Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied Faculteit der Wijsbegeerte Rijksuniversiteit Groningen
Mei 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Inhoudsopgave Voorwoord Deel I
5 Algemeen deel
1. De visitatie Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied
Deel II
Opleidingsdeel
7 9
13
1. De bacheloropleiding en masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de Rijksuniversiteit Groningen
15
Bijlagen
65
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Referentiekader Beoordelingsformulier scripties
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
67 71 75
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleiding, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleiding door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleiding is beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen en het betrokken faculteitsbestuur en College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
1.
De visitatie Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied
1.1.
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommisie Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen ten aanzien van de bacheloropleiding en masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de Rijksuniversiteit Groningen. 1.2.
Taak van de commissie
De commissie kreeg tot taak om op basis van de door de faculteit aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de zes onderwerpen (en de daaronder vallende facetten) die worden vermeld in het QANUkader Gids voor de externe kwaliteitsbeoordeling van wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen ten behoeve van accreditatie: doelstellingen (met 3 facetten), programma (met 8 facetten), inzet van personeel (met 3 facetten), voorzieningen (met 2 facetten), interne kwaliteitszorg (met 3 facetten) en resultaten (met 2 facetten). Bovendien diende de com missie een integraal oordeel te geven per opleiding. Deze indeling is terug te vinden in de opleidingsrapporten. De commissie beoordeelde de volgende opleidingen: Vrije Universiteit Amsterdam: • Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (67084) Universiteit van Amsterdam: • Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (67084) Rijksuniversiteit Groningen: • Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (57084) • Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (67084) Alle bezoeken vonden plaats in oktober 2006. 1.3.
Samenstelling van de commissie
De commissie bestaat uit de volgende personen: • • • • •
prof. dr. J.-P. van Bendegem, hoogleraar Wijsbegeerte aan en decaan van de Faculteit der Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Brussel, voorzitter; dr. J.W. McAllister, universitair hoofddocent aan de Faculteit der Wijsbegeerte, Universiteit Leiden; prof. dr. W.B. Drees, hoogleraar Godsdienstwijsbegeerte en Ethiek aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit Leiden; drs. J.J.Th. Houben, deskundige Hoger onderwijsbeleid; drs. A. van Steensel, promovendus aan de Universiteit Leiden;
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
•
prof. dr. R. Vos, hoogleraar Theorie der gezondheidswetenschappen, Faculteit Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht.
Secretaris van de commissie is J.W.M. Meijer, medewerker bureau QANU. Voor de curricula vitae van de commissieleden wordt verwezen naar bijlage A. Voorzitter, leden en secretaris hebben de QANU-onafhankelijkheidsverklaring getekend. 1.4.
Object van de visitatie en werkwijze
De commissie wijst er, wellicht ten overvloede, op dat haar uitspraken over onderhavige opleidingen met name gebaseerd zijn op de wijsgerige componenten daarvan. De beoordeelde opleidingen bevatten, net als bij vorige (al dan niet additionele) visitaties, ook nog componenten van andere opleidingen. Het beoordelen van die andere, niet-wijsgerige componenten valt buiten de haar verleende opdracht, net als bij vorige visitaties. De opleidingen die de studenten als opleiding in het wetenschapsgebied (‘thuisstudie’) volgen, zijn in alle gevallen per definitie geaccrediteerde opleidingen die aan de in het accreditatiestelsel vereiste kwaliteitsnormen voldoen. Daarbij komt, en dan gaat het ook om de kwaliteit van de studenten, dat de meeste WBW-studenten erop uit zijn om ook in hun opleiding in het wetenschapsgebied een bachelordiploma of een masterdiploma te behalen. Het gaat erom dat de specifieke WBW-component van goed niveau is en dat de aansluiting en afstemming tussen WBW en de opleiding in het wetenschapsgebied op adequate wijze zijn geregeld. De commissie heeft haar voorbereidende vergadering op 20 juni 2006 gehouden. Daarin besloot zij het referentiekader aan te houden van de visitatiecommissie Wijsbegeerte waarvan in juni 2003 het rapport uitkwam. De eerder geaccrediteerde WBW-opleidingen bij de zusterinstellingen zijn immers ook langs de maatstaf van datzelfde referentiekader gelegd. Het referentiekader is bijgevoegd als bijlage B. De commissie heeft het accent gelegd op het volgende onderdeel van punt e van het kader:
“e. (…) grondige kennis van één niet-wijsgerige discipline en van haar relatie met de wijsbegeerte.”
Alle overige onderdelen van het referentiekader zijn onverkort ook bij de beoordeling van WBW-opleidingen in het geding. De commissie heeft dit referentiekader aan de betrokken opleidingen voorgelegd. Bij brief van 28 september 2006 hebben de drie betrokken decanen met dit kader ingestemd, maar er ook op gewezen dat dit kader oorspronkelijk primair de reguliere opleiding Wijsbegeerte betrof en dat het kader toegespitst moet worden op de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. De visitatiecommissie heeft met instemming van dit schrijven kennis genomen en het accent gelegd op het hierboven geformuleerde onderdeel. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen de eindtermen duidelijk en in overeenstemming met het referentiekader van de commissie hebben uitgewerkt. Tevens maakte de commissie in genoemde vergadering afspraken over de taakverdeling binnen de commissie.
10
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Het secretariaat heeft voor elk bezoek een analyse opgesteld van de opleiding aan de hand van de zelfstudie. Mede op grond daarvan is aan de opleidingen nog om aanvullende informatie gevraagd. Het ging om de volgende zaken: nadere uitwerking van een programmavergelijking met opleidingen in het buitenland; een lijst van vakken die de laatste vijf afgestudeerden hebben gevolgd; de instroomcijfers per specialisatie naast de instroomcijfers voor de reguliere masteropleiding Wijsbegeerte; rendementscijfers met een globale opgave van het aantal behaalde EC. Voorafgaand aan elk bezoek heeft de commissie, in overleg met de opleiding(en), ook een open spreekuur aangekondigd, waarvoor belangstellenden zich, met opgave van het te bespreken onderwerp, bij de secretaris van de commissie konden opgeven. Niet alleen in het mededelingenblad van de universiteit/faculteit maar ook, zo mogelijk, via e-mail is dit aangekondigd. Van de mogelijkheid van het open spreekuur is slechts in één enkel geval gebruikgemaakt. Bij de betreffende universiteit is reeds op adequate wijze met de gepresenteerde klacht omgegaan. De commissie heeft een aantal door haar zelf geselecteerde scripties bestudeerd. In veel gevallen was er nog maar een enkele masterscriptie beschikbaar en zijn er ook doctoraalscripties bestudeerd. De leden van de commissie hebben daaraan, op basis van een beoordelingsformulier (zie bijlage C), een cijfer toegekend. Deze geselecteerde scripties zijn tevoren opgevraagd en aan de leden toegestuurd. De oordelen zijn daarna in de commissie gezamenlijk besproken en vergeleken met de beoordeling die de opleiding had gegeven. Teneinde een goed zicht te krijgen op de wijze waarop begeleiding en beoordeling van de scripties hebben plaatsgevonden, heeft de commissie met een aantal oud-studenten over hun scriptie gesproken. De commissie sprak daarnaast met een delegatie van de opleidingscommissie en een delegatie van de examencommissie alsmede met docenten, studenten en de studieadviseur, waarbij erop werd toegezien dat zij niet steeds met dezelfde personen van gedachten wisselde. Tijdens het bezoek nam de commissie kennis van tentamenopgaven, evaluatieverslagen, syllabi, handboeken, voorlichtingsmateriaal, ICT-materiaal en dergelijke. Tevens bracht zij een bezoek aan de onderwijsruimten en de bibliotheek. De studenten met wie de commissie heeft gesproken zijn voor de helft op verzoek van de commissie door de opleiding, studievereniging en/of studentbestuursleden aangewezen. Voor de andere helft zijn zij geprikt uit de lijst van ingeschreven studenten. De commissie heeft ook met deeltijdstudenten gesproken. Op verzoek van de commissie waren in het gesprek met de docenten ook enkele docenten vanuit de toeleverende faculteiten aanwezig. Aangezien er nog geen rendementscijfers van KUO over masteropleidingen beschikbaar waren, heeft de commissie de rendementscijfers en de instroomcijfers van de opleiding gehanteerd. De mondelinge rapportage van de eerste bevindingen van de commissie aan het einde van elk bezoek was openbaar. Hierin werden in elk geval, zo nodig, eventuele negatieve punten naar voren gebracht, die al van tevoren met het faculteits- respectievelijk universiteitsbestuur waren besproken, zodat het later te verschijnen concept opleidingsrapport geen al te grote verrassingen zou opleveren en er direct aan de reparatie van die tekortkomingen kon worden gewerkt.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
11
Na afloop van de bezoeken heeft de secretaris per opleiding een concept opleidingsrapport opgesteld. Dit is voorgelegd aan de voorzitter en vervolgens aan de leden met het verzoek waar nodig, correcties of aanvullingen aan te brengen. Het aldus bijgewerkte rapport is aan de betrokken faculteit toegestuurd met verzoek feitelijke onjuistheden daarin aan te geven. 1.5.
Rapport over de opleiding
In de onder elk facet opgenomen paragraaf ‘Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie’ geeft de commissie letterlijk de tekst weer uit de zelfstudie, zij het niet steeds integraal. In enkele gevallen zijn minder ter zake doende uitspraken achterwege gelaten evenals uitspraken over de eigen kwaliteit; ook is de (lange) naam van de opleiding niet steeds herhaald. De overgenomen teksten zijn grafisch (door het gebruik van cursief ) herkenbaar. Verwijzingen naar bijlagen en dergelijke zijn daarin weggelaten. Ook de nagekomen gegevens worden letterlijk weergegeven, tenzij anders vermeld. 1.6.
Beslisregels
In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven: onvoldoende, voldoende, goed en excellent; op onderwerpniveau een tweepuntsschaal: voldoende of onvoldoende. De commissie heeft de standaard QANU-beslisregels gevolgd. Deze zijn: • • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm en internationale vergelijking kan doorstaan; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit en positief opvalt in internationale vergelijking; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van opmerkelijk goede praktijk kan functioneren.
De meest gebruikte beoordeling in de opleidingsrapporten is ‘voldoende’. De commissie heeft, conform de regels, dit predikaat gebruikt als standaardscore. De commissie wil hier ook nog een opmerking maken over de status van de gevisiteerde opleidingen. Het betreft in alle gevallen opleidingen die, met een gewijzigd programma, nog maar kort geleden zijn gestart. In veel gevallen heeft het oordeel van de commissie dus betrekking op opleidingen die vanuit de planfase op weg zijn naar de definitieve vormgeving, en daarbij meer of minder ver gevorderd zijn. Dit is voor haar een reden om voorzichtig te zijn met de beoordeling ‘goed’. Met ‘voldoende’ bedoelt de commissie dat de gepresenteerde plannen en de tot nu toe gerealiseerde voornemens het vertrouwen wettigen dat er sprake is van alleszins deugdelijke opleidingen, niet in de laatste plaats omdat deze verzorgd worden door personeel van een kwaliteit die in alle gevallen door de commissie als ‘goed’ is beoordeeld.
12
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
13
14
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
1.
De bacheloropleiding en masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de Rijksuniversiteit Groningen
Administratieve gegevens Bacheloropleiding: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied 57084 bachelor wo 180 EC bachelor voltijd, deeltijd Groningen 31 december 2007
Masteropleiding: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied 67084 master wo 120 EC master voltijd, deeltijd Groningen 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Groningen vond plaats op 23 en 24 oktober 2006; voor het programma van het bezoek zie bijlage 1 bij dit opleidingsrapport. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De Faculteit der Wijsbegeerte, in 1965 opgericht als ‘Centrale Interfaculteit’, is de kleinste van tien faculteiten aan de Rijksuniversiteit Groningen, met zo’n tweehonderd studenten en veertig medewerkers. De faculteit omvat drie vakgroepen: • • •
vakgroep Geschiedenis van de filosofie; vakgroep Praktische filosofie; vakgroep Theoretische filosofie.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
15
De faculteit verzorgt zes opleidingen: • • • • • •
de bacheloropleiding Wijsbegeerte (180 EC); de masteropleiding Wijsbegeerte (60 EC); de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (180 EC); de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (120 EC); de research-masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development (120 EC); de masteropleiding Filosofie en educatie (120 EC).
De bachelor- en masteropleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied zijn in 2002 voortgekomen uit de in 1993 ingestelde ongedeelde opleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (210 ‘oude’ studiepunten = 300 EC). 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
In september 2002 is aan de Faculteit der Wijsbegeerte het bachelor-masterstelsel ingevoerd. In het voorjaar van 2002 waren alle studenten al via een brief en daarna ook via de facultaire website en een informatieblad uitvoerig op de hoogte gesteld van de verschillende mogelijkheden om de studie voort te zetten. •
•
Studenten die de overstap naar het nieuwe systeem niet wilden maken, konden hun oude studieroute afmaken. Wat deze studenten precies moesten doen werd vastgelegd in afspraken (via de studieadviseur en de onderwijscoördinator). Het leidende principe daarbij was: de student volgt de nieuwe-stijlonderdelen die het best passen in het oude-stijlprogramma. Studenten die wél de overstap naar het nieuwe systeem maakten, kregen vrijstellingen op basis van een vergelijking met het nieuwe programma. De daarbij gehanteerde principes waren de volgende: • bij de overgang naar het nieuwe stelsel gaan voor een student geen studiepunten verloren; • een oude-stijlpropedeuse geldt als een nieuwe-stijlpropedeuse; • als een student in de ongedeelde opleiding een programma heeft afgerond dat in alle onderdelen gelijkwaardig is aan – of meer waard is dan – het bachelorprogramma in de nieuwe stijl, kan vrijstelling worden verleend voor het afleggen van het bachelordiploma en kan de student rechtstreeks instromen in het masterprogramma. Maar meestal zal toch nog een bachelorscriptie moeten worden geschreven. In dat geval kan de student ook nog het bachelorgetuigschrift verwerven.
De ongedeelde opleiding loopt af op 1 september 2008. Mede op grond van het feit dat haar van de kant van de studenten geen klachten hierover hebben bereikt, is de commissie van oordeel dat de faculteit de overgang van de ongedeelde opleiding naar de opleiding volgens de bachelor-masterstructuur met de nodige zorgvuldigheid heeft geregeld.
