Overwhere-Zuid 2010
Bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro
Status: voorontwerp
Gemeente Purmerend Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
ID-code: NL.IMRO.0439-BPOWZ2010-vo01
Procedure: Terinzagelegging voorontwerp: Terinzagelegging ontwerp: Vaststelling door raad:
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 2 van 107
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging plangebied 1.3 Vigerende plannen 1.4 Planvorm 1.5 Leeswijzer
7 7 7 8 8 8
Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Regionaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid 2.5 Conclusie
9 9 11 13 15 18
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse 3.1 Ontstaansgeschiedenis 3.2 Ruimtelijke hoofdstructuur
19 19 19
Hoofdstuk 4 Functionele hoofdstructuur 4.1 Wonen 4.2 Detailhandel en horeca 4.3 (Maatschappelijke) voorzieningen 4.4 Bedrijven en kantoren 4.5 Groen en water 4.6 Verkeer
23 23 25 25 25 25 25
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 5.1 Externe veiligheid 5.2 Wegverkeerslawaai 5.3 Spoorlawaai 5.4 Bodemkwaliteit 5.5 Cultuurhistorie en archeologie 5.6 Waterhuishouding 5.7 Planologisch relevante leidingen 5.8 Luchtkwaliteit 5.9 Flora en fauna
27 27 30 30 30 31 32 32 32 33
Hoofdstuk 6 Beschrijving nieuwe ontwikkelingen 6.1 Algemene uitgangspunten 6.2 Uitgangspunten nieuwe ontwikkelingen
35 35 35
Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving 7.1 Planvorm 7.2 Bestemmingsregeling
39 39 39
Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid 8.1 Algemeen 8.2 Economische uitvoerbaarheid
45 45 45
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 3 van 107
Hoofdstuk 9 Inspraak en overleg 9.1 Inspraak ingevolge Inspraakverordening 9.2 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
47 47 47
Regels
49
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
51 51 57
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21
Bestemmingsregels Bedrijf Detailhandel Gemengd Groen Kantoor Leiding - Gas Maatschappelijk Recreatie - 1 Recreatie - 2 Sport Tuin - 1 Tuin - 2 Tuin - 3 Verkeer - 1 Verkeer - 2 Water Wonen Waarde - Archeologie Waterstaat - Waterkering
59 59 60 61 62 63 64 65 67 68 69 70 71 73 74 75 76 77 78 80
Hoofdstuk 3 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27
Algemene regels Antidubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
81 81 82 84 85 86 87
Hoofdstuk 4 Artikel 28 Artikel 29
Overgangs- en slotregel Overgangsrecht Slotregel
89 89 90
Bijlagen bij regels Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
91 93 95
voorontwerp 1 Pagina 4 van 107
Toelichting
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 5 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 6 van 107
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeentes om voor het gehele gemeentelijke grondgebied actuele bestemmingsplannen te hebben. Dit betekent dat bestemmingsplannen iedere tien jaar moeten worden herzien. De vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied Overwhere-Zuid zijn meer dan tien jaar oud, en daarmee verouderd. Daarom moet voor de wijk Overwhere-Zuid een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in deze actualisatie. 1.2 Ligging plangebied Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de watergang ten noorden van de Rivierenlaan, de Kolfstraat en de Flevostraat, aan de oostzijde door bedrijventerrein De Koog. Aan de zuidoostzijde vormt de spoorlijn Zaandam-Hoorn de plangrens. De Beemsterringvaart en De Where vormen respectievelijk de westelijke en zuidelijke grens. In figuur 1.1 is de exacte begrenzing van het plangebied opgenomen.
Figuur 1.1 Locatie plangebied
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 7 van 107
1.3 Vigerende plannen Voor het plangebied zijn in de huidige situatie de volgende bestemmingsplannen vigerend:
Bestemmingsplan
Vastgesteld door de gemeenteraad
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
Overwhere 1975
27-08-1976
18-10-1977
Wagenweggebied 1991
29-10-1992
23-02-1993
Industrieterrein de Koog 1969
14-11-1969
11-08-1970
Traverse PSG - Hoornselaan 2009
29-04-2010
-
Met het voorliggende bestemmingsplan worden de regelingen zoals in de bovengenoemde bestemmingsplannen zijn vastgelegd, voor het onderhavige plangebied vervangen. 1.4 Planvorm Het voorliggende bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande situatie vast. Dit houdt in dat de vigerende bestemmingsplanregelingen en de gevoerde vrijstellingen zijn opgenomen. Hierbij is enige ruimte voor flexibiliteit in het plan opgenomen. Naast het vastleggen van de bestaande situatie zijn in het bestemmingsplan ook enkele ontwikkelingen opgenomen. Een aantal hiervan wordt door middel van een directe bouwtitel mogelijk gemaakt en een andere door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent dat pas een directe bouwtitel kan worden verkregen nadat het wijzigingsplan is vastgesteld door burgemeester en wethouders. De ontwikkelingen worden nader beschreven in paragraaf 6.2. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, provincie, regio en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van de ruimtelijke structuur in het plangebied gegeven en wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de functionele structuur, waarin een duidelijke relatie wordt gelegd met het gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten behandeld. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 de toekomstige ontwikkelingen verwoord. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling. Hoofdstuk 8 bevat de paragrafen over de economische uitvoerbaarheid. Ten slotte wordt in hoofdstuk 9 de gevolgde inspraakprocedure en het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschreven.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 8 van 107
Hoofdstuk 2 Beleidskader De beleidscontext voor Overwhere-Zuid wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven. De relevante sectorale, gemeentelijke beleidsnota's komen in hoofdstuk 3, functionele analyse, aan bod. 2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Nota ruimte - Ruimte voor ontwikkeling (2005) De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben achtereenvolgens op 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte1. Deze nota bevat op hoofdlijnen de strategische visie op het ruimtelijke beleid op rijksniveau. Dit ruimtelijke beleid spitst zich toe op inrichtingsvraagstukken tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het belangrijkste doel van deze nota is om op efficiënte en duurzame wijze ruimte te maken voor de inrichtingsvraagstukken binnen het beperkte oppervlak dat ons land kent. Voor steden en netwerken richt het nationaal beleid zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. In de Nota Ruimte benoemt het rijk zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied. Purmerend is zowel onderdeel van een economisch kerngebied als van het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland. In de Nota Ruimte wordt het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland beschreven als het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. De Randstad is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart van Nederland én de belangrijkste motor van economie, logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening en toerisme. Ook op het gebied van kennisindustrie en innovatie is de Randstad belangrijk. Binnen elk van de nationale stedelijke netwerken geeft het rijk in de nota een aantal gebieden aan om de verstedelijking te bundelen. De verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking moet ten minste gelijk blijven. Purmerend is als bundelingsgebied weergegeven. In deze gebieden ligt het accent wel op verstedelijking, maar er moet in samenhang daarmee ook ruimte gepland worden voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw en rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie. 2.1.2 Realisatieparagraaf (Realisatie Nationaal Ruimtelijk beleid) (2008) De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) hebben op 1 juli 2008 op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. De Realisatieparagraaf krijgt eveneens de status van structuurvisie en wordt als het ware toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige PKB's. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken heeft het kabinet deze realisatieparagraaf vastgesteld. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. 2.1.3 Nota Wonen 'Mensen, Wensen en Wonen' - Wonen in de 21e eeuw (2000) In de nota Wonen, 'Mensen, Wensen, Wonen' heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig omdat uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. In de Nota wordt beschreven dat Nederland individueler, ouder, multicultureler en internationaler wordt. Dat heeft consequenties voor de wijze waarop in onze woningbehoefte wordt voorzien. bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 9 van 107
Om beter aan te sluiten bij de woonvoorkeuren van mensen is het, naast het creëren van gewenste woningen en woonmilieus op nieuwe uitleglocaties, nodig om bestaande woonmilieus fysiek te transformeren naar andere milieus. De ambitie voor de periode 2000-2010 houdt onder andere in het creëren van meer centrum-stedelijke woonmilieus door het verdichten van daarvoor in aanmerking komende buitencentrummilieus, door het benutten van potenties in bestaande centrummilieus en door het creëren van dergelijke woonmilieus op een aantal nieuwe uitleglocaties. Woonwensen en de bouw van woningen dienen in beginsel binnen de 'rode contouren' te worden gerealiseerd. De gemeente Purmerend is binnen deze rode contouren gelegen, de nieuwe ontwikkelingen, waaronder de functie wonen, die in het voorliggende bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt passen hier dus binnen. Verder wordt met het voorliggende bestemmingsplan de bestaande situatie, en daarmee de bestaande woonmilieus vastgelegd. 2.1.4 Structuurvisie Randstad 2040 (2008) De structuurvisie Randstad 2040 is op 5 september 2008 vastgesteld door de Ministerraad. Hierin geeft het kabinet koers aan de ruimtelijke inrichting van de Randstad op lange termijn. De structuurvisie Randstad 2040 maakt zichtbaar hoe beleid voor onder meer economie, verkeer en vervoer, woningbouw, natuur, landschap en waterhuishouding met elkaar samenhangen. De Structuurvisie gaat uit van vier speerpunten (principes) om van de Randstad een duurzame en internationaal concurrerende Europese topregio te maken. De speerpunten luiden als volgt: Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta. Versterken van de wisselwerking tussen natuur, water en bebouwing. Wat internationaal sterk is, sterker maken. Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid. In de structuurvisie wordt beschreven dat, hoewel in verschillende regio's tekenen van krimp te zien zijn, de Randstad de komende decennia blijft groeien, in mensen en nog meer huizen voor steeds kleinere huishoudens. Maar ook in de werkgelegenheid en de bereikbaarheid die erbij hoort. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waardoor niet op grote schaal nieuwe functies worden gecreëerd. De bestaande woningen blijven gehandhaafd en worden met dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. 2.1.5 Nota Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw (2004) Met de nota `Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw`2 wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht. De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. In het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Nota Anders omgaan met water.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 10 van 107
