Gemeente Lingewaard
Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard Toelichting, regels en analoge verbeelding
Oktober 2013
Kenmerk 1705-01-T02 Projectnummer 1705-01
Toelichting
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
1
2.
Bestaande situatie 2.1. Ligging en begrenzing plangebied 2.2. Historische ontwikkeling 2.3. Huidige stedenbouwkundige opzet 2.4. Bestaand en voormalig gebruik
3 3 4 4 5
3.
Toekomstige situatie 3.1. Algemeen 3.2. Stedenbouwkundige randvoorwaarden herontwikkeling 3.3. Verkeer 3.4. Bedrijvigheid en milieuzonering
4.
Beleid 15 4.1. Europees niveau 15 4.1.1. Het verdrag van Valletta (Malta) 15 4.1.2. Kaderrichtlijn water 15 4.1.3. Conclusie 16 4.2. Rijksbeleid 16 4.2.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 16 4.2.2. Visie erfgoed en ruimte 17 4.2.3. Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) 17 4.2.4. Natuurbeleid 18 4.2.5. Waterbeleid 21 4.2.6. Conclusie 22 4.3. Provinciaal beleid 22 4.3.1. Streekplan Gelderland 22 4.3.2. Ruimtelijke Verordening Gelderland 23 4.3.3. Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties 24 4.3.4. Waterplan Gelderland 2010-2015 26 4.3.5. Gelders Milieuplan 4 26 4.3.6. Conclusie 26 4.4. Regionaal beleid 27 4.4.1. Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020 27 4.4.2. Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) 28 4.4.3. Conclusie 29 4.5. Gemeentelijk beleid 29 4.5.1. Structuurvisie Lingewaard 2012 – 2022 29 4.5.2. Het juiste bedrijf op de juiste plaats, segmentering- dan wel clusteringnotitie (2005) 30
6 6 8 10 12
4.5.3. Vigerende bestemmingsplannen 4.5.4. Prostitutiebeleid 4.5.5. Conclusie
30 31 31
5.
Onderzoeksresultaten 5.1. Inleiding 5.2. Water 5.3. Bodem 5.4. Geluid 5.4.1. Algemeen 5.4.2. Industrielawaai 5.5. Geur 5.6. Stof 5.7. Flora en fauna 5.8. Archeologie 5.9. Luchtkwaliteit 5.10. Externe veiligheid 5.11. Vormvrije mer-beoordeling
32 32 32 34 37 37 38 42 43 45 46 47 48 51
6.
Juridische planbeschrijving 6.1. Algemeen 6.2. Bestemmingsplan 6.3. Plansystematiek 6.4. Regels
53 53 53 53 54
7.
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1. Economische uitvoerbaarheid 7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.2.1. Artikel 3.1.1-overleg
57 57 57 57
1
1.
Inleiding De Bloemenveiling Oost Nederland die op het bedrijventerrein Pannenhuis in Huissen was gevestigd, is begin 2008 gefuseerd met de Veiling Vleuten tot Plantion. Begin 2010 heeft deze onderneming zich in Ede gevestigd. Het vrijkomende perceel is aangekocht door Van Dalen B.V., een onderneming die op een naastgelegen perceel Veilingweg 8 is gevestigd en die haar huidige activiteiten wenst te verplaatsen naar het aangekochte terrein. De perceelsgedeelten die Van Dalen niet nodig heeft, zullen worden verhuurd of verkocht. Inmiddels is een perceel dat grenst aan Nijverheidsstraat 75 verkocht aan de desbetreffende ondernemer, zodat deze zijn bedrijf naar achteren kan uitbreiden. Uit praktische overwegingen is ook het perceel Nijverheidsstraat 75 in het onderhavige plan opgenomen, zodat het gehele bedrijfsperceel in één bestemmingsplan ligt. Bij vergunningaanvragen is zodoende één bestemmingsplanregime van toepassing. Afbeelding 1: Plangebied in groter verband.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
2
Op 22 december 2009 heeft de gemeente Lingewaard een samenwerkingsovereenkomst getekend met dit bedrijf over de herontwikkeling van het Plantionterrein. Deze samenwerkingsovereenkomst is er op gericht om het terrein van 19,3 ha te herontwikkelen. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige en toekomstige activiteiten van Van Dalen in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Omdat de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse uitsluitend een veilingbedrijf toelaten, is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt herzien. De gemeente Lingewaard heeft het voornemen om een verbindingsweg langs het plangebied naar het bedrijventerrein Pannenhuis II aan te leggen. Deze weg is niet in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen omdat de uitvoerbaarheid nog niet verzekerd is. In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
3
2.
Bestaande situatie
2.1.
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein 't Pannenhuis. Pannenhuis I is een onderdeel van dat bedrijventerrein met een netto omvang van 58 hectare. Het plangebied bestaat uit het voormalige veilingterrein en uit het perceel Nijverheidsstraat 75. Het plangebied van het onderhavig bestemmingsplan maakt onderdeel uit van Pannenhuis I en beslaat ongeveer 1/3 van die oppervlakte. Het schaalverschil tussen het veilingterrein en de overige bedrijvigheid is kenmerkend. Pannenhuis heeft een zeer divers aanbod aan bedrijvigheid. Afbeelding 2: Begrenzing plangebied.
De bedrijvigheid bestaat uit grotendeels uit industriële bedrijvigheid, transport-, opslag- en distributiebedrijven en groothandelsbedrijven en volumineuze detailhandel, waaronder diverse autobedrijven. De beeldkwaliteit van het terrein is matig, onder meer doordat er geen eenduidig bebouwingsbeeld is door de uitstraling van de bebouwing, verspringende rooilijnen, onduidelijke parkeersituaties, opslag zichtbaar vanuit het openbaar gebied enzovoort. Op het veilingterrein valt het lage bebouwingspercentage op.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
4
Aan de (noord)oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Veilingweg en door bedrijvigheid en voormalige bedrijfswoningen aan de straat Kamervoort. De zuidoostelijke grens bestaat uit bedrijfspercelen van het bedrijventerrein 't Pannenhuis. De zuidwestgrens wordt gevormd door de Nijverheidsstraat. Het plangebied grenst aan de noordwestkant aan de A-watergang de Leutensche Leigraaf die afwatert op de Linge (ten zuidwesten van het plangebied). De Leutensche Leigraaf betreft een KRW waterlichaam1. De watergang die het plangebied aan de zuiden oostkant begrenst, is een C-watergang.
2.2.
Historische ontwikkeling De Bloemenveiling Oost Nederland (VON) is ontstaan als gevolg van een reeks fusies in de jaren zestig en zeventig. Tussen maart 1973 en september 1974 werd het veilingcomplex van Bloemenveiling Oost Nederland aan de Veilingweg gebouwd. De eerste bloemenveiling vond hier plaats in september 1974. In de periode tot aan de fusie met de Veiling Vleuten begin 2008 en de verhuizing naar Ede begin 2010, zijn de bedrijfsactiviteiten uitgebreid. Daarnaast heeft zich een aantal andere aan het veilingbedrijf gerelateerde bedrijven op het terrein gevestigd, die eveneens naar Ede zijn verhuisd. Het veilingterrein is aangekocht door Van Dalen B.V. ten behoeve van haar bestaande en toekomstige activiteiten in grond-, weg-, en waterbouw, sloop en asbestsanering, op- en overslag van afval, milieustraat en reiniging, beton-, puin- en asfaltrecycling, laad-, los-, en overslag en projectontwikkeling2. Het bedrijf omvat onder meer een milieustraat waar bedrijven en particulieren (gescheiden) kunnen aanbieden. In een later stadium is een deel van het veilingterrein doorverkocht aan derden. Het huidige bedrijf is aan de Veilingweg 8 gevestigd. De activiteiten zijn te kwalificeren als bedrijfsactiviteiten van een bedrijf behorend tot milieucategorie 4.2 van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering (2009). De terreinen van Plantion en Van Dalen grenzen aan elkaar. Door de bedrijfsverplaatsing van Veilingweg 8 naar Veilingweg 16 kan het bedrijf zijn activiteiten op het Bedrijventerrein Pannenhuis verder ontwikkelen. Het bedrijf heeft het voornemen om het grootste deel van het veilingterrein zelf in gebruik te nemen. Voor het overige zal het verder ontwikkeld worden om te verkopen of te verhuren.
2.3.
Huidige stedenbouwkundige opzet Het zogenaamde veilingterrein maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Pannenhuis I. De bebouwing op dit bedrijventerrein bestaat uit bedrijfshallen en kantoorruimte. Daarnaast is een groot deel van het terrein in gebruik als parkeerterrein voor vrachtwagens en personenauto's. Het complex vormt momenteel als het ware een enclave binnen dat bedrijventerrein. Dit komt met name tot uitdrukking doordat de bebouwing in tegenstelling tot de rest van het bedrijventer-
1
2
De Kaderrichtlijn Water (KRW, richtlijn 2000/60/EC) is in 2000 van kracht geworden en heeft als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. De hier genoemde activiteiten zijn uitgangspunt voor de (milieu)onderzoeken (zie hoofdstuk 5).
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
5
rein niet evenwijdig aan maar onder een hoek verdraaid op de weginfrastructuur is gesitueerd. Deze oriëntatie van de bebouwing draagt bij aan de rommelige uitstraling van het terrein. De locatie is goed bereikbaar en ontsloten via de Veilingweg en de Nijverheidsstraat. Van 19,3 ha is slechts circa 37% bebouwd. Dit is voor huidige begrippen een erg laag bebouwingspercentage. Afbeelding 3: Huidig grondgebruik. Type oppervlak Terrein verharding Verhard dak Half verharding Onverhard, groen Water Totaal
2.4.
Oppervlakte (ha) 7,12 7,28 1,70 2,65 0,55 19,30
Bestaand en voormalig gebruik Het veilingterrein deed voornamelijk dienst als handelsdistributiecentrum en was onder meer in gebruik als handel/opslag- en productieruimte van plantmateriaal, alsmede koeling van producten. Daarnaast werden de gebouwen verhuurd en daarnaast periodiek gebruikt voor activiteiten en evenementen. Ook verenigingen maakten met medewerking en toestemming (milieuvergunning) van de gemeente Lingewaard gebruik van de gebouwen. Het complex draagt het karakter van een grootschalig solitair (verouderd) bedrijventerrein, waar aan de randen binnen Pannenhuis I bedrijfswoningen voor medewerkers zijn gebouwd. De keuze van de locatie, de inrichting van het terrein en de vormgeving van de bedrijfspanden zijn destijds gebaseerd op de toenmalige eisen van de veiling. Een aantal gebouwen heeft een beperkte ruimtelijke uitstraling en kwaliteit, omdat het in feite niet meer is dan overdekte buitenruimte. Het terrein is omheind en beveiligd. Bloemenveiling Oost Nederland beschikt verder over een koelhuis (Gladiool, zie afbeelding 5) met een totale inhoud van 28.800 m³ aan koelruimte. Het koelhuis is geschikt voor het koelen van een breed productenpakket inclusief de mogelijkheid van CA-bewaring (Controlled Atmosphere). De afgelopen jaren werden naast het hard fruit (appels en peren) ook andere producten gekoeld zoals bloemen, bomen, bloembollen, zuivel en sappen.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
6
3.
Toekomstige situatie
3.1.
Algemeen Het veilingterrein is aangekocht door Van Dalen B.V., een onderneming in grond-, weg-, en waterbouw, sloop en asbestsanering, op- en overslag van afval, milieustraat en reiniging, beton-, puin- en asfaltrecycling, laad-, los-, en overslag en projectontwikkeling. Dit bedrijf is momenteel al aan de Veilingweg 8 gevestigd en zal zijn activiteiten verplaatsen naar het veilingterrein. Afbeelding 4: Deelgebieden.
De terreinen van Plantion en Van Dalen grenzen aan elkaar (zie afbeelding 4). Zodoende kan dit bedrijf zijn activiteiten ter plaatse verder ontwikkelen. Het bedrijf heeft het voornemen om het
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
7
grootste deel van het veilingterrein zelf in gebruik te nemen. Voor het overige zal het verder ontwikkeld worden om te verkopen of te verhuren. Met name op het noordelijke en het westelijke terreindeel wordt een groot deel van de gebouwen van de voormalige bloemenveiling gehandhaafd. Vooralsnog worden de meeste panden niet, of mogelijk beperkt, verbouwd. In het zuidelijke deel van het veilingterrein zijn enkele (gedateerde) loodsen gesloopt en worden verhardingen aangebracht. Afbeelding 5: Naamgeving gebouwen Veilingterrein in huidige situatie.
In de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Lingewaard en Van Dalen B.V. is opgenomen dat het te herontwikkelen veilingterrein in ieder geval plaats moet kunnen bieden aan de huidige bedrijfsactiviteiten van Van Dalen, zoals momenteel uitgeoefend het perceel Vei-
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
8
lingweg 8. Daarnaast moet het veilingterrein plaats bieden aan een uitbreiding van deze activiteiten. Het in gebruik nemen van een mobiele puinbreker en het realiseren van een milieustraat en afvaloverslagstation (bewerken van afval) moeten via het bestemmingsplan op het veilingterrein mogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt de mogelijkheid om evenementen in de bestaande bebouwing te kunnen organiseren in dit bestemmingsplan ook planologisch vastgelegd. Daarbij mogen er maximaal 45 evenementen op jaarbasis plaatsvinden met maximaal 90 evenementdagen per jaar. Het bezoekersaantal mag niet hoger zijn dan 4.000 bezoekers per dag; op maximaal 10 dagen daarvan zijn maximaal 8.000 bezoekers per dag toegestaan. In hoofdstuk 5 wordt voor een aantal onderwerpen door middel van gericht onderzoek aangetoond dat deze activiteiten vanuit een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Het voormalige veilingterrein kan worden ingedeeld in 2 deelgebieden, te weten noordoost en zuidwest (zie afbeelding 4): Noordoost Van Dalen heeft het voornemen de activiteiten die nu nog plaatsvinden aan de Veilingweg 8, uit te breiden en te verplaatsen naar het noordoostelijke terreindeel, het voormalige veilingterrein. Het gaat daarbij milieudienstverlening (milieustraat), afvalinzameling en -bewerking, op- en overslag van grondstoffen/afvalstoffen/grond, weg- en waterbouwactiviteiten en aannemerij. Op het terrein wordt een tankinstallatie voor het eigen materieel gebouwd. Daarnaast zal gedurende een deel van de tijd puin worden gebroken met een mobiele puinbreker. De verwerkingscapaciteit van deze op te stellen mobiele puinbreker is minder dan 100.000 ton per jaar. Daardoor is sprake van een milieucategorie 4.2 conform eerdergenoemde handreiking. Deze wordt tussen de te verplaatsen respectievelijk inmiddels gesloopte gebouwdelen "Hortensia" en "Zonnebloem" opgesteld. Rondom de breker zullen doorgaans depots van te breken en gebroken puin aanwezig zijn. Voor een deel zal de breker worden afgeschermd met bebouwing. In onafgeschermde richtingen zullen door Van Dalen verplaatsbare schermen worden toegepast. Zuidwest Het zuidwestelijke terreindeel van het plangebied zal worden verhuurd aan derden. De oppervlakte van dit terreindeel bedraagt ruim 5 hectare.
