Bestemmingsplan Neckerdijk 2012 Gemeente Purmerend
Inhoudsopgave
Toelichting
4
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en ligging plangebied 1.2 Vigerend bestemmingsplan 1.3 Leeswijzer
5 5 5 6
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Toekomstige situatie
7 7
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Algemeen 3.2 Provinciaal en regionaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 3.4 Conclusie beleidskader
9 9 9 10 11
Hoofdstuk 4 Onderzoek planeffecten 4.1 Algemeen 4.2 Water 4.3 Bodemkwaliteit 4.4 Archeologie en cultuurhistorie 4.5 Natuur 4.6 Verkeer en parkeren 4.7 Geluid 4.8 Luchtkwaliteit 4.9 Externe veiligheid 4.10 Bedrijven en milieuzonering 4.11 Milieueffectrapportage
12 12 12 12 13 15 15 16 16 17 18 20
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 5.1 Algemeen 5.2 Bestemmingsregels 5.3 Algemene Regels
22 22 22 22
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Algemeen 6.2 Financiële uitvoerbaarheid 6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
24 24 24 24
Regels
25
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
26 26 30
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Centrum - 3 Waarde - Archeologie Waterstaat - Waterkering
31 31 32 34
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels
35 35 36 37 38
, revisie Pagina 2 van 43
Hoofdstuk 4 Artikel 10 Artikel 11
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
39 39 40 41 42
, revisie Pagina 3 van 43
Toelichting
, revisie Pagina 4 van 43
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding en ligging plangebied
De eigenaar van het plangebied is voornemens om ter plaatse van de Neckerdijk te Purmerend de huidige bebouwing te slopen ten behoeve van een nieuw plan met winkels, een restaurant met feestzaal en appartementen. Het plangebied ligt in het westen van de buitenschil van het centrum van de gemeente Purmerend. Het perceel ligt op de hoek van de Neckerdijk en de Kanaalschans, langs het Noordhollandsch Kanaal. De buitenschil van de binnenstad, die voor een belangrijk deel gelegen is langs waterpartijen, is functioneel gezien een woongebied waarin andere ondergeschikte functies, zoals een restaurant of een klein bedrijf gelegen zijn. In het plangebied is sprake van een sterke functionele differentiatie. In het plangebied bevinden zich een café, een restaurant, een snackbar en een winkel (audio-visual-computers).
Figuur 1.1. Luchtfoto plangebied (bron: bingmaps)
1.2
Vigerend bestemmingsplan
Binnen de grenzen van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'. Dit bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' is op 7 juli 2011 vastgesteld en op 19 augustus 2011 in werking getreden. Het plan is nog niet onherroepelijk. Tegen het bestemmingsplan is beroep ingediend. In het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden aan de Neckerdijk/Kanaalschans, die zijn voorzien van de aanduiding. Wro-zone-wijzigingsgebied-2', te wijzigen om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Het voorgenomen bouwplan moet passen binnen de randvoorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in de regels van het moederplan (artikel 18.2).
, revisie Pagina 5 van 43
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding Binnenstad 2010 Voorliggend plan voldoet aan niet aan de randvoorwaarden van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een planbeschrijving gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het vigerende beleid, waarbij het beleid op verschillende bestuursniveaus aan bod komt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, waarna in hoofdstuk 5 de juridische aspecten worden toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid en ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de procedure beschreven.
, revisie Pagina 6 van 43
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1
Toekomstige situatie
Op de hoek Kanaalschans/Neckerdijk wordt ruimte gegeven voor de uitbreiding van het bestaande restaurant, winkels en appartementen. In de toekomstige situatie worden 30 appartementen, 4 winkels en een restaurant met multifunctionele zaal aangelegd. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken wordt de bestaande bebouwing gesloopt. De plannen hiervoor zijn sinds lange tijd in voorbereiding. Omdat de concrete contouren nog niet helder waren en het tevens een 'poort' betreft overeenkomstig de gemeentelijke Structuurvisie, is in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid neergelegd zodat door middel van maatwerk invulling kan worden gegeven aan dit deel van de stad. De wijzigingsbevoegdheid is zodanig geredigeerd dat deze past binnen de kaders van de Structuurvisie en wat betreft functiegebruik aansluit bij de beleidskaders voor de binnenstad. Omdat het nieuwe plan, qua gebruik, niet geheel past binnen de wijzigingsregels, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het plan bestaat uit winkels en een restaurant met een multifunctionele zaal op de begane grond en appartementen op de overige verdiepingen. Het ontwerp sluit aan op de huidige bebouwing, zie onderstaande figuren.
