gemeente deventer
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1 voorontwerp
gemeente deventer bestemmingsplan bedrijvenpark A 1 VQorontwerp
toelichting voorschriften plankaart
vastgesield d. d. ........ ..... .. .. ..... .. ........ ... goedgekeurd d. d . ............. .. .......... ...... .
42-118 14 mei 2003
AMER ADVIS "DRS BV 1.-.
,\!,.
u·~
. . ( \:<.
.,
4A~
1; ;1
j~ .1 'J:L., AM H:~'"! ..~
t,. i:l
"\X
,:~ ,
~ "':'. "1-
1-;1 II
toelichting
3 Biz.
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING 1.1. Aanleiding en doel van het plan 1.2. Ligging plangebied
1 1 1
2.
BELEID EN GEGEVENS PLANGEBIED 2.1. Rijksbeleid 2.2. Provinciaal beleid 2.3. Regionaal beleid 2.4. Gemeentelijk beleid 2.5. Bodem en water 2.6. Natuur 2.7. Landschap, cultuurhistorie en huidig ruimtegebruik 2.8. Archeologie 2.9. Infrastructuur 2.10. Geluid 2.11. Geur 2.12. Luchtkwaliteit 2.13. Externe veiligheid 2.14. Belemmeringen
3 3 4 6
6 9 13 17 19 19 19 21 21
22 22
3.
PROGRAMMATISCHE ONDERBOUWING 3.1. Vraag en aanbod bedrijfsterreinen 3.2. Vestigingsprofiel Voetbalstadion 3.3.
23 23 24 25
4
HOOFDOPZET VAN HET PLAN 4.1. Programma van eisen en randvoorwaarden 4.2. Duurzaamheid en ambities 4.3. Stedenbouwkundig ontwerp 4.4. Watertoets 4.5. Beeldkwaliteit 4.6. Intensief ruimtegebruik Sociale veiligheid 4.7. 4.8. Parkmanagement 4.9. Milieu-effectrapportage
27 27 28 32 33
5.
JURIDISCHE PLANOPZET 5.1. Planopzet 5.2. Beschrijving in hoofdlijnen 5.3. Relatie Beeldkwaliteitsplan - Bestemmingsplan 5.4. Bestemmingen 5.5. Bijzondere bepalingen 5.6. Handhaving
39 39 39 40 41 44 46
6.
MAATSCHAPPELlJKE UITVOERBAARHEID 6.1. Economische uitvoerbaarheid 6.2. Resultaten overleg ex artikel 10 B.r.o. 6.3. Resultaten inspraak
47 47 47 47
30
33 34 35 35
BIJLAGE 1 Doorwerking van he! MER bedrijvenpark A 1 in he! bes!emmingsplan en andere kaders BIJLAGE 2 Overzich! uitgevoerde bodemonderzoeken bedrijvenpark A 1
bes!emmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
I
U klael • i-----~
,
~-
-..-. __
~
__ .-:.',
1,.O'(f(" -'-\
DO rtl
.
"\I-_ _ _ _ _-=:;;;:,. ---.... \~"'.J J
L. _ __ _
o_. _''' ' '
/
",
\
\
lokatie bedrijvenpark A 1
1 1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding en doel van het plan
De gemeente Deventer kampt met een groat tekort aan ruimte voor bedrijven. De voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein is nagenoeg geheel uitgeput. Ondanks inspanningen van de gemeente om binnen de bestaande bedrijventerreinen door herinrichting en herschikking ruimte te creeren blijft er een groat tekort aan uitgeefbaar bedrijventerrein bestaan. Deze situatie belemmert de noodzakelijke sociaal-economische ontwikkeling van de gemeente. In het structuurplan "Deventer Visie, perspectief voor stad en regia" (1994) van de gemeente Deventer is de locatie ten zuiden van de A1 reeds aangeduid als "werkgelegenheidsgebied buiten gemeentegrens". Daarnaast is de gemeente Deventer sinds 1995 op zoek naar een locatie voor een nieuw te realiseren stadion voor voetbalclub Go Ahead Eagles. De vraag naar een nieuwe locatie is ingegeven door de wens om het betaalde voetbal in Deventer (verder) te ontwikkelen, waarvoor de mogelijkheden op de huidige locatie aan de Vetkampstraat beperkt zijn. Bovendien wil de gemeente Deventer de locatie aan de Vetkampstraat herontwikkelen. Een eerste globale inventarisatie van het stadion door de gemeente Deventer leverde 16 mogelijke locaties op. De gemeente Deventer heeft in 2000 onderzoek gedaan naar de (on}mogelijkheden van 10 daarvan. Geconcludeerd is, dat er drie geschikte alternatieven zijn waaronder het Hedrijvenpark A 1. In een achtergrondrapport 1 bij de milieu-effectrapportages Bedrijventerrein Linderveld en Bedrijvenpark A 1 zijn de alternatieven nader onderzocht en is een afgewogen keuze gemaakt. Voor het Bedrijvenpark A 1 zijn zowel realisatie in het oostelijk deel als in het westelijk deel onderzocht. Ten tijde van het opstellen van de Deventer Visie behoorde het onderhavige plangebied tot de gemeente Gorssel. Door de gemeentelijke herindeling is dit gebied sinds 11-2000 toegevoegd aan het grondgebied van de gemeente Deventer en is de planvorming in een stroomversnelling gekomen. Over de ligging van een bufferzone tussen het bedrijventerrein en Epse zijn met de gemeente Gorssel via een bestuursakkoord afspraken gemaakt. Over de nadere invulling van de bufferzone worden nag nadere afspraken gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van het Bedrijvenpark A 1, alsmede een voetbalstadion mogelijk. 1.2.
Ligging pfangebied
Het plangebied ligt globaal ten zuiden van de Rijksweg A 1, zuidelijk van het stedelijk gebied van Deventer. De noordgrens wordt bepaald door de A 1. De oostgrens wordt hoofdzakelijk bepaald door de spoorlijn Deventer-Zutphen. De zuidgrens ligt langs de Dortherweg welke overgaat in de Kruklandsweg. De westelijke grens ligt langs de Deventerweg (N348). De exacte begrenzing kan worden afgelezen van de plankaart.
Oranjewoud. Prob/eem- en doe/stelling bedrijventerreinen en voetba/stadion Gemeente Deventer. 14 januari 2002
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
2
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toeiichting
3 2.
BELEID EN GEGEVENS PLANGEBIED
2.1.
Rijksbeleid VINEX De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988) heeft via o.a. het Werkdocument "Geleiding van de mobiliteit door een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen" (mei 1990), en door de Vierde Nota Extra (VINEX november 1990), een vrij directe invloed gekregen op de ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau, met name betreffende bedrijfs-en kantorenterreinen.
Uit die nota's komt in grate lijnen het volgende beleid naar voren: Bij vestiging van bedrijven en voorzieningen dient een locatiebeleid te worden gevoerd, inhoudende dat het mobiliteitsprofiel van bedrijven en voorzieningen en het bereikbaarheidsprafiel van de vestigingslocatie op elkaar dienen te worden afgestemd, en wei gelijktijdig. Die voorwaarde van gelijktijdigheid dient am te voorkomen dat bijvoorbeeld een bedrijf met een bepaald mobiliteitsprofiel -bijvoorbeeld groat aantal bezoekers/klanten- wordt toegelaten, terwijl het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie dat (nog) niet toelaat, bijvoorbeeld omdat de openbaar vervoersvoorzieningen (nag) onvoldoende zijn. Uitgangspunten bij dit beleid zijn met name het terugdringen van niet-noodzakelijke automobiliteit en het optimaliseren van de bereikbaarheid per fiets en openbaar vervoer. Het basisprincipe van het locatiebeleid is: het juiste bedrijf op de juiste plaats. In de VINEX wordt erop aangedrongen dat gemeenten dit locatiebeleid duidelijk in adequate bestemmingsregelingen laten doorwerken, gebruikmakend van met name bedoeld Werkdocument. In de van dit plan deel uitmakende Beschrijving in hoofdlijnen is het voor dit gebied van toepassing zijnde locatiebeleid aangegeven in het Schema Locatiebeleid. VIJFOE NOTA RUIMTELlJKE OROENING (V/JNO) Bij het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen zet de VIJNO in op een zorgvuldige ontwikkeling van bedrijventerreinen, waarbij meer aandacht uitgaat naar kwaliteit en diversiteit: "Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen (ABC-Iocatiebeleid) en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Oetailhandelsvestiging (POVIGOV beleid) worden vervangen door een integraallocatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen, inclusief detailhandel. Oit integrale locatiebeleid geldt zowel binnen als buiten stedelijke netwerken. Het integrale locatiebeleid dient meerdere doelstellingen: economie, bereikbaarheid en leefmilieu ... Gemeenten zorgen gezamenlijk, op regionaal niveau, voor een voldoende gedifferentieerd aanbod van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, waarbij zij elkaar aanvullen ... Het rijk, provincies, kaderwetgebieden en gemeenten bevorderen de menging van wonen, werken en recreeren, waarbij tevens de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd .... Intensief ruimtegebruik is uitgangspunt. Ten opzichte van de huidige situatie wordt over het geheel genomen op hetzelfde grondoppervlak een groter vloeroppervlak gerealiseerd ....
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
4 In specifieke werkmilieus worden uitsluitend bedrijven en voorzieningen toegelaten die niet inpasbaar zijn in de andere stads- en dorpsmilieus en geen arbeids- en bezoekersintensieve functies hebben en een goede aansluiting op het wegennet behoeven ....
Bij nieuw aan te /eggen bedrijventerreinen en bij de /oka/isatie van voorzieningen, genie ten /ocaties die beschikken over bestaande onts/uitingen via meerdere moda/iteiten de voorkeur. In aile vestigingsmilieus wordt een goede architectonische en stedenbouwkundige kwa/iteit gerea/iseerd,2
STELLlNGNAMEBRIE,c IVA T/OlVAAL RUIMTELlJK BELEID Op 1 november 2002 heeft de ministerraad de "stel/ingnamebrief nationaal ruimtelijk beleid" vastgesteld. Op basis van de voorstellen uit deze brief wil het kabinet de huidige Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte integreren in de Nota Ruimte. Met betrekking tot het ontwikkelen van bedrijventerreinen meldt de brief dat de provincies regionaal beleid ontwikkelen en zorgen voor afstemming van het kantorenaanbod. Daarbij moeten bedrijventerreinen goed in het landschap zijn ingepast en optimaal aansluiten op de infrastructuur. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. Ruimte voor bedrijventerreinen moet in eerste instantie in de "bundelingsgebieden" worden gezocht. Op deze manier worden wonen en werken zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht. Het beleid voor bedrijven en voorzieningen (Iocatiebeleid) wordt gedecentraliseerd naar de provincies.
2.2.
Provinciaal beleid Streekplan Overijssel 2000+ Het Streekplan Overijssel 2000+ (2000) constateert voor de functie werken in Deventer het volgende: "Er bestaat behoefte aan een divers aanbod van bedrijfs- en kantorenterreinen, waarbij onts/uiting en inrichting voldoende attractief moeten zijn om concentratie van bedrijven en kantoren in de stad te ondersteunen. Voor de periode tot 2020 zal er minimaal zo'n 160 hectaren bedrijfsterrein ontwikkeld moeten worden.3
Het streekplan maakt melding van de ontwikkeling van het gebied Epse-Noord als bedrijventerrein 4 . Een MER zal de gevolgen voor het milieu in beeld moeten brengen. Voorts wordt gewezen op de nabijheid van het spoor welke in potentie een multimodale vervoersontsluiting mogelijk kan maken. Ter bescherming van het leefmilieu in Epse zal voorzien moeten worden in een ruime bufferzone.
2
Vijfde nota- Ruimte maken, ruimte de/en, dee/ 3 PKB, Den Haag, november 2001
3
Streekplan Overijssel 2000+, Zwolle, 2000
4
Met Epse Noord en Bedrijvenpark A 1 wordt hetze/fde gebied bedoe/d
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
5 Bij de invulling van het locatiebeleid streeft de provincie meer dan voorheen naar maatwerk en een marktconforme benadering. Het Bedrijvenpark A1 betreft een terrein dat tot op zekere hoogte gelijkenis heeft met een C-profiel. Voor locaties met een Cprofiel geeft het streekplan de volgende bereikbaarheidsprofielen: •
Weg:
•
Openbaar vervoer:
•
Fiets:
Gelegen aan een stedelijke hoofdverbinding; in of aan de rand van het stedelijk gebied; maximale afstand tot afslag landelijke hoofdwegennet 2.500 meter. Streven naar bereikbaarheid per openbaar vervoer, afstand tot halte van openbaar vervoer circa 500 meter. Een kwalitatief goede fietsverbinding.
Voor terreinen met een "C-profiel" stelt de provincie in het streekplan Overijssel 2000+ dat bij het opstelien van bestemmingsplannen uitgegaan moet worden van de globale indeling zoals bedoeld in de bijlage van het werkdocument "Geleiding van de mobiliteit door een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen" en van de in het werkdocument genoemde criteria. Het Rijk ziet C-Iocaties als locaties waar geen bijzondere openbaar vervoerseisen worden gesteld en waar een grote auto-afhankelijkheid bestaat. De locaties zijn gelegen in of aan de rand van het stedelijk gebied. De aantrekkelijkheid van deze locaties schuilt in de congestievrije aansluiting op hoofdtransportassen. Voor deze locaties komen met name bedrijven en voorzieningen in aanmerking met een lage arbeidsen/of bezoekersintensiteit en een hoge zakelijke auto afh,ankelijkheid en/of een hoge afhankelijk Van het goederenvervoer over de weg.
Mobiliteitskenmerken
C-Iocatie
Arbeidsintensiteit
> 100 m2 b.v.o. per werknemer
Afhankelijkheid van zakelijk
meer dan 30 % van het aantal werkza-
autovervoer
me personen is auto-afhankeliik
Bezoekersintensiteit
vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (> 300 m2 per bezoeker)
Belang van wegontsluiting qoederenvervoer
belangrijk
b.v. = brutovloeroppervlakte bereikbaarheidskenmerken C-locatie
5
:
in of aan de rand van het stedelijk gebied; nabij afslagen van autosnelwegen, in het bijzonder van hoofdtransportassen (in interInationale zin); geen eisen gesteld aan bereikbaarheid per openbaar vervoer; geen overmatige parkeerruimte scheppen.
5 "Ge/eiding van de mobiliteit door een /okatiebe/eid voor bedrijven en voorzieningen" VROM mei 1990 en
Vierde nota over de ruimte/ijke ordening Extra (Vinex) VROM november 1990.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
6
2.3.
Regionaal beleid RUimtelijke perspectieven Stedendriehoek 2030 De nota Ruimtelijke perspectieven Stedendriehoek 2030 betreft een discussienota welke dient als aanjager van het maatschappelijk debat over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek voor de toekomst. De nota geeft inzicht in de ruimtelijke mogelijkheden van de Stedendriehoek als stedelijk netwerk op de lange termijn. De nota biedt tevens een blik op de gemeenschappelijke ambities van de gemeenten binnen de Stedendriehoek en biedt een kader veor beleidsafstemming en coordinatie op regionaal niveau.
81ijkens het programma voor werken , zoals opgenomen in de nota, is voor de Stedendriehoek in de periode 2001 tot 2030 575 hectaren bedrijventerrein benodigd . Uit gemeentelijke ramingen blijkt dat bestaande plannen (waaronder bedrijvenpark A 1) tot 2010 al capaciteit bieden voor 305 hectaren. Ais inzet voor de ruimtelijke perspectieven resulteren daardoor 270 hectaren. 2.4.
Gemeentelijk beleid Structuurplan Deventer 2025 (voorontwerp) Het structuurplan meldt dat ongeveer gelijktijdig met de ontwikkeling van bedrijvenpark A 1 het bedrijvenpark Linderveld (Colmschate Noord) wordt ontwikkeld. Een voorontwerp bestemmingsplan, alsmede het MER zijn voor Linderveld inmiddels in procedure gebracht. Het voorontwerp structuurplan geeft'ten aanzien van de plancapaciteit voor bedrijventerreinen aan dat van de eerstvolgende te ontwikkelen bedrijventerreinlocaties Linderveld ontwikkeld wordt als een regulier lokaal bedrijventerrein. Het langs de zuidzijde van de A 1 te ontwikkelen bedrijventerrein Epse-Noord (8edrijvenpark A1) is daarentegen als hoogwaardige autosnelweglocatie gericht op bedrijven met een (boven)regionaal profiel. Om de segmentering tussen deze terreinen te kunnen effectueren moeten beide terreinen min of meer gelijktijdig worden ontwikkeld.
In het voorontwerp structuurplan wordt vermeld dat het bedrijventerrein A 1 een representatieve, hoogwaardige uitstraling moet krijgen, met een meer (boven)regionaal profiel. Dit vraagt volgens het structuurplan om bijzondere aandacht voor zowel stedenbouwkundige als architectonische kwaliteit. Uitgegaan wordt van een netio uitgeefbaar terrein van circa 70 hectare. Duurzaamheid is een belangrijk item, onder meer door aandacht voor intensief ruimtegebruik (hoogte en diepte), het sluiten van kringlopen, het voorkomen van hinder (geluid) en goede landschappelijke inpassing.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
7 8estemmingsplan buitengebied 1987, gemeente Gorssel De gronden die zijn voorzien ten behoeve van de ontwikkeling van 8edrijvenpark A1 zijn thans geregeld in het bestemmingsplan buitengebied 1987 van de gemeente Gorssel. In dit bestemmingsplan is het plangebied ten westen van de Molbergsteeg hoofdzakelijk bestemd tot "Agrarische gebied met visueel ruimtelijke en/of cultuurhistorische en/of ecologische waarden - het agrarisch bedrijf a/smede de bescherming van landschapswaarden (A)", met een nadere aanduiding voor "rust en/of het onverharde karakter van wegen (v)". Voorts is het plangebied ten oosten van de Molbergsteeg voornamelijk bestemd als "Agrarisch gebied met visueel ruimtelijke en/of cultuurhistorische en/of ecologische waarden - de bescherming van landschapswaarden alsmede het agrarisch bedrijf (N), met een nadere aanduiding voor "bas, houtwal/en, struwelen, weg- en erfbeplanting (b), hoogteverschillen (h) en rust en/of het onverharde karakter van wegen (v)". Het gebiedje tussen de Waterdijk en Kruklandsweg heeft de bestemming Agrarisch gebied.
Voor de woningen en boerderijen in het plangebied gelden respectievelijk de bestemming "Woondoeleinden" en "Agrarisch bedrijf'. Detailhandelsvisie Momenteel wordt het detailhandelsbeleid van de gemeente Deventer geactualiseerd. Hierin worden voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark A 1 geen specifieke uitgangspunten opgenomen. Ten aanzien van de vestiging van grootschalige en volumineuze detailhandel is en blijft het gemeentelijk beleid dat deze functies de komende 10 tot 15 jaar zoveel mogelijk op bedrijventerrein de Snippeling kunnen worden geaccomodeerd. Indien deze locatie niet meer toereikend is, wordt gedacht aan Linderveld als mogelijke locatie voor grootschalige detailhandel.
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
toelichting
E CD
-0
o
..c
N'
N
e
~
lU
lU
"e " 0:
0:
en
1:!
1:!""
~
~
0:
0:
.e. -g
0:
~
.l;!>
~
""
~
. .. '" " ... .' e ..""'" ."" .." . e: . . ~
~
0:
~
eo.
'"
0:
~
.~
.Q
0: Go
en
0
<;
en
en
en
.@
.@
?
:t:
~
!
" e een " '" 0 0
~
~
0:
. ll! ~
~
..."
0:
~
.l;!> 0
"..." 0
~
~
DO00 D
9
2.5.
Bodem en water Hoogteligging De hoogteligging van het plangebied is wisselend en varieert tussen NAP. + 5,0 m. en NAP. +7,0 m. Plaatselijk komen in het oosten hogere gedeelten voor van rond NAP. + 8,0 m. In het westelijk deel is het maaiveldniveau overwegend laag 6 • Bodemopbouw Het plangebied en haar omgeving behoren tot het IJsseldal, waarin de afwatering plaatsvindt via beken en watergangen op de IJssel. In het westen, noorden en oosten van het plangebied worden overwegend poldervaaggronden (rn) en hoge bruine enkeerdgronden (bEZ) aangetroffen. In het centrale en zuidelijk deel van het plangebied komen vooral gooreerdgronden (pZN), laarpodzolgronden tHn) en hoge zwarte enkeergronden (zEZ) voor. De poldervaaggronden volgen de gebiedsdelen die wat lager liggen en waar vroeger de (meer) natuurlijke afwatering plaatsvond. Momenteel worden juist in de deelgebieden met dit type bodem de hoofdwatergangen aangetroffen (Pessinkwatergang en de Dortherbeek West). De poldervaaggronden worden hier gekenmerkt door kalkloosheid en aanrijking van de grand met ijzer. In dergelijke granden kunnen van nature relatief hoge gehalten arseen voorkomen . De bovenste meter van de bodem bestaat voornamelijk uit matig fijn zand, matig humeus, leem- en silthoudend. Lokaal komen leemlaagjes voor met een dikte van enkele decimeters. Plaatselijk wordt tevens een roestkleur aangetroffen. Met het toenemen van de diepte wordt het zand grover. De gebruiksmogelijkheden van de gronden rondom Epse zijn groot, gelet op een belangrijk indicator als draagkrach{ Bodemkwaliteit Voor het plangebied zijn verschillende historische en verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. Bijlage 2 geeft een overzicht van de resultaten van deze onderzoeken alsmede de bronvermelding. Hieronder wordt nader ingegaan op de resultaten voor een aantal percelen . Olthoflaan 29 Op het perceel Olthoflaan 29 is ter plaatse van de voormalige ondergrondse huisbrandolietank een verontreir)iging aangetroffen met oliecomponenten. De maximaal aangetoonde gehalten in de vaste bodem en het grondwater overschrijden de interventiewaarden. De hoeveelheid sterk verontreinigde grond is kleiner dan 25 m3 , hetgeen betekent dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Daarnaast is op het perceel een puinstort aangetroffen met een oppervlakte van circa 2 220 m • De gemiddelde dikte van het puin is circa 2 meter. Het puin bestaat uit rode bakstenen en beton . Lokaal is een stuk dakleer aangetroffen. Oeventerweq 62 Ter plaatse van de Deventerweg 62 is lokaal een puinverharding aangetroffen. In de puinlaag is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Het is wenselijk de puinlaag voorafgaand aan het bouwrijp maken van de locatie te verwijderen.
6
7
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
10 Voorma/ige stortp/aats tegenover Waterdiik 7 (185 002) Aan de Dortherweg, tegenover Waterdijk 7 ligt een Kolk, gedempt met huisvuil, bouw en sloopafval. In maart 1999 is ter plaatse bodemonderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de deklaag en/of het stortmateriaal. Er is een sterk verhoogde gehalte aan PAK gemeten. Onduidelijk is of dit de deklaag of het stortmateriaal betrof. Kwaliteitsgegevens van het grondwater zijn niet bekend. Deze voormalige stortplaats va It overigens net buiten de grens van het toekomstige bedrijvenpark A 1. Voormalige stortp/aatsen Olthof/aan, nabij nummer 27 (185 006) Op de locatie heeft ontgronding van zand p!aatsgevonden. De onderzijde van de ontgronding heeft op circa 3,5 m-mv gelegen . Ter plaatse is sprake van een zandwinput opgevuld met vormzand van ijzergieterij en (zeer beperkt) met huisvuil. Kwaliteitsgegevens van bodem en grondwater zijn niet bekend. Overige perce/en Op vrijwel aile onderzochte percelen is plaatselijk een lichte puin- en/of kolengruishoudende bijmenging aangetroffen. In de boven- en ondergrond zijn lokaal lichte verontreinigingen met metalen, PAK, EOX en minerale olie aangetoond. In het grondwater is plaatselijk een lichte verontreiniging met metalen aangetoond. Een enkele keer is een sterk verhoogd gehalte aan arseen in de bovengrond aangetoond en een matig verhoogd gehalte aan nikkel of zink in het grondwater. De aangetoonde gehalten zijn naar verwachting van nature aanwezig en vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en/of (sanerings)maatregelen. In de directe omgeving van het plangebied, aan de Lochemseweg, zijn twee benzineverkooppunten gevestigd. In het verleden is ter plaatse onderzoek verricht. De aanwezige olieverontreiniging is in 1992/1993 gesaneerd.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de milieuhygienische kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van het gebied '8edrijvenpark A 1', met uitzondering van de Olthoflaan 29 (olieverontreiniging en puinstort), Deventerweg 62 (puinlaag) en aanwezige voormalige stortplaats nabij Olthoflaan 27, op basis van de bij de gemeente Deventer aanwezige informatie, geen belemmering vormt voor de toekomstige bestemming van het gebied .