3.2.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden herontwikkeling Gelet op de aard en ligging van het voormalige veilingterrein is er geen aanleiding tot het stellen van bovenmatige kwaliteitseisen. Het streven is om kwaliteit te realiseren en een rommelig beeld te voorkomen door samenhang te creëren tussen de bedrijfsbebouwing onderling en aangrenzende bebouwing. De door de gemeenteraad in 2009 vastgestelde stedenbouwkundige visie (Imoss) heeft betrekking op het oudste deel van Pannenhuis I. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt voor het terrein, dat door Van Dalen in gebruik genomen wordt en het voormalige Cash & Carry center (bestaande bebouwing en herinrichting) en de nog uit te geven kavels. Aan de nog uit te geven kavels worden hogere kwaliteitseisen gesteld, dan aan
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
9
de bestaande gebouwen. Daarbij moet aangesloten worden bij de kleurstelling en bouwstijl van de bestaande bebouwing aan de Nijverheidsstraat. Om het terrein een kwalitatieve impuls te geven zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd. Deze zullen met name gebruikt worden op terreindelen waar herontwikkeling plaatsvindt. Gelet op het huidige relatief lage bebouwingspercentage zal het bebouwde oppervlakte worden geïntensiveerd. Parkeren dient op eigen terrein (ook voor bezoekers) plaats te vinden, waarbij de CROW normering voor weinig stedelijk gebied worden gehanteerd. Op het terrein dient voldoende ruimte te zijn voor een goede en veilige verkeersafwikkeling. Met name aan de Nijverheidsstraat dient te worden voorkomen dat het straatbeeld wordt verstoord door opslag van goederen. Opslag is hier uitsluitend achter die gebouwen toegestaan, zodat dit niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Voor de milieudienstverlening zal een deel van de opslag buiten gebouwen plaatsvinden. De bestaande groen- blauwe randen aan de Kamervoort, Nijverheidsstraat en langs de Leutensche Leigraaf (groenstructuurplan gemeente 2009) dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. De Leutensche Leigraaf dient als A-watergang te worden gerespecteerd met schouw/beheerstrook (zie waterplan). Voor de kavels aan de Nijverheidsstraat geldt nog een aantal aanvullende eisen gelet op het feit dat de bedrijfspercelen hier aan het openbaar gebied grenzen en derhalve zichtlocaties zijn. Het is daarom gewenst dat er representatieve fronten naar de Nijverheidsstraat worden gerealiseerd, waarbij de voorgevel in de rooilijn wordt gebouwd. Accenten in de gevel dienen deel uit te maken van de architectuur van het hoofdvolume en mogen niet voor de rooilijn liggen. Bebouwing dient minimaal 2,5 meter uit zijwaartse perceelsgrenzen te worden gerealiseerd, waarbij minimaal 70% van de kavelbreedte aan de straatzijde wordt gebouwd. Parkeren geschiedt op eigen terrein, maar bij voorkeur naast of achter de (hoofd)bebouwing. Daarnaast heeft het de voorkeur om de onbebouwde ruimte zoveel mogelijk in te richten met een open verhardingsstructuur. o
Nieuwe gebouwen krijgen platte, licht hellende daken tot 15 of licht gebogen daken. Eventuele kantoorgebouwen/showrooms wordt opgenomen in het bedrijfsgebouw. Deze functies mogen zich qua materiaal onderscheiden. Het heeft de voorkeur om materialen met een soortgelijke uitstraling toe te passen en enigszins terughoudend met reclame-uitingen om te gaan. Het beeld van de bedrijfsbebouwing is lineair, met een horizontale gevelindeling aan de straatzijde. De bouwhoogte bedraagt 6 tot 15 meter. Indien er hekwerken worden gebouwd als erfbegrenzing hebben deze een maximale hoogte van 4 meter. Ook bij de hekwerken draagt een meer eenduidige vormgeving bij aan een rustiger straatbeeld. Een bedrijfskavel heeft in principe niet meer dan twee erftoegangen. Het heeft echter de voorkeur erftoegangen van verschillende bedrijven te combineren.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
10
3.3.
Verkeer Bedrijfsactiviteiten Het gebied wordt ontsloten vanaf de Karstraat via de Nijverheidsstraat en de Veilingweg. Vooralsnog is er geen ontsluiting in zuidoostelijke richting. De gemeente Lingewaard heeft wel het voornemen om een verbindingsweg langs het plangebied naar het bedrijventerrein Pannenhuis II aan te leggen. Deze weg is niet in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor zal te zijner tijd een separate planologische procedure worden doorlopen. De toename van de verkeersintensiteit is ontleend aan het onderzoek luchtkwaliteit (zie paragraaf 5.9). In overleg met Van Dalen wordt uitgegaan van 480 bezoekende vrachtwagens per werkdag. Voor personenwagens wordt uitgegaan van dezelfde aantallen. Voor de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven op terreindeel 'zuidwest' is aangesloten bij CROW-publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden – vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer, oktober 2007). Uit deze publicatie volgt dat voor een gemengd bedrijventerrein de verkeersaantrekkende werking als volgt bedraagt: 170 personenvoertuigbewegingen per netto hectare bedrijventerrein per werkdagetmaal; 44 vrachtwagenbewegingen per netto hectare bedrijventerrein per werkdagetmaal, onderverdeeld in 41% licht vrachtverkeer en 59% zwaar vrachtverkeer. De totale verkeersaantrekkende werking van circa 5 hectare bedrijventerrein bedraagt derhalve circa 850 personenvoertuigbewegingen per werkdagetmaal en circa 220 vrachtwagenbewegingen per werkdagetmaal (41% middelzwaar vrachtverkeer, 59% zwaar vrachtverkeer). Daarbij is aangenomen dat het verkeer van en naar Van Dalen gebruik maakt van de entree aan de Veilingweg en dat het verkeer van en naar de bedrijven op het terrein 'zuidwest' gebruik maakt van de Nijverheidsstraat. Vervolgens zal het extra verkeer over de Veilingweg en de Nijverheidsstraat zich verder verdelen over beide richtingen van de Karstraat. De netto toename van de verkeersintensiteit als gevolg van de planontwikkeling in dit bestemmingsplan minus het verkeer naar de veiling is op de Veilingweg 1.205 motorvoertuigen per etmaal, op de Nijverheidsstraat 355 motorvoertuigen per etmaal en op de Karstraat 780 motorvoertuigen per etmaal. Evenementen In verkeersonderzoek dat eind 2011 is uitgevoerd in verband met de mogelijke vestiging van Expo Gelderland in het plangebied is de verkeerssituatie vergeleken met de periode dat de Bloemenveiling Oost Nederland ter plaatse was gevestigd. Naast de veilingactiviteiten werd het terrein destijds ook gebruikt ten behoeven markten en evenementen. De veiling was een dagelijkse activiteit (iedere doordeweekse dag), markten en evenementen kwamen minder vaak voor.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
11
Uit een vergelijking met de verkeersaantrekkende werking van evenementen ten tijde van de voormalige veiling met die van Expo Gelderland blijkt dat de evenementen tot 4.000 bezoekers van Expo Gelderland wat verkeersprofiel betreft sterk lijken op de markten en evenementen die in het verleden werden gehouden. Uit verkeersberekeningen is gebleken dat het huidige wegennet buiten de spits over voldoende capaciteit beschikt om verkeer van en naar het Veilingterrein te verwerken, mits: verkeersregelaars worden ingezet; verkeer van en naar het veilingterrein buiten de ochtend- en avondspits rijdt; geen sprake is van geconcentreerde aankomst- en/of vertrektijden. Voor de evenementen zullen in de omgevingsvergunning en via een Vervoersplan eisen worden gesteld aan de begin- en eindtijden van de evenementen. Door deze maatregelen wordt voorkomen dat verkeer van en naar het Veilingterrein zich mengt met het spitsverkeer op het lokale en regionale wegennet. Indien op het terreindeel waar de evenementen worden gehouden, vergelijkbare bedrijvigheid als op de rest van Pannenhuis I (logistiek en gemengde bedrijvigheid) zou worden gevestigd, bedraagt de verkeersproductie daarvan circa 2.200 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Bij logistieke/gemengde bedrijvigheid ligt het aandeel vrachtverkeer echter hoger (minstens 20%). De verkeersproductie van een evenement met 4.000 bezoekers bedraagt circa 4.000 motorvoertuigbewegingen. Dit aantal is derhalve hoger dan de verkeersproductie van logistieke/gemengde bedrijvigheid. Daar staat tegenover dat evenementen gemiddeld twee dagen per week plaatsvinden, terwijl logistieke bedrijvigheid vijf dagen per week in bedrijf is. Voor parkeren is onderscheid gemaakt tussen evenementen met maximaal 4.000 bezoekers per dag en evenementen met maximaal 8.000 bezoekers per dag. Gemiddeld komt evenementenbezoek met 2,5 personen / auto. In het onderzoek is gerekend met 2 personen / auto. Gemiddeld is maximaal 70% van de bezoekers gelijktijdig aanwezig (bron: CROW). Dat betekent dat 1 parkeerplaats meer dan eens per dag gebruikt wordt. 70% van 2.000 auto’s betekent een parkeerbehoefte van 1.400 parkeerplaatsen. Er zijn 1.875 parkeerplaatsen beschikbaar. Derhalve zijn er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar voor evenementen tot 4.000 bezoekers per dag. Bij grote evenementen met 8.000 bezoekers, wordt aanvullend via een op te stellen vervoersplan op maat, geregeld dat de helft van de gasten met shuttlebussen naar het terrein komen. Daarvoor hoeven derhalve op het terrein zelf geen parkeerplaatsen beschikbaar te zijn. Wel moet er op deze dagen (maximaal 10 per jaar) voldoende ruimte op het terrein aanwezig zijn, om de bussen naar de entree van het evenemententerrein te laten rijden. Vervolgens rijden de bussen weer weg, om de volgende groep mensen op te halen. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn er geen belemmeringen om het houden van evenementen ook in de toekomst mogelijk te maken. Het verdient wel aanbeveling om in de voorschriften bij de omgevingsvergunning voor evenementen vast te leggen dat voor die evenementen tijdig een vervoersplan op maat wordt opgesteld waarin de wijze van inzet van onder andere busvervoer en politie-inzet wordt beschreven.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
12
3.4.
Bedrijvigheid en milieuzonering Algemeen In het bestemmingsplan staat het begrip "een goede ruimtelijke ordening" centraal. Ook het milieubeleid beoogt handhaving en bevordering van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Om dit te realiseren wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Milieuzonering heeft twee doelen: het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Milieuzonering heeft met name betrekking op milieuaspecten die een ruimtelijke dimensie hebben, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Om de gemeenten een handreiking te bieden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld, die voor het eerst in 1986 verscheen en voor het laatst in 2009 geactualiseerd. Voor dit bestemmingsplan zijn de richtafstandenlijst en omgevingstypen belangrijkste bouwstenen van milieuzonering: richtafstandenlijst In de richtafstandenlijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. De categorie 1 staat voor de laagste potentiële milieubelastingen en de categorie 6 staat voor de hoogste potentiële milieubelasting. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. Bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie. omgevingstype Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is onder meer afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het uitgangspunt van de VNG handreiking is dat de gemeente deze gemotiveerd toepast. Het is een hulpmiddel, maar het legt niet vast wat wel en wat niet is toegestaan. Een gemeente dient
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
13
zelf zorgvuldig af te wegen, te bepalen en te motiveren welke functies en activiteiten zij in een bepaald gebied toelaatbaar acht en welke Staat van Bedrijfsactiviteiten zal worden toegepast, zodat maatwerk en flexibiliteit voor een plangebied ontstaat. In het algemeen wordt daarom vanuit gegaan dat bedrijfswoningen op een bedrijventerrein een specifiek woningtype zijn waarbij minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Voor deze woningen kan worden uitgegaan van een hogere toegestane milieubelasting dan voor reguliere woningen. Bovendien is milieuzonering niet zonder meer van toepassing op bestaande situaties, die historisch gegroeid zijn. In dergelijke situaties kan de richtafstandenlijst niet blindelings worden gebruikt, maar is maatwerk nodig. Het plangebied Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op het voormalige veilingterrein. Ter plaatse zijn jarenlang bedrijfsactiviteiten uitgeoefend (op- en overslag van goederen enzovoort zie paragraaf 2.4) op een eveneens al jarenlang bestaand industrieterrein Pannenhuis I. Er is derhalve sprake van een bestaand bedrijventerrein. De gemeente Lingewaard heeft in de samenwerkingsovereenkomst aangegeven dat zij de bedrijvenbestemming wenst te continueren en de hervestiging van de huidige en toekomstige activiteiten van het bedrijf van Dalen onder een aantal voorwaarden wil faciliteren. In de directe omgeving van het plangebied is een aantal (bedrijfs)woningen aanwezig. Gebiedstypering Veilingterrein Om een milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig, zodat het omgevingstype kan worden bepaald. Het veilingterrein is onderdeel van een reeds lang bestaand bedrijventerrein Pannenhuis I. Het veilingterrein is grotendeels bestemd voor "Tuinbouwveiling". Veilingen voor landbouw- en visserijproducten (SBI 82991) behoren volgens de handreiking tot milieucategorie 4.1. Hierdoor is de milieubelasting van de voormalige veiling juridisch planologisch geformaliseerd. Aan de Veilingweg 8, de huidige locatie van Van Dalen, is op dit moment een vuiloverslagstation (milieucategorie 4.2) aanwezig. Deze activiteiten zijn daar op grond van het vigerende bestemmingsplan juridisch planologisch mogelijk. Feitelijke situatie In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de VNG-handreiking en is een Staat van bedrijfsactiviteiten als bijlage bij de planregels opgenomen. Op grond van die handreiking is een beoordeling gemaakt van de bestaande en toekomstige activiteiten van Van Dalen. Het vuiloverslagstation zal worden verplaatst en in het onderhavige plangebied mogelijk worden gemaakt. Op het terrein zal ook een mobiele puinbreker worden toegestaan die eveneens behoort tot categorie 4.2 van die handreiking. Gelet op het feit dat de afstand tussen het plangebied en de (bedrijfs)woningen in de directe omgeving korter is dan de aangegeven richtafstanden, zijn de beoogde bedrijfsactiviteiten niet
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
14
zonder meer mogelijk. Door gemotiveerde toepassing van en rekening houdend met de handreiking is het mogelijk de bestaande en toekomstige activiteiten van Van Dalen toe te laten. Omdat de bedrijfsactiviteiten zullen worden uitgevoerd in (reeds lang bestaande) bedrijfshallen worden mogelijke milieu-invloeden (geluid, geur, stof, enzovoort) naar buiten (industrieterrein met bedrijfswoningen) beperkt en zijn deze activiteiten uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar. Dat geldt ook voor de mobiele puinbreker. Deze zal op ruime afstand van de aanwezige bedrijfswoningen worden gesitueerd en worden afgeschermd door bebouwing, depots en grondwallen. Uit onderzoek (zie paragraaf 5.4) blijkt dat het deze situering uit akoestisch oogpunt geen knelpunten oplevert. Verspreiding van stof kan -voor zover nodigdoor sproeivoorzieningen worden beperkt. Voor de voorgenomen bedrijfsactiviteiten is ook een milieuvergunning vereist, waarmee in het concrete geval milieunormen worden gesteld. Het bestemmingsplan geeft de kaders aan waarbinnen de gewenste activiteiten ruimtelijk kunnen plaatsvinden. Uit de onderzoeken dient te blijken dat de activiteiten uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kunnen worden uitgevoerd en dat hiervoor een milieuvergunning kan worden verleend. In de StructuurvisiePlus van de gemeente Lingewaard (zie paragraaf 4.5.1) is het plangebied aangewezen als bedrijventerrein. Met het oog hierop zijn (bedrijfs)activiteiten op het gebied van landbouw, horeca, onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke en religieuze voorzieningen, sport enzovoort zijn niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Grootschalige detailhandel (GDV) is niet toegestaan, perifere detailhandel (PDV) is wel toelaatbaar.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
15
4.
