Wheermolen 2010 ex artikel 3.1 Wro beheer/ontwikkeling gemeente Purmerend
2
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Inhoudsopgave
Toelichting
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
9
1.1 Aanleiding
9
1.2 Ligging plangebied
9
1.3 Vigerende plannen
9
1.4 Planvorm
10
1.5 Leeswijzer
10
Hoofdstuk 2 Beleidskader
11
2.1 Rijksbeleid
11
2.2 Provinciaal beleid
12
2.3 Regionaal beleid
15
2.4 Gemeentelijk beleid
16
2.5 Conclusie
18
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse
19
3.1 Ontstaansgeschiedenis
19
3.2 Ruimtelijke hoofdstructuur
20
Hoofdstuk 4 Functionele hoofdstructuur
23
4.1 Wonen
23
4.2 Detailhandel en horeca
23
4.3 (Maatschappelijke) voorzieningen
24
4.4 Bedrijven en kantoren
24
4.5 Groen en water
24
4.6 Verkeer
24
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
27
5.1 Externe veiligheid
27
5.2 Wegverkeerslawaai
28
5.3 Spoorweglawaai
29
5.4 Bodemkwaliteit
29
5.5 Cultuurhistorie en archeologie
29
5.6 Watertoets
30
5.7 Planologisch relevante leidingen
33
5.8 Luchtkwaliteit
33
5.9 Flora en fauna
34 bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
3
Hoofdstuk 6 Beschrijving nieuwe ontwikkelingen
37
6.1 Algemene uitgangspunten
37
6.2 Uitgangspunten nieuwe ontwikkelingen
37
Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving
39
7.1 Planvorm
39
7.2 Bestemmingsregeling
39
7.3 Overige regelingen
43
Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid
45
8.1 Algemeen
45
8.2 Economische uitvoerbaarheid
45
Hoofdstuk 9 Inspraak en overleg
47
9.1 Inspraak ingevolge Inspraakverordening
47
9.2 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
47
Regels
49
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
51
Artikel 1 Begrippen
51
Artikel 2 Wijze van meten
58
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
59
Artikel 3 Bedrijf
59
Artikel 4 Gemengd - 1
60
Artikel 5 Gemengd - 2
61
Artikel 6 Groen
62
Artikel 7 Kantoor
63
Artikel 8 Maatschappelijk
64
Artikel 9 Recreatie -1
66
Artikel 10 Recreatie - 2
67
Artikel 11 Sport
68
Artikel 12 Tuin - 1
69
Artikel 13 Tuin - 2
70
Artikel 14 Tuin - 3
72
Artikel 15 Verkeer - 1
73
Artikel 16 Verkeer - 2
74
Artikel 17 Water
75
Artikel 18 Wonen
76
Artikel 19 Leiding - Gas
77
Artikel 20 Waarde - Archeologie
78
4
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
80
Hoofdstuk 3 Algemene regels
81
Artikel 22 Antidubbeltelbepaling
81
Artikel 23 Algemene bouwregels
82
Artikel 24 Algemene aanduidingsregels
83
Artikel 25 Algemene ontheffingsregels
84
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels
85
Artikel 27 Algemene procedureregels
86
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel
87
Artikel 28 Overgangsrecht
87
Artikel 29 Slotregel
88
Bijlagen bij regels
89
Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten
91
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
5
6
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Toelichting
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
7
8
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Het planologisch regime voor de wijk Wheermolen en het groengebied Dwarsgouw is verouderd. In de Wet ruimtelijke ordening is een verplichte actualisering voor bestemmingsplannen opgenomen. Bestemmingsplannen mogen niet ouder zijn dan 10 jaar. Om te voldoen aan deze verplichting wordt voor deze wijk een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Daarnaast worden in dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en actuele planregels opgenomen. 1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in het midden van Purmerend. Het plangebied wordt in het noordoosten begrensd door de N244. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Purmerringvaart, en aan de zuidzijde door de rivier De Where. De exacte locatie van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Locatie plangebied 1.3
Vigerende plannen
Voor het plangebied zijn in de huidige situatie de volgende bestemmingsplannen vigerend: Ÿ Wheermolen 1980, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 1981 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 26 oktober 1982. Ÿ De Koog 1997, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 mei 1999 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 26 augustus 1999. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de regelingen zoals in de bovengenoemde bestemmingsplannen zijn vastgelegd, voor het onderhavige plangebied vervangen.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
9
1.4
Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande situatie vast. Hierbij is enige ruimte voor flexibiliteit in het plan opgenomen. Hiernaast staat het bestemmingsplan voor Wheermolen West nieuwe ontwikkelingen toe. Deze zijn opgenomen door middel van positieve bestemmingen. Dit betekent dat een directe bouwtitel wordt verkregen, zonder dat de plannen eerst nog verder uitgewerkt moeten worden. Daarnaast is voor het zuidelijke deel van de 'Driehoek' in Wheermolen West een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Er mag echter pas worden gebouwd, nadat het wijzigingsplan is vastgesteld door burgemeester en wethouders. 1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, regio en provincie en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van ruimtelijke structuur in het plangebied gegeven en wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de functionele structuur, waarin een duidelijke relatie wordt gelegd met het gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten behandeld. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 de toekomstige ontwikkelingen verwoord. In hoofdstuk 6 en 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling. Hoofdstuk 8 bevat de paragrafen over de economische uitvoerbaarheid. Tenslotte wordt in hoofdstuk 9 de gevolgde inspraakprocedure en het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschreven.
10
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 2
Beleidskader
De beleidscontext voor het bestemmingsplan Wheermolen wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven. De relevante sectorale, gemeentelijke beleidsnota's komen in hoofdstuk 3, functionele analyse, aan bod. 2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Nota ruimte De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben achtereenvolgens op 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte1. Deze nota bevat op hoofdlijnen de strategische visie op het ruimtelijke beleid op rijksniveau. Dit ruimtelijke beleid spitst zich toe op inrichtingsvraagstukken tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het belangrijkste doel van deze nota is om op efficiënte en duurzame wijze ruimte te maken voor de inrichtingsvraagstukken binnen het beperkte oppervlak dat ons land kent. Voor steden en netwerken richt het nationaal beleid zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. In de Nota Ruimte benoemt het rijk zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied. Purmerend is zowel onderdeel van een economisch kerngebied als van het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland. In de Nota Ruimte wordt het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland beschreven als het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. De Randstad is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart van Nederland én de belangrijkste motor van economie, logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening en toerisme. Ook op het gebied van kennisindustrie en innovatie is de Randstad belangrijk. Binnen elk van de nationale stedelijke netwerken geeft het rijk in de nota een aantal gebieden aan om de verstedelijking te bundelen. De verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking moet ten minste gelijk blijven. Purmerend is als bundelingsgebied weergegeven. In deze gebieden ligt het accent wel op verstedelijking, maar er moet in samenhang daarmee ook ruimte gepland worden voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw en rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie. 2.1.2 Realisatieparagraaf De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) hebben op 1 juli 2008 op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. De Realisatieparagraaf krijgt eveneens de status van structuurvisie en wordt als het ware toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige PKB's. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken heeft het kabinet deze realisatieparagraaf vastgesteld. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. 2.1.3 Nota Wonen 'Mensen, Wensen en Wonen' In deze nota heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
11
2.1.4 Nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw Met de nota `Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw`2 wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht. De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. 2.1.5 Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan3 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. 2.1.6 Nota mobiliteit De Nota Mobiliteit4 geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen. De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn: 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; 4. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. 2.1.7 Conclusie rijksbeleid Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid. 2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Streekplan Noord-Holland Zuid Bij besluit van 17 februari 2003 is door Provinciale Staten van de Provincie Noord-Holland het Streekplan Noord-Holland Zuid5 vastgesteld. Hoofddoelstelling van dit beleid is het handhaven en versterken van de Randstad als economische motor, met inachtneming van de eisen die voortvloeien uit een goede leefbaarheid, bereikbaarheid en waterhuishouding. Uitgangspunt is zuinig en efficiënt ruimtegebruik, door Intensiveren, Combineren en Transformeren (ICT). Purmerend ligt binnen de regio Waterland. Voor deze regio zijn de belangrijke ruimtelijke opgaven onder 12
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
andere "ruimte voor water" en "Intensiveren, Combineren en Transformeren binnen bestaande kernen". Purmerend is een belangrijke bestaande kern binnen de regio. Het plangebied maakt dan ook onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. De woningbouwopgave voor de regio voor de periode 2000-2020 bedraagt 6.000 woningen, waarvan 50% door middel van ICT. De woningbouwopgave voor Waterland, zoals neergelegd in het streekplan Noord-Holland Zuid, is nader uitgewerkt in de streekplanuitwerking Waterlands Wonen6. Hierin is neergelegd dat tot 2013 2000 woningen binnen bestaand stedelijk gebied worden gebouwd. In het voorliggende bestemmingsplan wordt inbreiding door middel van herontwikkeling op verschillende plaatsen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de uitgangspunten binnen het streekplan Noord-Holland Zuid. 2.2.2 Overgangsdocument geldend streekplanbeleid naar nieuwe Wro Het overgangsrecht zoals verwoord in de Invoeringswet Wro regelt dat een streekplan vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wro op 1 juli 2008 van rechtswege wordt aangemerkt als structuurvisie. Het streekplan wordt daarmee een zogenaamd zelfbindend instrument. Met het overgangsdocument geeft de provincie aan hoe het huidige provinciaal planologisch beleid op een slagvaardige wijze wordt gerealiseerd na het vervallen van het goedkeuringsvereiste van bestemmingsplannen tot het moment dat de provincie beschikt over de structuurvisie (naar verwachting eind 2009). Het document bevat geen nieuw beleid, m.a.w. de beleidsdoelen zoals verwoord in het streekplan Noord-Holland Zuid worden niet gewijzigd: er is geen sprake van een streekplanherziening. Om te komen tot een beleidsneutraal overgangsdocument zijn de beide in Noord-Holland geldende streekplannen, de “Leidraad provinciaal Ruimtelijk Beleid” en de “Notitie Speerpunten artikel 19 lid 1 WRO-beleid” gescreend op het provinciale belang. Daarbij is ook rekening gehouden met de kaderstellende notitie “Provinciale sturingsfilosofie en provinciaal belang voor de ruimtelijke ordening”. Bovendien is tevens in beschouwing genomen op welke terreinen d.m.v. bestuurlijke besluitvorming nadere uitvoering aan het streekplan is gegeven. Bij deze screening is de volgende indeling gehanteerd: Provinciale ruimtelijke belangen waarvoor de provincie verantwoordelijkheid neemt voor de uitvoering. Het gaat hier om de kern van het provinciale ruimtelijke beleid. Ter vervanging van de goedkeuringsbevoegdheid zal de provincie naast het vooroverleg voor de doorwerking van dit beleid waar gewenst maximaal gebruik maken van de pro-actieve ruimtelijke juridische instrumenten uit de nieuwe wet zonder daarbij andere (niet-juridische of bestuurlijke) instrumenten uit te sluiten. De keuze van de instrumenten is maatwerk: Categorie 1. Goede ruimtelijke ordening: beleidsuitspraken uit het geldende streekplanbeleid waarvoor de provincie alleen geen verantwoordelijkheid neemt voor de uitvoering, maar die de provincie wel belangrijk vindt uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening. Doorwerking van dit beleid wordt in voldoende mate geborgd door (bestuurlijk) vooroverleg, afspraken met gemeenten, bestuurlijke of financiële instrumenten (adviserende, faciliterende of stimulerende mogelijkheden). Inzet van reactieve instrumenten (zienswijze, beroep, eventueel reactieve aanwijzing), echter als noodrem wordt in uitzonderlijke gevallen uitdrukkelijk niet uitgesloten: Categorie 2. Uitspraken in de streekplannen die op dit moment niet door middel van de goedkeuring worden geborgd omdat het ofwel een onderwerp van nationaal belang is, ofwel waarvoor Rijksregelgeving bestaat zonder provinciale beleidsvrijheid, of dat van zuiver lokaal belang wordt geacht: Categorie 3. In de periode totdat de pro-actieve juridische instrumenten als genoemd bij de provinciale ruimtelijke belangen (categorie 1) daadwerkelijk voorhanden zijn zal in voorkomend geval ook voor die categorie gebruik worden gemaakt van de reactieve instrumenten als bedoeld onder categorie 2. 2.2.3 Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de provincie op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 vastgesteld. Deze verordening richt zich op de inhoud van bestemmingsplannen en is gebaseerd op het bestaande streekplanbeleid zoals hiervoor beschreven.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
13