16
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor Doelstellingen van de opleiding Het doel van de opleiding bestaat erin om de student: a. de kennis, inzichten en vaardigheden bij te brengen die nodig zijn voor een zelfstandige en kritische filosofische reflectie op een specifiek wetenschapsgebied. Voorwaarde daarvoor is dat de student kennis, inzichten en vaardigheden heeft verworven op het betreffende wetenschapsgebied; b. een academische vorming te geven door middel van een verbreding en verdieping van de eigen vakwetenschappelijke kennis; c. voor te bereiden op een verdere studieloopbaan, in het bijzonder de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, de masteropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development (research-master; deze maakt deel uit van de Graduate School of Philosophy); d. voor te bereiden op de uitoefening van een beroep in aansluiting op de studie van het betreffende wetenschapsgebied, waarbij de studie van de wijsbegeerte van dat wetenschapsgebied een meerwaarde heeft; e. voor te bereiden op het uitoefenen van (andere) maatschappelijke functies waartoe de opleiding dienstig kan zijn. Eindtermen van de opleiding Voor de opleiding zijn de volgende eindtermen vastgesteld: 1. Met betrekking tot kennis en inzicht: a. kennis van en inzicht in de inhoud en methoden van het betreffende wetenschapsgebied op bachelorniveau (door middel van de programmaonderdelen die door de faculteit van het betreffende wetenschapsgebied worden verzorgd); b. kennis van en inzicht in de centrale onderdelen van de wijsbegeerte, zowel historisch als systematisch; c. kennis van en inzicht in centrale onderdelen van de wijsbegeerte van het wetenschapsgebied, in het bijzonder kernbegrippen, theorieën, problemen en methoden; d. kennis van en inzicht in de wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis van de wijsbegeerte in het algemeen en van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied in het bijzonder. 2. Met betrekking tot vaardigheden: a. kritisch kunnen verwerken van kennis en inzichten zoals voorkomend in relevante vakwetenschappelijke literatuur; b. onderzoek in een bepaald wetenschapsgebied kunnen plaatsen in het bredere kader van de wijsgerige reflectie op dat wetenschapsgebied;
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
17
c. wijsgerige vaardigheden van logisch-analytische, ideeën-historische dan wel empirisch-filosofische aard kunnen toepassen op problemen, theorieën en debatten die gerelateerd zijn aan het betreffende wetenschapsgebied; d. zelfstandig een heldere en beargumenteerde probleemstelling kunnen formuleren en uitwerken; e. een systematisch en helder betoog kunnen houden, mondeling en schriftelijk; f. constructieve kritiek kunnen geven en verwerken; g. onder supervisie een onderzoek van beperkte omvang kunnen formuleren en uitvoeren. Master Doelstellingen van de opleiding Het doel van de opleiding bestaat erin om de student: a. grondige kennis, inzicht en vaardigheden te verschaffen op het gebied van de Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, voortbouwend op de bachelor Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied; b. in staat te stellen zelfstandig de geëigende logisch-analytische, ideeën-historische dan wel empirisch-filosofische methoden toe te passen; c. een verdere academische vorming te geven; d. te leren zelfstandig wetenschappelijk te denken en te handelen; e. te leren complexe problemen te analyseren; f. te leren wetenschappelijk te rapporteren; g. te leren vakwetenschappelijke kennis toe te passen en vaardigheden vanuit een breder wijsgerig kader toe te passen; h. voor te bereiden op: • de uitoefening van een beroep van een andere opleiding, waarbij de studie van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied een meerwaarde of toegevoegde waarde heeft; • elke beroepspraktijk waarin wijsgerige kennis, inzicht en vaardigheden een toegevoegde waarde hebben; • elke beroepspraktijk waarin algemene academische vaardigheden en vorming vereist zijn, met bijzondere aandacht voor logisch-analytische, ideeën-historische, exegetische, empirisch-filosofische vaardigheden en uitdrukkingsvaardigheid in het algemeen; • een wetenschappelijke loopbaan en vervolgonderwijs, in het bijzonder het eerste traject van de Graduate School of Philosophy, te weten de research-masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development (mogelijkheid van toelating tot het tweede jaar van deze opleiding). Eindtermen van de opleiding Voor de opleiding zijn de volgende eindtermen vastgesteld: 1. Met betrekking tot kennis en inzicht: Bij voltooiing van de opleiding moet de student: a. beschikken over kennis en inzicht op het gebied van het betreffende wetenschapsgebied, voortbouwend op het niveau van de bacheloropleiding en deze laatste in niveau overtreffen; b. beschikken over kennis van en inzicht in centrale onderdelen van de wijsbegeerte en in het bijzonder van kernbegrippen, theorieën, problemen en methoden van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, voortbouwend op het niveau van de bacheloropleiding en deze laatste in niveau overtreffen; c. beschikken over kennis van en inzicht in de betekenis van de wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis van de wijsbegeerte in het algemeen en van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied in het bijzonder. 18
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
2. Met betrekking tot vaardigheden: a. onderzoek in een bepaald wetenschapsgebied kunnen plaatsen en evalueren in het bredere kader van de wijsbegeerte van dat wetenschapsgebied; b. wijsgerige vaardigheden van logisch-analytische, ideeën-historische en exegetische dan wel empirisch-filosofische aard creatief kunnen toepassen op problemen, theorieën en debatten die gerelateerd zijn aan het betreffende wetenschapsgebied; c. zelfstandig een wijsgerig-wetenschappelijk onderzoek kunnen formuleren en uitvoeren dat in verband staat met een (cluster van) wetenschapsgebied(en). Oordeel De commissie is van oordeel dat de eindtermen van de opleidingen aansluiten bij de gangbare eindtermen van een bachelor- en een masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied (in dit rapport ook WBW genoemd, en in de uit de zelfstudie overgenomen beschrijvingen tevens WveW). Dit geldt eveneens voor de deeltijdopleidingen. De eindtermen voldoen naar het oordeel van de commissie ook aan gangbare internationale eisen. In reactie op een schriftelijk verzoek van de commissie om nadere informatie betreffende gemaakte vergelijkingen tussen de bachelor- en masteropleidingen en soortgelijke opleidingen in het buitenland antwoordde de faculteit dat de Groningse opleidingen niet op grond van een dergelijke expliciete vergelijking zijn opgezet. De commissie is echter van mening dat bacheloren masteropleidingen aan buitenlandse universiteiten waarin kennis van een vakwetenschap gecombineerd wordt met filosofische reflectie naar de grondslagen en de methodologie van die wetenschap, zij het niet van precies dezelfde opzet, wel degelijk bestaan en dat een vergelijking daarmee leerzaam kan zijn. Volgens de doelstellingen bereidt de bacheloropleiding ook voor op de masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development en op het eerste traject van de Graduate School of Philosophy, te weten de research-masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development. Ook daarmee is aansluiting bij de internationale standaard voor de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied verzekerd. De masteropleiding leidt op tot uitoefening van een beroep in aansluiting op de studie van het betreffende wetenschapsgebied, waarbij de studie van de wijsbegeerte van dat wetenschapsgebied een meerwaarde heeft, en tot het uitoefenen van (andere) maatschappelijke functies waartoe de opleiding dienstig kan zijn. Volgens de door het faculteitsbestuur vastgestelde regeling worden alle mastercolleges in het Engels gegeven, tenzij er motiverende redenen zijn om dit niet te doen. De derdejaars-bachelorcolleges worden in het Engels gegeven als de docent bij het inleveren van de studiegidsgegevens te kennen heeft gegeven dat te willen doen. Het is de commissie opgevallen dat er weinig ambitie bij de opleiding aanwezig is om buitenlandse studenten aan te trekken, al heeft zij ook vernomen dat er een commissie is ingesteld die naar het internationaliseringsbeleid gaat kijken. Op grond van het bovenstaande is de commissie tot de conclusie gekomen dat de eindtermen aansluiten bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk aan de opleidingen stellen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
19
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor 1. Met betrekking tot kennis en inzicht: De afgestudeerde beschikt over kennis van en inzicht in het betreffende wetenschapsgebied, de wijsbegeerte en de verbanden tussen beide. 2. Met betrekking tot het toepassen van kennis en inzicht: Omdat de bachelorscriptie expliciet gekoppeld is aan een van de specialisatiecolleges in de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied is de afgestudeerde in staat om verworven wijsgerige kennis en inzicht toe te passen op het betreffende wetenschapsgebied. 3. Met betrekking tot oordeelsvorming: De afgestudeerde heeft via referaten en discussies in de verdiepingsblokken en de specialisatiecursussen wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, alsmede in de bachelorscriptie, standpunten over bepaalde onderwerpen leren bepalen en beargumenteren, zowel mondeling als schriftelijk. 4. Met betrekking tot communicatie: Door het houden van referaten, het schrijven van essays en een bachelorscriptie heeft de afgestudeerde wijsgerige ideeën aan een breder publiek leren overbrengen. 5. Met betrekking tot leervaardigheden: Aan het eind van de opleiding is de student in staat een vervolgstudie te beginnen die een hoge mate van autonomie veronderstelt. Master 1. Met betrekking tot kennis en inzicht: Bij voltooiing van de opleiding beschikt de student over inzicht in en kennis van het wetenschapsgebied, de wijsbegeerte van dat wetenschapsgebied en onderlinge verbanden, die gebaseerd zijn op die van het niveau van de bacheloropleiding en deze in niveau overtreffen. 2. Met betrekking tot het toepassen van kennis en inzicht: Omdat de masterscriptie expliciet de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied tot onderwerp heeft, hebben afgestudeerden aangetoond in staat te zijn de verworven kennis en inzicht toe te passen op het betreffende wetenschapsgebied, en een eigen bijdrage te leveren. 3. Met betrekking tot oordeelsvorming: Door middel van een uitgebreide masterscriptie op het gebied van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied is de student in staat complexe literatuur te selecteren en kritisch te beoordelen, hierover zelf een probleemstelling te formuleren, en deze beargumenteerd uit te werken tot een (tentatieve) oplossing. 4. Met betrekking tot communicatie: a. Door het houden van referaten, het schrijven van essays en het schrijven van een masterscriptie zijn afgestudeerden getraind in het systematisch en helder overbrengen van kennis aan zowel een breder publiek als een specialistisch publiek. b. Afgestudeerden zijn in staat wijsgerige papers te schrijven die in principe publicabel zijn in nationale dan wel internationale wetenschappelijke en/of wijsgerige tijdschriften.
20
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
5. Met betrekking tot leervaardigheden: Aan het eind van de opleiding is de student in staat zijn wijsgerige studie grotendeels zelfstandig binnen een onderzoekscontext voort te zetten. Toelating tot het tweede jaar van de ResearchMaster (en dus tot de Graduate School of Philosophy) behoort tot de mogelijkheden. Oordeel De commissie heeft de eindtermen van de opleidingen gelegd naast de eisen die aan een bachelor- en aan een masteropleiding worden gesteld volgens de Dublin-descriptoren. Zowel qua kennis en inzicht als wat betreft het toepassen van kennis, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden sluiten de eindtermen van beide opleidingen bij de Dublin-descriptoren aan. Dit geldt ook voor beide opleidingen in deeltijd. Hieronder wordt dit toegelicht. Zoals uit het hierboven weergegeven stuk blijkt, heeft de zelfstudie voorbeelden uit het programma genoemd teneinde aan te tonen dat het niveau van de opleidingen overeenkomt met de Dublin-descriptoren. Wat kennis en inzicht van de bacheloropleiding betreft wijst de commissie erop dat de student kennis, inzichten en vaardigheden bijgebracht krijgt die nodig zijn voor een kritische filosofische reflectie op een specifiek wetenschapsgebied. Met betrekking tot het toepassen van kennis leert de student om kennis en inzichten kritisch te kunnen verwerken. Met betrekking tot oordeelsvorming kan de student zelfstandig een heldere en beargumenteerde probleemstelling formuleren en uitwerken. Wat communicatie betreft kan de student een systematisch en helder betoog houden. Wat kennis en inzicht van de masteropleiding betreft wijst de commissie erop dat de student kennis en inzicht heeft in centrale onderdelen van de wijsbegeerte en in het bijzonder van kernbegrippen, theorieën, problemen en methoden van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, het niveau van de bacheloropleiding overtreffend. Met betrekking tot het toepassen van kennis leert de student om wijsgerige vaardigheden van logisch-analytische, ideeën-historische en exegetische dan wel empirisch-filosofische aard creatief toe te passen op problemen die gerelateerd zijn aan het betreffende wetenschapsgebied. Met betrekking tot oordeelsvorming kan de student zelfstandig wijsgerig-wetenschappelijk onderzoek formuleren en uitvoeren dat in verband staat met (een cluster) van wetenschapsgebieden. Wat communicatie betreft leert de student wetenschappelijk te rapporteren. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
21
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor • De opleiding geeft rechtstreeks toegang tot de volgende masteropleidingen: • masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de Rijksuniversiteit Groningen • masteropleiding Wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen De opleiding kwalificeert tevens voor maatschappelijke functies waarbij de kennis en vaar• digheden die eerder genoemd zijn bij de domeinspecifieke eisen relevant zijn. Het ligt in de verwachting dat indien afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden zij dit primair vanuit de studie van hun eigen wetenschapsgebied zullen doen. De bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied heeft dan een duidelijke meerwaarde ten opzichte van andere bacheloropleidingen, zowel wat betreft algemene academische als domeinspecifieke kwalificaties. Deze studenten hebben geleerd vakoverstijgend wetenschappelijk te denken en hun wetenschapsgebied te plaatsen in een breder kader. Master De opleiding geeft, indien de afgestudeerde voldoet aan de eisen voor toelating (er kunnen eventueel aanvullende eisen worden gesteld), toegang tot het tweede jaar van de Research-masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development. Deze opleiding maakt vanaf september 2006 deel uit van de Graduate School of Philosophy en vormt daarbinnen het eerste traject, dat voorbereidt op het tweede traject, de promotieopleiding, waarvoor uiteraard selectie geldt. Daarnaast kunnen de afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden. Omdat zij in het algemeen zowel over een bachelor als een master in een ander wetenschapsgebied zullen beschikken, ligt een maatschappelijke loopbaan in het verlengde van dat wetenschapsgebied in de rede. De Master (en de Bachelor) Wijsbegeerte van een wetenschapsgebied hebben dan een aantoonbare meerwaarde voor deze studenten, zowel wat betreft algemene academische als domeinspecifieke kwalificaties. Ook kan, zeker als de student de stagevariant heeft gevolgd, gedacht worden aan functies in de sfeer van beleidsondersteuning, waarvoor onderzoeksvaardigheden tot de vereisten behoren, bijvoorbeeld in de publieke sector. In het bijzonder hebben studenten geleerd om vakoverstijgend wetenschappelijk te denken en te werken. Deze overstijging kan zowel specifiek zijn, bijvoorbeeld als het gaat om wijsbegeerte van de neurowetenschappen, alsook meer algemeen, bijvoorbeeld als het gaat om wijsbegeerte van de sociale wetenschappen. In veel gevallen ook hebben studenten geleerd hun wetenschapsgebied in een breder kader van normatieve en maatschappelijke vraagstellingen en ontwikkelingen te plaatsen.
22
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel De eindtermen van beide opleidingen zijn naar het oordeel van de commissie ontleend aan de eisen van de (internationale) wetenschappelijke discipline c.q. wetenschapsbeoefening. Het wetenschappelijk karakter van de opleidingen blijkt uit de aansluiting op eisen en standaarden van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied als discipline. Doorstroming vanuit de bacheloropleiding naar minstens één masteropleiding van de faculteit is mogelijk. Vanuit de masteropleiding is het mogelijk een wetenschappelijke loopbaan of vervolgonderwijs te volgen, in het bijzonder het eerste traject van de Graduate School of Philosophy, te weten de research-masteropleiding Philosophy: Knowledge and Knowledge Development. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
1.2.2. Programma Voor de programma’s van de opleidingen zie bijlage 2. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor In de opleiding worden wetenschappelijke vaardigheden geleerd die aansluiten bij de wetenschappelijke vaardigheden die studenten in de studie van hun eigen wetenschapsgebied opdoen. Studenten leren in het bijzonder: 1. vast te stellen welke onderzoeksmethoden geëigend zijn om de verschillende wetenschapsdomeinen (alfa-, bèta- en gammawetenschappen) te ontsluiten;
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
23
2. algemene wetenschapsethische alsmede specifieke ethische problemen in de alfa, bèta- en gammawetenschappen te herkennen en analyseren; 3. redeneringen op geldigheid en argumentaties op steekhoudendheid te beoordelen; 4. complexe historische en systematische teksten te lezen en te interpreteren; 5. vaardigheden in het herkennen van conceptuele en grondslagenproblemen. Hiertoe verrichten de studenten verschillende werkzaamheden: 1. het verzamelen en selecteren van relevant materiaal voor het behandelen van filosofisch-wetenschappelijke problemen; 2. het schrijven van essays en werkstukken; 3. het geven van mondelinge presentaties; 4. het bespreken met medestudenten en docenten van schriftelijke werkstukken en mondelinge presentaties. De interactie tussen onderwijs en lopend onderzoek komt goed tot uiting in de verdiepingsblokken. De blokken (die ook gevolgd worden door studenten van de bacheloropleiding Wijsbegeerte) representeren de drie vakgroepen van de faculteit. Het onderwijs is daarom niet encyclopedisch, zoals in de inleidende vakken, maar is inhoudelijk zo opgezet dat er een relatie is met het lopende onderzoek van de vakgroepen. Studenten raken zo op de hoogte van recente ontwikkelingen in historisch en systematisch wijsgerig onderzoek. Hoewel de colleges ook bestemd zijn voor de studenten van de opleiding Wijsbegeerte, is de thematiek in sommige gevallen al gerelateerd aan de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Dit hangt samen met het feit dat veel docenten als onderzoeker zijn gespecialiseerd in de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied of een cluster van zulke gebieden. Actuele ontwikkelingen in de wijsbegeerte die tevens relevant zijn voor wijsbegeerte van een wetenschapsgebied komen aan de orde in verdiepingsvakken als ‘Hoofdstukken uit de Griekse morele psychologie’, ‘Spinoza’s mensbeeld: verstand, emoties en zelfbehoud’, ‘Lichaam, brein, geest (Neurofilosofie)’ en ‘Modernisme en postmodernisme’. Ook in de specialisatievakken komen zowel recente als historisch belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de orde, bijvoorbeeld in ‘Wittgenstein and the Philosophical Foundations of Cognitive Science’. Ten slotte kan de student ook in de bachelorscriptie (waarmee getoetst wordt op de vaardigheid om onder begeleiding een klein wetenschappelijk onderzoek te verrichten) aansluiten op vraagstukken of ontwikkelingen in het eigen wetenschapsgebied. Master Studenten leren in het bijzonder om: 1. wijsgerige ideeën-historische en exegetische methoden, logisch-analytische methoden en empirisch-filosofische methoden toe te passen op problemen en theorieën uit de algemene wijsbegeerte en uit de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied of een cluster van wetenschapsgebieden; 2. wijsgerige uitgangspunten van wetenschapsgebieden – zowel van theoretische als van normatieve aard – bloot te leggen en te evalueren; 3. een specifiek probleem uit de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied te formuleren en te analyseren en er een tentatieve oplossing voor aan te dragen. Het onderwijsaanbod van de vakgroepen wordt mede gestuurd door wat de respectievelijke vakgroepen als zwaartepunten van hun onderzoek beschouwen. In vrijwel alle gevallen is er een expliciete koppeling tussen lopend onderzoek van docenten en het onderwijs.
