aan voorgaande jaren en bestaat uit drie stations, te weten: 1) EHBO-situatie met simulatieslachtoffer, 2) Uitvoeren 3) Basale reanimatie volgens de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatie Raad. Het stationsexamen werd (vanwege logistieke redenen) een week tevoren aangekondigd. Door een vragenlijst werd achterhaald op welke manieren de student zijn kennis/vaardigheden heeft onderhouden. Resultaten Van de studiegroep van 94 studenten zijn 69 geëxamineerd. 29 Studenten (42%) hebben aangegeven zich te
NVMO | Congresboek 2009
levensreddende handeling en aanleggen van een verband,
hebben voorbereid. Gemiddelde tijdsduur van voorbereiding bedroeg 26 minuten en bestond hoofdzakelijk uit het nalezen van het blokboek. Vijf studenten (7,2%) zijn geslaagd voor alle onderdelen. Zeven studenten (10,1%)
89
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 530 | Sessie C4 Wetenschappelijke posters | Patientveiligheid, vaardighedenonderwijs
C4.1 Vroege klinische ervaringen: een onderzoek naar relaties tussen wat studenten willen leren, onderwijsdoelen en leerresultaten
10x zo grote kans om ook achteraf dit als belangrijkste
Helmich E, Derksen E, Prevoo M, Bolhuis S, Koop-
Conclusie en discussie
mans R
Het zich leren inleven in de patiënt is het belangrijkste
UMC St Radboud
formele onderwijsdoel van de verpleegstage. Dit komt
leerresultaat te formuleren. Voor de andere leerresultaten kon geen verband worden aangetoond met de vooraf genoemde leerdoelen.
overeen met wat studenten willen leren. Empathie en Probleemstelling
communicatie noemen studenten ook als belangrijkste uit-
Onderwijsdoelen worden meestal opgesteld door docen-
komst van de stage. Achteraf noemen studenten boven-
ten, maar ook studenten hebben verwachtingen en doe-
dien het reflecteren op eigen functioneren en het toekom-
len. Leren in de praktijk is vaak spontaan en informeel1 en
stig professioneel gedrag als belangrijke uitkomsten. Het
daarmee niet gemakkelijk te sturen. Eerder onderzoek2 liet
vooraf noemen van een leerdoel voorspelt slechts gedeel-
zien dat studenten tijdens een verpleegstage in het eerste
telijk wat studenten achteraf zeggen geleerd te hebben.
jaar vooral patiëntgebonden leerervaringen opdoen. Doel
Om de begeleiding tijdens vroege klinische stages te kun-
van ons onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de rela-
nen verbeteren is het belangrijk inzicht te hebben in de
ties tussen formele onderwijsdoelen, leerdoelen die stu-
leerdoelen van studenten en de belangrijkste leerresulta-
denten zichzelf stellen en de door studenten aangegeven
ten, die niet altijd direct gerelateerd blijken te zijn aan de
leerresultaten.
leer- en onderwijsdoelen.
Methode
Referenties
Aan alle 347 eerstejaars studenten werd voor en na een
1. Eraut M. Studies in Continuing Education 2004;
verpleegstage van 4 weken een vragenlijst voorgelegd met 31 items gebaseerd op de formele onderwijsdoelen. Studenten beoordeelden beide keren hun eigen functione-
26(2):247-273. 2. Scavenius M. et al. Medical Education 2006; 40(10):1037-1044.
ren op een 5-punts schaal. Zij beantwoordden daarnaast de open vragen wat ze wilden leren (vooraf) en wat het
Trefwoorden: onderwijsdoel studenten, verpleegstage
belangrijkste was dat ze geleerd hadden (achteraf). Met de
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
data van de vragenlijst werd een factoranalyse uitgevoerd. De analyse van de open vragen was stapsgewijs: catego-
Correspondentie-adres
risering en codering door drie verschillende onderzoekers
Drs. E. Helmich
gevolgd door een logistische regressie analyse.
UMC St Radboud VPHG-117
Congresboek 2009 | NVMO
Resultaten
Postbus 9101
De vragenlijst werd ingevuld door 316 studenten (respons
6500 HB Nijmegen
91%). De resultaten van de factoranalyse van de formele
E-mail:
[email protected]
onderwijsdoelen kwamen overeen met de categorisering van de antwoorden op de open vragen. De belangrijkste leerdoelen vooraf waren het leren communiceren met en zich inleven in patiënten (84%), zorgen voor patiënten (17%), kennismaking met de organisatie (18%), teamwork en professioneel gedrag (12%) en leren omgaan met emoties (15%). Nadien bleek communicatie met patiënten een belangrijk leerresultaat (76%) net als het reflecteren op eigen functioneren in een team (22%) en toekomstig professioneel gedrag (20%). Studenten die vooraf com-
90
municatie en empathie als leerdoel noemden hadden een
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 531 | Sessie C5
Papers Toetsing
Schuwirth LWT Universiteit Maastricht Probleemstelling Het is bekend dat indien meerkeuzevragen (MCQ) van goede kwaliteit gebruikt worden dat deze niet alleen geschikt zijn voor het toetsen van feitenkennis, maar ook voor het toetsen van het toepassen van kennis1. Verder is beschreven dat met toetsing het leergedrag te stimuleren is2. Jaar 1 en 2 van de studie Geneeskunde aan de Universiteit van Maastricht bestaan uit blokken van gemiddeld 6 weken die afgesloten worden met een eindtoets. Het merendeel van deze eindtoetsen bestaan uit MCQ. Uit programma evaluatie gegevens kwam naar voren dat studenten geneeskunde in jaar 1 en 2 van mening waren dat de eindtoets niet voldoende aansloot bij het onderwijs. Docenten vonden dat studenten (te) toetsgericht studeren
ken dan wanneer er alleen sprake is van MCQ. Daarnaast bleek dat studenten, ongeacht welke toetsvorm, zich bij de voorbereiding meer op ‘begrijpen’ richten dan op ‘feiten leren’. Discussie Toetsvormen hadden geen significant aantoonbare invloed op het leergedrag en voorbereiding op de toets. Percepties van studenten lieten geen voorkeur zien voor openvragen versus MCQ. Dit betekent dat de eindtoetsen in jaar 1 en 2 van de studie Geneeskunde in Maastricht op korte termijn niet (deels) zullen overgaan van MCQ naar openvragen. Vervolgonderzoek moet aantonen hoe toetsen anders ingericht kunnen worden om de gewenste effecten op leergedrag en voorbereiding op de toetsing te bereiken. Hiertoe kunnen we behalve van inhoud en vorm, ook gebruikmaken van programmering en regulering. Referenties 1
feature problems and examinations to assess clinical de-
en dat studenten weinig interesse hebben voor het leggen van relaties en verkrijgen van inzicht. Op basis hiervan werden de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:
cision-making skills. Acad Med, 70(3), 194-201. 2
practice implications. Advances in Health Sciences Edu-
gedrag? • Wat is de perceptie van studenten over aansluiting van toetsing op het onderwijs? • Wat is de perceptie van studenten over toetsing in het algemeen? Methode Aan de hand van de Study Process Questionnaire van Biggs et al.3 werd het leergedrag van eerstejaarse studenten onderzocht in het eerste en tweede blok van het studiejaar 2008-2009 (n=311). De overige onderzoeksvragen werden onderzocht aan de hand van een vragenlijst (Likert scale 1-5) die afgenomen werd aan het einde van de toets bij dezelfde groep studenten. Resultaten Uit de resultaten kwam naar voren dat bij zowel een toets die bestaat uit een combinatie van MCQ en openvragen
Vleuten, C.P.M. v.d. (1996). The assessment of professional competence: Theoretical developments, research and
• Wat is de invloed van verschillende toetsvormen op leer• Hoe is de voorbereiding op de eindtoets?
Page, G., Bordage, G. & Allen, T. (1995). Developing key-
C
Verheggen M, Stalmeijer R, Pulles-Heintzberger CFM,
ten meer tijd aan het bijwerken en opnieuw maken van ta-
cation, 1, 41-67. 3
Biggs, J., Kember, D. & Leung, D.Y.P. (2001) The Revised Two Factor Study Process Questionnaire. British Journal of Educational Psychology, 71, 133 – 149.
Trefwoorden: toetsing, leergedrag Wijze van presentatie: paper Correspondentie-adres Dr. M.M. Verheggen Univerisiteit Maastricht O&O Postbus 616 6200 MD Maastricht E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
C5.1 De invloed van verschillende toetsvormen op leergedrag en voorbereiding op de toets
(toets eerste blok) als een toets die alleen bestaat uit MCQ (toets tweede blok) er meer sprake is van ‘deep approach learning’ dan van een ‘surface study approach’. Indien er sprake was van openvragen in de toets besteden studen-
91
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 531 | Sessie C5 Papers | Toetsing
C5.2 Het testen van kennis, inzicht en toepassing: welke toetsvragen zijn het meest geschikt?
werd een combinatie van 3-, 4- of 5-keuzevragen en kort antwoord open vragen het meest geschikt gevonden (tweedejaars studenten 43,2%, zesdejaars studenten 39,7%, blokcoördinatoren 57,1%). Inzicht en toepassing
Visser DY, Bootsma AL, Cate ThJ ten
zouden het beste getoetst kunnen worden met kort ant-
Universiteit van Utrecht
woord open vragen en essay vragen (respectievelijk 21,2%, 34,0% en 25,7% en 14,4%, 24,8% en 25,7%) of
Probleemstelling
3-, 4- of 5-keuzevragen en kort antwoord open vragen
In 1999 is aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit
(respectievelijk 15,3%, 9,2% en 28,6% en 22,0%, 18,4%
van Utrecht een nieuw curriculum ingevoerd: CRU’99. Een
en 17,1%). Deze resultaten sloten aan bij de uitkomst van
belangrijke karakteristiek van dit curriculum is, dat voor elk
het literatuuronderzoek.
studieonderdeel kennis-, inzichts- en toepassingsdoelstellingen zijn opgesteld. Deze doelstellingen geven aan wat
Discussie
de studenten moeten weten en kunnen aan het einde van
De respondenten bevestigden de suggestie uit de litera-
het desbetreffende studieonderdeel. Hierdoor weten stu-
tuur, dat bij de toetsing van geneeskundestudenten ge-
denten wat ze moeten leren en docenten wat ze moeten
bruik gemaakt zou moeten worden van verschillende
doceren. Kennis-, inzichts- en toepassingsdoelstellingen
soorten toetsvragen. Indien kennis getest wordt, hebben
vormen daarnaast een basis voor de toetsing. Bij de toet-
3-, 4- of 5-keuzevragen en kort antwoord open vragen de
sing van geneeskundestudenten wordt gebruik gemaakt
voorkeur. Bij het testen van inzicht en toepassing gaat de
van verschillende soorten toetsvragen, waarvan de meest
voorkeur uit naar een combinatie van 3-, 4- of 5-keuzevra-
gebruikte 2-keuzevragen, 3-, 4- of 5-keuzevragen, kort
gen, kort antwoord open vragen en essay vragen. De im-
antwoord open vragen en essay vragen zijn. In deze studie
plicaties hiervan zullen worden besproken.
is onderzocht, welke toetsvragen het meest geschikt zijn om kennis, inzicht en toepassing te toetsen, aangezien het
Trefwoorden: toetsing
essentieel is om de geschiktheid van toetsvragen voor het
Wijze van presentatie: paper
beoordelen van deze kwaliteiten te weten om studenten adequaat hierop te kunnen toetsen.
Correspondentie-adres D.Y. Visser
Methode
Universiteit van Utrecht
Onder 272 tweedejaars en 300 zesdejaars CRU’99 stu-
Graaf Hendrikstraat 4
denten en 67 coördinatoren van onderwijsblokken binnen
2805 CK GOUDA
het CRU’99 werd een enquête gehouden, waarin hen
E-mail:
[email protected]
werd gevraagd, welke toetsvragen zij het meest geschikt vonden voor het toetsen van kennis, inzicht en toepassing. De antwoordmogelijkheden waren ‘2-keuzevragen’, ‘3-, Congresboek 2009 | NVMO
4- of 5-keuzevragen’, ‘kort antwoord open vragen’, ‘essay vragen’ en ‘ander soort toetsing’. Per vraag konden maximaal twee opties gekozen worden. Daarnaast is er een literatuuronderzoek uitgevoerd, waarbij in de databases PubMed en EMBASE en op de internetsites van verschillende medisch-onderwijskundige tijdschriften gestructureerd is gezocht naar artikelen, die relevant waren voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Resultaten De responspercentages van de tweedejaars studenten, zesdejaars studenten en blokcoördinatoren waren respec-
92
tievelijk 43%, 47% en 52%. Voor het testen van kennis
C5.3 ProF; een systeem voor online feedback van landelijke voortgangstoetsen
werpen. Het systeem berekent bovendien een (korte termijn) prognose van de ontwikkeling van de student. Naast feedback over individuele studenten biedt het systeem de moge-
Timmermans I, Universiteit Maastricht
lijkheid voor docenten en staf om resultaten van de eigen
Donkers J, Universiteit Maastricht
studentenpopulatie, zowel momentaan als longitudinaal en
Peperkamp R, Universiteit Maastricht
voor de verschillende deelonderwerpen, te vergelijken met
Medema H, UMC Groningen
de populatie van de overige deelnemende faculteiten.
Cohen-Schotanus J, UMC Groningen Wenink ACG, LUMC
Discussie/implicaties voor de praktijk
Thoben A, UMC St Radboud
Het ProF systeem stelt de gebruiker in staat om op een een-
Muijtjens A, Universiteit Maastricht
voudige wijze beter gebruik te maken van de rijke bron aan informatie op het gebied van kennisgroei en de ontwikkeling
Probleemstelling
van competenties die voortgangstoetsing biedt. Sterktes en
Voortgangstoetsing, waarbij met regelmatige tussenpozen
zwaktes, zowel van individuele studenten als ook van stu-
de kennis van alle studenten gemeten wordt op het eindni-
dentpopulaties en onderwijsprogramma’s, kunnen hierdoor
veau van de opleiding, kan een belangrijk hulpmiddel zijn
tijdig gesignaleerd en indien nodig bijgestuurd worden.
bij de reflectie over gerealiseerde en gewenste vorderingen in de competentieontwikkeling tijdens een medische (of
Literatuur:
andere) opleiding. Gegevens over een periode van een
1
Muijtjens AM, Schuwirth LW, Cohen-Schotanus J, van der
aantal jaren en verschillende instellingen kunnen trends in
Vleuten CP. Differences in knowledge development ex-
kennisontwikkeling aan het licht brengen waaruit niet alleen
posed by multi-curricular progress test data. Adv Health Sci Educ Theory Pract. 2008. 13(5), 593-605.
conclusies kunnen trekken over hun prestaties en compe-
2
vanderVleuten CPM, Verwijnen GM, Wijnen WHFW.
De bevindingen van die reflectie kun-
Fifteen years of experience with progress testing in a pro-
nen dienen als basis voor verbetering van het leergedrag
blem-based learning curriculum. Medical Teacher. 1996
van een student, respectievelijk verbeteringen in het onder-
Jun;18(2):103-9
tentieontwikkeling.
1,2
C
individuele studenten en docenten maar ook faculteiten
wijsprogramma van de instelling. Hiervoor is het echter noodzakelijk dat de gegevens goed toegankelijk zijn.
Trefwoorden: toetsing, voortgangstoets Wijze van presentatie: paper
De geneeskundefaculteiten in Maastricht, Groningen,
Correspondentie-adres
Nijmegen en Leiden hebben de afgelopen twee jaar samen-
I. Timmermans
gewerkt in een project om de formatieve waarde van de
Universiteit Maastricht
interfacultaire voortgangstoetsen te vergroten door ontwik-
Postbus 616
keling van een systeem dat met behulp van ICT inzichtelijke,
6200 MD Maastricht
vraaggestuurde, longitudinale feedback mogelijk maakt.
E-mail:
[email protected]
Resultaten Onlangs is het Progress test Feedback (ProF) systeem opgeleverd. Dit webgebaseerde systeem stelt studenten, docenten en staf van de deelnemende faculteiten in staat om online de resultaten van voortgangstoetsen in te zien. Het systeem levert de gebruiker gedetailleerde informatie over de individuele voortgang en stelt hem in staat om deze
NVMO | Congresboek 2009
Opzet
af te zetten tegen de voortgang van een achtergrondpopulatie. Het systeem toont zowel momentane toetsinformatie als de longitudinale ontwikkeling van de student. Daarbij kan worden ingezoomd op detailscores voor deelonder-
93
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 531 | Sessie C5 Papers | Toetsing
C5.4 De kennisprogressie van de Leidse studenten Geneeskunde
Behalve de totaalscores op de gehele VGT werden ook de scores per groepen vakken geanalyseerd: basisvakken (anatomie, biochemie etc), klinische vakken (chirurgie, der-
Wenink ACG, Krommenhoek-van Es CT, Dekker FW
matologie etc), en gedragswetenschappelijke (en overige)
LUMC
vakken (epidemiologie, metamedica, psychologie & psychiatrie, sociale geneeskunde).
Achtergrond De Interuniversitaire Voortgangstoets (VGT) waaraan wordt
Resultaten
deelgenomen door de studenten van het UMCGroningen,
Het patroon van de kennisprogressie van de Leidse stu-
het UMCNijmegen, de Faculteit Geneeskunde van de
denten in 2007-2008 kwam overeen met dat van 2006-
UMaastricht en het Leids UMC, is een kennistoets die de
2007. In het eerste studiejaar werd een relatieve voor-
kennisontwikkeling van de studenten in de loop van de op-
sprong vastgesteld, die zich in latere jaren niet bleek te
leiding in kaart brengt. Ook is het mogelijk om de prestaties
handhaven. Vanaf het vijfde opleidingsjaar zette een rela-
van de verschillende studentenpopulaties met elkaar te
tieve achterstand in die in het zesde jaar duidelijker was.
vergelijken. Voor het jaar 2006-2007 werden de scores van
De eerder waargenomen achterstand in de klinische vak-
de Leidse studenten geanalyseerd, waarbij werd vastge-
ken in het vijfde en zesde jaar was aanzienlijk geringer, ter-
steld dat de kennis van de Leidse studenten vanaf het
wijl de voorsprong in het eerste jaar groter bleek dan deze
vierde studiejaar achterbleef bij die van de partners. Voort-
in 2006-2007 werd waargenomen. De achterstand was
zetting en detaillering van dit onderzoek is belangrijk omdat
relatief sterk voor de basisvakken (december ES 0.60) en
het richting kan geven aan verbetering van het curriculum.
de gedragswetenschappelijke vakken (februari ES 0.49). In het algemeen was het niveau van de Leidse scores hoger
Congresboek 2009 | NVMO
94
Probleemstelling
dan in het voorgaande jaar. Relatieve positieve uitschieters
Hoe is de kennisprogressie van de Leidse studenten in ver-
in de preklinische jaren konden in verband worden ge-
gelijking met de studenten van de partners in de VGT? Kan
bracht met direct voorafgaand blokonderwijs, dalende
de kennisprogressie worden gebruikt bij curriculumverbe-
scores in de klinische fase worden niet door het curriculum
teringen?
verhelderd.
Methode
Conclusie
De VGTs van 2007-2008 werden geanalyseerd en vergele-
Hoewel de relatieve voorsprong in het eerste opleidingsjaar
ken met de waarnemingen over 2006-2007. Na het bereke-
niet tot aan het eind van de opleiding werd volgehouden,
nen van de gemiddelde scores van de verschillende part-
hebben alle zes de jaren hoger gepresteerd dan in het
ners werd vastgesteld of er significante verschillen waren
voorafgaande jaar. Het feit dat blokonderwijs een positieve
(onafhankelijke t-test, tweezijdig, p <0.05) in de totaalscores
invloed heeft op daarop volgende VGTs wijst op het belang
van de verschillende studiejaren van het LUMC ten opzichte
van een herhaalde bestudering van deze studiestof in de
van die van de partners. Om de waarde van deze verschillen
klinische fase.
te kwantificeren werd de effect size (ES) gebruikt: Trefwoorden: toetsing, voortgangstoets Wijze van presentatie: paper M1: het gemiddelde van het LUMC,
Correspondentie-adres
M2 : het gemiddelde van de ‘rest’ gezamenlijk,
Dr. Mr. A.C.G. Wenink
sp: de gegroepeerde standaarddeviatie:
LUMC, Postbus 9600 2300 RC Leiden E-mail:
[email protected]
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Papers
E-learning C6.1 Sluit de E-book reader aan bij het proces van ‘leren’ van de student?
boeken en syllabi. De reader sluit echter helemaal niet aan bij het proces van studeren op de studieplek. De studenten gaven duidelijk aan op die momenten in meerdere bronnen
Jong PGM de, Kies DA, Bolk JH
te werken, en dus leggen ze graag diverse boeken naast
LUMC
elkaar open. De E-book reader is hiervoor niet goed geschikt. Daarnaast is de notitiefunctie nog lang niet voldoen-
Probleemstelling
de om studieaantekeningen te vervangen.
Al enige jaren bestaat de trend om steeds meer documenten digitaal op te slaan, maar het lezen ervan vanaf een
Conclusie
computerbeeldscherm heeft toch zo zijn nadelen. Als ant-
Ondanks het feit dat de E-book readers steeds meer
woord hierop zijn de E-book readers ontwikkeld, handza-
kunnen en prima geschikt zijn voor het lezen van digitale
me apparaten die gebruik maken van een nieuwe scherm-
teksten, wees dit onderzoek uit dat het apparaat niet goed
technologie en speciaal bedoeld zijn voor het lezen van
aansluit bij de werkwijze van studenten tijdens ‘leren’. Het
tekst. In deze studie is onderzocht of de filosofie achter dit
is daarom op dit moment nog niet nuttig om de reader in te
apparaat naast lezen ook aansluit bij ‘leren’ en of deze ap-
zetten in het onderwijs.
paraten daarom nuttig kunnen zijn in onderwijs. Trefwoorden: E-learning Methode
Wijze van presentatie: paper
een complete onderwijsgroep in het derdejaars onderwijs-
Correspondentie-adres
blok Borst van de opleiding Geneeskunde in Leiden. In de
Dr. Ir. P.G.M. de Jong
laatste week van het blok is het gebruik van de reader
LUMC
geëvalueerd met een focusgroepgesprek en een enquête.
Kamer V7-26
De enquête bevatte 109 vragen over de mate en wijze van
Postbus 9600
gebruik, technische aspecten en de gebruikte documen-
2300 RC Leiden
ten. Na afloop van het blok zijn de readers weer ingeno-
E-mail:
[email protected]
C
In het onderzoek zijn 15 E-book readers uitgeleend aan
men. In dit onderzoek zijn zowel de eigen onderwijsmaterialen als ook de relevante hoofdstukken uit commerciële studieboeken aangeboden. Resultaten De enquête werd geretourneerd door 14 van de 15 deelnemende studenten. Uit de antwoorden bleek dat de E-book reader naar ongeveer de helft van de onderwijsmomenten intensiever werd gebruikt. Op een 5 punt Likert schaal (ontevreden - tevreden) scoorden de aspecten leesbaarheid (gem. 4,28), gewicht (gem. 4,5) en formaat (gem. 4,14) goed en de aspecten batterijduur (gem. 2,0), notitiefunctie (gem. 1,82) en de bladersnelheid (gem. 1,64) slecht. Het lezen van een tekst vanaf de reader wordt als prettiger ervaren dan lezen vanaf een computerscherm (gem. 4,07), maar minder prettig dan lezen uit een boek (gem. 2,07). Het lezen vanuit een boek blijft favoriet (gem. 4,86).
NVMO | Congresboek 2009
werd meegebracht maar tijdens het werkgroeponderwijs
In het focusgroepgesprek gaven de studenten aan dat de E-book reader heel goed aansluit bij de mobiliteit van studenten. Tijdens reizen werd hij gebruikt voor studeren uit
95
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Papers | E-learning
C6.2 Beoordeling van een beoordelingsprocedure voor E learning
modules geheel of gedeeltelijk beoordeeld. De overeenstemming tussen de beoordelingen is 82%, 63%, 76% en 84% voor de vier verschillende vragen met een waarde
Bloemendaal PM, LUMC
voor Cohen’s kappa (mate van overeenstemming) van res-
Eggermont S, LUMC
pectievelijk 0.43, 0.07, 0.20 en 0.04. Bij de afgekeurde
Baalen JM van, LUMC
modules was de mate van overeenstemming hierover 62%
Goris J, UMC Groningen
met een kappa van 0.24.
Vries Robbé PF de, UMC St Radboud Conclusie Inleiding
Het organiseren van beoordeling van een E-learning mo-
Binnen het samenwerkingsproject PASTEL, waaraan 3 ver-
dule door twee inhoudelijk beoordelaars is een moeizaam
schillende nascholingsinstituten van de universiteiten van
proces. De beoordeling zou veel efficiënter verlopen als
Leiden, Nijmegen en Groningen meewerkten, is een beoor-
één inhoudelijk beoordelaar ook tot een betrouwbaar oor-
delingsprocedure ontwikkeld voor de kwalitatieve beoorde-
deel zou komen. De mate van overeenstemming van de
ling van E-learning modules. Deze procedure bestaat uit
door ons ontwikkelde methode voor de inhoudelijke beoor-
een medisch inhoudelijke en een onderwijskundige beoor-
deling van E learning vertoont een redelijke overeenstem-
deling. Voor de medisch inhoudelijke beoordeling is een
ming tussen twee beoordelaars (gemiddeld 76%) met re-
formulier ontwikkeld dat door twee verschillende onafhan-
delijke kappa’s. In een aantal gevallen lijken de kappa’s
kelijke medisch specialisten wordt ingevuld. Het onderwijs-
laag terwijl het percentage van overeenstemming vrij hoog
kundig formulier wordt door één beoordelaar ingevuld.
is. Dit wordt veroorzaakt door een scheve verdeling in de beoordeling. Op basis van de resultaten kan worden ge-
Probleemstelling
concludeerd dat er voor een betrouwbare medisch inhou-
Onderdeel van de beoordelingsprocedure is het samen-
delijk beoordeling van een E-learning module twee beoor-
voegen van de inhoudelijke en onderwijskundige beoorde-
delaars nodig zijn. De beoordeling door één inhoudelijk
lingen. Hierbij wordt bepaald of de betreffende E learning
beoordelaar is niet betrouwbaar genoeg
module een kwaliteitsstempel verdient binnen de portal MedischOnderwijs.nl. De vraag rees bij het projectteam of
Trefwoorden: e-learning
de beoordelingsprocedure betrouwbaar genoeg is, om het
Wijze van presentatie: paper
aantal inhoudelijk beoordelaars te reduceren tot één persoon. Dit zou het organiseren van E-learning beoordelin-
Correspondentie-adres
gen aanzienlijk vergemakkelijken. Daarom is onderzocht
Drs. P.M. Bloemendaal
hoe groot de overeenstemming is tussen twee inhoudelijke
LUMC
beoordelingen van één E learning module?
K6-R Postbus 9600
Congresboek 2009 | NVMO
Methode
2300 RC Leiden
Om deze vraag te beantwoorden zijn de ingevulde formulie-
E-mail:
[email protected]
ren van de medisch inhoudelijke beoordelingen door specialisten onderling vergeleken. Hierbij zijn de verschillende onderdelen van de formulieren apart geanalyseerd. De mate van overeenstemming per vraag kan worden bepaald door het percentage te berekenen van alle beoordelingen van de E learning modules waarbij beide specialisten hetzelfde antwoord geven. Het betrouwbaarheidsinterval van dit percentage wordt weergegeven door de Cohen’s kappa. Resultaten Het onderzoek is uitgevoerd gedurende de looptijd van het
96
project in 2007 en 2008. Totaal zijn er 109 E learning
C6.3 Ortello voor bijscholing van radiotherapeutisch laboranten
de verwachtingen. Uit gesprekken met gebruikers blijkt dat zij wel enthousiast zijn over de inhoud. Mogelijk speelt de angst om op aantoonbare hiaten in de kennis te stuiten hier
Eggermont S, Bloemendaal PM, Warmerdam AM
een rol. De projectgroep speelt hierop in door de inzet van
LUMC
E-learning beter te integreren in het bestaande onderwijsprogramma. In de loop van 2009 zullen de gebruikersresul-
Probleemstelling
taten geanalyseerd worden om de algemene kennishiaten
Binnen het vakgebied van de radiotherapie heeft de laatste
op te sporen. Het E-learning pakket zal worden uitgebreid,
jaren, naast een snelle ontwikkeling van nieuwe technie-
zodat ook deze hiaten met zelfstudie via Internet gevuld
ken, een verschuiving plaatsgevonden van taken van de
kunnen worden. In de laatste maanden is het gebruik van
radiotherapeut naar de radiotherapeutisch laborant. Hier-
Ortello duidelijk toegenomen, enerzijds door groei van het
door ontstond de vraag naar laagdrempelige scholing voor
aantal potentiële gebruikers, doordat nieuwe instituten zich
radiotherapeutisch laboranten. Om aan deze vraag te kun-
hebben aangesloten, anderzijds door toename van het ge-
nen voldoen werd in 2007 een samenwerkingsproject ge-
bruik door de instituten van de projectgroep, mogelijk dui-
start tussen het Nederlands Kanker Instituut/AvL, het Leids
dend op toegenomen acceptatie van deze vorm van scho-
Universitair Medisch Centrum, het Academisch Medisch
ling. De samenwerking om consensus over de inhoud te
Centrum en het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Dit
bereiken lijkt geslaagd en heeft een aanzuigende werking
resulteerde in 2008 in de lancering van het E-learning
gehad, gezien het gebruik van de producten door andere
platform ‘Onderlinge RadioTherapeutische Elektronische
radiotherapie afdelingen in Nederland.
LeerOmgeving’ (Ortello) op Internet www.ortello.nl. Trefwoorden: e-learning, radiotherapie Methode
Wijze van presentatie: paper
los te maken van de ingeslepen werkwijze en visie van het
Correspondentie-adres
eigen instituut. Vooraf wordt consensus over de inhoud be-
S. Eggermont
reikt, met het doel onderwijs te ontwikkelen om de alge-
LUMC
mene kennis en inzichten te verdiepen, die niet afdelings-
Postbus 9600
specifiek zijn. Voor Ortello werden twaalf interactieve
Postzone K6-R
patiëntencasus ontwikkeld in een nieuwe E-learning omge-
2300 RC Leiden
ving, Master PRO, en een viertal toetsen en serious games.
E-mail:
[email protected]
C
De keuze voor samenwerking is gemaakt om laboranten
Master PRO biedt de auteur de mogelijkheid om diverse interacties, zoals multiple choice- en aanwijsvragen, aan informatieve pagina’s te koppelen.
In de 15 maanden sinds Ortello werd gelanceerd (periode: 1-1-2008 t/m 31-3-2009) maakten 44 radiotherapeutisch laboranten uit 12 verschillende instituten hiervan gebruik. Dit resulteerde in 987 E-learning onderwijsmomenten (22,43 per gebruiker), waarvan 482 (48,83 %) in de laatste 3 maanden. In totaal werd 15.686 minuten Online gestudeerd, een studieduur van 5,94 uur per gebruiker, met een gemiddelde studietijd van 15,89 minuten per sessie. In de loop van 2008 hebben zich 7 andere instituten bij Ortello
NVMO | Congresboek 2009
Resultaten
aangesloten en maken structureel gebruik van het platform. Discussie Het eerste jaar is het gebruik van Ortello achtergebleven bij
97
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Papers | E-learning
C6.4 Verwerf je meer inzicht in pathofysiologie en werkingsmechanismen van geneesmiddelen via statische figuren of animaties?
vragen was gelijkwaardig. Studenten, die geen TRC gedaan hebben, scoren significant slechter op dezelfde vragen. Conclusie
Dubois EA, LUMC
Uit deze pilot blijkt dat de grotere tijdsinvestering in de ge-
Gosselink MJ, LUMC
animeerde studiestof het inzicht niet vergroot: de tenta-
Franson KL, Centre for Human Drug Research
menvragen over beide onderwerpen, geanimeerd en statisch, worden even goed gemaakt.
Inleiding Probleemstelling
Discussie
Binnen de e-learning worden continu nieuwe technologie-
In eerste instantie vormen de onderzoeksresultaten geen
en voor multimedia ontwikkeld, waaronder animaties. Intu-
aanleiding om meer animaties van ingewikkelde onderwer-
itief zou men veronderstellen, dat animaties meer inzicht
pen te ontwikkelen. Inhoudelijk is het onderwerp depessie
geven bij het leren dan statische figuren, maar uit literatuur
vermoedelijk lastiger dan angststoornissen. Mogelijk is de
(vaak simpele en anatomische animaties) komt echter geen
grotere tijdsinvestering in het bekijken van de animaties no-
meerwaarde naar voren . In deze pilot is bekeken of stu-
dig om een even goed begrip te ontwikkelen van het on-
denten m.b.v. animaties over ingewikkelde mechanismen
derwerp depressie versus angststoornissen.
1
meer inzicht verwerven dan met statische figuren. Literatuur: Opzet
1.
Tunuguntla R, Rodriguez O, Ruiz JG, Qadri SS, Mintzer
In het 3 jaars blok Psychiatrische Stoornissen wordt infor-
MJ, van Zuilen, MH, Roos BA. 2008. Computer-based
matie over pathofysiologische mechanismen en de werking
animations and static graphics as medical student aids in
van medicijnen aangeboden via het e-learning programma
learning home safety assessment: a randomized control-
e
led trial. Med. Teach. 30: 815–817.
TRC Pharmacology Database. Uit eerder onderzoek is bekend, dat TRC-zelfstudie leidt tot betere prestaties op het
2.
Franson KL, Dubois EA, de Kam ML, Cohen AF. 2008.
tentamen2. Voor het ziektebeeld depressie werden anima-
Measuring learning from the TRC pharmacology E-Lear-
ties geplaatst aangaande de pathofysiologie en werkings-
ning program. Br J Clin Pharmacol. 66:1;135–141.
mechanismen van de geneesmiddelen daarbij; voor angststoornissen werden de gebruikelijke statische figuren
Trefwoorden: e-learning, evaluatie, preklinisch onderwijs
gebruikt. De animaties werden in Flash® gemaakt in dezelf-
geneeskunde
de TRC symbolentaal gemaakt als de statische figuren. Bin-
Wijze van presentatie: paper
nen het programma werden verschillende gegevens rondom
Congresboek 2009 | NVMO
het gebruik gelogd (aantal hits, tijdsduur). Op het tentamen
Correspondentie-adres
werden 2 MC-vragen gesteld over de pathofysiologie en
Dr. E.A. Dubois
werking van geneesmiddelen van de 2 verschillende ziekte-
LUMC, Directoraat Onderwijs & Opleidingen
beelden. De scores en vragen werden geanalyseerd.
Onderwijs Expertise Centrum Postzone V7
Resultaten
Postbus 9600
127 studenten (44%) van de 289 studenten die deelnamen
2300 RC Leiden
aan het tentamen hebben zowel de TRC onderdelen aan-
E-mail:
[email protected]
gaande depressie als aangaande angst bestudeerd. Het aantal hits op beide onderwerpen was niet significant verschillend. De geanimeerde onderwerpen werden echter ruim 2x zo lang bestudeerd. De TRC-module als geheel werd als “leerzaam” ervaren (3.6 op Likert-schaal). De score op de vraag over het geanimeerde onderwerp (p-waarde 0,64 ± 0.04) verschilde niet van die van het statische onder-
98
werp (p-waarde 0,65 ± 0.04). De p- en rit-waarde van de
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 533 | Sessie C7
Rondetafelsessie Co-schappen C7.1 Kansen en bedreigingen van het co-assistentenonderwijs
3. Inleiding over het belang van goed co-assistentenonderwijs waarbij ingegaan wordt op praktische aspecten (15 min.): • Hoe ga je om met (eventuele) weerstanden?
Ponssen HH, Ridder JMM van de Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordrecht
• Hoe zorg je dat het onderwijs prioriteit krijgt in relatie tot de andere klinische werkzaamheden? 4. Uitwisselen van ideeën en ervaringen met de aanwezi-
Thema
gen over hoe het co-assistenten onderwijs gegeven kan
Elk opleidingsziekenhuis heeft de morele en de maat-
worden en dan met name over welke vormen goed wer-
schappelijke verplichting het co-assistenonderwijs “super-
ken. De geformuleerde vragen in de inleiding zijn enigs-
goed” te maken, en elke arts speelt daar dus een belangrijke rol in. Co-assistenten zijn de toekomstige collega’s en
zins richtinggevend. (30 min.) 5. Samenvatting en afsluiting. (10 min.)
de artsen van straks. Het verzorgen van goed co-assistentenonderwijs, waarbij een fundament voor de basis- en
Maximaal aantal deelnemers: 24 personen
vervolgopleiding gelegd wordt, kan alleen als je het ziet als “topsport”. Echter, daaraan ontbreekt het vaak. Co-assis-
Trefwoord: co-schappen, kwaliteit
tenten zien wat patiënten, zoeken informatie in de biblio-
Wijze van presentatie: Rondetafelsessie
visite, en dat is het dan. Een topsportbenadering zou kun-
Correspondentie-adres
nen betekenen dagelijks 2 x 2 uur interactief co-assistent-
H.H. Ponssen
specifiek onderwijs vijf dagen per week acht weken lang.