2.2.4 Ontwerp structuurvisie Noord-Holland In de structuurvisie7 geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. De ontwerpstructuurvisie heeft van 22 oktober tot en met 2 december 2009 ter inzage gelegen. Naar verwachting wordt de structuurvisie het eerste kwartaal van 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Purmerend is op de structuurvisiekaart aangegeven als 'metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen'. Voor deze gebieden geldt beleid van innovatief ruimtegebruik, intensiveren en herstructureren, mengen van wonen en werken, kwaliteitsverbetering, kennisintensieve en creatieve milieus. Tevens wordt Purmerend aangeduid als 'Bestaand bebouwd gebied', wat betekent dat buiten dit gebied geen nieuwe uitleglocaties worden gewenst, maar dat ruimtewinst moet worden gevonden door verdichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gestelde doelen in de ontwerpstructuurvisie. 2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) streeft ernaar om in 2020 meer dan 750.000 hectare aan natuurgebieden bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te laten horen. Het grootste deel van deze EHS-gebieden zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komt nog ruim zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noordzee en de Waddenzee. Milieumaatregelen moeten ervoor zorgen dat de natuur binnen de EHS schoner en stiller wordt. De EHS wordt bovendien steeds beter planologisch beschermd. Dat is niet alleen beter voor de natuur zelf, maar ook voor recreanten die rust en kwaliteit zoeken. Ze kunnen ervaren hoe Nederland er vroeger van nature uitzag. In de EHS is vooral plaats voor bijzondere planten en dieren. Er zijn ook meer mogelijkheden voor woeste natuur die zichzelf in stand houdt, op de manier zoals dit ging voor de komst van de mens. Om een grootschalig ecologisch netwerk als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te kunnen realiseren zijn verbindingen in de vorm van brede natuurzones nodig die de grote natuurgebieden aan elkaar koppelen. Deze natuurzones koppelen bestaande natuur aan nieuwe natuur. Deze verbindingen zijn nodig om genetische uitwisseling tussen plant- en diersoorten van deze verschillende gebieden mogelijk te maken. Ook wordt zo het leefgebied van de plant- en diersoorten groter. De droge en natte natuur van de EHS zal uiteindelijk een aaneengesloten netwerk vormen dat over de grenzen met andere landen aansluit bij het Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN). Daarnaast wordt in de Europese Unie waardevolle en voor Europa kenmerkende natuur beschermd door het netwerk Natura 2000. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In Nederland maken de Habitatrichtlijn geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk onderdeel uit van de EHS. 2.2.6 Provinciaal verkeers- en vervoersplan In het Provinciaal verkeers- en vervoersplan8 wordt uiteengezet dat de provincie er voor kiest om bij het opstellen van haar beleid de lijnen uit te zetten en niet alles tot in de details vast te leggen. De algemene beleidsdoelstelling die in het plan is neergelegd, is 'vlot en veilig door Noord-Holland'. In het plan wordt uiteengezet dat de provincie een groeiende uitdaging kent door de stijgende mobiliteitsvraag. Om tot het beste netwerkgebruik te komen zal Noord-Holland inzetten op de volgende speerpunten: 1. Anders Betalen voor Mobiliteit. 2. Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement. 3. Impuls fiets. 4. Hoogwaardig openbaar vervoer. 5. Verkeersmanagement en ICT. 6. Goederenvervoer. 7. Ruimtelijke ontwikkeling. Deze speerpunten zullen onderling samenhangend en elkaar versterkend worden ingezet. De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Inpassing in het 14
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
landschap en ontsnippering zijn hierbij randvoorwaarden. En indien nodig zal natuurcompensatie toegepast worden. Bij de ontwikkeling dan wel de herstructurering van infrastructuur liggen vaak mogelijkheden om slimme combinaties aan te gaan met projecten in de omgeving. Hierbij gaat het niet alleen om de landschappelijke inpassing, maar om het samenspel van verschillende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Door sterker in te zetten op de kwaliteit van het landschap als geheel wordt infrastructuur onderdeel van het landschap en passend binnen het landschap. Hiermee neemt de duurzaamheid van de oplossing toe. De provincie zal bij verschillende nieuwe ontwikkelingen de opgave vanuit een breder landschappelijk kader bekijken en zich inzetten voor een goede ruimtelijke kwaliteit. 2.2.7 Provinciaal waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren Het Waterplan, vastgesteld op 16 november 2009 door Provinciale Staten, beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders treffen vooral waterschappen en gemeenten maatregelen om de burgers te beschermen tegen wateroverlast en watertekort en om de waterkwaliteit te verbeteren. De belangrijkste thema's zijn veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, grondwater en de rol van de provincie. Tevens worden twee speerpunten voor de planperiode genoemd: 1. aangrijpen van de zandige versterking van de Noordzeekust om de regio, ruimtelijk en economisch, te versterken. 2. extra aandacht besteden aan de economische kant van het water. 2.2.8 Conclusie provinciaal beleid Het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals gesteld in het provinciaal beleid.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 In december 2007 is het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 20409 van de Metropoolregio Amsterdam vastgesteld. Dit is De ambitie die voor deze regio wordt gesteld is om de regio uit te laten groeien tot een metropool die vooral gekenmerkt wordt door diversiteit en menging (economisch, sociaal, cultureel, landschappelijk, ecologisch en qua woon-, werken- en vrijetijdsmilieus) én die duurzaam is (in de zin van klimaatbestendigheid en verbeterde luchtkwaliteit). Als woningbouwopgave voor de regio Noordvleugel wordt gesteld dat in de periode 2010-2030 minstens 150.000 woningen moeten worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Hiervan moeten 25.000 woningen in Haarlemmermeer en de Bollenstreek moeten worden gebouwd, in Amsterdam 50.000 en in Almere 60.000. De overige 15.000 woningen moeten op bescheiden schaal in uitbreidingsgebieden van Purmerend en Weesp/Muiden en binnenstedelijk in Zaanstad, IJmond, Haarlem en Amstelveen worden gerealiseerd. Purmerend ligt binnen de stadsregio Amsterdam en draagt bij aan de ambitie van de Metropool. In de visie wordt uiteengezet dat de nieuwbouw in Purmerend mede gericht is op de opvang van woningzoekenden in Amsterdam. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen extra woningen mogelijk gemaakt. Het betreft hier vervanging van bestaande woningen. 2.3.2 Regiovisie Waterland 2040 Op 10 december 2008 is door het Algemeen Bestuur van de regio Waterland de Regiovisie Waterland 204010 vastgesteld. In deze visie wordt ingegaan op hoe Waterland zich wil ontwikkelen tot 2040, waarbij eigen behoeften, kansen en knelpunten voorop staan. In de visie worden vijf kernopgaven onderscheiden: Ÿ
Ÿ
Strategisch bepalen van de positie binnen de Metropoolregio Amsterdam, maar ook binnen de bredere context van de Randstad en deze positie op een duurzame manier voor de lange termijn veiligstellen c.q. ontwikkelen. Een heldere invulling geven aan droogmakerij de Purmer met een goede ruimtelijke kwaliteit. bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
15
Ÿ
Ÿ Ÿ
Accommoderen van de gewenste woningbouwontwikkelingen voor de lange termijn; daarbij expliciete aandacht voor kwalitatieve toevoegingen en flexibiliteit om op toekomstige sociaal-economische ontwikkelingen te kunnen inspelen. Koers bepalen op het gebied van werken en recreatie en toerisme. Aangeven van duurzame functies, inrichting en beheer van het landelijk gebied.
In de visie wordt uiteengezet dat de regio vanwege het waardevolle landschappelijke karakter en de mobiliteitsproblematiek niet kiest voor grootschalige verstedelijkingsopties. Wel wordt ervoor gekozen om niet in bevolkingsaantal terug te lopen. Met dit doel verwacht de regio tussen 2020 en 2040 ongeveer 5.000 woningen te zullen bouwen. Een klein deel hiervan is voor de eigen regionale behoefte en het grootste deel voor de behoefte van de totale Metropoolregio Amsterdam. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de regiovisie Waterland 2040. 2.3.3 Regionale Woonvisie Stadsregio De Regionale Woonvisie Stadsregio11 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen. Het gaat hierbij zowel om de kwantiteit als kwaliteit van woningen. Het plangebied Wheermolen bestaat voor een groot deel uit bestaande woningen, waarbij tevens, met name in Wheermolen West, herontwikkeling van woningen plaats vindt. Hiermee wordt bijgedragen aan de doelstellingen van de Woonvisie. 2.3.4 Regionaal detailhandelsbeleid 2006-2010 In het Regionaal detailhandelsbeleid 2006-201012 is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige – fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels – solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten. In het plangebied van Wheermolen komt detailhandel op één locatie voor, namelijk het winkelcentrum Makado aan het John F. Kennedyplein. Verder is er nauwelijks sprake van aanvullende detailhandel. De situatie in Wheermolen is daarmee in overeenstemming met het regionale detailhandelsbeleid. 2.3.5 Conclusie regionaal beleid Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de kaders van het regionale beleid. 2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020 In 2006 heeft de gemeenteraad van Purmerend de structuurvisie 2005-202013 vastgesteld. Hierin zijn vier ambities neergelegd: 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad. 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu 16
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken. 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving. 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen. 2.4.2 Woonvisie Purmerend In de Woonvisie 2007-201014 formuleert de gemeente haar visie en activiteiten op het gebied van wonen. In de woonvisie wordt uiteengezet dat vanuit het groeikernenbeleid van de rijksoverheid Purmerend werd aangewezen als groeistad die woningzoekenden uit de hele regio zou moeten huisvesten. Het aantal inwoners van Purmerend is daarom in de laatste vijftig jaar vertienvoudigd. De grenzen zijn echter bereikt, maar regionale druk dwingt Purmerend na te denken over uitbreiding op langere termijn. De meeste Purmerenders zijn niet in Purmerend geboren en voelen zich niet sterk verbonden met de stad. Purmerend is een echte woonstad geworden, waarbij de groei van voorzieningen is achtergebleven bij de groei van het aantal bewoners. Net als in de rest van de Randstad, is ook in Purmerend sprake van krapte op de woningmarkt. Woningzoekenden moeten lang wachten op een sociale huurwoning en bepaalde groepen hebben het extra moeilijk. Wat opvalt is dat het woningaanbod in Purmerend erg eenzijdig is en dat er tekorten zijn aan dure woningen, zowel in de huur- als in de koopsector. De gemeente werkt voortdurend aan de oplossing van het probleem van woningdruk. Hierbij past de gemeente meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen. Hiernaast is het mogelijk om binnenstedelijke locaties te herstructureren, zoals bij het onderhavige plangebied gebeurt. 2.4.3 Beeldkwaliteit Voor de wijk Wheermolen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin wordt ingegaan op de Parkzone en de Driehoek. In het beeldkwaliteitsplan staat het plan van aanpak voor beide deelgebieden beschreven evenals een analyse. Voor de Parkzone worden in het plan de volgende ontwerpuitgangspunten genoemd: Ÿ De rand bestaat uit drie delen; Ÿ De ingangen zijn geplaatst aan de kopse kanten; Ÿ De sparingen aan de koppen hebben een minimale hoogte van twee lagen; Ÿ Aan de koppen van de bouwvolumes bevinden zich de accenten; Ÿ In de gevel bevinden zich vlakken die ten behoeve van de plasticiteit naar voren uitsteken en de schaal van het gebouw leesbaar maken; Ÿ De gevel is opgebouwd uit een afwisseling van verticale, horizontale en neutrale elementen. De ontwerpuitgangspunten voor de urban villa's zijn: Ÿ Het blok bestaat uit vijf lagen; Ÿ De verbindingen naar het eiland worden gemarkeerd door de twee volumes; Ÿ Het gebouw is slanker op de begane grond; Ÿ De ingang bevindt zich in de kop van het gebouw; Ÿ Rank gebouw, als object in het landschap herkenbaar. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft ook de ontwerpuitgangspunten voor de Driehoek: Ÿ Bijzondere vorm in het groen; Ÿ Variatie in hoogte en woningtype; Ÿ Poort en/of entree t.p.v. assen; bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
17
Ÿ Accenten aan de uiteinden. In het beeldkwaliteitsplan komen nog verschillende aspecten aan bod die betrekking hebben op de beeldkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan details, referentiebeelden en materialisatie van de bebouwing en omgeving. 2.4.4 Archeologie Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage na gedegen onderzoek in kaart gebracht, 'De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Purmerend, rapportage en kaarten'. Op basis van dit onderzoek naar het Purmerendse bodemarchief is archeologiebeleid voor Purmerend opgesteld. Het Purmerendse archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten: • behoud van de archeologische waarden 'in situ' (in de bodem) • de verstoorder betaalt. 2.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan de ambities zoals in de structuurvisie Purmerend zijn gesteld. 2.5
Conclusie
In de Nota Ruimte is Purmerend binnen een economisch kerngebied gelegen en wordt de gemeente weergegeven als bundelingsgebied binnen het nationale stedelijke netwerk Randstad. Hiervoor geldt dat bundeling van de verstedelijking van belang is en dat verstedelijking voorop staat, waarbij wel evenwicht dient te bestaan met andere ruimtevragende functies. In het provinciale beleid is Purmerend aangegeven als bestaand stedelijk gebied. Verder wordt uiteengezet dat uitbreiding van de woningvoorraad voor een groot deel door middel van Intensiveren, Combineren en Transformeren dient te worden gerealiseerd. In het regionale en gemeentelijke beleid wordt eveneens ingezet op woningbouw door middel van herstructurering. In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de doelen en uitgangspunten van het beleid op rijks-, provinciaal, en regionaal niveau invulling gegeven.