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
11 Waterhuishouding Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Oortherbeek welke tot het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel behoort. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Schipbeek, die over een omvangrijk afwateringsgebied beschikt. In perioden van grote aanvoer van water uit Ouitsland treden beken zoals de Schipbeek buiten hun oevers. Oit gebeurt vooral wanneer de beekafvoer door hoge waterstanden in de IJssel wordt belemmerd. Een groat gedeelte van de lager gelegen gebieden komt verB volgens onder water te staan . Peilbeheer Het peil van de Oortherbeek, ten oosten van de stuw, bedraagt NAP. + 5,20 m. en het peil van de Pessinkwatergang bedraagt NAP. + 4,60 tot + 4,50 m. Het gemaal Ter Hunnepe wordt bij een waterstand van NAP. + 5,20 m ter plaatse van de Schipbeek in bedrijf gesteld. Sinds de realisatie van het gemaal Ter Hunnepe kunnen er op de Oortherbeek-West (en daarmee op de Oxerwatergang en de Spildijkswatergang) bij hoge waterstanden op de Schipbeek lagere waterstanden worden gehandhaafd in het bovenstrooms gelegen gebied . Hierdoor zijn overstromingen en wateroverlast in dit gebied sterk verminderd. 8ij zeer hoge waterstanden van de IJssel in combinatie met een grote aanvoer van water uit het achterland kunnen grate delen van het plangebied onder water komen te staan . Op 31 december 1995 is tijdens hoogwater van de IJssel het maalpeil van NAP. + 5,00 m. op de Oortherbeek-West met zijwatergangen flink overschreden. Gevolg hiervan was dat inundatie plaatsvond van laag gelegen gronden in het plangebied. Er werd een waterstand bereikt van circa NAP. 6,30 m. Het gemaal Ter Hunnepe kon de combinatie van een hoog peil van de Schipbeek en een groot aanbod van water op dat moment niet aan 9 . Grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen De grondwaterstanden fluctueren afhankelijk van het peil in de IJssel en de Schipbeek. De Schipbeek heeft bij hoge waterstanden van de IJssel hetzelfde peil als de IJssel. Gemiddelde hoge grondwaterstanden liggen tussen NAP. 5,0 m. en NAP. + 6,0 m. Gemiddelde grondwaterstanden liggen tussen NAP. + 4,5 m. en NAP. + 5,0 m. en gemiddeld lage grondwaterstanden liggen tussen NAP. 3,75 m. en NAP. + 4,25 m. In de gebiedsdelen am en nabij de Pessinkwatergang, de Schipbeek en de Oortherbeek-West is sprake van grondwatertrap III (hogere grondwaterstanden: GHG <0,4 m. -mv). In de overige delen van het plangebied is sprake van grondwatertrappen VI (Iagere grondwaterstanden: GLG 0,8 - 1,2 m. -mv) en VII (GLG >1,6 m. -mv). In het oostelijk deel van het plangebied worden grondwaterstanden tussen 1 en 2,5, m. -mv aangetroffen 10.
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 10 Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
B 9
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
bran: Oranjewoud b. II.
droog It>of-ofgelltengdbos ofsirrgel
I1>Jt bos of stmw"e/
oyerig~ ,
(wi~en)
yoorfauna Wt301rdeyoNe waterga
Wt3Ieo, ""et drijf,.,anten Wt3te, /lI'et so orte nrip riet- of l,,~ge..,eg
droog heischraal of glilnsha ve rho 0 iland wisse ,!voclrti!l !l,as/and
soom n,ij.(e mi!lle
stroOR' da/ !lraslilnd
Beschermde
~.oorten
vegetatie
zwam~bloe...
'\
.
'\
f
13
2.6.
Natuur
In paragraaf 5.3. van het MER wordt de huidige situatie van de natuur in en rond het plangebied besehreven voor: • vegetatie en flora; • zoogdieren; • vogels; • herpetofauna; • vissen; • insecten (dagvlinders en libellen); • eeologisehe structuur. De besehrijving van deze natuurinventarisatie is hieronder nagenoeg volledig overgenomen. Flora De loeatie is op dit moment voornamelijk in gebruik als agrarisch gebied. Het gebied wordt doorsneden/begrensd door droge en natte lijnvormige landsehapselementen met een belangrijke eeologisehe functie. Het betreft waterlopen (met name de Dortherbeek), dijken (in het bijzonder de Waterdijk), wegbermen en de taluds van de spoorlijn Deventer-Zutphen. In het gebied, met name in de oostelijke helft, staan oak kleinsehalige elementen als droge en vochtige bosjes en houtwallen.
De vegetatie van de Dortherbeek bestaat uit algemene 'ondergedoken en drijvende waterplanten, waaronder schedefonteinkruid, glanzig fonteinkruid, stomphoekig sterrekroos, gedoornd hoornblad, gele plomp en pijlkruid . In de beek komt veelvuldig de besehermde zwanebloem voor. Bovenstrooms van het plangebied groeit langs de Dortherbeek holpijp, een soort die regionale (en lokale) kwel indiceert. Ten zuiden van de Dortherbeek bevindt zieh evenwijdig aan de waterloop een langgerekte steilrand die goede leefomstandigheden biedt voor interessante vegetatiesoorten. Ten noorden van de Dortherweg, ter hoogte van de Enkeling, ligt een langgerekte amfibieenpoel. In deze poel zijn naast algemene soorten als watertorkruid, liesgras en mannagras oak grondwaterafhankelijke soorten aangetroffen waaronder snavelzegge, een indicator van lokale en regionale kwel. Direct ten westen van de poel ligt een kolk. De afwateringssloot van de A 1 heeft een redelijk waardevolle water- en moerasvegetatie met relatief veel grondwaterafhankelijke soorten. Daarnaast is op het water een bacterievlies waargenomen, wat duidt op het optreden van ijzerrijke kwel en daardoor een (potentieel) redelijk goede waterkwaliteit. Tussen de steilrand en de Dortherbeek ligt een perceel 'wisselvochtig' grasland. Dit graslandtype komt voor op relatief voedselrijke plaatsen met wisselende (grond)waterstanden. De berm van de A 1 is getypeerd als glanshaverhooiland met lokaal een droger graslandtype, heischraal grasland, waarin soorten graeien als sikkelklaver en rapunzelklokje. De droge dijk- en wegbermvegetaties in de zuidelijke helft van het gebied bestaan uit Stroomdalgrasland met typische soorten als graot geel walstro, sikkelklaver, echt~ kruisdistel en grate tijm. Deze vegetaties bevinden zich voornamelijk op de gehele Waterdijk (vanaf de N348 tot de kruising Dortherweg ter hoogte van de Enkeling), langs de Kruklandseweg en langs een deel van de Molbergsteeg, de Dortherweg en de weg naar Olthof.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
14 De vegetatie langs de spoorlijn is vrij gevarieerd, zowel in grazige als opgaande begroeiing . De agrarische graslandpercelen bestaan voornamelijk uit soortenarme raaigrasweiden. Verspreid in het plangebied komen meidoornstruwelen voor die kenmerkend zijn voor een beekdaliandschap. Langs de Molbergsteeg bevindt zich een vochtig houtwal met schietwilg . Tussen de Dortherbeek en de A1 bevindt zich wilgenbroekstruweel. Langs de spoorlijn staat wilgenbroekstruweel en wintereiken-beukenbos. Twee bosstroken ten noorden van de Dortherweg hebben een vegetatie van droog voedselrijker loofbos van leemhoudende standplaatsen (type eiken-haagbeukenbos) met kenmerkende plantensoorten als salomonszegel, bleeksporig bosviooltje, groot heksenkruid en dalkruid. Ten zuiden van de Dortherweg bevindt zich een droog , voedselarm tot matig voedselrijk loofbos, type wintereiken-beukenbos, dat de overgang vormt naar het Epserbos. In het plangebied komt een aantal beschermde en/of Rode lijst plantensoorten voor (zie voor een overzicht tabel 5.1 . MER) .
Zoogdieren In het plangebied zijn de volgende vleermuizen waargenomen : watervleermuis, gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, meervleermuis (Iaatstgenoemde drie soorten zijn niet waargenomen tijdens veldbezoek in voorjaar 2001). Het plangebied blijkt grotendeels weinig waarde te hebben voor vleermuizen. De zuid-oosthoek wordt aangeduid als kerngebied voor vleermuizen 11. Op het landgoed Oxerhof ten oosten van de spoorlijn, buiten het plangebied , is een dassenburcht aanwezig. Mogelijk wordt in het plangebied gefoerageerd. Gezien de ligging van het plangebied ten opzicht van de spoorweg, wegen en bebouwing, vormt de locatie slechts een uithoek van het leefgebied . . De belangrijkste waarden zijn geconcentreerd in het zuidoostelijk deel van het plangebied. Lokaal in het plangebied komen natuurwaarden gerelateerd aan landschapselementen (bosjes, laanbeplanting) v~~r. Ten oosten van het plangebied, aan de andere zijde van de spoorlijn, ligt het gebied van Oxse, dat onderdeel is van de EHS en onder andere waardevol is als leefgebied voor dassen. De Dortherbeek is als ecologische verbindingszone onderdeel van de EHS; de actuele natuurwaarde van de beek en de oevers is beperkt. In en om het plangebied komt een aantal beschermde en/of Rode lijst soorten voor (zie voor een overzicht tabel 5.2. MER) .
Voge/s In het plangebied leven soorten van (kleinschalige) cultuurlandschappen zoals boerenzwaluw, patrijs, huiszwaluw en struweelsoorten als steenuil en kneu. Langs de A 1 zijn enkele broedparen van de grasmus waargenomen . Direct ten oosten van de spoorlijn, net buiten het plangebied, komt de Rode lijstsoort geelgors voor, samen met onder ander grasmus en kievit. Dit zijn soorten die kenmerkend zijn voor akkers en kleinschalig cultuurlandschap. In de bossen van landgoed Oxe (direct ten oosten van de spoorlijn) is de Rode lijstsoort groene specht waargenomen. Zie voor een overzicht van de Rode lijst- en EG-Vogelrichtlijnsoorten in het plangebied tabel 5.3 . van het MER.
11
Verboom&Mertens, 2001
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
'.
15 Amfibieen In het gebied zijn vier algemene amfibieensoorten waargenomen; de Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Groene kikker. Deze soorten zijn allemaal beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. In 1992 is in het gebied de Rode lijstsoort kamsalamander aangetroffen. Tijdens een aanvullende inventarisatie in 2001 is de kamsalamander niet aangetroffen. De belangrijkste reden hiervoor is het vrijwel droogvallen in de zomer van aile potentieel geschikte voortplantingswateren. Reptielen De ringslang is ten oosten van het plangebied bij huize Dorth waargenomen. Er zijn geen waarnemingen van reptielen in het plangebied. Vissen In de Schipbeek zijn ter hoogte van het plangebied verschillende vissoorten waargenomen, waarvan de winde het meest bijzonder is. Andere soorten zijn baars, blankvoorn, brasem, paling, snoek, rietvoorn en zeelt. De winde is een Rode lijstsoort die voorkomt in stromende wateren. Oagvlinders Er komen in het plangebied geen vlinders voor die op de Rode lijst staan en/of beschermd zijn. Het betreft meer algemene soorten bestaande uit bos- en struweelvlinders (oranjetipje, citroenvlinder, dagpauwoog, koevinkje), grasland- en ruigtevlinders (bruin zandoogje, zwartsprietdikkopje) en soorten die niet aan een specifiek biotoop gebonden zijn (kleine vos, atalanta, klein koolwitje, en distelvlinder). Libel/en In het plangebied komt de glassnijder voor (Rode lijstsoort, categorie kwetsbaar- maar niet beschermd in het kader van de Flora- en faunawet of Habitatrichtlijn). Daarnaast zijn minder algemene libel/en waargenomen (blauwe breedscheenjuffer, geelvlekheidelibel, smaragdlibel) en algemene soorten waarvoor Nederland vanuit internationaal oogpunt belangrijk is voor behoud van deze soort (azuurwaterjuffer en variabele waterjuffer).
Ecologische structuur In het plangebied is geen sprake van een kerngebied volgens de ecologische hoofdstructuur. Wei is de Dortherbeek als belangrijke natte ecologische verbindingszone aangemerkt door de provincie.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
Q)
"C
o
+-'
en
"...c ~
::J ::J
+-'
::J U C Q)
c.. co ...c u en "'C
c
co
.. ~ ..;:. :~.. . .e ~.. .. ..,... ... .. -;;;~ ... . ::. 15 ~
0
0::
On
.S;
~
0::
0::
I>!
(~
0
0::
On
~
3::
'tI
'tI
'tI
'tI
Q
Q
Q
::.
::.
I
=
j
I
I I
;;;;
Go
n:!
. 1. .... . ... . 12
~
U
.~
~
't::::. ~
'3
0::
~ ~
On
~..!!!
..,."-
..
'tI
::. 0
•I
17
2.7.
Landschap, cultuurhistorie en huidig ruimtegebruik Het landschap kan worden gekarakteriseerd als kleinschalig met een markant relief van dekzandruggen en laagtes; op enkele plaatsen met steile overgangen tussen hogere en lagere delen. Verspreid in het plangebied zijn boerderijen (vaak bestaande uit een boerderij met enkele bijgebouwen geflankeerd door bomen) en losse beplantingselementen aanwezig. Het plangebied wordt doorsneden door twee watergangen (de rechtgetrokken, duidelijk aanwezige Dortherbeek en de bescheiden Pessinkwatergang). Door het plangebied lopen tevens enkele (zand)wegen. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de hooggelegen A 1 aan de noordzijde en de meer gesloten en beboste overgang naar Epse aan de zuidzijde. Met.name het zuidoostelijk deel van het plangebied heeft een relatief gesloten rand met het Epserbos. De overgang naar Epse in het westelijk deel van het plangebied is meer open. Aan de oostzijde markeert de hoger gelegen en begroeide spoordijk deels de grens van het plangebied. Aan de westzijde ligt de drukke verkeersweg N348/Deventerweg met bebouwing en opgaand groen. In het plangebied is de bebouwing en begroeiing geconcentreerd op de hoger gelegen delen van het plangebied; daardoor zijn de hogere delen van het plangebied (het oostelijk en zuidelijk deel) "dichter" dan de lagere delen (middendeel en zone ten zuiden van de A1)12. Een aantal van de in het plangebied gelegen boerderijen en gebouwen is zowel bouwhistorisch als landschappelijk waardevol. Het meest waardevol en bij voorkeur te behouden gebouwen zijn de Olthof en enkele boerderijen langs de Waterdijk. Bij de Olthof speelt daarbij het gegeven dat het gaat om een ensemble van een waardevolle boerderij, dekzandrug met esdek (met hoge archeologische waarde), die via een steilrand overgaat in de laagte van de Dortherbeek. De Olthof is aangewezen als gemeentelijk monument. Het pand Waterdijk 2 geniet voorlopige bescherming volgens de Monumentenwet. Door het zuidwestelijk deel van het plangebied loopt de Waterdijk: een landschappelijk en cultuurhistorisch waardevollijnelement. Een groot deel van het plangebied kent thans een agrarische functie (gras en akkerbouw waaronder maTsteelt) 13. Binnen het plangebied bevinden zich 8 burgerwoningen en 7 agrarische bedrijven. Aan de Deventerweg 7A ligt een woonwagenlocatie.
12 13
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
bron: Oranjewoud b. v.
~ ~
B: hte (f?ssant~ r3rcheoJogrsche inrorr« at.ie, il rcne-ok'giscn
&a
c: interessantr,
~
0: int.ressanl. arcl1eo,'og iscl1. iflto rm alie.
///
arcl1~ologiscl1e
ifltorm
'Ie rvol'gond~rzo~"
ali~.I)ou .. b~ g .leidenrJ ~ een
no dig
arc!1eologiscl1onrJorzoel< norJig
ve , vo Igomerzo. I< norJig
E: ge." 101 ... iflig arcl1.ologiscl1. iflforlifalie fi'O!~
te- orrde-(l,)t?Uen
Arche%gische ver.vachling owCferlone .'10 ~I -eo a rene 0.'0 g ;scne
Lf€' rwa
c Irtiroq
m"atige a rc,"re CI log iscne 'l'E'rwr3chthg Ja g eo arc,7e.) Jc g {sene 'lE'n1o'achting
archeologie
19
2.8.
Archeologie
Een groot dee I van het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde (circa 25 hectaren). Voor ongeveer 11 hectaren geldt een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De meest waardevolle gebieden zijn vooral gesitueerd op de hogere delen van het plangebied, dat wil zeggen in het zuidelijke en met name in het zuidoostelijke gedeelte. Voor een groot aantal gebieden is op basis van onderzoek meer bekend geworden. Er zijn in het plangebied bij het inventariserende archeologisch onderzoek grondsporen en artefacten aangetroffen uit diverse periodes (van meso/neolithicum tot en met Middeleeuwen). Het rapport "Tussen Deventer en Epse10.000 jaar bewoningsgeschiedenis van het plangebied Epse-Noord", geeft een illustratief beeld van zowel de wordingsgeschiedenis van het plangebied alsmede van de verschillende archeologische vondsten die zijn gedaan. Kaart 5.5. van het MER maakt duidelijk waar in het. plangebied onderzoek is verricht en waar bijzondere vondsten of interessante archeologische informatie zijn aangetroffen . Daarbij wordt tevens aangegeven of het geheel opgegraven dient te worden indien behoud in situ niet mogelijk is, of vervolgonderzoek nodig is dan wei bouwbegeleidend onderzoek. V~~r diverse percelen is nog geen archeologisch verricht, aangezien hiervoor geen toestemming is verleend. 2.9.
Infrastructuur
Langs de noordzijde van het plangebied loopt de Rijksweg A 1. Deze autosnelweg vormt een belangrijke verbinding tussen Amsterdam-Apeldoorn-Deventer-Hengelo en verder richting Duitsland. De ten noorden van de A 1 gesitueerde Zutphenseweg (N348) vormt de voornaamste verbinding richting Deventer. Ten zuiden van de A1 gaat de Zutphenseweg over in de Deventerweg (N348). Aan de oostzijde van het plangebied ligt de spoorlijn Deventer-Zutphen en de Siemelinksweg . Ten westen van het plangebied loopt de Deventerweg (N348). Door het plangebied zelf loopt thans een aantal ondergeschikte wegen welke ontoereikend zijn voor de ontsluiting van het toekomstige bedrijvenpark. Parallel aan de A 1, loopt van oost naar west de Molbergsteeg. Ongeveer centraal in het plangebied buigt deze weg at naar het zuiden en sluit aan op de Dortherweg. De Dortherweg loopt Jangs de zuidelijke rand van het plangebied en sJuit aan op de Deventerweg. In het westen van het plangebied kan nog de Kruklandsweg en Waterdijk genoemd worden. 2.10.
Geluid Gep/ande activiteiten op het bedrijvenpark In de MER rapportage is in grote lijnen aandacht besteed aan de geluidsaspecten. Ten behoeve van het bestemmingsplan is de akoestische invloed van bedrijven, mogelijke windturbines en een stadion meer in detail beschouwd in de rapportage 'Beoordeling geluidsaspecten bestemmingsplan bedrijvenpark A 1 Deventer', opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.v. Uit het rapport blijkt dat bij de planvorming rekening is gehouden met de op grond van het boekje "Bedrijven en milieuzonering" aanbevolen afstanden tot solitaire woningen. Daarnaast blijkt dat ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing in Epse de cumulatieve geluidsbelasting, vanwege het bedrijvenpark, minder bedraagt dan 50 dB(A) etmaalwaarde (voorkeurgrenswaarde).
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
20 Aanfeg nieuwe weg De geluidsbelasting vanwege de aan te leggen ontsluitingsweg is onderzocht in rapport 'Akoestisch onderzoek bedrijvenpark A 1, verkeer westelijke ontsluiting', opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.v. Het onderzoek richt zich op het westelijk deel van de ontsluiting, omdat aileen hier sprake is van geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) binnen de zone van de weg . Uit het onderzoek blijkt dat vanwege de aanleg van de ontsluitingsweg, ter plaatse van 5 woningen de voorkeurgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder wordt overschreden . Voor deze woningen hebben Gedeputeerde Staten een hogere grenswaarde verleend. Het plaatsen van afschermende voorzieningen langs de weg is om stedenbouwkundige redenen niet gewenst. Omdat de weg een noodzakelijke verkeersfunctie krijgt is een hog ere waarde acceptabel. Reconstructie Oeventerweg Vanwege de autonome verkeersgroei op de Deventerweg is het uit verkeerskundig oogpunt gewenst am de weg te verbreden. Daarnaast wordt een deel van de Deventerweg aangepast vanwege de aansluiting van de ontsluitingsweg van het bedrijvenpark. Het bestemmingsplan maakt beide ontwikkelingen mogelijk binnen het plangebied . Aileen de wijziging van het deel van de weg binnen het plangebied is direct toe te schrijven aan het bedrijvenpark. De akoestische aspecten vanwege genoemde wijziging zijn onderzocht in rapport 'Akoestisch onderzoek bedrijvenpark A1, verkeer westelijke ontsluiting' . Uit de rapportage blijkt dat vanwege de aansluiting en de aanpassing van de de Deventerweg bij drie woningen de geluidsbelasting met 2 dB(A) of meer toeneemt en er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Voor deze woningen zijn hogere waarden verleend door Gedeputeerde Staten. Het aanbrengen van geluidsarm asfalt om de geluidsbelasting te verlagen is overwogen. Een hogere waarde blijft echter noodzakelijk. Het plaatsen van afschermende voorzieningen langs de weg is uit stedenbouwkundige redenen niet gewenst. De weg heeft een belangrijke verkeersfunctie zodat een hogere waarde acceptabel is. Luchtkwafiteit fangs wegen De invloed op de luchtkwaliteit vanwege de verkeerssituatie na realisatie van het bedrijvenpark is onderzocht in rapport 'Luchtkwaliteit Bedrijvenpark A 1', opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.v. . Uit de rapportage blijkt dat de 24-uurgrenswaarde voor PM 10 (fijn stof) wordt overschreden. Het aandeel van het bedrijvenpark in de totale concentratie PM 10 (fijn stot) is echter beperkt. Bovendien is ten aanzien van fijn stof bekend dat dit landelijk tot overschrijdingen leidt. Maatregelen om de concentratie tijn stof te beperken worden daarom op rijksniveau gernitieerd. De gemeente heeft geen mogelijkheden am de concentratie PM 10 (fijn stof) te beperken.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
21
2.11.
Geur
Het plangebied kent een overwegend agrarisch gebruik. Bij de agrarische functie kan stank als belangrijk hinderaspect worden genoemd. Bij de beoordeling van stankhinder van agrarische bedrijven dient een vergunningaanvraag te worden getoetst aan de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder. Afhankelijk van het aantal mestvarkeneenheden (maat voor stankhinder) dient een minimale afstand te worden aangehouden tot stankgevoelige objecten. Tevens dient er een ruimtelijke scheiding te zijn van hindergevoelige objecten en hinderveroorzakende bedrijven. Om knelsituaties te voorkomen dienen hindergevoelige objecten de afstand van de richtlijn aan te houden . Binnen de grens van het plangebied zijn de agrarische bedrijven reeds opgekocht (of gebeurt dit binnenkort) en wordt de bedrijfsvoering binnen een aantal jaren beeindigd zodat van geurhinder geen sprake meer zal zijn. In de omgeving van het plangebied liggen geen veehouderijen die vanwege stank beperkingen opleveren in het plangebied . 2.12.
Luchtkwaliteit
In juli 2001 is het Besluit luchtkwaliteit in werking getreden. In dit besluit, de nationale vertaling van de Europese richtlijn die de oude Nederlandse besluiten aangaande de luchtkwaliteit vervangt, zijn kwaliteitsnormen opgenomen voor de luchtkwaliteit. Het besluit geeft verder regels voor het mon itoren van de luchtkwaliteit en voor het nemen van maatregelen in gevallen dat de kwaliteit niet aan de normen voldoet. Het besluit bepaalt verder dat overheden bij het uitvoeren van hun wettelijke taken rekening moeten houden met de regels aangaande de luchtkwaliteit. Voor het plangebied is sprake van uitstoot ten gevolge van verkeer. De gemeten waarden voor de regio waarbinnen het plangebied ligt, liggen in de huidige situatie dicht bij het landelijk gemiddelde. De gestelde normen worden daarbij niet overschreden14. Ten gevolge van de aanleg en de ingebruikname van het bedrijventerrein en door de toename van het verkeer zullen de emissies van onder andere Nox, S02, benzeen en 15 fijn stof toenemen. Uit luchtonderzoek met behulp van het CARli rekenmodel blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden van geen enkele stof worden overschreden. De 24-uursgrenswaarde voor fijn stof (PM1 0) wordt blijkens die rapportage overschreden. Het aandeel van het bedrijvenpark in de totale concentratie PM 10 (fijn stof) is echter beperkt. Bovendien is ten aanzien van fijn stof bekend dat dit landelijk tot overschrijdingen lijdt. Maatregelen om de concentratie fijn stof te beperken worden daarom op rijksniveau ge"lnitieerd.
14 15
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 Oranjewoud, Luchtkwaliteit Bedrijvenpark A 1, onderzoek ten behoeve van wijziging bestemmingsp/an
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
22
2.13.
