Wijsbegeerte Faculteit der Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Januari 2010
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 31 00 030 230 31 29
[email protected] www.qanu.nl
© 2010 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU /Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
Deel I 1. 2.
Algemeen deel
Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Het domeinspecifiek referentiekader
Deel II 1.
5
Opleidingsdeel
De bacheloropleiding Wijsbegeerte, de masteropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Filosofie in bedrijf aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
7 9 13 19 21 59
Curricula vitae van de commissieleden Bezoekprogramma Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam 30 september en 1 oktober 2009 Lijst met afkortingen
QANU / Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
61 63 65
3
4
QANU /Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Wijsbegeerte van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU /Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
7
8
QANU /Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Op verzoek van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) heeft QANU de beoordeling uitgevoerd van de bacheloropleiding Wijsbegeerte, de masteropleidingen Wijsbegeerte en Filosofie in bedrijf en de masteropleiding Christian Studies of Science and Society van de VU. Van de beoordeling van de laatste wordt afzonderlijk verslag gedaan. In dit rapport wordt verslag gedaan van de beoordelingen van de eerste drie genoemde opleidingen. QANU heeft de beoordeling uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de NVAO. Bij de opstelling van het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het kader gehanteerd dat door de NVAO is opgesteld. Het zelfevaluatierapport vormt de basis voor de beoordeling. Samenstelling van de commissie Het QANU-bestuur heeft in overleg met het disciplineoverleg Wijsbegeerte en vertegenwoordigers van de betrokken opleidingen Wijsbegeerte een voorzitter voor de commissie gezocht en vervolgens in overleg met de voorzitter de verdere samenstelling van de commissie ter hand genomen. A tot voorzitter, tevens lid, van de visitatiecommissie te benoemen: •
prof. dr. G.A. den Hartogh, emeritus hoogleraar Ethiek, Universiteit van Amsterdam;
B tot leden van de commissie te benoemen: • • • • • • • •
prof. dr. A.J. Vanderjagt, hoogleraar Geschiedenis van de wijsbegeerte, Rijksuniversiteit Groningen; prof. dr. S.E. Cuypers, hoogleraar Wijsbegeerte, Katholieke Universiteit Leuven; dr. H.H.H. van Erp, universitair hoofddocent Wijsbegeerte, Universiteit van Tilburg; drs. E.-A. le Coultre, vakdidacticus Filosofie, Rijksuniversiteit Groningen; drs. D.H. Oosthoek, vakdidacticus Wijsbegeerte, Universiteit Leiden; D.K. During, student Wijsbegeerte, Universiteit Utrecht; M. Maring, student Wijsbegeerte, Rijksuniversiteit Groningen; drs. J.H. Wessels, vakdidacticus Wijsbegeerte, Universiteit Utrecht.
Voor de beoordeling van de opleidingen van de Vrije Universiteit Amsterdam is mevrouw drs. M. Truijens, namens QANU, als secretaris opgetreden. Coördinerend projectleider voor het project Wijsbegeerte is mevrouw dr. B.M. van Balen van het bureau van QANU. Aan het bezoek aan en de beoordeling van de opleidingen van de VU is niet deelgenomen door de commissieleden Le Coultre, Maring en Wessels. Als bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. Taak van de commissie De visitatiecommissie kreeg de taak om op basis van de door de desbetreffende faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken:
QANU / Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam
9
1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het NVAO-kader1; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleidingen naar haar oordeel voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleidingen te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. De bevindingen van de visitatiecommissie worden in een rapport vastgelegd volgens het in het genoemde NVAO-kader gegeven model, de commissie brengt het rapport uit aan het bestuur van de stichting QANU. Bij het uitvoeren van haar taak betrekt de visitatiecommissie de navolgende opleidingen (zoals gesteld wordt in een afzonderlijk rapport verslag gedaan van de beoordeling van de masteropleiding Christian Studies of Science and Society): Instelling:
Opleiding (CROHO-nummer):
Variant(en):
Vervaldatum accreditatie:
Vrije Universiteit Amsterdam (3 opleidingen)
B Wijsbegeerte (56081)
Voltijd, deeltijd
17-02-2011
M Wijsbegeerte (66081)
Voltijd, deeltijd
17-02-2011
M Filosofie in bedrijf (60042)
Voltijd, deeltijd
17-02-2011
Werkwijze van de commissie De commissie hield op 17 juni 2009 haar startvergadering. Zij werd namens het QANUbestuur geïnstalleerd door drs. S. Looijenga, plaatsvervangend directeur van QANU. Tijdens deze vergadering is de commissie geïnformeerd over het NVAO-kader en zijn de procedure en werkwijze van de commissie besproken. Er zijn in de vergadering afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze, het programma van het visitatiebezoek en het vicevoorzitterschap van de commissie. Het NVAO-protocol is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de secretaris de zelfevaluatierapporten gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of de rapporten bruikbaar waren voor het visitatiebezoek. Nadat de zelfevaluatierapporten in orde waren bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De commissieleden lazen het rapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden besproken tijdens een vergadering voorafgaand aan het visitatiebezoek. De commissieleden lazen daarnaast van tevoren een selectie van afstudeerwerken van studenten van de verschillende opleidingen. Deze afstudeerwerken zijn door de secretaris geselecteerd op basis van een spreiding naar cijfers. Door de secretaris van de commissie is een bezoek gebracht aan de opleiding ter voorbereiding van het visitatiebezoek door de commissie. Tijdens dit voorbezoek is het bezoekprogramma doorgesproken en is aan de orde gesteld welk informatiemateriaal de commissie tijdens het bezoek in wil kunnen zien. De volgende documenten zijn daarom tijdens het bezoek ter beschikking gesteld: • • • •
scripties en afstudeerverslagen en gebruikte beoordelingsformulieren; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, stageverslagen, onderzoeksverslagen; 1
10
NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
• •
toetsmaterialen; resultaten van cursusevaluaties.
Het visitatiebezoek De secretaris maakte in overleg met de opleidingsdirecteur en de voorzitter van de commissie een bezoekprogramma (zie bijlage B). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met het bestuur van de verantwoordelijke faculteiten, met docenten, studenten, afgestudeerden en met verantwoordelijken voor de kwaliteitszorg op opleidingsniveau. De commissie gebruikte de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Beslisregels De visitatiecommissie heeft de opleidingen zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij de volgende beslisregels heeft gehanteerd: • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet significant uitstijgt boven de basiskwaliteit.
Bij een aantal facetten heeft de commissie om uiteenlopende redenen alleen gedifferentieerd tussen de kwalificaties ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’. De commissie heeft ervoor gekozen geen gebruik te maken van de kwalificatie ‘excellent’. Door de toepassing van deze beslisregels is ‘voldoende’ de meest gebruikte kwalificatie. Zoals uit deze toelichting moge blijken, betekent dit niet dat de commissie de gevisiteerde programma’s als mager beschouwt. De commissie is integendeel over het algemeen te spreken over de kwaliteit van de opleidingen en de inzet van de docenten. Wanneer de commissie een good practice heeft uitgesproken, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Een onderwerp dat verschillende facetten heeft, waarvan er één als onvoldoende wordt beoordeeld, kan door de overige voldoendes aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de andere facetten van zwaarder gewicht zijn dan het als onvoldoende beoordeelde facet. De rapportage De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, een conceptrapport opgesteld. Deze is in een eerste conceptvorm eerst aan de voorzitter en daarna aan de commissieleden voorgelegd. Naar aanleiding van hun commentaar zijn de conceptrapporten bijgesteld. In een tweede conceptvorm is het rapport door de commissie per e-mail vastgesteld. Vervolgens heeft een intercollegiale beoordeling en bestuurlijke toets binnen QANU plaatsgevonden. Bij de daaropvolgende hoor-wederhoorprocedure is het rapport aan de faculteit aangeboden voor correctie van eventuele feitelijke onjuistheden. Vervolgens heeft de voorzitter de ontvangen reacties bekeken en deze voorgelegd aan de rest van de commissie, waarna de opmerkingen, wanneer daartoe aanleiding was, verwerkt zijn in de formulering van het definitieve beoordelingsrapport.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
11
12
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
2.