2.1.6 Nationaal Waterplan (2009) In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan3 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedsspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het Nationaal Waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren. 2.1.7 Nota mobiliteit (2004) De Nota Mobiliteit4 geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen. De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn: het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe wegen aangelegd. De bestaande wegenstructuur is opnieuw vastgelegd. 2.1.8 Conclusie rijksbeleid Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland (2009) In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de provincie op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 vastgesteld. Deze verordening richt zich op de inhoud van bestemmingsplannen en is gebaseerd op het bestaande streekplanbeleid zoals hiervoor beschreven.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 11 van 107
2.2.2 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2009) In de Structuurvisie Noord-Holland 20405 geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. De structuurvisie is op 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Purmerend is op de structuurvisiekaart aangegeven als 'metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen'. Voor deze gebieden geldt beleid van innovatief ruimtegebruik, intensiveren en herstructureren, mengen van wonen en werken, kwaliteitsverbetering, kennisintensieve en creatieve milieus. Tevens wordt Purmerend aangeduid als 'Bestaand bebouwd gebied', wat betekent dat buiten dit gebied geen nieuwe uitleglocaties worden gewenst, maar dat ruimtewinst moet worden gevonden door verdichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gestelde doelen in de structuurvisie. 2.2.3 Ecologische hoofdstructuur Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) streeft ernaar om in 2020 meer dan 750.000 hectare aan natuurgebieden bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te laten horen. Het grootste deel van deze EHS-gebieden zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komt nog ruim zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noordzee en de Waddenzee. Milieumaatregelen moeten ervoor zorgen dat de natuur binnen de EHS schoner en stiller wordt. De EHS wordt bovendien steeds beter planologisch beschermd. Dat is niet alleen beter voor de natuur zelf, maar ook voor recreanten die rust en kwaliteit zoeken. Ze kunnen ervaren hoe Nederland er vroeger van nature uitzag. In de EHS is vooral plaats voor bijzondere planten en dieren. Er zijn ook meer mogelijkheden voor woeste natuur die zichzelf in stand houdt, op de manier zoals dit ging voor de komst van de mens. Om een grootschalig ecologisch netwerk als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te kunnen realiseren zijn verbindingen in de vorm van brede natuurzones nodig die de grote natuurgebieden aan elkaar koppelen. Deze natuurzones koppelen bestaande natuur aan nieuwe natuur. Deze verbindingen zijn nodig om genetische uitwisseling tussen plant- en diersoorten van deze verschillende gebieden mogelijk te maken. Ook wordt zo het leefgebied van de plant- en diersoorten groter. De droge en natte natuur van de EHS zal uiteindelijk een aaneengesloten netwerk vormen dat over de grenzen met andere landen aansluit bij het Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN). Daarnaast wordt in de Europese Unie waardevolle en voor Europa kenmerkende natuur beschermd door het netwerk Natura 2000. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In Nederland maken de Habitatrichtlijn geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk onderdeel uit van de EHS. 2.2.4 Provinciaal verkeers- en vervoersplan (2007) In het Provinciaal verkeers- en vervoersplan6 wordt uiteengezet dat de provincie er voor kiest om bij het opstellen van haar beleid de lijnen uit te zetten en niet alles tot in de details vast te leggen. De algemene beleidsdoelstelling die in het plan is neergelegd, is 'vlot en veilig door Noord-Holland'. In het plan wordt uiteengezet dat de provincie een groeiende uitdaging kent door de stijgende mobiliteitsvraag. Om tot het beste netwerkgebruik te komen zal NoordHolland inzetten op de volgende speerpunten: Anders Betalen voor Mobiliteit; Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement; Impuls fiets; Hoogwaardig openbaar vervoer; Verkeersmanagement en ICT; Goederenvervoer; Ruimtelijke ontwikkeling. Deze speerpunten zullen onderling samenhangend en elkaar versterkend worden ingezet. De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Inpassing in het landschap en ontsnippering zijn hierbij randvoorwaarden. En indien nodig zal bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 12 van 107
natuurcompensatie toegepast worden. Bij de ontwikkeling dan wel de herstructurering van infrastructuur liggen vaak mogelijkheden om slimme combinaties aan te gaan met projecten in de omgeving. Hierbij gaat het niet alleen om de landschappelijke inpassing, maar om het samenspel van verschillende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Door sterker in te zetten op de kwaliteit van het landschap als geheel wordt infrastructuur onderdeel van het landschap en passend binnen het landschap. Hiermee neemt de duurzaamheid van de oplossing toe. De provincie zal bij verschillende nieuwe ontwikkelingen de opgave vanuit een breder landschappelijk kader bekijken en zich inzetten voor een goede ruimtelijke kwaliteit. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe wegen aangelegd. De bestaande wegenstructuur wordt vastgelegd. Wanneer nieuwe functies worden toegestaan wordt gebruik gemaakt van de bestaande wegen. 2.2.5 Waterplan 2010-2015 Provincie Noord-Holland (2009) Het Provinciaal Waterplan Bewust omgaan met water is opgevolgd door het nieuwe waterplan Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren 7. Dit plan is vastgesteld op 16 november 2009. In het Provinciaal Waterplan zijn de strategische waterdoelen van de provincie neergelegd. Tevens worden twee speerpunten voor de planperiode genoemd: aangrijpen van de zandige versterking van de Noordzeekust om de regio, ruimtelijk en economisch, te versterken; extra aandacht besteden aan de economische kant van het water. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Het waterplan 2010-2015 heeft geen invloed op de bestaande situatie. 2.2.6 Conclusie provinciaal beleid Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals gesteld in het provinciaal beleid.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 (2007) In december 2007 is het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 20408 van de Metropoolregio Amsterdam vastgesteld. De ambitie die voor deze regio wordt gesteld is om de regio uit te laten groeien tot een metropool die vooral gekenmerkt wordt door diversiteit en menging (economisch, sociaal, cultureel, landschappelijk, ecologisch en qua woon, werken vrijetijdsmilieus) én die duurzaam is (in de zin van klimaatbestendigheid en verbeterde luchtkwaliteit). Als woningbouwopgave voor de regio Noordvleugel wordt gesteld dat in de periode 2010-2030 minstens 150.000 woningen moeten worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Hiervan moeten 25.000 woningen in Haarlemmermeer en de Bollenstreek worden gebouwd, in Amsterdam 50.000 en in Almere 60.000. Op een meer bescheiden schaal moeten ook in Purmerend en Weesp/Muiden, en binnenstedelijk in Zaanstad, IJmond, Haarlem en Amstelveen huizen worden gebouwd. Purmerend ligt binnen de stadsregio Amsterdam en draagt bij aan de ambitie van de Metropool. In de visie wordt uiteengezet dat de nieuwbouw in Purmerend mede gericht is op de opvang van woningzoekenden in Amsterdam. In het voorliggende bestemmingsplan wordt geen grootschalige nieuwbouw mogelijk gemaakt, omdat dit niet past binnen deze woonwijk. De bestaande woningen binnen het plangebied blijven behouden. Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan past binnen het ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 13 van 107
2.3.2 Regiovisie Waterland 2040 Op 10 december 2008 is door het Algemeen Bestuur van de regio Waterland de Regiovisie Waterland 20409 vastgesteld. In deze visie wordt ingegaan op hoe Waterland zich wil ontwikkelen tot 2040, waarbij eigen behoeften, kansen en knelpunten voorop staan. In de visie worden vijf kernopgaven onderscheiden: strategisch bepalen van de positie binnen de Metropoolregio Amsterdam, maar ook binnen de bredere context van de Randstad en deze positie op een duurzame manier voor de lange termijn veiligstellen c.q. ontwikkelen; een heldere invulling geven aan droogmakerij de Purmer met een goede ruimtelijke kwaliteit; accommoderen van de gewenste woningbouwontwikkelingen voor de lange termijn; daarbij expliciete aandacht voor kwalitatieve toevoegingen en flexibiliteit om op toekomstige sociaal-economische ontwikkelingen te kunnen inspelen; koers bepalen op het gebied van werken en recreatie en toerisme; aangeven van duurzame functies, inrichting en beheer van het landelijk gebied. In de visie wordt uiteengezet dat de regio vanwege het waardevolle landschappelijke karakter en de mobiliteitsproblematiek niet kiest voor grootschalige verstedelijkingsopties. Wel wordt ervoor gekozen om niet in bevolkingsaantal terug te lopen. Met dit doel verwacht de regio tussen 2020 en 2040 ongeveer 5.000 woningen te zullen bouwen. Een klein deel hiervan is voor de eigen regionale behoefte en het grootste deel voor de behoefte van de totale Metropoolregio Amsterdam. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een bestaande woonwijk opnieuw planologisch vastgelegd. Er worden geen grootschalige nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt, omdat dit niet past binnen de bestaande woonwijk. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het beleid zoals neergelegd in de regiovisie Waterland 2040. 2.3.3 Regionale Woonvisie Stadsregio (2004) De Regionale Woonvisie Stadsregio10 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen. Het gaat hierbij zowel om de kwantiteit als kwaliteit van woningen. Het plangebied van Overwhere-Zuid bestaat voornamelijk uit bestaande woningen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voor deze woningen de bestaande regeling opnieuw vastgelegd. 2.3.4 Regionaal detailhandelsbeleid 2006-2010 (2005) In het Regionaal detailhandelsbeleid 2006-201011 is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied - zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt of te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten. 2.3.5 Waterbeheersplan 4, 2010-2015 (2009) Op 14 oktober 2009 heeft het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het Waterbeheersplan 4, 2010-2015 vastgesteld. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. De agenda van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt in deze periode sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft directe invloed op de kerntaken. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, NoordHolland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 14 van 107
Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren; De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden; Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren; Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Het waterschap hanteert bij zijn beleid de volgende uitgangspunten: Het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen; Dijkversterking blijft altijd mogelijk; Alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast; Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier; Problemen worden opgelost waar ze ontstaan; Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan; Niet alles kan overal; Samenwerking staat centraal; Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening; Het waterbeheer is toekomstgericht. 2.3.6 Conclusie regionaal beleid Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de kaders van het regionale beleid.
