Wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro Achterdijk 46, Werkhoven
Batterijstraat 1
5396 NT
Lithoijen
0412-48 48 22
[email protected] www.pasmaat.com
1.
Aanleiding
Pasmaat advies is verzocht om een wijzigingsplan op te stellen ten behoeve van de karakteristieke boerderij in Werkhoven aan de Achterdijk 46. Het voormalige agrarische bedrijf is ďĞģŝŶĚŝŐĚĞŶŚĞƚǀŝŐĞƌĞŶĚĞďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚ 2009͟ďŝĞĚƚĞĞŶŵŽŐĞůŝũŬŚĞŝĚŽŵ bij het beëindigen van agrarische bedrijven woningbouw toe te staan in de vorm van een woonbestemming indien het agrarische bouwblok wordt wegbestemd. Hiertoe dient het bestemmingsplan ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚϮϬϬϵ͟ǀŽŽƌĚŝƚƉĞƌĐĞĞů te worden gewijzigd in de zin van artikel 3.6 onder 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. KŶĚĞƌŚĞƚŬŽƉũĞ͞Ϯ͘sŝŐĞƌĞŶĚ bestemmiŶŐƐƉůĂŶ͟zal de wijzigingsbevoegdheid nader worden besproken. De voormalige stallen, behoudens het karakteristieke bakhuisje, dienen te worden gesloopt. Totaal mogen vier woningen planologisch mogelijk worden gemaakt met een totaal aantal vierkante meters aan bijgebouwen van 140m2, inclusief het bakhuisje.
Afbeelding 1: Luchtfoto Achterdijk 46
2.
Verzoek initiatiefnemer
Initiatiefnemer (thans eigenaar) heeft bij de gemeente het verzoek ingediend om het hoofdgebouw met bakhuis aan de Achterdijk 46 om te vormen tot vier woningen binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw (met achterbouw). Hierbij is het voorstel gedaan om de voormalige agrarische gebouwen (behoudens het bakhuis) te slopen en hiervoor in de plaats totaal 140 m2 aan bijgebouwen op te richten, waarbij het bakhuis binnen deze 140 m2 valt.
Pasmaat advies
2
Hierbij is het volgende inrichtingsplan ingediend:
Afbeelding 2: Inrichtingsplan
3.
Vigerend bestemmingsplan ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚϮϬϬϵ͟
,ĞƚǀŝŐĞƌĞŶĚĞďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶďĞƚƌĞĨƚ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚϮϬϬϵ͟ǁĂĂƌďŝũde betreffende gronden de bestemming ͞ŐƌĂƌŝƐĐŚ͟ŚĞďďĞŶŐĞŬƌĞŐĞŶŵĞƚĚĞĂĂŶĚƵŝĚŝŶŐ͞K͟ ǀĂŶ͞KƉĞŶ>ĂŶĚƐĐŚĂƉ͟.
Afbeelding 3͗WůĂŶŬĂĂƌƚĞŶůĞŐĞŶĚĂ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚϮϬϬϵ͟
De huidige bestemming staat de bouw van (burger)woningen niet toe. Slechts kan worden gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Wel kent het bestemmingsplan ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚ ϮϬϬϵ͟ in artikel 29 lid 2 een wijzigingsbevoegdheid aan het college van burgemeester en wethouders toe om deze bestemming te wijzigen in onder andere Wonen.
Pasmaat advies
3
Hierbij geldt voorts dat
Het voormalige boerderijgebouw met achterbouw voldoet ruim aan deze norm van 800 m3. De inhoud is ongeveer 1700 m3. Hierdoor wordt voldaan aan lid g dat een uitzonderingsbepaling is op lid f waarin is opgenomen dat het aantal woningen in beginsel niet mag worden vergroot.
Voorts geldende volgende bepalingen als voorwaarden om aan artikel 29 lid 2 onder 1g te kunnen meewerken:
Doordat de inhoud meer dan 1700 m3 bedraagt kan worden voldaan aan 4 woningen van ieder minimaal 400 m3. Zoals het college in haar principebesluit van 22 november 2011 tot medewerking reeds heeft overwogen wordt door het wijzigen van de bestemming in een woonbestemming de betreffende karakteristieke bebouwing in stand gelaten en beschermd. Hierdoor wordt voldaan aan 2 en 3. In een exploitatieovereenkomst is reeds door de gemeente bedongen dat de overige voormalige bedrijfsgebouwen, behoudens het bakhuis, wordt gesloopt. Dit zal ook nog in de bij dit wijzigingsplan behorende planregels worden geborgd zodat voor de gemeente extra zekerheid ontstaat en waardoor wordt voldaan aan 4. KŽŬǁŽƌĚƚŚĞƚŐĞĞŶǁŽƌĚƚŐĞƐƚĞůĚŽŶĚĞƌ͞Ś͟ŐĞďŽƌŐĚŝŶĚĞƉůĂŶƌĞŐĞůƐǁĂĂƌďŝũĚĞƌĞŐĞůƐǀŽŽƌĚĞ ďĞƐƚĞŵŵŝŶŐ͞tŽŶĞŶ͟ǁŽƌĚĞŶŽǀĞƌŐĞŶŽŵĞŶ͕ďĞŚĂůǀĞĚĂƚĚĞŵĂdžŝŵĂůĞŽƉƉĞƌǀůĂŬƚĞĂan bijgebouwen, inclusief het bakhuis, 140 m2 mag bedragen, behoudens hetgeen vergunningsvrij is toegestaan. ĂŶ͞ŝ͟njĂůŽŽŬǁŽƌĚĞŶǀŽůĚĂĂŶŽŵĚĂƚĚĞŐĞůƵŝĚƐďĞůĂƐƚŝŶŐŶŝĞƚŚŽŐĞƌnjĂůnjŝũŶĚĂŶĚĞƚŽĞŐĞƐƚĂŶĞ voorkeursgrenswaarde plus de hogere grenswaarde-procedure van de Wet geluidhinder, waarbij ook zal worden getoetst aan het gemeentelijke geluidsbeleid. Omdat in deze paragraaf duidelijk ǁŽƌĚƚŐĞƐƉƌŽŬĞŶŽǀĞƌ͞ďŝũǀŽůƚŽŽŝŝŶŐ͟ŝƐĚŝƚŶƵŶŽŐŶŝĞƚĂĂŶĚĞŽƌĚĞŵĂĂƌnjĂůŵŽĞƚĞŶǁŽƌĚĞŶ voldaan aan deze eis voordat de woningen in gebruik worden genomen. Overigens zal uit het kopje Geluid blijken dat ook zal worden voldaan aan de maximaal toegestane geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder.
Pasmaat advies
4
Het vereiste dat een concept-besluit tot vaststelling hogere grenswaarden tegelijk met een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage moet worden gelegd geldt niet voor het terinzage leggen van een concept-wijzigingsplan maar slechts bij een herziening en vaststelling van een bestemmingsplan door de gemeenteraad. 4.
