Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Wolvega Lindewijk Deelgebied I
Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Wolvega Lindewijk Deelgebied I
Inhoud: Toelichting + bijlage Voorschriften Plankaart
Wolvega/Leeuwarden Plannummer 267.00.01.15.01 23 juni 2005
Toelichting
267.00.01.15.01.toe
Inhoudsopgave
1
Inleiding 1.1 Context 1.2 Het beoogde doel
3 3 3
2
De beleidsbasis voor de woningbouw 2.1 De uitwerkingsregels van het moederplan 2.2 Het richtgetal en actualisering daarvan 2.3 Procedure bestemmingsplan Wolvega Lindewijk 2.4 Het uitwerkingsplan
5 5 6 6 8
3
Milieu 3.1 Geluidhinder 3.2 LPG-tankstation 3.3 Bodemonderzoek 3.4 Archeologie 3.5 Ontgronding 3.6 Natuurwaarden 3.7 Luchtkwaliteit
9 9 10 11 11 11 11 13
4
Planbeschrijving 4.1 De stedenbouwkundige structuur 4.2 Grondbalans 4.3 Water 4.4 De infrastructuur 4.5 Beschrijving van de deelgebieden 4.6 Woningbouwprogramma
17 17 18 18 21 22 27
5
Uitvoerbaarheid 5.1 Economische uitvoerbaarheid 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
29 29 30
6
Juridische vormgeving 6.1 Algemeen 6.2 Relatie met het beeldkwaliteitsplan 6.3 Bestemmingen
41 41 41 42
Bijlagen
267.00.01.15.01.toe
1
1
Inleiding 1.1
Context
Op 10 september 2001 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk vastgesteld. Bij brief van 18 februari 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân mededeling gedaan van de goedkeuring van voornoemd plan. Het bestemmingsplan omvat het gebied tussen de Lycklamaweg, de A32 en de spoorweg Leeuwarden- Zwolle. Het plan maakt de ontwikkeling van een woonwijk mogelijk. De woonwijk is te typeren als “wonen nabij en in de natuur”. De gronden bestemd voor de realisatie van de woonwijk zijn voorzien van de bestemming Woongebied (uit te werken ex artikel 11 WRO). In de voorschriften is aangegeven dat Burgemeester en Wethouders de bestemming uitwerken voor de bouw van maximaal 650 woningen. 1.2
Het beoogde doel
Dit plan voorziet in de uitwerking van de bestemming woongebied uit het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk. Het betreft het deel dat valt buiten de geluidszone van de spoorweg Leeuwarden-Zwolle. In het uitwerkingsplan is voorzien in het realiseren van een woongebied met in totaal 463 woningen. Tevens wordt voorzien in de aanleg van de daarbij behorende infrastructuur en in de realisatie van beplanting en water. Op het situeringskaartje voorafgaand aan dit hoofdstuk is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
267.00.01.15.01.toe
3
2
De beleidsbasis voor de woningbouw 2.1
De uitwerkingsregels van het moederplan
In artikel 5, lid 3 van het bestemmingsplan Lindewijk staat een vijftal bindende uitwerkingsregels vermeld met betrekking tot het woongebied: a. de bestemming zal gefaseerd in de tijd worden gerealiseerd. In de periode voor het jaar 2010 mogen niet meer dan 391 woningen worden gebouwd, in de periode tussen 2010 en 2014 mogen niet meer dan 259 woningen worden gebouwd. Deze aantallen mogen worden gewijzigd, indien de situatie op de woningmarkt daarvoor aanleiding geeft, het beleid van rijk en provincie in acht nemend; b. het aantal woningen bedraagt maximaal 650, waarbij de woningdichtheid afneemt en daarmee de grootte van de kavels toeneemt van noord naar zuid; c. In het noordwestelijk deel mag in maximaal drie bouwlagen gebouwd worden, tot een hoogte van 12 m. In het zuidelijk deel maximaal één bouwlaag met kap, tot een hoogte van 8 m. Stedenbouwkundige accenten in de vorm van gebouwen tot 25 m zijn toegestaan; d. woningen en andere geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder, welke op grond van het akoestisch onderzoek alleen mogelijk zijn na realisering van geluidsbeperkende voorzieningen, mogen alleen dan worden uitgevoerd, indien de realisering van deze geluidsbeperkende voorzieningen in voldoende mate verzekerd is; e. woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder mogen slechts worden opgericht indien de voorkeurswaarde, dan wel de ter zake door Gedeputeerde Staten vastgestelde hogere grenswaarde niet wordt overschreden. Bij de uitwerking dient tevens rekening te worden gehouden met de bepalingen in artikel 5, lid 2: de beschrijving in hoofdlijnen. Deze bepalingen geven met name aanwijzingen over het wonen, de vestiging van nieuwe maatschappelijke voorzieningen, de toelaatbaarheid van bedrijven en de infrastructuur. In de algemene beschrijving in hoofdlijnen (artikel 3) staan afstemmingsbepalingen en staat dat er veel waarde wordt gehecht aan een goede uitstraling van het bebouwingsbeeld in het gebied.
267.00.01.15.01.toe
5
Om die reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin is aangegeven met welke aspecten bij de welstandstoetsing rekening moet worden gehouden. In het beeldkwaliteitplan is aandacht besteed aan de verkaveling, het bebouwingsbeeld, de situering van bebouwing en in de voorkomende gevallen aan de architectuur van gebouwen. 2.2
Het richtgetal en actualisering daarvan
De provincie heeft voor de gemeente Weststellingwerf een contingent van 1395 nieuw te bouwen woningen (het “richtgetal”) vastgesteld voor de periode 1993 tot 2010. In het Volkshuisvestingsplan heeft de gemeente een extra aantal woningen aangevraagd ten behoeve van het mogelijk maken van herstructureringsprojecten. De provincie heeft ten behoeve hiervan uit de zogenoemde “knelpuntenpot” 80 extra woningen aan Weststellingwerf toegekend. Deze woningen zijn gekoppeld aan specifieke projecten en kunnen niet vrij verdeeld worden. In 2001 heeft de provincie een herijking van het richtgetal uitgevoerd. Op basis van een aantal onderzoeksvariabelen is gebleken dat het contingent voor Weststellingwerf nog zou moeten toenemen. Het resultaat van het “opplussen” heeft ertoe geleid dat Weststellingwerf nog 124 woningen extra toebedeeld heeft gekregen. Het totaal aantal te bouwen woningen in de periode 1993-2010 bedraagt 1599 woningen (1395+80+124). Van dit aantal zijn tot het jaar 2000 reeds 669 woningen gebouwd, zodat in de periode tot 2010 nog 930 woningen aan de voorraad kunnen worden toegevoegd. 2.3 Planning woningbouw in bestemmingsplan Lindewijk
Procedure bestemmingsplan Wolvega Lindewijk
In Lindewijk zullen in totaal maximaal 650 woningen worden gebouwd. Middels het vigerend bestemmingsplan Wolvega Lindewijk is vastgelegd dat 391 woningen uit het richtgetal beschikbaar zijn. De bouw van het resterende aantal, 259 woningen, zijn voor na het jaar 2010 gepland. In het bestemmingsplan is er vanuit gegaan dat deze woningen uit een nieuw toe te wijzen contingent zullen worden gerealiseerd. Met het oog op de realisatie van de woonwijk Lindewijk wordt er vanuit gegaan dat gestart zal kunnen worden in het jaar 2005. Verwacht wordt dat het gemiddelde bouwtempo ca 60 à 70 woningen per jaar (dat gerealiseerd kan worden in de periode 2005 tot en met 2010) kan worden vastgehouden, zodat de wijk in het jaar 2014 zal zijn voltooid. De bouw neemt hierdoor 9 jaar in beslag.
267.00.01.15.01.toe
6
Reactie Commissie van Overleg
De Commissie van Overleg heeft in haar reactie op het bestemmingsplan opgemerkt dat het plan qua capaciteit voorbij het jaar 2010 strekt. De Commissie gaf daarbij aan dat het beleid van Gedeputeerde Staten is om geen plannen goed te keuren met capaciteit voorbij dit jaar. De Commissie meende dat afhankelijk van de aanvaardbare capaciteit tot 2010 zou moeten blijken of de totale plancapaciteit van 650 woningen in één planperiode van 10 jaar mogelijk zou zijn. Tevens gaf de Commissie aan dat een nadere fasering in tijd en deelgebieden juridisch vastgelegd diende te worden.
Beantwoording en aanpassing plan
In de beantwoording van de reactie van de Commissie heeft de gemeente aangegeven dat het nieuwbouwprogramma in fasen zal worden uitgevoerd. De gemeente heeft voor de Lindewijk een contingent van 391 woningen beschikbaar in de periode tot 2010. Voor andere projecten binnen de gemeente zijn 184 woningen binnen het richtgetal beschikbaar. De gemeente heeft aangegeven dat zij er vanuit gaat dat na 2010 nieuw contingent beschikbaar komt, zodat het bouwtempo op peil kan blijven. De Lindewijk zal dan in het jaar 2014 voltooid zijn. Naar aanleiding van de reactie van de Commissie over de fasering heeft de gemeente besloten de planvoorschriften aan te passen. In de voorschriften is vastgelegd dat in de periode voor het jaar 2010 maximaal 391 woningen mogen worden gebouwd en in de periode tussen 2010 en 2014 maximaal 259 woningen.
Goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten
Op 18 februari 2003 hebben Gedeputeerde Staten (gedeeltelijk) goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk. In het goedkeuringsbesluit heeft het College van Gedeputeerde Staten aangegeven in te kunnen stemmen met de plancapaciteit van de eerste fase, namelijk 391 woningen tot en met het jaar 2010. Door fasering van uitwerkingsplannen of door een nadere fasering in een uitwerkingsplan voor de gehele eerste fase wil het College dat de gemeente alsnog garanties biedt voor een in de tijd gefaseerde uitgifte van de eerste fase. Gelet op de samenhang binnen het plangebied, kan het College in dit geval ook instemmen met een fase na het jaar 2010. De tweede fase dient te starten in 2011. Over de fase na 2010 dient nog nadere afstemming en besluitvorming plaats te vinden. Het College merkt hierbij op dat zij de bevoegdheid heeft om eventueel de bouwperiode te verlengen.
