Woonw agenbeleid 2005 - 2009 Gemeente Purmerend
Akropolishof
Veenweidestraat
Slaperdijk
Purmerdijk
Voorwoord Deze nota beschrijft het woonwagenbeleid van de gemeente Purmerend en is tot stand gekomen op initiatief van de Wethouder Wonen en Stadsontwikkeling in samenwerking met de afdeling Wonen. Aanleiding was in de eerste plaats: het verdwijnen van de Woonwagenwet in 1999 en de daarmee samenhangende wijzigingen in verantwoordelijkheden tussen rijk, provincie en gemeente. Het beleid ten aanzien van woonwagens is daarmee een verantwoordelijkheid geworden van de gemeente. Aanleidingen voor deze nota vormden tevens: de overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwagens van gemeenten naar corporaties de onderhoudsachterstand op de woonwagencentra, de onduidelijkheid in verantwoordelijkheidsverdeling binnen de gemeente en tussen gemeente en woningcorporaties, en de onduidelijkheid van en het gebrek aan de uitvoering van de handhavingstaken. Door deze nota op te stellen wil de Gemeente Purmerend keuzes maken betreffende deze onderwerpen. Verder gaat deze nota in op de taakverdeling tussen gemeente en corporaties, en de toekomstige ontwikkelingen in dezen.
Suzanne Langeberg Harm-Jan van Schaik Afdeling: Wonen Directie: WMO/GSD Vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2005
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
2
Inhoudsopgave
1. Achtergrond en doelstellingen van beleid
..3
2. Inschrijving, wachtlijsten, toewijzing en uitbreiding
.8
3. Brandveiligheid, handhaving en onderhoud
11
4. Eigendomsoverdracht naar w oningcorporaties
16
5. Verkoop van woonwagens en standplaatsen aan bew oners
..18
6. Onderwijs, inkomen en werkgelegenheid onder woonwagenbewoners. ..19 7. Organisatie, taakverdeling, communicatie en
uitw erking
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
.21
3
HOOFDSTUK 1
ACHTERGROND EN DOELSTELLINGEN VAN BELEID
Vanuit het Rijk In het kader van het streven naar normalisatie is de Woonwagenwet per 1 maart 1999 ingetrokken. Deze maatregel heeft gevolgen op meerdere beleidsterreinen gehad en met name een aantal tendensen versterkt of versneld. Zo is de huisvesting van woonwagenbewoners in zijn totaal onderdeel geworden van het reguliere volkshuisvestingsbeleid en daarmee is de rol van de gemeenten formeel veel groter geworden. De verantwoordelijkheidsverdeling is door het vervallen van de Woonwagenwet ook gewijzigd. De verantwoordelijkheidsverdeling is nu als volgt: Het rijk blijft verantwoordelijk voor het scheppen van wettelijke volkshuisvestingkaders en heeft een tweedelijns handhavings- en toezichtstaak. De VROM-inspectie zal ten aanzien van woonwagens en standplaatsen haar reguliere taken ten aanzien van toezicht en handhaving uitvoeren. Dit houdt voornamelijk in dat zij toezicht houdt op de mate waarin lagere overheden en woningcorporaties hun taken vervullen en hun aanspreekt wanneer ze dit niet of onvoldoende doen. De provincie heeft geen bijzondere bevoegdheden meer bij de woonruimtevoorziening van woonwagenbewoners. De instrumenten en bevoegdheden die de provincie voor deze woonvorm ter beschikking heeft, liggen vast in dezelfde wetgeving als voor de andere huisvestingsvormen. Zij staan in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Huisvestingswet en de Woningwet. De gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het lokale volkshuisvestingsbeleid en hebben een eerstelijns handhavingstaak. Zij hebben de zorg te voldoen aan de vraag naar passende woonruimte voor hun inwoners en moeten daartoe de benodigde (veelal) ruimtelijke maatregelen treffen. Daarbij moeten alle burgers gelijk worden behandeld, ongeacht of zij de voorkeur hebben voor het wonen in een woning of een woonwagen. Gemeenten hebben volledige beleidsvrijheid gekregen ten aanzien van de woonwagencentra en de standplaatsen en kunnen reguliere subsidies, bijvoorbeeld voor nieuwbouw van woningen, stedelijke vernieuwing of bodemsanering aanwenden voor woonwagencentra. De corporaties zijn op grond van de Woningwet en het Besluit Beheer Sociale Sector (BBSH) verantwoordelijk voor de sociale huisvesting. De staatssecretaris schrijft hierover in zijn brief van 18 juli 2001 aan de voorzitter van de Tweede Kamer als onderdeel van het Volkshuisvestingsbeleid het volgende: Het voorzien in w oongelegenheid voor deze doelgroep behoort, waar het huishoudens met een beperkte financiële draagkracht betreft, op basis van het BBSH tot de kerntaak van de corporaties . Ook de verhuur van standplaatsen en woonwagens valt als één van de mogelijke woonvormen onder deze verantwoordelijkheid.
Standpunten van het Rijk Naast het intrekken van de woonwagenwet heeft het rijk middels verscheidene circulaires ook laten weten wat de standpunten van het Rijk zijn ten aanzien van een aantal woonwagenzaken. Een aantal van deze standpunten staat hieronder opgesomd: Het beleid van het Ministerie van VROM is erop gericht het eigendom en het beheer van standplaatsen en huurwoonwagens aan woningcorporaties over te dragen, passend in de rol die de corporaties hebben zoals is vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH).
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
4
Standplaatsen kunnen in principe ook worden verkocht aan bewoners of andere belangstellenden. Dit past in het beleid ter bevordering van het eigen woningbezit, dat onder andere in de Wet Bevordering Eigen Woningbezit (BEW) tot uiting komt. Toepassing van dit principe op woonwagencentra stuit echter op een aantal problemen. De combinatie van gehuurde standplaats en woonwagen in eigendom is er daar een van. De financiering blijkt bovendien lastig omdat wagens, anders dan huizen, in waarde verminderen. Dat maakt hypotheekverstrekkers zeer terughoudend, zo niet afwijzend.
Doelgroep van beleid De belangrijkste doelstelling van de afschaffing van de Woonwagenwet was de normalisatie van het woonwagenbeleid, dat wil zeggen integratie in het reguliere (lokale) volkshuisvestingsbeleid. Om die reden zijn woonwagens en standplaatsen inmiddels, naast woningen, in de Woningwet opgenomen als een erkende woonvorm. Het intrekken van de Woonwagenwet was een eerste stap om de verbijzondering van de positie van woonwagenbewoners op te heffen. Dit zogenaamde normalisatieproces heeft als doel de integratie van deze groep te bevorderen en hen te benaderen op een zelfde wijze als andere groepen in de maatschappij. Dit betekent niet dat hiermee de specifieke problematiek van de doelgroep (onder andere scholing, werkgelegenheid, hulpverlening) als vanzelf opgelost zal zijn, maar er zal beleid moeten worden ontwikkeld om daartoe te komen met als uiteindelijk doel de normalisatie en integratie van deze groep inwoners. Vanuit een situatie waar woonwagenbewoners veelal buiten de maatschappij stonden heeft in de afgelopen jaren een toenemende integratie binnen de Purmerendse gemeenschap plaatsgevonden. De tijd waarin woonwagenbewoners veroordeeld waren tot de begraafplaats of de vuilnisbelt ligt gelukkig ver achter ons. Woonwagenbewoners zijn en blijven toch een bijzonder groep inwoners van deze stad. Hun geschiedenis, maar ook de historisch gegroeide relatie tussen deze groep mensen en de gemeente is daar debet aan. De tijd lijkt rijp om in deze relatie een nieuwe stap te zetten. Een stap naar een meer zakelijke en professionele relatie die woonwagenbewoners niet langer het gevoel zal geven dat ze anders zijn. Dat betekent dezelfde rechten, maar ook dezelfde plichten die voor alle inwoners van Purmerend gelden.