Principebesluit college van burgemeester en wethouders
Op 22 november 2011 heeft college van burgemeester en wethouders besloten om in principe ŵĞĚĞǁĞƌŬŝŶŐƚĞǁŝůůĞŶǀĞƌůĞŶĞŶĂĂŶŚĞƚǁŝũnjŝŐĞŶǀĂŶŚĞƚďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚ ϮϬϬϵ͘͟ĞƌĞĚĞŶĞŶŚŝĞƌǀŽŽƌǁĂƌĞŶĚĂt het plan voldoet aan de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid en omdat hierdoor het karakteristieke hoofdgebouw met bakhuis wordt behouden en volledige nieuwbouw wordt voorkomen. Voorts is sloop van de voormalige agrarische bebouwing slechts toegestaan bij het opstellen van een wijzigingsplan met daarbij een overeenkomst met de eigenaar. Met de eigenaar zijn afzonderlijke afspraken gemaakt over het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken. Deze afspraken horen verder niet in dit wijzigingsplan thuis.
5.
Huidige situatie
Afbeelding 4͗ĞƐƚĂĂŶĚĞƐŝƚƵĂƚŝĞĨŽƚŽ͛Ɛ
Pasmaat advies
5
6.
Nieuwe situatie
Afbeelding 5: Nieuwe plankaart wijzigingsplan
7.
Beleidskader
7.1.
Rijksbeleid
Voor het Rijksbeleid is met name de Nota Ruimte bepalend. Deze nota betreft de visie van de rijksoverheid op de inrichting van Nederland op hoofdlijnen. De Nota Ruimte is in 2006 in werking getreden en heeft geen rechtstreekse toepassing op een bestemmingsplan of wijzigingsplan. Wel dient een wijzigingsplan te voldoen aan de hoofdlijnen van de Nota Ruimte of dient te worden gemotiveerd waarom een plan ruimtelijk toch aanvaardbaar is, indien dit plan in strijd is met de Nota Ruimte. In de Nota Ruimte worden de hoofdlijnen uitgezet waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) de belangrijkste peiler is. De Nota Ruimte bevat onderdelen van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, het Nationaal Verkeers- en vervoersplan en de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP). De Nota Ruimte zet in op het behoud van landschapspatronen en de bestaande contrasten tussen stad en land dienen aantrekkelijker te worden gemaakt. De Nota Ruimte gaat ervan uit dat nieuwe bebouwing vooral wordt opgericht in bestaand bebouwd gebied in plaats van nieuwe uitbreidingslocaties. Omdat onderhavig wijzigingsplan voorziet in het slopen van agrarische opstallen en het bouwen van een nieuwe woningen, voldoet het plan aan de Nota Ruimte. Ook voor het overige is het voorliggende wijzigingsplan niet in strijd met het Rijksbeleid. 7.2.
Provinciaal beleid
Op provinciaal niveau is de Structuurvisie van de provincie van belang. Hierin bestaan de rode contouren uit het Streekplan formeel niet meer. De Structuurvisie spreekt over bestaand bebouwd gebied waarbinnen mag worden gebouwd. Onderhavig plan valt niet binnen het bestaand gebouwd gebied. Het wijzigingsplan anticipeert op het provinciale Ruimte voor Ruimte beleid. Dit beleid staat beschreven in paragraaf 4.10 (Functieverandering en ruimte voor ruimte).
Pasmaat advies
6
Het beleid voor het hergebruiken van de vrijkomende bebouwing kent als hoofddoelstelling vermindering van de verstening van het landelijk gebied met behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen en van de vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. Agenda Vitaal Platteland UƚƌĞĐŚƚϮϬϬϳͲϮϬϭϯ;ǀĂƐƚŐĞƐƚĞůĚŝŶϮϬϬϲͿ In de provinciale Agenda Vitaal Platteland zijn de Europese en nationale doelen voor een vitaal platteland nader uitgewerkt en is aangegeven hoeveel geld per doel beschikbaar is gesteld en nog is. Deze agenda loopt in 2013 af en het doel kan als volg worden verwoord: De Agenda Vitaal Platteland is richtinggevend en heeft als doel om een kaderstellend meerjarenprogramma te geven voor de ontwikkeling van het landelijk gebied in de provincie Utrecht voor de periode 2007 ʹ 2013. In dit programma zijn ook de uitvoeringsambities vastgesteld voor een beperkt aantal ƚŚĞŵĂ͛ƐĞŶnjŝũŶĚĞĚĂĂƌĂĂŶŐĞƌĞůĂƚĞĞƌĚĞĚŽĞůĞŶĞŶŵŝĚĚĞůĞŶ zijn op elkaar afgestemd. ĞƉƌĞƐƚĂƚŝĞƐǀŽŽƌĚĞnjĞƉĞƌŝŽĚĞnjŝũŶŽƉŚĞƚŶŝǀĞĂƵǀĂŶƚŚĞŵĂ͛ƐĞŶĚŽĞůĞŶŝŶeen ďĞƉĞƌŬƚĂĂŶƚĂůŐĞďŝĞĚƐƉƌŽŐƌĂŵŵĂ͛ƐĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶ͘ De hoofddoelen zijn de volgende: ͻEĂƚƵƵƌ͗ĞŚŽƵĚ͕ŚĞƌƐƚĞů͕ŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶĚƵƵƌnjĂĂŵŐĞďƌƵŝŬǀĂŶŶĂƚƵƵƌƚĞŶ behoeve van biodiversiteit en de kwaliteit van de leefomgeving voor de mens; ͻ>ĂŶĚƐĐŚĂƉĞŶĐƵůƚƵurhistorie: Behoud en versterking van de identiteit van verschillende landschapstypen en het vernieuwen van het landschap, met herkenning van het verleden; ͻ^ŽĐŝĂĂůĞĐŽŶŽŵŝƐĐŚĞǀŝƚĂůŝƚĞŝƚ͗ĐŽŶŽŵŝƐĐŚĞĨƵŶĐƚŝĞƐŝŶŚĞƚůĂŶĚĞůŝũŬŐĞďŝĞĚ (zoals landbouw, recreatie en toerisme) zijn hier gebundeld. Hier speelt ook leefbaarheid (onder andere. in kleine kernen) een grote rol; ͻZĞĐŽŶƐƚƌƵĐƚŝĞ͗džƚƌĂŝŶƐƉĂŶŶŝŶŐĞŶŝŶĚĞnjĂŶĚŐĞďŝĞĚĞŶ͕ŵĞƚĂůƐĚŽĞůĚŝƚŐĞďŝĞĚ leefbaar te houden. Onderhavig plan is niet in strijd met deze genoemde Agenda maar indien dit het geval is dan dient het volgende nog te worden opgemerkt: Er wordt gebruik gemaakt van een wijzingsbevoegheid, waarbij de provincie bij het goedkeuren van dit bestemmingsplan (Buitengebied 2009) ook deze wijzigingsbevoegdheid heeft goedgekeurd kan worden aangenomen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met het provinciale beleid. 7.3.