Externe veiligheid
Met betrekking tot de externe veiligheid zijn twee aspecten van belang : de aard en locatie van de risico-volle bedrijvigheid op het bedrijvenpark en (het mogelijk toenemen van) de transporten met gevaarlijke stoffen over de N348 en A 1. De aard van de bedrijvigheid op bedrijvenpark A 1 is in dit stadium van planvorming nog niet bekend . Gelet op de toegestane bedrijfscategorieen (Um 3 en aileen onder voorwaarden 4) is het risico van calamiteiten beperkt. De voorgestelde zonering op het bedrijvenpark .A.1, met op een deel van het terrein eventueel enigszins risico dragende bedrijven, beperkt de externe uitstraling van een calamiteit. Gevoelige objecten als woningen, dienstwoningen uitgezonderd, staan in het algemeen op afstand van de bedrijvigheid . Belangrijk aspect is de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voor hulpdiensten in geval van een calamiteit. De ernst van een calamiteit hangt in belangrijke mate af van de tijdsduur waarbinnen hulpdiensten ter plaatse kunnen zijn . Het bedrijvenpark A1 is goed bereikbaar vanaf de N348 en de nog aan te leggen oostelijke ontsluiting. De oostelijke ontsluiting geeft rechtstreeks aansluiting op de A 1. Wanneer vervoer van gevaarlijke stoffen zal plaatsvinden over de N348 (route nog vast te stellen door gemeente Deventer), heeft dit naar verwachting gevolgen voor de externe veiligheid . Het risico wordt grater omdat er woningen of bedrijven in de directe omgeving van de weg aanwezig zijn. Met betrekking tot de gevoeligheid van het bedrijventerrein zelf kan worden gesteld dat de orienterende waarde voor het groepsrisico niet zaf worden overschreden . De 16 contour voor het individuele risico ligt op korte afstand (20 'm.) van de spoorlijn. Geconcludeerd mag worden dat naar verwachting het bedrijvenpark A1 geen belangrijk negatief effect op de externe veiligheid zal hebben. 2.14.
Belemmeringen
In het plangebied is blijkens de belemmeringenkaart, behorende bij het streekplan Overijssel 2000+, sprake van befemmeringen ten gevolge van de Jigging van enkele straalpaden, Een straalpad loopt over de A1 aan de oostkant van het plangebied. Boven de Deventerweg en het westelijk deel van het plangebied figt eveneens een straalpad. Voor zover bekend liggen in het plangebied geen rioolpersleidingen, waterleidingen, gasleidingen, hoogspanningstransportleidingen die een regeling in het bestemmingsplan behoeven. Het bedrijvenpark A 1 ligt, met uitzondering van de oostelijke aansluiting op de Rijksweg A 1, binnen een "grondwaterbeschermingsgebied, verbod op diepe boringen". Langs de autosnelweg A 1 wordt door Rijkswaterstaat een vrijwaringszone van 100 meter aangehouden waar geen bebouwing mag worden opgericht.
16
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
23
3.
PROGRAMMATISCHE ONDERBOUWING
3.1.
Vraag en aanbod bedrijfsterreinen
Uit recente onderzoeken van NVM Bedrijfs Onroerend Goed, de landelijke Vastgoedrapportages en Ernst & Young Consulting kan geconcludeerd worden dat de behoefte aan bedrijfsterreinen groot is. Dit geldt met name voor terreinen die goed gesitueerd en bereikbaar zijn en liggen aan belangrijke vervoerscorridors. De komende jaren zal de sterke groei van zakelijke dienstverlening leiden tot een grotere vraag naar kwalitatief hoogwaardige en flexibel ingerichte kantoorruimte. De sterke economische groei van Nederland in de afgelopen jaren gaat gepaard met een stijgende vraag naar bedrijfshuisvesting al dan niet op bedrijfsterreinen. Het krappe aanbod van huisvestingsmogelijkheden in de Randstad, gecombineerd met hoge prijzen, en congestie veroorzaakt een verschuiving van bedrijven van West-Nederland naar het zuiden en oosten. Deze ontwikkeling wordt ook wei het "uitschuifeffect" genoemd. In de VIJNO wordt voor Oost-Nederland in de periode 2000-2030 een ruimtebehoefte voor werken voorzien varierend tussen 8.000 hectare (Iaag scenario) en 13.000 hectare (hoog scenario). De scenario's zijn gebaseerd op een hoge dan wei lage bevolkingsgroei, waarbij opgemerkt kan worden dat het hoge scenario het meest waarschijnlijke is. De groei van werkgelegenheid wordt in Oost-Nederland bij een laag scenario tot 2030 geschat op 155.000 en bij een hoog scenario geschat op 475.000 arbeidsplaatsen. Tot 2010 betreft dit respectievelijk 32.000 en 158.000 arbeidsplaatsen . Ook in Deventer weerspiegelen zich de gunstige econ6mische ontwikkelingen. De sterk groeiende vraag en de strategische ligging aan de A 1 hebben gezorgd voor een toename van de kantoorontwikkeling in Deventer. Met de "Poort van Deventer" aan de Bergweidedijk, de uitbreiding van de Leeuwenbrug bij het NS-station, de nieuwvestiging van de Sociale Verzekeringsbank en de bouw van kantorencomplex "Le Crochet" 2 is vanaf 1997 ruim 50.000 m bruto vloeroppervlak (bvo) beschikbaar gekomen. Voorts is een toename van het aantal hoofd- of regiokantoren van grote organisaties te zien. Vraag Door Buck Consultants International is in oktober 2002 een rapport opgeleverd waarin de toekomstige ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen en kantoren in de regio Stedendriehoek tot 2020, met een doorkijk tot 2030, in een aantal scenario's staat beschreven. Deze groeiprognoses zijn vervolgens vertaald naar de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen en kantoren in Deventer. Deze berekeningen hebben geleid tot onderstaande vraag (in gemiddelde per jaar): • 7 hectaren bedrijventerrein gemiddeld per jaar; 2 • 8.000 m bvo kantoren gemiddeld voor de periode tot 2010; 2 • 9.000 m bvo kantoren gemiddeld per jaar vanaf 2010.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
24
Aanbod Over de periode 1990-1996 heeft Deventer jaarlijks gemiddeld 5 hectaren aan bedrijventerreinen uitgegeven. De gunstige economische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben het gemiddelde uitg iftetempo over de jaren 1997-1999 doen stijgen naar meer dan 10 hectaren per jaar. De huidige voorraad uitgeefbaar bedrijfsterrein in Deventer is zeer gering en verspreid over diverse locaties. Kavels grater dan 2 hectaren zijn momenteel niet voorhanden. Naast bedrijvenpark Ai wordt ook bedrijvenpark Linderveld, gelegen ten noorden van Colmschate, ontwikkeld. Linderveld zal in eerste instantie dienen voor de uitbreiding en verplaatsing van lokale en regionale bedrijvigheid . Het bedrijvenpark Ai daarentegen is primair bedoeld voor de vestiging van nieuwe (boven)regionale, hoogwaardige bedrijvigheid en/of bedrijven die hechten aan zichtlocaties, uitstraling en etalerende architectuur. De uitgeefbare oppervlakte van Bedrijvenpark Linderveld bedraagt circa 55 ha netto. De uitgeefbare oppervlakte van het bedrijvenpark Ai bedraagt circa 60 ha netto. De totale uitgeefbare oppervlakte van beide bedrijventerreinen bedraagt derhalve in totaal 115 ha netto. Bij het gedachte uitgiftetempo van 7 hectaren per jaar ontstaat met de aanleg van beide terreinen een voorraad die toereikend is voor 16,5 jaar. 3.2.
Vestigingsprofiel Profilering Het bedrijvenpark Ai is hoofdzakelijk bedoeld voor het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid van buiten de regio. Daarnaast kan het terrein plek bieden aan bedrijven die willen verhuizen, die reeds in de gemeente of in de regio zijn gevestigd. In de nota Ruimtelijke perspectieven Stedendriehoek 2030 wordt het bedrijvenpark Ai vermeld als een van de bestaande plannen voor bedrijventerrein tot 2010. Daarbij is een indicatief programma weergegeven van 35 hectaren representatief bedrijventer2 rein, 30 hectaren regulier bedrijventerrein en 60.000 tot 80.000 m b.v.o. kantoren. Segmentering Door automatisering, technologische ontwikkelingen en ICT verdwijnt het klassieke verschil tussen kantoren en andersoortige bedrijvigheid. In steeds meer sectoren is sprake van verdergaande "verkantorisering" en meer kantoorachtige bedrijvigheid. Ook in Bedrijvenpark Ai zal aan dit verschijnsel aandacht worden geschonken en worden bezien welke consequentie dit heeft voor de uiterlijke verschijningsvorm en milieucategorisering. Op het Bedrijvenpark A 1 passen hoogwaardige bedrijven met een bepaalde architectonische uitstraling. Gezien de ligging aan de Rijksweg Ai, alsmede de ligging aan het spoorwegtrace Deventer-Zutphen is het terrein uitermate geschikt voor bedrijven die waarde hechten aan een goede zichtlocatie. Milieucategorisering am omgevingshinder van het bedrijventerrein te voorkomen wordt het bedrijventerrein inwaarts gezoneerd. Gezien de nabijheid van Epse en de verspreide bebouwing in de groene bufferzone worden aan de zuidwestzijde van het bedrijventerrein maximaal bedrijven van milieucategorie 2 toegestaan . In de rest van het plangebied kunnen zich bedrijven vestigen die tot maximaal milieucategorie 3 behoren of eventueel milieucategorie 4 indien bedrijven kunnen aantonen dat ze voldoen aan de milieueisen voor categorie 3 bedrijven. Een aantal van de bestaande (boerderij)woningen zullen als
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
25 pand worden gehandhaafd maar van bestemming veranderen . Hierdoor vormen deze (voormalige) woningen uit milieuhygienisch oogpunt geen belemmering meer voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark. 3.3.
Voetbalstadion
Bij de realisatie van het stadion dient uitgegaan te worden van een ruimtebeslag van circa 2,5 hectaren (180x140 m). De capaciteit van het stadion zal tussen de 10.000 a 13.500 toeschouwers liggen. De parkeerbehoefte van het stadion wordt gecombineerd met de collectieve parkeervoorzieningen voor kantoren en bedrijven (zie ook paragraaf 4.3. onder verkeer en parkeren) . Oefenvelden zullen elders, buiten het plangebied, worden gerealiseerd. Omdat rendabele exploitatie van het stadion aileen niet mogelijk is, zal het stadion gecombineerd worden met voorzieningen voor zakelijke dienstverlening. Hierbij wordt 2 uitgegaan van een capaciteit van circa 35.000 m bedrijfsvloeroppervlak. Uitgaande van gemiddeld 5 bouwlagen betekent dit een terreinbeslag van circa 1,5 hectaren. Het totale ruimtebeslag van het voetbalstadion is 11,5 hectaren .
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
26
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
27 4
HOOFDOPZET VAN HET PLAN
4.1 .
Programma van eisen en randvoorwaarden
De hoofddoelstelling voor het ontwikkelen van het bedrijvenpark A 1 is: Het voorzien in een deel van de behoefte aan bedrijventerreinen voor de gemeente Deventer, met name voor de vestiging van nieuwe, hoogwaardige bedrijvigheid en bedrijven die hechten aan zichtlocaties en uitstraling.
Vooris is het verplaatsen van het voetbalstadion gericht op het oplossen van de beperkingen die Go Ahead Eagles ondervindt als gevolg van de huidige locatie (onder andere de slechte bereikbaarheid per auto en de onmogelijkheden voor capaciteitsuitbreiding). Bij verplaatsing van het stadion komt de huidige locatie vrij voor woningbouw. Deventer wil met de ontwikkeling van het bedrijventerrein haar sociaal economische positie versterken en de stedelijke structuur van Deventer verbeteren. Om hierin te voorzien, moet de ontwikkeling aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen kunnen worden onderverdeeld in een programma van eisen en de randvoorwaarden 17.
,.,
Programma van eisen • netto oppervlakte 70. t:1a; • primair bedoeld v00r hoogwaaraige kantor'en en bed rijvigheid; • tim milieucat. 3 (onder voorwaarden vrijstelling naar categorie 4); • dUt:Jrzaam; • go.ed aansluiten bij stedelij ke structuur; • hoogwaardige, stedenbowwkundig aantrekkelijke inrichting van !;let plangebied; • ereeren plaatsingsmogelijkheden windturbines, on€ler voorwa~rden van economische haalbaarheid en behoud van lan'dschappelijke, natqurlij\<:e en leefbaarheidsvQPrwaarden; • vestiging ereaivisie waardig stadion met capaciteit van 12.000-15.000 bezoekers. Randvoorwaarden • plaflE:!:conomisch haalbaar en realistisch; • voldoende interne kwaliteit vanwege t:JitgeeftDaarheid; minstens 1 grot~ kavet aanwezig; '. . • • bufferzone van 200 meter aan zuidrand bedrijventerrein ; • reserveren 100 m strook langs A 1 uit oogpunt van externe veitigheid en toekomstige capaciteitsverruiming; • inpassen ecologische verbindingszone Doriherbeek (model 'kamsalamander') ; • goede ontsluiting door oostelijke en westelijke aansluiting; • geen toename afvoer oppervlaktewater. ook niet in pieksituaties.
17
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
28 4.2.
Duurzaamheid en ambities Doelstellingen duurzaamheid Onder duurzaamheid wordt verstaan het op een zodanige manier inrichten en beheren en gebruiken van het bedrijventerrein, dat (negatieve) milieugevolgen niet worden afgewenteld op andere gebieden en/of op toekomstige generaties. Tot duurzaamheid wordt tevens gerekend het behoud van bestaande waarden. De gemeente Deventer hanteert hoge (duurzaamheids)ambities voor het ontwikkelen van bedrijvenpark A 1. Deze zijn opgenomen in de Startnotitie bedrijventerrein Epse Noord en in de Richtlijnen bedrijventerrein Epse-Noord. De aspecten van duurzaamheid, zoals genoemd in startnotitie en richtlijnen zijn ten behoeve van het MER uitgewerkt in een aantal praktische duurzaamheidsdoelstellingen (zie kader). Deze zijn nader toegelicht in de volgende paragrafen . Duurzaamheidsdoe!stellingen van de gemeente Deventer voor het bedrijvenpark A 118 • beperken ruimtebesJag en behoud bestaande fundie~ en waarden; • minimaJe verstqring geohydro,logis<::he relaties; • beperken gebruik grands·tof water; • minimale verstoring kwaliteit grond- en 0pper:vlak'tewater; minimaal grondverzet en im-en export van (verontreinigde) grond; • • minimal~ ve~storing van de bodemkwaliteit; • minimale aantasting van de bestaande natuurwaarden; • minimale verst~rilil~ van landschap, g~omorfologie en cultuurhistorie; • behoud kwaJlteit leefmilleu voor omw0nenden en recreanten, intern en extern; IT)inimaliseren verbru* van grondstoffen en beperken ontstaan van • afval; • beperken v.an de (auto}mobiliteit en hinqer door verkeer; • minimaliseren van .de hinder door verkeer (.geluid, licht, congestie) en van de 'effecten op de verke.ersveiligh~id,; • efficient en duurzaam gebruik van energiebronnen; strev~n naar besparing van 40% ten opzicht van convefltione'el bedrijventerrein . Duurzame bedrijvigheid In de ontwerpfase is ten aanzien van duurzame bedrijvigheid aandacht besteed aan het creeren van mogelijkheden voar: • reststoffenmanagement; • gezamenlijk gebruik van bepaalde voorzieningen (o.a. parkeren); • intensivering van ruimtegebruik; • efficient en duurzaam energiegebruik; beperken energiegebruik en emissie CO 2 . Door middel van parkmanagement wordt het realiseren van de duurzaamheidsdoelstellingen in de gebruiksfase nagestreefd. Hiernaast is de verblijfskwaliteit van de 10catie een belangrijk aandachtspunt.
IB
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1
bestemmingspJan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
29 Verblijfskwaliteit Aan de verblijfskwaliteit op een bedrijventerrein worden nu en in de toekomst steeds hogere eisen gesteld. Voor de werknemers dient een wervende werkomgeving ontworpen te worden waar aantrekkelijke pauze- of verblijfsgebieden aanwezig zijn. Deze zijn desgewenst te combineren met aanvullende voorzieningen zoals een horecagelegenheid, sportvoorzieningen, kinderdagverblijf, dienstverlening en dergelijke. Ook natuurontwikkeling gecombineerd met langzame verkeersverbindingen kunnen de verblijfskwaliteit versterken. Uiteraard kunnen deze elementen ook worden gebruikt om een aantrekkelijk ontwikkelings- en vestigingsprofiel voor het bedrijventerrein op te bouwen. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling In de plan- en ontwerpfase is ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling aandacht nodig voor het optimaal inspelen op het biotisch- en abiotisch milieu. Oat betekent onder meer: • minimale verstoring van geohydrologische relaties; • minimaal grondverzet en im- en export van bodemmateriaal (grondbalans); • minimale verstoring van natuur en landschappelijke structuur; • inspelen op cultuurhistorische en archeologische waarden; • duurzame waterhuishouding. Hiernaast zijn (Iandschappelijke) inrichting en milieuzonering belangrijke aandachtspunten. Duurzame mobiliteit In de ontwerpfase is ten aanzien van duurzame mobiliteit aandacht nodig voor het creeren van mogelijkheden voor: • Vervoersmanagement (waaronder (openbaar) vervoer op maat, fietsvoorzieningen op bedrijfsniveau); • goede bereikbaarheid voor langzaam verkeer. Het bedrijvenpark A 1 kan worden aangemerkt als een potentiele C-Iocatie. Door de ligging ten opzichte van het hoofdwegennet (A 1, N348) heeft het bedrijvenpark aile kenmerken van een C-Iocatie (goede aansluiting op stedelijk en landelijk hoofdwegennet). Het verbeteren van de bediening door het openbaar vervoer verdient aandacht. Daarnaast zal het bedrijventerrein zowel intern als extern goed voor langzaamverkeer bereikbaar moeten zijn.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
30
4.3.
Stedenbouwkundig ontwerp Hoofdstructuur De hoofdopzet van het plan voorziet in een tweedeling van het bedrijventerrein. Een oostelijk dee I direct georienteerd aan de oostelijke afrit van de A 1 (Deventer-Oost) en een westelijk deel direct georienteerd aan de Deventerweg en de westelijke afrit van de A 1 (Deventer/Zutphen) . Tussen de twee delen ligt een groenstrook waar het bestaande landschap gehandhaafd wordt. De verkaveling in beide plandelen wordt gevormd door een strokenverkaveling welke haaks staat op de oost-west hoofdrichting van de landschappelijke structuur. De richting van de (oude) Waterdijk en de Dortherweg zijn daarbij bepalend geweest. Door deze hoofdrichting positioneert het bedrijventerrein zich onder een flauwe hoek aan de A 1 waarmee een interessante overhoekse zichtrelatie tussen de A 1 en het bedrijvenpark ontstaat waardoor meer bedrijven zichtbaar zijn vanaf de A 1. De kavelstructuur wordt verder aangezet met houtsingels. De houtsingels vormen een zelfstandige structuur met een eigen karakteristiek. De houtsingels ondersteunen de kavelstructuur en werken als graenfilter random de bestaande karakteristieke bebouwing. Aan de zuidzijde van het bedrijventerrein wordt een getande overgang gecreeerd naar de bufferzone tussen het bedrijventerrein en Epse, waar bestaande waardevolle cultuurhistorische elementen zoals karakteristieke bebouwing, de essen, e.d. zijn ingepast. Ruimtelijke opbouw en programma verdeling Het te realiseren programma bedraagt: • ca 16 ha uitgeefbaar voor hoogwaardige bedrijven • ca 36 ha uitgeefbaar voor reguliere bedrijven (deels grootschalig) 2 • een stadion en stadiongerelateerde functies (4500 m bvo) 2 • ca 85.000 m b.v.o. kantoren
Het stadion en de kantoren krijgen geconcentreerd in het oostelijk deel van het plan een plaats. De hoogwaardige bedrijvigheid (bedrijven met een aan het bedrijf gerelateerde kantoorfunctie) is vooral aan de randen van de representatieve open ruimten in het plan gesitueerd. In het oostelijk deel is er de mogelijkheid am een grootschalig bedrijf te huisvesten. Daar waar de Deventerweg en de afrit van de A 1 bij elkaar komen is een representatief gebouw gedacht, als blikvanger voor het bedrijventerrein, dat met name een horizontaal accent moet geven. Een verticaal accent moet vorm krijgen achter het stadion in de vorm twee of drie hoge tot zeer hoge kantoorgebouwen. Intensief ruimtegebruik De inrichting van het bedrijventerrein is gebaseerd op een intensief grondgebruik. Voor bedrijven is uitgegaan van een bebouwingspercentage van 75% . Er wordt niet de eis gesteld, dat er geparkeerd moet worden op eigen terrein . Aan de noordzijde, in de ecologische zone, wordt een parkeerplaats aangelegd voor gezamenlijk gebruik, die als overloop kan functioneren voorzover de parkeermogelijkheid op eigen terrein onvoldoende is. Ook voor de kantorenlocatie wordt gedacht aan een vorm van collectief parkeren. Seide collectieve parkeerplaatsen functioneren ten tijde van activiteiten in het stadion als parkeerplaats voor de stadionbezoekers.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
31 Landschappe/ijke inpassing In het plan is gezocht naar een vanzelfsprekende overgang van omgeving en bedrijventerrein. In de zuidoostkant wordt de overgang gecreeerd door het bas uit te breiden tot in het plangebied. Dit bas ontrekt het bedrijventerrein aan het zicht vanuit Epse. Het cultuurhistorisch monument Olthof wordt met een ruim kavel gespaard met een doorzicht naar het zuiden en zichtbaar vanuit de oostelijke ontsluiting bij het binnenkomen van het bedrijventerrein. De zuidwestrand sluit aan op het open weide landschap. De bestaande boerderijen samen met de aanliggende Waterdijk worden gespaard, zij het dat de woonfunctie zal verdwijnen. De overgang tussen bedrijfsterrein en landschap wordt zorgvuldig vormgegeven door een oplopend landschap danwel grasdaken.
De beekzone en de ecologische zone langs de A 1 volgen het natte deel van het plangebied. In het midden van het plangebied bevindt zich over de volle diepte van het bedrijvenpark een groene zone met de Pessinkwatergang met steilrand. Deze groenzone biedt in een keer een volledig diepte perspectief van zuid naar noord en verdeelt het bedrijventerrein in twee defen. De beekzone, het groene middengebied, de Waterdijk en de gehandhaafde waardevolle boerderijen geven het bedrijventerrein een representatieve meerwaarde die tegelijk recht doet aan het respect voor het oude landschap. Verkeer en Parkeren Het plangebied is thans aileen bereikbaar vanuit het west~n vanaf de N348lDeventerweg en de zuidzijde (vanaf het lokale wegennet dat ongeschikt is als ontsluitingsroute). Voor een goede ontsluiting van het bedrijventerrein zijn twee aansluitingen (oostelijk en westelijk) noodzakelijk 19. Er is voor gekozen am twee aansluitingen te realiseren op de A1 met een doorkoppeling. Dit houdt in dat een doorgaande verbinding ontstaat tussen de N348 ten zuiden van de A 1, aan de westkant van het plangebied en de N348 ten noorden van de A 1, aan de oostkant van het plangebied. Het is aannemelijk dat de gekozen programmatoedeling vooral leidt tot belasting van de oostontsluiting. De centrale ontsluitingsweg heeft een slinger tussen beide delen van het bedrijvenpark. De slinger ontmoedigt het gebruik als 'bypass'. Bezoekers die gebruik maken van de oostentree komen van boven het spoor toe rijden op een groene kamer met het zeer representatieve 'perceel Olthof'.
De westelijke eenheid is georienteerd op de westelijke ontsluiting. In dit deel zijn vooral de bedrijven met meer parkeerextensieve programma's bijeen gebracht. In de westelijke eenheid is 30% van de totale parkeerbehoefte voorzien. In de oostelijk eenheid zijn meer parkeerintensieve programma's zoals kantoren en het stadion bijeengebracht. De oostelijke eenheid voorziet 70% van de parkeerbehoefte.
19
GoudappeJ Coffeng, 2002
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
toelichting
32 Openbaar vervoer Het openbaar vervoersysteem in en rand Deventer is in ontwikkeling. Met ingang van 2000 is sprake van een integratie tussen WVG-vervoer en regulier openbaar vervoer: het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CW). Dit vervoer zal in regionaal verband - in eerste instantie binnen de provincie Overijssel - plaatsvinden en betekent een verbetering van de bediening van met name minder bewoonde delen van de regio. Inmiddels is gestart met de optimalisatiestudie openbaar vervoer in en rond Deventer. Doel van deze studie is een herstructurering van het reguliere openbaar vervoer, waarbij een grotere scheiding zal plaatsvinden tussen ontsluitende en verbindende lijnen.
Het stimuleren van collectieve vervoersvormen is een van de speerpunten in het gemeentelijk mobiliteitsbeleid. In dit Kader past eveneens het gezamenlijk gebruik van de auto in het utilitair gebruik. Via het inzetten van bedrijfsvervoerplannen kan op een gebiedsgewijze manier onder meer het carpoolen worden gestimuleerd. Ook andere vervoersvormen dan de particuliere auto kunnen hierdoor meer in beeld komen. De openbaar vervoer bediening van bedrijvenpark A 1 zal verder moeten worden uitgewerkt. Een mogelijke optie is de inzet van kleinschalig pendelvervoer tussen NSstation en bedrijvenpark A 1. De gemeente Deventer is thans in overleg getreden met de Nederlandse Spoorwegen/Railinfrabeheer over de mogelijkheid van een voorstadhalte aan de spoorlijn Deventer-Zutphen . Daarnaast is aansluiting op de bestaande streekbuslijnen over de N348/Siemelinksweg mogelijk. 4.4.