Albert Schweitzer Ziekenhuis
Waarom wordt het geld dat een instelling ontvangt voor
Postbus 444
co-assistenten niet helemaal in het onderwijs gestoken?
3300 AK Dordrecht
Wat zou er gebeuren als we dat zouden doen? Hoe komt
E-mail:
[email protected]
C
theek, wonen praatjes bij, krijgen af en toe een vraag bij de
het dat we dat niet doen? Pittige visitaties zijn er voor de vervolgopleidingen, maar zou dat voor het co-assistenten onderwijs ook niet nodig zijn? Met name aan de opleiderskant zou de lat hoger gelegd kunnen worden. Doel Het doel van deze rondetafelsessie is met elkaar na te denken over de vraagstelling: Waarom trainen we deze toekomstige artsen niet als topsporters in plaats van binnen een sfeer van maximale vrijblijvendheid? Daarnaast willen we van elkaar leren over het organiseren van co-assistenhet co-assistentenonderwijs in het perifere ziekenhuis, beter, effectiever en ook leuker te maken. Doelgroep Co-assistenten, co-assistentenopleiders, co-schapcoördinatoren, stafleden en onderwijskundigen. Opzet: 1. Voorstellen van de aanwezigen en inventarisatie van hun
NVMO | Congresboek 2009
tenonderwijs, het uitwisselen van tips en suggesties om
betrekking op het onderwerp. (10 min.) 2. Inventarisatie van positieve en negatieve ervaringen met het co-assistentenonderwijs, zowel vanuit het perspectief van de co-assistent als de onderwijsgevende. (10 min.)
99
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 536 | Sessie C8
Workshop Curriculumontwikkeling, evidence based onderwijs C8.1 Evidence based onderwijs ontwikkelen: onderzoek vertalen naar de eigen praktijk
toegepast op de diverse onderwijssituaties van de deelne-
Norbart AF, Vink S, Mansvelder-Longayroux D
Maximum aantal deelnemers: 18
mers.
LUMC Trefwoorden: curriculumontwikkeling, evidence based Thema
onderwijs
Evidence based medicine in de patiëntenzorg is gemeen-
Wijze van presentatie: workshop
goed. In de opleidingen komt er steeds meer aandacht voor evidence based onderwijs. Vorig jaar heeft de Onder-
Correspondentie-adres
wijsraad een pleidooi gehouden om meer gebruik te
Drs. A.F. Norbart
maken van evidentie bij het ontwikkelen van onderwijs.
LUMC
Onderwijs maken voor en door academici mag in ieder
Postzone VO-P
geval veronderstellen dat er keuzes worden gemaakt die
Postbus 9600
gebaseerd zijn op onderwijskundige empirische evidentie.
2300 RC Leiden
Deze evidentie is echter vaak verkregen in een specifieke
E-mail:
[email protected]
context die kan verschillen van de eigen opleiding. Het is dan ook de kunst om zelf de vertaalslag te maken van de bevindingen naar de eigen context. Een methode die in de ene context enorme effecten laat zien, kan in een andere context enorme weerzin oproepen en daarmee totaal geen effect hebben. Enkele onderzochte onderwijskundige thema’s die we onder de loep nemen zijn: • Het gebruik van concept-maps, onderzoek van Nesbit uit 2006; • De rol van biomedische kennis bij het oplossen van klinische problemen, onderzoek van Woods e.a. uit 2005; • Klinisch redeneren: analytische en non-analytische benadering, onderzoek van o.a. K.W. Eva uit 2004; • De rol van voorkennis, onderzoek van P.J. Feltovich e.a. uit 1993 Doel Doel van deze workshop is om de deelnemers handvatten te bieden om bevindingen uit onderwijskundig onderzoek Congresboek 2009 | NVMO
te gebruiken bij het ontwikkelen van onderwijs voor de eigen opleiding. Doelgroep Iedereen die betrokken is bij het ontwikkelen van onderwijs. Opzet workshop Bevindingen uit onderwijskundig onderzoek rond een aantal onderwerpen vormen het uitgangspunt van deze workshop. De onderwerpen worden kort toegelicht, waarna de deelnemers een onderwerp kiezen dat ze willen toepassen in hun eigen onderwijs. Op basis van deze keuze worden
100
groepen gevormd en wordt het onderwijskundig onderwerp
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 537 | Sessie C9
Cowerkplekleren, feedback aan docenten C9.1 De inzet van het Cognitive Apprenticeship Model tijdens werkplekleren
kaart te brengen. Aan de hand van casusmateriaal zal de meerwaarde van het model voor het leren van de student op de werkplek en de zinvolheid van feedback voor de
BoerboomTBB, Universiteit Utrecht
klinisch begeleider bediscussieerd worden.
Stalmeijer RE, Universiteit Maastricht Opbrengst workshop Thema
Inzicht in persoonlijke sterktes en verbeterpunten voor de
Leren op de werkplek speelt een belangrijke rol binnen
klinische onderwijspraktijk gebaseerd op het Cognitive
(dier)geneeskunde opleidingen. Het authentieke karakter
Apprenticeship Model. De mogelijkheid om het Cognitive
van deze leeromgeving helpt studenten hun eerder opge-
Apprenticeship Model in de eigen situatie toe te passen.
dane kennis met de praktijk te integreren. Door actieve participatie in de patiëntenzorg leren de studenten naast
Maximum aantal deelnemers 15
praktische vaardigheden ook cognitieve vaardigheden zoals het afnemen van anamneses en klinisch redeneren. De
Trefwoorden: werkplek-leren, feedback aan docenten
rol van de (dieren)arts binnen deze omgeving is cruciaal.
Wijze van presentatie: workshop
We gaan er vanuit dat deze (dieren)artsen 100% zijn voorbereid op hun taken in de patiëntenzorg. Geldt dit echter
Correspondentie-adres
ook voor hun taken in het onderwijs?
Drs. T.B.B. Boerboom
Doel
Faculteit Diergeneeskunde
Het doel van deze workshop is het aanreiken van enige
Yalelaan 1
kennis en vaardigheden om met behulp van het Cognitive
3584CL Utrecht
Apprenticeship Model het onderwijs op de werkplek te ver-
E-mail:
[email protected]
C
Universiteit Utrecht
beteren. Het Cognitive Apprenticeship Model kenmerkt zich door een zestal doceeractiviteiten (modelling, coaching, scaffolding, articulatie, reflectie, exploratie) gericht op een meer cognitieve benadering tot het aloude leermeester/gezel model (traditional apprenticeship). Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het creëren van een veilige leeromgeving. Tijdens deze workshop zal worden ingegaan op de wijze waarop dit model gebruikt kan worden om klinisch begeleiders van feedback te voorzien over hun functioneren om daarmee een bijdrage te leveren aan
Doelgroep Deze workshop richt zich op docenten met een taak als werkplekbegeleider in de klinische fase van medische opleidingen, evenals tutoren en/of beleidsmedewerkers met als taak de professionalisering van deze werkplekbegeleiders. Opzet workshop Tijdens deze workshop zal het Cognitive Apprenticeship Model nader worden toegelicht. Vervolgens gaan de deel-
NVMO | Congresboek 2009
docentprofessionalisering.
nemers met het model aan de slag om te onderzoeken in hoeverre hun klinische onderwijspraktijk overeenkomt met de verschillende doceerkwaliteiten uit het Cognitive Apprenticeship Model en om sterke en verbeterpunten in
101
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 557 | Sessie C10
Rondetafelsessie Accreditatie, vervolgopleiding onderwijs C10.1 Master in Specialistische Geneeskunde: Het proces naar de formele erkenning en academisering van de opleiding tot artsspecialist in Vlaanderen (België)
afstudeerrichtingen (alfabetisch gaande van anesthesie-reanimatie tot en met urologie) werden voorzien. Het doorlopen van het gehele onderwijsprogramma is goed voor een totaal van 120 studiepunten (SP). Voor alle 30 afstudeerrichtingen werd een onderwijsprogramma opgesteld dat het
Verbinnen R, Vrije Universiteit Brussel
best kan worden voorgesteld met een matrix. We onder-
Blieck L, KU Leuven
scheiden 4 rollen (medicus - 48 SP, wetenschapper - 24 SP,
Backer W De, Universiteit Antwerpen
communicator - 9 SP en manager 9 SP) uitgezet naar 3
Derks T, Vrije Universiteit Brussel
niveau’s (specialiteitoverschrijdend met kerncompetenties
Matthys D, Universiteit Gent
voor alle disciplines - 18 SP, basisopleiding met meer nadruk
Peeraer G, Universiteit Antwerpen
op beroep - 36 SP, disciplinespecifiek per afstudeerrichting
Peetermans W, KU Leuven
- 36 SP). Dit geheel wordt steeds afgesloten met een mas-
Raeymaekers J, KU Leuven
terproef (30 SP) waarbinnen de kennis, vaardigheden en at-
Barel M Van, Universiteit Antwerpen
titude aangeleerd binnen de vier rollen en de drie niveau’s
Vandenberghe P, Universiteit Gent
worden geïntegreerd. Op die manier doorloopt de Arts-
Velkeniers B, Vrije Universiteit Brussel
specialist in Opleiding(ASO) 17 opleidingsonderdelen en een masterproef per afstudeerrichting die op een flexibele ma-
Thema
nier kunnen worden opgenomen over een periode variërend
Tot op heden worden arts-specialisten in Vlaanderen ge-
van 4 tot 6 jaren (of de duur van de huidige specialisatietijd).
vormd binnen Universitaire Ziekenhuizen of daarmee verbonden ziekenhuizen en is de opleiding voornamelijk beroepsmatig georganiseerd. Om te komen tot een (meer) formele en (meer) academische opleiding tot arts-specialist startten de opleidingsverantwoordelijken van de Vlaamse medische faculteiten met de voorbereidingen van een opleiding tot arts-specialist die bovendien ingepast kan worden binnen de Bachelor-Master structuur. In december 2008 werd de aanvraag tot Toets Nieuwe Opleiding (TNO) aan het Nederlands-Vlaams AcrediteringsOrgaan (NVAO) bezorgd en einde april 2009 volgde de Visitatie. Doel Deze rondetafel beoogt zowel de deelnemers te informeren over het onderwijsprogramma dat werd uitgewerkt in het kader van de Master in de Specialistische Geneeskunde in Congresboek 2009 | NVMO
102
Vlaanderen als een inventarisatie te maken van ideeën, bedenkingen, commentaar en kritieken vanuit de deelnemende groep. Er zal worden uiteengezet waarom een aanvraag van nieuwe opleiding bij de NVAO is ingediend, hoe we po-
Doelgroep Postgraduaatstudenten, opleidingsverantwoordelijken, docenten, bestuurders van beroepsverenigingen, beleidsmakers en onderwijskundigen. Opzet De
rondetafelsessie
zal
worden ingeleid met een presentatie van de hierboven geschetste matrix (15’). Vervolgens wordt de deelnemers gevraagd deel te nemen aan een rondetafelgesprek over volgende topics: opbouw programma, haalbaarheid qua studiebelasting, meerwaarde van academisering (50’). Tot slot zullen de conclusies van deze rondetafelsessie worden samengevat (10’). Maximum aantal deelnemers : 30
gen te komen tot een formele en academische opleiding tot
Trefwoorden: accreditatie, vervolgopleiding
arts-specialist naast de beroepsopleiding voor afgestudeer-
Wijze van presentatie: rondetafesessie
den met een diploma Master in de Geneeskunde. De opleiding zal de adequate kennis en vaardigheden bijbrengen
Correspondentie-adres
binnen een specifiek specialistisch vakgebied en levert een
Dr. R. Verbinnen
klinisch competente medische specialist af. Een verregaan-
Vrije Universiteit Brussel
de interuniversitaire samenwerking binnen de Vlaamse
Laarbeeklaan 103
Interuniversitaire Raad (zgn. VLIR-werkgroep) leidde tot een
1090 Brussel België
overzichtelijk en gestructureerd kader waarbinnen er 30
E-mail:
[email protected]
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 558 | Sessie C11
Symposium werkgroep NVMO Communicatie onderwijs C11.1 Nieuwe ontwikkelingen in het medisch onderwijs’
senteerd en toegelicht. Na elke presentatie volgt een korte vragen- en discussieronde. Aantal presentaties maximaal 5. Aan het eind van de bijeenkomst is er minimaal 10 minu-
Weel-Baumgarten EM van, UMC St Radboud
ten over voor een algemene discussie.
Bonke B, Erasmus MC Kreeke JJS van de, VU Medisch Centrum
Maximum aantal deelnemers: 30-35
Fabriek M, AMC Grosfeld FJM, UMC Utrecht
Trefwoorden: communicatie
Dijk S van, LUMC
Wijze van presentatie: symposium
Meijer JAA, LUMC Dalen J van, Skillslab
Correspondentie-adres
Veening EP, UMC Groningen
Dr. E.M. van Weel-Baumgarten
Bazelmans HM, UMC St Radboud
UMC St Radboud
Werkgroep NVMO communicatieonderwijs
HAG 117 Postbus 9101
Thema
6500 HB Nijmegen
Het onderwijs in communicatie en consultvoering is de
E-mail:
[email protected]
laatste decennia sterk in ontwikkeling en verandert voortdurend. Dat betreft zowel de inhoud als de werkvormen en niet alleen de basiscurricula geneeskunde maar ook vervolgopleidingen en allerlei andere medische en paramedische opleidingen. Het is daarom moeilijk van alle ontwik-
C
kelingen op de hoogte te blijven. Doel Uitwisseling van nieuwe onderwijsontwikkelingen en ideeen, zowel rijp als groen Doelgroep Iedereen met belangstelling voor communicatie en consultvoering in het medisch onderwijs Opzet Korte presentaties gevolgd door discussie waarbij een de bedoeling dat belangstellenden zich tevoren voor dit symposium inschrijven. Bij de deelnemers wordt vervolgens schriftelijk geïnventariseerd welke nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in hun setting en of zij deze eventueel kort aan de hand van maximaal 3 PowerPoint dia’s zouden willen presenteren. De werkgroepleden voegen interessante nieuwe ontwikkelingen uit hun eigen faculteit hieraan toe. Door de werkgroepleden wordt uit alle ideeën een keuze gemaakt. De keuze wordt zo gemaakt
NVMO | Congresboek 2009
actieve bijdrage wordt verwacht van de deelnemers. Het is
dat een grote variatie aan nieuw onderwijs de revue zal passeren tijdens het symposium. De geselecteerde ontwikkelingen zullen kort door de betreffende deelnemers die daarvan tevoren op de hoogte zijn gesteld, worden gepre-
103
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 559 | Sessie C12
Workshop Competenties, samenwerken C12.1 Training in samenwerken in de opleiding tot basisarts
Opzet workshop De opzet van de workshop is als volgt: • Plaats en opzet van deze onderwijsvorm in het master-
Kuppeveld SMHF van, Peters A, Gurp PG van, Goor H van UMC St Radboud
curriculum Geneeskunde in Nijmegen • Uitvoeren van de samenwerkingsoefening met de aanwezigen • Nabespreken van de samenwerkingsoefening met de
Thema Samenwerken is een belangrijke competentie voor een arts. We zien dit terug in de CanMEDS (‘collaborator’), de drie dimensies van professioneel gedrag (‘omgaan met anderen’) en het Raamplan voor de opleiding tot basisarts. Samenwerken is een competentie, waarvan niet als vanzelfsprekend kan worden aangenomen dat een student deze
aanwezigen • Ervaringen met dit samenwerkingsonderwijs: evaluatiegegevens uit Nijmegen • Uitwisseling van ervaringen van de deelnemers met onderwijs op het gebied van samenwerken • Belangrijke aandachtspunten bij het opzetten van dit onderwijs
voldoende eigen maakt zonder er expliciet aandacht aan te besteden. In de masterfase van de opleiding Geneeskunde
Maximum aantal deelnemers 15
in Nijmegen is ervoor gekozen om in de onderwijslijn Professioneel Gedrag dit onderwerp als een speciaal thema
Trefwoorden: competenties, samenwerken
aan bod te stellen. In twee verplichte bijeenkomsten van 4
Wijze van presentatie: workshop
uur voeren studenten oefeningen uit, waarbij ze intensief moeten samenwerken. Na afloop van de oefeningen wordt
Correspondentie-adres
het samenwerkingsproces in de oefening uitvoerig nabe-
Drs. S.M.H.F. van Kuppeveld
sproken onder begeleiding van docenten, die op dit gebied
UMC St Radboud
gespecialiseerd zijn. De bijeenkomsten, waarvan de ene
Postbus 9101
eind jaar 1 en de andere eind jaar 2 van de masterfase
6500 HB Nijmegen
plaatsvindt, verschillen qua complexiteit en benodigde inte-
E-mail:
[email protected]
gratie van vaardigheden op het gebied van samenwerken. In deze workshop wordt de plaats en de opzet van dit onderwijs op het gebied van samenwerken nader toegelicht en kunt u zelf deelnemen aan één van de samenwerkingsoefeningen, die de studenten uitvoeren: namelijk het vervaardigen van een ruimtelijk object uit bamboestokken en elastieken. Doel Congresboek 2009 | NVMO
De deelnemer is na het volgen van deze workshop bekend met paar vormen van samenwerkingsonderwijs en is in staat om een inschatting maken van de meerwaarde van dit onderwijs in de opleiding tot basisarts. Daarnaast kent hij/zij de belangrijkste aandachtspunten voor het opzetten van dit onderwijs. Doelgroep Docenten, onderwijskundigen, beleidsmedewerkers en studenten in de opleiding tot basisarts, in het bijzonder zij, die zich bezighouden met het onderwerp professionele ontwikkeling.
104
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Abdijzaal | Sessie C13
Symposium Vervolgopleiding C13.1 Werkgroep Vlaamse Interuniversitaire Raad
Trefwoorden: vervolgopleiding Wijze van presentatie: symposium
Heyning P van de Correspondentie-adres De vier Vlaamse universiteiten (uit Antwerpen, Brussel,
Werkgroep Vlaamse Interuniversitaire Raad
Gent en Leuven) hebben in 2008 besloten om een geza-
Universiteit Anrwerpen
menlijke aanvraag in te dienen bij de NVAO om een Master
Universiteitsplein 1, S2
in de Specialistische Geneeskunde op te starten. Inmid-
2610 Wilrijk België
dels heeft de NVAO een positief oordeel uitgesproken over deze opleiding. De Master in de Specialistische Geneeskunde is -net als de vervolgopleidingen elders- internationaal gericht en past door haar organisatie binnen de Bachelor-Master structuur. De opleiding start in Vlaanderen
NVMO | Congresboek 2009
C
vanaf september 2009.
105
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 401 | Sessie C14
Rondetafelsessie Internationalisering, vaardighedenonderwijs C14.1 ‘Strengthening skills training at 8 medical faculties in Vietnam’ Juni 2004 - mei 2009: 5 jaar ervaring vanuit verschillende perspectieven belicht.
van het vaardigheidsonderwijs (Marijke Kruithof) Na elke presentatie zal er kort gelegenheid gegeven worden tot het stellen van enkele vragen ter verduidelijking, terwijl de plenaire discussie zich vooral zal afspelen in het tweede deel van de sessie.
Kruithof MI, Brouwer EE, Bartholomeus PMTA Universiteit Maastricht
Maximum aantal deelnemers: 30
Van juni 2004 tot en met mei 2009 hebben verschillende
Trefwoorden: internationalisering, vaardighedenonderwijs
medewerkers van het Skillslab Geneeskunde van de
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Universiteit Maastricht bijgedragen aan het opzetten van vaardigheidsonderwijs en het inrichten van de daartoe
Correspondentie-adres
benodigde trainingsfaciliteiten aan 8 medische faculteiten
Drs. M.I. Kruithof
in Vietnam. Dit project werd gefinancierd door NUFFIC
Universiteit Maastricht
(Netherlands Organisation for International Cooperation in
Postbus 616
Higher Education) en gecoördineerd vanuit MUNDO
6200 MD Maastricht
(Maastricht University Centre for International Cooperation
E-mail:
[email protected]
in Academic Development). Het feit dat het in dit project gelukt is om 8 zeer uiteenlopende faculteiten, verspreid over het hele land op flexibele en creatieve wijze met elkaar te laten samenwerken, kan als voorbeeld dienen voor soortgelijke projecten in andere landen. Maar hopelijk kan er ook lering uit getrokken worden voor (nog) betere samenwerking in eigen land. Aan de andere kant is het proces ook zeker niet altijd even probleemloos verlopen en kan ook hiervan geleerd worden hoe zaken in de toekomst anders en beter georganiseerd zouden kunnen worden. Door middel van deze rondetafelsessie hopen wij onze ervaringen te delen met docenten en studenten die geinteresseerd zijn in en/of ervaring hebben met dit soort projecten om gezamenlijk te komen tot een aantal aanbevelingen voor de toekomst. Daarbij zal de inbreng vanuit soortgelijke ervaCongresboek 2009 | NVMO
ringen zeer op prijs gesteld worden, maar ook een ‘frisse kijk’ vanuit minder ervaren deelnemers kan helpen om bepaalde discussiepunten in een ander perspectief te plaatsen. Om een aanzet te geven voor de gezamenlijke discussie zullen de drie auteurs eerst hun eigen ervaringen met dit project kort beschrijven vanuit drie verschillende perspectieven: 1. Algemeen overzicht van het proces en de belangrijkste resultaten (Pie Bartholomeus) 2. Eerste ervaringen van studenten met vaardigheidsonderwijs (Emmaline Brouwer)
106
3. Ontwikkeling van lokale materialen ter ondersteuning
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 403 | Sessie C15
Workshop Vervolgopleiding C15.1 Bevordering van levenslang leren en ontwikkelen door individuele ‘appraisal and assessment’ van medische professionals
Trefwoorden: vervolgopleiding
Ridder JMM van de, So RKL
Correspondentie-adres
Albert Schweitzer Ziekenhuis
Drs. J.M.M. van de Ridder
Wijze van presentatie: workshop
Albert Schweitzer Ziekenhuis Thema
Postbus 444
Appraisal en assessment (A&A) is een breed kwaliteitsin-
3300 AK Dordrecht
strument voor en door medisch specialisten. De Orde van
E-mail:
[email protected]
Medisch Specialisten beveelt in het kader van het landelijke project “Individuele evaluatie Functioneren Medisch Specialist (IFMS)” deze ‘appraisal en assessment’ methodiek van harte aan. Concreet gaat het hierbij om zelfreflectie en om 360-graden feedback organisatiebreed, waarbij de zeven CanMEDS-competenties centraal staan. Einddoel is het continue verbeteren van de kwaliteit van het medisch handelen/ professionaliteit met aandacht voor persoonlijke ontwikkeling Doel Het doel van deze workshop is de aanwezigen kennis te
C
laten maken met ‘appraisal en assessment’ als methodiek voor de individuele evaluatie van medische professionals, hen inzicht te geven in de valkuilen bij de implementatie, en om ervaringen uit te wisselen hoe je appraisal en assessment maximaal benut. Doelgroep Medisch specialisten, A(N)IOS, co-assistenten en overig geïnteresseerden; deze workshop is bewust bedoeld voor zowel degenen met, als voor degenen zonder ervaring met deze methodiek.
1) Voorstellen en ervaring met A&A delen 2) Inleiding over A&A: achtergrond en context 3) Methodiek A&A met korte oefeningen 4) Praktische implementatiepunten 5) Toekomstblik 6) Afsluitende discussie Opbrengst 1) Kennismaking met achtergrond en context van A&A
NVMO | Congresboek 2009
Opzet workshop
2) lnzicht in methodiek A&A 3) Implementatie tips Maximaal aantal deelnemers: 25 - 30
107
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Ruimte 404 | Sessie C16 Workshop
Implementatie, vervolgopleiding C16.1 Implementeren is balanceren!
Correspondentie-adres Dr. S.J. van Luijk
Scheele F, St Lucas Andreas Ziekenhuis
VU Medisch Centrum
Luijk SJ van, VU Medisch Centrum
Van der Boechorststraat 7 1007 MB Amsterdam
Thema Thema van deze sessie is de implementatie van moderne opleidingen. Wat werkt wel en wat werkt niet. Welke strategieën lijken aangewezen? Er zijn vele stakeholders; hoe gaan we daarmee om; wie heeft de leiding bij de implementatie; welke organisatievorm past het best bij een succesvolle implementatie of zijn er meerdere wegen naar Rome? Doel Deelnemers tools aan te reiken die kunnen helpen bij een succesvolle implementatie van de moderne opleiding op het niveau van de “gebruiker”(opleider, leden opleidingsteam en AIOS). Welke processen spelen bij implementatie en hoe kunnen de diverse betrokkenen daar strategisch op inspelen? Doelgroep Iedereen die zich professioneel bezighoudt met modernisering medisch onderwijs is welkom bij deze sessie: beleidsmakers, bestuurders, opleiders, supervisoren, AIOS, onderwijskundigen en anderen. Opzet Eerst zal een korte inleiding worden gegeven over processen die spelen bij verandering. Aan de hand van de kleuren van de Caluwé (geel= machtsdenkers; blauw = regelaars; rood = relationele bestuurders; groen = uitdragers lerende organisatie; wit = creatieve denkers) zullen deelnemers worden ingedeeld om vanuit het kleurenperspectief een visie te Congresboek 2009 | NVMO
108
geven over de te volgen strategie bij de implementatie van de opleidingsvernieuwing. De verschillende visies worden plenair teruggerapporteerd en discussie volgt. Tot slot worden door de workshopleiders praktijkervaringen toegelicht aan de hand van de kleuren van de Caluwé. Maximum aantal deelnemers: 25 Trefwoorden: implementatie, vervolgopleiding Wijze van presentatie: workshop
E-mail:
[email protected]
Donderdag 12 november, tussen 17.00-18.15 uur | Van Speykzaal | Sessie C17 Workshop
Fringe C17.1 Tai Chi
Benodigdheden: (zo mogelijk) dikke sokken Maximum aantal deelnemers: ca. 40
Wat is Tai Chi? (bron: wikipedia) Tai Chi is een bewegingsactiviteit die van oorsprong gevechtshandelingen betrof, gebaseerd op de oosterse leer van yin en yang, van drukpunten en meridianen. Er bestaan binnen het Tai Chi verschillende groepen, stijlen genaamd, waarbij de yang-stijl voornamelijk langzaam wordt uitgevoerd en de chen-stijl ook explosieve momenten in zich heeft. Deze stijlen zijn vaak weer onderverdeeld in diverse substijlen van leraren die er hun eigen kennis, vaardigheid en ervaring aan hebben toegevoegd. De bewegingen worden in een vaste volgorde uitgevoerd. De Tai Chi beoefenaren spreken van ‘De Vorm’. Elke stijl kent zijn eigen vormen, die van leraar op leerling worden overgedragen. De langzame bewegingen, die vanuit de buik en vooral zeer ontspannen uitgevoerd worden, zijn kenmerkend voor Tai Chi. De meest prominente doelstellingen van Tai Chi zijn tegenwoordig: gezondheid, ontspanning en balans. Deze doelstellingen worden bereikt door een bepaalde vorm van inwendige energie, de ‘Chi’, goed te laten stromen. Die Chi
C
stroomt in de meridianen van de aarde naar de hemel en omgekeerd door en langs het lichaam. In de verschillende vormen leert men de stroming van Chi te beheersen. Er zijn enkele verdiepingsniveaus, waarbij de doelstellingen van de beoefenaar mee veranderen. De student begint met het leren beheersen van de nodige basis (correcte lichaamshouding, correct plaatsen van de voeten en het openen van de liezen) en het uitvoeren van de Tai Chi bewegingen zonder het gebruik van spierkracht. Daarna ligt het accent meer op de innerlijke beleving van de bewegingen, met aandacht voor de Chi-stroming in de meridianen. Uiteindelijk resulteert dit in ‘innerlijke kracht’, die wordt geging van een tegenstander zonder dat je zelf je balans verliest. Zo ver hoeven beoefenaren niet te gaan. Al in het begin levert Tai Chi de beoefenaren een beter evenwichtsgevoel op. Na enig trainen leert men ook het gevoel van stromende Chi herkennen. Zowel jonge als oude mensen kunnen deze bewegingskunst beoefenen. Men kan er lenig mee blijven, tot op hoge leeftijd het evenwichtgevoel blijven trainen en ermee mediteren. Het correct beoefenen van Tai Chi kan naar verluidt ook leiden tot het verdwijnen
NVMO | Congresboek 2009
kenmerkt door het vermogen mee te gaan in elke bewe-
van ouderdomskwaaltjes, rug- en nekklachten en hoofdpijn. De workshop zal worden geleid door ervaren Tai Chi docenten.
109
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 522 | Sessie D1
Promovendi Werkplek leren D1.1 ‘Al doende leren’ ontrafelen Een studie naar werkplekleren in de medisch specialistische vervolgopleiding
van aios kunnen beïnvloeden. In de tweede studie is gebruik gemaakt van inzichten over feedback-zoek-gedrag uit de organisatie- en sociale psychologie. Het hierop volgende hoofdstuk zet de beschikbare literatuur op een rij
Teunissen P
en ten slotte is een theoretisch raamwerk uiteengezet
Universiteit Maastricht
voor het begrijpen van leren op de werkplek. Dit raamwerk is een stap op weg naar het doorgronden van de
De laatste jaren is een vernieuwing van opleidingen tot
vraag “hoe leren a(n)ios op de werkplek?”. In deze pre-
medisch specialist in gang gezet. Echter, de huidige lite-
sentatie wordt ingegaan op wat werkplekleren is en hoe
ratuur biedt weinig inzichten in het leren van artsen (niet)
het kan worden onderzocht en beïnvloed.
in opleiding tot specialist (a(n)ios). Daarom is dé centrale onderzoeksvraag in dit proefschrift: hoe leren a(n)ios op
Trefwoorden: werkplek-leren
de werkplek? De eerste twee studies presenteren kwalita-
Wijze van presentatie: promovendi lezing
tief onderzoek onder a(n)ios en medisch specialisten. In focusgroepen is hen gevraagd hoe zij tegen het leerpro-
Correspondentie-adres
ces van a(n)ios aankijken. De analyse leverde een voorlo-
P.W. Teunissen
pig model op om het werkplekleren van a(n)ios te door-
Universiteit Maastricht
gronden. In twee vervolgstudies zijn deelaspecten van dit
Postbus 616
voorlopige model verder onderzocht. In de eerste studie
6200 MD Maastricht
zijn sociaal psychologische inzichten gebruikt om experi-
E-mail:
[email protected]
menteel te onderzoeken hoe omgevingsfactoren het leren
D1.2 Het klinisch opleidingsklimaat
In een vierde studie is PHEEM onderzocht. Dit meetinstrument van het opleidingsklimaat blijkt betrouwbaar en rede-
Boor K
lijk gemakkelijk te gebruiken in de praktijk. Echter, de validiteit van de lijst is minder sterk. In de laatste studie wordt de
Co-assistenten en AIOS leren hun vak in de klinische con-
ontwikkeling en kwaliteit van een nieuw meetinstrument,
text, het klinische opleidingsklimaat; dit is het onderwerp
D-RECT, beschreven. De lijst is gebaseerd op de AIOS-
van dit proefschrift.
studie en mede samengesteld door een Delphipanel. De psychometrische kenmerken van de lijst zijn goed. Dit
Congresboek 2009 | NVMO
110
Drie kwalitatieve studies onderzoeken factoren binnen het
proefschrift geeft aan welke factoren belangrijk zijn binnen
opleidingsklimaat. Een studie onder co-assistenten toont
het opleidingsklimaat en hoe je het klimaat kunt meten.
dat voor hen het opleidingsklimaat ontstaat in de interactie tussen co’s en afdelingen. Hoe participatie wordt vorm-
Trefwoorden: werkplek-leren, opleidingsklimaat
gegeven is cruciaal voor de perceptie van het opleidings-
Wijze van presentatie: promovendie lezing
klimaat. De AIOS-studie toont dat een optimaal opleidingsklimaat bestaat uit de integratie van werk, opleiding en
Correspondentie-adres
AIOS’ leerdoelen. De derde studie zoomt in op een belang-
K. Boor
rijke groep voor het opleidingsklimaat: opleiders. Volgens
Jan Steenstraat 62
aios vervult een ideale opleider zijn rollen als dokter, super-
2023 AP Haarlem
visor en leraar, maar is het vooral belangrijk dat hij ook als
E-mail:
[email protected]
mens interesse in je toont.
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 525 | Sessie D2
Workshop Ethische toetsing D2.1 Ethische toetsing van medisch onderwijskundig onderzoek
Opzet De sessie start met een inleiding over de achtergronden van ethische toetsing van medisch en onderwijskundig on-
Met medewerking van Brain Hodges
derzoek en een overzicht van de overwegingen van de commissie. Vervolgens zal aan de hand van voorbeelden,
Delden JMM van, UMC Utrecht
vragen of stellingen een discussie worden gevoerd.
Schuwirth LTW, Universiteit Maastricht Jaarsma ADC, UMC Utrecht
Maximum aantal deelnemers: 24
Eikelboom JI, UMC Utrecht Cate ThJ ten, UMC Utrecht
Trefwoorden: ethische toetsen Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Thema Ethische toetsing van medisch onderwijskundig onderzoek
Correspondentie-adres
is in Nederland niet gebruikelijk, zoals dat wel met me-
J.M.M. van Delden
disch-wetenschappelijk onderzoek het geval is. De interna-
UMC Utrecht
tionale medisch onderwijs tijdschrift beginnen echter
Universiteitsweg 98
steeds strengere ethische eisen te stellen aan manuscrip-
3584 CG Utrecht
ten. Op dat gebied moet er in Nederland wat gaan gebeu-
E-mail:
[email protected]
ren. In andere landen, waaronder België, de UK, se VS en Canada wordt medische onderwijskundig onderzoek waar dat relevant is getoetst door de bestaande medisch-ethische commissies. Deze toetsing brengt soms ook een bureaucratie met zich mee die niet bevorderend is voor het onderzoek, omdat critria worden toepast die in beginsel zijn bedoeld voor medisch-wetenschappelijk onderzoek
D
met patiënten. Het NVMO-bestuur heeft besloten een landelijke procedure voor de ethische toetsing van medisch onderwijskundig onderzoek te ontwikkelen en heeft daartoe een commissie ingesteld. Deze commissie wil graag tijdens het congres met ervaren onderzoekers uit de NVMO van gedachten wisselen over criteria, werkwijze en organisatie van een dergelijke toetsing, op basis van de eerste voorstellen die ontwikkeld zijn.
Het doel van deze rondetafelsessie om te horen wat er in het veld leeft en om draagvlak en input te verkrijgen voor een NVMO ethische toetsingsprocedure Doelgroep Medisch-onderwijskundig onderzoekers, in het bijzonder zij die ervaring hebben met uitvoering en publicatie van onderzoek dat ethische aspecten kent. De organisatoren stellen het op prijs als deelnemers voorbeelden uit de eigen
NVMO | Congresboek 2009
Doel
praktijk paraat hebben.
111
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Lamorazaal | Sessie D3
Symposium werkgroep NVMO Wetenschappelijke vorming D3.1 Kwaliteitsbewaking en beoordeling van wetenschappelijke stages in de opleiding tot basisarts
Wat is er relevant bij kwaliteit en beoordeling? De kwaliteit en de beoordeling van de wetenschappelijke stage zijn het resultaat van de interactie tussen vele factoren. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden naar proces en
Goeij AFPM de, MUMC+
product en tevens is er sprake van verschillende fasen daarin.
