GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2012 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING TEN BEHOEVE VAN OMGEVINGSVERGUNNING EX ARTIKEL 2.12, LID 1, ONDER a, 3O WABO VOOR EEN BEDRIJFSPAND VAN BLEEKER TRANSPORT HEERHUGOWAARD B.V. LOCATIE: NABIJ HASSELAARSWEG 1a EN 3 april 2012
Ontwerp
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 1
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 2
Inhoudsopgave: 1
2
3
4
5
6
INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1.1
Onderbouwing ......................................................................................................................... 5
1.2
Ligging en begrenzing van het plangebied .............................................................................. 5
1.3
Vigerend bestemmingsplan ..................................................................................................... 6
BELEID .............................................................................................................................................. 7 2.1
Rijksbeleid................................................................................................................................ 7
2.2
Provinciaal en regionaal beleid ............................................................................................... 7
2.3
Gemeentelijk beleid ................................................................................................................ 7
MILIEU EN OMGEVINGSASPECTEN .................................................................................................. 9 3.1
Inleiding ................................................................................................................................... 9
3.2
Geluidhinderaspecten ............................................................................................................. 9
3.3
Milieuzoneringen ................................................................................................................... 10
3.4
Waterparagraaf ..................................................................................................................... 10
3.5
Luchtkwaliteit ........................................................................................................................ 11
3.6
Bodem ................................................................................................................................... 11
3.7
Natuurwaarde, Flora en fauna .............................................................................................. 12
3.8
Cultuurhistorie en archeologie .............................................................................................. 12
3.9
Duurzaamheid en energie ..................................................................................................... 13
3.10
Externe veiligheid .................................................................................................................. 13
3.11
Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen ................................................... 14
PLANBESCHRIJVING ....................................................................................................................... 15 4.1
Plan in hoofdlijnen ................................................................................................................. 15
4.2
Landschappelijke basis voor beeldkwaliteit .......................................................................... 16
4.3
Verkeer .................................................................................................................................. 17
4.4
Bezonning .............................................................................................................................. 17
4.5
Bebouwing ............................................................................................................................. 17
UITVOERBAARHEID ........................................................................................................................ 17 5.1
Overleg en inspraak ............................................................................................................... 17
5.2
Economische uitvoerbaarheid ............................................................................................... 17
5.3
Planschadescan ..................................................................................................................... 18
BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 19
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 3
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 4
1 INLEIDING 1.1
Onderbouwing
Het bedrijf Bleeker Transport Heerhugowaard B.V. heeft het voornemen een bedrijfspand/opslagloods op eigen terrein achter op het perceel kadastraal bekend sectie S nr. 2048 te plaatsen. De vigerende bedrijfsbestemming van het betreffende deel van dit perceel is ‘Bedrijven – categorie 1(B1) en categorie 2 (B2)”. Omdat binnen deze vigerende bestemming het niet mogelijk is een bedrijfspand/opslagloods voor deze bedrijfsactiveiten te realiseren, dient terzake buitenplanse ontheffing op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a, 3o Wabo verleend te worden waarbij uitgegaan zal worden van bedrijvigheid conform de bestemming ‘Bedrijven-categorie 1, 2 (B2) aangevuld met een aanduiding ‘transportbedrijf (t) ’, vergelijkbaar met de vigerende bestemming van het aansluitende gebied. aan de Hasselaarsweg. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing en (digitale) planverbeelding (zie bijlage 1a) zijn ten behoeve van de benodigde omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan opgesteld, rekening houdende met dezelfde gebruiksmogelijkheden als de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming Bedrijven-categorie 1 en 2 (B2 t) op het bedrijventerrein.
1.2
Ligging en begrenzing van het plangebied
Het plangebied wordt op dit moment hoofdzakelijk gebruikt voor agrarische doeleinden. De open ruimte bestaat uit weide en akkers afgewisseld door rechte sloten. Deze gronden zijn verkaveld door een patroon van oost-west georiënteerde sloten ineen regelmatig patroon en haaks daarop sloten in een onregelmatig patroon. Het onderhavige perceel ligt nabij de Hasselaarsweg 1a en 3 en binnen de huidige bestemming “Bedrijven-categorie 1 en 2 transportbedrijf (B2 t)” te Heerhugowaard op het bedrijventerrein ‘De Vork’. Aan voorzijde, aan de Hasselaarsweg, staan bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning. Het plan is om de opslagloods achter op het bedoelde perceel te plaatsen. Zowel aan oost- als aan westzijde van dit achterterrein staan kassen. Het gebied wordt nu aan de oostkant vanaf de Middenweg en aan de noordkant vanaf de Hasselaarsweg ontsloten. Overige infrastructuur, zoals wandel- en fietspaden, komt niet voor in het plangebied. Aan de westzijde van het plangebied ligt de dubbelbaans spoorweg Heerhugowaard – Den Helder. Het dijklichaam ligt ongeveer 1,50 meter boven het maaiveld.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 5
Zicht vanaf de Middenweg, achter de bestaande kassen (pijl) ligt het terrein van Bleeker Transport.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Het plangebied maakt deel uit van het vigerend bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Vork” (2005). Voor het terrein van Bleeker Transport is door gedeputeerde staten van Noord-Holland goedkeuring onthouden in verband met de bestemming ‘Groen en Water’ langs de Hasselaarsweg. In een 2e partiële herziening van dit bestemmingsplan heeft de Raad van State het beroep van het bedrijf Bleeker gedeeltelijk gegrond verklaard. Het resultaat is dat een 2e in- / uitrit kan worden gelegaliseerd. Vanwege de gewenste groene landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein is de bestemming voor ‘Groen en Water’ bestemt voor ‘Tuin’. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd en mag o.a. niet worden geparkeerd. In voorliggend plan voor de bouw van een bedrijfspand/opslagloods komt de nadruk meer op het achterterrein te liggen waardoor de gewenste groene hoofdstructuur langs de Hasselaarsweg gehandhaafd kan blijven.
