Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO
Jan van Beierenstraat 123 B Hilversum
Dienst Stad gemeente Hilversum
Inhoud
1.
Inleiding .................................................................................................................................................3 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding .....................................................................................................................................3 Projectgebied.................................................................................................................................3 Beschrijving bouwplan .................................................................................................................3
2.
Bestemmingsplan...................................................................................................................................3
3.
Artikel 19 WRO.....................................................................................................................................5 3.1. 3.2.
4.
Ruimtelijke beoordeling ........................................................................................................................6 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
5.
Algemeen ......................................................................................................................................5 Procedure ......................................................................................................................................5
Stedenbouwkundige beoordeling ..................................................................................................6 Geluid............................................................................................................................................6 Bodem en water ............................................................................................................................8 Verkeer en parkeren ......................................................................................................................9 Luchtkwaliteit ...............................................................................................................................9 Externe veiligheid .........................................................................................................................9 Archeologie en cultuurhistorie ......................................................................................................9 Flora en fauna .............................................................................................................................10
Planschade ...........................................................................................................................................10 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Algemeen ....................................................................................................................................10 Beoordeling .................................................................................................................................10 Verhaalsovereenkomst ................................................................................................................10 Conclusie ....................................................................................................................................10
Ruimtelijke onderbouwing
2
1.
Inleiding
1.1. Aanleiding Voor het perceel Jan van Beierenstraat 123 B te Hilversum is een bouwaanvraag ingediend voor het gedeeltelijk veranderen van het bestaande bedrijfspand en het oprichten van een nieuwe opbouw ten behoeve van het realiseren van een woning. Het beoogde plan is in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan ‘Utrechtseweg’. Om het bouwplan te kunnen realiseren, is vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk. In het voorliggende document worden de relevante ruimtelijke aspecten en mogelijke invloeden van het bouwplan onderzocht en beoordeeld. Doel van het onderzoek is te bepalen of het bouwplan al dan niet ruimtelijk aanvaardbaar is. Ook wordt vastgesteld welke vrijstellingsprocedure is vereist om dit bouwplan mogelijk te maken. 1.2. Projectgebied Het projectgebied is gelegen in het centrum van Hilversum. Het perceel is geheel bebouwd en is gelegen aan de Jan van Beierenstraat 123 B. Ten noorden, ten zuiden en oosten van het projectgebied bevinden zich woningen. Het naastgelegen pand betreft kantoor/bedrijfsruimte. 1.3. Beschrijving bouwplan Het bouwplan voorziet in het gedeeltelijk veranderen van het bestaande bedrijfspand en het oprichten van een nieuwe opbouw ten behoeve van het realiseren van een woning. Huidige situatie Het pand aan de Jan v beierenstraat is in de laatste vergunde situatie in gebruik geweest als woning/bedrijfsruimte en een parkeerplaats, garage box . De begane grond is in gebruik geweest als woning en opslag ruimte vloerbedekking. Toekomstige situatie Op de begane grond van het perceel Jan van Beierenstraat zullen geen bouwkundige veranderingen meer plaatsvinden. Zie reeds eerder verleende/uitgevoerde bouwvergunning nr B 20090259. De plattegrond en de gevels van de begane grond blijven in tact. De onderhavige ontwikkeling ziet alleen op de opbouw ter vergroting van de woning en dakterras. 2.
Bestemmingsplan
Het gehele projectgebied ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan ‘Utrechtseweg’, dat op 10 oktober 2001 door de gemeenteraad van Hilversum is vastgesteld en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van 2 juli 2002 (met kenmerknummer 2002-13242). De gronden waarop het onderhavige plan betrekking heeft hebben in het geldende bestemmingsplan ´Utrechtseweg´ de bestemming ´Bedrijfsdoeleinden´. Gronden met deze bestemming zijn op grond van artikel 20 lid 1 van de voorschriften bestemd voor bedrijven in de categorieen 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de voorschriften, bedrijven zoals aangegeven in de bij de voorschriften behorende bijlage Toegelaten bedrijven en ´woondoeleinden´ daar waar dat op de plankaart staat aangegeven, een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, tuinen en erven, groenvoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en parkeerplaatsen. De gronden zijn tevens bestemd voor behoud van de ruimtelijke karakteristieken zoals omschreven in de beschrijving in hoofdlijnen. De onderhavige ontwikkeling ziet op het gebruik van het pand ten behoeve van een woning en bedrijfsruimte. Dit gebruik is conform de doeleindenomschrijving. Het bouwplan is in strijd met de in artikel 20 lid 3 opgenomen bebouwingsvoorschriften, op basis waarvan de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen van 4 meter. Het bouwplan gaat uit van een bouwhoogte van 7.35 meter. Het perceel wordt omringd door gronden met de bestemming
Ruimtelijke onderbouwing
3
Woondoeleinden 1. Aangezien ter plaatse van deze bestemming hoofdgebouwen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 9 meter is de onderhavige ontwikkeling stedenbouwkundig passend in het straatbeeld. Zoals in paragraaf 3.1 zal worden beschreven heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om medewerking te verlenen door het voeren van een procedure volgens artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door middel van deze procedure kan vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan worden verleend om het project te realiseren.