Figuur 2.1 Huidige situatie aanzicht vanaf brug Neckerbrug
Figuur 2.2 Toekomstig aanzicht Neckerdijk
, revisie Pagina 7 van 43
Figuur 2.3 Toekomstig aanzicht Kanaalschans
, revisie Pagina 8 van 43
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1
Algemeen
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op het voorliggend bestemmingsplan. Gezien de omvang van het plan is het internationaal- en rijksbeleid voor dit specifieke bestemmingsplan van ondergeschikt belang. Voor de kaders voor het internationale en rijksbeleid wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'. Er wordt in dit voorliggende bestemmingsplan alleen ingegaan op het provinciale en gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op de genoemde ontwikkeling en het plangebied.
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
3.2.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid
In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. De structuurvisie is op 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Purmerend is op de structuurvisiekaart aangegeven als 'metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen'. Voor deze gebieden geldt beleid van innovatief ruimtegebruik, intensiveren en herstructureren, mengen van wonen en werken, kwaliteitsverbetering, kennisintensieve en creatieve milieus. Tevens wordt Purmerend aangeduid als 'Bestaand bebouwd gebied', wat betekent dat buiten dit gebied geen nieuwe uitleglocaties worden gewenst, maar dat ruimtewinst moet worden gevonden door verdichting. Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal- culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden. 3.2.2
Regionale Woonvisie Stadsregio
De Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen. Het gaat hierbij zowel om de kwantiteit als kwaliteit van woningen. Om het thema kwaliteit verder te kunnen invullen, wordt onderscheid gemaakt in drie dimensies: 1. De kwaliteit van de bestaande woningvoorraad (herstructureringsopgave). 2. De kwalitatieve invulling van het bouwprogramma. 3. De kwaliteit en transformatie van woonmilieus.
, revisie Pagina 9 van 43
3.2.3
Regionaal detailhandelsbeleid 2006-2010
In het door het Regionaal Orgaan Amsterdam in oktober 2005 vastgestelde regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 (Detailhandel in het ROA- gebied: Selectieve dynamiek) is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige - fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels - solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten.
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Gemeentelijke structuurvisie
In 2006 heeft de gemeenteraad van Purmerend de structuurvisie 2005-2020 vastgesteld. In de structuurvisie staan de poorten van de historische binnenstad aangegeven. Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als toegangspoort (zie figuur 3.1). Voor de kwaliteit van de nieuwe binnenstad is het van groot belang dat de toegangen of poorten tot de binnenstad van hoge kwaliteit zijn. Op dit moment is dat niet het geval. De poorten zijn rommelig qua functies en qua inrichting. In de structuurvisie wordt geadviseerd de kwaliteitsslag bij de toegangspoorten aan de orde te stellen waar ontwikkelingen zich voordoen (bijvoorbeeld een locatie die vrijkomt).
Figuur 3.1: Inrichtingstypen (bron: Structuurvisie 2005-2020)
, revisie Pagina 10 van 43
3.3.2
Woonvisie Purmerend
In de Woonvisie 2007-2010 formuleert de gemeente haar visie en activiteiten op het gebied van wonen. In de Woonvisie wordt uiteengezet dat vanuit het groeikernenbeleid van de rijksoverheid Purmerend werd aangewezen als groeistad die woningzoekenden uit de hele regio zou moeten huisvesten. Het aantal inwoners van Purmerend is daarom in de laatste vijftig jaar vertienvoudigd. De grenzen zijn echter bereikt, maar regionale druk dwingt Purmerend na te denken over uitbreiding op langere termijn. De meeste Purmerenders zijn niet in Purmerend geboren en voelen zich niet sterk verbonden met de stad. Purmerend is een echte woonstad geworden, waarbij de groei van voorzieningen is achtergebleven bij de groei van het aantal bewoners. Net als in de rest van de Randstad, is ook in Purmerend sprake van krapte op de woningmarkt. Woningzoekenden moeten lang wachten op een sociale huurwoning en bepaalde groepen hebben het extra moeilijk. Wat opvalt is dat het woningaanbod in Purmerend erg eenzijdig is en dat er tekorten zijn aan dure woningen, zowel in de huur- als in de koopsector. De gemeente werkt voortdurend aan de oplossing van het probleem van woningdruk. Hierbij past de gemeente meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen. Hiernaast is het mogelijk om binnenstedelijke locaties te herstructureren, zoals bij het onderhavige plangebied gebeurt. 3.3.3
Beleidsnota archeologie
Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage na onderzoek in kaart gebracht met 'De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Purmerend, rapportage en kaarten'. Op basis van dit onderzoek naar het Purmerendse bodemarchief is archeologiebeleid voor Purmerend opgesteld. Het Purmerendse archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten: behoud van de archeologische waarden 'in situ' (in de bodem); de verstoorder betaalt.