e
Planverbeelding 2 partiële herziening van bestemmingsplan de Vork
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 6
2 BELEID 2.1
Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Doelen zijn; de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De SVIR vervangt onder andere de Nota Ruimte. Net als de Nota Ruimte integreert de SVIR het totale rijksbeleid voor het stedelijk en het landelijk gebied en omvat alle ruimtelijke beleidsterreinen, zoals water, natuur, energie, cultureel erfgoed, netwerken voor mobiliteit, ICT en buisleidingen, nationale veiligheid, klimaat. Daarmee is de SVIR het nieuwe kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is tevens deregulerend. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een bepaald gebied moet gebeuren. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen hebben een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen. Onderhavige plan bouwt voort op eerdere plannen en past in het kader van het rijksbeleid.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Op 15 december 2008 is de Provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld (Prv). Deze verordening dient ter waarborging van de provinciale belangen en het provinciaal beleid en is het aangewezen instrument als het gaat om geven van algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. De afwijking ten opzichte van de huidige bedrijfsbestemming, houdt een contourcorrectie in tussen de bestemming ‘Bedrijven-categorie 2 (B2) ’ en ‘Bedrijven-categorie 3 (B3)’ ten behoeve van een bedrijfspand/opslagloods met bijbehorend terrein. Er is dan ook geen sprake van strijd met de onderwerpen die in de provinciale verordening zijn opgenomen. Op regionaal niveau is in juli 2006 de ‘Regionale bereikbaarheidsvisie Noord-Kennemerland’ vastgesteld. Hierin is het ambitieniveau van de regio vastgelegd. Er wordt aangegeven welke kwaliteiten de gemeenten op het gebied van mobiliteit nastreven. Het bedrijventerrein “De Vork” is als bestaande ontwikkeling in deze visie meegenomen. De in deze herziening opgenomen wijziging past binnen de regionale visie.
2.3
Gemeentelijk beleid
Stadsvisie ‘Heerhugowaard, stad van kansen’ en Structuurbeeld 2005 - 2015 In de Stadsvisie ‘Heerhugowaard, stad van kansen’ en de ruimtelijke vertaling van deze visie in het Structuurbeeld Heerhugowaard 2005 – 2015, wordt aangegeven dat het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein de Vork, tezamen met Beveland-Zuid en de Broekhornpolder, in de werkgelegenheidsbehoefte tot 2015 kan voorzien. Hierbij zullen Beveland-Zuid en de Broekhornpolder zich ontwikkelen als hoogwaardige (regionale) bedrijvenlocaties, welke zich met name richten op ‘uitdagende’ bedrijven voor hoogopgeleide mensen. Ten aanzien van de bestaande bedrijventerreinen is het beleid gericht op het verbeteren van de kwaliteit en het stimuleren van het eigen karakter.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 7
Structuurbeeld 2005 – 2015 In het “Structuurbeeld 2005 – 2015 wordt aangegeven dat met het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein De Vork de noordelijk grens is bereikt en te samen met Beveland en de Broekhornpolder in de werkgelegenheidsbehoefte wordt voorzien. De ruimtelijke vertaling van de statements uit de Stadsvisie geeft aan dat onder andere De Vork gezien wordt als het afronden van ingezette ontwikkelingen. Bij de aandachtspunten is aangegeven dat de aanleg van de Westfrisiaweg De Vork potentie geeft voor de regio. Structuurplan bedrijventerrein De Vork (2002) Het strategisch gemeentelijk beleid inzake de ontwikkeling van werkgelegenheid en realisatie van bedrijventerreinen is neergelegd in de intergemeentelijke structuurvisie zoals hiervoor beschreven. Om de realisatie van het bedrijventerrein De Vork mogelijk te maken heeft de gemeente vanaf januari 2000 voorkeursrecht op het plangebied (met uitzondering van de percelen langs de Middenweg) gevestigd om de betreffende grond te kunnen verwerven en de regie te voeren bij de realisatie van het bedrijventerrein. Om het gevestigde voorkeursrecht te continueren, is het Structuurplan Bedrijventerrein De Vork opgesteld. In het Structuurplan wordt ingegaan op overheidsbeleid in brede zin, vraag en aanbod van bedrijventerreinen alsmede het werkgelegenheidsvraagstuk. Er wordt ingegaan op de locatiekeuze en er wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Het Structuurplan geeft tenslotte een visie op de ontwikkeling van het bedrijventerrein, alsmede de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling van het terrein in een later stadium. Stedenbouwkundige uitgangspunten die op dit plangebied betrekking hebben zijn onder andere: Landschappelijke structuur • landschappelijke structuur (rationeel verkavelingspatroon) dient als inspiratie; • streven naar intensief/meervoudig ruimtegebruik. Groene & blauwe structuur • voldoende groenvoorzieningen creëren ten behoeve van beeldkwaliteit en verblijfskwaliteit; • groen op eigen terrein of concentreren; • agrarische hoofdfunctie voor water wijzigen naar stedelijk water; • afmetingen van de watergangen in combinatie met bergings- en bemalingscapaciteit voldoende toerusten om in relatief korte tijd grote hoeveelheden water af te voeren of te bergen (HHS); • oppervlaktewaterpeil van 3,40 m. beneden N.A.P. handhaven; • aan-, door-, en afvoer van het oppervlaktewater waarborgen; • waterberging in het plangebied realiseren; • oppervlaktewater dient doorspoelbaar te zijn; • belevingswaarde van het aanwezige water in het plangebied vergroten. Verkeersstructuur • 2e hoofdontsluiting via de Hasselaarsweg; • parkeerplaatsen op eigen terrein. Vestigingstructuur (zonering) • vestigingsmogelijkheid voor bedrijven tot en met milieucategorie 4; • geen zwaar geluidhinderlijke bedrijven; • bedrijventerrein wordt intern gezoneerd; Detaillering • specifiek aandacht besteden aan beeldkwaliteit en de verblijfskwaliteit; • thematische aanpak met afstemming van de inrichtingskwaliteit op doelgroep en herkenbare vestigingsplaatsen voor de verschillende bedrijven; • aandacht voor sociale veiligheid in openbare ruimte; • bedrijventerrein ontwikkelen volgens de principes van duurzame stedenbouw • gebouwen volgens duurzaam bouwen (DUBO).