24
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Algemeen Met ingang van 1 september 2006 hanteert de faculteit ten behoeve van het onderwijs in de bachelor- en masteropleidingen WBW een indeling in drie clusters: Filosofie van de natuurwetenschappen, Filosofie van de sociale wetenschappen en Filosofie van de geesteswetenschappen. Dit organisatieprincipe doorkruist de algemene indeling van de faculteit in de drie vakgroepen Geschiedenis van de filosofie, Praktische filosofie en Theoretische filosofie. De commissie waardeert deze inspanning om de organisatie van het docentencorps optimaal aan te laten sluiten bij de specifieke kenmerken van de opleidingen WBW. De vanaf 2006-2007 aangeboden specialisatievakken spelen immers een cruciale rol in de invulling van de curricula op het terrein van de filosofie van het gekozen wetenschapsgebied en de invoering van clusters kan helpen bij het ontwikkelen van een nog meer toegesneden onderwijsaanbod. De commissie plaatst evenwel een paar kanttekeningen bij dit plaatje. 1. De invoering van de clusters lijkt nog niet de nodige verankering gekregen te hebben in de organisatie. Zo suggereert de zelfstudie in de lijsten van de nieuwe specialisatievakken dat het aanbod van deze vakken toch de verantwoordelijkheid blijft van de vakgroepen en dat de vakken louter aan clusters worden toegeschreven. 2. De primaire rol van de vakgroepen heeft als consequentie dat met name het onderwijs op het terrein van de filosofie van de sociale wetenschappen op inhoudelijk discutabele wijze opgesplitst wordt tussen de vakgroepen Theoretische filosofie en Praktische filosofie, die elk een eigen beeld van de sociale wetenschappen hanteren. Er ontbreekt een integratieve cursus die juist de pluriformiteit van de sociale wetenschappen benadrukt. 3. Ook vindt de commissie dat de specialisatievakken in het cluster Filosofie van de geesteswetenschappen wat onderwerp betreft te veel afgeleid zijn van het cursusaanbod van de vakgroep Geschiedenis van de filosofie. Net zoals de andere twee clusters zou het cluster Filosofie van de geesteswetenschappen een eigen cursusaanbod moeten ontwikkelen dat geconcentreerd is op filosofische aspecten van de desbetreffende wetenschappen, hetgeen niet hetzelfde is als geschiedenis van de filosofie. Op basis van deze overwegingen adviseert de commissie de faculteit om de organisatie in clusters te versterken en om bereid te zijn om de belangen van clusters waar nodig over de belangen van de vakgroepen te laten prevaleren. Hiertoe is het waarschijnlijk raadzaam om voor ieder cluster een docent als coördinator aan te wijzen. Bacheloropleiding Om verbanden te leren zien, na te gaan welke onderzoeksmethode geëigend is en om redeneringen op geldigheid te beoordelen verrichten de studenten verschillende werkzaamheden: 1. het verzamelen en selecteren van relevant materiaal voor het behandelen van filosofischwetenschappelijke problemen; 2. het schrijven van essays en werkstukken; 3. het geven van mondelinge presentaties; 4. het bespreken met medestudenten en docenten van schriftelijke werkstukken en mondelinge presentaties.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
25
Op grond van bovenstaande beschrijving en de gesprekken met de docenten constateert de commissie dat de kennisontwikkeling bij studenten plaatsvindt in interactie tussen onderwijs en onderzoek. Masteropleiding Op grond van bovenstaande beschrijving constateert de commissie dat de opleiding voldoet aan de eisen die aan een wo-opleiding gesteld kunnen worden wat betreft kennisontwikkeling in interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën, vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en verbanden met de actuele praktijk van relevante beroepen. Het onderwijs wordt mede gestuurd door wat de vakgroepen als zwaartepunten van hun onderzoek beschouwen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bijdrage van de bachelor (althans de 60 EC aan wijsgerige vakken) aan de realisering van de eindtermen (zie facet 1). Inleidende vakken Redeneren en argumenteren, deel I Wetenschapsfilosofie en wetenschapsethiek Fundamenten van het westerse denken De opkomst van het moderne denken Kopstukken van de 20e-eeuwse filosofie Goed en kwaad Politiek, cultuur, moderniteit Wetenschap en politiek in de technol. cultuur Waar blijft het bewustzijn Etniciteit, nationalisme, kosmopolitisme Kernproblemen van de filosofie Verdiepingsvakken Griekse morele psychologie Spinoza’s mensbeeld Jean-Paul Sartre: filosofie en literatuur Modernisme en postmodernisme
26
1b 1c 1d 2b 2c 2d 2e 2f x x x x x x x x x x x x x x
x x
x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x x x x
x x x x
2g
x x x x
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Kennis, macht, moraal Lichaam, brein, geest Argumentatiestructuren Analytische wetenschapsfilosofie Specialisatievakken Hegels rechtsfilosofie Wittgenstein foundations cognitive science Cultuur, media, identiteit Morele verantwoordelijkheid Sociale filosofie: taal en macht Consciousness and Action Filosofie van de natuurwetenschappen Filosofie van de cognitiewetenschappen Filosofie van de sociale wetenschappen Bachelorscriptie
1b 1c 1d x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
2b 2c 2d x x x x x x x x x x
2e x x x x
2f x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
2g
x
Bijdrage van de mastervakken aan de realisering van de eindtermen In overeenstemming met de doelstellingen van het programma is de student verplicht om de keuze van vakken te laten bepalen door aansluiting bij het eigen wetenschapsgebied. Van de in totaal zes te kiezen cursussen zijn er ten minste twee die de student moet kiezen uit cursussen specifiek voor wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Met name in de twee specifieke cursussen wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied worden studenten getraind in de toepassing van wijsgerige methoden die typerend zijn voor het onderzoeksprofiel van de Groningse Faculteit der Wijsbegeerte: ideeën-historische en exegetische methoden, empirisch-filosofische methoden en logisch-analytische methoden, waartoe ook computationele methoden behoren. Studenten kunnen onder bepaalde voorwaarden en na instemming van de Examencommissie ook vakken kiezen die buiten de Faculteit der Wijsbegeerte worden aangeboden. Gedoeld wordt op de colleges van bijzonder hoogleraren en hoogleraren die een nevenbenoeming hebben bij de Faculteit der Wijsbegeerte en die tevens regelmatig betrokken worden bij afstudeerscripties. Bij de Faculteit der Rechtswetenschappen zijn dat colleges op het gebied van de rechtsfilosofie, bij Gedrags- en Maatschappijwetenschappen colleges op het gebied van de geschiedenis en theorie van de psychologie en theoretische en historische pedagogiek, en bij de Faculteit der Letteren colleges op het gebied van de filosofie van de geschiedenis en geschiedenis van de natuurwetenschappen en bij FWN geschiedenis van de farmacie en geschiedenis van de techniek. De hier bedoelde cursussen kunnen niet behoren tot het aanbod van specialisatievakken in strikte zin, die opgenomen zijn in de laatste tabel van de vorige paragraaf en waaruit de student er twee moet kiezen. Ze kunnen (op verzoek en na instemming van de Examencommissie) behoren tot de overige vier van de zes mastervakken die de student moet kiezen. Het feitelijke aanbod van mastervakken is dus groter dan indien slechts gekeken wordt naar dat van de Faculteit der Wijsbegeerte. Het systeem van nevenbenoemingen alsmede informele vormen van samenwerking tussen de Faculteit der Wijsbegeerte en de andere faculteiten aan de RUG heeft tot samenwerking geleid, niet alleen op het gebied van colleges, maar ook op het gebied van afstudeerscripties. In veel gevallen zijn docenten van de betreffende vakwetenschap tweede begeleider geweest bij afstudeerscripties van de opleiding. Deze betrokkenheid van vakspecialisten is nog een extra garantie dat de studie WijsbeQANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
27
geerte van een wetenschapsgebied ook daadwerkelijk gericht is op het betreffende wetenschapsgebied. De opleiding beschouwt deze betrokkenheid als een onderscheidend kenmerk, en als een succes, van de Groningse opleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Onlangs zijn door de faculteit de eindtermen van de masterscriptie als volgt herzien: Door de masterscriptie laat de student zien, in staat te zijn om: • zelfstandig onderzoek op het terrein van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied te verrichten, en hier schriftelijk over te rapporteren; • blijk te geven van voldoende kennis, inzicht en vaardigheid op het terrein van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied om zelfstandig deel te kunnen nemen aan een wetenschappelijke discussie; • een probleemstelling te formuleren en af te bakenen; • relevant materiaal te verzamelen, bestuderen, evalueren en ordenen; • een adequate onderzoeksmethode te kiezen en verantwoorden; • een helder en systematisch betoog op te zetten; • bibliografische vaardigheden toe te passen; • conclusies uit eigen onderzoek te kunnen trekken; • een originele bijdrage aan het vakgebied te leveren; • over de verschillende aspecten van de scriptie ook mondeling te communiceren. Oordeel Bacheloropleiding Gezien bovenstaand schema en de voor alle studenten algemeen situerende vakken Redeneren en argumenteren en Wetenschapsfilosofie en wetenschapsethiek alsmede gezien de opbouw (inleidende vakken, verdiepingsvakken en specialisatievakken) acht de commissie de relatie tussen doelstellingen en programma voldoende helder. De commissie waardeert de intentie van de opleiding om meer aandacht te besteden aan wijsgerige en studievaardigheden en zij adviseert de bachelorscriptie van 5 EC tot 10 EC uit te breiden omdat een scriptie van 5 EC wel erg klein is en lastig te beoordelen op wijsgerige merites. De commissie heeft overigens waardering voor het heldere schema, een goede benadering om zo te laten zien of de gestelde eindtermen gehaald worden. Masteropleiding In de twee specifieke cursussen WBW worden studenten getraind in de toepassing van wijsgerige methoden die typerend zijn voor het onderzoeksprofiel van de Groningse Faculteit der Wijsbegeerte: ideeën-historische en exegetische methoden, empirisch-filosofische methoden en logisch-analytische methoden, waartoe ook computationele methoden behoren. Mede omdat de student de keuze van de vakken dient te laten bepalen door zijn eigen vakgebied sluiten de vakken aan op de eindtermen. Ook de nevenbenoemingen van de docenten en de eisen die aan de masterscriptie worden gesteld (blijk te geven van voldoende kennis, inzicht en vaardigheid op het terrein van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied om zelfstandig deel te kunnen nemen aan een wetenschappelijke discussie), dragen daartoe bij. De commissie is van oordeel dat de eindkwalificatie vertaald zijn in leerdoelen en dat het programma de studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde kwalificaties te bereiken. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. 28
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor Het wijsgerig gedeelte van het programma heeft een gelaagde structuur: eerst de inleidende onderdelen, dan de verdiepingsvakken, daarna de specialisatievakken en ten slotte de bachelorscriptie. Er wordt dus telkens voortgebouwd op verworven kennis en vaardigheden. Daarnaast is er een samenhang tussen het wijsgerige en het vakwetenschappelijke gedeelte. Het programma (tot het studiejaar 2006-2007) begint met inleidende vakken die de student een overzicht bieden van de systematiek en de geschiedenis van de filosofie. Na deze inleidende vakken kiest de student uit het aanbod van verdiepingsvakken (vakgroepblokken van de drie vakgroepen). Deze blokken hebben een tweeledig karakter. Aan de ene kant bouwen ze voort op de inleidende vakken en bieden zo dus meer verdieping op algemeen wijsgerig vlak. Aan de andere kant vertonen de colleges binnen ieder van de drie blokken een samenhang die bij de inleidende vakken minder aanwezig is en ook minder nodig is. De blokken zijn door de afzonderlijke vakgroepen samengesteld met als doel studenten verder kennis te laten maken met en te bekwamen in voor Groningen kenmerkende aspecten van respectievelijk de geschiedenis van de filosofie, praktische filosofie en theoretische filosofie. Zo heeft het geschiedenisblok als thema ‘Rede en emoties’. Praktische filosofie kent als overkoepelend thema ‘Kennis, macht, moraal’. Theoretische filosofie kent twee onderling duidelijk samenhangende vakken: ‘Philosophy of Mind’ (‘Lichaam, brein, geest’) en ‘Analytische wetenschapsfilosofie’. Na de verdiepingsvakken volgen de specialisatievakken Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Uit het totale aanbod van ten minste 6 vakken kiest de student 2 vakken die aansluiten bij de studie van het eigen wetenschapsgebied. In de meeste gevallen worden specialisatievakken gegeven door docenten die qua opleiding en/of onderzoek zelf ook een relevante vakwetenschappelijke achtergrond hebben. Op deze wijze wordt volgens de faculteit de verbinding tussen wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied en het betreffende wetenschapsgebied (of de betreffende wetenschapsgebieden) het best gewaarborgd. De gekozen specialisatievakken vormen tevens de basis voor de bachelorscriptie. De eis is namelijk dat het scriptieonderwerp gelieerd is aan de wijsbegeerte van het eigen wetenschapsgebied. De student schrijft de scriptie in het directe verlengde van één van de twee gekozen specialisatievakken. In feite gaat het dus om een (klein) afstudeerproject van in totaal 10 EC (vak + scriptie). Master Door toevoeging van specifieke cursussen wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied is de samenhang binnen het programma versterkt. In deze cursussen wordt expliciet ingegaan op grondslagenkwesties, methodische uitgangspunten of meer algemeen wijsgerige vooronderstellingen van specifieke wetenschapsgebieden dan wel clusters van zulke gebieden. In de meeste gevallen worden deze vakken gegeven door docenten die qua opleiding en/of onderzoek zelf ook een relevante vakwetenschappelijke achtergrond hebben. Op deze wijze wordt de verbinding tussen wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied en het betreffende wetenschapsgebied (of de betreffende wetenschapsgebieden) het best gewaarborgd. QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
29
De gekozen vakken wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied vormen tevens de basis voor de masterscriptie, die zelf ook uitdrukkelijk moet aansluiten op de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Oordeel Bacheloropleiding Het programma (van 60 EC wijsgerige vakken) kent een heldere structuur met een opbouw van inleidende onderdelen, verdiepingsvakken en ten slotte specialisatievakken. Er wordt telkens voortgebouwd op verworven kennis en vaardigheden. Vanaf 2006-2007 omvat de bacheloropleiding drie clusters, zie F4. De student begint formeel gesproken in zijn tweede jaar, als hij de propedeuse van het niet-wetenschappelijke vakgebied heeft afgesloten, maar hij kan ook al met een enkel vak eerder beginnen. Een evaluatie zal moeten uitwijzen, aldus de zelfstudie, of het programma in de komende jaren nog beter kan en moet worden toegesneden op de doelgroep. De commissie heeft hier met instemming kennis van genomen en gaat ervan uit dat een dergelijke evaluatie inderdaad wordt gehouden. De inleidende vakken (AVV) in het eerste jaar ervaren de studenten met wie de commissie gesproken heeft als nogal licht; de vakken in het eerste jaar vormen daardoor geen goede afspiegeling van wat de WBW-student in zijn verdere bachelorstudie kan verwachten. In het AVV-aanbod zou een stevig vak gezet moeten worden dat een goed beeld geeft van de moeilijkheidsgraad van de opleiding, zo meent de commissie. De commissie is ervan overtuigd dat een uitbouw van de bacheloropleiding volgens het clustersysteem zoals hierboven bepleit, de stroomlijning en de samenhang van het programma zal bevorderen en de helderheid van de structuur voor studenten zal verbeteren. Op grond van de gevoerde gesprekken heeft de commissie de indruk gekregen dat studenten deze opleiding te veel als een ‘bijvak’ beschouwen bij of naast een als hoofdrichting gekozen opleiding. Deze suggestie wordt naar haar oordeel niet altijd voldoende weggenomen door de opleiding. De bacheloropleiding dient naar het oordeel van de commissie tevens als een volwaardige driejarige opleiding te worden beschouwd, wat betekent dat de opleiding zich ook verantwoordelijk zou moeten weten voor én zicht zou moeten hebben op de invulling en voortgang van de vakwetenschappelijke studieonderdelen van de bachelor. De commissie beveelt ten slotte aan het aantal keuzemomenten te beperken. Masteropleiding Bij de keuze van de zes filosofische vakken en bij de keuze van het scriptieonderwerp is het een vereiste dat er een verband is tussen het programma van het eigen wetenschapsgebied (‘thuisvak’) en het wijsgerige programma. Volgens de Onderwijs- en Examenregeling is goedkeuring van de keuzes door de Examencommissie vereist. Vanaf het studiejaar 2006-2007 is het programma gewijzigd (zie bijlage 2) zodat de studenten wijsgerige specialisatievakken kunnen kiezen die aansluiten bij hun eigen wetenschapsgebied. De toevoeging van de specifieke cursussen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, de docenten met relevante vakwetenschappelijke opleiding en de scriptie die aansluit bij het wetenschapsgebied waarborgen de samenhang van de opleiding. De commissie heeft geconstateerd uit de lijst van scripties dat de samenhang tussen wijsbegeerte en wetenschapsgebied in voldoende mate aanwezig is. De bestudeerde scripties uit de genoemde lijst bevestigen deze constatering.
30
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor De studielast van de opleiding bedraagt 180 EC. Daarvan is twee derde bestemd voor de studie van het eigen wetenschapsgebied van de student en een derde voor wijsbegeerte en wijsbegeerte van het betreffende wetenschapsgebied. De Faculteit der Wijsbegeerte gaat ervan uit dat deze studenten ook de bacheloropleiding van hun eigen wetenschapsgebied willen afronden. In de praktijk komt het er dus op neer dat de studenten één extra jaar filosofie náást hun eigen bacheloropleiding moeten doen. Voor dat vierde jaar is geen studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs beschikbaar. (Een positief aspect daarvan is dat de opleiding goed gemotiveerde studenten aantrekt.) Het extra jaar studiefinanciering komt pas beschikbaar bij inschrijving voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Geïnteresseerde studenten wordt daarom altijd aangeraden om met de wijsgerige onderdelen niet te wachten tot het behalen van de bachelor in het eigen wetenschapsgebied, maar om meteen na het behalen van de propedeuse – of zelfs al tijdens de propedeuse – te beginnen met de inleidende avondcolleges filosofie. Op deze wijze (wijsbegeerte niet na maar naast de andere studie) kan het filosofische programma van 60 EC uitgesmeerd worden over twee of drie jaren. Aangezien de helft van het wijsgerige deel van het programma bestaat uit avondcolleges, doet zich daar voor de studenten vrijwel nooit het probleem voor van het samenvallen van colleges van de ‘thuisfaculteit’ en van de Faculteit der Wijsbegeerte. De kans dat dat gebeurt, is groter bij de verdiepings- en specialisatiecolleges, die overdag worden gegeven. Maar in de praktijk blijkt dit erg mee te vallen. De student mag de volgorde van de inleidende avondcolleges zelf bepalen, elk avondcollege is afzonderlijk zonder voorkennis te volgen. Omdat Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied een studie náást een andere betreft moet de Faculteit der Wijsbegeerte de planning ervan in hoge mate aan de student overlaten. Wel kan deze hiervoor een beroep doen op de studieadviseur – en dat gebeurt veelvuldig. Master De studielast van de opleiding bedraagt 120 EC. Daarvan is de ene helft bestemd voor de studie van het eigen wetenschapsgebied van de student en de andere helft voor wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. De Faculteit der Wijsbegeerte gaat ervan uit dat deze studenten ook altijd de masteropleiding van hun eigen wetenschapsgebied willen afronden: dat is in de meeste gevallen precies de 60 EC die ze moeten besteden aan hun eigen wetenschapsgebied. De studenten krijgen voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied een extra jaar studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs. (De technische masters en de master Geneeskunde omvatten zelf al twee jaar studie of meer. Studenten van deze opleidingen die Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied willen doen, krijgen daarvoor geen extra studiefinanciering.)