Watertoets
In paragraaf 2.5. is een beschrijving gegeven van het watersysteem tE?r plaatse van het plangebied . In die paragraaf is aangegeven dat de hoge waterstanden van de IJssel en de Schipbeek voor wateroverlast in het plangebied kunnen zorgen. Om de wateraverlast in het plangebied te voorkomen stelt het Waterschap een aantal waterstaatkundige wijzigingen voor. • Voor extra afvoer als gevolg van het toegenomen verhard oppervlak een extra 3 1 gemaal realiseren met een capaciteit van 0,6 m s- . Dit gemaal treedt in werking bij een overschrijding van het streefpeil van 5,00 +NAP. Dit gemaal zal worden gerealiseerd. • Circa 5 hectaren aan infiltratievoorzieningen en 3,5 hectaren aan oppervlaktewater reserveren. • Ter compensatie van de verloren berging en ter voorkoming van verhoogde piekafvoeren op de Schipbeek en/of IJssel door het nieuwe gemaal Epse Noord, wordt overgegaan tot realisatie van een retentiegebied aan de Schipbeek. De ontwikkeling van dit retentiegebied zal in samenhang met dit plan door de gemeente worden opgepakt. • Met betrekking tot de ecologische functie van de Dortherbeek wenst het waterschap een reservering van circa 3,5 hectaren langs deze beek om de ecologische verbindingszone te kunnen realiseren . De specifieke ecologische doelstelling die geldt voor de Dortherbeek kan vo\ledig worden ingepast in de ecologische verbindingszone langs de Dortherbeek. Hiertoe is ruimte in het plan gereserveerd. Aanvullend kan worden vermeld dat sprake zal zijn van afkoppeling van dakvlakken en toepassing van verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Door het treffen van deze maatregelen wordt een minimalisatie van verontreinigingen naar het oppervlaktewater
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
33 en de bodem bewerkstelligd, alsmede een zo gering mogelijke belasting van de vUilwaterriolering. Daarnaast zal infiltratie in de bodem maximaal zijn. Om te voorkomen dat er verandering in de grandwaterhuishouding optreedt zullen gepaste maatregelen getraffen worden, zowel tijdens de aanleg van het bedrijvenpark als tijdens het in bedrijf zijn van het bedrijvenpark. Tijdens de aanleg van het bedrijvenpark is brannering zeer lokaal en zeer tijdelijk nodig, zodat voor het plangebied en het omliggende gebied geen veranderingen worden verwacht. In het graotste deel van het jaar zal een eventueel drainagesysteem boven de grondwaterspiegel liggen en derhalve geen effect hebben op de grandwaterhuishouding. Aileen de hoogste grondwaterstanden zullen worden afgevlakt. De effecten van een drainagesysteem zullen derhalve aileen in "natte" tijden merkbaar zijn en zullen beperkt blijven tot het bedrijventerrein zelf. Door de aanleg van verharding treedt in principe een vermindering van infiltratie van 20 neerslag in de bodem op. Uit de waterbalans blijkt dat bij realisatie van het bedrijvenpark (alternatief 1-00st) de aanvulling van het grondwater met ongeveer 16 a 17 mm/jaar afneemt. Oat is 8% meer ten opzichte van de huidige situatie. Het effect van de vermindering van de infiltratie kan worden gezien als overeenkomstig aan een grandwateranttrekking van deze graotte. De grondwateranttrekking ligt tussen de 50 3 en 60 m per dag . Aangezien de onttrekking gelijkmatig over het bedrijvenpark plaatsvindt, zal het effect op de grandwaterstand binnen het plangebied minder zijn dan 5 cm. Buiten het plangebied is het effect zeker kleiner dan 5 cm ., mede als gevolg van de waterlopen. , In het MER is gedetailleerde informatie over maatregelen ten aanzien van grondwater (paragraaf 7.2.2.) en oppervlaktewater (paragraaf 7.2.3.) na te lezen. 4.5.
Beeldkwaliteit
Door het bureau B+B Stedebouw en Landschapsarchitectuur is voor het bedrijvenpark een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan geeft richtlijnen voor de inrichting van het gebied. Het plan schetst onder andere een beeld van de verkavelingsrichting, de lokalisering van houtwallen en de verdeling van het bebouwingsprogramma. Daarnaast wordt ingegaan op de verschillende bebouwingshoogten in het gebied, de wegprafielen, materiaalgebruik en uitstraling van verschillende deelgebieden binnen het bedrijvenpark. 4.6.
Intensief ruimtegebruik
Naast de identificatie met landschap is efficientie, door intensief ruimtegebruik belangrijk. Bij intensief ruimtegebruik wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk bebouwingspercentage. Op deze wijze wordt er optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare grand in het plangebied en wordt ernaar gestreefd dat er geen braakliggend terrein en onbenut terrein op het bedrijvenpark ontstaat, dat afbreuk doet aan de efficientie en het imago van het bedrijvenpark. In het traject voorafgaand aan het formuleren van de prableem- en doelstelling is door de gemeente Deventer reeds veel werk gemaakt van mogelijkheden die het aanleggen van een nieuw bedrijventerrein minder urgent zouden maken. In het rapport 'probleem- en doelstelling' zijn deze activiteiten beschreven. Het gaat onder andere om 20
Oranjewoud, Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 (bijlage 1)
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
toelichting
34 het intensiveren van het gebruik van bestaande terreinen en het herstructureren van terreinen. Deze intensivering levert echter onvoldoende ruimte om te voldoen aan de vraag naar bedrijventerrein. De gemeente Deventer blijft actief op het gebied van het intensiveren van het ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen in Deventer. De beschikbaarheid van bedrijvenpark A 1 kan hieraan bijdragen doordat meer flexibiliteit ontstaat, die intensiveringsprojecten kan vergemakkelijken. De analyse van de mogelijkheden om compact te bouwen (mede door gestapeld te bouwen) heeft geleid tot een concept waarin de bedrijfspanden in een strakke strokenverkaveling worden ondergebracht. De stroken varieren in breedte van 70 tot 275 meter. Binnen een strook is de bebouwingsdiepte vast (er ontstaan daardoor doorgaande gevels, eventueel met inkassingen), maar de breedte variabel. Hierdoor is het mogelijk bedrijfspanden van diverse afmetingen te realiseren . Binnen de stroken kunnen de kavels aan een kant worden ontsloten; de bedrijfspanden grenzen dan rug aan rug. Dit concept houdt in dat de buitenruimte (voor parkeren e.d.) per kavel beperkt van omvang is. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat het parkeren deels wordt overgebracht naar gezamenlijke parkeervoorzieningen . Deze gezamenlijke voorzieningen worden deels gerealiseerd in samenhang met het stadion en deels door gebruikmaking van de 100 meter zone langs de snelweg. Door deze basisopzet voor de verkaveling en de bebouwing op de kavels is een hoog bebouwingspercentage mogelijk. Waar mogelijk wordt gestapeld gebouwd. 4.7.
Sociale veiligheid Bij socia Ie veiligheid gaat het erom dat de omstandigheden in de open bare buitenruimte, met name wegen, langzaam verkeersroutes, paden en groenvoorzieningen, zodanig zijn, dat mensen zich daar veilig voe/en en dat zoveel mogelijk ook daadwerkelijk zijn. Bij de realisering van het bedrijvenpark en de bijbehorende voorzieningen zal aandacht worden besteed aan maatregelen ter handhaving en verbetering van de socia Ie veiligheid. In het onderhavige geval betreft socia Ie veiligheid aspecten als "zichtbaarheid", "overzichtelijkheid", "aanwezigheid van (andere) weggebruikers", "uitwijkmogelijkheden", maar ook "toegankelijkheid" en "duidelijkheid van route en bewegwijzering". Essentieel is in de onderhavige situatie dat voorzien wordt in een overzichtelijke fiets- en voetpadenstructuur met daaraan aangepaste groenvoorzieningen (bijvoorbeeld: paden niet afschermen met hoogopgaande beplanting) en goede verlichting van met name de langzaam verkeersstructuur. Bij de beoogde fietsverbinding met het stedelijk gebied aan de noordzijde van het plan, zal goed bekeken moeten worden welk fietspad logischerwijs maet worden verlicht. Op het bedrijfsterrein zelf kan van een socia Ie controle aileen overdag en dan nog in beperkte mate sprake zijn, vanuit bedrijfs-, kantoor- of uitstalruimten waar regelmatig mensen aanwezig zijn, met zicht op de openbare ruimte. Daarnaast kan oak terreinbeveiliging in het kader van parkmanagament bijdragen aan de sociale veiligheid op het bedrijvenpark.
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
35
4.8.
Parkmanagement Bij ontwikkeling en het beheer van het bedrijvenpark, zal aandacht worden besteed aan het instellen van parkmanagement om tot een hoogwaardige en duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein (openbaar en privaat terrein) te komen. Onder parkmanagement wordt verstaan het, met de bedrijven gezamenlijk beheren van een gebied om de kwaliteit van het gebied te behouden en waar mogelijk te versterken. De kwaliteit wordt gevormd door maatwerk in het dagelijks beheer van de open bare ruimte, maar ook door de aanbieding van terreingebonden (commerciele) diensten of voorzieningen. Hieronder is samengevat welke functies dit parkmanagement zou moeten vervullen: • beheer openbare ruimte (wegen, water en groen); • monitoring van diverse milieuaspecten; • terreinbeveiliging (surveillance, cameratoezicht e.d.); • collectieve hulpdiensten (brandweer, EHBO); • collectief vervoerplan en matching van carpoolmogelijkheden • beheer en aanlevering 'e-water,21 uit oppervlakte water en regenwater; • collectieve bedrijfsafvalinzameling en inzameling chemisch afval; • communicatietechnologie; • milieuscan individuele bedrijven voor energiebesparing. Bekeken zal worden hoe parkmanagement wordt georganiseerd. Veelal gebeurt dat in samenwerking tussen gemeente en bedrijfsleven. Gedacht zou kunnen worden aan het opzetten van een parkmanagementorganisatie waartcie bedrijven via de gronduitgifte verplicht worden deel te nemen. In de parkmanagementorganisatie hebben vertegenwoordigers van de bedrijven zitting, alsmede de gemeente als eigenaar van de open bare ruimte.
4.9.
Milieu-effectrapportage Het vaststellen van het bestemmingsplan als m.e.r.-plichtig besluit Op basis van de regelgeving over milieu-effectrapportage (m.e.r.), zoals opgenomen in de Wet milieubeheer, is de besluitvorming over het bestemmingsplan bedrijvenpark A 1 m.e.r.-beoordelingsplichtig. De ondergrens voor de beoordelingsplicht voor bedrijventerreinen ligt bij 75 hectaren, vanaf 150 hectaren is het opstellen van een milieueffectrapport verplicht (MER). In geval van een beoordelingsplicht kan het bevoegd gezag besluiten om al dan niet een MER op te stellen. De gemeente Deventer heeft ervoor gekozen een m.e.r.-procedure te doorlopen vanwege verwachte milieueffecten in het gebied en om het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor het voornemen te bevorderen en tot een zorgvuldige vormgeving, in passing en invulling van het bedrijvenpark te komen. Er is daarom door Oranjewoud een milieu-effectrapport op inrichtingsniveau opgesteld. De m.e.r.-procedure is gestart op 1 maart 2000 door de publicatie van de 'startnotitie'. De startnotitie heeft ter inzage gelegen; op basis van inspraakreacties en adviezen van de wettelijk adviseurs (waaronder de Commissie voor de milieueffectrapportage) zijn de richtlijnen voor het MER opgesteld. De richtlijnen zijn op 17
21
water van een mindere kwaliteit dat bedrijven kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld het koelen van machi-
nes of het doors poe len van toiletlen
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
36 juli 2000 door het bevoegd gezag vastgesteld. Het MER is opgesteld op basis van de richtlijnen. Op 28 oktober 2002 is het MER door de Raad aanvaard . Wijze waarop met de resultaten van het MER rekening is gehouden bij het besluit Het MER is opgesteld op basis van de hierboven genoemde richtlijnen. In de startnotitie en de richtlijnen is voor het bedrijvenpark A1 een hoog ambitieniveau ten aanzien van duurzaamheid aangegeven. Ten behoeve van het MER zijn de duurzaamheidsdoelstellingen vertaald naar een pakket van (concrete) maatregelen. Deze maatregelen hebben deels betrekking op de ruimtelijke aspecten die in het bestemmingsplan worden geregeld, maar deels ook op aspecten die in andere kaders door de gemeente zullen worden geregeld . De doelstellingen voor het bedrijvenpark A 1 zijn geconcretiseerd in een programma van eisen en randvoorwaarden (zie paragraaf 4.1. hiervoor) voor de ontwerpalternatieven en verder in een aantal duurzaamheidsdoelstellingen (zie paragraaf 4.2. hierv~~r) . Onder een 'alternatief' wordt in dit geval (in de m.e.r.-terminologie) verstaan een mogelijke manier om de doelstelling (de voorgenomen activiteit) te realiseren.
Voor bedrijvenpark A1 zijn verschillende inrichtingsalternatieven ontworpen. Bij het ontwerp van deze alternatieven is rekening gehouden met het programma van eisen en de gestelde randvoorwaarden (zie par 4.1). In de startnotitie is door de gemeente Deventer voor bedrijvenpark A 1 een hoog ambitieniveau ten aanzien van duurzaamheid aangegeven (zie par 4.2). Ten behoeve van het MER zijn deze duurzaamheidsdoelstellingen vertaald naar een pakket van duurzaamheidsmaatregelen. Deze maatregelen hebben deels betrekking op de ruimtelijke inricht!ng van het terrein en deels op niet-ruimtelijke aspecten van duurzaamheid. Bij het ontwerp van de alternatieven is behalve met het programma van eisen en de randvoorwaarden ook rekening gehouden met deze ruimtelijke duurzaamheidsmaatregelen. In het MER zijn twee verschillende alternatieven met elk twee varianten uitgewerkt, op hun milieu-effecten beoordeeld en onderling vergeleken. Voorts is van belang het rapport "toetsing aan het afwegingskader van de Habitatrichtlijn en de Flora en Faunawet"22. Ook dit rapport maakt onderdeel uit van het MER. In het MER zijn op basis van duurzaamheidsdoelstellingen en de stedenbouwkundige visie, met het gemeentelijk beleid als grondslag, twee alternatieven met elk twee varianten uitgewerkt. Alternatief 1 Alternatief 1 betreft een model dat sterk gericht is op het optimaal gebruik maken van de potenties van het plangebied voor een hoogwaardig bedrijvenpark op een markante plaats. Een model waarbij de uitgeefbare ruimte wordt verdeeld in twee gedeelten, die van elkaar gescheiden zijn door een waterzone v~~r de Pessinkwatergang . Deze laaggelegen waterzone sluit aan bij de bestaande lage zone in het centrale deel in het plangebied. Rond de Olthof (de in het plangebied meest oostelijk gelegen boerderij) wordt ruimte vrijgehouden, zgn. Olthofatrium , de Dortherbeek wordt gesitueerd langs de rand van het plangebied .
22
OranjewDud, 10 juli 2002
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
37 Alternatief 2 Alternatief 2 betreft een model dat er op gericht is om een zo groot mogelijk, aaneengesloten deel van de meest waardevolle delen van het plangebied te behouden. In dit model wordt de uitgeefbare ruimte geconcentreerd in een groot blok, plus hoeklocatie nabij de oostelijke ontsluiting , waardoor aan de oostzijde een deel van het bestaande landschap (met de Olthof) kan worden geconserveerd. De Dortherbeek blijft gehandhaafd in het laaggelegen deal. Meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) Het MER dient het meest milieuvriendelijk alternatief te beschrijven. Bij het vergelijken van beide alternatieven op basis van de milieu-effecten komt alternatief 2 het beste naar voren, hoewel de verschillen marginaal zijn . Met name het aspect landschap laat de weegschaal doorslaan in de richting van alternatief 2. Ten aanzien van bodem en water alsmede de hinderaspecten is er eigenlijk geen voorkeur voor een van de alternatieven. De compacte inrichting van het terrein bij alternatief 2 wordt vanuit milieuoogpunt beter beoordeeld dan de meer gespreide bebouwing bij alternatief 1, waarbij de bestaande waarden worden ge'integreerd in het bedrijventerrein. Voorkeursalternatief Bij het bepalen van het voorkeursalternatief wordt door de initiatiefnemer niet uitsluitend gekeken naar de milieu-effecten van de alternatieven. Ook andere factoren die de haalbaarheid van de alternatieven mede kunnen bepalen worden in ogenschouw genomen. De alternatieven zijn beoordeeld en vergeleken aan de hand van de projectdoelstelingen. Bij deze beoordeling gaat het om de a~pecten planeconomie, econom ie, stedenbouw en ruimtelijke ordening. Voor al deze aspecten scoort alternatief 1 iets beter dan alternatief 2. Alternatief 1-00st (elk alternatief heeft twee varianten) wordt beschouwd als het voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief is het model dat in het onderhavige bestemmingsplan is opgenomen. Bij de beoordeling van de alternatieven in het MER wordt geconcludeerd dat vanuit de milieu-aspecten een (Iichte) voorkeur uitgaat naar alternatief 2 en vanuit de projectdoelstelling de voorkeur uitgaat naar alternatief 1. Indien de milieu-effecten (uitgaande van de neutrale gewichtenset) worden uitgezet versus de projectdoelstellingen, dan blijken de verschillen tussen beide alternatieven voor de projectdoelstellingen groter te zijn dan de verschillen tussen beide alternatieven voor de milieu-aspecten. Doorwerking van het MER in het bestemmingsplan In het Milieu-effectrapport bedrijvenpark A 1 wordt een totaalbeeld gegeven van de manier waarop de gemeente haar ambities wil vertalen in de ontwikkeling van het bedrijvenpark. Deze maatregelen hebben deels betrekking op de ruimtelijke aspecten die in het bestemmingsplan worden geregeld. In de bijlage "Doorwerking van het MER bedrijvenpark A1 in het bestemmingsplan en andere kaders" wordt aangegeven op wat voor een wijze de doorwerking van het MER in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden. Daarbij worden ook de maatregelen aangegeven die niet direct in het bestemmingsplan geregeld zullen worden. Evaluatie De MER zal gelijktijdig met het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijvenpark A 1 ter inzage worden gelegd voor de inspraak. Eventuele inspraakreacties met betrekking tot het MER zullen naar de MER adviescommissie worden gestuurd. Uiteindelijk zal de MER adviescommissie een advies geven over het MER. Ais de MER commissie een
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
38 positief toetsingsadvies geeft is het enige wat nog rest de eva/uatie van de daadwerke/ijk optredende milieueffecten en of die overeenkamt met de doe/stellingen zoa/s deze in de MER zijn vastge/egd. De aanzet voar deze evaluatie is opgenomen in hoofdstuk 10 van het MER. Het tijdpunt ten behoeve van de evaluatie zal in overleg met betrokken instanties nader worden bepaald. Het evatuatie-onderzoek dient de vo/gende doelen: het vergelijken van de vOorspelde milieueffecten met de daadwerke/ijk optredende milieueffecten; het invullen van de leemten in de kennis; -waarborgen dat de ontwikke/ing plaatsvindt volgens de (duurzaamheids)doelstellingen en geformuleerde uitgangspunten.
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toeiichting
39 5.
JURIDISCHE PLANOPZET
5.1.
Planopzet
Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 10 WRO: verlening van bouwvergunning is direct mogelijk, zonder dat daarvoor eerst nog een "art. 11 WRO-uitwerking" in procedure moet worden gebracht. De ruimtelijke indeling van het gebied , alsmede de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de voorschriften vrij gedetailleerd geregeld. Vooral in de nieuwbouwperiode kunnen zich ontwikkelingen voordoen die aanleiding geven voor meer ingrijpende veranderingen in de specifieke functies en ruimtelijke, stedenbouwkundige opzet. Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen . Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de WRO biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen namelijk vrijstelling ex artikel15 WRO en wijziging ex artikel11 WRO (zie hierna par. 5.5.). Daarnaast bevat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid (artikel 15, lid 1, Wijziging omvang en ligging van bestemmingen en aanduidingen), waarmee bestemmingsgrenzen kunnen worden verschoven . Afhankelijk van de bestemming gelden uiteenlopende maximale grensverschuivingen, waarbij de oppervlakten van de betrokken bestemmingsvlakken, eveneens afhankelijk van de bestemming, in uiteenlopende mate kunnen worden vergroot of verkleind. Ook de op de plankaart aangegeven scheidingslijnen kunnen binnen de bestemmingsvlakken in zekere mate worden verschoven . De bedoelde vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden, zeker ook de "ruime", dienen voldoende "objectief' begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende voorschriften zelf bepaald. De zogenaamde Beschrijving in hoofdlijnen, waarop hierna nader wordt ingegaan, bevat een aantal meer kwalitatieve bepalingen als referentiekader voor de toepassing van die bovenbeschreven bevoegdheden .
5.2.
8eschrijving in hoofdlijnen
In de voorschriften van dit plan is een zogenaamde Beschrijving in hoofdlijnen (BiH) opgenomen in de zin van art. 12 eerste lid, onder a van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bra) ("Beschrijving in hoofdlijnen van de wijze waarop .. .. de doeleinden van het plan .... worden nagestreefd). In het plan bestaat de BiH uit: • het Streefbeeld (art. 4 lid 1 van de voorschriften), waarin in tekst een aantal belangrijke nagestreefde doelstellingen en eisen is geformuleerd; deze bepalingen kunnen vooral vanwege het overwegend kwalitatieve, na te streven karakter niet in de voorschriften zelf worden opgenomen, en • de Wijze van nastreven (art. 4 lid 2 van de voorschriften), waarin is aangegeven op welke wijze, met welke -ook "buitenplanse"- instrumenten met name burgemeester en wethouders de doelstellingen zullen nastreven. De doelstellingen en eisen resulteren uit de in hoofdstuk 3 en 4 geformuleerde ruimtelijke en functionele uitgangspunten.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
40 De belangrijkste onderdelen van het Streefbeeld zijn: • de bepaling van het beoogde karakter van het bedrijvenpark, waarbij de aandacht uitgaat naar de landschappelijke inpassing, opslag , parkeren en globale inrichtingseisen ten aanzien van de open bare ruimte, • een verwijzing naar specifieke kwaliteitseisen in het Beeldkwaliteitplan, en • een beschrijving van het op bepaalde plaatsen beoogde "representatief karakter". Het Streefbeeld fungeert met name als toetsingskader (referentiekader) bij toepassing van de bovenbedoelde vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden. Uiteraard correspondeert de plankaart op de relevante punten met het Streefbeeld. Of en in hoeverre een bedrijfsvestiging past in het Streefbeeld kan met name worden nagegaan bij gronduitgifte van gemeentewege. Het Streefbeeld heeft grotendeels een meer kwalitatief en indicatief karakter. De doelstellingen met een dergelijk "zachter" karakter zijn geformuleerd als strevingen ("er wordt naar gestreefd" dat ze worden gerealiseerd). Van het Streefbeeld kan niet worden afgeweken, maar bedacht dient te worden dat het gaat om een streefbeeld; een en ander wordt nagestreefd; het gaat daarbij om "inspanningsverplichtingen", niet is bepaald dat het beoogde resultaat volledig zal of moet worden gerealiseerd. 5.3.
Relatie Beeldkwaliteitsplan - Bestemmingsplan
Het -op zichzelf, los van het bestemmingsplan staande- Beeldkwaliteitplan geeft -in tekst en beeld- een beschrijving en waardering van de aspecten en elementen die bepalend zijn voor het visuele totaal-beeld, de uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang van de bebouwing, de open ruimten, met name straten, wegen, paden en pleinen, en de groenvoorzieningen en waterpartijen. Concrete uitspraken in het Beeldkwaliteitplan omtrent ontwikkeling, instandhouding en versterking van aspecten en elementen, die waardevol zijn vanwege beeldkwaliteit en eventueel ook omtrent ontwikkeling van aanvullende, nieuwe aspecten en elementen, worden via de BiH in het bestemmingsplan "toetsbaar" gemaakt of als zodanig als "nagestreefd beleid" in die BiH opgenomen . Die uitspraken zijn dan niet rechtstreeks bindend, maar leggen wei de (politieke) "inspanningsverplichting" op om ze "na te streven" en als toetsingskader te hanteren. Bedacht dient te worden dat veel "beeldkwaliteit" reeds wordt beschermd in het bestemmingsplan zelf, op de plankaart en in de voorschriften. Ten aanzien van "beeldkwaliteit" verdient het volgende aandacht: 1. Voor toetsing aan de specifieke beelkwaliteit van "het bouwwerk in zijn omgeving", de welstand dus, is men binnenkort volledig aangewezen op de Welstandsnota. Die nota dient binnen maximaal 18 maanden na 1 januari 2003 (inwerkingtreding gewijzigde Woningwet), dus uiterlijk per 1 juli 2004 te zijn vastgesteld door de raad. Wat betreft de welstand van "het bouwwerk in zijn omgeving" kan en mag dan aileen nog worden getoetst aan de criteria in de Welstandsnota. Welstandstoetsing vooraf kan aileen voor licht- of regulier vergunningplichtige bouwwerken . Repressieve toetsing achteraf, aileen in geval van "ernstige welstandsinbreuken/excessen", kan ook ten aanzien van vergunningvrije bouwwerken . 2. Voor het bepalen van de beeldkwaliteit van "het grotere geheel, het visuele totaal-beeld, de bebouwing en inrichting in onderlinge samenhang . en de open ruimten" kan het Beeldkwaliteitplan een goed instrument blijven. Een dergelijk bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
41 plan is niet, zoals een bestemmingsplan of een Welstandsnota, gebonden aan een bepaalde vorm of procedure. Overigens verdient het aanbeveling om waar een beeldkwaliteitplan concrete, eenduidige "bebouwingsrichtlijnen" bevat, deze, voor zover ze in feite als "welstandscriteria" kunnen worden aangemerkt, (ook) op te nemen in de Welstandsnota. Zoals de wetgever ten aanzien van het fenomeen "welstandsnota" expliciet heeft aangegeven, is een dergelijke gebieds- of themagebonden invulling van die nota mogelijk. Bindende werking van een beeldkwaliteitplan kan, buiten de hiervoor aangegeven publiekrechtelijke sfeer, natuurlijk ook worden bewerkstelligd via privaatrechtelijke overeenkomsten betreffende de ontwikkeling van een terrein/bouwplan en het (Iatere) beheer (evt. via een beheerplan en parkmanagement).
