Gemeente Houten Bestemmingsplan ‘Doornkade’ Voorontwerp
Rapportnummer:
211x03191.049577_3
Datum:
18 mei 2009
Contactpersoon opdrachtgever:
Mevrouw Y. Monincx
Projectteam BRO:
Linda Hoeben, Jochem Visser, Virginie Wagenaar, Athena El-Wanni
Concept:
24 april 2009
Voorontwerp:
26 mei 2009
Ontwerp:
p.m.
Vaststelling:
p.m.
Trefwoorden:
p.m.
Beknopte inhoud:
p.m.
BRO Amsterdam 1058 AA Amsterdam Baarsjesweg 224 T +31 (0)20 506 19 99 F +31 (0)20 506 19 90 e-mail:
[email protected]
Toelichting
Inhoudsopgave
1.
pagina
Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 1.4 Leeswijzer
3 3 3 4 5
DEEL A - planopzet
7
2.
Visie op het bestemmingsplangebied 2.1 Inleiding 2.2 Uitgangspunten 2.3 Specifieke uitgangspunten 2.4 Beeldkwaliteitsplan
9 9 9 11 12
3.
Juridische planopzet 3.1 Inleiding 3.2 Systematiek van de planregels 3.3 Bestemmingsregels
13 13 13 13
Deel B - Verantwoording
17
4.
Bestaande situatie 4.1 Inleiding 4.2 Ruimtelijke en functionele structuur
19 19 19
5.
Beleidskader 5.1 Inleiding 5.2 Rijksbeleid 5.3 Provinciaal beleid 5.4 Gemeentelijk beleid en regionaal beleid
23 23 23 25 27
Inhoudsopgave
1
6.
7.
8.
9.
Milieu en overige aspecten 6.1 Inleiding 6.2 Bedrijven en milieuzonering 6.3 Bodem 6.4 Waterhuishouding
37 37 37 38 38
6.4.1 Inleiding 6.4.2 Beleidskader 6.4.3 Huidige situatie 6.4.4 Toekomstige situatie 6.5 Flora en fauna 6.6 Geluid 6.7 Luchtkwaliteit 6.8 Externe veiligheid 6.9 Kabels en leidingen 6.10 Parkeren
38 39 41 41 41 42 44 46 48 48
Cultuurhistorie en archeologie 7.1 Inleiding 7.2 Archeologische waarden
51 51 52
Economische uitvoerbaarheid
55
Inspraak en vooroverleg 9.1 Algemeen 9.2 Vooroverleg 9.3 Inspraak
2
57 57 57 57
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling Ten noorden van de kern Houten, gemeente Houten is het bedrijventerrein Doornkade gelegen. De aanleiding om de vigerende bestemmingsplannen te herzien is tweeledig. Enerzijds moeten de vigerende bestemmingsplannen worden herzien in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin is opgenomen dat een bestemmingsplan elke 10 jaar moet worden herzien. Daarnaast is de gemeente voornemens het mogelijk te maken het bedrijventerrein op onderdelen te revitaliseren. Deze revitalisering zal moeten leiden tot een kwaliteitsverbetering van bedrijfspanden, de openbare ruimte, infrastructuur, parkeersituatie etc. Ingevolge de aanleiding om de bestemmingsplannen te herzien zal het bestemmingsplan Doornkade in hoofdzaak een conserverend karakter krijgen. De feitelijke situatie wordt hiermee bestendigd waardoor de gerealiseerde stedenbouwkundige structuur behouden kan worden. Om invulling te geven aan de revitalisering bevat het plan wel ruimtelijke kaders om dit te bereiken. Het bestemmingsplan Doornkade zal enerzijds ongewenste ontwikkelingen moeten voorkomen, maar aan de andere kant wel mogelijkheden bieden dat nieuwe kansen kunnen worden benut. Tot slot moet het bestemmingsplan voldoende flexibel zijn om in te kunnen spelen op verwachte ontwikkelingen gedurende de komende 10 jaar.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het bedrijventerrein Doornkade is gelegen ten noordwesten van de Houten. De rijksweg A27 vormt de westelijke grens van het plangebied. De Utrechtseweg (N409) vormt de noordelijke en oostelijke grens van het plangebied. De zuidelijke grens wordt gevormd door het heliofietenfilterterrein dat tegen de rondweg aanligt. Op de volgende pagina is een figuur opgenomen met de ligging en begrenzing van het plangebied.
Hoofdstuk 1
3
Plangebied bestemmingsplan Doornkade (bron: Google Earth 2007, Image © Aerodata International Surveys)
1.3 Vigerende bestemmingsplannen In onderstaande tabel zijn de vigerende bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein Doornkade opgenomen. Bestemmingsplan Globaal bestemmingsplan Houten
Raad
GS
RvS
26-06-1974
24-09-1975
17-01-1979
e
27-05-1980
19-08-1980
-
e
27-10-1981
23-02-1982
-
1 Partiële uitwerkingsplan bedrijfsterrein Doornkade 2 Partiële uitwerkingsplan bedrijfsterrein Doornkade
4
Inhoudsopgave
1.4 Leeswijzer De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit twee delen: Deel A – Planopzet Dit plandeel geeft de ruimtelijke en functionele uitgangspunten voor de toekomstige ontwikkelingen voor het plangebied. Daarnaast bevat het de juridische uitgangspunten voor de vertaling van de visie in het bestemmingsplan. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deel A voldoende. Deel B- Verantwoording Deel B geeft de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte kezen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit onderdeel worden onder meer de bestaande situatie, het beleidskader, de milieuhygiënische aspecten, de economische uitvoerbaarheid en de procedures behandeld.
Hoofdstuk 1
5
6
Inhoudsopgave
DEEL A - PLANOPZET
2.
VISIE OP HET BESTEMMINGSPLANGEBIED
2.1 Inleiding Alvorens het bestemmingsplan Doornkade is opgesteld heeft de gemeente Houten een Nota van Uitgangspunten1 opgesteld. In deze nota wordt enerzijds ingegaan op een advies2 dat door BMD is opgesteld voor het bedrijventerrein Doornkade, anderzijds door bezoek aan het terrein en gesprekken met de gemeente. Volgens het advies van BMD is er geen vergaande revitalisering nodig. De centrale conclusie van het advies van BMD is dat de openbare ruimte en het private terrein er netjes uit zien maar dat er punten voor verbetering vatbaar zijn. Een beperkende factor bij de wens om het bedrijventerrein te revitaliseren is dat de huidige structuur dermate verankerd is in het plangebied, dat het niet reëel is deze ingrijpend aan te passen. Echter er zijn wel aantal ingrepen noodzakelijk, dan wel gewenst om het bedrijventerrein Doornkade een moderne uitstraling te geven. Deze worden uiteengezet in het bestemmingsplan Doornkade en daarmee juridische-planologisch ook mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt een beeldkwaliteitsplan3 voor bedrijventerrein Doornkade opgesteld. Het bestemmingsplan dient in samenhang met het beeldkwaliteitsplan te worden gelezen. Hierin wordt met name aandacht gegeven aan de inrichting van de openbare ruimte en het private terrein voor zover dit niet middels een bestemmingsplan is te regelen
2.2 Uitgangspunten Op grond van de Nota van Uitgangspunten worden de volgende uitgangspunten vastgesteld voor bedrijventerrein Doornkade. De ruimtelijke en functionele gevolgen van de uitgangspunten komen neer op: 1. 2. 3. 4.
Vergroten bouwmogelijkheden (in combinatie met parkeren op eigen terrein); Regulering opslag en kleine bouwwerken; Verbeteren infrastructuur en Verruiming van de parkeermogelijkheden.
1
BRO Amsterdam, Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Doornkade, rapportnr. 211x03299_NvU, 29 maart 2009 2 BMD Advies, Ruimtelijke analyse Doornkade, Houten, rapportnr. 2008287r060209, februari 2009 3 BRO Amsterdam, P.M.
Hoofdstuk 2
9
Ad1 Bestaande bedrijven worden belemmerd in de groei van hun bedrijf door beperkte bouwmogelijkheden. Ook moet worden voorkomen dat bestaande bedrijven het terrein verlaten omdat ze niet kunnen groeien. Het vergroten van de bouwmogelijkheden zal plaats vinden door het vergroten van het bebouwingspercentage van 65% naar 80%. Daarnaast wordt de maximale bouwhoogte verruimd van 7 meter naar 12 meter. Onder ontheffing wordt het mogelijk gemaakt om tot 15 meter hoog te bouwen. Dit laatste is alleen mogelijk als er op het perceel voldoende eigen parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Ad2 De huidige wijze van opslag en het plaatsen van kleine bouwwerken laat op enkele plaatsen op het bedrijventerrein te wensen over. Om de verrommeling van het bedrijventerrein ten aanzien van dit aspect tegen te gaan wordt in het bestemmingsplan een regel opgenomen dat opslag achter de voorgevelrooilijn dient plaats te vinden. Dit geldt ook voor het oprichten van kleine bouwwerken. Ad3 De huidige infrastructuur ligt dermate verankerd in de ruimtelijke structuur dat een grootschalige herziening daarvan geen reële mogelijkheid is. Ten aanzien van fietspaden en voetpaden geldt dat deze binnen de bestemming ‘Verkeer’ mogen worden gerealiseerd (of gehandhaafd). Er worden geen vrijliggende fietspaden gerealiseerd. Voor een klein gedeelte op het terrein is een herinrichtingsplan in ontwerp. Het betreft met name het verbeteren dan de verkeerscirculatie ter plaatse (bij de kinderdagverblijven). Het plan is nu nog niet zo concreet dat dit in het voorontwerpbestemmingsplan zal worden opgenomen. Ad4 Parkeren op eigen terrein staat in de huidige situatie reeds onder druk. Het bestemmingsplan Doornkade maakt het mogelijk om ondergronds te parkeren. Het is mogelijk dat er extra parkeerdruk zal ontstaan wanneer bedrijven gebruik maken van de uitbreidingsmogelijkheden (met name de 80% bebouwingsregel). Het verruimen van de bouwmogelijkheden wordt verbonden aan regels ten aanzien van parkeren. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, dit is ook een voorwaarde als men gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om tot 15 meter hoog te bouwen. Om er zorg voor te dragen dat in dat geval op de percelen voldoende parkeergelegenheid is, wordt in de regels van het bestemmingsplan een parkeernorm opgenomen van 2 parkeerplaatsen per 125 m2 brutovloeroppervlak.
10
Deel A - Planopzet
2.3 Specifieke uitgangspunten Bedrijfswoningen In het plangebied zijn twee bedrijven met woningen gelegen (Peppelkade 18/20 en 22/24). De voorgenomen verruiming van de bouwmogelijkheden mag niet leiden tot een verslechtering van het leefklimaat ter plaatse van deze woningen. Indien uit onderzoek blijkt dat het ter hoogte van deze woningen het niet mogelijk is de bouwmogelijkheden te verruimen dan zal dit worden gerespecteerd. De bedrijfwoningen worden middels een aanduiding op de plankaart opgenomen. Dit betekent dat alleen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoningen aanwezig mogen zijn. LPG-installatie Aan de Essenkade is een benzinestation gelegen met een vulpunt voor LPG. Aan dit vulpunt is een risicocontour 10-6 van verbonden, deze is op de verbeelding van het bestemmingsplan Doornkade opgenomen. Dit betekent dat binnen deze contour geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht, het bestemmingsplan Doornkade maakt dit niet mogelijk. Daarnaast is het van belang dat de uitbreiding van de bouwmogelijkheden kan leiden tot een toename van het groepsrisico. Er zal worden onderzocht in hoeverre dit verantwoord is binnen de risicocontour van het LPGvulpunt. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden gerespecteerd en kunnen tot gevolg hebben dat binnen deze risicocontour geen verruiming van de bouwmogelijkheden wordt mogelijk gemaakt. Duurzaamheid In paragraaf 5.4 wordt ingegaan op de ambities van de gemeente Houten ten aanzien van duurzaamheid. Het bedrijventerrein Doornkade is een bestaand bedrijventerrein waardoor de mogelijkheden om (nieuwe) duurzame energievoorzieningen te realiseren veel beperkter zijn dan op een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein. In het milieu- en klimaatbeleid van de gemeente Houten komt dit ook naar voren. Hierin wordt gesteld dat voor bestaande bedrijventerreinen, zoals de Doornkade, zal de focus meer liggen op convenanten om een bepaalde duurzaamheidsambities te realiseren. Om duurzame energievoorzieningen mogelijk te maken is in het bestemmingsplan onder de bestemming Bedrijventerrein een ontheffing van de bouwregels opgenomen om dergelijke voorzieningen te realiseren.
Hoofdstuk 2
11
2.4 Beeldkwaliteitsplan Parallel aan het bestemmingsplan Doornkade wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op het moment dat het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld wordt en ter visie gaat zal ook het ontwerpbestemmingsplan dit traject volgen.
12
Deel A - Planopzet
3.
JURIDISCHE PLANOPZET
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de projectlocatie juridisch is vertaald. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Hieronder vallen een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Houten. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
3.2 Systematiek van de planregels De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Dit uit zich met name in de structuur en verbeelding. De verbeelding is opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2008 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehorende kleurgebruik etc.
3.3 Bestemmingsregels De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk I bevat de algemene voor de gehele projectlocatie geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk II regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk III bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk IV de slotbepaling aan bod.
Hoofdstuk 3
13
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Begrippen (artikel 1) In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd welke in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Wijze van meten (artikel 2) Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht worden genomen, gemeten moeten worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Bedrijventerrein (artikel 3) Gronden binnen de aangewezen bestemming ‘Bedrijventerrein’ zijn bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten. Er zijn drie categorieën binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’: 1. Bedrijven en bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de lijst van Bedrijfsactiviteiten, met uitsluiting van BEVI-inrichtingen; 2. Bedrijven en bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitsluiting van BEVI-inrichtingen, uitgezonderd een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg; 3. Bedrijven en bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitsluiting van BEVI-inrichtingen. In de zones worden BEVI-inrichtingen, met uitzondering van het verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg niet toegestaan. Middels een ontheffing van de gebruiksregels kunnen dergelijke inrichtingen worden toegelaten. Voor wat betreft perifere detailhandelvestigingen geldt dat deze alleen mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding. Ditzelfde geldt voor kinderdagverblijven en bedrijfswoningen. Groen (artikel 4) Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen en dergelijke. Looppaden, straatmeubilair en dergelijke zijn binnen deze bestemming te realiseren. Ter plaatse van de aanduiding is tevens een vulpunt toegestaan. Op deze gronden mogen slechts gebouwen worden opgericht ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut. Binnen de bestemming ‘Groen’ is een ‘zone onbebouwd’ opgenomen, deze betreft het cultuurhistorisch waardevolle Eikenlaantje.