Beleid
4.1.
Europees niveau
4.1.1. Het verdrag van Valletta (Malta) Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen. De waarden kunnen niet geheel naar eigen inzicht tegen andere aspecten worden afgewogen. 4.1.2. Kaderrichtlijn water De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn: De vervuiler betaalt De gebruiker betaalt Na 2000 geen achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van het water Resultaatsverplichting in 2015 Stroomgebiedsbenadering) Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
16
heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen. De KRW is een van de uitgangspunten geweest bij het opstellen van de watertoets (zie paragraaf 5.2). 4.1.3. Conclusie De Europese regelgeving is vertaald in de Nederlandse wetgeving. Het beleid levert geen belemmeringen op voor de herontwikkeling van het veilingterrein.
4.2.
Rijksbeleid
4.2.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland op de middellange termijn (2028) en heeft daarvoor drie doelen geformuleerd: het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
17
Waterlinie). Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Een van die nationale belangen is een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. Een daarvan is Arnhem-Nijmegen. Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. 4.2.2. Visie erfgoed en ruimte In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Deze wijziging verplicht gemeenten nu om het aspect cultureel erfgoed expliciet mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. In de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek wordt een onderscheid in de fysieke omgeving gemaakt tussen de cultuurhistorie in de ondergrond en de bovengrond: het bodemarchief; het bouwkundig erfgoed (gebouwen en structuren); het cultuurlandschap. Uit de gemeentelijke beleidskaart blijkt dat een deel van het plangebied een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. In verband daarmee zijn voor het plangebied archeologische dubbelbestemmingen opgenomen (zie paragraaf 5.8). In het plangebied is geen bouwkundig erfgoed aanwezig. Het plangebied is al decennia in gebruik als bedrijventerrein. Uit het cultuurlandschappelijk oogpunt heeft het geen bijzondere waarden. 4.2.3. Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid', beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen. Want met de huidige manier van produceren en consumeren schuiven we nog steeds onze milieulasten door naar anderen. Deze nota gaat uit van doelstellingen voor 2030 - 'gezond en veilig leven in een aantrekkelijke omgeving te midden van vitale natuur, zonder biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbron-
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
18
nen uit te putten' - en beschrijft welke maatregelen nodig zijn om deze te bereiken. Het oplossen van zeven hardnekkige milieuproblemen (verlies biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen voor gezondheid en externe veiligheid, aantasting leefomgeving en mogelijk onbeheersbare risico's) staat centraal: De oplossingen om de genoemde milieuproblemen aan te pakken en de genoemden ambities te bereiken zijn: Systeeminnovatie naar duurzaamheid Transitie naar een duurzame energiehuishouding; Transitie naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen; Transitie naar een duurzame landbouw. Beleidsvernieuwing stoffen Beleidsvernieuwing externe veiligheid; Beleidsvernieuwing milieu en gezondheid; Vernieuwing van het milieubeleid voor de leefomgeving. Voor bedrijventerreinen betekent dit dat gestreefd moet worden naar intensief ruimtegebruik, duurzame inrichting en duurzaam beheer. De herstructurering levert een bijdrage aan deze doelstelling. 4.2.4. Natuurbeleid Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur In de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, NBL-21) wordt het beleid voor de komende tien jaar geschetst. Deze nota draagt bij aan een meer samenhangend natuurbeleid en vervangt vier groene nota's (Natuurbeleidsplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch plan van aanpak biodiversiteit). Verder biedt de nota het kader voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in onder meer landbouw, visserij, toerisme en water. Ecologische Hoofd Structuur De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft en bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. In deze gebieden mogen in principe geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden. De Linge die ten zuiden van het bedrijventerrein Pannenhuis ligt maakt onderdeel uit van de EHS. Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 in werking getreden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De Natuurbeschermingswet 1998 is gericht op de bescherming van specifiek aangewezen gebieden ten behoeve van specifieke instandhoudingsdoelen, die worden vastge-
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
19
legd in de aanwijzingsbesluiten van deze zogenaamde Natura-2000 gebieden. Handelingen binnen beschermde gebieden die de wezenlijke kenmerken van het gebied aantasten zijn in principe verboden en worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan, 'Nee-tenzij'. Bij ruimtelijke ingrepen in de nabije omgeving van de beschermde gebieden wordt bepaald in hoeverre de externe werking van de ingreep een effect heeft op het beschermde gebied. Vogelrichtlijn De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst. De oevers van de Nederrijn ten noorden van het plangebied maken onderdeel uit van het Natura 2000-gebied "Gelderse Poort". Voor dit gebied is een ontwerp-besluit genomen. Dit gebied heeft derhalve nog geen officiële status. De oevers zijn in het ontwerp-besluit aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn. De kortste afstand tussen het plangebied van dit bestemmingsplan en dit Vogelrichtlijngebied bedraagt ruim 2 kilometer. Aangezien in het tussenliggende gebied glastuinbouwbedrijven en de bebouwde kom van Angeren liggen, zijn van de herontwikkeling van het veilingterrein geen negatieve gevolgen voor de aanwezige vogelsoorten te verwachten. Habitatrichtlijn De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones. Het plangebied is niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn. De zuidelijke oever van de Nederrijn maakt wel onderdeel uit van het ontwerpbesluit dat betrekking heeft op het Habitatgebied "Gelderse Poort". Net als voor de Vogelrichtlijn geldt dat tussen het veilingterrein en die oever glastuinbouwbedrijven en de bebouwde kom van Angeren liggen en dat de nieuwe functies geen negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Habitatrichtlijn.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
20
Afbeelding 6: Speciale beschermingszones in Nederland.
Flora- en Faunawet Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waar deze richtlijnen betrekking op hebben. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). In verband daarmee heeft de gemeente een inventarisatie laten verrichten teneinde duidelijk te krijgen welke ecologische waarde het plangebied vertegenwoordigt. De resultaten zijn weergegeven in paragraaf 5.7 van deze toelichting.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
21
4.2.5. Waterbeleid Nationaal bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW 2003) is samen met provincies, waterschappen en gemeenten, het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. Daarbij is vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken. Aanleiding voor het akkoord vormen de structurele veranderingen die zich voordoen in de aard en omvang van de nationale waterproblematiek. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. Kern van die aanpak is dat water meer ruimte zal moeten krijgen voordat het die ruimte zelf neemt. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen van de dijken en het verminderen van wateroverlast door piekbuien door het hebben van "droge voeten". Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan duurzame ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. Het rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben op 25 juni 2008 het Nationaal Bestuursakkoord Water-Actueel ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. Nationaal Waterplan (2009) In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Watertoets In een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening een waterparagraaf te worden opgenomen. Het doel van deze 'watertoets' is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
22
en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.2. 4.2.6. Conclusie Herstructurering van bedrijventerrein past binnen de uitgangspunten van het nationaal ruimtelijke beleid. In het kader van de regelgeving op het gebied van water en natuur is onderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn geen beperkingen voor de beoogde herstructurering naar voren gekomen.
4.3.
Provinciaal beleid
4.3.1. Streekplan Gelderland Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening kent geen streekplannen meer, maar een structuurvisie, met een zelfbindende werking. Dat wil zeggen dat ze geen juridische status hebben en geen rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijke plannen. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Op de streekplankaart is Gelderland onderverdeeld in een 'groenblauw' raamwerk, een 'rood' raamwerk en een multifunctioneel gebied. Afbeelding 7: Fragment streekplankaart ' Beleidskaart Ruimtelijke Structuur'.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
23
Afbeelding 8: Fragment streekplankaart 'Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling'.
Op de streekplankaart 'Ruimtelijke Structuur' ligt het veilingterrein binnen het rode raamwerk. Het plangebied heeft de aanduiding '(Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN bebouwd gebied 2000'. Op de plankaart 'Ruimtelijke Ontwikkeling' ten zuiden van het plangebied is een 'Tracé in onderzoek' om de A15 door te trekken richting de A12. 4.3.2. Ruimtelijke Verordening Gelderland In Ruimtelijke Verordening Gelderland die op 15 december 2010 door Provinciale Staten is vastgesteld, stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Afbeelding 9: Fragment kaart verstedelijking (Ruimtelijke Verordening Gelderland).
Op de kaart 'Verstedelijking' die bij de verordening hoort, is het plangebied aangegeven als bestaand bebouwd gebied. Op grond van artikel 2.2 van deze verordening is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
24
4.3.3. Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties In het streekplan Gelderland was aangekondigd dat een uitwerking zou worden gemaakt voor de programmeringsopgave bedrijventerreinen. Voortschrijdend inzicht en nieuwe ontwikkelingen hebben geleid tot een aanpassing van het beleid. Maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap en de ervaring dat langs alle wegen een zelfde soort bedrijventerreinen ontstaan. Daarnaast is maatschappelijk grote onrust over de klimaatverandering. De Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties die op 30 juni 2010 door Provinciale Staten is vastgesteld, beoogt meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zoveel mogelijk klimaatneutraal opereren. De hoofddoelstelling van deze structuurvisie is tweeledig: de provincie wil voldoende terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven, dat is van belang voor de Gelderse economie. Tegelijkertijd wordt gestreefd naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn. De verantwoordelijkheid voor planning, locatiekeuze, herstructurering van bestaande en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen is en blijft een taak van de samenwerkende gemeenten. Uitgangspunt is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen, voordat er nieuwe worden ontwikkeld. De gevraagde ruimte voor bedrijventerreinen dient echter zo veel mogelijk te worden opgevangen op de bestaande bedrijventerreinen. Hierbij dient de SER-ladder als ondersteuning van een zorgvuldige afweging van het ruimtegebruik. De SER-ladder is een denkmodel van de Sociaal Economische Raad waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend. Daarbij ligt het accent op herstructurering en revitalisering boven de aanleg van nieuwe terreinen. Toch zijn ook nieuwe terreinen noodzakelijk. Het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen vindt deels plaats omdat bedrijven zich om verschillende redenen niet meer thuis voelen op hun oude vestigingsplek. De provincie hanteert echter het uitgangspunt dat bedrijven zo lang mogelijk op de bestaande locatie moeten kunnen functioneren. Bij verhuizingen spelen een aantal redenen een rol. Het kan te maken hebben met een gebrek aan kwaliteit op de bestaande locaties, een slechte bereikbaarheid van het terrein, er is geen uitbreidingsmogelijkheid, er is geen milieuruimte, de uitstraling van het terrein past niet bij het imago van het bedrijf of een combinatie van al deze factoren. Voorkomen moet worden dat op de achtergelaten locaties panden langdurig leeg komen te staan of worden ingevuld met laagwaardiger bedrijfsfuncties. Na het vertrek van bedrijven komen terreinen daarmee in een negatieve spiraal terecht. Periodieke monitoring van de leegstand op bedrijventerreinen is dan ook van groot belang. Hierbij worden twee ongewenste ontwikkelingen gesignaleerd: de bestaande terreinen verliezen kwaliteit en de aanleg van nieuwe terreinen onttrekt kostbare ruimte voor andere functies. Om dit tegen te gaan geven we nieuwe impulsen aan kwaliteitsverbetering van de bestaande locaties. De uitleg van terreinen kan niet los worden gezien van de opgave voor herstructurering. Inkomsten die worden verwor-
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
25
ven met de aanleg van nieuwe terreinen zullen voor een belangrijk deel moeten worden aangewend voor de herstructureringsopgave van de bestaande locaties. Een bovengemeentelijke uitvoeringsstrategie is hiervoor nodig. Voor de bestaande terreinen dient maatwerk te worden geleverd om deze met verschillende kwaliteiten te (her)ontwikkelen. Vooral in de herstructurering3 van bestaande terreinen moet kwaliteit prioriteit krijgen. Juist voor de bestaande locaties is meer aandacht nodig. Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en een goed perspectief tot bedrijfsontwikkeling. Een te snelle veroudering van terreinen heeft nadelige gevolgen voor de economische ontwikkeling van regio's en steden. Bedrijven lijden onnodig omzetverlies en mogelijk imagoschade en worden daardoor soms gedwongen te verhuizen naar locaties buiten de regio. De zorg voor de kwaliteit op de bestaande locaties wordt daarom geïntensiveerd. Dat begint bij een goed en zorgvuldig beheer. In de gevallen waar onderhoud en beheer te kort schieten om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken moeten grootschalige ingrepen in de vorm van revitalisering of herstructurering plaatsvinden. De regio's hebben in hun EPO's allen een herstructureringsopgave geformuleerd. Het veilingterrein is het grootste bedrijventerrein dat in 2009 is vrijgekomen in Gelderland. Herstructurering van dit terrein past binnen de hierboven genoemde herstructureringsopgave om leegstand en verpaupering te voorkomen. In het Gelders coalitieakkoord 2007-2011 is met betrekking tot het voorgaande aangegeven dat de sluipende verrommeling van het landschap dient te worden tegengegaan. Specifiek ten aanzien van bedrijventerreinen is in het collegeakkoord aangegeven dat ingezet wordt op het benutten van bestaande bedrijventerreinen. Vervolgens wordt prioriteit gegeven aan revitalisering en pas daarna aan uitbreiding en aanleg van nieuwe terreinen. Bij dit laatste wordt ingezet op intergemeentelijke samenwerking. Duurzaamheid, parkmanagement en bereikbaarheid zijn basisvoorwaarden voor provinciale bijdragen aan de revitalisering. GS geven aan dat zij de regio's nadrukkelijk willen aanspreken om voldoende ruimte te zoeken voor milieuhinderlijke bedrijven (vanaf categorie 3). Het onderhavige bestemmingsplan beoogt dit mogelijk te maken en voldoet derhalve aan deze doelstelling. Bij een onvoldoende voortvarende aanpak maken GS gebruik van de mogelijkheid om zelf een inpassingsplan vast te stellen. De in het Gelderse Coalitieakkoord geformuleerde herstructureringsopgave voor de huidige beleidsperiode bedraagt circa 1.000 hectare. Hierbij kiest de provincie voor een samenhangende aanpak bestaande uit de volgende drie sporen: Een sterkere provinciale regie op regionale samenwerking waarbij een koppeling wordt gemaakt tussen de uitleg van nieuwe en het opknappen van bestaande terreinen;
3
Herstructurering wordt daarbij als volgt gedefinieerd: "Onder herstructurering wordt de revitalisering van een bedrijventerrein verstaan, met forsere ingrepen in verkaveling en/of bedrijfsgebouwen, maar met behoud van de economische functie alsmede de herprofilering met forsere ingrepen in verkaveling en /of bedrijfsgebouwen met verandering van de economische functie".