Het domeinspecifiek referentiekader
Ten behoeve van de beoordeling is een domeinspecifiek referentiekader gebruikt. Dit referentiekader is door de commissie vastgesteld na overleg met de voorzitter van het disciplineoverleg Wijsbegeerte. 2.0.
Inleiding
Wijsbegeerte is een van de pijlers van de westerse cultuur. De wijsbegeerte richt zich op de fundamenten (van domeinen) van de werkelijkheid, de grondslagen en grenzen van de kennis en de wetenschappen, alsook de principes van het morele handelen. Zij tracht tot verklaring en inzicht te komen door kritische reflectie op het denken van alledag, taal(gebruik) en betekenis, de rol van waarden, rechten en plichten in het menselijk handelen, alsmede de nieuwste ontwikkelingen in de vakwetenschappen. In de studie Wijsbegeerte komen studenten in aanraking met wijsgerige problemen op al deze vlakken en bekwamen ze zich in het ontrafelen van teksten en theorieën over mogelijke oplossingen ervan. Studenten worden opgeleid om ook hun eigen gedachten zo precies en helder mogelijk te formuleren en te beargumenteren. De commissie stelt de volgende algemene en specifieke doelstellingen van een studie Wijsbegeerte centraal. Hieraan voegt ze een aantal centrale aandachtspunten toe. 2.1.
Algemene doelstellingen
Beroepsperspectief De studie in de wijsbegeerte bereidt niet eenduidig voor op een welbepaalde beroepsloopbaan. Een aantal afgestudeerde filosofen kan gedurende een aantal jaren aan de slag als docent/onderzoeker in het wo. Het volgen van een researchmaster kan deze kans voor individuele studenten verbeteren. Evenzo opent het volgen van een educatieve masteropleiding uitzicht op een docentschap in het vo, maar het perspectief van doorstroming naar docentenplaatsen aan universiteiten is beperkt. Het beroepsperspectief van de reguliere master is niet primair gericht op banen in onderzoek en/of onderwijs. Afgestudeerden van de masteropleiding Wijsbegeerte komen terecht in de meest diverse beroepen en sectoren: journalistiek, personeelsmanagement, informatica, de welzijnssector, ministeries, enzovoort. Wie filosofie studeert en een goede positie op de arbeidsmarkt buiten de universiteit ambieert, weet bij aanvang dat het nuttig kan zijn om deze studie aan te vullen met een andere opleiding. Deze situatie geeft aan de faculteiten Wijsbegeerte een grote vrijheid om haar eigen doelstellingen te formuleren, ook wat betreft de beroepspraktijken waarop het accent wordt gelegd, zoals onderwijs, onderzoek, ondernemen, ethisch advies. Het blijft niettemin nodig dat opleidingen aandacht besteden aan de toerusting van studenten voor specifieke beroepen, of dit nu in de vorm van afzonderlijke masteropleidingen of van specifieke invullingen van de algemene master gebeurt. Te denken valt daarbij ook aan de facilitering van stages of leeronderzoeken. Maatschappelijke relevantie van het vak Ook afgezien van de eisen van bepaalde beroepen kan de maatschappelijke vraag de faculteiten niet onberoerd laten. Bij veel mensen, binnen en buiten het beroepsleven, leeft een vraag naar bezinning op levensvragen alsmede ethische vragen. Met hun training in conceptuele en normatieve analyse zijn filosofen goed inzetbaar in zowel
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
13
levensbeschouwelijke als niet-levensbeschouwelijke, praktisch-ethische beroepssferen. Zoals de vorige visitatiecommissie heeft gesignaleerd, is er sprake van een zekere spanning tussen de academische filosofiebeoefening en de nog steeds groeiende publieke belangstelling voor filosofie. Opleidingen kunnen op dit spanningsveld op verschillende manieren reageren, in het bijzonder door studenten te leren juist de academische filosofie beter voor het voetlicht te brengen en door hun te laten zien hoe levensvragen in de filosofie vanouds en nog steeds op een hoger niveau van reflectie worden opgenomen. Onder meer met de opleidingen Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapgebied spelen faculteiten daarnaast in op de behoefte aan reflectie van studenten van andere studierichtingen, die de vakwetenschap overstijgt. Men verwacht van filosofen dat ze beschikken over historische eruditie, wijde belezenheid, analytisch en kritisch vermogen en argumentatieve vaardigheid, en dat deze capaciteiten hen in staat stellen bij te dragen aan het publieke debat, en aan het academische debat over de grondslagen van de wetenschappen en van wetenschappelijk onderzoek in het algemeen. Het blijft daarbij zaak steeds nieuwe mogelijkheden te verkennen om een filosofische bijdrage aan deze debatten te leveren. Om het mogelijk te maken om deze doelstellingen te realiseren dient de talenkennis van de studenten Wijsbegeerte te worden gestimuleerd. Zo mag van studenten die een masterwerkstuk schrijven over een bepaalde filosoof worden verwacht dat zij de teksten van deze filosoof in het origineel kunnen raadplegen. Opleidingen moeten zich ervan verzekeren dat hun Nederlandse studenten beschikken over een toereikende beheersing van het Nederlands in geschrift. Dat kan gebeuren door studenten in staat te stellen mogelijke deficiënties weg te werken, en erop toe te zien dat dit ook gebeurt. Voor studenten voor wie het Nederlands niet de moedertaal is, gelden overeenkomstige normen met betrekking tot hun beheersing van het Engels. Bachelors en zeker masters moeten in staat zijn in het Engels met buitenlanders over hun vak te communiceren. Opleidingen kunnen deze doelstelling op verschillende manieren realiseren, onder meer door een studieverblijf in het buitenland te faciliteren, door specifieke cursussen Academic English aan te bieden, maar ook door een deel van het onderwijs in de masterfase in het Engels te laten geven. Wijsgerige stijlen Er bestaan verschillende tradities in de filosofie. Voor de actuele Nederlandse situatie is in het bijzonder de scheiding tussen analytische en continentale filosofie – hoewel van de vroegere scherpte ontdaan – nog steeds van belang. Opleidingen hebben een zekere vrijheid zich te profileren, maar in de bachelorfase dient een student een ruime oriëntatie in beide stromingen te krijgen, waarbij het onderwijs in verschillende vakgebieden in samenhang moet worden bezien. Van belang is vooral dat studenten leren de stijl van een tekst te herkennen en mee te wegen bij de beoordeling van die tekst. Het onderscheid in de stijl van filosofiebeoefening staat niet in de weg van voldoende eensgezindheid over eisen die aan de kwaliteit van tentamens, papers en scripties gesteld mogen worden. Het totale aanbod aan filosofieonderwijs in opleidingen Wijsbegeerte moet, met waarborging van de kwaliteit, voldoende zijn om ook studenten van buiten de Wijsbegeerte de gelegenheid te geven onderwijs te volgen dat hen in staat stelt na te denken over de samenhang, de grondslagen van verschillende vakwetenschappen en over ethische en politieke aspecten van de beoefening van hun toekomstig beroep. Omgekeerd dienen opleidingen Wijsbegeerte voldoende plaats in te ruimen voor het verwerven van vakwetenschappelijke kennis.
14
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Voorwaarden Om de realisering van de doelstellingen mogelijk te maken is een toereikende financiering essentieel. De commissie heeft in het algemeen enige moeite met een uitsluitend op outputcriteria gebaseerd financieringsstelsel, vanwege de perverse neveneffecten die zo’n stelsel aankleven. Een stelsel dat alleen of voornamelijk naar diploma’s kijkt, doet geen recht aan een studie die, zoals de studie Wijsbegeerte, vaak naast een andere studie wordt gevolgd, die de horizon van de student verbreedt en zijn vermogen na te denken over de grondslagen en de normatieve implicaties van het andere vak verdiept, ook als die student wel succesvol een aantal cursussen afsluit maar niet de volledige studie. Zulke dubbelstudenten zijn vaak excellente studenten, in beide vakken die zij volgen. De maatschappij is bij zulke studenten gebaat. Plannen om de bekostiging van een tweede studie zonder meer te staken staan haaks op deze maatschappelijke behoefte en zijn voor de beoefening van de filosofie in Nederland bedreigend, vooral omdat zij een onwenselijke isolatie van de vakwetenschappen in de hand werken. 2.2.