14
Deel A - Planopzet
Verkeer – Weg verkeer (artikel 5) De wegen krijgen de bestemming ‘Verkeer - Wegverkeer’. Deze bestemming maakt een flexibele invulling van de openbare ruimten mogelijk, door onder andere groen, water, verhardingen en kunstwerken mogelijk te maken. Water (artikel 6) De gronden met de bestemming ‘Water’ zijn uitsluitend bedoeld voor waterberging en aanverwante zaken. Behoudens bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, mag er niet gebouwd worden. Waarde - Archeologie 2 (artikel 7) De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangeduide gronden zijn bedoeld voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. Deze bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ heeft voorgang op elke andere bestemming die is toegekend aan gronden. Hoofdstuk 3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling (artikel 8) In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven. Algemene bouwregels (artikel 9) In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten. Algemene ontheffingsregels (artikel 10) Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in ontheffingen en wijzigingsbevoegdheden. Met de ontheffingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%. Algemene wijzigingsregels (artikel 11) Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de overschrijding van bestemmingsgrenzen en ten behoeve van het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten. Algemene procedureregels (artikel 12) Ten aanzien van de ontheffingsbevoegdheden, is een algemene procedureregel opgenomen. In dit artikel is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als die
Hoofdstuk 3
15
van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen. Deze procedure uit de Awb gaat uit van een termijn van zes weken. Hoofdstuk 4 Overgang- en slotregels (artikel 13) Dit artikel handelt over het overgangrecht ten aanzien van bouwwerken en het gebruik. Tevens is een harheidsclausule in dit artikel opgenomen. Strafbepaling (artikel 14) Dit artikel bevat een strafbepaling voor overtreding van bepaalde genoemde artikelen van het plan. Slotregel (artikel 15) Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
16
Deel A - Planopzet
DEEL B - VERANTWOORDING
4.
BESTAANDE SITUATIE
4.1 Inleiding In deze paragraaf wordt in eerste instantie de ontstaansgeschiedenis beschreven. Vervolgens wordt de ruimtelijke en functionele structuur beschreven. De gemeente Houten is van oorsprong een agrarische gemeente en ligt binnen het kromme Rijngebied. In 1966 werd de gemeente officieel aangewezen als groeikern om de snel groeiende bevolking van Utrecht te huisvesten. Door de bouw van vele woningen en bedrijven is het inwonersaantal gestegen tot bijna 50.000 (2009). Het bedrijventerrein Doornkade bestaat sinds de jaren 1980.
4.2 Ruimtelijke en functionele structuur Op basis van een analyse van de bestaande situatie zijn een aantal ruimtelijke kwaliteiten aan te wijzen van bedrijventerrein Doornkade. Uitgangspunt is het behouden en waar mogelijk het versterken van de kwaliteit van het plangebied. Deze kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, de verkeersstructuur, groenstructuur en de functionele structuur. De kwaliteiten worden hieronder genoemd. Ruimtelijke structuur De ruimtelijke structuur geeft op het schaalniveau van het plangebied en van de directe omgeving een beeld van de belangrijkste structurerende ruimtelijke elementen. De volgende elementen zijn bepalend voor de kwaliteit en ruimtelijke ordening van het plangebied: De bouwmassa’s van de bedrijven hebben hun representatieve ruimte aan de straatkant georiënteerd; De zijdelingse afstand tussen de bebouwing is ruim, hierdoor heeft het bedrijventerrein een open karakter; De bebouwing heeft een uiteenlopende architectuur, de gebouwen hebben overwegend uit twee bouwlagen; De parkeergelegenheid is een knelpunt, rondom sommige percelen is de ruimte voor meer dan 100% ingevuld dit betekend dat er rondom bepaalde percelen geen ruimte is voor parkeren; De bouwmassa’s hebben hoofdzakelijk platte daken; Het materiaal- en kleurgebruik is gevarieerd. Ten zuiden van het plangebied is een cultuurhistorisch waardevol gebied gelegen, in hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.
Hoofdstuk 4
19
Verkeersstructuur Aandacht voor de verkeersstructuur is met name van belang voor de bereikbaarheid en leefbaarheid van het bestemmingsplan. Ook hierin zijn een aantal kwaliteiten aan te wijzen: Het bedrijventerrein ligt aan het snelwegenknooppunt A27, echter de afstand tot de aansluiting naar de snelweg is vrij groot; Het bedrijventerrein kent twee ontsluitingswegen; De wegen zijn in principe voldoende gedimensioneerd. Indien noodzakelijk kunnen grotere trekkers met opleggers in het gebied opereren, de wegen zijn hier niet primair voor ingericht. Op het bedrijventerrein zijn een aantal openbare parkeerstroken. Echter het is de bedoeling dat de bedrijven op eigen terrein parkeren. Water- en groenstructuur De aanwezigheid van water- en groenstructuren versterken de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de omgeving. Water en groen bieden bovendien mogelijkheden voor recreatie en /of recreatieve verbindingen. Met name de Eikenlaan en het infiltratiegebied hebben een recreatieve functie met een cultuurhistorische waarde. In en rond het plangebied vragen de volgende kwaliteiten om behoud en/of versterking: Het plangebied wordt omringd door een groene zone. Deze zorgt voor een zachte afscheiding met het omringende gebied; Op het bedrijventerrein is voldoende groen aanwezig. Echter de structuur is rommelig en niet eenduidig. Dit komt doordat elk bedrijf zijn eigen maatstaf en wijze van inrichting van het groen heeft; Ten zuiden van het bedrijventerrein is groen gelegen, daarnaast is hier het infiltratiegebied (en daarmee water) gelegen; Het gebied ter plaatse van De Eikenlaan moet worden gevrijwaard van bebouwing. Functionele structuur In gemeente Houten zijn meerdere bedrijventerreinen aanwezig zoals de Meerpaal en Het Rondeel. Deze bedrijventerreinen zijn gesitueerd ten westen en ten zuiden van de hoofdkern. Op deze bedrijventerreinen is voornamelijk regionale en lokale bedrijvigheid gevestigd. Ook bedrijventerrein Doornkade is sterk op lokale en regionale bedrijven gericht. Op het bedrijventerrein bevinden zich verspreid enkele perifere detailhandelsvestigingen. Ook zijn er diverse voorzieningen op het bedrijventerrein aanwezig zoals kinderopvang en een benzinestation Het bedrijventerrein is te typeren als een gemengd bedrijventerrein. Het plangebied kent in hoofdzaak een bedrijfsfunctie. Het gaat hierbij veelal om bedrijven waarbij
20
Deel B - Verantwoording
het accent ligt op industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven alsmede enkele kantoren. Kenmerkend voor dit type bedrijventerrein is de mogelijkheid om bedrijven op te richten vallend in de milieucategorie 1, 2 of 3. Het is ook mogelijk om een bedrijf vallend in milieucategorie 4 op te richten (in de vigerende bestemmingsplannen is voor categorie 5 bedrijven een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen).
Hoofdstuk 4
21
22
Deel B - Verantwoording
5.
BELEIDSKADER
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze en in welke mate er sprake is van doorwerking van beleid van overheden in het bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid.
5.2 Rijksbeleid Nota Ruimte De Nota Ruimte (2004) geeft de visie van het kabinet weer op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. In de Nota Ruimte wordt onderscheid gemaakt in verantwoordelijkheden. Het rijk concentreert zich op die aspecten die van nationaal belang zijn, de nationaal ruimtelijke hoofdstructuur. Voor het gebied dat niet tot de nationaal ruimtelijke hoofdstructuur behoort, beperkt het rijk zich tot het stellen van enkele (algemene) beleidsregels. Hiermee legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; Borging van de veiligheid. Om deze doelen te bereiken wil het rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. ‘Bundeling van verstedelijking en infrastructuur’ en ‘organi-
Hoofdstuk 5
23
seren in stedelijke netwerken’ zijn de beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra; versterking van de economische kerngebieden; verbetering van de bereikbaarheid; verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden; bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden; behoud en versterking van de variatie tussen stad en land; afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding; waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/ blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad. Specifiek voor bedrijventerreinen wordt gesteld dat bedrijventerreinen nodig zijn voor een duurzame economische groei. Ruimte scheppen om te ondernemen betekent onder meer herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen. Het huidige locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen, dat was bedoeld om de vestiging van bedrijven en voorzieningen te sturen, in overeenstemming met de aard van hun vervoersbehoefte, wordt vernieuwd. Het ’ABC-locatiebeleid’ en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging wordt vervangen door een integraal locatiebeleid dat verschillende doeleinden dient: economische ontwikkelingsmogelijkheden, bereikbaarheid en leefbaarheid. Het beleid wordt gedecentraliseerd naar provincies en WGR-plusregio’s. Uit de Nota Ruimte blijkt ook dat iedere gemeente voldoende ruimte zal worden geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Deze mogelijkheid wordt ook geboden op het gebied van lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het bedrijventerrein Doornkade is een bestaand bedrijventerrein, met het bestemmingsplan wordt geen grootschalige uitbreiding van het terrein mogelijk gemaakt. De Nota Ruimte vormt geen restricties voor het herzien van het bestemmingsplan.
24
Deel B - Verantwoording
Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit4 geeft de visie van het Rijk op het verkeer en vervoersbeleid weer tot en met 2020. De nota geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. In de nota staan de volgende beleidsdoelen centraal: het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland. Op zijn beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. Het bedrijventerrein Doornkade is een bestaand bedrijventerrein, ook de infrastructuur ligt vast. Het geven van invulling aan de centrale beleidsdoelen van het Rijk is niet van toepassing op het bedrijventerrein en vindt derhalve niet plaats.
5.3 Provinciaal beleid Beleidslijn nieuwe Wro Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De nieuwe Wro gaat niet meer uit van "hogere" overheden. Dit betekent dat het Rijk en de provincies ettelijke instrumenten ter beschikking hebben om hun belangen te realiseren. Met deze nieuwe instrumenten kan de provincie haar ontwikkelings- en uitvoeringsrol beter uitvoeren.
4
Ministerie van Verkeer en Waterstaat e.a. (2004), Nota Mobiliteit; Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid, Ministerie van VenW: Den Haag.
Hoofdstuk 5
25
Op 23 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. In de Beleidslijn is sprake van een indeling in drie categorieën; daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: het Streekplan wordt beleidsneutraal omgezet (beleidsdoelen worden niet gewijzigd); wettelijke eisen zijn geen ‘provinciaal belang’ (geen herhaling van wet- en regelgeving); eisen van goede ruimtelijke ordening zijn geen ‘provinciaal belang’ (verantwoordelijkheid van gemeenten). Centraal in de beleidslijn staat het invulling geven aan verschillende ruimtelijke opgaven ten aanzien van onder meer wonen, water, verkeer en bedrijvigheid. Om de dynamiek van de Utrechtse economie in stand te houden en waar mogelijk te versterken wil de provincie de gevestigde bedrijven in de gelegenheid stellen te groeien en zich te verplaatsen. Hiervoor is ruimte nodig, die wordt gerealiseerd door het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen en het aanbieden van nieuwe locaties. Daarnaast stimuleert de provincie het ruimtegebruik op bedrijventerreinen en draagt de provincie bij aan herstructurering van bedrijventerreinen. De provincie ziet zorgvuldig ruimtegebruik als een middel het ruimtebeslag door onder meer economische functies te beperken en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit van een bedrijventerrein en de directe omgeving te verbeteren. Het bedrijventerrein Doornkade is gelegen in het stadsgewest Utrecht en ligt binnen de rode contouren van Houten. Het stadsgewest wil zich profileren (samen met de stad Utrecht) als de kennisregio van Nederland. Daarnaast blijft het stadsgewest ruimte bieden aan de reeds gevestigde ‘maakindustrie’ om de werkgelegenheid zich niet al te eenzijdig te laten ontwikkelen. Het bedrijventerrein Doornkade biedt ruimte aan verscheidene vormen van bedrijvigheid. Om deze bedrijven niet te remmen in hun ontwikkeling maakt het bestemmingsplan Doornkade het voor deze bedrijven mogelijk om te groeien. Hiermee wordt invulling gegeven aan het streven van de provincie om bestaande bedrijven te laten groeien en tegelijkertijd is er aandacht voor zorgvuldig ruimtegebruik (het bedrijventerrein groeit niet in omvang). Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 In het nieuwe Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) worden keuzes gemaakt voor het milieu in de provincie Utrecht. Deze keuzes zullen doorklinken in besluiten over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het PMP is de schakel tussen het Europese milieubeleid (het 6e Milieuactieprogramma), het nationale beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 3 en 4) en de uitvoering van het milieubeleid in de provincie Utrecht. Samen met onder andere het Streekplan en
26
Deel B - Verantwoording
het Waterhuishoudingsplan (zie paragraaf 6.7.1) is het PMP het strategische kader voor het beleid voor de fysieke leefomgeving. Het PMP geeft het milieubeleid weer voor de periode 2005 – 2008 en een doorkijk voor de periode tot 2015. Visie en de hoofdlijnen van het milieubeleid Het PMP is een uitwerking van de visie op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving die Provinciale Staten hebben vastgesteld in de nota ‘2000 Voorbij’ en in de Koepelnotitie. De begrippen duurzaamheid en leefbaarheid staan hierin centraal. Hierbij is de diversiteit in de provincie Utrecht in landschap, woon- en werkmilieus, planten en dieren en cultureel erfgoed aangemerkt als kenmerkende waarde. Leefbaarheid en duurzaamheid zijn de pijlers van het PMP. De resultaten van de evaluatie van het vorige milieubeleidsplan, de ontwikkeling van het (inter)nationale milieubeleid en de visie op de fysieke leefomgeving zijn bepalend voor de inhoudelijke hoofdlijnen van dit PMP. Er zijn vier ambities: 1. een bijdrage leveren aan de oplossing van hardnekkige mondiale milieuvraagstukken; 2. de milieukwaliteit in de provincie Utrecht behouden en herstellen; 3. burgers en organisaties in de provinciale gemeenschap hun verantwoordelijkheid laten nemen; 4. de uitvoering vernieuwen en richten op de eigen kwaliteit van gebieden. Doorwerking van het provinciaal milieubeleid is met name zichtbaar door het belang en de waarde die in het plan gehecht wordt aan bestaande kwaliteiten en de bescherming daarvan (cultuurhistorie, water, ecologische waarden). Het bestemmingsplan biedt bescherming aan de bescherming van cultuurhistorie.
5.4 Gemeentelijk beleid en regionaal beleid Regionaal structuurplan 2005-2015 Het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht heeft op 21 december 2005 het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. In dit plan staat in grote lijnen hoe de regio Utrecht zich in de komende jaren moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. In de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening is het instrument regionaal structuurplan niet langer opgenomen. Het huidige RSP heeft onder de nieuwe wet dezelfde status gekregen als een provinciale structuurvisie. De inhoud van het door de samenwerkende gemeenten vastgestelde RSP blijft geldig tot 2015. Binnen de regio is bedrijventerrein Doornkade aangeduid als ‘werkgebied – bedrijven’, in onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de kaart behorende bij het RSP.
