Ruimtelijke Onderbouwing Opslaggebouw Moostdijk 7 Ruimtelijke onderbouwing artikel 2.12 lid 1a sub 3 Wabo
Plan ROS Adviesbureau voor ruimtelijke plannen Diamantring 76 5629 GS Eindhoven www.planros.nl
Inhoudsopgave Ruimtelijke onderbouwing Hoofdstuk 1
Inleiding
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving 2.1 Ligging plangebied 2.2 Huidige situatie 2.3 Beoogde ontwikkeling Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten 4.1 Bodem 4.2 Geluid 4.3 Externe veiligheid 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Archeologie 4.6 Flora en fauna 4.7 Kabels en leidingen 4.8 Water Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 4.1 Omgevingsvergunning 4.2 Planmethodiek en verbeelding Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Financiële haalbaarheid 6.2 Procedure
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
Initiatiefnemer, Jami Recreatie, is voornemens om een gebouw te realiseren op eigen terrein voor opslag van materialen ten behoeve van zijn bedrijf. De geplande werkzaamheden passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Ospeldijk”. De gemeente Nederweert heeft in haar brief van 17 juli 2013 aangegeven in principe te willen meewerken. Middels het aanvragen van een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerende bestemmingsplan “Ospeldijk” wordt de ontwikkeling mogelijk gemaakt. Voorwaarde hierbij is een goede ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing vormt de basis op grond waarvan een omgevingsvergunning verleend kan worden.
4
Hoofdstuk 2 2.1
Projectbeschrijving
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in het zuidoostelijke deel van de kern Ospeldijk en wordt begrensd door het buitengebied. Het betreft een groot open terrein, ten behoeve van recreatieve voorzieningen, tussen de bebouwing achter de Meijelsedijk/Moostdijk en de Nieuwebaan. Het gebouw wordt aan de noordzijde van het terrein gerealiseerd.
Ligging plangebied met locatie van beoogde ontwikkeling (rode stip) (bron: RO-online)
2.2
Huidige situatie
Het terrein van Jami recreatie is ongeveer 12.500 m2 groot en grotendeels onbebouwd. De aanwezige bebouwing sluit goed aan op de omgeving, namelijk aan de randen van het veld, achter de bebouwing aan de Meijelsedijk en Moostdijk. Op deze manier blijft de ruimte open en is het overzichtelijk en functioneel goed te gebruiken. De locatie waar de opslagruimte wordt gerealiseerd, bevindt zich achter de tennisbaan in het verlengde van het hoofdgebouw. Momenteel is dit terrein al verhard en worden er tijdelijke materialen gestald en opgeslagen. Deels in de open lucht of in een container.
5
Afbeeldingen van de locatie waar de opslagruimte gerealiseerd gaat worden
6
2.3
Beoogde ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in het realiseren van een opslaggebouw voor het stallen van materialen en voorwerpen ten behoeve recreatieve activiteiten die plaatsvinden bij Jami Recreatie. Het opslaggebouw zal 95 m2 groot worden en is 3,9 meter hoog, inclusief zadeldak. Het gebouw wordt evenals de bestaande bebouwing gerealiseerd aan de rand van het terrein. Deze locatie sluit goed aan op de ruimtelijke structuur, waardoor het terrein zijn open karakter behoudt. Door het realiseren van een opslagruimte zullen de materialen en voorwerpen die momenteel in het zicht liggen, inpandig worden gestald in een gesloten ruimte. De rommelige aanblik zal verdwijnen en de materialen worden beter beschermd voor de verschillende weersomstandigheden.
Gevelaanzichten van het te realiseren opslaggebouw
7
Hoofdstuk 3
Beleidskader
De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat.
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd: - het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur; - het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat; - het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Het onderhavige plan doet geen afbreuk aan deze uitgangspunten en past, vanwege de geringe omvang, in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
8
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen: - rijksvaarwegen; - mainportontwikkeling Rotterdam; - kustfundament; - grote rivieren; - Waddenzee en waddengebied; - Defensie - hoofdwegen en landelijke spoorwegen - elektriciteitsvoorziening; - buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen; - ecologische hoofdstructuur; - primaire waterkeringen buiten het kustfundament; - IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); - erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Geen van de nationale belangen heeft betrekking op het project.