5.4.
Bestemmingen Bedrijven
Zonering Binnen de bestemming "Bedrijven" is een nadere zonering van bedrijfsactiviteiten aangebracht. Deze zonering is voor een deel gebaseerd op de effecten van de bedrijfsactiviteiten voor het milieu. Daarnaast is sprake van een zonering naar representativiteit en bedrijfstype. Op de gronden die zijn aangewezen als "Bedrijven", op de plankaart code B, zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende vDorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. binnen de bestemming toegelaten .
Een nadere code geeft aan welk type bedrijf ter plaatse is toegestaan . Bij de code B2 zijn maximaal toelaatbaar bedrijven die in de milieucategorieen 1 en 2 vallen, van de bijlage "Staat van Inrichtingen", die deel uitmaakt van de voorschriften. Voor de code B3 geldt dat de categorieen 1 Um 3 zijn toegestaan. Bij deze milieuzonering moet in principe de vanuit milieuoverwegingen voor dat bedrijf geldende "grootste afstand" tot woonbebouwing in acht worden genomen . Deze "grootste afstand" is herleid uit de voor dat bedrijf meest bepalende milieufactor(en), namelijk geur, stof, gevaar, trilling en/of geluid: milieucategorie
1 2 3
afstandsmaat varieert van Om tot Om tot 50 m tot
10 m 30 m 100 m
Het kan gebeuren dat een bedrijf in eerste instantie niet kan voldoen aan de afstandsmaat uit de tabel en dus niet past op een bepaalde plaats waar een bepaalde milieucategorie als recht is toegestaan. Het is dan wellicht toch mogelijk om door middel van met name technische maatregelen de milieu hinder zodanig terug te brengen dat het bedrijf in de praktijk wei binnen de afstandsmaat en dus in de praktijk binnen de milieucategorie past. In de daartoe opgenomen procedure van vrijstelling kan worden bezien of dergelijke maatregelen mogelijk en toereikend zijn . Deze vrijstellings-
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
42 procedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de tegelijkertijd benodigde procedure in het kader van de Wet milieubeheer. De reikwijdte van de vrijstelling blijft beperkt tot een hogere categorie, bij B2 mag dus worden "geput" uit de bedrijfssoorten met milieucategorie 3 en bij B3 uit de bedrijfssoorten met milieucategorie 4. Maar doorslaggevend criterium is of het bedrijf, wat betreft de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse als recht zijn toegestaan. Bij code B2, moet dus het bedrijf waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, qua gevolgen vergelijkbaar zijn met milieucategorie 1 of 2, bij code B3 qua gevolgen vergelijkbaar met miiieucategorie 1, 2 of 3. Concreet, bedrijven uit milieucategorie 4 zijn als zodanig niet toegestaan, doch aileen indien ze qua gevolgen kunnen worden "teruggeschaald" naar milieucategorie 3.
~) A.
\{\J /--- ~ . V
2
0
Stadiongebied (S) In de noordoosthoek van het plangebied, aansluitend aan de daar beoogde ecologische zone rand de Dortherbeek, is binnen de bedrijfsbestemming het beoogde stadion met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Facilitaire voorzieningen (F) In het noordoostelijk deel van het plangebied, in het "stadiongebied" en op de "Olthofflocatie", zijn gronden, naast de bedrijfsbestemming, medebestemd voor Facilitaire voorzieningen (F). Daar is plaats voor vestiging van ondersteunende faciliteiten die plaats bieden aan collectieve ontvangst- en presentatieruimte, vergaderaccommodatie, kinderopvang en horeca. Bij deze "zonering" spelen het beoogde representatief karakter en de relatieve milieugevoeligheid (relatieve publiekgerichtheid) van deze functie een rol. Representatief karakter (r) Voor de gronden met de bestemming bedrijven met de nadere aanduiding "representatief karakter" (r) is naast bovenstaande algemene regeling voor bedrijven en detailhandel, oak de Beschrijving in hoofdlijnen van toepassing. Daarin zijn bepalingen opgenom en met een meer kwalitatief, !Ina te streven" karakter. Het gaat dan met name am bepalingen betreffende de situering en uiterlijke verschijningsvorm van bebouwing met bijbehorende voorzieningen en open ruimten. Dit "nastreven" verloopt ten dele via bevoegdheden binnen het bestemmingsplan, zoals het stellen van nadere eisen en vrijstellingverlening, ten dele oak via bevoegdheden buiten het plan, met name het stellen van eisen bij gronduitgifte en bij andere vormen van medewerking aan de realisering van het plan, onder meer in het kader van het parkmanagement. Voor de betreffende gronden zijn bijzondere eisen gesteld ten aanzien van de buitenopslag. Bouwen Aan het bouwen van gebouwen zijn aileen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn am een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.
Zo moet een afstand van 5 m tot wegen in acht worden genomen. De gronden van eenzelfde bedrijfsvestiging mogen bebouwd worden tot het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
43 Aan de oostzijde van het "stadiongebied" zijn bij het punt waar de oostelijke ontsluitingsweg overgaat in de centraal door het gebied lopende ontsluitingsweg, twee "bebouwingsaccenten" voorzien; hier is over een relatief beperkte oppervlakte, relatief hoge bebouwing toegestaan (twee "torens") . Buitenops/ag
Ook ten aanzien van buitenopslag van goederen, een activiteit met mogelijk consequenties voor verantwoord ruimtegebruik en vooral ook het nagestreefde representatief karakter, zijn eisen gesteld. Ook daarvoor geldt met name bovenbedoelde afstandsnorm van 5 m tot wegen. De hoogte van buitenopslag mag niet hoger zijn dan de bedrijfsgebouwen van het betreffende bedrijf, en in ieder geval niet hoger dan 10 m. Won en
De bestaande, als zodanig te handhaven woningen, met bijbehorende tuinen en erven, hebben deze bestemming gekregen. De opgenomen bepalingen betreffende plaatsing en maatvoering van de woningen en de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen gaan uit van de bestaande plaats en maten, maar laten wei enige vergrating toe. Bij de bepaling van de plaatsing en maten van bijgebouwen en overkappingen en ook van erf- en perceelafscheidingen is rekening gehouden met het feit dat deze ook in zekere mate "vergunningvrij" kunnen worden gebouwd op grand van het bepaalde in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken . (Staatsblad 2002 410). Binnen de woning en bijbehorende bijgebouwen zijn tot een bepaalde oppervlakte beroepsactiviteiten aan huis toegestaan . Verkeersdoeleinden De wegen die de hoofdontsluiting van en in het plangebied vormen zijn aangewezen als "Verkeersdoeleinden". Op de plankaart zijn de diverse wegen in een hierarchie weergegeven, door middel van een aangegeven categorienummer. Die nummering heeft met name betrekking op: het aantal rijstroken/-banen, de breedte daarvan en het toestaan van paden. De overige wegen in het plangebied, die toegankelijk zijn voor gemotoriseerd verkeer valien onder de bestemming Bedrijven .. De verbindingen voor langzaamverkeer zijn op de plankaart nader aangeduid als "Iangzaam verkeersraute". Het gaat hierbij om de hoofdontsluitingsroutes voor fietsverkeer. De strook waar de weg de spoorlijn via een brug oversteekt is aangeduid als "overbrugging"; die gronden zijn medebestemd voor "Spoorwegdoeleinden". Spoorwegdoe/einden Het in het plangebied begrepen deel van de spoorlijn Deventer-Zutphen heeft deze bestemming gekregen; deels onder de aanduiding "overbrugging" in de bestemming "Verkeersdoeleinden" . Groen en water met Jandschaps- en natuurwaarden De aan de noord- en oostzijde van het plangebied geplande "naUe ecologische zone", met bestaande en nog te ontwikkelen landschaps- en natuurwaarden, heeft deze bestemming gekregen. De kern van de zone wordt gevormd door de ter plaatse reeds
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
44 voorkomende dan wei nog te (her)ontwikkelen waterloop, met name de Dortherbeek. Via aanduidingen zijn in dit gebied de (te ontwikkelen) langzaamverkeersvoorzieningen (fiets- en voetpaden) aangegeven . Deze bestemming is voorzien van een aanlegvergunningstelsel, waarmee een wezenlijke, onaanvaardbare aantasting van de te beschermen waarden kan worden voorkomen. Groen met landschapswaarden Het in dit plan begrepen deel van de "groene bufferzone" tussen het bedrijvenpark en Epse en de "groene zone" langs de Pessinkwatergang en de Molbergsteeg en langs de Waterdijk, zijn bestemd als "Groen met landschapswaarden". De strook met deze bestemming tussen de noordelijke ontsluitingsroute en de A 1 is voorzien van de aanduiding "parkeren"; hier zijn collectieve parkeervoorzieningen gepland in een "groene setting". Water De Pessinkwatergang, de centraal gelegen watergang, is bestemd tot "Water". Toegestaan zijn bruggen, steigers, duikers e.d. 5.5.
Bijzondere be paling en Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders om de code S te verwijderen en te vervangen door de code B3, zodat in het betreffende plandeel bedrijven, categorie 1, 2 of 3, worden toegelaten. Die wijziging is aileen toegestaan, indien het stadion niet op deze locatie wordt gevestigd. Per bedrijf kunnen burgemeester en wethouders via wijziging een dienstwoning toestaan . Gekozen is voor wijziging en niet voor het toestaan als recht of via vrijstelling, aangezien de bouw van woningen op het bedrijventerrein zo vee I mogelijk beperkt dient te worden. In de huidige tijd zijn nog slechts zelden dienstwoningen daadwerkelijke nodig bij een bedrijf met het oog op de specifieke bedrijfsvoering. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, kan een goede beoordeling worden gemaakt van de noodzaak van de woning bij het betreffende bedrijf en van de inpassing in de omgeving, ten opzichte van aangrenzende bedrijven . Voorwaarde is namelijk ook dat de milieuruimte van omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden ingeperkt door de situering van een dienstwon ing op een bepaald bedrijf. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via wijziging de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten te actualiseren , voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven , opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven. Een vergelijkbare wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Het plan bevat tot slot een wijzigingsbevoegdheid om in een strook langs de rijksweg A1 maximaal drie grote windmolens te kunnen bouwen, in "Groen en water met landschaps- en natuurwaarden" of in "Groen met landschapswaarden", maar wei buiten het daar gelegen straalpad . Om tot een goede beoordeling van de situering van de
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
45
windmolens en hun gevolgen voor de landschaps- en natuurwaarden in de omgeving te komen, dient tevoren advies van een ter zake deskundige te worden ingewonnen. Seksinrichtlngen In de a/gemene gebruiksbepaling in de voorschriften is het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk be/eid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom oak niet toegestaan.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mel 2003
toelichting
46
5.6.
Handhaving
Het plan regelt duidelijk welke vormen van bouwen en gebruik op een bepaalde plaats zijn toegestaan en wat de motivering is voor die regels. Dat is een essentiele voorwaarde voor een goede uitvoering van het plan en voor een adequate contrale en hand having. Teneinde het plan zo goed mogelijk handhaafbaar te maken , dient aan een aantal vereisten te worden voldaan : • helderheid en overzichtelijkheid van de spelregels • bekendheid met de spelregels • toezicht op de naleving van de spelregels • een goede organisatie en cobrdinatie van dat toezicht met als eventueel sluitstuk handhavend optreden. Een belangrijk instrument bij hand having is, naast het bestemmingsplan , het stelsel van afspraken en regels in het kader van het parkmanagement. Aile bedrijven die zich vestigen dienen ook te voldoen aan het reglement van het parkmanagement. Ze verplichten zich daartoe via overeenkomst of verplicht lidmaatschap van de desbetreffende organisatie. Helderheid en overzichtelijkheid van de spelregels in het plan In het onderhavige plan is vanaf het begin nadrukkelijk gestreefd naar zo groat mogelijke duidelijkheid en overzichtelijkheid. Zowel de burger/ondernemer als de ambtenaar die op de uitvoering van de afgespraken spelregels moet toezien, moet snel inzicht kunnen krijgen in wat in een bepaald geval is toegestaan en onder welke voorwaarden. Bekendheid met de spelrege/s Wanneer een duidelij k plan met overzichtelijke en begrijpelijke spelregels voorhanden is, blijft de opgave bestaan om zowel de gebruikers van het plan als de toezichthouders op het plan voldoende vertrauwd te maken met de spelregels en hun toepassing. Dit vraagt om gerichte voorlichting aan de gebruikers van het plangebied en een goede instructie aan de ambtelijke instanties. Op deze wijze kan een situatie worden geschapen waarin niet langer het excuus geldt dat men niet wist dat iets wei of niet was toegestaan. Met name is het van belang dat de mensen weten wanneer voor een bouw- of een gebruiksactiviteit een vergunning nodig is en of iets echt verboden is of niet. Toezicht op de naleving van de spelregels Kern van de structurele hand having is uiteraard een structurele contrale. Zonder dat blijft de hand having een lege huls. Van groot be lang is een kenbaar en opvallend contralebeleid . Zijdelings effect is dat daarvan een preventieve werking uitgaat. Duidelijk moet zijn, dat in geval van overtreding daadwerkelijk zal worden opgetreden . Een goede organisatie en coordinatie van de handhaving Op een bedrijventerrein vinden normaliter regelmatig, vanuit diverse beleidsterreinen, o.a. milieu, contrales en overleg plaats. Door enerzijds een goed samenspel binnen het gemeentelijke apparaat en anderzijds een goed overleg met en vertrauwen bij de gebruikers, kan een situatie worden geschapen, waarin handhaving in de vorm van daadwerkelijk optreden tegen overtreding niet gauw nod ig zal zijn . Ook hierbij kan een goed georganiseerd parkmanagement een belangrijke ral spelen. bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
47 6.
MAATSCHAPPELlJKE UITVOERBAARHEID
6.1.
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan bedrijvenpark A 1 voorziet in de realisatie van circa 60 ha neUo uitgeefbaar bedrijventerrein. Vooralsnog is deze voorraad, in combinatie met het nog te ontwikkelen bedrijvenpark Linderveld, voldoende om voor een groot aantal jaren te voorzien in de terreinbehoefte van de gemeente Oeventer. Met de ontwikkeling van het terrein is een investering van € 70 miljoen gemoeid. De opbrengsten bedragen € 88 miljoen. Hierbij is rekening gehouden met een opbrengst voor het stadion en het parkeren . Het nominale resultaat bedraagt € 18 miljoen. Het plan heeft te maken met een lange looptijd en een aantal grote voorinvesteringen. De belangrijkste zijn de verwervingen, het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek en de aanleg van de oostelijke ontsluiting. Oit heeft grote rentekosten tot gevolg. Hierdoor ontstaat een negatief resultaat van circa € 2 miljoen op contante waarde. In het b'edrijventerrein A 1 zijn vee I groene elementen opgenomen. Oit heeft tot gevolg dat het aandeel uitgeefbaar terrein ten opzichte van het totale gebied relatief klein is. De aanleg van de groene elementen, waaronder de bufferzone tussen Epse en het bedrijventerrein, is meegenomen in de kosten voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein . Daarnaast moet rekening worden gehouden met grote planstructurele elementen, zoals de aanleg van de oostelijke en de westelijke ontsluiting. De combinatie van hoge kosten, de ongunstige fasering en het relatief lage percentage uitgeefbaar gebied heeft tot gevolg dat er een tekort ontstaat. Bij het bepalen van de financiele haalbaarheid is reeds rekening gehouden met een TIPP-subsidie van € 2,1 miljoen. Verwacht wordt dat het tekort middels de inzet van gemeentelijke middelen, waaronder de gemeentelijke Reserve Stedelijke Investeringen, kan worden gedekt. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat het project financieel haalbaar is.
6.2.
Resultaten overleg ex artikel10 B.r.o.
In het kader van het overleg ex artikel 10 B.r.o zal het plan naar de overlegpartners worden gestuurd . De resultaten van dit overleg zullen t.Z.t. op deze plek worden verwerkt.
PM 6.3.
Resultaten inspraak
De resultaten van de inspraak zullen hier 1.Z.1. worden verwerk1.
PM
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
48
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
BIJLAGE 1
Doorwerking van het MER bedrijvenpark A1 in het bestemmingsplan en andere kaders In het bijgevoegde schema worden de in het MER genoemde milieumaatregelen uitgewerkt en geconcretiseerd. Voor iedere maatregel is daarbij aangegeven op welke wijze de doorwerking wordt zekergesteld.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
Nr Maatregel
00>
o
~ ~ ~
?l
f SO ,
r-; ~ t::'
~
-0
-.;:
~
-0
t::' ~
C))
!::
-..:
:$'
~
~
CJ
0
~
~ oS
~
~
~
~
SO
~
q?
'",<J::
It
8
~
0
's
S
*'SO
0 0
n
~
lilt
Q.-O
... ..t'. ~
~
_(
IL~
..;,.
~
......-
~
"'"
'9':' ~ i.,' <
.... ·c
-
-.
.,.
1{' ..
Thema Water Doel: llJiinimale verstorinQ van Qeohydrologische relaties 10 Ruimte sch ,~ppen voor vernatting groene zone rand Dortherbeek o.a, voor retentie (periodieke inundatie) van hoge afvoeren 'i1 Verbieden van inrichtingsmaatregelen die de grondwaterstanden kunnen be'invloeden (diepe doorsnijdingen, permanente gronwateronttrekkingen) '12
Maximale infiltratiemogelijkheden in de groengebieden (wadi's)
13
Maximale d lrecte (individuele) infiltratiemogelijkheden schoon water van verharding en gebouwen op de kavel
doorwerking MER Bedrijvenpark A1
,
~
-
"
.. . t"
-
~"
;. ~
q'
.-.
'f 'I
; ~ r :.... ~~
'io:.~
; . ~::.~ ~: u~
-
::I~.i;;:~
~ ~!l
t'
:.i
"
:.§'
.~
0'
§s 0
~~
Thema Ruimte9_ebruik Doei: Beperken van ruimtebeslag en behoud bestaande functies en waarden 1 Goede loccitiekeuze 2 Brandstofverkoop (ruimte claimen) 3 Geconcentreerde ontwikkeling met groenontwikkeling (hoog bebouwingsgNcentage/ dubbel_gebruik van parkeerplaatsen) 4 Gemeenschappelijk parkeren "" 5 Centrale opstelplaatsen voor vrachtwagens 6 Gelaagd bouwen van hallen en kantoren 7 Parkeernormen vaststellen in kader vervoermanagement 8 Naast zonering voldoende flexibiliteit in het plan voor uitgifte 9 GefaseerdE~ aanleg bedrijventerrein, LV.m. I~erst aanleg ecologische structuur en i.v.m. marktontwikkelingen
t::'
~~
t::'~~ ~ t'
q;
;; S
~
CD
~
b
0
~
.:;,0
;) .0 ~
~
0
~
t::'
~Q.
'.f!J
t::'
Q:~
I
~ !.~ .s
§
..
0
# 'l5
~
~
0
.~
~
~
fi'
~
.t::'
~
j§
~
,
Nr IMaatregel
00)
~
.~
~
~
§. ·S~
~~
~
oQlb
.,!!I
~
~Cij
",Q
i~
~
q,1b oQ
~
~
.~
~ ·S
i!t
~
~
~
..f
of:? Olb
PJ
,f
9:
-::,.0
,f
~ ~
~ ~
i~
t;:
·S ~
~
.:.~
.~
.~
~
~ oS'
.§ i::t
~ ~
~
§
.~~
.~
Ib
,§iJ~
~ ~Ib
.~
.",-0)
S
# t;: .~
,f§.
*~-;::if"
~
Q
oQ0
~
.~
~
R-
Ib
Doe!: beperken gebruik van grandstof water 14 pndustriewater uit oppervlaktewater en regenwater stimuleren 15 Iindustriewater uit het effluent van een rioolwaterzuivering stimuleren 16 IGebruiken en versterken van watersysteem op de plek zelf (bouwen ap hoge delen en waterberging in lage del en) 17 IGezamenlijk gebruik van (vracht-)autowasplaatsen, gebruik makend van regenwater 18 I Hergebruik van proceswater tussen bedrijven anderling Doel: minimale verstoril'!9. kwaliteit grond- en oppervlaktewater 19 1AParte regenwateropvang straten , daken en terrein in een verbeterd gescheiden stelsel 20 IZo weinig mogelijk risicovolle bedriiven in kwetsbare hoek 21 I Uitsluiten risicovalle bedrijven I activiteiten 22 IWaterplan vaor bedrijventerrein 2-3 arkniveau 24 Gezamenlijke zuivering bedrijfs(afval)water stimuleren
.0Y ~Lw -~.
·l-
.. "
.•"
-,
Thema Bodem Doel: minimaal transport met (verontreinigde) grand 25 IGeslaten_9rondbalans Doel: minimaal verstoring van de bodemkwaliteit 26 IClusteren van risicovolie bedrijven I activiteiten in minste kwetsbare hoek (n.a. hoek) 27 I Uitsluiten risicovolle bedrijven en activiteiten 28 ISaneren bestaande bodemverontreinigingen afhankelijk van taekomstige bestemmifl1t ~ Monitoring bodemkwaliteit op parkniveau
doorwerking MER Bedrijvenpark A 1
··F (."
.-. ?".•
.~-
2
Nr !\iiaatregel
'lJC>J
~
'J!'
t~ ~
~
;l G
~
..,~
~
~
.ff
~
..,(lJ
-Q
~
~
~
t
~
§
~
~
~
~
§
~
~
.S'
~
~
~
~fI)
~
.;::;
l:
,S'
l:~
I
cf
G 'lJ ~ ,f'>
b
~
t
;f
./!'
~
'lJ
, (lJ
~::;
~(lJ
~
-Q
~
~
~~
~
;f
~
, ~~
~
~
~
,'!o.~
S'
rft'
$qf'
~
Q-Q
~
,~
$-~
..,
Thema Natuur Doel: minimale aantasting van bestaande natuurwaarden 30 Gunstige locatie binnen het zoekgebied ten aanzien van de faunistische waarde: aan de zuid/oostkant (vle€rmuizen, das) 31 Potentieel waardevol nat gebied rond natte ecologische verbinding langs de Dortherbeek: open houden, bestemmen en deels inrichten 32 Kleinschali~e niet hinderqevende bedrijven aan de zuid- en oostrand 33 Enkele aan de rand van het gebied aanwezige waardevolle bosjes en graslandjes inpassen 34 LanQs de Dortherbeek realiseren van een ecoloQische verbindinQszone 35 Barriere beperken tussen bosgebieden ten zuiden en ten oosten van het bedrijventerrein 36 Beheermaatregelen gericht op het behoud van mltuur en ecologische relaties I 37 Beheermaatregelen gericht op rode-lijstsoorten e:l overige waardevolle soorten
j"
"" -
-. ,.
"
...., '>
~
~
..
~
-
.","
~
..
i,i.'
.~.
~
-
-
~-
....... ~-
,. ~ ~
.~.
....,.
Thema Landschap Doe!: minimaJ e verstori n g van landsc hap. geomorfoJ ogie en cultuurhistorie 38 Behoud van waardevolle cultuurhistorische lijn- en puntelementen (waterdiik, weQen) 39 Behoud van waardevolle cultuurhistorische objecten (Olthof) 40 Maximaal olltzien van het landschap door compact bouwen en Iqeconcentreerde QroenonlwikkeIinQ 41 Door zonerillg binnen bedrijventerrein creeren van goede overgang naar aile kanten afha nkeliik van het karakter van het landschap 42 BeeldkwalitE;itsplan als instrument laten vaststellen door de raad en !aebruiken 43 Minimale verstoring huidige bodemprofielen
doorwerking MER Bedrijvenpark A1
'"
.~-
--
';:, -
.
- .... -;-
-
3
Nr Maatregel
1lJ~
~
6
~
f S' 8
0'"
~
~
00
-0
I ~
~
~
~
~
§
~
·S §' .:::i
~
~
~
~
~
t
.~
"
.~
'"
qj
~
~
§
~
-0
6
~
~Oj
6IlJ
..g.'"
9j
~
~Q,
os
~ ~
.,tb .~
qj
~
$'
§
~
0
S.~ ..g.