Hoofdstuk 5
27
Uitsnede plankaart RSP (bron: Regionaal Structuurplan 2005-2015)
Het Bestuur Regio Utrecht verstaat onder ‘Werkgebied – bedrijven’ een monofunctioneel werkmilieu met industrie, (groot)handel en transport. Locaties/panden met minder dan 20% kantoorgebonden werkzaamheden. De grotere locaties zijn goed bereikbaar met auto, OV en fiets. Om bij te kunnen dragen aan de profilering van de Randstad als geheel (waar de regio Utrecht onomstotelijk deel van uit maakt), zal de regio zorg moeten dragen voor het accommoderen van bovenstedelijke functies en werkgelegenheid door te zorgen voor voldoende en passende bedrijfsruimte en aantrekkelijke woonmilieus. Ten aanzien van de soort bedrijvigheid wil de regio zich profileren op een aantal sterke clusters zoals kennis- en dienstencentrum (een en ander wordt ook gezien als bovenregionale opgave). De regio zet zich ook in voor het benutten van de cultuurhistorische kwaliteiten voor versterking van identiteit en kwaliteit van de leefomgeving. De bedrijvigheid die op bedrijventerrein Doornkade wordt uitgevoerd past binnen de kaders van het Regionaal Structuurplan Utrecht. Het bestemmingsplan Doornkade is in hoofdzaak een conserverend plan waarmee de actuele situatie wordt vastgelegd. De uitbreiding van de bouwmogelijkheden schept ruimte voor het uitbreiden van de bedrijven waarmee extra bedrijfsruimte wordt geboden. Het aan de zuidzijde gelegen gebied met cultuurhistorische waarde zal worden beschermd door
28
Deel B - Verantwoording
het niet te bebouwen. Dit past binnen het streven dan de regio ten aanzien van cultuurhistorie. Strategische visie De gemeentelijke visie ‘Houten 2015 – Strategische visie. Van groei naar bloei.’ Schetst een beeld van de ontwikkelingsrichting voor de komende tien jaar. Alle aspecten die de leefkwaliteit in Houten bepalen, worden in samenhang behandeld: sociale, economische, ruimtelijke en organisatorische aspecten. Ten aanzien van het aspect werken kent een hoogwaardig bedrijfsklimaat en een grote economische vitaliteit. De werkgelegenheid in Houten en de directe omgeving is hoog. Om de balans tussen beroepsbevolking en werkgelegenheid te behouden, zal met de groei van het aantal woningen ook het aantal arbeidsplaatsen moeten toenemen. Met deze woon – werk balans zou er in de toekomst dus sprake zijn van één arbeidsplaats voor elk lid van de beroepsbevolking in Houten. Echter, tweederde van de beroepsbevolking werkt momenteel elders, tweederde van de banen wordt dus vervuld door mensen van buiten Houten. De pendelbeweging die dit met zich meebrengt is moeilijk te verminderen. Wel gaan mensen als ze langer in Houten wonen over het algemeen zoeken naar werk dichter bij huis. De gemeentelijke visie ten aanzien van werken is dat Houten in 2015 nog steeds een gewilde vestigingsplaats voor ondernemingen zal zijn. De goede bereikbaarheid, maar ook de vooruitstrevende opvattingen over architectuur en duurzaamheid trekken ondernemers aan die zich juist op dit vlak willen profileren. Het economisch aanbod van schone industrie en dienstverlening zal verder zijn verbreed. Bedrijventerrein Doornkade draagt bij aan het streven van Houten om in 2015 nog steeds een gewilde vestigingsplaats voor ondernemers te zijn. Hierbij is het wel van belang dat het bedrijventerrein op punten gerevitaliseerd wordt. Ruimtelijke visie Houten De Raad van de gemeente Houten heeft op 26 april 2005 de ruimtelijke visie LevenDe Ruimte vastgesteld. De centrale vragen in deze visie is: wat voor gemeente wil Houten zijn in 2015. En blijft de stad en het platteland leefbaar, nu en in de toekomst. De gemeente streeft een leefbare stad na waar mensen prettig in wonen, werken en verblijven. Een sleutelwoord bij verdere ontwikkeling en invulling van Houten is nabijheid van wonen, werken, voorzieningen en groen voor alle bewoners. Ten aanzien van het aspect werken is de gemeente voornemens op de geplande kantorenlocaties (Koppeling/Schaft en de Meerpaal) voldoende arbeidsplaatsen op te leveren die het groeiende Houten nodig heeft.
Hoofdstuk 5
29
Dit laatste betekent dat de gemeente geen kantoren heeft gepland (of een uitbreiding van de bestaande voorraad) op het bedrijventerrein Doornkade. Blijkens het advies van BMD zou het aantal kantoorpanden moeten worden uitgebreid. Dit advies strookt niet met de visie van de gemeente Houten. In tegenstelling tot het advies van BMD heeft de gemeente Houten geen solitaire kantoren gepland op het bedrijventerrein Doornkade. Hier wordt aan vast gehouden beleid vast te houden, het toelaten van kantoren op de Doornkade kan leiden tot een verdrukking van de bedrijven op dat terrein. Daarnaast worden er in de Ruimtelijke Visie andere terreinen voor kantoren aangewezen. Archeologie Het rapport ‘Toelichting op de archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten voor het grondgebied van de gemeente Houten’ uit de inhoudelijke onderbouwing voor, en de handleiding bij, de gemeentelijke archeologische beleidskaart van Houten. Deze kaart verschaft niet alleen inzicht in de ligging van alle bekende archeologische waarden binnen het Houtense grondgebied, maar ook waar al archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden of waar de grootste kans bestaat dat nieuwe archeologische vindplaatsen kunnen worden aangetroffen. De beleidskaart heeft een belangrijke signalerende functie. Binnen het ruimtelijk beleid, bijvoorbeeld bij bestemmingsplannen kunnen vervolgens aan de hand van de kaart gebieden met archeologische waarden worden beschermd. In het plangebied zijn twee Rijksmonumenten gelegen (zie hoofdstuk 6). Het plangebied zelf kent twee gebieden met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat
Het plangebied
30
Deel B - Verantwoording
wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Daarnaast wordt het gebied in de beleidsnota beschouwd als een gebied van categorie 3 (hoge verwachting). Voor deze terreinen geldt dat een aanlegvergunning moet worden verleend door het college van burgemeester en wethouders indien bepaalde werkzaamheden worden uitgevoerd over een oppervlakte van 500 m2 of meer. Deze betreffen ondermeer werkzaamheden die dieper dan 0,5 meter onder peil plaats vinden en het ophogen en egaliseren van gronden. In het bestemmingsplan is conform de nota een dubbelbestemming aan deze gronden worden toegekend. Een vergunning is vereist wanneer beide drempels worden overschreden. De Rijksmonumenten gelden als categorie 1 monument (wettelijk beschermd archeologisch monument). Deze terreinen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermt archeologisch monument, of staan op de voorlopige lijst. Het beschermingsregime voor deze monumenten staat los van het bestemmingsplan, zij het dat het voorgestelde artikel 24b hierop eveneens van toepassing kan worden gemaakt. Wel zijn terreinen die onder dit regime vallen opgenomen op de verbeelding. Nota perifere en grootschalige detailhandel In de nota perifere en grootschalige detailhandel (12 maart 2002) wordt ingegaan op bedrijventerrein Doornkade. Op het terrein is een brede variatie aan detailhandelsbedrijven passend op een bedrijventerrein gevestigd. Hier gaat het om groothandel en dergelijke. In de tijd is het redelijk gevarieerde aanbod aan detailhandel gegroeid. Deze vestigingen voldoen aan de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan. Op de Doornkade zijn verder een aantal detailhandelsbedrijven te vinden, die passen binnen de definitie van perifere detailhandel. Het gaat hierbij om verkoop van volumineuze goederen. Op Doornkade zijn drie keukenwinkels te vinden. Tevens wordt in de Nota aandacht besteed aan een goede afstemming van activiteit en locatie. De locaties binnen Houten waar perifere detailhandel zich zou kunnen vestigen worden getoetst aan een aantal criteria. In onderstaand overzicht is te zien hoe bedrijventerrein Doornkade wordt beschouwd. 1) Historie: vooral in de Zuidoostelijke hoek zijn al detailhandelsbedrijven gevestigd. Deze zijn onder vrijstelling verleend. Bepaalde panden stonden soms vrij lang te huur. 2) Aansluiting winkelcentrum: in de nabijheid van de (Zuidoostelijke hoek van) Doornkade bevindt zich geen winkelcentrum. 3) Ligging verzorgingsgebied: Doornkade is buiten de woonkern van Houten gelegen. Het is van alle bedrijventerreinen het meest perifeer gelegen.
Hoofdstuk 5
31
4) Synergie: nieuwe vormen van perifere detailhandel kunnen de bestaande vestigingen versterken, hoewel de ligging van de vestigingen in het terrein verbrokkeld is. 5) Bereikbaarheid: Doornkade is per auto goed bereikbaar. Er is eveneens een busverbinding. De ligging is relatief ongunstig voor fietsers en wandelaars, met name vanuit Houten-Zuid. 6) Inpassing: er is op dit moment onvoldoende parkeerruimte op Doornkade voor grote detailhandelsvestigingen. Daarnaast biedt het, door het feit dat volledig is uitgegeven, weinig kansen voor een goede inpassing van grootschalige detailhandelvestigingen. 7) Milieu: het transporteren, laden en lossen van goederen voor de detailhandelvestigingen levert op Doornkade weinig tot geen geluidhinder op, aangezien het hier om een bedrijventerrein gaat. Aandacht verdient wel de bulkopslag op het open terrein en de opslag van emballage buiten, waarbij moet worden gelet op brandgevaar. Dit geldt echter voor alle locaties. 8) Zichtbaarheid: Doornkade biedt langs de A27 en de Utrechtseweg zichtlocaties, die echter allemaal al zijn opgevuld door bestaande ondernemingen. Volgens de nota kan bedrijventerrein Doornkade blijven dienen als locatie voor de huidige detailhandelvestigingen. Naar verwachting wordt de nota ‘Perifere en grootschalige detailhandel’ in 2010 geactualiseerd. Welstandsnota De welstandsnota (februari 2004) van de gemeente Houten beschrijft de basisvoorwaarden, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Het legt voor een bepaald gebied een beoordelingskader vast. Dit is opgesteld van-
Uitsnede welstandsbeleid kaart (bron: gemeente Houten)
32
Deel B - Verantwoording
uit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd voor plantoetsing die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. Afhankelijk van de waarde van het gebied kan het kader meer of minder streng zijn. Ten aanzien van bedrijventerrein Doornkade zijn een aantal welstandscriteria opgenomen. Voor het grootste deel van het bedrijventerrein geldt het reguliere niveau van welstand. Ter plaatse van de bebouwing aan de Utrechtseweg en de Meidoornkade geldt het Plus niveau van welstand. Het Bijzondere niveau van welstand geldt ter plaatse van het gebied met cultuurhistorische waarde. Bouwplannen zullen naast toetsing aan het bestemmingsplan ook worden getoetst aan de welstandsnota. Indien mogelijk zijn bepalingen uit de welstandsnota verwerkt in het bestemmingsplan Doornkade. De welstandsnota zal in 2009 worden geactualiseerd. Visie voorzieningen In de ‘Visie voorzieningen Houten’ wordt ingegaan op de vraag hoe het voorzieningenaanbod in de gemeente er in 2015 uit moet zien. Doordat de groei en ontwikkeling van Houten grotendeels planmatig heeft plaatsgevonden zijn de verschillende detailhandelslocaties goed gespreid. De winkelvoorzieningen zijn gelegen op strategische locaties temidden van omringende verzorgingsgebieden. Een bijzondere categorie binnen de detailhandelsector vormt de perifere detailhandel. Dit gaat om grootschalige detailhandel in specifieke branches (auto’s, boten, caravans enz.) die is ondergebracht op een aantal bedrijventerreinen met een concentratie op bedrijventerrein de Meerpaal. Daar is specifiek voor PDV een retailcentrum ontwikkeld. Voor een aantal detailhandelsvestigingen geldt dat ze moeilijk passen binnen de bestaande winkelcentra. Dit komt door het benodigde oppervlak voor de te verkopen artikelen en benodigd parkeerterrein. Ook op andere bedrijventerreinen vindt PDV plaats. Het is van belang om bij de mogelijke vestiging van een nieuwe PDV vestigingen het toetsingskader zoals beschreven in de ‘nota perifere en grootschalige detailhandel’ in acht te nemen. Uitbreiding van PDV (en detailhandelsvestigingen) op bedrijventerrein Doornkade wordt niet mogelijk gemaakt middels bestemmingsplan Doornkade. Bestaande detailhandelsbedrijven mogen volgens het overgangsrecht blijven. Klimaatbeleid De gemeente Houten heeft een hoge milieu- en klimaatambitie. Dit is verwoord in haar Milieubeleidsplannen en de bijbehorende klimaatuitvoeringsplannen.
Hoofdstuk 5
33
In het vigerende Milieubeleidsplan 2004-2008 zijn concrete doelstellingen opgenomen voor energiebesparing en voor het gebruik en het opwekken van duurzame energie, w.a 11% van de energievraag in Houten wordt duurzaam opgewekt op Houtens grondgebied. Ook richtte het beleid zich op beperking van autogebruik, o.a. door het stimuleren van bedrijfsvervoersplannen. Voor het nieuwe milieubeleidsplan 2010-2015 zal deze ambitie nog scherper worden gesteld, gericht op een uiteindelijk klimaat- en energieneutraal worden van de gemeente Houten. Het milieu- en klimaatbeleid van de gemeente Houten bestaat uit 2 delen: Ten eerste de stringente uitvoering van de relevante bestaande regelgeving. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de daadwerkelijke toetsing van de energetische eisen uit het bouwbesluit en om op de naleving uit de Wet Milieubeheer dat energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd korter dan 5 jaar daadwerkelijk genomen worden. Verder wil Houten de huidige eis om energiezuiniger te bouwen dat volgens het bouwbesluit is voorgeschreven ook in de toekomst continueren. Het tweede deel betreft milieu/klimaatbeleid dat uitgaat boven de wettelijke verplichting. Hier heeft de gemeente meer een sturende, stimulerende en faciliterende rol. Een voorbeeld hiervan is de (extra) ruimte die in dit bestemmingsplan wordt gecreëerd om duurzame energieopwekking toe te passen. Voor bestaande bedrijventerreinen, zoals de Doornkade, zal de focus meer liggen op convenanten om een bepaalde duurzaamheidsambities te realiseren. Duurzame energie(productie) Duurzame energie is energie (in de vorm van warmte of elektriciteit) uit natuurlijke bronnen die bij de productie per saldo geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Een bijkomende voorwaarde is dat het bij de productie of het gebruik geen schade toebrengt aan de omgeving. Toelichting Elektriciteit wordt traditioneel opgewekt met fossiele brandstoffen zoals olie, gas, steen- of bruinkool. Hierbij komt veel CO2 vrij. Duurzame varianten zijn wind, zon en waterkracht, waarbij geen CO2 vrijkomt, anders dan bij de productie van de windmolens etc. Ook elektriciteitproductie met biomassa (een verzamelnaam voor een heel scala aan plantaardige producten) wordt duurzaam genoemd omdat de CO2 die hiermee vrijkomt relatief kort daarvoor door de planten is opgenomen voor hun groei) en er min of meer sprake is van Voor warmte geldt dat dit traditioneel met gas (en in mindere mate met olie of elektriciteit) gebeurde. Duurzame alternatieven zijn de zon en aardwarmte. Een derde veel voorkomende vorm is het gebruik van warmte uit de lucht of de bodem
34
Deel B - Verantwoording
in combinatie met een warmtepomp. Deze productiemethode gebruikt wel elektriciteit (of gas), maar per saldo is dit energetisch veel minder dan gasstook. Voor alle productiemiddelen en brandstoffen geldt dat het bij de winning voldoet aan de regelgeving en aan de maatschappelijke normen. Voor biomassa geldt dat dit niet mag leiden tot bijvoorbeeld de kap van tropische wouden of de benadeling van bevolking daar. Door het ministerie van VROM is een richtlijn opgesteld waaraan de productie van biomassa moet voldoen. Bij de lokale situatie is belangrijk dat omwonenden zo min mogelijk hinder ondervinden. Hierbij moet gedacht worden aan geluid, slagschaduw, luchtkwaliteit en dergelijke. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de geldende Nederlandse normen hiervoor toereikend zijn. Afvoer hemelwater en bouwmetalen Een ontwikkeling voor de komende jaren is het afkoppelen van hemelwaterafvoer van de riolering, waarna het regenwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater danwel wordt geïnfiltreerd in de bodem. Dit stelt wel eisen aan de kwaliteit van het hemelwater. Hoewel er slechts beperkte eisen zijn ten aanzien van het gebruik van bouwmetalen, zoals zink en lood, is het streven een restrictief beleid te voeren richting het gebruik van bijvoorbeeld zinken daken of gevels. De lozingen van hemelwater en grondwater vanuit inrichtingen (met uitzondering van landbouwinrichtingen en inrichtingen die onder de IPPC-richtlijn vallen) zijn vanaf 1 januari 2008 geregeld in het Activiteitenbesluit. Notitie beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen De gemeente Houten heeft de notitie ‘Beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen’ opgesteld om richting te geven aan het vanuit huis uitoefenen van beroepen. De notitie is tevens opgesteld om uniforme bestemmingsplanregels te creëren ten aanzien van een bedrijf aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vrije beroepen en andere beroepen aan huis dan vrije beroepen. Een vrij beroep is een toegestane activiteit binnen de woonbestemming, hier worden geen specifieke voorwaarden aanverbonden. Wel zijn er vanzelfsprekende voorwaarden zoals dat de woonfunctie primair aanwezig moet zijn en dat er geen detailhandel plaats vindt. Aanvullende voorwaarden worden gesteld aan een ander beroep aan huis dan een vrij beroep. Deze kunnen ook alleen middels een ontheffing worden toegelaten.