De woonwagencentra in Purmerend Er zijn in totaal vier woonwagencentra in Purmerend. Hieronder volgen de belangrijkste kenmerken van de woonwagencentra in Purmerend (situatie januari 2003). Op de vier centra in Purmerend zijn in totaal 37 standplaatsen en 1 woning (op de Purmerdijk). De gemeente is eigenaar van alle vier de centra. De woonwagencentra zijn gesitueerd aan de Slaperdijk, Veenweidestraat, de Akropolishof en aan de Purmerdijk. Er zijn in totaal 29 woonwagens en het aantal tourcaravans bedraagt in totaal 7. Tevens is er op de Purmerdijk locatie één woning. Er wonen 59 volwassenen en 26 kinderen in de leeftijd tot 18 jaar op de woonwagencentra in Purmerend. Samen vormen zij 35 huishoudens.
Om een goed beeld te krijgen van de stand van zaken op deze woonwagencentra heeft de gemeente Purmerend aan Primo de opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren. De nota
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
5
Inventarisatie Woonwagencentra Purmerend 1 geeft een duidelijk beeld van de stand van zaken omtrent de woon- en leefsituatie van woonwagenbewoners in Purmerend. Uit de inventarisatie komt het volgende beeld naar voren: De centra Op alle woonwagencentra is sprake van achterstallig onderhoud, brandonveilige situaties en/of uitbouwen/schuren/loodsjes etc. die zonder bouwvergunning geplaatst zijn Er vindt geen controle en handhaving plaats ten aanzien van deze punten De kwaliteit van de bestrating en sanitaire units op de woonwagencentra is in het algemeen onvoldoende (m.u.v. het centrum aan de Akropolishof). De woonwagens Het grootste deel van de woonwagens - 18 van de 29 - is eigendom van de bewoners en deze zijn over het algemeen in redelijk goede staat. Over het onderhoud en beheer van de 11 huurwagens door de drie woningcorporaties zijn de bewoners veelal ontevreden en er is onduidelijkheid bij wie bewoners met hun klachten terechtkunnen. De bewoners - opleiding, inkomen en werk 10 van de 35 hoofdbewoners van de vier centra werken als zelfstandige of in loondienst. Van vier bewoners zijn de gegevens niet bekend. De overige 21 hoofdbewoners hebben een of andere vorm van uitkering waaronder 16 een ABW uitkering. Hierbij dient aangemerkt te worden dat een groot deel van de bewoners met een uitkering in de leeftijdscategorie tussen de 40 en 60 jaar valt waarvan het merendeel weinig tot geen opleiding heeft genoten. De kinderen Zoals eerder vermeld wonen er 26 kinderen onder de 18 jaar op de woonwagencentra. Alle kinderen ronden de basisschool met goed gevolg af. Daarna volgen zij voor het merendeel een of andere vorm van lager beroepsonderwijs.
De gemeente en de woonwagencentra Het gemeentelijk beleid ten aanzien woonwagencentra verloopt moeizaam. De volgende knelpunten doen zich voor: Op de woonwagencentra in Purmerend zijn gedragingen en situaties ontstaan die zijn gedoogd of waartegen niet is opgetreden. Het zal ook voor de gemeente uiterst moeizaam zijn deze zaken weer recht te trekken. Wellicht zal een aantal situaties gelegaliseerd moeten worden. Onderlinge afstemming en coördinatieproblemen doen zich regelmatig voor. Het is niet duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Dit speelt in de communicatie met woonwagenbewoners zowel binnen de gemeente alsook tussen gemeente en corporaties. Onderhoud en beheer worden niet opgepakt omdat verantwoordelijkheden niet duidelijk zijn verdeeld en de afspraken die wél zijn gemaakt niet worden opgevolgd. De overdracht van standplaatsen en huurwoonwagens van de gemeente aan de woningcorporaties loopt moeizaam. Een eerder opgestart traject onder begeleiding van een in woonwagenzaken gespecialiseerd bureau is gestrand. Reden hiervoor was dat na gesprekken met zowel de gemeente als de corporaties en een inventarisatie van alle woonwagencentra, met name de brandveiligheid een (te) groot obstakel bleek om het 1
Inventarisatie Woonwagencentra Purmerend. PRIMO NH, Purmerend 2003.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
6
traject voort te zetten. Zolang die niet in orde is, zullen de woningcorporaties niet instemmen met de overdracht van het eigendom. Ook de verwachte toekomstige verliesgevende exploitatie vormde een knelpunt in de onderhandelingen omtrent de overdracht.
Algemene doelstellingen ten aanzien van het woonwagenbeleid Met de intrekking van de woonwagenwet is de gemeente primair verantwoordelijk voor het opstellen van woonwagenbeleid. Aspecten zoals het bepalen van de behoefte, toevoegen en opknappen van wagens, de toewijzing en taakverdeling tussen gemeente, woningcorporaties en eigenaren en huurders van woonwagens, zijn in principe dezelfde als bij woningen. Evenals bij woningen gaat de gemeente er derhalve vanuit dat zij een beleids- en geen verhuurtaak heeft. Dit houdt in dat de gemeente er naar blijft streven het eigendom van de woonwagencentra over te dragen aan de corporaties. De huidige regelgeving, inclusief het BBSH, maakt duidelijk dat woonwagenbewoners behoren tot de doelgroep van beleid en dat het huisvesten van deze groep tot de verantwoordelijkheid van de corporaties behoort.2 De gemeente ziet hier voor haarzelf een faciliterende rol in en voorziet hierin door een beleidsnota op te stellen en hieruit volgend duidelijke afspraken te maken voor nu en in de nabije toekomst en de door haar gewenste richting van de ontwikkelingen ten aanzien van de woonwagencentra aan te geven. Algemeen uitgangspunt voor het woonwagenbeleid van de gemeente Purmerend is: Op w eg naar een genormaliseerde situatie Middels het woonwagenbeleid wordt getracht vorm te geven aan een proces waarbij het einddoel is dat er op de woonwagencentra sprake is van een genormaliseerde situatie en dat de doelgroep woonwagenbewoners een behandeling kan worden geboden op het gebied van leven, wonen, leren en werken die gelijkwaardig is aan die van alle andere inwoners van Purmerend. De onderhavige beleidsnota beschrijft de richting en een aantal maatregelen die nodig zijn om die situatie te bereiken. Specifiek hanteren we hierbij de volgende doelstellingen: Na een periode van 4 jaar is er sprake van een genormaliseerde situatie op alle woonwagencentra in Purmerend Na een periode van 4 jaar zijn de woonwagencentra in beheer en in eigendom overgedragen aan de woningcorporaties In een periode van 4 jaar zal een niveau van dienstverlening aan de woonwagenbewoners worden gehaald dat gelijkstaat aan die aan de overige bewoners van Purmerend De verschillende gemeentelijke afdelingen en organisaties hanteren bewust het principe van gelijke rechten en gelijke plichten Binnen de reguliere kaders wordt de komende 4 jaar specifiek aandacht besteed aan woonwagenbewoners met als doel de achterstanden ten aanzien van de woonwagencentra en zijn bewoners in te lopen. Achterstandsbestrijding is vanuit het regulier instrumentarium toegespitst op de doelgroep woonwagenbewoners. In het woonwagenbeleid zijn een aantal speerpunten te benoemen. Dat zijn achtereenvolgens de volgende punten: 2