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 8
3 MILIEU EN OMGEVINGSASPECTEN 3.1
Inleiding
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de milieuaspecten die van belang zijn voor het gebied. Het betreft een relatief klein terrein binnen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Vork dat in 2005 is vastgesteld. Voor sommige milieuaspecten geldt dat de situatie ongewijzigd is, voor andere milieuaspecten zijn onderzoeken geactualiseerd. Daarbij wordt alleen dieper op het aspect ingegaan als er sprake is van een wijziging op het gebied van de landelijke regelgeving of als de invoering van deze herziening gevolgen heeft voor dat aspect.
3.2
Geluidhinderaspecten
Het Akoestisch Adviesburo ASP heeft een onderzoek verricht naar het geluid in verband met de uitbreiding/wijziging van de inrichting met een opslagloods (zie bijlage 2). Het gebied waar de nieuwe opslagloods is gepland is gelegen tussen de spoorlijn Alkmaar – Schagen, de Hasselaarsweg en de Middenweg en is conform bestemmingsplan “2e partiële herziening bestemmingsplan De Vork” ingericht als bedrijventerrein. Dit gebied sluit aan op het de westzijde van de spoorlijn Alkmaar – Schagen gelegen bestaande bedrijventerrein. Hierna zijn de conclusies en het advies opgenomen. Het gehele rapport is als bijlage 4 aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Conclusies en advies Goede ruimtelijke ordening (GRO) Uit het onderzoek blijkt dat bij de uitbreiding/wijziging aan de in VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 genoemde richtafstand van 50 meter wordt voldaan. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat tevens in de volgens het bestemmingsplan maximale bedrijfssituatie wordt voldaan de van toepassing zijnde geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en de maximale geluidniveaus (LAmax). Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding/wijziging ten aanzien van het aspect geluid aan de eisen voor een goede ruimtelijke ordening wordt voldaan. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) In zowel in de bestaande situatie als in de nieuwe situatie inclusief uitbreiding/wijziging wordt voldaan aan de in het besluit opgenomen geluidgrenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) etmaalwaarde. Als gevolg van de uitbreiding/wijziging vindt in de dagperiode een geringe toename en in de nachtperiode een geringe afname van het LAr,LT plaats. Per saldo kan de uitbreiding/wijziging ten aanzien van het aspect geluid, milieuneutraal worden beschouwd. Maximale geluidniveau (LAmax) In de dag- en avondperiode wordt in alle berekende situaties wordt voldaan aan de geluidnorm voor LAmax. In de nachtperiode wordt de geluidnorm voor LAmax in de bestaande situatie en de nieuwe situatie inclusief uitbreiding/wijziging met maximaal 7 dB overschreden De overschrijdingen worden veroorzaakt door het wegrijden van vrachtwagens in de morgen tussen 05.00 en 07.00 uur. De hoogte van de optredende maximale geluidniveaus is in de nieuwe situatie met uitbreiding/wijziging gelijk aan die in de bestaande situatie. De uitbreiding/wijziging kan ten aanzien van het aspect geluid milieuneutraal worden beschouwd. Indirecte hinder In alle situaties voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (LAr,LT). Als gevolg van de uitbreiding/wijziging vindt in de dagperiode een geringe toename en in de nachtperiode een geringe afname van het LAr,LT plaats. Het gaat om minimale c.q. marginale verschillen van 1 of 2 dB. De uitbreiding/wijziging kan ten aanzien van het aspect geluid milieuneutraal worden beschouwd. Maatregelen Om de geluiduitstraling richting de omgeving te beperken zijn de volgende maatregelen getroffen: - het terugbrengen van het aantal nachtelijke vrachtwagenbewegingen van 10 naar 6; - de chauffeurs zijn geïnstrueerd om in de nachtperiode zo langzaam mogelijk weg te rijden; - de chauffeurs zijn geïnstrueerd om in de nachtperiode alleen gebruik te maken van de westelijk gelegen inrit; - De vrachtwagens zijn geluidarm en voldoen aan BBT (best beschikbare technieken);
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 9
Verdergaande bronmaatregelen kunnen redelijkerwijs niet van het bedrijf worden verlangd. Door het aanbrengen van geluidschermen kan de geconstateerde overschrijding niet worden verlaagd. De hoogste overschrijdingen vinden plaats bij de uitrit. Hier is het fysiek niet mogelijk om een geluidscherm te plaatsen. Ook het realiseren van een geluidscherm nabij de betreffende woningen van derden ontmoet overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard en is tevens onevenredig te noemen in vergelijking met de te dienen belangen. Advies Uit het onderzoek blijkt dat er redelijkerwijs geen maatregelen kunnen worden getroffen. Geadviseerd wordt om op basis van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit een verzoek tot maatwerkvoorschriften bij het bevoegd gezag in te dienen. Een voorstel hiertoe is in het rapport (bijlage 2) opgenomen.