267.00.01.15.01.toe
7
In het goedkeuringsbesluit hebben Gedeputeerde Staten aangedrongen om het plangebied in omvang iets te beperken, door de 0-lijn (niveau NAP) als oriëntatie voor de woningbouw aan te houden. De bebouwingsgrens binnen het uitbreidingsgebied is in noordelijke en westelijke richting teruggelegd. Met het oog op het realiseren van de gewenste kwaliteit en met het oog op de financiële haalbaarheid van het plan kon de door GS bedoelde contour niet geheel worden aangehouden. Er is dan ook een gering deel van de woningen geprojecteerd ten zuiden van deze lijn. Daarmee is naar ons oordeel een goede balans gevonden tussen de woningbouw enerzijds en de water- en natuurstrook anderzijds. 2.4
Het uitwerkingsplan
Middels het onderhavige uitwerkingsplan is de realisatie van maximaal 500 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Dit aantal is opgebouwd uit 391 woningen te bouwen in de periode 2005 tot en met 2010 en de resterende woningen in de jaren 2011 en 2012. In het goedkeuringsbesluit heeft het College van Gedeputeerde Staten aangegeven dat de gemeente garanties dient te bieden voor een gefaseerde uitgifte. In het onderhavige uitwerkingsplan is hieraan tegemoet gekomen, door een fasering in drie gedeelten op te nemen: 2005 t/m 2008 maximaal 279 woningen; 2009 t/m 2010 maximaal 112 woningen; 2011 t/m 2012 de overige woningen. Gemiddeld zullen ca 60 à 70 woningen per jaar gebouwd kunnen worden. Bovenstaande fasering is niet zichtbaar gemaakt op de kaart middels een faseringsgrens. Met het oog op de gewenste flexibiliteit in verband met mogelijke veranderingen in de woningmarktomstandigheden bij de uitvoering van het plan, heeft de gemeente een de gewenste fasering in de voorschriften vastgelegd. Middels een jaarlijkse rapportage aan GS zal de gemeente aangeven welk deel inmiddels is bebouw en welk deel in het komende jaar zal worden aangepakt.
267.00.01.15.01.toe
8
3
Milieu 3.1
Wegverkeer
Geluidhinder
In het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk is vastgelegd dat de bouw van woningen geen beperkingen ondervindt als gevolg van het wegverkeer op de Lycklamaweg/Stellingenweg. De bestaande woningen vormen een voldoende afscherming van het geluid. Dit blijkt uit het “Akoestisch onderzoek naar de geluidscontouren t.g.v. het verkeerslawaai RW32/Lycklamaweg voor plan Lindewijk te Wolvega” van 12 mei 2000 dat is opgesteld door milieuadviesbureau regio ‘De Friese Wouden’. Hoewel eerder in de inrichtingsschets bij het bestemmingsplan was aangegeven dat direct langs de Lyclamaweg nieuwe woningen waren gepland, is in het besluit van GS terecht aangegeven dat hier een afstand van ca 50 m uit de as van de weg moet worden aangehouden. In het uitwerkingsplan is hiermee rekening gehouden. Ten behoeve van de woonwijk dienen wel afschermende maatregelen te worden getroffen bij de A32. Hier zal een geluidswal met –scherm worden gerealiseerd. Ten behoeve van de hoogte en precieze plaats van deze geluidwerende maatregelen is onderzoek verricht, hetgeen is gerapporteerd in “Berekening geluidsbelasting op bestemmingsplan Lindewijk te Wolvega, concept” (rapport met kenmerk 2375/NAA/hw/fw/2 van het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau), kortweg “geluidsrapport”. In figuur 1 is schematisch de hoogte en de plaats van de geluidwerende voorzieningen weergegeven. Met het oog op de door GS gevraagde zekerheid omtrent de realisering van noodzakelijke geluidwerende maatregelen langs de A32, is in de voorschriften bepaald dat geluidsgevoelige bebouwing pas mag worden gerealiseerd binnen het gebied dat op de plankaart is aangeduid met “geluidszone”, nadat de noodzakelijke geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd. Deze zone omvat het gebied waarbinnen de geluidsbelasting op de naar de weg gekeerde gevels meer dan 50 dB(A) zou bedragen indien géén geluidwerende voorzieningen zouden zijn gerealiseerd langs de A32 (de zogenaamde vrije veldsituatie). Deze zone is gebaseerd op het eerder genoemde onderzoek, dat is gerapporteerd in het geluidsrapport.
Spoorwegverkeer
Behalve voor het wegverkeerslawaai is in het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk aandacht besteed aan het spoorweglawaai. In dat plan is aangegeven dat zich langs iedere spoorweg een zone bevindt,
267.00.01.15.01.toe
9
waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht. De breedte van de zone varieert van 100 meter tot 500 meter en wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Voor de spoorweg Leeuwarden-Zwolle geldt een zonebreedte van 200 meter. De woningen, die middels dit uitwerkingsplan kunnen worden gerealiseerd, liggen buiten deze zone. Er behoeven in het kader van dit uitwerkingsplan geen maatregelen te worden getroffen.
Figuur 1.
3.2
Schematisch beeld van de geluidwerende voorzieningen langs de A32 (weergegeven hoogten in m + NAP)
LPG-tankstation
Ten noordoosten van een plangebied bevindt zich een tankstation met een LPG-pomp. De zone van 110 m die rond het vulpunt van de LPGpomp aangehouden dient te worden, overlapt het plangebied deels. De overlap vindt echter alleen plaats binnen de bestemming verkeersen verblijfsdoeleinden. Voor de woningbouw gelden derhalve geen beperkingen.
267.00.01.15.01.toe
10
3.3
Bodemonderzoek
Op een tweetal locaties binnen het plangebied is sprake van verontreiniging van de bodem. Hiernaar is onderzoek verricht, waarover gerapporteerd is in het Basisdocument Bodem “Oostflankvisie” Wolvega, (Tauw, 28 november 2001, rapportnr. R0013892050-D01-N-R).Ten behoeve van de woningbouw zullen deze locaties worden gesaneerd. 3.4
Archeologie
Omdat het plangebied volgens de provincie Fryslân een middelhoge verwachtingswaarde heeft met betrekking tot archeologische waarden, heeft de gemeente een verkennend archeologisch onderzoek door het bureau RAAP laten verrichten. In dit onderzoek zijn geen sporen aangetroffen waaruit zou blijken dat het gebied zodanig archeologisch waardevol is, dat hieruit beperkingen voor het realiseren van woningen of voor de woningbouw zouden voortvloeien. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in Raap-rapport 839 “Plangebied Lindewijk en Oostflank te Wolvega”, najaar 2002; bij de vaststellings- en goedkeuringsprocedure beschikbaar als losse bijlage bij dit plan. 3.5
Ontgronding
In het plangebied zal ontgronding plaatsvinden in verband met de aanleg van waterpartijen in de nieuwbouwwijk. De grond die hierdoor beschikbaar komt, zal binnen het plangebied gebruikt worden voor ophoging van de aan te leggen wegen, woonpercelen en de geluidswal langs de A32. De verwachting is dat er geen grond afgevoerd hoeft te worden. Omdat plaatselijk dieper dan 2 m – maaiveld zal worden ontgraven, is een vergunning in het kader van de Ontgrondingen-verordening Friesland (1996) aangevraagd. 3.6
Natuurwaarden
Het gebied vormt thans een graslandgebied, dat in agrarisch gebruik is, doorsneden door een brede bossingel. Aan de oostrand liggen enkele jonge bospercelen. Met het oog op de beoordeling van de natuurwaarde van dit gebied en een aantal andere gebieden uit het Oostflankgebied in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit de Flora- en faunawet, heeft de gemeente Weststellingwerf ecologisch onderzoek laten verrichten, dat gerapporteerd is in het oriënterend "Onderzoek flora en fauna Oostflank Wolvega" (BügelHajema
267.00.01.15.01.toe
11
Adviseurs b.v., maart 2003). Dit onderzoek heeft een vervolg gekregen in de aanvullende rapportage "Inventarisatie van Lindewijk in het kader van de Flora- en faunawet" (Koeman en Bijkerk, september 2003). Uit de rapportages blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied Lindewijk sprake is van een aantal natuurwaarden, dat in het kader van de Flora- en faunawet is beschermd. Het gaat om de volgende soorten: Planten: dotterbloem Caltha palustris zwanenbloem Butomus umbellatus L. Zoogdieren: gewone bosspitsmuis Sorex araneus bosmuis Apodemus sylvaticus woelrat Arvicola terrestris aardmuis Microtus agrestis veldmuis Microtus arvalis dwergmuis Micromys hermelijn Mustula erminea wezel Mustela nivalis konijn Oryctolagus cuniculus ree Capreolus capreolus egel Erinaceus europaeus mol Talpa europaea bunzing Mustela putorius vos Vulpes vulpes Amfibieën meerkikker Rana ridibunda middelste groene kikker Rana klepton esculenta bruine kikker Rana temporaria kleine watersalamander Triturus vulgaris poelkikker Rana lessonae heikikker Rana arvalis rugstreeppad Bufo calamita Reptielen ringslang Natrix natrix In het rapport "Natuurcompensatie Lindewijk" (BügelHajema Adviseurs b.v., december 2003) is aangegeven hoe deze compensatie en mitigatie zal plaatsvinden. De hoofdpunten daarvan zijn: de gemeente heeft ruim 30 ha agrarische cultuurgrond aangekocht die door Staatsbosbeheer zal worden ingericht en gebruikt ten behoeve van natuurontwikkeling;
267.00.01.15.01.toe
12
-
-
langs de oostzijde van de plas zal een oeverstrook ten behoeve van de natuur worden ingericht. De inrichting is afgestemd met It Fryske Gea, de beoogde toekomstige beheerder; daarnaast worden enkele inrichtingsmaatregelen genomen met het oog op het realiseren van verbindingen met naburige natuurgebieden en het voorkomen van verkeersslachtoffers.