Zie ook de Woonvisie van de afdeling Wonen van de gemeente Purmerend. Woonvisie 2002-2005 Purmerend. Denken, durven, doen. Pagina 42.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
7
Speerpunten van beleid 1. Inschrijving, wachtlijsten, toewijzing en uitbreiding van standplaatsen 2. Brandveiligheid, Handhaving en Onderhoud 3. Overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwagens van gemeenten naar woningcorporaties 4. Eigendomsverdeling standplaatsen en woonwagens tussen de bewoners en corporaties 5. Onderwijs, inkomen en werkgelegenheid van de woonwagenbewoners 6. Organisatie, taakverdeling, communicatie en uitwerking
De speerpunten zullen in de volgende hoofdstukken achtereenvolgens nader worden uitgewerkt.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
8
HOOFDSTUK 2
INSCHRIJVING, WACHTLIJSTEN, TOEWIJZING EN UITBREIDING VAN STANDPLAATSEN
Stand van zaken De gemeente is volgens de huisvestingswet primair verantwoordelijk voor de woonruimteverdeling en een eventueel daarbij toe te passen urgentiebepaling. Net als in de meeste andere gemeenten wordt in Purmerend de behoefte aan standplaatsen bijgehouden aan de hand van een wachtlijst. Toewijzing van vrijkomende standplaatsen vindt plaats via deze wachtlijst. In de huisvestingsverordening3 is precies vastgelegd hoe dit in zijn werk gaat. Toewijzing vindt plaats indien men een vergunning van burgemeester en wethouders krijgt voor het in gebruik nemen of bezet houden van een standplaats. Voorrangsregeling Toewijzing vindt plaats via een voorrangsregeling: gegadigden die vóór 1 maart 1999 legaal in een woonwagen op een standplaats wonen of hebben gewoond, worden op een voorrangslijst geplaatst. Deze wijze van toewijzing wijkt af van het reguliere gemeentelijke woonruimteverdelingssysteem. Deze voorrangsregeling is gebaseerd op een tijdelijke regeling op basis van de Huisvestingswet zoals die in 1999 is geëffectueerd. Bij de integratie van de regelgeving inzake de huisvesting van woonwagenbewoners in de Huisvestingswet, zijn op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer in die wet deze bepalingen opgenomen (artikel 2, derde en vierde lid, van die wet) op grond waarvan woonwagenbewoners tot 1 januari 2003 voorrang kregen bij de toewijzing van standplaatsen. Reden hiervoor was de vrees dat het vervallen van het zogenoemde afstammingsbeginsel de woonwagenbewoners door de schaarste aan nieuwe plaatsen te zeer in een ongunstige positie zou brengen. Zij zouden immers concurrentie vanuit de burgerbevolking kunnen krijgen. De regeling heeft betrekking op personen die op basis van de Woonwagenwet in aanmerking kwamen voor een zogenaamde verklaring van recht (het afstammingsbeginsel) en zij die voorafgaand aan de intrekking van de Woonwagenwet (zie de eerder genoemde datum van 1 maart 1999) tenminste een jaar in een woonwagen op een standplaats hebben gewoond. Nu en in de toekomst In de Staatscourant van 10 januari 20034 laat de minister van VROM gemeentes en corporaties weten dat deze tijdelijke regeling met ingang van 1 januari 2003 niet meer van kracht is. Hierbij spelen de volgende overwegingen een rol: Voorop staat het uitgangspunt dat ook aan de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 ten grondslag lag, namelijk het streven naar een generiek woonbeleid voor alle (doel)groepen en daarmee dus naar een volledige integratie van het woonwagenbeleid in het reguliere woonbeleid. Het vaststellen van en voorzien in de behoefte aan standplaatsen, alsmede de toewijzing daarvan is een gemeentelijke taak geworden, zij het dat het Rijk daar met de voorrangsregeling nog tijdelijk een specifieke sturing aan heeft gegeven. Verder zijn de woonruimteverdeling en een eventueel daarbij toe te passen urgentiebepaling overeenkomstig het Rijksbeleid en de Huisvestingswet in beginsel een primaire gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het zou bestuurlijk niet correct zijn indien het Rijk deze verantwoordelijkheid door het opleggen of continueren van voorrangsregels voor bepaalde groepen, in gevallen waarin het Rijksbeleid daar niet of niet langer toe 3 4
Huisvestingsverordening voor standplaatsen van Woonwagens Purmerend 2001 Staatscourant 10 januari 2003, nr.7 / pag. 14
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
9
noodzaakt. Daarnaast biedt de Huisvestingswet de gemeenten voldoende instrumenten om zélf voor de onderhavige, maar ook voor andere categorieën van woningzoekenden, een specifieke urgentieregeling te treffen. In de praktijk is er ook nauwelijks sprake geweest van verdringen door niet tot de oorspronkelijke doelgroep behorende personen. Uit onderzoek dat in 2000 door de toenmalige inspectie van Volkshuisvesting is verricht, blijkt de belangstelling voor deze specifieke woonvorm bij hen slechts zeer gering. De gemeente krijgt zelf de volledige verantwoordelijkheid om in de behoefte van woonwagenbewoners te voorzien. Zij kan hiervoor bijvoorbeeld in de huisvestingsverordening een specifieke regeling voor betrokkenen treffen. In de Huisvestingsverordening voor standplaatsen van woonwagens Purmerend 2001 wordt in artikel 4 de voorrangslijst nog gehanteerd. Vanuit de gedachte van het normaliseringsproces zou het consequent zijn om de voorrangsregeling af te schaffen. Echter aangezien er vooralsnog geen sprake is van een genormaliseerde situatie en het proces hiertoe eigenlijk pas door deze beleidsnota wordt ingezet, hanteert de Gemeente Purmerend in ieder geval tot 2009 de voorrangsregeling zoals die nu bestaat. De voorrangsparagraaf in de Huisvestingsverordening zal dan ook tot aan 2009 worden gehandhaafd. Na die tijd kan de toewijzing van woonwagens gelijkgesteld worden aan die voor woningen en kan dus overgegaan worden tot aanbodmodel met reageren op advertentie. (Regionale) behoefte aan woonwagens en standplaatsen De Gemeente Purmerend heeft geen regionale taak ten aanzien van woonwagens en het aanbieden van standplaatsen5. Zij hoeft dus alleen oog te houden voor de behoefte vanuit de stad Purmerend zelf. Uitbreiding van aantal standplaatsen Op het moment van schrijven staan er bij de gemeente Purmerend 10 mensen ingeschreven voor een standplaats. De afgelopen jaren is dit aantal toegenomen van 4 naar 10. De Gemeente Purmerend ziet het niet als haar taak om voldoende beschikbaarheid van sociale huurwoonwagens te waarborgen. Wel moeten de zittende woonwagenbewoners in ieder geval kunnen blijven wonen in hun woonwagens. Maar wij zullen niet automatisch in alle vraag naar woonwagens cq. woonwagenstandplaatsen beantwoorden. Afweging hierbij is ook dat het realiseren van nieuwe standplaatsen een grote gemeentelijke investering vergt; een investering die ook gebruikt kan worden voor het realiseren van een aanzienlijk grotere hoeveelheid woningen voor onze doelgroep van beleid. Op basis van deze bovenstaande punten is de Gemeente Purmerend dan ook niet voornemens om het aantal standplaatsen uit te breiden. Dit beleid geldt in ieder geval tot 2009. Dit heeft als consequentie dat we de kinderen van de huidige woonwagenbewoners niet automatisch een standplaats zullen bieden als zij er aan toe zijn op zichzelf te gaan wonen. Kinderen zullen alleen een standplaats krijgen in geval van natuurlijk verloop. Dit betekent dus dat voorgesteld wordt de woonwensen van deze specifieke doelgroep niet te bedienen. 5