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
31
Omdat Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied een studie náást een andere betreft moet de Faculteit der Wijsbegeerte de planning ervan in hoge mate aan de student overlaten. Wel kan deze hiervoor een beroep doen op de studieadviseur. Klachten over het samenvallen van cursussen van de twee faculteiten komen nauwelijks voor. Oordeel Bacheloropleiding De commissie constateert dat er weliswaar enkele knelpunten zijn, zoals de overgang van AVV naar tweedejaarsvakken en de scriptie, maar in het gesprek met de studenten is niet gebleken dat er van ernstige struikelblokken sprake is. De studenten hebben geen probleem met de relatief grote aantallen studenten die de inleidende colleges volgen die dus in grote(re) zalen worden gegeven. De commissie meent dat het programma aan studeerbaarheid zou winnen wanneer de mogelijkheid voor studenten om vrij te kiezen uit een groot aantal vakken zou worden ingeperkt. Verheldering van de leerlijn zou leiden tot een duidelijker structuur van de studie, waarvoor ook onder F6 is gepleit. De commissie heeft kunnen vaststellen dat deze punten de volle aandacht hebben van de opleiding en is daarom van oordeel dat er sprake is en zal zijn van een voldoende studeerbaar programma. Masteropleiding Vooral uit het uitblijven van klachten toont de zelfstudie aan dat de studeerbaarheid in orde is. De commissie is van oordeel dat de studielast van het programma evenwichtig verdeeld kan worden over de twee studiejaren, althans dat aan studenten daartoe voldoende mogelijkheden worden geboden. De commissie is niet gestuit op factoren die de studievoortgang belemmeren, ook niet in het gesprek met de studenten, die bovendien hebben gezegd dat het programma niet te zwaar is. De commissie acht het programma dan ook studeerbaar. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor Instroom in de opleiding is pas mogelijk na het behalen van de propedeuse in het eigen wetenschapsgebied. Dit houdt in dat de kwaliteit van de instroom in het algemeen beter is dan die bij andere bacheloropleidingen. Wel hebben de studenten al tijdens hun propedeuse het recht om bijvoorbeeld de inleidende avondcolleges filosofie te volgen. Daar is vanuit de niveauvereisten bezien geen enkel bezwaar tegen. Omdat studenten zich pas voor de opleiding kunnen inschrijven ná het behalen van het propedeuse diploma in hun eigen wetenschapsgebied en omdat het uitreiken van propedeusediploma’s bij ver32
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
schillende faculteiten meerdere keren per jaar plaatsvindt, staat de Faculteit der Wijsbegeerte toe dat de studenten zich het hele jaar door kunnen inschrijven. Ter vergelijking: de instroom in de vroegere ongedeelde opleiding schommelde in de vijf voorafgaande jaren rond de 20 (voltijd en deeltijd samen). Sinds de invoering van de bachelor-masterstructuur heeft dus een verdubbeling van de instroom plaatsgevonden. Master Studenten kunnen worden toegelaten tot de opleiding als zij in het bezit zijn van een diploma van de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied of een gelijkwaardige opleiding hebben afgerond. Over het laatste beslist de Toelatingscommissie. Tot nog toe zijn alle ingeschreven studenten afkomstig van de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Het kan voorkomen dat een student de bacheloropleiding nog niet volledig heeft afgerond, maar toch al colleges van de masteropleiding wil volgen. Dat is onder bepaalde voorwaarden (die zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling) mogelijk. De faculteit heeft tot nu toe geen problemen vernomen met betrekking tot de aansluiting tussen de bachelor- en de masteropleiding. Het verzoek van de commissie om aanvullende informatie betreffende de instroom heeft het volgende opgeleverd. Tabel: Instroomcijfers masteropleiding Wijsbegeerte en masteropleiding WBW (totaal en per specialisatie) Wijsbegeerte MA Wijsbegeerte 2002 2003 2004 2005 2006 1) 1)
2 1 7 11 6
WBW MA WBW Totaal
Geestes wetenschappen 1 7 12 3 5
0 3 5 1 1
Natuur Sociale wetenschappen wetenschappen 0 1 1 3 6 1 1 1 1 3
De inschrijving voor het studiejaar 2006-2007 was op het moment van samenstelling van deze tabel (september 2006) nog niet afgesloten.
Oordeel Bacheloropleiding Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten, die niet alleen een vwo-diploma hebben behaald, maar ook nog eens de propedeuse van een andere universitaire opleiding, waardoor zij zich, anders dan aankomende studenten in andere opleidingen, ook al gedurende een jaar het universitaire studieklimaat hebben kunnen eigen maken. De goede aansluiting is ook uit de gesprekken met de studenten gebleken. Uit de gesprekken met studenten en docenten bleek dat er tijdens gezamenlijke cursussen met reguliere Wijsbegeertestudenten in geen enkel opzicht gedifferentieerd wordt naar herkomst van studenten. De commissie begrijpt de noodzaak binnen de gekozen opzet om WBW-studenten te laten aanschuiven bij cursussen die deel uitmaken van de reguliere bacheloropleiding. Zij acht het evenwel noodzakelijk dat in dergelijke gevallen specifieke aanvullende of alternatieve eisen QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
33
voor WBW-studenten worden opgesteld waardoor een appel wordt gedaan op hun vakwetenschappelijk georiënteerde interesse en kundigheid. Masteropleiding Naar de waarneming van de commissie doen zich geen aansluitingsproblemen voor tussen de bachelor- en de masteropleiding. In het gesprek met de studenten heeft de commissie evenmin vernomen dat er aansluitingsproblemen zijn tussen bachelor- en masteropleiding. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving: Het programma van de bacheloropleiding WBW omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding WBW omvat 120 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor Het filosofisch gedeelte van de opleiding bestaat uit vier fasen: 1. Inleidende vakken: de student maakt kennis met geschiedenis en systematiek van de filosofie. 2. Verdiepingsvakken: de student verdiept zich in één van de drie facultaire clusters Geschiedenis van de filosofie, Praktische filosofie en Theoretische filosofie. 3. Specialisatievakken: de student verdiept zich in vraagstukken op het terrein van de filosofie in verband met het eigen wetenschapsgebied. 4. Scriptie: de student levert aan het eind van de opleiding een proeve van bekwaamheid af die voldoet aan de eisen van het bachelorniveau. De scriptie kent facultaire eindtermen en een protocol.
34
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Deze fasering loopt parallel aan ontwikkelingen in het leerproces met daarbij behorende werkvormen. In de loop van het programma wordt er steeds meer eigen inbreng verwacht van de student zelf. Dit gebeurt in de vorm van opdrachten, referaten, papers en een scriptie. 1. De inleidende vakken worden in hoofdzaak gegeven via hoorcolleges. Het vak ‘Redeneren en argumenteren’ bevat naast hoorcolleges ook werkbijeenkomsten. Bij andere vakken wordt meestal een halfuur gereserveerd voor het stellen van vragen of voor discussie. Soms moeten die vragen van tevoren gesteld worden via de elektronische leeromgeving Nestor. Soms ook zijn er tussentijdse opdrachten. Deze colleges worden bezocht door grote aantallen studenten: 80250; de vakken fungeren namelijk tevens als zogenaamde ‘algemeen vormende vakken’ aan de RUG. 2. De verdiepingsvakken zijn meestal combinaties van hoorcolleges en werkcolleges. Studenten worden geacht iedere week een deel van de te behandelen literatuur voor te bereiden, minimaal één keer een mondelinge presentatie te geven, in sommige gevallen tussentijdse opdrachten uit te voeren, mee te doen aan de discussie en een afsluitend werkstuk te schrijven. In al deze gevallen staat de feedback van de docent centraal. 3. In veel gevallen hebben ook de specialisatievakken de vorm van hoor-/werkcolleges, soms ook met een referaat. Meestal worden deze vakken afgesloten met een paper, zodat ook al enige onderzoekstraining plaats kan vinden. 4. Door middel van de scriptie wordt de student op een wat uitgebreider en zelfstandiger manier dan bij een paper getraind in het formuleren van een filosofische vraagstelling en het verrichten van een wetenschappelijk onderzoek. Omdat de scriptie moet aansluiten bij een van de specialisatievakken, kan de student voortbouwen op de stof die in dat college is behandeld. Verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere studieactiviteiten (in uren) fase
hoorcolleges hoor-/ scriptie werkcolleges inleidende vakken 150 25 verdiepingsvakken 40 20 specialisatievakken 20 20 scriptie 140 totaal 210 65 140
zelfstudie/ paper
totaal/EC 749 276 240
1265
924/ EC 33 336/12 EC 280/10 EC 140/ 5 EC 1680/ 60 EC
De aantallen uren zijn afhankelijk van de door de student gekozen vakken. Hier zijn het gemiddelden. Master Zie voor het didactisch concept de betreffende passage over de bachelor. Verhouding contacturen, zelfstudie en andere studieactiviteiten Gezien de aantallen studenten is het onderwijs aan de Faculteit der Wijsbegeerte op masterniveau kleinschalig. In principe worden alle mastercolleges aangeboden met de Engelse taal als voertaal. In de praktijk wordt echter het merendeel van de colleges uiteindelijk in het Nederlands gegeven als blijkt dat er bij een college geen niet-Nederlandssprekende studenten aanwezig zijn. De werkvormen zijn meestal werkcolleges of gecombineerde hoor- en werkcolleges, soms hoorcolleges. Regelmatig krijgen studenten opdrachten zoals het houden van een referaat. Het merendeel van de mastervakken wordt afgesloten met het schrijven van een paper.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
35
Verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere studieactiviteiten: literatuurvariant specialisatievakken literatuurstudie scriptie totaal
hoorcolleges werkgroepen scriptie 60 60
60
60
zelfstudie totaal 720 140 700 700
860
840 140 700 1680
Verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere studieactiviteiten: stagevariant specialisatievakken stage scriptie totaal
hoorcolleges werkgroepen stage scriptie zelfstudie totaal 60 60 720 840 560 560 280 280 60 60 560 280 720 1680
De tabellen hebben uitsluitend betrekking op het wijsgerig gedeelte (60 EC) van de opleiding. Afstudeervariant 1: stage + kleinere scriptie Een stage heeft (voor studenten die deze afstudeervariant kiezen) als doel om de student arbeidservaring als filosoof te laten opdoen buiten een Filosofisch Instituut. De eindtermen zijn: • het verkrijgen van inzicht in de functie en het doel van maatschappelijke instellingen en de rol die men daarin als filosoof kan spelen, zo mogelijk in samenwerking met beoefenaren van vakwetenschappen; het verwerven van (bijvoorbeeld redactionele, organisatorische en sociale) vaardigheden, mede • met het oog op de latere beroepsuitoefening; het verwerven van inzicht in de bijdrage die de filosofie kan leveren aan de inhoudelijke kant • van de werkzaamheden van de stage-instelling en het in het licht hiervan kritisch leren kijken naar de eigen filosofische probleemstellingen. De opleiding voorziet in een stagecoördinator, een stagereglement en een model stagecontract. Bij een stage zijn er behalve de stagecoördinator ook nog twee begeleiders: één vanuit de stageverlenende instelling en één vanuit de faculteit. Ter afronding van een stage moet een stageverslag worden geschreven. Sinds de invoering van het bachelor-masterstelsel heeft één student van de opleiding de stagevariant gekozen. Wie kiest voor de stagevariant, moet daarna nog een afsluitende scriptie schrijven van 10 EC. Stage en scriptie mogen desgewenst opgevat worden als een afstudeerproject van 30 EC, maar dat hoeft niet. Met afstudeerproject wordt bedoeld dat de scriptie 10 EC aansluit bij de stage, of er zelfs het resultaat van is. Afstudeervariant 2: literatuuropdracht met grotere scriptie In de literatuurvariant heeft de scriptie een omvang van 25 EC en wordt voorafgegaan door een literatuuropdracht van 5 EC. Ook hier kunnen literatuuropdracht en scriptie worden opgevat als een afstudeerproject, maar de student kan er ook voor kiezen de literatuuropdracht als een aparte studie (bij een docent naar eigen keuze) af te ronden. De Opleidingscommissie heeft onlangs de doelstellingen en protocollen van de eindscripties van alle opleidingen aan de faculteit herzien.
36
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Bacheloropleiding De inleidende vakken worden gegeven in hoorcolleges met relatief grote aantallen studenten. Daarna gaat men over naar werkcolleges. De commissie waardeert de wijze waarop in de zelfstudie zichtbaar is gemaakt hoe men de eindtermen wil realiseren in het spectrum van vakken. De commissie onderstreept het belang in de bacheloropleiding om aan kennis en inzicht in centrale onderdelen in de wijsbegeerte van het wetenschapsgebied alsmede aan de daaraan gerelateerde wijsgerige vaardigheden verder vorm te geven (kennis van en inzicht in centrale onderdelen van de wijsbegeerte van het wetenschapsgebied, in het bijzonder kernbegrippen, theorieën, problemen en methoden; wijsgerige vaardigheden van logisch-analytische, ideeënhistorische, dan wel empirisch-filosofische aard kunnen toepassen op problemen, theorieën en debatten die gerelateerd zijn aan het betreffende wetenschapsgebied). Uit de zelfstudie wordt onvoldoende duidelijk op welke wijze mondelinge vaardigheden aan bod komen. In het gesprek met de tutor en de studieadviseur is naar voren gekomen dat er meer gebeurt op dat gebied dan de zelfstudie aangeeft; in verschillende vakken komen mondelinge vaardigheden aan de orde. Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen, zo constateert de commissie. Ook de werkvormen sluiten daarbij aan. Masteropleiding Op grond van bovenstaande beschrijving komt de commissie tot de conclusie dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen daarbij aansluiten. De afstudeervariant eindigend met een stage en een kleinere scriptie biedt naar het oordeel van de commissie weinig gelegenheid tot een afronding op een voor een masteropleiding Wijsbegeerte wenselijk niveau. De commissie geeft dan ook in overweging de stagevariant af te schaffen of, zo die wordt gehandhaafd, de stage niet op de scriptie in mindering te brengen maar op andere onderdelen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Er is een variëteit aan toetsvormen. Veel inleidende vakken, waar kennis belangrijk is, worden afgesloten met een schriftelijk tentamen, veel vakken op een gevorderd niveau, waar de eigen inbreng van de student belangrijk is, worden afgesloten met een paper. Soms is een paper een deel van de afsluiting, naast een schriftelijk tentamen. Bij de bachelorscriptie zijn een begeleider en een toegevoegde beoordelaar betrokken, de laatste zo mogelijk een docent van de faculteit van het wetenschapsgebied. Onlangs heeft de OpleidingsQANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
37
commissie de eindtermen en het protocol van de scriptie herzien, waardoor voor zowel studenten als docenten meer duidelijkheid is ontstaan over o.a. criteria voor de beoordeling van bachelor scripties. Voor elk onderdeel van het programma is ten minste één keer per jaar een herkansingsmogelijkheid (in de periode die volgt op de periode waarin het vak werd gegeven). Voor de specialisatievakken geldt hierbij: uitsluitend op verzoek. En voor de inleidende vakken is er een tweede herkansing in augustus. Uit evaluaties blijkt dat studenten van oordeel zijn dat de toetsing in het algemeen een goede afspiegeling vormt van de leerstof. Uit een RUG-enquête over het onderwijs in 2005 is gebleken dat studenten van de Faculteit der Wijsbegeerte niet altijd tevreden waren over de feedback op werkstukken en tentamens. Omdat in het enquêteverslag geen onderscheid werd gemaakt tussen studenten Wijsbegeerte en Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, is het niet duidelijk in hoeverre de ontevredenheid verschilt tussen de studenten van de opleidingen Wijsbegeerte en Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. De Opleidingscommissie is thans bezig met de behandeling van actiepunten naar aanleiding van de enquête. Overigens kwam het onderwijs van de Faculteit der Wijsbegeerte samen met dat van de Faculteit der Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap uit die enquête als beste naar voren. Oordeel De begeleiding en de beoordeling van de bachelorscriptie bleken voor een aantal studenten met wie de commissie gesproken heeft, onduidelijk te zijn. De commissie heeft een apart gesprek georganiseerd met masterstudenten over de beoordeling en de begeleiding van de masterscriptie. Daarbij bleek dat deze studenten niet precies wisten hoe de beoordeling in z’n werk gaat. De commissie heeft met genoegen vernomen dat het protocol van de scriptie reeds is herzien, zoals hierboven staat vermeld, maar beveelt toch aan bij de beoordeling van de scripties een beoordelingsformulier te hanteren teneinde het beoordelingsproces ook voor de studenten transparanter te maken; dit geldt voor zowel de bachelorscriptie als de masterscriptie. De commissie spreekt haar waardering uit voor het ‘open examen’, waar alle vakgroepen bij aanwezig zijn, waarmee masterstudenten hun studie afsluiten. De commissie is gebleken dat bij de beoordeling van masterscripties altijd een additionele beoordelaar uit een andere vakgroep wordt betrokken. Waar eerder de commissie vragen stelde bij de aanzienlijke rol van de vakgroepen in de structurering van de specialisaties, is dit een prijzenswaardige strategie om de gezamenlijke, wijsgerig specialisme overstijgende, verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de opleiding vorm te geven. De commissie heeft uit de gesprekken over de toetsing geconcludeerd dat de opleiding voldoende attent is op dit gebied om waar nodig zaken te verbeteren. De commissie heeft, op grond van het haar ter beschikking gestelde materiaal, geconstateerd dat beoordeling en toetsing van de tentamens in grote lijn in orde zijn. Maar zij acht twee herkansingen per inleidend vak er één te veel. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
38
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Alle leden van de wetenschappelijke staf zijn lid van een onderzoekschool. Tevens zijn allen verbonden aan het facultaire onderzoekinstituut ‘Groningen Research Institute for Philosophy’ (GRIPH). De onderzoekprogramma’s van het GRIPH zijn in 2005 bij een onderzoeksvisitatie beoordeeld. In de afgelopen jaren is werk van aan de faculteit verbonden onderzoekers regelmatig gehonoreerd met benoemingen (bijzonder hoogleraarschappen, lidmaatschap Keur der Wetenschap, lidmaatschap KNAW Jonge Academie), prijzen (Keetje Hodshon, Van Swinderen) en subsidies (NWO-projecten, NWO Vernieuwingsimpuls Veni en Vici). Bijna alle docenten hebben naast filosofie een andere studie – of deel daarvan – afgerond. Er is tevens sprake van een tamelijk goede balans tussen alfa-, bèta- en gamma-expertises op het gebied van de wijsbegeerte en haar relatie tot de vakwetenschappen. Oordeel De commissie heeft op grond van bovenstaande beschrijving, de lijst van docenten met hun specialisaties en op grond van de gesprekken met de docenten geconstateerd dat het onderwijs in voldoende mate wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun vakgebied. De commissie komt op grond van bovenstaande beschrijving tot de conclusie dat de opleiding aansluit bij het criterium dat het onderwijs wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het gaat hier om de docenten die verbonden zijn aan de Faculteit der Wijsbegeerte; de overige docenten, uit andere faculteiten, vallen buiten de beperking van onderhavige visitatie. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
39
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
2004-2005 2003-2004 2002-2003
9,5 8,6 8,6
3 2,7 2,7
100 80 50
aantal afgestudeerden per fte onderwijs
aantal studenten per fte onderwijs
aantal diploma’s
aantal ingeschreven studenten WveW (schatting)
aantal fte onderwijs voor bachelor WveW (schatting)
aantal fte onderwijs vooralle opleidingen van de faculteit
jaar
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Diverse feiten maken het moeilijk een precies beeld te tonen van de studenten-docentenratio voor de opleidingen. Ten eerste worden verschillende cursussen gevolgd door studenten van meerdere opleidingen. Ten tweede behoort een aantal cursussen (de inleidende avondcolleges) tot het aanbod van de ‘algemeen vormende vakken’ (AVV) die bezocht worden door studenten uit alle faculteiten en daardoor grotendeels tot de zgn. onderwijsdienstverlening moeten worden gerekend. Ten derde is er een relatief groot aantal ‘papieren’ studenten die zich uit belangstelling inschrijven – niet alleen voor Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, ook voor Wijsbegeerte – maar die vaak geen of nauwelijks onderwijs volgen. Dit heeft tot gevolg dat wat hier ingevuld is bij ‘aantal ingeschreven studenten WveW’ als een benadering moet worden aangemerkt. Formeel stonden er eind april 2005 140 studenten voor de bachelor- en 19 voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied ingeschreven.