3.4
Conclusie beleidskader
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het bouwplan voor het restaurant, winkels en appartementen binnen bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd, kleinschalig van aard is en binnen de door de gemeente voorgestelde kwaliteitsslag past. Op basis hier van kan worden geconcludeerd dat dit voorgenomen bouwplan past binnen de beleidskaders op verschillende overheidsniveaus.
, revisie Pagina 11 van 43
Hoofdstuk 4 Onderzoek planeffecten
4.1
Algemeen
In het kader van de ontwikkeling van Neckerdijk 2012 zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.
4.2
Water
Een watertoets1 is uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van een dertigtal appartementen, winkels en een restaurant op de hoek van de Neckerdijk en Kanaalschans. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. In de toekomstige situatie sluit het plangebied aan op het huidige watersysteem en de bestaande waterpeilen. De westzijde van het plangebied grenst aan een regionale waterkering. Deze waterkering wordt gevormd door de Kanaalschans en ligt op een afstand van enkele meters. De verhardingstoename bedraagt circa 100 m2, en blijft hiermee onder de door HHNK gehanteerde grens van 800 m2 waarboven watercompensatie vereist is. Op basis van deze constatering kan worden geconcludeerd dat er geen aanvullende maatregelen vereist zijn ter compensatie van de verhardingstoename in het plangebied. In de toekomstige situatie wordt het afvalwater conform de huidige situatie op het gemengde stelsel geloosd. Nieuwe riolering moet gescheiden worden aangeboden op de perceelgrens, zodat hier op kan worden aangesloten mocht er indertijd een gescheiden stelsel worden aangelegd. De totale hoeveelheid afvalwaterproductie bedraagt in de toekomst circa 1,65 m3/h. In de huidige situatie staan ter plaatse van het plangebied diverse restaurants, winkeltjes en (boven)woningen. De afvalwaterproductie zal in verhouding niet significant toenemen in de toekomstige situatie. Naar verwachting beschikken het bestaande stelsel en gemaal over voldoende capaciteit om de toename te kunnen afvoeren en verwerken. Voor het plangebied geldt dat in het hemelwater momenteel zonder zuiverende voorziening afvoert op het gemengde stelsel richting de RWZI. In de toekomstige situatie zal de hemel-waterafvoer conform de huidige situatie op het gemengde stelsel worden geloosd. Om in de toekomst afkoppelen mogelijk te maken, moet het gebruik van uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink, bij de bouw worden voorkomen.
4.3
Bodemkwaliteit
Op 28 april 2009 is een indicatief bodemonderzoek2 uitgevoerd. Bij het uitgevoerde bodemonderzoek is in grond een sterk verhoogd gehalte aan koper en een matig verhoogd gehalte aan lood aangetroffen. De overige onderzochte componenten in grond en grondwater zijn maximaal aangetroffen in licht verhoogde gehalten. Conform de Wet bodembescherming is nader onderzoek verricht naar matige en sterke verontreinigingen. Daarom is in 10 juni 2010 het “aanvullend bodemonderzoek en asbestinventarisatie Neckerdijk/Kanaalschans te Purmerend3 ” uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
, revisie Pagina 12 van 43
In de bestaande panden is geen asbest aangetoond. Bij het uitgevoerde bodemonderzoek zijn in grond licht, matig en sterk verhoogde gehalten aan lood en licht tot matig verhoogde gehalte aan koper aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. De overige onderzochte componenten in grond en grondwater zijn maximaal aangetroffen in licht verhoogde gehalten. Het asbestgehalte is bepaald in de meest verdachte puinhoudende bodemlaag (indicatieve bepaling). Zowel visueel als analytisch is geen asbest in de grond aangetroffen. Op basis van de beschikbare gegevens wordt ingeschat dat de aangetroffen matige en sterke verontreinigingen zijn veroorzaakt door de puinhoudende ophooglaag. Op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit Bodemkwaliteit is de sterk puinhoudende zandgrond niet toepasbaar. Bij vrijkomen van de grond dient deze te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. De zwak en matig puinhoudende zandgrond heeft een kwaliteitsklasse wonen. De overige grond heeft een kwaliteitsklasse industrie. De grond is niet vrij toepasbaar, maar kan worden toegepast volgens het in november 2009 vastgestelde bodembeheerplan.
4.4
Archeologie en cultuurhistorie
4.4.1
Archeologie
In het plangebied komt een hoge archeologische verwachtingswaarde (donkergroen in figuur 4.1) en een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (lichtgroen in figuur 4.1) voor. De doelstelling die geldt voor een hoge- en middelhoge verwachtingswaarde is streven naar behoud in huidige staat van archeologische waarden. Voor de hoge verwachtingswaarde betekent dat geen bodemingrepen plaats mogen vinden die een grotere oppervlakte hebben dan 30m2. En voor de middelhoge verwachtingswaarde betekent dat geen bodemingrepen plaats mogen vinden die een grotere oppervlakte hebben dan 100m2.