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
26
Een bundeling van middelen door het opstellen van een regionale investeringsagenda herstructurering bedrijventerreinen, en; Een efficiëntere marktgedreven uitvoering van herstructurering. Subsidie vormt een belangrijk instrument om de doelstellingen van het beleid te kunnen realiseren. Het is met name van belang voor de herstructurering van bedrijventerreinen. Maar daarnaast is het een wezenlijk instrument om op een positieve wijze een goede regionale samenwerking tussen gemeenten te stimuleren. 4.3.4. Waterplan Gelderland 2010-2015 Het Waterplan Gelderland 2010-2015 dat op 11 november 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, is de opvolger van het huidige derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Zonder water zou Gelderland er minder aantrekkelijk uitzien. Maar water is niet alleen mooi, tegen een overvloed ervan willen we beschermd worden. Natuurlijk is er ook voldoende schoon water nodig om te drinken, te recreëren, voor de industrie, de landbouw en de natuur. In het ontwerp Waterplan Gelderland 2010-2015 staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. 4.3.5. Gelders Milieuplan 4 Het Gelders Milieuplan 4 is gebaseerd op de Wet milieubeheer en beschrijft de hoofdlijnen van het Gelderse milieubeleid. Het bevat het provinciale beleid voor het verder verbeteren van de milieukwaliteit in Gelderland in de periode september 2010 tot en met december 2012. Dit milieuplan biedt een totaalbeeld van het Gelderse milieubeleid dat is uitgewerkt in zeven milieuthema's Lucht, Geluid, Bodem, Externe veiligheid, Natuur en biodiversiteit, Klimaat en Verantwoordelijkheid voor duurzaamheid. In het Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen. 4.3.6. Conclusie Ook binnen het provinciaal ruimtelijk en economisch beleid heeft herstructurering van bedrijventerreinen de prioriteit boven aanleg van nieuwe terreinen. Voor zover noodzakelijk zijn er voor de sectorale aspecten onderzoeken uitgevoerd. Dit onderzoek heeft niet geresulteerd in beperkingen voor de herstructurering.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
27
4.4.
Regionaal beleid
4.4.1. Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020 Het Regionaal Plan (RP) 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem Nijmegen vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem Nijmegen op 27 februari 2007 goedgekeurd. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Met het Regionaal Plan zet de stadsregio in op het gezamenlijk uitvoeren van tien strategische projecten die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de regio. Deze Top 10 vormt de agenda voor de stadsregio voor de komende jaren: 1. De (inter)nationale positie van de stadsregio versterken door verbetering van de aansluiting op Europese infrastructuurnetwerken (weg, spoor en water). 2. Het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren door bus, trein en aanvullend openbaar vervoer optimaal op elkaar af te stemmen. 3. Stedelijke ontwikkeling stimuleren rond plekken waar meerdere vormen van (openbaar) vervoer bij elkaar komen, dat wil zeggen daar waar overstap- en verblijfsmomenten ontstaan. 4. Het regionale vestigingsklimaat stimuleren door herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen. 5. Het regionale vestigingsklimaat versterken door het stimuleren van innovatieve, creatieve economische activiteiten. 6. Het profileren van de regio in (inter)nationaal verband door het versterken van het grootstedelijk klimaat van de steden Arnhem en Nijmegen. 7. De eigenheid en identiteit van dorpen versterken door de ontwikkeling van dorpen te laten aansluiten op de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur. 8. De ontwikkeling van een regionaal landschapspark, met daar doorheen een fijnmazig regionaal netwerk van recreatieve routes. 9. De kwaliteit van de grote natuurgebieden in de regio verbeteren en het tot stand brengen van ecologische verbindingen tussen die gebieden. Daarnaast het aanleggen van een aantal specifieke groengebieden in en rondom de stad. 10. De relicten en monumenten uit het cultuurhistorische verleden van de regio zichtbaar en beleefbaar maken. In het Regionaal Plan heeft de stadsregio ruimte opgenomen voor de uitbreiding van regionale bedrijventerreinen (zie punt 4) die ontwikkelt dienen te worden op basis van de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij het bepalen van het te realiseren oppervlak in deze nieuwe uitleglocaties is gebruik gemaakt van de SER-ladder: allereerst verdichting, hergebruik en revitalise-
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
28
ring en pas daarna uitbreiding. Door de behoefte aan uitbreiding te koppelen aan intensivering van bestaande terreinen kan het aantal hectare te reserveren bedrijventerrein worden beperkt. Pannenhuis I is op de beleidskaart bij het RP aangegeven als bestaand bedrijventerrein. Revitalisering van het veilingterrein past uiteraard binnen de doelstelling van verdichting, hergebruik en revitalisering. In zijn vergadering van 24 oktober 2013 heeft de Stadsregioraad besloten dat het veilingterrein de status van regionaal bedrijventerrein krijgt voor uitgifte tot en met milieucategorie 4.2. Zodra het onderhavig bestemmingsplan onherroepelijk is, wordt het veilingterrein beschouwd als uitgeefbaar en als zodanig opgenomen in het IBIS en het RPB. 4.4.2. Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) In het kader van de voorbereiding van de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties had de Provincie Gelderland elke regio gevraagd een Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) op te stellen omdat Regio's een belangrijke rol spelen bij het vaststellen en realiseren van de doelen uit de structuurvisie. Hierin worden afspraken omtrent (her)ontwikkeling en programmering van bedrijventerreinen in de regio vastgelegd. De stadsregio heeft een hoge economische ambitie, die zich in de komende jaren zal uitwerken in de regionale economie en van invloed zal zijn op de toekomstige vraag naar bedrijventerreinen. De stadsregio gaat er vanuit dat er sprake is van extra ruimtevraag omdat: de stadsregio economisch kerngebied van Gelderland is; de stadsregio groeit, ook in bevolkingsaantal nog door tot 2020 (dit in tegenstelling tot enkele andere Gelderse regio's); extra bedrijvigheid en extra werkgelegenheid ontstaat door doortrekking A15 tot aan de A12 bij Zevenaar; de regio een overloopfunctie heeft vanuit de Randstad; de stadsregio wordt erkend als logistieke hotspot; er extra (beleidsmatige- en acquisitie-)inspanningen en investeringen worden gedaan in kansrijke clusters vanuit de economische agenda van de stadsregio; er bovenregionale marketing en acquisitie-inspanningen plaatsvinden; extra ruimtevraag is door thematische bedrijventerreinen; er een forse transformatieopgave bekend is voor de regio. Als gevolg van de hoge economische ambitie heeft de stadsregio de verwachting dat de vraag naar ruimte in de komende jaren zal uitstijgen boven de vraagraming van het TM scenario zoals dat door de provincie wordt gehanteerd. De stadsregio gaat uit daarom uit van het 'TM+ scenario'. De stadsregio wil de planningsopgave die voortkomt uit het TM+ scenario vooral gebruiken als een leidraad en benadrukt dat gemeenten en stadsregio sturen op het aanbieden van voldoende ruimte van de juiste kwaliteit om te kunnen ondernemen (dit is immers niet voor elk bedrijf hetzelfde). Dat wil zeggen dat de stadsregio het te voorbarig vindt om nu al plannen te schrappen, maar zeer zeker wel van mening is dat overaanbod voorkomen dient te worden. De stadsregio wil dan ook de ontwikkelingen van vraag en aanbod blijvend monitoren en de resultaten daarvan gebruiken bij het faseren van zachte plannen.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
29
4.4.3. Conclusie Het regionale economische beleid stimuleert herstructurering van bedrijventerrein. De onderhavige ontwikkeling veilingterrein past uiteraard binnen deze doelstelling.
4.5.
Gemeentelijk beleid
4.5.1. Structuurvisie Lingewaard 2012 – 2022 De gemeenteraad heeft op 31 mei 2012 de Structuurvisie Lingewaard 2012 – 2022 vastgesteld. De structuurvisie beschrijft op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente en geeft de hoofdlijnen van de voorziene en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Lingewaard voor de komende tien jaren weer. Daartoe zijn een aantal ruimtelijke opgaven geformuleerd waaraan de komende tien jaren wordt gewerkt. De structuurvisie geeft tevens inzicht in de wijze waarop die ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden gerealiseerd en hoe lokale organisaties bij het opstellen van de structuurvisie betrokken zijn geweest. Lingewaard wil een levendige gemeente zijn. Om ervoor te zorgen dat ondernemers zich hier willen vestigen moeten we blijven werken aan een aantrekkelijke vestigingsplaats voor ondernemers. Zowel in de kernen als in het landelijk gebied stuiten ondernemers nu vaak op beperkende maatregelen zoals beperkte bestemmingsmogelijkheden. Meer flexibiliteit is nodig om ondernemers in de toekomst een aantrekkelijk vestigingsklimaat te kunnen bieden. Afbeelding 10: Visiekaart Structuurvisie Lingewaard 2012 – 2022.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
30
De ambitie is daarnaast dat Lingewaard een groene gemeente blijft. Hoe meer mensen tussen de rivieren, hoe groter de behoefte aan mogelijkheden om buiten te recreëren, te wandelen, skeeleren, fietsen, spelen, enzovoort, dichtbij huis. Om die reden wordt ook, na de realisatie van grote nieuwbouwwijken en de planvorming voor bedrijventerreinen en grote infrastructuur, geïnvesteerd in de groene omgeving. Voor het bebouwd gebied en dus zeker ook voor bedrijventerreinen geldt dat efficiënt ruimtebeslag noodzakelijk is: inbreiding gaat voor uitbreiding. De komende jaren wordt de druk op revitalisering van bedrijventerreinen opgevoerd. Aangezien de herstructurering tot nu toe moeilijk op gang komt heeft de provincie samen met de Stadsregio hiervoor de regierol opgepakt. Het veilingterrein is op de visiekaart van de structuurvisie aangeduid als 'bestaand bedrijventerrein'. Geconstateerd wordt dat herontwikkeling van het terrein voor de hand ligt, omdat de bedrijfsactiviteiten van de bloemenveiling zijn beëindigd. In de uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie is aangegeven dat de gemeente bij de herontwikkeling van het voormalig veilingterrein een faciliterende rol zal vervullen. 4.5.2. Het juiste bedrijf op de juiste plaats, segmentering- dan wel clusteringnotitie (2005) In het kader van de geplande uitbreidingen van de bedrijventerreinen Gendt-Bemmel, Houtakker, Pannenhuis en Agropark en onderzoek naar de mogelijkheid van revitalisering van het Pannenhuis I, is de discussie naar segmentering/clustering zeer actueel geworden. In het provinciale beleid wordt aangedrongen op differentiatie van vooral regionale bedrijventerreinen, maar ook het beleid van het juiste bedrijf op de juiste plaats. Het beleid van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen spreekt over het geven van herkenbare gezichten aan bedrijventerreinen en een differentiatie naar vestigingsmilieus. Segmentering en clustering sluiten aan bij bovengenoemde beleidsvoornemens. In de optiek van de gemeente hadden in 2005 alleen het Agropark en in mindere mate de Houtakker een eigen gezicht met een herkenbare profilering. De overige terreinen waren te kenschetsen als meer van hetzelfde. Dit is gezien de leeftijd en het gemengde karakter van deze terreinen overigens geen verrassing. Toch kan ook op deze terreinen sprake zijn van meer herkenbaarheid en daardoor een verbeterd vestigingsklimaat. Door segmentering/clustering van bedrijventerreinen sluiten de eigenschappen van locaties voor bedrijven beter aan op de behoeften van ondernemers. De aantrekkelijkheid van het economische vestigingsmilieu neemt hierdoor toe. Bedrijven en werkgelegenheid (een van de belangrijkste indicatoren voor de economie van onze gemeente) blijven zo voor de gemeente of regio behouden en bedrijven van elders zijn eerder geneigd zich te vestigen. Voor de gemeente Lingewaard is dit laatste aspect vooral van belang voor de agro-business. Clustering naar bedrijfstak is kansrijk op diverse locaties. Voor het onderhavige terrein wordt ingezet op milieudienstverlening. 4.5.3. Vigerende bestemmingsplannen Het veilingcomplex ligt binnen twee verouderde bestemmingsplannen. Het merendeel van het terrein valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel" (1978)" en verder is het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bemmel Huissen" (1989) van toepassing. De gronden van het
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
31
huidige complex dragen overwegend de bestemming "Tuinbouwveiling" en zijn bestemd voor opslag, los en laadplaatsen, parkeerplaatsen, andere bouwwerken en werken, erven en tuinen, zomede gebouwen ten dienste van het verhandelen en/of bewaren van fruitteelt- en tuinbouwproducten, bloemen en dienstwoningen voor toezicht en/of beheer. Er is geen specifieke vrijstellingsbevoegdheid voor ander gebruik dan conform de bestemming. Voor het perceel Nijverheidsstraat 75 geldt het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen actualisatie 2013" dat op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van Lingewaard is vastgesteld. Het perceel heeft de bestemming "Bedrijventerrein". Op het noordelijk perceelsgedeelte is bedrijvigheid uit milieucategorie 4.1 toegestaan, op het zuidelijke deel categorie 3.2. 4.5.4. Prostitutiebeleid Sinds de opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 is een algeheel bordeelverbod in een gemeente in strijd met artikel 19 van de Grondwet (vrije keuze van arbeid). Voor seksbedrijven geldt in principe vrijheid van vestiging, behoudens de beperkingen die in diverse regelgeving worden gesteld. Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan voor regulering. Uitgangspunt van het beleid van de gemeente daarbij is dat de vestiging van een seksinrichting niet past bij het karakter van de gemeente. Vestiging in Angeren, Doornenburg, Haalderen en Ressen is ongewenst. Vestiging van maximaal 1 seksinrichting in Huissen, Bemmel of Gendt is wel toegestaan. Dit maximumstelsel geldt niet voor escortbedrijven. In alle bestemmingsplannen is binnen alle relevante bestemmingen bij strijdig gebruik aangegeven dat het gebruik ten behoeve van een seksinrichting niet is toegestaan. In bestemmingsplannen -zoals het onderhavige plan- voor Gendt, Huissen en Bemmel wordt een concreet verzoek getoetst wordt aan het gemeentelijk beleid terzake. Als voldaan wordt aan dit beleid zal de gemeente overgaan tot een partiële herziening van het bestemmingsplan. 4.5.5. Conclusie Ook in het gemeentelijk beleid prevaleert inbreiding boven uitbreiding. Herstructurering van het veilingterrein past binnen dit beleid.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
32
5.