18 12 3
33 30 30
6 4 1
Het aantal fte onderwijs is exclusief student-assistentschappen. De hogere onderwijsinzet vanaf 2004-2005 wordt verklaard door een nieuwe facultaire norm die vanaf dat studiejaar ging gelden voor de bepaling van de onderwijsinzet van stafleden. Behalve onderwijstaken voert het wetenschappelijk personeel ook aan het onderwijs gerelateerde bestuurlijke en begeleidingstaken uit. Deze worden jaarlijks door het bestuur toegewezen. Het betreft (voor de gehele faculteit): drie tutoren voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte, drie studiecoördinatoren van de vakgroepen, één stagecoördinator, één studiecoördinator van de research-masteropleiding, drie leden van de Opleidingscommissie en drie leden van de Toelatings- en Examencommissie. Met ingang van het studiejaar 2006-2007 wordt ook een tutor voor de studenten Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aangewezen. De Opleidingsdirecteur (één voor alle opleidingen van de faculteit), tevens decaan van de faculteit, oefent de leiding en het toezicht uit. Verder worden nog taken uitgevoerd door het onderwijsondersteunend personeel: onderwijscoördinator, studieadviseur, international officer. Oordeel De zelfstudie maakt geen gewag van problemen op het gebied van de kwantiteit van de staf. Evenmin wordt hierover iets gemeld bij de zwakke punten. In de samenstelling van de staf dient naar het oordeel van de commissie echter meer aandacht voor het cluster geesteswetenschappen tot uitdrukking te komen. 40
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
De kwaliteit van de opleiding kan veel winnen door in de formatie ruimte te scheppen voor de aanstelling van een opleidingscoördinator WBW. De kans dat de opleiding zowel intern (naar docenten en studenten) als naar buiten meer coherentie en een eigen profiel (smoel) krijgt, zoals ook de commissie voorstaat, zal aanzienlijk toenemen als dit coördinatorschap snel van de grond kan komen. Tot haar genoegen heeft de commissie vastgesteld dat er sinds kort een enthousiaste coördinator is aangesteld, die begonnen is met activiteiten om de studenten van de opleiding bij elkaar te brengen en de coherentie, in beleving en in werkelijkheid, te vergroten. Hij krijgt, zo is de commissie tot haar vreugde gebleken, ook steun van staf en leiding van WBW. De commissie betreurt het echter dat hiervoor geen extra formatie is geschapen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Alle stafleden die belast zijn met onderwijstaken zijn gepromoveerd en actief als wetenschappelijk onderzoeker. Bijna allen hebben ook nog een andere studie dan filosofie verricht. Onderwijs en onderzoek worden veelal vanuit dit dubbele perspectief respectievelijk gegeven en bedreven. Daarom kan gesteld worden dat de faculteit de inhoudelijke expertise die nodig is voor het verzorgen van de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied in huis heeft. Daar komen nog bij de hoogleraren in andere faculteiten, die een nevenbenoeming hebben aan de Faculteit der Wijsbegeerte. Af en toe worden, vanwege hun specifieke deskundigheden, postdocs ingezet ter ondersteuning bij het onderwijs, bijvoorbeeld bij colleges die door meerdere docenten worden gegeven, of als gastdocent. In de afgelopen jaren werden ook aan promovendi en postdocs onderwijstaken gegeven. Wat betreft promovendi zal deze mogelijkheid verdwijnen indien zij als bursalen functioneren. De onderwijsprestaties in kwantitatieve zin worden bewaakt doordat jaarlijks de in het jaar ervoor gerealiseerde onderwijslast van alle docenten afzonderlijk wordt gemeten en beoordeeld volgens een facultaire norm. In cursusevaluaties worden de kwaliteiten van de docenten van de faculteit meestal positief tot zeer positief beoordeeld. Evaluatieverslagen van de laatste jaren zijn beschikbaar. In de universiteitsbrede enquête ‘Honderd over de RUG’, waarin studenten oordelen konden uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs aan hun eigen faculteit, kwam de Faculteit der Wijsbegeerte in 2005 samen met de Faculteit der Godgeleerdheid als beste uit de bus. Het bestuur ziet erop toe dat nieuwe docenten na hun aanstelling een didactische cursus krijgen en training in het gebruik van de elektronische leeromgeving Nestor. In de afgelopen jaren hebben enkele docenten gebruikgemaakt van individuele ondersteuningstrajecten door onderwijskundigen van het UOCG (het onderwijsinstituut van de RUG). Tevens zorgt het bestuur ervoor dat er jaarlijkse functioneringsgesprekken worden gehouden, waarin onder meer het door de betrokkene te verzorgen of verzorgde onderwijs aan de orde wordt gesteld. QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
41
Hierbij wordt o.a. gebruikgemaakt van cursusevaluatieverslagen van de Opleidingscommissie en van gegevens over de omvang en de inhoud van de onderwijslast van het betreffende staflid. Oordeel De commissie waardeert dat veel stafleden naast wijsgerige ook vakwetenschappelijke competenties hebben. Zij heeft geconstateerd dat de docenten en de staf over voldoende kwalificaties beschikken voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Meer nog: zij geven onderwijs van niveau. Zowel op het gebied van onderwijs als van onderzoek, zo heeft de commissie vastgesteld, verdient de kwaliteit van de staf het predikaat goed. Ook de studenten ervaren dit zo, dat blijkt uit de universiteitsbrede enquête. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is goed.
Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: In augustus 2004 is de faculteit verhuisd naar de binnenstad. De nieuwe huisvesting is een combinatie van oude panden met oorsprongen in de middeleeuwen én speciaal voor de faculteit ontworpen nieuwbouw. Niet al het onderwijs wordt op deze locatie gegeven. Voor de inleidende avondcolleges met studentenaantallen van soms boven de 200 wordt uitgeweken naar andere locaties. De grootste collegezaal van de faculteit kan zo’n 50 studenten bevatten en wordt gebruikt voor de propedeusecolleges (opleiding Wijsbegeerte) en sommige tweedejaarsvakken (Wijsbegeerte en Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied). De andere colleges worden gegeven in de overige drie collegezalen die 20 tot 30 studenten kunnen bevatten. In deze drie zalen zitten meestal ook de werkgroepen. Voor tentamens wordt soms uitgeweken naar grote zalen elders. Leden van de vaste staf hebben ieder hun eigen kamer. Promovendi en postdocs delen kamers. Een gezamenlijke eigen kamer wordt gedeeld door het Studentenoverleg Filosofie (SOF) en de studievereniging STUFF.
42
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bibliotheekvoorzieningen De collectie van de faculteitsbibliotheek bevat ca. 10.000 boeken en 81 lopende abonnementen op tijdschriften (65) en serie- en vervolgwerken (16). Ruim een derde van de abonnementen is digitaal aanwezig, voornamelijk via RUG-breed afgesloten licenties met uitgevers. Een probleem is dat de kosten van de licenties dusdanig zijn dat de budgetten voor de aanschaf van monografieën onder druk staan. In de universiteitsbibliotheek bevinden zich nog eens ca. 43.000 boeken en 30 abonnementen specifiek op het gebied van de wijsbegeerte. De faculteitsbibliotheek is van maandag tot en met vrijdag geopend van 09.00-17.00, behalve in de collegevrije weken, dan is de bibliotheek op vrijdag geopend van 09.00-13.00. Vier keer per jaar wordt een aanwinstenlijst gemaakt, die ook op de facultaire website is in te zien. De bibliotheek heeft een eigen plek op die website, met o.a. links naar catalogi en elektronische teksten en tijdschriften. De bibliotheek beschikt over 3 catalogi-pc’s en 22 studieplaatsen. Voorzieningen op het gebied van ICT De studenten hebben op de faculteit de beschikking over een computerzaal. Daarin zijn twaalf werkplekken. Op sommige tijdstippen is het wel eens druk, maar meestal zijn er voldoende plaatsen beschikbaar. Ook in de Universiteitsbibliotheek – om de hoek, op 300 meter afstand – zijn werkplekken voor studenten. Alle studenten krijgen bij hun inschrijving aan de universiteit een account (met e-mailadres) waarmee ze toegang hebben tot diverse applicaties en de elektronische leeromgeving van de RUG, Nestor (van de Amerikaanse firma Blackboard). Nestor is voor de RUG dé plek op het internet waar docenten hun cursussen kunnen ondersteunen door er materiaal en opdrachten neer te zetten. Naast Nestor zijn er (universitaire) systemen waarmee op het internet informatie over vakken (ook van andere faculteiten) kan worden ingezien (universitaire onderwijscatalogus Ocasys) en studieresultaten kunnen worden bekeken (ProgressWWW). De gegevens voor die systemen worden decentraal door de faculteiten ingevoerd. Iedere medewerker heeft een eigen pc. Medewerkers die thuis een internetverbinding hebben, kunnen van daaruit de bestanden op hun werkplek benaderen. De faculteit beheert haar deel van de RUG-website met een eigen redactie. De website wordt gebruikt om informatie te verschaffen over o.a. onderwijs, onderzoek en voorzieningen aan diverse doelgroepen. Ook de studiegids en de collegeroosters kunnen daar geraadpleegd worden. Oordeel De commissie heeft geconstateerd, bij haar rondgang door de opleiding en in het gesprek met studenten, dat de materiële voorzieningen (lesruimten, studieruimten en computervoorzieningen) adequaat zijn en voldoen aan de behoefte van de faculteit. Ook de bibliotheekfaciliteiten worden als ruim voldoende beoordeeld. Naast de dichtbij gelegen centrale bibliotheek beschikt de faculteit ook over een eigen, goed voorziene en ingerichte bibliotheek. De opleiding is sinds enkele jaren gehuisvest in een karakteristiek oud pand met moderne voorzieningen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
43
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Aan de RUG wordt gebruikgemaakt van het studievoortgangsregistratiesysteem Progress. Met behulp van een hiervan afgeleide applicatie, ProgressWWW, kunnen studenten op het internet hun studieresultaten bekijken. Tentamenresultaten worden binnen 10 dagen na het tentamen doorgegeven aan de onderwijsadministratie. Meestal staan de cijfers dan één of twee dagen later in ProgressWWW. Via ProgressWWW kunnen studenten zich tevens aanmelden voor cursussen en voor de ondersteuning daarvan in de elektronische leeromgeving Nestor. Progress en ProgressWWW worden ook gebruikt door de studieadviseur om zicht te hebben op de studievoortgang van studenten. Studiebegeleiding In het (van een vorige visitatiecommissie lof oogstende) studiebegeleidingssysteem zoals de faculteit dat kent voor de opleidingen Wijsbegeerte, zijn elementen aanwezig die bij de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied ontbreken, namelijk de individuele begeleiding door tutoren en vakgroepstudiecoördinatoren. Dit is om diverse redenen (of beter: oorzaken) zo. Ten eerste: aan het begin van de propedeuse van de bacheloropleiding Wijsbegeerte wordt aan de groep eerstejaarsstudenten een tutor toegewezen. De bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied kent echter niet een eerste jaar binnen de faculteit, het eerste jaar is immers de propedeuse in de faculteit van het eigen wetenschapsgebied. Daarnaast komen de studenten Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied niet binnen als een groep (zoals bij de opleiding Wijsbegeerte), zij volgen niet allemaal samen dezelfde inleidende avondcolleges. De faculteit gaat ervan uit dat zij in de opleiding van hun eigen wetenschapsgebied al de nodige studiebegeleiding krijgen en heeft zich tot nu toe op het standpunt gesteld dat het voldoende is dat de deur van de studieadviseur altijd openstaat. Ten tweede: als een student Wijsbegeerte na afloop van het tweede jaar een afstudeerrichting = vakgroep moet kiezen, wordt hij of zij automatisch benaderd door één van de drie facultaire vakgroep studiecoördinatoren. Een student Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied hóeft echter niet te kiezen voor een vakgroep. Ten derde: door de studenten zelf zijn tot nu toe over de begeleiding – voor zover bekend – geen klachten geuit. De faculteit heeft jaren geleden geprobeerd een tutoraat voor de studenten Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied in te voeren. Door de geringe belangstelling van studenten is dit niet goed van de grond gekomen. Deze oorzaken vormen echter geen goede redenen om deze studenten begeleiding te onthouden. En dat gebeurt ook niet. In het voorlichtingsmateriaal wordt benadrukt dat studenten, voordat zij aan de studie beginnen, contact op moeten nemen met de studieadviseur om na te gaan wat de mogelijkheden zijn en hoe een realistische planning kan worden gemaakt. In de praktijk nemen vrijwel alle (aanstaande) studenten van de opleiding ook inderdaad contact op met de studieadviseur. Omdat echter het aantal studenten van de opleiding sedert de invoering van het bachelor-masterstelsel sterk is toegenomen, heeft het bestuur besloten om met ingang van het studiejaar 2006-2007 alsnog voor deze groep studenten een tutoraatsysteem in te voeren. Gezien het ontbreken van een wijsgerige propedeuse in deze opleiding zijn opmerkingen over de selecterende en verwijzende functie van de propedeuse en over het eerstejaarsadvies niet relevant.
44
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Uit de zelfevaluatie en de gesprekken bleek dat de begeleiding van de studenten in de eerste twee jaar tot op heden weinig actief is en al is dat bewust beleid, het lijkt de commissie toch beter de studenten actiever te begeleiden. Studenten moeten nu zelf contact zoeken bij vragen en worden zelf verantwoordelijk gehouden voor de voortgang van hun studie. De manier waarop bachelorstudenten worden opgevangen en begeleid zou meer moeten gebeuren vanuit de gedachte dat het om een driejarige opleiding gaat. Ook zou het de moeite lonen om de bachelorstudenten als zelfstandige groep te identificeren en te benaderen, zodat de opleiding een eigen gezicht krijgt en de studenten elkaar onderling kennen. De commissie waardeert daarom het initiatief om vanaf het studiejaar 2006-2007 specifiek voor deze opleiding een tutor aan te stellen. Door een actief begeleidingssysteem kan de afsluiting van de bachelor ook beter worden bewaakt. Bij de start van de opleiding, zowel de bachelor- als de masteropleiding, kunnen dan met de student duidelijke afspraken worden gemaakt over het te volgen leertraject. De commissie heeft met voldoening begrepen dat de opleiding een duidelijker en actiever beleid nastreeft wat de begeleiding van studenten betreft en heeft er veel vertrouwen in dat dit voornemen op een goede wijze zal worden gerealiseerd. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Aan de RUG wordt universiteitsbreed gewerkt aan het opstellen van een protocol voor de interne kwaliteitszorg voor het onderwijs. Een door een universitaire werkgroep opgestelde nota is door het College van Bestuur in de zomer van 2005 voor commentaar voorgelegd aan de faculteitsbesturen. Het bestuur van de Faculteit der Wijsbegeerte verwacht dat in 2006 voor al haar opleidingen zo’n protocol zal zijn vastgesteld, en dat er met de uitvoering kan worden begonnen. Dat betekent niet dat er aan de faculteit geen interne kwaliteitszorg bestaat, integendeel. De organisatie van de kwaliteitszorg Een belangrijk beperkend uitgangspunt bij het inrichten van de infrastructuur voor de kwaliteitszorg is altijd geweest: de omvang van de faculteit, zowel wat aantallen docenten als studenten betreft. Het is daardoor in de praktijk onmogelijk om voor alle zes opleidingen een aparte opleidingsdirecQANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
45
teur, Opleidingscommissie, eventueel Toelatingscommissie en Examencommissie in te stellen. Er is daarom voor alle opleidingen samen één opleidingsdirecteur, één Opleidingscommissie en één Examencommissie die tevens Toelatingscommissie is. Een aparte Opleidingscommissie voor Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied zou bovendien zeer inefficiënt en onwerkbaar zijn bij de uitvoering van kwaliteitszorgtaken als curriculumevaluatie en -herziening omdat de curricula in elkaar grijpen. De huidige Opleidingscommissie, waarin thans overigens wél een student Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied zitting heeft, kan de gehele problematiek overzien en aanpakken. Aparte commissies zouden dat niet kunnen. Bestuur Het bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs aan de faculteit. Ter uitvoering daarvan zijn – soms uit hoofde van de wet – diverse taken opgedragen aan personen en commissies. Opleidingsdirecteur De decaan van de faculteit is portefeuillehouder Onderwijs en tevens Opleidingsdirecteur. Als Opleidingsdirecteur is hij verantwoording schuldig aan het bestuur van de faculteit. Hij ziet erop toe dat de onderwijsprocessen optimaal verlopen en wordt daarin geassisteerd door de onderwijscoördinator. Opleidingscommissie De Opleidingscommissie voorziet het bestuur gevraagd en ongevraagd van advies in zaken die het onderwijs betreffen. De commissie is tevens belast met het evalueren van de onderwijsprogramma’s en de cursussen. De Opleidingscommissie bestaat voor de helft uit studenten. Dat zijn studenten die niet benoemd werden omdat ze tot een bepaalde opleiding behoren, maar omdat ze hebben laten blijken gemotiveerd te zijn om zitting te nemen in de commissie. Zie over de samenstelling van de commissie ook de opmerkingen hierboven. Het is de gewoonte dat het voorzitterschap van de commissie door een staflid, en het secretariaat door een student gevoerd worden. De studieadviseur en de onderwijscoördinator nemen als adviseurs aan de vergaderingen deel. De laatste verricht veel voorbereidend en uitvoerend werk. De Opleidingscommissie vergadert maandelijks. Examencommissie De Examencommissie is tevens Toelatingscommissie voor de masteropleidingen. De studieadviseur is ambtelijk secretaris van de Examencommissie en legt regelmatig vragen en verzoeken voor die verband houden met goedkeuringen van programma’s, vrijstellingen en dergelijke. De commissie vergadert maandelijks. In het afgelopen jaar is door deze commissie tevens een nieuwe regeling inzake plagiaat opgesteld, is een herziening gemaakt van de zogenaamde ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ en zijn er wijzigingen aangebracht in de afstudeerregelingen in de masteropleidingen. Onderwijscoördinator De onderwijscoördinator assisteert en adviseert het bestuur, de Opleidingsdirecteur en de Opleidingscommissie bij het uitvoeren van diverse taken op het gebied van de kwaliteitszorg, zoals de evaluatie van de cursussen, de jaarlijkse beoordeling van de onderwijslast van individuele docenten, het samenstellen van de studiegids, het aanpassen van de onderwijs- en examenregelingen, het maken van onderwijsverslagen en dergelijke.