18
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke analyse
Het plangebied maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt deel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het stedelijke gebied van Amsterdam. Het plangebied ligt aan de oostzijde van Purmerend en bevat de gehele wijk Wheermolen. Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied Wheermolen. Na een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Purmerend en Wheermolen in het bijzonder wordt ingegaan op de ruimtelijke hoofdstructuur in het plangebied. Vervolgens worden in hoofstuk 4 een functionele hoofdstructuur beschreven en in hoofdstuk 6 worden de nieuwe ontwikkelingen benoemd. 3.1
Ontstaansgeschiedenis
Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderden de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend kreeg een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de gouden eeuw met haar economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. Pas in de 20e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd ver buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding in de Zuiderpolder. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt. De wijk Wheermolen is gebouwd tussen 1966 en 1972, na Overwhere-Zuid en vóór Overwhere-Noord. In deze tijd zijn binnen de gemeente Purmerend veel sociale woningen gerealiseerd, onder andere om de woningvraag binnen de gemeente Amsterdam op te vangen. Bij de vele woningen die in deze tijd gebouwd werden lag het accent in de eerste jaren op vierlagen portiek- en galerijflats en de daarna op hoogbouw galerijflats. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland is aangegeven dat de Where en de Purmerringvaart- en dijk van historisch geografische waarde zijn. Verder zijn op de Cultuurhistorische waardenkaart in het plangebied geen cultuurhistorische of archeologische waarden aanwezig. In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op dit aspect, waarbij het gemeentelijk archeologisch beleid wordt beschreven.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
19
Uitsnede CHW-kaart (bron: provincie Noord-Holland) 3.2
Ruimtelijke hoofdstructuur
De wijk Wheermolen ligt centraal binnen Purmerend aan de Where en de Purmerringvaart en relatief dicht bij stedelijke voorzieningen. De wijk Wheermolen is onder te verdelen in drie delen: Wheermolen West, Wheermolen Oost en het groengebied Dwarsgouw. Wheermolen Oost en West worden van elkaar gescheiden door de Churchilllaan die van noord naar zuid door het plangebied loopt. Het deel Dwarsgouw is ten noordoosten van Wheermolen oost gelegen en is te onderscheiden door de geheel andere uitstraling. Wheermolen Oost en West hebben een stedelijke uitstraling, met enkele kleinschalige groenvoorzieningen, terwijl Dwarsgouw juist vooral een groene uitstraling heeft. In figuur 3.1 is de onderverdeling van de gebieden weergegeven.
20
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Figuur 3.1 Indeling Wheermolen in deelgebieden Groen- en waterstructuur Het plangebied wordt aan de zuidoost- en zuidwestzijde begrensd door belangrijke waterlopen, namelijk de Purmerringvaart en de Where. De zuidoostgrens van het plangebied is de Purmerringvaart. Deze ringvaart, die rondom de droogmakerij de Purmer loopt, vormt de grens tussen het hoge deel van Purmerend (de voormalige landengte) en de lager gelegen droogmakerij de Purmer ten oosten daarvan. Het plangebied wordt aan de zuidwestzijde begrensd door De Where. Deze watergang verbindt de Purmerringvaart, de Beemsterringvaart en het Noordhollandsch Kanaal. Binnen het plangebied Wheermolen is op de oever van De Where de Wheredijk gelegen, met daarnaast een groenstrook. De wheredijk loopt ook door langs de oever van de Purmerrringvaart. Door het plangebied is van noord naar zuid een waterloop gelegen. Aan de zuidzijde van het plangebied loopt deze evenwijdig aan de Churchilllaan, verder naar het noorden, waar de Churchilllaan in noordwestelijke richting afbuigt, gaat de waterloop richting het noorden. Langs de in het plangebied aanwezige waterlopen zijn groenstroken en bosschages gesitueerd die het water scheiden van de verkeerswegen. Daarnaast is veel groen aanwezig in het deelgebied Dwarsgouw, waar eveneens kleine waterpartijen in zijn gelegen. Het groen in dit deelgebied heeft een ondersteunende rol voor de functies die hier worden uitgevoerd. Hier wordt in de omschrijving van de functionele analyse in het volgende hoofdstuk nader op in gegaan. Infrastructuur De wijk Wheermolen wordt door middel van de Churchilllaan via de noordzijde ontsloten op de N244 richting de A7 en via de zuidzijde op de N235, eveneens richting de A7. De buurten binnen de wijk Wheermolen worden vanaf de Churchilllaan ontsloten door de Henry Dunantstraat en de Hannie Schaftstraat. De Churchilllaan vormt een ontsluiting voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer, doordat aan beide zijden van de weg een fietspad en voetpad is gelegen. Hiernaast is de ten noorden van het plangebied gelegen spoorweg een belangrijk infrastructureel element van het gebied. Deze loopt over de gehele lengte van de noordzijde van het plangebied en vormt de grens tussen de wijk Wheermolen en Overwhere Zuid en het bedrijventerrein De Koog. bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
21
Belangrijke langzaamverkeer verbindingen binnen Wheermolen zijn de Kogerdijk aan de zuidoostzijde van het plangebied en de Wheredijk aan de zuidoost- en zuidwestzijde van het plangebied, die langs de Purmerringvaart en De Where lopen.
22
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 4 4.1
Functionele hoofdstructuur
Wonen
De bebouwing van het gebied is gevarieerd door een geordende menging van eengezinsrijwoningen in half-open en gesloten blokken, vrijstaande woningen, appartementen in galerij- en portiekflats en bijzondere voorzieningen. Karakteristiek voor de wijk is de open blokverkaveling met groen tussen de stroken. De randen en hoofdwegen zijn vormgegeven door stroken met hoogbouw en articulatie van hoog en laag. In overeenstemming met de tijdsgeest waarin de wijk is gebouwd, staan in de wijk voornamelijk rijwoningen en portiekflats. Deze woningtypen worden afgewisseld met hoge flats die soms haaks op de straat staan. Globaal kan worden gesteld dat de randen van het plangebied worden gekenmerkt door hoogbouw en dat het midden van het gebied veelal bestaat uit rijwoningen. De kwaliteit van de wijk ligt vooral in de heldere stedenbouwkundige structuur. De rijwoningen bestaan doorgaans uit twee bouwlagen met een kap op de ontsluitingsstraat gericht. De portiekflats bestaan uit vier bouwlagen, met in de eerste bouwlaag vaak garages. De galerijflats zijn meestal 11 bouwlagen hoog. Naar verhouding zijn er veel huurwoningen, namelijk 71% van alle woningen. In de gehele gemeente is dat 44%. De architectuur van de gebouwen is sober met veel aandacht voor de vlakverdeling en geleding. Wheermolen West Wheermolen West is in 3 subbuurten te verdelen: de Meteorenweg en de Mercuriusweg en de Planetenstraat e.o. De Meteorenweg en de Mercuriusweg bestaan voornamelijk uit gestapelde woningen. Het woonmilieutype van deze woningen is ´buiten centrum naoorlogs etage´. De derde subbuurt, de Planetenstraat e.o. ligt ertussenin en bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. ´Buiten centrum, naoorlogs grondgebonden´ is het milieutype dat bij deze subbuurt hoort. Hiernaast zijn aan de Zonnelaan vrijstaande woningen gelegen. Wheermolen Oost De buurt Wheermolen Oost is in wat mindere mate dan Wheermolen West een buurt met veel gestapelde bouw en veel huurwoningen. Wheermolen Oost is in drie subbuurten te verdelen. Van boven naar beneden: de Schepenbuurt, de Muziekinstrumentenbuurt en de Nederlandse componistenbuurt. Alle drie subbuurten kunnen we rekenen tot het woonmilieutype ´buiten centrum, naoorlogs grondgebonden´. Hiernaast kent het gebied aan de randen: langs het winkelcentrum Makado, aan de zijde van Dwarsgouw en langs de Purmerringvaart een structuur van hoogbouw in de vorm van galerijflats. De Schepenbuurt is in Wheermolen Oost een gemiddelde buurt. Het bestaat voor 60% uit gestapelde woningen. De Muziekinstrumentenbuurt heeft wat meer gestapelde woningen en huurwoningen dan de Schepenbuurt. De Nederlandse componistenbuurt heeft meer eengezinswoningen en koopwoningen dan de beide andere subbuurten. 4.2
Detailhandel en horeca
De detailhandel in Wheermolen is geconcentreerd in het winkelcentrum Makado aan het John F. Kennedyplelin. Buiten dit centrum is geen detailhandel aanwezig. In het plangebied zijn twee horecagelegenheden aanwezig: een snackbar in het winkelcentrum Makado en een Chinees restaurant net buiten het winkelcentrum, aan het John F. Kennedyplein. Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdergaande schaalvergroting plaats zal vinden bij de supermarkten. Hierdoor zullen speciaalzaken, met name in de foodsector, maar ook in de non-food, onder druk komen te staan en deels verdwijnen. Hierdoor kunnen winkelruimtes leeg komen te staan. Aangezien dit ongewenste situaties op kan leveren, is het gewenst dat in deze winkelruimtes in winkelcentra andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening gevestigd kunnen worden. In verband met het hierboven genoemde risico op leegstand, is het bovendien gewenst de detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra en de verspreid liggende vestigingen te consolideren. In de Nota Detailhandel 2007-2011 is aangegeven dat in wijk- en buurtwinkelcentra geen uitbreiding wordt toegestaan. bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
23
4.3
(Maatschappelijke) voorzieningen
Binnen de wijk Wheermolen zijn op meerdere locaties maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het betreft de volgende voorzieningen: Ÿ vijf basisscholen, waarvan twee aan de Mercuriusweg, een aan de Vrouwenzandstraat, een aan de doctor Albert Schweitzerlaan en een aan de Johan Wagenaarstraat. Echter niet alle scholen zijn nog in functie; Ÿ een kerk aan de Zonnelaan; Ÿ een wijkcentrum aan de Churchilllaan; Ÿ een woningstichting aan de Kometenstraat; Ÿ een gezondheidszorgcentrum aan de Boeierstraat; Ÿ een kinderdagverblijf aan de J.P. Grootstraat. In september 2003 is de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal door de raad vastgesteld. Het doel van deze visie was en is om alle onderwijssoorten in de gemeente op lange termijn zo optimaal mogelijk te huisvesten op basis van de uitkomst van de inhoudelijke visie over onderwijs, opgesteld door de gemeente en de betrokken schoolbesturen. Daarnaast is er behoefte aan huisvesting van buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en kinderopvang. Inmiddels wordt jaarlijks vanaf 2007 weer een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld, waarin de huisvestingsproblematiek per wijk/school in beeld wordt gebracht. De scholen 't Prisma aan de Mercuriusweg en de openbare basisschool Wheermolen aan de doctor Albert Schweitzerlaan worden met de herontwikkeling Wheermolen west samengevoegd tot één brede school. Deze wordt gevestigd in de driehoek van Wheermolen west en is vervat in het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Wheermolen west, 2e fase 2010'. 4.4
Bedrijven en kantoren
Doordat de hoodfunctie in het plangebied voornamelijk wonen is, zijn in het plangebied niet veel bedrijven en kantoren aanwezig. Naast het winkelcentrum Makado is een tankstation gesitueerd, de enige actieve bedrijvigheid in het plangebied. Verder is aan de Vrouwenzandstraat een opslagtank voor warm water ten behoeve van de stadsverwarming gevestigd, wat onder de categorie bedrijf valt. Ten slotte zijn gemalen in het plangebied aanwezig die onder de categorie bedrijf vallen. 4.5
Groen en water
Ten zuiden van het plangebied zijn de Purmerringvaart en de Where gelegen. Deze hebben naast de functie voor wateraanvoer en -afvoer, tevens een recreatieve- en woonfunctie. Langs de gehele waterloop de Where zijn woonschepen gelegen. Langs de Where en de Purmerringvaart is een doorgaand fietspad gelegen met hiernaast een groenstrook. Dit groen heeft een ‘natuurlijk’ karakter. Deze groenstructuur ondersteunt de structuur op wijkniveau. Binnen de woonerven van de woonwijk zijn geen grote groenvoorzieningen zoals parken aanwezig. Er zijn groenveldjes en bosschages verspreid door de wijk heen aangelegd. Het grootste aandeel groen in het plangebied is het groen in het deelgebied Dwarsgouw. Dit heeft een belangrijke recreatieve functie. Aan de noordwestzijde van Dwarsgouw, langs het spoor, liggen volkstuinen. Deze blijven hier in de toekomst liggen. Ten oosten van de volkstuinen liggen sportfaciliteiten, in de vorm van een skeeler-/ijsbaan, een trimbaan, een manege en binnen- en buitenfaciliteiten voor de modelbouwsport. In dit gebied is tevens ondergeschikte horeca toegestaan. Ten noordoosten van de sportfaciliteiten is een bosachtig park gelegen, behorend bij het recreatiepark. Ten noorden hiervan zijn enkele woningen in een parkachtige omgeving gesitueerd. 4.6
Verkeer
Openbaar vervoer Aan de noordrand van het plangebied ligt de spoorlijn Purmerend-Hoorn. Hieraan ligt het station Purmerend Overwhere, op de grens tussen Wheermolen en Overwhere. Vanaf dit station vertrekken treinen richting Hoorn, Zaandam, Schiphol en Hoofddorp. Binnen het plangebied zijn verder vijf bushaltes aanwezig, waarmee de wijk wordt ontsloten.