Figuur 4.1: Uitsnede Kaartbijlage 5 Gemeente Purmerend; historische kern Archeologische beleidsadvieskaart
, revisie Pagina 13 van 43
Bureauonderzoek Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies weergegeven. In het archeologische bureauonderzoek Neckerdijk-Kanaalschans (Hollandia Archeologen , juni 2010) te Purmerend wordt geconcludeerd dat uit de resultaten van de diverse opgravingen in het centrum van Purmerend blijkt, dat het gebied van de 13e eeuw en op grotere schaal vanaf de 14e eeuw is bewoond. Alhoewel de onderzoekslocatie gelegen is op de rand van of net buiten de middeleeuwse stad zijn 13de -14de eeuwse sporen zeker niet uit te sluiten. Vooral binnen de noordelijke zone langs de Neckerdijk, die vermoedelijk al in de 13de eeuw werd aangelegd en als invalsweg fungeerde, kunnen sporen uit deze periode worden verwacht. Historisch kaartmateriaal heeft immers aangetoond dat deze zone binnen het bestemmingsplangebied reeds in het midden van de 16de eeuw een dichte bebouwing kende, welke waarschijnlijk teruggaat tot in de middeleeuwen. Binnen het plangebied zijn tevens enkel achtererven van laat-middeleeuwse bebouwing aan de Westerstraat gelegen. De sloot die dwars door het bestemmingsplangebied loopt en reeds weergegeven wordt door Jakob Van Deventer is vermoedelijk een vondstrijke context. Afval werd in het verleden veelal in dergelijke waterwegen gestort. De zone langs de Kanaalschans ziet pas in de late 19de eeuw de eerste bebouwing verschijnen, ná 1878 en vóór 1884. Deze late ingebruikname van de percelen heeft alles te maken met de ligging op de 16de -17de eeuwse stadsvesting. Sporen van deze verdedigingswerken zijn hier dan ook te verwachten in de ondergrond. Binnen de geplande uitbreiding van de nieuwbouw, in de noordwestelijke hoek, zijn sporen te verwachten van de in de 19de eeuw gesloopte Neckerpoort. Naar aanleiding van het bovengaande, op basis van de geraadpleegde historische en archeologische gegevens, kan worden gesteld dat op de percelen aan de Neckerweg en Kanaalschans te Purmerend een grote kans bestaat op het aantreffen van sporen vanaf de 13de eeuw tot op heden. Het is uit het uitgevoerde bureauonderzoek gebleken dat de onderzoekslocatie een hoge verwachtingswaarde heeft. De te verwachten archeologische sporen bestaan uit: funderingen van de huizen, met eventueel bijgebouwen en tuinen, een ophogingspakket met stadsafval uit de periode rond 1614, ten tijde van de stadsuitleg, restanten van vestingwerken: wallichamen, muren en grachten restanten van de Neckerpoort Binnen deze sporen zijn vondsten van militaire, huishoudelijke en ambachtelijke aard niet uit te sluiten: honderden, mogelijk duizenden aardewerkfragmenten, metaal, glas, houten en lederen voorwerpen die gezien de natte omstandigheden waarschijnlijk goed bewaard zijn gebleven. Vondstrijke concentraties zijn namelijk: afvalkuilen, beer- en waterputten op de achtergelegen terreinen en erven. Deze sporen hoorden bij de omliggende bebouwing; een gedempte sloot met vondstrijke vulling. Programma van eisen Inventariserend Veldonderzoek Ten behoeve van het nog uit te voeren inventariserende veldonderzoek is het "Programma van Eisen Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven, Hoek Neckerdijk/Kanaalschans te Purmerend4 " opgesteld. Deze is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Het doel van inventariserend veldonderzoek (IVO) is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek. Door dit onderzoek kan de locatie, aard omvang en datering/fasering van de archeologische waarden en de gaafheid en conservering worden vastgesteld. Daarmee kan de vindplaats worden gewaardeerd. Op basis daarvan kan worden besloten of de aangetroffen resten behoudswaardig zijn en of deze in situ behouden kunnen blijven. Sporen en structuren die tijdens het onderzoek verwijderd worden, moeten eerst worden gedocumenteerd. Het nog uit te voeren inventariserend veldonderzoek dient bij de omgevingsvergunning voor Slopen worden gevoegd.