3.3
Milieuzoneringen
Milieuzonering dient drie belangen: Een verantwoorde inperking van de hinder voor gevoelige functies, nu en in de toekomst: Bedrijven dienen aan de zonering de zekerheid te kunnen ontlenen dat zij toegelaten en bestemde activiteiten op die locatie kunnen blijven uitoefenen. Dit ook bij de ‘gebruikelijke’ wijzigingen in het productieproces en/of uitbreidingen: Tegelijkertijd is het streven gericht op een intensief en doelmatig ruimtegebruik. De bestemming B1 en B2 wordt gewijzigd naar de bestemming B2 t, Bedrijven met een aanduiding transport. Door deze wijziging is de voorgenomen bouw van een bedrijfspand/opslagloods voor dit transportbedrijf mogelijk gemaakt. Het betreft een activiteit die door hun aard toelaatbaar zijn aan de rand van rustige woonwijken; grootste afstand 50 of 100 meter. In hoofdstuk 3 van het akoestisch onderzoek van ASP (zie bijlage 2) wordt ingegaan op de milieuzonering. De milieubelasting is getoetst ter plaatse van de bestaande (of op grond van het bestemmingsplan toegestane) woningen of andere gevoelige functies. De inrichting valt onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit. De toelaatbare milieubelasting is afgewogen en afgestemd op de omgevingskenmerken van de relevante woningen en gevoelige functies. De toelaatbare milieubelasting wordt door voorgenomen ontwikkeling niet overschreden.
3.4
Waterparagraaf
Het betreft een uitbreiding/wijziging van de inrichting met een opslagloods met een oppervlak van circa 960 m2, gelegen op het achterterrein van het perceel Sectie S nr. 2048, nabij de Hasselaarsweg 1a en 3. Dit plan sluit aan bij het wateradvies (geïsoleerd watersysteem) behorende bij het bestemmingsplan ‘De Vork’. De water aan- en afvoer is hierdoor, in combinatie met een flexibel (of dynamisch) peilbeheer, geminimaliseerd. Er is een bandbreedte ingesteld waartussen het waterpeil zich vrij kan bewegen. Wateraanvoer- of afvoer vindt alleen plaats indien het waterpeil respectievelijk beneden of boven de gestelde bandbreedte komt. Indien er wateraanvoer nodig is, wordt water vanuit de Westertocht ingelaten. Waterafvoer vindt eveneens via de Westertocht plaats. Een gemaal of een watermolentje, eventueel in combinatie met een verticaal helofytenfilter of een bezinkvoorziening, zorgt voor de watercirculatie binnen het plangebied. Omdat in het plangebied een meer flexibel (of dynamisch) peilbeheer wordt gehanteerd, is de bergingscapaciteit groter. Het water wordt langer vastgehouden omdat er een hogere peilstijging wordt toegelaten dan op de Westertocht. Zo wordt het watersysteem van de Westertocht ontlast. Het te realiseren oppervlak open water, inclusief de extra berging die nodig is vanwege de vergroting van het verhard oppervlak, is verdeeld over de watergangen in het plangebied.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 10
Doordat de wateraan- en afvoer van het plangebied is geminimaliseerd, is de negatieve invloed van voedselrijk inlaatwater nihil. Verder is de waterkwaliteit positief beïnvloed door het afkoppelen van schoon hemelwater op het oppervlaktewater alsmede de aanleg van natuurvriendelijke oevers, waardoor het zelfreinigend vermogen toeneemt en het veranderen van de functie van het plangebied van agrarisch- naar stedelijk gebied. Van de in het gebied aanwezige kwel wordt een negatieve invloed op de kwaliteit van het oppervlakte water verwacht. Ongeveer 1/5 deel van het water in het plangebied is kwelwater. Ook de uitspoeling van nutriënten uit de voedselrijke (akkerbouw) bodem heeft een negatieve invloed op de waterkwaliteit. Belevingswaarde van water De belevingswaarde van het water in het plangebied wordt vergroot door de brede natuurvriendelijke oevers, waardoor de werkomgeving voor de in het gebied werkende mensen wordt verbeterd. De "Groene Bufferzone" aan de zijde van de Middenweg is relatief breed, zodat bewoners niet direct op het bedrijventerrein uitkijken en met ruim groen ingeplant. Vanuit de trein is zicht op de natuurvriendelijke inrichting van de Westertocht. Een aanvullende watertoets is niet nodig. Voor de aanleg van de duiker zal door de aanvrager toestemming aan het hoogheemraadschap gevraagd worden. De waterbeheerder zal in het kader van het vooroverleg met instanties gevraagd worden om te reageren. Er vindt geen specifiek vooroverleg plaats.