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020 (2006) In 2006 heeft de gemeenteraad van Purmerend de Structuurvisie Purmerend 2005-202012 vastgesteld. Hierin zijn vier ambities neergelegd: Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 15 van 107
Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen. De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn: meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen; inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken; nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen; in cijfers is de woningbouwopgave voor de ISW-regio 2020: 3.000 nieuwbouw en 3.000 ICT (intensiveren, combineren, transformeren), dit is inclusief de autonome vraag van Purmerend. 2.4.2 Woonvisie Purmerend (2005) In de Woonvisie Purmerend 2007-201013 formuleert de gemeente haar visie en activiteiten op het gebied van wonen. In de woonvisie wordt uiteengezet dat vanuit het groeikernenbeleid van de rijksoverheid Purmerend werd aangewezen als groeistad die woningzoekenden uit de hele regio zou moeten huisvesten. Het aantal inwoners van Purmerend is daarom in de laatste vijftig jaar vertienvoudigd. De grenzen zijn echter bereikt, maar regionale druk dwingt Purmerend na te denken over uitbreiding op langere termijn. De meeste Purmerenders zijn niet in Purmerend geboren en voelen zich niet sterk verbonden met de stad. Purmerend is een echte woonstad geworden, waarbij de groei van voorzieningen is achtergebleven bij de groei van het aantal bewoners. Net als in de rest van de Randstad, is ook in Purmerend sprake van krapte op de woningmarkt. Woningzoekenden moeten lang wachten op een sociale huurwoning en bepaalde groepen hebben het extra moeilijk. Wat opvalt is dat het woningaanbod in Purmerend erg eenzijdig is en dat er tekorten zijn aan dure woningen, zowel in de huur- als in de koopsector. De gemeente werkt voortdurend aan de oplossing van het probleem van woningdruk. Hierbij past de gemeente meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen. Hiernaast is het mogelijk om binnenstedelijke locaties te herstructureren. Het belangrijkste speerpunt van de Woonvisie Purmerend 2007-2010 is de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. Binnen de bestaande grenzen worden volop woningen ontwikkeld, maar het nieuwe speerpunt is kwaliteit in plaats van kwantiteit. De gemeente heeft in deze woonvisie haar visie gegeven en die vertaald in een concreet actieprogramma. Het actieprogramma bestaat uit vier punten. De volgende punten worden in het actieprogramma behandeld: De woningmarkt van Purmerend moet de inwoners gelijke kansen bieden op een woning, ongeacht leeftijd, inkomen en huidige woonplaats. Er moet meer aandacht worden gegeven aan groepen die moeilijk toegang hebben tot de woningmarkt. De gemeente Purmerend moet streven naar een rechtvaardige woonruimteverdeling met gelijke kansen voor verschillende groepen. Purmerend moet streven naar een gedifferentieerd woningaanbod en variatie in woonmilieus. Hierin kan de consument dan een zo goed mogelijk bij hem of haar passende woning bereiken. De woningnood wordt de komende jaren niet opgelost. Wel werkt de gemeente voortdurend aan oplossingen voor het probleem en past daarbij meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen zoals in Weidevenne, daar worden verschillende woningen en woonmilieus gemengd. Purmerend moet ernaar streven om een aantrekkelijke stad te worden met een goede kwaliteit van de sociale en fysieke woonomgeving: schoon, veilig én compleet qua voorzieningen. Daarnaast moeten bewoners de gelegenheid krijgen om invloed te kunnen uitoefenen op hun woning en woonomgeving.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 16 van 107
In Purmerend moeten voldoende en passende woningen aanwezig zijn die aansluiten bij de zorgvraag of problematiek van kwetsbare groepen. De gemeente gaat samen met woningcorporaties werken aan het voorkomen van dakloosheid en tweedekansenbeleid. Verder wordt de opgave voor wonen met zorg uitgewerkt in concrete projecten op wijkniveau. 2.4.3 Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven (2003) In de notitie Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven is aangegeven dat het mogelijk dient te zijn om een beroep aan huis uit te oefenen. Dit geldt voor zowel de traditionele aan-huis-verbonden beroepen als ook modernere nieuwe kleinschalige bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten zijn in overeenstemming met de woonfunctie mits: niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; geen personeel in dienst is; de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving. Met het voorliggende bestemmingsplan worden beroepen en kleinschalige bedrijven aan huis mogelijk gemaakt. 2.4.4 Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2008) Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage na gedegen onderzoek in kaart gebracht. Op basis van dit onderzoek naar het Purmerendse bodemarchief is archeologiebeleid voor Purmerend opgesteld. Het Purmerendse archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten: behoud van de archeologische waarden 'in situ' (in de bodem); de verstoorder betaalt. 2.4.5 Verkeersveiligheidsplan gemeente Purmerend. Deel 3: Meerjarenprogramma & actieplan 2006/2007 (2007) In 2007 is het Verkeersveiligheidsplan gemeente Purmerend vastgesteld. In de analyse komt naar voren dat in het plangebied vooral de locatie van de openbare basisschool 't Carrousel aan de Flevostraat een gevaarlijke locatie is. Ter hoogte van het kruispunt Flevostraat Burgemeester Kooimanweg is er onvoldoende bescherming voor overstekende kinderen. In het verkeersveiligheidsplan wordt deze locatie aangegeven als één die aandacht behoeft. 2.4.6 Nota Historische Woonschepen Purmerend 2009 (2010) Op 5 januari 2010 is door het college van B&W van de gemeente Purmerend de Nota Historische Woonschepen Purmerend 2009 vastgesteld. Doel van deze beleidsnota is het regelen van enkele praktische zaken rondom de historische woonschepen die al jaren in de wateren van Purmerend liggen. Zo is ondermeer opgenomen aan welke voorwaarden een schip moet voldoen om een historisch woonschip te mogen worden genoemd, de wijze waarop de oever waarlangs de woonschepen liggen gebruikt mag worden en een regeling omtrent de ligplaatsvoorzieningen. Door deze beleidsnota kan de cultuurhistorische waarde van de historische woonschepen worden verbeterd, maar ook de kwaliteit op en nabij het water. Het beleid dient tevens als toetsingskader voor (toekomstige) aanvragen om een ligplaatsvergunning. De in deze nota opgenomen maatvoering voor de schepen vormt het uitgangspunt voor de in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen bouwregels voor historische woonschepen. Hiermee sluit dit bestemmingsplan nauw aan bij de Nota Historische Woonschepen Purmerend 2009. bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 17 van 107
2.4.7 Nota detailhandel 2007-2011 gemeente Purmerend (2007) Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdergaande schaalvergroting plaats zal vinden bij de supermarkten. Hierdoor zullen speciaalzaken, met name in de foodsector, maar ook in de non-food, onder druk komen te staan en deels verdwijnen. Hierdoor kunnen winkelruimtes leeg komen te staan. Aangezien dit ongewenste situaties op kan leveren, is het gewenst dat in deze winkelruimtes in winkelcentra andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening gevestigd kunnen worden. In verband met het hierboven genoemde risico op leegstand, is het bovendien gewenst de detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra en de verspreid liggende vestigingen te consolideren. In de Nota Detailhandel 2007-2011 is aangegeven dat in wijk- en buurtwinkelcentra geen uitbreiding wordt toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dit ook niet mogelijk gemaakt. 2.4.8 Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal (2003) In september 2003 is de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal door de raad vastgesteld. Het doel van deze visie was en is om alle onderwijssoorten in de gemeente op lange termijn zo optimaal mogelijk te huisvesten op basis van de uitkomst van de inhoudelijke visie over onderwijs, opgesteld door de gemeente en de betrokken schoolbesturen. Daarnaast is er behoefte aan huisvesting van buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en kinderopvang. Inmiddels wordt jaarlijks vanaf 2007 weer een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld, waarin de huisvestingsproblematiek per wijk/school in beeld wordt gebracht. 2.4.9 Actualisering Visie Kantorenmarkt Purmerend (2008) In de notitie Actualisering Visie Kantorenmarkt Purmerend is aangegeven dat de economie van Purmerend zich de afgelopen jaren goed heeft ontwikkeld. De werkgelegenheid is in de periode 1995-2005 gegroeid van 15.000 naar ruim 20.500 banen, een groei van 37%. De groei heeft vooral plaatsgevonden in de niet-commerciële dienstverlening, in het bijzonder zorg en welzijn. De kantorenmarkt is de afgelopen jaren mee gegroeid met de lokale economie. De voorraad bedraagt anno 2007 circa 90.000 m² en de leegstand is met 7% relatief beperkt in vergelijking met andere gemeenten. De Purmerendse kantorenmarkt blijft vooral lokaal en in mindere mate regionaal georiënteerd. De meeste kantoren zijn klein met een oppervlakte tot 1.000 m². 2.4.10 Conclusie gemeentelijk beleid Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan de ambities zoals in de beleidsnota's van gemeente Purmerend zijn gesteld. 2.5 Conclusie In de Nota Ruimte is Purmerend binnen een economisch kerngebied gelegen en wordt de gemeente weergegeven als bundelingsgebied binnen het nationale stedelijke netwerk Randstad. Hiervoor geldt dat bundeling van de verstedelijking van belang is en dat verstedelijking voorop staat, waarbij wel evenwicht dient te bestaan met andere ruimtevragende functies. In het provinciale beleid is Purmerend aangegeven als bestaand stedelijk gebied. Verder wordt uiteengezet dat uitbreiding van de woningvoorraad voor een groot deel door middel van Intensiveren, Combineren en Transformeren dient te worden gerealiseerd. In het regionale en gemeentelijke beleid wordt eveneens ingezet op woningbouw door middel van herstructurering. In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de doelen en uitgangspunten van het beleid op rijks-, provinciaal, en regionaal niveau invulling gegeven doordat de bestaande situatie wordt vastgelegd, waarbij ruimte is voor verstedelijking in de vorm van herontwikkeling.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 18 van 107
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse Het plangebied maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt deel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het stedelijke gebied van Amsterdam. Het plangebied Overwhere-Zuid ligt aan de noordzijde van Purmerend, ten zuiden van de buurt Overwhere-Noord. De buurt wordt gekenmerkt door overwegend eengezinsrijwoningen en lage appartementenflats. Verder zijn aan de westkant van het plangebied vrijstaande woningen en bungalows gesitueerd. Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied Overwhere-Zuid. Na een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Purmerend, en Overwhere-Zuid in het bijzonder, wordt ingegaan op de ruimtelijke hoofdstructuur in het plangebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de functionele hoofdstructuur beschreven en in hoofdstuk 6 worden de nieuwe ontwikkelingen benoemd. 3.1 Ontstaansgeschiedenis Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderden de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend kreeg een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en WestFriesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. Pas in de 20e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd ver buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding in de Zuiderpolder. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt. De wijk Overwhere is de eerste naoorlogse uitbreiding van Purmerend en bestaat uit twee delen. Overwhere-Zuid, dat tevens het bedrijventerrein Wagenweg omvat, is gebouwd in de jaren 1958-1969. De gemeentegrens met de toenmalige gemeente Kwadijk vormde een belemmering voor verdere ontwikkeling. Vandaar dat eerst aan de oostzijde van Purmerend de wijk Wheermolen werd ontwikkeld. Na een grenswijziging in 1970 kon verder worden uitgebreid aan de noordzijde van Purmerend met Overwhere-Noord. De wijk Overwhere was gereed in 1981. In deze tijd zijn binnen de gemeente Purmerend veel sociale woningen gerealiseerd, onder andere om de woningvraag binnen de gemeente Amsterdam op te vangen. Bij de vele woningen die in deze tijd gebouwd werden lag het accent in de eerste jaren op vier lagen portiek- en galerijflats en de daarna op hoogbouw galerijflats. 3.2 Ruimtelijke hoofdstructuur Overwhere is in de jaren zestig en zeventig gebouwd. Het is een wijk met vrij veel gestapelde bouw, waarbij de hoogbouw kenmerkend is voor het noorden en de flats van drie- en vierhoog voor het zuiden. Veel eengezinswoningen zijn in een hofjesstructuur gebouwd. Opvallend is het grote aantal voorzieningen en bedrijven. De wijk bestaat uit drie woonbuurten: Overwhere-Zuid, Overwhere-Noord en Molenkoog. Daarnaast zijn ook de bedrijventerreinen De Koog en Wagenweg buurten van deze wijk.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 19 van 107
Het plangebied Overwhere-Zuid bestaat uit de woonbuurt Overwhere-Zuid en het bedrijventerrein Wagenweggebied. In figuur 3.1 is het plangebied ten opzichte van andere buurten in Purmerend weergegeven. Het Wagenweggebied ligt ten zuiden van de woonbuurt Overwhere-Zuid en vormt een bedrijventerrein in combinatie met (grootschalige) detailhandel. In tegenstelling tot Overwhere-Noord is in dit plangebied geen hoogbouw te vinden, met uitzondering van één gebouw aan de rand van het plangebied. De meeste appartementenflats bestaan uit 3 tot 4 bouwlagen. Verder zijn er voornamelijk rijenwoningen aanwezig. Naast woningen zijn er diverse voorzieningen in de buurt aanwezig, bestaande uit onder andere scholen, huisartsenpraktijken, kinderdagverblijven, sportvoorzieningen en kerken. Langs de randen van het plangebied is water gelegen met een groenstructuur.