46
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Studieadviseur De studieadviseur is belast met voorlichting en advies aan aspirant-studenten en studenten, door middel van voorlichtingsbijeenkomsten, brochures en individuele afspraken. Daarnaast is de studieadviseur adviserend lid van de Opleidingscommissie, ambtelijk secretaris van de Examencommissie en ‘international officer’. De studieadviseur heeft tevens een coördinerende rol in het systeem van studiebegeleiding bij alle opleidingen van de faculteit. De faculteit acht het voor een goede uitoefening van taken noodzakelijk dat de functie van studieadviseur wordt uitgeoefend door iemand die is afgestudeerd in de wijsbegeerte. Onderwijsadministratie De onderwijsadministratie is in hoofdzaak belast met de registratie van studievoortgangsresultaten en administratieve procedures in verband met de examens. Tevens levert zij diverse gegevens aan ten behoeve van bestuur, tutoren, de onderwijscoördinator of de studieadviseur. De evaluatie van de onderwijsprogramma’s De onderwijsprogramma’s van de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied zijn voortdurend onderwerp van discussie en evaluatie, bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van het bachelor-masterstelsel, of de aanstaande invoering van het major-minorsysteem aan de RUG. Maar ook cursusevaluaties en kleinere of grotere knelpunten en verbeterpunten ingebracht door het bestuur, de opleidingsdirecteur, stafleden en studenten, zijn regelmatig bronnen voor reflectie en maatregelen. De Opleidingscommissie heeft hierbij een spilfunctie. Bij het gereedkomen van een facultair protocol voor kwaliteitszorg, eind 2006, zullen curriculumevaluaties op meer systematische wijze dan tot nog toe worden uitgevoerd. De evaluatie van de cursussen Ook de cursussen worden voortdurend geëvalueerd. Alle inleidende (avond)cursussen en verdiepings-(tweedejaars)cursussen worden jaarlijks geëvalueerd, de specialisatievakken steekproefsgewijs (in de praktijk: de helft tot driekwart van de cursussen). Omdat de avondcursussen bezocht worden door grote aantallen studenten (ze maken namelijk ook deel uit van programma’s van andere opleidingen en behoren tevens tot het aanbod van ‘algemeen vormende vakken’ aan de RUG) worden die elektronisch geëvalueerd via Nestor. De overige cursussen worden schriftelijk geëvalueerd middels een standaardformulier, waarin overigens vragen kunnen worden gewijzigd en toegevoegd. Van elke cursusevaluatie door studenten wordt door de onderwijscoördinator een verslag gemaakt dat door de Opleidingscommissie wordt besproken, vastgesteld en eventueel voorzien van zogenaamde ‘aandachtspunten’. Dat zijn punten die de commissie voorlegt aan de betreffende docent(en). Het kan dan gaan om de kwaliteit van de uitleg van de docent, het gebruikte lesmateriaal, het tentamen, enzovoort. De docent dient hierop schriftelijk te reageren en aan te geven of en hoe hij of zij de cursus voor het volgende studiejaar denkt te willen verbeteren op de betreffende punten. Als de commissie niet tevreden is met het antwoord, kan zij nadere stappen nemen. In het jaar daarna controleert de commissie of de verbeterpunten effect hebben gehad. Gezien de in het algemeen positieve resultaten van studentevaluaties, heeft de Opleidingscommissie de lat hoog gelegd. In het algemeen legt zij aandachtspunten voor als het gemiddelde van de in de evaluatie door de studenten toegekende ‘eindcijfers’ voor een cursus lager is dan een 7, of als op een bepaald onderwerp 30% van de toegekende kwalificaties ‘twijfelachtig’ of minder luidt. Overigens worden de evaluatieverslagen inclusief aandachtspunten en de reactie van de docent ook ter beschikking gesteld van de hoogleraren vakgroepleiders ten behoeve van de jaarlijkse functionerings gesprekken. QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
47
Oordeel De commissie constateert mede op grond van bovenstaande beschrijving dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd, althans op het niveau van de vakken. Maar een jaar als geheel en een curriculum zijn nog niet systematisch beoordeeld; de kwaliteitscirkel is derhalve niet gesloten. Ten aanzien van de vakevaluaties zijn streefdoelen opgesteld: het gemiddelde over alle vakken moet een 7 zijn, anders worden aandachtspunten voorgelegd en niet meer dan 30% van een onderwerp mag als ‘twijfelachtig’ uit de enquête komen. De commissie heeft met waardering vernomen dat binnen de faculteit aan het programma van cursusevaluaties curriculumevaluaties worden toegevoegd. De commissie vindt dit het aangewezen instrument om ook aandacht te schenken aan de kwaliteitsbewaking van de bachelorscripties en de masterscripties. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Indien de uitkomsten van evaluaties verder gaan dan uitsluitend voorstellen tot verbetering door individuele docenten, legt de Opleidingscommissie de verbetermaatregelen voor aan het bestuur. Het bestuur legt wijzigingen in onderwijsprogramma’s vervolgens ook voor aan de faculteitsraad. De belangrijkste recente maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied betreffen de onderwijsprogramma’s en het onderwijsaanbod. Het was op het onderwerp ‘Programma’, dat de beide opleidingen onvoldoendes scoorden bij de ‘additionele beoordelingen’ in 2004, in het bijzonder de Facetten 4 (eisen wetenschappelijk onderwijs), 5 (relatie doelstellingen en programma) en 6 (samenhang programma). De kritiek van de visitatiecommissie luidde, in verschillende bewoordingen, dat in de programma’s specialistische vakken wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied onvoldoende aanwezig waren. Oordeel Het is de commissie met genoegen gebleken dat met de resultaten van deze evaluaties in het verdere beleid uitdrukkelijk rekening wordt gehouden. Het meest overtuigende voorbeeld is de nieuwe aanpak van het programma. De commissie heeft met waardering kennisgenomen van het nieuwe programma dat wordt beschreven in bijlage 2. De commissie heeft er begrip voor dat er niet veel wapenfeiten te melden zijn over verbeterpunten in het pas ingevoerde programma. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
48
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Betrekken van medewerkers Medewerkers worden op diverse manieren betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Zij participeren in commissies zoals de Opleidingscommissie en de Examen- en Toelatingscommissie. Als vakgroepsleden participeren zij in de beoordeling en vaststelling van het jaarlijkse onderwijsaanbod. Zij kunnen zitting hebben in de faculteitsraad waarin ook regelmatig onderwijskwesties aan de orde zijn. Ten minste één keer per jaar is er een stafvergadering waarin actuele onderwijskwesties op de agenda staan. Eén staflid van de Faculteit der Wijsbegeerte heeft zitting in de Universitaire Commissie voor het Onderwijs. Betrekken van studenten Studenten worden op de volgende manieren betrokken bij de interne kwaliteitszorg: • De cursusevaluaties door de studenten vormen een belangrijke gegevensbron voor het ontstaan van verbetermaatregelen. • De studentleden van de Faculteitsraad en meer nog van de Opleidingscommissie zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het komt regelmatig voor dat studentleden van de Opleidings commissie zelf met voorstellen komen. De Opleidingscommissie bestaat voor de helft uit studenten. Zij hebben daar een belangrijke stem, aangezien deze commissie hét facultaire platform is waar de zorg voor het onderwijs via discussies uitgebreid aan de orde kan worden gesteld. • Studenten van de faculteit hebben zich georganiseerd in het SOF (StudentenOverleg Filosofie) en in STUFF (facultaire studentenvereniging). Het SOF fungeert als een ‘achterban’ van studenten die actief zijn in diverse commissies zoals de Opleidingscommissie. • Iedere drie jaar wordt een universiteitsbrede studentenmonitor gehouden onder de titel ‘Honderd over de RUG’, het laatst in 2005. Studenten oordelen dan over het onderwijs binnen hun eigen faculteit. In 2005 kwam het onderwijs aan de Faculteit der Wijsbegeerte samen met dat van Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap als beste uit de bus. Betrekken van alumni De opleidingen bestaan in hun huidige vorm nog maar kort en de aantallen afgestudeerden, met name van de masteropleiding, zijn klein. Er is een vereniging van aan de faculteit afgestudeerden: ALFI, die zo’n dertig leden kent (Wijsbegeerte en Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied). Deze organiseert voor haar leden een dispuut, maandelijks in het Academiegebouw. In het voorjaar van 2006 werd door de vereniging een leesgroep georganiseerd, in samenwerking met de studentenvereniging STUFF en een postdoc van de faculteit. De vereniging heeft een twee à drie keer per jaar verschijnend bulletin. Eén keer per jaar is er een algemene ledenvergadering, meestal in combinatie met een lezing waarbij de hele facultaire gemeenschap welkom is. In het al genoemde nog op te stellen protocol voor de kwaliteitszorg zal vastgelegd moeten worden hoe de alumni beter betrokken kunnen worden bij de monitoring van het onderwijsproces. ALFI lijkt de beste ingang. Jaarlijks worden door alle universiteiten vragenlijsten afgenomen onder alumni. Dit is een initiatief van de VSNU. Het Groningse UOCG – voorheen COWOG – verzamelt de data voor de RUG en maakt daarbij ook een uitsplitsing naar faculteiten. Helaas zijn de aantallen deelnemende QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
49
alumni zo klein, dat geen betekenisvolle uitsplitsing kan worden gemaakt van alumni van de Groningse Faculteit der Wijsbegeerte, laat staan van studenten van de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. Alumni worden wél al betrokken bij de periodieke voorlichting – door de studieadviseur – aan studenten over de arbeidsmarkt. Functioneren van de Opleidingscommissie De Opleidingscommissie functioneert adequaat en in overeenstemming met haar wettelijke taken. Oordeel Medewerkers en studenten zijn actief bij de opleiding betrokken, zo bleek ook uit de gesprekken met de Opleidingscommissie en met de studenten daarvan. Er is overigens één opleidingscommissie voor alle opleidingen van de faculteit. In de praktijk functioneert deze naar behoren. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming, evaluatie en herziening van de onderwijsprogramma’s. De commissie heeft tijdens de gesprekken aanbevolen uitdrukkelijker na te gaan, bij beide opleidingen, om welke redenen studenten vertraging oplopen dan wel afhaken, bijvoorbeeld door middel van exitinterviews. Zij heeft dan ook tot haar genoegen vernomen dat men bezig is een enquête op te stellen voor diegenen die al dan niet met diploma de opleiding verlaten. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bacheloropleiding Een groot deel van de afgestudeerden van de bacheloropleiding stroomt door naar een vervolg opleiding op masterniveau. Zie onderstaande tabel.
50
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Doorstroming na bachelor WveW, voltijd en deeltijd (aantallen) cohort bachelordiploma doorgestroomd naar doorgestroomd behaald master WveW naar researchmaster volt deelt 2002 2003 2004 totaal
6 15 6 27
2 3 2 7
totaal 8 18 8 34
volt 5 10 4 19
deelt 1 2 1 4
totaal
volt
6 12 5 23
1 1 1 3
gestopt (peildatum april 2006)
deelt totaal 0 0 0 0
1 1 1 3
volt 0 4 1 5
deelt totaal 1 1 1 3
1 5 2 8
Uit de tabel kan worden geconcludeerd dat de cijfers over de doorstroming naar het masterniveau heel positief zijn. Veel studenten zijn kennelijk voldoende gemotiveerd om hun studie voort te zetten. Over het verwerven van maatschappelijke functies (en welke dat zijn) op basis van het bachelordiploma is nog te weinig bekend. Masteropleiding De omvang van de scriptie is afhankelijk van de door de student gekozen afstudeervariant. In de literatuurvariant heeft de scriptie een omvang van 25 EC, in de stagevariant 10 EC. De eindtermen voor alle scripties zijn in principe dezelfde, met dien verstande dat de verhouding tussen 25 en 10 EC tot uiting moet komen in de omvang van het onderzoek dat voor de scriptie wordt verricht en in de omvang van de scriptie zelf. De faculteit heeft hierover regels gesteld. De opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied bestaan nog maar kort. Uit de masterscripties moge blijken dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de door de faculteit nagestreefde eindkwalificaties. Eén van de zes afgestudeerden behoorde tot de vier finalisten van de Volkskrant-DIA-scriptieprijs (2004). Op basis van gegevens over de carrières van de afgestudeerden is het op dit moment niet mogelijk om conclusies te trekken over de relatie tussen de positie van de afgestudeerden en de opleiding. In de meeste gevallen betreft het immers studenten die behalve aan de Faculteit der Wijsbegeerte ook nog een opleiding aan een andere faculteit hebben afgerond. Wél is in het verleden vaak genoeg gebleken dat afgestudeerden van de ongedeelde opleiding aangesteld werden als onderzoekers (meestal: aio’s) op het terrein van hun eigen wetenschapsgebied, en dan in verband met wijsgerige of interdisciplinaire vraagstukken, of expliciet op het terrein van de wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied. De studenten die vóór 2006 zijn afgestudeerd, hebben alle drie een werkkring gevonden. Oordeel De commissie heeft enkele tentamenopgaven met uitwerking bekeken. Die voldoen aan het te verwachten niveau, zo heeft de commissie vastgesteld. Daarnaast heeft zij twaalf bachelorscripties en zes masterscripties bestudeerd en beoordeeld aan de hand van een lijst van criteria. Het oordeel van de commissie ten aanzien van zowel de bachelor- als de masterscripties kwam wat betreft de cijfers in zeer grote mate overeen met dat van de opleidingen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat enkele bachelorscripties nauwelijks voldoende waren in de ogen van de commissie. Anderzijds was de commissie ook wat onzeker over de vraag wat je nu bij een omvang van slechts 5 EC kunt eisen. Zij vraagt zich af of scripties van 5 EC voor de bacheloropleiding een volwaardige afsluiting kunnen zijn. De meningen van studenten met wie de commissie gesproken heeft hierover zijn verdeeld. Vanuit de opleiding is naar voren gebracht dat de scriptie aansluit op het specialisatievak van 5 EC. De commissie QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
51
heeft bij F5 reeds aanbevolen het aantal EC van deze scriptie uit te breiden tot 10 EC. Zij heeft in het kader van de hoor- en wederhoorprocedure van de faculteit vernomen dat de zwaarte van de bachelorscriptie met ingang van het studiejaar 2007-2008 verhoogd is naar 10 EC. De commissie beveelt voorts aan de stagevariant als afstudeertraject voor de masteropleiding te laten vervallen, mede omdat er dan weinig tijd (10 EC) voor de scriptie overblijft. Op grond van de tentamenopgaven en de bestudeerde scripties komt de commissie tot de conclusie dat de behaalde resultaten in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving overgenomen uit de zelfstudie: Bachelor Instroom en rendement bachelor WveW, voltijd en deeltijd (aantallen) instroom bachelordiploma behaald cohort na 1 jr na 2 jr na 3 jr (cumulatief (cumulatief) 2002 voltijd 23 1 3 deeltijd 4 2 2 2003 voltijd deeltijd
50 11
8 2
2004 voltijd deeltijd
50 16
6 2
2005 voltijd deeltijd
44 12
6 2
15 3
In deze tabel staan eigen cijfers van de faculteit. Er zijn nog geen KUO-cijfers beschikbaar. Elk cohort bevat het aantal studenten dat zich in de loop van het betreffende studiejaar heeft laten inschrijven voor de opleiding, dat is dus altijd ná het behalen van de propedeuse van het eigen wetenschapsgebied. De studieduur is – na de propedeuse – niet alleen afhankelijk van de snelheid van het doorlopen van het filosofische gedeelte van de opleiding, maar ook en evenzeer van het doorlopen van het niet52
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
filosofische deel, de studie van het betreffende wetenschapsgebied. Op dit laatste kan de faculteit geen enkele invloed uitoefenen. Als de studie van het wetenschapsgebied langer duurt dan nominaal, kan het voorkomen dat bij de student de neiging ontstaat om de opleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied te laten schieten ten gunste van de ‘thuisstudie’. Die neiging wordt nog versterkt door het ontbreken van studiefinanciering voor het wijsgerige bachelorprogramma. Om deze redenen stelt de Faculteit der Wijsbegeerte het streefgetal voor het rendement op niet hoger dan 30% van de instroom. Ondanks de geringe invloed die zij kan uitoefenen op de studieduur van de ‘thuisstudie’, zet de faculteit het streefgetal voor de studieduur op maximaal 4,5 jaar voor de bachelor van het wetenschapsgebied én de bachelor Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied tezamen (gezamenlijke studielast: 240 EC = 4 jaar). Gedurende deze tijd zou de student beide bachelordiploma’s moeten kunnen behalen. Master Het verzoek van de commissie om aanvullende informatie betreffende rendement heeft het volgende opgeleverd. Instroom Gestopt (waarheen?) 2002 2003 2004 2005 2006 1) 1)
1 7 2 (daarna geen andere studie) 12 4 (daarna geen andere studie) 3 5
< 60 EC 60-100 EC 100-120 EC
2
1 2 1
Diploma
1 1 1
1 3 3 1
De inschrijving voor het studiejaar 2006-2007 was op het moment van samenstelling van deze tabel (september 2006) nog niet afgesloten. Behalve in de kolom ‘Instroom’ is bij het cohort 2006 verder niets ingevuld, aangezien het studiejaar op dit moment nog maar net begonnen is.