Hooiveld MHW, UMC Groningen
Allereerst kan gedacht worden aan het duidelijk maken van
Dekker FW, LUMC
de doelstellingen van de stage voor de student, maar ook
Dijk MR van, UMC Utrecht
voor de docent. Een relevant vraag daarbij kan zijn: Worden
Holdrinet RSG, UMC St Radboud
er naast het streven naar een grote mate van participatie en
Spierenburg EJ, Erasmus MC
zelfstandigheid van de student in het doen van wetenschap-
Korevaar JC, AMC
pelijk onderzoek nog andere belangrijke doelen nagestreefd,
Wijk IJ van, VU Medisch Centrum
expliciet of impliciet? Van belang voor de kwaliteit van de
Croiset G, VU Medisch Centrum
stages is de wijze waarop de onderzoeksvoorstellen of -protocollen zijn opgesteld (in hoeverre was de student hierbij
Inleiding
betrokken?), met welke procedure en door wie zijn de onder-
In 2007 is tijdens het jaarlijks congres van de Nederlandse
zoeksprojecten beoordeeld en goedgekeurd, en vindt er al
Vereniging voor Medisch Onderwijs (NVMO) een nieuwe
dan niet een tussentijdse evaluatie van de stage plaats? In de
werkgroep Wetenschappelijke Vorming binnen de NVMO
beoordeling van de stage lijkt het essentieel goed te kijken
opgericht. Door concentratie van de landelijke expertise wil
naar het proces, dat uiteraard zorgvuldig geëvalueerd kan
de werkgroep uitwisseling bevorderen van kennis en ervaring
worden door de directe begeleider. Het product van de stage,
op het gebied van onderwijs, gericht op de wetenschappe-
meestal een verslag, kan uiteraard door de begeleider(s) wor-
lijke vorming in het medische opleidingscontinuüm en de
den beoordeeld. Echter, daarnaast kunnen onafhankelijke
additionele trajecten. In 2007 was er een rondetafel bij-
beoordelaars een uitstekende rol vervullen om de gewenste
eenkomst gewijd aan de nieuwe opleiding arts - klinisch on-
normering te bereiken en mede daardoor de kwaliteit te ga-
derzoeker. Vorig jaar was er een symposium over de grote
randeren. Het zal geen verbazing wekken dat de acht basis-
verscheidenheid in de wijze waarop UMC’s invulling geven
artsopleidingen in Nederland met betrekking tot bovenge-
aan wetenschappelijke vorming, zowel in het basisartscurri-
noemde aspecten onderling aanzienlijke verschillen vertonen.
culum als in de vervolgopleidingen. Dit jaar zal de werkgroep WV zich in een symposium richten op kwaliteit en beoordeling
Wat en hoe in dit symposium?
van wetenschappelijke stages in de opleiding tot basisarts.
De bedoeling is ervaringen en ideeën uit te wisselen om op een creatieve, effectieve, efficiënte en betrouwbare manier
Congresboek 2009 | NVMO
112
Waarom een symposium over wetenschappelijke stages?
te komen tot best practices van kwaliteitsbewaking en be-
De wetenschappelijke stage is een belangrijk onderdeel
oordeling van wetenschapsstages. Tijdens dit symposium
van de wetenschappelijke vorming van de arts. Aan vrijwel
worden de bovengenoemde aspecten belicht vanuit een
alle Nederlandse UMC’s vormt deze stage het sluitstuk van
viertal presentaties van verschillende UMC’s, gevolgd door
opleiding tot basisarts, waarin de student 4-5 maanden
een afsluitende discussie.
participeert in wetenschappelijk onderzoek. Kwaliteit en beoordeling van de stages zijn relevant voor zowel student
Aantal verwachte deelnemers: ca. 40-50.
als docent. Ze bepalen sterk het studiegedrag van de stu-
Trefwoorden: wetenschappelijke vorming
dent. Voor de docent zijn de begeleiding en evaluatie van
wijze van presentatie: symposium
een wetenschappelijk proces en product erg arbeidsintensief, maar kunnen ook bijdragen aan een betere weten-
Correspondentie-adres:
schappelijke output. De visitatiecommissies hebben in hun
Dr. A.F.P.M. de Goeij
evaluaties van de basisartscurricula belangrijke aanmerkin-
MUMC+, Onderwijs Instituut FHML en vakgroep Pathologie
gen gemaakt op de kwaliteitsbewaking en beoordeling van
Faculty of Health, Medicine & Life Sciences
de wetenschappelijke stages, met name over de betrouw-
Postbus 616, 6200 MD Maastricht
baarheid van de cijfermatige beoordeling van de weten-
Email:
[email protected]
schappelijke producten.
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4
Wetenschappelijk papers Werkplek leren, feedback D4.1 Studentevaluatie in combinatie met zelfevaluatie levert bruikbare feedback voor klinisch docenten
back van studenten (M 4.2, SD 0.8). Uit interviews bleek dat de combinatie van zelfevaluatie en feedback van studenten, en dan met name discrepanties tussen eigen oordeel en student oordeel, als stimulans tot verandering ervaren werd.
Stalmeijer RE, Dolmans DHJM, Wolfhagen IHAP,
Grote discrepanties werden geconstateerd bij items met
Peters WG, Coppenolle L van, Scherpbier AJJA
betrekking tot ‘begeleidingsactiviteiten afstemmen op de
Universiteit Maastricht, Catharina Ziekenhuis
ervaring van de co-assistent’ (M -0.63, SD 1.0) en ‘co-assistent stimuleren na te denken hoe sterktes en zwaktes
Probleemstelling
verbeterd konden worden’ (M -0.54, SD 0.84). Door de
Binnen de medische onderwijskunde is er door de jaren
clinici werd als suggestie aangedragen om naar aanleiding
heen veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van eva-
van de feedback aanvullende coaching aan te bieden.
luatie-instrumenten om clinici van feedback te voorzien over hoe zij studenten begeleiden op de werkplek. Onder-
Discussie
zoek toont echter aan dat de schriftelijke feedback die
Het feit dat discrepanties tussen zelfevaluatie en studente-
deze instrumenten voortbrengt niet per definitie voldoende
valuatie de grootste stimulans voor verbetering vormden,
is om docenten aan te zetten tot verandering of verbete-
toont aan dat de combinatie van zelfevaluatie en student-
ring.1 Het veranderen van gedrag vraagt om een gepercipi-
evaluatie de effectiviteit van feedback kan vergroten. Het
eerd probleem dan wel een verandering van inzicht, en
huidige onderzoek richtte zich op het in kaart brengen van
beide vragen om een hoge mate van zelfreflectie. Zelf-
de intentie tot verbetering. Vervolgonderzoek moet nagaan
evaluatie is een instrument dat reflectie stimuleert. De
in hoeverre voorgenomen veranderingen daadwerkelijk in
vraag is in hoeverre zelfevaluatie op het gebied van klinisch
de praktijk worden gebracht.
2
doceren in combinatie met studentevaluaties bruikbare informatie levert voor klinisch docenten ter verbetering van
1.
Beijaard D, De Vries Y. Building Expertise: a process perspective on the development or change of teachers’
hun functioneren.
beliefs. European Journal of Teacher Education. 1997; 37 clinici (10 arts-assistenten, 27 stafleden), verspreid
2.
D
20(3):243-255.
Methode
Eva KW, Regehr G. Self-Assessment in the Health Pro-
over negen coschappen binnen een niet-academisch zie-
fessions: A Reformulation and Research Agenda. Aca-
kenhuis, werd gevraagd een zelfevaluatie vragenlijst in te
demic Medicine. 2005;80(10):s46-s54.
vullen met betrekking tot hun vaardigheden om studenten te begeleiden bij werkplekleren. Ook werd studenten ge-
Trefwoorden: feedback voor docenten, co-schappen
vraagd dezelfde vragenlijst in te vullen voor de betreffende
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
Vervolgens ontvingen de clinici schriftelijk feedback op
Correspondentie-adres
basis van de studentevaluaties en hun zelfevaluatie. Om te
Drs. R.E. Stalmeijer
meten of de zelfevaluatie en de feedback bruikbare infor-
Unversiteit Maastricht
matie leverden, werd een korte vragenlijst (12 items,
Faculty of Health, Medicine and Life Sciences
5-punts Likert schaal) afgenomen. Daarnaast werden
Postbus 616
twaalf clinici uitgenodigd voor een semi-gestructureerd in-
6200 MD Maastricht
terview om de bruikbaarheid van de feedback en de zelf-
E-mail:
[email protected]
evaluatie nader te evalueren. Middels Atlas-ti 5.2 werden de data onderzocht op terugkerende thema’s. Resultaten
NVMO | Congresboek 2009
clinici. In totaal vulden studenten 712 lijsten anoniem in.
In totaal vulden 25 clinici zowel de zelfevaluatie als de vragenlijst in (67%). Over het geheel gezien was men positief over de leerzaamheid van het invullen van de zelfevaluatie (M 3.6, SD 1.1) en het ontvangen van de schriftelijke feed-
113
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4 Wetenschappelijk posters | Werkplek leren, feedback
D4.2 Ontwikkeling van de EFFECT*: een vragenlijst om de kwaliteit van klinisch opleiders te meten
gehandhaafd. Zeven domeinen van klinisch opleiderschap zijn gehandhaafd, het CanMEDSdomein is in de andere domeinen verwerkt. AIOS van alle disciplines beoordeelden de vragenlijst als zeer goed, nuttig, zinvol en goed in
Fluit CRMG, Bolhuis S, Grol R, Wensing M, Laan R
te vullen in gemiddeld 8 minuten. Op basis van suggesties
UMC St Radboud
van aios zijn nog 2 items toegevoegd.
Probleemstelling
Discussie
Medische vervolgopleidingen vinden grotendeels plaats op
Het ontwikkelde instrument (EFFECT) lijkt geschikt om
de werkplek. Evaluatie van de opleider/supervisor door
klinisch opleiders en supervisoren van aios te evalueren.
AIOS kan inzicht bieden in zijn/haar kwaliteiten als opleider,
Het besteedt aandacht aan alle genoemde inhoudelijke
als hiervoor een goed instrument beschikbaar is. Een
domeinen van klinisch onderwijs en de CANMEDS
reviewstudie leverde 29 instrumenten op1. Om deze instru-
competenties. Verdere validering vindt momenteel plaats
menten inhoudelijk te beoordelen zijn uit literatuur over
bij verschillende disciplines in meerdere ziekenhuizen. Een
klinisch onderwijs en werkplekleren domeinen van klinisch
andere vervolgstudie onderzoekt welke factoren van
opleiderschap gedestilleerd: rolemodelling; leerzaam werk;
belang zijn om de evaluatie en feedback zo effectief en
planning; feedback; instructievaardigheden; beoordelen;
betrouwbaar mogelijk vorm te geven.
persoonskenmerken; CANMEDS competenties. Voor elk instrument werd de wijze van validering vastgelegd. Ge-
Referentie
concludeerd werd dat geen enkel instrument alle inhoude-
1.
Fluit CRMG, Bolhuis S, Grol R, Wensing M, Laan R. Do
lijke domeinen representeerde. Zorgen voor leerzaam werk,
we assess the quality of clinical teachers adequately? A
beoordeling, en planning van onderwijs ontbraken of waren
systematic review of Content and Quality of Question-
ondervertegenwoordigd. Validering beperkte zich vaak tot
naires for Faculty Evaluation.(2009). Submitted.
een betrouwbaarheidscoëfficiënt en/of factoranalyse. Dit was aanleiding om een nieuw instrument te ontwikkelen.
* EFFECT = Evaluation and Feedback For Effective Clinical Teaching
Methode
Trefwoorden: kwaliteit klinisch opleider, vervolgopleiding
Uitgaande van de 8 domeinen zijn 88 items geformuleerd,
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
gebruikmakend van bestaande vragenlijsten en literatuur.
Congresboek 2009 | NVMO
Deze items zijn middels een Delphi studie voorgelegd aan
Correspondentie-adres
een panel van 38 personen: opleiders (n=10), supervisors
Drs. C.R.M.G Fluit
(n=10), aios (n=10) onderwijskundigen en bestuurders
UMC St Radboud
(n=8). Panelleden beoordeelden de relevantie van items
306 KOMO
met een schoolcijfer en gaven commentaar op inhoud,
Postbus 9101
formulering en volledigheid van de vragenlijst. Items met
6500 HB Nijmegen
een gemiddelde score < 7,5 en/of door minstens twee
E-mail:
[email protected]
deelnemers als onhelder beoordeeld, vervielen. In een tweede ronde zijn gehandhaafde en nieuwe items op dezelfde wijze beoordeeld. De items hebben een vijfpuntsschaal van zeer onvoldoende tot goed. Bij elk item kan worden aangegeven of dit niet (meer) nodig is voor de opleiding of (nog) niet te beoordelen. Proefafnames hebben plaatsgevonden bij 18 aios van 6 disciplines. Resultaten De respons na 2 rondes bedroeg 84% (24 clinici, 8 overig). Na de 1ste ronde bleven 50 items gehandhaafd, 40 items
114
werden toegevoegd. Na de 2de ronde bleven 63 items
D4.3 Werkplekleren van co-assistenten: verschillende activiteiten voor kennis, vaardigheden en professioneel gedrag
sen patiënten te ervaren, gecombineerd met feedback van supervisoren. Een beperkende factor bij het leren van vaardigheden was de beschikbaarheid van patiënten. Professioneel gedrag werd geleerd via sociale contacten. Co-
Lohuizen MT van, Kuks JBM, Boendermaker PM,
assistenten waren afhankelijk van anderen om alternatie-
Briët JW, Borleffs JCC, Cohen-Schotanus J
ven te observeren, hen te helpen beter te reflecteren en
UMC Groningen
het geleerde toe te passen. Een beperkende factor bij het leren van professioneel gedrag was onheuse bejegening
Probleemstelling
door begeleiders. De combinatie van leren door doen en
Leren op de klinische werkplek krijgt de laatste jaren
reflecteren was typerend voor professioneel gedrag. Bij
steeds meer aandacht in onderzoek van medisch onder-
het leren van kennis en vaardigheden fungeerde reflectie
wijs. Een belangrijke vraag is daarbij welke typen leeracti-
meer als controlemechanisme.
viteiten het meest effectief zijn in de klinische setting. Het blijkt echter dat de tot nog toe gebruikte gevalideerde in-
Conclusie
strumenten om leerstrategieën op de werkplek te meten
Studenten maken onderscheid in leeractiviteiten als het
vooral cognitief gericht te zijn, terwijl in de kliniek het leren
gaat om het aanleren van kennis, vaardigheden en profes-
van vaardigheden en professioneel gedrag ook van groot
sioneel gedrag. Hierbij noemen zij leeractiviteiten die niet
belang is.1,2 Ook in recent ontwikkelde modellen die het
aan de orde komen in bestaande instrumenten. De uit-
leerproces van (co-)assistenten beschrijven, is het feitelijke
komsten van deze kwalitatieve studie maken het mogelijk
leergedrag op deze drie gebieden nog niet in kaart ge-
een instrument te ontwikkelen om de verschillende leer-
bracht. Dit onderzoek richt zich op de vraag: “Welke leer-
strategieën voor kennis, vaardigheden en gedrag in kaart
activiteiten ondernemen co-assistenten voor het verwer-
te brengen. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen rich-
ven van kennis, vaardigheden en professioneel gedrag?”,
ten op de vraag welke combinatie van leeractiviteiten het
zodat vervolgens een instrument ontwikkeld kan worden
meest effectief is op de klinische werkplek.
om leerstrategieën op de klinische werkplek te meten. 1.
Van Lohuizen MT, Kuks JBM, van Hell EA, Raat AN,
Co-assistenten met minimaal 15 weken ervaring werden
Cohen-Schotanus J. Learning strategies during
uitgenodigd deel te nemen aan een semigestructureerd
clerkships and their effects on clinical performance. Medical Teacher, accepted. 2.
Berings MGMC, Poel RF. Measuring on-the-job learning
lijke leeractiviteiten nagestreefd. De interviews vonden
styles: A critique of three widely used questionnaires. In:
plaats volgens de Situatie-Taak-Actie-Resultaat methode.
Berings M. On-the-Job Learning Styles. Conceptualiza-
Na 13 interviews was saturatie bereikt. Alle interviews wer-
tion and Instrument Development for the Nursing Profes-
den opgenomen en verbatim uitgeschreven. De interviews
sion [Dissertation]. [S.1.: s.n.] 2006.
werden via een iteratief proces van dubbelcoderen, ‘constant comparison’ en consensusdiscussies gecodeerd en
Trefwoorden: leerstrategieën, co-schappen
geanalyseerd.
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
Resultaten
Correspondentie-adres
Voor het verwerven van kennis richtten co-assistenten
Drs. M.T. van Lohuizen
zich vooral op boeken en internet, hoewel soms de voor-
UMC Groningen
keur werd gegeven aan informatie van supervisoren.
Antonius Deusinglaan 1
Beperkende factoren in het verwerven van kennis waren
9713 AV Groningen
tijdgebrek en beschikbaarheid van boeken of internet.
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
diepte-interview. Door middel van ‘purposive sampling’ werd een zo breed mogelijke beschrijving van alle moge-
D
Referenties Methode
De basisvaardigheden werden grotendeels geleerd in het klinische trainingscentrum en verder ontwikkeld door toepassen in contact met patiënten en door verschillen tus-
115
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4 Wetenschappelijk posters | Werkplek leren, feedback
D4.4 Wat is de invloed van feedbackvolgorde op de tevredenheid, self-efficacy, performance en transfer van eerstejaars geneeskunde studenten.
daarom in de analyses meegenomen als covariabelen. Resultaten Analyses zijn uitgevoerd op 46 studenten (70%) met een complete dataset. Er zijn geen significante verschillen tus-
Ridder JMM van de, Albert Schweitzer Ziekenhuis en
sen beide condities voor wat betreft self-efficacy, perfor-
UMCUtrecht
mance en transfer. De scores in beide condities verschillen
Wieman C, Onderwijskunde Universiteit Utrecht
echter voor de variabele tevredenheid: F(1,44) = 6,29; p =
Stokking KM, Onderwijskunde Universiteit Utrecht
0.02, partial η2 = 0,13. Studenten in de PN-conditie (n = 22)
Cate ThJ ten, UMCUtrecht
scoren hoger (M = 37, SD = 5,9) dan studenten in de NPconditie (n =24) (M = 32, SD = 7,3).
Inleiding Diverse richtlijnen besteden aandacht aan het geven van
Discussie
feedback, bijvoorbeeld in welke volgorde positieve en
De resultaten suggereren dat studenten die eerst positieve
negatieve punten gepresenteerd moeten worden. De
punten krijgen meer tevreden zijn met de feedback. Tevre-
wetenschappelijke onderbouwing voor deze richtlijnen is
denheid met ontvangen feedback is belangrijk omdat het
vaak gering1. De centrale vraag in dit onderzoek is of de
kan leiden tot betere acceptatie van feedback2. Bij kleine
volgorde waarin positieve en verbeterpunten in de feed-
groepen worden minder snel significante verschillen gevon-
backboodschap worden gecommuniceerd, invloed hebben
den, daarom is het goed dit onderzoek nogmaals onder
op de tevredenheid, self-efficacy, transfer en de taakuit-
een grotere populatie te herhalen. Wat dit onderzoek niet
voering van studenten geneeskunde.
duidelijk maakt is of de resultaten het gevolg zijn van het beginnen met positieve punten of doordat met verbeter-
Methode
punten wordt geëindigd. Ook op dat punt is verder onder-
Een gerandomiseerde, gecontroleerde studie onder eerste-
zoek noodzakelijk.
jaars geneeskundestudenten (n= 69) is uitgevoerd, waarbij de volgorde van de feedbackboodschap de onafhankelijke
1
versity Press; 1984
studenten eerst positieve punten gevolgd door verbeterpunten, in de conditie Negatief-Positief (NP) is dit anders-
Pendleton D, Schofield T, Tate P, Havelock P. The consultation: an approach to learning and teaching. Oxford: Uni-
variabele is. In conditie Positief-Negatief (PN) ontvangen 2
Ilgen DR, Fisher CD, Taylor MS. Consequences of indi-
om. De tevredenheid, self-efficacy, performance en transfer
vidual feedback on behaviour in organizations. Journal of
van de student zijn de onfhankelijke variabelen. Studenten
Applied Psychology 1979;64:349-71.
bekijken een instructievideo met daarop de uitvoering van de stemvorkproeven van Weber en Rinne, ze voeren deze
Trefwoorden: feedback
voor hen onbekende taak vervolgens uit op een simulatie-
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
patiënt (SP), terwijl ze geobserveerd worden door de feedCongresboek 2009 | NVMO
backgever. Daarna ontvangen ze feedback. Vervolgens
Correspondentie-adres
herhalen ze de taak. Na drie weken voeren studenten de-
Drs. J.M.M. van de Ridder
zelfde taak nogmaals uit op een SP en ze diagnosticeren
Albert Schweitzer Ziekenhuis
gehoorsverlies bij drie ‘echte’ patiënten. De uitkomstmaten
Postbus 444
tevredenheid, self-efficacy, performance en transfer worden
3300 AK Dordrecht
gemeten met voor dit onderzoek ontwikkelde, gevalideerde
E-mail:
[email protected]
instrumenten: respectievelijk een vijf-item vragenlijst ( =.85), een visueel-analoge schaal, een 14-item observatielijst (Cohen’s =.78), en een zes-item vragenlijst. Na toetsing van assumpties zijn PN- en NP-conditie met ANOVA en ANCOVA getoetst. Self-efficacy en de performance zijn ook voorafgaand aan de interventie gemeten. Deze variabelen
116
correleren significant met de afhankelijke variabelen en zijn
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5
Papers Vervolgopleiding D5.1 De aansluiting tussen opleiding en beroeps-uitoefening van medisch specialisten (II) Hoe goed voelen aios zich voorbereid op hun zelfstandige beroepsuitoefening?
taken voelt men zich beter voorbereid dan op taken met meer organisatorische en managementaspecten. Conclusie Na hun registratie voelen oud-aios zich niet op elke taak
Pols J, Remmelts P, Mooij JJA, Bergs W van den
uit hun zelfstandige beroepsuitoefening even goed voor-
UMC Groningen
bereid. Deze nulmeting bevestigt de noodzaak tot inhoudelijke vernieuwing van de medische vervolgopleidingen.
Probleemstelling
Het gebruikte instrument maakt het mogelijk om:
De modernisering van de medische vervolgopleidingen
(1) in longitudinaal onderzoek te volgen of gedurende de
vergt grote inspanningen. Met enige regelmaat leiden die
modernisering van de opleidingen de aansluiting tus-
tot de verzuchting: “Maar krijgen we er ook echt betere
sen opleidingen en beroepsuitoefening verbetert en
dokters van?” In het UMC Groningen (UMCG) leidde dit tot
(2) op basis van de uitkomsten doelgericht en continu ver-
longitudinaal onderzoek om effecten van de modernise-
beteractiviteiten in de betrokken vervolgopleidingen te
ring zichtbaar te maken. Als start is een nulmeting verricht
initiëren.
onder oud-assistenten in opleiding tot medisch specialist (aios) die hun opleiding afrondden vóór de modernisering.
Trefwoorden: vervolgopleiding, voorbereiding beroeps-
Onderzoek in de studie geneeskunde leert dat de vraag of
uitoefening
een opleiding tot andere of betere dokters leidt, niet goed
Wijze van presentatie: paper
onderzoekbaar is. Het is wel mogelijk om oud-aios die enige tijd zelfstandig werkzaam zijn als medisch specialist
Correspondentie-adres
te vragen hoe goed zij daarop zijn voorbereid. De afgeleide
Drs. P. Remmelts
onderzoeksvraag luidt: hoe goed voelen oud-aios zich
UMC Groningen
door hun vervolgopleiding voorbereid op hun zelfstandige
Hanzeplein 1
beroepsuitoefening?
9700 RB Groningen
D
E-mail:
[email protected] Methode In eerder onderzoek zijn 73 taken vastgesteld die een compleet en valide beeld geven van de beroepsuitoefening van snijdend en beschouwend medisch specialisten (zie paper W. van den Bergs op dit congres). In een vragenlijst is voor elke taak de stelling geformuleerd: “Door mijn vervolgopleiding ben ik goed voorbereid op …“. De antwoordmogelijkheid bestond steeds uit een vijfpunts Liniet mee eens’. Men kon ook aangeven dat men een taak in de praktijk niet tegenkomt. De vragenlijst is voorgelegd aan aios die de afgelopen vijf jaar werden geregistreerd als medisch specialist en (een deel van ) hun opleiding volgden in het UMCG. Van alle snijdend en beschouwend specialismen, met uitzondering van de Inwendige Geneeskunde, werden oud-aios benaderd, een totaal van 265. Resultaten
NVMO | Congresboek 2009
kertschaal die liep van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal
De respons was 65%. Bij 51% van de taken is ≥75% het (helemaal) eens met de stelling dat men goed is voorbereid. Bij 22% is ≥25% het (helemaal) niet met de stelling eens. Op patiëntgebonden en daarvan direct afgeleide
117
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Papers | Vervogopleiding
D5.2 Jonge Klare... en nu?- De overgang van AIOS naar medisch specialist -
grotendeels medisch inhoudelijke voorbereiding en het forse niet-klinische gedeelte van het werk als specialist. De medische eindverantwoordelijkheid wordt als een overgang
Westerman M, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis
ervaren, maar vooral onbekendheid met beleidsmatige en
Teunissen PW, Universiteit Maastricht
organisatorische aspecten dragen bij aan de intensiviteit
Scherpbier AJJA, Universiteit Maastricht
van de start. Het in de laatste fase zelfstandig gefunctio-
Vleuten CPM van der, Universiteit Maastricht
neerd hebben als AIOS lijkt de overgang te faciliteren, even-
Siegert CEH, Universiteit Maastricht
als een collegiale werksfeer en mogelijkheid tot laagdrem-
Scheele F, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis
pelig overleg. Daarnaast komt er een inhoudelijk verschil tussen de academische opleiding en de perifere patiënten-
Probleemstelling
populatie naar voren. Tenslotte blijkt het thema supervisie
De medische vervolgopleiding moet artsen in opleiding tot
tijdens diensten een belangrijk onderwerp voor reflectie.
specialist (AIOS) zo goed mogelijk voorbereiden op het werk
Het op afstand dragen van eindverantwoordelijkheid, maar
als specialist. Inzicht in deze voorbereiding kan worden ver-
afhankelijk zijn van andermans werk is intensief.
kregen door de overgang van AIOS naar medisch specialist te bestuderen. Binnen de medische onderwijskunde is hier
Discussie
zeer summier onderzoek naar verricht1. Uit de transitiepsy-
Deze studie toont aan dat binnen de overgang naar specia-
chologie komen waardevolle inzichten, onder andere wordt
list een aantal terugkerende en disciplineoverstijgende pro-
hierin onderscheid gemaakt tussen ‘change’ en ‘transition’
cessen geïdentificeerd kunnen worden. Literatuur uit de
en de samenhang tussen beide, waarbij change staat voor
transitiepsychologie laat zien dat carrièrewisselingen (chan-
objectieve veranderingen en transition voor de psychologi-
ge) een psychologisch proces op gang brengen (transition)
sche processen welke deze veranderingen binnen de per-
wat tot maanden kan duren voordat een nieuw evenwicht is
soon teweegbrengen2. Mede op basis van deze literatuur is
bereikt. Naarmate het werk van specialist meer verschilt met
een onderzoeksvraag geformuleerd die luidt: hoe ervaren
de werkzaamheden in de vervolgopleiding verloopt de over-
AIOS de overgang naar specialist en welke verband is er
gang intensiever en langzamer. Om de start van specialisten
tussen ‘change’ en ‘transition’ in dit proces?
te faciliteren zou meer aandacht naar niet-medische competenties, als beleidsmatig werken en organisatievermogen in
Methode
de vervolgopleiding uit moeten gaan. Deze studie biedt be-
Na literatuuronderzoek, mede binnen de transitiepsychologie
langrijke aanknopingspunten voor curriculumarchitecten.
en organisatiesociologie, is een semigestructureerde interviewopzet ontwikkeld welke onderstaande terreinen beslaat:
Reference List
- persoonlijke beleving van overgang en tijdspad,
1
grad Med J 2005 Aug;81(958):519-23.
werk als specialist, - werkplekfactoren en de invloed hiervan op de jonge klare. Congresboek 2009 | NVMO
118
Higgins R, Gallen D, Whiteman S. Meeting the non-clinical education and training needs of new consultants. Post-
- de medische vervolgopleiding als voorbereiding op het 2
Adams J, Hayes J, Hopson B. Transition, understanding & managing personal change. London: Martin Robertson &
Gezien de mogelijke beladenheid van het onderwerp is af-
Company; 1976.
gezien van focusgroepen. Na twee pilot interviews, zijn twaalf interviews verricht onder internisten en gynaecologen
Trefwoorden: vervolgopleiding, voorbereiding beroeps-
welke tot twee jaar geleden gestart zijn in een algemeen zie-
uitoefening
kenhuis. De woordelijke transcripten werden gecodeerd en
Wijze van presentatie: paper
geanalyseerd (volgens de grounded theory methode). Correspondentie-adres Resultaten en conclusies
Drs. M. Westerman
Participanten waren gemiddeld 12,3 en 13,3 maanden ge-
Sint Lucas Andreas Ziekenhuis
start (internisten respectievelijk gynaecologen). Beide groe-
Sassenheimstraat 78-3, 1059 BM Amsterdam
pen introduceerden thema’s welke een grote gelijkenis ver-
E-mail:
[email protected]
toonden. Ten eerste de ervaren discrepantie tussen de
D5.3 Richtlijn bekwaamverklaren
Discussie Bekwaamverklaring blijkt een niet meer weg te denken
Scheele F, SLAZ / VU Medisch Centrum
vorm van beoordeling in de vervolgopleiding. Deze verre-
Lips J, Kennemer Gasthuis
gaande vorm van expliciet omgaan met groei in zelfstan-
Cate ThJ ten, UMC Utrecht
digheid zal wrijving geven met de relatief gesloten opleidingscultuur die in de vervolgopleiding tot voor kort
Probleemstelling
gangbaar was.
In de medische vervolgopleidingen wordt opgeleid tot zelfstandig medisch praktiseren. Deze zelfstandigheid wordt
Literatuur
stapsgewijs toevertrouwd door de opleider. Het is een
Van der Vleuten CPM, Schuwirth LWT. Assessing Profes-
probleem wanneer dit impliciet en relatief ongecontroleerd
sional Competence: from Methods to Programmes. Medi-
gebeurt. Sommige artsen in opleiding tot specialist (AIOS)
cal Education 2005: 9:309-17.
kregen daardoor zelfstandigheid in te grote stappen en
Ten Cate O en Scheele F. Competency-Based Postgradu-
andere aios kregen onvoldoende zelfstandigheid toever-
ate Training: Can We Bridge the Gap between Theory and
trouwd. De oplossing wordt gezocht in formele bekwaam-
Clinical Practice? Academic Medicine 2007; 82:542-7.
verklaringen. Trefwoord: vervolgopleiding, bekwaam verklaren Methode
Wijze van presentatie: paper
In het kader van de ontwikkeling van opleidingsrichtlijnen voor de vervolgopleidingen binnen het ‘Vaart in Innovatie
Correspondentie-adres
Vervolg Opleidingen project’ werd de discussie rond wel of
Prof.dr. F. Scheele
niet te werken met bekwaamverklaringen in kaart ge-
SLAZ / VU Medisch Centrum
bracht. Bestaande argumenten voor en tegen het systeem
Jan Tooropstraat 164
van stapsggewijs bekwaamverklaren werden geïdentifi-
1061 AE Amsterdam
ceerd en in de literatuur werd gezocht naar evidentie die
E-mail:
[email protected]
D
kan helpen bij de weging van die argumenten. Samenvattend worden aanbevelingen gedaan. Resultaten Belangrijkste argumenten voor het gebruik van bekwaamverklaringen: • De AIOS vergaart via een tijdpad zelfstandigheid. Vertraging en versnelling in de leercurve worden zichtbaar. Het is duidelijk waar aandacht nodig is. uitoefening van het vak zonder te grote stappen in toename van zelfstandigheid op de overgang naar het werk als medisch specialist. • De opleiding wordt veiliger voor de patiënt, de AIOS en de opleider. • Differentiatie tijdens de opleiding, maar ook daarna kan worden gedocumenteerd in de vorm van bekwaamverklaringen op deelgebieden. De argumenten tegen zijn vooral gericht op het risico dat
NVMO | Congresboek 2009
• De aios wordt optimaal voorbereid op de zelfstandige
een holistische vorming onder druk komt te staan door het vak op deze manier te verknippen en op juridische vraagstukken waarover gebrek aan jurisprudentie bestaat.
119
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Papers | Vervogopleiding
D5.4 Modernisering medische vervolgopleidingen en professionele zelfregulering: een internationaal vergelijkend onderzoek
een onderwijskundige invulling gegeven aan de modernisering. De oorspronkelijke beleidsdoelstellingen (kortere opleiding, taakherschikking) blijven op de achtergrond. Door de introductie van kwaliteitsindicatoren voor opleiden en de
Wallenburg I, Erasmus MC
aangekondigde (her)verdeling van opleidingsplaatsen op
Helderman JK, UMC St Radboud
basis van gemeten kwaliteit, is zelfregulering van artsen
Scheele F, St. Lucas Andreas Ziekenhuis
echter de kern van de discussie rondom de modernisering
Meurs P, Erasmus MC
geworden. In Denemarken, waar artsen onderdeel zijn van
Bont A de, Erasmus MC
de lijnhiërarchische structuur van het zorgstelsel, heeft de modernisering nauwelijks gevolgen gehad voor het zelfre-
Probleemstelling
gulerend vermogen van artsen. Daar worstelt men vooral
De modernisering van de medische vervolgopleidingen
met de praktische invulling van de CanMEDs competenties.
heeft tot doel de toekomstig medisch specialist beter voor te bereiden op de eisen die de moderne maatschappij aan
Discussie
artsen stelt. Internationaal worden ook andere beleidsdoel-
Op het eerste gezicht heeft de modernisering geen invloed
stellingen aan de modernisering gekoppeld. In de VS is dat
op het zelfregulerend vermogen van de medische beroeps-
bijvoorbeeld patiëntveiligheid en in Nederland staat de ver-
groep. De beleidsdoelstellingen die aan de modernisering
deling van opleidingsplaatsen ter discussie. Dit roept de
zijn verbonden, zijn op de achtergrond geraakt. Modernise-
vraag op wat de modernisering betekent voor het zelfregu-
ren heeft in de eerste plaats een onderwijskundige beteke-
lerend vermogen van de medische beroepsgroep. Het zelf-
nis gekregen. Dit verklaart echter niet de veranderingen die
regulerend vermogen wordt in dit onderzoek gedefinieerd
in de context van de modernisering plaatsvinden, zoals de
als de capaciteit van de georganiseerde beroepsgroep om
discussie rondom de kwaliteitsindicatoren voor opleiden in
de eigen beroepsuitoefening te reguleren en te controleren.
Nederland. De modernisering van de medische vervolgop-
In een internationaal vergelijkend onderzoek onderzoeken
leidingen kan dan ook niet los gezien worden van de institu-
we de invloed van de modernisering op het zelfregulerend
tionele context waarin de modernisering plaatsvindt.
vermogen van de medische beroepsgroep in Engeland, Trefwoorden: vervolgopleiding, internationale vergelijking
Nederland en Denemarken.
Wijze van presentatie: paper Methode In de eerste fase van het onderzoek hebben we een docu-
Correspondentie-adres
mentanalyse uitgevoerd naar de modernisering in de drie
Drs. I. Wallenburg
landen. Op basis hiervan is een lijst met actoren samenge-
Erasmus MC
steld die betrokken zijn bij de modernisering. Vervolgens
Postbus 1738
zijn door de eerste en laatste auteur in totaal 20 diepte-in-
3000DR Rotterdam
terviews gehouden met betrokken actoren. Dit waren ver-
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
tegenwoordigers van de overheid, de medische beroepsgroep
en
onderwijskundigen.
De
interviews
waren
semi-gestructureerd. Centrale thema’s waren de doelstellingen van de actoren bij de modernisering en hun motieven en strategieën. Ook is gesproken over de bestaande institutionele verhoudingen en de veranderingen daarin. Resultaten In Engeland blijkt de modernisering vooral een hervorming van de opleidingsstructuur. De oorspronkelijke overheidsdoelstelling om de managementcompetenties van toekomstige artsen te verbeteren krijgt in de opleidingspraktijk nau-
120
welijks invulling. Ook in Nederland heeft de beroepsgroep
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Papers
Samenwerken, didactische werkvormen D6.1 Welke factoren bevorderen of belemmeren studenten bij samenwerkend leren in de opleiding Arts-Klinisch Onderzoeker?