Figuur 3.1 Indeling buurten Purmerend, de buurten Overwhere-Zuid en Wagenweg vallen in het bestemmingsplan Overwhere-Zuid
Groen- en waterstructuur Het plangebied wordt aan de zuid- en westzijde begrensd door respectievelijk De Where en de Beemsterringvaart. Ook aan de noordzijde vormt een waterloop de begrenzing van het plangebied. Langs de in het plangebied aanwezige waterlopen zijn groenstroken en bosschages gesitueerd die het water scheiden van de verkeerswegen.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 20 van 107
Infrastructuur De belangrijkste verkeersontsluiting in het plangebied is de Churchilllaan/ Doctor J.M. den Uyllaan. Deze loopt van noord naar zuid door het plangebied en sluit aan de noordzijde aan op de N244 en aan de zuidzijde op de N235. Langs de Doctor J.M. den Uyllaan liggen aparte fietspaden, die van de rijbaan worden gescheiden door middel van groenstroken. Hiernaast is vaak nog een voetpad aanwezig. Binnen de wijk worden de woningen ontsloten door de Hoornselaan, de Van IJsendijkstraat, de Burgemeester D. Kooimanweg, de Overweersepolderdijk en de Flevostraat. Zowel snel- als langzaam verkeer kan gebruik maken van deze wegen. Hiernaast is de Doplaan een belangrijke fietsverbinding binnen het plangebied.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 21 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 22 van 107
Hoofdstuk 4 Functionele hoofdstructuur Het plangebied heeft met name een woonfunctie. Daarnaast zijn er in het plangebied diverse voorzieningen die een draagvlak op verschillende schaalniveaus hebben. Hieronder worden de verschillende functies in het plangebied beschreven en geanalyseerd. 4.1 Wonen Overwhere kent een vrij dichte bebouwing. De woningvoorraad betreft een mix van flats en eengezinswoningen, zowel koop als huur. Overwhere is een wijk met veel voorzieningen op stedelijk en regionaal niveau, met name op het gebied van zorg, onderwijs, sport en detailhandel. Overwhere-Zuid De woonbuurt Overwhere-Zuid bestaat voor het grootste deel uit laagbouw. Er zijn veel flats in het gebied aanwezig, maar dit zijn overwegend lage flats van 3 tot 4 bouwlagen. Op een enkele locatie komt hoogbouw voor, aan de rand van het gebied. Daarnaast komen in het gehele plangebied veel rijwoningen voor. Aan de westelijke rand van het plangebied, aan de Overweersepolderdijk zijn een aantal vrijstaande woningen gesitueerd. In Overwhere-Zuid bevindt ruim 40% van de woningen zich in het koopsegment. Wagenweg Het Wagenweggebied, het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied, is momenteel in hoofdzaak een bedrijventerrein. Tevens bevindt zich hier langs De Where woningbouw, welke dateert van eind jaren tachtig, en een appartementencomplex uit 1993. Op basis van het "Stedenbouwkundig Programma van Eisen herontwikkeling Wagenweggebied Purmerend" uit 2006 is in het Wagenweggebied een vrijstelling ex. artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend voor het realiseren van deelgebied 1, fase 1 en 2 van het woningbouwproject 'Het Plateel' (zie figuur 4.1 en 4.2). Dit gebied bevindt zich in de hoek van de Burgemeester D. Kooimanweg en de Wagenweg.
Figuur 4.1 Deelgebieden 1, 2 en 3 uit het SPvE Herontwikkeling Wagenweggebied
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 23 van 107
Deelgebied 1, fase 1 en 2, bestaat uit de woonblokken N2 en N3 . In bouwblok N2 worden in totaal 49 grondgebonden eengezinswoningen en appartementen, en vier garageboxen gerealiseerd. Bouwblok N3 betreft in totaal 95 woningen, zowel grondgebonden als appartementen, een parkeergarage en twee bedrijfsruimten.
Figuur 4.2 Deelgebied 1 met daarin de woonblokken N2 en N3 van Het Plateel
De recentelijke bouw van de woningen en appartementen in Het Plateel maakt onderdeel uit van de herontwikkeling van het bedrijventerrein Wagenweggebied. Met de bouw van de woningen in Het Plateel, dat onderdeel uitmaakt van de herontwikkeling van het bedrijventerrein Wagenweggebied, wordt aangesloten bij het bundelingsbeleid uit de Nota Ruimte en het bouwen binnen de rode contour uit de Nota Wonen. Tevens past de ontwikkeling van Het Plateel goed binnen het woonprogramma van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 dat streeft naar het aanbrengen van meer differentiatie in woonmilieus door het toevoegen of herstructureren naar centrum-stedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 24 van 107
4.2 Detailhandel en horeca De detailhandel in Overwhere-Zuid is geconcentreerd in het winkelcentrum aan het Wormerplein. Tevens bevindt zich aan de Wagenweg een detailhandelscluster, waar onder meer zijn gevestigd: supermarkten van Albert Heijn, Aldi en Deen, een zelfbedieningsgroothandel in levensmiddelen De Kweker, en winkels van Kwantum en Leen Bakker voor de verkoop van meer volumineuze goederen. Het Wagenweggebied is van oorsprong een bedrijventerrein met lichte bedrijven als (grootschalige) detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen, autobedrijven en enkele kantoren. De gemeente Purmerend heeft als beleid geen solitaire bedrijven en winkels te stimuleren. Beleidsuitgangspunten van de gemeente, zoals neergelegd in de Nota Detailhandel 2007-2011, zijn om de binnenstad als recreatief koopcentrum voor Purmerend en omgeving te behouden en te versterken, en geen verdere detailhandel buiten de gewenste winkelstructuur toe te staan. De bestaande aanwezige (grootschalige) detailhandel in het Wagenweggebied vormt hierop een uitzondering, gezien deze al aanwezig was ten tijde van het opstellen van de nota. Een uitbreiding van de detailhandel in dit gebied is echter niet gewenst. De horeca-activiteiten in Overwhere-Zuid bevinden zich in het winkelcentrum aan het Wormerplein en bij Albert Heijn XL aan de Burg. D. Kooimanweg. 4.3 (Maatschappelijke) voorzieningen Binnen het plangebied Overwhere-Zuid bevinden zich verspreid door de wijk op verschillende locaties diverse vormen van maatschappelijke voorzieningen zoals een zorgcentrum voor ouderen, basisen voortgezet onderwijs, kinderdagverblijven, religieuze en verenigingsgebouwen, een begraafplaats, een uitvaartcentrum en medische voorzieningen als tandartsenpraktijken, huisartsenpraktijken en andere gezondheidspraktijken. 4.4 Bedrijven en kantoren Omdat het plangebied een woonwijk betreft en daardoor overwegend een woonfunctie heeft zijn er in het grootste deel van het plangebied slechts enkele bedrijven en kantoren aanwezig. Alleen de grotere nutsvoorzieningen hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen, zoals de gemalen. In het Wagenweggebied, aan de zuidzijde van het plangebied, is het overgrote deel van de bedrijven gevestigd, waaronder een benzinestation, een autorijschool, een levensmiddelengroothandel en verschillende kantoorgebouwen. 4.5 Groen en water Het groen in het plangebied concentreert zich voornamelijk langs de wegen en de randen van het plangebied. Tussen de bebouwing is vrij veel groen aanwezig. Dit bestaat uit verschillende groenveldjes en bosschages. Tevens is in het oostelijke deel van het gebied veel groen aanwezig in de vorm van sportvelden. In het westen van het plangebied is het Burgemeester Kooimanpark gelegen. Dit is een openbaar park met veel groen en water. Aan de randen, langs het plangebied, zijn grote waterlopen aanwezig. Aan de westzijde loopt de Beemsterringvaart, aan de zuidzijde De Where. 4.6
Verkeer
Openbaar vervoer Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt de spoorlijn Zaandam - Hoorn. Hieraan ligt het station Purmerend Overwhere, binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Vanaf dit station vertrekken treinen richting Hoorn, Zaandam, Schiphol en Hoofddorp. Verspreid over het plangebied bevinden zich vijf bushaltes, waar door meerdere buslijnen wordt gehalteerd.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 25 van 107
Ontsluiting autoverkeer In figuur 4.3 is de wegcategorisering binnen het plangebied weergegeven. De belangrijkste gebiedsontsluitingswegen binnen het plangebied zijn de Doctor J.M. den Uyllaan, de Burgemeester D. Kooimanweg, de Hoornselaan en de Van IJsendijkstraat. De Dr. J.M. den Uyllaan gaat aan de noordzijde over in de Salvador Allendelaan, welke uitkomt op de provinciale weg N244, waarmee vervolgens de autosnelweg A7 kan worden bereikt. Op de provinciale weg N244 (stroomweg) geldt een maximumsnelheid van 100 km/u. Op de gebiedsontsluitingswegen bedraagt de maximumsnelheid 50km/u. Op alle overige wegen geldt een 30 km regime.
Figuur 4.3 Uitsnede wegcategorisering Purmerend
Ontsluiting langzaam verkeer Langs de gebiedsontsluitingswegen zijn vrijwel overal (vrijliggende) fietspaden aanwezig. Dit is conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Op de overige wegen in het gebied, met een maximumsnelheid van 30 km/h, wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Behalve de fietsstroken en fietspaden, bevindt zich ook binnen de 30 km/h-gebieden een aantal fietsverbindingen van regionaal en lokaal belang. Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Daarnaast bevinden zich in de woongebieden en daartussen nog enkele voetpaden. Parkeren Het parkeren in het plangebied vindt plaats op aangewezen parkeerterreinen en op parkeerplaatsen langs de weg. Tevens zijn op sommige plekken garages bij woningen aanwezig.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 26 van 107
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Hiervoor zullen de milieuaspecten in dit bestemmingsplan worden onderzocht. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een multifunctionele sportaccommodatie. De relevante milieu- en omgevingsaspecten voor deze ontwikkeling zullen bij wijziging van het bestemmingsplan worden beschouwd. De nog te realiseren ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen zijn eerder door middel van een vrijstelling mogelijk gemaakt, en zijn in dat kader reeds getoetst aan de wet- en regelgeving voor milieu- en omgevingsaspecten. 5.1 Externe veiligheid Algemeen Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
Figuur 5.1 Uitsnede Risicokaart Noord-Holland
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 27 van 107
Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10 6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Op de risicokaart zijn in het plangebied enkele kwetsbare objecten waargenomen, zoals tehuizen en onderwijsinstellingen. In figuur 5.1 is een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van het plangebied weergegeven.
Vuurwerk In het plangebied zijn, voor zover bekend, geen bedrijven gelegen die vuurwerk verkopen. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan. Opslag ervan is eveneens niet toegestaan.
LPG-tankstations In het plangebied is aan de Wagenweg een benzineverkooppunt met LPG gelegen dat van invloed is op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico). Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen(Revi) geven de kaders voor de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten van inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer. Een LPG-station valt onder het Bevi genoemd in artikel 2 sub e Bevi. De criteria in het Bevi zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebonden en het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het Bevi en Revi vastgelegd. Dit houdt in dat voor het LPG-tankstation aan de Wagenweg het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in kaart moeten worden gebracht. Plaatsgebonden risico (PR) Op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is bepaald dat op basis van de jaarlijkse doorzet van dit LPG-tankstation van < 1.000 m3 (exact 999 m3) de PR 10-6 contour is gelegen op 45 meter vanaf het vulpunt. Deze contour is weergegeven op de verbeelding. Groeprisico (GR) In het Bevi is bepaald in artikel 13 dat een verantwoording van het groepsrisico verplicht is ten aanzien van een aantal ruimtelijke besluiten. Een nieuw bestemmingsplan wordt beschouwd als een nieuw ruimtelijk besluit. Derhalve dient het groepsrisico van het LPG-tankstation te worden verantwoord. Bij LPG-tanksations dient in het kader van het Bevi rekening te worden gehouden met het invloedsgebied voor het groepsrisico op een afstand van 150m vanuit het vulpunt. Een onderzoek naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is uitgezet. De resultaten uit dit onderzoek zullen worden opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Er bevinden zich geen andere Bevi-inrichtingen, bedrijven die risicovolle activiteiten verrichten, in het plangebied en directe omgeving.