Specifieke voorwaarden
Eindtermen bacheloropleiding Wijsbegeerte Vanuit de eerder beschreven algemene doelstellingen kan men als volgt de minimale eindtermen van de bacheloropleiding Wijsbegeerte formuleren: Kennis a. kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte, van haar interne ontwikkeling en van haar inbedding in de geschiedenis van cultuur, wetenschap en politiek; b. kennis van de basisdisciplines in de wijsbegeerte (kentheorie, logica en wetenschapsfilosofie; sociale en politieke filosofie en ethiek; metafysica; ontologie; philosophy of mind en wijsgerige antropologie), van de hoofdproblemen in deze domeinen en van de posities die daarin verdedigd worden, alsmede van hun multiculturele specialisaties; c. kennis van de belangrijkste thema’s in de hedendaagse wijsgerige discussie; d. kennis van een vakwetenschap, minimaal op het niveau van een minor. Vaardigheden a. vaardigheid in het lezen van een wijsgerige tekst, zowel van klassieke als van hedendaagse auteurs (structuur van een tekst en argumentaties kunnen ontleden; begripsverheldering; de vooronderstellingen ervan kunnen achterhalen; een tekst kunnen situeren zowel in een historisch als in een thematisch kader). Daartoe is rechtstreekse kennismaking met klassieke teksten uit de canon van de westerse filosofie nodig; b. vaardigheid in het vinden van de relevante vakliteratuur rond een onderwerp en in het verwerken van die literatuur; c. vaardigheid in het zelfstandig wijsgerig-conceptueel formuleren en analyseren van een probleem in een schriftelijk rapport; dit zowel in het Nederlands als in het Engels; d. mondelinge uitdrukkingsvaardigheid; helder en gestructureerd een onderwerp vanuit verschillende standpunten kunnen presenteren; kritisch kunnen evalueren van die standpunten; e. vaardigheid om op academisch verantwoorde wijze kennis op het gebied van de wijsbegeerte over te brengen op een niet-academisch publiek. f. vaardigheid in het presenteren van een academisch verantwoorde uiteenzetting voor een niet-wijsgerig geschoold publiek.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
15
Eindtermen masteropleiding Wijsbegeerte Voortbouwend op de eindtermen van de bacheloropleiding Wijsbegeerte kunnen de volgende minimale eindtermen voor de masteropleiding Wijsbegeerte vastgesteld worden: Kennis a. grondige kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte en van haar cultuurhistorisch kader; b. grondige kennis van minstens een van de binnen de opleiding aangeboden specialisaties; c. diepgaand inzicht in de rol die filosofen kunnen spelen in de samenleving; d. diepgaand inzicht in positie van de wijsbegeerte ten opzichte van de andere wetenschappelijke disciplines; e. kennis van de basiselementen van een of meer vakwetenschappen en van hun relatie met de wijsbegeerte. Vaardigheden a. de vaardigheid in het zelfstandig wijsgerig-conceptueel formuleren, analyseren en oplossen van een probleem in een schriftelijk rapport en bijdragen tot de oplossing daarvan, bijvoorbeeld door het aanvullen van de gangbare argumentatie of het blootleggen van vooronderstellingen; dit zowel in het Nederlands als in het Engels; b. de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een woopleiding vereist is of dienstig is. Eindtermen masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied Kennis a. grondige kennis van één niet-wijsgerig wetenschapsgebied; b. grondige kennis van de wijsbegeerte van het desbetreffende wetenschapsgebied; c. kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte, van haar interne ontwikkeling en van haar inbedding in de geschiedenis van cultuur, wetenschap en politiek; d. kennis van de basisdisciplines in de wijsbegeerte en van de belangrijkste thema’s in de hedendaagse wijsgerige discussie; e. diepgaand inzicht in de rol die filosofen kunnen spelen in de samenleving. Vaardigheden a. vaardigheid in het zelfstandig wijsgerig-conceptueel formuleren, analyseren en oplossen van een probleem in een schriftelijk rapport en bijdragen tot de oplossing daarvan, bijvoorbeeld door het aanvullen van de gangbare argumentatie of het blootleggen van vooronderstellingen; dit zowel in het Nederlands als in het Engels; b. de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een woopleiding vereist is of dienstig is. Speciale aandachtspunten Mede naar aanleiding van de bevindingen van de vorige visitatiecommissie wil de commissie speciale aandacht besteden aan de volgende punten: 1. Volgens het NVAO-accreditatiekader moet er sprake zijn van interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Deze interactie zal in de bachelor- en masteropleiding verschillende vormen aannemen, maar zal in elk geval betekenen dat ook aan het begin van de studie ervaren onderzoekers bij het onderwijs betrokken zijn en ook dat inleidend onderwijs aangepast wordt aan belangrijke nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied.
16
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
2. Wat betreft de studeerbaarheid van de studie Wijsbegeerte is de voornaamste zorg dat de reële studieduur vaak achterblijft bij de nominale. De opgave dit te voorkomen geldt voor de hele studie, maar in het bijzonder voor de beginfase, waarin studenten studiegewoonten aanleren die zij later maar moeilijk veranderen. 3. Studieduur en studierendement dienen voorwerp van voordurende aandacht te zijn. In het bijzonder voor studenten die Wijsbegeerte als enige of als eerste studie volgen is het noodzakelijk dat de studievoortgang gecontroleerd en begeleid wordt en dat het studieprogramma zodanig is gestructureerd dat vertraging wordt tegengegaan. Zulke studenten zouden in elk geval na het eerste studiejaar in staat moeten zijn gesteld hun geschiktheid voor de studie te beoordelen. 4. Van zelfstandig belang is dat studenten die aan een cursus beginnen die ook naar vermogen binnen een redelijke termijn afronden. Hiervoor zijn structurerende maatregelen onontbeerlijk, zoals beperking van herkansingsmogelijkheden en organiseren van tussentijdse toetsen. 5. Voor de beoordeling van de masteropleidingen Wijsbegeerte van een wetenschapsgebied zijn in het bijzonder de volgende gezichtspunten van belang: a. Beschikken de bij de opleiding betrokken docenten over specifieke deskundigheid op dit gebied, bijvoorbeeld blijkend uit een daarop gericht onderzoeksprogramma? b. Werken zij samen met docenten van het betrokken wetenschapsgebied? c. Is er een voldoende instroom van studenten om specifiek op deze opleiding afgestemd onderwijs mogelijk te maken? 6. Er moet sprake zijn van een redelijke verhouding tussen de onderwijsinspanningen voor de verschillende programma’s, zodat bijvoorbeeld niet een masteropleiding in feite grotendeels gefinancierd wordt uit besparingen op het bachelorprogramma, of omgekeerd. 7. Het is vooral in de oriënterende beginfase van de studie van belang dat wijsgerige vakken zo worden aangeboden dat raakvlakken en dwarsverbanden zichtbaar worden. 8. Vooral in de beginfase is een pluriformiteit van onderwijsvormen noodzakelijk. Hoorcolleges aan beginnende studenten zijn van belang omdat zij de studenten een oriënterend overzicht van een vakgebied geven én hun interesse wekken en stimuleren. Daarnaast dienen echter onderwijsvormen gebruikt te worden die de zelfwerkzaamheid van de student aanspreken en bevorderen, en dat niet alleen in naam maar in feite. Diversificatie van toetsvormen is daarbij een belangrijk instrument. 9. Het is van belang dat studenten de mogelijkheid krijgen een deel van hun studie in het buitenland te doen. Voor de praktische organisatie en inhoudelijke aansluiting bij het studieprogramma moet de student hierbij ondersteund worden door de opleiding. Het is van belang dat de opleiding studenten stimuleert om vakken in een ander vakgebied naar keuze (bijvoorbeeld in een minor) te volgen.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
17
18
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