Hoofdstuk 5
35
36
Deel B - Verantwoording
6.
MILIEU EN OVERIGE ASPECTEN
6.1 Inleiding De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling in het bestemmingsplan, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Verschillende milieuaspecten komen in dit hoofdstuk aan bod. Het gaat onder meer om bedrijven en milieuzonering, bodem, waterhuishouding, flora en fauna, geluid en luchtkwaliteit. Voorts dient aandacht besteed te worden aan overige aspecten, zoals kabels en leidingen, externe veiligheid en cultuurhistorie.
6.2 Bedrijven en milieuzonering Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de VNG5’. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
5
VNG, Bedrijven en milieuzonering, april 2009
Hoofdstuk 6
37
Op het bedrijventerrein Doornkade zijn bedrijven aanwezig in de milieucategorie 1 t/m 4. Voor milieucategorie 4 geldt een grootste richtafstand van 300 meter tot een gevoelige bestemming of woonwijk. Op het bedrijventerrein is, behoudens het kinderdagverblijf, geen gevoelige bestemming gelegen. Wel liggen er in de nabijheid van het bedrijventerrein een aantal woningen en een woonwijk. Gezien de nabijheid van deze gevoelige bestemmingen is besloten om in het bestemmingsplan Doornkade geen ontheffing op te nemen om bedrijven vallen onder milieucategorie 5 te realiseren. Indien dergelijke bedrijven op Doornkade worden toegestaan is er een redelijk tot grote kans aanwezig dat deze voor hinder (bijvoorbeeld in de vorm van geur, geluid en gevaar) zorgen ten aanzien van de omliggende woningen. Bedrijventerrein Doornkade is gezoneerd vormgegeven. Dit betekent dat er rekening is gehouden met het oprichten van bedrijven nabij gevoelige bestemmingen. Daarnaast wordt ten aanzien van bestaande bedrijven wel rekening worden gehouden met een overgangsregime. Daarnaast blijft het van belang om bij toetsing van bouwaanvragen aandacht te geven aan de milieuzonering.
6.3 Bodem De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen van woningen of bedrijven. Op grond van artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is bij ontwikkelingen een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Indien bodemverontreiniging aanwezig is dient deze gesaneerd te worden alvorens met de bouw kan worden gestart. In het plangebied worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (behoudens het vergroten van de bouwmogelijkheden). Wanneer in de toekomst ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Dit betekent dat moet worden aangetoond of de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Dit kan worden door middel van (in eerste instantie) een verkennend bodemonderzoek worden aangetoond.
6.4 Waterhuishouding 6.4.1 Inleiding Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
38
Deel B - Verantwoording
Het projectgebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), die als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het projectgebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen in het poldergebied hanteren de waterbeheerders voor de realisatie van waterberging de norm van vijftien procent als richtlijn bij elke toename aan verharding. 6.4.2 Beleidskader Rijk Anders omgaan met water – waterbeleid in de 21e eeuw Deze nota is uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De nota heeft als doelstelling een waterbeleid te realiseren, aangezien het huidige watersysteem voor de toekomst niet op orde is. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Voor de aanpak van de veiligheidsproblematiek en de vermindering van de wateroverlast, kiest het kabinet de volgende hoofdlijnen: De overheid moet meer inzicht geven in de aard en de omvang van bepaalde risico’s. Tevens moet zij burgers de mogelijkheid bieden om zelf een bijdrage te leveren aan het verminderen van risico’s, in aanvulling op de inspanningen van de overheid; Een nieuwe aanpak voor veiligheid en wateroverlast, die stoelt op drie uitgangspunten; Anticiperen in plaats van reageren; Niet afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door het volgen van de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren en het niet afwentelen van bestuurlijke verantwoordelijkheden; Meer ruimte naast techniek. Naast technische maatregelen is meer ruimte nodig om (incidenteel) water op te vangen. Deze ruimte moet waar mogelijk tegelijkertijd voor andere doeleinden, die te verenigen zijn met het opvangen water, worden gebruikt. Water zal, meer dan nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast voortaan expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting
Hoofdstuk 6
39
en onderdeel vormen van de integrale afweging. Dit geldt voor alle fasen van de planontwikkeling. Hoogheemraadschap Waterbeheersplan 2003 – 2007 (verlengd tot 2009 Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft het Waterbeheersplan 2003 – 2007 (in werking getreden eind 2003) verlengd tot 2009. Het waterschap streeft met het waterbeheer de volgende doelen na: het garanderen van het gewenste veiligheidsniveau tegen overstromingen en wateroverlast; het realiseren van een goede waterkwaliteit; het herstellen van de ecohydrologische variatie binnen het plangebied; het realiseren van goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies; het verminderen en zo mogelijk stoppen van de bodemdaling; het behouden of versterken van de landschappelijke betekenis van water. Met deze doelstellingen streven wij naar robuuste, meer zelfvoorzienende en veerkrachtige watersystemen. Randvoorwaarde hierbij is dat de doelstellingen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten gerealiseerd kunnen worden. De maatregelen in het waterbeheersplan 2003-2007 zijn gebaseerd op deze doelstellingen. De voorgenomen (hoofd)activiteiten voor de planperiode zijn onderverdeeld in vijf thema’s. Deze thema’s zijn: veiligheid, water en ruimtelijke ordening, inrichting en beheer, emissies en waterketen, en verdroging. Gemeente Waterplan Houten De gemeente Houten en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hebben een gemeentelijk waterplan voor Houten opgesteld. Het waterplan Houten 2006-2009 is een breed gedragen integrale watervisie voor het grondgebied van de gemeente Houten. Het gemeentelijke waterplan is gezamenlijk opgesteld door de gemeente Houten en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De provincie Utrecht en Vitens (drinkwaterbeheerder) hebben bijgedragen. In het waterplan hebben de waterpartners afgesproken wat ze gezamenlijk willen bereiken met water. Een dergelijke (integrale) visie op water stelt kaders voor kansen en problemen in de riolering en het (grond)water. Het waterplan is vastgesteld door de gemeente Houten en het waterschap. Bij het opstellen van plannen dient rekening te worden gehouden met dit waterplan. Voor de gemeente Houten is het van belang dat waterproblemen worden opgelost en waterkansen worden benut.
40
Deel B - Verantwoording
Het waterplan moet ook leiden tot een impuls aan de beleving en het beheer van het in en om Houten. Het behouden en waar mogelijk verbeteren van de ecologische en recreatieve functie van het water is daarbij belangrijk. Ambities zijn bijvoorbeeld het bevorderen van recreatiemogelijkheden van en langs het water, aanleg van natuurvriendelijke oevers en ecologische verbindingszones, en het versterken van de Hollandsche Waterlinie. 6.4.3 Huidige situatie In het plangebied is nauwelijks water gelegen. Afgezien van een paar kleine watergangen in het zuiden van het plangebied bestaat het terrein uit groen dan wel verhard terrein in de vorm van bebouwing of straten. 6.4.4 Toekomstige situatie Na vaststelling van het bestemmingsplan Doornkade hebben de bedrijven op het bedrijventerrein meer bouwmogelijkheden gekregen. De gebouwen mogen in de hoogte worden uitgebreid en de percelen mogen dichter bebouwd worden. Met andere woorden het bebouwingspercentage neemt toe. Aangezien er geen sprake kan zijn van het dempen van open water aangezien er geen bouwmogelijkheden zijn ter plaatse van open water, is het niet noodzakelijk om watercompensatie toe te passen bij eventuele nieuwe gebouwen. Wel dient er aandacht te worden besteed aan het afkoppelen van regenwater, gescheiden riolering en het voorkomen van uitlogende materialen.
6.5 Flora en fauna Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie. Tegen deze achtergrond moet nagegaan worden of er bij ruimtelijke ontwikkelingen nadelige gevolgen zijn voor beschermde gebieden en/of beschermde planten en dieren in relatie tot hun natuurlijke leefomgeving.
Hoofdstuk 6
41
Het bedrijventerrein Doornkade is gelegen binnen de rode contouren van Houten, en daarmee ook binnen het stedelijk gebied. Het bedrijventerrein is daarnaast niet gelegen in of nabij beschermde gebieden als Natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied is voor het overgrote deel bebouwd. Ingrepen in de natuur worden met het bestemmingsplan Doornkade niet mogelijk gemaakt. Het bestaande groen dat het bestemmingsplan omringt zal niet worden bebouwd danwel op een andere manier aangetast. Het vergoten van het bouwvolume zal haar effect kunnen hebben op de flora en fauna. Indien er voor wordt gekozen om een en ander bij recht toe te staan, dan kan het mogelijk zijn om op voorhand een flora en fauna onderzoek uit te voeren. Om aan te tonen of bij reconstructies, nieuwbouwplannen en dergelijke de kans reëel is dat ontheffingen moeten worden aangevraagd wordt in het kader van het bestemmingsplan een quick-scan flora en fauna uitgevoerd.
6.6 Geluid Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (WGH) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet Geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen tien jaar worden voorzien. In het voorliggende bestemmingsplan is dit niet aan de orde. Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een projectbesluit of de herziening van een bestemmingsplan) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden. Geluidbelasting De geluidkwaliteit van bedrijventerrein Doornkade wordt sterk beïnvloed door de ligging langs de A27 en de Utrechtseweg. De gevels van de eerstelijns bebouwing liggen veelal in de geluidcontour 65 – 69 dB, wat in het algemeen ervaren wordt als zeer lawaaiig. Door de afschermende werking van de eerstelijns bebouwing is het in het achterliggende gebied veel rustiger. Bedrijven zijn geen geluidgevoelige objecten zoals bedoelt in de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Een uitbreiding van het bedrijventerrein vindt niet plaats, wel is er sprake van het vergroten van de bouw-
42
Deel B - Verantwoording
mogelijkheden. Dit betekent dat de verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein kan gaan veranderen ten opzichten van de bestaande situatie. Naast bedrijven zijn er twee woningen grenzend aan het bedrijventerrein gevestigd (Peppelkade 18 en 22, dit betreffen rijksmonumenten), deze maken wel deel uit van het bestemmingsplan Doornkade. Voor deze woningen geldt een lager beschermingsniveau dan voor burgerwoningen (met betrekking tot industrielawaai). De op het terrein gelegen kinderdagverblijven zijn geen geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder, echter het kan wel worden beschouwd als een object dat om bescherming vraagt in het kader een goede ruimtelijke ordening. Hierbij moet worden gedacht aan wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Overzicht geluidsbelasting referentiejaar 2006 (bron: gemeente Houten)
Het bestemmingsplan Doorkade is in principe een conserverend plan, een toets een de Wet geluidhinder kan achterwege blijven. Echter, de gemeente Houten is voornemens om het bedrijventerrein te revitaliseren. Hieraan gekoppeld is het verruimen van de bouwmogelijkheden op de percelen, hierdoor is het mogelijk dat het terrein meer verkeer aantrekt. Dit kan voor extra wegverkeerslawaai zorgen. Er zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de verkeersaantrekkende werkingen van het bedrijventerrein. Indien hieruit naar voren komt dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd zal dit plaats vinden.
Hoofdstuk 6
43
Met de voorgenomen revitalisering kunnen zich kansen voordoen om de akoestische situatie aan te passen. Hierbij kan worden gedacht aan het verlagen van de maximumsnelheid naar 30 km/h (dit heeft ook een positieve invloed op de luchtkwaliteit) of het gebruik van ander asfalt.
6.7 Luchtkwaliteit In de nabijheid van wegen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontreiniging kan negatieve effecten op de gezondheid hebben. Wettelijk kader Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Deze vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Daartoe zijn in de wet grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen opgenomen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en benzeen gelden vanaf 2010. Voor de overige stoffen zijn de grenswaarden reeds van kracht. De grenswaarden zijn op basis van gezondheidskundige aspecten bepaald, maar ook onder de norm kunnen gezondheidseffecten optreden, zij het vooral bij mensen die er gevoelig voor zijn, zoals kinderen en ouderen. Bij concentraties onder de 40 µg/m3 neemt de kans op effecten wel geleidelijk af, al is voor fijn stof geen gezondheidskundige grenswaarde vast te stellen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid6: a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
6
let wel op een zorgvuldige belangenafweging, en het (toekomstige) Besluit gevoelige bestemmingen
44
Deel B - Verantwoording
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Het NSL is de kern van de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit. Dit programma moet de onderbouwing leveren van het 'derogatieverzoek' van het Rijk aan de Europese Unie (EU). Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verbeteren om er voor te zorgen dat per 2011 respectievelijk 2015 wel overal in Nederland aan de grenswaarden wordt voldaan. Het Rijk coördineert het programma. De EU heeft echter nog geen besluit over het derogatieverzoek genomen. AmvB en mr niet in betekenende mate De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). Deze AmvB en mr legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 µg/m3 voor zowel fijn stof en NO2. De 3% grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld (zie artikel 2, lid 2, Besluit NIBM). In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 µg/m3. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is vóór en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk. NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan. Door de ligging van de Doornkade langs de A27 en de Utrechtseweg wordt de luchtkwaliteit negatief beïnvloed. De invloed van de A27 is bepalend voor de luchtkwaliteit op het bedrijventerrein. De eerstelijns bebouwing van de Doornkade ligt langs de A27 op ongeveer 70 meter. Op een afstand van ongeveer 100 meter van de snelweg wordt niet voldaan aan de grenswaarde voor stikstofdioxide (40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie). De grenswaarde voor fijn stof wordt niet overschreden. Uiterlijk in 2015 moet de luchtkwaliteit voldoen aan de grenswaarden. De invloed (van de luchtkwaliteit) van de A27 en de Utrechtseweg op het bedrijventerrein
Hoofdstuk 6
45
is niet te verhelpen door het herzien van bestemmingsplan Doornkade. Deze wegen vallen niet binnen het plangebied. De gemeente staat een revitalisering van het bedrijventerrein voor. Deze revitaliseringslag zou een mogelijkheid zijn om maatregelen te nemen om de luchtkwaliteit ter plaatse te verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als het verlagen van de maximumsnelheid op het terrein (hetgeen overigens niet te regelen is in een bestemmingsplan). De voorgenomen revitalisering van het bedrijventerrein Doornkade gaat gepaard met het verruimen van de bouwmogelijkheden. Hierdoor is het mogelijk dat het terrein meer verkeer aantrekt. Dit kan voor een verslechtering van de luchtkwaliteit zorgen. Er zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de verkeersaantrekkende werkingen van het bedrijventerrein. Indien hieruit naar voren komt dat een luchtkwaliteitsonderzoek moet worden uitgevoerd, dan zal dit plaats vinden. De A27 bepaalt de luchtkwaliteit op het bedrijventerrein. Maatregelen om tijdig aan de wettelijke grenswaarden worden eventueel door Rijkswaterstaat genomen.