Ruimtelijke onderbouwing
4
3.
Artikel 19 WRO
3.1. Algemeen Hierboven is aangegeven dat het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan vanwege het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte. Het plan is ingekomen vóór 1 juli 2008 zodat het recht zoals dit gold vóór deze datum van toepassing is, waaronder de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In artikel 46, lid 3 Woningwet is bepaald dat een aanvraag om bouwvergunning die slechts met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kan worden ingewilligd, geacht wordt mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden. In artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn categorien van gevallen aangegeven waarin met toepassing van artikel 19 lid 3 WRO vrijstelling van het bestemmingsplan kan worden verleend. Voorwaarde voor toepassing is dat de hoogte van het hoofdgebouw maximaal 5 meter mag bedragen. De hoogte bedraagt echter 7.35 meter, zodat toepassing van artikel 19 lid 3 WRO niet mogelijk is. In artikel 19, lid 2 WRO is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling van het bestemmingsplan kunnen verlenen in door Gedeputeerde Staten, in overleg met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen (“projecten”). GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van geen bezwaar is vereist. Ten slotte moet het bouwplan worden voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Er is geen vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO benodigd. Volgens het beleid inzake toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van Gedeputeerde Staten kan in deze gevallen met een artikel 19 lid 2 WRO procedure worden volstaan. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bepaalt voorts dat voor projecten die vallen onder een speerpunt van beleid, een verklaring van geen bezwaar moet worden aangevraagd. Het onderhavige bouwplan valt niet binnen een speerpunt van beleid zodat genoemde verklaring niet noodzakelijk is. 3.2. Procedure Ingevolge artikel 19, lid 2 juncto artikel 19a, lid 4 WRO wordt het project, voorzien van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter visie gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen vrijstelling van het bestemmingsplan bij burgemeester en wethouders naar voren te brengen. Indien er geen zienswijzen naar voren worden gebracht dan wel indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat de ingediende zienswijzen ongegrond zijn, kan de gevraagde vrijstelling worden verleend. Op basis van het vrijstellingsbesluit kan bouwvergunning worden verleend. Hiertegen staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Vervolgens kan nog beroep worden ingesteld bij de rechtbank en eventueel hoger beroep bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In alle gevallen kunnen de reclamanten ook een voorlopige voorziening aanvragen bij de voorzieningenrechter.