19
20
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
1. De bacheloropleiding Wijsbegeerte, de masteropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Filosofie in bedrijf aan de Vrije Universiteit Amsterdam Administratieve gegevens Bacheloropleiding Wijsbegeerte Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Wijsbegeerte 56081 bachelor wo 180 EC Bachelor of Arts voltijd, deeltijd Amsterdam 17-02-2011
Masteropleiding Wijsbegeerte Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Wijsbegeerte 66081 master wo 60 EC Master of Arts voltijd, deeltijd Amsterdam 17-02-2011
Masteropleiding Filosofie in bedrijf Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Filosofie in bedrijf 60042 master wo 60 EC Master of Arts voltijd, deeltijd Amsterdam 17-02-2011
Het bezoek van de visitatiecommissie Wijsbegeerte aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 30 september en 1 oktober 2009.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
21
1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De Faculteit der Wijsbegeerte biedt op dit moment één bachelor- en vier masteropleidingen aan, te weten de bacheloropleiding Wijsbegeerte, de eenjarige masteropleiding Wijsbegeerte, de tweejarige masteropleiding Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied, de eenjarige masteropleiding Filosofie in bedrijf en de eenjarige Engelstalige masteropleiding Christian Studies of Science and Society. De bacheloropleiding en drie masteropleidingen, te weten de masteropleiding Wijsbegeerte, de masteropleiding Filosofie in bedrijf en de masteropleiding Christian Studies of Science and Society, zijn gevisiteerd. Het onderwijs wordt ingevuld vanuit drie domeingroepen. Deze domeingroepen zijn geschiedenis van de wijsbegeerte (de antieke, patristische, middeleeuwse en moderne filosofie), theoretische wijsbegeerte (ontologie, kennisleer, wetenschapsfilosofie en logica) en praktische wijsbegeerte (wijsgerige antropologie, sociale wijsbegeerte en wijsgerige ethiek). Elk domein wordt aangestuurd door een domeinleider. Deze domeinleider is altijd een hoogleraar. De domeingroepen voeren onderling overleg over de invulling van het onderwijs. De faculteit als geheel wordt bestuurd door het faculteitsbestuur bestaande uit drie leden, ieder met een eigen portefeuille (onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering). De decaan van de faculteit is de voorzitter van het faculteitsbestuur. De portefeuillehouder onderwijs is verantwoordelijk voor de onderwijsprogramma’s binnen de faculteit. De portefeuillehouder onderwijs legt verantwoording af aan het faculteitsbestuur. Beleid kan worden geïnitieerd door de portefeuillehouder onderwijs, maar ook vanuit de Opleidingscommissie, de Onderdeelcommissie of de facultaire studentenraad. Nieuw beleid binnen de opleiding wordt ter advies voorgelegd aan de Opleidingscommissies. Het faculteitsbureau biedt ondersteuning op de terreinen onderwijs, onderzoek, beleid, financiën, personeelsaangelegenheden en voorlichting. Het faculteitsbureau werkt voor zowel de Faculteit der Godgeleerdheid als voor de Faculteit der Wijsbegeerte. De directeur bedrijfsvoering is hoofd van het faculteitsbureau en voert namens de faculteitsbesturen het beheer van de faculteit. Tevens is zij verantwoordelijk voor alle facultaire personeelsaangelegenheden. Het onderwijsbureau is onderdeel van het faculteitsbureau en verantwoordelijk voor de (secretariële) ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het onderwijsbureau wordt aangestuurd door het hoofd onderwijsbureau. Het hoofd onderwijsbureau is verantwoordelijk voor de praktische uitvoering van de onderwijsprogramma’s, in nauw overleg met de portefeuillehouder onderwijs. De faculteit heeft de beschikking over een studieadviseur, een voorlichter en een medewerker Internationalisering. 1.1.
Het beoordelingskader
1.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De Faculteit der Wijsbegeerte van de VU heeft gekozen voor een bacheloropleiding Wijsbegeerte met een brede oriëntatie, een opleiding met ruime aandacht voor de geschiedenis van de
22
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
wijsbegeerte (de antieke, patristische, middeleeuwse en moderne filosofie), naast aandacht voor de theoretische wijsbegeerte (ontologie, kennisleer, wetenschapsfilosofie, logica) en de praktische wijsbegeerte (wijsgerige antropologie, sociale wijsbegeerte, wijsgerige ethiek). Daarnaast is gekozen om verdieping in een van de drie domeinen geschiedenis van de wijsbegeerte, theoretische wijsbegeerte en praktische wijsbegeerte in het derde jaar vorm te geven in de zogeheten domeincolleges. Belangrijk vindt de opleiding de keuze voor een vakwetenschappelijke minor van 30 EC in het tweede jaar, die buiten het eigen vakgebied moet worden gevolgd. Verder heeft de opleiding als doel dat de studenten algemene wetenschappelijke vaardigheden verwerven evenals filosofische vaardigheden gericht op een niet-filosofische maatschappelijke context. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Wijsbegeerte zijn als volgt vastgesteld: 1. Kennis en inzicht: a. brede kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte en van de theoretische en de praktische wijsbegeerte; b. verdiepte kennis van en inzicht in twee van de domeinen van de wijsbegeerte; c. gespecialiseerde kennis van en inzicht in een van de domeinen van de wijsbegeerte (het afstudeerdomein); d. basale kennis in minstens één vakwetenschap (verplicht minoronderdeel van 30 EC). 2. Wetenschappelijke vaardigheden: a. algemene academische vaardigheden; b. basale vaardigheden voor het in een later stadium zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek; c. filosofische vaardigheden: analyseren en interpreteren van wijsgerige teksten, mondeling wijsgerige gedachten formuleren, op schrift stellen van wijsgerige inzichten. 3. Filosofische vaardigheden gericht op een niet-filosofische context: a. het mondeling en schriftelijk verhelderen van de impliciete wijsgerige aspecten van niet-(expliciet) wijsgerige discussies: begrippen, argumenten, vooronderstellingen; b. het op een basaal niveau kunnen integreren van wijsgerige en vakwetenschappelijke kennis en inzichten; c. het vruchtbaar kunnen toepassen van wijsgerige vaardigheden en kunnen communiceren van kennis en inzicht in de context van onderwijs, een praktijk of beroep, en van publieke discussies. De masteropleiding Wijsbegeerte dekt qua onderwijs niet het volledige veld van de wijsbegeerte. Er zijn bij de inrichting van de opleiding keuzen gemaakt die verband houden met de aanwezige onderzoeksexpertise aan de faculteit, die tot uitdrukking komt in vijf profielen. Het onderwijs van de masteropleiding wordt door drie domeingroepen verzorgd, zoals genoemd in de paragraaf ‘Structuur en organisatie van de faculteit’. De profielen van het masteronderwijs aan de Vrije Universiteit zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Kennen, waarheid en zijn in analytisch perspectief (domein I) De wetenschappen: kennis, normativiteit en praktijk (domein I) De morele persoon, zijn oordelen en zijn handelen (domein II) Mens, cultuur en politiek in continentaal perspectief (domein II) Geschiedenis van de wijsbegeerte (domein III)
De eindkwalificaties van de masteropleiding Wijsbegeerte zijn als volgt vastgesteld:
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
23