6.8 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen7 vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. De provincie Utrecht heeft aanvullend beleid vastgesteld, bij nieuwe situaties heeft zij de ambitie om er voor te zorgen dat de overlijdenskans maximaal een in de 100 miljoen jaar is (een zogenaamde 10-8 contour). Dit is een ambitie waar van (gemotiveerd) kan worden afgeweken. 7
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
46
Deel B - Verantwoording
Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met, advies vragen aan, de regionale brandweer. (Beperkt) kwetsbare objecten Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants8. Risicovolle activiteiten In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is Risicovolle activiteiten (bron: www.risicokaart.nl) van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan. Op bovenstaande afbeelding is af te lezen dat er op de het bedrijventerrein Doornkade één bedrijf aanwezig is waar een veiligheidscontour voor geldt. Dit betreft een verkooppunt van Shell Nederland (met LPG-vulpunt). Hier geldt een PR 10-6 risicocontour waar binnen geen kwetsbare objecten worden opgericht (deze staat op de verbeelding aangegeven). In de huidige situatie bevinden deze zich niet binnen de ge-
8
Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
Hoofdstuk 6
47
noemde contour. Met het bestemmingsplan Doornkade zal het niet mogelijk worden gemaakt om kwetsbare objecten binnen deze contour op te richten. Transport gevaarlijke stoffen Ten westen van het bedrijventerrein is de Rijksweg A27 gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor de A27 is het PR berekend. De PR 10-6 contour is gelegen op 17 meter van de as van de weg. Dit betekent dat er geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd op 17 meter van de wegas. De PR 10-8 ligt op 210 meter van de as van de weg. Binnen deze zone zijn op het bedrijventerrein Doornkade zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Als binnen de invloedssfeer van de A27 kwetsbare objecten worden opgericht (of zich binnen de invloedssfeer bevinden) dan moet het groepsrisico worden uitgerekend. Het bestemmingsplan Doornkade maakt het niet mogelijk nieuwe kwetsbare objecten op te richten, het betreft immers een hoofdzakelijk conserverend plan. Echter door de keuze voor een uitbreiding van de bouwmogelijkheden (vergroten bouwoppervlak en maximale hoogte) is het mogelijk de personendichtheid toeneemt (binnen de zone van de A27). Dit betekent dat de dichtheid waarschijnlijk toe. Een onderzoek naar externe veiligheid en verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk
6.9 Kabels en leidingen Bij nieuwbouw of grote verbouwingen, dient bekeken te worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied zijn gelegen. Het is mogelijk dat er kabels en leidingen in plangebied aanwezig zijn die een beschermingszone vereisen die in het bestemmingsplan geregeld moet worden.
6.10 Parkeren Algemeen uitgangspunt Algemeen geldt dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Voor het hele bedrijfsterrein geldt een parkeerverbod in de openbare ruimte. In de bestaande praktijk wordt een uitzondering gemaakt voor de bezoekers van Euretco en de bedrijven gelegen aan de Meidoornkade. Zij maken gebruik van de parkeergelegenheid naast Euretco en de strook tussen Meidoornkade en A27. Desondanks kent Euretco een parkeerprobleem tijdens beursevenementen. Met name evenementen in de particuliere markt zorgen voor parkeerproblemen, de zakelijke markt is meer gedifferentieerd.
48
Deel B - Verantwoording
Parkeernorm Buiten de strook langs de Meidoornkade dient op eigen terrein geparkeerd te worden. De openbare ruimte voorziet in beginsel niet in parkeerruimte. Om toekomstige bouwplannen te kunnen toetsen op voldoende parkeergelegenheid worden de kengetallen uit het ASVV voor matige stedelijke dichtheid aangehouden. Voor kantoorfunctie gaat het om 1,6 pp per 100 m2 BVO, oftewel 2 parkeerplaatsen per 125 m2. Kortingsregeling Bedrijven worden uitgenodigd om op basis van een bedrijfsvervoerplan aan te tonen dat zij met minder parkeergelegenheid kunnen volstaan. Voorbeelden van maatregelen in een bedrijfsvervoerplan die tot een reductie van parkeergelegenheid kunnen leiden, zijn: • Beperking reiskostenvergoeding woon-werkverkeer en dienstreizen per auto; • Fietsenplan inclusief douche- en fietsparkeervoorzieningen; • MobilityMixx en bedrijfsauto’s (deelauto’s) voor dienstreizen; Indien een bedrijf aanspraak wil kunnen maken op de kortingsregeling dient het bedrijfsvervoerplan als onderdeel van de bouwaanvraag ter toetsing aan de gemeente voorgelegd worden.
Hoofdstuk 6
49
50
Deel B - Verantwoording
7.
CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE
7.1 Inleiding Europees en Rijksniveau In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. In dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals als alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Met de Wet op de archeologische monumentenzorg (1 september 2007) worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta geïmplementeerd. Provinciaalniveau Het archeologiebeleid van de provincie Utrecht richt zich op het leesbaar houden van de ontstaansgeschiedenis van de provincie. Het doel is om het erfgoed in de bodem te bewaren en te behouden (in situ). Indien behoud niet mogelijk is, dient de informatie van het bodemarchief te worden veiliggesteld door middel van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek, uitgevoerd volgens algemeen geldende normen/ richtlijnen. De provinciale richtlijn stelt dat bij plannen en besluiten die aan de provincie worden voorgelegd, aangegeven dient te zijn op welke wijze de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn opgenomen. De cultuurhistorische waarden moeten in een vroegtijdig stadium van de planvorming worden geïnventariseerd, bij het stedenbouwkundig ontwerp worden gebruikt en bij het besluit worden meegenomen. Mogelijke archeologische overblijfselen moeten zo vroeg mogelijk in de planontwikkeling door een archeologisch vooronderzoek, worden gelokaliseerd en gewaardeerd. Bij toetsing van bestemmingsplannen wordt nagegaan of bij de planvorming voldoende archeologisch vooronderzoek is verricht op basis waarvan een afgewogen besluit kan worden genomen. In bestemmingsplannen moeten terreinen van hoge en zeer hoge waarde tot uitdrukking komen en middels een aanlegvergunning worden beschermd. De Cultuurhistorische kaart van de provincie Utrecht9 geeft een overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden in de provincie. De kaart is ontwikkeld om verantwoord om te gaan met cultuurhistorische waarden bij nieuwe ruimtelijke plannen. Het is de bedoeling dat de kaart een bron van inspiratie gaat vormen voor
9
Provincie Utrecht, De Cultuurhistorie van Gooi en Vechtstreek; Cultuurhistorische Waardenkaart Utrecht, 2001.
Hoofdstuk 7
51
ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de kaart zijn geografische, bouwkundige en archeologische elementen en structuren af te lezen.
7.2 Archeologische waarden Geografie Het bedrijventerrein is gelegen in het deelgebied ‘Krommen Rijn en Langbroek’. Dit gebied is een rijk aan archeologische vindplaatsen. Rivierlopen hebben hier stroomruggen en restgeulen achtergelaten. Al vroeg kwam op deze gebieden bewoning voor. De onbedijkte Kromme Rijn maakte deel uit van de Romeinse Limes. Het wegenpatroon stamt grotendeels uit de periode ‘Late Middeleeuwen’. Waarden Het zuidelijke deel van het plangebied is volgens de Cultuurhistorische kaart aangewezen als een gebied van zeer hoge waarde. Dit blijkt ook uit het rapport ‘Toelichting op de archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten voor het grondgebied van de gemeente Houten’ (zie paragraaf 4.4). Tevens bevinden zich ten westen van het plangebied twee monumenten bestaande uit een boerderij met aanverwante bijgebouwen en een hekwerk. Het bestemmingsplan Doornkade maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het betreft immers een conserverend plan. De gemeente Houten is wel voornemens om het bedrijventerrein te revitaliseren. Het gebied dat is aangewezen als gebied met hoge verwachting wordt in de beleidsnota beschouwd als een gebied van categorie 3. Voor deze terreinen geldt dat een aanlegvergunning moet worden verleend indien de oppervlakte van groter dan 500 m2 en dieper dan 50 centimeter.
Het plangebied (omkaderd het te beschermen gebied)
52
Deel B - Verantwoording
In het bestemmingsplan wordt conform de nota een dubbelbestemming aan deze gronden worden toegekend. Binnen dit gebied is de Eikenlaan gelegen. Ter plaatse van deze laan mag niet gebouwd wordt. Om hier zorg voor te dragen wordt een zone onbebouwd in het bestemmingsplan opgenomen ter plaatse van de Eikenlaan. Monumenten De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads en dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe gebouwde of archeologische monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument. Daarnaast geeft de Monumentenwet voorschriften voor het “wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen” van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets aan het monument mag worden veranderd zonder voorafgaande vergunning. Deze vergunning moet vooraf worden aangevraagd. De gemeenten zijn bevoegd om hierop te beslissen. Het is strafbaar als er zonder vergunning werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor wat betreft de gebouwde monumenten hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid gekregen voor monumentenzorg. In het plangebied zijn twee Rijksmonumenten gelegen. De langhuisboerderij (gelegen aan de Peppelkade 22-24) is gelegen onder een rieten wolfdak en is rond 1879 gebouwd. De symmetrische voorgevel heeft op de begane grond vier gemoderniseerde vensters met bovenlichten. Het zomerhuis (Peppelkade 18-20) dat door een aanbouw met de boerderij is verbonden is van latere datum. Naast de boerderij staat aan het eind het 17e –eeuwse inrijhek in Lodewijk XIV-stijl. Het hek markeert het begin van de centrale oprijlaan naar kasteel Heemstede.
Hoofdstuk 7
53
54
Deel B - Verantwoording
8.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Met de invoering van de Grondeploitatiewet als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het verhaal van kosten verplicht. De wetgever acht het wenselijk dat de gemeente en ontwikkellende danwel bouwende partijen het onderling eens worden over het kostenverhaal (zoals bepaalt in artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening) en dit vastleggen in een anterieure overeenkomst of in een exploitatieplan. Ongeacht voor welke vorm wordt gekozen moet het voor het vaststellen van het – daarvoor in aanmerking komende – planologische besluit vast liggen. De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Doornkade biedt worden niet in opdracht en/of ten laste van de gemeente gerealiseerd. De kosten die samenhangen met de ontwikkelingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemers.
Hoofdstuk 8
55
56
Deel B - Verantwoording
9.
INSPRAAK EN VOOROVERLEG
9.1 Algemeen Nadat het college het voorontwerpbestemmingsplan daartoe heeft vrijgegeven, wordt overleg conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd met de verschillende instanties. Ook wordt het bestemmingsplan onderworpen aan inspraak. Daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van een bestemmingsplan van start gaan.
9.2 Vooroverleg Overleg is nodig om te komen tot goede bestemmingsplannen en om een goede afstemming tussen het beleid van de verschillende overheden te bewerkstelligen. De overheden zijn vrij in de vormgeving van dit overleg. Overheden kunnen hierover onderling afspraken maken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het overleg. Doelstelling van de wetgever is om het overleg zo soepel en vlot mogelijk te laten verlopen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om dit overleg te voeren. Het overleg wordt gevoerd met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro). De uitkomsten van het overleg worden in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen, indien de uitkomsten leiden tot wijzigingen van het bestemmingsplan worden deze verwerkt.
9.3 Inspraak Per 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet UOV) in werking getreden (Wet van 24 januari 2002, Stb. 2002, 54. Zie ook: Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Staatsblad 2005, 282) en het tijdstip van inwerkingtreding (Staatsblad 2005, 320)). Ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraakreacties zullen in
Hoofdstuk 9
57
een inspraakverslag worden verwerkt. Indien daartoe aanleiding is, wordt het bestemmingsplan aangepast.
58
Deel B - Verantwoording
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
3 3 9
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijventerrein Artikel 4 Groen Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer Artikel 6 Water Artikel 7 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
11 11 15 16 17 18
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Artikel 9 Algemene bouwregels Artikel 10 Algemene ontheffingsregels Artikel 11 Algemene wijzigingsregels Artikel 12 Algemene procedureregels
21 21 22 24 25 26
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 13 Overgangsrecht Artikel 14 Strafbepaling Artikel 15 Slotregel
27 27 28 29
Bijlage Lijst van Bedrijfsactiviteiten Plankaart nr. 09BROAM002
bestemmingsplan "Doornkade"
1
2
bestemmingsplan "Doornkade"
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan
het bestemmingsplan 'Doornkade' van de gemeente Houten; 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0321.0060BPDoornkade-vast; 1.3
aanbouw
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel inzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dekhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt; 1.4
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5
aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.7
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 1.8
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
bestemmingsplan "Doornkade"
3
1.9
bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; 1.10
bedrijfswoning
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming; 1.11
beroep aan huis
beroep of bedrijf, waarop de Wet Milieubeheer niet van toepassing is, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt niet verstaan het voeren van een detailshandelvestiging, horecabedrijf, escortbedrijf, seksinrichting of sekswinkel; 1.12
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak; 1.13
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.14
BEVI-inrichting
het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt bij de ter visie legging van dit plan; 1.15
bezorgdienst
horeca-activiteit die gericht zijn op het bedrijfsmatig bereiden van dranken en/of etenswaren, niet voor gebruik; 1.16
bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw; 1.17
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.18
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
4
bestemmingsplan "Doornkade"
1.19
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.20
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.21
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel; 1.22
bouwvlak
een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.23
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.24
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik. verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.25
detailhandel perifeer
detailhandel op terreinen of locaties binnen de bebouwde kom die niet binnen een bestaand winkel(concentratie)gebied of het onmiddellijk daaraan grenzende gebied liggen c.q. gevestigd kunnen worden; 1.26
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.27
geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld; 1.28
gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
bestemmingsplan "Doornkade"
5
1.29
gevoelige bestemmingen
met gevoelige bestemmingen worden gebouwen bedoeld die bestemd zijn voor verblijf van groepen personen waar deze zich gedurende langere tijd ophouden zoals scholen en verpleegtehuizen. Bij gevoelige bestemmingen kan een gegeven blootstelling een extra effect teweegbrengen; 1.30
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.31
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; horeca, categorie 1: een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. horeca, categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant; horeca, categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar; 1.32
kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen; 1.33
ondersteunende horeca
alle vormen van inrichtingen van niet-zelfstandige horeca, op locaties zonder planologische hoofdbestemming horeca, zoals een bakker met een koffiehoek, sportkantine, museumrestaurant voor bezoekers; 1.34
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
6
bestemmingsplan "Doornkade"
1.35 y y
peil
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.36
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel; 1.37
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.38
verbeelding
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0321.0060BPDoornkade-vast; 1.39
voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; 1.40
voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer; 1.41
vrij beroep
beroepen die in een aangepast gedeelte van, of in een specifiek ingerichte aan- of uitbouw aan de woning worden uitgeoefend. Bij vrije beroepen wordt gedacht aan de medische en paramedische beroepen van arts, tandarts, fysiotherapeut en dierenarts, alsmede de administratieve beroepen van advocaat, notaris, accountant en makelaar of daaraan gelijk te stellen beroepen; 1.42
weg
voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden bermen of zijkanten; 1.43
wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald; 1.44
zendmast
een operationeel netwerk ten behoeve van draadloze (mobiele) (tele-) communicatie, hoofdzakelijk bestaande uit een apparatuurkast, een mast en één of meerdere antennes; bestemmingsplan "Doornkade"
7
8
bestemmingsplan "Doornkade"
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.2
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.5
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; 2.6
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
bestemmingsplan "Doornkade"
9
10
bestemmingsplan "Doornkade"
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze bedrijven en bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën 1 tot en met 2 van de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVIinrichtingen niet zijn toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze bedrijven en bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van het verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG; c. ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze bedrijven en bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën 1 tot en met 4 van de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVIinrichtingen niet zijn toegestaan; d. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding; e. de uitoefening van perifere detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'perifere detailhandel' op de verbeelding; f. de uitoefening van een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-kinderdagverblijf' op de verbeelding; g. de uitoefening van een bezorgdienst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-bezorgdienst' op de verbeelding; h. kantoren die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd onder a tot en met d, met dien verstande dat maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 2000 m² hiervoor gebruikt mag worden; i. de uitoefening van een benzinestation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen inclusief lpg' op de verbeelding; j. een vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' op de verbeelding; k. een zend-onvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' op de verbeelding; l. een congrescentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' op de verbeelding, met daarbij horende ondersteunende horeca; m. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, waaronder tevens begrepen ensemblewaarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijfrijksmonument' op de verbeelding; n. afgeschermde buitenopslag, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn; met de daarbijbehorende: o. tuinen, erven en terreinen; p. voorzieningen van algemeen nut; q. paden; r. waterlopen en waterpartijen; s. parkeervoorzieningen; t. groenvoorzieningen.