3.2
Provinciaal beleid
Provinciaal Omgevingsplan Limburg Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is zowel streekplan, als provinciaal waterhuishoudingsplan en provinciaal milieubeleidsplan. Tevens bevat het de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast vormt het POL2006 een beleidskader op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL2006 een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL2006 is in de loop der jaren meerdere malen geactualiseerd. De meest recente actualisatie is in januari 2011 door provinciale staten vastgesteld. De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen. Wat betreft plattelandskernen wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking en voor de groei van lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Rondom elke plattelandskern is sprake van een (verbale) contour. Bij initiatieven voor rode functies (zoals bijvoorbeeld woningbouw of bedrijventerreinen) buiten deze contour wordt de realisatie van extra natuur en landschapsontwikkeling binnen de POL vereist. De grotere kernen vervullen op sommige terreinen een verzorgende functie voor het omringende gebied. Om de positie van de stadsregio te versterken is het noodzakelijk te voldoen aan de regionale taakstelling voor wonen en werken. Uitgangspunt hierbij is het principe van de compacte stad. Weert-Nederweert maakt deel uit van het nog in ontwikkeling zijnde stedelijke netwerk Noorden Midden- Limburg.
9
De locatie aan de Moostdijk 7 staat op de perspectievenkaart van het POL2006, actualisatie 2011 aangegeven als behorend tot een “plattelandskern”. Onderhavig plangebied voorziet in de bouw binnen de bestaande kern.
Uitsnede POL-perspectievenkaart met aanduiding plangebied roodomlijnd De plattelandskernen zijn overwegend kleinschalig van karakter. Een aantal grotere kernen (Gennep, Horst, Helden-Panningen, Gulpen, Valkenburg en Vaals) vervullen op sommige terreinen een verzorgende functie voor een bredere plattelandsregio (onderwijs, bedrijvigheid, zorg en/of cultuur). De vitaliteit van deze dorpen en stadjes moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking. En voor de groei van lokaal, in een enkel geval ook regionaal georiënteerde bedrijvigheid. Het in stand houden van winkels en publieksvoorzieningen in plattelandskernen vraagt de nodige aandacht, net als de bereikbaarheid per openbaar vervoer zodat sociaal-culturele voorzieningen (ook in de stadsregio’s) goed bereikbaar zijn. Grootschalige economische activiteiten en voorzieningen met een stedelijk karakter en omvang horen hier in principe niet thuis. Voor de plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gehanteerd. Enerzijds op basis van het bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit, anderzijds vanwege de (verwachte) krimpende bevolkingsomvang, de aanwezige omgevingskwaliteiten in het landelijk gebied en de belangen van de landbouw en recreatie en toerisme. Alleen in Noord en Midden Limburg kan nog sprake zijn van uitleglocaties aansluitend aan de contour (peildatum 24 juni 2005) rondom de Plattelandskernen. Indien dat het geval is, dan is aan de hand van het Limburgs Kwaliteitsmenu te bepalen welke kwaliteitsbijdrage gericht op het compenseren van verloren gaande omgevingskwaliteit aan de orde is. Dit verschil in ontwikkelingsmogelijkheden tussen de plattelandskernen in Noord- en Midden- Limburg ten
10
op zichte van Zuid-Limburg wordt gemarkeerd door het onderscheiden van twee aparte perspectieven P6a en P6b. Binnen de contour is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing en is het aan de gemeente om zorg te dragen voor een goede balans tussen groen, water en bebouwing. Wél dient bij nieuwe uitleglocaties en nieuwe ontwikkelingen binnen de (verbale) contour ingezet te worden op bovenplanse verevening gericht op de herstructurering van de bestaande woningvoorraad en aanwezige werklocaties. Verwacht wordt van gemeenten dat zij bij deze transformatieprojecten, en functiewijzigingen tot werklocatie of woongebied buiten de (verbale) contour om advies vragen en dit voorleggen, omdat deze ontwikkelingen kunnen conflicteren met de provinciale belangen. Voorliggend bouwplan valt binnen de contour plattelandskern, hier is het Limburgs Kwaliteitsmenu dus niet van toepassing. Daarnaast draagt de beoogde ontwikkeling in geringe mate bij aan de belangen van recreatie en toerisme. Perspectieven - Ecologische Hoofdstructuur en Provinciale Ontwikkelingszone Groen De Ecologische Hoofdstructuur (EHS; POL-perspectief 1) en de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG; POL-perspectief 2) vormen samen de ecologische structuur van Limburg. Binnen de EHS geldt het beschermingsregime 'nee, tenzij', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieve locaties bestaan of sprake is van een groot maatschappelijk belang. Hierover dient nauw overleg plaats te vinden met de provincie Limburg (bevoegd gezag). Binnen de POG geldt het beschermingsregime 'ja, mits', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan mits in afdoende mate mitigatie en/of compensatie van natuurwaarden plaatsvindt. Ook hierover dienen afspraken te worden gemaakt met de provincie. In algemene zin omvat de POG vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, de beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Niet alle gronden binnen dit gebied veranderen in natuur en zullen voor een groot gedeelte landbouwgrond blijven.