3.5
Luchtkwaliteit
Ten behoeve van de ontwikkeling heeft het bedrijf Geofox een NIBM-toets (zie bijlage 4) uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer dat ontstaat ten gevolge van deze ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer vormt hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
3.6
Bodem
De samenstelling van de bodem bestaat voornamelijk uit “kleiig” zand tot een diepte van 2 meter in kleur variërend van bruinbeige tot bruingrijs. De hoogteligging van het plangebied is in de huidige situatie circa NAP –2,2 m. Op basis van het inventariserend bodemonderzoek uit 2002 (zie bijlage 5a.) is een beoordeling, conform NEN5725 uitgevoerd door het bedrijf Geofox (zie bijlage 5b.). Aangezien in de directe omgeving, onder andere op de locatie waar de nieuwe bedrijfshal gebouwd gaat worden, geen betekenende c.q. relevante bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd (alleen in gebruik geweest voor agrarische activiteiten), is de verwachting dat op het te ontwikkelen terreindeel geen grootschalige bodemverontreiniging aanwezig is. Indien nodig kan dit worden bevestigd door een verkennend bodemonderzoek. Uiteindelijk zal bodemonderzoek alsnog plaats moeten vinden bij de vergunningverlening of het in gebruik nemen van de bedrijfshal. Een aanvullend verkennend bodemonderzoek is door Grondslag BV uitgevoerd in maart 2013. (zie bijlage 5c.). Voor de Hasselaarsweg 3 te Heerhugowaard is hierin de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgelegd. De gestelde hypothese, dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen verontreiniging wordt verwacht, is niet geheel bevestigd. Er zijn in het grondwater enkele lichte verhoging aangetoond. In de grond zijn geen verhogingen aangetoond. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter in voldoende mate de milieuhygiënische situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie weer. Er is derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek. Aanbevolen wordt om de grond die tijdens de bouw vrijkomt te hergebruiken binnen de perceelsgrenzen. Indien dit niet mogelijk is kan de grond op basis van dit rapport worden afgevoerd naar een grondbank of -depot. Als de grond wordt afgevoerd voor hergebruik elders, is (normaliter) eerst een keuring nodig conform het Besluit Bodemkwaliteit. Met name bij grotere partijen grond is dit laatste voordeliger dan afvoeren naar een grondbank of -depot. Indien de gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, is in sommige gevallen hergebruik mogelijk zonder aanvullend onderzoek. De onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning (bouw). De afgifte van de omgevingsvergunning (bouw) blijft echter een beleidsmatige afweging van de gemeente zelf.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 11
3.7
Natuurwaarde, Flora en fauna
Dit plan sluit aan bij de natuurwaarden uit het bestemmingsplan ‘de Vork’. Dit voorstel heeft dan ook geen verdere aantasting van de natuurwaarden tot gevolg. Om in te spelen op een mogelijke nieuwe actualiteit is het Flora en Fauna onderzoek voor deze locatie geactualiseerd door van der Goes en Groot, december 2012 (zie bijlage 3b.). De conclusie is dat het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten planten, vissen, amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren. Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen van de planten, amfibieën en (kleine) zoogdieren alleen licht beschermde soorten aanwezig zijn. Voor de aangetroffen of verwachte licht beschermde soorten gelden geen verbodsbepalingen als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is dan niet nodig. In het plangebied kunnen broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli. In het onderzoeksgebied kunnen beschermde vissen uit tabel 2 en 3 voorkomen. Indien in het kader van de voorgenomen ingreep werkzaamheden aan oevers en water(en) worden verricht of wateren worden gedempt, is het voorafgaand aan dergelijke werkzaamheden noodzakelijk vissen te verdrijven naar open water of de sloten af te dammen, gedeeltelijk droog te pompen en (elektrisch) af te vissen. Gevangen vissen, amfibieën en zoetwatermossels moeten worden teruggezet in vergelijkbaar geschikt water waar geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Met deze werkwijze worden geen negatieve effecten verwacht voor (beschermde) vissen. Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren: Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken)kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten; Om schade aan vissen en amfibieën te beperken moeten de werkzaamheden aan wateren en oevers zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de periode augustus tot en met oktober in verband met de perioden van voortplanting en overwintering. In het plangebied is geen andere natuurwetgeving van toepassing dan de hierboven beschreven Flora- en faunawet.
3.8
Cultuurhistorie en archeologie
De provincie Noord-Holland blijft heeft cultuurhistorisch beleid vastgelegd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010) dat is gekoppeld aan de Structuurvisie. De provincie geeft aan ruimte te willen bieden aan nieuwe ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met het verleden. Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is “ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit”. Dat betekent een bewustzijn van karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen en de dorpen. Het landschap betreft hier een droogmakerij. Droogmakerijen worden gevormd door een drooggelegd binnenwater/meer, omsloten door een ringvaart en een ringdijk. Deze gebieden zijn als één geheel drooggemaakt en ingericht, vaak grootschalig, geometrisch en open. Ze worden gekenmerkt door hun diepe ligging ten opzichte van het aanliggend veenpolderlandschap/bovenland. Enig reliëf wordt soms gevormd door de mee-ingepolderde stukken veenland. De verschillende droogmakerijen hebben alle hun eigen kenmerkende interne structuur. Binnen dit landschapstype komen slechts in beperkte mate gebieden met bijzondere archeologische en aardkundige waarden voor. Er is hier geen sprake van een polderzoom of cultuurhistorische objecten. Hier is sprake van aansluiten op een reeds ingeslagen weg van behoud en ontwikkeling van het bestaande geometrische
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 12
landschap. In het plangebied zijn geen archeologische waarden bekend. De potentiële kans op het aantreffen van archeologische waarden is als ‘zeer laag’ ingeschat. Indien bodemverstorende activiteiten aanleiding geven tot nader onderzoek zal dit plaatsvinden. De cultuurhistorische waarde van de Middenweg is hoog. De Middenweg behoort tot het wegenpatroon in landaanwinning in de 17e eeuw. De polders van West-Frieslandzijn zeer rationeel ingericht. De waarde van de rechte polderwegen ligt met name inde hoge ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen en wonen langs de wegen en het rationele wateringspatroon. Het geschetste beeld wordt door dit voornemen niet verstoord.