zie ook de Regionale woonvisie Waterland; hoofdrichtingen voor beleid tot en met 2012. ISW Bureau, Purmerend.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
10
Dit voornemen heeft gevolgen voor de inschrijvingen voor woonwagens. Wanneer mensen zich willen inschrijven voor een woonwagenstandplaats zal hier zeer kritisch mee omgegaan worden. Dit is eigenlijk niet anders dan nu ook al gebeurt. Slechts bij uitzondering worden mensen ingeschreven op de wachtlijst. De afdeling Wonen raadt mensen ook vooral aan zich in te schrijven voor een reguliere woning. Aanschaf huurwoonwagens De gemeente ziet het niet als haar taak om huurwoonwagens te kopen. Tot aan het moment waarop de woonwagencentra in eigendom worden overgedragen aan de woningcorporaties zal de gemeente dan ook geen nieuwe woonwagens aanschaffen, tenzij er sprake is van nood (bv. in geval van brand). Indien er sprake is van nood, dan kan gezocht worden naar een praktische oplossing, zoals het aanschaffen van een tweedehands wagen. De woningcorporaties zullen verder beleid op dit punt formuleren zodra zij eigenaar zijn van de woonwagencentra.
Huurbeleid De huurprijsvaststelling zal in de toekomst gedaan worden door de eigenaar van de standplaats en - wanneer het een huurwoonwagen betreft - ook van de woonwagen. De eigenaar van de huurstandplaatsen en huurwoonwagens is op dit moment de Gemeente Purmerend. Zoals in hoofdstuk 4 wordt beschreven is de Gemeente Purmerend echter van plan het eigendom van zowel de woonwagens als standplaatsen zoveel mogelijk over te dragen aan de corporaties. Zij zullen dus in de toekomst degenen zijn die de huurprijzen zullen gaan vaststellen.
Geformuleerde standpunten ten aanzien van inschrijving, wachtlijsten , toewijzing en uitbreiding van standplaatsen: 1. Totdat er sprake is van een genormaliseerde situatie - waarvan verwacht wordt dat dat niet eerder dan in 2009 bereikt zal zijn - hanteert de Gemeente Purmerend de aparte voorrangsregeling voor woonwagens. Daarna zal gekeken worden of kan worden overgegaan tot gelijktrekking van de toewijzing van woonwagens aan die voor woningen. 2. Purmerend is vooralsnog niet voornemens om het huidige aantal standplaatsen uit te breiden. Afwegingen hierbij zijn: Purmerend heeft geen regionale taak ten aanzien van woonwagens. Zij houdt dus alleen oog voor de Purmerendse behoefte aan woonwagens en standplaatsen. Purmerend ziet het niet als haar taak om voldoende beschikbaarheid van sociale huurwoonwagens te waarborgen Het creëren van nieuwe standplaatsen vergt een grote gemeentelijke investering, geld dat ook geïnvesteerd kan worden in een beduidend groter aantal woningen voor de bredere doelgroep van beleid. Dit beleidsvoornemen geldt in ieder geval tot 2009. Dit betekent dat kinderen van de woonwagenbewoners alleen via natuurlijk verloop aan een standplaats kunnen komen en dat de woonwensen van deze specifieke bevolkingsgroep dus verder niet zal worden bediend, behalve dan met de reeds bestaande standplaatsen. 3. De huurprijsvaststelling zal in de toekomst gedaan worden door de eigenaar van de standplaatsen en huurwoonwagens. Tijdens deze beleidsperiode is de gemeente voornemens het eigendom over te dragen aan de verschillende Purmerendse woningcorporaties.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
11
HOOFDSTUK 3
BRANDVEILIGHEID, HANDHAVING EN ONDERHOUD
Uit de rapportage van de inventarisatie Woonwagencentra Purmerend van Primo blijkt dat het met betrekking tot de brandveiligheid, het onderhoud en de handhaving op de woonwagencentra niet goed gesteld is. Daar moet op korte termijn wat aan gedaan worden, met name daar waar het de brandveiligheid betreft.
Stand van Zaken
Brandveiligheid Uit het rapport van Primo blijkt dat brandveiligheid op alle centra een punt van aandacht is. Op veel plaatsen staan de wagens te dicht op elkaar en onduidelijk is of zij voldoende brandwerend zijn door toepassing van specifieke materialen. Een bijkomend punt zo komt uit de rapportage van Primo naar voren is dat - net als op alle andere centra in het land ook hier de eigen wagens en inboedel niet verzekerd zijn. De enige mogelijkheid voor de bewoners is gebruik te maken van een speciale woonwagenpool maar daarbij is de verzekeringspremie dusdanig hoog dat deze voor velen niet op te brengen is. Handhaving Er wordt op dit moment in Purmerend geen actief beleid met betrekking tot handhaving op de woonwagencentra gevoerd. De betreffende afdeling heeft haar handen vol aan de nieuwbouw. Naleving van wet- en regelgeving van bestaande bouw, waaronder de woonwagencentra, heeft geen prioriteit. Er wordt met betrekking tot de bestaande bouw gehandhaafd op basis van het zgn. piepsysteem: indien er een melding binnenkomt dan gaat er een inspecteur heen. Er is op de woonwagenlocaties in de afgelopen jaren niet of nauwelijks gehandhaafd. Bij nieuw- en verbouw van woonwagens is het nog niet voor alle bewoners vanzelfsprekend om een bouwvergunning aan te vragen. Ook de Brandweer geeft vooralsnog geen prioriteit aan handhaven van de brandveiligheidseisen. Zij vinden het wel belangrijk maar er zijn andere zaken die ook om aandacht vragen. Onderhoud en Beheer Bij drie van de vier centra is het onderhoud en beheer van de standplaatsen, huurwoonwagens en sanitaire units aan de woningcorporaties overgedragen. Voor de locatie Purmerdijk geldt dat de gemeente (nog) verantwoordelijk is voor onderhoud en beheer. Welke corporaties verantwoordelijk zijn voor welke locatie staat hieronder weergegeven in een overzichtje
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
12
Overzicht Verantwoordelijkheidsverdeling onderhoud en beheer op de vier woonwagencentra: Locatie
Aantal Aantal standplaatsen bewoners
Aantal en Eigendom woonwagens
Onderhoud en Beheer
Slaperdijk
7
14
Veenweidestraat
11
27
8: 2 huurwagens 3 eigen wagens 3 tourcaravans 12: 5 huurwagens 6 eigen wagens 1 tourcaravan
Huurwagens, standplaatsen en sanitaire units in onderhoud en beheer bij Wooncompagnie. Huurwagens, standplaatsen en sanitaire units zijn in onderhoud en beheer bij Wherestad.