De gemeente heeft in januari 2004 een aanvraag om ontheffing aan de Minister van LNV gestuurd. Deze ontheffing is destijds voor de periode van één jaar verleend, voor de in het gebied voorkomende soorten, met uitzondering van poelkikker, heikikker, rugstreeppad en ringslang. De ontheffing is op 31 december 2004 verlopen. Op 23 februari 2005 is een AMvB (Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora en Faunawet en enkele andere wijzigingen) in werking getreden. De AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes: algemene soorten, overige soorten en soorten die in bijlage 1 (AMvB) en bijlage IV (Habitatrichtlijn) worden genoemd. Op de poelkikker, heikikker, rugstreeppad en ringslang na, gaat het in alle gevallen om algemene soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. De poelkikker, heikikker, rugstreeppad en ringslang zijn soorten in de zin van bijlage 1 (AMvB) en bijlage IV (Habitatrichtlijn). Voor deze soorten kan ontheffing worden verleend. De beschermde soorten en het moerasbos zich echter buiten het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan, namelijk in de bestemming "water" van het moederplan Wolvega Lindewijk. Er hoeft derhalve geen ontheffing te worden aangevraagd. 3.7
Luchtkwaliteit
Het Besluit luchtkwaliteit verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen de grenswaarden uit dit besluit in acht te nemen. Het doel van het Besluit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Met het besluit worden de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Het besluit betreft een zestal verontreinigende stoffen, waarvoor normen zijn gesteld (plandrempels en alarmdrempels). Voor Nederland zijn stikstofdioxide en zwevende deeltjes het belangrijkst. Voor de overige stoffen zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en
267.00.01.15.01.toe
13
lood worden in Nederland nauwelijks overschrijdingen verwacht. Wel kan er in specifieke lokale situaties sprake zijn van (dreigende) normoverschrijding. Concentraties van fijn stof worden hoofdzakelijk veroorzaakt door emissies die in het buitenland plaatsvinden. Voor zwevende deeltjes ligt gezien de grootschaligheid van de problematiek de verantwoordelijkheid bij het Rijk. Het beleid dat moet leiden tot de vermindering van de concentraties fijn stof wordt in EU-verband uitgevoerd. In het advies aan de Staatsecretaris van VROM van 30 maart 2005 stelt de Raad van State echter dat alle overheidsinstanties, binnen het kader van hun bevoegdheden, de normen in acht dienen te nemen en zich dienen in te zetten voor goede uitvoering van de verplichtingen. Naar aanleiding van dit advies heeft het kabinet besloten een wijziging van het Besluit luchtkwaliteit in procedure te brengen. Zoals uit onderstaande figuur blijkt, kan in algemene zin gesteld worden dat de gemiddelde waarden de grenswaarden van 40 µg/m³ niet overschrijden. Hierbij kan worden opgemerkt dat in de periode van 1992 tot 2004 een gemiddelde jaarlijkse daling van 1,2 µg/m³ heeft plaatsgevonden.
267.00.01.15.01.toe
14
Voor NO2 zijn de vervuilingsbronnen meer plaatselijk van aard. Wegverkeer vormt de belangrijkste bron van lokale luchtverontreiniging (RIVM, 2004). Hierdoor kunnen lokaal de grenswaarden worden overschreden. Een belangrijke factor hierbij is de achtergrondwaarde. Door verkeer en bedrijvigheid in een regio worden in algemene zin de concentraties NO2 bepaald. De achtergrondconcentraties zijn in de onderstaande figuur weergegeven. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat met name stedelijke en industriële clusters een verhoogde achtergrondwaarde hebben. Voor steden in de Randstad en het zuiden van Limburg nadert de achtergrondwaarde de grenswaarde voor 2010 voor de jaargemiddelde NO2-concentraties, zijnde 40 µg/m³. Deze figuur laat ook zien, dat evenals bij fijn stof er gedurende een langere periode sprake is van dalende concentraties.
Rekenmodel
Voor het berekenen van de luchtkwaliteit rondom wegen kan gebruik worden gemaakt van het rekenmodel CAR II. Het model is in opdracht van het ministerie van VROM door TNO ontwikkeld voor het berekenen van luchtkwaliteit langs wegen. Met het model worden de concentraties voor stikstofdioxide, fijn stof, zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood berekend. In het rekenmodel wordt door middel van de coördinaten van een locatie rekening gehouden met de gemiddelde concentraties van een vervuilende stof aanwezig in het gebied. Daarnaast is het aantal motorvoertuigen en de voertuigverdeling tussen lichte, middelzware
267.00.01.15.01.toe
15
en zware motorvoertuigen van belang. Tevens wordt in het model rekening gehouden met omgevingskenmerken, zoals de dichtheid van de bebouwing rond het betreffende wegvak, de doorstroming op de weg, de dichtheid van bomen rond het wegvak en de afstand van een gevoelige functie tot de wegas. Plangebied
De belangrijkste wegen nabij het plangebied zijn de A32 en de Stellingenweg/Lycklamaweg. De A32 vormt een onderdeel van de Nederlandse hoofdinfrastructuur en is gesitueerd aan de oostzijde van het plangebied. De Stellingenweg/Lycklamaweg vormt de ontsluiting van de woonuitbreiding en is daarnaast een belangrijke stroomweg in het gebied. Met het rekenmodel CAR II, versie 4.0, is voor deze wegen vastgesteld of grenswaarden en plandrempels worden overschreden. Bij de bepaling is uitgegaan van de dichtstbijzijnde gevoelige functies vanaf de wegas. Voor de Lycklamaweg betreft dit overigens woningen buiten het plangebied. Voor de verkeersgegevens is uitgegaan van de verkeersgegevens die zijn gebruikt bij de akoestische onderzoeken uit de paragraaf geluidhinder (paragraaf 3.1). Bij deze gegevens is rekening gehouden met de verkeerstoenames van de diverse ontwikkelingen in en rond Wolvega, waaronder de onderhavige woonuitbreiding.
Uitkomsten
De uitkomsten van het model zijn opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. Uit het model blijkt dat bij geen van de aspecten uit het Besluit luchtkwaliteit de grenswaarden worden overschreden. Het bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in Besluit luchtkwaliteit. Het plan mag wat het aspect luchtkwaliteit betreft uitvoerbaar worden geacht.
267.00.01.15.01.toe
16
4
Planbeschrijving 4.1
De stedenbouwkundige structuur
In het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk is aangegeven dat de inrichting van het nieuwe woongebied is afgeleid van de natuurlijke gesteldheid van het terrein. De fysieke gesteldheid van hoog naar laag en van zand naar veen waren de aanleiding voor een ontwerp met een relatieve hoge dichtheid aan de noordzijde en een lagere dichtheid aan de zuidzijde. Het ontwerp wordt tevens gekenmerkt door een overgang van droog naar nat. Tenslotte is de bestaande verkavelingsrichting uitgangspunt geweest voor het stedenbouwkundig ontwerp. In het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk is een structuurschets opgenomen, die richtinggevend is voor de verdere uitwerking. Het onderhavige plan vormt de eerste uitwerking. Op de los bijgevoegde inrichtingstekening, die deel uitmaakt van deze toelichting, is deze verdere uitwerking weergegeven. Uit deze schets blijkt dat het stedenbouwkundig beeld verder is geëvolueerd en mede is aangepast naar aanleiding van opmerkingen in het goedkeuringsbesluit van GS. De inrichting van het nieuwe woongebied zal worden gerealiseerd in de vorm van lobben, dooraderd met groen en water, uitlopend op eilandjes. De oevers zullen worden gevormd door flauwe taluds met een natuurlijke begroeiing. De woningdichtheid op de lobben zal verminderen van noord naar zuid. De variatie in dichtheden die zal worden aangebracht, impliceert min of meer een indeling in zones van dure, grote woningen op ruime kavels in het zuidelijk deel van het plangebied, via middeldure, naar goedkopere en kleinere woningen op minder grote kavels in het noorden van het plangebied. Het nieuwbouwgebied kan worden verdeeld in een aantal zones. Op de structuurschets behorende bij het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk zijn deze schematisch weergegeven. Middels dit uitwerkingsplan kunnen de volgende woonbuurten gerealiseerd worden: “wonen in tuindorp”, “wonen en werken langs de centrale as”, “wonen aan lanen en grachten” en “wonen in het water”. Elders in dit hoofdstuk worden de verschillende woonbuurten beschreven.
267.00.01.15.01.toe
17
4.2
Grondbalans
De bodem in het gebied is opgebouwd uit veen, leem en zand. Deze grondsoorten hebben alle verschillende eigenschappen met verschillende voor- en nadelen voor hun toepassing. In het plan wordt alle vrijkomende grond benut, waardoor sprake is van een gesloten grondbalans. Het woongebied wordt ten dele opgehoogd. Hiervoor wordt in belangrijke mate de bovenlaag van het zand gebruikt, namelijk humusrijk zand. Dit zand is uitermate geschikt als tuingrond. Ter plaatse van de wegen wordt humusarm (geel) leemvrij zand gebruikt. De oostoever van de waterplas zal worden ingericht als natuurstrook. Leem, humusarm zand en veen zijn hiervoor uitermate geschikt en bieden tezamen met een verschil in terreinhoogte en waterdiepte goede omstandigheden voor een gevarieerde ecologische ontwikkeling. 4.3 Waterkwantiteit
Water
Met de ruimtelijke plannen voor de Oostflank van Wolvega wordt gelijktijdig beoogd het oorspronkelijke en meer natuurlijke watersysteem te herstellen. In het oorspronkelijke watersysteem was sprake van een natuurlijk afstromend gebied, waarvan de neerslag uiteindelijk via de Linde in de toenmalige Zuiderzee terechtkwam. In een regenrijke periode betekende dit dat de Linde regelmatig buiten z’n oevers trad en dat de beekdaloevers flink overstroomden. Aan de oostzijde van de autosnelweg A32 heeft It Fryske Gea deze vroegere situatie hersteld. Bij de ontwikkeling van de Lindewijk staat de gemeente een soortgelijke situatie als ten oosten van de A32 voor ogen: een vrij afstromend gebied dat rechtstreeks op de Linde afwatert en waarvan de waterstand van het water in de woonbuurt met de waterstand van de Linde fluctueert. Het doel hiervan is een verbetering van de waterkwaliteit, een verkleining van de kans op verdroging van de hoger gelegen zandgronden, enige beperking van de piekafvoer van de Linde bij grote hoeveelheden neerslag en het bieden van een betere ondergrond voor bestaande ecosystemen en toekomstige ecologische ontwikkelingen. Door de peilverhoging in het gebied van de Lindewijk zal de kwel afnemen. Dit heeft een gunstige invloed op de verdrogingstoestand van de nabij gelegen natuurgebieden. In het toekomstig woongebied wordt uiteraard gezorgd voor “droge voeten”.