Onderzoeksresultaten
5.1.
Inleiding In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven (bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, en milieuzonering). Daarnaast wordt ingegaan op randvoorwaarden voorkomend uit de aspecten flora en fauna en archeologie. Daarbij wordt voor een aantal onderwerpen ook ingegaan op het gebruik van de hallen ten behoeve van evenementen. In het najaar van 2011 heeft Expo Gelderland een verzoek ingediend om met de Automarkt, die destijds nog op het Veemarktterrein in Utrecht was gevestigd, zich te mogen vestigen op het veilingterrein in Huissen. Deze aanvraag is door het gemeentebestuur van Lingewaard geweigerd, omdat gevreesd werd dat de verkeersaantrekkende werking van de Automarkt niet verwerkt zou kunnen worden. De onderzoeken die destijds in het kader van de omgevingsvergunningsaanvraag zijn uitgevoerd, zijn echter wel bruikbaar om aan te tonen dat het gebruik van de hallen ten behoeve van evenementen, zoals dat al gedurende lange tijd plaatsvindt, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Voor he perceel Nijverheidsstraat 75 is geen onderzoek uitgevoerd, omdat het bestemmingsplan voor dit perceel een conserverend karakter heeft. Voor het perceel zijn geen andere ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
5.2.
Water Voor de herontwikkeling van het veilingterrein is een watertoets4 vervaardigd. De belangrijkste aspecten daaruit zijn vertaald in deze waterparagraaf. Beleid De gemeente Lingewaard en Waterschap Rivierenland streven naar een goede samenwerking bij de inrichting en beheer van watersystemen. De belangrijkste beleidspunten van toepassing op de herinrichting van het veilingterrein zijn: de belevingswaarde van oevers wordt verhoogd door de inrichting af te stemmen op de gewenste beeldkwaliteit en het gebruik; beperken afvoer vanuit het stedelijk gebied. Hiermee wordt voorkomen dat er een te hoge afvoer plaatsvindt en er in landelijk gebied overlast kan plaatsvinden; het watersysteem is goed te beheersen en te onderhouden; beperken vervuiling van water door een brongerichte aanpak (onder meer door keuze van bouwmaterialen); terugdringen rioolemissies met name bij droogvallende watergangen; niet mengen van schone en vuile waterstromen.
4
MWH B.V., Watertoets Veilingterrein Huissen/Bemmel, W09A0124, Delft, 16 september 2010
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
33
Procesverloop In het kader van de watertoets heeft MWH contact opgenomen met de waterbeheerder, het Waterschap Rivierenland over de aanleiding van de watertoets. In dit overleg is besloten het watertoetsproces simpel maar doelkrachtig te houden en voornamelijk te richten op de watercompensatie en waterberging. Voorafgaande aan de rapportage zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden besproken met de initiatiefnemer in een startoverleg. Vervolgens is het ontwerp van de herinrichting verwerkt in een concept rapportage van de watertoets en teruggekoppeld aan de initiatiefnemer, de gemeente Lingewaard en de waterbeheerder (WSRL). Dit heeft geresulteerd in een aantal wijzigingen die zijn verwerkt in een eindconcept van de watertoets. Ook deze is teruggekoppeld aan de initiatiefnemer, de gemeente Lingewaard en de waterbeheerder (WSRL). In de uitvoeringsfase zal de initiatiefnemer het plan van de herinrichting uitvoeren. De waterbeheerder verleent de vergunning, volgt de uitvoering en neemt het beheer en eigendom over van de Leutensche Leigraaf en geeft wateradvies, na indienen van het voorontwerp bestemmingsplan door de initiatiefnemer en de gemeente Lingewaard. De waterbeheerder heeft inmiddels een schriftelijk akkoord gegeven op deze watertoets. Veiligheid In het gebied bevinden zich geen waterkeringen die in het kader van de waterveiligheid beschouwd zouden moeten worden. Het plan ligt niet buitendijks of in de kern-, binnenbescherming- of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat de herinrichting van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering. In het plangebied bevindt zich wel een A-watergang: de Leutensche Leigraaf. Door een waterbergingsoever te realiseren wordt ingespeeld op een toenemende peilstijging, door meer afvoerend verhard oppervlak. Bij een peilstijging van 0,30 meter boven het streefpeil is de drooglegging 0,70 meter. Ecologie De Leutensche Leigraaf is een KRW-waterlichaam, maar omdat de watergang van het plangebied niet deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur worden er geen extra eisen gesteld aan de herinrichting. Toch wordt de waterbergingsoever natuurvriendelijk door middel van een terrastalud met de mogelijkheid voor het versterken van het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater. Dit draagt daardoor bij aan een goede waterkwaliteit. Tevens wordt hiermee een goede ecologische kwaliteit van het water bevorderd. Als de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloed wordt door de inlaat van vervuild, afgekoppeld, hemelwater, moet er rekening gehouden worden met de aanleg een zuiverende voorziening. Grondwater De herinrichting van het veilingterrein mag niet resulteren in een blijvende grondwaterpeilverlaging of in vervuiling van het grondwater. De veranderingen van het plangebied met betreffende
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
34
de waterhuishouding, hebben geen direct effect op de grondwaterstand. Het maaiveld blijft gelijk, het totaal verhard oppervlak zal toenemen waardoor het afvoerend hemelwater niet direct infiltreert in de grond en afstroomt naar het oppervlaktewater. Riolering De huidige riolering op het veilingterrein blijft behouden. Daar waar nodig wordt deze aangepast. Hier gaat het vooral om het te verkopen grondgebied aan de oostzijde. De riolering van de bestaande gebouwen aan de Nijverheidsstraat zal gescheiden worden afgevoerd van het terrein van Van Dalen. Het afvoerend verhard oppervlak van het gedeelte 'milieustraat', zal via de vloeistofdichte vloer en via een zuiverende voorziening indirect geloosd worden op het oppervlaktewater door middel van een hemelwaterriool, mits wordt voldaan aan het activiteitenbesluit. Voor het te verkopen grondgebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel voorgeschreven, met oog op een bedrijfsterrein gerelateerde functie. Dit stelsel zal apart afvoeren op het gemeentelijk stelsel. Waterberging In het kader van de watertoets is bij aanleg van nieuw verhard oppervlak extra waterbergingscompensatie nodig. In verband met versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen is aanleg van extra waterberging van belang. Voor plannen met minder dan 500 m² extra verharding in stedelijk gebied is geen compenserende waterberging vereist. In deze situatie is de extra verharding 2,1 hectare en is watercompensatie verplicht. Deze vindt plaats aan de westkant van de Leutensche Leigraaf. Een andere norm is dat de peilstijging bij een gemiddelde regenbui (T=10) maximaal 0,30 meter mag zijn en een drooglegging van 0,70 meter. Uit retentieberekeningen met de geplande situatie blijkt dat de peilstijging van het oppervlaktewater, bij een maximale afvoercapaciteit van het onverhard oppervlak (15 mm/dag), voldoet aan deze randvoorwaarden.
5.3.
Bodem In artikel 2.4.1, lid 1 van de Bouwverordening is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. In artikel 2.1.5 leden 1 en 2 van de Bouwverordening is het voorschrift gegeven dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning een bodemonderzoeksrapport overlegd moet worden, dat bestaat uit de resultaten van een recent verkennend onderzoek volgens NEN 5740. Derhalve is verkennend bodemonderzoek5 uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door de voormalige eigenaar om te bepalen wat de eindsituatie voor wat betreft milieukundige gesteldheid van de bodem op het perceel was na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. In verband hiermee is het
5
BOOT organiserend ingenieursburo, Verkennend bodemonderzoek I.h.k.v. vaststelling eindsituatie Conform NEN5740 Locatie Veilingweg 16 Bemmel, P09-0296-53, Elst, 27 mei 2010
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
35
historisch gebruik van de onderzoekslocatie en bodemkundige informatie geanalyseerd. Op basis hiervan heeft onderzoek plaatsgevonden op een negental verdachte locaties. De bodem bestaat ter plekke van de onderzoekslocatie overwegend uit een zandpakket met een dikte van circa 0,70 meter op een kleilaag. Vanaf 2,5 m-mv gaat de klei over in grof zand. Tijdens uitvoering van de veldwerkzaamheden is ter plaatse van diverse boringen zintuiglijk een verontreiniging bestaande uit een bijmenging van puin en vliegas in de bovengrond aangetroffen. De grondwaterstand varieert van 0,45 tot 1,90 meter minus maaiveld. De in het veld bepaalde pH en Ec wijken niet af van datgene wat van nature in de regio voorkomt. Deellocaties bovengrondse dieseltanks/opslag reinigingsmiddelen/opslag smeerolie/ Oliewaterscheider garage In het grondwater ter plekke van één peilbuis overschrijdt de concentratie barium streefwaarde. In de onderzochte grondmonsters is geen van de onderzochte stoffen met verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarde grond aangetroffen. De gehanteerde onderzoekshypothese 'verdachte locatie' wordt hiermee verworpen. Aanvullend onderzoek wordt echter niet noodzakelijk geacht. Deellocatie Oliewaterscheider lage groentehal In de grond ter plekke van één boring overschrijdt de concentratie minerale olie de interventiewaarde grond. Vanwege de aanwezigheid van een betonplaat in de ondergrond, kon het grondwater ter plaatse niet onderzocht worden; echter vanwege het mobiele karakter van de verontreiniging is het aannemelijk dat het grondwater eveneens verontreinigd is. De oorzaak van de verontreiniging met minerale olie is vermoedelijk het gevolg van lekkage van de oliewaterscheider. De gehanteerde onderzoekshypothese 'verdachte locatie' wordt hiermee aangenomen. Geadviseerd wordt een nader onderzoek te verrichten gericht op vaststelling van de aard en omvang van de verontreiniging met minerale olie en mogelijk vluchtige aromaten in de grond en de grond en waarschijnlijk eveneens het grondwater. Deellocatie Laaddocks 1 t/m 12 In de grond (bodemlaag ca. 20-75 cm-mv) overschrijden de concentraties metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, zink, nikkel) en PAK de achtergrondwaarde grond en de concentratie minerale olie de tussenwaarde. In de onderliggende bodemlaag (circa 40 -120 cm-mv) overschrijden de concentraties metalen barium en nikkel de achtergrondwaarde grond. In het grondwater overschrijdt de concentratie barium de streefwaarde. De oorzaak van de aangetroffen verontreinigingen in de bodemlaag 20-75 cm-mv is bijmenging van puin en op vliegas lijkend materiaal, wat vermoedelijk is aangebracht als stabilisatielaag voor de laaddocks. Tevens lijkt er enige uitloging naar de onderliggende bodemlaag (75-120 cm-mv) en het grondwater te hebben plaatsgevonden van enkele metalen. Uitloging van de doorgaans mobiele component minerale olie lijkt echter niet te hebben plaatsgevonden. Daarnaast blijkt uit gegevens uit voorgaand onderzoek (Milieuconsort nr. B1040.vk1, zie § 3.2) dat in de directe omgeving evenmin verontreiniging met PAK, metalen of minerale olie in de bovengrond zijn aangetroffen en evenmin een bijmenging van puin en op vliegas lijkend materiaal. Tijdens onderzoek uitgevoerd door
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
36
NIPA op de locatie (nr. 01.4764 zie § 3.2) is het op vliegas lijkend materiaal of verontreiniging evenmin ter plekke van de huidige laaddocks aangetroffen, zodat het waarschijnlijk is dat op het vliegas lijkend materiaal vermoedelijk na 2001 is aangebracht als stabilisatielaag voor de laaddocks. De verontreiniging in de bodemlaag 40-100 cm-mv met barium en nikkel en tevens de bariumverontreiniging in het grondwater komen elders op het terrein ook voor. De oorzaak van deze verontreinigingen is onbekend. De gehanteerde onderzoekshypothese 'verdachte locatie' wordt hiermee aangenomen. Formeel is aanvullend onderzoek noodzakelijk, omdat de tussenwaarde is overschreden. In de huidige situatie kan nader onderzoek mogelijk achterwege blijven, omdat de omvang van de verontreiniging met minerale olie bekend is en er geen verspreiding van de verontreiniging lijkt plaats te vinden. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt met het bevoegd gezag (gemeente Lingewaard) om het verontreinigde materiaal (bijmenging puin en op het vliegas lijkend materiaal) gescheiden te ontgraven, indien daartoe de noodzaak bestaat, bijvoorbeeld bij herinrichting van het terrein. Deellocatie H, Laaddocks 13 t/m 20 In de bovengrond (ca. 20-100 cm-mv) overschrijdt de concentratie nikkel de achtergrondwaarde grond en in een deel van de bovengrond (ter plaatse van één mengmonster) overschrijdt tevens de concentratie barium de achtergrondwaarde grond. In een ander mengmonster van de ondergrond overschrijdt de concentratie kobalt de achtergrondwaarde. In het grondwater van het gehele perceel overschrijdt de concentratie barium de streefwaarde. De oorzaak van de verontreiniging met barium nikkel en kobalt is niet duidelijk. De gehanteerde onderzoekshypothese 'verdachte locatie' blijkt formeel gezien onjuist te zijn, omdat lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Het uitvoeren van een onderzoek met een opzet gericht op een verdachte locatie wordt weinig zinvol geacht. De resultaten van een dergelijk onderzoek zullen naar alle waarschijnlijkheid geen belangrijke verschillen vertonen ten opzichte van de huidige resultaten. Deellocatie I, Voormalige sanering ter plaatse van garage In de onderzochte grondmonsters is geen van de onderzochte stoffen met verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarde grond aangetroffen. Aangenomen wordt dat de restverontreiniging van de gesaneerde locatie zeer beperkt van omvang is of niet meer aanwezig is. De gehanteerde onderzoekshypothese 'verdachte locatie' wordt hiermee verworpen. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Samenvatting Samenvattend kan worden geconcludeerd/geadviseerd dat: er nader onderzoek wordt uitgevoerd naar de verontreiniging met minerale olie ter plekke van deellocatie E (Oliewaterscheider lage groentehal); het raadzaam is dat, indien daartoe de noodzaak bestaat, de verontreinigde bodemlaag met bijmenging van op het vliegas lijkend materiaal ter plekke van deellocatie G (laaddocks 1-12) in overleg met het bevoegd gezag (gemeente Lingewaard), gescheiden te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerkingsbedrijf;
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
37
de eindsituatie van de onderzochte deellocaties, met uitzondering deellocatie E voldoende is vastgelegd, waarbij de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het voorgenomen gebruik; geadviseerd wordt de conclusies van het onderzoek te laten toetsen door het bevoegd gezag (gemeente Lingewaard). Toets De resultaten van bovengenoemd bodemonderzoek zijn getoetst door de gemeente Lingewaard. Daarbij is gebleken dat de locatie Veilingweg 16 te Bemmel op basis van het historische bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem verdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. Op de locatie zijn in diverse bodemonderzoeken uitgevoerd die zijn beoordeeld voor het vaststellen van de bodemkwaliteit. Uit de beoordeling van deze onderzoeken blijkt dat op de locatie geen bodemhygiënische redenen zijn die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde bestemmingswijziging (waaronder de hierboven geconstateerde verontreiniging met minerale olie ter plekke van deellocatie E). Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodemkwaliteit de herontwikkeling van het terrein niet in de weg staat. Bij nieuwe ontwikkelingen op deze locatie (bijvoorbeeld nieuwbouw) kan een verkennend bodemonderzoek in het kader van de omgevingsvergunning worden gevraagd. Vrijkomende grond van de locatie mag niet buiten de eigen locatie worden hergebruikt. Daarvoor is een onderzoek conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit nodig. De grond mag wel naar een erkend inzamelaar worden afgevoerd. Voor grond die op de locatie wordt toegepast gelden geen gebruiksbeperkingen.