Akropolishof
12
31
Purmerdijk
7+1 woning
13
12: 4 huurwagens 6 eigen wagens 2 tourcaravans 4: 3 eigen wagens 1 tourcaravan
Huurwagens en standplaatsen in onderhoud en beheer bij de Hoeksteen. Sanitaire units onduidelijk Woning in onderhoud en beheer Wherestad. Standplaatsen en sanitaire units in onderhoud en beheer bij gemeente. Rochdale neemt dit centrum in de toekomst over.
1 huurwoning
Totaal
37 standplaatsen + 1 woning
85 bewoners
36 wagens en caravans, waarvan: 11 huur 18 eigen wagens 7 tourcaravans
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het onderhoud en beheer op de woonwagencentra niet overal eenduidig is geregeld. Zo is bij de Akropolishof niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en beheer van de sanitaire units; de gemeente of de corporatie. Maar ook wanneer er in principe wél duidelijkheid is in de verantwoordelijkheidsverdeling, dan loopt het onderhoud en beheer op de diverse centra nog niet naar behoren. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt tussen gemeente en corporaties, waardoor de meeste corporaties op het punt van onderhoud en beheer tekortschieten. Geen van de corporaties die een woonwagencentrum in beheer heeft hanteert een meerjarenplanning ten aanzien van de woonwagencentra; de corporaties voeren in het algemeen ad hoc reparaties uit na klachten van bewoners. Daarentegen wordt van bewoners echter weer vernomen dat er ook naar aanleiding van hun klachten vaak niets wordt ondernomen en dat zij als bewoner bovendien vaak van het kastje naar de muur gestuurd worden, zowel binnen corporaties als tussen corporaties en gemeente. Dit, terwijl op basis van de BBSH het tot de kerntaak van de corporaties behoort om ook voor deze doelgroep te voorzien in (kwalitatief goede) woongelegenheid. Voor wat betreft de onderhoudstoestand op de locatie Purmerdijk heeft de gemeente jarenlang haar taken niet opgepakt. Het centrum kent veel achterstallig onderhoud en maakt dan ook een verwaarloosde indruk. Sinds mei 2005 vinden er tussen gemeente en bewoners Purmerdijk gesprekken plaats over hoe de situatie op dit centrum verbeterd kan worden. De raadscommissie heeft in juni ingestemd met het plan van aanpak Purmerdijk.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
13
Nu en de toekomst Brandveiligheid De brandveiligheid moet op alle woonwagencentra op zo kort mogelijke termijn onderzocht worden. Het Bouwbesluit geeft aan dat de wagens 30 minuten brandwerend dienen te zijn t.o.v. de perceelgrens. De totale brandwerendheid t.o.v. elkaar is dan minimaal 60 minuten. Daar waar sprake is van acute brandveiligheidsgevaren moet onmiddellijk worden ingegrepen.
Het 'schone lei-traject' Het is nodig om op het gebied van brandveiligheid eerst een inhaalslag te maken. Hiervoor wil de gemeente Purmerend het 'schone lei-traject' gaan inzetten. Dit traject zou kunnen beginnen met het eerst eens onder de loep nemen van de inrichting en indeling van alle woonwagenterreinen met bijzondere aandacht voor: - de brandveiligheid/brandwerendheid en daar mee samenhangend de minimale afstand tussen woonwagens. Dit, in samenwerking met de brandweer, BM en BMI. - het aantal toegestane wagens per terrein en de mogelijkheid om wagens te verplaatsen - bestratingen en afscheidingen - overtredingen van het Bouwbesluit De bewoners zullen er zowel schriftelijk als mondeling op attent gemaakt worden dat zij op eigen initiatief geplaatste brandgevaarlijke bouwsels of aanpassingen van woonwagens moeten verwijderen of aanpassen en in de toekomst dienen te voorkomen. Ook kan er besloten worden een en ander te legaliseren. Het idee is om dit 'schone lei-traject' gefaseerd per woonwagencentrum te starten / uit te gaan voeren. Hiervoor dient voor elk woonwagencentrum een plan van aanpak te worden opgesteld. Voornemen is om in de periode van 2005-2009 elk jaar één woonwagencentrum aan te pakken, te beginnen met de Purmerdijk. De verschillende woningcorporaties zouden ook bij dit traject aangesloten moeten worden. Voor de locatie aan de Purmerdijk is dit niet opportuun, dit centrum is toch een apart centrum ten opzichte van de andere centra. Daarvoor zal tegen de tijd dat het centrum is opgeknapt moeten worden gezocht naar een partner aan wie het centrum kan worden overgedragen. Pas wanneer er sprake is van een genormaliseerde situatie, kan er begonnen worden met het voeren van een consequent handhavingsbeleid. Ook zou aansluitend dan de eigendomsoverdracht aan woningcorporaties - zoals zal worden besproken in Hoofdstuk 4 kunnen plaatsvinden.
Handhaving De Gemeente Purmerend wil in aansluiting op het 'schone lei-traject' een consequent handhavingsbeleid gaan voeren. Dit gaat pas spelen als een centrum is opgeknapt. Hoe dit gaat worden ingevuld moet nog nader worden uitgewerkt, maar de afdelingen BMI en BM zijn voornemens dit volgens de uitgangspunten van de algemene handhavingsnota te gaan doen. Dit sluit goed aan bij het normaliserings-uitgangspunt van deze nota. Dan blijft de vraag openstaan hoe men gaat handhaven tot aan de tijd dat een centrum is opgeknapt. Dit is een punt wat op korte termijn moet worden uitgewerkt, aangezien er nu onvoldoende handhaving op de centra plaatsvindt. Er moet duidelijk worden afgesproken welke afdeling waarvoor verantwoordelijk is en welke zaken wel worden aangepakt en welke eventueel minder prioriteit hebben (privaat- en publiekrechtelijke zaken).
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
14
Wanneer voor een woonwagencentrum het 'schone lei-traject' is afgerond, zal ook de eigenaar - de corporatie - gevraagd worden goed te letten op de stand van zaken op het terrein. Ook de eigenaar dient zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van (preventieve) handhaving op te pakken. Dat betekent bijvoorbeeld dat als er illegaal aangebouwd wordt, ook de eigenaar al een signaal afgeeft dat dit niet toegestaan is. Wanneer er wijzigingen in de handhavingsprocedure zullen worden aangebracht dan zullen woonwagenbewoners daarvan op de hoogte worden gesteld.