24
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Ontsluiting langzaam verkeer Langs de Churchilllaan zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Op de overige wegen in het gebied wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Naast deze fietspaden langs de autoverkeerswegen, is er een belangrijke fietsverbinding over de Kogerdijk en de Wheredijk. Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Daarnaast bevinden zich in de woongebieden en daartussen nog enkele voetpaden. Ontsluiting autoverkeer De belangrijkste ontsluitingsweg binnen het plangebied is de Churchilllaan. Deze bevat twee rotondes, waar buurtontsluitingswegen op aantakken: de Hannie Schaftstraat en de J.P. Grootstraat. De Churchilllaan en de Hannie Schaftstraat zijn de enige wegen binnen het plangebied met een maximum snelheid van 50 km/u. Op alle overige wegen geldt een 30 km regime. West Via de Churchilllaan kan uiteindelijk de N235 of de N244 de A7 worden bereikt. Parkeren Het parkeren in het plangebied vindt plaats op aangewezen parkeerterreinen en op parkeerplaatsen langs de weg. Tevens zijn op sommige plekken garages bij woningen aanwezig. Daarnaast wordt er veelvuldig geparkeerd in garageboxen. Verkeersveiligheid In 2007 is het verkeersveiligheidsplan vastgesteld. In de analyse komt naar voren dat in het plangebied vooral de locatie van de openbare basisschool Wheermolen aan de Doctor Albert Schweitzerlaan een gevaarlijke locatie is.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
25
26
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 5 5.1
Milieuaspecten
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: Ÿ bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; Ÿ vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; Ÿ vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10–6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Op de risicokaart zijn rond het plangebied verschillende risicovolle objecten waargenomen. Het gaat om een vuurwerkopslag en een LPG-tankstation. Zie onderstaande afbeelding.
5.1.1 Vuurwerk De vuurwerkopslag (consumentenvuurwerk) is gelegen aan de oostzijde van de Churchilllaan aan het John F. Kennedyplein. De vergunde opslagcapaciteit consumentenvuurwerk bedraagt hier maximaal 10.000 kg. Voor de vuurwerkopslag is geen risicocontour opgenomen. Aldus vormt de vuurwerkopslag geen belemmering in het plangebied. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
27
5.1.2 LPG-tankstations In het plangebied is aan de John F. Kennedyplein een benzineverkooppunt met lpg gelegen dat van invloed is op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico). Bij lpg dient in het kader van het Bevi, rekening te worden gehouden met het invloedsgebied voor het groepsrisico op een afstand van 150m vanuit het vulpunt. Het voorgenomen bestemmingsplan houdt in dat de huidige situatie wordt gehandhaafd. Er komen geen nieuwe gevoelige objecten in het invloedsgebied, zodat het groepsrisico niet toeneemt. De bestaande situatie biedt bovendien geen realistische maatregelen om het risico te verlagen. Handhaving van de bestaande situatie is daarmee wat redelijkerwijs mogelijk is om het groepsrisico niet te verergeren. 5.1.3 Besluit externe veiligheid inrichtingen In (de omgeving van) het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied. 5.1.4 Verkeerswegen Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs verkeerswegen geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10–6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas van provincie Noord-Holland (www.risicokaart.nl) bevestigt dit. 5.1.5 Spoorwegen Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs de spoorweg Amsterdam-Hoorn geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10-6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas van provincie Noord-Holland (www.risicokaart.nl) bevestigt dit. 5.1.6 Vervoer van gevaarlijke stoffen door transportleidingen In het plangebied loopt een deel van de hoofdgastransportleiding onder de Dwarsgouw. Op de verbeelding en in de regels is hiervoor een dubbelbestemming opgenomen. Binnen een zone van 140 meter om de leiding mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. 5.2
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg, dient de geluidbelasting aan de gevel van de te ontwikkelen functie aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van een weg is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB. 28
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
In het voorliggende bestemmingsplan is de herontwikkeling Wheermolen West opgenomen. Hierin worden geluidgevoelige functies, namelijk wonen, mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling moet een akoestisch onderzoek worden verricht. Dit onderzoek zal te zijner tijd worden ingevoegd in het ontwerp van dit bestemmingsplan. 5.3
Spoorweglawaai
Langs alle spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones. Binnen de geluidszone van een spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De grootte van een geluidszone kan per traject verschillen. Een overzicht van de zone per traject is op basis van de Wet geluidhinder vastgelegd in de Regeling zonekaart spoorwegen. De breedte van de geluidszone van het traject Zaandam-Purmerend-Hoorn (traject nummer 450) bedraagt 200 m. Binnen de geluidszone van de spoorweg wordt in het voorliggende bestemmingsplan de herontwikkeling Wheermolen West mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling moet een akoestisch onderzoek worden verricht. Dit onderzoek zal te zijner tijd worden ingevoegd in het ontwerp van dit bestemmingsplan. 5.4
Bodemkwaliteit
In het bestemmingsplan dient te worden onderzocht of de kwaliteit van de bodem en het grondwater geschikt is voor de beoogde (nieuwe) functies. Bij brief van 17 juli 2006 is, op grond van het bodembeleid en de voor het plangebied aanwezige bodemkwaliteitskaarten, door de gemeente ontheffing verleend voor het overleggen van gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid in de herontwikkelingslocatie Wheermolen West. Onder deze ontheffing vallen niet de locaties van de aanwezige ondergrondse tanks, te weten Planetenstraat 91-95, Meteorenweg 8-166, Meteorenweg 176-334, Meteorenweg 344-502, Meteorenweg 512-670, Meteorenweg 680-838 en Meteorenweg 848-1006 te Purmerend. Op deze locaties heeft (nader) bodemonderzoek plaatsgevonden. De resultaten van de onderzoeken zijn vastgelegd in de door Landview opgestelde rapportages: Ÿ Nader bodemonderzoek Planetenstraat 91-95 te Purmerend d.d. augustus 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 8-166 te Purmerend d.d. 15 augustus Ÿ 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 176-334 te Purmerend d.d. 15 Ÿ augustus 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 344-502 te Purmerend d.d. 15 Ÿ augustus 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 512-670 te Purmerend d.d. 15 augustus 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 680-838 te Purmerend d.d. 15 Ÿ augustus 2006; Ÿ Bodemonderzoek bij ondergrondse tank Meteorenweg 848-1006 Purmerend d.d. 15 augustus Ÿ 2006. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat ter plaatse van de tanklocatie Planetenstraat 91-95, sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging welke dient te worden gesaneerd. Hiertoe is een saneringsplan opgesteld wat is beoordeeld en goedgekeurd door de provincie Noord-Holland. De goedkeuring is vastgelegd in een beschikking d.d. 19 december 2006, kenmerk 2006-67244. Voor de overige tanklocaties geven de onderzoeksresultaten geen aanleiding tot het treffen van maatregelen. Bij de sloop dient op deze locaties aandacht te worden besteed aan de eventueel nog aanwezige leidingen en dienen de tanks te worden verwijderd. De locatie Planetenstraat 91-95 is reeds gesaneerd. In november 2009 is een nieuwe Bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Tevens is een functiekaart vastgesteld. Hierop staat het gebied als 'Wonen' vermeld. Dit betekent dat bij een sanering de concentraties moeten worden teruggebracht tot de normen behorend bij de functie 'Wonen'. 5.5
Cultuurhistorie en archeologie
Archeologische waarde (dubbelbestemming) In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
29
geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend. De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden. De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een lage kans op archeologische sporen. Langs de middeleeuwse ontginningassen is de kans op archeologische sporen echter middelhoog. Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m2 beslaat en dieper dan 0,50 cm onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Herontwikkeling Wheermolen West Door ADC-Archeo Projecten is een bureauonderzoek verricht in de herontwikkelinglocatie Wheermolen West (Parkzone en de Driehoek) met het oog op de huidige ontwikkelingen (hoofdstuk 6). Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is het mogelijk (doch niet waarschijnlijk) dat in de herontwikkelingslocatie Wheermolen West archeologische resten voorkomen van de Steentijd (Pleistocene zand) en de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd (Hollandveen). De kans op het voorkomen van dergelijke resten is laag. De top van het Pleistocene zand is namelijk geërodeerd tijdens de vorming van het mariene kleipakket en het veen is ontgonnen. Tot aan de bouw van de huidige bebouwing was dit gebied alleen in gebruik als landbouwgrond (weilanden). Door de huidige bebouwing zijn eventuele resten van de Nieuwe tijd hoogstwaarschijnlijk helemaal verdwenen. Er zijn geen aanwijzingen voor archeologische waarden op de herontwikkelingslocatie Wheermolen West. ADC adviseert om in de herontwikkelinglocatie geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. De uitvoerders van het grondwerk worden gewezen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, artikel 47, lid 1. 5.6
Watertoets
Voor Wheermolen West heeft op 14 juni 2006 een overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) plaatsgevonden over de ontwikkelingen binnen het plangebied. In deze paragraaf worden besproken aspecten beschreven. 5.6.1 Waterkwantiteit De wijk Wheermolen West ligt in peilgebied 5742-1 (Overwhere) in polder De Koog en Overwhere. Binnen het plangebied ligt in de huidige situatie geen open water. Wel ligt er langs het plangebied een watergang aan de spoorlijn. In het plangebied wordt extra water aangelegd. Dit wordt een waterpartij parallel aan de bestaande watergang langs het spoor. Er wordt 0,02 hectare gedempt. In de huidige situatie is verharding aanwezig in de vorm van daken en wegen, totaal 6,43 hectare. In de 30
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