bestemmingsplan "Doornkade"
11
3.2
Bouwregels
3.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwperceel mag voor maximaal 80% worden bebouwd; c. de parkeergelegenheid dient op eigen terrein gerealiseerd te worden; d. tenminste 5% van het bouwvlak dient te worden ingericht met groenvoorzieningen; e. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 12 meter bedragen; f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter; g. binnen de op de verbeelding aangegeven veiligheidszone mogen geen gevoelige bestemmingen worden opgericht. 3.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het vlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding; b. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 3 meter bedragen; c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvak mag maximaal 6 meter bedragen; d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter; e. de inhoud van de bedrijfswoning dient tenminste 300 m³ te bedragen en mag ten hoogste 600 m³ bedragen; f. de bedrijfswoning dient in de naar de weg gekeerde zijde van de bestemmingsgrens te worden gebouwd. 3.2.3
Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter; c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter; d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 50 m². 3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn 1 meter bedraagt; b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 12 meter; c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding. 3.4 12
Ontheffing van de bouwregels bestemmingsplan "Doornkade"
3.4.1
Ontheffing bouwhoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.1 onder e teneinde een bouwhoogte van maximaal 20 meter te realiseren met dien verstande dat: a. de parkeergelegenheid op eigen terrein conform de parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per 125 m2 BVO wordt geregeld; b. er voorzieningen voor duurzame energie worden gerealiseerd; c. de milieukwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Onder milieukwaliteit wordt in ieder geval verstaan de gevolgen voor de externe veiligheid, flora en fauna, bodem- en grondwaterkwaliteit en de mate van hinder voor de omliggende functies; d. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig wordt aangetast; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; f. de verkeersveiligheid en brandveiligheid is gewaarborgd. 3.4.2
Ontheffing bouwhoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder a teneinde een hogere bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen te realiseren met dien verstande dat: a. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig wordt aangetast; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid is gewaarborgd. 3.4.3
Ontheffing afstand
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.2.1 onder f teneinde een afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter te mogen bewerkstelligen met dien verstande dat: a. de milieukwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Onder milieukwaliteit wordt in ieder geval verstaan de gevolgen voor de externe veiligheid, flora en fauna, bodem- en grondwaterkwaliteit en de mate van hinder voor de omliggende functies; b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig wordt aangetast; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; d. de verkeersveiligheid en brandveiligheid is gewaarborgd. 3.5
Specfieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen; b. wonen, behoudens de woningen als bedoeld in artikel 3.1 sub d; c. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel als bedoeld in 3.1 sub e; d. horeca, met als uitzondering het aangeduide op de verbeelding; e. seksinrichtingen; f. bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voorterreinen van de bedrijven; g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn; h. een nieuw op te richten bezorgdienst, indien de bedrijfsvoering van de bestaande bezorgdienst reeds is beëindigd.
bestemmingsplan "Doornkade"
13
3.6
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van: a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 en niet in de Lijst van bedrijven worden genoemd; indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1; b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd; c. bedrijven die onder het BEVI vallen. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. 3.7
Wijzigingsbevoegdheid
a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding als bedoeld in 3.1 te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet; b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daaroe aanleiding geeft.
14
bestemmingsplan "Doornkade"
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. een vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt' op de verbeelding; c. bruggen en duikers; d. bermen en beplanting; e. straatmeubilair en kunstobjecten; f. loop- en fietspaden; g. voorzieningen van algemeen nut; h. waterlopen en waterpartijen; i. waterberging; j. andere tot de bestemmingen behorende groenvoorzieningen. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte mag 2,5 meter bedragen; c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag 30 m² bedragen, indien de bouwwerken een grotere oppervlakte hebben dan 16 m² worden de eigenaren en gebruikers van aangrenzende en nabijgelegen percelen in de gelegenheid gesteld hun bezwaren tegen het voornemen kenbaar te maken, hiertegen staat voor de bedoelde eigenaren en gebruikers beroep open binnen veertien dagen na dagtekening van verzending van kennisgeving; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen- zone onbebouwd' op de verbeelding geldt een zone onbebouwd; 4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter; b. overkappingen zijn niet toegestaan; c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
bestemmingsplan "Doornkade"
15
Artikel 5
5.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; b. buurtontsluitingswegen; c. een duiker; d. voet- en rijwielpaden; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; g. straatmeubiliair; h. kunstwerken; i. voorzieningen van algemeen nut; j. waterlopen en waterpartijen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 2.5 meter; c. de maximale oppervlakte van een gebouw mag hoogstens 30 m² bedragen, indien de bouwwerken een grotere oppervlakte hebben dan 16 m² worden de eigenaren en gebruikers van aangrenzende en nabijgelegen percelen in de gelegenheid gesteld hun bezwaren tegen het voornemen kenbaar te maken, hiertegen staat voor de bedoelde eigenaren en gebruikers beroep open binnen veertien dagen na dagtekening van verzending van kennisgeving; 5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van een overkapping 3 meter; b. de maximale oppervlakte per overkapping bedraagt 30 m²; c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering maximaal 12 meter bedragen; d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter. 5.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
16
bestemmingsplan "Doornkade"
Artikel 6 6.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterberging; b. waterhuishouding; c. bermen, bermstroken en bermsloten; d. waterlopen en waterpartijen; e. groenvoorzieningen; f. infiltratievoorzieningen; g. kunstwerken voor recreatief gebruik; h. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden. 6.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter. 6.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 6.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
bestemmingsplan "Doornkade"
17
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. 7.2
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de overige voor deze gronden geldende bestemmingen is bepaald, zijn op en in deze gronden uitsluitend bouwwerken toegestaan met een oppervlakte kleiner dan 500 m² en bouwwerken een funderingsdiepte van minder dan 50 cm (van welk oppervlakte dan ook). 7.3
Ontheffing van de bouwregels
a. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor de betreffende gronden geldende bestemmingen, mits uit archelogisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld; b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties; c. op de voorbereiding van een besluit omtrent ontheffingen als bedoeld in lid 3, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. 7.4
Aanlegvergunning
a. in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sub b, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer: 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage; 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 3. het ophogen en egaliseren van gronden; 4. het wijzigen van de waterhuishouding of de gorndwaterstand en/of het vergroten van de toeen aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderzins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels; 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem; 6. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 meter onder peil. b. een aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien: 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en 2. vooraf door aanvragen van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde 18
bestemmingsplan "Doornkade"
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld: y de archeologische waarden in voldoende mate zeker zijn gesteld; of y er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of y de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad. c. het in sub a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: 1. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van archeologie; 2. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. d. alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie; e. indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een aanlegvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben. 7.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak: 1. naar ligging wordt verschoven, dan wel 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel 3. van de verbeelding wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beeindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft. b. op de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 4, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
bestemmingsplan "Doornkade"
19
20
bestemmingsplan "Doornkade"
Hoofdstuk 3 Artikel 8
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Doornkade"
21
Artikel 9
Algemene bouwregels
9.1
Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.1.1
Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. 9.1.2
Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil; d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 9.1.3
Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat: y de waterhuishouding niet wordt verstoord; y geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. 9.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. 9.3
Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
9.3.1
Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. 9.3.2
Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
22
bestemmingsplan "Doornkade"
9.3.3
Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
bestemmingsplan "Doornkade"
23
Artikel 10
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en hierbij toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden: 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan: y buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden; y binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen; 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan: y y
24
op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie; tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
bestemmingsplan "Doornkade"
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven; d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
bestemmingsplan "Doornkade"
25
Artikel 12 12.1
Algemene procedureregels
Ontheffing
Bij toepassing van een ontheffing, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing. 12.2
Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing. 12.3
Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
26
bestemmingsplan "Doornkade"
Hoofdstuk 4 Artikel 13 13.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.2
Overgangsrecht gebruik
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 13.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
bestemmingsplan "Doornkade"
27
Artikel 14
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikel 3.5, 6.3, 7.4 is een delict in de zin van artikel 7.10 Wro en als zodanig strafbaar gesteld op grond van deze wet.
28
bestemmingsplan "Doornkade"
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Doornkade'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………………………
De voorzitter,
De griffier,
……….
………
bestemmingsplan "Doornkade"
29
Bijlage
Bijlage 1. Lijst van bedrijfsactiviteiten
Toelichting bij de lijst van bedrijfsactiviteiten Algemeen De lijst van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten uit de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG1. Uit de richtafstandenlijsten zijn die bedrijfsactiviteiten geselecteerd, die in beginsel passen binnen de beoogde bestemming. Richtafstanden In de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstand van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Bij het bepalen van de richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • het betreft 'gemiddeld' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen; • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ of ‘gemengd gebied’; • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de activiteiten; • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming, die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning, die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Omgevingstype Allereerst zijn er richtafstanden, die zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk2 of een vergelijkbaar omgevingstype. Gemotiveerd kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied3, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging
1 2
Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2007. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten
1
nabij drukke wegen al een hoge milieubelasting kent. Verdere reducties zijn in de meeste gevallen niet te verantwoorden, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. In onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven afhankelijk van het omgevingstype. milieucategorie
richtafstand tot omgevingstype rustige richtafstand tot omgevingstype gemengd woonwijk en rustig buitengebied
gebied
1
10 m
0 m
2
30 m
10 m
3.1
50 m
30 m
3.2
100 m
50 m
4.1
200 m
100 m
4.2
300 m
200 m
5.1
500 m
300 m
5.2
700 m
500 m
5.3
1.000 m
700 m
6
1.500 m
1.000 m
Aanvullende toelichtende informatie bij de richtafstanden Kolom met richtafstanden voor geluid In de kolom met richtafstanden voor geluid is – waar van toepassing – de letter C van continu opgenomen. Hiermee is aangegeven dat bij de betreffende milieubelastende activiteiten de voor geluid bepalende activiteiten continu (dag en nacht) in bedrijf zijn. Voorts is - waar van toepassing - de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder (vroeger ook wel A-inrichtingen genoemd), die als zodanig zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Kolom met richtafstanden voor gevaar
3
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals, winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden, die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot dit omgevingstype. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
2
Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten
In de kolom “gevaar” zijn de richtafstanden aangegeven, die bij gemiddelde activiteiten van dat type aangehouden kunnen worden. Het betreft alle gevaarsaspecten, inclusief brandgevaar en stofexplosies. In deze kolom is voor activiteiten die mogelijk onder de werking van het Bevi vallen of gaan vallen de letter R van risico opgenomen. In dezelfde kolom is voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is de letter V van vuurwerk opgenomen. Voor deze activiteiten dient altijd te worden getoetst aan de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit. D van ‘divers’ in kolom milieucategorie Bij de bepaling van de richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen is uitgegaan van een 'gemiddeld' nieuwe activiteit met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Bij alle activiteiten dient daarom rekening te worden gehouden met een zekere variatie. Voor activiteiten met een grote variatie in productieprocessen is de letter D van divers opgenomen. Index voor verkeersaantrekkende werking Naast de genoemde milieuaspecten kan ook de verkeersaantrekkende werking van belang zijn voor de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden maar is weergegeven met een kwalitatieve index, die loopt van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis: 1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking; 2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking; 3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en personenvervoer (P). Overige aandachtspunten van activiteiten In de lijsten zijn tenslotte enkele andere aandachtspunten benoemd. Deze zijn bedoeld als aanvullende informatie waarmee in specifieke gevallen rekening gehouden kan worden gehouden. Visuele hinder De index voor visuele hinder is een indicator voor de (visuele) inpasbaarheid van activiteiten. B van 'bodemverontreiniging' De index voor bodem kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare inrichtingen op gevoelige gronden, zoals bodembeschermingsgebieden. In het provinciale beleid met betrekking tot de bodembescherming speelt dit aspect een rol. Uitwerking van dit beleid vindt plaats in de provinciale milieuverordeningen. In deze kolom is de letter B opgenomen indien een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft, bijvoorbeeld door calamiteiten, incidenten of 'sluimerende' lekkages.
Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten
3
L van 'luchtverontreiniging' De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot woningen (of andere gevoelige locaties) in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht in planologisch opzicht relevant zijn. Denk aan de neerslag van geëmitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen en flora. Ook doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor met de afstand tot woningen bij het toepassen van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de L van 'luchtverontreiniging' vermeld. Gebruikte afkortingen De volgende afkortingen worden in de tabel gebruikt: < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j B C D L Z R V
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) vuurwerkbesluit van toepassing
4
Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten
Basisinformatie voor milieuzonering Uit: Bedrijven en milieuzonering Uitgave VNG, 2007
BRO
10
30 C
10
30
2
10 10 10 30 100 30 30 100
10 10 10 10 10 10 10 30
30 30 30 30 30 30 30 30
C C C C C C C C
10 10 10 10 10 10 10 0
30 30 30 30 100 30 30 100
50 50 200
30 30 30
30 C 30 C 50 C
0 0 0
50 50 200
200 200 200 100
30 30 50 30
50 50 50 50
C C C C
0 0 0 0
200 200 200 100
200 100 30 100 10 30
30 30 0 0 0 10
30 30 50 30 30 30
C C C C C C
0 0 10 10 10 0
200 100 50 100 30 30
30 30 30 30 30
10 10 10 10 10
50 30 50 30 30 C
10 10 10 10 0
50 30 50 30 30
10
10
50
0
100 50
0 0
100 C 50 C
50 10
100 50
30 0
50 C 50 C
50
50
100
LUCHT
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven
10
BODEM
-
CATEGORIE
0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 5 6 0 1 2 3 4
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2
GEVAAR
0 1 2 3 4 5 6 7
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) Tuinbouw: - bedrijfsgebouwen - kassen zonder verwarming - kassen met gasverwarming - champignonkwekerijen (algemeen) - champignonkwekerijen met mestfermentatie - bloembollendroog- en prepareerbedrijven - witlofkwekerijen (algemeen) Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van overige graasdieren: - paardenfokkerijen - overige graasdieren Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee: - legkippen - opfokkippen en mestkuikens - eenden en ganzen - overig pluimvee Fokken en houden van overige dieren: - nertsen en vossen - konijnen - huisdieren - maden, wormen e.d. - bijen - overige dieren Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² KI-stations
VISUEEL
151 152 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533
-
GELUID
01 0111, 0113 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0121 0122 0122 0122 0123 0124 0124 0124 0124 0124 0125 0125 0125 0125 0125 0125 0125 014 014 014 014 014 0142 02 02 020 05 05 0501.1 0501.2 0502 0502 0502 10 10 103 11 11 111 111 14 14 1421 1421 144 15 15 151 151 151 151 151 151 151
STOF
-
INDICES
GEUR
nummer
AFSTANDEN IN METERS
VERKEER
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
1 G
1
B
L
2 2 2 2 3.2 2 2 3.2
1 1 1 1 1 1 1 1
G G G G G G G G
1 1 1 1 1 1
B B B B B B
L L L
3.1 3.1 4.1
1 G 1 G 1 G
1 1 1
D
4.1 4.1 4.1 3.2
1 1 1 1
G G G G
1 1 1 1
D
4.1 3.2 3.1 3.2 2 2
1 1 1 1 1 1
G G G G G G
1 1 1 1 1 1
3.1 2 3.1 2 2
2 1 2 1 1
G G G G G
1 1 1 1 1
50
3.1
1 G
1
100 50
3.2 3.1
2 G 1 G
2 1
0 0
100 50
3.2 3.1
1 G 1 G
1 1
100 C
10
100
3.2
2 G
2
0
200 C
200
200
4.1
1 G
2
B
L
10 50
100 10
200 100 C
10 30
4.1 3.2
2 G 2 G
1 1
B
100 300 100 50 30 50
0 0 0 0 0 0
100 100 100 50 50 50
50 50 50 30 10 10
3.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1
2 2 2 1 1 1
G G G G G G
1 2 2 1 1 1
50
0
50
200 300 300 100 50
0 0 10 10 10
300 50
30 10
D D
D
1
-
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 2 - visteeltbedrijven - TURFWINNING Turfwinningbedrijven - AARDOLIE- EN AARDGASWINNING 0 Aardolie- en aardgaswinning: 1 - aardoliewinputten - WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. 0 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): 1 - algemeen Zoutwinningbedrijven - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 7 - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met 8 p.o. < 2.000 m² 0 Visverwerkingsbedrijven: 2 - conserveren 3 - roken 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 0 Aardappelprodukten fabrieken: 1 - vervaardiging van aardappelproducten 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
1
C C C C
R
R
R R R
200 100
D
100 300 100 50 50 50
D
10
50
3.1
2 G
1
100 C 50 C 50 C 50 30
30 0 30 30 10
200 300 300 100 50
4.1 4.2 4.2 3.2 3.1
2 1 2 1 1
G G G G G
2 2 2 1 1
200 C 50
50 50
4.2 3.1
2 G 1 G
2 1
R R
300 50
D
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
2
1584 1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598 16 16 160 17 17 171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18 18
3 4 5 6 0 2
0 1 2
0 1 2
-
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
1 2 2 2 2
G G G G G
1 2 2 2 2
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B B
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B B
200 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B
100 300 300 100 30
C C Z C C
50 50 50 50 0
R R R R
100 300 300 100 30
3.2 4.2 4.2 3.2 2
2 3 3 2 1
G G G G G
1 2 2 2 1
100 50 100
300 C Z 200 C 200 C
100 50 50
R R
300 200 200
4.2 4.1 4.1
2 G 2 G 2 G
2 2 2
200 300
50 100
200 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
1 G 2 G
2 3
300 200 300 200
100 50 100 100
200 200 300 200
30 30 50 30
300 200 300 200
4.2 4.1 4.2 4.1
2 3 3 2
G G G G
2 3 3 2
30 100 100
10 30 10
10 30 30
30 100 100
2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
1 2 2
100
30
50
30
100
3.2
2 G
2
30 300 100 30 50
10 30 30 10 30
30 50 50 30 10
10 30 30 10 10
30 300 100 30 50
2 4.2 3.2 2 3.1
1 2 2 1 2
G G G G G
1 2 2 1 2
100 200 200 200
10 30 30 50
30 50 50 50
10 10 30 50
100 200 200 200
3.2 4.1 4.1 4.1
2 2 2 2
G G G G
1 1 2 2
100 300 200 300
10 50 50 30
50 50 50 200 C
10 50 30 30
100 300 200 300
3.2 4.2 4.1 4.2
2 2 2 2
G G G G
2 2 2 2
200 300 10 300 300 10
30 50 0 30 50 0
200 300 30 100 100 100
30 50 0 50 30 50
200 300 30 300 300 100
4.1 4.2 2 4.2 4.2 3.2
1 2 1 2 2 3
G G G G G G
2 3 1 2 2 2
200
30
30
200
4.1
2 G
1
10
50
100
30
100
3.2
2 G
1
10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
0 50 10 10 10 10
100 300 50 50 200 50
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
2 3 2 1 2 1
1 2 2 1 2 2
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
200 300
30 50
100 C 300 C Z
30 50
200 300
10 10
100 C 300 C Z
100 200
10 10
50 100 50 50 10
0 0 50 0 0
200 100 50
C C C C C
C C C Z C
30 C 100 C 100 C
C C C C C
50 C
R
R R
R
R
R R R R
D
D
BODEM
100 100 100 300 300
50 50 100 300 300
VISUEEL
10 10 10 30 10
GELUID
VERKEER
1584
CATEGORIE
0 0
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2
GEVAAR
0 1 2 0 3 5 6
- jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - v.c. >= 2500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - Suikerwerkfabrieken met suiker branden - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
STOF
1 2 3 4 5 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 3 4 5 1 2 0 1 2
INDICES
GEUR
nummer
1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583 1584
AFSTANDEN IN METERS
LUCHT
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
B
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel: 1 - aantal weefgetouwen < 50 2 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
2
Z
G G G G G G
B B
L
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
100
3.2
2 G
2
10 10 10 0
200 50 100 100
4.1 3.1 3.2 3.2
2 2 3 2
G G G G
2 1 2 2
0 0
50 30
3.1 2
1 G 1 G
1 1
0 10 10
300 50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
300 50 50
0
50
100
50
200 10 100 0
30 30 30 30
50 50 100 100
0 10
30 10
50 30
200
100
200 C
50 100 200 30
30 50 100 30
50 200 300 100
30 50
30 30
0 30 30 10 0 30 30 30 0
D
LUCHT
2 2 1
50 30 10
BODEM
CATEGORIE
2 G 2 G 2 G
0 10 10
VISUEEL
GROOTSTE AFSTAND
4.2 3.1 3.1
GEVAAR
203, 204, 205 205 21
23 2320.2 2320.2 2320.2 24 24 2411 2412 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 242 243 2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2464 2466 2466 247
1 G 2 G 1 G
30 10 50
1 2 1
B
L
B
L
B B B
L
B B B
L
-
20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205
22 221 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
3.1 2 3.1
GELUID
-
50 30 50
STOF
Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
INDICES
GEUR
nummer
181 182 183 19 19 191 192 193 20
21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22
AFSTANDEN IN METERS
VERKEER
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
0 1 2 0
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN - KARTONWAREN Vervaardiging van pulp 0 Papier- en kartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 2 - p.c. 3 - 15 t/u 3 - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 2 - p.c. >= 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN - MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen A Grafische afwerking B Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT- /KWEEKSTOFFEN A Smeeroliën- en vettenfabrieken B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN 0 Vervaardiging van industriële gassen: Kleur- en verfstoffenfabrieken 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken: A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" B0 Methanolfabrieken: B1 - p.c. < 100.000 t/j B2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): 1 - p.c. < 50.000 t/j 0 Landbouwchemicaliënfabrieken: Verf, lak en vernisfabrieken 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 1 - p.c. < 1.000 t/j 0 Farmaceutische produktenfabrieken: 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 2 - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 1 - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
3
R
50
R
200
4.1
3 G
2
C C Z C Z C
30 50 100 30
R R R R
50 200 300 100
3.1 4.1 4.2 3.2
1 2 3 2
G G G G
2 2 2 2
100 C 200 C Z
30 30
R R
100 200
3.2 4.1
2 G 2 G
2 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0
10 100 C 100 30 10 30 10 30 10
0 10 10 0 0 0 10 10 0
10 100 100 30 10 30 30 30 10
1 3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
1 3 3 1 1 2 2 2 1
P G G P G G G G G
1 2 2 1 1 1 1 1 1
50 300 300
0 0 0
100 100 200
30 50 50
R R R
100 300 300
D
3.2 4.2 4.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
B B B
L L L
200
0
200 C
200
R
200
D
4.1
3 G
3
B
L
100
30
300 C
300
R
300
D
4.2
2 G
3
B
L
300
10
200 C
300
R
300
D
4.2
2 G
3
B
L
100 200
0 0
200 C 300 C Z
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
2 G 3 G
2 3
B B
300
0
200 C
100
R
300
4.2
2 G
2
B
L
300
30
200 C
300
R
300
4.2
3 G
2
B
L
200
10
200 C
300
R
300
4.2
1 G
2
B
L
50 10 300 300
10 10 100 30
50 30 200 C 50 C
50 10 100 50
R
3.1 2 4.2 4.2
2 2 3 2
G G G G
1 1 2 2
B
L
R R
50 30 300 300
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 C 300 C
50 50 50 200 200
R R R R
100 100 50 200 300
3.2 3.2 3.1 4.1 4.2
3 3 3 2 3
G G G G G
2 2 2 2 3
B B B B B
D
D
D
B B
B
L L L L
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
OMSCHRIJVING
3 -
26 261 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2651 2652 2652 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 27 27 271 272 273 273 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 28
0 1 2 3
A0 A1 B0 B1 B2 C D0 D1 0 0 0 1 A0 A1 B0 0 1 0 1 -
28 281 281 281 281 281 2821
0 1 1a 2 3 0
0 1 2 A B 0 0 1 0 1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
4
300
4.2
2 G
2
B
30 100 50
30 50 50
R R
50 200 100
3.1 4.1 3.2
1 G 2 G 1 G
1 2 2
B
50 50
100 100
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
2 G 2 G
2 2
50
30
50
30
50
3.1
2 G
1
30 30 300 10
30 100 100 30
100 300 C Z 100 50
100 300 300 50
3.2 4.2 4.2 3.1
1 2 1 1
G G G G
1 2 1 1
L L L
10 30 30 50
10 50 200 200
30 100 200 200
10 30 30 100
2 3.2 4.1 4.1
1 2 2 2
G G G G
1 2 2 2
L L L
R
30 100 200 200
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2
10 10
100 100
200 300
30 30
200 300
4.1 4.2
2 G 2 G
2 2
10 30 50
50 200 50
100 300 100
30 30 30
100 300 100
3.2 4.2 3.2
2 G 3 G 2 G
2 3 2
10 30
50 200
100 300
Z
100 50
R R
100 300
3.2 4.2
3 G 3 G
2 3
10 30
50 200
100 300
Z
50 200
R R
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
2 2
10 10 10 10
30 30 100 30
100 50 300 50
0 0 10 10
100 50 300 50
3.2 3.1 4.2 3.1
1 1 1 1
G G G G
2 1 2 2
300
100
100
30
300
4.2
3 G
2
B
L
100 200 50 100 200
200 100 50 50 100
300 C Z 100 C 100 200 300 Z
30 50 50 30 50
300 200 100 200 300
4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
2 2 2 3 3
G G G G G
2 2 2 2 2
B B
L L
30
30
300
30
300
4.2
2 G
2
100
100
300
30
R
300
4.2
1 G
2
B
100
50
300 C
30
R
300
4.2
1 G
2
B
100
50
300 C
30
R
300
4.2
1 G
2
B
30 30 30 50
30 30 50 200
100 50 200 300
30 10 30 30
100 50 200 300
3.2 3.1 4.1 4.2
2 1 2 3
2 1 2 3
B
GELUID
50
300 C
50 200 100
10 50 10
200 300
Z
Z
30 50 30 10
R
D
D
D
D
G G G G
B
LUCHT
R
300
VERKEER
100
GEVAAR
BODEM
252 26
VISUEEL
0 1 2
CATEGORIE
0 1 2
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
STOF
-
GEUR
25 25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 252
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
nummer
SBI-CODE
L
B B
B
B B
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
5
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
VISUEEL
BODEM
2 2 1 2 1
G G G G G
2 2 2 2 2
B B B B B
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
G G G G G G G G G G G G G G
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2
B B B B B B B B B B B B B B
4.1 3.2 3.1
2 G 2 G 1 G
2 2 2
B B B
3.2 4.1 4.2
2 G 3 G 3 G
1 2 2
B B B
30
2
1 G
1
200 200 200 100 300 30
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2
1 1 2 2 2 1
G G G G G G
2 2 2 2 2 1
3.1 3.1
2 G 1 G
1 2
2
1 G
1
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
3 3 2 2 2
G G G G G
2 2 2 2 2
B B B B
50 100 200
3.1 3.2 4.1
2 G 2 G 2 G
1 1 2
B B B
100 300
3.2 4.2
2 G 2 G
2 2
B B
200 100 100
4.1 3.2 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
B B B
3.2 1 2
2 G 1 P 1 G
2 1 1
B
GEVAAR
35 351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 36 361 361 362
4.2 4.1 4.1 3.2 3.1
GELUID
33 33 34 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35
300 200 200 100 50
STOF
32 321 t/m 323 3210 33
1 - p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 1 - algemeen 10 - stralen 11 - metaalharden 12 - lakspuiten en moffelen 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3 - thermisch verzinken 4 - thermisch vertinnen 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 6 - anodiseren, eloxeren 7 - chemische oppervlaktebehandeling 8 - emailleren 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 1 Overige metaalbewerkende industrie 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: A1 - p.o. < 2.000 m2 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN 0 Machine- en apparatenfabrieken: 1 - p.o. < 2.000 m2 2 - p.o. >= 2.000 m2 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS A Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN - BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN - BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN - INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven 1 - p.o. < 10.000 m2 2 - p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, - AANHANGWAGENS) 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1 - houten schepen 2 - kunststof schepen 3 - metalen schepen < 25 m 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1 - algemeen 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: 1 - zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 1 Meubelfabrieken 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d.