Onderhoud en Beheer De gemeente Purmerend en de woningcorporaties moeten het onderwerp onderhoud en beheer van woonwagencentra opnieuw op de agenda zetten en afspreken hoe ze de zaken gaan aanpakken in de toekomst. De afspraken ten aanzien van het onderhoud en beheer van de woonwagencentra dienen zo concreet mogelijk te worden gemaakt, zodat de gemaakte afspraken controleerbaar worden. De gemeente zal hiertoe op korte termijn actie ondernemen en met een taakverdelingsvoorstel komen. Daarin zal vastgelegd worden welke taken bij de beheerder horen en wat bij de eigenaar (nu nog de gemeente). Tevens moet worden vastgelegd hoe de reguliere werkwijze wordt ten aanzien van klachten van bewoners en bij wie de bewoners terecht kunnen. Dit dient dan ook gecommuniceerd te worden naar de woonwagenbewoners. Het onderhoud van de openbare ruimten op de diverse centra zal daar waar nodig in combinatie met de werkzaamheden aan standplaatsen en huurwoonwagens uitgevoerd worden. De gemeente Purmerend wil dat de woningcorporaties per woonwagencentrum en per standplaats een meerjarenplanning opstellen voor beheer en onderhoud, met een beschrijving van de benodigde ingrepen en de hieraan verbonden investeringen en een tijdsplanning. Voor wat betreft de Purmerdijk locatie geldt dat dit het enige centrum is waar de gemeente nog de verantwoordelijkheid heeft voor het onderhoud en het beheer. In 2005/2006 zal er een complete herinrichting cq. renovatie van het woonwagencentrum aan de Purmerdijk gaan plaatsvinden. De bewoners zullen nauw betrokken worden bij de planvorming. Na de herinrichting van het centrum dient ook voor dit centrum het onderhoud en het beheer overgedragen te worden aan een woningcorporatie (zie ook het volgende hoofdstuk).
Woonwagens of woningen op standplaatsen? Investeringen in woonwagens zijn onrendabel; woonwagens hebben een veel kortere technische en economische afschrijvingsperiode dan woningen en zij vergen een grotere kaveloppervlakte. Het is dus het overwegen waard om woonwagens door woningen te vervangen als de gelegenheid zich voordoet (bijvoorbeeld bij de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Purmerdijk). De vraag is ook wat corporaties hiervan vinden en hoe de bewoners hier tegenover staan. Dit is een thema wat de gemeente de komende jaren nader wil onderzoeken.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
15
Geformuleerde standpunten ten aanzien van brandveiligheid, handhaving en onderhoud: 1. De brandveiligheid moet op alle woonwagencentra op zo kort mogelijke termijn onderzocht worden. 2. De gemeente wil op het gebied van brandveiligheid, indeling en inrichting van de centra en overtredingen van het Bouwbesluit orde op zaken stellen middels het 'schone leitraject'; de komende vier jaar wordt per jaar één woonwagencentrum onder de loep genomen, te beginnen met het centrum aan de Purmerdijk. Wanneer er sprake is van een genormaliseerde situatie op de centra kan er worden overgegaan tot een goede manier van handhaven. Hiertoe zal de afdeling BMI volgens de algemene handhavingsnota gaan handhaven. 3. Tot aan de situatie dat er sprake is van een genormaliseerde situatie op de centra worden de afdelingen BMI en BM verzocht te komen met een voorstel om ervoor te zorgen dat de huidige situatie niet nog verder verslechtert en waarin wordt aangegeven door wie en waarop wordt gehandhaafd. 4. Afspraken ten aanzien van onderhoud en beheer van woonwagencentra en ten aanzien van de klachtenafhandeling van bewoners dienen zo concreet mogelijk te worden gemaakt. De gemeente zal hierin op korte termijn het voortouw nemen. De wijze van afhandeling van klachten van de woonwagenbewoners zal ook aan de bewoners zelf worden gecommuniceerd. 5. De gemeente wil dat de woningcorporaties per woonwagencentrum en per standplaats een meerjarenplanning opstellen voor beheer en onderhoud. 6. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet (bijvoorbeeld bij de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Purmerdijk) moet worden gekeken of er woonwagens vervangen kunnen worden door woningen, aangezien het investeren in woonwagens veelal onrendabel is.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
16
HOOFDSTUK 4
EIGENDOMSOVERDRACHT NAAR WONINGCORPORATIES
Vanuit het rijk wordt aangedrongen op overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwoonwagens van gemeenten naar woningcorporaties. In een periode van gewijzigde verantwoordelijkheden op het terrein van de volkshuisvesting is het weinig logisch dat de overheid optreedt als eigenaar, verhuurder en beheerder van standplaatsen en huurwoonwagens. Zoals reeds eerder vermeld zijn de corporaties op grond van de Woningwet en het BBSH verantwoordelijk voor de sociale huisvesting. Zij zijn ingericht op efficiënt en doelmatig beheer, onderhoud, en verhuur van woongelegenheden. De Woningwet en het BBSH maken geen onderscheid naar woonvorm, maar noemen nadrukkelijk dat woonwagens en standplaatsen vallen onder de algemene verantwoordelijkheid voor wonen, en dus ook van corporaties. Landelijk gezien loopt de overdracht moeizaam; ongeveer 35% van de standplaatsen is in beheer of in eigendom van corporaties.
Purmerendse situatie De overdracht van eigendom van standplaatsen en huurwoonwagens aan woningcorporaties wordt ook door de gemeente Purmerend gewenst. Tot nu toe zijn in Purmerend het onderhoud en beheer van drie van de vier woonwagencentra overgedragen aan een woningcorporatie. De gemeente is nog wel altijd eigenaar van alle vier de centra. Purmerend wil samen met de woningcorporaties tot een plan komen voor verdere overdracht en overname van beheer en onderhoud van standplaatsen en huurwoonwagens. Daarvoor dienen wel een aantal voorwaarden te worden geschept. Voorwaarden voor overdracht 1. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid is het vertrekpunt. Zo mag van de corporatie worden verwacht dat zij het beheer van een woonwagencentrum als een reguliere volkshuisvestingstaak benadert. De gemeente zorgt ervoor dat voor zover mogelijk de condities worden gecreëerd voor een genormaliseerde exploitatie. 2. Voorafgaand aan de eigendomsoverdracht is er sprake van een genormaliseerde situatie op de woonwagencentra. Dit betekent o.a.: Een brandveilige situatie op de centra Normale openbare orde situatie (actieve handhaving, afspraken met politie) Goede onderhoudssituatie van wagens, standplaatsen met voorzieningengebouw en openbare ruimten (verantwoordelijkheid van de beheerders zelf) Genormaliseerd huurprijsniveau in relatie tot kwaliteit van de woonruimte 3. De kennis die bij de gemeente aanwezig is over de bewoners en de woonvorm, moet worden overgedragen aan de corporatie. 4. Gemeente en corporaties dienen elkaar duidelijk te maken wat de beleidsintenties zijn ten aanzien van de woonwagencentra. De gemeente doet dit middels deze beleidsnotitie. De corporatie kan dit doen door in het jaarverslag aandacht te besteden aan dit onderwerp en aan deze specifieke doelgroep. Tevens kunnen er in de prestatie-afspraken zaken worden vastgelegd.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
17