Ruimtelijke onderbouwing
5
4. Ruimtelijke beoordeling 4.1 Stedenbouwkundige beoordeling Het plan voorziet in het vergroten van de bestaande woning door middel van een dakopbouw. Voor het oprichten van een woning in het voorste gedeelte van het bedrijfspand (op de begane grond) is bouwvergunning verleend. De ingediende aanvraag bouwvergunning betreft het vergroten van deze bestaande woning. De toegang blijft ongewijzigd: de woning is bereikbaar vanaf de openbare weg, de Jan van Beierenstraat 123b. Met het vergroten van de woning door middel van een dakopbouw, zal het bestaande volume van het bedrijfspand/woning worden uitgebreid. Voor uitbreiding met een zadeldak is gekozen naar aanleiding van de bebouwing in de omgeving, in relatie met de bestaande karakteristiek van het pand. Voor het realiseren van de noodzakelijke daglichtvoorzieningen zullen daklichten en dakvensters geplaatst worden. Daklichten in het platte dak voor de verblijfsruimten op de begane grond, dakvensters in het zadeldak voor de verblijfsruimten op de verdieping. Tevens zal een dakterras gecreëerd worden op het bestaande platte dak van het bedrijfspand. In de toelichting behorend bij het vigerend Bestemmingsplan “Utrechtseweg” wordt een aantal beleidslijnen aangegeven, te weten: Het plangebied Utrechtseweg ligt ten zuiden van het centrum en ten westen van de spoorlijn HilversumUtrecht. Het plangebied kan gesplitst worden in twee deelgebiede:, noord en zuid. Beide gebieden hebben aan de oostkant de spoorlijn als grens. Het noordelijke deel wordt begrensd door het Achterom en Koningsstraat, de Nassaulaan, Frans Halslaan, Eikbosserweg en de Diependaalselaan. Het zuidelijke deel wordt begrensd door de Diependaalselaan,de Holleweg en de Maartensdijkseweg (zuid). Het stadsdeel bestaat uit vier van elkaar verschillende deelgebieden die nagenoeg ieder op zich deel uitmaken van een zich buiten dit bestemmingsplangebied uitstrekkend stadsdeel. De overgangen tussen de deelgebieden zijn niet duidelijk omdat deze niet in de straat maar in de achterterreinen liggen. De straten hebben een opbouw met symmetrische wanden. Naast de verschillen in de deelgebieden zijn ook een aantal grotere en op stedelijk niveau continue lijnen (veelal straten) structurerend voor het plangebied. De centraal in het gebied gelegen Utrechtseweg, een oude invalsweg met villa's in bospercelen, is daarvan de belangrijkste. St. Vitusstraat e.o. Deze buurt heeft lage huizen en smalle woonstraten met kleine voortuinen. Het is één van de 'dorpse' buurten in de schaduw van de binnenstad. De korte huizenrijen zijn veelal van elkaar gescheiden door poorten. De overal geparkeerde auto's in de straatprofielen geven een rommelig beeld. Diamantstraat e.o. Het gebied rond de Diamantstraat is een arbeiderswoningbouwbuurt, tot stand gekomen rond 1900. In 1894 werd de Kerklaan aangelegd. De Diamantstraat, Faisantenstraat en Pauwenstraat werden in 1896 aangelegd door Mr. R. Rinkel en H.A. Claassen. Hoewel de arbeiderswoningen gekenmerkt worden door een veelheid aan individuele ingrepen vormen zij een geheel dat een representatief beeld geeft van de arbeiderswoningbouw in Hilversum. De kleine woningen langs smalle straten werden opgebouwd uit een bouwlaag onder een kapverdieping met de noklijn evenwijdig aan de weg. Er zijn hier nog allerlei karakteristieke ontwerpen en details te vinden. Ten aanzien van het parkeren valt het gebied in twee deelgebieden onder te verdelen, namelijk het noordelijk gebied - omsloten door het Achterom, de Emmastraat en de Oude Amersfoortseweg – en het zuidelijk gedeelte dat de rest van het plangebied beslaat. Het noordelijke gebied bestaat voornamelijk uit kleine arbeiderswoningen gelegen aan smalle straten. Binnen het gebied bestaat tengevolge van het eigen autobezit al een zeer hoge parkeerdruk, die het aantal beschikbare plaatsen ruim te boven gaat. De gemeente Hilversum streeft op het gebied van welstandszorg een hoog niveau na. In de nota ‘Welstandscriteria toevoegingen aan daken’ staan nadere bepalingen van het welstandbeleid. Het dakenlandschap is een belangrijk element in het stadsbeeld. Toevoegingen aan daken dienen dan ook op een weloverwogen wijze plaats te vinden zodat de kwaliteit van het gebouw en haar omgeving er niet op achteruit gaan. Elk plan wordt onderworpen aan deze criteria. Voor bepaalde gebieden geldt echter een
Ruimtelijke onderbouwing
6