Gemeentelijk beleid
Het splitsen van de voormalige bedrijfswoning met achterbouw leidt tot het in behouden van waardevolle bebouwing in het buitengebied. Dit soort bebouwingen vergen hoge onderhoudskosten. Door het splitsen zal de voormalige boerderij in vier woningen wordt voldaan aan de aangepaste woonwensen van de huidige tijd en zal het gebouw in goede staat van onderhoud blijven en verloedering en afbraak worden tegengegaan. Toepassing van de regelingen voorkomt leegstand en/of ongewenste nevenactiviteiten in het buitengebied. De Boerderij zal optimaal gebruikt en onderhouden worden door bewoning. Het vereiste om de overige bedrijfsgebouwen te slopen voorkomt ongewenst en illegaal gebruik.
Pasmaat advies
7
7.3.1. Structuurplan Bunnik 2007-2015 Het structuurplan vormt het kader voor de bestendiging van het voorkeursrecht, dat de gemeente in september 2005 heeft gevestigd op gronden ten westen van Werkhoven en ten westen van Odijk. Ook dient het Structuurplan 2007-2015 als basis voor het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen. Weliswaar kan gemotiveerd van het Structuurplan worden afgeweken, toch is het Structuurplan kaderstellend. In het Structuurplan is nu juist bedongen dat kernen en het buitengebied leefbaar moet blijven in ingezet moet worden op ruimtelijke kwaliteit. Onderhavig plan voldoet hieraan; De levendigheid wordt vergroot en de ruimtelijke kwaliteit krijgt een duidelijke impuls. 7.3.2. Verkeer en parkeren Volgens de Parkeernota van de gemeente Bunnik dient op eigen terrein te worden geparkeerd. Het onderliggende bouw- en inrichtingsplan voldoet hieraan. Per woning zullen twee parkeerplaatsen worden aangelegd. De bestaande uitrit wordt verlegd. 8.
Overig beleid en wetgeving
8.1.
Water
8.1.1. Algemeen Sinds 2003 is bij ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets wettelijk verplicht. Het doel van de watertoets is de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem in beeld te brengen en eventuele negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken door het nemen van maatregelen. De gemeente Bunnik is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende betrokken zijn. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven. Volgens de Wet gemeentelijke watertaken (2008) is de gemeente verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken. Het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en beheer van het waterpeil. Daarnaast is het waterschap verantwoordelijk voor het zuiveren van het afvalwater. Het is van belang dat de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie toereikend is voor de toename aan vervuilingseenheden, en dat het afvalwater niet te veel verdund wordt met regenwater. De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor het beschermen van het grondwater.
Pasmaat advies
8
In het Grondwaterplan 2008-2013 heeft de provincie het actuele beleid met betrekking tot kwantiteit en kwaliteit van het grondwater opgenomen. In de Provinciale Milieuverordening zijn beschermingszones aangewezen rond waterwinningen. Binnen deze zones gelden aanvullende regels ter bescherming van het drinkwater. Daarnaast heeft de provincie Utrecht in 2009 het Provinciaal Waterplan opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe om te gaan met waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water. Het is sinds 2003 verplicht om bij ruimtelijke plannen en besluiten een beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets is een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium afspraken maken over de toepassing en uitvoering van het waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid. Het waterschap is het eerste aanspreekpunt in het watertoetsproces, waarbij het waterschap rekening houdt met het provinciale grondwaterbeleid. Voor heel Bunnik geldt, dat door zuinig om te gaan met drinkwater en proceswater, het grondwatersysteem niet onnodig wordt verstoord. De kwaliteit van het grondwater wordt verbeterd door de sanering van verontreinigingen. Door het zoveel mogelijk vasthouden van regenwater en kwelwater kan de verdroging worden bestreden en kan de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk worden beperkt. Deze benadering past goed binnen de landelijke uitgangspunten, veelal kort samengevat met de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". 8.1.2. Relatie met het plangebied en digitale watertoets De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Het watertoetsproces voor het project is digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via deze weg door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gebracht van de plannen. Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan.
Pasmaat advies
9
8.1.3. Relevant beleid Bij de planvorming zijn er verschillende partijen betrokken met betrekking tot water. ͻ,ŽŽŐŚĞĞŵƌĂĂĚƐĐŚĂƉĞ^ƚŝĐŚƚƐĞZijnlanden (belangrijkste beleidsnota's: Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!' en Waterstructuurvisie, Keur en Legger) ͻWƌŽǀŝŶĐŝĞhƚƌĞĐŚƚ;WƌŽǀŝŶĐŝĂĂůǁĂƚĞƌƉůĂŶ͕'ƌŽŶĚǁĂƚĞƌƉůĂŶ͕ƉƌŽǀŝŶĐŝĂůĞŵŝůŝĞƵǀĞƌŽƌĚĞŶŝŶŐͿ ͻ'ĞŵĞĞŶƚĞ;tĂƚĞƌƉůĂŶ͕'ZW͕DŝůŝĞƵďĞůĞŝĚƐƉůĂn. Basisprincipes omgaan met water: ͻVasthouden - bergen - afvoeren (waterkwantiteit) ͻSchoon houden - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit) ͻWaarborg tegen overstroming - overstromingsrobuust bouwen (veiligheid) Beleid hemel- en afvalwater Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om: ͻ,ĞƚǀĞƌŚĂƌĚŽƉƉĞƌǀůĂŬŶĞĞŵƚaf. Door deze afname ontstaat een positief gevolg voor het watersysteem. ͻ,ĞƚďĞƐƚĂĂŶĚĞŽƉƉĞrvlaktewater wordt niet aangepast. ͻtĂƚĞƌǁŽƌĚƚŶŝĞƚďƵŝƚĞŶƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞďŽƌŐĞŶ͘ ͻƌǀŝŶĚƚŐĞĞŶůŽnjŝŶŐƉůĂĂƚƐǀĂŶǀĞƌŽŶƚƌĞŝŶŝŐŝŶŐĞŶĞŶͬŽĨǀĞƌŽŶƚƌĞŝŶŝŐĚǁĂƚĞƌŶĂĂƌ oppervlaktewater. ͻ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚůŝŐƚŶŝĞƚŝŶĞĞŶƉĞŝůŐĞďŝĞĚǁĂĂƌĞĞŶǁĂƚĞƌŽƉŐĂǀĞ;EtŽĨ KRW) is. ͻ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚůŝŐƚŶŝĞƚŽƉŽĨŶĂďŝũĞĞŶǁĂƚĞƌŬĞƌŝŶŐŽĨďĞůĂŶŐƌŝũŬĞǁĂƚĞƌŐĂŶŐ͘ ͻ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚůŝŐƚŶŝĞƚŶĂďŝũĞĞŶƌǁnjŝŽĨƌŝŽŽůƉĞƌƐůĞŝĚŝŶŐ Afvoer hemelwater Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem. In het waterbeleid is afvoer van overtollig hemelwater door middel van infiltratie in de bodem het uitgangspunt.
Pasmaat advies
10
Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Afvalwater Afvalwater wordt afgevoerd via het rioolsysteem 9. 9.1.