3.9
Duurzaamheid en energie
Nieuwe ontwikkelingen De insteek van alle nieuwe ontwikkelingen in Heerhugowaard is om deze energieneutraal te laten zijn. De nieuwe woningbouwprojecten als De Draai (start 2010) en De Broekhorn (start 2010) worden zoveel mogelijk energieneutraal gerealiseerd. De gemeente Heerhugowaard gaat daarbij, als koploper op het gebied van duurzaamheid, actief op zoek naar nieuwe, innovatieve energieconcepten. De gemeente vervult hierin een aanjagende rol en brengt partijen bij elkaar. Bestaande initiatieven Ten aanzien van dit bestaande gebied zijn geen regels opgenomen ten aanzien van duurzaamheid. Er wordt vooral gestreefd naar een vrijwillige en gezamenlijke inzet. De bestaande bouw is voor 30% verantwoordelijk voor het totale energiegebruik van Heerhugowaard. De gemeente voert met allerlei belanghebbenden (huurders, particuliere bezitters van woningen en bedrijven, corporaties) gesprekken om te komen tot gezamenlijke oplossingen. Te denken valt hierbij aan ondersteuning in de vorm van subsidies (ook het eenvoudiger aanvragen daarvan), waar mogelijk het soepeler verkrijgen van vergunningen en gezamenlijke aanschaf van duurzame artikelen, denk aan isolatiemateriaal en dergelijke. Door de almaar stijgende prijzen van energie zijn de investeringen in duurzame oplossingen steeds sneller terugverdiend. Naast veel aandacht voor energiegebruik is er ook aandacht voor andere duurzame strategieën, zoals het optimaal benutten van de beschikbare ruimte. De maximale bebouwingshoogte is in het algemeen verruimd. Daarnaast wordt voor zover mogelijk gestreefd naar gecombineerde ontwikkelingen.
3.10
Externe veiligheid
De externe veiligheid is in het Provinciaal milieubeleidsplan (2009-2013) omschreven als het beheersen van de risico’s van productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit beleidsveld is nieuw en de regelgeving is volop in ontwikkeling. Uitgangspunten van het beleid zijn: • Nieuwe kwetsbare functies komen niet in de buurt van risicovolle activiteiten (en vice versa). • Vervoer van gevaarlijke stoffen zal niet vlak langs kwetsbare locaties plaatsvinden. • Voor kantoren en andere bedrijven proberen we het aantal mensen dat aan een bepaald risico wordt blootgesteld zoveel mogelijk te beperken. Gelet op de toegestane bedrijfscategorieën (t/m 4) op de Vork is het risico van calamiteiten beperkt. De zonering op het bedrijventerrein, met op een deel van het terrein eventueel enigszins risico dragende bedrijven, beperkt de externe omvang van een calamiteit. Gevoelige objecten als woningen, dienstwoningen uitgezonderd, staan in het algemeen op veilige afstand van de bedrijvigheid. De woningen langs de Middenweg worden daarbij afgeschermd door een groene bufferzone. Belangrijk aspect is de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voor hulpdiensten in geval vaneen calamiteit. De ernst van een calamiteit hangt in belangrijke mate af van de tijdsduur waarbinnen hulpdiensten ter plaatse kunnen zijn. Het bedrijventerrein is in de toekomst goed bereikbaar aan de westzijde vanaf de N242 via de te verlengen Kamerlingh Onnesweg en de noordzijde via de Hasselaarsweg. Vanaf de Middenwegen het sportterrein De Vork worden extra noodontsluitingen voor hulpdienstenaangelegd.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 13
Er is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of anderszins over bestaande nabije infrastructuur. Een toetsing aan het gemeentelijk veiligheidsbeleid levert op dat er geen risicobronnen zijn in de nabijheid van de planlocatie.
3.11
Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen
De bestaande situatie is in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan ‘De Vork’(2005) onveranderd. In het gebied zijn geen openbare kabels, aardgastransportleidingen of straalpaden aanwezig die belemmerd kunnen worden door de bestaande voorzieningen of de nieuwe uitbreidingsmogelijkheden. Wel zijn er de gebruikelijke riool-, water en elektriciteitskabels aanwezig ten behoeve van het bedrijventerrein.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 14
4 PLANBESCHRIJVING
4.1
Plan in hoofdlijnen
De Hasselaarsweg is een doorgaande weg die de Middenweg verbindt met de ontsluiting van het nabijgelegen industrieterrein De Zandhorst en de provinciale weg (N242). Ten noorden en ten oosten van het terrein van de inrichting zijn de dichtstbijzijnde woningen van derden gelegen. De woning Hasselaarsweg 10 behoort bij een bedrijf dat valt onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer (loonbedrijf). De woning Hasselaarsweg 3 is een bedrijfswoning van Transportbedrijf Bleeker B.V. Aan de noordzijde van de uitbreiding/wijziging is op een afstand van ca. 74 meter van de inrichtingsgrens de dichtstbijzijnde woning van derden (Hasselaarweg 5a) gesitueerd. Aan de oostzijde ligt de gesloten lintbebouwing op een afstand van ca. 240 meter afstand. Aan de zuidzijde ligt op een afstand van een van ca. 186 meter een solitaire bedrijfswoning. De uitbreiding/wijziging van de inrichting is gelegen op het achterterrein van perceel Sectie S nr. 2048, gelegen ten zuiden van het perceel Hasselaarsweg 3 te Heerhugowaard. Dit terrein is en wordt binnen afzienbare tijd conform bestemmingsplan “2e partiële herziening bestemmingsplan De Vork” ingericht als (niet gezoneerd) bedrijventerrein. Het terrein is vooralsnog niet voorzien van een definitieve ontsluiting. Totdat deze is gerealiseerd vindt de ontsluiting van de uitbreiding/wijziging plaats middels een tijdelijke bouwweg via de bestaande inrichting Hasselaarsweg 1a. Door middel van een zakelijke overeenkomst zal de grond waarop de tijdelijke ontsluitingsroute is getekend gerealiseerd gaan worden. In de tekening op de volgende pagina zijn zowel de tijdelijke als de definitieve ontsluiting aangegeven.