Discussie Aangezien voor deze opleiding een selectie van studenten plaatsvindt, kan de motivatie van de studenten ook een mogelijke verklaring zijn voor de positieve bevindingen. Een
Veul L, Koopal L, Goeij T de, Verwijnen M,
tweede beperking van dit onderzoek is dat alleen de per-
Scherpbier AJJA, Vleuten C van der, Dolmans D
ceptie van studenten is onderzocht en niet die van de do-
Universiteit Maastricht
centen. Verder onderzoek is nodig in verschillende settings. Voor de onderwijspraktijk betekent dit dat samenwerkend
Probleemstelling
leren bevorderd kan worden door het introduceren van
Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) is een vorm van
werkvormen waarbij studenten afhankelijk zijn van elkaars
samenwerkend leren die al jaren succesvol wordt toege-
inbreng. Daarnaast zou geëxperimenteerd kunnen worden
past in het hoger onderwijs. In de praktijk zijn de groeps-
met het verdelen van grotere cohorten studenten in kleinere
discussies van studenten niet altijd diepgaand en sommi-
groepen teneinde het groepsgevoel te versterken.
ge studenten doen niet actief mee1. Aan de Universiteit Maastricht is in 2007 de nieuwe master ‘Arts-Klinisch
Literatuur:
Onderzoeker’ (A-KO) gestart, waarin diverse werkvormen
1
Moust J.H.C., van Berkel H.J.M. & Schmidt H.G.(2005).
worden gebruikt die aanzetten tot samenwerkend leren in
Signs of erosion: Reflections on three decades of pro-
groepen van 2-10 studenten. Aan deze opleiding neemt
blem-based learning at Maastricht University. Higher
een kleine groep van 30 studenten deel die verschillende
Education; 50, 665-683
vooropleidingen hebben gevolgd. In deze studie is onderzocht in hoeverre deze probleemgestuurde opleiding het
Trefwoorden: samenwerkend leren, arts-klinisch onder-
samenwerkend leren stimuleert of belemmert.
zoeker Wijze van presentatie: paper
Voor deze kwalitatieve studie is gebruik gemaakt van
Correspondentie-adres
focusgroepen. Nagenoeg alle studenten uit de opleiding
L.L.S. Veul
hebben hieraan deelgenomen (n=27). Er zijn 3 groepen
Universiteit Maastricht
samengesteld. Na twee groepsinterviews kwamen er
Postbus 616
geen nieuwe bevindingen naar voren. De interviews zijn
6200 MD Maastricht
opgenomen, samengevat en letterlijk uitgeschreven. De
E-mail:
[email protected]
D
Methode
transcripten zijn gecodeerd door twee beoordelaars (LV & LK), waarbij gekeken is naar terugkerende thema’s. Resultaten studenten sterk afhankelijk zijn van elkaars inhoudelijke inbreng. De kleine omvang van het cohort zorgt ervoor dat er duidelijk sprake is van een groepsgevoel. De studenten voelen zich verantwoordelijk voor elkaar en studeren daardoor hard. Opvallend was dat de studenten aangaven dat ze vanwege verschillen in vooropleiding veel van elkaars inbreng leren, omdat ze de stof vanuit ver-schillende perspectieven benaderen. Een nadeel is dat de groepsdruk soms zo groot is dat er weinig ruimte blijft voor de student om eigen interesses
NVMO | Congresboek 2009
Uit de interviews blijkt dat de werkvormen ervoor zorgen dat
te volgen of aandacht te besteden aan hiaten in de eigen kennis. Kortom, de diverse werkvormen, de verschillen in vooropleiding en de kleine omvang van de groep zorgen ervoor dat de studenten het samenwerkend leren als positief ervaren.
121
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Papers | Samenwerken, didactische werkvormen
D6.2 Via ‘Belbinrollen’ het samenwerkend leren aanpassen aan een flexibel en digitaal onderwijslandschap.
van teamrollen. De invloed op groepsdynamica werd positief beoordeeld door studenten en lesgevers. De kwaliteit van het overleg wordt bevorderd zowel tijdens de face to face als de digitale sessies. Door de verplichting een teamrol
Lauwers M
op te nemen en daarover te reflecteren wordt het meeliften
Arteveldehogeschool
gecounterd. Het maakt het beoordelen van de competenties communiceren en samenwerken transparanter.
Probleemstelling Samenwerkend leren is een vorm van actief leren waarin
Conclusie
studenten leren, door met verschillende studenten samen
Zowel studenten als begeleiders gaven aan dat de Belbin-
aan een groepsopdracht te werken. Sinds de ingang van
rollen helpen om de doelstellingen van samenwerkend leren
het flexibiliseringsdecreet in België (30/04/2004) is er een
te bereiken in een flexibel en digitaal onderwijslandschap.
stijging van het aantal individuele trajecten, met een zeer
Het meeliften wordt gecounterd en de competenties betref-
verschillend niveau van instromende studenten, waardoor
fende communiceren (Communicator) en samenwerken
de onderwijsorganisatie niet meer op vaste groepsindelin-
(Collaborator) worden gevisualiseerd.
gen steunt. Willen we samenwerkend leren digitaliseren
1
dan moet er ook gezocht worden hoe we bij een digitale
Literatuur:
onderwijswerkvorm
1
competenties
als
communiceren
Timmers,S., Valcke, M (2008) The impact of computer
(Communicator) en samenwerken (Collaborator) kunnen
supported collaborative learning on internship outcomes
meten. Tot slot zoeken we bij samenwerkend leren steeds
of pharmacy students Interactive Learning Environments, 16 (2) 131-141
naar oplossingen voor het probleem van meeliften. We spreken van ‘meeliften’ indien een student - ten koste van groepsgenoten - bewust geen enkele of slechts een mini-
2
How to Belbin teamroles from world wide web: www.belbin.com
male bijdrage levert aan opdrachten die door een groep uitgevoerd moeten worden, terwijl de betrokkene wel profi-
Trefwoorden: belbinrollen, samenwerken, e-learning
teert van het groepsproduct.
Wijze van presentatie: paper
Methode
Correspondentie-adres
Studenten van het eerste jaar Bachelor in de vroedkunde
Dr. M. Lauwers
van de Arteveldehogeschool te Gent (B) leren systematisch
Arteveldehogeschool
samenwerken. Daartoe wordt het Teamrollenmodel van Bel-
Brusselsepoortstraat 93
bin gebruikt. Dit is een model dat onderzoekt en verklaart
9000 Gent België
waarom sommige mensen juist goed of minder goed met
E-mail:
[email protected]
2
elkaar kunnen samenwerken. Er werd aan de studenten gevraagd om de ‘Belbin Self-Perception Inventory’ test in te Congresboek 2009 | NVMO
vullen. Zo identificeert de student in welke teamrol(len) hij zich het best voelt. Tijdens de sessies van samenwerkend leren, zowel digitaal als face to face, krijgen de studenten een specifieke Belbinrol toegewezen die hij op het juiste moment in het communicatieproces moet inzetten. De waarde van deze onderwijswerkvorm voor studenten en begeleiders werd kwalitatief onderzocht door middel van focusinterviews met studenten (N=30) en alle betrokken begeleiders. Er gingen 2 focusinterviews door met studenten (N=30) en één interview met alle betrokken begeleiders ( N=12). Resultaten
122
Door het gebruik van Belbinrollen worden studenten bewust
D6.3 Multidisciplinaire team training met behulp van scenariotraining: een geslaagde opzet
en leerdoelen besproken. Na afloop van ieder scenario
Schutte SE, Bos A van den, Gischler SJ, Tibboel D,
Eerste resultaten
Houmes RJ
Vanaf 2008 werden in 12 trainingen 125 medewerkers
Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis
minstens 1 keer getraind. Deelnemers zijn enthousiast dat
vullen deelnemers een evaluatieformulier in met vragen over inhoud, realisme, sfeer en verloop van de training.
kritische, ingewikkelde of zeldzame situaties bijna levensContext
echt geoefend werden. Men is zich meer bewust van zijn
Omdat goed teamwerk leidt tot minder incidenten en be-
plek binnen een team en bijvoorbeeld van de rol van goe-
tere zorg (Morey et al. 2002), werd in 2004 als onderdeel
de communicatie daarbij. Trainers ervaren het multidisci-
van het kwaliteit- en veiligheidsbeleid, besloten alle mede-
plinair trainen op diverse kennisniveaus als goed mogelijk.
werkers van de Intensive Care Kinderen (ICK) van het Sophia Kinderziekenhuis te trainen in Team Resource
Implicaties voor de praktijk
Management (TRM). Voor goed TRM zijn naast het beheer-
Een goede introductie met daarin duidelijk doel, werkwijze
sen van (specifieke) technische vaardigheden, niet-techni-
van de training en afspraken, vooral wat betreft vertrouwe-
sche vaardigheden als communicatie, houding en goede
lijkheid, is belangrijk. Het gefilmd worden en verbeterpun-
taakverdeling belangrijk. Na introductie van TRM werd in
ten in een groep bespreken, kan spanning oproepen. Zo
2007 besloten multidisciplinaire teamtraining te ontwikkelen.
nodig krijgen deelnemers extra begeleiding. Door op de en neemt het echtheidsgevoel toe. Wel bleek nodig
Doel was het zo reëel mogelijk simuleren van de dagelijkse
afspraken te maken om de normale werkwijze van de
praktijk in (gestandaardiseerde) scenario’s; hiervan film-
afdeling niet teveel te verstoren. Omdat artsen niet zoals
opnames te maken en deze direct met deelnemers te be-
verpleegkundigen ingeroosterd worden voor een training,
spreken. Een team van artsen en verpleegkundigen werd
zijn ze niet altijd beschikbaar, zodat trainers soms moeten
getraind in scenario-ontwikkeling en feedback geven.
improviseren. Een gevalideerde beoordelingslijst blijkt
Scenario’s werden ontwikkeld aan de hand van op de af-
lastig te vinden en wordt ontwikkeld.
D
afdeling te trainen, kan origineel materiaal gebruikt worden Opzet
deling voorkomende kritische situaties en ziektebeelden; en de vigerende richtlijnen en afspraken. Een geavanceer-
Referentie:
de reanimatie babypop en bijbehorend software werden
Morey J, R S, Jay G, Wears R, Salisbury M, Dukes K,
als basis genomen, aangevuld met kinderreanimatie pop-
Berns S Error reduction and performance improvement in
pen of speelgoedpoppen aangepast aan ziektebeelden of
the emergency department through formal teamwork trai-
(invasieve) behandelingen. Een ongebruikte bedplaats op
ning: evaluation results of the MedTeams Project. Health
de ICK werd ingericht met gangbaar materiaal en opname-
Services Research 2002; 37: 1553-1581.
en gebruikt voor trainerontwikkeling.
Trefwoorden: samenwerken, teammanagement Wijze van presentatie: paper
Per training, gegeven door een arts en twee verpleegkundigen, worden zo mogelijk 3 scenario’s gedaan. Voor
Correspondentie-adres
starten van de training hebben deelnemers de mogelijk-
Drs. S.E. Schutte
heid de trainingsplaats te bekijken. De 3-5 deelnemers
Erasmus MC-Sophia
krijgen voor zover mogelijk steeds een andere rol, toe-
Postbus 2060
schouwers houden een beoordelingslijst bij.
3000 CB Rotterdam E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
apparatuur. Nieuwe scenario’s werden ontwikkeld, getest
Na korte briefing wordt een scenario gestart. Filmopnames van briefing en scenario worden in de direct volgende debriefing met de deelnemers gebruikt. Door middel van positieve, formatieve feedback worden aandachtspunten
123
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Papers | Samenwerken, didactische werkvormen
D6.4 Het combineren van informatievoorziening met scaffolding in de begeleiding van casusgestuurd onderwijs
casusbesprekingen komt niettemin naar voren dat directe
Ramaekers SPJ, Keulen H van, Kremer WDJ, Pilot A,
Discussie
Beukelen P van
Deze bevindingen bevestigen zowel de mogelijkheden om
Universiteit Utrecht
just-in-time informatie-verstrekking te realiseren als de gele-
en frequente docentinterventies door studenten negatief worden geassocieerd met het ervaren leereffect.
genheid die daarmee ontstaat om direct en veelvuldig te inProbleemstelling
tervenieren. Bij onvoldoende aandacht voor een adequate
Vormen van casusgestuurd onderwijs waarbij de benodig-
dosering en timing van scaffolding worden de voordelen van
de casusinformatie ‘just-in-time’ wordt verstrekt, worden
de toegenomen authenticiteit en beperkte cognitieve belas-
verondersteld minder cognitief belastend te zijn en meer
ting in deze casusgestuurde onderwijsvorm, teniet gedaan.
authentiek ten aanzien van de timing waarop informatie in de klinische praktijk beschikbaar is1. De begeleiding hiervan
Literatuur
vergt van docenten echter het vermogen om de interactie,
1
and Complex Learning: Recent Developments and Future
behorende bij informatieverstrekking, te combineren met
Directions. Educational psychology review. 2005;17(2)
enige terughoudendheid in de scaffolding van studenten2. In deze studie staan de vragen centraal:
van Merriënboer JJG, Sweller J. Cognitive Load Theory
2
Rasku-Puttonen H, Eteläpelto A, Arvaja M, Häkkinen P. Is
• welke effecten heeft de combinatie van informatievoorzie-
successful scaffolding an illusion? - Shifting patterns of
ning en scaffolding op de docentgedragingen in dergelijke
responsibility and control in teacher-student interaction
vormen van casusgestuurd onderwijs?
during a long-term learning project. Instructional Science.
• welke effecten hebben deze docentgedragingen op de
2003;31(6)
wijze waarop studenten de casus aanpakken en het door hen ervaren leren?
Trefwoorden: didactische werkvorm Wijze van presentatie:paper
Methode De studie is gebaseerd op een combinatie van kwalitatieve
Correspondentie-adres
en kwantitatieve methoden, in een zogenaamd ‘concurrent
Drs. S.P.J. Ramaekers
nested design’ met observaties als predominante methode.
Universiteit Utrecht
Aanvullend op de observatie van docent- en studentgedra-
Heidelberglaan 8
gingen in 63 casusbesprekingen, verdeeld over 18 docen-
3584 CS Utrecht
ten en 126 studenten, werden motieven voor docentinter-
E-mail:
[email protected]
venties via ‘stimulated recall’ in kaart gebracht, terwijl studentwaarderingen voor aspecten van de begeleiding met een evaluatieve vragenlijst - per casusbespreking Congresboek 2009 | NVMO
werden nagegaan. Resultaten en conclusies Cross-cases analyse van de observaties bevestigt dat docenten veelal in staat zijn om informatievoorziening met scaffolding effectief te combineren. In de wijze waarop zij dat doen, werden twee karakteristieke patronen geidentificeerd. Verschillen tussen beide patronen hebben met name betrekking op de hoeveelheid en de timing van scaffolding interventies. Studenten blijken zich, voor wat betreft hun waarneembaar gedrag, doorgaans direct aan te passen aan de wijze(n) waarop hun docent intervenieert. Uit de re-
124
sultaten van de vragenlijst en analyse van de afwijkende
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 533 | Sessie D7 Papers
Stationstoets, video, vervolgopleiding D7.1 Leren van anderen en elkaar: Implementatiestrategie voor de introductie van een stationstoets bij de Faculteit Diergeneeskunde
als studenten (gem. = 4.1, SD = 0.51) laat een positieve houding zien jegens de stationstoets als nieuwe toetsvorm. Uit de open opmerkingen blijkt dat de docenten moeite hadden met de beoordelingssystematiek. De positieve attitude van docenten en studenten impliceert een
Moens HC, Boetes F, Nieuwstadt RA van, Beukelen
effectieve implementatiestrategie dusver.
P van, Jaarsma ADC Universiteit Utrecht
Discussie De resultaten moeten gezien worden in het licht van vrijwil-
Probleemstelling
lige deelname. Andere kenmerken(naast acceptatie) zoals
Eind 2008 is begonnen met de implementatie van een
betrouwbaarheid, validiteit en educatief effect, die de
nieuwe vaardigheidstoets, de stationstoets, in het veteri-
bruikbaarheid van de Stationstoets bepalen en de effecti-
nair bachelor onderwijs. Het introduceren van veranderin-
viteit van de implementatiestrategie beïnvloeden, zullen in
gen in het onderwijs kan resulteren in het ontstaan van
de nabije toekomst onderzocht worden. In december
weestand tegen de nieuwe methode door bijvoorbeeld:
2009 zal een formatieve pilot voor het gehele cohort van
Top down politiek, verandermoeheid of geen toegevoegde
250 studenten plaatsvinden en in 2010 volgt de eerste
waarde zien van innovaties. Het gebruik van een juiste
summatieve toets voor ditzelfde cohort. In deze pilot zal
implementatiestrategie kan de oppositie verminderen en
worden geëxperimenteerd met de beoordelingssystema-
resulteren in de medewerking van de docenten en
tiek. Evaluatie van deze pilot zal uitwijzen of deze nieuwe
studenten. Gekozen is voor een implementatiestrategie
toetsvorm geaccepteerd blijft binnen de Faculteit Dierge-
gebaseerd op participatie, informatie en stapsgewijze in-
neeskunde.
troductie, zoals eerder opgezet en onderzocht bij tandheelkunde (ACTA)1. Onderzoeksvraag is: Is de implemen-
Literatuur
tatiestrategie effectief en blijkt dit uit de attitude van
1
docenten en studenten jegens de stationstoets?
Schoonheim-Klein, M. The use of the Objective Structured Clinical Examination (OSCE) in dental education:
D
doctoral dissertation. Academisch Centrum TandheelMethode
kunde Amsterdam, University of Amsterdam 2008.
Gestart werd met een introductiecollege over de ‘ins and outs’ van een stationstoets waarna de 17 participerende
Trefwoorden: stationstoets, toetsing
docenten uitgenodigd werden deel te nemen aan een mini
Wijze van presentatie: paper
(items: enthousiasme, relevantie, toegevoegde waarde
Correspondentie-adres
van de toets, mate van stress) de attitude van docenten en
Drs. H.C. Moens
studenten gemeten1. Daarna werkten de docenten gedu-
Universiteit Utrecht
rende 3 maanden samen aan de ontwikkeling van een for-
Faculteit Diergeneeskunde
matieve pilot-stationstoets met 10 test-stations die afge-
Yalelaan 1
nomen is bij 40 2e jaars studenten (deelname was vrijwillig).
Postbus 80135
Een werkgroep ondersteunde hun activiteiten en zorgde
3508 TD Utrecht
voor informatie en feedback. Na afloop van de pilot-stati-
E-mail:
[email protected]
onstoets werd een vergelijkbare vragenlijst afgenomen om de attitudes (5 puntsschaal; 1: helemaal mee oneens, 5: helemaal mee eens) te meten van zowel docenten (n = 14) als studenten (n = 38).
NVMO | Congresboek 2009
- stationstoets. Na afloop werd middels een vragenlijst
Resultaten en Conclusie Tussen de eerste en tweede docentenmeting is geen verandering van de attitude waargenomen. De totale attitude-waarde van zowel docenten (gem. = 4.2, SD = 0.71)
125
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 533 | Sessie D7 Papers | Stationstoets, video, vervolgopleiding
D7.2 Hergebruik van videomateriaal voor medisch onderwijs: mogelijkheden en beperkingen
Ook voor het omroepmateriaal was belangstelling, vanwege de vele medisch relevante fragmenten. • Het goed beschrijven van videomateriaal kost veel tijd. Hiervoor zijn specialisten (bibliotheekmedewerkers) inge-
Doets M, Dankbaar MEW Erasmus MC
zet. Uiteindelijk zullen de eigenaars van het videomateriaal hiervoor zelf de informatie moeten aanleveren. • iMMix biedt onvoldoende mogelijkheden voor het toeken-
Probleemstelling
nen van medisch-inhoudelijke trefwoorden. Hiervoor is
Het Erasmus MC heeft veel videomateriaal dat voor onder-
een apart systeem gebruikt, wat het project echter com-
wijsdoeleinden wordt gebruikt, waaronder operatiebeelden,
pliceerde.
instructiefilms, patiëntgesprekken. De video’s zijn decen-
• Privacy is belangrijk bij het beschrijven van patiëntmateri-
traal en niet duurzaam opgeslagen op verschillende dragers
aal. Momenteel zijn er nog geen goede oplossingen die
(videobanden, tapes, computers) en slecht beschreven,
dit garanderen.
waardoor afdelingen elkaars materiaal niet kennen en hergebruik nauwelijks plaatsvindt. Video heeft voor het ge-
Implicaties voor de praktijk
neeskunde onderwijs echter een belangrijke educatieve
Het project heeft veel bruikbare informatie opgeleverd. Bij
waarde, zowel in hoorcolleges als in zelfstudiemateriaal
continuering zijn de volgende aandachtspunten van belang:
waaronder e-learning programma’s. Door de technische
• Specifieke technische video-expertise is onmisbaar wan-
ontwikkelingen wordt het online aanbieden van videomate-
neer een centrale instituutsbrede database voor video-
riaal steeds gangbaarder en neemt de vraag naar nieuw
materiaal ingericht en (duurzaam) beheerd gaat worden.
materiaal toe. We hebben de afgelopen periode ervaring
• Zaken rond privacy van patiëntengegevens en auteurs-
opgedaan met een project dat zich richtte op:
recht van videomateriaal zijn ingewikkeld en dienen goed
• duurzame opslag van videomateriaal, in hoge kwaliteit
uitgezocht te worden, voordat materiaal grootschalig ont-
• efficiënte ontsluiting (zoekmogelijkheden)
sloten kan worden.
• laagdrempelige toegang (afspelen, fragmenten selecteren)
• Een centraal systeem voor videomateriaal is nuttig, maar
• bescherming van auteursrecht en privacy van getoonde
voor docenten zou het op termijn handiger zijn om ál het
patiënten
onderwijsmateriaal in één systeem onder te brengen (naast videomateriaal o.a. ook beeldmateriaal en e-lear-
Methode
ning-programma’s)
Het project was een samenwerkingsverband van verschillende partijen: de Erasmus MC Desiderius School (voorheen
Trefwoorden: videomateriaal
Opleidingsinstituut Geneeskunde) als projectleider, de uni-
Wijze van presentatie: paper
versiteitsbibliotheek en verschillende docenten. Daarnaast
Congresboek 2009 | NVMO
was het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (Hilver-
Correspondentie-adres
sum) projectpartner, vanwege hun ervaring met opslag en
Drs. M. Doets
ontsluiting van videomateriaal (van de publieke omroep). Het
Erasmus MC
project liep van begin 2008 tot midden 2009. In deze
Postbus 2040
periode werd een pilot gestart met iMMix, het digitale video-
3000 CA Rotterdam
opslagsysteem van de omroepen. Hierin werd een twintig-
E-mail:
[email protected]
tal onderwijsvideo’s ingevoerd en beschreven, waarna Erasmus MC-medewerkers online met het systeem konden werken. Naast eigen materiaal kon ook omroepmateriaal worden bekeken en besteld. Na afloop vond evaluatie plaats met een groep van vijftien docenten en medewerkers. Ervaringen • De vraag naar videomateriaal voor medisch onderwijs is
126
groot, en bij docenten was veel interesse voor dit project.
D7.3 Etaleren van kwaliteit; inhoud of vorm?
oordelingen op het niveau van inhoud (leerbaarheid) als onderwijsproces te bevatten.
Luijk SJ van, VU Medisch Centrum Scheele F, St Lucas Andreas Ziekenhuis
Literatuur Brooks, M.A. Medical Education and the tyranny of com-
Probleemstelling
petency. Perspectives in Biology and Medicine, vol 52, nr
Het meten van kwaliteit van opleiden binnen de vervolgop-
1, 2009.
leiding staat momenteel in het centrum van de belangstel-
Smit V.T.H.B.M. Medische opleiding infantiliseert. Medisch
ling. Wat is kwaliteit van opleiden eigenlijk? Hoe laten we
Contact,17 feb 2009.
“kwaliteit van opleiden” zien? Kwaliteit is een breed begrip
Bouma J & Walters D. Dijsselbloem is maar een lijstje.
en wordt op verschillende wijzen gedefinieerd. Professio-
NRC 11 feb 2009.
nals focussen op inhoud waar anderen (ministerie, onderwijskundigen)focussen op vorm (uitkomsten van metin-
Trefwoorden: kwaliteitszorg, vervolgopleiding
gen). Deze verschillende invalshoeken kunnen spanning
Wijze van presentatie: paper
oproepen met name als kwaliteit gekoppeld wordt aan toewijzing van AIOS en dus toewijzing van financiële mid-
Correspondentie-adres
delen. Zien we hier een botsing tusssen paradigma’s van
Dr. S.J. van Luijk
verschillende belanghebbenden? Hoe dient de professio-
VU Medisch Centrum
nal te handelen in dit spanningsveld, wat zijn de kansen en
Van der Boechorststraat 7
waar zitten de bedreigingen?
1007 MB Amsterdam E-mail:
[email protected]
Methode Er vindt een analyse plaats van uitspraken over kwaliteit van opleiden in een aantal media (tijdschriften, kranten, notulen en verslagen van vergaderingen) gedaan door
D
diverse betrokkenen (professionals, onderwijskundigen, beleidsmakers). Deze analyse laat zien dat verschillende betrokkenen in dit debat een tegengesteld en soms heftig en emotioneel standpunt innemen in woord en geschrift. Een selectie van dergelijke uitspraken wordt in historisch (sociologisch) perspectief geplaatst. Resultaten Er is een verschil in opvatting tussen diegenen die zich de inhoud als leidend beschouwen voor kwaliteitsmeting en diegenen die zich primair richten op generieke procesmetingen van kwaliteit. Wanneer de procesmeting gaat domineren boven het laten zien van de inhoud van de opleiding knaagt dat aan de wortels van de opleidingsherziening doordat dit niet aansluit op het professionele waardenstelsel. Discussie
NVMO | Congresboek 2009
primair op de inhoud van de opleiding richten en daarmee
Professionals (opleiders, leden opleidingsteams, AIOS) realiseren zich dat procesindicatoren van aanvullend belang zijn ten opzichte van de inhoud van de opleiding. Inspanningen voor verbetering van opleiding dienen kwaliteitsbe-
127
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 536 | Sessie D8
Workshop Docentprofessionalisering D8.1 Docentprofessionalisering: bevorderende en belemmerende factoren
zelf op welke wijze in de communities wordt gewerkt. Eerst wordt bij de deelnemers geïnventariseerd wat men zelf doet aan docentprofessionalisering, en wat daarin belemmeren-
Lankveld Th van, Gercama A
de en bevorderende factoren zijn. Vervolgens wordt geïn-
VU Medisch Centrum
ventariseerd wat belemmerende en bevorderende factoren zijn voor professionalisering van docenten. De resultaten
Thema
van deze inventarisatie worden aangevuld met onderzoeks-
Docenten vormen de sleutel tot goed onderwijs. Investeren
resultaten en ervaringen met communities of practice van
in onderwijs betekent dus investeren in docenten. Knelpunt
docenten van het VUmc. Hierna volgt een discussie over de
is echter dat docenten niet staan te springen om didactische
voor- en nadelen van communities of practice (de valkuilen
cursussen. Professionaliseringsactiviteiten worden door
en de kansen) en wat dat betekent voor docentprofessiona-
sommigen beschouwd als alleen zinvol voor “minder ervaren
lisering. Afgesloten wordt met een korte opdracht over de
docenten”of voor docenten “met problemen”. De vraag is
implicaties voor de eigen organisatie.
dan ook hoe UMCs docenten enthousiast kunnen krijgen om te investeren en te blijven investeren in hun eigen (didacti-
Maximum aantal deelnemers 30
sche) deskundigheid en professionele ontwikkeling. Bij het VUmc Amsterdam is sinds een aantal jaren positieve ervaring
Literatuur:
opgedaan met docentprofessionalisering in de vorm van
Fluit CRMG et al. Professionalisering van opleiders: leren
communities of practice. Op regelmatige basis ontmoeten
opleiden met elkaar. Ned Tijdschr Med Onderwijs. 2008
docenten elkaar om thema’s en vragen te bespreken die hen
(27):288-295
bezighouden. Docenten nemen hieraan op relatief grote schaal deel, op vrijwillige basis. Wij hebben onderzoek ge-
Trefwoorden: docentprofessionalisering
daan onder zowel de docenten die niet deelnemen als de
Wijze van presentatie: workshop
docenten die wel deelnemen. Dit onderzoek geeft inzicht in factoren die docentprofessionalisering in de weg staan en
Correspondentie-adres
factoren die docentprofessionalisering bevorderen.
Drs. Th. van Lankveld Onderwijscentrum VU
Doel
De Boelelaan 1105
In deze workshop verkrijgen deelnemers inzicht in factoren
1081 HV Amsterdam
die docentprofessionalisering in de weg staan én in facto-
E-mail:
[email protected]
ren die docentprofessionalisering kunnen bevorderen. De deelnemers kunnen benoemen wat er voor nodig is om een professional in het medisch onderwijs te laten werken aan verbetering van de eigen kwaliteit. Ook kan de deelnemer benoemen wat de implicaties hiervan zijn voor de Congresboek 2009 | NVMO
eigen organisatie. Daarnaast hebben de deelnemers inzicht verkregen in de valkuilen en succesfactoren van communities of practice en hebben zij kennis gemaakt met de in deze communities gehanteerde werkwijze. Doelgroep Docenten, afdelingshoofden, medewerkers docentprofessionalisering, docentenopleiders, trainers. Opzet workshop Deze workshop is opgezet op een manier die vergelijkbaar is met de in de community of practice van het VUmc ge-
128
hanteerde werkwijze. Op die manier ervaart de deelnemer
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 537 | Sessie D9
Workshop werkgroep NVMO Diversiteit D9.1 Communicatie met patiënten uit andere culturen
Maximum aantal deelnemers: 15-20 Trefwoorden: communicatie, interculturele aspecten
Postma CT, Weel- Baumgarten E van, Jong L de
Wijze van presentatie: workshop
NVMO werkgroep diversiteit Correspondentie-adres
UMC St. Radboud
Dr. C.T. Postma Thema
UMC St Radboud
Culturele verschillen spelen een belangrijke rol in allerlei
Postbus 9100
arts-patiënt contacten. De impact hiervan wordt in onze
Afd Int Geneesk 463
huidige samenleving (met veel niet westerse allochtonen)
6500 HB Nijmegen
alleen maar groter door de sterk verschillende culturele
E-mail:
[email protected]
achtergrond van veel patiënten en artsen. Niet alle verschillen worden echter bepaald door de specifieke nationale achtergrond van de patiënten. Het zijn ook de meer algemene verschillen tussen artsen en patiënten die meespelen. Deze verschillen worden in belangrijke mate bepaald door de maatschappelijke en opleidings-achtergronden van arts en patient. Aan beide aspecten dient aandacht te worden besteed om een effectief contact tot stand te brengen. Daarnaast moet ook de epidemiologie van de ziektebeelden in verschillende culturen in een consult worden meegewogen. In het onderwijs in communicatie en consultvoering (C&C) in Nijmegen hebben wij deze elementen in oefensituaties met simulatiepatiënten nagebootst om de
D
geneeskunde studenten hiermee effectief te leren omgaan. Doel Relevante kennis en praktische ervaring opdoen met het onderwijs voor geneeskunde studenten waarin de consultvoering gericht op het effectief hanteren van interculturele verschillen tussen arts en patient centraal staat. Doelgroep municatievaardigheden en meer in het bijzonder de training van vaardigheden in de communicatie met interculturele aspecten. Opzet workshop Inleiding en oorsprong:
00-15 minuten
Opzet van de cursus:
15-30 minuten
Praktische Oefening met simulatiepatiënt 30-40 minuten Feedback op oefening
40-50 minuten
NVMO | Congresboek 2009
Een ieder die betrokken is bij praktische training van com-
Praktische Oefening met simulatiepatiënt 50-60 minuten Feedback op oefening
60-70 minuten
Samenvatting en afsluiting
70-75 minuten
129
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 557 | Sessie D10 Workshop werkgroep NVMO
Portfolio D10.1 De ‘ins and outs’ van effectief portfolio gebruik in vijf kwartier
fend voorbeeld. Het symposium wordt afgesloten met het gezamenlijk formuleren van bruikbare tips voor effectief portfolio gebruik.
Dekker H, UMC Groningen Driessen E, Universiteit Maastricht
Maximaal aantal deelnemers: 75 deelnemers
Braak E ter, UMC Utrecht Scheele F, St Lucas Andreas Ziekenhuis
Trefwoorden: portfolio
Vleuten C van der, Universiteit Maastricht
Wijze van presentatie: symposium
NVMO wekgroep portfolio Correspondentie-adres Thema
Drs. H. Dekker
Er is in Vlaanderen en Nederland al bijna 10 jaar ervaring in
UMC Groningen
verschillende fasen van het medisch opleidingscontinuüm
Sector F, onderwijsinstituut
met het gebruik van portfolio. Veel Geneeskunde studen-
A. Deusinglaan 1
ten maken al kennis met portfolio in het eerste studiejaar.
9713 AV Groningen
Ook tijdens de klinische fase worden co-assistenten vaak
E-mail:
[email protected]
begeleid op basis van een portfolio. Binnen de medisch specialistische vervolgopleidingen is het gebruik van portfolio’s zelfs al enkele jaren een verplichting. Naast deze groei aan ervaringen is ook het onderzoek naar effectief portfolio gebruik sterk toegenomen. We kunnen concluderen dat het gebruik van portfolio’s in medisch onderwijs niet meer in de kinderschoenen staat. Een aantal kernleden van de NVMO werkgroep portfolio geeft in dit symposium op basis van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en aan de hand van drie verschillende voorbeelden van portfolio gebruik een aantal aanbevelingen voor effectief portfolio gebruik. Doel Deelnemers in een kort tijdsbestek inzicht geven in de belangrijkste aspecten van succesvol portfolio gebruik. Doelgroep Dit symposium is bedoeld voor docenten, onderwijskundiCongresboek 2009 | NVMO
gen en beleidsmedewerkers die nog niet veel ervaring hebben met het implementeren van portfolio binnen hun opleiding en/of met het begeleiden van studenten met het portfolio. Opzet In de inleiding worden de belangrijkste onderzoeksuitkomsten op het gebied van effectief portfolio gebruik samengevat. Om deze uitkomsten te linken met de onderwijspraktijk komen drie verschillende praktijkvoorbeelden van portfolio gebruik in verschillende fasen van het medisch opleidingscontinuüm aan bod. Per praktijkvoorbeeld zal
130
ingegaan worden op wat we kunnen leren van desbetref-
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 558 | Sessie D11
Workshop Curriculumontwikkeling, integratie kennis D11.1 Het gebruik van schema’s om integratie van klinische en biomedische kennis te bevorderen
groepen krijgen de deelnemers een beeld van de doelen en leereffecten van de diverse schemaformats. Tevens zal worden bediscusieerd hoe deze voorbeeldschema’s kunnen worden aangepast om de doelen doeltreffender te
Vink CC, Broek PJ van den
kunnen bereiken. Tenslotte onderzoeken de deelnemers
LUMC
gebruiksmogelijkheden van de diverse soorten schema’s onder andere door aan de hand van een schema een
Thema
studie onderdeel te ordenen, een groep docenten te instru-
Thema
eren en door studenten zelf een schema te laten maken.
Het maken van schema’s is een manier om kennis expliciet te maken. In het onderwijs wordt er veelvuldig gebruik ge-
Maximaal aantal deelnemers: 18
maakt van schema’s en dikwijls met succes: de leerwinst lijkt hoger wanneer schema’s gebruikt worden1. Voor ge-
1
Research, 2006, 76 (3): 413-448.
dische kennis en klinische kennis aan elkaar te relateren2. Schema’s zouden daarbij kunnen helpen. Deze workshop
Nesbit JC, Adesope OO. Learning with concept and knowledge maps: a meta-analysis. Review of Educational
neeskundestudenten is het niet altijd makkelijk om biome2
Prince KJAH, Boshuizen HPA. From theory to practice in
richt zich op het gebruik van schema’s in het medisch on-
medical education. In: Boshuizen HPA, Bromme R,
derwijs als instrumenten om te communiceren over de
Gruber H (eds), Professional learning. Gaps and Transiti-
kennis (en dus ook over de onderlinge relaties tussen delen
ons on the Way from Novice to Expert. Dordrecht: Kluwer
van kennis) die nodig is voor het begrijpen van een klinisch
Academic Publishers 2004: 121-139.
probleem. Er zijn verschillende vormen van schematiseren mogelijk. In diverse domeinen van het onderwijs is de tech-
Trefwoorden: curriculumontwikkeling, integratie kennis
niek van ‘concept mapping’ bekend, een methode die be-
Wijze van presentatie: workshop
expliciet te maken. Maar ook conceptuele schema’s zoals
Correspondentie-adres
voorgesteld in de clinical presentation benadering, worden
Drs. C.C. Vink
in het medisch onderwijs gebruikt evenals beslisbomen.
Universiteit Leiden
D
doeld is om zoveel mogelijk kennis rond een onderwerp
Wassenaarseweg 62A, B2-29 Doel
2333 AL Leiden
Met deze workshop willen wij de deelnemers een beeld
E-mail:
[email protected]
geven van de waarde van diverse soorten schema’s voor het medisch onderwijs en de verschillende toepassingsmogelijkheden van deze schema’s. Tevens doen zij hands-
Doelgroep Deze workshop is bedoeld voor iedereen die medisch (theoretisch) onderwijs ontwikkelt of verzorgt. Ook studenten behoren tot de doelgroep van deze workshop. Opzet Na een korte inleiding over diverse soorten schema’s en de ervaringen die zijn opgedaan met het maken en gebruiken van deze soorten in het medisch onderwijs gaan de deel-
NVMO | Congresboek 2009
on ervaring op.
nemers aan de slag met een aantal voorbeelden van dergelijke schema’s. Aan de hand van opdrachten zoals het uitleggen van een casus met behulp van een schema en het bedenken van een opdracht voor het werken in kleine
131
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 559 | Sessie D12
Rondetafelsessie Internationalisering in basis- en vervolgopleiding (‘postgraduate’) opleidingen? D12.1 ‘Al doende leren’ ontrafelen Een studie naar werkplekleren in de medisch specialistische vervolgopleiding
tenland getraind is. Aspecten van internationalisering die binnen de vervolgopleidingen aan de orde kunnen worden gesteld zijn dezelfde als die hierboven genoemd zijn voor basisopleidingen. Daarnaast kan een stageperiode in het
Verbinnen R, Vrije Universiteit Brussel
buitenland gestimuleerd worden, bij voorkeur op basis van
Erve HJ van der, VU Medisch Centrum
uitwisseling om dreigend verlies van menskracht op de af-
Groenen H, KU Leuven
deling te compenseren. Er bestaan mogelijkheden om
Hack E, LUMC
subsidie te verwerven voor dergelijke uitwisselingen, zoals
Have GE ten, AMC/UvA
bijvoorbeeld uit het Lifelong Learning Programme van de
Hoogakker S, Erasmus MC
Europese Unie.