Milieuaspecten Geluid
9.1.1. Wettelijk kader Dit hoofdstuk gaat in op de wettelijke aspecten van geluid in bestemmingsplannen. 9.1.2. Wet geluidhinder algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) geeft regels wanneer een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd en waar dit aan moet voldoen. Een aantal belangrijke aspecten zijn: - Bij een voorgenomen herziening van een bestemmingsplan binnen een geluidzone is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Bij hogere geluidbelasting dan de voorkeurswaarde kan een hogere grenswaarde nodig zijn. - De bevoegdheid voor het vaststellen van een hogere waarde ligt in de meeste gevallen bij de gemeente, met in het akoestisch onderzoek verplichte aandacht voor mogelijke maatregelen en de motivatie. - Eenheid van de geluidbelasting is de Lden (Lday, evening, night) in dB, een Europese dosismaat voor geluid voor weg- en railverkeer. De Lden staat voor het jaargemiddelde A-gewogen geluidsniveau over een etmaal. De voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt Lden = 48 dB, voor railverkeer is dat Lden = 55 dB. 9.1.3. Relatie wijzingsplan en Wet geluidhinder In de Wgh is geregeld dat bij een bestemmingsplanwijziging een akoestisch onderzoek de gevolgen voor geluidgevoelige objecten binnen de zone in beeld moet brengen. Uitgangspunt is dat voor alle woningen binnen de zone de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB voor wegverkeer en Lden =55 dB voor railverkeer wordt gerealiseerd. Bij hogere waarden moet uit akoestisch onderzoek blijken welke maatregelen nodig zijn om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. 9.1.4. Wegverkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) ligt rond iedere weg een zone (art.74). Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/uur wegen. Ook de ruimte boven en onder de weg behoren tot de zone. Bij aanleg van een nieuwe weg geldt de zone vanaf het moment dat de weg in een ontwerp bestemmingsplan is opgenomen. In dit geval is de Achterdijk relevant. Deze weg heeft een zone op basis van de Wgh. De woning wordt op minimaal 12 meter van de Achterdijk opgericht. Gezien de lage verkeersintensiteiten op de Achterdijk zal de voorkeurswaarde van 48 dB niet worden overschreden. Daarbij komt nog dat de bestaande bedrijfswoning in de Wet geluidhinder een bestaande woning is. Deze woning is het dichtst bij de Achterdijk gelegen.
Pasmaat advies
11
De nieuwe woningen hebben de voormalige bedrijfswoning als geluidsbuffer waardoor overschrijding van de voorkeurswaarde sowieso niet aan de orde is. 9.1.5. Spoorverkeer Ook rondom spoorwegen ligt een wettelijk vastgelegde geluidzone. In deze situatie is geen spoorweg in de omgeving aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden. 9.2
Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit van toepassing. Deze wet is onder meer verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate en de Regeling niet in betekenende mate. In het Besluit niet in betekenende mate is vastgelegd dat wanneer een ontwikkeling niet meer bijdraagt dan 3% aan de grenswaarde, deze niet getoetst hoeft te worden aan de wettelijke grenswaarden. Hierin staat dat meer dan 1,2 microgram stikstofdioxide en/of fijnstof per m3 wordt aangemerkt als in betekenende mate. In de Regeling niet in betekenende mate is dit doorvertaald naar 1.500 woningen, ofwel 7.500 verkeersbewegingen (uitgaande van 5 verkeersbewegingen per woning, conservatieve aanname conform de ASVV 2004). De ontwikkeling van een beperkt aantal woningen, zoals hier, resulteert conform de Regeling niet in betekenende mate niet in een significante verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkeling voldoet daarmee aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. 9.3.
Flora- en fauna
Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een beschermd natuurgebied en ligt ook niet in de directie nabijheid hiervan. Om deze reden is er geen sprake van gebiedsbescherming. Ten behoeve van de quickscan Flora-en Fauna is een bureauonderzoek uitgevoerd om te beoordelen of een bezoek ter plaatse door een ecoloog nodig zal zijn.
Afbeelding 6: Uitsnede natuurloket
Op het perceel is geen bijzondere flora en fauna aanwezig. Bovendien vinden de bouwwerkzaamheden plaats binnen een bestemming waar nu ook mag worden gebouwd en binnen een bestaand bouwblok. Het perceel functioneert niet als geleidend landschapselement voor vleermuizen of als broedplaats van vogels.
Pasmaat advies
12
Op het gebied van ecologie zijn verder geen belemmeringen aanwezig voor het uitvoeren van onderhavig bouwplan. Voordat de opstallen worden gesloopt zal nogmaals worden beoordeeld of hierin broedplaatsen voor vleermuizen zijn gevestigd, wat nu niet het geval is. Omdat er verder geen uitbreiding plaatsvindt van het bebouwde oppervlak zal sowieso geen verstoring plaats kunnen vinden van flora- en fauna in strijd met de Flora- en Faunawet. Er behoeven geen bomen te worden gerooid voor dit bouwplan noch voor een eventueel ander plan dat mogelijk wordt gemaakt door het vaststellen van onderhavig wijzigingsplan. Verstoring van nesten kan dan ook niet plaatsvinden. 9.4.
Externe veiligheid
Er zijn geen ƌŝƐŝĐŽ͛ƐĂĂŶǁĞnjŝŐĂůƐŐĞǀŽůŐǀĂŶĚĞŽƉƐůĂŐ͕ƉƌŽĚƵĐƚŝĞŽĨƚƌĂŶƐƉŽƌƚǀĂŶŐĞǀĂĂƌůŝũŬĞ stoffen in de buurt van dit perceel. Ook is geen LPG-vulstation of andere risicobron in de nabijheid aanwezig.
Afbeelding 7: Uitsnede Risicokaart Provincie Utrecht
De planlocatie is niet in een gebied gelegen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid (Bevi), in een gebied van gevaarlijk transport of in een gebied als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Voor deze laatste geldt dat de locatie ver boven de risicozone is gelegen. Bovendien neemt de oriëntatiewaarde met betrekking tot de GR-contour niet toe, mocht het plangebied al in de GR contour zijn gelegen, wat niet het geval is. 9.5. Bedrijfs- en milieuzonering 9.5.1. Algemeen Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform: ͻsE'ŚĂŶĚƌĞŝŬŝŶŐ͚ĞĚƌŝũǀĞŶĞŶŵŝůŝĞƵnjŽŶĞƌŝŶŐ͛;ĞĚŝƚŝĞϮϬϬϵͿ͖ ͻtĞƚŵŝůŝĞƵďĞŚĞĞƌ͘
Pasmaat advies
13
sE'ŚĂŶĚƌĞŝŬŝŶŐ͚ĞĚƌŝũǀĞŶĞŶŵŝůŝĞƵnjŽŶĞƌŝŶŐ͛ ĞsĞƌĞŶŝŐŝŶŐǀĂŶEĞĚĞƌůĂŶĚƐĞ'ĞŵĞĞŶƚĞĚŽĞƚŝŶĚĞƉƵďůŝĐĂƚŝĞ͛ĞĚƌŝũǀĞŶĞŶŵŝůŝĞƵnjŽŶĞƌŝŶŐ͛ (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-handreiking ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; 9.5.2. Situatie De directe omgeving van het plangebied is te typeren als gemengd gebied. In de omgeving bevinden zich immers nog enkele agrarische bedrijven. Deze bedrijven zijn echter op voldoende afstand (meer dan 100 meter) vanaf het plangebied gelegen.
