Langdurigheidtoeslag 2012
Verordening Langdurigheidtoeslag 2012 Verordening Langdurigheidtoeslag 2012 ex artikel 36 WWB
Gemeente Culemborg Afdeling Stadswinkel Team Inkomen 2012
1
Langdurigheidtoeslag 2012
VERORDENING LANGDURIGHEIDTOESLAG GEMEENTE CULEMBORG 2012
HOOFDSTUK 1 ‐ ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 ‐ Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: 1. De wet: de Wet werk en bijstand; 2. Referteperiode: de 60 maanden in welke belanghebbende een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor aanvrager geldende bijstandsnorm. 3. Peildatum: de datum waartegen langdurigheidtoeslag wordt aangevraagd. 4. Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB. Artikel 2 ‐Uitvoering De uitvoering van de verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.
HOOFDSTUK 2 – RECHT OP LANGDURIGHEIDTOESLAG Artikel 3 – Doelgroep Tot de doelgroep behoren personen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de WWB, die op de pijldatum in de gemeente Culemborg woonachtig zijn. Artikel 4 – Laag, langdurig inkomen Aan de in artikel 36, eerste lid, van de WWB gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode van 60 maanden voorafgaande aan de peildatum gedurende een inkomen is ontvangen dat niet hoger was dan 110% van de op de desbetreffende alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn te laste komende kinderen of gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de WWB. Artikel 5 – Uitzicht op inkomensverbetering Van uitzicht op inkomensverbetering als genoemd in artikel 36 lid 1 van de WWB, is in ieder geval sprake als de aanvrager op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, of een studie volgt als genoemd in de WSF 2000. Artikel 6 – Hoogte van de langdurigheidtoeslag 1. De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar 40% van de op de peildatum van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de WWB, waarbij: ‐ de verhoging op grond van paragraaf 3.3 van de WWB voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder, gesteld wordt op het maximum als genoemd in artikel 25 van de WWB; ‐ de verlaging op grond van paragraaf 3.3 van de WWB op de gezinsnorm,niet van toepassing is; ‐ de hoogte van de bijstandsnorm wordt gesteld op het niveau op 1 januari van het jaar waarin de peildatum ligt. 2
Langdurigheidtoeslag 2012
2. Indien één van de gezinsleden op de peildatum geen recht op langdurigheidtoeslag heeft, is voor de overige rechthebbende gezinsleden de langdurigheidtoeslag gelijk aan de hoogte die voor de aldus ontstane situatie geldt, dit kan ook betekenen de voor hem geldende norm als alleenstaande of alleenstaande ouder. 3. Voor de berekening van de hoogte van de langdurigheidtoeslag van het nieuwe jaar wordt gebruik gemaakt van het normniveau van januari van het jaar daaraan voorafgaand.
HOOFDSTUK ‐ SLOTBEPALINGEN Artikel 7 – Onvoorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college. Artikel 8 – Citeertitel De verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidtoeslag 2012 Artikel 9 – Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Aldus besloten in de vergadering van de Raad, gehouden op 10 mei 2012 De griffier, De voorzitter, P.J. Peters R. van Schelven V:\Stadswinkel\Inkomen\fma\WWB 2012\Verordening Langdurigheidstoeslag 2012.doc
3
Langdurigheidtoeslag 2012
Toelichting op de Verordening Langdurigheidtoeslag 2012. Algemeen Decentralisatie langdurigheidtoeslag In het Bestuursakkoord Rijk‐gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidtoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de WWB blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidtoeslag moeten vastleggen. Op 23 december 2008 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel, waarmee de langdurigheidtoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten, aangenomen. Bevoegdheid gemeenten In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidtoeslag opgenomen: “Het college verleent op aanvraag een langdurigheidtoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.” In het nieuwe artikel 8 lid d van de WWB wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Ambtshalve verstrekking In de WWB, artikel 36 lid 5 is bepaald dat artikel 12, 43, 44, 49 en 52 niet van toepassing zijn Hierdoor kan het college de toeslag op aanvraag verstrekken maar is de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning gegeven. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 lid 1 De referteperiode van de gedecentraliseerde langdurigheidtoeslag is 5 jaar. Bij personen van 21 en 22 jaar valt een deel van de referteperiode vóór de 18 jarige leeftijd, een periode dat belanghebbende geen zelfstandig subject van bijstandsverlening was. In de WWB ontbreekt de grondslag om een referteperiode eerst bij het bereiken van de 18‐jarige leeftijd te laten aanvangen. Bij deze personen wordt, forfaitair, aangenomen dat aan de voorwaarden van de referteperiode is voldaan. Artikel 4 In het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Als laag inkomen wordt gezien het inkomen dat gedurende de referteperiode niet meer bedraagt dan 110% van de voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten 4
Langdurigheidtoeslag 2012
worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gezinsinkomen) en toepasselijke bijstandsnorm. Artikel 5 In de Memorie van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidtoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie als bedoeld in de WTOS of WSF 2000 voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van het ontbreken van zicht hebben op inkomen verbetering. Artikel 6 1. In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de langdurigheidtoeslag wordt berekend naar een vast percentage van 40% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de WWB. Hierbij inbegrepen zit dus de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 WWB. Het bedrag wat uit de berekening volgt wordt naar beneden afgerond op hele tientallen. De leefsituatie op de peildatum is bepalend voor de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. 2. Overeenkomstig artikel 21 en 24 van de WWB wordt hier geregeld dat bij uitsluiting van een van de gezinsleden van het recht op langdurigheidtoeslag de andere gezinsleden langdurigheidtoeslag toegekend kunnen krijgen tot een maximum van de op de peildatum van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals die zou gelden voor een alleenstaande of alleenstaande ouder of gezin. Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidtoeslag maar eenmaal wordt steeds uitgaan van de bijstandsnormen op 1 januari in het jaar waarin de peildatum ligt. 3. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages wanneer de bedragen van de langdurigheidtoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen. Het staat gemeenten vrij hier eigen – wellicht meer uniforme – percentages te hanteren. Artikel 9 Het wetsvoorstel tot wijziging van de WWB is aangenomen door de Eerste Kamer. Vaststelling van de verordening door de Gemeenteraad voor 1 januari 2012 was uiteraard niet meer mogelijk. Bij vaststelling op een latere datum is het noodzakelijk om aansluiting te zoeken bij de wettelijk bepaalde ingangsdatum. Er is dan sprake van vaststelling met terugwerkende kracht. In artikel 78 lid r sub 2 van de WWB is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden. Het overgangsrecht vervalt drie maanden na inwerkingtreding van de WWB.
5