toekomst wordt dit 6,38 hectare, dit betekent een geringe afname van snel afvoerend verhard oppervlak. Van het bestaande open water wordt 0,02 hectare gedempt. In de twee langzaamverkeerroutes worden bruggen over het water aangelegd en in de andere twee ontsluitingen wordt een dam met duiker aangelegd om de doorstroming van het water te garanderen. Er wordt 0,98 hectare aan nieuw water gegraven waarvan 0,02 hectare ter compensatie van het gedempte water. De overige 0,96 hectare is extra water dat niet nodig is voor compensatie van de herinrichting, omdat er geen uitbreiding van verharding plaatsvindt. Deze waterberging is extra ten opzichte van de huidige situatie. De gemeente registreert deze 0,96 hectare open water in peilgebied 5742-1 in de waterbank als positief saldo. Tabel 4.1 Oppervlakten huidig en toekomstig in plangebied Wheermolen West Huidige situatie Toekomstige situatie Open water bestaand (ha) 0,23 0,21 Open water gedempt (ha) 0 0,02 Oppervlakte nieuw water (ha) 0 0,98 Oppervlakte onverhard (ha) 5,03 4,1 Oppervlakte verhard totaal (ha), 6,43 6,38 waarvan: - daken (ha) 1,42 2,15 - wegen (asfalt en klinkers) (ha) 5,01 4,23 - wegen half open verharding (ha) 0 0 Totaal oppervlak 10,94 10,94 Het bestaande watersysteem blijft goed functioneren tijdens aanleg voor afvoer van water, dat wordt ongemoeid gelaten tijdens de bouwactiviteiten, dus daarvoor zijn geen tijdelijke voorzieningen nodig. 5.6.2 Waterkwaliteit In de huidige situatie loopt een watergang langs het plangebied, die aansluit op andere watergangen. Bij de herinrichting wordt, parallel aan de bestaande, een nieuwe watergang aangelegd. De nieuwe waterpartij sluit aan twee kanten aan op de bestaande waterstructuur, zodat er in het midden een eiland ontstaat. Voor de ontsluiting van het eiland kruist op twee plekken een autoweg de watergang en tweemaal een langzaamverkeerroute. Voor de langzaamverkeerroutes zijn bruggen voorzien en voor de autowegen dammen met een duiker erin. Hierdoor kan het water door de nieuwe waterpartij stromen en ontstaan geen geïsoleerde vijvers, doodlopende watergangen of 'snipperblauw'. Vanuit het oogpunt van waterkwaliteit en ecologie is de mogelijkheid van doorstroming van de watergangen (nieuw en bestaand) een belangrijke randvoorwaarde, dit wordt bereikt met de duikverbindingen. Voor migratie van oever- en watergebonden fauna zou idealiter de oeverlijn doorlopen bij de kruisingen met wegen, door hoge bruggen die tot over de oeverlijn reiken. Vanuit kostenoogpunt voor aanleg van een brug in vergelijking met dam met duiker, heeft de gemeente gekozen voor 2 dammen met duikers en 2 bruggen. Voor het watersysteem is het uitgangspunt: voorkomen van vervuiling van oppervlaktewater. Om dit te realiseren wordt bij het afkoppelen van verharde oppervlakken rekening gehouden met de richtlijnen conform de 'beslisboom afkoppelen' van het hoogheemraadschap. Hierdoor wordt voorkomen dat directe afstroming plaatsvindt van regenwater van potentieel vervuilde verharding naar het oppervlaktewater. Voor het toepassen van bouwmaterialen wordt gekozen voor duurzame bouwmaterialen, die zo min mogelijk uitlogen naar het oppervlaktewater. Dit houdt in het beperken van koperen, loden of zinken dakbedekking. Voor de oeverinrichting is gekozen voor drie verschillende typen oevers: met plasbermen, beschoeiing of met een keerwand. 5.6.3 Afvalwaterketen In Wheermolen West ligt in de huidige situatie gemengde riolering met drie overstorten op de watergang langs de spoorlijn. Het gebied ligt in rioleringsdistrict 3 Wheermolen. Bij de herinrichting van het gebied wordt de riolering vervangen. Hierbij wordt een ander type rioolstelsel aangelegd, waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd dat hemelwater zoveel mogelijk binnen het gebied bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
31
blijft en niet naar de rioolwaterzuivering wordt afgevoerd. In augustus 2006 is de gemeente gestart met het opstellen van een rioolstructuurvisie voor o.a. het rioleringsdistrict Wheermolen, omdat het totale district aan integrale vervanging toe is de komende decennia. Hierin worden de keuzen gemaakt voor het type rioolstelsel, ligging van de persleiding en gemalen etcetera. In de studie wordt ook uitgewerkt hoe de riolering functioneert tijdens de realisatie van de herinrichting van Wheermolen West en de vervanging in de rest van het rioleringsdistrict. 5.6.4
Beheer en onderhoud
Water in plangebied Varend onderhoud heeft de voorkeur. Met het oog op overname van beheer en onderhoud van watergangen in stedelijk gebied in Purmerend in de toekomst, wordt rekening gehouden met de wensen van het hoogheemraadschap voor de minimale afmetingen van watergangen voor varend onderhoud. Dit bestaat uit een minimale waterbreedte van 6 meter op de waterlijn en een laad- en losplaats voor het materieel en het op de kant verzamelen van maaisel. Voor het passeren van kunstwerken is een breedte van 2,5 meter een doorvaarthoogte van 1,1 meter nodig en een waterdiepte van 80 à 100 cm. Als de gemeente kiest voor duikers met kleinere afmetingen, zal bij varend onderhoud de boot de duiker niet kunnen passeren. Voor de delen watergang tussen twee duikers zal de onderhoudsboot apart te water moeten worden gelaten, daar is ruimte voor nodig. Bij het bespreken van de overname van beheer en onderhoud van oppervlaktewater van gemeente naar hoogheemraadschap zal dit extra werk worden meegenomen. Indien mogelijk zal de gemeente proberen een van beide duikers doorvaarbaar aan te leggen, zodat varend onderhoud makkelijker wordt. Ten aanzien van het beheer en onderhoud moet aandacht worden besteed aan de bereikbaarheid voor onderhoudsvoertuigen. Dit betekent dat op de oevers plaatsen moeten worden ingericht voor het te waterlaten van de boot en vuilstortlocaties. Daarnaast dienen de ondiepe gebieden met een onderwaterbeschoeiing vanaf de kant kunnen worden onderhouden. Spoorsloot langs het plangebied De spoorsloot is momenteel smal. Het is niet mogelijk om deze watergang volledig te verbreden, maar op een aantal plaatsen wordt de sloot wel verbreed. De gemeente heeft in beeld gebracht hoe het beheer en onderhoud van de watergang nu en in de toekomst is geregeld: Ÿ Onderhoud op afmeting (baggeren): De sloot is in eigendom van de gemeente. Het hoogheemraadschap laat de baggerwerkzaamheden uitvoeren en stuurt de rekening naar de gemeente. Het baggeren gebeurt waarschijnlijk vanaf het water. Deze situatie verandert in de toekomst niet. Ÿ Onderhoud op zuiverheid (schouw=maaien, schonen, kroos verwijderen): Aan de zijde van de spoorlijn tot de helft van de sloot is het de plicht van de spoorwegbeheerder. Die voert het onderhoud uit vanaf het talud van de spoorlijn. Aan de zijde van de gemeente voert de gemeente de werkzaamheden voor de schouw nu nog uit vanaf de groenstrook aan de zijde van de gemeente. Langs de groenstrook is nu een strook van een paar meter waar het onderhoudsmaterieel kan rijden. Dit is na planrealisering echter niet meer mogelijk. Onderhoud op zuiverheid aan de zuidkant van de spoorsloot wordt straks de verantwoordelijkheid van de aangrenzende toekomstige eigenaren. 5.6.5 Spoordijk Ingrepen in of nabij de spoorsloot hebben mogelijk gevolgen voor de stabiliteit van het spoordijk profiel. Hiertoe vindt nog nader onderzoek en overleg plaats tussen gemeente en spoorwegbeheerder. 5.6.6 Waterkering Het gebied ligt niet langs of op een waterkering.
32
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
5.7
Planologisch relevante leidingen
Teneinde een goede belangenafweging te maken voor de vele functies binnen een plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van de binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden van bovenlokaal niveau (bijv. hogedrukwaterleiding of gastransportleiding, niet de huisaansluitingen). In het plangebied loopt een deel van de hoofdgastransportleiding langs de spoorweg. Op de verbeelding en in de regels is hiervoor een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming gelden beperkingen voor het bouwen. 5.8
Luchtkwaliteit
5.8.1 Wet luchtkwaliteit In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Voor de kwaliteit van de buitenlucht in Nederland zijn normen vastgesteld in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen', ook wel bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'). De Wet luchtkwaliteit die op 15 november 2007 in werking is getreden, maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: Ÿ woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; Ÿ kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. Nieuwe ontwikkelingen In het voorliggende bestemmingsplan worden de herontwikkeling West ( Parkzone en Driehoek mogelijk gemaakt. De ontwikkeling van Wheermolen West valt binnen de 3% grens waardoor een luchtonderzoek niet noodzakelijk is. 5.8.2 Besluit gevoelige bestemmingen Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMVB wordt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wm is opgenomen. Gelet op het ontbreken van een provinciale- of rijksweg in het plangebied kan deze toets achterwege blijven.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
33
5.9
Flora en fauna
5.9.1 Huidige situatie Het plangebied voor dit bestemmingsplan omvat een gedeelte van de bebouwde kom van Purmerend. Het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt door de volgende biotopen: openbare groenstroken, sloten, bomen, struweel, verharding en bebouwing. In het plangebied en in de nabije omgeving valt niet onder de werking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het gedeelte van het plangebied dat niet zal worden ontwikkeld is geen flora en faunaonderzoek uitgevoerd. Uiteraard zullen toekomstige (incidentele) bouwinitiatieven worden uitgevoerd met inachtneming van de eisen die Flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet daaraan stellen. Door Van der Goes en Groot is in 2006 een quick scan15 uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van krachtens de Flora- en faunawet beschermde flora en fauna in het plangebied. Dit onderzoek heeft bestaan uit een veldbezoek. Hierna is door Van der Goes en Groot ook een vleermuizeninventarisatie16 uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In onderstaande paragraaf worden per onderzoek de belangrijkste conclusies weergegeven.
5.9.2
Onderzoek in verband met Flora- en Faunawet
5.9.2.1 Vegetatie Er zijn geen beschermde planten aangetroffen in het plangebied. Het plangebied heeft geen potenties voor beschermde plantensoorten. 5.9.2.2 Reptielen Het herontwikkelingsgebied is ongeschikt voor beschermde reptielen. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig. 5.9.2.3 Zoogdieren Het herontwikkelingsgebied Wheermolen West is weinig geschikt voor kleine zoogdieren als muizen. Evenmin zullen soorten als Huisspitsmuis en Veldmuis schaars aanwezig zijn. De Mol is blijkens aanwezige molshopen aanwezig in het herontwikkelingsgebied. Ook de Egel zal foerageren in de aanwezige aanplant en mogelijk lokaal een rustplaats hebben. In het herontwikkelingsgebied zijn mogelijk verblijfplaatsen voor beschermde gebouwbewonende vleermuizen aanwezig. Enkele gebouwen zijn geschikt. Soorten die te verwachten zijn, zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. De herontwikkelingslocatie zal voorts deel uitmaken van een groter foerageergebied van een aantal vleermuissoorten zoals Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Boombewonende soorten zijn waarschijnlijk niet aanwezig. De aanwezige beplanting biedt voor deze soorten weinig mogelijkheden. 5.9.2.4 Broedvogels In de marginale stukjes groen op het terrein kunnen enkele algemene vogels als Heggenmus en Merel tot broeden komen. In de vrijstaande bomen kunnen soorten als Ekster en Zwarte kraai gemakkelijk nestelen. 5.9.2.5 Amfibien en Vissen De spoorsloot aan de rand van het herontwikkelingsgebied Wheermolen West is ongeschikt voor beschermde vissoorten. De waterkwaliteit is erg slecht. De spoorsloot is daarmee ook nauwelijks geschikt voor amfibieën. Wanneer er amfibieën voorkomen zal dit beperkt blijven tot een enkel exemplaar van de algemeen voorkomende soorten zoals Kleine watersalamander, Bruine kikker en Groene kikker. Het herontwikkelingsgebied is ongeschikt voor de Rugstreeppad. De bosschages kunnen dienst doen als overwinteringsplek voor een aantal algemene amfibieënsoorten als Bruine kikker en Kleine watersalamander.