~
0
.....~
t ':J
~
.....OJ
SO
0
(/)~
~
#1 ~tJ I' ~af
Q,-o
~
...!J
R-~
III
Thema Woon- en leefmilieu Doel: behoud kwaliteit leefmilieu voor omwonenden en recreanten intern 44 Percentage bebouwing op perceel / kavel 45 Uitstraling bedrUventerrein (privaat en openbare ruimte) 46 Inrichtin!=l openbare ruimte : verspreid graen 47 Surveillances 48 Aanwezigheid van collectieve hulpdiensten (brandweer. EHBO) 49 Beheer open bare infrastructuur 50 Bewegwijzering Doel: behoud kwaliteit leefmilieu voor omwonenden en recreanten extern 51 Minimaal openhouden van buffergebied aan zuidzijde van het bedrijventerrein zorgt vaor minimale afstand en voar uitloopgebied 52 Hinder gevende bedrijven beperken 53 Interne zonering 54 Kleinschalige (Iagere) bedrijven aan de buitenkant 55 Meest verkeersaantrekkende bedrijven langs de N348 56 Minimaal een aantrekkelijke fietsroute in groene setting van west naar oost door bedrijventerrein 57 Beeldkwaliteitsplan laten vaststellen door de raad 58 Beheerorganisatie en parkmanagement
'.
~
~
.-
,
•• '!=
-,
",
-: ..... ,
','
.. "",-
:'::.'
\~
-JIo";
,
-
00;' '''''
<:':~~
-
~
Thema Grondstoffengebruik en Afval Doel: minimaliseren verbruik van Qrondstoffen en beperken ontstaan van afval 59 ' Nationaal pakket duurzaam bouwen (gebouwen) (meetlat duurzaam bouwen VROM) 60 Duurzaam materiaal gebruik en minimaliseren gebruik van materialen bij civieltechnische inrichting terrein 61 Beheersorganisatie en Parkmana!=lement 62 Ketenbeheer (gebruik maken van elkaars reststoffen) 63 Clusteren bedriiven die gebruik maken van elkaars reststoffen 64 Collectieve inzameling bedrijfsafval 65 Collectieve inzameling chemisch afval -
doorwerking MER Bedrijvenpark A 1
-
b -,;;
,~
,
:
"
•
- -- - - - -
,"
r.-
.
.:.'~ ~ ~
4
I'll, Maatregel
q,Cl}
~
~
~ 'S' ~
,
-Q
t ..!!'
~
~
~
~
CVll)'
~
§'
...!!' ~
~ ~ & -Q
6
~
...0)
.flQ '"
if ~
.,$1 .,tJ
t if
l§
§
~
~
~
~
~
~
~
·S
.s-~ f' ~
~
~ .i'
'"
;;;
§
~
~
0~
~
~
~ jf
~q,
~
0 ~
, .'!f S §
0
~
~ ~ ~9:Il)'
ib'
~
III
;§'
6~ *S' &
~~
A
.p
~
III
Q-Q
Thema Verke'er en infrastructuur Doel: beoerken (auto)mobifiteit en hinder door verkeer 66 Pendelbus: aileen tijdens de spits 67 IAansluiting op het bestaande streekbuslijnennet 68 Langzaam verkeer-routes voor w/w-verkeer naar het bedrijventerrein
~.'
,
.... 69 Intern fietspadennetgrofmazig ". 70 Duurzaam veilige infrastructuur: vrij liggende fietsvoorzieningen bij . hoofdontslu iting .. 71 Bedrijfsvervoerplan 72 Parkvervoersplan 73 Actieve matching carpoolmogelijkheden 74 IBeschikbaar stellen van (witte I park)fietsen Doel: minimallseren van hinder door verkeer (geluid lucht congestie) en van de effecten op de verkeersveiligheid 75 Gunstige si:uering hoofdontsluiling t.o.v. omgevin g (bundeling) I 76 Voorkomen van sluiproutes ~
-
~
Them~
Energie
Doel: Efficient en duurzaam Qebruik van enerQiebronnen 77 Gebruik passieve zonne-energie (o.a. door verkaveling en orientatie pandsn en nevels en eisen aan bouwvolumes) 78 Gebruik duurzame energiebronnen (wind en zon) mogelijk maken 79 Energievisie opstellen ~ E nergies~l op individueel bed rijfsl"1~ea~ -
doorwerking MER Bedrijvenpark A 1
~
-
'.
"'" '" ~,
,,
"
~
fl r.r
. 1
, -
5
BIJLAGE 2 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken bedrijvenpark A1
Locatie Deventerweg 52
Deventerweg 54
Soort + datum Bodemonderzoek Verkennend, dec.2000 Aanvullend, jan. 2001 Verkennend, april 2000 Historisch , mei 1995
Deventerweg 56 Deventerweg 60-62 Verkennend. en ten noorden van Dec. 2001 54
Bureau
Rapport nr
Resultaten
Van der Poel
2.011.177
Bg: <S Og: PAK >1, lood, zink, EOX, olie>S Gw: Zn >T
Van der Poel Van der Poel
2.011AO.177 1.003.079
Og: PAK >S (separate monsters) Bg: lood, zink, PAK, EOX >S Og+gw: <S
gemeente Witteveen+Bos
-
Onverdacht voor bodemverontreiniging Tpv Dev. 62: puin: PAK>I, olie>S Bg: lood, zink, PAK >S Og: lood , zink>S Gw: chroom >S Bg:<S Og: nikkel >S Gw: koper, nikkel, chroom, tolueen > S Onverdacht voor bodemverontreiniging Ondergrondse tank gereinigd en afgevuld met zand. Onverdacht voor bodemverontreiniging Bg: PAK>S Og: olie, nikkel >S Gw: chroom , nikkel, zink, tolueen >S Bg: <S Og: kwik >S Gw: chroom , nikkel >S Bg+og:<S Gw: chroom, koper, nikkel, tolueen >S Bg: arseen >1, olie, PAK >S Og: benzeen >T, zink, tolueen, PAK >S Slib: arseen >T, nikkel >S Gw: olie>l, nikkel >T, zink, koper, chroom, cadmium en tolueen >S Bg: koper, zink, PAK >S Og: olie>l, zink, PAK, ethylbenzeen, tolueen >S Gw: tolueen, xyleen, olie >S Onverdacht voor bodemverontreiniging Bg+gw: <S " Og: kwik >S Bg: EOX, PAK >S Og: <S Gw: cadmium, koper, tetrachlooretheen >S Geen analysegegevens
Dv767.1
Verkennend, Okt. 1999
Oranjewoud
15009-02888
Molenbergsteeg 2 Dortherweg 9 Dortherweg 11
Historisch, mrt. 1995 Historisch, mrt. 1996
'Gemeehte gemeente
-
Dortherweg 13 e.o.
Verkennend, Okt. 1999
Oranjewoud
15009-02888
Dortherweg 15
Verkennend, juni 1994
eBB
1067711
DortherwegfOlthofiaan Olthoflaan 29
Verkennend , Okt. 1999 Verkennend , Nov. 1998
Oranjewoud
15009-02888
Oranjewoud
15009-67426
Nader, dec. 1998
Oranjewoud
15009-67426
Historisch , okt. 1996 Verkennend, mrt.2001 Verkennend, Dec. 2000
gemeente Van der Poel
-
Van der Poel
2.011.078
Dortherwegl
Waterdijk 2
Waterdijk 3
1.103.055
Voormalige stort- Verkennend, juli 1999 De Straat B5537 plaats omg. Olthof- VOS/GE/185f006 laan 27 Toelichting op gebruikte afkortingen : bovengrond S: streefwaarde 8g: ondergrond toetsingswaarde voor nader onderzoek Og: T: grondwater I: interventiewaarde Gw:
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
toelichting
voorschriften
VOORSCH RIFTEN Inhoud:
Biz.
2 3
INLEIDENDE BEPALINGEN Begripsomschrijvingen Wljze van meten en berekenen Aigemene beschermingsbepaling
1 1 4 4
HOOFDSTUK Artikel
II 4
BESCHRIJVING IN HOOFDLlJNEN Beschrijving in hoofdlijnen
5 5
HOOFDSTUK Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
III
BESTEMMINGEN Bedrijven Wonen Verkeersdoeleinden spoorwegdoeleinden Groen en water met landschaps- en natuurwaarden Groen met landschapswaarden Water
HOOFDSTUK Artikel Artikel Artikel
HOOFDSTUK Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel . Artikel Artikel BIJLAGE BIJLAGE
I 1
5 6
7 8 9 10 11 IV
12 13 14
15 16
17 18
12 14
15 17
19
21 21 22 23 24 27 28 28
ALGEMENE BEPALINGEN Gebruik van gronden en bouwwerken Bouwen onder straalpad Aigemene vrijstellingsbevoegdheden WiJzigingsbevoegdheden Overgangsrechtelijke bepalingen Strafrechtelijke bepaling Siotbepallng
svb 1 svb 11 iwg 1
STAAT VAN BEDR1JFSACTIVITEITEN Nadere toelichting INRICHTINGE:N WET GELUlbHINDER
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
7 7 10
14 mei 2003
voorschriflen
bestemmirJgsplan bedrijvenpark A1
14 mel 2003
voorschrifle n
HOOFDSTUK
Artikel
1
INLEIDENDE BEPALINGEN
Begripsomschrijvingen
In dit plan wordt verstaan onder: 1. het plan: het bestemmingsplan Bedrijvenpark A 1, vervat in deze voorschriften, de daarin opgenomen beschrijving in hoofdlijnen, en de plankaart; 2. de plankaart: de kaart (nr. 42-118-20), die deel uitmaakt van het plan; 3. aan- of uitbouw: een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; 4. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 5. ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 6. bebouwing: €len of meer gebouwen en/of andere bouwwerken; 7. bebouwingspercentage: de oppervlakte van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak of in voorkomend geval, het bebouwingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak; 8. beroepsactiviteiten aan huis: ~et beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde horeca of detail handel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsmatige activiteit; van welke activiteiten de aard en de omvang zodanig zijn dat deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend; 9. bestaande goothoogte, oppervlakte: de goothoogte, oppervlakte, zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of rechtens mag bestaan; 10. bestemmingsgrens: een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken; 11. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming; 12. bijgebouw: een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd,
bestemmingspJan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
2 13. bouwen: het plaatsen , het geheel of gedeeltelijk oprichten, vern ieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 14. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen , metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is , hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 15. brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van aile voar mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw; 16. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 17. dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein; 18. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 19. horeca (II en IlIb): 1. horeca II: vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en/of gelegenheid tot overnachten wordt geboden, en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants en andere eetgelegenheden, traiteurs en hotels, en 2. horeca IlIb: vormen van horeca, waar naast kleine etenswaren , in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, welke vormen zich naar exploitatie en openingstijden richten op winkelvoorzieningen en doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaken , zoals snackbars, broodjeszaken, lunchrooms en coffeeshops; 20. onderkomen: een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voar zover daUdie niet als een bouwwerk is aan te merken , alsook een tent; 21 . peil: a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang ; b. in andere gevallen : de gem iddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
3 22. seksinrichting : een inMehling. bestaande uil een of meer voor publiek toeganketijke, beslolen ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksueJe handelingen worden verricht; onder een hielVoor bedoelde inrichting worden in elk geval verslaan: een bordeel ; 23. voorgever: de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien hel een gebouw betreft met meer dan een naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
bestemmingsplao bednlvenpark A1
14 mei 2003
voorschriflen
4
Artikel
2
Wijze van meten en berekenen Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als voigt gemeten en berekend: a. de goothoogte van een gebouw: vanaf peil tot de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmede gelijk te stellen constructiedeel; b. de hoogte van een bouwwerk: vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals liftschachten, schoorstenen, vlaggemasten en antennes niet meegerekend; c. de inhoud van een gebouw: boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen; d. de oppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk: de oppervlakte van de loodrechte projectie van het gebouw of ander bouwwerk op het onderliggende horizontale vlak, buitenwerks en tot harten van scheidsmuren; uitstekende ondergeschikte bouwdelen van beperkte omvang, zoals dakoverstekken, entree-overkappingen, open buitentrappen, kelderkoekoeken en gevelelementen niet meegerekend.
Artikel
3
Aigemene beschermingsbepaling Op enig terrein mag niet zodanig worden gebouwd, dat daardoor op hetzelfde of een ander terrein een toestand, die aan het plan voldoet, daaraan niet meer zou voldoen of een afwijking van het plan zou worden vergroot.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
5 HOOFDSTUK
Artikel
BESCHRIJVING IN HOOFDLlJNEN
II
Beschrijving in hoofdlijnen
4
1.
Streefbeeld Hoofddoelstelling van het plan is om een ruimtelijk en functioneel kader aan te geven voor de ontwikkelings- en beheerfase van het Bedrijvenpark A 1. In aanvulling op de overige bepalingen in het plan -in de voorschriften en op de plankaart- is hierna een aantal belangrijke doelstellingen en kenmerken aangegeven, waarvan de realisering wordt nagestreefd: Karakter van het bedrijvenpark a. het Bedrijvenpark A1 is opgezet als een compact, efficient ingericht bedrijvenpark, overwegend gelegen binnen "groene" randen, zodat het vanuit het omliggende landschap als een "park" wordt beleefd; binnen het bedrijvenpark is het karakter van een "park" verder inhoud gegeven door bij de inrichting te werken met wegen begeleid door hagen, met name op de perceelgrenzen, en door bomenlanen; b. het park-karakter wordt benadrukt door de bedrijfsactiviteiten en bijbehorende opslag zoveel mogelijk binnen bedrijfsgebouwen te laten plaatsvinden en door een verzorgde, "groene" inrichting van de bedrijfskavels; het principe is dat per bedrijf de activiteiten, inclusief opslag en parkeren van vracht-/bedrijfsauto's, op de eigen bedrijfskavel plaatsvinden; c. voor de ontwikkeling en het beheer van het beoogde karakter is een Beeldkwaliteitplan opgesteld, dat enerzijds dient als handleiding en inspiratiebron voor (toekomstige) exploitanten en hun architecten, anderzijds als toetsingskader voor het beoordelen van bebouwings- en inrichtingsvoorstellen; in de Welstandsnota zijn specifiek op het karakter van dit bedrijvenpark gerichte welstandscriteria opgenomen, afgeleid van het Beeldkwaliteitplan; d. om de ontwikkeling en vooral het beheer, met name ook betreffende de beoogde beeldkwaliteit, in goede, georganiseerde banen te leiden, is voor dit bedrijvenpark een parkmanagementorganisatie opgezet, waarin exploitanten en de gemeente zijn vertegenwoordigd; Representatieve zones e. in enkele deelgebieden en zones met op de plankaart de code r, de "representatieve zones", wordt gestreefd naar de realisering en instandhouding van een bedrijvenpark met een representatief karakter; bebouwing en bijbehorende voorzieningen en open ruimten dienen naar situering en uiterlijke verschijningsvorm, gezien vanaf de weg waarop ze zijn georienteerd, zoveel mogelijk een representatief karakter te hebben; dat representatief karakter betreft in ieder geval de volgende punten:
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
6 1.
f.
de naar de weg gekeerde, van daaraf zichtbare gevels van gebouwen mogen geen gesloten karakter hebben; volledig blinde gevels dienen te worden vermeden; 2. onbebouwde gronden tussen enerzijds de weg en anderzijds de gebouwen die het dichtst bij de weg zijn gelegen, mogen voor zover betreft parkeervoorzieningen, in principe enkel dienen voor personenauto's, en voor het overige in principe niet voor buitenopslag worden gebruikt; 3. ter hoogte van naar de weg gerichte geveis van gebouwen dienen geen voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van goederen zichtbaar te zijn, zoals laadperrons, omvangrijke loods- en garagedeuren en hijs- en andere industriele installaties en werktuigen; 4. als indicatie voor de gewenste verschijningsvorm van naar de weg gerichte gebouwen wordt gedacht aan gebouwell met of behorende bij de functies: kantoor- en kantinegedeelten van bedrijven, ingangspartijen en showrooms; nabij de hoofdontsluitingspunten van het bedrijvenpark vanaf de Deventerweg -aan de westzijde- en vanaf de Siemelinksweg / A 1 -aan de oostzijde-, wordt gestreefd naar een bebouwing, die door vormgeving en volume, de Jigging en de entree van het bedrijvenpark op een bijzondere wijze markeert;
Parkeren g. voor de parkeernormering is de gemeentelijke parkeerverordening maatgevend, in dit gebied is het streven erop gericht om een deel van het parkeren, vooral van personenauto's, te doen plaatsvinden op collectieve parkeervoorzieningen, onder andere in de strook langs de rijksweg A 1 ;
2.
Wijze van nastreven De in het vorige lid aangegeven, overwegend kwalitatieve doelstellingen en andere uitspraken betreffende het streefbeeld, worden in hoofdlijnen op de volgende wijzen nagestreefd . In ieder geval het gemeentebestuur toetst daaraan en geeft daaraan uitvoering: a. bij de uitoefening van de hierna in de voorschriften aangegeven bevoegdheden, voor zover daarbij inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 1 (8eschrijving in hoofdlijnen) is voorgeschreyen; b. bij het (her)inrichten van open bare buitenruimten; c. bij gronduitgifte en bij andere vormen van medewerking aan de realisering van het plan, onder meer in het kader van het parkmanagement, zonodig door het daarbij stellen van voorwaarden, die specifiek op realisering van de doelstellingen zijn gericht.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
7 HOOFDSTUK
Artikel
III
8ESTEMMINGEN
8edrijven
5
1.
Doeleinden De op de plankaart als "Bedrijven" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven en doeleinden die hierna zijn aangegeven bij de codes die op de plankaart in de betreffende bestemmingsvlakken zijn aangeduid: code
bedrijven en doeleinden
1
bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2 bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, 2 of 3 facilitaire voorzieningen in de vorm van bedrijvenpark ondersteunende kantoren en dienstverlening, waaronder begrepen ontvangst-, presentatie-, instructie- en vergaderaccommodatie, kinderopvang, fitness- en sportvoor. zieningen en horeca (II en IlIb) kantoren, tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 85.000 m2, een stadion ten behoeve van sport- en recreatieactiviteiten en evenementen, met daarbij behorende, ondersteunende voorzieningen bedrijven met een representatief karakter als bedoeld in artikel 4, lid 1 (Beschrijving in hoofdlijnen)
2
3
F
K S
r b.
wegen met bijbehorende paden en bermen, ter ontsluiting van bedrijven, kantoren en voorzieningen, d. parkeervoorzieningen ten dienste van aangrenzende bedrijven, facilitaire voorzieningen, kantoren en stadion, e. watergangen en waterpartijen, en f. groen- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 1, (Beschrijving in hoofdlijnen). 2.
Onder bedrijven als bedoeld in lid 1, zijn niet begrepen: a. detailhandelsbedrijven, en b. bedrijven die inrichtingen zijn, genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
8
3.
4.
Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. niet voor bewoning bestemde gebouwen , b. andere bouwwerken, zoals luifels, terreinafscheidingen, reclametekens , technische installaties en lichtmasten, en c. binnen het bestemmingsvlak met op de plankaart de code S, bovendien al of niet overdekte tribunes en andere stadionbebouwing, waaronder stadionlicht- en andere masten. Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3, gelden de volgende bepalingen : a. gebouwen mogen , behoudens binnen het bestemmingsvlak met op de plankaart de code S, uitsluitend worden gebouwd: 1. op een afstand van ten minste 5 m tot wegen met bijbehorende paden en bermen, en 2. op een afstand van ten minste 3 m tot €len zijdelingse perceelsgrens van de bij de betreffende bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden; b. het bebouwingspercentage mag op de bij eenzelfde bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als op de plankaart is aangegeven ; c. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; d. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan . daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken
max. hoogte
licht- en andere masten, reclametekens en technische installaties: terreinafscheidingen : luifels en overige andere bouwwerken : e.
5.
15 m 2m 5m
in afwijking van het bepaalde onder c en d, mag ter hoogte van een op de plankaart voorkomende aanduiding "hoogte-accent" , over ten hoogste de in de betreffende aanduiding aangegeven oppervlakto van de bebouwing, de hoogte van gebouwen en andere bouwwerken ten hoogste zoveel bedragen als in de betreffende aanduiding is aangegeven.
OpsJag buiten bouwwerken Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 12, lid 1 (Gebruik van gronden en bouwwerken), is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 1: a. voor opslag buiten bouwwerken, voor zover die gronden zijn gelegen binnen een afstand van 5 m tot wegen met bijbehorende paden en berm en ; b. onverminderd het bepaalde onder a. voor opslag buiten bO I JWwerken tot een hoogte van meer dan 2 m, voor zover het betreft gronden met op de plankaart de code r;
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
9
c.
6.
7.
onverminderd het bepaalde onder a en b, voor opslag buiten bouwwerken tot een hoogte die meer bedraagt dan de grootste hoogte van bij het betreffende bedrijf behorende bouwwerken, en ieder geval tot een hoogte van meer dan 10 m.
Vrijstelling ander soort bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behaeve van andere bedrijven, mits het betreft bedrijven: a. die in de van deze vaorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid: als categarie 1 of 2, voar zover betreft gronden met op de plankaart de code B1 , als categorie 1, 2 of 3, voor zover betreft gronden met op de plankaart de code B2, respectievelijk als categarie 1, 2, 3 of 4, voor zover betreft gronden met op de plankaart de code B3, en b. die, gezien de gevolgen daarvan voar de amgeving, waaronder in ieder geval ook is begrepen de bodem, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan krachtens lid 1. Procedure bij vrijstelling Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedaeld in lid 6, wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Aigemene wet bestuursrecht.
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
10
ArtikeJ
6
Wonen
1.
2.
3.
Doeleinden De op de plankaart als "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen en bijgebouwen, en b. andere bouwwerken, zoals overkappingen, pergola's, tuinmeubilair en erf- en perceelafscheidingen. Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, geld en de volgende bepalingen: a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd : 1. in elk bestemmingsvlak tot het daarin, op de plankaart aangegeven aantal, 2. met de voorgevel in of achter de bestaande voorgevelrooilijn, 3. tot de bestaande goothoogte en hoogte, en 4 . tot een oppervlakte van 10% meer dan de bestaande oppervlakte; b. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning, behoudens bestaande bijgebouwen en overkappingen v66r die lijn , welke uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang mogen worden gebouwd; c. de gezamenlijke oppervlakte van bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag bij elke woning niet meer bedragen dan: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende bestaande bouwvergunningplichtige bijgebouwen, overkappingen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen, dan wei 2. 50 m2, in geval de under 1 bedoelde gezamenlijke oppervlakte minder dan 50 m 2 bedraagt; d. de goothoogte en hoogte van bijgebouwen, overkappingen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen mogen niet meer bedragen dan: 1. de bestaande goothoogte en hoogte van bijgebouwen, overkappingen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen , dan wei 2. 3 m respectievelijk 5 m, in geval de onder 1 bedoelde goothoogte en hoogte minder dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen; e . de hoogte van andere bouvvv'Jerken mtig niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
11 bouwwerken
f.
beslemmingsplan bedrijvenpark A1
max. hoogte
pergola's:
3m
erf- en perceelafseheidingen aehter de voorgevelrooilljn , op of rand een terrein met een gebouw: overige erf- en perceelafseheidingen:
2m
overige andere bouwwerken:
2m
1m
de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroepsaetivitelten aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende waning , de daarbij behorende bijgebouwen en andere niet v~~r bewoning bestemde gebouwen . en ieder geval niet meer dan 50 m2 •
14 mei 2003
voorschrl ften
12
Artikel
7
Verkeersdoeleinden
1.
Do elein den De op de plankaart als "Verkeersdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeersvoorzieningen, die hierna zijn aangegeven bij de code die op de plankaart in het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid:
code
2
3
4
b. c. d. e. f.
2.
3.
verkeersvoorzieningen wegen met de functie van hoofdontsluiting , met een of meer al of niet gescheiden rijbanen met elk ten hoogste twee rijstroken, op- en afritten, hellingbanen, wegen met de functie van hoofd- en gebiedsontsluiting , met een rijbaan met een breedte van ten minste 7 m, en aan- of vrijliggende fiets- en voetpaden wegen met de functie van gebiedsontsluiting, met een rijbaan met een breedte van ten minste 7 m, en een of meer aanliggende voetpaden wegen met de functie van ontsluiting en langzaamverkeersroute, met een rijbaan met een breedte van ten minste 3 m
fiets- en voetpaden, bermen en andere groenvoorzieningen, watergangen en andere waterpartijen, overige, bij een en ander behorende voorzieningen , waaronder begrepen bushaltes en nutsvoorzieningen, en ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding "overbrugging" bovendien voor de doeleinden als bedoeld in artikel 8, lid 1 (Spoorwegdoeleinden).
Toegestane bouwwerken Op de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's, te!efooncelien, kabelkasten en gemaalgebouwtjes , met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, b. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, aanwijsborden, verkeerstekens en -regelinstallaties , straatmeubilair, beeldende kunstwerken, bruggen , viaducten, duikers en terreinafscheid ingen , en c. ter plaatse van de aanduiding "overbrugging", bovendien een brug en bouwwerken ten behoeve van spoorwegen , zoa ls schakel en kabelkasten, bovenleiding-, sein- en andere masten en verI<eerstekens. Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, gelden de volgende bepalingen:
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
13 a. b.
de oppervlakte van een gebouw mag niel meer dan 15 m 2 be* dragen; de hoagie van bouVvWerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
max. hoagie
bouwwerken
4m
gebouwen: bruggen en viaduclen:
8m
15 m 2m
bee!dende kunstwerken: terreinafscheidingen:
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
14
Artikel
8
Spoorwegdoeleinden
1.
2.
3.