Verkeerswegen Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs verkeerswegen geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10 6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas van provincie Noord-Holland (www.risicokaart.nl) bevestigt dit.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 28 van 107
Spoorwegen Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs de spoorweg Amsterdam-Hoorn geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10-6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door transportleidingen Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. Wanneer een plan consoliderend van aard is of de oriënterende waarde niet wordt overschreden kan bij de verantwoording worden volstaan met het vermelden van: de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding; de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Wanneer een planvaststelling leidt tot een verhoging van het GR of een overschrijding van de oriënterende waarde worden ook de volgende aspecten verantwoord: het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde; de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het GR; alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager GR en de vooren nadelen daarvan; andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van GR. In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een zakelijk rechtstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan. Beoogde ontwikkeling Voorliggend bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Wel zal worden onderzocht of er in de huidige situatie reeds een veilige situatie bestaat. Onderzoek Op basis van het Bevb moeten alle planologisch relevante leidingen inclusief gereserveerde ruimte voor buisleidingen) in (en nabij) het plangebied worden geïnventariseerd. In het plangebied bevinden zich twee ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen (W-570-23KR-020 en W-570-01-KR-047). Voor deze buisleidingen dient het groepsrisico te worden bepaald en verantwoord. Hiervoor is een onderzoek uitgezet. De resultaten hiervan worden opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 29 van 107
5.2 Wegverkeerslawaai Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg, dient de geluidbelasting aan de gevel van de te ontwikkelen functie aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van een weg is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB. Nieuwe ontwikkelingen In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de Dr. J.M. den Uyllaan een nieuwe geluidsgevoelige ontwikkeling mogelijk gemaakt. Op deze locatie wordt een nieuwe school met een aantal wooneenheden voor begeleid wonen gerealiseerd. Omdat deze ontwikkeling binnen de geluidszone van de Dr. J.M. den Uyllaan is gelegen, moet hiervoor een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Gezien dit onderzoek in de voorontwerpfase nog niet gereed is, zal deze in de ontwerpfase bij dit bestemmingsplan worden bijgesloten. Tevens wordt voor het schoolgebouw aan de Hoornselaan 10 een extra bouwlaag mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Omdat deze nieuwe ontwikkeling gelegen is in de geluidszone van de Hoornselaan en de Burg. D. Kooimanweg dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Gezien dit onderzoek in de voorontwerpfase nog niet gereed is, zal deze in de ontwerpfase bij dit bestemmingsplan worden bijgesloten. 5.3 Spoorlawaai Langs alle spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones. Binnen de geluidszone van een spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De grootte van een geluidszone kan per traject verschillen. Een overzicht van de zone per traject is op basis van de Wet geluidhinder vastgelegd in de Regeling zonekaart spoorwegen. De breedte van de geluidszone van het traject Zaandam-Purmerend-Hoorn (traject nummer 450) bedraagt 200 m. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Voor de geluidgevoelige functies die in de huidige situatie binnen de zone van de spoorweg zijn gelegen, is de bestaande situatie vastgelegd. Akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai is daarom niet noodzakelijk. 5.4 Bodemkwaliteit Het onderhavige bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Voor de nieuwe ontwikkelingen die direct mogelijk worden gemaakt dient uit een bodemonderzoek te blijken dat er geen belemmeringen bestaan voor de gewenste ontwikkelingen. Voor de nieuwe school aan de Dr. J.M. den Uyllaan is in juni 2009 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusie is dat de grond niet verontreinigd is.Het grondwater is licht verontreinigd met kwik. Dit gehalte vormt geen aanleiding voor een aanvullend onderzoek.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 30 van 107
Daarnaast wordt één ontwikkeling via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Dit betreft het sportterrein aan de Van IJsendijkstraat. Wanneer Burgemeester en Wethouders gebruik maken van deze wijzigingsbevoegdheid, zal een bodemonderzoek voor de locatie worden uitgevoerd. 5.5 Cultuurhistorie en archeologie In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld de Beleidsnota archeologie in Purmerend (2009). Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend. De archeologische beleidsadvieskaart ter plaatse van het plangebied is in figuur 5.2 opgenomen. De archeologische verwachtingskaart toont de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Figuur 5.2 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart, Bron: Beleidsnota archeologie in Purmerend (2009)
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 31 van 107
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een lage kans op archeologische sporen (lichtgroen). Langs de middeleeuwse ontginningsassen is de kans op archeologische sporen echter middelhoog (donkergroen). Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m2 beslaat en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt die zijn gelegen in de strook met een middelhoge verwachtingswaarde. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk voor dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt één ontwikkeling via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Dit betreft het sportterrein aan de Van IJsendijkstraat. Wanneer Burgemeester en Wethouders gebruik maken van deze wijzigingsbevoegdheid en de bodemverstoring beslaat meer dan 500m2 en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, zal een archeologisch onderzoek voor de locatie worden uitgevoerd. 5.6 Waterhuishouding Als uitvloeisel van Europees en landelijk waterbeleid (waaronder: Europese Kaderrichtlijn Water, Nota 'Anders omgaan met water', Startovereenkomst 'Waterbeheer 21e eeuw', Nationaal Bestuursakkoord Water en de Vierde Nota Waterhuishouding) is voor ruimtelijke plannen een watertoets verplicht. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het beheer van oppervlaktewater en waterkeringen gevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het kader van de verplichte watertoets wordt over dit plan overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf. In het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkeling aan de Dr. J.M. den Uyllaan dient een watertoets te worden uitgevoerd. Hiervoor is door de ontwikkelaar contact opgenomen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zodra de resultaten bekend zijn, zullen deze worden opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan. Daarnaast is één ontwikkeling in het plan opgenomen door middel van een wijzigingsbevoegdheid. De watertoets voor deze ontwikkeling zal bij wijziging van het plan worden uitgevoerd. 5.7 Planologisch relevante leidingen Teneinde een goede belangenafweging te maken voor de vele functies binnen een plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van de binnen het plangebied voorkomende planologisch relevante kabels, leidingen en straalpaden van bovenlokaal niveau (bijv. hogedrukwaterleiding of gastransportleiding, niet de huisaansluitingen). In het plangebied loopt een deel van de hoofdgastransportleiding langs de spoorweg. Op de verbeelding en in de regels is hiervoor de bestemming 'Leiding -Gas' opgenomen. Binnen deze bestemming gelden beperkingen voor het bouwen. 5.8 Luchtkwaliteit In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit bestaat uit de volgende wet, AMvB en ministeriële regelingen: Wet tot wijziging Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen); Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM); bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 32 van 107
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM); Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Met de Wet tot wijziging Wet milieubeheer wordt in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 een nieuwe titel 5.2 'luchtkwaliteitseisen' opgenomen. De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, te weten: woningbouw: <=1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, <= 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; kantoorlocaties: <=100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. Binnen het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Deze kleine ontwikkelingen worden gezien hun zeer beperkte invloed op de luchtkwaliteit aangemerkt als 'niet in betekenende mate'. Een luchtkwaliteitsonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Voor het multifunctionele sportterrein, dat met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt, zal bij wijziging van het bestemmingsplan de invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd. 5.9 Flora en fauna Het plangebied voor dit bestemmingsplan bevindt zich in de bebouwde kom van Purmerend. Het plangebied wordt gekenmerkt door de volgende biotopen: openbare groenstroken, sloten, bomen, struweel, verharding en bebouwing. Het plangebied maakt geen deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). In het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Alleen voor de ontwikkeling aan de Dr. J.M. den Uyllaan dient te worden gekeken naar de flora en fauna. Uit een veldbezoek blijkt dat op het eigenlijke veld zal niets te verwachten zijn van een beschermde flora of fauna. Als de bestaande bomen en heestervakken ook in het project betrokken worden is het raadzaam om de bomen na te laten kijken op de eventuele aanwezigheid van vleermuizen. Deze zitten met name in de holten van de grotere bomen. Hou bij het starten van de werkzaamheden wel rekening met de broedtijd van vogels. Op het moment dat de vogels daar weer gaan broeden, en dat is zeer aannemelijk, kunnen ze met hun aanwezigheid de werkzaamheden belemmeren. Een onderzoek naar flora en fauna is daarom niet noodzakelijk.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 33 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 34 van 107
Hoofdstuk 6 Beschrijving nieuwe ontwikkelingen 6.1 Algemene uitgangspunten Een van de punten in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is het behouden van groene en rustige wijken. Het creëren van een groene rustige wijk helpt het verwezenlijken van deze doelstelling. Een andere opgave is het situeren van zorg in woonwijken. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, wat betekent dat de bestaande situatie vast wordt gelegd. Voor sommige functies wordt echter een ruimere regeling opgenomen dan in de huidige situatie, waardoor flexibiliteit ontstaat waar dat nodig is. Dit geldt voornamelijk voor de bestemming 'Maatschappelijk', waarbinnen veel verschillende functies mogelijk zijn en dus ook kunnen worden gecombineerd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt en één ontwikkeling door middel van een wijzigingsbevoegdheid. 6.2
Uitgangspunten nieuwe ontwikkelingen
Optoppen B-vleugel Jan van Egmondlyceum De eerste ontwikkeling die direct mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan is een extra bouwlaag op de B-vleugel van het Jan van Egmondlyceum. In deze extra bouwlaag zal een multifunctionele ruimte worden gerealiseerd, een dakterras en een sterrenwacht. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie weer.
Figuur 6.1 Impressie toekomstige situatie Jan van Egmondlyceum met multifunctionele ruimte, dakterras en sterrenwacht op de B-vleugel (roze omcirkeld).
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 35 van 107
Nieuwbouw school en begeleid wonen Een tweede nieuwe ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan is de realisatie van een nieuwe school voor speciaal onderwijs, gecombineerd met een kinderdagopvang en enkele wooneenheden voor begeleid wonen aan de Dr. J.M. den Uyllaan 3. Voor deze ontwikkeling is de bestemming 'maatschappelijke doeleinden' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen' opgenomen. De nieuwe bebouwing past echter niet binnen het bestaande bouwvlak, het bebouwingspercentage en de maximale bouwhoogte. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken zijn in onderhavig bestemmingsplan het bouwvlak, het bebouwingspercentage en de maximale bebouwingshoogte verruimd. De bestemming kent een ruim bestemmingsvlak met daarbinnen een bouwvlak met een bebouwingspercentage. Hierdoor blijft enige flexibiliteit bestaan met betrekking tot de precieze invulling van deze locatie.
Multifunctionele sportaccommodatie De nieuwe ontwikkeling die in het voorliggende bestemmingsplan door middel van een wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt, is een multifunctioneel sportaccommodatie aan noordzijde van de Van IJsendijkstraat, in het zuidoostelijke deel van het plangebied. In de huidige situatie heeft dit gebied de bestemming "Sport" en is ook als zodanig in gebruik. Hier bevinden zich momenteel de sporthal De Beukenkamp en enkele sportvelden. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan bestaat er nog geen concreet bouwplan voor de nieuwe multifunctionele sportaccommodatie. Alleen de globale locatie, het bebouwingspercentage en de maximale bouwhoogte van 16 meter zijn op dit moment bekend. Om deze accommodatie in de toekomst mogelijk te maken is gekozen hiervoor in onderhavig bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage. De wijzigingsbevoegdheid voorziet namelijk in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe gebouwen met een maximale bouwhoogte van 16 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 50%. De bestaande sporthal blijft gehandhaafd totdat de nieuwe bebouwing is gerealiseerd en wordt daarna gesloopt.