267.00.01.15.01.toe
18
De grens tussen het water en de bebouwing is zo gekozen dat de woningen zoveel mogelijk op bestaand al wat hoger gelegen gebied zullen worden gebouwd. De bestaande maaiveldligging is evenwel niet geheel geschikt om zonder nadere aanpassingen met woningen te worden bebouwd: het maaiveld zal worden opgehoogd zodat tuinen en erven ca 80 cm boven het streefpeil liggen. Wegen worden ontworpen op ca 100 cm boven het waterpeil. De begane grondvloer van de te bouwen woningen worden overeenkomstig het bouwbesluit enigszins boven het niveau van het wegdek gebouwd (minimale hoogte is afhankelijk van de afstand tot de weg: het peil van de woning bedraagt tenminste 2 % van de afstand tussen de voordeur en de rand van de weg). Het streefpeil van het oppervlaktewater wordt als gevolg van de open verbinding met de Linde gelijk aan het boezempeil: NAP - 0,52 m. De boezem fluctueert. In regenrijke perioden kan de boezem als gevolg van het vele hemelwater en als gevolg van opwaaiing, flink hoger staan dan het streefpeil. Een verhoging van ruim 30 cm is een jaarlijks terugkerend fenomeen, maar hoger komt af en toe ook voor. Dit blijkt ondermeer uit gegevens van het boezemwaterschap Wetterskip Fryslân. Op zich is dat geen enkel probleem. De oevers zijn hoog genoeg en de woningen zijn op voldoende hoogte ten opzichte van het streefpeil gebouwd. Om te voorkomen dat bij een waterstand van 30 cm boven het streefpeil toch problemen ontstaan, is besloten om de verbinding tussen de woonwijk en de Linde vanaf deze waterstand af te sluiten met behulp van een keersluis. Op deze manier is voorzien in enerzijds een dynamisch waterpeil, dat past bij het beeld van de Linde, en anderzijds in de behoefte aan veiligheid. Ten behoeve van een goede waterhuishouding zal achter de bestaande woningen langs de zuidzijde van de Lycklamaweg een sloot worden aangelegd. De sloot krijgt een peil van NAP - 0,72 m conform het inmiddels genomen peilbesluit. Deze sloot zorgt ervoor dat het niveau van het grondwater geen bedreiging voor de aanwezige kelders kan vormen. De sloot krijgt een verbinding met de watergang ten oosten van het plangebied langs de A32. Omdat het peil in deze bestaande sloot lager staat, kan de te realiseren sloot hierop eenvoudig afwateren. Peilbesluit
Voor het bestemmingsplangebied Wolvega Lindewijk geldt inmiddels een nieuw waterpeil. Het gehele gebied heeft thans te maken met een
267.00.01.15.01.toe
19
polderpeil. Het peil zal, zoals uit het voorgaande blijkt, worden verhoogd tot boezemhoogte (NAP - 0,52 m). Waterkwaliteit
De aanleg van een woonbuurt omgeven met water schept de mogelijkheid om het water afkomstig van daken en andere verharde vlakken rechtstreeks of desnoods indirect op het oppervlaktewater te lozen. Dit zal in de Lindewijk plaatsvinden. De afvoer van hemelwater 1 via de riolering is in deze woonwijk beperkt tot de doorgaande wegen en wegen die liggen ingeklemd tussen tuinen en woningen. Met het oog op het beperken van de aanvoer van relatief schoon water, wordt overwogen om het hemelwater van wegen, dat niet rechtstreeks op het oppervlaktewater mag worden geloosd, via een geperforeerd riool af te voeren. De perforatie zorgt voor een infiltratie in de bodem, waardoor een deel van dit hemelwater niet naar de waterzuivering wordt gestuurd, maar via de bodem aan het grondwater wordt toegevoegd. Waar mogelijk worden wegen via de wegberm op het oppervlaktewater ontwaterd. Dat bepaalde wegen niet rechtstreeks op het oppervlaktewater afwateren heeft te maken met de kwaliteit van het water. Als gevolg van straatvuil is de kwaliteit vaak onvoldoende om rechtstreeks op het oppervlaktewater te kunnen lozen. Filtering via de wegberm is bij een niet al te hoge verkeersbelasting dan een goede oplossing zonder dat dit tot een milieuprobleem op termijn leidt. De inrichting van de waterpartijen kan bijdragen aan het verkrijgen van een goede waterkwaliteit. Doorstroming als gevolg van windwerking tezamen met voldoende waterdiepte en de aanwezigheid van riet en waterplanten zorgen ervoor dat de waterkwaliteit zo goed mogelijk blijft. De Lindewijk is zo ingericht dat deze voorwaarden in ruime mate aanwezig zijn: de sloten en vijvers tussen de woningen zijn zuid-noord gericht en zijn alle met elkaar verbonden, zodat doorstroming gegarandeerd is; de sloten en vijvers tussen de woningen krijgen een ruim voldoende waterdiepte (meer dan 1 m diepte); de oevers worden voorzien van een zogenaamde plas-drasoever; deze oever biedt riet de kans om zich er blijvend te vestigen en bovendien biedt dit enige veiligheid voor spelende kinderen; buiten de directe woonbuurt (en buiten dit uitwerkingsplan) wordt een waterplas gerealiseerd, waar de waterdiepte varieert van
1
In de nieuwe woonwijk zal een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden aangelegd.
267.00.01.15.01.toe
20
-
Overleg met de waterbeheerders
20 cm tot ca 7 m. Het ondiepe water biedt de mogelijkheid voor een gevarieerde plantengroei, paaiplaatsen voor vis en heeft vooral een ecologisch doel, terwijl het diepe water ervoor zorgt dat de watertemperatuur in de zomer niet al te hoog oploopt. Zo worden ongewenste effecten als botulisme op voorhand zoveel mogelijk voorkomen; de zwemplas grenzend aan de woonbuurt (buiten dit uitwerkingsplan) zal zo worden ingericht dat het doorzicht van het water en het bacteriegehalte aan de normen voor zwemwater voldoen. Eén van de maatregelen is het realiseren van een zogenaamd helofytenfilter, waarin het water op een natuurlijke wijze wordt gezuiverd. Een andere maatregel is dat de bodem van schoon (geel) zand wordt gemaakt. De zwemplas wordt gevoed vanuit de boezem en watert af in noordelijke richting.
In het kader van de voorbereidingen van het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk en het peilbesluit Lindewijk heeft uitgebreid overleg plaats gevonden met de waterbeheerders (het toenmalige Waterschap Sevenwolden en Wetterskip Fryslân). In dit uitwerkingsplan zijn de daarbij gemaakte afspraken verwerkt. 4.4
De infrastructuur
Uitgangspunt is dat het autoverkeer zo veel mogelijk via wegen wordt afgewikkeld, die hiervoor het meest geschikt zijn. De Lycklamaweg ontsluit de Lindewijk op 2 plaatsen. Deze aansluitingen zullen als tsplitsing overeenkomstig de andere aantakkingen van woonstraten op de Lycklamaweg worden uitgevoerd. 30 km/uur-gebied
Zoals eerder al is aangegeven wordt een centrale as gerealiseerd tussen de beide aantakkingen op de Lycklamaweg. Alle deelgebieden in de Lindewijk zijn bereikbaar vanaf deze as. De verkeersstructuur in de woonbuurten is zodanig ontworpen dat er geen hiërarchie (voorrangsituaties) in straten ontstaat. De gehele wijk wordt uitgevoerd als 30 km/uur-gebied.
Langzaam verkeer
Voor het langzaam verkeer worden de verbindingen zo kort mogelijk gehouden. Routes naar scholen, het centrum, de bedrijventerreinen en haltes voor openbaar vervoer dienen zo kort mogelijk te zijn. Hiervoor zal worden getracht enkele doorsteken naar de Lycklamaweg/Stellingenweg te realiseren. Alleen voor het langzaam verkeer worden dwarsverbindingen aangelegd, die de verschillende woonbuurten met elkaar verbinden.
267.00.01.15.01.toe
21
Openbaar vervoer
De Lindewijk ligt op loop- en fietsafstand van het station Wolvega. Daarnaast ligt bij de minirotonde Lycklamaweg/Stellingenweg een halte voor de regionale buslijnen. Het is niet nodig of wenselijk om een buslijn te verleggen door de wijk.
Parkeren
De parkeernorm voor de gehele wijk bedraagt 1,5 parkeerplaats per woning. De gemeente streeft daarbij naar zoveel mogelijk parkeren van de eigen auto op het eigen erf. Bezoekers kunnen dan op de weg of op de beschikbare openbare parkeerplaatsen parkeren. Omdat het bezit van 2 auto' s per woning steeds meer gewoon wordt, zal de gemeente bouwplannen beoordelen op de ruimte die na de bouw resteert om 2 auto' s op eigen erf te kunnen parkeren. Daarbij wordt de redenering gevolgd dat de meeste garages worden gebruikt als berging en niet voor het stallen van een auto Er dient derhalve voldoende ruimte op of naast de oprit te zijn om 2 auto' s achter elkaar of naast elkaar te kunnen parkeren. Met het oog hierop zullen zo nodig nadere eisen worden gesteld aan de plaats van bijgebouwen. 4.5
Wonen in tuindorp
Beschrijving van de deelgebieden
Ten noorden van de Lycklamaweg ligt Tuindorp. De nieuwbouw grenzend aan de zuidkant van de Lycklamaweg zal in dezelfde sfeer worden gerealiseerd en vindt hierdoor aansluiting op de bestaande bebouwing. Het nieuwe tuindorp zal worden ontsloten door wegen met een breedte van 4,5 meter met aan één zijde een parkeerstrook, die afgewisseld zal worden door bomen. Verder zullen er overwegend aan beide zijden van de weg brede groene bermen worden aangelegd. De nadruk komt te liggen op het groene karakter van de buurt. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de begeleiding van de infrastructuur. De buurt krijgt brede groene bermen, de voortuinen dienen verplicht begrensd te zijn door hagen en in de berm zal een laanbeplanting worden aangebracht. De buurt zal visueel in tweeën gedeeld worden door een brede van noord naar zuid lopende bossingel, waar een wandelpad doorheen geleid zal worden. De bossingel wordt begeleid door slootjes, die een functie voor de afwatering zullen vervullen. Verder komt er in deze buurt weinig water voor. In de buurt zullen groene pleintjes gecreëerd worden. Verder zullen er voor de jeugd twee speelveldjes worden aangelegd.