1. Kennis en inzicht: a. verdieping van kennis en inzicht op het gebied van de eigen specialisatie in relatie tot de wijsbegeerte als geheel. 2. Wetenschappelijke vaardigheden: a. verdieping van de algemene academische vaardigheden; b. vermogen om zelfstandig wijsgerig onderzoek te verrichten, een eigen probleemstelling te formuleren en te doordenken, te participeren in een wijsgerig debat en een gedegen wijsgerige verhandeling te schrijven. 3. Filosofische vaardigheden gericht op een niet-filosofische context (vooral van toepassing op de maatschappelijke variant): a. het mondeling en schriftelijk verhelderen van de impliciete wijsgerige aspecten van niet-(expliciet) wijsgerige discussies: begrippen, argumenten, vooronderstellingen; b. het vruchtbaar toepassen van wijsgerige vaardigheden en kennis binnen een bepaalde beroepspraktijk of praktijksituatie en daarvan schriftelijk verslag uitbrengen. 4. Beroepsuitoefening: a. (begin van een) voorbereiding op een promotietraject in de wijsbegeerte; b. voorbereiding op een vervolgtraject tot docent Filosofie in het middelbaar onderwijs en in het hoger beroepsonderwijs; c. voorbereiding op een beroepspraktijk waarin kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot de wijsbegeerte een toegevoegde waarde hebben; d. voorbereiding op elke beroepspraktijk waarin algemene academische vaardigheden vereist zijn, met bijzondere aandacht voor abstractievermogen, creativiteit, heuristische vaardigheden, analytisch vermogen en uitdrukkingsvaardigheid. De masteropleiding Filosofie in bedrijf richt zich op de zelfstandige beoefening van de wijsbegeerte in relatie tot het veld van management en organisatie (M&O), en het vanuit de eigen expertise kunnen entameren en begeleiden van een filosofische reflectie ten behoeve van de praktijk van M&O naar aanleiding van grenservaringen in deze praktijk. Deze doelstelling is uitgewerkt in concrete eindkwalificaties: 1. Kennis en inzicht: a. grondige kennis van de algemeen wijsgerige theorieën die relevant zijn voor reflectie op de theorie en praktijk van M&O; b. wijsgerig, fundamenteel inzicht in klassieken op het gebied van M&O. 2. Wetenschappelijke vaardigheden: a. praktische vaardigheden in verband met filosoferen in arbeidsorganisaties; b. zelfstandig kunnen uitvoeren van wijsgerige reflectie op en verdieping van wijsgerige thema’s, vragen en problemen binnen het genoemde vakgebied, speciaal blijkend uit een zelfstandig geschreven verhandeling (scriptie) gebaseerd op eigen wijsgerig onderzoek. 3. Filosofische vaardigheden gericht op de praktijk van M&O: a. eigen praktijkervaring met filosofie, verantwoord in een stageverslag van wijsgerige werkzaamheden binnen een onderneming of een andere organisatie; b. zelfstandig kunnen uitvoeren van wijsgerige reflectie op en verdieping van wijsgerige thema’s, vragen en problemen binnen het genoemde vakgebied, speciaal blijkend uit een zelfstandig geschreven verhandeling (scriptie) gebaseerd op eigen wijsgerig onderzoek.
24
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie aan de Faculteit der Wijsbegeerte werd toegelicht dat de opleidingen weliswaar niet voorbereiden op een specifiek beroep, maar dat ze via de eindkwalificaties beogen tegemoet te komen aan de wensen van de beroepspraktijk. Oordeel De commissie constateert dat de doelstellingen van de bachelor- en masteropleiding aansluiten bij de criteria van het domeinspecifieke referentiekader. De vaardigheden die aan bod komen in de bacheloropleiding Wijsbegeerte benadrukken de maatschappelijke relevantie van het vak. De eindkwalificatie van de bacheloropleiding Wijsbegeerte die stelt dat de student leert om mondeling en schriftelijk ‘impliciete wijsgerige aspecten van niet-(expliciet) wijsgerige discussies’ kan verhelderen, laat zien dat de opleiding een rol voor de afgestudeerde ziet in de maatschappij. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Wijsbegeerte laten in voldoende mate zien welke profilering wordt nagestreefd. De bacheloropleiding Wijsbegeerte biedt een brede kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte, van de theoretische wijsbegeerte en van de praktische wijsbegeerte, en biedt gespecialiseerde kennis van en inzicht in een van de domeinen van de wijsbegeerte. Ook de eindterm van de masteropleiding Wijsbegeerte die stelt dat de opleiding voorbereidt ‘op elke beroepspraktijk waarin algemene academische vaardigheden vereist zijn, met bijzondere aandacht voor abstractievermogen, creativiteit, heuristische vaardigheden, analytisch vermogen en uitdrukkingsvaardigheid’ beantwoordt aan de bijdrage die van filosofen aan het publieke debat wordt verwacht. De eindkwalificaties van de masteropleiding Wijsbegeerte laten zien dat verdiepte kennis van en inzicht in het gebied van de eigen specialisatie in relatie tot de wijsbegeerte als geheel wordt opgedaan. Dit komt overeen met het domeinspecifieke referentiekader, waarin grondige kennis van minstens één van de binnen de opleiding aangeboden specialisaties wordt verondersteld. De commissie constateert dat de eindkwalificaties van de masteropleiding Filosofie in bedrijf passen bij het domeinspecifieke referentiekader. Dit is onder meer op te maken uit het feit dat de eindkwalificaties van de opleiding zich expliciet uitlaten over de relatie tussen de filosofie en het maatschappelijke leven. Het eigen karakter van de opleiding zou nog wat preciezer kunnen worden omschreven. De commissie is van oordeel dat de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen voldoen aan de eisen die daar door vakgenoten aan worden gesteld. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In hun zelfevaluatierapporten koppelen de drie opleidingen de eindtermen aan de Dublindescriptoren volgens onderstaand schema:
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
25
1 2 3
Eindterm Kennis en inzicht Wetenschappelijke vaardigheden Filosofische vaardigheden gericht op een niet-filosofische context/ Filosofische vaardigheden gericht op de praktijk van M&O
Dublin-descriptor Kennis en inzicht Toepassen kennis en oordeelsvorming Toepassing kennis en communicatie
inzicht,
leervaardigheden
en
inzicht,
oordeelsvorming
en
Uit het zelfevaluatierapport van de bacheloropleiding Wijsbegeerte blijkt dat studenten die de bacheloropleiding hebben afgerond beschikken over een gedegen basiskennis van de wijsbegeerte. Daarnaast hebben zij algemeen academische en filosofische vaardigheden verworven. De bacheloropleiding bereidt voor op de masteropleiding Wijsbegeerte doordat de student basale vaardigheden voor het later zelfstandig verrichten van onderzoek leert, evenals algemene academische vaardigheden. Daarnaast doet de student een brede kennis van de theoretische en praktische wijsbegeerte op. Zoals staat beschreven in het zelfevaluatierapport bouwt de masteropleiding Wijsbegeerte voort op de eindkwalificaties die horen bij een reguliere bacheloropleiding. Zij beoogt een verdere specialisering en het begin van een professionalisering te geven. Afgestudeerden zijn in staat zelfstandig een wijsgerig onderzoek te verrichten en de resultaten hiervan zowel mondeling als schriftelijk te presenteren. De masteropleiding Filosofie in bedrijf overstijgt en verdiept het inzicht van de toeganggevende bachelor door de eigen praktijkervaring in de filosofie, de zelfstandig geschreven scriptie en de theoretisch-wijsgerige bagage. Ook kan de student die de opleiding met succes heeft afgerond een eigen bijdrage leveren aan het ontwikkelen en toepassen van ideeën, daarover communiceren met vakgenoten en andere belangstellenden, en heeft de student een goede uitgangspositie om een eventuele vervolgstudie aan te vangen. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de opleidingen helder en adequaat hebben aangegeven op welke wijze de specifieke eindtermen van de opleidingen zich verhouden tot de algemene, internationale eisen die gesteld worden aan het niveau van een wetenschappelijke bachelor-, respectievelijk masteropleiding, zoals beschreven in de Dublin-descriptoren. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Wijsbegeerte, de masteropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Filosofie in bedrijf zijn gekoppeld aan de Dublin-descriptoren. Ook heeft de commissie kunnen vaststellen dat het niveau van de opleidingen tot uitdrukking komt in de eindkwalificaties, zoals ook blijkt uit het oordeel van de commissie over facet 1. De bacheloropleiding Wijsbegeerte heeft een breed karakter en er worden algemene academische vaardigheden opgedaan. De beide masteropleidingen kenmerken zich door de verdiepte kennis die wordt opgedaan en de specifiekere academische vaardigheden die de student aanleert. Daarmee voldoen de opleidingen aan de criteria voor dit facet. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