De gemeente Purmerend wil wanneer de herinrichting van het centrum aan de Purmerdijk heeft plaatsgevonden allereerst overgaan tot de overdracht van het beheer en onderhoud van de locatie Purmerdijk aan corporatie Rochdale. Er moet ook in dit geval naar een passende oplossing worden gezocht omdat dit centrum, zoals al eerder aangegeven toch een wat ander centrum dan de andere is. Eerste prioriteit hier is het centrum op te knappen, zodat overdracht kan plaatsvinden. Voor de ander centra zal vervolgens per centrum worden overgegaan tot overdracht van het eigendom aan de beoogde corporaties. Wanneer er een overdrachtsovereenkomst kan worden gesloten, dan dienen daarin duidelijke afspraken gemaakt te worden over wat eigendom wordt van de corporaties en wat bij de gemeente blijft (denk aan openbare ruimtes en wegen op de centra of aan de sanitaire units) en welke werkzaamheden bij de gemeente blijven en welke overgaan naar de corporatie. Graag wil de gemeente Purmerend het overdrachtsmoment koppelen aan het nalopen en opknappen van de verschillende centra in het kader van het in hoofdstuk 3 beschreven 'schone lei- traject', ter verbetering van de brandveiligheid op de woonwagencentra. Hieronder volgt een overzicht van het tijdspad wat de Gemeente Purmerend hierbij voor ogen staat. Overzicht tijdspad beoordelen op brandveiligheid/opknappen centra en moment van overdracht aan corporaties Woonwagencentrum Beoogde woningcorporatie
Purmerdijk
Rochdale
Herinrichten/ Opknappen / Brandveiligheid waarborgen 2005-2006
Moment van Eigendomsoverdracht
Slaperdijk
Wooncompagnie
2006
2006
Akropolishof
De Hoeksteen
2007
2007
Veenweidestraat
Wherestad
2008
2008
2006/2007
Geformuleerde standpunten ten aanzien van eigendomsoverdracht naar woningcorporaties: 1. De gemeente Purmerend acht de overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwoonwagens van gemeente aan corporaties - in navolging van het rijk wenselijk. 2. Vóórdat tot overdracht kan worden overgegaan moet per centrum een aantal voorwaarden worden geschapen, waaronder een genormaliseerde situatie op het terrein en overdracht van kennis over de bewoners van het centrum aan de betrokken corporaties. 3. De gemeente heeft het beheer en onderhoud van drie centra al overgedragen aan de verschillende woningcorporaties. Dat wil zij - na de herinrichting van het centrum aan de Purmerdijk - ook voor de vierde doen. Dan wil zij ook gelijk het eigendom overdragen. Het eigendom van de andere drie woonwagencentra wil zij in navolging op het 'schone lei-traject' overdragen.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
18
HOOFDSTUK 5
VERKOOP VAN WOONWAGENS EN STANDPLAATSEN AAN BEWONERS
Vanuit het rijk Het rijk staat positief tegenover het verkopen van woonwagens en/of standplaatsen aan de bewoners, niet in de laatste plaats omdat eigendom over het algemeen een positieve invloed heeft op het verantwoordelijkheidsgevoel voor de woonomgeving. Purmerendse situatie De gemeente Purmerend sluit zich aan bij het standpunt van het rijk en wil de verkoop van woonwagens én standplaatsen aan bewoners stimuleren. Dit past in het beleid ter bevordering van het eigen woningbezit. Tevens is zij voorstander van het creëren van eigen verantwoordelijkheid voor de bewoners voor hun woonwagen en directe woonomgeving. Onderzocht moet worden welke standplaatsen zich lenen voor verkoop. De voorkeur gaat uit naar een eenduidige situatie ter wille van een duidelijke beheervorm. Daaronder wordt verstaan een huurwagen op een huurstandplaats en een eigen wagen op een eigen standplaats. Daarmee kunnen wederzijdse verwijten van huurder en verhuurder worden voorkomen. Toepassing van dit principe op woonwagencentra stuit echter op een aantal problemen. In de praktijk blijkt het vaak lastig voor de bewoners om de financiering rond te krijgen, vooral omdat wagens - anders dan huizen - in waarde verminderen. De komende tijd wordt uitgezocht hoe de verkoop van woonwagens en standplaatsen het beste gestalte kan worden gegeven. Daarvoor zouden wij bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van constructies als Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE), goedkoop lenen,etc. Aan het verkopen van standplaatsen moeten wel nader te bepalen voorwaarden worden gesteld, zoals bijvoorbeeld een antispeculatiebeding. Tevens moeten er met de beoogde toekomstige eigenaren - de corporaties - afspraken worden gemaakt over hoe wordt omgegaan met de verkoop van standplaatsen (bijvoorbeeld over het aantal en aan wie deze standplaatsen worden verkocht).
Geformuleerde standpunten ten aanzien van verkoop van woonwagens en standplaatsen aan bewoners 1. De gemeente Purmerend sluit zich aan bij het standpunt van het rijk en wil de verkoop van woonwagens én standplaatsen aan bewoners stimuleren en de mogelijkheden hiertoe verder onderzoeken. 2. Aan het verkopen van standplaatsen moeten nader te bepalen voorwaarden worden gesteld. Dat geldt ook wanneer het eigendom van de centra wordt overgedragen aan de woningcorporaties.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
19
HOOFDSTUK 6
ONDERWIJS, INKOMEN EN WERKGELEGENHEID ONDER WOONWAGENBEWONERS
Stand van zaken Opleiding en arbeidsmarktpositie hoofdbewoners woonwagencentra Purmerend Vanuit de inventarisatie, zoals die is uitgevoerd door Primo, komt naar voren dat 21 van de 35 hoofdbewoners een uitkering ontvangen, waaronder 16 een WWB uitkering. 10 Bewoners werken als zelfstandige of in loondienst. Geldt landelijk voor veel woonwagenbewoners de zelfstandige (auto)handel als grootste bron van inkomen; bij de bewoners in Purmerend geldt zelfstandig ondernemerschap slechts voor 5 personen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een groot deel van de volwassen bewoners weinig tot geen opleiding heeft genoten. De oudere bewoners hebben veelal een aantal jaren lagere school gehad, vroeger werd men al op jonge leeftijd bij het verwerven van inkomen betrokken. Dit beeld wijkt niet af van landelijke beeld; woonwagenbewoners hebben in het algemeen niet veel opleiding genoten en hun arbeidsmarktpositie is in het algemeen ook niet erg sterk te noemen. Opleiding kinderen Uit de leerplichtadministratie blijkt dat er 23 kinderen geregistreerd staan in het leerplichtregister van Purmerend in de leeftijdsgroep 4 t/m 22 jaar die woonachtig zijn op een woonwagencentrum. Onderverdeeld in: 4 t/m 12 jaar: 13 kinderen, waarvan: 10 ingeschreven op een reguliere basisschool 3 ingeschreven op een school voor speciaal basisonderwijs 12 t/m 22 jaar, 10 kinderen, waarvan 1 ingeschreven op het regulier voortgezet onderwijs 3 ingeschreven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs 1 ingeschreven bij een ROC (mbo) 5 niet ingeschreven op een school en niet leerplichtig (>16 jaar) Laatstgenoemde 5 zijn niet in het bezit van een zgn. startkwalificatie voor de arbeidsmarkt (afgeronde havo/vwo of mbo opleiding).
Leerplichthandhaving Van deze groep van 23 leerlingen heeft de leerplichtambtenaar in het afgelopen schooljaar 1 leerling uitgebreid in onderzoek gehad. In het schooljaar daarvoor zijn 3 leerlingen uitgebreid in onderzoek geweest.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
20
Regionaal Meld- En Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaters (RMC) De 5 niet ingeschreven leerlingen zijn wel geregistreerd als uitvaller zonder startkwalificatie in het kader van de RMC-wet. Binnen dit kader zullen zij gevolgd worden in hun dagbesteding. Als zij in beeld komen bij het CWI of de Sociale Dienst zal bekeken worden of de trajectbegeleider RMC nog een rol kan hebben om de jongere te stimuleren in het halen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt.