Pasmaat advies
14
9.5.3. Conclusie Alle bedrijven liggen op voldoende afstand van de planlocatie of hebben geen milieuzoneringen. Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten voor het wijzigingsplan. 9.6.
Duurzaamheid
De rijksoverheid stimuleert duurzaam bouwen vooral op het aspect energie. Sinds 1995 worden in het Bouwbesluit eisen gesteld ten aanzien van de energiezuinigheid van een gebouw. De energie efficiëntie wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Vanaf 1 januari 2011 geldt voor woningen een wettelijke EPC van 0,6. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar een EPC van 0 in 2020. Bij een EPC van 0 is een gebouw energieneutraal. ,ĞƚďĞƐƉĂƌĞŶǀĂŶĞŶĞƌŐŝĞŐĂĂƚŝŶĚƌŝĞƐƚĂƉƉĞŶ͕ĚĞ͞ƚƌŝĂƐĞŶĞƌŐĞƚŝĐĂ͗͟ - ten eerste zoveel mogelijk energie besparen (bv. isolatiemaatregelen); - ten tweede het opwekken van duurzame energie; - tenslotte voor het resterende energieverbruik zo efficiënt mogelijk fossiele brandstoffen toepassen. Voor het meetbaar maken van de duurzaamheid op gebouwniveau wordt gebruik gemaakt van ŚĞƚŝŶƐƚƌƵŵĞŶƚ'WZ'ĞďŽƵǁ͘'WZ'ĞďŽƵǁŐĞĞĨƚƉĞƌƚŚĞŵĂĞĞŶ͚ƌĂƉƉŽƌƚĐŝũĨĞƌ͛ƵŝƚĞĞŶůŽƉĞŶĚǀĂŶ 6 of 7(bouwbesluit niveau/minimaal) tot 10 (zeer goed). Hierbij wordt gestreefd naar een score van het cijfer 8 in GPR-gebouw® voor woningbouw. Per 2011 is een 7 eenvoudig te realiseren, omdat de EPC is aangescherpt tot 0,6. Het bouwplan zal voldoen aan de genoemde eisen van Duurzaam bouwen waaronder de EPC van 0,6. Gestreefd wordt om minimaal te komen tot het cijfer 8. 9.7.
Archeologie
Ten behoeve van de ontwikkeling van de betreffende woning is een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachtingswaarden in het plangebied. Uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) blijkt dat het gebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek nodig is aangezien het de voormalige achterbouw wordt gesloopt en ook hier woningen worden opgericht. Omdat pas bij de sloop de grond wordt beroerd en voor die tijd geen zorgvuldig archeologisch onderzoek mogelijk is, is opdracht gegeven aan een archeologisch adviesbureau om ʹ in samenspraak met de gebiedsarcheoloog ʹ een plan van aanpak te maken om net voor en tijdens de werkzaamheden het archeologische onderzoek te verrichten. 10.
Juridische Planopzet
De thans geldende bestemming of de huidige woonbestemmingen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2009 zullen worden gebruikt voor dit wijzigingsplan, voor zover ze van belang zijn. Het wijzigingsplan hoeft niet te voldoen aan de verplichte IMRO omdat het moederplan hier ook niet aan voldoet.
Pasmaat advies
15
Buiten de hoofdbouwmassa zijn bijgebouwen mogelijk tot maximaal 140 m². Gebouwen dienen echter achter de op de plankaart aangegeven rooigevellijn te worden opgericht om een visueel redelijke bebouwingsvrije buffer te creëren die als tuin kan worden ingericht om zo de groene doorkijk te stabiliseren en te versterken.
11.
Economische uitvoerbaarheid
Op grond van de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden vastgesteld bij het vaststellen van het bestemmingsplan of wijzigingsplan, tenzij de economische uitvoerbaarheid anderszins is gegarandeerd, bijvoorbeeld door het afsluiten van een anterieure overeenkomst. De initiatiefnemer heeft een dergelijke overeenkomst afgesloten met de gemeente waarin ook het planschade-risico voor de initiatiefnemer is. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.
Pasmaat advies
16
Planregels
Pasmaat advies
17
HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit plan wordt verstaan onder: 1. het plan: het wijzigingsplan Achterdijk 46 Werkhoven, vervat in deze regels en in de plankaart; 2. de plankaart: de van het plan deel uitmakende plankaart; 3. aanbouw: een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 4. agrarische bedrijvigheid: bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van paardenfokkerij; 5. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde; 6. bestaande woning, bebouwing, oppervlakte, gebouw, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen: de woning, bebouwing, oppervlakte, gebouw, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, althans rechtens mag bestaan; 7. bestemmingsgrens: de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken; 8. bestemmingsvlak: een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak van gronden met eenzelfde bestemming; 9. bijgebouw: een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd; het gebouw kan bovendien door de vorm onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw; 10. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 11. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Pasmaat advies
18
12. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca begrepen; 13. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 14. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door constructie en afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 15. horeca: hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting; 16. manege: bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het, overwegend voor recreatieve doeleinden houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke beperkte horecavoorziening; 17. MIP-pand: een bouwwerk uit de periode 1850-1940, dat in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) door de provincie is aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar waar nog geen monumentenstatus aan is toegekend door de gemeenteraad; 18. paardenbak: een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport; 19. paardenfokkerij: agrarische bedrijvigheid gericht op het fokken van paarden en pony's en het africhten en trainen daarvan, met inbegrip van een stoeterij; 20. peil: a. voor een hoofdgebouw de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is, dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, indien deze hoogte meer dan 0,5 m boven of onder de kruin van de weg is gelegen; b. voor aan- en bijgebouwen de hoogte van de begane grondvloer ter plaatse vanwaar het hoofdgebouw voornamelijk toegankelijk is; c. voor overige bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein; 21. permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
Pasmaat advies
19
22. recreatiewoning: een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen; 23. seksinrichting: een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf; 24. voorgevelrooilijn: de als zodanig aangegeven lijn op de plankaart voor welke lijn geen bebouwing is toegestaan; 24. "vrij" beroep: beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied; 25. woning: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden; 26. Wro: Wet ruimtelijke ordening; Artikel 2 Wijze van meten en berekenen Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend: a. de goothoogte van een gebouw: van de snijlijn van elk buitenwerks dakvlak, met elk daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak tot aan peil; b. de hoogte van een bouwwerk: van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse, vanwaar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is, dan wel tot aan peil, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals liftschachten, trappenhuizen, schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend; c. de inhoud van een gebouw: boven peil, tussen de buitenwerkse gevel- en dakvlakken en harten van scheidsmuren, met inbegrip van erkers en dakkapellen; d. de oppervlakte van een gebouw: de horizontale projectie van alle delen van het gebouw, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en harten van scheidsmuren; e. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de horizontale projectie van alle delen van het bouwwerk, binnen de omtrekslijn; f. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Pasmaat advies
20
Artikel 3
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
HOOFDSTUK II Artikel 4
BESTEMMINGEN
Agrarisch gebied
Doeleinden 1. De op de plankaart als "Agrarisch gebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid in een reëel agrarisch bedrijf, b. instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschapswaarde "open landschap", daar waar de gronden op de plankaart zijn aangeduid met de code "o", c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast, d. instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en elementen van bouwwerken met op de plankaart de aanduiding "MIP-pand", e. water en bruggen, en f. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen. Gebruik voor lage boogkassen 2. Voor het gebruiken, in gebruik geven en laten gebruiken van gronden gelegen buiten de op de plankaart aangegeven bouwpercelen voor lage boogkassen gelden de volgende bepalingen: a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond; b. het gebruik mag uitsluitend plaatsvinden gedurende zes maanden per kalenderjaar; c. de waarde als bedoeld in lid 1, onder c, mag daardoor niet onevenredig worden aangetast. Vormen van verboden gebruik 3. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook: a. permanente bewoning en permanent laten bewonen van "bed and breakfast"appartementen, en b. het gebruiken, in gebruik geven en laten gebruiken van gronden gelegen buiten de op de plankaart aangegeven bouwpercelen voor: 1. niet als bouwwerk aan te merken mestbassins, 2. fruitkisten, 3. de opslag van hooirollen, en 4. de opslag van kuilvoer.