Alle masterstudenten hebben reeds hun bachelor WBW (180 EC, waarvan minimaal 60 EC aan de Faculteit der Wijsbegeerte) afgerond. Opmerking: de vraag waarheen de studenten zijn gegaan die in de loop van hun studie WBW gestopt zijn, is volgens de opleiding niet zo relevant of interessant. Het betreft hier immers studenten die per definitie naast Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied ook nog de studie van dat wetenschapsgebied zelf volgen of gevolgd hebben en die studie meestal al bijna (soms helemaal) afgerond hebben. De reden van stoppen bij WBW vóór het behalen van het diploma is meestal gelegen in het behalen van het diploma in de studie van het wetenschapsgebied zelf, vaak genoeg gevolgd door het vinden van een werkkring. Voor alle studenten in de kolom ‘Gestopt’ geldt dat zij op het moment dat zij stopten met hun studie WBW al een doctoraal of masterdiploma in hun eigen vakgebied hadden behaald. Oordeel Voor de goede orde zij vermeld dat de rendementsgegevens in KUO nog niet beschikbaar zijn omdat het een opleiding betreft die in 2002 is gestart. De commissie heeft met genoegen geconstateerd dat de opleiding streefcijfers heeft opgesteld. Maar deze zijn met 30% voor de bachelor- en 50% voor de masteropleiding wel erg bescheiden. Met name het rendement van de masteropleiding zou veel hoger moeten zijn, ook gezien QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
53
het feit dat de meeste instromende studenten – als enige in het land – al een bachelorgraad WBW hebben behaald. De commissie heeft tot haar genoegen vernomen van het bestuur dat deze cijfers worden opgehoogd. In dit verband herinnert de commissie aan haar suggestie (bij F6) om in of na de AVV-serie een verplicht stevig vak op te nemen dat een goed beeld geeft van de zwaarte van het vervolg van de bacheloropleiding en aan het belang dat zij hecht aan een actiever studentvolgsysteem (zie F16). De commissie heeft er vertrouwen in dat het herziene opleidingsprogramma zal resulteren in een verbetering van het rendement en acht daarom een beoordeling met ‘voldoende’ voor dit facet gerechtvaardigd. Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: het oordeel van de commissie is voldoende.
Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied luidt dat oordeel voldoende.
54
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding 2. Programma
3. Inzet van personeel 4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg 6. Resultaten
Oordeel Facet Voldoende 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie Voldoende 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing Voldoende 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel Voldoende 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding Voldoende 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Voldoende 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
55
Masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding 2. Programma
3. Inzet van personeel 4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg 6. Resultaten
Oordeel Facet Voldoende 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie Voldoende 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing Voldoende 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel Voldoende 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding Voldoende 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Voldoende 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied en de masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied De commissie komt, op grond van haar oordelen over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
56
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage 1.
Programma bezoek van de commissie aan de Rijksuniversiteit Groningen
22 oktober 2006 19.00 uur 20.30 uur
besloten diner commissie vergadering commissie
23 oktober 2006 09.00 uur 11.00 uur 12.00 uur 12.45 uur 13.45 uur 14.30 uur 15.15 uur 15.30 uur 16.45 uur 17.00 uur 18.00 uur 19.00 uur
bespreken zelfstudies en analyse/checklist gesprek met management en kwaliteitszorgers en opstellers zelfstudie gesprek met studenten bacheloropleiding lunch gesprek met docenten bacheloropleiding gesprek met studenten masteropleiding theepauze en vergadering commissie gesprek met ex-studenten, scriptieauteurs (bachelor- en masteropleiding) vergadering commissie gesprek met docenten masteropleiding (ook docenten van de faculteiten die als partners voor de opleiding functioneren) kennismaking met vertegenwoordiger College van Bestuur, faculteitsbestuur, opleidingsmanagement, visitatiecoördinator besloten diner commissie
24 oktober 2006 09.00 uur 09.30 uur 10.30 uur 11.00 uur 12.00 uur 12.45 uur 13.30 uur 15.00 uur
gesprek met studie-adviseur c.s. gesprek met delegatie examen- en opleidingscommissie open spreekuur (de commissie kan gasten inviteren) en bezoek aan de onderwijsruimten vergadering commissie gesprek met faculteitsbestuur lunch voorbereiden voorlopige bevindingen voorlopige bevindingen (eventueel om 15.30 uur)
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
57
Bijlage 2.
Onderwijsprogramma’s
De opleidingen betrekken hun studenten uit andere opleidingen van de universiteit. Dat gebeurt niet alleen door werving, maar ook via het dienstverlenend onderwijs dat door de Faculteit der Wijsbegeerte voor studenten van andere faculteiten wordt verzorgd. De faculteit voorziet in onderwijsdienstverlening bij de faculteiten Letteren, Gedrags- en Maatschappij wetenschappen, Ruimtelijke Wetenschappen en Wiskunde en Natuurwetenschappen. Daarnaast is de faculteit sterk vertegenwoordigd in het RUG-brede programma van Algemeen Vormende Vakken (AVV). In hun bachelor volgen alle RUG-studenten verplicht een cursus van 5 EC uit het aanbod van andere dan hun eigen faculteit. Wijsbegeerte biedt elf vakken in de avond aan. Twee van die vakken behoren tot de top tien van drukst bezochte AVV-colleges. Dit zijn tevens de inleidende vakken van de bacheloropleiding WBW. Conform de nota ‘Minoren aan de RUG’ (2005) van het College van Bestuur zullen met ingang van het studiejaar 2007-2008 de meeste bachelorprogramma’s van de RUG overgaan naar een major-minorstructuur. De AVV-colleges zullen dan verdwijnen en plaatsmaken voor minoren. Binnen de nieuwe structuur is ruimte gemaakt voor een ‘vrije minor’ van 30 EC in alle studieprogramma’s. Studenten dienen deze vrije minor in te vullen met een samenhangend pakket van cursussen uit een andere opleiding dan die welke zij zelf volgen. Voor de Faculteit der Wijsbegeerte kan dit een gunstige ontwikkeling zijn: een vrije minor Wijsbegeerte zou dan voor studenten uit andere faculteiten tevens een goede instap kunnen vormen naar de bacheloropleiding WBW. Inschrijving voor de bacheloropleiding WBW is pas mogelijk ná het behalen van de propedeuse van het betreffende wetenschapsgebied. De student mag echter desgewenst wél al eerder beginnen met het volgen van de filosofievakken. Korte schematische weergave van het bachelorprogramma, studiejaar 2005-2006: (Dit overzicht is niet chronologisch, de student kan beginnen met de propedeuse van het nietfilosofisch wetenschappelijke vakgebied en ook al inleidende vakken filosofie volgen.)
Vakken
Studielast
Wetenschapsgebied Propedeuse niet-filosofisch wetenschapsgebied Vakken uit de postpropedeutische fase van het nietfilosofische wetenschapsgebied Filosofie 7 inleidende vakken 1 tweedejaarsblok met verdiepingsvakken 2 specialisatievakken Bachelorscriptie
58
Studielast opgeteld
60 60
120
33 12 10 5
60
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Gedetailleerde weergave van het programma, studiejaar 2005-2006: Onderdelen
EC
Propedeuse van het betreffende wetenschapsgebied (verzorgd door de faculteit van het wetenschapsgebied)
60
Postpropedeutische onderdelen van het betreffende wetenschapsgebied (verzorgd door de faculteit van het wetenschapsgebied) Inleidende vakken: Redeneren en argumenteren, deel I Wetenschapsfilosofie en wetenschapsethiek Naar keuze twee van de volgende inleidende vakken (avondcolleges): Fundamenten van het westerse denken De opkomst van het moderne denken Kopstukken van de 20e-eeuwse filosofie Naar keuze twee van de volgende inleidende vakken (avondcolleges): Goed en kwaad Politiek, cultuur, moderniteit: een inleiding in de sociale en cultuurfilosofie Wetenschap en politiek in de technologische cultuur Naar keuze één van de volgende inleidende vakken (avondcolleges): Kernproblemen van de filosofie Etniciteit, nationalisme, kosmopolitisme. Contradicties in ontwikkeling en globalisering Waar blijft het bewustzijn Verdiepingsvakken: Naar keuze één van de volgende blokken met verdiepingsvakken (tweedejaarsblokken): Tweedejaarsblok Geschiedenis van de filosofie, bestaande uit: Begeerten, gemoedsbewegingen en gezond verstand. Enige hoofdstukken uit de Griekse morele psychologie Spinoza’s mensbeeld: verstand, emoties en zelfbehoud Jean-Paul Sartre: filosofie en literatuur Tweedejaarsblok Praktische filosofie, bestaande uit: Modernisme en postmodernisme Kennis, macht, moraal Tweedejaarsblok Theoretische filosofie, bestaande uit: Lichaam, brein, geest Argumentatiestructuren Analytische wetenschapsfilosofie Specialisatievakken: Twee vakken, te kiezen uit de lijst van derdejaars-specialisatievakken van de vakgroepen:
60
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
3 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
4 4 4 6 6 6 3 3
59
(Geschiedenis van de filosofie:) Griekse morele psychologie The Sceptical Tradition in the History of Philosophy Wittgenstein and the Philosophical Foundations of Cognitive Science Theorieën over het zelfbewustzijn: van Descartes tot Sartre Hegels begrip van de natuur, de geschiedenis en de filosofie (Praktische filosofie:) Ethiek: vrijheid en verantwoordelijkheid Cultuurfilosofie: media en ervaring Political Philosophy: Justice and Democracy Filosofie van wetenschap, technologie en samenleving Sociale filosofie: taal en macht (Theoretische filosofie:) Analytische wijsbegeerte van de 20e eeuw Logica 3: model, oneindigheid en paradox Consciousness and Action Filosofie van de cognitiewetenschappen Philosophy of the Natural Sciences Filosofie van de sociale wetenschappen
Scriptie: Bachelorscriptie
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Specialisatievakken zijn alle vakken die door de faculteit worden aangeboden als ‘derdejaarsvakken’ voor studenten Wijsbegeerte en WBW. Het programma vanaf 2006-2007 Om te waarborgen dat studenten wijsgerige specialisatievakken kunnen kiezen die aansluiten bij hun eigen wetenschapsgebied, heeft de faculteit besloten het programma vanaf het studiejaar 2006-2007 nader als volgt te preciseren en te wijzigen: 1. De studie WBW omvat de volgende clusters: a. Filosofie van de natuurwetenschappen (Natuurkunde, Sterrenkunde, Scheikunde, Farmacie, Biologie, Geneeskunde, Psychologie, Kunstmatige intelligentie); b. Filosofie van de sociale wetenschappen (Sociologie, Ruimtelijke wetenschappen, Economie, Bedrijfskunde, Rechtsgeleerdheid, Geneeskunde); c. Filosofie van de geesteswetenschappen (Psychologie, Literatuurwetenschappen, Geschiedenis, Cultuurwetenschappen). ‘Natuurwetenschappen’, ‘Sociale wetenschappen’ en ‘Geesteswetenschappen’ fungeren als kapstoktermen. Geneeskunde en Psychologie komen in twee clusters voor. De keuze van het cluster is afhankelijk van de afstudeerspecialisatie van de student. Studenten van opleidingen die niet vermeld zijn, worden in principe niet tot de opleiding toegelaten. 2. Met ingang van het studiejaar 2006-2007 kiest de student twee specialisatievakken uit een lijst van vakken die speciaal voor bachelorstudenten WBW worden aangeboden. Elke vakgroep biedt ten minste twee vakken aan en bepaalt tot welk cluster ze behoren. De student kiest twee vakken die behoren bij het cluster van zijn of haar wetenschapsgebied. 3. De bachelorscriptie sluit aan bij een van de gekozen specialisatievakken en het onderwerp staat in verband met het betreffende wetenschapsgebied. De begeleider ziet hierop toe.
60
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
De volgende specialisatievakken zullen in 2006-2007 voor de bacheloropleiding WBW worden aangeboden: Specialisatievak Aanbod vakgroep Geschiedenis van de filosofie: Hegels rechtsfilosofie Wittgenstein en de filosofische grondslagen van de cognitiewetenschap (niet in 2006-2007) Aanbod vakgroep Praktische filosofie: Cultuurfilosofie: cultuur, media en identiteit Ethiek: vrijheid en verantwoordelijkheid Sociale filosofie: taal en macht Aanbod vakgroep Theoretische filosofie: Filosofie van de natuurwetenschappen Filosofie van de cognitiewetenschappen Filosofie van de sociale wetenschappen Consciousness and Action
Cluster G N/G
G S G/S N N/S S N
Deze vakken komen in de plaats van de specialisatievakken in de vorige tabel. In 2006-2007 wordt dit systeem van specialisatievakken voor het eerst toegepast. Een grondige evaluatie zal moeten uitwijzen of het in de komende jaren nog beter toegesneden kan en moet worden op de doelgroep. Master Eerste jaar: Onderdelen EC Vakken uit de masteropleiding van het betreffende wetenschapsgebied, verzorgd door de faculteit van het betreffende wetenschapsgebied 30 Zes vakken uit de masteropleiding Wijsbegeerte, te kiezen uit de lijst van mastervakken van de vakgroepen: 30 (Geschiedenis van de filosofie:) Kant’s Transcendental Philosophy 5 Secrets of Responsibility 5 A Parting of the Ways: Cassirer, Carnap and Heidegger 5 Wittgenstein and the Philosophical Foundations of Cognitive Sciences 5 The Philosophy of Thomas Hobbes: Political Theory, Religion and Rhetoric 5 (Praktische filosofie:) Ethics: Consequentialism and Egalitarianism 5 Workshop Praktische filosofie 5 Universalism vs Relativism 5 Nussbaum’s Therapeutic Writings 5 Cyberspace: Capita Selecta 5 Political Philosophy and Social Ontology 5 (Theoretische filosofie:) Formalisation and Concept Explication 5
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
61
Theory of Argumentation 1: One-sidedness and Double Meaning Computational Philosophy Belief Revision and Truth Approximation Philosophy of Neuroscience
5 5 5 5
Tweede jaar, literatuurvariant: Onderdelen Vakken uit de masteropleiding van het betreffende wetenschapsgebied, verzorgd door de faculteit van het betreffende wetenschapsgebied Literatuuropdracht Scriptie
EC
30 5 25
Tweede jaar, stagevariant: Onderdelen Vakken uit de masteropleiding van het betreffende wetenschapsgebied, verzorgd door de faculteit van het betreffende wetenschapsgebied Stage Scriptie
EC
30 20 10
Het programma vanaf 2006-2007 Om te waarborgen, dat studenten wijsgerige specialisatievakken kunnen kiezen die aansluiten bij hun eigen wetenschapsgebied, heeft de faculteit besloten, het programma vanaf het studiejaar 2006-2007 nader als volgt te preciseren en te wijzigen: 1. De masteropleiding WBW omvat de volgende clusters: a. Filosofie van de natuurwetenschappen (Natuurkunde, Sterrenkunde, Scheikunde, Farmacie, Biologie, Geneeskunde, Psychologie, Kunstmatige intelligentie) (NLCW) b. Filosofie van de sociale wetenschappen (Sociologie, Economie, Bedrijfskunde, Rechtsgeleerdheid, Geneeskunde) (SPW) c. Filosofie van de geesteswetenschappen (Psychologie, Literatuurwetenschappen, Geschiedenis, Cultuurwetenschappen) ‘Natuurwetenschappen’, ‘Sociale wetenschappen’ en ‘Geesteswetenschappen’ fungeren als kapstoktermen. Geneeskunde en Psychologie komen in twee clusters voor. De keuze van het cluster is afhankelijk van de afstudeerspecialisatie van de student. Studenten van opleidingen die niet vermeld zijn, worden in principe niet tot de opleiding toegelaten. 2. Met ingang van het studiejaar 2006-2007 kiest de student ten minste twee van de zes mastervakken uit een lijst van specialisatievakken die speciaal voor deze masteropleiding worden aangeboden. Dit zijn cursussen die primair en speciaal bestemd zijn voor de studenten WBW. De student kiest de vakken die behoren bij het cluster van zijn of haar eigen wetenschapsgebied. 3. Het onderwerp van de masterscriptie betreft de wijsbegeerte van het bepaalde wetenschapsgebied. De begeleiders zien hierop toe.