, revisie Pagina 14 van 43
4.4.2
Cultuurhistorie
In 2004 is de Monumentenbeleidsnota 2004 vastgesteld. Met als belangrijkste doelstelling de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed van Purmerend. De gemeente Purmerend heeft 30 rijksmonumenten en 127 gemeentelijke monumenten. In het plangebied komen geen rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Behoudenswaardige panden Het behoud van alleen de Rijks- en gemeentemonumenten is onvoldoende om het historisch aanzien van een binnenstad van de omvang van Purmerend te schragen. Voortkomend uit de Structuurvisie heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de beeldkwaliteit en behoudenswaardigheid van panden in de binnenstad. Dit onderzoek vloeide tevens voort uit de maatschappelijke onvrede over de veelvuldige sloop van veel panden die bijdragen aan de historische authenticiteit van de binnenstad. Deze panden hebben veelal vanuit bouwhistorisch oogpunt net te weinig waarde om voor de monumentenstatus in aanmerking te komen, maar dragen wel bij aan de historische kwaliteit van de binnenstad. Deze lijst is opgenomen in de Beleidsnota Behoudenswaardige panden, zoals door het college is vastgesteld in oktober 2007. Het beleid is erop gericht de niet-monumentale panden, maar wel behoudenswaardige panden een zekere bescherming te bieden. Er is geen regeling vastgesteld op basis waarvan de behoudenswaardige panden een bepaalde bescherming genieten, behalve de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwregels.
4.5
Natuur
Het plangebied ligt buiten een Natura 2000-gebied en buiten de ecologische hoofdstructuur. Tevens is het plangebied niet aangewezen als beschermd natuurmoment. De situatie van het plangebied verandert in het opzicht van flora en fauna niet. Wel is het mogelijk dat in de huidige situatie vleermuizen gebruik maken van de bestaande bebouwing en hier bijvoorbeeld verblijfplaatsen hebben. Om meer inzicht te verkrijgen naar mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen is een habitatcheck5 uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Op basis van de habitatcheck is verblijf van vleermuizen niet uit te sluiten, dan wel aan te tonen. Wel is vastgesteld dat de bebouwing elementen bezit, welke potentieel verblijf van vleermuizen mogelijk maken. Om meer inzicht te verkrijgen naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen is om deze reden nader onderzoek uitgevoerd. Uit het nader onderzoek blijkt dat de bebouwing in het plangebied geen vaste verblijfplaats vormt voor vleermuizen. De sloop kan daarom zonder aanvullende maatregelen plaatsvinden.
4.6
Verkeer en parkeren
Ontsluiting gebied Het plangebied wordt via de Kanaalschans ontsloten op de Neckerdijk. De Neckerdijk is een weg met een verkeersfunctie (50 km/uur) en zorgt voor een goede ontsluiting. Via de Neckerdijk kan autoverkeer in westelijke richting naar de A7 rijden en via oostelijke richting naar het centrum en de andere windrichtingen. Intensiteiten Het nieuwe plan omhelst de realisatie van appartementen, winkels en een restaurant (met feestzaal). Voorheen waren in het plangebied ook dergelijke functies aanwezig (woningen, café, restaurant, snackbar en een winkel). Inschatting is dat de verkeersstromen niet veel veranderen. Veiligheid Verkeer vanaf de Kanaalschans dient voorrang te verlenen aan verkeer op de Neckerdijk. De situatie is duidelijk en het zicht vanaf de Kanaalschans op het overige verkeer is goed.
, revisie Pagina 15 van 43
Parkeren Op basis van de parkeernormen van de gemeente is een parkeerbalans opgesteld: voor het nieuwe plan zijn 41 parkeerplaatsen nodig voor bewoners en werkers, de bezoekers kunnen parkeren op de betaalde parkeerplaatsen in de omgeving. De benodigde parkeerplaatsen voor bewoners en werknemers worden beschikbaar gemaakt in de nabij gelegen parkeergarage Claxonate. Er zullen geen parkeervergunningen worden verstrekt aan bewoners en werknemers.
4.7
Geluid
Om na te gaan of de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren appartementen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, is een akoestisch onderzoek6 uitgevoerd. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Het onderzoek heeft betrekking op het bepalen van de geluidsbelasting op de gevels van de appartementen. Na onderzoek blijkt dat ter plaatse van alle appartementen sprake is van een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting stuiten op bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard. Uit het geluidsonderzoek blijkt dat ten gevolge verkeer over de Neckerdijk en de Westerstraat de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de nieuwe appartementen zowel aan de Neckerdijk als aan de Westerstraat wordt overschreden. De geluidsbelasting, inclusief correctie conform art. 3.6 RMG 2006), bedraagt ten hoogste 60,6 dB vanwege verkeer over de Neckerdijk en 58,9 dB vanwege verkeer over de Westerstraat. Beide blijven daarmee onder de maximale grenswaarde van 63 dB. Wel wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) overschreden. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is nagegaan of maatregelen kunnen worden getroffen die de geluidbelasting verlagen tot de voorkeursgrenswaarde, bijvoorbeeld geluidreducerend wegdek of een geluidscherm. Echter stuiten de maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting op bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard. Daarom wordt ontheffing van de Wet geluidhinder verleend en wordt de berekende gevelbelasting als hogere waarde vastgesteld.