INDICES
GEUR
31 311 312 313 314 315 316 32
nummer
2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 29 29 29 29 29 29 30 30 30 31
AFSTANDEN IN METERS
30 30 10 50 30
50 30 30 30 30
300 200 200 100 50
30 30 30 30 10
50 30 30 100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10
50 200 50 30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
50 30 50 50 30 50 50 30 30 30 50 50 30 10
30 30 30
50 30 30
200 100 50
30 30 10
200 100 50
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 30
100 200 300
30
10
30
10
200 200 100 100 200 30
30 10 10 30 30 10
30 30 200 100 30 30
50 50 100 50 300 10
30 50
0 10
50 50
30 30
50 50
30
0
30
0
30
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
30 100 50
Z
200 C 300 Z 200 200 100
30 50 30 30 30
30 50 100
50 100 200
10 50 30
50 50
30 30
100 300
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 30
50 0 30
50 10 10
100 10 10
30 0 10
Z
30 30
R
R R
R
R R
R R R R
R
R
R
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
200 300 200 200 100
100 10 30
D D
D D D D
D D
D D D
D
D
D
D
D
B B B B
LUCHT
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
L L L L L L
L
L L L L L
B B
L
B
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
VERKEER
2 2 2 1 2
300 300 300
4.2 4.2 4.2
2 G 2 G 3 G
2 2 2
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
1 1
10 30 50 50
30 50 100 300
2 3.1 3.2 4.2
1 1 1 1
P P P P
1 1 2 2
300 10 30 50
4.2 1 2 3.1
1 1 1 1
P P P P
1 1 1 1
10 10 10 30 10
30 50 50 30 50
10 30 30 0 30
30 300 200
100 50 200
100 50
D
300 100 300 C
10 50 50
R
50 50
100 100
30 30
R R
0 0 0 0
0 0 0 0
30 50 100 300
C C C C Z
0 0 0 0
0 0 0 0
300 10 30 50
C C C C
100 10 10 50
30 10
10 0
100 C 30 C
50 10
100 30
3.2 2
1 P 1 P
2 1
0 0 0
0 0 0
100 C 200 C 300 C
30 50 50
100 200 300
3.2 4.1 4.2
1 P 1 P 1 P
2 2 3
10
0
50 C
30
50
3.1
1 G
2
0 0 0
0 0 0
30 C 100 C 300 C
10 10 10
30 100 300
2 3.2 4.2
1 P 1 P 1 P
1 1 2
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
3.2 3.1 3.1 2
2 2 2 1
G G G G
2 1 1 1
B B B B
10 10 10 0 50 10 0
0 10 30 0 30 0 0
30 100 100 10 30 30 30
10 10 10 10 30 0 10
30 100 100 10 50 30 30
2 3.2 3.2 1 3.1 2 2
2 2 1 1 1 3 1
P G G G G P P
1 1 1 1 1 1 1
B
30 30 30
0 0 0
30 30 30
200 50 10
200 50 30
4.1 3.1 2
3 P 3 P 3 P
1 1 1
0 30
0 30
10 50
0 30
10 50
1 3.1
1 P 2 G
1 2
100 10 50 50 30 10 0 10 10
100 10 10 0 10 0 0 0 10
300 30 100 50 50 50 30 30 30
4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 1 1 1 1 1 1 1 1
LUCHT
CATEGORIE
G G G P G
30 30 30 0 30
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM - WATER A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen 40 B1 voedingsindustrie 40 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 40 C1 - < 10 MVA 40 C2 - 10 - 100 MVA 40 C3 - 100 - 200 MVA 40 C4 - 200 - 1000 MVA 40 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 E1 - stadsverwarming 40 E2 - blokverwarming 40 F0 windmolens: 40 F1 - wiekdiameter 20 m 40 F2 - wiekdiameter 30 m 40 F3 - wiekdiameter 50 m 41 41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: 41 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 B1 - < 1 MW 41 B2 - 1 - 15 MW 41 B3 - >= 15 MW 45 45 - BOUWNIJVERHEID 45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 45 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; 50 - BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 501, 502, 504 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 502 5020.4 A Autoplaatwerkerijen 5020.4 B Autobeklederijen 5020.4 C Autospuitinrichtingen Autowasserijen 5020.5 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 503, 504 505 0 Benzineservisestations: 505 1 - met LPG > 1000 m3/jr 505 2 - met LPG < 1000 m3/jr 505 3 - zonder LPG 51 51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) 511 5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit 5121 1 van 500 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten 5122 Grth in levende dieren 5123 Grth in huiden, vellen en leder 5124 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 5125, 5131 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 5132, 5133 Grth in dranken 5134 Grth in tabaksprodukten 5135 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 5136
2 2 2 1 2
GEVAAR
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
2 3.1 3.1 2 3.1
GELUID
A0 A1 B C -
30 50 50 30 50
STOF
Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
INDICES
GEUR
nummer
363 364 365 3661.1 3661.2 37 37 372 372 372 372 40
AFSTANDEN IN METERS
VISUEEL
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
B
40 40 40
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
6
300 Z 30 100 C 30 30 30 30 30 30
50 0 0 0 50 50 0 0 0
R
R
R R
R R
R R
G G G G G G G G G
L L B B B B
B
L
B B B
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
BODEM
LUCHT
2 2 2
2 G 2 G 2 G
1 1 1
30 50 30
2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
1 1 1
50
3.1
2 P
2
4.1 4.2 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
B
L
300 100
4.2 3.2
3 G 2 G
3 2
B
10 10
50 30
3.1 2
2 G 1 G
2 1
100 30
0 0
100 30
3.2 2
2 G 1 G
2 1
0 0 10 30 10 30 10 30 10
50 30 30 30 30 100 50 100 50
10 0 100 30 10 30 10 10 10
50 30 100 30 30 100 50 100 50
3.1 2 3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
2 1 2 1 2 2 2 2 2
G G G G G G G G G
2 1 2 1 2 2 2 2 2
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
100 50 30
3.2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
2 1 1
0 0 10 10 0 0 0 0 0
0 0 0 10 0 0 0 0 0
10 10 10 10 C 0 30 10 50 10
0 10 10 10 10 10 10 0 10
10 10 10 10 10 30 10 50 10
1 1 1 1 1 2 1 3.1 1
1 2 1 1 1 3 1 2 1
P P P P P P P G P
1 1 1 1 1 1 1 1 1
10 30
0 0
10 50 C
10 30
10 50
1 3.1
2 P 2 P
1 1
10 0 0 10 10
0 0 0 0 0
10 10 30 10 30
C C C C C
10 10 10 10 10
10 10 30 10 30
1 1 2 1 2
2 2 2 1 1
P P P P G/P
1 1 1 1 1
0 30 0 0 10
0 30 10 0 0
100 300 100 30 100
C C C C C
50 300 0 0 0
3.2 4.2 3.2 2 3.2
3 3 2 2 2
P G P P G
2 2 2 1 1
3.2
3 G
1
3.1 2
2 G 1 P
1 1
1
2 P
1
4.2 4.2
3 G 1 G
3 2
10 10 10
30 30 30
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 50 30
10
50
50
30
50 50 100
0 0 0
50 50 30
200 300 50
30 0
300 10
300 100
10 10
0 0
10 10
50 30
0 0
30 10
0 0 50 30 10 10 10 10 10
V V
R R
R R
200 300 100
553 554 554 5551 5552 60 60 601 601 601 6021.1 6022 6023
- DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN A Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Postorderbedrijven Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars 2 Discotheken, muziekcafé's Kantines Cateringbedrijven - VERVOER OVER LAND 0 Spoorwegen: 1 - stations 2 - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven Touringcarbedrijven
6024
0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²
0
0
100 C
30
100
6024 603 61, 62 61, 62 61, 62 63 63 6311.1 6311.1 6311.1
1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: 2 - stukgoederen 7 - tankercleaning
0 0
0 0
50 C 30 C
30 10
50 30
0
0
10
0
10
0 300
30 10
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
7
300 C 100 C
100 200
V
R R
R R
100 300 100 30 100
300 300
D D
D
D
D D
D D D
D
D
VISUEEL
30 10 10
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
0 1 0 1 0 1 2
GEVAAR
0 1 2 4 5 6 0 1 2
30 30 30
GELUID
0 1
0 10 10
STOF
0 1 2 5 0 1 0 1 3
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
INDICES
GEUR
5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 5162 5162 5162 517 52 52 52 5211/2,5246/9 5222, 5223 5224 5231, 5232 5246/9 5249 5261 527 55 55 5511, 5512 552
AFSTANDEN IN METERS
nummer
SBI-CODE
B
B
B B B B
B
B B
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
VERKEER
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
- LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) - FM en TV - GSM en UMTS-steunzenders
0 0 0
0 0 0
0 C 0 C 0 C
100 10 10
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
0
0
10 C
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10 10 10 10
0 0 0 10
0 0
0 0
30 0
10 0
0 50 10 50 0
0 10 0 30 0
10 30 30 C 200 C 10
0 30 10 50 0
0 30 0
0 30 0
10 200 C 50 C
0 100 0
10 200 50
0 10
0 0
30 30
0 10
30 30
10 0 0 10 0
0 0 0 0 0
30 C 10 10 30 C 30
10 0 0 0 0
200 300 30 50 30 200
10 10 0 30 30 200
10 10 0 10 30 30
100
50
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Switchhouses SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
- OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d. OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE - VERZEKERINGEN A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) Defensie-inrichtingen Brandweerkazernes - ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Ziekenhuizen Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven Consultatiebureaus 1 Verpleeghuizen 2 Kinderopvang - MILIEUDIENSTVERLENING A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: A1 - < 100.000 i.e. A2 - 100.000 - 300.000 i.e. B rioolgemalen A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) C Vuiloverslagstations A0 Afvalverwerkingsbedrijven: A2 - kabelbranderijen
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
8
G G G G G G G P G P P P
2 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1
2 1
2 P 1 P
1 1
100 10 10
3.2 1 1
1 P 1 P 1 P
2 2 2
0
10
1
1 P
1
10
0
10
1
1 P
1
30 50 50 30
10 10 10 10
30 50 50 30
2 2 2 2
P G G G
1 1 1 2
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
30 10
2 1
1 P 1 P
1 1
1 3.1 2 4.1 1
2 1 2 3 2
P P G G P
1 1 1 2 1
1 4.1 3.1
2 P 3 G 1 G
1 1 1
2 2
1 P 2 P
1 1
30 10 10 30 30
2 1 1 2 2
3 2 1 1 2
P P P P P
2 1 1 1 1
200 300 30 50 50 300
4.1 4.2 2 3.1 3.1 4.2
2 2 1 2 2 3
G G P G G G
1 1 1 1 1 3
B B
100
3.2
1 G
1
B
10 30 C
30 10
100 C 200 C Z 10 C 50 50 300 30
30 0
10
R R
R
R
R
10 50 30 200 10
D
D
D
D D D
D D
D
D
2 3.1 3.1 2
LUCHT
CATEGORIE
0 0
R R R
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
GELUID
GEUR
nummer
2 1 2 2 2 2 2 3 2 2 1 1
50 200 50 30 50 50 50 0 30 0 0 0
B1 B2 B3 A A -
75 75 7522 7525 80 80 801, 802 803, 804 85 85 8511 8512, 8513 8514, 8515 853 853 90 90 9001 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2
4.2 4.2 3.2 4.2 4.2 4.2 3.1 2 3.2 1 1 1
300 100 100 300 200 300 50 C 30 C 100 C 10 10 10
642 642 642 65, 66, 67 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 70 71
A B -
300 300 100 300 300 300 50 30 100 10 10 10
10 10 10 200 300 300 10 0 0 0 0 0
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - tankercleaning - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren) - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven B0 zendinstallaties: 0 1 10 2 3 5 7
-
INDICES
0 300 0 30 50 50 30 10 10 0 0 0
6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6321 6321 6322, 6323 633 634 64 64 641 642 642
71 711 712 713 714 72 72 72 72 73 73 731 732 74 74 74 747 7481.3 7484.3 7484.4 75
AFSTANDEN IN METERS
VISUEEL
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
B B B B L
B
B B
B
L
Lijst van bedrijfsactiviteiten
BRO
lijst van bedrijfsactiviteiten_tabel1 1-4_2
9
VISUEEL
BODEM
3.1 3.2 4.2 2 4.2
1 1 3 1 3
G G G G G
2 2 3 1 3
B B B B
300 100 200 200
4.2 3.2 4.1 4.1
2 2 3 3
G G G G
2 2 2 1
B B B B
0 0 0 0
10 30 30 50
1 2 2 3.1
1 2 2 1
P P P P
1 1 1 1
10 0 0 10 0 0 0 0
30 30 30 300 30 30 10 100
2 2 2 4.2 2 2 1 3.2
2 3 3 3 2 2 2 3
G P P P P P P P
1 1 1 3 1 1 1 1
10 10 0 0 50 50 0 0 0 0 50
50 200 50 30 100 300 50 50 50 10 50
3.1 4.1 3.1 2 3.2 4.2 3.1 3.1 3.1 1 3.1
3 3 2 2 2 3 2 2 2 2 2
P P P P P P P P P P P
1 1 1 1 1 2 1 2 2 1 2
10 30 10 300 200 0 30 0 0 100
200 30 10 300 200 30 50 30 30 300
4.1 2 1 4.2 4.1 2 3.1 2 2 4.2
2 1 1 2 1 2 3 3 2 1
P P P P P P P P P P
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
50 C 50 30 30 10 10
30 30 30 0 0 0
50 50 30 30 10 10
3.1 3.1 2 2 1 1
2 2 2 1 1 1
G G G G P P
1 1 1 1 1 1
10 10 30 30 C 100 C 10 C
0 0 10 0 0 0
10 10 100 30 100 10
1 1 3.2 2 3.2 1
2 2 2 1 1 1
P P P P P P
1 1 2 1 1 1
GELUID
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
VERKEER
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. A Buurt- en clubhuizen B Hondendressuurterreinen - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Bioscopen Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen Recreatiecentra, vaste kermis e.d. Muziek- en balletscholen Dansscholen Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Dierentuinen 0 Zwembaden: 1 - overdekt 2 - niet overdekt A Sporthallen B Bowlingcentra C Overdekte kunstijsbanen D Stadions en open-lucht-ijsbanen E Maneges F Tennisbanen (met verlichting) G Veldsportcomplex (met verlichting) H Golfbanen I Kunstskibanen 0 Schietinrichtingen: 1 - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen 11 - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen 2 - binnenbanen: boogbanen 3 - vrije buitenbanen: kleiduiven 7 - vrije buitenbanen: boogbanen F Sportscholen, gymnastiekzalen G Jachthavens met diverse voorzieningen Casino's Amusementshallen Modelvliegtuig-velden - OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasserijen en strijkinrichtingen B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen B Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 Begrafenisondernemingen: 1 - uitvaartcentra 2 - begraafplaatsen 3 - crematoria Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden A Dierenasiels en -pensions B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
INDICES CATEGORIE
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
STOF
A4 A5 A6 A7 B C0 C1 C3 C4 C5 -
GEUR
nummer
9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 91 91 9111 9131 9133.1 9133.1 92 92 921, 922 9213 9232 9233 9234 9234.1 9251, 9252 9253.1 9261.1 9261.1 9261.1 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9261.2 9262 9262 9262 9262 9262 9262 9262 9262 9271 9272.1 9272.2 93 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9301.3 9302 9303 9303 9303 9303 9304 9305 9305
AFSTANDEN IN METERS
50 100 300 10 300
10 0 200 10 200
30 10 300 C Z 30 300
300 100 200 200
100 100 200 50
50 100 100 100
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 30 0 0 0 100
0 0 0 10 0 0 0 10
30 30 30 300 30 30 10 50
C C C
10 30 0 0 0 0 50 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 30 0 0 0 0
50 200 50 30 100 300 30 50 50 10 30
C
0 0 0 0 0 0 10 10 0 10
0 0 0 0 0 0 10 0 0 0
200 30 10 200 10 30 50 30 30 300
30 30 30 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 100 10 30 0
0 0 10 0 0 0
10 30 50 30 10 10 10 30 100
10 30 30 C 50
C C
C C C C C C C C C
C C C C
R R
R
R R
R
R
50 100 300 30 300
D D
D
D
D
LUCHT
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
L L L L
L
L
B
B
L L
L
Lijst van bedrijfsactiviteiten