‘strengere’ beoordeling zoals voor cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Voor andere gebieden geldt een ‘soepelere’ beoordeling. Dit geldt met name voor gebieden waar in de loop der tijd een zeer grote verscheidenheid aan toevoegingen aan daken is ontstaan. Het gaat voor het plangebied Utrechtseweg om de Vitusbuurt en omgeving. In de Welstandsnota wordt voor het gebied “Utrechtseweg” een aantal beleidslijnen aangegeven, te weten: Het gebied Utrechtseweg ligt ten zuidoosten van de kern van Hilversum en ten westen van de spoorlijn Hilversum-Utrecht. Er staan overwegend middenstandswoningen en villa’s. Het gebied wordt begrensd door het Achterom en de Koningsstraat, Nassaulaan, Frans Halslaan, Eikbosserweg, Holleweg en Maartensdijkseweg en het spoor. In het gebied Utrechtseweg heeft vijf verschillende deelgebieden. De grenzen van de deelgebieden liggen veelal op achterterreinen. Tegen de binnenstad, in de omgeving van de St. Vitusstraat ligt het deelgebied Dorpse bebouwing met smalle straten en korte rijtjes arbeidershuizen. Dorpse bebouwing. De bebouwing in het deelgebied Dorpse bebouwing bestaat voornamelijk uit arbeiderswoningen uit het begin van de twintigste eeuw. In de loop van de tijd zijn op enkele plekken zijn deze woningen vervangen door nieuwbouwrijtjes en appartementenblokjes. De grenzen van het gebied lopen via het Achterom, het spoor en de Diamantstraat. Het buurtje heeft smalle straten, geen grote openbare ruimte en de woningen hebben veelal geen voortuinen. De woningen maken veelal onderdeel uit van rijen. Enkele twee-onder-één-kap woningen en individuele woningen komen voor. De voorgevellijn van de rijen is recht en heeft kleine verspringingen ten opzicht van aangrenzende hoofdmassa’s. Op het nieuwbouwblokje na aan de Roosendaalstraat is de gangbare opbouw eenvoudig en bestaat uit één of twee lagen met kap. De bebouwing heeft veelal een individueel karakter door de vele wijzigingen. Bij veel woningen van één laag met kap is de gevel opgetrokken of is er een dakopbouw of grote dakkapel geplaatst waardoor deze woningen vanaf de straat gezien een opbouw hebben van twee lagen met plat dak. De nokrichting van de hellende daken is in hoofdzaak evenwijdig aan de straat. Een haakse richting komt voor als accent in de hoofdmassa en als hoekbeëindiging. De detaillering varieert van sober tot rijk. Met name oudere panden hebben een fijne detaillering met onder andere subtiele verspringingen in het gevelvlak, siermetselwerkverbanden, speklagen en geprofileerde gootklossen en lijsten. Het materiaal en kleurgebruik is afwisselend, maar overwegend traditioneel. Bij rijen is het materiaal- en kleurgebruik niet meer in samenhang. Bij de tweeonder- één-kap woningen vaak nog wel. Gevels zijn van baksteen, soms gepleisterd in een lichte tint of gecombineerd met horizontale houten delen tussen de ramen op de verdieping. Hellende daken zijn gedekt met gebakken pannen. Kunststof kozijnen komen voor. Gebieden aan de rand binnenstad (Diamantstraat e.o. / St. Vitusbuurt). De stedenbouwkundige structuur kenmerkt zich door een combinatie van een dorps stratenpatroon achter de St. Vitus en een parallel opgezet stratenpatroon ten zuiden van de St. Vitusstraat. De opzet is helder en compact met woningen in een uniforme rooilijn op kleine kavels. De verkaveling bestaat uit gesloten bouwblokken, oorspronkelijk opgebouwd als ensembles arbeiderswoningen in 1 laag met een kap. Oorspronkelijk was er in de bebouwing sprake van een grote mate van samenhang in hoogte, rooilijnen, kapvorm en -richting en materiaalgebruik, alsmede een zorgvuldige detaillering (deuren en raamindeling). De hoogte van de begane-grondlaag is daarbij relatief groot; ca. 3.00 meter. De oorspronkelijke karakteristieken van bebouwing en buitenruimte zijn grotendeels niet meer aanwezig. Doordat de woningen de laatste jaren niet meer voldeden aan de eisen van de huidige moderne samenleving, is er een zekere mate van pluriformiteit opgetreden door een veelheid aan individuele ingrepen aan de woningen. Een groot deel van de woningen is vergroot tot 2 lagen met een kap (mansarde of zadel). Een zekere schaalvergroting en afwisseling in bouw- en goothoogte, materiaal- en kleurgebruik en kapvormen is hierdoor zichtbaar geworden. Het beleid is erop gericht bij ver-/nieuwbouw de opgetreden schaalvergroting naar 2 lagen met een kap als standaard-bebouwingsbeeld over te nemen mits de beschreven karakteristieken behouden blijft en de ruimtelijke samenhang hersteld wordt. Een collectieve uitstraling van elk blok (middels een doorlopende goothoogte, toepassing van langskappen en een vaste rooilijn) en een zorgvuldige detaillering zijn hierbij bepalend.