Huizenga JR, UMC Groningen Majoor G, MUMC+
Doelgroep
Philippé J, Universiteit Gent
Studenten in vervolgopleidingen zoals AIOS (in België aan-
Sivirsky M, UMC St Radboud
geduid als ASO), Nurse Practitioners, Advanced Nurses
Thoelen M, U Hasselt
etc., en hun opleiders. Bestuurders van beroepsverenigin-
Liempt K van, Universiteit Antwerpen
gen en beleidsmakers voor vervolgopleidingen.
Winter CP de, UMC Utrecht Opzet Thema
Het thema zal worden ingeleid en de hierboven reeds aan-
Internationalisering is een vaste component geworden van
gedragen veronderstellingen gepresenteerd (10’). Vervol-
basis-opleidingen. In de diverse curricula wordt aandacht
gens worden de deelnemers onderverdeeld in kleine groe-
besteed aan internationale aspecten (bijvoorbeeld inter-
pen die gevraagd worden meer antwoorden te genereren
culturele communicatie, effecten van globalisering op de
op de vier kernvragen (25’). Subgroepen presenteren hun
gezondheid(szorg), tropische ziekten en opleidingen sti-
ideeën plenair (30’) en tot slot zullen de uitkomsten van
muleren studenten om onderdelen van hun studie in het
deze rondetafelsessie worden samengevat (10’).
buitenland te volgen. Het is merkwaardig dat in de vervolgopleidingen internationalisering (voorlopig) geen on-
Maximum aantal deelnemers: 30
derdeel van het programma is. Er lijkt hier slechts sprake te zijn van vertraging.
Trefwoorden: internationalisering, vervolgopleiding Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Doel
Congresboek 2009 | NVMO
Deze rondetafelsessie beoogt te analyseren waarom inter-
Correspondentie-adres
nationalisering kennelijk niet van belang wordt geacht als
Dr. R. Verbinnen
element van de vervolgopleidingen(1). Vervolgens zal wor-
Vrije Universiteit Brussel
den besproken of het mogelijk is om internationalisering te
Laarbeeklaan 103
incorporeren in de vervolgopleidingen(2) en zo ja, hoe dat
1090 Brussel België
zou kunnen(3). Om mogelijke belemmeringen bij het inter-
E-mail:
[email protected]
nationaliseren van vervolgopleidingen weg te nemen of te reduceren zullen de mogelijkheden daartoe worden geïnventariseerd(4). Verondersteld wordt dat internationalisering nog geen ingang heeft gevonden in de vervolgopleidingen omdat de op te leiden artsen, verpleegkundigen, etc. als professionals vroeger verondersteld werden in een exclusief Nederlandse of Belgische setting te werken. Die situatie bestaat niet meer omdat de (patiënten-) populatie tegenwoordig voor ongeveer 13% uit niet-autochtonen bestaat. Bovendien wordt het al jaren als een voordeel
132
beschouwd als een professional ook enige tijd in het bui-
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Abdijzaal | Sessie D13
Rondetafelsessie NVMO werkgroep Praktisch medisch onderwijs, co-schappen D13.1 Co-schappen, een andere koers!?
nationaal en internationaal onderzoek over de coschappen en heeft de hand in tal van publicaties over onderzoek van
Verwijnen GM, Werkgroep PMO, FHML-UM
medisch onderwijs. Gerard Bos, internist in het Maastricht
Ridder JMM van de, Werkgroep PMO, ASz & UMCU
University Medical Centre (MUMC) en coördinator van de
Scherbier AJJA, Onderwijsinstituut, FHML-UM
Masterfase onderzoekt alternatieven voor het overige
Bos G, Onderwijsinstituut, FHML-UM
co-schappen programma in Maastricht.
NVMO werkgroep PMO Maximaal aantal deelnemers: 30 Thema De co-schappen spelen een essentiële rol in de opleiding
Trefwoord: praktisch medisch onderwijs, co-schappen
tot basisarts. Studenten ervaren het steevast als de meest
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
ingrijpende fase van hun studie. Vrijwel overal ter wereld volgen ze traditioneel een programma van rotaties langs de
Correspondentie-adres
verschillende medische deelspecialismen. Moeten ze alle
Drs. G.M. Verwijnen
specialismen passeren en de belangrijkste ziektebeelden
Universiteit Maastricht
gezien hebben of gaat het om meer generieke zaken zoals
Skillslab FHML
oefenen van anamnese en lichamelijk onderzoek, diagnos-
Postbus 616
tiek, zorg, en consultvoering? Wat is nu eigenlijk de kern
MD 6200 Maastricht
van het leren in deze opleidingsfase? Hoe kan dat het beste
E-mail:
[email protected]
gerealiseerd worden? Zijn we op de goede weg of moet er toch een andere koers ingezet worden? Dat zijn de hoofdvragen die we in deze rondetafelsessie bediscussiëren. Doel Het doel van deze bijeenkomst is om van elkaar te leren
D
over de inrichting van de coschappenfase. Deelnemers zullen worden uitgenodigd om een stelling te formuleren over de inrichting van de coschappen en eigen voorbeelden en ervaringen mee te nemen om ter plekke te delen en te bespreken. Doelgroep Medische opleiders en docenten, studenten, onderwijs-
Opzet Aan de hand van een inleiding over het Maastrichtse coschappen programma en gegevens uit onderzoek zal tijdens deze rondetafelsessie gediscussieerd worden over de koers die we met de coschappen kunnen varen. Aan de Faculty of Health, Medicine en Lifesciences van de Universiteit Maastricht (FHML-UM) wordt sinds enkele jaren geëxperimenteerd met een nieuw onderdeel in de coschappenfase: een afsluitend jaar met twee langdurige
NVMO | Congresboek 2009
kundigen en opleidingscoördinatoren
stages op één locatie, een zorgstage en een onderzoeksstage. Albert Scherpbier, wetenschappelijk directeur van het onderwijsinstituut van de FHML-UM, is één van de grondleggers van dit programma. Hij initieert en begeleidt
133
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 401 | Sessie D14
Workshop Kwaliteitszorg, onderwijsevaluaties D14.1 Adviestekst eerst maakt vragenlijst beter!
vragen in een vroeg stadium te toetsen op bruikbaarheid van de gegevens. Door vóór het uitzetten van een evaluatie te formuleren welk advies bij welke resultaten gegeven
Meeuwen AM van, Spierenburg EJ, Hovius I, Man R
kan worden, neemt de bruikbaarheid van de resultaten
de, Visser B
van onderwijsevaluaties toe.
Erasmus MC Maximum aantal deelnemers: 20 Thema Bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs wordt
Trefwoorden: kwaliteitszorg, onderwijsevaluaties
onder andere gebruik gemaakt van schriftelijke vragenlijs-
Wijze van presentatie: workshop
ten. De resultaten van de op deze vragenlijsten gebaseerde evaluaties vormen de basis voor de te ondernemen
Correspondentie-adres
verbeteracties. Het Erasmus MC koppelt in de rapporta-
Drs. A.M. van Meeuwen
ges van de onderwijsevaluaties sinds kort aan elke uitslag
Erasmus MC
een adviestekst. Er zijn drie verschillende adviezen: één
Postbus 2040
voor resultaten onder het gemiddelde, één voor resultaten
3000 CA Rotterdam
rond het gemiddelde en één voor resultaten boven het ge-
E-mail:
[email protected]
middelde. Het blijkt dat het opstellen van deze adviezen veel inzicht geeft in de bruikbaarheid van elke gestelde vraag. Door deze ervaring wordt bij de kwaliteitszorg gewerkt met een nieuwe methodiek voor het maken van evaluatievragen. Daarbij worden, na het opstellen van concept vragen, eerst de drie adviesteksten opgesteld. Bij vragen waar het formuleren van de adviesteksten problemen oplevert, wordt de vraag aangepast of verwijderd. Tot voor kort werden adviezen bij de evaluatierapportages geformuleerd ná het bekijken van de verzamelde gegevens. Het blijkt dat het veranderen van de volgorde van werken, eerst de adviezen formuleren en dan de vragenlijst definitief maken en uitzetten, leidt tot bruikbaardere resultaten. Doel Vergroten van de vaardigheid in het opstellen van vragenlijsten en daarmee de bruikbaarheid van de resultaten vergroten.
Congresboek 2009 | NVMO
Doelgroep Iedereen die betrokken is bij het opstellen van vragenlijsten ten behoeve van schriftelijke onderwijsevaluaties. Opzet workshop Deelnemers passen de methodiek toe waarbij concept vraagteksten definitief gemaakt worden na het opstellen van adviesteksten. Afwisselend wordt bestaand materiaal geanalyseerd en nieuw materiaal gemaakt. Er wordt gewerkt in groepen van ongeveer 4 personen met plenaire terugkoppeling. Opbrengst
134
Deelnemers krijgen een methode aangereikt om evaluatie-
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 403 | Sessie D15 Workshop
Voortgangstoets D15.1 Omgaan met ProF, het feedbacksysteem voor voortgangstoetsen
Doelgroep • Studieadviseurs • Onderwijskundigen
Donkers HHLM, Universiteit Maastricht
• Studenten geneeskunde
Timmermans I, Universiteit Maastricht
• Geïnteresseerden in voortgangstoetsing
Peperkamp R, Universiteit Maastricht Medema H, UMC Groningen
Opzet
Cohen-Schotanus J, UMC Groningen
• Inleiding (20 min)
Thoben, UMC St Radboud Wenink A, LUMC Muijtjens A, Universiteit Maastricht
toelichting op voortgangstoetsing en de feedback in ProF • Interactieve sessie (30 min) opzoeken van informatie interpreteren van grafieken
Thema In medische en andere opleidingen bestaat grote behoefte
sterkte-zwakte analyse • Discussie (25 min)
aan informatie die zicht biedt op de ontwikkeling van
inhoud feedback systeem
competenties. Die informatie kan gebruikt worden bij de
gebruikersgemak
reflectie van een student of een instelling omtrent de gerealiseerde en gewenste vorderingen in de competentieont-
Opbrengst
wikkeling. De bevindingen van die reflectie dienen als
• inzicht in de mogelijkheden van het ProF systeem
basis voor verbetering van het leergedrag van een
• inzicht in gebruik van ProF voor zelfanalyse en studieadvies
student, respectievelijk verbeteringen in het onderwijsprogramma van de instelling. Voor competentieontwikke-
Maximum aantal deelnemers: 25
ling in het kennisdomein levert voortgangstoetsing data waarin bovenstaande informatie besloten ligt. Om deze
Trefwoorden: toetsing, voortgangstoets, feedback
rijke bron ten volle te benutten moet de informatie echter
Wijze van presentatie: workshop
opgeleverd waarmee online feedback wordt gegeven op
Correspondentie-adres
de resultaten van de Voortgangstoets Geneeskunde zoals
Dr. H.H.L.M. Donkers
die in een aantal universiteiten (Groningen, Leiden, Nijme-
Universiteit Maastricht
gen en Maastricht, verenigd in de interfacultaire Voort-
Postbus 616
gangs Toets Geneeskunde (iVTG)) ieder kwartaal wordt
6200 MD Maastricht
afgenomen. Dit web-gebaseerde systeem stelt studenten,
E-mail:
[email protected]
D
optimaal toegankelijk zijn. Onlangs is het ProF systeem
studieadviseurs en de onderwijsorganisatie in staat de individuele voortgang in detail te bestuderen en af te zetten systeem toont zowel momentane toetsinformatie als longitudinale ontwikkeling van de student. Daarbij kan worden ingezoomd op detailscores voor deelonderwerpen. Het systeem berekent bovendien een (korte-termijn) prognose van de ontwikkeling van de student. Doel Het leren omgaan met het feedback systeem ten behoeve van zelfanalyse (sterkte-zwakte analyse) en studieadvies.
NVMO | Congresboek 2009
tegen de voortgang van een achtergrondpopulatie. Het
Een discussie over de bruikbaarheid van het systeem in de praktijk.
135
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 404 | Sessie D16 Workshop
Digitaal volgsysteem, professioneel gedrag D16.1 Het StudentVolgSysteem, een elektronisch leerplatform tijdens de opleiding
Doel Doel van de workshop is om deelnemers zowel vanuit studentperspectief als vanuit trainer/ docentperspectief te
Katwijk PA van, Keijzer A de
laten kennismaken met het nieuw ontworpen studentvolg-
Universiteit Twente
systeem.
Bij Technische Geneeskunde is een databeheersysteem
Doelgroep
ontworpen dat studenten, docenten en coördinatoren de
Congresdeelnemers met belangstelling voor het volgen van
mogelijkheid biedt om informatie die te maken heeft met
professioneel gedrag, portfolio, reflectie, stagebeheer e.d.
stages, verslagen, reflecties, bijzonderheden op een relatief eenvoudige wijze te beheren. Het systeem helpt coör-
Opzet workshop
dinatoren, docenten èn studenten om overzicht te houden
De workshop start met een plenaire presentatie over het
over de professionele ontwikkeling van de studenten tij-
studentvolgsysteem waarbij gemaakte keuzes worden
dens hun zesjarige studie. Twee doelen worden hiermee
toegelicht en het systeem wordt gedemonstreerd. In twee
gediend nl. A) het beheren en beheersen van informatie
subgroepen ervaren de deelnemers als gebruiker (als stu-
over stages zoals voorkeuren, indelingen, beoordelingen,
dent en als docent/coördinator) de werking van het sys-
overzichten e.d. en B) het volgen van de professionele
teem. Deelnemers worden daarbij van harte uitgenodigd
ontwikkeling van de student door alle reflecties, verslagen,
ervaringen met elkaar te delen en kritische kanttekeningen
gespreksnotities, beoordelingen e.d. overzichtelijk en be-
te plaatsen. De workshop wordt afgerond met een discus-
heerst toegankelijk te beheren. Het studentvolgsysteem
sie over de bruikbaarheid en potentie van het studentvolg-
biedt o.a. de mogelijkheid:
systeem in de eigen opleiding.
aan studenten om:
Maximum aantal deelnemers: 30
• hun voorkeuren voor stageplekken en bepaalde opdrachten weer te geven • verslagen in te leveren en lees-/beoordelingsrechten in
Trefwoorden: digitaal volgsysteem, professioneel gedrag Wijze van presentatie: workshop
te stellen • feedback en beoordelingen te lezen
Correspondentie-adres
• overzicht te hebben over hun eigen ontwikkeling
Drs. P.A. van Katwijk
aan docenten/begeleiders om:
Universiteit Twente
• opdrachten van studenten te beoordelen
Noordhorst 1.11
• de ontwikkeling van studenten te volgen
Postbus 217
bijzonderheden van/over de student te registreren aan coördinatoren om: • keuzemogelijkheden aan te bieden aan studenten Congresboek 2009 | NVMO
(stages, opdrachten) • indelingen te maken • overzichten te genereren aan externe (stage)begeleiders om: • informatie te vinden over stageregelingen e.d. • online beoordelingen in te vullen • overzicht te hebben/houden over stagiares aan de administratie om: • gegevens te verzamelen met oog op kwaliteitsbewaking e.d. • financiële zaken af te wikkelen
136
7500 AE Enschede E-mail:
[email protected]
Vrijdag 13 november, tussen 10.45-12.00 uur | Van Speykzaal | Sessie D17 Workshop
Fringe D17.1 Mindfulness Mindfulness is met een gestage opmars bezig. Is het de uitgelezen methode om het leven anders te leren leven dan in de maalstroom van de alledaagse hectiek? Biedt mindfulness haar beoefenaren een houvast in tijden van stress? Sinds de publicaties van Kabat-Zinn zijn mindfulness en de toepassing ervan op tal van terreinen in een stroomversnelling terechtgekomen. De aandachtgerichte training die zich met deze naam tooit, richt zich in het algemeen op het leren omgaan met stress, pijn, vermoeidheid, negatief denken en piekeren. Wanneer dat nu juist de aandachtspunten zijn waar de deelnemers aan het NVMO Congres 2009 in geïnteresseerd zijn, voor henzelf of anderen, dan levert deze fringe workshop hen wellicht aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling. Of wellicht is dit nu juist de uitgelezen weg voor kennismaking met een interessante en mogelijk nuttige trainingsvorm. Voor wie deze kans wil grijpen is deze workshop, die tweemaal zal worden aangeboden en zal worden geleid door een gekwalificeerd mindfulness-trainer, wellicht een mooie introductie. Benodigdheden: geen
NVMO | Congresboek 2009
D
Maximum aantal deelnemers: 25
137
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 522 | Sessie E1
Promovendi Virtual reality simulatie, simulatie patiënten E1.1 Virtual reality endovascular simulation: ready for training?
lijsten geëvalueerd te worden. Daarom moet steeds een docent tijdens de simulatortrainingssessies aanwezig te zijn om de nodige opbouwende kritiek te geven en fouten
Herzeele I van
te corrigeren. Het doel van simulatie training is niet om de opleiding op “echte” patiënten te vervangen maar om de
Door de toenemende complexiteit van endovasculaire in-
leercurve te verkorten en af te vlakken om zo het aantal
terventies, bezorgdheid omtrent patiëntveiligheid en de
medische fouten te verminderen. Verder onderzoek zal
verkorte opleidingsduur van artsen in opleiding, staat het
een opleidingscurriculum ontwikkelen gebaseerd op be-
huidige opleidingsmodel op de helling. Virtual reality simu-
kwaamheid met behulp van VR simulatie, de kosteneffec-
lator-training kan een uitweg bieden en werd uitvoerig be-
tiviteit ervan bestuderen en de overdraagbaarheid van de
studeerd in het proefschrift “Virtual reality endovascular
endovasculaire vaardigheden van de virtuele naar de ech-
simulation: ready for training?”. Kort samengevat theoreti-
te interventionele suite onderzoeken.
sche kennis moet steeds de praktische opleiding voorafgaan. Vervolgens kan simulator gebaseerde training art-
Trefwoorden: virtual reality simulatie
sen de nodige endovasculaire vaardigheden bijbrengen
Wijze van presentatie: promovendi lezing
voordat ze echte patiënten behandelen: aanleren en uitwisselen van endovasculaire materialen, oefenen van de
Correspondentie-adres
verschillende stappen en volgorde tijdens een ingewikkel-
I.Van Herzeele
de procedure. Aangezien de beoordelingsparameters van
Visserij 160/4
de simulator vrij rudimentair zijn, wordt gesuggereerd dat
9000 Gent, België
ook de kwaliteit van de prestatie aan de hand van score-
E-mail:
[email protected]
E1.2 Innovative use of simulated patients for educational purposes
om het gebruik van SP en echte patiënten in het onderwijs te kunnen optimaliseren. De onderzoeksvragen in het proefschrift waren:
Bokken L
1) Wat zijn de praktische implicaties van de vermeende voor- en nadelen van het gebruik van SP in het medisch
Simulatiepatiënten, gedefinieerd als “normale personen
onderwijs?
die getraind zijn symptomen van echte patiënten te pre-
2) Wat zijn de voor- en nadelen van SP ten opzichte van
senteren”, worden veel toegepast in het medisch onder-
echte patiënten en welk contact vinden studenten meer
wijs. Er zijn vele voordelen van simulatiepatiënten (SP) be-
leerzaam: met een echte patiënt of met een SP?
schreven. Bijvoorbeeld de mogelijkheid feedback te geven Congresboek 2009 | NVMO
aan studenten of de mogelijkheid de rol aan te passen aan
Trefwoorden: simulatie-patiënten
specifieke onderwijsdoelen. Bovendien kunnen mensen
Wijze van presentatie: promovendi lezing
van verschillende leeftijden, inclusief adolescenten, getraind worden als SP. Een nadeel van SP is dat ze nega-
Correspondentie-adres
tieve effecten kunnen ondervinden van het spelen van rol-
Dr. L. Bokken
len, bijvoorbeeld vermoeidheid. Verder is gesuggereerd
Lavendelstraat 16
dat SP nooit de contacten met echte patiënten kunnen
6542 KN Nijmegen
vervangen. Ondanks het omvangrijke onderzoek naar het
E-mail:
[email protected]
gebruik van SP, is er weinig onderzoek gedaan naar de praktische implicaties van de veronderstelde voor- en nadelen van het gebruik van SP. Ook is er weinig bekend over de additionele waarde van het gebruik van SP ten
138
opzichte van echte patiënten. Kennis hierover is essentieel
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 525 | Sessie E2
Rondetafelsessie werkgroep NVMO E-learning E2.1 E-learning in het medisch onderwijs
1. Gebruik van de portal medischonderwijs.nl • Wat is er te vinden, hoe vind ik wat ik nodig heb?
Doets M, Erasmus MC
• Hoe inpassen in het onderwijs?
Dankbaar MEW, Erasmus MC
• Discussie
Bloemendaal PM, LUMC
2. Virtuele patiëntenprogramma’s
Bos NR, AMC
• Welke leerdoelen kun je ermee realiseren?
Bruggen L van, UMC Utrecht
• Met welke scenario’s zijn ze in het onderwijs in het zetten?
Hols W, UMC Utrecht
• Discussie
Man A de, LUMC
3. Social Software (Wiki’s, Youtube, Fora)
Meurs G, UMC Groningen
• Wat is Social Software, voorbeelden
Plank L van der, UMC Utrecht
• Welke functie kan het hebben in het onderwijs en bij leren
Riedstra A, LUMC
op de werkplek?
Sijstermans R, AMC
• Discussie
Steenbeeke C, UMC Utrecht
4. Digitaal toetsen
Verstegen D, MUMC+
• Functies van formatief en summatief toetsen • Voordelen en valkuilen, ervaringen
In het medisch onderwijs zijn inmiddels veel verschillende
• Discussie
soorten toepassingen van e-learning in gebruik. Wie ontwikkelen deze programma’s en wie gebruiken ze? Welke
Trefwoorden: e-learning
ervaringen zijn er opgedaan met deze toepassingen? Hoe
Wijze van presentatie: rondetafelsessie Correspondentie-adres
hand van 4 subthema’s in gesprek gaan met de deelne-
M. Doets
mers over deze vragen. Elk subthema zal eerst kort wor-
Erasmus MC
den geïntroduceerd. Hierbij zullen we ook de ervaringen
OIG
betrekken die zijn opgedaan tijdens de recente studiereis
Postbus 2040
van de werkgroep naar medische faculteiten in Groot-
3000 CA Rotterdam
Brittannië (april ’09).
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
groep E-learning wil graag in een rondetafelsessie aan de
E
kan de inzet in het onderwijs worden bevorderd? De werk-
139
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Lamorazaal | Sessie E3
Rondetafelsessie Co-schappen, vaardigheden E3.1 Medisch-technische vaardigheden: een visie van de co-assistent op het onderwijs en de praktijk
Doelgroep Co-assistenten, docenten, opleiders, onderwijskundigen Maximum aantal deelnemers: 30-40
Lak NSM, Gerards MC, Wink C LOCA
Afstemming tussen het vaardigheidsonderwijs in de eerste vier studiejaren en de co-assistentschappen. Scherpbier
Thema
AJJA, Schaper N, Boumans M, Snellen-Balendong H,
Onderwijs en praktijk van medisch-technische vaardighe-
Bulletin Medisch Onderwijs 1995;14(3):102-6.
den rond de co-schappen, gebaseerd op een enquête door het LOCA in mei 2009.
Trefwoorden: co-schappen, vaardigheden Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Doel Een belangrijk deel van het werk als arts en zeker als AIOS
Correspondentie-adres
omvat de uitvoering van medisch technische vaardighe-
N.S.M. Lak
den, variërend van een infuus prikken tot het lege artis uit-
LOCA
voeren van lichamelijk onderzoek. Tijdens hun co-schap-
Adriaen van Ostadelaan 40bisA
pen worden co-assistenten geacht deze vaardigheden te
3583 AJ Utrecht
leren en uiteindelijk te beheersen. Tijdens haar zesweke-
E-mail:
[email protected]
lijkse vergaderingen met vertegenwoordigers van de coraden van alle medische faculteiten, hoort het LOCA wisselende signalen over de beheersing van medischtechnische vaardigheden onder co-assistenten. Daarom vraagt het LOCA zich af hoe het nu gesteld is met de medisch-technische vaardigheden onder co-assistenten, of dit verschilt per faculteit, en waar eventueel mogelijkheden tot verbetering liggen. Daarom besloot het LOCA te inventariseren hoe het gesteld is met dit onderwerp door middel van een landelijke enquête onder co-assistenten. De enquête werd verspreid en verzameld tijdens het LOCA congres in mei 2009, onder 800 co-assistenten van alle faculteiten. Het doel van het onderzoek is de knelpunten en verbeterpunten in kaart te brengen en mogelijke oplossingen te formuleren.
Congresboek 2009 | NVMO
Opzet Korte inleiding van het onderwerp door middel van enkele korte casussen en de resultaten van de enquête. Daarna een discussie rondom enkele stellingen, zoals: • ‘Vaardigheden worden het beste geleerd in de praktijk’. • ‘Het is onverantwoord dat patiënten door de co-assistent als proefkonijn worden gebruikt’. • ‘Tijdens de co-schappen moeten de artsen meer begeleiding bieden voor het leren van vaardigheden.’ • ‘Er is genoeg onderwijs in vaardigheden, maar de kwaliteit is te laag’
140
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 530 | Sessie E4 Rondetafelsessie
Portfolio, studentenplatform KNMG E4.1. Het portfolio vanuit het perspectief van de geneeskundestudent: Hoe werkt het (niet) in de praktijk?
Doel Inzicht krijgen in succesfactoren en risico’s van portfolio’s met verschillende kenmerken in diverse fasen van de studie. Aanknopingspunten zoeken voor verbetering.
Gaag WG van der, KNMG Studentenplatform Dorresteijn JAN, KNMG Studentenplatform
Doelgroep
Warris LT, KNMG Studentenplatform
Studenten geneeskunde, leden van de werkgroep port-
Braak EWMT ter, UMC Utrecht
folio van het NVMO, coördinatoren van portfolio’s in de basisopleiding geneeskunde, docenten en begeleiders
Thema
van de basiscurricula, overige geïnteresseerden.
De laatste jaren worden in toenemende mate portfolio’s geïntroduceerd in de basisopleidingen geneeskunde1,2.
Opzet
Het KNMG Studentenplatform onderzocht de mening van
Gedurende de eerste 15 minuten van deze sessie worden
studenten over deze portfolio’s middels een landelijke
de methoden en algemene resultaten van het enquêteon-
elektronische enquête. Er werden 10.504 geneeskunde-
derzoek gepresenteerd door bovengenoemde auteurs van
studenten benaderd, waarvan 2.460 de enquête retour-
het KNMG Studentenplatform. Hierover kunnen vragen
neerden. Van deze respondenten had 58% (1.437) erva-
worden gesteld. Vervolgens zal door één of twee portfolio-
ring met het gebruik van een portfolio. Aan hen werden
coördinatoren (die hiertoe van tevoren worden uitgeno-
vragen en stellingen voorgelegd over het laatst bijgehou-
digd) in 5 minuten worden toegelicht waarom hun portfolio
den portfolio: o.a. over het behaalde leerrendement, de
op bepaalde punten van de enquête beter scoorde dan
ervaren voordelen en of het portfolio voldeed aan in de
gemiddeld. Deze succeservaringen kunnen tot voorbeeld
literatuur beschreven ‘voorwaarden voor succesvol func-
dienen voor verbetering van portfolio’s op andere facultei-
tioneren’1, 1.
ten. Tenslotte zal er onder leiding van de laatste auteur worden gediscussieerd over enkele stellingen.
Meer dan de helft van de respondenten (62%) beoordeelde het leerrendement dat zij behaalden met hun portfolio
Maximum aantal deelnemer: geen
als onvoldoende (cijfer 5 of lager op een schaal van 1-10). Een derde (33%) gaf bovendien aan géén enkel voordeel
Literatuurverwijzingen:
behaald te hebben met hun portfolio. Dit wijst erop dat er
1.
munt, C.P.M. van der Vleuten. Conditions for successful
portfolio’s. Wij onderscheiden 12 typen portfolio’s die in
reflective use of portfolios in undergraduate medical education. Medical Education 2005;39:1230-1235 2.
E. Driessen, E.W.M.T. ter Braak, H. Dekker, F. Scheele,
sche fase en twee in de schakeljaarfase. Volgens de res-
J. van Tartwijk. Een Rijker beeld. Medisch Contact juli
pondenten is geen van deze 12 typen portfolio’s signifi-
2005;60(27/28):1172-1174.
cant beter of slechter dan de rest (op bais van het percentage respondenten dat ontevreden is over het be-
Trefwoorden: portfolio, studentenplatform KNMG
haalde leerrendement). De antwoorden op de stellingen
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
over de kenmerken en ervaren voordelen van portfolio’s doen echter vermoeden dat er toch belangrijke verschillen
Correspondentie-adres
bestaan tussen deze 12 typen portfolio’s. Het ene type
W.H. van der Gaag
leidt bijvoorbeeld volgens een groter percentage van de
Studentenplatform KNMG
respondenten tot inzicht in sterke en zwakke eigenschap-
Oostzeedijk 2a
pen, terwijl een ander type vaker aanleiding lijkt te vormen
3063 BB Rotterdam
voor bruikbare feedback. Ook illustreren de resultaten
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2009
de Nederlandse basisopleidingen geneeskunde tot nu toe zijn ingevoerd: vijf in de preklinische fase, vijf in de klini-
E
E.W. Driessen, J. van Tartwijk, K. Overeem, J.D. Ver-
nog veel ruimte is voor verbetering van de bestaande
door de studenten ervaren verschillen tussen portfolio’s in de preklinische, klinische en schakeljaarfase.
141
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5
Papers BaMa, vervolgopleiding E5.1 Beïnvloedt het bachelordiploma de keuze van geneeskundestudenten om hun studie te onderbreken.
Conclusie De keuze van studenten om hun studie te onderbreken wordt niet in de verwachte richting beïnvloed door het vooruitzicht van een bachelordiploma.
Broek WES van den, Muller BS, Dekker N, Cate ThJ ten, Bootsma AL
Discussie
UMC Utrecht
De meeste UU geneeskundestudenten die een bachelordiploma zullen krijgen, laten hun overweging om de studie
Probleemstelling
te onderbreken hier niet door beïnvloeden. De studenten
In het UMC Utrecht is in 2006 het Bachelor-Master systeem
die een jaar verder zijn in de studie en geen bachelordi-
ingevoerd. Dit is onder meer bedoeld om betere internatio-
ploma hebben, overwegen ongeveer even vaak (2008) of
nale aansluiting en flexibelere mogelijkheden voor de stu-
vaker (2009) een tijdelijke of definitieve stopzetting dan
denten te creëren (Bologna declaration)1. De effectiviteit en
degenen die dit diploma daadwerkelijk in ontvangst ne-
de toegevoegde waarde van dit systeem leidt echter tot
men. Een mogelijke verklaring voor de geringe invloed van
veel discussie2. Met de invoering van het Bachelor-Master
het bachelordiploma op carrièreoverwegingen kan zijn dat
systeem krijgen studenten na de afronding van het derde
studenten onvoldoende zicht hebben op de alternatieven
studiejaar een diploma. Eerder kregen de studenten aan de
na behalen van dit diploma. Herhalingsonderzoek over
UU geen tussentijds diploma. Het doctoraaldiploma en de
enkele jaren wordt aanbevolen.
artsenbul werden beide bij afronding van de studie verkregen.Onze vraagstelling is: Overwegen geneeskundestu-
Literatuur
denten die een bachelordiploma ontvangen eerder een on-
1
Joint declaration of the European Ministers of Education Convened in Bologna on the 19th of June 1999
derbreking of definitieve stopzetting van de studie? 2
Patricio M, Den Engelsen C, Tseng D, Ten Cate O. Imple-
Methode
mentation of the Bologna two-cycle system in medical
In 2008 werd bij tweedejaarsstudenten (CRU 2006) en der-
education: Where do we stand in 2007? - Results of an
dejaarsstudenten (CRU’99) met vragenlijstonderzoek na-
AMEE-MEDINE survey. Medical Teacher 2008; 30: 597-
gegaan of zij van plan waren hun studie tijdelijk of definitief
605
te onderbreken en of het bachelordiploma deze keuze beinvloedt. In 2009 zijn vergelijkbare vragenlijsten naar die-
Trefwoorden: BaMa geneeskunde
zelfde studentenpopulaties gestuurd, nu derdejaars res-
Wijze van presentatie: paper
pectievelijk vierdejaars studenten. De eerste studenten uit CRU 2006 ontvangen najaar 2009 een bachelordiploma.
Correspondentie-adres: W.E.S. van den Broek
Congresboek 2009 | NVMO
Resultaten
UMC Utrecht
Van de CRU 2006 studenten (N= 159 resp.156) gaf in
Faculteit Geneeskunde
2008 69,7% aan een tijdelijke onderbreking te overwe-
Alexander Numankade 69bis
gen, terwijl dit in 2009 vlak voor ontvangst van het ba-
3572 KV Utrecht
chelordiploma naar 52,5% was gedaald. Voor een defini-
E-mail:
[email protected]
tieve stop zijn deze percentages respectievelijk 14,2% en 9,7%. Het bachelordiploma vond 12,5% van de studenten in 2008 en 20,3% in 2009 zinvol bij het maken van deze keuze. Van de CRU’99 studenten (N= 104 resp.103) zonder bachelor diploma, gaf in 2008 67,3% en in 2009 69,9% aan een tijdelijke onderbreking te overwegen. Een definitieve stop werd in 2008 door 8,8% van de studenten overwogen, in 2009 door 14,6%. In dit cohort was dus juist een stijging te zien.
142
E5.2 Wie traint de Trainers van de Trainers? Deskundigheidsbevordering en teambuilding in de vorm van een Leergang voor aankomend docenten van ‘Train the Trainers’ cursussen
sten in 2 subgroepen. De (aankomend) trainers geven elkaar tevens feedback op hun optreden als (co-)trainer tijdens de cursussen. Tijdens de groepsbijeenkomsten verzorgen de deelnemers workshops voor elkaar waarin thema’s gericht op verdieping van kennis met betrekking tot de inhoud van de cursussen worden afgewisseld met
Braak EWMT ter, Cate ThJ ten
didactische thema’s. Tijdens de hele bijeenkomst wordt in
UMC Utrecht
een veilige context geoefend en geëxperimenteerd met werkvormen en trainingstechnieken. Thema’s die aan bod
Probleemstelling
komen zijn onder andere.: leren van volwassenen, leerstij-
Er is de laatste jaren een toenemende belangstelling voor
len, groepsdynamiek, trainen van vaardigheden, feedback
didactische scholing van opleiders en supervisoren van de
geven en ontvangen, rollenspellen. Hoewel de tijdsinveste-
Medische Vervolg Opleidingen (MVO). Een populaire vorm
ring niet voor alle deelnemers makkelijk te realiseren is, is
is groepsgewijze trainingen volgens het “Train the
de participatie voldoende. Wij verwachten een groep per-
Trainers”concept. In de OOR Utrecht bestaat het cursus
sonen bij elkaar te hebben gebracht die elkaar helpen zich
aanbod momenteel uit drie 2-daagse modules voor oplei-
verder te ontwikkelen als trainer, zodat wij de komende ja-
ders en één 1-daagse module voor supervisoren (met mo-
ren over een trainerscorps van voldoende omvang kunnen
gelijkheden tot inschrijven als team) en enkele workshops.
beschikken om aan de toenemende vraag naar cursussen
Vanwege de toenemende vraag voorzagen wij een tekort
van het type “Train the Trainers” te kunnen voldoen.
aan gekwalificeerde trainers. Wij startten daarom in juni 2008 met een Leergang met als doel ons trainerscorps uit
Discussie
te breiden, de kwaliteit van de trainingen te bevorderen en
Deelnemers aan “Train the Trainers”cursussen moeten
het bestaande cursusmateriaal ter beschikking te kunnen
kunnen rekenen op geschoolde docenten. Een Leergang
stellen aan gekwalificeerde trainers.
als deze draagt bij aan een trainerscorps van voldoende omvang dat kwalitatief volwaardige trainingen kan aanbie-
Opzet
den om aan de vraag te kunnen blijven voldoen.