11
Afbeelding ‘Groene waarden kaart’ POG (met plangebied rood omlijnd) De planlocatie ligt niet binnen POG of EHS gebied.
3.3
Gemeentelijk beleid
Vigerend bestemmingsplan Het onderhavige plangebied is gelegen in het bestemmingsplan ‘Ospeldijk’ (vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert d.d. 30 januari 2007). Op basis van dit vigerende bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor ‘Recreatieve doeleinden’. Ingevolge de regels zijn deze gronden binnen het plangebied onder andere bestemd voor bestaande actieve recreatieve doeleinden, zoals Jami Recreatie, met daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een kantine en een kleedlokaal.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan Ospeldijk
12
Binnen deze bestemming en bijbehorende regels is het niet mogelijk om op de gronden meer dan 10% te bebouwen. Volgens de gemeentelijke gegevens is het perceel 12.355 m2 groot. De al aanwezige/vergunde bebouwing is 1.366 m2 groot en de opslagruimte heeft een oppervlakte van 95 m2. De toegestane 10% aan bebouwing wordt hiermee overschreden. Om van het bestemmingsplan te kunnen afwijken is onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Strategische visie Nederweert in 2020. De gemeenteraad heeft op 18 december 2007 de ‘Strategische visie Nederweert in 2020, toekomstbeeld van gemeente Nederweert’ vastgesteld. In de Strategische Visie is vastgelegd hoe de gemeente zich wil ontwikkelen de komende jaren en welke doelen er in 2020 gerealiseerd moeten zijn. De Strategische Visie vormt de basis voor de Structuurvisie Nederweert 2010-2020. Bevordering van recreatie en toerisme in de breedste zin van het woord, is één van de speerpunten uit de strategische visie. Deels heeft dit betrekking op de bedrijven zelf, deels op het aantrekkelijk maken van de leef- en verblijfsomgeving. Naast het regionale beleid en deelname aan TROM is in 2005 de ‘Kansennota Recreatie en Toerisme Nederweert (Verrassend Platteland)’ vervaardigd. Aan de hand van deze nota is in 2006 een stappenplan door de raad vastgesteld. De nota en het stappenplan zijn opgebouwd uit drie thema’s: Boerenland De basis voor de ontwikkeling vormt de infrastructuur (fietsknooppuntensysteem en wandelroutes) en de omgeving is ondersteunend voor het thema (groen, landelijk, vennen, veilig, natuur). Gekoppeld aan deze structuur komen bijzondere plekken tot ontwikkeling. Voor de recreant zijn deze plekken duidelijke doelen tijdens een dagje uit. Het recreatieve gebruik van de omgeving kan hierdoor meer gestuurd en gezoneerd worden. Voor de belevingsplekken kan gedacht worden aan: - Verstillen: erfgoed, vergezicht, natuurgebied - Actief: speeltuin, kanosteiger, trapveld, sport - Genieten: restaurant, pannenkoekenhuis, museum, picknickplaats, dagcamping, ‘bij de boer’, terras. “Boerenland” moet ruimte geven aan behoefte van mensen om te verblijven en recreëren op het platteland. De aanwezige voorzieningen en de infrastructuur moeten verder worden uitgebouwd. Het fietsknooppuntensysteem is een basis voor een verdere ontsluiting van de recreatieve waarde van het agrarische cultuurlandschap op een voor recreanten aantrekkelijke manier (ook kleine rondjes).