Ruimtelijke onderbouwing
7
Het bouwplan kent de volgende overeenstemmingen met de beleidslijnen: - Bestaande parkeergelegenheid van de woning is inpandig gerealiseerd, waardoor er minimaal 1 auto aan het rommelige straatbeeld is onttrokken; - Verbondenheid met omgeving door de gekozen kapvorm en -richting, het materiaalgebruik en de zorgvuldige detaillering; - Overeenstemming met omliggende bebouwing (m.n. arbeiderswoningen): een hoge begane grond laag, afgedekt met een schuine kap; - Noklijn evenwijdig aan de openbare weg; - Traditioneel materiaalgebruik: baksteen, houten kozijnen/lijsten en gebakken pannen; - Zorgvuldige detaillering met siermetselwerkverbanden en geprofileerde gootlijsten. Gezien het vergroten van het bestaande bedrijfspand/woning met een dakopbouw in grote mate in overeenstemming is met de eerder geciteerde beleidslijnen, is het verlenen van vrijstelling een stedenbouwkundige ontwikkeling die niet conflicterend is met het vigerende Bestemmingsplan “Utrechtseweg” en de Welstandsnota 2008. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat het plan stedenbouwkundig aanvaardbaar is. 4.2 Geluid De voorkeurswaarde voor railsverkeerlaai op de geluidsbelaste gevel van nieuw te projecteren woningen is volgens de wet geluidshinder 55 dB. Wanneer, ook door het treffen van (afschermende) maatregelen, niet aan de grenswaarde kan worden voldaan, ofwel tegen het treffen van deze maatregelen bezwaren bestaan van stedebouwkundige, kunnen Burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen . De maximale ontheffingswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt 68 dB. De geluidsbelasting op de achtergevel van de uitbreiding, vanwege de maatgevende de spoorlijnen met trajectnummers 370, 371 en 360, bedraagt maximaal 55 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Zie: akoestisch rapport van db/a consultants v.o.f (datum: 22 maart 2010 kenmerk: RL 9839/1). 4.3 Bodem en water Binnen de gemeente (digitale bodeminformatiesysteem Nazca) zijn de volgende gegevens bekend m.b.t. de bodemkwaliteit van de locatie. In het verleden hebben op de locatie diverse bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Te noemen zijn o.a.: • 1930-1960 een benzine servicestation; • 1933-1949 vloer- en tapijtfabriek; • 1958-1966 brandstoffengroothandel. In 2002 is in verband met een bouwaanvraag een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft aangetoond dat de grondlicht verontreinigd is met chroom, lood en PAK (teerachtige stoffen). Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, tri (trichlooretheen) en per (tetrachlooretheen). Omgeving Jan van Beierenstraat 123B In de omgeving van de locatie hebben in het verleden diverse bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden, te noemen zijn o.a.: • Jan van Beierenstraat 123B, een ketel- en radiatorenfabriek (´27-´47); • Wandelpad 28, brandstoffenhandel (´69-´85) en een autoreparatiebedrijf (´82-´89); • Wandelpad 30, verffabriek (´47-´71) en een ondergrondse tank gesaneerd conform BOOT (Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks); • Wandelpad 32, houtmeubelfabriek (´28-´49) en een motorenrevisiebedrijf (´82-´89). Tijdens een bodemonderzoek (uit 1999) aan de Jan van Beierenstraat 123C zijn in de grond lichte verontreinigingen met lood, zink en PAK aangetroffen en in het grondwater lichte verontreinigingen met zware metalen, vluchtige aromaten en vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen aangetoond. Op de locatie Wandelpad 26-28 zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op de locatie een saneringsnoodzaak bestaat die is bevestigd in een beschikking Wet bodembescherming. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning aldaar is het uitvoeren van bodemonderzoek noodzakelijk.