Pasmaat advies
21
Artikel 5
Wonen
Doeleinden. ĞŽƉĚĞƉůĂŶŬĂĂƌƚĂůƐ͞tŽŶĞŶ͟ĂĂŶŐĞǁĞnjĞŶŐƌŽŶĚĞŶnjŝũŶďĞƐƚĞŵĚ voor: a. wonen, en b. instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken met op de plankaart de aanduiding "MIP-pand". Toegestane bouwwerken 2. Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen, b. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen, en c. bouwwerken, geen gebouw zijnde. Bouwen 3. Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, gelden de volgende bepalingen: a. in elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aantal dat op de plankaart vóór de code van de ďĞƐƚĞŵŵŝŶŐ͞t͟ŝƐĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶ͖ b. een woning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning met achterbouw met dien verstande dat: 1. de inhoud van een woning, exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, maximaal 600 m³ mag bedragen; 2. de inhoud van een woning, exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, maximaal zoveel als de bestaande inhoud mag bedragen, indien die inhoud meer dan 600 m³ bedraagt; c. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 m is; d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,5 m of indien de bestaande goothoogte meer dan 4,5 m bedraagt, niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte; e. de hoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij anders op de plankaart is aangegeven danwel de bestaande hoogte reeds hoger is; f. aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn of het verlengde hiervan; g. de gezamenlijke oppervlakte van alle aan- en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 140m²; h. de goothoogte en hoogte van gebouwen, niet zijnde woningen, en de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Pasmaat advies
22
i. de dakhelling van nieuwe woningen en bijgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 50° bedragen; Ontheffing verplaatsing woning 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3, onder b, voor zover betreft de plaatsbepaling van woningen, ten behoeve van het bouwen van de woning op een andere plaats op de bij de betreffende woning behorende gronden, mits: a. de woning op ten hoogste 15 m afstand van de bestaande woning wordt gebouwd, waarbij burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen omtrent de situering, b. in voorkomend geval de landschaps- en natuurwaarden op aangrenzende gronden, niet onevenredig worden aangetast, c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij de woning behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd, d. op geen van de gevels van de woning, bij voltooing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt, e. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen een bij ontheffingverlening nader te bepalen redelijke termijn na oplevering of gereedkomen van de nieuwe woning, f. wordt voorzien in een zorgvuldige inpassing in het landschap. en g. de overige bepalingen in lid 3 in acht worden genomen. Ontheffing inhoud woning 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3, onder b, tot een inhoud van 750 m³, mits: a. van de bij de betreffende woning behorende, al of niet voormalige, bedrijfsgebouwen een oppervlakte van ten minste 300 m² wordt gesloopt, en b. daarover, voor zover nodig geacht, het advies van een ter zake deskundige is ingewonnen. Ontheffing inhoud woonruimte 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3, onder b, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woonruimte tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:
Pasmaat advies
23
- één en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing, en - vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt. Ontheffing aanbouwen en bijgebouwen 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3 onder f ten behoeve van het bouwen van een erker of een entree tot maximaal 1 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 m² en de goothoogte en hoogte niet meer dan 3 m respectievelijk 6 m, Ontheffing wordt slechts dan verleend, indien de stedenbouwkundige en verkeerstechnische belangen niet worden geschaad. Ontheffing ander gebruik "rijksmonument", "MIP-pand" en "karakteristiek pand" 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van het gebruiken van de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, die op de plankaart zijn aangeduid als "rijksmonument", "MIP-pand" of "karakteristiek pand",.voor de volgende nietagrarische activiteiten, mits dat duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing: a. natuurvoorlichting en -educatie, kinderboerderij; b. zakelijke dienstverlening; c. "bed and breakfast"-appartementen, maximaal 200 m³ per appartement; d. kampeerboerderij; e. zorgboerderij. Voor het verlenen van ontheffing gelden de volgende bepalingen: 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij de woning behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd; 2. in vergelijking met het gebruik vóór ontheffing mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden; 3. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient bij de woning op eigen terrein plaats te vinden; 4. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden; 5. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten. Voor zover ze dat nodig achten, winnen burgemeester en wethouders vooraf het advies in van een ter zake deskundige.