Figuur 6.2 Ligging plangebied multifunctionele sportaccommodatie bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 36 van 107
Wagenweggebied Het Wagenweggebied is een bedrijventerrein in het zuiden van Overwhere. Het bedrijventerrein wordt ontsloten door woongebieden, en sluit daardoor niet goed meer aan bij de omgeving. Voor het Wagenweggebied is dan ook in 2006 een nieuwe ontwikkeling beoogd in de vorm van de transformatie van een gemengd bedrijventerrein naar een stadse woonbuurt. In het kader hiervan is het "Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE), Herontwikkeling Wagenweggebied Purmerend", opgesteld. Dit SPvE is op 2 februari 2006 vastgesteld door de Gemeenteraad. Ondanks de concrete plannen voor herontwikkeling van het Wagenweggebied is dit gebied in onderhavig bestemmingsplan conserverend bestemd, en is de gewenste herontwikkeling van het bedrijventerrein dus niet als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Reden hiervoor is dat een sluitende grondexploitatie voor de herontwikkeling van het gebied niet kan worden aangetoond, welke geldt voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Indien tijdens het opstellen van het bestemmingsplan zich ontwikkelingen voordoen waardoor de financiële haalbaarheid van deze ontwikkelingen aangetoond kunnen worden, zal hiervoor alsnog een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen. Ondanks dat in onderhavig bestemmingsplan het Wagenweggebied conserverend is bestemd, blijft het SPvE het toetsingskader vormen voor (steden)bouwkundige plannen voor dit gebied. Hiermee blijft de herontwikkeling van het Wagenweggebied in beeld.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 37 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 38 van 107
Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen. 7.1 Planvorm Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat daarnaast een aantal nieuwe ontwikkelingen toe. Het beleid is erop gericht de functies en het gebruik te behouden en de beoogde nieuwe ontwikkelingen, waarvoor reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden in de vorm van de verleende vrijstellingen ex artikel 19 WRO, mogelijk te maken. Daarnaast is voor de ontwikkeling waar nog geen besluitvorming over heeft plaatsgevonden, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden. 7.2 Bestemmingsregeling De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.
Het wonen De basis voor de bestemming van de woonfunctie wordt gevormd door een regeling die uit drie bestemmingen bestaat: Wonen, Tuin-1 en Tuin-2. De uiteindelijke regeling is het resultaat van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is in de regeling, het behoud van de aanwezige stedenbouwkundige kwaliteit, meegenomen bij het bepalen van de bouwregels en de hoogtematen op de verbeelding. Bij de regelingen gelden de volgende begrippen voor hoofdgebouw, aanbouwen en bijgebouwen bij de bestemmingen Wonen, Tuin-1 en Tuin-2: hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken; aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw; bijgebouw: een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouw.
Kaartbeeld De bestemming Wonen is in principe toegekend aan de gronden waar het hoofdgebouw zich bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 39 van 107
bevindt. Op de gronden met de bestemming Tuin-1 zijn, met uitzondering van een erker van beperkte omvang, geen gebouwen toegestaan. Op gronden met de bestemming Tuin-2 zijn aan- bouwen en bijgebouwen toegestaan. Globaal kan gezegd worden dat de bestemming Tuin-1 is gereserveerd voor voortuinen en de bestemming Tuin-2 voor achtertuinen. De Tuin-2-bestemming ligt in principe op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Daar waar al voor deze lijn is gebouwd, is afhankelijk van de breedte van de bij de woning behorende zijtuin, de bestemming wonen in het verlengde van de aanwezige aanbouw of het bijgebouw aangegeven, dan wel 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Er is aangesloten bij de "voor- en achterkantbenadering" van het Besluit omgevingsrecht, dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen vergunningvereiste geldt voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen van beperkte omvang, tenzij deze binnen 1 m van de weg dan wel openbaar groen worden gerealiseerd. In dat geval zijn deze bouwwerken wel vergunningplichtig. Het betreft over het algemeen de gronden met de aanduiding "Tuin-2" waarop de achterkantbenadering van toepassing is.
Regels Wonen In de bestemming Wonen zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van een woning, de plaats en de hoogte ervan. In de meeste gevallen valt het bestemmingsvlak Wonen en het bouwvlak met elkaar samen. Op gronden met de bestemming Wonen mogen in principe hoofdgebouwen worden gebouwd. Daar waar echter voor de voorgevelrooilijn, in de voortuin, een aanbouw of bijgebouw is gesitueerd, is eveneens gekozen voor de bestemming Wonen. Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat op de bestemming Tuin - 1 in principe niet mag worden gebouwd. Voor wat betreft de ligging van de voorgevelrooilijn is de gevel van het hoofdgebouw relevant en niet die van een in de voortuin gelegen aanbouw of bijgebouw. De maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw met een kap mag ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen. Dit is de nokhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010. Deze nokhoogte is door de gemeente geïnventariseerd. Voor deze gebouwen is op de kaart een goothoogte aangegeven. Ingeval van hoofdgebouwen met een platte afdekking is op de kaart de bouwhoogte aangegeven. In de algemene bouwregels is geregeld dat, indien in het dakvlak een dakkapel of dakopbouw wordt gebouwd met een breedte van meer dan de helft van de gevelbreedte, de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Aan de achterzijde van gebouwen geldt dat bij een dakkapel of dakopbouw met een breedte van 70% van de totale gevelbreedte de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Dit is tevens de maximaal toegestane maat voor een dakkapel aan de achterzijde van een hoofdgebouw. Ingeval een hoofdgebouw een asymmetrische kapvorm heeft, mag aan de achterzijde een dakopbouw over de gehele breedte van de woning worden gebouwd tot de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking.
Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen de bestemming Wonen het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woonfunctie blijft prevaleren en geen hinder optreedt voor de woonomgeving. Met het oog op een gemeentebrede eenduidige regeling van deze activiteiten zijn beleidsregels vastgesteld voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven binnen de bestemming Wonen. Het betreft de "Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 40 van 107
(kleinschalige) bedrijven". Concreet betekent dit dat aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie passend worden geacht mits: niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; geen personeel in dienst is; de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving. Tuin - 1 De bestemming Tuin - 1 betreft de bij een woning behorende gronden waarop geen bebouwing is toegestaan met uitzondering van een erker aan het hoofdgebouw, alsmede vergunningvrije lage erf- en terreinafscheidingen. In principe gaat het hier om de voortuinen. De erkers mogen over maximaal de bestaande breedte van de woonkamer worden gebouwd. De diepte van een erker mag ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin bedragen tot een maximale maat van 1,2 m en niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Tuin - 2 De bestemming Tuin - 2 betreft in principe de achtertuinen bij woningen. Binnen de bestemming Tuin - 2 wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning door aanbouwen of voor de bouw van bijgebouwen, die altijd vrijstaand zijn. Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m². Bij erven groter dan 150 m2 worden meer erfbebouwingsmogelijkheden toegestaan, hier mag tot 75 m2 worden gebouwd. Achter de woning mag, over een diepte van ten hoogste 3 meter, achter de achtergevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 meter worden aangebouwd. Als ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede, dan wel diepe, aan- of uitbouw aanwezig is over een gedeelte van de zij- of achtergevel, mag de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel vanaf de gevel net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze bestaande extra diepe uitbouw een omgevingsvergunning voor het bouwen is afgegeven. De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m. Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 m. De hekhoogte voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dakterrassen op aanbouwen die zich niet recht achter de woning bevinden, bijvoorbeeld bij een hoekwoning, worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst bevonden.
Tuin - 3 De bestemming Tuin - 3 betreft de tuinen bij de woonschepen. Toegestaan is een berging van 8 m2 per woonschip. Deze regeling wordt nog nader vorm gegeven in het ontwerpbestemmingsplan.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 41 van 107
Mantelzorg Het is toegestaan om - na verlening van een omgevingsvergunning - binnen de bestemming Tuin - 2 in het kader van het geven van mantelzorg afhankelijke woonruimte bij een woning te plaatsen, een zogenaamde 'kangoeroewoning'. Mantelzorg wordt omschreven als het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Kenmerkend voor mantelzorg is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. Een omgevingsvergunning voor afhankelijke woonruimte wordt per woning slechts eenmaal verleend, om te voorkomen dat er verschillende afhankelijke woonruimtes bij een woning geplaatst kunnen worden. Zodra de mantelzorg beëindigd is trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in. In de regels worden voorschriften gegeven omtrent de situering en de maatvoering van afhankelijke woonruimtes.
Voorzieningen en bedrijven Algemeen In de regels is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
Maatschappelijk De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd met de bestemming Maatschappelijk. Op een aantal locaties wordt de mogelijkheid geboden voor uitbreiding van de scholen en eventueel andere voorzieningen, zoals kinderopvang, om in te kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals groepsverkleining of de toepassing van het brede schoolconcept. Als bouwvlak is de bestaande bebouwing, of het bouwvlak zoals dat in het vigerende plan gold, opgenomen. Verder wordt aan de J.M. Den Uyllaan een nieuwe ontwikkeling toegestaan, waartoe het bouwvlak op die plaats is vergroot. Hier is de aanduiding ´specifieke vorm van maatschappelijk-begeleid wonen´ opgenomen. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels om extra bebouwing mogelijk maken, in twee bouwlagen.
Bedrijf Voor een tankstation en verschillende gemalen binnen het plangebied is de bestemming Bedrijf toegekend. Voor de gemalen is hier de functieaanduiding 'gemaal' aangegeven. De voor 'Bedrijf ' aangewezen gronden in dit bestemmingsplan, overwegend gelegen in het Wagenweggebied, zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De reden hiervoor is dat het Wagenweggebied omringd wordt door woonbuurten en het bedrijventerrein op termijn herontwikkeld zal worden naar een woonbuurt. Bedrijven uit een hogere categorie dan categorie 2 vormen een te grote hinder en gevaar voor de directe omgeving en zijn daarom niet wenselijk in combinatie met de woonfunctie in dit gebied. Bedrijven in de categorie 2 zijn hebben een geringere invloed op de directe omgeving en kunnen daarom in de huidige situatie worden gehandhaafd. De thans aanwezige bedrijven vallen in de categorie 2 en worden dus niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Opschaling naar een hogere categorie is echter dus niet mogelijk. Binnen de gemeente Purmerend zijn bedrijven in de categorie 3 toegestaan op de andere bedrijventerrein De Koog, Baanstee-West, BaansteeOost en het in ontwikkeling zijnde Baanstee-Noord. Hiermee biedt de gemeente Purmerend voldoende mogelijkheden voor bedrijven in de verschillende categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijfswoningen toegestaan. Als voorwaarde hiervoor geldt dat de noodzakelijkheid van het wonen bij het bedrijf dient te kunnen worden aangetoond. Bij het tankstation in het Wagenweggebied is de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 42 van 107
met lpg' opgenomen. Dit betekent dat de verkoop van lpg hier is toegestaan. Rond dit tankstation is een veiligheidszone opgenomen, waarbinnen geen nieuwe risicogevoelige functies (zoals wonen) zijn toegestaan.
Detailhandel In het Wagenweggebied zijn verschillende winkels aanwezig. Hieraan is de bestemming 'Detailhandel' toegekend. Binnen de bestemming is op één plaats de aanduiding 'detailhandel grootschalig opgenomen. Hier is uitsluitend grootschalige detailhandel toegestaan. Onder grootschalige detailhandel wordt verstaan: 'grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra'. Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn bedrijfswoningen toegestaan. Als voorwaarde hiervoor geldt dat de noodzakelijkheid van het wonen bij het bedrijf dient te kunnen worden aangetoond.
Kantoor Binnen het Wagenweggebied zijn verschillende kantoorlocaties aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Kantoor' gekregen. Binnen de bestemming is voor één locatie de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor-showroom' opgenomen. Hier is op de begane grond een showroom toegestaan.