Plattegrond behorende bij de bouwtekening
4.2
Afwijkingsplan (planologisch afwijkend gebruik)
Het bedrijfspand c.q. de opslagloods heeft een oppervlak van circa 960 m2. Blijkens deze ruimtelijke onderbouwing is het omzetten van de bestemmingen Bedrijven- categorie 1 en 2 (B1 en B2) naar de Bestemming Bedrijven-categorie 1,2 met de aanduiding transport (B2 t) zonder meer verantwoord. Binnen de bestemming Bedrijven-categorie 1,2 (B2 t) is deze uitbreiding/wijziging mogelijk. De daarbij betrokken ruimtelijke en milieubelangen worden niet hierdoor nadelig beïnvloed. Het sluitstuk van deze Ruimtelijke Onderbouwing wordt gevormd door de afwijkingsplanverbeelding en de afwijkingsplanregels. Beide bescheiden geven aan op welke wijze wordt afgeweken van het vigerende bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Vork”. In de te verlenen omgevingsvergunning voor planologisch afwijkend gebruik zullen voorwaarden worden opgenomen die hun grondslag vinden in het afwijkingsplan. Afwijkingsplanverbeelding Op de bijgevoegde afwijkingsplanverbeelding (bijlage 1a) wordt de locatie met de beoogde afwijking aangeduid. Afwijkingsregels Op de desbetreffende gronden gelden de Afwijkingsregels zoals opgenomen in bijlage 1b.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 15
In deze omgevingsvergunning wordt bepaald dat bij het uitvoeren van bouw- en andere werken en bij het gebruik van gronden en opstallen binnen de desbetreffende bestemming, het afwijkingsplan in acht moet worden genomen en – indien en voor zover in het afwijkingsplan daarvan niet is afgeweken – het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Vork”. Met andere woorden het afwijkingsplan is primair maatgevend en voor het overige geldt dan het bestemmingsplan. Daarnaast wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning planologisch afwijkend gebruik opgenomen dat alle vervolgaanvragen om omgevingsvergunningen ten behoeve van bouw- en andere activiteiten in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder a en b van de Wabo, in eerste instantie getoetst moeten worden aan het afwijkingsplan alsmede – indien en voor zover in het afwijkingsplan daarvan niet is afgeweken – aan het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Vork”.
Hasselaarsweg
Definitieve bouwweg
Tijdelijke bouwweg
Bestaande kas Opslagloods Bestaande kas
4.2
Landschappelijke basis voor beeldkwaliteit
De stedenbouwkundige opzet voor het plangebied gaat uit van bestaande waarden op het gebied van natuur, landschap en water. Op basis daarvan is een indeling gemaakt die ruimte geeft aan bestaande waarden en tegelijkertijd mogelijkheden biedt voor ontwikkelingen. Het resultaat is een bedrijventerrein met een flexibele structuur, en een groen en duurzaam karakter dat een geïntegreerd onderdeel uitmaakt van het stedelijke gebied van Heerhugowaard. Een belangrijk uitgangspunt is de inpassing van bestaande karakteristieke elementen zoals verkaveling en slotenpatroon bij de ontwikkeling van de Vork. Door de natuurvriendelijk oevers wordt tevens de beeldkwaliteit op het bedrijventerrein versterkt. Op het toekomstige bedrijventerrein worden drie deelgebieden voorgesteld die zich ruimtelijk van elkaar onderscheiden. De percelen aan zuidzijde van de Hasselaarsweg liggen in het deelgebied ‘Het Glas’ van het plan voor de Vork. Een tweetal bestaande kassenbedrijven valt binnen de grenzen van het plangebied en zijn als zodanig bestemd. Er wordt niet voorzien in mogelijkheden voor nieuwe kassenbouw. Voor een goede overgang naar de Hasselaarsweg naar het achterland te realiseren is behoud dan wel versterking van de lintbebouwing een uitgangspunt voor ontwikkeling van De Vork. Voor de beleving is het van belang dat de groene omgeving overheerst en het glas op de achtergrond aanwezig is. Kassen en bedrijven moeten niet direct langs de openbare weg worden gesitueerd. Strategische (afschermende) beplanting speelt hierin een belangrijke rol. De bedrijven zullen zoveel mogelijk ontsloten worden via de Hasselaarsweg. De werkfunctie zal ruimtelijk op het bedrijventerrein gericht zijn, eventuele woonfuncties kunnen deels op de Hasselaarsweg gericht zijn.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 16
4.3
Verkeer
Van belang is een goede, overzichtelijke verkeerscirculatie op het terrein zelf en een veilige in- en uitrit van het terrein (verbinding met Hasselaarsweg). In goed overleg tussen gemeente en opdrachtgever wordt dit uitgevoerd.