Pasmaat advies
24
HOOFDSTUK III
BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 6 Bouwen langs wegen Bouwen 1. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden in ŚĞƚďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶ͞ƵŝƚĞŶŐĞďŝĞĚϮϬϬϵ͟, binnen de hierna bij de verschillende categorieën wegen genoemde afstanden, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend gebouwen met een maximale oppervlakte van 50 m², en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd:
Ontheffing 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg of van de op- of afrit. Artikel 7 Bouwen en gebruik binnen windvangzones rond molens Bouwen 1. Op de gronden gelegen binnen een op de plankaart als zodanig aangeduide windvangzone rondom molens mag de hoogte van bouwwerken: a. binnen 100 m tot de betreffende molen, niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen, b. tussen 100 m en 400 m tot de betreffende molen, niet meer bedragen dan: - 1/30 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en de betreffende molen, plus: - de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen. Ontheffing 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van het bouwen tot een grotere hoogte, zoals toegestaan in of krachtens de overige bepalingen van het plan, mits de windvangzone van de molen daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
Pasmaat advies
25
In te winnen advies 3. Alvorens ontheffing te verlenen wordt vooraf door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij een ter zake deskundige, zoals de sĞƌĞŶŝŐŝŶŐ͞Ğ,ŽůůĂŶĚƐĐŚĞDŽůĞŶ͟ŽĨĚĞ Afdeling Cultuur van de provincie Utrecht. Aanlegvergunning 4. Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot aanlegvergunningen bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden binnen de op de plankaart ĂůƐnjŽĚĂŶŝŐĂĂŶŐĞĚƵŝĚĞ͞ǁŝŶĚǀĂŶŐnjŽŶĞ͕͟ĚĞŚŝĞƌŶĂĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶǁĞƌŬĞŶ͕ geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, behoudens het bepaalde in lid 5 (Uitzonderingen aanlegvergunningplicht): a. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; b. het ophogen van gronden. Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht 5. Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud. Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 6. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan. Voor zover ze dat nodig achten, winnen burgemeester en wethouders vooraf het advies in van een ter zake deskundige. Artikel 8
Bouwen en gebruik bij hoogspannings-, aardgastransport- en overige leidingen
Mede-gebruik en bouwen bij hoogspannings-, aardgastransporten overige leidingen 1. Daar waar op de plankaart een van de hierna vermelde leidingen is aangeduid, mogen de gronden binnen de hierna bij elke leiding aangegeven afstand tot het hart van de leiding: a. tevens ten behoeve van de betreffende leiding worden gebruikt, en b. uitsluitend met bouwwerken, ten behoeve van de betreffende leiding worden bebouwd, behalve de gronden met de aanduiding ͚ďƌĂŶĚƐƚŽĨƚƌĂŶƐƉŽƌƚůĞŝĚŝŶŐ͛ǁĞůŬĞƵŝƚƐůƵŝƚĞŶĚŵĞƚ bouwwerken geen gebouw zijnde, ten behoeve van de betreffende leiding mogen worden bebouwd:
Pasmaat advies
26
Ontheffing bij leidingen 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), in geval van een ondergrondse buisleiding, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van het binnen de in dat lid aangegeven afstand bouwen, overeenkomstig het ten aanzien van de betreffende bestemmingen bepaalde. Artikel 8a Bestaande afmetingen en afstanden In die gevallen dat de bestaande goothoogte, hoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in deze regels is voorgeschreven respectievelijk is toegestaan, geldt die goothoogte, hoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. Artikel 9 Nadere eisen Nadere eisen beeldkwaliteit 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), nadere eisen te stellen omtrent: a. de situering en maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, hoger dan 3 m, en b. de situering van houtopstanden en andere opgaande beplantingen binnen of direct buiten een bouwperceel, bebouwingsvlak of ander vlak waar één of meer bij elkaar behorende gebouwen zijn toegestaan, voor zover die eisen in het betreffende geval redelijkerwijs noodzakelijk kunnen worden geacht voor de realisering en instandhouding van de beoogde beeldkwaliteit als aangegeven in de bij het plan behorende toelichting. Voor zover ze dat nodig achten, winnen burgemeester en wethouders vooraf het advies in van een ter zake deskundige. Nadere eisen bouwen nabij "archeologisch monument" of "gebied met archeologische waarde" 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwvergunningplichtige bouwwerken, voor zover die worden gebouwd binnen een afstand van 30 m tot gebieden
Pasmaat advies
27
die op de plankaart zijn aangeduid als "archeologisch monument" of "gebied met archeologische waarde", ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende gebieden. Voor zover ze dat nodig achten, winnen burgemeester en wethouders vooraf het advies in van een ter zake deskundige. Artikel 10
Gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde
Aanduidingen "gebied met archeologische waarde, "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde" en "gebied met gematigde archeologische verwachtingswaarde" 1. In de op de plankaart als "gebied met archeologische waarde", "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde" of "gebied met gematigde archeologische verwachtingswaarde" aangeduide gronden zijn archeologische waarden aanwezig dan wel naar verwachting aanwezig. In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Aanlegvergunningplicht 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangeven gronden, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. gronden met de aanduiding "gebied met archeologische waarde", over een oppervlakte van meer dan 100 m²: 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil; 2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil; 3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil; 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 5. het ophogen en egaliseren van gronden; b. gronden met de aanduiding "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde", over een oppervlakte van meer dan 500 m²: 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil; 2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil; 3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil; 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 5. het ophogen en egaliseren van gronden;
Pasmaat advies
28
c. gronden met de aanduiding "gebied met gematigde archeologische verwachtingswaarde", over een oppervlakte van meer dan 5000 m²: 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1 m onder peil; 2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan1 m onder peil; 3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan S1 m onder peil; 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 5. het ophogen en egaliseren van gronden. Uitzonderingen aanlegververgunningplicht 3. Het in lid 2 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; c. waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan. Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 4. De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 2, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aanlegvergunning; in te winnen advies 5. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het advies in van een ter zake deskundige, in geval ze dat nodig achten. Rapportageplicht en voorschriften bij bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 Woningwet 6. In geval van een aanvraag van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, voor een bouwwerk, niet zijnde een bouwwerk als bedoeld in lid 1, met een oppervlakte van 100 m² of meer op en in gronden als bedoeld in lid 1: a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld,
Pasmaat advies
29
en b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Ontheffing ondergrens oppervlakte 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 en lid 6, voor zover betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m², en 500 m², tot een oppervlakte van 2.500 m², mits: a. de betreffende gronden niet zijn gelegen in of binnen een afstand van 250 m tot een als zodanig op de Archeologische Monumenten Kaart aangewezen archeologisch monument; b. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondsten of waarnemingen ter plaatse van of binnen een afstand van 100 m tot de betreffende gronden; c. de betreffende gronden niet zijn gelegen in een zone met middelhoge of hoge verwachting volgens de Limes-kaart van de provincie Utrecht; d. zich ter plaatse van de betreffende gronden geen historisch (lijn)element volgens de Cultuurhistorische Hoofd Structuur van de provincie Utrecht bevindt dat verstoord zal worden; e. de bodemingreep geen lineair element betreft, zoals een sleuf voor kabels of leidingen of een uitgraving voor een sloot of waterweg. Wijzigingsbevoegdheid inhoudende wijziging of verwijdering van de aanduidingen "gebied met archeologische waarde", "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde" en "gebied met gematigde archeologische verwachtingswaarde" 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, betreffende de aanduidingen "gebied met archeologische waarde", "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde" en "gebied met gematigde archeologische verwachtingswaarde", de plankaart en de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Pasmaat advies
30
HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 11 Aanlegvergunning Vergunningplicht 1. Behoudens het bepaalde in lid 2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
a aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²; b verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden; c aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen en overige werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben; d aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; e definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai, met uitzondering van de teelt van ruwvoedergewassen; f diepploegen, zijnde het extra diep ʹ circa 0,5 m of meer ʹ omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd; g bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; h vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; i het slopen of anderszins verwijderen van de aanwezige cultuurhistorische waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
Pasmaat advies
31
j het aanleggen van drainage; k het gebruik van pesticiden en meststoffen. Uitzonderingen vergunningplicht 2. Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan; c. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen; d. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, bij d, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist; e. het vellen, rooien, planten of beschadigen van fruitbomen alsmede de daarbijbehorende windsingelbeplanting. Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 3. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, - niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel - de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. In te winnen adviezen 4. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemeester en wethouders advies in van: a. een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten; b. de betreffende leidingbeheerder, in geval de aanlegvergunning gronden betreft bij leidingen. Artikel 12 Gebruik van gronden en bouwwerken Vormen van verboden gebruik 1. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval: a. het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een seksinrichting; b. het gebruik van onbebouwde gronden: 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Pasmaat advies
32
Uitoefening "vrij" beroep 2. In een woning en bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen is naast de woonfunctie uitsluitend toegestaan de uitoefening van een "vrij" beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3, niet meer mag bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m². Ontheffing bedrijfsactiviteiten aan huis 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, andere dan een "vrij" beroep, in een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, mits: a. het betreft bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving, b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, c. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 2, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 60 m², d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenbestemmingsplan opslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt, e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat: 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en f. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten. Gebruiksbepalingen paardenbakken 4. Voor het gebruik van gronden als paardenbak gelden de volgende bepalingen: a. paardenbakken zijn uitsluitende toegestaan binnen bouwpercelen of bebouwingsvlakken waarvan de oppervlakte ten minste 2000 m² dient te bedragen; b. paardenbakken zijn uitsluitende toegestaan achter de woning en/of de bestaande bebouwing; c. paardenbakken dienen door gebiedseigen beplanting aan het zicht vanaf omliggende wegen te worden onttrokken;
Pasmaat advies
33
d. de afstand van een hobbymatige paardenbak tot een woning van derden mag niet minder dan 50 m bedragen, van een bedrijfsmatige paardenbak, niet minder dan 100 m; e. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen; f. als bouwwerken ten behoeve van een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan: 1. omheiningen tot een hoogte van 1,6 m; 2. één mestopslag per paardenbak; 3. tredmolens, uitsluitend binnen een bedrijfsmatige paardenbak; g. de afstand van een mestopslag tot een woning van derden mag ingeval van een hobbymatige paardenbak niet minder dan 25 m en ingeval van een bedrijfsmatige paardenbak niet minder dan 50 m bedragen. Ontheffing bepalingen paardenbakken 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4: a. onder a, voor het toestaan van paardenbakken buiten bouwpercelen of bebouwingsvlakken, direct aansluitend aan de achterzijde daarvan, voor zover binnen het betreffende bouwperceel of bebouwingsvlak onvoldoende ruimte aanwezig is, mits ter plaatse aanwezige landschaps- of natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast; b. onder b, voor het toestaan van paardenbakken achter de achtergevellijn van de betreffende woning of bestaande bebouwing, direct aansluitend aan de achterzijde daarvan, voor zover binnen het betreffende bouwperceel of bebouwingsvlak onvoldoende ruimte aanwezig is, mits ter plaatse aanwezige landschaps- of natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast en mits wordt voorzien in voldoende afscherming door gebiedseigen beplanting; c. onder c, voor over betreft de beplantingsplicht, indien ter plaatse reeds voldoende beplanting aanwezig is of beplanting zou leiden tot onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige landschaps- of natuurwaarden; d. onder d, voor het toestaan van een hobbymatige paardenbak op een afstand van ten minste 25 m tot een woning van derden, voor zover er geen reële mogelijkheid is om de afstand van 50 m aan te houden, mits wordt voorzien in voldoende afscherming door gebiedseigen beplanting; e. onder d, voor het toestaan van een bedrijfsmatige paardenbak op een afstand van ten minste 50 m tot een woning van derden, voor zover er geen reële mogelijkheid is om de afstand van 100 m aan te houden, mits wordt voorzien in voldoende afscherming door gebiedseigen beplanting; f. onder e, voor het toestaan van, binnen eenzelfde bouwperceel of bebouwingsvlak, één bedrijfsmatige paardenbak tot een oppervlakte van 1200 m², mits de duurzame noodzaak daarvan wordt aangetoond aan de hand van een bedrijfsplan; g. onder e, voor het binnen eenzelfde bouwperceel of bebouwingsvlak, toestaan van een tweede bedrijfsmatige paardenbak met een oppervlakte van ten hoogste 800 m², mits de duurzame noodzaak daarvan wordt aangetoond aan de hand van een bedrijfsplan.
Pasmaat advies
34
Artikel 13 Algemene ontheffingsbevoegdheden Ontheffingen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 13a (Procedureregels), ontheffing te verlenen van dit plan: a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen; b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings en bebouwingsgrenzen en grenzen van bouwpercelen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen; c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages; d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 m, met dien verstande dat: - per geval dient vast te staan dat binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of van andere bestaande hoge objecten, zoals reclamezuilen of hoogspanningsmasten, - de locatie dient te zijn gelegen nabij wegen en bij voorkeur bij knooppunten van wegen of parkeerplaatsen en aansluitend bij bestaande bebouwing, en - de mast door situering en uitvoering ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig mag aantasten. Artikel 13a Procedureregels 1. Burgemeester en wethouders leggen het ontwerp-besluit tot verlening van ontheffing met daarop betrekking hebbende stukken, zoals bouwen situatietekeningen en ingewonnen adviezen, voor een periode van tenminste vier weken in het gemeentehuis ter inzage voor hen aan wie ingevolge lid 5 en 6 de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar voren te brengen. 2. Tegen vergoeding van de kosten wordt afschrift van de ter inzage gelegde stukken verstrekt. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van de aanvraag of van het ontwerp. Volstaan wordt met het vermelden van de zakelijke inhoud. 4. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen en wie in de gelegenheid worden gesteld van hun zienswijze te doen blijken. 5. Belanghebbenden kunnen hun zienswijze over de aanvraag of het ontwerp naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen. 6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook aan anderen de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen. 7. De termijn waarbinnen een zienswijze naar voren kan worden gebracht eindigt niet voor de laatste dag van terinzagelegging.
Pasmaat advies
35
8. Van hetgeen overeenkomstig de vorige leden mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt. Artikel 14 Overgangsrechtelijke bepalingen Overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 1, met maximaal 10%. 3. Lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht gebruik 4. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkintreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 5. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang worden verkleind. 6. Indien het gebruik, bedoeld in lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het pan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 7. Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: RegeůƐǀĂŶŚĞƚ͞tŝũnjŝŐŝŶŐƐƉůĂŶĐŚƚĞƌĚŝũŬϰϲtĞƌŬŚŽǀĞŶ͟ Aldus vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik d.d.
de secretaris,
Pasmaat advies
de burgemeester,
36
WůĂŶŬĂĂƌƚ͞tŝũnjŝŐŝŶŐƐƉůĂŶĐŚƚĞƌĚŝũŬϰϲƚĞtĞƌŬŚŽǀĞŶ͟ (apart bijgevoegd) Schaal 1:1000
Pasmaat advies
37