Nu en in de toekomst Opleiding, inkomen en werk hoofdbewoners De Sociale Dienst en het Centrum voor Werk en Inkomen zien de woonwagenbewoners als volwaardige deelnemers aan de arbeidsmarkt. Voor iedere cliënt van de Sociale Dienst wordt, indien mogelijk, een traject opgestart gericht op werk of sociale activering. Ook voor de woonwagenbewoners wordt gestreefd naar een individueel trajectaanbod op maat. De Sociale Dienst zal onder de woonwagenbewoners nog eens specifiek kijken of er kandidaten zijn die hiervoor in aanmerking komen. In het algemeen geldt dat het huidige instrumentarium voldoende is om voor de woonwagenbewoners een passend trajectaanbod te doen. De Sociale Dienst zal de woonwagenbewoners niet benoemen als een specifieke doelgroep.
Opleiding kinderen Omdat er geen verschil in onderwijsdeelname naar voren is gekomen tussen de woonwagenkinderen en andere kinderen wordt er door de afdeling Onderwijs geen specifiek beleid voorgesteld. De kinderen doen het over het algemeen goed op school, maar het zou wel goed zijn om te zoeken naar wegen om de onderwijsprestaties van woonwagenkinderen/jongeren daar waar mogelijk op een hoger niveau te brengen. Daarbij zijn de volgende zaken van belang: er niet op voorhand vanuit gaan dat het VBO de geëigende schoolkeuze is van woonwagenjongeren stimulans en vertrouwen vanuit school bieden een bredere oriëntatie op beroep en scholing aanbieden ouders bij het onderwijs betrekken De afdeling onderwijs wordt verzocht om onderwijsinstellingen hier de komende jaren meer op te wijzen en eventueel handreikingen te bieden waarmee deze doelgroep wat meer aandacht kan worden gegeven.
Geformuleerde standpunten ten aanzien van onderwijs, inkomen en werkgelegenheid onder woonwagenbewoners. 1. Ook ten aanzien opleiding, inkomen en werk van de woonwagenbewoners wordt normalisatie nagestreefd. Er is geen speciaal beleid nodig ten aanzien van deze doelgroep. 2. De afdelingen Onderwijs en de Sociale Dienst en het CWI zullen wel binnen hun reguliere beleid bekijken of bijzondere aandacht nodig is voor de woonwagenbewoners.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
21
HOOFDSTUK 7
ORGANISATIE, TAAKVERDELING, COMMUNICATIE EN UITWERKING
Organisatie Hoewel er wel behoefte bestaat bij de woonwagenbewoners en op sommige punten ook wel bij de gemeente en bij de woningcorporaties, zal er geen aparte woonwagencoördinator komen binnen de gemeente Purmerend. Dit past niet in het beleid van normalisatie, waarvoor nu is gekozen. Woonwagenzaken dient ingebed te worden in de reguliere taken van de verschillende afdelingen. Elke afdeling moet dus zijn of haar reguliere taak oppakken, ook daar waar het woonwagenzaken betreft. Taakverdeling binnen de Gemeente De taakverdeling binnen de gemeentelijke afdelingen ten aanzien van de woonwagencentra ziet er als volgt uit: Afdeling Wonen: Eigenaar van woonwagencentra, standplaatsen en huurwoonwagens Opdrachtgever voor beheer woonwagens door corporaties Het bijhouden van een wachtlijst voor belangstellenden voor een standplaats Toewijzing van standplaatsen Opstellen en uitvoeren van algemeen woonwagenbeleid Overdrachtstraject van woonwagencentra naar corporaties Het initiëren van projecten op het gebied van woonwagenzaken Afdeling Bouw- en Milieu inspectie (BMI) en Bouwen en Milieu (BM) Toezien en handhaven op gebied van brandveiligheid Toezien en handhaven op gebied van bouw- en milieu overtredingen Bewoners informeren en adviseren m.b.t. aanvragen bouwvergunningen Afdeling Stedelijk Beheer Onderhoud en Beheer van openbare ruimte Politie Toezien en handhaven op Openbare orde De taakverdeling moet op korte termijn duidelijk worden vastgelegd en onderling worden gecommuniceerd. De Afdeling Wonen zal hierin op korte termijn het initiatief nemen en een voorstel formuleren.
Taakverdeling tussen gemeente en woningcorporatie De taakverdeling tussen gemeente als eigenaar en woningcorporaties als beheerder dienen nader worden uitgewerkt. De gemeente zal hier op korte termijn actie op ondernemen. Communicatie Overleg tussen betrokken partijen Op dit moment vindt er niet of nauwelijks overleg plaats tussen de gemeente, corporaties en woonwagenbewoners. De gemeente acht het noodzakelijk dat er een gestructureerde vorm van overleg komt tussen deze partijen. Daarom dient er tijdens de normalisatieperiode tot aan 2009 tenminste één keer per jaar overleg plaats te vinden tussen een vertegenwoordiging van de bewoners en alle partijen die
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
22
betrokken zijn bij de woonwagencentra: in ieder geval de gemeente Purmerend (afdelingen Wonen en BMI) en woningcorporaties. Tijdens het overleg dienen minimaal de volgende zaken aan de orde te komen: Behandelen van jaarlijks beleid Evalueren uitgevoerde activiteiten Bespreken problemen en klachten Vooruitkijken naar het volgende jaar Bepalen van prioriteiten De 'lijnen openhouden'; in gesprek blijven. De gemeente nodigt de woonwagenbewoners uit tot het oprichten van een bewonersvereniging (evt. met behulp van inzet van ISV-budget) zodat overleg gestructureerd kan plaatsvinden. Aanspreekpunten voor woonwagenbewoners Op dit moment ontbreekt het woonwagenbewoners aan een duidelijke aanspreekpunt wanneer zij met vragen, klachten of problemen ten aanzien van hun woonwagen zitten. Zij worden regelmatig van het kastje naar de muur gestuurd. Dit moet veranderen en daarom moet er op korte termijn vastgesteld worden wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe er met klachten van bewoners wordt omgegaan. De gemeente zal hierin op korte termijn het initiatief nemen en de uitkomsten ook communiceren aan de bewoners. Daarmee zullen zij duidelijker weten waarvoor ze bij welke instantie moeten zijn.
Geformuleerde standpunten ten aanzien van organisatie, communicatie en uitwerking 1. Er komt geen aparte woonwagencoördinator binnen de gemeente Purmerend. Wel komen er duidelijke aanspreekpunten binnen de gemeente en bij de woningcorporaties op de betreffende afdelingen. Deze aanspreekpunten worden ook bekend gemaakt aan de woonwagenbewoners. 2. Er komt een jaarlijks terugkerend overleg tussen allen die zich met woonwagenzaken bezighouden. Ook de woningcorporaties en een vertegenwoordiging van de woonwagenbewoners worden hierbij uitgenodigd. De afdeling wonen zal daartoe het initiatief nemen.
Afdeling Wonen - Woonwagenbeleid 2005-2009 - september 2005
23