267.00.01.15.01.toe
22
De woningen zullen als korte rijtjes, geschakeld, dubbel of vrijstaand worden gebouwd. Alle krijgen een tuindorpuitstraling. Dit wordt gecreëerd door een kleinschalige, intieme bouw met stevige dakoverstekken, erkers en dakkapellen. Verder zal de materiaalkeuze bijdrage aan het sfeerbeeld van een tuindorp. Natuurlijke materialen en donkere kleurtonen passen hierbij. Deze buurt zal geen replica worden van het bestaande tuindorp, maar zal een hedendaagse karakteristiek van een tuindorp vertegenwoordigen. Wonen en werken in centrale as
Het gebied dat wordt aangeduid als “centrale as” betreft de buurt die zal worden gerealiseerd langs de hoofdontsluitingsroute en grenst aan het tuindorp. Aan de oostzijde zal deze buurt begrensd worden door de recreatieplas met een hotel-restaurant. De westzijde zal (buiten dit plangebied) worden geaccentueerd door een haven. De bebouwing waar werken en wonen gecombineerd kan gaan worden, zal bestaan uit twee of maximaal drie bouwlagen. De begane grond van de hier geplande middelhoge gebouwen kan worden gebruikt voor kleine kantoor- en praktijkruimten en daarboven zullen wooneenheden gecreëerd worden. De gebouwen zullen worden omgeven door een smalle strook die voor privé-doeleinden kan worden ingericht. Daarbuiten zal het openbare karakter middels een gemeenschappelijke tuin worden gehandhaafd. De bebouwing heeft geen directe ontsluiting op de geprojecteerde wijkontsluitingsweg, maar zal via de woonstraten van tuindorp hierop worden aangesloten. In verband met de functie van de bebouwing dient er voor te worden gezorgd dat er voldoende parkeergelegenheid gecreëerd wordt. Op de centrale wijkontsluitingsweg zal, zoals in de gehele wijk, de snelheid maximaal 30 km per uur bedragen. De weg zal verspringend worden aangelegd, waardoor er verder geen snelheidsbeperkende maatregelen behoeven te worden getroffen. De weg zal worden uitgevoerd in asfalt en wijkt hierdoor af van de rest van de wegen in het plangebied. De buurt zal voor het belangrijkste deel bestaan uit een brede groenstrook. Door de aanplant wordt een monumentale uitstraling bewerkstelligd. Naast de weg worden grote parkachtige ruimtes gecreëerd, waar van oost naar west een halfverhard informeel wandelpad doorheen zal worden geleid.
267.00.01.15.01.toe
23
Wonen aan singels en grachten
De zone in het midden van de Lindewijk is de zone van de singels en grachten. Noord-zuid gerichte straten komen uit op de centrale-as. De groen- en waterstructuur wordt eveneens noord-zuid gericht. Hiertussen zullen woningen worden gebouwd. Kenmerkend voor dit gebied is dat overwegend één straatzijde gebouwd wordt. Hierdoor krijgt de buurt een groen en open karakter. De wegen in deze buurt hebben een breedte van 5,5 meter, waarbij het parkeren langs de weg plaats zal gaan vinden en op het eigen erf. Er zal aan één zijde een berm gerealiseerd worden. Er zullen twee oost-west gerichte informele voetpaden worden aangelegd, waarvan er één langs de oevers van de zuidelijk gelegen buurten komt te lopen. Deze voetpaden zullen de speelvelden met elkaar verbinden. De sfeer van deze buurt zal enerzijds worden bepaald door de twee bossingels. De bossingels zullen duidelijk de noord-zuid richting van de buurt versterken. Verder zullen de bomen beschutting gaan geven. De beplanting van de singels zal aansluiting vinden op de natuurlijke sfeer van de wijk en het natuurbeeld van de Lindevallei. Daarnaast bepalen de grachten de sfeer in de buurt. De oevers van de waterlopen krijgen een flauw talud en zullen begeleid worden door rietkragen. Hierdoor wordt een landelijke sfeer gecreëerd in plaats van een stedelijke gracht. Het beeld van water en singels zal perfect aansluiten bij de natuurontwikkeling van het zuidelijk deel van de Lindewijk en het natuurbeeld van de Lindevallei. De woningen worden vrijstaand, dubbel of via garages geschakeld gebouwd in één of twee bouwlagen met kap. Er dient gebouwd te worden in een voorgeschreven rooilijn, waarbij rekening wordt gehouden met een vrij ondiepe voortuin. De huizen worden allemaal naar de straat gericht. Er moet rekening worden gehouden met voorwaarden aan het ontwerp van de woningen, waarbij de samenhang in de gevelwand van belang is. Er wordt in het westen van deze buurt een zestal clusters van elk zes huizen gerealiseerd. Deze clusters zullen worden omringd door een gracht, waardoor de woningen als opgang een eigen brug zullen krijgen. Dit benadrukt het specifieke karakter van de clusters. Binnen deze clusters worden geen specifieke eisen aan het ontwerp gesteld, behalve dat ook voor dit gebied geldt dat er samenhang dient te zijn.
267.00.01.15.01.toe
24
Voor de drie woontorens in het zuidelijk gedeelte van deze buurt gelden wel specifieke eisen. De woontorens dienen een rank beeld te geven door middel van een verticale geleding. De architectuur verdient extra aandacht, aangezien deze torens vanuit het zuiden (A32) de toekomstige “landmarks” van de Lindewijk gaan vormen. Een driezijdige oriëntatie is één van de eisen waarmee rekening dient te worden gehouden. Wonen in het water
De zone “wonen in het water” wordt het overgangsgebied tussen land en water en is gelegen in het uiterste zuiden van het plangebied. Dit gebied zal worden gekenmerkt door “wonen aan de rand van de natuur” en “wonen in het water”. Net als de andere buurten, zullen de schiereilanden noord-zuid gericht worden. Alleen in deze buurt zal deze verkavelingsrichting het best beleefd worden. De woonstraten in deze zone zijn doodlopend en eindigen bij de kavels. Het profiel is vrij smal; de wegbreedte zal 5 meter gaan bedragen met een groene berm aan één zijde. De straten hebben het specifieke karakter van een woonstraat, uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer. Trottoirs of vrijliggende voetpaden zijn niet nodig. Om de lengte uit de straten te halen, zullen deze onderbroken worden door een verspringing in het profiel. Per straat is steeds ongeveer in het midden een verbreding in de verharding aangebracht. Deze plek kan worden gebruikt als keerlus, maar heeft nadrukkelijk een multifunctioneel doel. Het wordt een bijzondere plek, die tevens gebruikt kan worden als informele speelplaats. De ruimte grenst aan het water, waardoor ook de mogelijkheid bestaat om te vissen of een kano aan te leggen. In noodgevallen kan op deze plaatsen een tijdelijke brug of dam gelegd worden naar een naastgelegen schiereiland om de ontsluiting van de wijk te garanderen. Op één plaats kan vanuit de woonbuurt overgestoken worden naar de aan te leggen natuurzone aan de oostzijde van de Lindewijk. Deze oversteekplaats is alleen bedoeld voor fietsers en voetgangers. Voor langzaam verkeer komt er een verbinding tussen de schiereilanden, waardoor er behalve noord-zuid verbindingen ook de mogelijkheid is om binnen de buurt van oost naar west te komen. Het openbaar groen is in dit gebied vrij beperkt van omvang. De belangrijkste groenvoorziening wordt gevormd door de bestaande boomsingel die vanuit het tuindorp de noord-zuid verbinding van de
267.00.01.15.01.toe
25
Lindewijk vormt. Daarnaast zullen op de koppen aan de noordzijde van de schiereilanden steeds groengebiedjes aan het water vrij worden gelaten. Deze maken onderdeel uit van het centrale groengebied in de Lindewijk. De belangrijkste karakteristiek in deze buurt wordt het water. Het water zal dominant en overheersend aanwezig zijn. De schiereilanden krijgen zachte natuurlijke oevers omzoomd door rietkragen. Behalve vanaf de kavels zelf, kan men genieten van de waterrijke omgeving op de plaatsen waar de pleintjes aan het water komen en waar de bebouwing wordt onderbroken. De samenhang tussen de woningen en het omliggende waterrijke landschap is essentieel. De overgang van land naar water dient daarom geleidelijk zijn. Alle woningen in deze woonbuurt worden aan het water en vrijstaand gebouwd, terwijl de meest zuidelijke woningen zelfs in het water zullen verrijzen. Deze woningen worden op een klein schiereiland gebouwd of worden direct in het water gebouwd. De diversiteit in kavels nodigt uit tot een grote variatie in bebouwing. Er zullen huizen worden gerealiseerd met één bouwlaag met kap. Essentieel is dat de bebouwing past binnen de natuurlijke omgeving. Bouwen aan of in het water
Het plan biedt diverse mogelijkheden om te wonen aan het water. Uitgangspunt is dat achtertuinen die grenzen aan de waterkant, zoveel mogelijk vrij worden gehouden van bebouwing om de beleving van het water en de oeverstroken zo groot mogelijk te laten zijn. Waar gronden op de plankaart zijn aangegeven met “bouwen aan of in het water” is het evenwel de bedoeling om de gebouwen juist pal aan of in het water te bouwen. Dat hoeft niet te betekenen dat deze woningen "naar achteren" moeten worden gebouwen; het is ook mogelijk om het water "naar binnen" te halen. Waar achtertuinen grenzen aan het water en waar uit dit plan blijkt dat het niet de bedoeling is om pal aan het water te bouwen, streeft de gemeente naar een 5 m brede bebouwingsvrije zone langs het water. De gemeente zal dit inhoud geven door in het grondcontract de eis hiertoe op te nemen.