Overige bestemmingen Gemengd Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn meerdere gebruiksvormen mogelijk. De gronden zijn bestemd voor detailhandel, dienstverlening, praktijkruimten, kantoren en bijbehorende voorzieningen op de begane grond, en wonen op de verdiepingen. Eveneens is daar waar dat is aangegeven horeca op de begane grond toegestaan.
Sport Binnen de bestemming 'Sport' zijn de functies sport en spel mogelijk en kunnen evenementen plaatsvinden.
Openbaar gebied In het openbaar gebied is een aantal functies toegestaan. In eerste instantie gaat het om de bestemmingen 'Verkeer - 1', 'Verkeer - 2' en 'Groen'. De bestemming 'Verkeer - 1' wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben. De overige gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie worden als 'Verkeer - 2' bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. De gronden die gebruikt worden voor het treinverkeer, zoals de rails en het station worden onder de bestemming 'Verkeer - 1' opgenomen en aangeduid als "railverkeer" en "openbaar vervoerstation". De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere opzichzelfstaande groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor 'Groen'. Binnen de bestemming 'Groen' is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan. bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 43 van 107
Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan. Ambulante handel op gronden met de bestemming 'Verkeer - 2' is toegestaan bij georganiseerde markten en binnen de regelgeving van de Marktverordening Purmerend. Om een standplaats in te nemen zal wel altijd een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening nodig zijn.
Water De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor 'Water' zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een keurontheffing bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze ontstaan er geen verschillen in regelgeving.
Leiding - Gas (bestemming) De in het plangebied aanwezige gronden die binnen de beschermingszone van de gasleiding zijn gelegen worden beschermd met de bestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze zone gelden beperkingen voor het oprichten van bouwwerken.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) De in het plangebied aanwezige gronden die op de archeologische beleidskaart van de gemeente zijn aangegeven als van middelhoge waarden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming) De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een keurontheffing van het Hoogheemraadschap vereist.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 44 van 107
Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid 8.1 Algemeen Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de inspraak in hoofdstuk 9 toegelicht. 8.2 Economische uitvoerbaarheid Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. In het voorliggend bestemmingsplan wordt een tweetal nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Het optoppen van de B-vleugel van het Jan van Egmondlyceum is een initiatief van de Purmerendse ScholenGroep. De realisatie van een nieuwe school aan de Dr. J.M. den Uyllaan is een initiatief van de Stichting O.P.S.O. (Openbaar Primair en Speciaal Onderwijs) Purmerend en de Prinsenstichting. Voor beide ontwikkelingen zijn de kosten voor de onderzoeken en uitvoering van het bouwplan voor rekening van de initiatiefnemers. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig. Verder kent dit bestemmingsplan één nieuwe ontwikkeling waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, namelijk de multifunctionele sportaccommodatie aan de Van IJsendijkstraat. De betreffende gronden zijn volledig in eigendom van de gemeente Purmerend. Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid is in de gemeentelijke programmabegroting van 2010-2013 een investeringsbedrag van 12.000.000,- gereserveerd. Hiermee is aangetoond dat er financiële middelen beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van de multifunctionele sportaccommodatie en is de economische uitvoerbaarheid ervan aangetoond.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 45 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 46 van 107
Hoofdstuk 9 Inspraak en overleg 9.1 Inspraak ingevolge Inspraakverordening Ingevolge de Inspraakverordening wordt het voorontwerp-bestemmingsplan Overwhere-Zuid ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan eenieder zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan naar voren brengen.
9.2 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp-bestemmingsplan Overwhere-Zuid voorgelegd aan de volgende instanties: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; Inspectie VROM, Regio Noord-West; N.V. Nederlandse Spoorwegen; Gasunie-West; gemeente Waterland; gemeente Wormerland; gemeente Edam-Volendam; gemeente Beemster; gemeente Landsmeer; gemeente Zeevang; ProRail B.V., Regio Randstad Noord. De reacties van de gemeente op deze inspraakreacties worden samengevat en beantwoord in het aparte inspraakrapport dat als bijlage bij dit bestemmingsplan behoort.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 47 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 48 van 107
Regels
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 49 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 50 van 107
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010 van de gemeente Purmerend. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0439.BPOWZ2010-vo01, met bijbehorende regels en bijlagen.
het
GML-bestand
1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6 aan-huis-gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.7 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.8 afhankelijke woonruimte een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.9 ambulante handel het ter verkoop aanbieden van producten of diensten aan de consument, door een handelaar op een markt of een vaste commerciële standplaats op de openbare weg. 1.10 antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.11 antenne-installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.12 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 51 van 107
1.14 begeleid wonen vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is. 1.15 beperkt kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden. 1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.17 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.18 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.19 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.21 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.22 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.23 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.24 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.25 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.26 bijgebouw een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.27 café een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 52 van 107
1.28 consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.29 dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.30 dakopbouw a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst; b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeiboord bevindt. 1.31 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.32 detailhandel in volumineuze goederen detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen. 1.33 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.34 discotheek of dancing een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen. 1.35 erker een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas. 1.36 extensieve dagrecreatie niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, varen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie en schooltuinen. 1.37 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.38 grootschalige detailhandel grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra. 1.39 historisch woonschip een vaartuig met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat wordt gebruikt als, dan wel gebruikt kan worden als, dan wel is bestemd tot woon- en/of nachtverblijf en/of recreatiewoning.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 53 van 107
1.40 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.41 horecabedrijf het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.42 hotel een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. 1.43 kampeermiddelen niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.44 kantoor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.45 kap constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt. 1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.47 ligplaats een plek voor het aanleggen van woonschepen waarbij de duur van het aanleggen een permanent karakter heeft. 1.48 maatschappelijke voorzieningen (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 1.49 mantelzorg het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. 1.50 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.51 ondergeschikte hroeca een voorziening zonder de hoofdbestemming horeca behorende bij een andere hoofdbestemming, waar men tegen betaling (kleine) etenswaren en/of (alcoholische) dranken kan consumeren. 1.52 oorspronkelijke nokhoogte de nokhoogte van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 1.53
openbare dienstverlening
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 54 van 107
de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak. 1.54 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 1.55 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.56 perceelsgrens de grens van een bouwperceel. 1.57 platte afdekking een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat. 1.58 praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. 1.59 prostitutie het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.60 restaurant een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. 1.61 risicovolle inrichting inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan. 1.62 Staat van Horeca-activiteiten de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.63 verblijfsmiddelen voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde. 1.64 vloeroppervlak het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw. 1.65 volkstuin een perceel waarop gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik. 1.66 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit. 1.67 woning (een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden. 1.68 woonschip een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 55 van 107
1.69 woonwagenstandplaats een aangewezen plaats voor de stalling van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 56 van 107
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. 2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenneinstallatie. 2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 hoogte van een woonschip vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. 2.8 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10 oppervlakte van een woonschip tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 57 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 58 van 107
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen; b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' uitsluitend een tankstation met lpg als bedoeld in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen", met bijbehorende detailhandel; c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend opslagdoeleinden; d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' uitsluitend een gemaal; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fietsen voetpaden, nutsvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. ten aanzien van de goothoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogte; d. voor zover geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijk nokhoogte bedragen. e. op elk bouwperceel ten hoogste twee bedrijfswoningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 400m3 en, voorzover een bedrijfswoning vrijstaand wordt gebouwd, de goothoogte niet meer dan 5,5 meter en de nokhoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen; 2. de oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bouwwerken, niet meer dan 25 m2, de goothoogte van enig gebouw niet meer dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan; c. gebruik van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 59 van 107
Artikel 4
Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig': uitsluitend grootschalige detailhandel; c. wegen en paden; d. parkeervoorzieningen; e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.2.2 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogte; d. ten aanzien van het bebouwingspercentage geldt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' opgenomen maximum percentage. e. op elk bouwperceel ten hoogste twee bedrijfswoningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 400m3 en, voorzover een bedrijfswoning vrijstaand wordt gebouwd, de goothoogte niet meer dan 5,5 meter en de nokhoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen; 2. de oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bouwwerken, niet meer dan 25 m2, de goothoogte van enig gebouw niet meer dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
4.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2, onder d, ten behoeve van verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot een maximum van 80% van de bij de bestemming behorende gronden.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 60 van 107
Artikel 5
Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel op de begane grond; b. dienstverlening op de begane grond; c. praktijkruimten op de begane grond; d. kantoren op de begane grond; e. wonen op de verdiepingen; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' dienstverlening, praktijkruimten en kantoren ook op de verdiepingen toegestaan, wonen niet toegestaan; g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1c' :horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond; h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecaactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, licht- en vlaggenmasten, masten ten behoeve van reclame-uiting, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. ten aanzien van de goothoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogte. d. ten aanzien van de bouwhoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten. e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
5.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan. d. gebruik van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 61 van 107
Artikel 6
Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen, bermen, bermsloten en voet- en fietspaden en (ontsluitings)wegen; b. nutsvoorzieningen; c. ondergrondse afvalcontainers; d. objecten van beeldende kunst; e. lichtmasten; f. openbare toiletvoorzieningen; g. jongerenontmoetingsplaatsen.
6.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor openbare toiletvoorzieningen en nutsvoorzieningen; b. de bouwhoogte van gebouwen voor openbare toiletvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m, het oppervlak voor dergelijke gebouwen bedraagt ten hoogste 9 m2; c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Jongerenontmoetingsplaats Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2, onder a voor het bouwen van een gebouw voor een jongerenontmoetingsplaats met in achtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van het gebouw mag ten hoogste 3,5 m bedragen; b. de oppervlakte van het gebouw mag ten hoogste 15 m2 bedragen.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 62 van 107
Artikel 7
Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - showroom' op de begane grond een showroom; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fietsen voetpaden, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels 7.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. ten aanzien van het bebouwingspercentage geldt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' opgenomen maximum percentage; f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
7.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1, lid b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 63 van 107
Artikel 8
Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. 8.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bepaalde in artikel 8.2, lid b. De omgevingsvergunning wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 64 van 107
Artikel 9
Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bibliotheken; b. wijkcentra; c. religieuze en levensbeschouwelijke en daarmee vergelijkbare doeleinden; d. gezondheidszorg al dan niet met daarbij behorende woonfunctie; e. jeugd- en kinderopvang; f. onderwijs; g. uitvaartcentra; h. openbare dienstverlening; i. verenigingsleven; j. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' voor een begraafplaats; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begeleid wonen' eveneens begeleid wonen; l. overige maatschappelijke voorzieningen; m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fietsen voetpaden, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels 9.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. ten aanzien van de goothoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogten; d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen; f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" opgenomen maximale percentages; g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' gelden aanvullend de volgende bepalingen: 1. de begane grondlaag heeft de bestemming 'Groen' en 'Verkeer-1' en blijft vrij van bebouwing, waarbij de vrije hoogte van de onderdoorgang minimaal 4,8 meter ten opzichte van het peil dient te bedragen; 2. de onderdoorgang mag worden ondersteund met kolommen en pilaren, onder de voorwaarde dat de verkeersveiligheid niet in gevaar komt; 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
9.3 Afwijken van de bouwregels 9.3.1 Schoolgebouwen/jeugd- en kinderopvang Met een omgevingsvergunning kan, in het geval van schoolgebouwen en gebouwen voor jeugden kinderopvang, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1, lid d en lid f ten behoeve van verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot een bouwhoogte van ten hoogste 8 meter over maximaal 50% van het oppervlak van de bestaande bebouwing.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 65 van 107
9.3.2 Bouwen buiten het bouwvlak Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1, lid b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 66 van 107
Artikel 10
Recreatie - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. extensieve en kleinschalige dagrecreatie; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels 10.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter. 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 67 van 107
Artikel 11
Recreatie - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatie; b. verblijfsrecreatie; c. volkstuinen; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels 11.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten; e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter; f. per volkstuin mag niet meer dan één gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 8m2 en een maximale goothoogte van 2,3 meter. 11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
11.3 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik geldt dat verblijfsrecreatie slechts is toegestaan voor de periode van 1 april tot 1 oktober.