4.8
Luchtkwaliteit
Uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens wordt tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden met betrekking tot luchtkwaliteit. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan: 1. grenswaarden niet worden overschreden, of; 2. de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of; 3. het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of; 4. het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto , revisie Pagina 16 van 43
vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. Met het voorliggende bestemmingsplan worden 30 appartementen, 4 winkels en een restaurant mogelijk gemaakt. De 3% grens wordt dus niet overschreden. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het beoogde bouwplan.
4.9
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Bij het aspect externe veiligheid is een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10–6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op een miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). Op de Risicokaart Noord-Holland worden de risicobronnen weergegeven. In figuur 4.2 is een uitsnede van de Risicokaart ter hoogte van Neckerdijk opgenomen.
Figuur 4.2: Uitsnede Risicokaart Noord-Holland (bron:www.risicokaart.nl) In het onderhavige plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gesitueerd. Nabij het plangebied aan de Westerstraat zijn wel twee opslagen voor vuurwerk gelegen. Aan de Westerstraat nummer 7 en nummer 38. Beide inrichtingen hebben een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor de opslag van maximaal 10.000 kg aan consumentenvuurwerk. Daarvoor heeft de inrichting de beschikking over twee bewaarplaatsen, waarvan 1 de ompakruimte betreft. Bij een inrichting waarin in totaal niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, dient, gemeten vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht te worden genomen volgens het Vuurwerkbesluit. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de afstandseisen zoals gesteld in het Vuurwerkbesluit. In of het nabij het plangebied komen bevinden zich geen buisleidingen en geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
, revisie Pagina 17 van 43
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.10
Bedrijven en milieuzonering
4.10.1 Algemeen Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. 4.10.2 Gebiedstypen In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca, scholen en kleine bedrijven. Gebieden langs drukke verkeersaders behoren eveneens tot gemengd gebied. Hier kan bijvoorbeeld de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Het plangebied is gelegen in een gemengd gebied welke gekenmerkt wordt door de drukbereden Neckerdijk, diverse woningen, een café, een restaurant, een snackbar en een winkel (audio-visual-computers). Door deze functiemenging en het feit dat het plangebied is gelegen direct langs de drukbereden Neckerdijk, is het plangebied aan te merken als omgevingstype 'gemengd gebied'.
Milieucategorie
Richtafstanden tot Richtafstanden tot omgevingstype omgevingstype rustige woonwijk gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3
1.000
700
6
1.500
1.000
, revisie Pagina 18 van 43
4.10.3 Horeca Bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 1 van de regels): aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. In de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): Categorie 1 "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a) qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b) overige lichte horeca: restaurants; 1c) bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. Onder horecabedrijven van categorie 2, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten, wordt verstaan bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Hieronder wordt tevens geschaard zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). Volgens initiatiefnemer van het onderhavige plan zal de feestzaal voornamelijk gebruikt worden als dinerzaal. Ook zullen er feesten en bruiloftspartijen gehouden worden, dit is echter niet de hoofdactiviteit. Geplande sluitingstijd is 1.00 uur 's nachts. Gezien de aard en duur van deze feesten en het niet-reguliere karakter ervan is het gedeelte van het bedrijf dat is aangemerkt als 'feestzaal' aan te merken als een categorie 2-bedrijf volgens de Staat van Horeca-activiteiten. De rest van het horecabedrijf wordt aangemerkt als categorie 1c-bedrijf volgens de Staat van Horeca-activiteiten. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden. 4.10.4 Onderzoeksresultaten VNG-brochure Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De feitelijke situatie betreft een nieuw restaurant met feestzaal, winkels en appartementen. Gebleken is dat appartementen milieugevoelige objecten zijn. De VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. In het plangebied wordt detailhandel en een restaurant met feestzaal gerealiseerd. In de VNG-uitgave is deze gedefinieerd als "Restaurants, cafetaria's snackbars, viskramen e.d., detailhandel, hotels en pensions met keuken". In de lijst met functiemenging worden deze aangemerkt als categorie A activiteiten. Categorie A activiteiten zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
, revisie Pagina 19 van 43