267.00.01.15.01.toe
26
4.6
Woningbouwprogramma
In dit uitwerkingsplan worden ten hoogste in totaal 500 woningen worden gebouwd, waarvan tenminste 20% als huurwoning zal worden gerealiseerd en de overige 80% als koopwoning. De gemeente streeft daarbij naar de volgende verdeling in prijscategorieën: 20% goedkope segment (huur- en koopwoningen); 20% middeldure segment (huur- en koopwoningen); 20% dure koopwoningen; De overige 40% zal worden gerealiseerd op basis van de vraag uit de markt. Bij de realisatie streeft de gemeente om steeds woningen te kunnen aanbieden in alle categorieën.
267.00.01.15.01.toe
27
5
Uitvoerbaarheid 5.1
Economische uitvoerbaarheid
Zoals vanaf de start de intentie is geweest, zal uitvoering van het bestemmingsplan De Lindewijk plaatsvinden in samenwerking met de Woningstichting Weststellingwerf en de Corporatieholding Friesland. Deze twee partijen zullen de vastgoedexploitatie ter hand nemen van de sociale huurwoningen, goedkope/betaalbare koopwoningen en de projectmatige koopwoningen. Hiervoor zullen deze partijen de BV Lindewijk Vastgoed oprichten. Op basis van een zogenaamde openingsbalans voor het totale plangebied De Lindewijk, waarin alle kosten en opbrengsten in beeld zijn gebracht, zijn met deze partijen afspraken gemaakt over onder meer de grondafname. In deze openingsbalans is ook rekening gehouden met bijdragen vanuit de vastgoedexploitatie aan de exploitatie van het plangebied De Lindewijk. Een gedeelte van de bijdragen zal worden gestort in een zogenaamd BBSH fonds (besluit beheer sociale huursector). Vanuit dit fonds zullen andere volkshuisvestelijke projecten in de gemeente Weststellingwerf worden gefinancierd. Een ander gedeelte van de bijdragen zal worden toegevoegd aan de algemene reserve van de gemeente. Indien blijkt dat de exploitatie voorspoediger verloopt dan in de openingsbalans is aangenomen dan zal er ook nog een bijdrage plaatsvinden aan een fonds onrendabele top. Vanuit dat fonds kunnen de onrendabele toppen van de gerealiseerde woningen in de sociale sector in het plangebied de Lindewijk worden gefinancierd. De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige uitwerkingsplan past binnen de hierboven geschetste openingsbalans voor het totale plangebied. De uitvoering van het uitwerkingsplan zal geschieden in verschillende clusters. Voor cluster A, waarbinnen circa 180 woningen kunnen worden gebouwd, zijn met de BV Lindewijk Vastgoed afspraken gemaakt over de tijdstippen waarop grond wordt afgenomen en tegen welke prijs. In cluster A is woningbouw in alle van de hiervoor genoemde segmenten van de woningmarkt voorzien. Het feit dat met de partijen overeenstemming is bereikt over de concrete invulling van cluster A maakt duidelijk dat de op basis van de openingsbalans gehanteerde verkoopprijzen marktconform zijn.
267.00.01.15.01.toe
29
Wij zijn van mening dat met de samenwerking met de BV Lindewijk Vastgoed BV en de openingsbalans voldoende garanties zijn geboden voor de economische uitvoerbaarheid. 5.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.2.1 Inspraakresultaten Het concept-uitwerkingsplan Lindewijk, deelgebied I, heeft vanaf 17 februari 2005 gedurende een periode van 4 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 2 inspraakreacties binnengekomen. In het navolgende wordt op de inspraakreacties ingegaan. Afschriften van de inspraakreacties zijn in bijlage 2 opgenomen. Op het voorontwerp bestemmingsplan zijn de volgende inspraakreacties binnengekomen: 1. Familie J.A. Hornstra, Dr. Schaepmanstraat 34 te Wolvega; 2. Stichting Rechtsbijstand te Zwolle, namens dhr.G.Adema, Stellingenweg 2a te Wolvega.
Ad 1 Familie J. A. Hornstra, Dr. Schaepmanstraat 34 te Wolvega Reclamant geeft als reactie dat het thans een unieke kans is een tunnel te realiseren onder het spoor in het verlengde van de Geraniumstraat. Reactie Ten aanzien hiervan kan worden opgemerkt dat een discussie omtrent deze gevraagde tunnel heeft plaatsgevonden in het kader van de opstelling van de “ Oostflankvisie” . Bij de uiteindelijke vaststelling van deze “ Oostflankvisie”, nadat daarvoor de inspraakprocedure is doorlopen, is de betreffende tunnel niet opgenomen. Het bestemmingsplan Lindewijk, dat is gebaseerd op de Oostflankvisie voorziet evenmin in de aanleg van deze tunnel. Ook voor het bestemmingsplan Lindewijk is meerdere keren gelegenheid geboden tot het geven van een reactie. Het thans in procedure zijnde uitwerkingsplan Lindewijk, deelgebied I, is weer een verdere vertaling/invulling van het bestemmingsplan Lindewijk. Nu het bestemmingsplan Lindewijk niet voorziet in de aanleg van de gevraagde tunnel is het ook niet mogelijk deze op te nemen in het uitwerkingsplan. Aan de inspraakreactie kan dan ook geen gehoor worden gegeven.
267.00.01.15.01.toe
30
Ad 2 Stichting Rechtsbijstand te Zwolle, namens dhr G. Adema, Stellingenweg 2a te Wolvega Voorgesteld wordt om de ten westen van het benzinepompstation met bijbehorende bedrijfswoning gelegen ontsluitingsweg in westelijke richting te verschuiven overeenkomstig de eerder gemaakte afspraken. Verwezen is hierbij naar het eindverslag van de inspraakprocedure betreffende het bestemmingsplan Lindewijk, het zogenaamde moederplan. Reactie In het eindverslag van de inspraakprocedure staat inderdaad vermeld dat zowel de westelijk als oostelijk van het benzinepompstation geplande ontsluitingswegen niet dichter bij het bedrijf zullen worden gelegd. Ten aanzien van de westelijke ontsluitingsweg betekent dit concreet dat de ontsluitingsweg op minimaal 45 meter uit de bedrijfswoning wordt gesitueerd. Er was ten tijde van de inspraak van het moederplan in juni 2000 ook geen aanleiding om te veronderstellen dat de geplande ontsluitingsweg meer in oostelijke richting zou worden gesitueerd. Na afronding van de inspraakprocedure is het moederplan verder vertaald in een ontwerp bestemmingsplan. Uit deze vertaalslag is ons duidelijk geworden dat het voor de noodzakelijke flexibiliteit in het plan gewenst is dat er in de planologische regeling een voorziening blijft waardoor het mogelijk is te schuiven met de ontsluitingsweg. In het ontwerp bestemmingsplan dat vanaf 17 april 2001 is bij de bestemming woongebied in de beschrijving in hoofdlijnen onder punt d infrastructuur bepaald dat de aanduiding interne ontsluitingsroute indicatief op de plankaart is aangegeven waarbij een afwijking van maximaal 50 meter toelaatbaar wordt geacht. Tegen het ontwerp-bestemmingsplan is door reclamant een zienswijze ingediend waarbij onder meer bezwaren kenbaar zijn gemaakt tegen deze flexibiliteit in situering van de ontsluitingsweg. Reclamant heeft toen aangegeven dat hij een nadere aanduiding van een groenstrook aan de westzijde van zijn perceel op de plankaart wenst zodat precies duidelijk wordt waar de ontsluitingsweg wordt gesitueerd. Deze zienswijze is behandeld door de raadscommissie ruimtelijke ontwikkeling en openbare werken in de vergadering van 6 juni 2001. Op 21 augustus 2001 is reclamant in kennis gesteld van het advies van deze commissie aan de gemeenteraad. Inhoudelijk is door de raadscommissie bepaald dat het voor de verdere planontwikkeling nodig is flexibel te kunnen omgaan met de situering van de westelijke ontsluitingsweg. De raadscommissie heeft
267.00.01.15.01.toe
31
de gemeenteraad dan ook geadviseerd de zienswijze ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren. De gemeenteraad heeft in de vergadering van 10 september 2001 dit advies overgenomen en het bestemmingsplan Lindewijk vastgesteld. Tegen dit besluit van de gemeenteraad heeft reclamant bedenkingen ingediend bij het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân In die bedenkingen heeft reclamant het betreffende punt van de situering van de westelijke ontsluiting wederom aan de orde gesteld. In de besluitvorming van GS is op alle door reclamant aangekaarte punten inhoudelijk ingegaan. Ten aanzien van de situering van de westelijke ontsluitingsweg heeft GS specifiek besloten de bedenkingen ongegrond te verklaren. Tegen dit goedkeuringsbesluit van GS is door reclamant geen beroep aangetekend waardoor het bestemmingsplan Lindewijk onherroepelijk is geworden. Uit bovenstaande blijkt naar onze mening dat het tijdens het totale proces voldoende duidelijk is geweest wat het standpunt van de gemeente is omtrent de situering van de westelijke ontsluitingsweg. Een verwijzing naar het eindverslag van de inspraakprocedure zien wij dan ook niet als een verplichting in onze richting om nu een ander standpunt in te nemen. Met het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is er voor ons een formele titel gekomen om de ontsluitingsweg aan te leggen binnen de kaders van dat bestemmingsplan. Met het voorliggende concept-uitwerkingsplan wordt voldaan aan de kaders van het bestemmingsplan en wij zien dan ook geen enkele aanleiding om te komen tot een aanpassing van de planopzet zoals door reclamant gevraagd.