5.4.
Geluid
5.4.1. Algemeen In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is derhalve uitsluitend noodzakelijk om te bepalen wat de gevolgen zijn van de aanpassingen van de bedrijfsactiviteiten voor de geluidgevoelige functies in de omgeving. Derhalve is akoestisch onderzoek6 verricht. In het kader van dit akoestisch onderzoek is uitgegaan van uitbreiding en overplaatsing van activiteiten van Van Dalen BV die nu nog plaatsvinden aan de Veilingweg 8, te weten milieudienstverlening (milieustraat), afvalinzameling en -verwerking, op en overslag van grondstoffen/afvalstoffen/grond, weg- en waterbouwactiviteiten en aannemerij. Deze activiteiten behoren tot milieucategorie 4.2 van de VNG-handreiking. Daarbij behoort ook de mogelijkheid tot mobiel puinbreken milieucategorie 4.2 bedrijf conform VNG-handreiking). In het deelgebied zuidwest
6
Peutz B.V., Akoestisch onderzoek bestemmingsplan VEDEHA ten behoeve van de bestemmingsplan wijziging van het voormalige bloemenveiling complex aan de Veilingweg 16 te Huissen, FA 17201-3-RA, Mook, 7 maart 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
38
mogen zich na de herontwikkeling bedrijven vestigen die maximaal behoren tot categorie 3.2 van de VNG-handreiking. Afbeelding 11: Milieucategorieën.
5.4.2. Industrielawaai Er is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de ruimtelijke inpasbaarheid ten aanzien van het aspect geluidhinder wordt afgewogen. Hoewel er vanuit de Wet geluidhinder geen geluidnormering van toepassing is, dient de afweging dus wel plaats te vinden. De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM, 1998) wordt bij vergunningverlening in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gehanteerd. Deze handreiking gaat uit van: een streefwaarde van 55 dB(A) doch maximaal 65 dB(A) bij woningen op bedrijventerreinen;
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
39
maximaal 50 dB(A) bij andere woningen. Voor het akoestisch onderzoek is het terrein opgedeeld in twee delen: noordoost en zuidwest (zie afbeelding 11). Daarnaast is rekening gehouden met de gebiedstypering zoals die in 2008 door de gemeente Lingewaard is vastgesteld. Afbeelding 12: Typering (woon)omgeving. Beoordelingsposities 1 t/m 10 11 t/m 14 Gebiedstypering industrie buitengebied Geluidsklasse (ambitie) onrustig: 50-55 dB(A) rustig: 40-45 dB(A) Geluidsklasse (bovengrens) lawaaiig: 60-65 dB(A) rustig: 40-45 dB(A) * * redelijk rustig: 45-50 dB(A) in positie 11 i.v.m. referentieniveau omgevingsgeluid Afbeelding 13: Meetpunten.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
40
Noordoost De langtijdgemiddelde geluiddruk in etmaalwaarde vanwege de voorgenomen activiteiten van Van Dalen bedraagt: 43 à 53 dB(A) in beoordelingposities 1 t/m 10 (gebiedstypering industrie) 42 à 47 dB(A) in beoordelingsposities 11 t/m 14 (gebiedstypering buitengebied) Een indicatie van optredende maximale geluidniveaus en beoordeling bij geluidgevoelige bestemmingen is opgenomen in afbeelding 14. Toetsing aan de twee te onderscheiden akoestische aspecten in het kader van omgevings vergunningverlening leveren derhalve geen knelpunten op. Dit geldt ook voor een integrale beschouwing van Van Dalen, het binnenplans terreindeel noordoost tezamen met buitenplans zuidelijk deel van de Veilingweg. Met betrekking tot met name Nijverheidsstraat 67 (53 dB(A)) is de uiteindelijke invulling van het terrein "Lavendel" qua bronnen en objecten zeer bepalend. De beschouwde situatie kan als 'worst case' worden aangemerkt. Afbeelding 14: Analyse maximale geluidniveaus terreindeel oost c.q. Van Dalen. Geluidbron vrachtwagens puinbreker Bronlocatie in-/uitrit, sorteerhal Hortensia / (Zonnebloem) Piekgeluidvermogen 110 dB(A) 120 dB(A) Kortste afstand tot woningen 100 m 180 m Geluiddruk woning 60 dB(A) 65 dB(A) Etmaalperiode dag / avond / nacht dag Vergunbare geluiddruk* 60 dB(A) 70 dB(A) * Conform de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM, 1998)
Zuidwest In het deelgebied zuidwest is de langtijdgemiddelde geluiddruk in etmaalwaarde: 25 à 51 dB(A) in beoordelingposities 1 t/m 10 (gebiedstypering industrie); 27 à 31 dB(A) in beoordelingsposities 11 t/m 14 (gebiedstypering buitengebied). De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening wordt gerealiseerd. Met betrekking tot met name Nijverheidsstraat 67 (51 dB(A)) is de uiteindelijke invulling van het terrein "Lavendel" qua bronnen en objecten zeer bepalend. De beschouwde situatie kan als 'worst case' worden aangemerkt. Inpasbaarheid industrielawaai binnen gemeentelijke Nota Bedrijven en Geluid De langtijdgemiddelde geluiddruk in etmaalwaarde vanwege alle industrielawaai (binnenplans en buitenplans) bedraagt: 49 à 54 dB(A) in beoordelingposities 1 t/m 5 (gebiedstypering industrie) 48 dB(A) in beoordelingspositie 11 (gebiedstypering buitengebied, referentieniveau omgevingsgeluid 'redelijk rustig')
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
41
44 à 45 dB(A) in beoordelingsposities 12 t/m 14 (gebiedstypering buitengebied, referentieniveau omgevingsgeluid 'rustig') Het in de Nota Bedrijven en Geluid van de gemeente Lingewaard aangegeven bereik is: tot 65 dB(A) voor gebiedstypering industrie 40-50 dB(A) voor gebiedstypering buitengebied, referentieniveau omgevingsgeluid 'redelijk rustig' 40-45 dB(A) voor gebiedstypering buitengebied, referentieniveau omgevingsgeluid 'rustig' Het in de Nota aangegeven bereik wordt gerealiseerd. In positie 11 (Kamervoort 81) wordt het ambitieniveau van 45 dB(A) met 3 dB(A) overschreden maar de bovengrens van 50 dB(A) gerespecteerd. Hierbij wordt nog opgemerkt: In de kaart met gebiedstyperingen is geen bufferzone opgenomen tussen de gebieden "industrie" en "buitengebied". Het perceel Kamervoort 81 zou in aanmerking kunnen komen voor een dergelijke typering. Voor een dergelijke gebiedstypering zou een bereik van 45-50 dB(A) met kwalificatie "redelijk rustig" aan de orde kunnen zijn. Ten opzichte van de situatie toen de veiling nog in het gebied gevestigd was is er voor Kamervoort 81 in feite sprake is van een afname van de langtijdgemiddelde geluiddruk in etmaalwaarde vanwege binnenplans industrielawaai (met 1 dB(A)). De voorgestane planwijziging introduceert derhalve niet bovengenoemde overschrijding van 3 dB(A), maar die was er al ten tijde van de bloemenveiling. De intentie is het faciliteren van categorie 4.2 activiteiten conform de VNG-handreiking ter plaatse van het noordoostelijk terreindeel van het voormalige bloemenveiling complex (Van Dalen). Die categorie kenmerkt zich door een geluidbelasting van circa 45 dB(A) op 300 meter. Kamervoort 81 ligt op circa 100 meter van het voormalige bloemenveiling terrein. Aldaar is dan een geluidbelasting van 40-45 dB(A) als ambitie minder realistisch. De langtijdgemiddelde geluiddruk in etmaalwaarde vanwege binnenplans industrielawaai in de zuidelijke, westelijke en noordelijke beoordelingsposities met gebiedstypering "industrie" bedraagt 44 à 55 dB(A). Het in de Nota Bedrijven en Geluid van de gemeente Lingewaard aangegeven bereik tot 65 dB(A) wordt ruimschoots gerespecteerd. Hiermee is duidelijk dat de ontwikkelingen in het plangebied niet maatgevend zijn voor de beoordeling aldaar maar de lokale situatie bepaald door de direct omliggende bedrijven, welke inventarisatie buiten het kader van voorliggend onderzoek valt. Inpasbaarheid railverkeerslawaai De langtijdgemiddelde geluiddruk in Lden vanwege de Betuwelijn (buitenplans) bedraagt samengevat: 51 à 62 dB in beoordelingposities 1 t/m 10 (gebiedstypering industrie); 51 à 54 dB in beoordelingsposities 11 t/m 14 (gebiedstypering buitengebied).
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
42
Binnen voorliggende bestemmingsplan wijziging wordt railverkeerslawaai verder niet getoetst, de kwantificering is slechts illustratief. Resumé De voorgenomen bestemmingsplan wijziging c.q. akoestische consequenties daarvan doorstaan een akoestische toetsing, met dien verstande dat op het perceel Kamervoort 81 met gebiedstypering "buitengebied" de bovengrens, zoals te ontlenen aan het referentieniveau omgevingsgeluid aldaar, wordt gehanteerd voor de toetsing aan het gemeentelijke industrielawaai beleid.
5.5.
Geur Met het oog op de voorgenomen (verplaatsing van) bedrijfsactiviteiten van Van Dalen op het voormalige veilingterrein aan de Veilingweg 16 is een beoordeling 7 uitgevoerd van de geuraspecten. Daarbij zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 5.4). Op het noordoostelijk terreindeel zal Van Dalen activiteiten ondernemen, onder meer een vuiloverslagstation en mobiel puinbreken (categorie 4.2 activiteiten conform VNGhandreiking). Het zuidwestelijke deel van het terrein zal worden herontwikkeld voor bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 3.2 activiteiten conform de VNG-handreiking). De meest nabijgelegen (bedrijfs)woningen in de omgeving van het plangebied zijn weergegeven in afbeelding 13. Ook in voor dit onderzoek geldt dat de woningen (posities 1 t/m 10) in een gebied met typering 'industrie' liggen en de overige woningen (posities 11 t/m 14) in een gebied met typering 'buitengebied'. Beschouwd is de situatie met mogelijke op- en overslag van huishoudelijk afval (GFT-arm). Deze open overslag zal inpandig plaatsvinden in de gebouwen genaamd Tulp tot en met Narcis (zie afbeelding 5). De opslag vindt bovendien plaats in afgesloten containers, zodat hierdoor de geuremissie aanzienlijk wordt beperkt. Geuremissie naar de omgeving treedt dan alleen nog op bij overslagactiviteiten in combinatie met natuurlijke, dan wel mechanische ventilatie van de hallen. Het is niet uitgesloten dat deze geuremissie verwaarloosbaar zal zijn. Conform de VNG-handreiking kan inzake geur in eerste aanleg een afstand van 100 meter worden aangehouden tot aan bedrijfswoningen in het gebied met typering 'industriegebied' (posities 1 t/m 10) en een afstand van 200 meter tot aan de woningen in het gebied met typering 'buitengebied' (posities 11 t/m 14). De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige bestemming). De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde afstandseisen, hetgeen betekent dat afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden afwijkingen mogelijk zijn.