26
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Bij het formuleren van de eindkwalificaties heeft de bacheloropleiding Wijsbegeerte rekening gehouden met het feit dat voor bepaalde studenten het bachelordiploma een eindstation is, en dat studenten zich na het behalen van het diploma op de arbeidsmarkt begeven. De opleiding benadrukt dat een meerderheid van de studenten na het afronden van de bacheloropleiding doorstroomt naar een masteropleiding Wijsbegeerte en daarvoor over voldoende wetenschappelijke vaardigheden beschikt. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat studenten die de bacheloropleiding hebben afgerond voldoende kennis van en inzicht in de geschiedenis van de wijsbegeerte en van de theoretische en de praktische wijsbegeerte hebben. Verder hebben zij van twee van de domeinen van de wijsbegeerte verdiepte kennis en inzicht verworven. In de masteropleiding Wijsbegeerte worden de in de bachelor verworven kennis en vaardigheden verder ontwikkeld en op een hoger plan getild. De opleiding heeft een onderzoeksgericht profiel. Studenten kunnen zich in de vijf richtingen zoals genoemd bij facet 1 specialiseren, waarbij de onderzoeksprofielen van de Faculteit der Wijsbegeerte richtinggevend zijn. Daarnaast is kennis van tradities van de filosofie belangrijk. Hoewel er nog geen duidelijke internationaal erkende domeinspecifieke eisen zijn, laat de masteropleiding Filosofie in bedrijf in haar zelfevaluatierapport zien dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. In de eindkwalificaties is vastgelegd dat studenten kunnen reflecteren op eigen veronderstellingen en beschikken over vaardigheden als analytisch denken, logisch redeneren en schriftelijk en mondeling presenteren. Daarbij staan de hoofdthema’s ontologie, kennis en verantwoord handelen centraal. Oordeel De commissie is van oordeel dat de eindtermen van de bacheloropleiding Wijsbegeerte in voldoende mate omschrijven dat de opleiding een wetenschappelijke oriëntatie heeft. Uit de eindtermen blijkt onder andere dat de afgestudeerde beschikt over algemene academische vaardigheden en vaardigheden die hem in een later stadium in staat stellen zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. De opleiding voldoet aan het tweede criterium van het facet doordat het diploma de student toegang geeft tot masteropleidingen Wijsbegeerte aan de eigen en aan andere universiteiten. De eindtermen van de masteropleiding Wijsbegeerte sluiten in voldoende mate aan op de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. De afgestudeerde student van de masteropleiding is in staat zelfstandig onderzoek te verrichten en heeft zijn kennis van en inzicht in het gebied van de eigen specialisatie ten opzichte van de wijsbegeerte als geheel verdiept. De afgestudeerde beschikt daarnaast over voldoende vaardigheden om een promotietraject of een vervolgtraject docent Filosofie in het middelbaar onderwijs aan te vangen, en kan aan de slag binnen elke beroepspraktijk waarin algemene academische vaardigheden vereist zijn.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
27
De eindtermen van de masteropleiding Filosofie in bedrijf zijn in voldoende mate ontleend aan de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de afgestudeerde een grondige kennis van de algemeen wijsgerige theorieën heeft, waarmee hij in staat is te reflecteren op de theorie en praktijk van M&O. Ook de eindtermen die refereren aan het zelfstandig verrichten van wijsgerig onderzoek dragen bij aan een voldoende voor het facet ‘Oriëntatie wo’. De eindkwalificaties voldoen aan de inhoudelijke eisen die aan een masteropleiding worden gesteld. Studenten die de masteropleiding Filosofie in bedrijf hebben afgerond, zijn in staat om aan een promotietraject te beginnen. Gezien het karakter van de opleiding meent de commissie dat afgestudeerden eerder aan de slag zullen gaan in de beroepspraktijk. Bij facet 1 heeft de commissie vastgesteld dat bij alle opleidingen voldaan is aan de eisen van de wetenschappelijke discipline. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende.
1.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s De programma’s zijn geprogrammeerd naar de jaarindeling van de Vrije Universiteit. De twee semesters zijn verdeeld in drie perioden van respectievelijk 8, 8 en 4 weken. De bacheloropleiding Wijsbegeerte kent drie niveaus, corresponderend met de drie jaren. Het eerste jaar biedt voornamelijk inleidende vakken van 3 en 6 EC, zoals Ontologie, Epistemologie, Logica en Wijsgerige ethiek. Daarnaast worden enkele vakken besteed aan de ontwikkeling van academische vaardigheden, zoals het vak Wetenschappelijk schrijven dat in blok 6 wordt aangeboden. In het tweede jaar is het niveau zowel verbredend als verdiepend. De vakken Wetenschapsfilosofie en Filosofie van de islam zijn nog inleidend, waarna in de tekstcolleges verdieping plaatsvindt in twee van de disciplines. Ook is er in het tweede jaar ruimte gereserveerd voor de vakwetenschappelijke minor, die verplicht buiten de opleiding gevolgd moet worden. Door middel van het vak Vakwetenschap en wijsbegeerte wordt een verbinding gemaakt tussen de vakwetenschap en de filosofie. De academische vaardigheden worden uitgebouwd door middel van het vak Socratische methode. Het laatste jaar van de bacheloropleiding is verdiepend en specialiserend. Hier wordt toegewerkt naar een grote mate van zelfstandigheid van de studenten waarbij kritiek, reflectie en argumentatie centraal staan. De student volgt zes domeincolleges, waarvan minimaal drie uit hetzelfde domein moeten worden gekozen. Tezamen met de scriptie en de literatuurstudie vormen deze het afstudeerdomein van de student. De domeincolleges worden door zowel bachelor- als masterstudenten gevolgd met een verzwaringsdeel met bijbehorende aangepaste toetsing voor masterstudenten. De inhoud van de domeincolleges wisselt jaarlijks. De deeltijdopleiding verschilt alleen van de voltijdopleiding in de spreiding over de tijd. Deeltijdstudenten volgen steeds de helft van het aantal modules in vergelijking met de
28
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
voltijdstudenten. Het ene jaar volgen zij de historische vakken en een vaardigheidsonderdeel, het andere jaar de niet-historische vakken en een vaardigheidsonderdeel. Er is geen apart programma voor de deeltijders: de deeltijdstudenten volgen een module altijd samen met voltijdstudenten. Van de colleges van een module die ook deeltijders moeten volgen, wordt er altijd een op de avond geprogrammeerd om tegemoet te komen aan die deeltijders die de studie combineren met een baan overdag. Op de dagen dat deeltijders op de universiteit moeten zijn, hebben zij twee van de drie dagdelen college: ’s middags en ’s avonds. Voor bachelorstudenten is er in het tweede jaar binnen de minor de mogelijkheid om stage te lopen. Enkele studenten hebben hiervan bijvoorbeeld gebruikgemaakt door stage te lopen bij het Filosofie Magazine. Getalenteerde bachelorstudenten kunnen, na toelating door de Examencommissie, in het tweede en derde jaar van de opleiding een honoursprogramma van 30 EC volgen naast het reguliere onderwijsprogramma. Dit programma bestaat voor minimaal 12 en maximaal 18 EC uit modules binnen de faculteit en voor minimaal 12 en maximaal 18 EC uit vakken buiten de faculteit. Het programma wisselt jaarlijks en is telkens opgebouwd rondom onderzoek van betrokken docenten. De studenten van de masteropleiding Wijsbegeerte volgen drie domeincolleges, die zij volgen met studenten van de bacheloropleiding Wijsbegeerte. Bij facet 5 