34
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
5.9.2.6 Conclusie Bij ruimtelijke ingrepen dient beoordeeld te worden in welke mate er sprake is van negatieve effecten van de voorgenomen werkzaamheden op aanwezige soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin dit wordt ondernomen. Zijn er negatieve effecten op soorten van het zware of minder zware beschermingsregime, dan dient een aanvraag ontheffing, ingevolge artikel 75 van de Floraen faunawet te worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Bij een aanvraag dient rekening te worden gehouden met een doorlooptijd van 2 maanden. Ÿ Voor algemene soorten gelden de verbodsbepalingen niet als het gaat om werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is dan niet nodig. Ÿ Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor een aantal soortgroepen, zoals amfibieën, broedvogels en kleine zoogdieren/vleermuizen. Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen hoofdzakelijk algemene soorten aanwezig zijn. Ÿ Het is mogelijk dat er zich in het plangebied permanent soorten bevinden uit het zwaarste beschermingsregime (vleermuizen). Soorten uit het zwaarste beschermingsregime behoeven altijd ontheffing. Ÿ Voor mogelijk aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Indien op het terrein buiten het broedseizoen bewoonde nesten aanwezig zijn, is een ontheffing wel nodig. Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren: Ÿ Verstorende werkzaamheden (zoals het kappen van bomen en struiken) dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedvogels te voorkomen. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Ÿ Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten. Ÿ Om zekerheid te verkrijgen over het al dan niet voorkomen van de beschermde vleermuizen in de gebouwen wordt een inventarisatie aanbevolen. Deze kan het beste in de periode mei-september worden uitgevoerd. 5.9.3 Vleermuizenonderzoek Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot heeft een vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijven in het plangebied uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Ÿ Aangezien er in de omgeving van de gebouwen slechts foeragerende individuen van Gewone dwergvleermuis zijn waargenomen, kan met stelligheid geconcludeerd worden dat er geen vleermuisverblijven aanwezig zijn in de gebouwen. Ÿ Er behoeft dan ook voor de sloop van de gebouwen geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet te worden aangevraagd.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
35
36
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 6 6.1
Beschrijving nieuwe ontwikkelingen
Algemene uitgangspunten
Wheermolen bestaat uit drie buurten; Wheermolen West, Wheermolen Oost en het groengebied Dwarsgouw. De verhouding van tweederde hoogbouw en eenderde laagbouw is kenmerkend voor de wijk en de periode waarin de wijk is ontstaan (1966 en 1972). De hoogbouw bevindt zich aan de randen van de buurten Wheermolen West en Oost. In de middengebieden staan eengezinswoningen. Wheermolen ligt gunstig: centraal binnen Purmerend, relatief dicht bij stedelijke voorzieningen. Ook de ligging aan de Where en Purmerringvaart is een positief punt. De wijk kent geen grote groenvoorzieningen zoals parken. Er zijn groenveldjes en bosschages, verspreid door de wijk heen. In de noordpunt van de wijk ligt De Dwarsgouw, een groengebied met een aantal recreatieve voorzieningen: een speelterrein, volkstuinen, de skeeler-/ijsbaan, een heemtuin, een manege, een trimbaan, binnen- en buitenfaciliteiten voor de modelbouwsport en de accommodatie voor de visvereniging aan de Vrouwenzandstraat. Verder beschikt de wijk over winkelcentrum Makado en het NS-station op de grens met Overwhere. In de periode 2007-2010 wordt Wheermolen West herontwikkeld. Belangrijkste doelstelling in de visie is dat het aanbod van woningen en woonomgeving in Wheermolen West meer te laten aansluiten op de vraag, zodat de bewoners graag in hun woning en wijk wonen en de woningen in de wijk goed verhuurbaar en verkoopbaar zijn. Daarbij is ook het verbeteren van het huurwoningenbestand in de wijk van belang, zodat de binding tussen huurder, woning en leefomgeving beter wordt. Daarbij gaat speciale aandacht uit aan de doelgroepen senioren en starters/jongeren. Gestreefd wordt naar een grotere variatie in woningtypen en toevoeging van betaalbare koopwoningen. Voorts wordt een verbetering van de leefbaarheid en de sociale veiligheid in de buurt beoogd. Ten slotte moet de herontwikkeling voorzien in een versterking van de stedenbouwkundige structuur en de uitstraling van individuele gebouwen. 6.2
Uitgangspunten nieuwe ontwikkelingen
Binnen het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de woonfunctie en het voorzieningenniveau. Het gaat om de volgende ontwikkelingen: Herontwikkeling Wheermolen West Het totale vernieuwingsplan in Wheermolen West is ingrijpend. Zes hoogbouwflats en enkele blokken duplexwoningen met in totaal 574 huurwoningen uit begin jaren zeventig maken plaats voor in totaal 590 koop- en huurappartementen (waaronder een woonzorgcomplex). Bovendien omvat het plan een "brede school" met allerlei extra voorzieningen. De buurt gaat er in alle opzichten flink op vooruit, want ook ongeveer driekwart van de openbare ruimte krijgt een grondige opknapbeurt. Het hele project gaat naar verwachting zeker vijf jaar duren. Het gaat om de eerste grootschalige stadsvernieuwing in een naoorlogs uitbreidingsgebied van Purmerend. De herontwikkeling is een van de inspanningen om de kwaliteit van de stad verder te verhogen. Het sluit goed aan op de gemeentelijke doelstelling "Purmerend van groei naar bloei". Het doel van de vernieuwing is de woningen en woonomgeving weer te laten aansluiten op de behoefte van bewoners, zodat zij graag in hun woning en de buurt wonen. Bovendien moeten de woningen in de wijk goed verhuurbaar en verkoopbaar zijn. Dat betekent dat niet alleen de woningen in de buurt aangepakt worden, maar ook de voorzieningen en de openbare ruimte. Het gaat om herstructurering met woningbouw, voorzieningen en openbare ruimte van de deelgebieden Parkzone en Driehoek. De herontwikkeling Wheermolen West wordt in drie planologische procedures geregeld. Voor de herontwikkeling Wheermolen West zijn vrijstellingen ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend. Een woonzorgcentrum en een nieuw woongebouw in het oostelijk deel in de Parkzone zijn momenteel in uitwerking. Door tussentijdse wijzigingen in het ontwerp van de herontwikkeling Wheermolen West zijn de overige fases (2 en 3) nog niet uitgevoerd. Voor de 2e fase van de herontwikkeling Wheermolen West is een apart bestemmingsplan "Herontwikkeling Wheermolen West, 2e fase 2010" opgesteld. Hierin worden de ontwikkelingen van de niet op deze verbeelding opgenomen planlocaties mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
37
onderhavige bestemmingsplan zijn de ontwikkelingen opgenomen voor fase 3 van de herontwikkeling Wheermolen West. Parkzone Met de herontwikkeling in de Parkzone worden in totaal vier nieuwe woongebouwen langs het spoor, een woonzorgcentrum en vijf urban villa's gerealiseerd. In het bestemmingsplan "Herontwikkeling Wheermolen West, 2e fase 2010", worden twee van de vijf urban villa's mogelijk gemaakt en een woongebouw langs de spoorweg gebouwd. In het onderhavige bestemmingsplan worden overige herontwikkelingen in Wheermolen West mogelijk gemaakt. Het betreft drie urban villa's en twee woongebouwen in de Parkzone. Eén woongebouw is reeds mogelijk gemaakt door middel van een vrijstelling. Rond de nieuwe bebouwing wordt nieuw water het gebied ingetrokken. In de parkzone is ruimte gereserveerd voor een centraal gelegen speelruimte en tussen de urban villa's kan ook worden gespeeld. Driehoek Met de herstructurering van Wheermolen West ontstaat in de centrale driehoek een nieuw woongebied. In het noordelijke gebouw komen 49 woningen. Echter dit deel valt buiten het plangebied en is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Herontwikkeling Wheermolen West, 2e fase 2010". In het zuidelijke gebouw worden 60 appartementen ontwikkeld, dit deel valt binnen het plangebied en is als wijzigiingsbevoegdheid opgenomen. Dit houdt in dat de huidige situatie is vastgelegd en Burgemeester wethouders bevoegd zijn om dit gebied te wijzigen naar de bestemming 'wonen'.
38
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 7
Juridische planbeschrijving
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen. 7.1
Planvorm
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat daarnaast een aantal ontwikkelingen toe. Het beleid is erop gericht de functies en het gebruik te behouden en de beoogde nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. In het bstemmingsplan is voor het zuidelijke deel van 'de driehoek' van de herontwikkeling 'Wheermolen West' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op deze manier wordt de bestaande situatie vastgelegd, waarbij wijziging naar de bestemming 'wonen' mogelijk is. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele ontheffingen te vinden. 7.2
Bestemmingsregeling
De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor. Een aantal regelingen zijn hieronder toegelicht. Het wonen De basis voor de bestemming van de woonfunctie wordt gevormd door een regeling die uit vier bestemmingen bestaat: Wonen, Tuin - 1, Tuin - 2 en Tuin - 3. De uiteindelijke regeling is het resultaat van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is in de regeling, het behoud van de aanwezige stedenbouwkundige kwaliteit, meegenomen bij het bepalen van de bouwregels en de hoogtematen op de verbeelding. Bij de regelingen gelden de volgende begrippen voor hoofdgebouw, aanbouwen en bijgebouwen bij de bestemmingen Wonen, Tuin - 1 en Tuin - 2: Ÿ hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken; Ÿ aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw; Ÿ bijgebouw: een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. Kaartbeeld De bestemming Wonen is in principe toegekend aan de gronden waar het hoofdgebouw zich bevindt. Op de gronden met de bestemming Tuin - 1 zijn, met uitzondering van een erker van beperkte omvang, geen gebouwen toegestaan. Op gronden met de bestemming Tuin - 2 zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. Globaal kan gezegd worden dat de bestemming Tuin - 1 is gereserveerd voor voortuinen en bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
39
de bestemming Tuin - 2 voor achtertuinen. De Tuin-2-bestemming ligt in principe op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Daar waar al voor deze lijn is gebouwd, is afhankelijk van de breedte van de bij de woning behorende zijtuin, de bestemming wonen in het verlengde van de aanwezige aanbouw of het bijgebouw aangegeven, dan wel 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Er is aangesloten bij de "voor- en achterkantbenadering" van het Besluit bouwvergunningvrije en lichtvergunningplichtige bouwwerken, dat in januari 2003 in werking is getreden. Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen bouwvergunningvereiste geldt voor aanbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen, tenzij deze binnen 1 m van de grens privéweg dan wel openbaar groen worden gerealiseerd. In dat geval zijn deze bouwwerken wel bouwvergunningplichtig. Het betreft over het algemeen de gronden met de aanduiding "Tuin - 2" waarop de achterkantbenadering van toepassing is. Wonen In de bestemming Wonen zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van een woning, de plaats en de hoogte ervan. Het bouwvlak voor het hoofdgebouw is strak begrensd. Op gronden met de bestemming Wonen mogen in principe hoofdgebouwen worden gebouwd. Daar waar echter voor de voorgevelrooilijn, in de voortuin, een aanbouw of bijgebouw is gesitueerd, is eveneens gekozen voor de bestemming Wonen. Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat op de bestemming Tuin in principe niet mag worden gebouwd. Voor wat betreft de ligging van de voorgevelrooilijn, zoals bedoeld in het Besluit bouwvergunningvrij en licht- bouwvergunningplichtig, is de gevel van het hoofdgebouw relevant en niet die van een in de voortuin gelegen aanbouw of bijgebouw. De maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw met een kap mag ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen. Dit is de nokhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Deze nokhoogte is door de gemeente geïnventariseerd. Voor deze gebouwen is op de kaart een goothoogte aangegeven. Ingeval van hoofdgebouwen met een platte afdekking is op de kaart de bouwhoogte aangegeven. In de algemene bouwregels is geregeld dat, indien in het dakvlak een dakkapel of dakopbouw wordt gebouwd met een breedte van meer dan de helft van de gevelbreedte, de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Aan de achterzijde van gebouwen geldt dat bij een dakkapel of dakopbouw met een breedte van 70% van de totale gevelbreedte de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Dit is tevens de maximaal toegestane maat voor een dakkapel aan de achterzijde van een hoofdgebouw. Ingeval van een hoofdgebouw met een asymmetrische kapvorm mag aan de achterzijde een dakopbouw over de gehele breedte van de woning worden gebouwd tot de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking. Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen de bestemming Wonen het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woonfunctie blijft prevaleren en geen hinder optreedt voor de woonomgeving. Met het oog op een gemeentebrede eenduidige regeling van deze activiteiten zijn beleidsregels vastgesteld voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven binnen de bestemming Wonen. Het betreft de 'Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven'. Concreet betekent dit dat aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie passend worden geacht mits: Ÿ niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; Ÿ bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; Ÿ geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of 40
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; geen personeel in dienst is; de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.