7
Peutz B.V., Beoordeling van de geuraspecten bestemmingsplan VEDEHA ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging van het voormalige bloemenveilingcomplex aan de Veilingweg 16 te Huissen, FA 17201-6-RA, Mook, 7 maart 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
43
In onderhavige situatie zullen de mogelijk geurrelevante bedrijfsactiviteiten plaatsvinden in de gebouwen Tulp tot en met Narcis. Het is dan ook voor de hand liggend om in dit geval uit te gaan van de afstand vanaf deze bebouwing. Dit is ook in analogie met hetgeen gesteld in de VNG-handreiking voor stof en gevaar, waarbij de afstand wordt bepaald vanaf de relevante emissiepunten en/of op- en overslaglocaties. Tevens is dit in analogie met de afstandsbepaling in andere geurgerelateerde wet- en regelgeving (onder andere Wet geurhinder en veehouderij). Met betrekking tot het zuidwestelijk terreindeel (milieucategorie 3.2) wordt met uitzondering van Nijverheidsweg 67 ruimschoots voldaan aan de richtafstanden. Nijverheidsweg 67 betreft echter een bedrijfswoning die gelegen is op een bestaand bedrijventerrein, waarop categorie 3.2 bedrijfsactiviteiten reeds zijn toegestaan (bestemmingsplan bedrijventerrein Bemmel / Huissen, november 1988). Strikt genomen is de afstand van deze bedrijfswoning tot aan de bedrijven aldaar nihil, dan wel verwaarloosbaar. In dat kader geniet deze bedrijfswoning dus al een zeer beperkte bescherming. Vanuit dat opzicht is de categorie 3.2 bestemming van het zuidwestelijke deel van het voormalige veilingterrein dan ook als acceptabel te beschouwen voor deze bedrijfswoning. Uit het onderzoek blijkt dat ten aanzien van het aspect geur een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden ter plaatse van (bedrijfs)woningen in de omgeving van het plangebied. Opgemerkt moet worden dat de bovenstaande beoordeling een globale afbakening betreft van de te verwachten geuraspecten van Van Dalen die inzichtelijk maakt dat de voorgenomen activiteiten normaliter mogelijk zijn, terwijl sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat in de omgeving. Er is dus voor wat betreft geur sprake van een 'goede ruimtelijke ordening'. In het kader van de specifieke milieu aspecten (omgevingsvergunningprocedure) zullen de geuraspecten meer gedetailleerd aan bod komen, met ook aandacht voor eventuele (aanvullende) geurreducerende voorzieningen en zal de beperking van eventueel optredende geurhinder geborgd worden middels in voorschriften te stellen geur- en grenswaarden.
5.6.
Stof Met het oog op de voorgenomen (verplaatsing van) bedrijfsactiviteiten van Van Dalen op het voormalige veilingterrein aan de Veilingweg 16 is een beoordeling 8 uitgevoerd van het aspect stof. Mogelijke (totaal) stofemissies bij Van Dalen worden veroorzaakt door de buitenopslag van stuifgevoelige stoffen, overslaglocaties van stuifgevoelige stoffen en de puinbreker. Deze activiteiten zijn gesitueerd rondom de puinbreker (zie afbeelding 11). De (totaal) stofemissies zullen zoveel mogelijk worden voorkomen, dan wel beperkt door onder andere bevochtiging van op-
8
Peutz B.V., Beoordeling van de (totaal) stof aspecten bestemmingsplan VEDEHA ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging van het voormalige bloemenveilingcomplex aan de Veilingweg 16 te Huissen, FA 17201-5-RA, Mook, 7 maart 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
44
slaglocaties, het breken/zeven van nat materiaal, beperking van de storthoogte en de aanwezigheid van keerwanden. Deze (BBT-)maatregelen zijn over het algemeen voldoende ter voorkoming van stofhinder, zoals reeds ook bij andere vestigingen van Van Dalen is gebleken. Overige op- en overslagactiviteiten vinden hoofdzakelijk inpandig plaats (in de nieuwe sorteerhal en/of in de bouwdelen Tulp tot en met Narcis (zie afbeelding 5). Van Dalen is bovendien voornemens het noordoostelijke (⅔) deel van "Lavendel" met name als opslag van vaste materialen te gebruiken, zodat emissies van stuifgevoelige stoffen hier verwaarloosbaar zijn. Overigens zal in het kader van de omgevingsvergunningprocedure voor Van Dalen het aspect (totaal) stof gedetailleerd aan bod komen en dient ter zijner tijd te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de gestelde maatregelen (BBT) ter voorkoming van stofhinder. Conform de VNG-handreiking kan inzake stof in eerste aanleg een afstand van 100 meter worden aangehouden tot aan de bedrijfswoningen in het industriegebied en een afstand van 200 meter tot aan de woningen in het buitengebied. Conform de VNG-handreiking mag de afstand worden gemeten vanaf de bronnen van stofverspreiding tot aan de woningen. Met betrekking tot het zuidwestelijk terreindeel (milieucategorie 3.2) wordt met uitzondering van Nijverheidsweg 67 ruimschoots voldaan aan de richtafstanden. Nijverheidsweg 67 betreft echter een bedrijfswoning die gelegen is op een bestaand bedrijventerrein, waarop categorie 3.2 bedrijfsactiviteiten reeds zijn toegestaan (bestemmingsplan bedrijventerrein Bemmel / Huissen, november 1988). Strikt genomen is de afstand van deze bedrijfswoning tot aan de bedrijven aldaar nihil, dan wel verwaarloosbaar. In dat kader geniet deze bedrijfswoning dus al een zeer beperkte bescherming. Vanuit dat opzicht is de categorie 3.2 bestemming van het zuidwestelijke deel van het voormalige veilingterrein dan ook als acceptabel te beschouwen voor deze bedrijfswoning. Uit het onderzoek blijkt dat voor alle woningen ten aanzien van stof een acceptabel woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden. Uit deze beoordeling blijkt dat ten aanzien van het aspect (totaal) stof een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden ter plaatse van (bedrijfs)woningen in de omgeving van het plangebied. Opgemerkt moet worden dat de bovenstaande beoordeling een globale afbakening betreft van de te verwachten stofaspecten van Van Dalen die inzichtelijk maakt dat de voorgenomen activiteiten normaliter mogelijk zijn, terwijl sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat in de omgeving. Er is dus voor wat betreft stof sprake van een 'goede ruimtelijke ordening'. In het kader van de specifieke milieu aspecten (omgevingsvergunningprocedure) zullen de stofaspecten meer gedetailleerd aan bod komen, met ook aandacht voor eventuele (aanvullende) emissiereducerende voorzieningen en zal de beperking van eventueel optredende stofhinder geborgd worden middels in voorschriften te stellen (BBT-)maatregelen.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
45
5.7.
Flora en fauna In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet en de daarin verwerkte Europese richtlijnen, de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, dienen ruimtelijke en andere ingrepen te worden getoetst aan deze regelgeving. De plannen zijn getoetst9 aan de Flora- en Faunawet. Daarin worden de volgende conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Vleermuizen De bebouwing is op enkele plaatsen waar toegankelijke spouwmuren aanwezig zijn beoordeeld als toegankelijk en geschikt voor gebouwbewonende soorten vleermuizen zoals laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Het betreft het kantoorgebouw in het noorden van het plangebied en de oost- en zuidoostzijde van de veilinghal. Spouwmuren kunnen door vleermuizen worden gebruikt als kraamverblijf, zomerverblijf en paarverblijf. Onzeker is of vleermuizen daadwerkelijk gebruik maken van de bebouwing. De watergang en groenstrook ten noordwesten van het plangebied is in potentie geschikt als vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen. Ingrepen in deze zone zijn niet gepland, zodat effecten op deze functies uitgesloten zijn. Vooralsnog blijven genoemde gebouwen gehandhaafd. Indien te zijner tijd ingrepen gepland zijn aan het kantoor in het noorden of delen van het veilingcomplex met spouwmuren, wordt aanbevolen dit voor te leggen aan een ter zake deskundige of nader onderzoek noodzakelijk is met een batdetector. Dit wordt bij voorkeur uitgevoerd conform het protocol van de Gegevensautoriteit Natuur. Conform dit protocol dient het onderzoek minimaal te bestaan uit twee veldbezoeken in de periode juni - half juli en twee bezoeken in de periode half augustus – half september. Onderzoeksstrategieën naar bij de conclusies genoemde functies kunnen daarbij optimaal worden gecombineerd. Deze onderzoeksperiode dient vrij strikt te worden gehanteerd, daar onderzoek in minder effectieve perioden geen volledig uitsluitsel geeft. Vogels In een groenstrook in het noorden van het plangebied is een kolonie roeken aangetroffen. Nesten van roeken zijn ondergebracht in categorie 2 jaarrond beschermde nesten. De groenstrook in het noorden blijft gehandhaafd. Daarnaast blijft het plangebied, doordat geen structurele veranderingen plaatsvinden, geschikt foerageergebied voor roeken. Effecten op roek worden niet verwacht. Aanbevolen wordt de groenstrook waar nesten van roek aanwezig zijn conform de plannen te behouden. Een ontheffing voor roek wordt namelijk alleen onder strikte voorwaarden verleend. In bomen en struiken aan de randen van het plangebied en in enkele plekken rond de bebouwing worden algemene broedvogels verwacht. Het betreft soorten die vrij flexibel zijn in hun
9
Buro Maerlant Landschap, Ecologie & Ruimtelijke Ordening, Toets Flora- en faunawet Huissen Veilingweg, Dussen, 28 maart 2010
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
46
plaatskeuze. Effecten op deze soorten zijn te verwachten als groenelementen in het broedseizoen worden verwijderd. Daarom wordt aanbevolen werkzaamheden zoals kappen en snoeien uit te voeren buiten het vogelbroedseizoen, dat globaal loopt van maart tot augustus. Negatieve en/of vergunningsplichtige effecten zijn dan op voorhand uitgesloten. Het verwijderen van opgaande beplantingen voorafgaande aan het broedseizoen is ook een mogelijkheid. Voor het verstoren van broedende vogels wordt in principe nooit ontheffing verleend. Indien de planning het bovenstaande niet toelaat, dient het plangebied voorafgaande aan de werkzaamheden door een ter zake deskundige te worden gecontroleerd op broedende vogels. Overige soortgroepen Voor overige beschermde soortgroepen ontbreekt geschikt leefgebied, zodat effecten op voorhand uitgesloten zijn. Voor deze soortgroepen geldt de zorgplicht, waarbij wordt verwacht, dat men voorzichtig omgaat met planten en dieren in het algemeen. In dit kader wordt aanbevolen opgaande vegetaties voorafgaande aan grondwerkzaamheden kort te maaien, zodat dieren het plangebied uit eigen beweging tijdig zullen verlaten.
5.8.
Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Gelderland blijkt dat de archeologische verwachte waarden in het plangebied niet zijn gekarteerd. De locatie is echter al jaren grotendeels bebouwd en de grond is geroerd. De kans op het aantreffen van archeologische waarden is ter plekke gering (gelet op het ontbreken van archeologische vindplaatsen uit de prehistorie in de wijdere omgeving). Bovendien is de bodem door het gebruik als bedrijventerrein mogelijk al enkele decimeters diep verstoord zodat de kans op het aantreffen van nog intacte archeologische resten kan worden uitgesloten. Uit de gemeentelijke beleidskaart blijkt echter dat een deel van het plangebied een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. In verband daarmee zijn voor het plangebied archeologische dubbelbestemmingen opgenomen.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
47
Indien bij de uitvoering van grondwerkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 aanmelding van desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht.
5.9.
Luchtkwaliteit Bedrijfsactiviteiten De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer door middel van een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit. Artikel, 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geven aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij: het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde; het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert; het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen; indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma. Om te bepalen in hoeverre de voorgenomen planontwikkelingen al dan niet 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is onderzoek 10 uitgevoerd. Uit het onderzoek waarin de jaren 2011, 2015 en 2020 zijn beschouwd, kan worden geconcludeerd dat: voor stikstofdioxide (NO2) de in de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) gestelde grenswaarden niet worden overschreden; voor zwevende deeltjes (PM10) de in de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) gestelde jaargemiddelde grenswaarden niet worden overschreden;
10
Peutz B.V, Luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging van het voormalige bloemenveiling complex aan de Veilingweg 16 te Bemmel, FA 17201-4-RA, Mook, 14 april 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
48
voor zwevende deeltjes (PM10) het aantal dagen overschrijding van de in de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) gestelde daggemiddelde grenswaarde van 50 μg/m³ niet meer dan de toegestane 35 dagen per jaar bedraagt. Evenementen Uit het luchtkwaliteitsonderzoek 11 dat is uitgevoerd in verband met de vestiging van Expo Gelderland blijkt dat de maximale jaargemiddelde bronbijdrage ten gevolge van de activiteiten op het terrein ter hoogte van de inrichtingsgrens voor NO2 en PM10 respectievelijk 1,26 μg/m³ en 0,05 μg/m³ bedraagt. De maximale jaargemiddelde concentratie ter hoogte van de inrichtingsgrens bedraagt 23,0 μg/m³ voor NO2 en 24,9 μg/m³ voor PM10. Voor beide componenten geldt dat hier wordt voldaan aan de strengste jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m³. Ter hoogte van de inrichtingsgrens komt het maximale aantal overschrijdingsdagen voor PM 10 uit op 15 dagen, daar waar maximaal 35 dagen per jaar zijn toegestaan. Voor NO2 doet zich ter hoogte van de inrichtingsgrens nergens een overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde voor (het maximale aantal toegestane overschrijden per jaar bedraagt 18). Hieruit volgt dat nergens op de inrichtingsgrens overschrijdingen van de grenswaarden uit de ‘Wet luchtkwaliteit’ op zullen treden. Voor de ontsluitingswegen is onderzocht of de voorgenomen activiteiten zullen voldoen aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen. Omdat de totale concentraties (achtergrondconcentratie + bronbijdrage inrichting + bijdrage verkeersaantrekkende werking) voor zowel NO2 als PM10 ruim onder de strengste jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m³ liggen, wordt hieraan voldaan. Conclusie Gelet op de uitgevoerde onderzoeken zijn er inzake luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de wijziging van het bestemmingsplan van het voormalige bloemenveilingcomplex aan de Veilingweg 16 te Bemmel.