4.4
Bezonning
In verband met mogelijke schaduwhinder is de schaduwwerking op maatgevende dagen en momenten op deze dagen onderzocht en vastgelegd in een bezonningsdiagram (zie bijlage 6). De conclusie is dat het beoogde gebouw vanwege zijn 3 dimensionaliteit uiteraard een schaduw heeft maar dat vanwege de beperkte hoogte (9 m), de onbebouwde ruimte op eigen terrein en de afstand ten opzichte van de omgeving is er nauwelijks sprake is van schaduwhinder. Schaduwwerking kan hiermee geen belemmering voor deze ontwikkeling zijn.
4.5
Bebouwing
Het voorgenomen plan is naar aanleiding van opmerkingen gewijzigd conform de opmerkingen die gemaakt zijn door de welstand en naar aanleiding van de toetsing aan het bouwbesluit. In bijlage 1c. is het bouwplan opgenomen.
5 UITVOERBAARHEID 5.1
Overleg en inspraak
Deze Ruimtelijke Onderbouwing maakt onderdeel uit van de aanvraag om een omgevingsvergunning ten behoeve van een afwijking van het bestemmingsplan. De Ruimtelijke onderbouwing zal in overleg met de gemeente Heerhugowaard worden verzonden naar de benodigde bestuursinstanties van de provincie Noord-Holland en het Waterschap (Heemraadschap) met het verzoek om eventuele op- of aanmerkingen. Te zijner tijd wordt dit plan met haar Ruimtelijke onderbouwing verder verwerkt en vastgelegd in een bestemmingsplanherziening voor dit gebied. Verder overleg en inspraak maken deel uit van deze procedure.
5.2
Economische uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De Grondexploitatiewet (artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening) geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op de grondeigenaren c.q. vergunninghouders die bouwplannen ontwikkelen binnen het (exploitatie)plangebied. Daarnaast biedt het wettelijk stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen c.q. het bestemmingsplan uit te voeren. De gronden van het plangebied zijn in eigendom van Bleeker Transport Heerhugowaard B.V., die zelf feitelijk en financieel zorg draagt voor de ontwikkeling van dit bouwplan. De economische uitvoerbaarheid is derhalve verzekerd.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 17
5.3
Planschadescan
JBA heeft in april 2013 een planschadescan opgesteld (zie bijlage 7). Deze categorale wijziging van categorie 1 naar categorie 2 met aanduiding “transportbedrijf” op een beperkte strook betekent wel een planologisch nadeliger situatie maar geen wijziging in de bebouwingsmogelijkheden van de desbetreffende gronden. In de gegeven omstandigheden zijn geen gerechtvaardigde of rechtens toewijsbare aanvragen om tegemoetkoming in planschaden (planschadeclaims) te verwachten. In de eerste plaats zijn de omringende gronden in eigendom bij – de eigenaren - van het Transportbedrijf Bleeker, zijnde de aanvrager van de desbetreffende omgevingsvergunning danwel toebehorend aan eigenaren die gronden beschikbaar hebben gesteld voor de onderhavige locatie. In de tweede plaats staat de woonbebouwing van derden aan de Hasselaarsweg en Middenweg, gelegen binnen het plangebied De Vork, op een afstand van meer dan 105 meter van de nieuwe bedrijfslocatie. Daarbij komt dat gronden met de huidige bestemming “B2” met vergelijkbare bebouwings- en gebruiksmogelijkheden zich reeds op een relatief korte(re) afstand van maximaal 40 meter bevinden ten opzichte van bedoelde woningbouw. De aangevraagde bebouwing beantwoordt aan de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Vork”. Indien en voor zover al een planschadeclaim gerechtvaardigd zou zijn, valt de uit de verleende afwijking/ontheffing van de categorale indeling van 1 naar 2 voortvloeiende schade binnen het normaal maatschappelijk risico welke voor rekening van de aanvrager dient te blijven op voet van artikel 6.2, lid 1 en lid 2 onder a en b van de Wet ruimtelijke ordening. Op grond van deze wetsbepaling blijft in elk geval voor rekening van de aanvrager: a) van schade in de vorm van een inkomensderving: - een gedeelte gelijk aan 2% van het inkomen onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade; b) van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: - een gedeelte gelijk aan 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade. Het betreft hier geen directe planschade die verband houdt met bouw- of gebruiksbeperkingen van de eigen gronden van potentiële aanvragers. Op basis van het vorenstaande is derhalve geen gerechtvaardigde c.q. toewijsbare aanvraag om tegemoetkoming in planschade ten gevolge van de verleende c.q. te verlenen buitenplanse afwijking c.q. ontheffing voor het gebruiken van een bedrijfsruimte met omliggende gronden voor de opslag of overslag op de aangeduide locatie Hasselaarsweg achter nr. 3 te Heerhugowaard, realiter te verwachten.
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 18
6 BIJLAGEN 1.
Afwijkingsplan 1a. Afwijkingsplanverbeelding 1b. Afwijkingsplanregels 1c. Indicatieve bouwplan situeringstekening
2.
Geluidshinder 2. Akoestisch onderzoek, ASP (augustus 2012)
3.
Ecologie 3a. Natuurtoets ’De Vork’, vd Goes en Groot, (2004) 3b. Quick scan Flora- en faunawet, vd Goes en Groot, (december 2012)
4.
Luchtkwaliteit 4. NIBM-toets, Geofox, (december 2012)
5.
Bodem 5a. Inventariserend bodemonderzoek, B+W milieutechniek, (december 2001) 5b. Historisch onderzoek, Geofox, (januari 2012) 5c. Verkennend bodemonderzoek, Grondslag, (maart 2013)
6.
Bezonningsonderzoek, van Houten, (maart 2013)
7.
Planschadescan, JBA, (april 2013)
PM
JBA versie 2 d.d. 8 april 2013 19