5.2.2 Overlegresultaten In de besluitvorming inzake goedkeuring van het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk is bestuurlijk overeengekomen dat het eerste uitwerkingsplan ter advisering zou worden voorgelegd aan de Commissie van Overleg. Uit het besluit van GS blijkt welke kernpunten ter beoordeling en advisering aan de Commissie voorliggen. Enerzijds gaat het erom of de ombouw van overwegend droge natuur (jonge bosaanplant) naar een meer gemengde natuur met een belangrijke component, tot een aanvaardbaar resultaat heeft geleid.
267.00.01.15.01.toe
32
Anderzijds gaat het erom of het uitwerkingsplan een zodanige grens van het woongebied, legt dat recht wordt gedaan aan het uitgangspunt dat water en natuur kwalitatief en kwantitatief voldoende areaal krijgen. Met andere woorden: zijn de nu in het plan gecreëerde dimensies van natuur, water en wonen voldoende in evenwicht en is een aanvaardbare zonering bereikt. Van de reactie van de Commissie van Overleg is hieronder een samenvatting gegeven. De complete reactie is als bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.
Opmerking 1 Kwaliteit natuurbouw De Commissie signaleert dat over de inrichting van de strook langs de A32 inmiddels afspraken zijn gemaakt met It Fryske Gea en Staatsbosbeheer. Die afspraken betreffen zowel de vorm e natuurdoelen bij de herinrichting, de differentiatie daarbinnen, inclusief de te handhaven bospercelen, als de compensatie van areaalverlies aan bos. De Commissie meent dat met dat bereikte resultaat kan worden ingestemd. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Opmerking 2
Zonering en dimensies wonen/water/natuur (categorie 2)
Formeel In de Mer-beoordeling is de gemeente uitgegaan van een gebied dat ruim 120 ha beslaat, waarvan 40 ha zal worden benut voor de woonwijk zelf, ca 10 ha voor intensieve dagrecreatie en het overige deel voor water, natuur en overwegend extensieve recreatie. Genoemde 40 ha is in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan juridisch vastgelegd. De commissie vraagt zich af of het totale woongebied binnen de norm van 40 ha blijft. Het plangebied van onderhavige uitwerking beslaat ruw geschat al meer dan 35 ha. Een deel daarvan kan worden aangemerkt als water, maar heeft die bestemming niet gekregen. Wel is een structureel groenelement specifiek bestemd. De commissie gaat ervan uit dat de term ' woongebied'niet slechts de oppervlakte aan uitgeefbare grond beslaat, maar ook de openbare ruimte (ontsluitingswegen, verblijfsstraten, verblijfswater en randgroen), voor zover die niet is aan te merken als hoofdstructureel water en groen.
267.00.01.15.01.toe
33
De commissie meent dat het noodzakelijk is dat de gemeente toetst of met deze uitwerking en de toekomstige uitwerking voor deelgebied 2 samen kan worden voldaan aan het juridische uitgangspunt van 40 ha. Reactie De opvatting van de Commissie is niet in overeenstemming met het gemeentelijk uitgangspunt. In het moederplan is bepaald dat de gronden met de bestemming woongebied zijn bestemd voor onder meer wonen, verkeers- en verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen, water. In de beschrijving in hoofdlijnen is dit nader gespecificeerd waarbij is vastgelegd dat binnen de bestemming woongebied een gebied met een oppervlakte van 40 ha voor woningbouw zal worden aangewend. Dat betekent dat de 40 ha exclusief infrastructuur, groenvoorzieningen en verblijfswater is. Om misverstanden te voorkomen zijn in het uitwerkingsplan de gronden met de functies verkeers- en verblijfsdoeleinden, structureel groen en water voorzien van een passende bestemming. Verder zal bij het opstellen van het uitwerkingsplan voor deelgebied II rekening worden gehouden met het gestelde in het moederplan. Indien op dat moment blijkt dat de 40 ha voor woningbouw wordt overschreden zal na/in overleg met de provincie het moederplan worden aangepast. Het zal dan echter gaan om een beperkte overschrijding van de genoemde 40 ha. plaatsvinden. Inhoudelijk Ten aanzien van de inrichting en zonering is in de M.e.r.-beoordeling opgemerkt dat het plangebied aan de noordzijde op een relatief hoge zandrug ligt en naar het zuiden geleidelijk afloopt naar de lager gelegen veengronden in het Lindedal. De gradiënt van hoog naar laag, van zand naar veen en van droog naar nat wordt zoveel mogelijk intact gelaten, waarbij de bebouwing op het hogere deel geconcentreerd wordt en water en natuur in het lage natte deel. In de overgangszone is in een meer extensieve vorm woningbouw gedacht op schiereilanden en eilanden. In de toelichting op het bestemmingsplan is dit uitgangspunt vervolgens gekoppeld aan de 0m-hoogtelijn (NAP) die schuin door het plangebied slingert. ' Deze lijn zal ruwweg ook de toekomstige grens tussen water en land worden. Het deel boven NAP zal hoofdzakelijk worden ingericht als woningbouwlocatie, het deel onder NAP wordt water en natuurgebied.'
267.00.01.15.01.toe
34
Allereerst, maar terzijde, merkt de commissie op dat in de toelichting van het uitwerkingsplan (opeens) sprake is van het aanhouden van de -0,52 boezemwaterlijn. Wat daar ook van zij, GS hebben in reactie op het bestemmingsplan opgemerkt dat de contour van het woongebied iets teruggelegd zou moeten worden ten opzichte van de bestemmingsgrens voor woondoeleinden en ten opzichte van de grenzen in de van het plan deel uitmakende structuurschets (onderdeel van de juridische uitwerkingsregels). Daarbij werd nadrukkelijk aangetekend dat de 0-lijn niet werd gezien als harde grens voor het woongebied, maar wel als oriëntatielijn waaraan globaal genomen wordt vastgehouden, als onlosmakelijk onderdeel van de algehele plankwaliteit. GS meenden dat een goede ruimtelijke ordening inhoudt dat uit de planuitwerking blijkt dat een voor natuur en water aanvaardbare inrichting met voldoende areaal heeft plaatsgevonden. De commissie constateert nu dat de twee meest westelijke schiereilanden/ pieren in onderhavige uitwerking ruim 150, respectievelijk 200 m naar het zuiden doorsteken ten opzichte van de 0m-lijn. De daarnaast geprojecteerde pier, die nog geen deel uitmaakt van onderhavige uitwerking, zelfs 300 m. De commissie constateert dat daarmee in de uitwerking nauwelijks sprake is van het terugleggen van de contour van het woongebied. Inhoudelijk gaat het om de dimensies die aan water en natuur worden gegeven, ten opzichte van het wonen. Die dimensies zijn relevant uit oogpunt van beleving (woongebied, in verhouding tot watervlakte en natuur) en uit oogpunt van het creëren van nieuwe natuurwaarden. Naarmate de wooneilanden dieper in zuidelijke richting doorsteken, wordt de visuele en materiële ruimte tussen de woonfunctie en de natuurzone - in oost-westrichting - kleiner. Bepaalde nagestreefde waarden in de natuurzone, zoals fourageergebied voor steltlopers, kunnen pas een betekenis krijgen indien een bepaalde mate van afstand tot het wonen wordt gecreëerd, zodanig dat geen verstoring plaatsvindt. De afstand tussen de woonschiereilanden/pieren en het dijklichaam van de rijksweg was op de inrichtingstekening bij het bestemmingsplan en op de structuurschets nog ca 200 m. In de uitwerking is die afstand zelfs teruggebracht tot ca 150m, precies tot aan de bestemmingsgrens. Effect daarvan is dat de afstand tot de laagwaterlijn (vooroever/riet) en hoogwaterlijn van de natuurzone beperkt is tot 40, respectievelijk 70-80 m. De commissie is van mening dat met die beperkte afstand de voor de landschappelijke beleving en natuurkwaliteit noodzakelijke dimensies worden overschreden.
267.00.01.15.01.toe
35
De commissie herhaalt dat de inzet van GS zo mag worden gezien dat de 0m-lijn geen doel op zich is, maar een middel voor het bepalen van de gewenste afstandsdimensie tussen natuur en wonen. Als uitgegaan wordt van een referentielijn tussen de twee meest zuidelijke punten van de 0m-lijn binnen het plangebied (waarmee toch nog een overschrijding van de echte 0m-lijn plaatsvindt van 80-200 m) ontstaat overal een afstand van minimaal 100-150 m vanaf de woningen tot de hoogwaterlijn. De commissie is van mening dat daarvan, gelet op de bovenbeschreven kwaliteitsdoelstellingen, in dit segment van het plangebied, waar de ruimte tussen natuur en water gering is, minimaal zou moeten worden uitgegaan. Dat impliceert dat de beide schiereilanden op plankaart blad 2 zouden moeten worden verkort met ca 70 m (oostelijk) tot 40 m (westelijk). Die ingreep kost ten opzichte van de huidige verkaveling ongeveer zes woningen. Met die ingreep wordt de afstand van de woningen tot de laag- en hoogwaterlijn ca 60-70 m ruimer en opgerekt tot bedoelde 100, respectievelijk 150 m. Een soortgelijke aanpassing acht de commissie nodig voor het naastgelegen geprojecteerde schiereiland, buiten de onderhavige uitwerking. Uitgangspunt was dat naar het zuiden toe de dimensie van natuur en water toeneemt en dat wonen extensiveert. Om daaraan recht te doen acht de commissie in dit segment van het plangebied een afstand van 100, respectievelijk 200 m tot de laag-/ hoogwaterlijn minimaal gewenst. Dat vergt het terugrooien met 50 tot 30 m. Dat kost daar 3-5 woningen. De commissie heeft overigens, op basis van een ruwe meting, de indruk dat dit schiereiland de bestemmingsgrens van woondoeleinden sowieso met ca 10 m zou overschrijden. De commissie benadrukt dat deze voorgestelde aanpassing(en) ingegeven worden vanuit kwaliteit. Objectieve grenzen voor het bereiken van kwaliteitsdoelstellingen inzake natuur en landschap zijn altijd moeilijk te geven. De beoogde kwaliteit vloeit hier voort uit de totale transmissie die dit agrarische gebied, met een strook EHS langs de rand, zou kunnen ondergaan, met winst voor het wonen én voor water en natuur. GS hebben een signaal afgegeven over het daarbij kwalitatief te bereiken evenwicht. De commissie onderkent dat daar de harde problematiek van de exploitatie van het totale gebied tegenover staat. Die exploitatie vergt, zo is bekend, het realiseren van het ' maximale'aantal woningen. De commissie meent dat een heel eind kan worden meegegaan in de overschrijding van de 0m-lijn als zuidelijke contour, ook gelet op de financiële problematiek, maar meent tegelijkertijd dat, teruggebracht tot de essentiële doelstellingen
267.00.01.15.01.toe
36
inzake landschap en natuur, een grens als hiervoor beschreven moet worden gelegd. De Commissie adviseert dan ook aanpassing van verkaveling en plan en is van mening dat de gemeente de randen van het woongebied nog eens tegen het licht moet houden, Te bezien is hoe het verlies aan kavels, door verschuiving van woningtypen en door enige verdichting (bijvoorbeeld op de westelijke pier), kan worden beperkt. Daarnaast betekent inkorting en verdichting van schiereilanden een verlaging van de kosten van het bouwrijp maken. Reactie Ten aanzien van bovengenoemd specifieke punt heeft er op 12 november 2004 overleg plaatsgevonden met de gedeputeerde mevrouw Andriesen. In dit overleg is duidelijk geworden dat het provincie bestuur van mening is dat met het concept uitwerkingsplan niet wordt voldaan aan datgene wat is vastgelegd in het goedkeuringsbesluit van het moederplan van het college van gedeputeerde staten. Uitgangspunt van de provincie is dat de openheid in het plangebied moet worden benadrukt. Dat kan mede door het in acht nemen van voldoende afstand tussen geplande bebouwing en de natuur. In de planopzet van het concept uitwerkingsplan wordt daaraan niet voldaan. De gedeputeerde ziet echter nog wel enige speelruimte in het advies van de commissie van overleg maar duidelijk is wel dat er op een aantal plaatsen een aanpassing van de planopzet moet plaatsvinden. In het gesprek met de gedeputeerde is duidelijk geworden waar de uiterste acceptatie grens ligt. Het ontwerp uitwerkingsplan is naar aanleiding van het gesprek aangepast in zoverre dat tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de provincie.