5.10. Externe veiligheid Bedrijfsactiviteiten Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
11
Royal Haskoning Luchtkwaliteitsonderzoek Expo Gelderland ten behoeve van de omgevingsvergunnningsaanvraag Expo Gelderland b.v., Definitief rapport 9W9323.A0, Nijmegen, 18 november 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
49
Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. Daarom is onderzoek12 uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek externe veiligheid is het toetsen van inpasbaarheid van de plannen aan het plaatsgebonden- en groepsrisico uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (circulaire Rnvgs) en het Besluit externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Uit dit onderzoek blijkt dat in de directe omgeving van het veilingterrein enkele risicobronnen zijn gesitueerd. Het betreft aardgastransportleidingen, de Betuweroute en een tweetal inrichtingen met gevaarlijke stoffen (ammoniak koelinstallatie en LPG tankstation). Betuweroute Het invloedsgebied van de Betuweroute bedraagt 200 meter aan weerszijden van het spoor. Het veilingterrein is gelegen op een afstand van meer dan 200 meter van de Betuweroute. Een nadere beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk. LPG tankstation
12
Peutz B.V., Externe veiligheid Van Dalen Veilingweg 16 te Huissen, JH/CD/KS/FA 17201-7-RA, Mook, 9 maart 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
50
Het grootste invloedsgebied van het LPG tankstation bedraagt 150 meter vanaf het vulpunt. Het veilingterrein is gelegen op een afstand van meer dan 150 meter van het vulpunt. Een nadere beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk. Ammoniak koelinstallatie In de directe nabijheid van het veilingterrein is een ammoniak koelinstallatie aanwezig voor de productie van ijs. Dit bedrijf beschikt over een installatie met minder dan 1.500 kg ammoniak en heeft als opstellingsuitvoering 1. Dit houdt in dat alle leidingen binnen zijn opgesteld. Voor een dergelijke installatie zijn geen afstanden van toepassing voor het plaatsgebonden risico. Voor het groepsrisico gelden eveneens geen beperkingen in maximale aantallen mensen in het invloedsgebied. Een nadere beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk. Aardgastransportleidingen Nabij het plangebied is een viertal aardgastransportleidingen aanwezig. Het invloedsgebied van deze gasleidingen ligt tussen de 70 (6 inch. 40 bar) en 490 meter (42 inch, 66 bar) vanaf het hart van de gasleidingen. De afstand van de gasleidingen tot het veilingterrein bedraagt circa 290 tot circa. 840 meter. Delen van het veilingterrein liggen derhalve binnen dit invloedsgebied. Ten aanzien van deze aardgastransportleidingen is in het verleden een toetsing uitgevoerd aan de toendertiijd vigerende Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van 26 november 1984. De gasleidingen voldoen aan de eisen zoals opgenomen in deze Circulaire. In het kader van het thans vigerende Besluit externe veiligheid buisleidingen zijn door de aardgasbuisleidingenexploitant tevens de plaatsgebonden risicocontouren berekend van de aanwezige aardgastransportleidingen. Deze zijn gelegen op de gasleiding (0 meter). Met betrekking tot het groepsrisico kan worden gesteld dat deze ten opzichte van de nieuwe situatie zal afnemen daar er in de nieuwe situatie minder personen op het Veilingterrein aanwezig zullen zijn. Het groepsrisico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Tevens kan worden opgemerkt dat het Besluit externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zich richt tot de aardgasbuisleidingenexploitant, deze is verantwoordelijk voor het voorhanden hebben van zowel het plaatsgebonden- als het groepsrisico. Daarnaast is in de nabijheid van de thans aanwezige aardgastransportleidingen een nieuwe aardgastransportleiding aangelegd (48 inch, 80 bar). In het Bestemmingsplan 48 inch aardgastransportleiding (Noord-Zuid Project Gasunie) van 9 april 2009 is ten aanzien van deze leiding zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico beschouwd. Door de Gasunie is berekend is dat de plaatsgebonden risicocontour gelegen is op de leiding (0 meter) en de oriënterende waarde (groepsrisico) niet wordt overschreden.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
51
Evenementen Uit het externe veiligheidsonderzoek13 dat is uitgevoerd in verband met de vestiging van Expo Gelderland blijkt dat de bedrijven, de provinciale weg en de Betuweroute en de hoogspanningslijnen geen knelpunten vormen in de zin van externe veiligheid. Ten aanzien van de hogedruk aardgasleidingen (specifiek leiding A-663 en A-507) zijn bouwstenen gegeven voor de verantwoording van het groepsrisico. Deze bouwstenen zijn informatie over de dichtheid van personen in het invloedsgebied en de hoogte van het groepsrisico. Ingevolge het Bevb (artikel 12, lid 3) geldt een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Conclusie Gesteld kan worden dat voor de grootste buisleiding met de hoogste ontwerpdruk de plaatsgebonden risicocontour gelegen is op de leiding en de oriënterende waarde niet wordt overschreden. De overige aanwezige gasleidingen betreffen kleinere leidingen met een lagere ontwerpdruk. Gezien bovenstaande en het feit dat de plaatsgebonden risicocontour, evenals bij de nieuwe gasleiding, ook 0 meter bedraagt kan worden gesteld dat ook voor deze leidingen aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt voldaan. Er is wel een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. P.M. Deze zal door de gemeente worden aangeleverd. Voor de overige risicobronnen is een nadere beschouwing niet noodzakelijk omdat deze of te ver weg gelegen zijn van het veilingterrein of dermate klein zijn dat er geen risicocontour aanwezig is en er geen beperkingen zijn ten aanzien van het groepsrisico. Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan.
5.11. Vormvrije mer-beoordeling Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in artikel 3.1.1, onder f dat inzicht dient te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Bovendien dien het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit (tot vaststelling van het bestemmingsplan) de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene Wet Bestuursrecht). In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het onderzoek dat is verricht ten behoeve van de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zodat voldaan wordt aan de onderzoeksverplichtingen van het Besluit ruimtelijke ordening. Voorheen kon worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven.
13
Royal Haskoning, Expo Gelderland - Notitie onderdeel externe veiligheid, 9W9323.A0/N0004_EV/Nijm, Nijmegen, 15 december 2011
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
52
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden: belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk; belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r. De in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten voldoen niet alleen aan de onderzoeksverplichting van het Besluit ruimtelijke ordening, maar kunnen ook worden opgevat als de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het in de voorgaande paragrafen beschreven onderzoek naar milieuaspecten geeft aan dat belangrijke nadelige milieugevolgen, als gevolg van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zijn uitgesloten. Geconcludeerd kan worden dat er geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
53
6.
Juridische planbeschrijving
6.1.
Algemeen Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Vanaf 1 juli 2013 is daarnaast bij de vervaardiging van bestemmingsplannen de toepassing de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) verplicht. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Lingewaard. Tenslotte is de redactie van de regels aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 oktober 2010.
6.2.
Bestemmingsplan Het digitale bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de toegestane functies en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan. Met de invoering van het digitale bestemmingsplan bestaat de plankaart (zoals die tot 1 juli 2008 bekend stond) formeel niet meer. Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GMLbestand met bijbehorende regels. De analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan (papieren plankaart) is getekend op een schaal 1:2.000 en omvat 1 kaartblad (genummerd 1705-01-P01). Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
6.3.
Plansystematiek Voor het plangebied is gekozen voor een gedetailleerde plansystematiek. Het plangebied heeft zodoende een rechtstreekse bouwtitel. Om in te kunnen spelen op toekomstige invullingen, maken de grote bestemmingsvlakken een flexibele invulling van het plangebied mogelijk. In de regels zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen die de bebouwings-, gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van het plangebied inkaderen. In het plan is zodoende niet meer geregeld dan noodzakelijk is voor het functioneren van het gebied. Dit betekent een flexibele regeling die enerzijds de individuele vrijheid van de ondernemers en omwonenden waarborgt en er anderzijds voor zorgt dat algemene belangen, als de ruimtelijke kwaliteit, niet worden aangetast. Hierdoor wordt het aantal omgevingsvergunningen beperkt en wordt het ambtelijk apparaat in de toekomst ontlast.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
54
6.4.
Regels De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn: 1. Inleidende regels; 2. Bestemmingsregels; 3. Algemene regels; 4. Overgangs-, en slotregels. Inleidende regels In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). Vanwege de afstemming met het Bor zijn onder meer een aantal begrippen anders gedefinieerd dan tot nog toe gebruikelijk was. Zodoende sluiten Bor en bestemmingsplan naadloos op elkaar aan. Met de nieuwe term 'bijbehorend bouwwerk' wordt in het Bor een verzamelbegrip geïntroduceerd waar uitbreidingen van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder vallen. Daarnaast worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2). Bestemmingsregels De Bestemmingsregels bevatten de volgende bestemmingen: Bedrijventerrein (artikel 3), Groen (artikel 4) en Water (artikel 5) en de dubbelbestemming "Leiding - Gas" (artikel 6). Daarnaast zijn drie archeologische dubbelbestemmingen opgenomen: "Waarde - Archeologische verwachting 2" (artikel 7), "Waarde - Archeologische verwachting 3" (artikel 8) en "Waarde - Archeologische verwachting 4" (artikel 9). De belangrijkste aanpassingen van de gebruikelijke regelingen worden hieronder apart toegelicht. Verreweg het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming "Bedrijventerrein". Binnen het oostelijk deel van deze bestemming zijn bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. De locatie van de mobiele puinbreker is door middel van een aanduiding vastgelegd. Op het zuidwestelijke deel van het terrein zijn respectievelijk bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 en 3.2 toegestaan. Voor het perceel Nijverheidsweg 75 is de bestemmingsregeling en de milieuzonering overgenomen uit het op 27 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerreinen actualisatie 2013". Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken en bedrijven toelaten in één bedrijfscategorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toegelaten bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor kantoren, productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, ondergeschikte horeca (bijvoorbeeld bedrijfskantines), nutsvoorzieningen en de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en duikers.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
55
In de bouwregels zijn regels gegeven voor de toegelaten bebouwing onder meer voor wat betreft hoogte, onderlinge afstanden en dergelijke. Daarnaast zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan tot 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 2.000 m² bvo per vestiging. Uitoefening van detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondersteunend en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsuitoefening, de oppervlakte van detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen 125 m² bvo met een maximum van 25% van het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging. Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan. Per bouwperceel dienen op eigen erf ten minste het aantal parkeerplaatsen dat vereist is op grond van CROW-normen te worden gerealiseerd en instandgehouden, om overlast in het openbaar gebied te voorkomen. Om de representativiteit van de zone langs de Nijverheidsstraat te kunnen waarborgen, is hier de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve bebouwing' op de verbeelding aangegeven. Burgemeester en wethouders kunnen in verband hiermee nadere eisen te stellen aan de oriëntatie van bebouwing ten behoeve van een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing van de bebouwing op deze zichtlocatie. Buitenopslag is binnen dit gebied niet toegestaan. Structurerend groen en water zijn respectievelijk bestemd voor "Groen" en "Water". In de archeologische dubbelbestemmingen wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld bij omgevingsvergunningen om te bouwen en voor bodemingrepen. In het gebied met de bestemming "Waarde - Archeologische verwachting 2" ligt de grens op 100 m², in "Waarde - Archeologische verwachting 3" op 500 m² en in "Waarde - Archeologische verwachting 4" op 2.500 m². Indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er sprake is van archeologische waarden dienen: technische maatregelen te worden getroffen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of opgravingen te worden gedaan; of de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te worden begeleid door een archeologisch deskundige en/of. Algemene regels In artikel 10 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van bouwvergunningen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. De algemene bouwregels in artikel 11 hebben betrekking op ondergronds bouwen, het sauveren van bestaande situaties en op de uitsluiting van de aanvullende werking van de stedenbouwkundige bepalingen van de gemeentelijke Bouwverordening. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. De algemene gebruiksregels in artikel 12 omvatten daarom alleen een verbod om gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven te
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
56
gebruiken (zie paragraaf 4.5.4). Daarom is in dit bestemmingsplan geen afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De algemene afwijkingsregels (artikel 13) hebben betrekking op afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen. Artikel 14 staat toe dat burgemeester het plan wijzigen indien wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan worden gewijzigd. Daarnaast zijn geringe wijzigingen van bestemmingsgrenzen na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid toelaatbaar. In artikel 15 is bepaald dat de procedure uit artikel 3.9A van de Wet ruimtelijke ordening zal worden gebruikt bij toepassing van wijzigingsbevoegdheden. In de overige regels (artikel 16) is aangegeven dat wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., gelezen dienen te worden zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald en is een regeling opgenomen met betrekking tot bestaande afstanden en andere maten. Overgangs- en slotregels De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 17). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 18).
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
57
7.
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1.
Economische uitvoerbaarheid Conform artikel 6.12. lid 1 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan gerealiseerd wordt. Volgens artikel 6.2.1. van het Bro wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Voor het plan Veilingterrein Huissen zal derhalve in principe een exploitatieplan vastgesteld dienen te worden. Conform artikel 6.12. lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden anderszins verzekerd is. Van Dalen B.V. en de gemeente Lingewaard hebben een anterieure overeenkomst gesloten. Derhalve is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan conform artikel 6.12. lid 1 Wro vast te stellen. Uit een globale grondkostenexploitatie blijkt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
7.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1. Artikel 3.1.1-overleg Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan is het (voor) ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan: 1. Provincie Gelderland, Dienst REW, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem; 2. Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel; 3. VROM, Inspectie Regio Oost, Postbus 136, 6800 AC Arnhem; 4. N.V. Nederlandse Gasunie, t.a.v. de heer A. Schilder, Postbus 162, 7400 AD Deventer; 5. Vitens Gelderland, Postbus 2137, 6802 CC Arnhem; 6. NUON N.V., Postbus 21, 7000 AA, Doetinchem; 7. KPN Telecom, District Arnhem, afdeling Infrastructuur, Postbus 5175, 6828 AA Arnhem; 8. Stadsregio Arnhem-Nijmegen, Postbus 6578, 6503 GB Nijmegen; 9. Hulpverlening Gelderland – Midden (brandweer), Postbus 5364, 6802 EJ Arnhem; 10. Kamer van Koophandel, Centraal Gelderland, Postbus 9292, 6800 KZ Arnhem.
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard
Voorontwerp Gemeente Lingewaard – Bestemmingsplan Bedrijvenpark Lingewaard