Doeleinden De op de plankaart als "Spoorwegdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voar spoorwegen met daarbij behcrende vaorzieningen, bermen, paden en sloten. Toegestane bouwwerken Op de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bruggen, tunnels. duikers en bijbehorende voorzieningen . b. ondergeschikte gebouwen ten behoeve van $poorweg- en nutsvoorzieningen , en c. bij de beslemming behorende andere bouwwerken. zoals bovenleiding-, sein- en andere technische constructies en instaliaties. verkeerstekens en terreinafscheidingen . Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, geld en de valgende bepalingen : a. de oppervlakle van een gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen; b. de hoagte van bouwwerken mag nie~ meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
max. hoagie
bauwwerken gebouwen:
4m
terreinafscheidingen:
2m
viaducten en bruggen . gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf: overige, andere bouwwerken. gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf:
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
6,5m 15 m
voorschrilten
15
Artikel
9
Groen en water met landschaps- en natuurwaarden
1.
2.
3.
4.
Doeleinden De op de plankaart als "Groen en water met landschaps- en natuurwaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, b. beken en andere watergangen en -partijen, in ieder geval ter hoogte van de op de plankaart voorkomende aanduiding "waterloop", c. instandhouding van de ter plaatse voorkomende of daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, d. fiets- en voetpaden en in ieder geval langzaamverkeersvoorzieningen, ter hoogte van de op de plankaart voorkomende aanduiding "Iangzaam verkeersroute", en e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen. Bouwen Op de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende bouwwerken, zoals bruggen, duikers, terreinafscheidingen en nutsgebouwen van beperkte omvang, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. Aanlegvergunningplicht Behoudens het bepaalde in lid 4, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren: a. vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; b. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden; d. aanleggen, dempen of anderszins wijzigen van beken, watergangen en andere waterpartijen; e. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. Uitzonderingen aanlegvergunningp/icht Het in lid 3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
16 c.
d.
5.
het verlagen van de bodem en afgraven van granden, voor zover daarvoor een vergunning is vereis! krachtens de Ontgrondingenwet; werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, onder e, vaor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist.
To elaatbaarheid werken en werkzaamheden Werken en werkzaamheden als bedaeld in lid 3, zijn slechts toelaat~ baar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct. hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in lid 1
bedoelde waarden: niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of beschadigd, danwel de mogelijkheden vaor het herste! daarvan niet onevenredig WOfden of kunnen worden verkleind .
bestemmingsp/an bedrijvenparlc: A 1
14 mei 2003
voorschriflen
17
Artikel
Groen met landschapswaarden
10
1.
2.
3.
4.
Doe/einden De op de plankaart als "Groen met landschapswaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen met landschapswaarden, b. instandhouding van de onder a bedoelde voorzieningen en waarden, c. fiets- en voetpaden, d. extensieve dagrecreatie, zoals pauzeren in de buitenlucht, wandelen en fietsen, e. in- en uitritten , f. watergangen en waterpartijen, g. bovendien voor parkeervoorzieningen op maaiveld, op gronden met op de plankaart de aanduiding "parkeren", en h. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen. Bouwen Op de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende bouwwerken, zoals bruggen, duikers, terreinafscheidingen en nutsgebouwen van beperkte omvang, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. AanlegvergunningpJicht Behoudens het bepaalde in lid 4, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren: a. vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; b. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden . Uitzonderingen aan/egvergunningplicht Het in lid 3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan ; c. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
be stemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
18 d.
werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1. onder e, vaor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
5.
Toelaatbaarheid werken en werkzaamh eden Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3, zijn stechls toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden , danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect Ie verwachten gevolgen, de in lid 1 bedoelde waarden:
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of beschadigd, danwel
de mogelijkheden veor het herslel daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
beslcmmingsplan bedrijvenpark A1
14 mel 2003
VOOrSChrinen
19
Artikel
11
Water
1.
2.
Doeleinden De op de plankaart als "Water" aangewezen granden zijn bestemd voor water en waterpartijen met daarbij behorende taluds en oeverstroken. Bouwen Op de granden als bedoeld in lid 1, magen uitsluitend worden gebouwd andere bou'N'Nerken, zoals bruggen, steigers. duikers en beschoeiingen, waarvan de hoagie niet meer dan 4 m mag bedragen.
bestemmlngsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
voorschrif\en
20
bestemmlngsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
VOOf'SGhrif\cn
21 HOOFDSTUK
Artikel
IV
ALGEMENE BEPALINGEN
12
Gebruik van gronden en bouwwerken
1.
2.
3.
4.
Gebruiksverbod Het is verboden de in het plan begrepen granden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze granden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze granden en bouwwerken bepaalde.
Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt als strijdig gebruik aangemerkt, het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen. Vormen van verboden gebruik Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden: a. als stand- of ligplaats van onderkomens, b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten, een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden. Vrijste/ling Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
22
Artikel
13
Bouwen onder straalpad Daar waar op de plankaart een "straalpad" is aangeduid, mag op de granden binnen dal trace niel hager worden gebouwd dan op de plan-
kaart als hoogte in meters ten opzichte van NAP. is aangegeven, lenzi] per geval uit overleg met de beheerder van het slraalpad is gebleken dal de belangen van het straalpad zich daar niet legen verzet· ten.
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
voorschriften
23
Artikel
14
Aigemene vrijstellingsbevoegdheden
1.
2.
Vrijstellingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inaehtneming het bepaalde in artikel 4, lid 1 (Besehrijving in hoofdlijnen), vrijstelling te verlenen van deze voorsehriften: a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, waehthuisjes, telefooneellen, bewaarplaatsen van huisvuileontainers en transformatorhuisjes, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 100 m2 mag bedragen; b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of riehting van wegen en paden en ligging van bestemmingsgrenzen en seheidingslijnen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opziehte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen; c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages; d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m; e. ten behoeve van het bouwen van ma\>ten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot een hoogte van 40 m vanaf peil, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunieatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde loeatie. Procedure bij vrijstelling Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 1, onder a, voor zover het daarbij betreft het bouwen van gebouwen en onder d en e, wordt de procedure gevolgd, die is vervat Afdeling 3.4 van de Aigemene wet bestuursrecht.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
24
Artikel
Wijzigingsbevoegdheden
15
1.
Wijziging omvang en /igging van bestemmingen en aanduidingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 1 (Beschrijving in hoofdlijnen), de grenzen van bestemmingen en aanduidingen, en scheidingslijnen op de plankaart als voigt te wijzigen: a. van vlakken met de hierna vermelde bestemmingen en aanduidingen mogen de grenzen met ten hoogste de daarbij aangegeyen maat worden verschoven en mogen de oppervlakten met ten hoogste de daarbij aangegeven percentages worden verkleind of vergroot: vlakken met de bestemming
max. grensver-
max. oppervlaktewijziging
schuiving Bedrijven
30 m
- 20%
+20%
Wonen
20 m
- 20%
+20%
Verkeersdoeleinden, categorie 1
30 m
-10%
+30%
Verkeersdoeleinden, categorie 2
50 m
- 10%
+ 30%
Verkeersdoeleinden, categorie 3
50 m
-10%
+30%
Verkeersdoeleinden, categorie 4
10 m
-5%
+10 %
Spoorwegdoeleinden
10
m
-5%
+10%
Groen en water met landschaps- en 20 m
-5%
+20%
natuurwaarden Groen met landschapswaarden
10 m
- 5%
+20%
Water
10 m
- 5%
+ 20%
- 20%
+20%
aanduiding / vlakken met de aanduiding langzaam verkeersroute
b.
2.
30 m
overbrugging
20 m
waterloop
50
parkeren
10 m
m
+40% -10%
+20%
scheidingslijnen mogen uitsluitend binnen de betreffende bestemming met ten hoogste 50 m worden verschoven .
Wijziging van S (stadion) naar 83 (bedrijven categorie 3) Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de code S, die op de plankaart in het door een scheidingslijn begrensde deel van het bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijven" is aangegeven, te vervangen door de code B3, zodat in het betreffende deel van dat bestemmingsvlak zijn toegestaan bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, 2 of 3. Het wijzigen mag uitsluitend geschieden, indien vaststaat dat het stadion niet in het in de vorige zin bedoelde deel van het bestemmingsvlak wordt gevestigd.
bestemmingspl an bed rijve npark A 1
14 mei 2003
voorschriften
25
3.
4.
5.
6.
Wijziging dienstwoningen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, voorzover betreft de granden als bedoeld in artikel 5 (Bedrijven), te wijzigen zodanig dat bij eenzelfde bedrijfs- of andere vestiging ten hoogste een dienstwoning kan worden gebouwd, mits: a. per geval de noodzaak daarvan in verband met de ter plaatse toegestane en uitgeoefende bedrijfs- en andere functies is aan getoond, b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende bedrijfs- of andere vestiging behorende gebouwen ten minste 2.000 m 2 bedraagt, c. op geen van de gevels van de dienstwoning, bij voltooiing daarvan, de geluidsbelasting de ter plaatse toegelaten grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt, d. van de dienstwoning de inhoud, de goothoogte en de hoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 600 m3 , 6 m en 9 m; e. van de bij een dienstwoning behorende bijgebouwen de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de hoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m2, 3 m en 5 m. Wijziging bijlage Staat van 8edrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als voigt te wijzigen : het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven, soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven. Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wijziging windmolens Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien en voor zover behoefte blijkt te bestaan aan grate windmolens, het plan te wijzigen zodanig, dat ten hoogste drie windmolens kunnen worden gebouwd op de gronden, als bedoeld in artikel 9 (Groen en water met landschapsen natuurwaarden) en in artikel 10 (Groen met landschapswaarden), voor zover die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m tot de noordgrens van het plangebied, doch buiten het op de plankaart als zodanig aangeduid straalpad, mits: a. daardoor geen onevenredig gevaar, schade, geluid- of andere hinder voar de omgeving ontstaat, en b. de ashoogte van de windmolen niet meer dan 80 m bedraagt. Alvorens te beslissen omtrent wijziging, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake des-
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
26 kundige ten minste omtrent de situering en de gevo/gen voar de /andschaps- en natuurwaarden in de omgeving.
7.
Procedure bij wijziging Bij de voorbereiding van een besluit omtrent wlJzlgen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in AfdeHng 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
bestemmingsplan bedrljvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
27
Artikel
Overgangsrechtelijke bepalingen
16
1.
2.
Bouwen Bouwwerken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaan of in uitvoering zijn , dan wei na dat tijdstip krachtens een daartoe strekkende bouwvergunning of anderszins rechtens zijn of mogen worden gebouwd, en die afwijken van het in of krachtens het plan -behoudens in dit artikel- bepaalde, mogen , mits de afwijkingen niet worden vergroot: a. uitsluitend gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. indien die bouwwerken door een calamiteit zijn getroffen, geheel worden vernieuwd, mits de aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden, nadat het bouwwerk door de calamiteit is getroffen; c. tot niet meer dan 115% van de oppervlakte van het betreffende bouwwerk worden vergroot. Gebruik Het gebruik, dat op het tijdstip van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan van in het plan begrepen gronden en bouwwerken in afwijking van het plan -behoudens het in dit artikel bepaalde- wordt gemaakt, mag worden voortgezet en gewijzigd , mits daardoor de afwijkingen van het plan niet word~n vergroot. Het bepaalde in de vorige zin geldt niet, indien : het betreft een gebruik dat reeds in strijd is met het v66r het onderhavige plan geldende bestemmingsplan, dat strijdig gebruik een aanvang heeft genomen, nadat de goedkeuring van dat vorige bestemmingsplan onherroepel ijk was geworden, en burgemeester en wethouders v66r het in de aanhef van dit lid bedoelde tijdstip een aanvang hebben gemaakt met een procedure ter beeindiging van dat strijdig gebruik en zulks op de gebruikelijke wijze aan overtreder kenbaar hebben gemaakt.
bestemmingspian bedrijvenpark A 1
14 mei 2003
voorschriften
28
Artikel
17
Strafrechtelijke bepaling Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 3, en artikel 12, lid 1, wordt hierbij als een strafbaar feit aangeduid in de zin van artikel 59 van de Wet op de RUimtelijke Ordening.
Artikel
18
Siotbepaling Het plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Bedrijvenpark A1.
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
14 mei 2003
voorschrlften
svb 1
BIJLAGE
STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
Deze staat en de daarachter opgenomen Nadere toelichting zijn ontJeend aan "Bedrijven en milieuzonering", e Uitgeverij VNG, 's-Gravenhage (1999, 2 druk 2001)
beslemmingsplan bedrijllenpark AI
lIoorschriften
svb 2
bestemmingsplan bedrijvenpar1< A 1
voorsch riften
svb 3 Categorale bodrijfsfndollng AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v2.1; d.d. 2001)
SBI-Code
Afstandcn
OMSCHRIJVING
~
1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2
·
·
· · ·
·· ·· · · ·
· · · ·· · · ·
· ·
·
··
·
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
*
:;
>
a;
.,iii
0;
~
~
.,
.,
$!!!'" C
'<:
~
~~
iii 0
1
50 10 50
3 1 3
0>
0"
CI
c ~ E
0
'"0-
CI G)
CI
~
50
10 10 10
50 10 50
C
10 10 0
2 1 2
50
0
50
C
0
1
1
50
3
10
100
200
10
2
1
200
4
D
100 300 100 50
a a a a
100 100 100 50
C C C
30 30 50 10
2 2 2 1
1 2 2 1
100 300 100 50
3
D
200 300 300 300
0 0 10 30
100 50 50 200
C C C C
30
2 2 2 2
200 300 300 300
4 4
30 50
2 1 2 2
50 100 200 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200
C C
100
1 2 2 2 2
1 2 2 2 2
100 100 200 300 300
3 J
C C C
10 10 10 30 10
200 300
30 50
100 300
C C
30 50
3 3
2 3
200 300
4 4
B B
200
10 10
100 300
C
300
100 200
3 3
2 3
200 300
4 4
B B
100 300
10 10
200 300
C
30 50
3 3
2 3
200 300
4 4
B
50 100 50 50 50
0 0 50 0 100
100 300 300 100 200
C C Z
30 50 50 50 50
2 3 3 2 2
1 2 2 2 2
100 300 300 100 200
100 200
50 100
200 300
C Z
50 100
2 2
2 2
200 300
4 4
200 300
50 100
200 300
C C Z
30 50
1 2
2 3
200 300
4 4
300 200 300 200
100 50 100 100
200 200 300 200
C
30 30 50 30
2 3 3 2
2 3 3 2
300 200 300 200
4 4 4 4
30 100 100
10 30 10
30 100 100
10 30 30
1 2 2
1 2 2
30 100 100
3 3
100 300 50
30 30 30
50 50 10
30 30 10
2 2 2
2 2 2
100 300 50
100 200 200 200 200
10 30 30 50 50
30 50 50 50 50
10 10 30 50 30
2 2 2 2 2
1 1 2 2
100 200 200 200 200
4 4 4 4
100
10
50
10
2
2
100
3
Tabel 1: Bedrijven LANOBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening I.b. v. de landbouw hoveniernbedrijven KI-stations VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Vis- en schaaldierkwekerijen • visteeltbedrijven WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): algemeen VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: • slachterijen en pluimveeslachterijen bewerl
= 250.000 Uj Raffinage van plantaardige en dierlijke olien en velten: p.c. < 250.000 Uj p.c. >= 250.000 Vj Margarinefabrieken: p.c. < 250.000 Uj p.c. >= 250.000 Vj Zuivelprodukten fabrieken: melkprodukten fabrieken v .c. < 55.000 Vj melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 Vj • overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken Grulternwarenfabrieken Meelfabrieken: p.c. < 500 Vu p.c. >= 500 Vu Zetmeelfabrieken : p.C. < 10 Vu p.c. >= 10 tlu Veevoerfabrieken: drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 Vu water mengvoeder, p.c. < 100 Vu mengvoeder, p.c. >= 100 Vu Vervaardiging van voer v~~r huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: • V.C. < 2500 kg meel/week Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden Suikerwerkfabrieken met suiker branden Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: • zonder poederdrogen
.iii
"0
!5
01 014 0141 .1 0142 05 0502 0502 14 1421 1421 15 151 151 151 151 151 152 152 152 152 1531 1532, 1533 1532,1533 1532,1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542
Indices
30 10
a
Z
C Z
C Z
C C
C C
C
C Z C C C
C
, ,
2
0
D
4 3 3
D
4
4
4 4 4
3 4
4 3 4
D
2
3
4 3 3 D
voorschriften
svb 4 Ca/egorale bedrljfslndeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v2.1; d.d. 2001)
Afstanden
Indices OJ
SSI-Code
c:
OMSCHRIJVING
~
....
'"
Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: • p.c. < 5.000 t/j
1593 tim 1595
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
1596 1597 1598 16 i60 17 171 172 172 172 173 174,175 1751 176,177 18
Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
181
182 183 19 191 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2
22 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 2320.2 2320.2 2320.2 24 2412 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 243
met poederdrogen
• p.c. >= 5.000 tlj
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: • aantal weefgetouwen < 50 • aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen VERVAAROI G ING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en ·toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAAROIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
300 300
50
50
30
200
c
200 300 10 300 300 10
30 50
C
30
C
50
C C C
o
a
200 300 30 100 100 100
200
30
50
C
10
50
100
10 10 50 10 100
10 30
100 300
o o
50 50
30 10
200 50
o 30 10
50 300
50 50
o 30
50
200 10 100 0
10
VERVAAROI.GING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN 200 Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: • p.c. < 3 tlu 50 • p.c. 3 - 15 tlu 100 • p.c. >= 15 tlu 200 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 Golfkartonfabrieken: • p.c. < 3 tlu 30 • p.c. >= 3 tlu 50 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen 30 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 Grafische afwerking 10 Binderijen 30 Grafische reproduktie en zetten 30 Overige grafische aktiviteiten 30 Reproduktiebedrijven opgenomen media 10
• niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: • niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: • p.c. < 100.000 tlj • p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): • p.c. < 50.000 tlj Verf, lak en vemisfabrieken
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
2 2
2 2
300 300
4
2 2
3
30 10
2 2 3
2 2 2
200 300 30 300 300 100
4 4 2 4 4 3
30
2
200
4
30
2
100
3
a
2 3 2
2 2
1
1
30
50
Z
50 10 10 10 10
2
o
50
a
30 10
30 10
2
30 10 10
100 30
2 2
50
10 10 10
100
10
50 50
10 10 10
3
a
2
2
100 300 50 50 200
2
50
2
50 30
50
4
3 4 3
300
50 50
4 3 3
2
2
100
3
2
2
2
1
4 3
2
200 50 100
2
~OO
3 3
30
2
100 100 30
100
200
C
50
3
2
200
4
50 50 100 30
50 200 300 100
C
C Z C Z
30 50 100 30
2 3 2
2 2 2 2
50 200 300 100
3 4 4 3
30 30
100 200
C
30 30
2 2
2 2
100 200
3 4
o o o
100 100 30 10 30 10 30 10
C
10 10 0 0
3 3 1
2 2 1
0
2 2
100 100 30 10 30 30 30 10
0 0 0 0 0
a
C
C Z
300 300
0 0
100 100 200
200
o
200
C
100
30
300
300
10
100 200
a
o
300 300
30
o
10 10 0
2
30 50 50
2
B
L
B
L
B
L
D
B B B
L
3
B
L
3
B
2 1 2
B
2
B
2
B D
B B
L L
2
2 2 2
100 300 300
3 4 4
B D L
200
3
3
200
4
B D L
C
300
2
3
300
4
B D L
200
C
300
2
3
300
4
B D L
200 300
C
100
2 3
2 3
200
C Z 200
300
4 4
B B
200 200
C
100 300
2 3
2 2
300 300
4 4
B L B D L
C
2
B
3 2 3
2 2
2
B
3 4 3
30 30 30 30 30
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLlJT-/KWEEKSTOFFEN 50 a Smeerolien- en vettenfabrieken Recyciingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
50
10 10
HOUTINOUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen 0 50 Houtconserveringsbedrijven: • met creosootolie • met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
g.
'"ClI.
OJ
•
w E
~
:>
1589.2 1591 1592 1592 1592
:g
voorschriften
svb 5 Calegarale bedrijfs/ndeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v2.1; d.d. 2001)
Afstanden
Indices
go SBI-Code
~
OMSCHRIJVING
E
a. o
2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 252 26 261 261 261 261 2615 262,263 262,263 262, 263 264 264 2652 2652 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661 .2 2661.2 2662 2663,2664 2663,2664 2663,2664 2665, 2666 2665,2666 2665,2666 267 267 267 2681 2682 2682 2662 2682 2662 2662 2662 27 273 273 274 274 2751,2752 2751,2752 2753, 2754 2753,2754 28
FarmaceuUsche grondsloffenfabrieken: • p.c. < 1.000 IIj Farmaceulische produklenfabrieken: • formulering en afvullen geneesmiddelen • verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: • zonder dierlijke grondstoffen Folochemische produktenfabrieken Chemische kanloorbenodigdhedenfabrieken averige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthelische garen- en vezelfabrieken
200
10
200
50 10 300 300
10 10 100 30
50 30 200 50
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 300
300
50
300
50 200 100
10 50 10
200 300
50 50
C
2
300
4
B
L
3 2
B
L
3 2
2 2
50 30 300 300
4 4
B
3 3 3
100 100 50 200 300
B B
3
B
4 4
B D L
3
2 2 2 2 3
3
C
50 50 50 200 200
C
100
2
2
300
4
B
30 100 50
30 50 50
2
2 2
50 200 100
3 4 3
B
100 100
100 200
2 2
2 2
200 300
4
2
100 300 300 50
3 4
L
2
4
L
3 3
300 50 10 100 50
C
C
C
2 2
2
3
L L
B
L
VERVAAROIGIN G VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
Rubberbandenfabrieken Loopvlakvemieuwingsbedrijven: • vloeropp. < 100 m2 • vloeropp. >= 100 m2 Rubber-arlikelenfabrieken Kunstslofverwerkende bedrijven: • zonder fenolharsen • met fenolharsen
4
D
B
L
VERVAAROIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
Glasfabrieken: • glas en glasproduklen, p.c. < 5.000 IIj • glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 IIj • glaswol en glasvezels, p,c. < 5.000 IIj Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: • vermogen eleklrische ovens lotaal < 40 kW • vermogen elektrische ovens tolaal >= 40 kW Baksleen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Kalkfabrieken: • p.c. < 100.000 IIj Gipsfabrieken: • p.c. < 100.000 IIj Belonwarenfabrieken: • zonder persen, triltafels en bekistinglrille • met persen, triltafels of bekislingtrillers, p.c. < 100 lid Kalkzandsteenfabrieken : • p.c. < 100.000 IIj • p.c. >= 100.000 IIj Mineraalgebonden bouwplalenfabrieken Belonmortelcentrales: • p.c. < 100 lIu • p.c. >= 100 lIu Vervaardiging van produkten van belon, (vezel)cement en gips: • p.c. < 100 lid • p.c. >= 100 lid Natuursleenbewerkingsbedrijven: • zonder breken, zeven en drogen • met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 IIj Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze malerialenfabrieken: • p.c. < 100 lIu Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): • steenwol, p.c. >= 5.000 IIj • averige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales
30 30 300 10
30 100 100 50
100 300 100 50
10 30 30 50
50 100 200 200
30 100 200 200
10 30 30 30
2 2 2
1 2 2 2
50 100 200 200
4 4
30
200
200
30
2
2
200
4
30
200
200
30
2
2
200
4
10 10
100 100
200 300
30 30
2 2
2 2
200 300
4 4
10 30 50
100 300 100
100 300 100
30 30 30
2 3 2
2 3 2
100 300 100
3 4
10 30
100 200
100 300
Z
10 10
3 3
2 3
100 300
3 4
10 30
100 200
100 300
Z
100 200
2 3
2 2
100 300
3 4
o 10 10
30 100 50
100 300 50
10 10
2 2
2
100 300 50
3 4 3
300
100
100
30
3
2
300
4
100 200 50 100
200 100 100 50
300 100 100 200
30 50 50 30
2 2 2 3
2 2 2 2
300 200 100 200
30
30
300
30
2
2
300
4
100
100
300
30
2
300
4
B
100
50
300
C
30
2
300
4
B
100
50
300
C
3D
2
300
4
B
C Z
Z
30 50 30 30
o
C C
Z
L
3 L
L L
B B
3
B D
D L
B
4
4 3 4
0 B
VERVAARDIGING VAN METALEN
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: • p.o. < 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: • p.c. < 1.000 IIj IJzer- en staalgieterijenl -smellerijen: • p.c. < 4.000 IIj Non-ferro-metaalgieterijenl -smelterijen: • p.c. < 4.000 IIj
VERVAARO. VAN PROOUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIOD.)