13
Bijzondere Peel Eén van de poorten tot het Nationaal Park De Groote Peel ligt in Ospel. De naamsbekendheid van De Groote Peel is relatief groot. Daarnaast sluit de belevingswaarde aan bij de actuele trends in de recreatie, zoals gezond buiten, oorspronkelijk, mystiek, identificatie. Dit zou verder moeten worden uitgebouwd. De Groote Peel zou een completer product moeten worden waardoor er een hogere belevingswaarde tot stand komt. Gedacht moet worden aan de toevoeging van infrastructuur, vervoer (‘witte fietsen’), observatiepunten, horeca, kunstcollectie, etc. Door de introductie van nieuwe thema’s wordt de belevingswaarde en de uitstraling van De Groote Peel sterk vergroot. Het verblijven op en bij De Groote Peel (voor enkele uren tot een paar dagen) sluit aan op motieven zoals: - Wellness (o.a. rust, onthaasten) - Genieten (o.a. verwennen, culinair, gastvrij) - Ontdekken (o.a. natuur, cultuur, erfgoed) De bekendheid van De Groote Peel moet naar een hoger niveau worden getild. Hierdoor zal een grotere markt worden bereikt zodat dit ook weer tot gevolg krijgt dat omliggende producten kunnen doorgroeien. Om dit daadwerkelijk van de grond te krijgen moet samenwerking worden gezocht bij andere partijen. Een stevige bescherming van natuur, landschap en cultuurwaarden is de basis van het integrale beleid, zodat de Groote Peel ook voor komende generaties een gebied is voor rust, verwondering en inspiratie. Ontmoetingsplaats Het verbeteren van de bedrijfsvoering van bestaande voorzieningen door het aanboren van nieuwe markten. De nieuwe markten hebben een aantrekkingskracht op Nederweert waardoor de bestaande infrastructuur en voorzieningen beter benut worden. Dit heeft dan ook weer een aantrekkingskracht op nieuwe toeristische bedrijvigheid. Belangrijke randvoorwaarde voor het project ontmoetingsplaats is het creëren van meer beleidsruimte voor marktinitiatieven. Hierbij wordt gedacht aan een regionaal evenemententerrein en outdoor sports centrum. Initiatieven vanuit de markt die een bijdrage leveren aan de toeristisch-recreatieve sector (zowel dag als verblijfsrecreatie) in Nederweert worden waar mogelijk gefaciliteerd. Het gaat hierbij zowel om kleinschalige initiatieven, maar ook om een grote trekker. Bij de beoordeling van kleinschalige toeristisch-recreatieve initiatieven zal de gemeente de volgende criteria hanteren: - de aard van het initiatief moet passen bij de functionele karakteristiek van de omgeving, - de aard en inrichting van het initiatief moet aansluiten bij de ruimtelijke karakteristiek van deomgeving, - het initiatief mag niet leiden tot verkeers- of parkeeroverlast in de omgeving. Conclusie Jami Recreatie levert een belangrijke bijdrage aan de toeristische-recreatieve sector in de gemeente Nederweert. Dergelijke bedrijven dienen behouden te blijven voor de gemeente Nederweert. Het realiseren van een opslagruimte van 95 m2 doet geen afbreuk aan de ruimte van deze locatie. De bebouwingsstructuur blijft gehandhaafd, het veld behoudt zijn
14
open karakter, echter worden de materialen niet meer in het zicht gestald. Het opbergen van de materialen in een gesloten ruimte zorgt daarmee voor een verfraaiing van de open ruimte. Door de materialen te stallen in een daarvoor geschikte ruimte, zonder blootgesteld te worden aan de buitenlucht, gaan deze langer mee wat ten goede komt aan de recreatieve doeleinden van Jami Recreatie.
15
Hoofdstuk 4 4.1
Milieu- en omgevingsaspecten
Bodem
In de toelichting van het bestemmingsplan voor Ospeldijk staat: “Of de bodem geschikt is voor het beoogde doel speelt, naast andere belangen, een rol bij de vraag of het bestemmingsplan een bepaald gebruik moet toelaten. Niet alleen op grond van een bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nodig zijn. Ook op grond van de bouwverordening en in het kader van diverse subsidieregelingen voor woningbouw is een bodemonderzoek verplicht. Op grond van provinciaal beleid kan een bodemonderzoek in het kader van een bestemmingsplan achterwege blijven indien het gaat om incidentele bebouwing op een onverdacht terrein. In deze gevallen kan volstaan worden met een historisch bodemonderzoek”. Gezien de geringe omvang en de beoogde toekomstige functie (opslagfunctie) van het project is een historisch en/of verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Daarnaast is er voor de bouwactiviteit zelf geen omgevingsvergunning vereist.
4.2
Geluid
Een opslagruimte is geen geluidgevoelig object waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Verder gaat de nieuw te bouwen opslagruimte deel uitmaken van het bestaande bedrijf Jami Recreatie waardoor van extra geluiduitstraling naar de omgeving geen sprake is. Door het inpandig opslaan van goederen en materialen zal het geluid naar de omgeving waarschijnlijk zelfs afnemen.
4.3
Externe veiligheid
Een opslagruimte is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object waardoor het aspect externe veiligheid in dit geval geen rol speelt.