Ruimtelijke onderbouwing
8
Het plan voldoet aan het gemeentelijk beleid en richtlijnen voor wat betreft de aspecten bodem en water. Het plan betreft de wijziging van de functie in het pand van winkel naar woning. Het betreft verder inpandige wijzigingen. Er vinden geen veranderingen in het verhard oppervlak of de bodem plaats. Om deze reden is geen nader onderzoek hiernaar benodigd. De aspecten water en bodem vormen daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 4.4 Verkeer en parkeren De parkeervoorziening is al inpandig aan de voorzijde van het perceel gerealiseerd. Er is geen verhoging van de parkeerdruk op de openbare weg voorzien. De uit bestaande uitrit heeft voldoende breedte en is op een veilige manier te bereiken en te gebruiken. Parkeerberekening Jan van Beierenstraat 123 B
Winkel (opslag) Woningen (1,3pp/woning) Bestaand: geen Nieuw: goedkope woningen Totaal
Bestaand
Nieuw
580 m2 x 0,55= 3,19
458 m2 x 0,55= 2,5
1,3 3
4
In de bovenstaande tabel zijn de parkeernormen opgenomen voor het pand aan de Jan van Beierenstraat 123 B te Hilversum, in de bestaande en in de nieuwe situatie. Hieruit is op te maken dat in de nieuwe situatie ten behoeve van de woning het aantal benodigde parkeerplaatsen met 1 toeneemt. De extra parkeerplaats is al inpandig gerealiseerd. Zie hiervoor de bouwvergunning B 20090259 (maken van een woning en garage). 4.5 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Sindsdien staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid: a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging; d. een project past binnen het NSL/RSL (Nationaal/Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Het bouwplan bestaat uit het realiseren van een woning/bedrijfsruimte. Het onderhavige bouwplan valt onder de in de Regeling NIBM (‘niet in betekenende mate bijdragen’) opgenomen categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor doorgang van het project. 4.6 Externe veiligheid Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 4.7 Archeologie en cultuurhistorie Blijkens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland heeft de beoogde bouwlocatie geen (steden)bouwkundige cultuurhistorische of archeologische waarde.
Ruimtelijke onderbouwing
9
4.8 Flora en fauna Onderzocht is of in het plangebied rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van beschermde soorten op grond van de Flora en Fauna wet. Aangezien de woningen binnen het bestaande oppervlak gerealiseerd worden is er geen noodzaak voor toetsing aan de Flora en Fauna wet. 5. Economische uitvoerbaarheid 5.1 Planschade Ingevolge artikel 49 WRO kan een belanghebbende die schade lijdt ten gevolge van een verslechtering in het planologisch regime – bijvoorbeeld door de herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19 WRO – een verzoek om schadevergoeding indienen bij burgemeester en wethouders. Indien vast komt te staan dat er daadwerkelijk sprake is van schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de gedupeerde behoort te blijven, kennen zij hem een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe. 5.2 Beoordeling Om te beoordelen of in casu daadwerkelijk sprake is van planschade in de zin van artikel 49 WRO, dient een vergelijking te worden gemaakt tussen het vigerende planologisch regime enerzijds en het planologisch regime zoals dat eruit ziet na het verlenen van de onderhavige vrijstelling van het bestemmingsplan anderzijds. Daarbij is niet van belang welke bebouwing thans aanwezig is of straks aanwezig zal zijn, maar wordt gekeken naar de maximaal te benutten bouwmogelijkheden. Ook moet onder meer worden beoordeeld of de schade voorzienbaar was. In overleg met de aanvrager is geen risicoanalyse van de te verwachten planschade uitgevoerd. Er is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van planschade. De wijziging van de opbouw, bestemming “wonen” leidt wel tot grotere bebouwingsmogelijkheden en door de toename van de sociale veiligheid door het gebruik als woning komt het gebied waarin zich het plan bevindt ten goede. De verkeersbewegingen op Jan van Beierenstraat zullen niet toenemen en geven ook geen aanleiding voor het toekennen van planschade 5.3 Verhaalsovereenkomst De ontwikkeling van de projectlocatie berust op particulier initiatief van de heer P.Roelofs. De kosten voor de planvorming en de uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Onverminderd het bovenstaande wordt – conform bestendig gemeentelijk beleid – met de aanvrager een verhaalsovereenkomst gesloten, waarin is bepaald dat de aanvrager eventuele te honoreren planschadeclaims van derden voor zijn rekening neemt c.q. aan de gemeente vergoedt. Hierdoor is ieder financieel risico voor de gemeente uitgesloten en is het bouwplan economisch uitvoerbaar. 5.4 Conclusie Op grond van bovenstaande inzichten wordt geconcludeerd dat het project economisch uitvoerbaar is.
Ruimtelijke onderbouwing
10