"Hotel, restaurants, cafetaria's, snackbars, café's, bars en detailhandel " zijn ingedeeld in de categorie 1. Hierbij geldt, op basis van het gebiedstype 'rustige woonwijk', een grootste richtafstand voor het aspect geluid, deze richtafstand bedraagt 10 meter. Zoals hiervoor reeds vermeld betreft het in het voorliggende geval het gebiedstype 'gemengd gebied' waardoor de richtafstand met één afstandmaat verkleind mag worden. Derhalve kan de grootste richtafstand voor het aspect geluid worden verkleind tot 0 meter. In geval het een grote vestiging betreft is het denkbaar dat indeling in categorie 2, met bijbehorende richtafstand, in een gemengd gebied, van 10 meter voor het aspect geluid, meer voor de hand liggend is. In categorie 2 zijn alleen de grote, potentieel veel overlast voor de in de directe omgeving aanwezige woningen veroorzakende, horecafuncties "discotheken" en "muziekcafés" ingedeeld. Echter gezien de aard en de duur van het bedrijf dat is aangemerkt als "feestzaal" is er geen sprake van een grote vestiging. Geconcludeerd wordt dat het de nieuwe winkels en het restaurant met feestzaal geen negatieve invloed hebben op de nieuwe appartementen. Voor het overige zijn er geen bedrijven in de omgeving gelegen die eventueel van invloed kunnen zijn op de aanvaardbaarheid van de nieuwe appartementen. De appartementen zelf hebben, vanuit oogpunt van milieuzonering, geen negatieve invloed op het nieuwe restaurant met feestzaal, winkels en de omgeving. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
4.11
Milieueffectrapportage
4.11.1 Kader Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. 4.11.2 Onderzoek In het plangebied is sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (activiteit D11.2 van de D-lijst). Het toevoegen van maximaal 30 appartementen, restaurant en winkels wordt in het algemeen niet gezien al een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit omdat deze pas geldt bij 2.000 woningen of meer en bij oppervlakte van 100 hectare of meer. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied is gelegen. Dit is bekrachtigd in de uitgevoerde milieuonderzoeken. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.
, revisie Pagina 20 van 43
4.11.3 Conclusie Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen waardoor de ontwikkeling van maximaal 30 appartementen, 4 winkels en een restaurant met feestzaal niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
, revisie Pagina 21 van 43
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
5.1
Algemeen
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm. Het bestemmingsplan is opgezet als globaal eindplan met directe bouwtitel,waardoor flexibel kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
5.2
Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum Het betreft hier een gemengde bestemming, waarin de functies wonen, detailhandel en horeca zijn ondergebracht. Horeca is toegestaan tot maximaal categorie 2 van de staat van horeca-activiteiten. Zoals ook beschreven in paragraaf 4.10 valt de feestzaal binnen deze categorie en is dit wat betreft milieuzonering mogelijk in een gemengd gebied. Artikel 4 Waarde – Archeologie Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009) zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge of hoge archelogische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie'. Artikel 5 Waterstaat – Waterkering De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist.
5.3
Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven. Artikel 7 Algemene bouwregels In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde. Het is toegestaan om bouwwerken geen gebouwen zijnde te realiseren in de vorm van erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter of een lichtmast en vlaggenmast met een bouwhoogte van maximaal 9 meter. De overige bouwwerken mogen niet hoger dan 3 meter zijn. Artikel 8 Algemene gebruiksregels In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen dat gronden niet mogen worden gebruikt in strijd met de daaraan gegeven bestemming.
, revisie Pagina 22 van 43
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond. Artikel 10 Overgangsrecht Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan. Artikel 11 Slotregel In dit artikel wordt aangegeven hoe de regels van dit bestemmingsplan aangehaald dienen te worden.
, revisie Pagina 23 van 43
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1
Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan en worden de maatschappelijke aspecten aan de hand van de procedure (hoofdstuk 7) toegelicht.
6.2
Financiële uitvoerbaarheid
Voor de uitvoering van het bestemmingsplan wordt een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar gesloten voor vaststelling van het bestemmingsplan. De ontwikkelende partij wordt door de gemeente in staat geacht de ontwikkeling te kunnen realiseren. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid verzekerd.
6.3
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het ontwerp bestemmingsplan Neckerdijk voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier . Aangezien er geen rijks-of provinciale belangen spelen wordt er geen overleg met de Provincie Noord-Holland en de VROM-Inspectie gevoerd. Te zijner tijd worden de resultaten uit vooroverleg en zienswijzen in deze paragraaf vermeld. 6.3.1
Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan 'Neckerdijk 2012' heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft eenieder de gelegenheid gehad om mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen. De kennisgeving is in de Staatscourant van 23 april 2012 geplaatst en in het Zondagochtendblad van 22 april 2012. Hierop zijn twee zienswijzen ingediend. Eén ervan heeft geleid tot een tekstuele aanpassing van de toelichting.