Deelnemers werden geworven met een persoonlijke uitnoTrefwoorden: docentprofessionalisering, vervolgopleiding
kele personen met een onderwijskundige achtergrond uit
Wijze van presentatie: paper
E
diging, gericht aan een aantal medisch specialisten en ende OOR Utrecht, die belangstelling hadden getoond om zich te ontwikkelen als trainer. Ruim tweederde van hen
Correspondentie-adres
besloot na een individueel intakegesprek tot deelname.
Prof.dr. E.W.M.T. ter Braak Heidelberglaan 100
De deelnemers (4 vrouwen, 8 mannen) hebben een onder-
3584 CX Utrecht
wijskundige achtergrond of zijn medisch specialist (9, van
E-mail:
[email protected]
wie 5 opleiders). De Leergang bestaat uit een duaal traject met groepsbijeenkomsten naast leren in de trainingspraktijk, door binnen ons cursusaanbod op te treden als (aankomend) co-trainer, samen met een ervaren trainer. Tijdens de groepsbijeenkomsten staat het didactische principe “verdubbeling” (parallelliteit) centraal. De auteurs treden op als facilitators van de groepsbijeenkomsten en bij de voorbereiding. De deelnemers (inclusief de facilitators) leren in
NVMO | Congresboek 2009
UMC Utrecht Resultaten / ervaringen
belangrijke mate van elkaar. Er vindt veel onderlinge feedback plaats, zowel op de inhoud als op de proceskant van (a) de verzorgde sessies tijdens de 5 groepsbijeenkomsten en (b) de verzorgde trainingen. Er zijn intervisiebijeenkom-
143
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5 Papers | BaMa, vervolgopleiding
E5.3 De aansluiting tussen opleiding en beroeps-uitoefening van medisch specialisten (I) Het takenpakket van de medisch specialist
Resultaten Uit de enquêteresultaten van 94 respondenten bleek dat alle taken uit het voorlopig takenpakket in de praktijk voorkomen. Er werden geen nieuwe taken aangereikt. Er resulteert een takenpakket van 73 taken, geldend voor
Remmelts P, Bergs W van den, Pols J, Mooij JJA
beschouwend en snijdend specialismen. Door het grote
UMC Groningen
aantal patiëntgerichte taken sluit het takenpakket onvoldoende aan bij de beroepsuitoefening van de ondersteu-
Probleemstelling
nend medisch specialisten.
Vanuit de wens de medische beroepsuitoefening optimaal te laten aansluiten op vragen vanuit de samenleving vindt
Conclusie
momenteel een ingrijpende modernisering plaats van de
Het is mogelijk gebleken een takenpakket op te stellen
medische vervolgopleidingen. Aandacht voor competen-
dat voldoende globaal is, maar ook dekkend voor de ta-
ties, toetsing, kwaliteitszorg en een actieve rol van de aios
ken van beschouwend en snijdend specialismen. Aan de
als active learner kosten de nodige tijd en aandacht.
hand van dit takenpakket is het mogelijk -specialismeo-
Naast enthousiasme is er ook scepsis. Weegt het resul-
verstijgend- middels een nulmeting en longitudinaal ver-
taat op tegen alle inspanningen?
volgonderzoek na te gaan of de verdere modernisering
De verwachting is dat door de nieuwe opleidingen AIOS
van de medische vervolgopleidingen samengaat met een
beter zullen zijn voorbereid op hun toekomstige beroepsui-
betere voorbereiding van de aios op hun beroepsuitoefe-
toefening dan nu het geval is. Om deze vooronderstelling te
ning als medisch specialist.
kunnen onderzoeken en specialismen onderling te kunnen vergelijken, is het noodzakelijk te definiëren uit welke taken
Trefwoorden: takenpakket, vervolgopleiding
de beroepsuitoefening van medisch specialisten bestaat.
Wijze van presentatie: paper
Dit takenpakket dient zowel globaal te zijn (geldend voor alle 27 geregistreerd medisch specialismen) als compleet
Correspondentie-adres
(een takenpakket dat alle voor de beroepsuitoefening rele-
Drs. P. Remmelts
vante competentiegebieden dekt). De reeds door de we-
UMC Groningen
tenschappelijke verenigingen ontwikkelde opleidingsplan-
Hanzeplein 1
nen zijn voor dit doel, met name door hun gedetailleerdheid,
9700 RB Groningen
minder geschikt. De door veel specialismen geformuleerde
E-mail:
[email protected]
Entrustable Professional Activities zijn er te specialismespecifiek voor. Daarom hebben wij onderzoek gedaan naar een takenpakket van medisch specialisten dat wel aan bovenstaande eisen voldoet.
Congresboek 2009 | NVMO
Methode Uitgaand van het takenpakket van AIOS zoals ontwikkeld door Ydema (2004) is door middel van observatie, interviews en expertbeoordeling een voorlopig takenpakket opgesteld voor de medisch specialist.Theoretisch kader hierbij was het model brede vakbekwaamheid van Onstenk (1997). Het voorlopig takenpakket is voorgelegd aan medisch specialisten uit snijdende, beschouwende en ondersteunende disciplines. Hen werd middels een enquête gevraagd aan te geven in welke mate zij met de taken in hun beroepsuitoefening te maken hebben. Zij konden dit per taak aangeven op een vijfpuntsschaal (da-
144
gelijks-nooit). Ook konden zij aanvullingen geven op het voorgelegde takenpakket.
E5.4 Gestructureerde feedback: nog niet perfect maar al wel hoog gewaardeerd
te beoordelen competenties geen feedback gegeven. Er werd bij 19 van de feedbackformulieren ook feedback gegeven op 1 tot 3 niet verplicht gestelde competenties.
Veen JRA van der, Sleijfer DT, Gans ROB, Cohen-
Supervisoren weken vooral af van de structuur wanneer zij
Schotanus J, Slaets JPJ
niet waren getraind voor de betreffende onderwijsactiviteit.
UMC Groningen Discussie Probleemstelling
De waardering van de AIOS over gestructureerde feedback
Door een toenemende nadruk op competenties in de me-
is hoog. Kennelijk is het mogelijk om de CanMEDS struc-
disch specialistische vervolgopleidingen wordt er veel aan-
tuur te gebruiken voor het structureren van formatieve
dacht geschonken aan het ontwikkelen van leerdoelen en
feedback. Wij denken dat de volgende elementen hierbij
bijbehorende onderwijsactiviteiten. In de opleiding tot inter-
van belang zijn: de feedbackformulieren die sturend zijn en
nist dienen in elke onderwijsactiviteit steeds enkele, ver-
de supervisor van wie de vaardigheid om dergelijke feed-
schillende competenties te worden beoordeeld en van
back te geven verhoogd wordt door training. Een en ander
feedback voorzien. Voor het geven van feedback worden
zulen wij verder prospectief onderzoeken.
supervisoren getraind. Onduidelijk is nog hoe de nieuwe vorm van gestructureerd feedback geven door de AIOS
Trefwoorden: feedback aan AIOS, vervolgopleiding
gewaardeerd worden. Daarnaast is de vraag in hoeverre
Wijze van presentatie: paper
de supervisoren zich aan die structuur van feedback geven houden.
Correspondentie-adres Drs. J.R.A. van der Veen
Methode
UMC Groningen
AIOS ontvingen feedback naar aanleiding van een CAL/
Huispostcode AA41
referaat; een KPB-dienst, -overdracht en -consult en naar
Postbus 30.001
aanleiding van een voortgangsgesprek. De supervisor gaf
9700 RB GRONINGEN
deze feedback aan de hand van een feedbackformulier.
E-mail:
[email protected]
Hierop staan de competenties die verplicht moeten worden beoordeeld voorgedrukt. Dit formulier is verschillend
E
voor elke onderwijsactiviteit. Supervisoren waren alleen getraind in het geven van feedback met behulp van het feedbackformulier voor de CAL/referaat, het kpb consult en het voortgangsgesprek. Hierna wordt de feedback mondeling toegelicht. Vervolgens werd de AIOS gevraagd een evaluatieformulier in te vullen met betrekking tot de ontvangen ging; op welke competenties er feedback werd ontvangen en op welke niet en zij gaven hun waardering over de goede punten en de verbeterpunten met betrekking tot deze competenties op een schaal (1-5). Resultaten in totaal hebben 17 verschillende AIOS (90%) 48 evaluatieformulieren ingevuld. De feedback werd hoog gewaardeerd, zowel de goede punten (gemiddelde = 4.8) als de
NVMO | Congresboek 2009
feedback. Zij vulden in om welke onderwijsactiviteit het
verbeterpunten (gemiddelde = 4.5). Er werd altijd feedback gegeven met betrekking tot de goede punten, maar bij slechts driekwart met betrekking tot verbeterpunten. Bij 19 van de feedbackformulieren werd er op 3 van de verplicht
145
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Papers
Vervolgopleiding, burn-out, supervisie E6.1 Peroperatieve video-instructie verhoogt het rendement van laparoscopische opleiding van AIOS
leereffect zien. Er is in beide groepen een leercurve aantoonbaar waarbij de stijging in score hoger is in groep A (P< 0.05). De beoordelingen van de supervisor en de onafhankelijke beoordeling zijn niet significant verschillend.
Pierie JPEN, MC Leeuwarden
Groep A beoordeelt de peroperatieve instructievideo’s als
Det MJ van, UMC Groningen
zinnig (mean VAS: 85mm) en toepasbaar (mean VAS:
Lamme B, MC Leeuwarden
93mm) en de diepgang en de duur van de videofragmen-
Meijerink WHJM, VU Medisch Centrum
ten als goed. De beoordeling door groep B is niet signifi-
Hoff C, MC Leeuwarden
cant verschillend. Uit de oordelen van Groep A van de 7 stellingen blijkt dat de opleiding met de instructievideo’s
Inleiding
leuk is (mean 4.6), de AIOS actiever is tijdens de operaties
De manier waarop AIOS veilig en effectief een laparoscopi-
(mean 3.8), de operatie minder vaak wordt overgenomen
sche procedure kunnen aanleren is onduidelijk. De motori-
(mean 3.8), de instructievideo’s bijdragen aan het tempo
sche vaardigheden zijn goed aan te leren middels simula-
van leren (mean 4.6), een uniformere manier van opleiden
tiemodellen. Echter, voor het goed uitvoeren van een
bevorderen (mean 4.8) en vaker zouden mogen worden
procedure zijn ook procedurele vaardigheden essentieel.
toegepast (mean 4.2). Aan het nut van de trainingsvideo’s
Deze kunnen met behulp van peroperatieve instructie-
later in het leerproces wordt getwijfeld (mean 2.8). Groep
video’s worden aangeleerd, waarbij AIOS belangrijke
B oordeelde niet significant verschillend.
stappen meerdere malen kunnen zien en direct daarna uitvoeren. Hiermee zou het rendement van een opleidings-
Conclusie
operatie kunnen worden vergroot. In deze studie wordt het
Het vertonen van peroperatieve instructievideo’s tijdens
effect van deze peroperatieve video-instructie onderzocht.
een laparoscopische cholecystectomie wordt door AIOS beschouwd als een zinnige en uniforme manier van oplei-
Methoden
den die bijdraagt aan het verwerven van procedurele vaar-
Twaalf AIOS zonder laparoscopische ervaring ondergin-
digheden. Deze subjectieve resultaten worden onder-
gen een motorische vaardigheidstraining en -test op een
steund door objectieve scores, waarbij de leercurve steiler
simulator zodat hun startniveau gelijk was. Hierna volgde
is in groep A.
randomisatie in 2 groepen. In groep A voerden alle 6 AIOS 6 laparoscopische cholecystectomieën uit onder supervi-
Trefwoorden: didactische werkvorm, vaardigheidstraining,
sie van een ervaren chirurg met peroperatieve stapsge-
vervolgopleiding
wijze video-instructie. Groep B deed hetzelfde zonder vi-
Wijze van presentatie: paper
deo’s. Er werd een Objective Structured Assessment of
Congresboek 2009 | NVMO
Technical Skills (OSATS) afgenomen bij elke ingreep door
Correspondentie-adres
de supervisor en een onafhankelijke observator en alle
Dr. J.P.E.N. Pierie
procedures werden opgenomen op DVD. De prestaties
MC Leeuwarden
van de AIOS werden blind gescoord middels de Global
Henri Dunantweg 2
Assessment of Laparoscopic Skills (GOALS) methode
Postbus 888
door 2 onafhankelijke chirurgen. Na afloop van de 6 ingre-
8901BR Leeuwarden
pen zag ook groep B de instructievideo’s, waarna alle 12
E-mail:
[email protected]
AIOS hun mening gaven over de training middels een vragenlijst op een 100mm VAS. Verder werd het subjectieve oordeel over deze onderwijsmethode en de mate van overeenstemming tussen Groep A en B via 7 stellingen gescoord op een 5-punt Likert-schaal. De data werden geanalyseerd middels de Wilcoxon matched pairs signed ranks test en de Mann Whitney U test.
146
Resultaten De scores van de OSATS en GOALS laten een duidelijk
E6.2 Het meten van arbeidsgerelateerde oorzaken van burnout en bevlogenheid bij dierenartsen; Constructie van een op maat gemaakte vragenlijst
gens ondergebracht in het JD-R model. Voor de operationalisatie van de constructen is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande, gevalideerde schalen. Resultaten
Mastenbroek NJJM, Demerouti E, Jaarsma ADC,
Deze methodiek heeft geleid tot een vragenlijst met 26 con-
Beukelen P van
structen (incl. de constructen burnout en bevlogenheid) ge-
Universiteit Utrecht
operationaliseerd in 26 schalen met 156 items. Deze vragenlijst is uitgezet onder 1761 dierenartsen afgestudeerd
Probleemstelling
tussen 1999 en 2009. De resultaten van het kwantitatieve
In het diergeneeskundige beroepsveld is het afgelopen
onderzoek zullen later gerapporteerd worden.
decennium sprake van een hoge incidentie van arbeidsongeschiktheid. De overgang van de student naar de profes-
Conclusie
sionele beroepsuitoefening levert vaak problemen op. Dit
Het Job Demands–Resources model biedt de gelegen-
onderzoek is opgezet om duidelijkheid te krijgen omtrent
heid tot het maken van een beroepsspecifieke vragenlijst
de (beroeps)specifieke aspecten van werk en werkomge-
voor het meten van de achtergronden van burnout en be-
ving die een rol spelen in de werkbeleving van jonge prak-
vlogenheid. Dit is mogelijk door gebruik te maken van een
tiserende dierenartsen. Daarbij wordt ook gekeken welke
kwalitatieve fase in de constructie ervan. Voor andere be-
specifieke persoonlijke eigenschappen/vaardigheden hier-
roepsgroepen kan eenzelfde procedure doorlopen wor-
bij van invloed zijn. Omdat elk beroep zijn eigen specifieke
den, waardoor ook hier de mogelijkheid gecreëerd wordt
risicofactoren ten aanzien van de werkbeleving kent, is
tot maatwerk in de vragenlijst constructie.
een beroepsspecifieke vragenlijst wenselijk. In deze bijdrage wordt de procedure beschreven die bij de construc-
References
tie van de vragenlijst gevolgd is.
1
Demerouti, E., Nachreiner, F., Bakker, A. B., & Schaufeli, W. B. (2001). The job demands-resources model of
Methode
burnout. Journal of Applied Psychology, 86(3), 499-512.
Bij de constructie van de vragenlijst is gebruik gemaakt Trefwoorden: burnout/bevlogenheid, diergeneeskunde
centrale assumptie van het JD-R model is dat, alhoewel
Wijze van presentatie: paper
E
van het Job Demands–Resources (JD-R) model (1Een
van werkstress en bevlogenheid kent, deze factoren on-
Correspondentie-adres
dergebracht kunnen worden in drie brede categorieën,
Drs. N.J.J.M. Mastenbroek
namelijk job demands (b.v. werkdruk) en job resources
Universiteit Utrecht
(b.v. steun van collega’s) en personal resources (b.v. pro-
Postbus 80163
activiteit of optimisme). De procedure voor de constructie
3508 TD Utrecht
van de vragenlijst bestond uit 2 fasen. De eerste kwalita-
E-mail:
[email protected]
tieve fase bestond uit semigestructureerde interviews in 3 groepen met in totaal 13 dierenartsen, die afgestudeerd zijn tussen 1999 en 2009 en werken in diverse sectoren van het beroepsveld. Deze interviews bestonden uit open vragen over de positieve en negatieve aspecten van het werk en de werkomgeving, en over de persoonlijke vaardigheden/eigenschappen die de dierenarts helpen of juist belemmeren in de uitoefening van zijn beroep.
NVMO | Congresboek 2009
elk beroep zijn eigen specifieke risicofactoren ten aanzien
In de tweede fase is gebruik gemaakt van de literatuur, om de informatie uit de interviews te categoriseren in een aantal te onderscheiden constructen. Deze werden vervol-
147
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Papers | Vervolgopleiding, burn-out, supervisie
E6.3 Gebruik en profijt van niet-verplichte farmacotherapie e-learning oefeningen.
Conclusie De resultaten komen overeen met ons eerdere onderzoek: studenten, die e-learning (serieus) doen, presteren zoals
Dubois EA, LUMC
verwacht beter. E-learning lessen minder dan een dag voor
Franson KL, Centre for Human Drug Research
het tentamen doorlopen en daarbij slechts de modelantwoorden ophalen (scrollers), leidt tot cijfers, die vergelijk-
Studenten hebben baat bij het bestuderen van het vrijwillig
baar zijn met die van de serieuze gebruikers. Mogelijk wor-
aangeboden e-learning programma de TRC Pharmacology
den via “copy-paste” de modelantwoorden later bestudeerd.
Database aangaande kennis over geneesmiddelen, onafhankelijk van het type student1. De vraag is of studenten
Implicaties voor de praktijk
ook beter presteren als ze vrijwillige e-learning lessen met
Als studenten van deze onderzoeksresultaten op de hoog-
farmacotherapeutische oefeningen (behandelplannen op-
te waren, dan zouden waarschijnlijk meer studenten deze
stellen) inclusief feedback bestuderen. Hoeveel studenten
e-learning doen. Maar, hoe bereik je de studenten (niet-
maken gebruik van vrijwillige e-learning oefeningen en
gebruikers) met deze voor hen nuttige informatie? Verplicht
wanneer wordt dit gedaan? Scoren studenten die deze e-
stellen van de e-learning is een optie. Maar als je dat niet
learning doen beter op het tentamen?
wilt, hoe overtuig je ze dan?
Opzet
Literatuur:
In het 3dejaars blok Endocriene Stoornissen werden 4 vrij-
1
Franson KL, Dubois EA, de Kam ML, Cohen AF. 2008.
willige e-learning lessen aangeboden waarin de studenten
Measuring learning from the TRC pharmacology E-Learn-
konden oefenen met opstellen van behandelplannen vol-
ing program. Br J Clin Pharmacol. 66:1;135–141.
gens het 6 step model. De student werd stap-voor-stap door het behandelplan geleid, terwijl hij dat zelf opstelde en
Trefwoorden: e-learning, evaluatie, preklinisch onderwijs
feedback kreeg via modelantwoorden aan het eind. In het
geneeskunde
bloktentamen zat een open vraag waarbij een gelijksoortig
Wijze van presentatie: paper
behandelplan moest worden opgesteld. Alle activiteiten (tijd, datum, totale tijd, ingetypte tekst) binnen de lessen
Correspondentie-adres
van de studenten die het blok volgden werden gelogd. De
Dr. E.A. Dubois
score op de tentamenvraag en het eindcijfer en de verban-
LUMC
den met de gebruiksgegevens werden geanalyseerd.
Directoraat Onderwijs & Opleidingen Onderwijs Expertise Centrum
Resultaten
Postzone V7
Van de 284 studenten die tentamen deden hebben 163 de
Postbus 9600
e-learning niet gedaan (57%; de niet-gebruikers). 84 stu-
2300 RC Leiden
denten hebben de lessen doorlopen, maar niets ingetypt,
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2009 | NVMO
minder dan 1 minuut per les besteed ongeveer 1 dag voor het tentamen (30%, de scrollers). 37 studenten hebben de e-learning serieus gedaan: gemiddeld ruim 6 minuten besteed per les en ruim 500 karakters ingetypt ongeveer 2 dagen voor het tentamen (13%; de serieuze gebruikers). De laatstgenoemden halen een significant hogere score (6,65 ± 0,22) dan de niet-gebruikers (5,26 ± 0,31) op de tentamenvraag. Ook de scrollers (6,23 ± 0,16) scoren hoger dan de niet-gebruikers, maar niet significant. Het eindcijfer vertoont een analoog beeld. Uit regressie-analyse blijkt, hoe langer je studeert/hoe meer je typt, des te beter je score.
148
E6.4 Supervisie(begeleide intervisie) aan medisch specialisten in opleiding. Een leermethode die bij Huisartsengeneeskunde al jaren gebruikt wordt hoort ook thuis in het nieuwe opleiden van AIOS.
Een collega zodanig bevragen dat er een moment van echte reflectie ontstaat, vergt aandacht en tijd en in de beginfase zeker een actieve rol voor de supervisor. Belangrijke voorwaarde is dat veiligheid en vertrouwelijkheid gegarandeerd zijn. Bij supervisie gaat het er namelijk om dat een AIOS zich kwetsbaar moet kunnen tonen. Schaamte en
Vessies TFM, Wiering J
schuldgevoelens kunnen aan de oppervlakte komen maar
UMC Groningen
mogen uitdieping en werken aan leerdoelen niet belemmeren. De sfeer waarin de bijeenkomsten plaatsvinden zou
Wie in opleiding is tot medisch specialist heeft te maken
men kunnen omschrijven als “vrije ruimte” 2 .
met specifieke tegenstrijdigheden. Aan de ene kant moet een AIOS werken als zelfstandig professional en mee-
In 2007 is in het UMCG een pilot supervisie gestart op
draaien in een organisatie waar het werk nooit af is. Aan
vraag van de AIOS Gynaecologie & Obstetrie. Ondertus-
de andere kant ben je als AIOS afhankelijk en moet je
sen zijn er ook groepen fellows intensivisten gestart. De
verantwoording aan beoordelaars afleggen. Bovendien
effecten van deze pilot zijn bijzonder positief te noemen. Er
moet je ermee kunnen omgaan dat je de eigen werkagen-
is nu al belangstelling uit de vakgroepen heelkunde en de
da niet kunt bepalen, dat de continuïteit van patiënten-
anesthesiologie en de kindergeneeskunde om supervisie-
contacten beperkt is en dat je tegelijkertijd teamlid en
groepen te starten. Er zijn dan ook serieuze plannen om
“passant” bent. Daarnaast is er spanning tussen leren van
deze methode ziekenhuisbreed UMCG in te voeren.
je eigen werkervaring en werken in een organisatie waar je geen fouten mag maken. Dit alles in een levensfase
Referenties
waarin je privé volwassen en autonoom bent maar in het
1
Maslach C, Jackson SE, Leiter MP. Maslach Burnout Inventory Manual. Palo Alto, CA. Consult. Psychol. Press,
werk nog steeds opleideling.
3rd ed,1996. Om met deze tegenstrijdigheden te leren omgaan, lijkt supervisie bijzonder goed aan te slaan bij medisch specialis-
2
J.Kessels, E.Boers, P. Mostert, 2007. Vrije ruimte, filosoferen in organisatie, Boom, Amsterdam
dere onderwijsvormen niet in voorzien en voorziet in een
Trefwoorden: supervisie als onderwijsvorm, vervolgoplei-
behoefte. Dat blijkt uit de positieve reacties van de deel-
ding
nemers, uit hun vraag om de bijeenkomsten voort te zet-
Wijze van presentatie: paper
E
ten in opleiding. Het biedt hen mogelijkheden waar an-
ten en uit het feit dat andere (vak)groepen AIOS ook al een verzoek om supervisie te volgen hebben ingediend.
Correspondentie-adres UMC Groningen
kleine groepjes (3 à 4 deelnemers)met elkaar spreken over
Hanzeplein 1
concrete ervaringen in relatie tot zelf bepaalde leerdoelen.
9700 RB Groningen
Het gaat dan om ervaringen die de AIOS bezig houden of
E-mail:
[email protected]
geraakt hebben. De deelnemers staan samen stil bij deze ervaringen en stellen open vragen aan de inbrenger ervan. Deze benadering is een nieuwe ervaring voor de AIOS. Medisch specialisten zijn namelijk gewend aan het rap zoeken van oplossingen, denken in tempo en daarmee ook over eigen gevoelens heen te stappen. Het regelmatig analyseren van werkgerelateerde gevoelens helpt echter bij het
NVMO | Congresboek 2009
Drs. T.F.M. Vessies Uitgangspunt bij een supervisiebijeenkomst is dat AIOS in
voorkomen van burnout. Dit zijn onderzoeksuitkomsten van Maslach e.a. (1996) 1Tevens vonden zij dat burnout cijfers lager zijn onder mensen die actief uiting gaven aan gevoelens, deze gevoelens deelden en analyseerden.
149
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 533 | Sessie E7 Papers
Curriculumontwikkeling, didactische werkvormen, toetsing E7.1 De invloed van verticale integratie in het geneeskunde curriculum op de doorstroming naar de vervolgopleidingen
voor een specialisme. Verder vonden ze sneller na het afstuderen een opleidingsplaats en werden ze vaker hiervoor gevraagd. Tot slot voelden ze zich beter voorbereid op de praktijk. Op basis van deze resultaten kan worden gecon-
Wijnen-Meijer M, UMC Utrecht
cludeerd dat een verticaal geïntegreerd curriculum in de
Cate ThJ ten, UMC Utrecht
basisopleiding de doorstroming naar de specialistenoplei-
Schaaf M van der, Universiteit Utrecht / Onderwijs-
dingen positief kan beïnvloeden.
kunde Borleffs JCC, UMC Groningen
Discussie De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij de verwach-
Probleemstelling
tingen. Vervolgonderzoek is nodig om te bepalen welke
In de afgelopen jaren zijn veel curricula van de opleiding
onderdelen van het vernieuwde curriculum de gevonden
geneeskunde vernieuwd, zowel in Nederland als in het bui-
effecten veroorzaken. Ook is nuttig om te onderzoeken
tenland. Vaak gaat het om vernieuwingen in de richting van
hoe de alumni van de verschillende curricula functioneren
verticale integratie: integratie van basis- en klinische vak-
in de vervolgopleidingen.
ken en eerder in de opleiding contact met de klinische praktijk. In de laatste fase van deze vernieuwde opleidin-
Literatuur:
gen volgen studenten langere coschappen (minimaal 12
1
Cave J, Woolf K, Jones A, Dacre J. Easing the transition
weken), waarbij zij meer verantwoordelijkheid krijgen (als
from student to doctor: How can medical schools help
semi-arts). Een belangrijke reden voor deze verticale inte-
prepare their graduates for starting work? Medical Teacher (2009); January 13: 1-6
gratie, is het vergemakkelijken van de overgang van theoretisch naar klinisch onderwijs en van de basisopleiding
2
Watmough S, Garden A, Taylor D. Pre-registration house-
naar de vervolgopleidingen. In Nederland duurt het mo-
officers’ views on studying under a reformed medical cur-
menteel namelijk gemiddeld twee tot drie jaar voordat een
riculum in the UK. Medical Education (2006); 40: 893-899.
afgestudeerde basisarts start met een specialistenopleiding. Uit diverse onderzoeken blijkt dat vergelijkbare curri-
Trefwoord: curriculumontwikkeling
culumvernieuwingen in Groot-Brittanië ertoe leiden dat
Wijze van presentatie: paper
studenten zich beter voorbereid voelen op de beroepspraktijk, waardoor de overgang vergemakkelijkt wordt1,2 .
Correspondentie-adres:
Onze onderzoeksvraag is: heeft verticale integratie van het
Drs. M. Wijnen-Meijer
curriculum in de basisopleiding een positief effect op de
UMC Utrecht
doorstroming naar de medische vervolgopleidingen?
Postbus 85500 2508 GA Utrecht
Methode We hebben een vragenlijstonderzoek gedaan onder alumni Congresboek 2009 | NVMO
van zes Nederlandse geneeskunde opleidingen, die in 2000 zijn gestart met geneeskunde en voor april 2008 zijn afgestudeerd. De helft van deze opleidingen had een weinig verticaal geïntegreerd curriculum (Nijmegen, VU Amsterdamen Maastricht) en de andere helft een overwegend verticaal geïntegreerd curriculum (Utrecht, Leiden en Groningen). De resultaten zijn geanalyseerd met behulp van ²-tests en T-tests. Resultaten en conclusie We vonden een aantal belangrijke verschillen tussen de twee groepen afgestudeerden. De alumni die een overwe-
150
gend verticaal geïntegreerd curriculum hebben gevolgd, hebben vaker al voor het afstuderen een keuze gemaakt
E-mail:
[email protected]
E7.2 Begeleide zelfstudie: kweekvijver voor shoppers en gokkers
% van de eerstejaars, 95 % van de tweedejaars en 100% van de derdejaars studenten voerde zijn zelfstudieopdrachten tijdig uit en beantwoordde aan het ideale profiel.
Vandenreyt I, Maelstaf M, Vandersteen M, Topal H,
Dit betekent een significant verschil tussen de studenten
Lodeweyckx N
van het eerste en het derde jaar. De studenten uit het derde
Universiteit Hasselt
jaar vonden de leerinstructies tijdrovend en ontwikkelden in hun ogen een meer efficiënte leermethode. Enquêteresul-
Probleemstelling
taten toonden aan dat gokgedrag wijd verspreid is (tot 98
Begeleide zelfstudie in de vorm van opdrachtgestuurd
% in het derde jaar bij correctiefactor 0,5). Bij een correc-
onderwijs impliceert het volgen van concrete studiericht-
tiefactor van 1 gokte 50 % van de studenten in de drie ja-
lijnen om de leerdoelen te bereiken: het bijwonen van col-
ren. Bovendien gaf 31 % van de eerstejaarsstudenten en
leges, het uitvoeren van zelfstudieopdrachten, het oplos-
19 % van de hogerejaarsstudenten spiekgedrag toe.
sen van zelftoetsen en het krijgen van feedback in responsiecolleges. Uit evaluatiegesprekken en enquêtes
Conclusie
blijkt dat de studenten de aangeboden leeromgeving niet
Studenten geneeskunde volgen niet alle studierichtlijnen
optimaal gebruiken. Het strikt volgen van de leerinstructies
van het gehanteerde onderwijsmodel. Dit vormt echter
(ideale student) leidt tot een hoog leerrendement. In deze
geen belemmering voor de studievoortgang. Studenten
studie wordt nagegaan in welke mate de studenten de
shoppen uit de brede waaier van onderdelen van dit
leerinstructies volgen en hoe dit de examenstrategie en
onderwijsmodel en ontwikkelen zo hun unieke studie-
het slaagpercentage beïnvloedt.
methode die hen echter niet beloont met zekerheid op het examen. Vermindering van het gokgedrag is onderwerp
Methode
voor een volgende studie.
Aan 141 van de 200 bachelorstudenten geneeskunde werd een schriftelijke anonieme vragenlijst voorgelegd.
Trefwoord: begeleide zelfstudie, leerinstructies, gokgedrag
Tweeënvijftig meerkeuzevragen peilden naar hun aan-
examens
wezigheid in colleges, het verwerken van de leerstof, de
Wijze van presentatie: paper
voor het oplossen van de toetsvragen en activiteiten bui-
Correspondentie-adres
ten de studies. Het verwerken van de data verliep in 2
Dr. I Vandenreyt
stappen. De onderwijskundigen selecteerden 31 vragen
Universiteit Hasselt
die het profiel van de ideale student beschrijven. Vervol-
Agoralaan gebouw D
gens werden alle antwoorden op die 31 vragen vergeleken
B-3590 Diepenbeek België
met het ideale profiel. Vergelijkingen tussen de 3 jaren on-
E-mail: ingrid.vandenreyt@uhasselt,be
E
leeractiviteiten ter voorbereiding van toetsen, hun strategie
derling en tussen meisjes en jongens werden eveneens VA- en chi-kwadraat, significantieniveau van 0,05. Resultaten De gemiddelde puntenscore was 19,26 op 31. De puntenscores verschilden niet significant tussen de 3 bachelorjaren. De verschillen tussen meisjes en jongens waren minimaal behalve in het tweede jaar. Het slaagpercentage was constant in de 3 jaren (95 %). Hoewel de totaalscore hetzelfde leek, bracht analyse op itemniveau verschillen
NVMO | Congresboek 2009
gemaakt. De statistische analyses gebeurden met ANO-
aan het licht. In het eerste jaar beantwoordde 90 % van de studenten aan het ideale profiel wat het volgen van colleges en werkzittingen betreft. In het derde jaar was dit geslonken tot 71 %, een significant verschil. Negenentachtig
151
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 533 | Sessie E7 Papers | Curriculumontwikkeling, didactische werkvormen, toetsing
E7.3 Studentenoordelen over de werkgroepbegeleiding door docenten
(7 van de 24) uitgesloten en is opnieuw de correlatie tussen de gemiddelde aspectscores en de rapportcijfers berekend (N=29). Deze correlatie is middels een Z-test vergele-
Ainsworth LR, Bootsma AL, Wijnen-Meijer M
ken met de correlatie behorend bij vraag 1.
UMC Utrecht Resultaten en conclusie Probleemstelling
1. De waardering voor de begeleiding (r = 0,34; p<0,05)
Dit onderzoek is een vervolgonderzoek op Ainsworth e.a
correleert laag met het rapportcijfer. Er bestaat geen sig-
(2007). In het UMC Utrecht krijgen studenten geneeskunde
nificant verschil met de mate van samenhang tussen het
na elk blok een evaluatieformulier waarop zij op een vijf-
begeleidingsaspect en het rapportcijfer voor 07-08.
puntsschaal o.a. een waardering kunnen geven voor de
2. De waardering voor de begeleiding in blokken met
begeleiding van werkgroeponderwijs. Daarnaast wordt
longitudinale begeleiding (r = 0,44; p<0,05) correleert
studenten gevraagd om aan elk blok een ‘overall’ oordeel
iets hoger met het rapportcijfer. Deze correlatie verschilt
te geven meteen rapportcijfer (1-10). Ainsworth e.a. con-
echter niet significant van de correlatie r = 0,34. De
stateerden destijds dat het overall rapportcijfer nauwelijks
mate van correlatie wordt niet beïnvloed door het uit-
bleek samen te hangen met de waardering voor de bege-
sluiten van blokken waarin geen gebruik wordt gemaakt
leiding (r = 0,39; p<0,01). Vanaf collegejaar 2007-2008 zijn
van longitudinale begeleiding.
de evaluatievragen over de begeleiding veranderd, zowel in formulering als in aantal (van vier naar twee). Tevens is
Discussie
vastgesteld dat bij sommige blokken geen gebruik wordt
De verandering van de vragen over begeleiding vanaf 07-
gemaakt van longitudinale begeleiding, wat betekent dat
08 heeft geen invloed op de samenhang met het rapport-
elke werkgroep door een andere inhoudsdeskundige do-
cijfer. In vervolg op Ainsworth e.a. (2007) is die samenhang
cent wordt begeleid. Het argument van blokcoördinatoren
nog steeds gering. De conclusie blijft daarmee van kracht
is dat docenten door hun inhoudsdeskundigheid betere
dat het rapportcijfer niet gebruikt kan worden als indicator
begeleiding kunnen geven. Studenten zouden deze vorm
voor de kwaliteit van docenten. Verder concluderen wij dat
van begeleiding meer waarderen en daardoor wellicht ook
inhoudsdeskundige begeleiding nauwelijks samenhangt
het blok overall meer waarderen.
met de overall waardering voor een blok.
Wij zijn nu nagegaan:
Literatuur
1. wat de samenhang is tussen het rapportcijfer en het be-
Ainsworth, L.R., Custers, E.J.F.M., Bootsma, A.L., Borleffs,
geleidingsaspect sinds 07-08 en of die samenhang ver-
J.C.C. & Rademakers, J.J.D.JM. (2007) Studentenoorde-
schilt van de correlatie van voor 07-08; en
len over het onderwijs; Samenhang tussen verschillende
2. of het uitsluiten van de blokken waarin geen gebruik gemaakt wordt van longitudinale begeleiding invloed heeft
aspecten van onderwijsevaluaties (p. 239). Programmaboek NVMO. Amsterdam: Bohn Stafleu van Loghum.
op de mate van de correlatie na 07-08. Congresboek 2009 | NVMO
Trefwoorden: onderwijsevaluaties Methode delen (acht 1e-, zes 2e-, zeven 3e-, en drie 4e-jaarsblokken)
Correspondentie-adres
in twee collegejaren (2007-2008 en 2008-2009) (totale
Drs. L.R. Ainsworth
N=43) voor het aspect begeleiding een gemiddelde score
UMC Utrecht, dOO
berekend. Tussen deze gemiddelde aspectscores en de
Postbus 85500
rapportcijfers is de correlatie (Pearson’s r) berekend. Deze
3508 GA Utrecht
correlatie is middels een Z-test vergeleken met de correla-
E-mail:
[email protected]
tie die berekend was in Ainsworth e.a (2007). Voor de beantwoording van vraag 2 zijn in dezelfde twee
152
Wijze van presentatie: paper
Voor de beantwoording van vraag 1 is van 24 studieonder-
collegejaren de blokken zonder longitudinale begeleiding
E7.4 Discrepantie tussen docentbeoordelingen en zelfbeoordeling van presentaties door studenten in relatie tot het oordeel van een communicatiedeskundige
De overeenstemming tussen zelfbeoordeling door de student en het referent oordeel (Cohen’s kappa=0,312; p=0,005) is groter dan die tussen student en het consensus oordeel van de docenten (Cohen’s kappa=0,121; p=0,294). Blijkbaar komen de docenten op andere gron-
Hoor-Suykerbuyk MEG ter, Wolters MJ, Koster AS
den tot hun uitslag dan student en referent. Uit vergelijking
Universiteit Utrecht
van de consensus met de referentbeoordelingen blijkt dat docenten beduidend meer vals-positieve dan vals-negatieve uitslagen geven.