62
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
De volgende specialisatievakken zullen in 2006-2007 voor de masteropleiding WBW worden aangeboden: Specialisatievak Aanbod vakgroep Geschiedenis van de filosofie: Stories: Paul Ricoeur on Narrative Nog niet bekend Aanbod vakgroep Praktische filosofie: Egoism and Altruism: Moral Contracts and Evolutionary Ethics The Analysis of Freedom: Contents and Value. Social Justice and Recognition Aanbod vakgroep Theoretische filosofie: Research Topics Philosophy of the Empirical Sciences Philosophy of Neuroscience Logics of Information Change Theory of Argumentation
Cluster G G N/S S S N/S N/S N/S S
In 2006-2007 wordt dit systeem van specialisatievakken voor het eerst toegepast. Een grondige evaluatie zal moeten uitwijzen of het in de komende jaren nog beter toegesneden kan en moet worden op de doelgroep.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
63
64
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
BIJLAGEN
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
65
66
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. J.-P. (Jean Paul) Van Bendegem (1953) is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel en deeltijdgastprofessor aan de Universiteit Gent. Zijn onderwijsopdracht omvat cursussen in logica, wetenschapsfilosofie en semiotiek. Zijn onderzoeksopdracht omvat, aan de ene kant, het directeurschap van het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel en, aan de andere kant, zijn persoonlijk onderzoek. Dat laatste richt zich vooral op de filosofie van de wiskunde, zowel met betrekking tot grondslagenonderzoek, waarbij de radicale positie van het strikt finitisme wordt onderzocht, als met betrekking tot de wiskundige praktijk. Hierover heeft hij uitgebreid gepubliceerd, maar ook het thema van de relaties tussen wetenschap en geloof boeit hem, wat aanleiding heeft gegeven tot het boek Tot in der eindigheid (1997). Hij is tevens editor van het logicatijdschrift Logique et Analyse, uitgegeven door het Nationaal Centrum voor Navorsingen in de Logica, waarvan hij de voorzitter is. Wat bestuurlijke functies betreft was hij in 1995-1996 lid van de visitatiecommissie Wijsbegeerte voor de opleidingen Wijsbegeerte in Nederland en in 1999-2000 lid van de visitatiecommissie Wijsbegeerte voor het wijsgerig onderzoek in Nederland. In 2004 was hij Facultair Coördinator voor de visitatiecommissie Wijsbegeerte Onderwijs aan de Vrije Universiteit Brussel. Van 1997 tot en met 2006 was hij lid van de commissie Wijsbegeerte van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in Vlaanderen en in het laatste jaar, 2006, voorzitter van vermelde commissie. Met ingang van het academiejaar 2005-2006 is hij decaan van de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Brussel. Dr. J.W. (James) McAllister (1962) is wetenschapsfilosoof. Sinds 1990 is hij werkzaam aan de Faculteit der Wijsbegeerte, Universiteit Leiden, vanaf 2004 als universitair hoofddocent. Hij studeerde natuurwetenschap en wijsbegeerte aan de universiteiten van Cambridge en Toronto, en promoveerde in 1989 in de wetenschapsfilosofie aan de universiteit van Cambridge. Hij is de auteur van onder andere Beauty and Revolution in Science (Cornell University Press, 1996) en redacteur van het tijdschrift International Studies in the Philosophy of Science. Van 2002 tot 2005 was hij bijzonder hoogleraar Filosofie van techniek en cultuur aan de Technische Universiteit Delft. Hij heeft aanstellingen als visiting fellow gehad aan het Institute for Advanced Study, Princeton, het Center for Philosophy of Science van de universiteit van Pittsburgh en het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS), Wassenaar. Hij is lid van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, Haarlem, waarvan hij in 2002 de eremedaille ontving. Hij is lid van de beoordelingscommissie voor Veni-subsidies op het gebied van de geesteswetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Aan de Faculteit der Wijsbegeerte in Leiden was hij secretaris van het bestuur en portefeuillehouder onderwijs van 1997 tot 1999 en opleidingsdirecteur van 2002 tot 2004. Momenteel is hij voorzitter van de opleidingscommissie. Prof. dr. W.B. (Willem) Drees (1954) is hoogleraar Godsdienstwijsbegeerte en Ethiek en thans decaan van de Faculteit de Godgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is afgestudeerd in de natuurkunde (Universiteit Utrecht, 1977) en de godgeleerdheid (Rijksuniversiteit Groningen, 1984) en gepromoveerd in de theologie (Groningen, 1989) en wijsbegeerte (Vrije Universiteit Amsterdam, 1994). Hij was voorzitter van opleidingscommissie wereldgodsdiensten (Universiteit Leiden) van 2003-2005. Hij ontving twee keer een Fulbright Scholarship (1987-1988 en 1993) voor perioden in Berkeley, Chicago en Princeton. Hij won de vijfjaarlijkse prijs van het Legatum Stolpianum (1994) en de studieprijs van de Praemium Erasmianum. Van 1995 tot 2001 was hij bijzonder hoogleraar natuur- en techniekfilosofie bij de Universiteit Twente. In 2001 was QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
67
hij werkzaam bij de KNAW als directeur van ALLEA, de samenwerking van alle Europese Academies van Wetenschappen. Drees is voorzitter van de European Society for the Study of Science and Theology, lid van de subcommissie Geesteswetenschappen van de ECOS en van het bestuur van de onderzoekschool NOSTER. Drs. J.J.Th. (Jacques) Houben (1938) studeerde, na zijn gymnasiumopleiding en een opleiding tot priester, van 1963 tot 1968 Wijsbegeerte en Biologie aan de universiteiten van Leuven en Keulen. Hij rondde deze studies in 1968 aan de K.U. Leuven af met het licentiaatsdiploma in de Wijsbegeerte (specialisatie: Natuurfilosofie/Filosofie van de wetenschappen). Vanaf 1968 tot 1985 was hij als stafmedewerker werkzaam bij de Academische Raad, en vanaf 1985 tot 2003 als adviseur onderwijsbeleid bij de Vereniging van Universiteiten VSNU. In laatstgenoemde functie is hij onder andere in de jaren 1987-1988 betrokken geweest bij de voorbereiding van het visitatiestelsel voor het Nederlandse universitaire onderwijs, en in een meer recent verleden bij het overleg tussen de universiteiten over de herordening van het universitaire opleidingenaanbod en over de invoering van het bachelor-mastersysteem. In de periode 1982 tot 1995 maakte hij als redactiesecretaris deel uit van de redactie van het tijdschrift U&H, Tijdschrift voor Wetenschappelijk Onderwijs (van Universiteit en Hogeschool). In september 2003 heeft hij wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een punt gezet achter zijn reguliere werkzaamheden bij de VSNU. Hij had als deskundige op het gebied van het hoger onderwijs zitting in de visitatiecommissie Romaanse talen waarvan het rapport is uitgebracht in 2005 en in de visitatiecommissie Culturele antropologie waarvan het rapport in 2006 werd uitgebracht. Drs. A. (Arie) van Steensel (1982) behaalde in 2000 het vwo-diploma aan het Wartburg College te Rotterdam. Hij studeert sinds 2001 Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied aan de Universiteit Leiden. In 2005 haalde hij cum laude zijn doctoraal Geschiedenis. Aan dezelfde universiteit werd hij in 2005 aangesteld als promovendus bij de sectie Middeleeuwse geschiedenis, waar hij meewerkt aan het NWO-project Burgundian nobility. Princely politics and noble families (1425-1525). Hij is redacteur van het historisch tijdschrift Leidschrift. Van 2003 tot 2005 vervulde hij tevens de functies van penningmeester en voorzitter van de Stichting Leidschrift. Hij publiceerde de volgende artikelen: ‘Het personeel van de laatmiddeleeuwse steden Haarlem en Leiden, 1428-1572’, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 9 (2006) 191-522; ‘De middeleeuwse stadspensionarissen van Haarlem en Leiden, circa 1447-1572’, Regionaal-historisch tijdschrift Holland 38-2 (2006) 76-96, en ‘Giften aan vrienden en invloedrijken. Schenkgewoonten van de stad Haarlem gedurende de Bourgondische en Habsburgse periode’, Regionaal-historisch tijdschrift Holland 37-1 (2005) 1-22. Prof. dr. R. (Rein) Vos (1955) studeerde Geneeskunde en Filosofie (cum laude) aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1989 promoveerde hij (cum laude) bij de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (RUG) op Drugs Looking for Diseases (Dordrecht: Academic Publishers, 1991). Hij is sinds 1998 gewoon hoogleraar Theorie der gezondheidswetenschappen en hoofd van de vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte aan de Universiteit Maastricht (vanaf 1 januari 2007 de vakgroep Metamedica). Voordien was hij vanaf 1982 universitair docent bij de afdeling Sociale Farmacie en Farmacoepidemiologie van de Rijksuniversiteit Groningen en vanaf 1995 eveneens bijzonder hoogleraar Geschiedenis der farmacie. Hij was in 1992-1993 en is vanaf 1999 tot op heden lid van het bestuur van de landelijke, door de KNAW erkende onderzoekschool WTMC (Wetenschap, Technologie en Moderne Cultuur). In 1990 was hij gasthoogleraar bij het Centre of Medical Ethics te Oslo, 68
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Noorwegen. En in 1991 was hij NWO-senioronderzoeker en visiting professor-fellow bij het Center for Philosophy of Science, University of Pittsburgh and the Department of Medical Humanities, George Washington University, Washington D.C. In 1997 was hij senioronderzoeker en secretaris bij de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) van het Ministerie van VWS, in het kader van de commissie Orphan Drugs, ter advisering van de Minister van VWS. Hij is redactielid van The International Journal Theoretical Medicine and Bioethics. Momenteel is hij raadslid bij de Raad voor Gezondheidszorg Onderzoek en de Gezondheidsraad. Hij heeft allerlei administratieve en bestuurlijke functies vervuld, waaronder voorzitter opleidingscommissie Faculteit der Gezondheidswetenschappen 2001-2004 van de Universiteit Maastricht, lid en vice-voorzitter Board of Studies van het University College (2001-2006) en lid opleidingscommissie Moleculaire levenswetenschappen (2005-2006) van dezelfde universiteit. Zijn onderzoek betreft de politieke, ethische en wetenschapstheoretische aspecten van medische wetenschap en technologie. Daarbij richt hij zich op lange termijn invloeden op denken over ziekte en gezondheid, de logica van innovatie en redeneervormen in de geneeskunde, de relatie tussen technologie, gezondheidszorg, politiek en overheidsbeleid en de politieke filosofie van Kant.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
69
70
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage B: Referentiekader (uit het visitatierapport Wijsbegeerte 2003) Het referentiekader van deze visitatie Wijsbegeerte verschilt niet grondig van dat van de vorige visitatie. Een aantal fundamentele gegevens zijn niet veranderd en zullen allicht ook niet zo snel veranderen. In het algemeen stellen we twee vragen aan de diverse filosofieopleidingen. Doet men de juiste dingen? En doet men de dingen goed? Meer in concreto zijn de volgende elementen voor de commissie van belang. 1. We weten dat de studie in de wijsbegeerte niet éénduidig kan voorbereiden op een welbepaalde beroepsloopbaan. Een aantal afgestudeerde filosofen kan gedurende een aantal jaren aan de slag als onderzoeker, maar het perspectief van doorstroming naar docentenplaatsen aan universiteiten en hogescholen is heel beperkt. Dit is niet dramatisch. Onder andere door demografische evoluties – de vergrijzing van de bevolking – raken alle universitair gediplomeerden binnen de gevisiteerde periode makkelijker dan ooit aan werk en onze filosofen profiteren daarvan mee. Bovendien geeft de maatschappelijke vraag naar reflectie en bezinning aanleiding tot het ontstaan van filosofische praktijken en tot de integratie van een aantal filosofen in het vormingswerk. Verder komen afgestudeerden terecht in de meest diverse beroepen en sectoren: journalistiek, personeelsmanagement, informatica, de welzijnssector, enzovoort. Wie filosofie studeert en een goede positie op de arbeidsmarkt buiten de universiteit ambieert, weet bij aanvang dat het nuttig kan zijn om deze studie aan te vullen met een andere opleiding. Deze situatie geeft aan de faculteiten Wijsbegeerte een grote vrijheid om haar eigen doelstellingen te formuleren. 2. Toch kan de maatschappelijke vraag deze faculteiten niet volledig onberoerd laten. Bij heel veel mensen die in het beroepsleven actief zijn leeft een vraag naar onthaasting en bezinning over de grote levensvragen. De secularisatie creëert hier een vraag, die de filosofiefaculteiten niet noodzakelijk volledig aan het vormingswerk dienen over te laten. De faculteiten spelen reeds in grote mate in op de behoefte aan niet alleen vakwetenschappelijke reflectie van studenten uit andere studierichtingen. Vraag is of ze ook voldoende inspelen op de maatschappelijke trend naar een leven lang leren. 3. Filosofie hoeft niet per se nuttig te zijn, maar men verwacht van filosofen dat ze vanuit hun historische eruditie, hun wijde belezenheid en hun argumentatieve vaardigheid in staat zijn tot weldoordachte en min of meer originele interventies in publieke debatten. Dit kan natuurlijk geen rechtstreekse doelstelling zijn van elk onderdeel van de filosofieopleiding, maar enkele elementen in die opleiding moeten toch de bekwaamheid tot dit soort interventies stimuleren. De commissie meent dat vooral het maatschappelijke gegeven van de multiculturaliteit een uitdaging vormt voor de filosofen. Kennismaking met niet-westerse wijzen van denken en filosoferen moet op een of andere wijze behoren tot de doelstellingen van een hedendaagse filosofieopleiding. Dit is bij uitstek een terrein waarop heel specifiek aan filosofen vragen worden gesteld. 4. Mede vanuit deze achtergrond meent de commissie dat het wenselijk is dat de talenkennis van de studenten Wijsbegeerte wordt gestimuleerd. Als leden van een kleine taalgemeenschap zijn wij altijd al meer gevoelig geweest voor het idiosyncratische van elke taal. Oudere generaties Nederlandstalige filosofen waren in staat om Aristoteles in het Grieks, Heidegger in het Duits, Ryle in het Engels en Sartre in het Frans te lezen. Het contact met niet-westerse denkwijzen noopt ons heden ten dage onze horizon nog verder te verruimen. In de filosofie bestaat er meer dan alleen wat in het Engels vertaald is. Meer dan ooit moeten Nederlandstalige filosofen in staat zijn om een brugfunctie te vervullen tussen denkers behorend tot heel verschillende culturele en taalgroepen. QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
71
5. Er zijn heel veel verschillende stijlen van filosofie. Lyotard heeft ooit gezegd dat wijsbegeerte bij uitstek een vertoog is dat telkens weer zijn eigen regels uitvindt. Filosofie stelt inderdaad voortdurend haar eigen doeleinden en methoden ter discussie. Dit stelt een visitatiecommissie voor grote problemen. Inhoudelijke kwaliteitsstandaarden liggen hier minder vast dan in de vakwetenschappen. Men kan dus verwachten dat filosofieopleidingen een eigen profiel ontwikkelen en niet louter klonen van elkaar of van eenzelfde stramien zijn. Dit wil niet zeggen dat de faculteiten Wijsbegeerte zichzelf een vrijbrief kunnen geven om te ontsnappen aan de min of meer formele eisen die aan elke academische opleiding worden gesteld qua studierendement, kwaliteit van de informatieverstrekking en van de organisatie van het onderwijs, gebruik van goede handboeken, representativiteit van de tentamens, diversiteit van leer- en tentamenvormen, enzovoort. Ook over de kwaliteit van eindverhandelingen en scripties bestaat meestal een hoge mate van eensgezindheid onder vakfilosofen. 6. In een volwaardige universiteit moet plaats worden ingeruimd voor reflectie over het menselijke weten in het algemeen en over de wetenschappen in het bijzonder. Dit betekent in de eerste plaats dat aan elke universiteit een eigen filosofieopleiding aanwezig moet zijn en in de tweede plaats dat filosofen steeds opnieuw in dialoog moeten treden met de vakwetenschappen die zich ooit uit de filosofie hebben verzelfstandigd. Filosofen moeten bijgevolg in hun opleiding kennismaken met de basiselementen van één of enkele vakwetenschappen. Er is heden ten dage geen wijsgerige antropologie meer mogelijk zonder kennis van de psychologie, van de psychoanalyse en van de culturele antropologie, geen sociale wijsbegeerte zonder kennis van de economie, sociologie, politicologie en het recht. Op grond van dit alles meent de commissie dat filosofiebeoefening niet louter immanent met zichzelf bezig kan zijn. Zij zal haar eigen geschiedenis een belangrijke plaats toekennen, maar zij zal ook de ideeëngeschiedenis in een ruimere culturele en interculturele context plaatsen. Zij zal zich uitgedaagd weten door de problemen die oprijzen uit de ontwikkeling van wetenschap en samenleving en in het bijzonder door het gegeven van de multiculturaliteit. Eindtermen Vanuit de eerder beschreven algemene doelstellingen kan men als volgt de minimale eindtermen van de opleiding wijsbegeerte opstellen: Kennis a. goede kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte en van haar cultuurhistorisch kader; b. kennis van de basisdisciplines in de wijsbegeerte (metafysica en antropologie; kentheorie, logica en wetenschapsfilosofie; sociale en politieke filosofie en ethiek) van de hoofdproblemen in deze domeinen, van de posities die daarin verdedigd worden, alsmede van hun multiculturele specialisaties; c. grondige kennis van minstens één van de binnen de opleiding aangeboden specialisaties; d. kennis van de belangrijkste thema’s in het hedendaagse wijsgerige debat; e. kennis van de basiselementen van enkele vakwetenschappen en van hun relatie met de wijsbegeerte of grondige kennis van één niet-wijsgerige discipline en van haar relatie met de wijsbegeerte.
72
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Vaardigheden a. vaardigheid in het lezen van een wijsgerige tekst, zowel van klassieke als van hedendaagse auteurs (structuur van een tekst en argumentaties kunnen ontleden; de vooronderstellingen ervan kunnen achterhalen; een tekst kunnen situeren zowel in een historisch als in een thematisch kader); b. vaardigheid in het zelfstandig wijsgerig-conceptueel formuleren, analyseren en oplossen van een probleem in een schriftelijk rapport;. c. vaardigheid in het vinden van de relevante vakliteratuur rond een onderwerp en in het verwerken en kritisch beoordelen van die literatuur; d. mondelinge uitdrukkingsvaardigheid (helder en gestructureerd een onderwerp vanuit verschillende standpunten kunnen presenteren; kritisch kunnen evalueren van die standpunten; zelf een standpunt kunnen ontwikkelen); e. vaardigheid in het ontwikkelen van een wijsgerig verantwoord betoog in het publieke debat voor zowel een wijsgerig als een niet-wijsgerig publiek; f. in staat zijn in twee andere talen dan de moedertaal wijsgerige teksten te lezen.
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
73
74
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
Bijlage C: Beoordelingsformulier scripties Universiteit en opleiding: ……………………………………………. Naam auteur scriptie: …………………… Titel scriptie …………………………………. Toegekend cijfer door de opleiding: …… Toegekend cijfer door u: ………. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Is de probleemstelling van de scriptie duidelijk weergegeven? Houdt de auteur zich aan de geformuleerde probleemstelling? Is het betoog logisch en consistent? Volgen de conclusies logisch voort uit het gepresenteerde materiaal? Is de gekozen werkwijze verantwoord? Presenteert de auteur het materiaal zodanig dat zijn onderzoek controleerbaar is? Zijn de kernbegrippen duidelijk gedefinieerd/ geoperationaliseerd? Zijn de gekozen methoden en technieken van onderzoek adequaat gezien de probleemstelling? Zijn de gekozen methoden en technieken correct toegepast? Zijn noten en verwijzingen duidelijk en consistent geredigeerd? Geeft het taalgebruik aanleiding tot kanttekeningen? Geeft de auteur er blijk van op de hoogte te zijn van de literatuur op het gebied van zijn onderwerp? Is de compositie van de scriptie in orde? Is de manier waarop het gegeven cijfer tot stand is gekomen helder? (ook duidelijkheid over de rol van de tweede meelezer/beoordelaar)
ja
nee toelichting
15. Is de student naar behoren begeleid? Toelichting
QANU / Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, Rijksuniversiteit Groningen
75