Tuin - 1 De bestemming Tuin - 1 betreft de bij een woning behorende gronden waarop geen bebouwing is toegestaan met uitzondering van een erker aan het hoofdgebouw alsmede vergunningvrije lage erf- en terreinafscheidingen. In principe zal het hier gaan om de voortuinen. De erkers mogen over maximaal de bestaande pui van de woonkamer worden gebouwd. De diepte van een erker mag ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin bedragen tot een maximale maat van 1,2 m en niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw. Tuin - 2 De bestemming Tuin - 2 betreft in principe de achtertuinen bij woningen. Binnen de bestemming Tuin - 2 wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning door aanbouwen of voor de bouw van bijgebouwen, die altijd vrijstaand zijn. Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m². Bij erven, groter dan 150 m2, worden meer erfbebouwingsmogelijkheden toegestaan, hier mag tot 75 m2 worden gebouwd. Achter de woning mag over een diepte van ten hoogste 3 m achter de achtergevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 m worden aangebouwd. Als ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede dan wel diepe aan- of uitbouw aanwezig is, mag de nieuwe aanbouw net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze extra diepe uitbouw een bouwvergunning is afgegeven. De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m. Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 m. De hekhoogte voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dakterrassen op aanbouwen die zich niet recht achter de woning bevinden, bijvoorbeeld bij een hoekwoning, worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst bevonden. Tuin - 3 De bestemming Tuin - 3 betreft de tuinen bij de woonschepen. Toegestaan is een berging van 8 m2 per woonschip. Deze regeling in het ontwerpbestemmingsplan wellicht nog aangepast. Mantelzorg Het is toegestaan om - na verlening van een ontheffing van het college van burgemeester en wethouders - binnen de bestemming Tuin-2 in het kader van het geven van mantelzorg afhankelijke woonruimte bij een woning te plaatsen, een zogenaamde 'kangoeroewoning'. Mantelzorg wordt omschreven als het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Kenmerkend voor mantelzorg is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. Een ontheffing voor afhankelijke woonruimte wordt per woning slechts eenmaal verleend, om te voorkomen dat er verschillende afhankelijke woonruimtes bij een woning geplaatst kunnen worden. Zodra de mantelzorg beëindigd is trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in. In de regels worden enkele voorschriften gegeven omtrent de situering en de maatvoering van afhankelijke woonruimtes. bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
41
Voorzieningen en bedrijven Algemeen In de regels is een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter. Maatschappelijk De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd met de bestemming Maatschappelijk. Voor de basisscholen en kinderopvang zal het huidige oppervlak van de bebouwing als uitgangspunt worden genomen. Op een aantal locaties wordt de mogelijkheid geboden voor uitbreiding van de scholen en eventueel andere voorzieningen, zoals kinderopvang, om in te kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals groepsverkleining of de toepassing van het brede schoolconcept. Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een binnenplanse ontheffing extra bebouwing mogelijk maken, in twee bouwlagen. Bedrijf Aan de aanwezige bedrijven binnen het plangebied is de bestemming Bedrijf toegekend. Het gaat om nutsvoorzieningen, een tankstation en opslagactiviteiten. Kantoor In het plangebied is één kantoor aanwezig. Hiervoor is de bestemming 'Kantoor' opgenomen, met een bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw is toegestaan. Overige bestemmingen Recreatie - 1 De in het plangebied aanwezige recreatieve voorzieningen zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen zoals de heemtuin De Dwarsgouw en extensieve recreatie. Bebouwing is alleen toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Verblijfsrecreatie is niet toegestaan. Recreatie - 2 De in het plangebied aanwezige volkstuinen zijn bestemd als Recreatie - 2. Deze gronden zijn bestemd voor dagrecreatie, tuineren. De bebouwing die op deze gronden wordt toegestaan is 15m2 per tuintje. Sport Gezien de omvang van de bebouwing van sportaccommodaties en de verkeersaantrekkende werking is door middel van de bestemming Sport de sportaccommodaties aan de betreffende plaats gekoppeld. In het recreatiegebied Dwarsgouw is een bestemming sport opgenomen. Hier is een trimbaan, een skeeler-annex ijsbaan, een manege gevestigd. Bij de sportaccommodaties is ondergeschikte horeca toegestaan. Openbaar gebied In het openbaar gebied zijn een aantal daarin passende functies toegestaan. In eerste instantie gaat het om de bestemmingen Verkeer-1, Verkeer-2 en Groen. De bestemming Verkeer-1 wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben. De overige gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie worden als Verkeer-2 bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groenen waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. De gronden die gebruikt worden voor het treinverkeer, zoals de rails en het station worden onder de bestemming Verkeer-1 opgenomen en aangeduid als "railverkeer" en "openbaar vervoerstation". De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere opzichzelfstaande groeneenheden 42
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor Groen. Binnen de bestemming Groen zijn een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en wethouders kunnen een binnenplanse ontheffing verlenen om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan. Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan. Ambulante handel op gronden met de bestemming Verkeer-2 is toegestaan bij georganiseerde markten en binnen de regelgeving van de Marktverordening Purmerend. Om een standplaats in te nemen zal wel altijd een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening nodig zijn. Water De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een keurontheffing bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze onstaan er geen verschillen in regelgeving. Binnen de 'Woonschepenligplaats' zijn woonschepen toegestaan. Leiding - Gas (dubbelbestemming) De in het plangebied aanwezige gronden die binnen de beschermingszone van de gasleiding zijn gelegen worden beshermd met de dubbelebestemming Leiding - Gas. Binnen deze zone gelden beperkingen voor het oprichten van bouwwerken. Waarde - Archeologie De in het plangebied aanwezige gronden die op de archeologische beleidskaart van de gemeente zijn aangegeven als van middelhoge waarden worden beschermd via de dubbelbestemming Waarde Archeologie. Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een keurontheffing van het Hoogheemraadschap vereist. 7.3
Overige regelingen
Vuurwerk Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. In dit bestemmingsplan is in het algemeen gebruiksvoorschrift de opslag van vuurwerk, in gevallen waarin op basis van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand van 20 m en meer geldt, als een vorm van strijdig gebruik aangemerkt (dit betreft opslagplaatsen waar meer dan 10.000 kg vuurwerk mag worden opgeslagen). De aard van het plangebied, overwegend woongebied, staat een dergelijke beperking van het gebruik toe. Het bestemmingsplan maakt detailhandel in consumentenvuurwerk met bijbehorende opslag tot 10.000 kg mogelijk ter plaatse van gronden waarop detailhandel toelaatbaar is gesteld. Opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk doet zich in het plangebied niet voor. In het plangebied is één verkooppunt van vuurwerk aanwezig, in het Makadocentrum.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
43
44
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 8 8.1
Economische uitvoerbaarheid
Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de inspraak in hoofdstuk 9. toegelicht. 8.2
Economische uitvoerbaarheid
Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Voor de herontwikkeling van Wheermolen West zijn de kosten anderszins verzekerd doordat hier sprake is van een gemeentelijke gronduitgifte. Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht. Verder heeft dit bestemmingsplan geen financiële consequenties.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
45
46
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 9 9.1
Inspraak en overleg
Inspraak ingevolge Inspraakverordening
Ingevolge de Inspraakverordening is het voorontwerpbestemmingsplan Wheermolen 2010 ter inzage gelegd van d.d. P.M . Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan Wheermolen 2010 op d.d. P.M. tijdens een inloopavond toegelicht. 9.2
Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan Wheermolen 2010 voorgelegd aan de volgende instanties: 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; 3. Inspectie VROM, Regio Noord-West; 4. gemeente Waterland; 5. gemeente Wormerland; 6. gemeente Edam-Volendam; 7. gemeente Beemster; 8. gemeente Landsmeer; 9. gemeente Zeevang; De reacties van de gemeente op deze inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in het aparte inspraakrapport dat als bijlage bij dit bestemmingsplan behoort.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
47
48
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Regels
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
49
50
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Wheermolen 2010 van de gemeente Purmerend. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPWM2010-vo01. 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6 aan-huis-gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.7 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.8 afhankelijke woonruimte een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.9 ambulante handel het ter verkoop aanbieden van producten of diensten aan de consument, door een handelaar op een markt of een vaste commerciële standplaats op de openbare weg. 1.10 antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.11 antenne-installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.12 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
51
1.13 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden. 1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.15 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.16 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.17 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.18 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.19 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.20 bouwmarkt een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden. 1.21 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.23 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 bijgebouw een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
52
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
1.26 café een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. 1.27 consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.28 dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.29 dakopbouw a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst; b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeibord bevindt. 1.30 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.31 detailhandel in volumineuze goederen detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen. 1.32 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.33 discotheek of dancing een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen. 1.34 erker een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas. 1.35 extensieve dagrecreatie niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, varen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie en schooltuinen. 1.36 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
53
1.37 grootschalige detailhandel grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra. 1.38 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.39 horecabedrijf het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.40 hotel een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. 1.41 jongerenontmoetingsplek een gebouw, of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten. 1.42 kampeermiddelen niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.43 kantoor: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.44 kap constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt. 1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.46 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie. 1.47 ligplaats een plek voor het aanleggen van woonschepen waarbij de duur van het aanleggen een permanent karakter heeft. 1.48 maatschappelijke voorzieningen (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
54
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
1.49 mantelzorg het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. 1.50 NEN door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.51 niet-permanente verblijfsrecreatie verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt. 1.52 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.53 oorspronkelijke nokhoogte de nokhoogte van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 1.54 oorspronkelijke achtergevel de plaats van de achtergevel van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 1.55 openbare dienstverlening de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak. 1.56 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 1.57 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.58 perceelsgrens de grens van een bouwperceel. 1.59 platte afdekking een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat. 1.60 praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. 1.61 prostitutie het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
55
1.62 professioneel vuurwerk vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. 1.63 reclamemast een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, specifiek bedoeld voor de uiting van bedrijfsmatige reclame. 1.64 restaurant een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. 1.65 risicovolle inrichting: inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan. 1.66 seksinrichting het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. 1.67 Staat van Horeca-activiteiten de Staat van horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.68 topgevel een gevel aan de korte zijde van een gebouw waarvan de gevellijn min of meer de kapvorm volgt. 1.69 volkstuin een perceel waarop gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik. 1.70 verblijfsmiddelen voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde. 1.71 verblijfsrecreatie het met het recreatief oogmerk verblijven met overnachten in een kampeermiddel, dan wel recreatiewoning of -appartement, jeugdherberg, hotel of pension door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. 1.72 verkoopvloeroppervlakte de gebruiksvloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.73 vloeroppervlak het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw. 1.74 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit. 1.75 windturbine een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
56
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
1.76 woning (een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden. 1.77 wooncomplex een (verzameling van) gebouw(en) waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of groepen personen en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen alsmede recreatieve en restauratieve voorzieningen. 1.78 woonschip een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf. 1.79 woonwagenstandplaats een aangewezen plaats voor de stalling van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen. 1.80 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
57
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. 2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 hoogte van een woonschip vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. 2.8 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10 oppervlakte van een woonschip tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil. 2.11 vloeroppervlakte de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
58
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voorzieningen ten behoeve van openbaar nut; b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslagdoeleinden; c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' een tankstation met lpg en bijbehorende detailhandel; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogte. e. voor zover geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen; f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 3.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
59
Artikel 4
Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. dienstverlening; c. wonen; d. praktijkruimten; e. kantoren; f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten; g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is de functie wonen niet toegestaan. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de goot- en bouwhoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale gooten bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 4.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter. 4.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
60
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 5
Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen b. praktijkruimten; c. kantoren; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de goot- en bouwhoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale gooten bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 5.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
61
Artikel 6
Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen, bermen, bermsloten en voet- en fietspaden en (ontsluitings)wegen; b. nutsvoorzieningen; c. ondergrondse containers; d. objecten van beeldende kunst. 6.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen alsmede openbare toiletvoorzieningen; b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter; c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter; d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; e. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter; f. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; g. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; i. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; j. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 6.3
Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Jongerenontmoetingsplaats Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van een gebouw voor een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van het gebouw mag ten hoogste 3,5 m bedragen; b. de oppervlakte van het gebouw mag ten hoogste 15 m2 bedragen. 6.3.2 Objecten van beeldende kunst Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2, sub g ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een grotere bouwhoogte dan in sub g is bepaald tot maximaal 15 meter hoog.