4.4
Luchtkwaliteit
De opslagruimte wordt gerealiseerd bij een bestaand recreatiebedrijf. Er worden goederen en materialen en goederen opgeslagen die nu in de buitenlucht liggen. Het project zal dus niet tot extra verkeersbewegingen leiden en ‘niet in betekende mate’ bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De invloed op de luchtkwaliteit zal nagenoeg nihil zijn.
16
4.5
Archeologie
Uit de Archeologische Beleidskaart voor de gemeenten Weert en Nederweert blijkt dat de kern Ospeldijk is gelegen in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde “laag”.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart gemeenten Weert en Nederweert
Het plangebied ligt aan de rand van de kern Ospeldijk waar ook verwachtingswaarde “middelhoog” is aangegeven. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte minder dan 2.500 m2 en een geringe verstoringsdiepte is geen onderzoek nodig. Daarnaast is in artikel 41a van de Monumentenwet 1988 onder meer bepaald dat het overleggen van een rapport niet van toepassing is op projecten kleiner dan 100 m2. Het onderhavige project betreft het realiseren van een opslagruimte van 95 m2 bij een bestaand bedrijf waardoor een archeologisch onderzoek niet vereist is. Als tijdens de werkzaamheden archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt. Als blijkt dat de aangetroffen resten of sporen gedocumenteerd dienen te worden, zal overleg plaatsvinden tussen de initiatiefnemer en de bevoegde overheid waarin besproken wordt welke tijd en ruimte beschikbaar is om op een gedegen manier waarnemingen te verrichten.
4.6
Flora en fauna
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.
17
Beschermde gebieden Gezien de aard van de voorgenomen activiteiten (opslag inpandig in plaats van buiten) versus de ligging van beschermde natuurgebieden worden schadelijke effecten niet verwacht. Natura 2000-gebied bevindt zich op geruime afstand en het plangebied ligt niet in de EHS. Flora en fauna Het plangebied is momenteel al volledig verhard en in gebruik voor opslag-en recreatiedoeleinden. Het plangebied is daardoor potentieel ongeschikt voor beschermde flora en fauna. Bovendien biedt het bestemmingsplan reeds ruime bebouwingsmogelijkheden, er mag immers 10% van het perceel worden bebouwd zonder dat precies aangegeven is waar dat mogelijk is. Tenslotte is van belang dat voor de bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning vereist is. Conclusie De geplande realisatie van een opslagruimte heeft naar verwachting geen schadelijk effect. Uiteraard geldt voor initiatiefnemer altijd de algemene zorgplicht uit de Flora-en faunawet. Conclusie is dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bouwplan.
4.7
Kabels en leidingen
Binnen het projectgebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig noch komen er straalpaden voor. Dit aspect levert dan ook geen belemmering op voor onderhavig bouwplan.
4.8
Water
Het bouwplan is geprojecteerd op een locatie waar nu reeds verharding aanwezig is. Het verharde oppervlak zal dus niet toenemen. Infiltratie van het hemelwater zal op eigen terrein plaatsvinden.
18
Hoofdstuk 5 4.1
Juridische planbeschrijving
Omgevingsvergunning
Voor dit project is een omgevingsvergunning nodig op basis van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Omdat het project (de activiteit) in strijd is met het geldende bestemmingsplan dient de motivering van het besluit (de omgevingsvergunning) een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten. Dit op basis van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo. Dit document vormt de ruimtelijke onderbouwing.
4.2
Planmethodiek en verbeelding
Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een analoog en digitaal besluitvlak van het projectgebied gemaakt. Er zijn geen bouw- en gebruiksregels opgesteld voor dit project. De omgevingsvergunning (het besluit) - inclusief deze ruimtelijke onderbouwing - vormt namelijk de directe titel voor het project.
19
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Financiële haalbaarheid
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen tegelijk met een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken een exploitatieplan worden vastgesteld. Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld als het kostenverhaal van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. Aan deze omgevingsvergunning zijn voor de gemeente uit het oogpunt van exploitatie geen nadelige financiële gevolgen verbonden omdat het hier een geheel particuliere aangelegenheid betreft.
6.2
Procedure
Op grond van artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg nodig met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het project in het geding zijn. Bij deze omgevingsvergunning gaat het om het realiseren van een opslagruimte op eigen terrein. Hierbij spelen geen belangen van andere gemeenten, het Waterschap, de provincie Limburg of het Rijk een rol. Vooroverleg met deze overheden is dan ook niet noodzakelijk.
20
21