Probleemstelling Binnen de bacheloropleiding Farmacie houden de studenten in verschillende cursussen een presentatie, waarbij ze
Discussie
steeds door twee docenten uit het betreffende team be-
Grootschaliger analyse is nodig om te corrigeren voor
oordeeld worden. Het is onduidelijk in hoeverre dit bij-
eventuele bias ten gevolge van persoonlijke betrokkenheid
draagt aan een uniforme beoordeling van de student, het-
van docenten en onervarenheid in het beoordelen bij stu-
geen wenselijk is om hetzelfde academische niveau te
denten.
bereiken voor het hele studenten-cohort. Conclusies Opzet en methode
Er wordt te mild beoordeeld door de docenten in vergelij-
In maart 2008 zijn 75 presentaties, uitgevoerd door 1e-
king met de communicatiedeskundige. Aangezien het stu-
jaars studenten in de cursussen ‘Intercellulaire communi-
dentenoordeel dichter bij de referent ligt dan bij de docen-
catie’ en ‘Ligand-receptor binding’, beoordeeld op een
ten zelf, is dit een reden om in de toekomst aandacht te
4-punts schaal. Het beoordelingsformulier onderscheidt
besteden aan verdere scholing van docenten ten aanzien
hierbij 8 communicatie-kenmerken, die uiteindelijk resulte-
van het beoordelen van presentaties en aan communicatie
ren in een onvoldoende (O) of voldoende (V) eindoordeel.
naar de studenten over hun beoordeling.
Zowel de interbeoordelaars correlatie als de zelfbeoordeling door studenten zijn onder de loep genomen. Als refe-
Trefwoorden: beoordelen presentaties, toetsing
rentie werd bij alle presentaties een communicatiedocent
Wijze van presentatie: paper
als onafhankelijke beoordelaar ingezet (Referent). Analy-
E
Correspondentie-adres
ses zijn uitgevoerd met SPSS versie 13.
Dr. M.E.G. ten Hoor-Suykerbuyk Resultaten
Universiteit Utrecht
De interbeoordelingscorrelatie voor de docenten is statis-
Sorbonnelaan 16
tisch significant (Cohen’s kappa=0,572; p<0,001). Beide
3508 TB Utrecht
docenten zijn samen tot een consensus uitslag gekomen.
E-mail:
[email protected]
de studenten en dat van de referent. De relatie tussen deze uitslagen wordt in onderstaande kruistabel weergegeven. Student
Consensus
oordeel
oordeel
O
V
O
V
Referent
O
17
17
20
14
oordeel
V
8
33
4
37
Consensus
O
10
14
oordeel
V
15
36
NVMO | Congresboek 2009
Dit consensus oordeel is vervolgens vergeleken met dat van
153
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 536 | Sessie E8
Workshop Communicatie E8.1 Hoe kunnen we studenten, coassistenten en AIOS leren ‘sorry’ te zeggen?
Correspondentie-adres Dr. L.C. Aukes UMC Groningen
Aukes LC, Cohen-Schotanus J, Borleffs JCC
A. Deusinglaan 1
UMC Groningen
9713 AV Groningen E-mail:
[email protected]
Thema Een professionele arts wordt geacht bereid en in staat te zijn om excuses aan te bieden als daar aanleiding toe is. Dat heeft doorgaans een positief effect op de relatie met de patiënt en de samenwerkingsrelaties. De praktijk laat echter zien dat artsen soms moeite hebben om een welgemeend ‘sorry’ te zeggen tegen patiënten of collega’s wanneer dingen anders zijn gelopen dan de bedoeling was, bij onprofessioneel gedrag of gemaakte fouten. Hetzelfde geldt voor docenten of supervisors tegenover studenten, coassistenten en AIOS. Tot nu toe wordt er in het onderwijs en de opleidingen weinig aandacht besteed om ‘sorry’ te leren zeggen. Doel De workshop geeft de deelnemers gelegenheid te ervaren wat het voor hen zelf betekent om in moeilijke situaties excuses aan te bieden resp. te ontvangen; wat daarbij mogelijke belemmeringen zijn; en wat de mogelijkheden voor onderwijs en training zijn. Doelgroep Stafleden die betrokken zijn bij het medisch onderwijs en medische opleidingen. Opzet workshop Introductie op het thema, theorie, uitwisseling van persoonlijke ervaring in subgroepen. Plenair: oefeningen, analyse met behulp van observatieschema, bespreken van Congresboek 2009 | NVMO
154
toepassingen in de onderwijssetting. Maximum aantal deelnemers. 20 personen. Trefwoorden: communicatie Wijze van presentatie: workshop
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 537 | Sessie E9 Workhop
Rollenspelen E9.1 Weer zin in het rollenspel!! (Met de successpiraal werken rollenspellen wel)
Maximaal aantal deelnemers: 15 Literatuur
Bekker ME, Vos J
De Galan, K. (2008).Rollenspelen met effect. Interne publi-
Vrije Universiteit
catie van De Galan, School voor Training.
Doel
Trefwoorden: rollenspel
Het verkennen van belemmeringen welke kunnen optreden
Wijze van presentatie: workshop
wanneer deelnemers (bijvoorbeeld geneeskunde studenten) meedoen aan een rollenspel/praktijksimulatie en deze
Correspondentie-adres
belemmeringen vervolgens omzetten in succeservaringen.
Drs. M.E. Bekker
Dit vergroot de meerwaarde van het gebruik van rollenspel-
Vrije Universiteit
len als werkvorm binnen geneeskunde onderwijs.
Van der Boechorststraat 9 1081 BT Amsterdam
Doelgroep
E-mail:
[email protected]
Docenten die gebruik maken van rollenspellen/praktijksimuklaties binnen het geneeskunde onderwijs. In de workshop wordt aan de hand van casuïstiek geoefend met het geven van feedback aan deelnemers aan een rollenspel. Aan het eind van de workshop kunnen de deelnemers een rollenspel/praktijksimulatie gerichter en succesvoller inzetten en begeleiden. Omschrijving In de opleiding Geneeskunde worden veel geneeskundige handelingen, maar ook gespreksvaardigheden, getraind met behulp van een rollenspel of praktijksimulatie. Binnen rollenspelen kunnen studenten veilig experimenteren met
E
nieuw gedrag en daar vervolgens feedback op ontvangen. Deze werkvorm is hier zeer geschikt voor, maar is ook zeer complex. U let namelijk niet alleen op het individu en de groep, maar kijkt tevens naar inhoud en procedure van de aan te leren vaardigheid. Ook kan er weerstand tegen het meedoen aan een rollenspel zijn. Vaak ligt hier een gevoel werkvorm is dus uitdagend en intiem voor een groep maar ook voor u als docent. Wanneer deelnemers het gevoel hebben dat zij teveel negatieve feedback krijgen en dus “falen” kan het succes bij de deelnemers en het plezier in deze werkvorm snel afnemen. Deelnemers kunnen dit ook ervaren bij teveel “tips”. Een rollenspel begeleiden is moelijk en vraagt goede vaardigheden van een docent. In deze workshop krijgt u handreikingen om deze werkvorm succesvoller te laten verlopen. U krijgt uitleg over de
NVMO | Congresboek 2009
van onveiligheid aan ten grondslag. Een rollenspel als
zogenaamde successpiraal binnen rollenspelen aan de hand van oefeningen. Tevens ervaart u enkele effectieve werkvormen binnen rollenspelen die spelers kunnen uitdagen tot het aanleren van effectief, nieuw gedrag.
155
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 557 | Sessie E10
Rondetafelsessie Opleidingsfonds, vervolgopleiding E10.1 Opleidingsfonds en ‘productieonafhankelijk opleiden’
Doelgroep Allen die professioneel betrokken zijn bij de medische vervolgopleidingen. Zowel AIOS, opleiders, supervisoren, on-
Meininger AK, UMC Groningen
derwijskundigen als ook andere stakeholders, zoals beleid-
Sluiter HE, Deventer Ziekenhuis
smakers en managers, zijn welkom.
Blok S de, Top Executive Care Opzet Thema
Aan de hand van enkele werkopdrachten gaan de deelne-
De bekostiging via het Opleidingsfonds is ontwikkeld om
mers actief aan de slag. Opbrengst is het krijgen van meer
marktverstorende effecten voor opleidingsinstellingen weg
inzicht in het functioneren van het Opleidingsfonds en de
te nemen. Het is niet de bedoeling dat een ziekenhuis met
gevolgen voor de bedrijfsvoering in de kliniek.
gesubsidieerde AIOS in een gunstiger positie komt ten opzichte van instellingen die niet opleiden. Het opleidings-
Maximum aantal deelnemers 25-30
fonds is volgens VWS niet bedoeld om (tijdelijke of langdurige) reguliere zorgproductie van een instelling of maatschap
Trefwoorden: opleidingsfonds, vervolgopleiding
te vervullen. Daarvoor moeten maatregelen worden geno-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
men in de bedrijfsvoering. De minister gaat ervan uit dat opleiden van specialisten in de bedrijfsvoering geen finan-
Correspondentie-adres
ciële winst of verlies oplevert. De tijd dat AIOS een bijna
Drs. A.K. Meininger
gratis productiemiddel zijn en tevens de invulling verzorg-
UMC Groningen
den bij onregelmatigheid is daarmee voorbij. Het opleiden
Wenckebach Instituut
van medisch specialisten is een ‘vak’ op zich dat tijd en
Hanzeplein 1
aandacht kost. AIOS moeten zich laten beoordelen en ver-
9700 RB Groningen
plichte cursussen volgen, een portfolio bijhouden en reflec-
E-mail:
[email protected]
teren op hun eigen functioneren. Ze zijn dus meer tijd kwijt aan hun opleiding. En daardoor minder beschikbaar voor de patiëntenzorg dan voorheen. Of de routinematige zorg dan meer op het bordje van de specialist terecht komt, is een dilemma, want tegelijk moeten specialisten meer tijd steken in het opleiden van de AIOS. Om uit deze impasse te geraken is het opleidingsfonds een uitweg en een oplossing. Hiermede wordt het geven van opleiding gecompenseerd door de gederfde inkomsten van de specialist in productietijd en staat daar tegenover een strak geregeld aantal verplichtingen die naar de assistenten toe gerealiseerd Congresboek 2009 | NVMO
moeten worden. We zullen meer zicht moeten krijgen op de relatie tussen kwaliteitsverbetering van het opleiden en de zorg voor de patiënt, die beide meetbaar moeten kunnen worden. Doel Doel van de rondetafelsessie is samen met alle deelnemers zicht te krijgen op de vraag in hoeverre de uitgangspunten van het Opleidingsfonds stand kunnen houden en welke bijdrage uit het Opleidingsfonds nodig is om de vereiste kwaliteit van de vernieuwde medische vervolgopleidingen te kunnen leveren.
156
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 558 | Sessie E11
Workshop Didactische werkvorm, simulatie E11.1 imulatie wordt gemeengoed op mijn afdeling
Doelgroep Opleiders van co-assistenten en artsen al of niet in opleiding tot specialist, managers die skillslaboratoria in bedrijf
Scheele F, VU Medisch Centrum
houden en anderen die klinisch werkplekleren vorm geven.
Schijven MP, UMC Utrecht Opzet Doel
Plenair
Opleiders en leerhuismanagers worden geconfronteerd
• Inleiding probleem en vorm workshop
met een groot aantal mogelijkheden op het gebied van
• Inventarisatie van strategische en praktische problemen
medisch simulatieonderwijs. Bijvoorbeeld het gebruik van
bij het invoeren en consolideren van werkplekleren.
endotrainers voor het buiten de patiënt oefenen op lapa-
Daarbij gebruiken we de praktijkervaring van de deelne-
roscopische vaardigheden is het laatste jaar door de inspectie van de gezondheidszorg tot norm verheven.
mers. • Bepalen van een top 5 van problemen
Voordien waren reanimatietrainingen voor volwassen en neonaten tot op zekere hoogte ingeburgerd. Bij de verlos-
Deelgroepjes in aktie
kundige opleidingen is het bevalfantoom een oude be-
• Vijf deelgroepjes formuleren tips en trucs. Per groepje
kende. Er is momenteel veel innovatie op het terrein van
voor 1 van de 5 problemen.
simulatie. Bevalfantomen en reanimatiepoppen worden
Plenair
steeds levensechter. Gebruik van virtual reality en serious
• De 5 problemen worden plenair besproken. Elk separaat
gaming zijn van deze tijd. Het nut van meerdere mogelijk-
probleem door een afgevaardigde uit een ander deel-
heden staat buiten discussie. De vorm waarin simulatie gebruikt moet worden binnen opleidingsprogramma’s is een belangrijk nieuw terrein van onderzoek en vanuit de militaire leeromgeving is al belangrijke informatie voor
groepje • De werkgroepleider koppelt de oplossingen aan eigentijdse literatuur over verandering. • Inventarisatie ‘take home messages’
handen. De werkelijkheid van alle dag toont dat er heel wat nodig is om simulatie gemeengoed te maken op een
Maximum aantal deelnemers: 30
klinische afdeling. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat reflecTrefwoorden: didactische werkvorm, simulatie
hun leercurves en zich zoveel mogelijk voorbereiden in de
Wijze van presentatie: workshop
E
tieve professionals patiënten willen beschermen tegen
Onderzoek laat echter zien dat reanimaties vaak in de
Correspondentie-adres
praktijk geleerd worden zonder degelijke voorbereiding.
Prof.dr. F. Scheele
Verloskundige fantooms komen te weinig uit de kast.
VU Medisch Centrum / SLAZ
Laparoscopische trainers verzamelen stof ondanks alle
Jan Tooropstraat 164
goede voornemens. Er blijkt toch een drempel te bestaan
1061 AE Amsterdam
om simulatie op allerlei terreinen te gaan gebruiken. Waar-
E-mail:
[email protected]
om is dat zo? Welke manieren zijn er om toch tot inburgering van simulatie te komen? Er zijn vele tips en trucs uit te wisselen die het invoeren en consolideren van simulatie bij werkplekleren succesvol kunnen maken. Dat gaan we in deze workshop doen! Doel Delen van tips en trucs voor het invoeren en consolideren
NVMO | Congresboek 2009
simulatieomgeving alvorens behandelrelaties aan te gaan.
van simulatieonderwijs op de werkplek. Aansluiting vinden bij eigentijdse veranderkundige literatuur.
157
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 559 | Sessie E12 Workshop
Supervisie, professionaliteit E12.1 Op de bestemming via een omleiding. Methodieken voor reflectie op professionaliteit
nen tijdens de workshop kiezen uit twee methodieken en met een daarvan nader kennis maken. Maximum aantal: 30 personen
Jagt EJ van der Universiteit Utrecht
Trefwoorden: supervisie, professionaliteit Wijze van presentatie: workshop
Thema NHG supervisoren/-coaches gebruiken diverse metho-
Correspondentie-adres
dieken in hun begeleidingskundige werk, dat zowel
Drs. E.J. van der Jagt
plaatsvindt binnen de vervolgopleiding tot huisarts of tot
Universiteit Utrecht
medisch specialist als in de nascholing van deze be-
Mercatorlaan 1200
roepsbeoefenaren. De opleiding en nascholing van huis-
3582BL Utrecht
artsen speelt op het gebied van de taakgebieden profes-
E-mail:
[email protected]
sionaliteit, arts-patiënt communicatie en samenwerking vooralsnog een voortrekkersrol. Supervisie en begeleide intervisie heeft een vaste plaats in het reflectieonderwijs van de huisartsopleiding, en jaarlijks nemen zo’n vijf- tot zeshonderd praktiserende artsen deel aan een traject (groeps)supervisie, coaching, loopbaanbegeleiding of teamcoaching. De NHG supervisoren/coaches putten uit een breed scala van begeleidingskundige methodieken. Behalve de traditionele werkwijze als het werken met de leercirkel en verbatimbesprekingen maken zij gebruik van diverse methodieken uit de Transactionele Analyse, Voice Dialogue, Biografisch werken, Oplossingsgericht werken, het werken met logische niveaus (Bateson), systeemgericht werken of de narratieve benadering. Tussen de bijeenkomsten in wordt gewerkt met schrijfopdrachten, oefenopdrachten en uitzoekopdrachten. Doel Deelnemers hebben inzicht in de methodieken die kunnen worden gebruikt in supervisie en coaching in de opleiding en nascholing van artsen. Zij maken uitgebreider kennis Congresboek 2009 | NVMO
met een van deze methodieken door te ervaren hoe de werkwijze is, en tot welk resultaat dit leidt. Doelgroep Docenten, trainers, supervisoren, coaches en managers die betrokken zijn bij de opleiding en nascholing van artsen. Opzet De verschillende methodieken die in supervisie/coaching kunnen worden gebruikt worden toegelicht; de deelnemers doen ervaring op met een van de methodieken en bediscussiëren de mogelijkheden en beperkingen en de
158
relevantie voor het reflectieonderwijs. De deelnemers kun-
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Abdijzaal | Sessie E13
Rondetafelsessie werkgroep NVMO Vervolgopleiding E13.1 Waarmee kunnen we U van dienst zijn?
we een brainstorm houden waarbij we proberen zoveel mogelijk ideeën en wensen met betrekking tot de werkgroep te inventariseren.
Mulder H, UMC Utrecht Luijk SJ van, VU Medisch Centrum
Maximum aantal deelnemers: 50
Thema
Trefwoorden: vervolgopleiding
Thema van deze sessie is: de NVMO-werkgroep medi-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
sche vervolgopleidingen. Deze werkgroep, die formeel sinds 2008 bestaat maar nog nauwelijks actief is ge-
Correspondentie-adres
weest, is ontstaan uit de BBOV (Begeleidingsgroep Be-
Dr. S.J. van Luijk
schrijving Opleidingsplannen Vervolgopleidingen). In deze
VU Medisch Centrum
groep, die de wetenschappelijke verenigingen heeft be-
Van der Boechorststraat 7
geleid bij het schrijven van de herziene opleidingsplannen,
1007 MB Amsterdam
is veel expertise gebundeld. Die expertise ligt op het ter-
E-mail:
[email protected]
rein van onderwijskundige inzichten rond de vervolgopleidingen, de algemene competenties, verandermanagement en kennis van de diversiteit aan opleidingsculturen en opleidingsplannen. De ex-BBOV-ers willen deze expertise graag op een structurele manier delen en vergroten door uitwisseling met anderen die bij de medische vervolgopleidingen zijn betrokken. Daarvoor is de vorm van een NVMO-werkgroep gekozen. Doel Doel van deze sessie is om bij alle bij de medische vervolgopleidingen betrokkenen na te gaan wat een dergelijke landelijke werkgroep kan bijdragen aan de reeds be-
E
staande regionale of landelijke initiatieven. Met andere woorden: welke behoeften bestaan er in het veld (opleiders, AIOS, onderwijskundigen, beleidsmakers, managers leerhuizen, ...) waarop door de werkgroep kan worden ingespeeld? Het is de bedoeling de sessie te gebruiken om op hoofdlijnen de doelen van de werkgroep gedacht en wil haar ideeën graag toetsen en aanvullen met input van anderen. Daarnaast zal worden geïnventariseerd wie belangstelling heeft om actief in de werkgroep te gaan participeren. Doelgroep Iedereen die zich professioneel bezighoudt met de medische vervolgopleidingen en wil meedenken over de toegevoegde waarde, doelen en activiteiten van de werk-
NVMO | Congresboek 2009
vast te stellen. Een kleine kerngroep heeft hierover al na-
groep is welkom bij deze sessie: opleiders, supervisoren, AIOS, onderwijskundigen en anderen. Opzet Aan de hand van een aantal vragen en/of stellingen zullen
159
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 401 | Sessie E14
Workshop Docentenprofessionalisering E14.1 Naar effectievere docent/ opleidersprofessionalisering
Correspondentie-adres Drs. B.J.A. de Leede LUMC
Leede BJA de, Min-Leliveld MJ
Ligusterbes 16
LUMC
2318 AM Leiden E-mail:
[email protected]
Thema Medische docenten hebben vaak maar beperkt de tijd om zich te professionaliseren in het geven van onderwijs. Dit omdat men naast het onderwijs ook druk bezig is met patiëntenzorg en onderzoek. Het is daarom erg belangrijk dat de gevolgde docentprofessionalisering niet alleen effectief maar ook efficiënt is. Docentprofessionalisering heeft niet altijd het gewenste effect. Een van de redenen is dat de opzet vaak een eenmalige cursus of workshop is waarbij follow-up ontbreekt. Essentieel bij effectieve professionalisering is het daadwerkelijk integreren van opgedane kennis en vaardigheden in de dagelijkse (onderwijs) praktijk. Uit onderzoek zijn een dertigtal kenmerken bekend die een effectieve docentprofessionalisering bevorderen. In deze workshop zullen de deelnemers met behulp van deze kenmerken de vormgeving van hun onderwijs gaan beoordelen op effectiviteit. Doel Bekend raken met kenmerken van effectieve en efficiënte docentprofessionalisering en toepassing ervan in de eigen onderwijspraktijk. Doelgroep Iedereen die opleider docent is, betrokken is bij docentprofessionalisering of hier belangstelling voor heeft. Opzet workshop In een korte introductie worden de kenmerken van effecCongresboek 2009 | NVMO
tieve docentprofessionalisering geillustreerd aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Vervolgens zal in groepjes het eigen onderwijs met de kenmerken geanalyseerd worden. Ook zal er worden gekeken hoe er op het gebied van effectiviteit en efficiëntie wellicht nog winst te behalen is. Na deze interactieve workshop zullen deelnemers op een andere manier hebben leren kijken naar de opzet van effectieve docentprofessionalisering voor de eigen praktijk. Trefwoorden: docentprofessionalisering Wijze van presentatie: workshop
160
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 403 | Sessie E15 Workshop
Gender, onderwijs rond pijn E15.1 Gender en pijn: voorstellen voor implementatie in het medisch onderwijs
Correspondentie-adres Drs. C.R.M.G Fluit UMC St Radboud
Fluit CRMG, Lagro-Janssen A
306 KOMO
UMC St Radboud
Postbus 9101 6500 HB Nijmegen
Thema
E-mail:
[email protected]
Pijn is een multifactorieel fenomeen. Er zijn sekse en gender verschillen oa in pijnperceptie, omgaan met pijn en reacties op pijnmedicatie. Pijnbeheersing en verlichten van pijn is een belangrijke taak van de arts, daarom ook dat inzicht in deze man-vrouw verschillen kan bijdragen aan een betere benadering en behandeling van pijn. Doel Na deze workshop zijn de deelnemers in staat om sekse en genderverschillen bij pijn te benoemen en hebben ze handvatten aangereikt gekregen om deze kennis en inzichten in een onderwijsprogramma toe te passen. Doelgroep Docenten die binnen het medisch onderwijs betrokken (zullen) zijn bij het geven en/of ontwikkelen van onderwijs op het gebied van pijn en/of genderverschillen. Opzet workshop Aan de hand van een videofragment worden sekse en genderverschillen besproken en wordt dieper ingegaan
E
op de wijze hoe deze thematiek creatief in het onderwijs kan worden geïmplementeerd. Hierbij krijgen deelnemers opdrachten die worden uitgewerkt en gepresenteerd. Na afloop van de workshop hebben deelnemers concrete suggesties om het onderwijs over gender en pijn in de
Maximum aantal deelnemers 25 Trefwoorden: gender, curriculumontwikkeling Wijze van presentatie: workshop
NVMO | Congresboek 2009
eigen setting verder vorm te geven en/of uit te voeren.
161
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 404 | Sessie E16 Workshop
Samenwerken, team training E16.1 Simulatietraining voor onderwijs in Team Resource Management
Maximum aantal deelnemers:20 Trefwoorden: samenwerken, team training
Schutte SE, Bos A van den, Starre C van der, Houmes RJ
Wijze van presentatie: workshop
Erasmus MC-Sophia Correspondentie-adres Thema
S.E. Schutte
Artsen en verpleegkundigen maken in de klinische zorg
Erasmus MC-Sophia
dikwijls deel uit van een team dat zorg verleent aan patiën-
Postbus 2060
ten. De manier waarop een team efficiënt en goed kan
3000 CB Rotterdam
werken, wordt bepaald door de wijze waarop de mogelijk-
E-mail:
[email protected]
heden binnen het team gemanaged worden. Elk team heeft hiervoor zijn geschreven en ongeschreven regels. Vanuit de luchtvaart en bij spoedeisende hulpverleningsteams is bekend dat een team met goed Team Resource Management (TRM) minder incidenten heeft en dikwijls efficiënter kan werken. Een goed TRM bestaat naast het beheersen van (specifieke) technische vaardigheden, ook uit niet-technische vaardigheden als communicatie, attitude en een goede taakverdeling binnen een team. Voor het trainen van de niet-technische vaardigheden kan teamtraining door simulatie een goede mogelijkheid zijn omdat daarbij daadwerkelijk in teams gewerkt wordt. Het Sophia Simulatie Training Team (SSTT) heeft de afgelopen jaren ervaring opgedaan bij het implementeren van simulatie training als onderdeel van het TRM beleid op de afdeling Intensive Care Kinderen van het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Gecombineerd met formatieve feedback lijkt simulatie onderwijs met scenario’s een goed trainingsmiddel om TRM te trainen. Doel Na de workshop hebben deelnemers inzicht in wat TRM inhoudt en wat de rol van simulatietraining bij het aanleren en trainen hiervan kan zijn. Deelnemers zullen de mogelijkCongresboek 2009 | NVMO
heid hebben om in groepen een scenario te ontwerpen. Doelgroep Ieder met interesse voor TRM training en het daarvoor gebruiken van simulatietraining Opzet workshop Begonnen wordt met een korte interactieve inleiding over wat TRM inhoudt en hoe simulatietraining hiervoor gebruikt kan worden. Daarna wordt aan de hand van aangereikte gegevens in groepen een scenario uitgewerkt. Afsluitend vindt een korte presentatie en discussie plaats
162
van de ontworpen scenario’s.
Vrijdag 13 november, tussen 13.15-14.30 uur | Van Speykzaal | Sessie E17 Workshop
Fringe E17.1 Mindfulness Mindfulness is met een gestage opmars bezig. Is het de uitgelezen methode om het leven anders te leren leven dan in de maalstroom van de alledaagse hectiek? Biedt mindfulness haar beoefenaren een houvast in tijden van stress? Sinds de publicaties van Kabat-Zinn zijn mindfulness en de toepassing ervan op tal van terreinen in een stroomversnelling terechtgekomen. De aandachtgerichte training die zich met deze naam tooit, richt zich in het algemeen op het leren omgaan met stress, pijn, vermoeidheid, negatief denken en piekeren. Wanneer dat nu juist de aandachtspunten zijn waar de deelnemers aan het NVMO Congres 2009 in geïnteresseerd zijn, voor henzelf of anderen, dan levert deze fringe workshop hen wellicht aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling. Of wellicht is dit nu juist de uitgelezen weg voor kennismaking met een interessante en mogelijk nuttige trainingsvorm. Voor wie deze kans wil grijpen is deze workshop, die tweemaal zal worden aangeboden en zal worden geleid door een gekwalificeerd mindfulness-trainer, wellicht een mooie introductie. Benodigdheden: geen
NVMO | Congresboek 2009
E
Maximum aantal deelnemers: 25
163
Overzicht presentaties Plenaire lezingen Amitai Ziv Simulation-Based Education as a Cultural Change Vehicle in Healthcare Quality and Safety Education
12
Karl Dittrich Kwaliteitszorg in medisch onderwijs
13
Brian Hodges Cracks and crevices in the discourse of globalization in medical education
13
Laan R. Het nieuwe Raamplan voor de artsenopleiding 2009
13
Sessie A A1 A1.1
Huisartsenopleiding | Papers Artsen in opleiding tijdens het eerste jaar van de huisartsopleiding;
14
kennis en competentieontwikkeling en problemen/uitval A1.2
erschillen tussen mannelijke en vrouwelijke aios huisartsgeneeskunde in scores op de kennistoets
15
A1.3
Wat vinden patiënten van een co-assistent in de huisartsenpraktijk? Een literatuurstudie
16
A1.4
Mag ik U iets vragen?, interviews met ‘nonresponders’
17
A2
Taal, leergedrag, reflectie | Papers
A2.1
Medisch Academisch Engels
18
A2.2
Een taaltoets voor eerstejaars geneeskunde studenten: motieven en resultaten ‘Ik hoop dat u begrippen
19
hiervoor heeft, want ik ben niet iemand die officieus is’ A2.3
Meten van het leereffect tijdens het kernblok Algemene Pathofysiologie met behulp van een drievoudige
20
interimtest: Verschil in leergedrag tussen bachelorstudenten A2.4
Beïnvloedende factoren bij het beoordelen van reflectie in onderwijs en onderzoek
A3
Portfolio | Symposium
21
A3.1
Transparant in opleiden en visiteren
A4
Internationalisering, evaluatie, EBM, studierendement | Wetenschappelijke papers
A3.1
Culturele invloeden op innovatie van medische curricula
24
Cursusevaluaties op basis van ‘predicties’ in plaats van opinies:
25
A3.2
23
minder respondenten nodig voor vergelijkbare uitkomsten A3.3
Barrières van aios bij het toepassen van evidence based medicine in de dagelijkse praktijk:
26
een systematisch literatuuroverzicht A3.4
Relatie tussen zelfstudie, nevenactiviteiten met behaalde studiepunten
A5
Co-schappen | Posters
A5.1
Bevorderen van veilig en doelmatig werken met een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS):
27 28
mogelijkheden voor effectieve scholingsinterventies Congresboek 2009 | NVMO
164
A5.2
De rol van video-assisted real-time simulation (VARS) bij het aanleren van de systematisch
29
opvang van het ernstig zieke kind A5.3
Percepties en haalbaarheid van online case-discussies tussen studenten geneeskunde op stage:
30
een pilootproject A5.4
Beoordeling van co-assistenten in de kliniek
A6
Curriculumontwikkeling | Posters
A6.1
Hoe bewaakt de Physician Assistant opleiding in Rotterdam het masterniveau?
32
A6.2
Beter van Check naar Act.Een methodiek voor het structureel sluiten van de Deming-cyclus
33
Leidt het rekening houden met de meningen van de studenten over vroege kleinschalige
34
A6.3
31
patiëntcontacten tot (nog) meer tevredenheid? A6.4
Naar een valide masterproef voor de artsopleiding
A7
E-learning | Posters
A7.1
Uitkomsten van de longitudinale beoordeling van competenties tijdens de klinische fase
35 36
A7.2
Inventarisatie van het portfoliogebruik in de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
37
aan de Universiteit Gent. A8
Didactische werkvorm, kleine groepen | Workshop
A8.1
Didactische werkvormen voor het stimuleren en motiveren van leren in kleine groepen
A9
Competenties, samenwerken | Workshop
A9.1
Beter leren samenwerken met het Teamrolspel
A10
Werkgroep | Rondetafelsessie
A10.1 Naar een volwaardige plaats van onderwijs en opleiding en carrièreperspectief voor docenten en opleiders A11
42 43
Stationstoets, toetsing | Workshop
A14.1 Ontwerpen van een toetsstation voor een klinische vaardighedentoets met simulatiepatiënten A15
41
Symposium NVMO werkgroep
A13.1 Het beste op het gebied van medische simulatie: wat is er / wat gebeurt er/ wat hebt U nodig? A14
40
E-learning, toetsen | Workshop
A12.1 Elektronisch toetsen in het medisch onderwijs A13
39
Co-schappen, interventie | Rondetafelsessie
A11.1 Intervisie voor co-assistenten A12
38
44
Curriculumontwikkeling, transitie naar klinische fase | Workshop
A15.1 Hoe haal ik het meeste uit mijn promovendus/begeleider: Interactieve discussie over begeleiding
45
tijdens het promotietraject A16
Communicatie, het ontslaggesprek | Workshop
A16.1 Goed geïnformeerd naar huis: de implementatie van het ontslaggesprek in onderwijs aan co-assistenten
46
Sessie B B1 B1.1
Co-schappen | Papers Fragment Rating: consultvoering door co-assistenten geobserveerd en beoordeeld op basis van
48
videofragmenten B1.2
Inzicht in de klinische kennis van coassistenten: vraag het de onderwijssecretaris
49
B1.3
Fronter als e-learning in het co-schap KNO - een docent-gestuurde, webbased platform voor
50
5 opleidingsziekenhuizen Effecten van de training patiëntveiligheid voor semi-artsen op basis van werkplekleren
B2
Implementatie, vervolgopleiding | Rondetafelsessie
51
B2.1
Implementatie medische vervolgopleidingen: landelijk of in de OOR?
B3
Vervolgopleiding | Symposium
B3.1
Ontwikkelingen kwaliteitszorg vervolgopleidingen
B4
Toetsing | Wetenschappelijke papers
B4.1
Een nieuw Model voor het Ontwerpen van Programma’s van Toetsing
54
B4.2
De relatie tussen diepgaand leren, voorbereidingstijd en de benodigde tijd bij open-boek toetsen
55
B4.3
Systematische literatuurstudie naar de kwaliteitseisen van ‘KKB/KPB-achtige’ instrumenten
56
B4.4
Effect van vraagtekenoptie versus gedwongen raden op de partiële kennis en betrouwbaarheid bij
57
52 53
voortgangstoetsing B5 B5.1
NVMO | Congresboek 2009
B1.4
Academische vaardigheden, arts-assistent, mensenrechten | Posters Debatteren over medische ontwikkelingen. Oefenen van de CanMeds-rol Kennis en
58
Wetenschap (bachelor 3) B5.2
Barrières bij het melden van incidenten door arts-assistenten
59
165
Overzicht presentaties
Sessie B | vervolg B5.3
MensenRechtenEducatie in het Medisch Onderwijs
60
B5.4
Ontwikkeling en implementatie van een persoonlijk werkplek-leerplan voor de
61
Physician-Assistent (PA) Geriatrie B6 B6.1
Evaluatie, instroom, wetenschappen | Posters De Tussentijdse Opleidingsevaluatie. De Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) op weg naar
62
instellingsaccreditatie B6.2
Opbouwen van een responsieve evaluatiecultuur aan de faculteit geneeskunde van de
63
Universiteit Antwerpen (UA) B6.3
De efficiëntie van het overstapprogramma voor studenten vanuit 1ste bachelor biomedische
64
wetenschappen: een verschil in examenresultaten op het einde van 2de bachelor geneeskunde?
65
B6.4
Studenten over het wetenschappelijk niveau van geneeskunde
B7
Vervolgopleiding | Posters
B7.1
Definitive Surgical Trauma Care
66
B7.2
In het Skillslab: na “Just in time teaching” is er “Just in time blended learning”
67
B7.3
Schriftelijke feedback tijdens de co-schappen, hoe kan het beter?
68
Hoe verandert de zak/slaaggrens van de Landelijke Huisarts Kennistoets als een absolute norm
69
B7.4
gehanteerd wordt in plaats van een relatieve norm? B8
Samenwerken, taal | Posters
B8.1
Interprofessionele Educatie in de vervolgopleidingen: De Interprofessionele Leergang Ouderenpsychiatrie
70
van Altrecht als voorbeeld van “samen leren samenwerken” B8.2
Dubbeltrajecten: toegevoegde waarde of dubbel werk?