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
voorschriften
L
svb 6 Categora/e bedrijfsitideling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoorl (v2.1; d.d. 2001)
SBI-Code
Afstanden
Indices .~
OMSCHRIJVING
o
CI Q)
281 281 281 281 2821 2821 2822,2830
284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 287 287 287
~ Constructiewerkplaatsen: • gesloten gebouw • in open lucht, p.o. < 2.000 m2 • in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwb edrijven: • p.O. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwanmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, iasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Metaaloppervlaklebehandelingsbedrijven: • algemeen scoperen (opspuiten van zink) • thenmisch verzinken • thenmisch vertinnen • mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, pOlijsten) • anodiseren, eloxeren • chemische oppervlaktebehandeling • emailleren • galvaniseren (vemikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) • stralen • metaalharden • lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Grofsmederijen. anker- en ketlingfabrieken: • p.o. < 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
29 29 29 29 29
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
30 30 31 311 312 313 314 315 316 32 321 Um 323 3210 33 33 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35 351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 361 362 363
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
364
365 366
Machine- en apparatenfabrieken: • p.o. < 2.000 m2 • p.o. >= 2.000 m2 • met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW Kantoonmachines- en compulerfabrieken
30 30 50
30 50 200
100 200 300
30 30 10 50
50 30 30 30
50 50 100 100 30 50 50 100 30 30 30 100 10
3D 30 30
2 2 3
2 2 3
100 200 300
3 4 A
B
300 200 200 100
30 30 3D 3D
2 2 1 2
2 2 2 2
300 200 200 100
4 4 4
B
3
B D
50 50 50 50 50 10 10 50 30 200 50 30 30
100 100 100 100 100 100 100 100 100 200 100 100 100
50 3D 50 50 3D 30 30 50 50 30 50 50 30
2 2 2 2 2 2 2 1 2 2
100 100 100 100 100 100 100 100 100 200 100 100 100
3 3
2 1
2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2
30 30
50 30
200 100
3D 30
2 2
2 2
200 100
4
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 30
2 3 3
2
100 200 300
3 4 4
30
10
50
3D
50
3
30 30 200 100 30 50
50 50 50 50 300 30
2 2 2 2 2
200 200 200 100 300 50
4 4 4 3 4 3
L L D L B L B L
50 50
30 30
1 2
50 50
3 3
B D B
o
30
2
2 2 2 2
200 300 200 200 100
4 4 4 4 3
2
50 100 200
3 3 4
B B B
30 30
2 2 100 22300
3
B
4
B
Z
Z
2
3
3 3
3 3
B
B
B B
B
3
B
3
B
4
B B B B
3 3 3
3
L
B D L B L B L B B B
L D L D D L D
B B
B D B D B
D
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schake 1- en instaUatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Eleklrolechnische industrie n.e.g.
200 200 100 100 200 30
30 10 10 3D 30 10
2 2 2
B B
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
Vervaardiging van audio-, video- en lelecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukle bedrading
I
30 50
0 10
2
V ERVAAROIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
30
0
30
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
200 300 200 200 100
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
Autofabrieken en assemblagebedrijven • p.o. < 10.000 m2 • p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
c
z
30 50 30 30 30
3 3 2 2 2
2
B D B L B B
V ERVAARD IGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: houten schepen • kunststof schepen • metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen : • algemeen • mel proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven : • zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenlndustrie n.e.Q.
30 100 50
50 50 100
50 100 200
50 50
30 30
100 300
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 30
2 2 2
2 2 2
200 100 100
4
B
3
B
:1
B 0
50 30 30 30 30 30
50 10 10 10 10 10
100 10 30 50 50 50
3D 10 10 30 30 3D
2
2 1 2 2 2 2
100 3D 30 50 50 50
3 2 2 3 3 3
B D B
10 50 30
Z
V ERVAAROI GING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
2 2 2 2
D
voorschriften
svb 7 Categora/e bedrijfs!ndeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoorl (v2.1; d.d. 2001)
SBI-Code
OMSCHRIJVING
Afstanden
OJ
372 372 372 372 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: • V.c. < 100.000llj RUbberregeneratiebedrijven Alvalscheidingsinstallaties
'"
'"
30 300
100 50
200
200
• <10MVA • 10 -100 MVA 100 - 200 MVA
5152.2/.3 5153 5154 5155.1 5156 5157
5157.2/.3 5162 517 527 55 5552 60 6022 6023
a. o
10 50
2 2
2 2
300 300
4
4
C
50
3
2
300
4
B
30 50 100 300
C C
10 30 50 50
2
30 50 100
2
300
2 3 3 4
B B B B
• 200 -1000 MVA Gasdistributiebedrijven: • gascompressorstations vermogen < 100 MW • gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cal. B en C • gasontvang- en -verdeelstatians, cal. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: • stadsverwarming • blakverwarming WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-I bereiding- bedrijven: • bereiding met chloorbleekloag e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pampvermogen: * < 1 MW
• 1 -15 MW
o o o o
o o
o o o
o o o
300 30
C C
100
C
30
10
50
2
100
o
100 30
C
10
C
30
1
30
3 2
10
o
50
C
50
2
50
3
o o o
o o o
30 100 300
C
10
C
10
C
10
2
30 100 300
3 4
50
3
B D
30 100 10 50 30
2 3 1 3 2 2
B
o o
o o o
5151.1 5151.2 5151.2 5151 .2 5151.3 5152.1 5152.1
OJ
E
OJ
]
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
o
5136 5137 5138,5139 514 5151.1
c:
0>
Ol
300 100 300
:g'"
'o"
-.::
i;
E
• >= 15 MW BOUWNIJVERHEID 45 Bauwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats 10 30 45 HANDEUREPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 50 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 501,502,504 Autaplaatwerkerijen 10 30 5020.4 Autobeklederijen 10 10 5020.4 30 Autaspuitinrichtingen 50 5020.4 10 Autawasserijen 5020.5 Handel in auto- en matarfielsanderdelen en -accessoires 503,504 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 51 o Handelsbemiddeling (kantoren) 511 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 5121 10 10 Grth in blaemen en planten 5122 Grth in levende dieren 50 10 5123
5124 5125,5131 5132,5133 5134 5135
.....
... ::l
37
Indices
Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsalien en -velten Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in kaffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in averige cansumentenartikelen Grth in vaste brandstoffen: • klein, lakaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: • vlaeistoffen, o.c. < 100.000 m3 • tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (exe!. brandstoffen) Grth in metaalertsen: • opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische produkten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in alval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. Reparatie t.b.v. particulieren (exc!. auto's en motorfielsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
50 30 10
o
o 30
o o o
10 10 30 10 10
10 10 10 10
10
C
C Z
100
300 30 100
10 50
50
10
30 100 10 30 30 30
10 10 10
2
30
o
2
10
30
10
o
30 30 100
30
2
o o o
2
C
30 30 30 30 30 30 30 30
2
2 2
30 30
2
o o o o
2 2 2
2
2
10 30 30 100
4 2 3
2
B
L
2 2 3
50 30 30 30 30 30 30 30 30
3
2 2
2 2 2
2 2 2
2
30
30 10
100
50
30
2
2
100
3
50 50 100
0 0 0
50 50 30
200 300 50
2
2
2
2
4 4
B D L D
2
2
200 300 100
3
B
30
300 10 10
300 100 50 50 30 30 100
10 10 10
3
300 100 50 50 100 30 100
4 3 3 3 3 2
B
3 3 2
B B D D
10
100 30 30 10 30
2
30 100
2
o o o
0
10 30
2 2
3 2 2 2 2 2 2
10
2 2 2
2 2 2
10 100
50 10 10
10 10 30
10
30
o o
0 0
10
0
100 30 30 10
30
o
10
C
10
o
o o
30 100
C C
o o
10
2
o o
2 2 2
2
2
2
B D
2 1
3
voorschriften
svb 8 Categorale bedrijfsindeling AmerAdviselJrs bv R.O. Amersfoort (v2. 1; d.d. 2001)
SBI-Code
OMSCHRIJVING
Afstanden
...::>
603 63 6312 64 641 642 642 71 711 712 713 714
9000.1 9000.2 9000.2 9000 .3 9000.3 9000 .3 9000.3 9000 .3 9000 .3 9000.3 9000.3 9000.3
3
1
100
1
1
50
3 3
2
2
50
3
0 30 0 0 10 TV- en radiozendstations (zie ook tabel 2: zendinstallaties) 0 0 0 VERHUUR VAN TRANSPoRTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROE RENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 Vemuurbedrijven veer transpartmiddeien (exel. persanenauto's) 10 0 50
C
0 0 30
2 1
1
30 10
2
1
1
3
30
2
10
2 2
1 1 1 2
30 50 50 30
2 3 3 2
Post- en koeriersdiensten T elecommunica tiebedrijven
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Vemuurbedrijven voar ro erende goederen n.e.g.
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzaek OVERIGE ZAKELlJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmonlwikkelcentrales Veilingen voar landbouw- en visserijprodukten Veilingen voa r huisraad, kunst e.d.
0 0
30
10
>
~
E
0-
0
B
0 0
0
C C
;u
1
10 10
0
50
10
10
30
10
2 2
0
0
10
0
1
1
10
1
30 0
10
30 10
30 0
1
1 1
30 10
2
1
50
10 0 30
30 30 200
C
50 10
1 2
1 1
50
10
3 2
C
10
3
2
30 200
0
10
0
2
1
10
1
10
2 2
1 1
200 300
4 4
3 3
50 0
0
0
B
0 0 0
1 B 0 B
4
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: < 100.000 i.e.
· ·
200
10
100
C
100.000 - 300.000 i.e. Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.
300
200
C
50
10 30
50
10 10
2
1
50
Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Afvalverwerkingsbedrijven:
3D
50
50
10
2
1
50
kabelbranderijen
100
50
1
1
50
10
30 30
10
pathogeen afvalverbranding (voar ziekenhuizen) aplasmiddellerugwinning
10
2
100 50
100 300
0 200
10 300
1 1 3
2 3
100 300
verwerking fotochem isch en galvano-afval Vuiloverslagstations
10 200
10 300
30
50 10 3D
1 3
30
300
1 3
3 3 3 4 2
300
Composteerbedrijven : gesloten
100
50
100
50
3
1
0
0
30
C
30
2
Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
30 30
Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen
30 0
0 0
50 50
C
30
30 0
·· · ·
afvalverbrandingsinrichtingen, thenmisch vermoge n > 75 MW
·
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid)
93 9301.1
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
CD
30
92 921,922
9301.1 9301.2
:il' e..'!! N
C
0 0
"5
t:
POST EN TELECOMMUNICATIE
SPEUR- EN ONTWIKKELlNGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en onlwikkelingswerk
90 9000.1 9000.1
~
50
_'0w
II>
~
0
C
73 731
7484.3 7484.4
-l'.: ~
.l!!"O 2!~
.,::>
50
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DlENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en infonmatietechnalagie-bureau's e.d.
747 7481 .3
0;
30 10
0>
'" .,
Ql
-.::
~
C
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks)
72 72
732 74
.....
"0; '" 100
., 6024
Indices
0
30 30
Z
30 C
Z
B B
L L L L
4
B 0 B 0 B B
100
3
B
1
30
2
2 2
1
50 50
2
1
1
1
3 3 2 2
-
-
30
2
50 100 300
1
30 30
L B
L
Tabel 2: Opslaqen en installaties OPSLAGEN GEVAARLIJKE STOFFEN butaan, propaan, LPG : bovengronds, < 2 m3
· ·· · ·
-
bovengr., BO - 250 m3 ondergronds, < 80 m3
-
ondergr_, BO - 250 m3
niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld gasftessen (acetyleen, butaan, propaan e.d.):
· · · ··
-
bovengronds, 2 - 8 m3 bovengronds, B - 80 m3
< 10.000 I 10.000 - 50 .000 I >= 50.000 I
brandbare vloeistoffen : ondergronds, Kl/K21K3 -klasse
-
-
-
bovengronds, Kl/K2-kl.: 10 -1000 m3 bovengronds, K3-klasse: < 10m3
30 10 30
-
-
-
< 275.000 patronen en < 1 kg buskruit >= 275.000 patronen en < 3 kg buskruit bestrijdingsmiddelen :
bestemmingsplan bedrijvenpark A1
.
-
100 300
-
50 200
-
-
.
-
· ·
30 50
-
10
bovengronds, K3-klasse : 10 - 1000 m3 munitie:
-
-
bovengronds, Kl/K2-kl.: < 10 m3
10
-
-
.
50 30 100 200 10 50 100 30
3
- .
- - 2 - -
-
. -
- -
- -
50 10 3D
-
-
2 3 3
4
50
3
200 50
4
30
2 3
100 200
3
0
4
10
1
B
50
3 3 2 3
B B
3
100
-
30
3
50
.
10
1
-
30
2
L
B
B
voorschrjften
svb 9 Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoorl (v2.1; d.d. 2001)
SSI-Code
OMSCHRIJVING
Afstanden
Indices
., .,o
.,....=>
• < 10.000 kg • >= 10.000 kg kunstmest, niet explosief INSTALLATIES 10 gasfiessenvulinstallaties (butaan, propaan) 30 laadschoppen, shovels, bulldozers laboratoria: 30 chemisch I biochemisch 10 • medisch en hoger onderwijs 10 • lager en middelbaar onderwijs 10 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 30 keukeninrichtingen o koelinstallaties freon ca. 300 kW o koelinstallaties ammoniak ca. 300 kW 10 total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW 100 afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig 30 rioolgemalen 10 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 50 verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens 10 vorkheftrucks met verbrandingsmotor o vorkheftrucks, elektrisch o gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. categorie A o transformatoren < 1 MVA 50 vatenspoelinstallaties o hydrofoorinstallaties windmolens: o wiekdiameter 20 m o • wiekdiameter 30 m o • wiekdiameter 50 m stookinstallaties: 10 • gas, < 2,5 MW 30 • gas, 2,5 - 50 MW 30 • gas, >= 50 MW 30 • olie, < 2,5 MW 30 olie, 2,5 - 50 MW 50 olie, >= 50 MW 30 • kolen, 2,5 - 50 MW 50 • kolen, >= 50 MW o stoomwerktuigen 10 luchtcompressoren o liftinstallaties 30 motorbrandstofpompen zonder LPG 200 afvalwaterbehandelingsinstallaties < 100.000 i.e. zendinstallaties: LG en MG, zenderverrnogen 100 kW (bij groter verrnogen: onderzoekl) 0 FM en TV, hoogte >100m 0 • GSM-steunzenders 0
.,
01
~
01
ICategorie 1 tim 4;
01
c: ~ E
.c:
10 30 30
50
o
30 100
100 10 50 30 10
o
30 30 10 10 10 50 50 50 50 10 30 50 50 30 10 10 50 30
o o o
100 200 300
o o o o
, 30 50 200 30 50 200 100 300 50 30 10 30 100
30
o o o o o o o o 50
o o 30 10 10
o o 10
10 30 100 300
o 10
o o 10
o
o o
o o o
C C C C C
C C
2
o o o 50 10 30
2
o 10 50
o o C
C
10 10 30
C
o
C C C
30 50 50
C C C Z C C C Z C C Z
C
10 50 50 10 30 50 30 50 30 10 10 30 10
C C C
50 10 10
C
2 2
3
2
2
1 2
2
2
3 3
o
10 30 50
2 3
100 30
3 2
50 30 10 10 30 50 50 50 100 30 30 50 50 30 10 10 50 30
3 2 1
100 200 300
3
30 50 200 30 50 200 100 300 50 30 10 30 200
2 3
50 10 10
Q.
o
B B D
D
2 3 3 3 3 2 2 3 3 2 1 3
D L D L
B
2
4 4
4 2 3 4 3 4 3 2 1 2 4
B
L
L L D D B D
3 1
Selectie Amer I
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
voorschriften
svb 10
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
voorschriften
svb 11 NADERE TOELICHTING STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
1. Hoofdindeling Tabel1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaardbedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijyen voorkomende opslagen en installaties. Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voar situaties dat: 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "narmaal" zijn voor die bedrijven of 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wei als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, ge/uid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieen gehanteerd:
•
10 m
•
30 m
• 50 m • 100 m • 200 m •
300 m
• 500 m •
700 m
• •
1.000 m 1.500 m
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootbestemmingsplan bedrijvenpar1< A 1
ste afstand worden genomen. Oat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen. Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Oaarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs/activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden aileen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden , dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Vl(el geeft de gewenste afstand een maat voor de potentiele hinder, gevaar of schade.
3. Geluid: continu (C) en zonering (Z) Bij bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor ge/uid de letter evan "continu" aangegeven. Oat houdt in dat de meeste bedrijven in dat bedrijfstype continu -dag en nacht (evt. ook in de weekends)- die activiteiten uitoefenen die (mede) bepalend zijn voor het geluidniveau. Bij bepaling van de afstand voor ge/uid is rekening gehouden met "continu" in die zin dat de afstand voor een "continu bedrijf', dus met C, een stap (categorie) hoger is dan voor een vergelijkbaar niet-continu bedrijf. Voorts is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor ge/uid de letter Z van "zonering" opgenomen. Oit betreft bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig zijn aangewezen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb), krachtens de Wet milieubeheer. Indien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan voorkomen of daarin niet worden uitgesloten, moet in dat plan een geluidszone worden opgenomen .
voorschriften
svb 12 NADERE TOELICHTING STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
4.
Indices voor verkeer en visuele hinder
De aspecten verkeer{saantrekkende werking) en visueel (visuele hinder) zijn kwalitatief beoordeeld. Oat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte: 1. potentieel geen of geringe emissie of hinder; 2. potentieel aanzienlijke emissie of hinder; 3. potentieel zeer ernstige emissie of hinder. Het aspect verkeer{saantrekkende werking) heeft betrekking op al het autoverkeer (goederen en personen) van en naar de inrichting. Het kan een indicator zijn voar eventuele verkeers- en parkeerhinder in de omgeving. Het aspect visueel (visuele hinder) is een zeer grove, subjectieve indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Zo hebben hoge omvangrijke bedrijfbouwwerken, index 3, kleine(re) kantoorgebouwen, index 1. Ook (mogelijke) lichthinder, zoals assimilatieverlichting en verlichting van sport- en industrieterreinen, valt onder dit aspect.
5. Grootste afstand en categorie In de kolom "grootste afstand" is de grootste afstand aangegeven van de afstanden, die daarv66r in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar, zijn vermeld. Van die grootste afstand is de zogenaamde categorie, vermeld in de kolom "categorie", afgeleid. Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in zes mogelijke klassen:
klasse 1 2
3 4 5
6
rootste afstanden Oen10m; 30 m 50 of 100 m 200 of 300 m 500, 700 of 1.000 m 1.500 m
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
6.
Opmerkingen
In deze kolom komen de volgende letters voor: 8 van "bodemverontreiniging", 0 van "divers" en L van "Iuchtverontreiniging". De index voor bodemverontreiniging, 8, dient als hulpmiddel bij selectie van bedrijyen op gevoelige gronden, met name bodembeschermingsgebieden. De letter B is opgenomen indien een gemiddeld bedrijf binnen het genoemde bedrijfstype een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. De index voor divers, 0, betreft de diversiteit binnen een bedrijfstype naar met name bedrijfsgrootte (productiecapaciteit, opgesteld vermogen e.d.) en productiewijze (processen, milieuzorg). Een zekere diversiteit, naar met name verouderingsgraad, kan als normaal binnen een bedrijfstype worden aangenomen. De index 0 is aangegeven bij bedrijfstypen met een grotere diversiteit dan normaal. De index L van "Iuchtverontreiniging" is aangegeven indien de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht in planologisch opzicht relevant kan zijn, vooral als het neerslag betreft van geemitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen en flora. Indien dit aspect relevant kan zijn in relatie tot de in de tabel genoemde grootste afstand, is de letter L vermeld. Dan kunnen er dus redenen zijn om de genoemde afstand te verhogen.
7. Verklaring gebruikte afkortingen < >= cat. kl. n.e.g . o.c. p.c. p.o. v.c. u d w
niet van toepassing I niet relevant kleiner dan groter dan of gelijk aan categarie klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productie-capaciteit productie-oppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar voorsc!hriften
iwg 1 BIJLAGE INRICHTINGEN WET GELUIDHINDER
Categorieen van in rich tingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163)
Categorie 1 *) 1. inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal geTnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer; 2. inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 75 MW of meer; 3. inrichtingen voor het beproeven van: 10. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer; 2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer; 4 . inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicalien met een niet in een gesloten gebouw geTnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer; voor zover van toepassing, blijven bij de hiervoor bij 1 tim 4 bedoelde inrichtingen veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing of winning van aardgas buiten beschouwing; Categorie 2 5. aardgasbehandelingsinstallaties en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 6 10.10 m3 per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer; 6. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve 3 van het eindproduct van 10.10 kg per uur of meer;
~
Categorie-vemummering a/s in Bij/age I van het Inrichtingen- en vergunningenbes/uit milieubeheer (Stb. 1993, 50)
bestemmingspfan bedrijvenpan< A 1
Categorie 4 7. inrichtingen voar het vervaardigen van methanol met een capaciteit ten aan6 zien daarvan van 100.10 kg per jaar of meer; Categorie 5 8. inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien 9 daarvan van 1.10 kg per jaar of meer; Categorie 6 9. inrichtingen voor het vervaardigen van olien en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit 6 ten aanzie[1 daarvan van 250.10 kg per jaar of meer; 10. inrichtingen voar het vervaardigen van vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige olien of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 6 50.10 kg per jaar of meer; Categorie 9 11. inrichtingen voor het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3 1,5.10 kg per uur of meer; 12. inrichtingen voar het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geevaporiseerde melk of melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan 6 van 55 .10 kg per jaar of meer; 13. inrichtingen vaar het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan 3 van 20.10 kg per uur of meer; 14. inrichtingen voar het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aan-
voorschriften
iwg 2 BIJLAGE INRICHTINGEN WET GELUIDHINDER
Categorieen van in rich tingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163) 3
15.
16.
17.
18.
19.
20 .
zien daarvan van 100.10 kg per uur of meer; inrichtingen vaar het drogen van groenvaer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer; inrichtingen vaar het apslaan of averslaan van veevaeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer; inrichtingen voor het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capa6 cite it ten aanzien daarvan van 2,5.10 kg suikerbieten per dag of meer; inrichtingen vaor het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien 6 daarvan van 5.10 kg per jaar of meer; inrichtingen voor het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer; inrichtingen voor het opslaan of overslaan van granen , meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, mais of derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.10 6 kg per uur of meer;
0.
24.
25.
26.
Categorie 11 21 . inrichtingen voor het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m2 of meer; 22. inrichtingen voor het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een ca6 paciteit ten aanzien daarvan van 1.10 kg per jaar of meer; 23. inrichtingen voor het vervaardigen van: 1°. cement of cementklinker met een ,..~n~:u·"it~it ~~r--~"~"
to.n 6 .~ o
0
2°. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan 3 van 100.10 kg per uur of meer; 3°. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit 3 ten aanzien daarvan van 100.10 kg per dag of meer; 4 glasvezel, glazuren, emailles, glaswal of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 6 5.10 kg per jaar of meer; 5°. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan 3 van 100.10 kg per uur of meer; 6°. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.1,0 6 kg per jaar of meer; inrichtingen vaar het vergassen van steenkoal met een capaciteit ten aan6 zien daarvan van 100.10 kg per jaar of meer; inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten 3 aanzien daarvan van 10.10 kg per uur of meer; inrichtingen voor het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan 3 van 100.10 kg per uur of meer; inrichtingen voor het breken, malen, zeven of drogen van: 10. zand, grand, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel; 2°. kalkzandsteen, kalk; 3° . steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan, met een capaciteit ten aanzien daarvan 6 van 100.10 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is
27.
~~n7ion M~~n/~n ~~o
o~o~o
0
~~~o
•
~o
0
van 100.10 kg per jaar of meer;
bestemmingsplan bedrijvenpark. A 1
op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
voorschriften
iwg 3 BIJLAGE INRICHTINGEN WET GELUIDHINDER
Categorieen van -inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163) Categorie 12 28. inrichtingen voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire nonferrometalen met een capaciteit ten aan6 zien daarvan van 1.10 kg per jaar of meer; 29. inrichtingen waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde materiaal grater is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien 2 daarvan 2000 m of meer bedraagt; 30. inrichtingen waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten 2 aanzien daarvan 2000 m of meer bedraagt; 31. inrichtingen waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak 2 ten aanzien daarvan 2000 m of meer bedraagt; 32. inrichtingen voor het smeden van ankers of kettingen en waar het praductieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 2 m of meer bedraagt; 33. inrichtingen voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aan2 zien daarvan 2000 m of meer bedraagt; 34. inrichtingen voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte
bestemmingsplan bedrijvenpark A 1
productieoppervlak ten aanzien daar2 van 2000 m of meer bedraagt; 35 . inrichtingen voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 6 4.10 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hager is dan 800 k;
Categorie 13 36. inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer; Categorie 14 37. inrichtingefl, voor zover het betreft spoorwegemplacementen met een capaciteit voor het samenstellen van 20 of meer goederenwagons per dag tot treinen of treinonderdelen met gebruikmaking van een of meer locomotieven of van een rangeerheuvel, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is; Categorie 16 38. inrichtingen waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn; 39. inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten 3 aanzien daarvan van 3.10 kg per uur of meer;
Categorie 19 40. inrichtingen of terreinen , geen openbare weg zijnde, waar gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voornereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde, die
voorschriften
iwg4 BIJLAGE INRICHTINGEN WET GELUIDHINDER
Categorieen van inrichtingen, die in be/angrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993,50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163) bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
Categorie 20 41. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer; Categorie 24 42. inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten 6 aanzien daarvan van 50.10 kg per jaar of meer; Categorie 27 43. inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraalof oppervlaktebeluchters met een ca3 paciteit van 120.10 of meer inwonerequivalenten als bedoeld in artikel 19, derde en vierde lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
bestemmingsplan bedrijvenparic A 1
voorschriften
plankaart