62
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 7
Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. d. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale gooten bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 7.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel , 7.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
63
Artikel 8
Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bibliotheken; b. wijkcentra; c. kerken; d. gezondheidszorg met daarbij behorende woonfuncties; e. jeugd- en kinderopvang; f. onderwijs; g. openbare dienstverlening; h. verenigingsleven; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water. 8.2
Bouwregels
8.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale gooten bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten. e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. f. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan op de verbeelding aangegeven. 8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter; b. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; c. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; f. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; g. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 8.3
Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Schoolgebouwen/jeugd- en kinderopvang Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van schoolgebouwen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.1, sub d en sub f ten behoeve van: a. verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot een bouwhoogte van ten hoogste 9 meter; b. overschrijding van het maximale toegestane bebouwingspercentage tot ten hoogste 80 % van de bij de school behorende gronden.
64
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
8.3.2 Bouwen buiten het bouwvlak Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
65
Artikel 9
Recreatie -1
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. extensieve en kleinschalige dagrecreatie; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 9.2
Bouwregels
9.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter; b. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; c. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter; d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; f. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; g. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 9.3 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik geldt dat verblijfsrecreatie niet is toegestaan. 9.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 9.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
66
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 10
Recreatie - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatie; b. verblijfsrecreatie; c. volkstuinen; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter; f. per volkstuin is buiten het bouwvlak een tuinhuis van 28 m2 en een kweekkasje van 7,5 m2 toegestaan; 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter; b. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; c. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter; d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; f. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; g. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de oppervlakte van gereedschapskisten bedraagt ten hoogste 1 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 0,5 meter; i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 10.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de bouwhoogte van het tuinhuis en het kweekkasje. 10.4 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik geldt dat verblijfsrecreatie slechts is toegestaan voor de periode van 1 april tot 1 oktober. 10.5 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 10.2.1 sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
67
Artikel 11
Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sport en spel; b. ondergeschikte horeca behorende bij sportaccommodaties uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten; c. evenementen, waaronder braderieën, beurzen en rommelmarkten; d. ter plaatse van de aanduiding 'manege' een manege; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; c. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 11.3
Ontheffing van de bouwregels
11.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.1, sub b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
68
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 12
Tuin - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor; a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een parkeerplaats. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' een garage. 12.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers, garages en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd; b. aan de voorgevel van het hoofdgebouw is ten hoogste één erker toegestaan over maximaal de breedte van de woonkamer. Deze erker dient ten minste 25 cm uit de zijdelingse erfgrens te worden gebouwd. De diepte bedraagt ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw; c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
69
Artikel 13
Tuin - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing en nutsvoorzieningen. 13.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, met een maximum van 50 m²; b. In afwijking van het bepaalde onder a mag op erven met een grondoppervlak groter dan 150 m² het maximum oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen worden vergroot tot ten hoogste 50% van dat bij het hoofdgebouw behorende erf, met een maximum van 75 meter; c. de diepte van een aanbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aanbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, de nieuwe aanbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep mag zijn als de bestaande vergunde aanbouw; d. de breedte van een aanbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aanbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, de nieuwe aanbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo breed mag zijn als de bestaande vergunde aanbouw; e. de bouwhoogte van aanbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter tot een maximum van 4,5 meter; f. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 4,5 meter bedragen; g. dakkapellen aan de voorzijde van aanbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan. h. dakterrassen zijn uitsluitend op aanbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 meter hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek; i. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van voorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 13.3 Specifieke gebruiksregel a. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. b. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor prostitutie en/of seksinrichting. 13.4 Ontheffing gebruiksbepaling a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 13.3, sub a om een tijdelijk gebruik als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits: 1. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg; 2. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw; 3. de afhankelijke woonruimte is op ten minste 1 meter afstand achter de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd; 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 60 m², met dien verstande dat - indien de oppervlakte van de gronden achter de (verlengde) voorgevelrooilijn meer 70
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
bedraagt dan 200 m² - die oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van die overmaat tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²; 5. de bepalingen van het Bouwbesluit het gebruik van bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg staan; 6. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. b. Een onder a bedoelde ontheffing kan per woning slechts eenmaal worden verleend. c. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing als bedoeld onder a in indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
71
Artikel 14
Tuin - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepen met de daarbij behorende voorzieningen. 14.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bergingen worden gebouwd; b. per woonschip mag één berging worden gerealiseerd; c. de oppervlakte van de berging bedraagt niet meer dan 8 m2 d. erf- of perceelsafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 1 meter.
72
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 15
Verkeer - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken; b. voet- en fietspaden; c. parkeren; d. ter plaatse van de aanduiding "railverkeer": spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen, met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca, voor zover voorkomend in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' een openbaar vervoerstation; f. overige openbaar vervoervoorzieningen; g. objecten van beeldende kunst; h. ondergrondse containers; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, abri's, groen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bruggen en water. 15.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 meter afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; c. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter; d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; e. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter; f. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; g. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; i. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; j. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 meter. l. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. m. de hoogte van spoorwegvoorzieningen en daarmee samenhangende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding "railverkeer" ten hoogste 3 meter bedragen. 15.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.2, sub g ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een grotere bouwhoogte dan in sub g is bepaald tot maximaal 15 meter hoog.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
73
Artikel 16
Verkeer - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing; b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. parkeren. d. ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg" een vulpunt voor lpg; e. objecten van beeldende kunst; f. ondergrondse containers; g. ambulante handel; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, abri's, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. 16.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen alsmede openbare toiletvoorzieningen; b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbare toiletvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter; d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast, bedraagt ten hoogste 15 meter; e. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 meter; f. de bouwhoogte van vrijstaande antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie bedraagt ten hoogste 5 meter; g. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt ten hoogste 6 meter; h. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter; i. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; j. de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 meter. 16.3
Ontheffing van de bouwregels
16.3.1 Objecten van beeldende kunst Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.2, sub g ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een maximale hoogrte van 15 meter. 16.3.2 Parkeerdek Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.2, sub k ten behoeve van de bouw van een parkeerdek uitsluitend op bestaande parkeerterreinen. De maximale bouwhoogte van dit parkeerdek mag ten hoogste 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot het oppervlakte. 16.3.3 Jongerenontmoetingsplaats Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van een gebouw voor een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van het gebouw mag ten hoogste 3,5 m bedragen; b. de oppervlakte van het gebouw mag ten hoogste 15 m2 bedragen. 74
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 17
Water
17.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeer te water; b. water ten behoeve van de waterhuishouding; c. oeverstroken; d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' woonschepen; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, steigers, keermuren voor waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, dammen en duikers. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Ligplaats voor een woonschip Voor het innemen van een ligplaats met een woonschip gelden de volgende regels: a. de maximale lengte van een woonschip bedraagt 24 meter; b. de maximale hoogte van een woonschip bedraagt 6 meter, gemeten vanaf waterpeil; c. de maximale breedte van een woonschip bedraagt 6,5 meter; d. de minimale afstand tussen de woonschepen onderling bedraagt 1 meter; e. het woonschip mag maximaal 1 meter uit de oever liggen. 17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. de hoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 12 meter; b. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de breedte van het perceel hebben tot een maximum van zes meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter. 17.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in artikel 17.2.2 lid b vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
75
Artikel 18
Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten; b. een wooncomplex; c. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" maatschappelijke voorzieningen in de plint van het gebouw; d. parkeren; e. ter plaatse van de aanduiding "garage" mogen uitsluitend garages worden opgericht voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en voor distributie bestemde goederen; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale gooten bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten. d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen; e. ten aanzien van het bebouwingspercentage geldt de ter plaatse van de aanduiding "bebouwingspercentage" opgenomen maximale percentage; f. aan de achterzijde van een hoofdgebouw, voor zover voorzien van een asymmetrische kap, is verhoging van de bestaande goothoogte over de gehele breedte van het hoofdgebouw toegestaan tot de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking; g. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter; b. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 meter; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 18.3
Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Aan-huis-verbonden-beroepen Op deze gronden zijn aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie toegestaan mits: a. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; b. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; c. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; d. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; e. geen personeel in dienst is; f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; g. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.
76
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 19
Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. 19.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 19.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 2 onder b. Ontheffing wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
77
Artikel 20
Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. 20.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 20.3 Ontheffing van de bouwregels a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 onder c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. b. Het onder a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat. c. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot: 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; 3. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. d. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende matie is vastgesteld. 20.4
Aanlegregels
20.4.1 Verboden uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm; 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 3. het verlagen van het waterpeil; 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of 78
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. b. Geen aanlegvergunning is vereist: 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld; 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2 ; 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd; 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen. c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld. 20.5 Nadere eisen a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn. b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden. 20.6 Wijzigingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door: a. op de plankaart de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. op gronden alsnog de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
79
Artikel 21
Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. 21.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 21.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in 21.2, lid c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
80
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 3 Artikel 22
Algemene regels Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
81
Artikel 23
Algemene bouwregels
23.1 Bestaande maten Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels: a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. 23.2 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen niet zijnde de bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt. 23.3 Ondergronds bouwen De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd. 23.4 Wijziging goot-/boeiboordhoogte a. Indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt. b. Indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
82
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 24
Algemene aanduidingsregels
24.1 Veiligheidszone - lpg In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' de volgende regels: a. binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht; b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat: 1. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, 2. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden 3. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen 4. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verlegd wordt indien het vulpunt wordt aangepast. 24.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1 Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels: a. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 25%; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 17 meter.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
83
Artikel 25
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de planregels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
84
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Artikel 26
Algemene wijzigingsregels
26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
85
Artikel 27
Algemene procedureregels
27.1 Procedure bij ontheffing Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen: a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage; b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit. 27.2 Procedure bij wijziging Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen: a. het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage; b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
86
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Hoofdstuk 4 Artikel 28 28.1
Overgangs- en slotregel Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
28.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 28.1.2 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 28.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 28.1.1 met maximaal 10%. 28.1.3 Uitzondering Lid 28.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 28.2
Overgangsrecht gebruik
28.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 28.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 28.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het lid 28.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 28.2.4 Uitzondering Lid 28.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 28.2.5 Hardheidsclausule Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
87
Artikel 29
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam "Regels van het bestemmingsplan Wheermolen 2010".
88
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Bijlagen bij regels
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
89
90
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Bijlage 1
Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1 “lichte horeca” Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca Ÿ automatiek; Ÿ broodjeszaak; Ÿ cafetaria; Ÿ croissanterie; Ÿ koffiebar; Ÿ lunchroom; Ÿ ijssalon; Ÿ snackbar; Ÿ tearoom; Ÿ traiteur. 1b. Overige lichte horeca Ÿ bistro; Ÿ restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice). 1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking Ÿ bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2; Ÿ restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives). Categorie 2 “middelzware horeca” Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: Ÿ bar; Ÿ bierhuis; Ÿ biljartcentrum; Ÿ café; Ÿ proeflokaal; Ÿ shoarma/grillroom; Ÿ zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). Categorie 3 “zware horeca” Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: Ÿ dancing; Ÿ discotheek; Ÿ nachtclub; Ÿ partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
91
92
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
Eindnoten
1. `Nota Ruimte', ministeries van VROM, LNV en EZ, Den Haag 2. Nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw, ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004 3. Provinciaal waterplan 2006-2010, Provincie Noord-Holland, 30 januari 2006 4. Nota Mobiliteit, Ministerie van verkeer en waterstaat en ministerie van VROM, 2005 5. Streekplan Noord-Holland Zuid, Provinciale Staten van Noord-Holland, 2003 6. Streekplanuitwerking Waterlands Wonen, vastgesteld op 28 februari 2006 door Gedeputeerde Staten 7. Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid, 20 oktober 2009, Provincie Noord-Holland 8. Provinciaal Verkeers- en vervoersplan, actualisatie van het PVVP, 2007-2013, Provincie Noord-Holland, 2007 9. Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040, Metropoolregio Amsterdam, december 2007 10. Regiovisie Waterland 2040, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland, januari 2009. 11. Regionale woonvisie voor de stadsregio Amsterdam, vastgesteld door de Regioraad van het ROA op 14 december 2004 12. Detailhandel in het ROA-gebied: Selectieve dynamiek, regionaal detailhandelsbeleid 2006-2010, Regionaal Orgaan Amsterdam, oktober 2005 13. Structuurvisie Purmerend 2005-2020, gemeenteraad Purmerend, 2006 14. Woonvisie 2007-2010 'Thuis in Purmerend' 15. Wheermolen te Purmerend, Toetsing in het kader van de Flora- en Faunawet, Van der Goes en Groot, 2006 16. Vleermuizeninventarisatie Wheermolen te Purmerend, Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet, Van der Goes en Groot, juli 2006
bestemmingsplan "Wheermolen 2010"
93