, revisie Pagina 24 van 43
Regels
, revisie Pagina 25 van 43
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 1.1
Begrippen
plan
het bestemmingsplan 'Neckerdijk 2012' van de gemeente Purmerend. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPNECK2012-va01 met bijbehorende regels. 1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.7
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.8
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.9
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.10
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
, revisie Pagina 26 van 43
1.11
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.12
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel. 1.13
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.14
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.15
bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.16
café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. 1.17
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.18
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.19
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.20
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.21
grootschalige detailhandel
grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra.
, revisie Pagina 27 van 43
1.22
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.23
horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.24
hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. 1.25
kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.26
kleinschalige bedrijvigheid
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.27
maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 1.28
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.29
peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.30
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.31
prostitutie
het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.32
restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
, revisie Pagina 28 van 43
1.33
seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. 1.34
Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.35
woning
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.
, revisie Pagina 29 van 43
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. 2.2
bouwhoogte van een antenne-installatie
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.7
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.8
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
, revisie Pagina 30 van 43
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 3.1
Centrum - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. culturele voorzieningen; c. detailhandel; d. kleinschalige bedrijvigheid; e. dienstverlening; f. kantoren; g. maatschappelijke voorzieningen; h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horecabedrijven in de categorie 1a t/m c en 2 zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; i. tuinen en erven en terreinen ten dienste onder sub a tot en met h genoemde functies; met de daarbij horende: j. bouwwerken, geen gebouw zijnde; k. nutsvoorzieningen; l. parkeervoorzieningen; m. wegen en paden. 3.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogte; c. onder gebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 3,0 meter beneden het peil. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan.
, revisie Pagina 31 van 43
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. 4.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 4.3
Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn. b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden. 4.4
Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 4.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. b. Het in sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat. c. Aan deze afwijking kunnen voorschriften worden verbonden tot: 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor is afgeweken door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 4. Het afwijken geschiedt pas nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende matbetrekkking betrekkking e is vastgesteld. 4.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
a. Het is verboden op de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm; 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen,
, revisie Pagina 32 van 43
diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 3. het verlagen van het waterpeil; 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist: 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld; 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2; 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd; 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen. 6. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. 7. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld. 4.6
Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn. b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden. 4.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. op de plankaart de bestemming 'Waarde - archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. op gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
, revisie Pagina 33 van 43
Artikel 5 5.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. 5.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 5.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 5.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
, revisie Pagina 34 van 43
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
, revisie Pagina 35 van 43
Artikel 7 7.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 7.2
Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: - erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied:
1m
- overige erfafscheidingen
2m
- lichtmasten
9m
- vlaggenmasten
9m
- objecten van beeldende kunst
6m
- speeltoestellen
4m
- bruggen
12 m
- overig straatmeubilair
6m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3m
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter. 7.3
Antenne-installaties
Met betrekking tot antenne-installaties gelden de volgende regels: a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan. b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 1 genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m. 7.4
Ondergronds bouwen
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.
, revisie Pagina 36 van 43
Artikel 8 8.1
Algemene gebruiksregels
Verboden gebruik
a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan: 1. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud; 2. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud; 3. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddelen; 4. het gebruik van grond voor prostitutie b. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.
, revisie Pagina 37 van 43
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
, revisie Pagina 38 van 43
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 10.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
, revisie Pagina 39 van 43
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Neckerdijk 2012.
, revisie Pagina 40 van 43
Bijlagen bij de regels
, revisie Pagina 41 van 43
Bijlage 1
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca • automatiek; • broodjeszaak; • cafetaria; • croissanterie; • koffiebar; • lunchroom; • ijssalon; • snackbar; • tearoom; • traiteur. 1b. Overige lichte horeca • bistro; • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); • hotel. 1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives). Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: • bar; • bierhuis; • biljartcentrum; • café; • proeflokaal; • shoarma/grillroom; • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen). Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: • dancing; • discotheek; • nachtclub; • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen.
, revisie Pagina 42 van 43
Eindnoten
1. Watertoets ontwikkeling Neckerdijk, Grontmij, 12 maart 2012 2. Indicatief bodemonderzoek, projectcode AX66, Wareco, 28 april 2009 3. Aanvullend bodemonderzoek en asbestinventarisatie Neckerdijk/Kanaalschans te Purmerend, projectcode AX66A, Wareco, 10 juni 2010 4. Programma van Eisen Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven, Hoek Neckerdijk/Kanaalschans te Purmerend, Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland, 3 februari 2011 5. Habitatcheck Vleermuizen Neckerdijk/Kanalschans Purmerend, Grontmij, 17 januari 2012 6. Ontwikkeling Neckerdijk/Kanaalschans te Purmerend, akoestisch onderzoek naar de effecten van wegverkeerslawaai, Grontmij, 21 december 2011
, revisie Pagina 43 van 43