71
B8.3
In woord en geschrift: het gebruik van taalwetenschappelijke methodes in de medische onderwijskunde
71
B9
Docentprofessionalisering, student-docenten | Papers
B9.1
Optimaliseren van docentprofessionalisering: De Train-the-Trainer Plus als voorbeeld
72
B9.2
Groningse studenten nemen deel aan een traject tot het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs
73
B9.3
Studenten trainen medestudenten als onderdeel van het opleidingstraject Basiskwalificatie Onderwijs (BKO)
74
B9.4
De student als docent: Inzet van studenten bij het geven van werkgroeponderwijs aan jongerejaars studenten
75
B10
Iudicium abeundi, studentenzaken | Rondetafelsessie
B10.1 U hoeft hier niet meer terug te komen! (over invoering in de WHW van de mogelijkheid een iudicium
76
abeundi af te geven) B11
Curriculumontwikkeling, techniek | Rondetafelsessie
B11.1 Een goede medicus is ook een technicus, of zou dat meer moeten zijn B12
B12.1 Beoordeling van competenties: hoe kan men het beste de groei van aios in kaart brengen? B13 Congresboek 2009 | NVMO
83
Fringe | Workshop
B18.1 Tai chi
166
82
Aloba-model, communicatie | Workshop
B17.1 Training in arts-patiënt communicatie in kleine groepen met video-feedback, volgens het Aloba-model B18
81
Symposium werkgroep NVMO
B16.1 Feedback door simulatiepatiënten B17
80
Competentie: maatschappelijk handelen, vervolgopleiding | Workshop
B15.1 Maatschappelijk handelen in de opleiding tot specialist: geen grijze, maar gekleurde muizen B16
79
Gender | Symposium
B14.1 Gender en het leergesprek B15
78
Kenmerken studeergedrag | Wetenschappelijke papers
B13.1 Science in the Medical School curriculum B14
77
Beoordeling competenties, vervolgopleiding | Rondetafelsessie
85
Sessie C C1
Time management, teaching strategies | Promovendi
C1.1
De klinische leeromgeving: transitie, tijdsbesteding en feedback
86
C1.2
Het aansturen van de leerervaringen tijdens de stage in de opleiding Geneeskunde en de rol
86
van het portfolio hierbij C2
Fringe | Workshop
C2.1
Antwerps “Bolleke”
C3
Vervolgopleiding | Workshop
C3.1
Samenwerken leer je samen
C4
Werkplekken | Wetenschappelijke papers
C4.1
Wat is het effect van patiëntveiligheidsonderwijs voor arts-assistenten? Een overzicht van
87 87 88
de bestaande literatuur C4.2
Retentie van kennis en vaardigheden in het Eerste Hulp onderwijs aan studenten geneeskunde na 2 jaar
89
C4.3
Vroege klinische ervaringen: een onderzoek naar relaties tussen wat studenten willen leren,
90
onderwijsdoelen en leerresultaten C5
Toetsing | Papers
C5.1
De invloed van verschillende toetsvormen op leergedrag en voorbereiding op de toets
91
C5.2
Het testen van kennis, inzicht en toepassing: welke toetsvragen zijn het meest geschikt?
92
C5.3
ProF; een systeem voor online feedback van landelijke voortgangstoetsen
93
C5.4
De kennisprogressie van de Leidse studenten Geneeskunde
94
C6
E-learning | Papers
C6.1
Sluit de E-book reader aan bij het proces van ‘leren’ van de student?
95
C6.2
Beoordeling van een beoordelingsprocedure voor E learning
96
C6.3
Ortello voor bijscholing van radiotherapeutisch laboranten
97
C6.4
Verwerf je meer inzicht in pathofysiologie en werkingsmechanismen van geneesmiddelen
98
via statische figuren of animaties? C7
Co-schappen | Rondetafelsessie
C7.1
Kansen en bedreigingen van het co-assistentenonderwijs
C8
Curriculumontwikkeling, ebonderwijs | Workshop
C8.1
Evidence based onderwijs ontwikkelen: onderzoek vertalen naar de eigen praktijk
C9
Co-schappen/vervolgopleiding, feedback aan docenten | Workshop
C9.1
De inzet van het Cognitive Apprenticeship Model tijdens werkplekleren
C10
Accreditatie, vervolgopleiding | Rondetafelsessie
C10.1 Master in Specialistische Geneeskunde: Het proces naar de formele erkenning en academisering
99 100 101 102
van de opleiding tot arts-specialist in Vlaanderen (België) Symposium werkgroep NVMO
C11.1 Open’ bijeenkomst van de NVMO Werkgroep communicatieonderwijs: nieuwe ontwikkelingen in
103
het medisch onderwijs’ C12
Competenties, samenwerken | Workshop
C12.1 Training in samenwerken in de opleiding tot basisarts C13
Vervolgopleiding | Symposium
C13.1 Werkgroep Vlaamse Interuniversitaire Raad C14
104 105
Internationalisering, vaardighedenonderwijs | Rondetafelsessie
C14.1 ‘Strengthening skills training at 8 medical faculties in Vietnam’ Juni 2004 - mei 2009:
106
5 jaar ervaring vanuit verschillende perspectieven belicht C15
NVMO | Congresboek 2009
C11
Vervolgopleiding | Workshop
C15.1 Bevordering van levenslang leren en ontwikkelen door individuele ‘appraisal and assessment’
107
van medische professionals
167
Overzicht presentaties
Sessie C | vervolg C16
Implementatie, vervolgopleiding | Workshop
C16.1 Implementeren is balanceren!
108
C17.1 Fringe | Workshop C17.1 Tai Chi
109
Sessie D D1
Wetenschappelijke vorming | Promovendi
D1.1
‘Al doende leren’ ontrafelen
110
Een studie naar werkplekleren in de medisch specialistische vervolgopleiding D1.2
Het klinisch opleidingsklimaat
D2
Etischte toetsing | Rondetafelsessie
110
D2.1
Ethische Toetsing van Medisch Onderwijskundig Onderzoek
D3
Symposium werkgroep NVMO
D3.1
Kwaliteitsbewaking en beoordeling van wetenschappelijke stages in de opleiding tot basisarts
D4
Vervolgopleiding, feedback | Wetenschappelijke papers
D4.1
Studentevaluatie in combinatie met zelfevaluatie levert bruikbare feedback voor klinisch docenten
113
D4.2
Ontwikkeling van de EFFECT*: een vragenlijst om de kwaliteit van klinisch opleiders te meten
114
D4.3
Werkplekleren van co-assistenten: verschillende activiteiten voor kennis, vaardigheden
115
112 112
en professioneel gedrag D4.4
Wat is de invloed van feedbackvolgorde op de tevredenheid, self-efficacy, performance
116
en transfer van eerstejaars geneeskunde studenten D5
Vervolgopleiding, beroepsgroepen | Papers
D5.1
De aansluiting tussen opleiding en beroepsuitoefening van medisch specialisten (II)
117
Hoe goed voelen aios zich voorbereid op hun zelfstandige beroepsuitoefening? D5.2
Jonge Klare …. en nu? - De overgang van AIOS naar medisch specialist -
118
D5.3
Richtlijn bekwaamverklaren
119
D5.4
Modernisering medische vervolgopleidingen en professionele zelfregulering:
120
Een internationaal vergelijkend onderzoek D6
Samenwerken, didactische werkvormen | Papers
D6.1
Welke factoren bevorderen of belemmeren studenten bij samenwerkend leren
121
in de opleiding Arts-Klinisch Onderzoeker? Congresboek 2009 | NVMO
168
D6.2
Via ‘Belbinrollen’ het samenwerkend leren aanpassen aan een flexibel en digitaal onderwijslandschap
122
D6.3
Multidisciplinaire team training met behulp van scenariotraining: een geslaagde opzet
123
D6.4
Het combineren van informatievoorziening met scaffolding in de begeleiding van casusgestuurd onderwijs
124
D7
Stationstoets, video, vervolgopleiding | Papers
D7.1
Leren van anderen en elkaar: Implementatiestrategie voor de introductie
125
van een Stationstoets bij de Faculteit Diergeneeskunde D7.2
Hergebruik van videomateriaal voor medisch onderwijs: mogelijkheden en beperkingen
126
D7.3
Etaleren van kwaliteit; inhoud of vorm?
127
D8
Docentprofessionalisering | Workshop
D8.1
Docentprofessionalisering: bevorderende en belemmerende factoren
D9
Workshop werkgroep NVMO
D9.1
Communicatie met patiënten uit andere culturen
128 129
D10
Workshop NVMO werkgroep
D10.1 De ‘ins and outs’ van effectief portfolio gebruik in vijf kwartier D11
Curriculumontwikkeling, integratie | Workshop
D11.1 Het gebruik van schema’s om integratie van klinische en biomedische kennis te bevorderen D12
134
Voortgangstoets | Workshop
D15.1 Omgaan met ProF, het feedback-systeem voor voortgangstoetsen D16
133
Kwaliteitszorg, onderwijsevaluaties | Workshop
D14.1 Adviestekst eerst maakt vragenlijst beter! D15
132
Praktisch medisch onderwijs, coschappen | Rondetafelsessie NVMO werkgroep
D13.1 Co-schappen, een andere koers!? D14
131
Rondetafelsessie
D12.1 Internationalisering in basis- en vervolgopleiding (‘post-graduate’) opleidingen? D13
130
135
Digitaal volgsysteem, professioneel gedrag | Workshop
D16.1 Het StudentVolgSysteem, een elektronisch leerplatform tijdens de opleiding
136
D17.1 Fringe | Workshop D17.1 Mindfulness
137
Sessie E E1
Curriculumontwikkeling | Promovendi
E1.1
Virtual reality endovascular simulation: ready for training?
138
E1.2
Innovative use of simulated patients for educational purposes
138
E2
Rondetafelsessie werkgroep NVMO
E2.1
E-learning in het Medisch Onderwijs
E3
Co-schappen, vaardigheden | Rondetafelsessie
E3.1
Medisch technische vaardigheden: een visie van de co-assistent op het onderwijs en de praktijk
E4
Portfolio, studentenplatform KNMG | Rondetafelsessie
E4.1
Het portfolio vanuit het perspectief van de geneeskundestudent: Hoe werkt het (niet) in de praktijk?
139 140 141
E5
BaMa, vervolgopleiding | Papers
E5.1
Beïnvloedt het bachelordiploma de keuze van geneeskundestudenten om hun studie te onderbreken
142
E5.2
Wie Traint de Trainers van de Trainers? Deskundigheidsbevordering en teambuilding in de vorm
143
E5.3
De aansluiting tussen opleiding en beroepsuitoefening van medisch specialisten (I)
144
Het takenpakket van de medisch specialist E5.4
Gestructureerde feedback: nog niet perfect maar al wel hoog gewaardeerd
E6
Vervolgopleiding, burn-out, e-learning | Papers
145
E6.1
Peroperatieve video-instructie verhoogt het rendement van laparoscopische opleiding van AIOS
146
E6.2
Het meten van arbeidsgerelateerde oorzaken van burnout en bevlogenheid bij dierenartsen;
147
Constructie van een op maat gemaakte vragenlijst. E6.3
Gebruik en profijt van niet-verplichte farmacotherapie e-learning oefeningen
148
Supervisie(begeleide intervisie) aan medisch specialisten in opleiding. Een leermethode die bij E6.4
Huisartsengeneeskunde al jaren gebruikt wordt hoort ook thuis in het nieuwe opleiden van AIOS
E7
Curriculumontwikkeling, didactische werkvormen, toetsing | Papers
E7.1
De invloed van verticale integratie in het geneeskunde curriculum op de doorstroming naar de vervolgopleidingen
NVMO | Congresboek 2009
van een Leergang voor aankomend docenten van ‘Train the Trainers’ cursussen
149 150
169
Overzicht presentaties
Sessie E | vervolg E7.2
Begeleide zelfstudie: kweekvijver voor shoppers en gokkers
151
E7.3
Studentenoordelen over de werkgroepbegeleiding door docenten
152
E7.4
Discrepantie tussen docentbeoordelingen en zelfbeoordeling van presentaties
153
door studenten in relatie tot het oordeel van een communicatiedeskundige E8
Communicatie | Workshop
E8.1
Hoe kunnen we studenten, coassistenten en AIOS leren ‘sorry’ te zeggen
E9
Rollenspellen | Workshop
E9.1
Weer zin in het rollenspel!! (Met de succesppiraal werken rollenspellen wel)
E10
Opleidingsfonds, vervolgopleiding | Rondetafelsessie
E10.1 Opleidingsfonds en ‘productieonafhankelijk opleiden’ E11
161 162
Fringe | Workshop
E17.1 Mindfulness
Congresboek 2009 | NVMO
170
160
Samenwerken, team training | Workshop
E16.1 Simulatietraining voor onderwijs in Team Resource Management E17
159
Gender, onderwijs rond pijn | Workshop
E15.1 Gender en pijn: voorstellen voor implementatie in het medisch onderwijs E16
158
Docentenprofessionalisering | Workshop
E14.1 Naar effectievere docent/opleidersprofessionalisering E15
157
Rondetafelsessie werkgroep NVMO
E13.1 Waarmee kunnen we U van dienst zijn? E14
156
Docentenprofessionalisering, huisartsenopleiding | Workshop
E12.1 Op de bestemming via een omleiding ’. Methodieken voor reflectie op professionaliteit E13
155
Didactische werkvorm, simulatie | Workshop
E11.1 Simulatie wordt gemeengoed op mijn afdeling E12
154
163
Naam Agsteribbe J Ainsworth LR Akkeren EA van Antwerps “Bolleke” Aper L Aukes LC Baalen JM van Backer W de Baetens K Baeyens L Barel M van Bartholomeus MI Begemann M Bekker ME Bergs W van den Berkel H van Beukelen P van Biersteker HAR Bijnen AB Blees M Blieck L Bloemendaal PM Blok S de Boendermaker PM Boerboom TBB Boetes F Bogerd K van den Bokken l Bolhuis S Bolk JH Bombeke K Bonke B Bont A de Boor K Bootsma AL Borleffs JCC Bos A van den Bos FM Bos NR Bosman G Bottema BJAM Braak EWMT ter Braem S Bretschneider JH Briët JW Broek PJ van den Broek WES van den Brouwer C de Brouwer EE Brouwer T Buiten MS
Sessie A8.1 E7.3 A4.4 C2.1 A7.3 E8.1 C6.2 C10.1 B17.1 B17.1 C10.1 C14.1 B5.3 E9.1 D5.1, E5.3 pre conference pre conference, D6.4, D7.1, E6.2 C4.2 B5.2, C4.1 pre conference A6.4, C10.1 C6.2, C6.3 E10.1 D4.3 C9.1 D7.1 B17.1 promovendi C4.3, D4.2 C6.1 B17.1 B10.1 D5.4 promovendi C5.2, E5.1, E7.3 D4.3, E7.1, E8.1 D6.3, E16.1 B9.2, B9.3 B1.2, E2.1 pre conference A1.2, A12.1 A5.1, E4.1, E5.2 B8.2 B1.3 D4.3 D11.1 E5.1 pre conference C14.1 A2.1 A5.4
Bladzijde 38 152 27 87 37 154 96 102 83 83 102 106 60 155 117 10 11, 124, 125, 147 89 59, 88 11 35, 102 96, 97 156 115 101 125 83 138 114 95 83 76 120 110 92, 142, 152 115, 150, 154 123, 162 73, 74 49, 139 10 15, 42 28, 141, 143 71 50 115 131 142 10 106 18 31
NVMO | Congresboek 2009
Overzicht auteurs
171
Overzicht auteurs Bustraan J Buurman BM Cate ThJ ten Cellissen E Ceulemans L Cohen-Schotanus J
Congresboek 2009 | NVMO
172
Coninck D Coolen AHAJ Coppenolle L Couttenye MM Croix A de la Cuyt C Dalen J van Dankbaar MEW De Winter B Debaene L Debruyn A Deken M Dekker FW Dekker H Dekker N Deketelaere A Delden JMM van Dellen E van Demerouti E Derese A Derks T Derksen E Dermine A Det MJ van De Wispelaere C Dielissen P Dierssen AHJ Diettrich K Dijk MR Dijk N van Dijkstra J Doets M Dolmans DHJM Donkers HHLM Donkers J Dorresteijn JAN Draaisma JMTh Naam Druine N Dubois EA Duijn G van Düsman H Eggermont S Elsen L van den Eikelboom JI Erve HJ van der Erich MH Exel RJ van Feijter JM de
pre conference A16.1 B1.2, B8.1, C5.2, D2.1,D4.4, D5.3, E5.1, E5.2, E7.1 A6.1 B17.1 pre conference, A4.2, A4.4, B4.2, B4.4, C5.3, D4.3, D15.1, E5.1, E5.2,E5.4, E8.1 B8.2 A5.2 D4.1 B6.2 B8.3 B17.1 pre conference A2.2, D7.2 B17.1 B17.1 B17.1 B8.2 A6.3, B9.4, C5.4 A11.1 E5.1 promovendi D2.1 B6.4 E6.2 A2.4, A5.3, A7.3, B7.2 C10.1 C4.3 A6.4 E6.1 B7.2 A1.2, B14.1 B1.1 plenaire lezing D3.1 A4.3 B4.1 D7.2 D4.1, D6.1 C5.3 D15.1 A2.1, E4.1 A5.2 Sessie A6.4, C6.4, E6.3 B9.4 A1.2, B7.4 C6.2, C6.3 B4.3 D2.1 D12.1 A4.4 A6.3 B1.4
10 46 39, 70, 92, 111, 116, 119, 142, 150 32 83 10, 25, 27, 55, 57, 93, 115, 135, 142, 143, 145, 154 71 29 113 63 71 83 10 19, 126 83 83 83 71 34, 75, 94 41 142 86 111 65 147 21, 30, 37, 67 102 90 35 146 67 15, 80 48 13 112 26 54 126 113, 121 93 135 18, 141 29 Blz. 35 98, 148 75 15, 69 96, 97 56 111 132 27 34 51
pre conference D4.2, E15.1 B7.4 C6.4, E6.3 E4.1 E5.4 E3.1 D8.1 A9.1 D6.3 D3.1 D6.1 pre conference C12.1 C6.2 pre conference C6.4 B1.4 B14.1 D12.1 B4.3, D4.2 A8.1, B1.1 B1.2 A11.1, C12.1 D12.1 B15.1 B6.4 A5.4 B8.2 B3.1 B4.2 D5.4 promovendi, A4.4 A6.3 C4.3 B4.4 promovendi A14.1 B17.1 C13.1 plenaire lezing E6.1 B4.2 D12.1 E7.4 D6.3, E16.1 D14.1 A7.1 D12.1 C13.1 D2.1, D7.1, E6.2 E12.1 B8.2 B5.2, C4.1 B17.1 A4.1 pre conference
11 114, 161 69 98, 148 141 145 140 128 39 123 112 121 10 104 96 10 98 51 80 132 56, 114 38, 48 49 41, 104 132 81 65 31 71 53 55 120 27, 86 34 90 57 138 44 83 105 13 146 55 132 153 123, 162 134 36 132 79 111, 125, 147 158 71 59, 88 83 24 11
NVMO | Congresboek 2009
Fick ThE Fluit CRMG Folkers HBM Franson KL Gaag WH van der Gans ROB Gerards MC Gercama A Gerritsen AGA Gischler SJ Goeij AFPM de Goeij T de Gool C van Goor H van Goris J Gorsira M Gosselink MJ Grave WS de Grob M Groenen H Grol R Groot M de Groothoff JW Gurp PG van Hack E Hameleers RJMG Hanemaaijer J Heeren MW Heijink AM Heijneman M Heijne-Penninga M Helderman JK Hell EA van Helms E Helmich E Henning RH Herzeele I van Hettinga AM Heyde K Heyning P van de Hodges B Hoff C Hofman WHA Hoogakker S Hoor-Suykerbuyk MEG ten Houmes RJ Hovius I Hubers STT Huizenga JR IAMSE Jaarsma ADC Jagt EJ Jansen D Jansma JD Jespers I Jippes M Jong L de
173
Overzicht auteurs
Congresboek 2009 | NVMO
174
Jong PGM de Jong Z de Jong R de Jousma F Kaptein AA Katwijk PA van Keijzer - Rijksen MA Keijzer A de Kemmerling N Kester L Keulen H van Kies DA Kleef AJG van Klein Holkenborg A KNMG Koole S Koopal C Koopmans RP Kooten F van Koster AS Kramer AWM Kremer WDJ Krommenhoek-van Es CT Kruithof MI Kuks JBM Kums DK Kuppeveld SK van Kuyvenhoven MM Laan R Lagro-Janssen A. Lak NSM Lambregts MMC Lamme B Lankveld Th van Lauwers M Lavrijsen JCM Leede BJA de Leemans CR Leffers P Leliveld MJ Leunissen R Liempt K van Lips J LMSO Lodeweyckx N Loeffen JL Lohuizen MT van Lombarts K Looze D de Luijk SJ van Maelstaf Majoor GD Man R de Mansvelder-Longayroux DD Martowirono K Mastenbroek NJJM Matthys D
pre conference, C6.1 A6.3 A2.3 A7.1, B7.3 B9.4 D16.1 A1.1 D16.1 B8.2 B8.2 D6.4 C6.1 B9.2, B9.3 B8.1 A3.1, C3.1 A2.4, A7.3 D6.1 B1.4, C4.3 B5.1 E7.4 A1.2, A12.1, B4.3, B12.1, B14.1 D6.4 B4.4, C5.4 C14.1 B4.2, D4.3 B6.2 A11.1, C12.1 A1.1, A1.3, plenaire lezing, D4.2 B14.1, E15.1 E3.1 B6.4 E6.1 D8.1 D6.2 B15.1 B9.1, E14.1 B1.3 pre conference A15.1 A2.3 D12.1 D5.4 pre conference E7.2 A5.2 A15.1, D4.3 B3.1 A5.3 B10.1, C16.1, D7.3 E7.2 A4.1, D12.1 D14.1 B9.4, C8.1 B5.2 E6.2 C10.1
10, 95 34 20 36, 68 75 136 14 136 71 71 124 95 73, 74 70 23, 87 21, 37 121 51, 90 58 153 15, 42, 78, 80 124 57, 94 106 55, 115 63 41, 104 14, 16 13, 114 80, 161 140 65 146 128 122 81 72, 160 50 10 45 20 132 119 11 151 29 45, 115 53 30 76, 108, 127 151 24, 132 134 75, 100 59 147 102
B4.4, C5.3, D15.1 A6.2, B6.1, D14.1 E6.1 B2.1, E10.1 D5.4 B17.1 D16.1, E17.1 B9.1, E14.1 pre conference D7.1, E6.2 A1.2, B4.3 A1.3 A11.1 B9.2, B9.3, B11.1 D5.1, E5.3 pre conference A2.3 Pre conference, C5.3, D15.1 B8.1, C5.3, E13.1 E5.1 D7.1 C8.1
57, 93, 135 33, 61, 134 146 52, 156 120 83 137, 163 72, 160 10 125 15, 56 16 41 73, 74, 77 117, 144 10 20 10, 93, 135 70 142 125 100
A10.1
40
A13.1
43
B16.1
82
C11.1 D9.1 D10.1
103 129 130
E13.1 D13.1 E2.1
159 133 139
D3.1 A2.3 A16.1 A14.1 A1.3 pre conference, B6,3, C10.1 C10.1 B4.3, B12.1 C5.3, D15.1 C12.1, D4.1 D12.1 E6.1 A1.1 D6.4 B9.2, B9.3 B8.2 B7.2 D5.1, E5.3 C7.1 A14.1
112 20 46 44 16 10, 64, 102 102 56, 78 93, 135 104, 113 132 146 14 124 73, 74 71 67 117, 144 99 44
NVMO | Congresboek 2009
Medema H Meeuwen AM van Meijerink WHJM Meininger AK Meurs P Mielants P Mindfulness Min-Leliveld MJ Moelker T Moens HC Mokkink HGA Mol SSL Molen TM van der Molenaar WM Mooij JJA Mook W van Muijen G van Muijtjens A Mulder H Muller BS Nieuwstadt RA van Norbart AF NVMO werkgroep Docentprofessionelisering NVMO werkgroep Skills en Simulatie technieken NVMO werkgroep Simulatie en gestandaardiseerde patienten NVMO werkgroep communicatie onderwijs NVMO werkgroep diversiteit NVMO werkgroep portfolio NVMO werkgroep medische vervolgopleiding NVMO werkgroep PMO NVMO werkgroep E-learning NVMO werkgroep Wetenschappelijke vorming Olde Bekkink M Ong LML Os E van Peelen JH Peeraer G Peetermans W Pelgrim EAM Peperkamp R Peters A Phillipe J Pierie JPEN Pieters HM Pilot A Pleijhuis RG Ploeg K van der Poelman T Pols J Ponssen HH Postma CT
175
Overzicht auteurs
Congresboek 2009 | NVMO
176
Prevoo M Pulles-Heintzberger CFM Raeymaekers J Ramaekers SPJ Remmelts P Reniers J Rensink WG Ridder JMM van de Rijke R Rijsingen IAW van Rinkel RNPM Roermund DACM van Rooyen C den Ruijter PA de Ruiter DJ Sagasser MH Schaaf M van der Scheele FS Scherpbier AJJA Schijven MP Schleypen H Schönrock-Adema J Schultinge L Schutte SE Schuwirth LWT Seeleman C Selis D Siegert CEH Sivirsky M Slaets JPJ Sleijfer DT Sluiter H So R Spierenburg EJ Stalmeijer RE Starre C van der Stegers-Jager K Stegmann ME Stiphout F van Stokking KM Suurmond J Tai Chi Tan ECTH Teunissen PW Themmen APN Thoben A Thoelen M Thoonen BPA Tibboel D Timmermans I Topal H Tromp F Tytgat GAM Ulenaers K Vandenberghe P Vandenreyt I Vandersteen M
C4.3 C5.1 C10.1 D6.4 D5.1, E5.2 B7.2 B7.1 A15.1, B5.4, C7.1, C15.1, D4.4 A6.1 B6.4 B1.3 B12.1 B3.1 C4.2 pre conference, A2.3, A12.1 E7.1 C16.1, D5.2, D5.3, D5.4, D7.3, E11.1 pre-conference, B1.4, B3.1, D4.1, D5.2, D6.1 E11.1 A1.4 A4.2 B9.2, B9.3 D6.3, E16.1 pre conference, B4.1, B4.4, C5.1, D2.1 pre conference A5.3 D5.2 D12.1 E5.4 E5.4 B2.1, E10.1 C15.1 A6.2, B5.1, D14.1 pre conference, C5.1, C9.1, D4.1 E16.1 A2.2 B9.2, B9.3 A5.1 D4.4 pre conference B18.1, C17.1 B7.1, C4.2 Promovendi, D5.2 A2.2 pre conference, B4.4, C5.3, D15.1 D12.1 A12.1 D6.3 C5.3, D15.1 E7.2 B12.1 B1.2 B6.3 C10.1 E7.2 E7.2
90 91 102 124 117, 144 67 66 45, 61, 99, 107, 116 52 65 50 78 53 89 10, 20 42 150 108, 118, 119, 120, 127, 157 10, 51, 53, 113, 118, 121 157 17 25 73, 74 123, 162 10, 54, 57, 91, 111 10 30 118 132 145 145 52, 156 107 33, 58, 134 10, 91, 101, 113 162 19 72, 73 28 116 10 85, 109 66, 89 110, 118 19 10, 57, 93, 135 132 42 123 93, 135 151 78 49 64 102 151 151
B5.4 E5.4 A6.1 C10.1 B9.2, B9.3 C10.1, D12.1 C5.1 B11.1 B8.1 A.1 B17.1 B17.1 D6.1 E6.4 D6.1 D11.1 A6.3, C8.1 D14.1 Sessie C5.2 B8.2 B4.1, B4.3, D5.2, D6.1 pre conference pre conference pre conference E9.1 B5.3 B1.2 C6.2 B7.1 B5.2, C4.1 A5.4 D5.4 C6.3 A2.1, E4.1 pre conference B4.4, C5.3, C5.4, D15.1 D4.2
61 145 32 102 73, 74 102, 132 91 77 70 14 83 83 121 149 121 131 34, 100 134 Blz. 92 71 54, 56, 118, 121 11 10 10 155 60 49 96 66 59, 88 31 120 97 18, 141 11 57, 93, 94, 135 114
C13.1 B5.4 D5.2 A5.3 D4.4 E6.4 E7.1, E7.3 A2.3 E3.1 B17.1 D12.1 B7.2 D4.1 E7.4 plenaire lezing A1.1
105 61 118 30 116 149 150, 152 20 140 83 132 67 114 153 12 14
NVMO | Congresboek 2009
Veen C Veen JRA van der Velden I van der Velkeniers B Verbeek T Verbinnen R Verheggen M Verkerke GJ Verlinde AA Vermeulen MI Verpooten L Vertongen T Verwijnen M Vessies TFM Veul LLS Vink CC Vink S Visser B Naam Visser DY Vlekke B Vleuten CPM van der Vogelpoel E Voorn T Vorstenbosch M Vos J Vosters J Vreede WB Vries Robbé PF de Vugt AB van Wagner CW Walhout R Wallenburg I Warmerdam AM Warris LT Weel-Baumgarten EM van Wenink ACG Wensing M Werkgroep Vlaamse Interuniversitaire Raad Wessels HGM Westerman M Wever B de WiemanC Wiering J Wijnen-Meijer M Wilde P de Wink C Winter B de Winter CP de Wispelaere C De Wolfhagen HAP Wolters MJ Ziv A. Zuithoff NPA
177
Trefwoordenlijst A
Bladzijde
Academische vaardigheden
58
Accreditatie
62, 102
Arts-klinisch onderzoeker
121
B BaMa geneeskunde
142
Basis wetenschappen
79
Begeleide zelfstudie
151
Bekwaamverklaring
119
Belbinrollen
122
Beoordeling
36, 78
Beoordeling competenties
153
BKO
73, 74
Burnout/bevlogenheid
147
C Communicatie
46, 71, 83, 102, 129, 154
Competenties
39, 70, 78, 81, 104
Consultvoering
48
Co-schappen
16, 29, 30, 31, 41, 48, 49, 50, 51, 68, 86, 99, 113, 115, 133, 140
Curriculumontwikkeling
24, 32, 35, 77, 79, 100, 131, 150, 161
D Didactische werkvorm
38, 124, 146, 157
Diepgaand leren
55
Diergeneeskunde
147
Digitaal volgsysteem
136
Docentprofessionalisering
40, 72, 128, 143, 160
Dubbel trajecten
71
E EBM
26
E-learning
42, 50, 67, 95, 96, 97, 98, 122, 139, 148
Electronisch voorschrijfsysteem
28
Etische toetsen
111
Evaluatie
32, 98, 148
Evidence based onderwijs
100
F Congresboek 2009 | NVMO
Feedback
17, 68, 82, 116, 135
Feedback aan aios
145
Feedback aan docenten
101
Feedback voor docenten
113
G Gecombineerder master basisarts-onderzoek
71
Gender
15, 20, 80, 161
Gokgedrag examens
151
H Huisartsopleiding
178
14, 15, 16, 17, 56, 69
I Implementatie
52, 108
Instroom in geneeskunde
64
Integratie kennis
131
Interculturele aspecten
129
Internationalisering
24, 106, 107, 132
Internationalle vergelijking
120
Interprofessioneel onderwijs
70
Intervisie
41
Iudicium abeundi
76
K Kleine groepen
38
Klinische fase
30
Klinische vaardigheden
44
KPB/KKB
56
Kwaliteit
99
Kwaliteit klinisch opleider
114
Kwaliteitszorg
13, 25, 33, 127, 134
Kwaliteitzorg in de vervolgopleiding
53
L Leergang
87
Leergedrag
20, 91
Leerinstructies
151
Leerstrategieën
115
M Maatschappelijk handelen
81
Masterproef
35
Medisch academisch Engels
18
Mensenrechtenonderwijs
60
N Normering
69
Onderwijsdoel studenten
90
Onderwijsevaluaties
33, 62, 63, 134, 152
Ontslaggesprek
46
Open-boek toets
55
Opleidingsfonds
156
Opleidingsklimaat
110
Opleidingsplan
23, 52
P Patiëntveiligheid
51, 59, 88
Patiënt partners
34
Physician assistant
32, 61
Portfolio
30, 37, 130
Practisch medisch onderwijs
141
Preklinisch onderwijs geneeskunde
98, 148
Professionaliteit
158
NVMO | Congresboek 2009
O
179
Trefwooordenlijst
Professioneel gedrag
76, 136
Promotie
45
R Radiotherapie
97
Reflectie
21
Rollenspel
155
S Samenwerken
39, 70, 87, 104, 122, 123, 162
Samenwerkend leren
121
Simulatie
29, 43, 157
Simulatiepatienten
44, 82, 138
Stationstoets
125
Student-docent
73, 75
Studentenplatform KNMG
18, 31, 65, 141
Studierendement
27
Supervisie
158
Supervisie als onderwijsvorm
149
T Taal
71
Taaltoets
19
Taalwetenschap
71
Takenpakket
144
Team training
162
Teammanagement
123
Techniek
77
Toetsen
42
Toetsing
15, 35, 44, 54, 55, 56, 57, 69, 91, 92, 93, 94, 125, 135, 153
V Vaardigheden
140
Vaardighedenonderwijs
66, 67, 89, 106, 107
Vaardigheidstraining
146
Verpleegstage
90
Vervolgopleiding
23, 26, 28, 52, 59, 78, 81, 87, 88, 102, 105, 108, 114, 117, 118, 119, 120, 127, 132, 143, 144, 145, 146, 149, 156, 159
Congresboek 2009 | NVMO
180
Videomateriaal
126
Virtual reality simulatie
138
Visitatie
23
Voorbereiding beroepsuitoefening
117, 118
Voortgangstoets
92, 93, 94, 135
Voortgangstoetsing
57
W Werkplekleren
51, 86, 101, 110
Wetenschappelijk niveau
65
Wetenschappelijke vorming
112
Reviewers van de abstracts in 2009 P. van Beukelen, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. P.M. Boendermaker, Universitair Medisch Centrum Groningen Dr. S. Bolhuis, Universitair Medisch Centrum St Radboud (WECO-lid) Prof.dr. J.C.C. Borleffs, Universitair Medisch Centrum Groningen Prof.dr. T.J. ten Cate, Universitair Medisch Centrum Utrecht (WECO-lid) Dr. J. Cohen-Schotanus, Universitair Medisch Centrum Groningen (WECO-lid) Dr. E.J.F.M. Custers, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. H. Daelmans, VU medisch centrum Dr. J. van Dalen, Universiteit Maastricht Prof. J.P.M. Denekens, Universiteit Antwerpen Prof.dr. A. Derese, Universiteit Gent (WECO-lid) Dr. D.H.J.M. Dolmans, Universiteit Maastricht Dr. E.W. Driessen, Universiteit Maastricht Dr. N. Druine, Katholieke Universiteit Leuven Drs. M. Govaerts, Vroedvrouwenschool Maastricht Dr. F. Grosfeld, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. R.J.L. Hulsman, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam Drs. A.D.C. Jaarsma, Iniversiteit Utrecht Dr.ir. P.G.M. de Jong, Leids Universitair Medisch Centrum Dr. F. Koens, VU medisch centrum Prof.dr. M.M. Levi, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam Dr. E. van de Lisdonk, Universitair Medisch Centrum St Radboud Dr. M. Maas, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam Prof.dr. W.M. Molenaar, Universitair Medisch Centrum Groningen Drs. I. Mourer, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam Dr. J. Pols, Universitair Medisch Centrum Groningen Prof.dr. R. Remmen, Universiteit Antwerpen Drs. J.M.M. van de Ridder, Universitair Medisch Centrum Utrecht Prof.dr. H.J.M. van Rossum, VU medisch centrum (WECO-lid) Dr. J. Schönrock-Adema, Universitair Medisch Centrum Groningen Drs. M. Soethout, VU medisch centrum Dr. A. van ’t Spijker, Erasmus MC Drs. R.E. Stalmeijer, Universiteit Maastricht Dr. P.W. Teunissen, Universiteit Maastricht Prof.dr. M. van Winckel, Universiteit Gent Dr. H.A.P. Wolfhagen, Universiteit Maastricht
NVMO | Congresboek 2009
Prof.dr. C.P.M. van der Vleuten, Universiteit Maastricht (WECO-lid)
181
Wetenschappelijk comité NVMO Congres 2009 Dr. Sanneke Bolhuis, Universitair Medisch Centrum St Radboud Prof.dr. Olle ten Cate, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. Janke Cohen-Schotanus, Universitair Medisch Centrum Groningen Prof.dr. Anselme Derese, Universiteit Gent Prof.dr. Herman van Rossum, Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam Prof.dr. Lambert Schuwirth, Universiteit Maastricht Prof.dr. Cees van der Vleuten, Universiteit Maastricht
Commissie NVMO Congres 2009 Dr. Griet Peeraer, Universiteit Antwerpen Dr. Benno Bonke, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam Drs. Anita Jacobs, Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam Prof.dr. J.H. Bolk, Leids Universitair Medisch Centrum Prof. Dr. Richard Koopmans, Academisch Ziekenhuis Maastricht Mw. Marijke Sterman-Vleeschdraager, NVMO
Sponsoren Bohn Stafleu van Loghum Boom Uitgevers Den Haag Elsevier / Reed Business Eurofysia BV IAMSE KNMG Mediview Skills Meducation Stad Antwerpen Universiteit Antwerpen Congresboek 2009 | NVMO
182
Winvision
Dit programmaboek wordt u aangeboden door Bohn Stafleu van Loghum