Opmerking 3 Afzonderlijke bestemmingen GS hebben gesteld dat verkleining van het woongebied moet resulteren in het terugleggen van de woonbestemming en wijziging daarvan in de bestemming water/natuur. De Commissie adviseert om die delen van het bestemmingsplan voor wonen uit het moederplan, waaraan nu geen woonbestemming wordt toegekend, te voorzien van de bestemming "water en natuur"(door planwijziging ex artikel 11) dan
267.00.01.15.01.toe
37
wel tot "water" (via uitwerking). Dat is mede van belang om binnen de eerdergenoemde norm van 40 hectare te blijven. Reactie Zoals in de reactie op opmerking 2 is aangegeven, zijn de verschillende functies van de uit te werken bestemming afzonderlijk bestemd. Het gaat om de bestemmingen woondoeleinden, verkeersen verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen en water. Op deze manier wordt binnen de eerdergenoemde 40 hectare gebleven.
Opmerking 4 Omvang bouwvlakken (categorie 2) De Commissie merkt op dat in de voorschriften een bepaling ontbreekt aangaande de toegestane oppervlakte van woningen. Inde meeste vlakken zal, vanwege de combinatie van dieptemaat, indelingsgrenzen, voorgeschreven ligging van de voorgevel en het aantal woningen een gebruikelijke omvang van de woningen worden bewerkstelligd. In het westelijk schiereiland gaat het echter om 5 ruime bouwvlakken waarbinnen nadere plek voor de woning kan worden gezocht. De Commissie acht het noodzakelijk dat de vlakken worden verkleind, dan wel een maximum oppervlakte van de woning wordt opgenomen. Voorkomen moet worden dat op deze locatie te dominante woningen het landschappelijke beeld gaan overheersen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de Commissie zijn de bouwvlakken op de plankaart in het westelijk schiereiland verkleind.
Opmerking 5 Renvooi (categorie 3) Uit het renvooi blijkt niet de betekenis van de codes c en d in de bouwvlakken, kennelijk de dakhelling en het aantal woningen betreffend. Reactie Van het renvooi is abusievelijk een gedeelte weggevallen. De codes c en d staan inderdaad voor respectievelijk voor de dakhelling en het aantal woningen. De plankaart is aangepast.
Opmerking 6 Resultaten uitvoerbaarheid (categorie 3) De Commissie beveelt aan de resultaten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan iets meer inhoudelijk weer te geven dan wel bij te voegen.
267.00.01.15.01.toe
38
Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de Commissie is paragraaf 5.1 van de toelichting aangepast.
267.00.01.15.01.toe
39
6
Juridische vormgeving 6.1
Algemeen
Er is voor gekozen om dit uitwerkingsplan qua systematiek zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de systematiek van het moederplan: het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk. Dit betekent dat bij de inrichting van de plankaart en bij de indeling en de redactie van de voorschriften aansluiting is gezocht bij het hiervoor genoemde plan. Onderhavig uitwerkingsplan maakt deel uit van het moederplan Wolvega Lindewijk en dient derhalve in samenhang met dat plan te worden gelezen. In de voorschriften is in aansluiting op de in het Besluit 1995 aangegeven mogelijkheid, een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen. De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan hoe met het plan de betreffende bestemmingen aangegeven doeleinden worden nagestreefd. De beschrijving dient om richting te geven aan de wijze van uitvoering van de inrichting van de openbare ruimte. Zowel de inrichting van de openbare ruimte als de bebouwing dienen in overeenstemming te zijn met de beschrijving in hoofdlijnen. De in de beschrijving opgenomen criteria ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur zijn bindend voor het gemeentebestuur. Voor het handelen van burgers is de toetsing aan de beschrijving in hoofdlijnen beperkt tot het bouwen, het uitvoeren van werken en werkzaamheden, indien daarvoor een vergunning nodig is, en het gebruik indien middels gebruiksvoorschriften een duidelijke relatie met de beschrijving in hoofdlijnen is gelegd. 6.2
Relatie met het beeldkwaliteitsplan
Het beeldkwaliteitplan maakt geen onderdeel uit van dit uitwerkingsplan. Het wordt door burgemeester en wethouders voorbereid en door de raad vastgesteld. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken (in het kader van een procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht). Nadat de besluitvormingsprocedure is doorlopen en de raad het beeldkwaliteitsplan heeft vastgesteld, heeft het de status van verordening. Bouwplannen zullen mede aan de bepalingen van het beeldkwaliteitsplan in het kader van de welstandstoetsing worden beoordeeld. Het beeldkwaliteitsplan geeft instructies voor de inrichting van de openbare ruimte en legt tevens het toetsingskader voor de
267.00.01.15.01.toe
41
welstandsbeoordeling vast. Het beeldkwaliteitplan kan worden gezien als welstandsbeleid in de zin van de recent gewijzigde Woningwet en is bindend voor burger en overheid. 6.3
Bestemmingen
Artikel 5 van het moederplan is in onderhavig uitwerkingsplan uitgewerkt in een viertal bestemmingen: woondoeleinden; verkeer- en verblijfdoeleinden; groenvoorzieningen; water. 6.3.1 De bestemming woondoeleinden In functionele zin staat deze bestemming uitsluitend wonen (met bijbehorende openbare ruimte) toe. Een uitzondering geldt voor het gebied dat is aangegeven met “wonen en werken”, waarbij bebouwing is toegestaan waarin op de benedenverdieping bedrijvigheid toelaatbaar is. De aard van de toe te laten bedrijvigheid is beperkt tot hetgeen in de Staat van Bedrijven (bijlage bij de voorschriften) is opgenomen. Tevens staat de bestemming als ondergeschikt onderdeel van de woonfunctie aan huis verbonden beroepen, ambachten en dienstverlening toe. Een aan huis verbonden beroep betekent feitelijk dat enige bedrijvigheid vanuit de eigen woning wordt gerund, waarvoor geen personeel in dienst is en waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. Hierbij kan worden gedacht aan de volgende categorieën: de uitoefening van een vrije beroepspraktijk aan huis (in overeenstemming met vaste jurisprudentie van de Raad van State); de uitoefening van een vergelijkbare kleinschalige kantoorpraktijk, welke niet gerekend wordt tot de vrije beroepen, zoals een financieel adviseur of automatiseringsadviseur; de uitoefening van een kleinschalig ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, zoals een edelsmid, een schoonheidssalon en dergelijke. Met betrekking tot het bouwen zijn voorschriften gegeven over het hoofdgebouw en over de bijgebouwen. In zijn algemeenheid wordt daarbij gestreefd naar ondergeschiktheid van bijgebouwen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw.
267.00.01.15.01.toe
42
6.3.2 De bestemming verkeers- en verblijfdoeleinden In de bestemming verkeer- en verblijfdoeleinden zijn de ontsluitingswegen binnen het plangebied begrepen. Ook fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen (waaronder de inrichting van de groene ruimte rond de central as), water en speelvoorzieningen behoren tot deze bestemming. In de beschrijving in hoofdlijnen is bepaald dat de inrichting van de wegen dient te zijn afgestemd op een maximum snelheid van het verkeer van 30 km/uur. 6.3.3 De bestemming groenvoorzieningen De gronden aangewezen voor groenvoorzieningen zijn bestemd voor opgaande beplanting. Tevens zijn de gronden bestemd voor voet- en fietspaden en water, en gedeeltelijk voor verkeers- en verblijfsvoorzieningen. In de beschrijving in hoofdlijnen is aangegeven dat op de gronden grenzend aan de erven van de Lyclamaweg in een strook ter breedte van ten minste 4,5 m opgaande beplanting dient te worden aangebracht. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. 6.3.4 De bestemming water De gronden bestemd voor water zijn bestemd voor water, oeverstroken en voet- en fietspaden. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen, steigers en terrassen worden gebouwd.
267.00.01.15.01.toe
43
Bijlagen
Bijlage 1:
Berekening luchtkwaliteit
Bijlage 2:
Overleg- en inspraakreacties