wordt nader ingegaan op de invulling van de domeincolleges; de toetsing van deze colleges komt aan de orde bij facet 11. Per domein worden, uitgestrekt over vier perioden, twee seminars aangeboden waarin zowel de kennis als de vaardigheden van de studenten verdiept worden. Het karakter van de seminars is interactief. De studenten geven korte referaten en bereiden vragen voor. In het tutorial van 6 EC, dat over het hele jaar verspreid plaatsvindt, heeft de student intensief contact met zijn of haar afstudeerdocent over literatuur die zoveel mogelijk overeenkomt met het onderwerp van het afstudeerproject. Het afstudeerproject omvat een literatuurstudie (9 EC), een leeronderzoek (3 EC) en de scriptie (18 EC). In het literatuuronderzoek wordt de kennis van het interessegebied verdiept. De student leert om zich een grote hoeveelheid stof zelfstandig eigen te maken. In het leeronderzoek wordt het schrijven van de scriptie ondersteund. Binnen het masterprogramma biedt de faculteit ook een maatschappelijke variant Wijsbegeerte aan, waarin een stage wordt afgelegd in een sector waarin de verkregen filosofische kennis en vaardigheden in de praktijk kunnen worden gebracht. In overleg met de stagecoördinator – dezelfde persoon als de tutor – wordt een relevante stageplaats geregeld, bijvoorbeeld bij een wetenschappelijk bureau van een politieke partij, een ethische adviescommissie of een filosofisch tijdschrift. Binnen deze maatschappelijke variant wordt de stage afgesloten met een stageverslag; de literatuurstudie wordt afgesloten met een beperkte scriptie. De scriptie dient in elk geval filosofische verdieping te geven aan de problematiek die centraal stond in de stage. De masteropleiding kent twee instroommomenten, te weten september en februari. Een goede student kan na het afronden van de masteropleiding doorstromen naar een promotietraject. In de vorm van een student-assistentschap bij een docent kunnen studenten in een zogeheten researchjaar toewerken naar een promotievoorstel. Ook kunnen afgestudeerden aan de slag als docent aan bijvoorbeeld het hbo en in niet-wetenschappelijke beroepen zoals de journalistiek en consultancy.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
29
Om de doelstelling en bijbehorende eindkwalificaties te realiseren heeft de masteropleiding Filosofie in bedrijf een onderwijsprogramma met zes vakken van elk 6 EC, waaronder Filosofie van management en organisaties, Ethiek in economie en bedrijf en Methodieken van filosoferen in bedrijf. Daarnaast is er tijd ingeruimd voor theoretisch onderzoek (maximaal 24 EC) en een stage (maximaal 14 EC). Voor het voltijd- en deeltijdprogramma worden geen aparte colleges gegeven, maar het onderwijsrooster voorziet in avondonderwijs. De opleiding kent een theoretische en een praktische variant. Het grootste verschil tussen beide is dat de praktische variant een stage van 14 EC en een scriptie van 10 EC heeft. Binnen de theoretische variant kunnen studenten kiezen tussen het vak Methodieken van filosoferen in de praktijk en een stage van 6 EC, en schrijven zij een verdiepend paper van 9 EC en een scriptie van 15 EC. Het programma voor voltijd- en deeltijdstudenten is hetzelfde. Wanneer iemand die een baan heeft de opleiding in deeltijd volgt en kiest voor de praktische variant, wordt gekeken of de stage in relatie tot deze baan ingevuld kan worden. Momenteel wordt de opleiding in samenwerking met de Universiteit Utrecht (UU) aangeboden. Vanaf 1 september 2010 wordt de opleiding alleen aan de VU gegeven omdat de UU zich heeft teruggetrokken als partner uit de masteropleiding Filosofie in bedrijf, omdat vanuit Utrecht de koppeling tussen onderwijs en onderzoek niet meer gegarandeerd kan worden.
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving In de bacheloropleiding Wijsbegeerte neemt de interactie met het onderzoek per jaar toe. Vooral in het derde jaar worden de onderzoeksactiviteiten van docenten gepresenteerd in de vorm van activerend onderwijs; ook in het tweede jaar gebeurt dit al vooral in de tekstcolleges. Vanaf het begin van de bacheloropleiding wordt van studenten verwacht dat zij wetenschappelijke teksten lezen, in het tweede en derde bachelorjaar neemt de moeilijkheidsgraad van de te lezen werken gaandeweg toe. Alle docenten in de bacheloropleiding functioneren in een onderzoeksgroep. Deze groepen hebben een sterk verband met de onderwijsdomeinen zoals genoemd bij facet 1. Vooral bij Argumentatie en Socratische methode, maar ook bij andere vakken worden vaardigheden waarover de student door het beroepsveld geacht wordt te beschikken na het afronden van de opleiding geoefend. In het vak Wetenschappelijk schrijven leert de student bijvoorbeeld een wetenschappelijk verantwoord paper te schrijven. De studenten volgen daarnaast verplicht een vakwetenschappelijk bijvak in het tweede jaar in de vorm van een minor, waarop in de laatste periode van het jaar vakwetenschappelijke reflectie plaatsvindt. In het kader van beroepsoriëntatie wordt om het jaar een bijeenkomst voor filosofen georganiseerd. De academische vaardigheden en de onderzoeksvaardigheden komen uitgebreid aan de orde bij het schrijven van de scriptie.
30
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Ook worden academische vaardigheden gericht op het zelfstandig uitvoeren van onderzoek verdiept. In de seminars gebeurt dit doordat studenten leren teksten kritisch te analyseren en evalueren, fundamentele vragen te stellen en deze vragen te verwoorden in een discussie met andere deelnemers. De literatuurstudie, het tutorial en het leeronderzoek helpen de student bij het voorbereiden en het schrijven van de scriptie en beslaan daarmee alle onderzoeks- en academische vaardigheden. Alle docenten van de masteropleiding Wijsbegeerte nemen deel aan wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor vindt interactie met het onderzoek plaats in zowel de domeincolleges, de seminars als het tutorial, waar de student intensief contact heeft met de docent en met hem voorgeschreven literatuur bespreekt. De seminars hebben betrekking op actueel filosofisch onderzoek van de docenten, waardoor problemen aan de orde komen die veelal ook voor docenten een uitdaging vormen. Ook liggen domeincolleges veelal op het gebied van onderzoek van de betrokken docent. Op deze manier worden studenten in de seminars ook in contact gebracht met de actuele praktijk van het beroep van wetenschapper. Studenten krijgen de mogelijkheid een stage te volgen en kunnen op die manier in contact komen met niet-wetenschappelijke beroepen. De interactie tussen het onderwijs van de masteropleiding Filosofie in bedrijf met onderzoek is gewaarborgd doordat alle leden van de onderzoeksgroep op het gebied van filosofie van management en organisatie betrokken zijn bij het onderwijs van de opleiding en hun onderzoek betrekken bij het onderwijs dat zij verzorgen. Enkele onderwerpen waarmee deze onderzoeksgroep zich bezighoudt zijn ‘management en goed bestuur’ en ‘organisatie als waardebepalende entiteit’. De studenten bestuderen voornamelijk secundaire literatuur en losse teksten van filosofen, zoals Foucault. Door haar kleinschaligheid kan volgens de opleiding veel aandacht geschonken worden aan de verwerving van academische vaardigheden. De studenten verrichten zelf geen empirisch onderzoek maar worden wel op de hoogte gebracht van relevante ontwikkelingen op het gebied van M&O. Bij het schrijven van de scriptie worden de filosofische onderzoeksmethoden vervolgens geoefend en getoetst. Het contact met de actuele praktijk wordt onder andere vormgegeven in de Werkgroep Filosofie, waar gastsprekers worden uitgenodigd die actief zijn op het gebied van M&O, en vanzelfsprekend ook in de stage. Oordeel Zowel de bachelor- als de masteropleiding Wijsbegeerte voldoet volgens de commissie aan de basisvoorwaarden die aan wetenschappelijk onderwijs worden gesteld. Doordat de inrichting van de bacheloropleiding nauw verbonden is met die van de onderzoeksgroepen wordt interactie met wetenschappelijk onderzoek gegarandeerd. Ook bestudeert de student tijdens de opleiding in toenemende mate primaire teksten en wordt er in de opleiding aandacht geschonken aan actuele wetenschappelijke theorieën. Daarnaast worden de benodigde vaardigheden gedurende het programma ontwikkeld. De commissie is van oordeel dat in de bacheloropleiding de interactie tussen onderzoek en onderwijs op een goede wijze is vormgegeven. In de masteropleiding Wijsbegeerte worden actuele artikelen bestudeerd en vindt interactie plaats met actueel onderzoek, doordat het onderzoek van de docenten aan de orde komt in het onderwijs. Daarnaast worden academische onderzoeks- en schrijfvaardigheden