11.4 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.1 lid b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 68 van 107
Artikel 12
Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sport en spelaccommodaties; b. ondergeschikte horeca behorende bij sportaccommodaties uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; c. evenementen, waaronder braderieën, beurzen en rommelmarkten; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
12.2 Bouwregels 12.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. ten aanzien van de goothoogten gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogten; d. de bouwhoogte mag ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen. 12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
12.3 Afwijken van de bouwregels 12.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.1, lid b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 69 van 107
Artikel 13
Tuin - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een parkeerplaats.
13.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd; b. aan de voorgevel van het hoofdgebouw is ten hoogste één erker toegestaan over maximaal de breedte van de woonkamer. Deze erker dient ten minste 25 cm uit de zijdelingse erfgrens te worden gebouwd. De diepte bedraagt ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw; c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 70 van 107
Artikel 14
Tuin - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing.
14.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, met een maximum van 50 m²; b. In afwijking van het bepaalde onder a mag op erven met een grondoppervlak groter dan 150 m² het maximum oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden vergroot tot ten hoogste 50% van dat bij het hoofdgebouw behorende erf, met een maximum van 75 m2; c. de diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep mag zijn als de bestaande vergunde aan- of uitbouw; d. de breedte van een aan- of uitbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo breed mag zijn als de bestaande vergunde aan- of uitbouw; e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter tot een maximum van 4,5 meter; f. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 4,5 meter bedragen; g. dakterrassen zijn uitsluitend op aan- en uitbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 meter hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aan- of uitbouw tot het hoogste punt van het hek; h. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
14.3 Specifieke gebruiksregel Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.3 om een tijdelijk gebruik als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits: 1. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg; 2. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 71 van 107
3. de afhankelijke woonruimte is op ten minste 1 meter afstand achter de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd; 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 60 m², met dien verstande dat - indien de oppervlakte van de gronden achter de (verlengde) voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² - die oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van die overmaat tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²; 5. de bepalingen van het Bouwbesluit het gebruik van bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg staan; 6. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. b. Een onder a bedoelde omgevingsvergunning kan per woning slechts eenmaal worden verleend. c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt ingetrokken indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 72 van 107
Artikel 15
Tuin - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepen met de daarbij behorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bergingen worden gebouwd; b. per woonschip mag één berging worden gerealiseerd; c. de oppervlakte van de berging bedraagt niet meer dan 8 m2; d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 73 van 107
Artikel 16
Verkeer - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken; b. voet- en fietspaden; c. parkeren; d. ter plaatse van de aanduiding "railverkeer": spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen, met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca, voor zover voorkomend in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' een openbaar vervoerstation; f. overige openbaar vervoervoorzieningen; g. objecten van beeldende kunst; h. ondergrondse afvalcontainers; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, abri's, groen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bruggen en water.
16.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation', op de overige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' mag ten hoogste 3 meter bedragen; c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 74 van 107
Artikel 17
Verkeer - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing; b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. parkeren; d. objecten van beeldende kunst; e. ondergrondse afvalcontainers; f. ambulante handel; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, abri's, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
17.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van openbare toiletvoorzieningen; b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van openbare toiletvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter; c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van openbare toiletvoorzieningen bedraagt ten hoogste 9m2; d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 75 van 107
Artikel 18
Water
18.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeer te water; b. water ten behoeve van de waterhuishouding; c. oeverstroken; d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats 1' voor woonschepen; e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats 2' uitsluitend historische woonschepen; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bruggen, steigers, keermuren voor waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, dammen en duikers.
18.2 Bouwregels 18.2.1 Ligplaats voor een woonschip Voor het innemen van een ligplaats met een woonschip gelden de volgende regels: a. de lengte van een woonschip bedraagt ten hoogste 24 meter; b. de hoogte van een woonschip bedraagt ten hoogste 6 meter, gemeten vanaf waterpeil; c. de breedte van een woonschip bedraagt ten hoogste 6,5 meter; d. de afstand tussen de woonschepen onderling bedraagt ten minste 1 meter; e. het woonschip mag ten hoogste 1 meter uit de oever liggen. 18.2.2 Ligplaats voor een historisch woonschip Voor het innemen van een ligplaats met een historisch woonschip gelden de volgende regels: a. de lengte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 26 meter; b. de hoogte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 4 meter, gemeten vanaf waterpeil; c. de breedte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 5,5 meter; d. het historisch woonschip mag ten hoogste 1 meter uit de oever liggen; e. de afstand van een historisch woonschip tot een brug bedraagt minimaal 6 meter; f. de onderlinge afstand tussen de brandbare delen van twee naast elkaar liggende historische woonschepen is minimaal 5 meter. Indien het stalen schepen betreft mag 3 meter worden aangehouden. Voorwaarde hierbij is dan wel dat er zich geen gasflessen aan boord van beide schepen bevinden. 18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de breedte van het perceel hebben tot een maximum van zes meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken b. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
18.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in artikel 18.2.3, onder a vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 76 van 107
Artikel 19
Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten; b. parkeren; c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' uitsluitend voor een woonwagenterrein; d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' voor praktijkruimtes aan huis; e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen uitsluitend garages worden opgericht voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en voor distributie bestemde goederen; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water.
19.2 Bouwregels 19.2.1 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mag worden gebouwd; b. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. ten aanzien van de goothoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogte; d. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogte; e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen; f. aan de achterzijde van een hoofdgebouw, voor zover voorzien van een asymmetrische kap, is verhoging van de bestaande goothoogte over de gehele breedte van het hoofdgebouw toegestaan tot de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking. 19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
19.3 Specifieke gebruiksregels 19.3.1 Aan-huis-verbonden-beroepen Op deze gronden zijn aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie toegestaan mits: a. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; b. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; c. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; d. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; e. geen personeel in dienst is; f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; g. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 77 van 107
Artikel 20
Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
20.3 Afwijken van de bouwregels a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 20.2, onder b gestelde. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. b. Het onder a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat en dieper gaat dan 0,50 m onder maaiveld. c. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot: 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; 3. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1 Verboden uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden om op de in artikel 20.1 bedoelde gronden zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm; 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 78 van 107
3. het verlagen van het waterpeil; 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. b. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is vereist: 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld; 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2; 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd; 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen. c. Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om deze omgevingsvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
20.5 Nadere eisen a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn. b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
20.6 Wijzigingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door: a. op de verbeelding de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. op gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 79 van 107
Artikel 21
Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 23.1.
21.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in 21.2, onder b gestelde. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 80 van 107
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 22
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 81 van 107
Artikel 23
Algemene bouwregels
23.1 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied
1m
overige erfafscheidingen
2m
lichtmasten ten behoeve van sportvelden
20 m
overige lichtmasten
9m
vlaggenmasten
9m
objecten van beeldende kunst
6m
speeltoestellen
4m
bruggen
12 m
overig straatmeubilair
6m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3m
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van de bouw van een parkeerdek binnen de bestemming 'Verkeer - 2' uitsluitend op bestaande parkeerterreinen. De maximale bouwhoogte van dit parkeerdek mag ten hoogste 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de oppervlakte.
23.2 Antenne-installaties Met betrekking tot antenne-installaties gelden de volgende regels: a. Antenne-installaties waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met het Besluit omgevingsrecht voor het oprichten een omgevingsvergunning vereist is, zijn niet toegestaan. b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 meter.
23.3 Bestaande maten Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels: a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
23.4 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen niet zijnde de bestemmingsgrenzen mogen in afwijking aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
van
voorontwerp 1 Pagina 82 van 107
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
23.5 Ondergronds bouwen De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.
23.6 Wijziging goot-/boeiboordhoogte a. Indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeiboord van de dakopbouw als goot- of boeiboordhoogte aangemerkt. b. Indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeiboord van de dakopbouw als goot- of boeiboordhoogte aangemerkt.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 83 van 107
Artikel 24
Algemene gebruiksregels
24.1 Verboden gebruik Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud; b. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud; c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddel; d. het gebruik van grond voor prostitutie.
24.2 Toegestaan gebruik Onder verboden gebruik wordt niet verstaan: a. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming; b. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond, niet zijnde de bestemmingen Tuin - 1 of Tuin - 3.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 84 van 107
Artikel 25
Algemene aanduidingsregels
25.1 Veiligheidszone - lpg In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' de volgende regels: a. binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht; b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat: 1. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld; 2. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden; 3. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen; 4. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' verlegd wordt indien het vulpunt wordt aangepast.
25.2 Wro-zone - wijzigingsgebied Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bouwregels wijzigen, met inachtneming van de volgende regels: a. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50%; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 16 meter.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 85 van 107
Artikel 26
Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken van de bouwregels - worden afgeweken van de planregels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot; c. overschrijding van de in de bouwregels genoemde bouwhoogten ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie met een maximum hoogte van 40 meter. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 86 van 107
Artikel 27
Algemene wijzigingsregels
27.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 87 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 88 van 107
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel Artikel 28
Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 89 van 107
Artikel 29
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010".
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 90 van 107
Bijlagen bij regels
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 91 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 92 van 107
Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten Categorie 1 lichte horeca Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur. 1b. Overige lichte horeca bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice). 1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives). Categorie 2 middelzware horeca Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen). Categorie 3 zware horeca Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 93 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 94 van 107
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 95 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 96 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 97 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 98 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 99 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 100 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 101 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 102 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 103 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 104 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 105 van 107
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 106 van 107
Eindnoten 1. `Nota Ruimte', ministeries van VROM, LNV en EZ, Den Haag 2. Nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw, ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004 3. Nota Mobiliteit, Ministerie van verkeer en waterstaat en ministerie van VROM, 2005 4. Nota Mobiliteit, Ministerie van verkeer en waterstaat en ministerie van VROM, 2005 5. Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid, 20 oktober 2009, Provincie Noord-Holland 6. Provinciaal Verkeers- en vervoersplan, actualisatie van het PVVP, 2007-2013, Provincie Noord-Holland, 2007 7. Ontwerp Provinciaal Waterplan 2010-2015 "Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren" 8. Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040, Metropoolregio Amsterdam, december 2007 9. Regiovisie Waterland 2040, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland, januari 2009. 10. Regionale woonvisie voor de stadsregio Amsterdam, vastgesteld door de Regioraad van het ROA op 14 december 2004 11. Detailhandel in het ROA-gebied: Selectieve dynamiek, regionaal detailhandelsbeleid 20062010, Regionaal Orgaan Amsterdam, oktober 2005 12. Structuurvisie Purmerend 2005-2020, gemeenteraad Purmerend, 2006 13. Detailhandel in het ROA-gebied: Selectieve dynamiek, regionaal detailhandelsbeleid 20062010, Regionaal Orgaan Amsterdam, oktober 2005
bestemmingsplan Overwhere-Zuid 2010
voorontwerp 1 Pagina 107 van 107