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
31
ontwikkeld in zowel de literatuurstudie en het leeronderzoek als tijdens het schrijven van de scriptie. Hoewel de opleiding door zijn onderzoeksgerichte profiel in voldoende mate voorbereidt op een loopbaan als wetenschappelijk onderzoeker, verdient in het algemeen het volgen van de tweejarige researchmaster in dit opzicht toch de voorkeur. In dit licht bezien lijkt het aantal EC’s dat voor het afstudeertraject staat (30 +6 voor het tutorial) erg ruim bemeten. Hoewel de masteropleiding een beroepsgerichte variant kent waarin ruimte bestaat voor het volgen van een stage, meent de commissie dat de opleiding nog meer rekening zou kunnen houden met het feit dat de meeste afgestudeerden geen beroepstoekomst als wijsgerig onderzoeker tegemoet gaan. De opleiding zou in deze variant meer specifieke aandacht dienen te besteden aan de mogelijkheden en de problemen die afgestudeerde filosofen in een niet-filosofische beroepspraktijk ontmoeten bij het inzetten van hun kennis en vaardigheden. De commissie stelt vast dat de masteropleiding Filosofie in bedrijf voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een wetenschappelijke opleiding. Het programma heeft een specifieke doelgroep, waarop het programma is toegespitst. Dit verklaart dat de opleiding bij de wetenschappelijke onderbouwing veel nadruk legt op de praktische toepasbaarheid van de stof. Na terugtrekking van de UU uit de opleiding voorziet de commissie een sterkere verankering van het wetenschappelijke karakter van de opleiding. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving In het zelfevaluatierapport van de bacheloropleiding Wijsbegeerte staat een tabel waarin alle vakken van de bacheloropleiding gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. In het eerste jaar krijgen de studenten een overzicht van veel van de verschillende domeinen door de inleidende vakken, waar ook algemene academische vaardigheden worden geoefend. In het tweede jaar wordt deze kennis verdiept in twee tekstcolleges en maakt de student kennis met een vakwetenschap via de vakwetenschappelijke minor. Na de minor wordt in het vak Vakwetenschap en wijsbegeerte gereflecteerd op de minor. Tijdens het gesprek dat de commissie voerde met de bachelorstudenten kwam naar voren dat de vorm van dit college nog nader kan worden uitgewerkt. Desondanks wordt het college erg gewaardeerd door de studenten. Door de zes domeincolleges die de student volgt in het derde jaar, de literatuurstudie en de scriptie wordt ten slotte nog meer verdiepte kennis alsook academische en filosofische vaardigheden verkregen. Ook voor de masteropleiding Wijsbegeerte geldt dat alle vakken gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de studenten van de masteropleiding vanaf het begin van hun opleiding een specifiek traject volgen, op basis waarvan zij drie domeincolleges en twee tutorials kiezen. Tijdens het bezoek heeft de commissie veel gesproken over het niveau van de domeincolleges die door bachelor- en masterstudenten gezamenlijk worden gevolgd. De portefeuillehouder
32
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Onderwijs legde uit dat zowel bachelor- als masterstudenten de gemengde colleges waarderen. Voor de bacholorstudenten hebben de gemengde colleges volgens de opleiding het voordeel dat er meer volume is. Ook worden zij door de masterstudenten extra uitgedaagd; zij krijgen een eerste zicht op wat het betekent om op masterniveau te studeren. Het gezamenlijk volgen van domeincolleges door bachelor- en masterstudenten creëert volgens de opleiding de mogelijkheid om nieuwe initiatieven te ontplooien in het onderwijs. Ook worden de werk- en toetsvormen volgens de opleiding goed doordacht doordat de docenten een duidelijke differentiatie tussen bacheloropleiding en masteropleiding willen maken. De drie te volgen domeincolleges richten zich niet alleen op kennis en inzicht, maar ook op het vervaardigen en ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden als presenteren, wetenschappelijk schrijven en het doen van onderzoek. Uit de vakbeschrijvingen die de commissie tijdens het bezoek op Blackboard raadpleegde, viel niet altijd op te maken welke vaardigheden in welk domeincollege worden aangeleerd. De masterstudenten die de commissie tijdens het bezoek sprak, zeiden de differentiatie in het onderwijs expliciet te ervaren. In de studiehandleidingen die de commissie ontving na het bezoek bleken de verschillende eisen die worden gesteld aan bachelor- en masterstudenten uitgebreid beschreven staan. De masterstudenten bestuderen meer en moeilijker stof, geven referaten, bezoeken congressen en maken meer opdrachten. Ook worden zij verondersteld meer primaire teksten te lezen dan de bachelorstudenten in de colleges, bereiden zij lessen aan bachelorstudenten voor en leiden discussies tijdens de werkgroepen. Daarnaast worden voor masterstudenten extra verdiepende werkgroepen gegeven. Wetenschappelijke vaardigheden, zowel de algemeen academische als de specifiek filosofische vaardigheden, worden getraind tijdens seminars, de literatuurstudie en het schrijven van de scriptie, al wordt ook in deze drie werkvormen ruim aandacht besteed aan kennis en inzicht. De scriptie beslaat een relatief groot deel van het programma, omdat niet alleen de 18 EC die ervoor staan aan het onderzoek worden gespendeerd. Hoewel het leeronderzoek (3 EC) en de literatuurstudie (9 EC) zelfstandige onderwijsonderdelen zijn, gaan zij vooraf aan de scriptie, waarmee de totale omvang van het vooronderzoek tot aan het schrijven van de scriptie zelf 30 EC omvat. De filosofische en communicatieve vaardigheden die zijn gericht op een niet-filosofische context komen vooral tijdens de maatschappelijke stage aan de orde. Wat betreft de beroepsuitoefening richt de masteropleiding zich vooral op het doen van zelfstandig onderzoek. De opleiding benadrukt dat de verworven academische vaardigheden echter ook voorbereiden op werkzaamheden in andere sectoren, zoals het onderwijs, de journalistiek, reclame en consultancy. De vaardigheden die de student van de masteropleiding Filosofie in bedrijf nodig heeft om zelfstandig de wijsbegeerte in relatie tot het veld van M&O te beoefenen worden getraind in de algemene academische vaardigheden. Studenten schrijven memo’s ter voorbereiding op werkcolleges, geven presentaties en beantwoorden filosofische vragen tijdens colleges. Wijsgerige vragen met betrekking tot M&O komen aan de orde in de verplichte cursussen. Hierbij staan de vakfilosofische thema’s ontologie, epistemologie en verantwoord handelen centraal. Het vak Wijsgerige lezing van klassieke teksten op het gebied van M&O richt zich daarnaast ook op de fundamentele kennis van de klassieken op het gebied van M&O. Verder dragen scriptie en stage bij tot de realisatie van de doelstellingen van het programma. Zonder uitzondering vertelden de alumni die de commissie tijdens het bezoek sprak dat zij de kennis en vaardigheden die zij hebben opgedaan tijdens de opleiding dagelijks gebruiken in hun werk.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
33
Oordeel De commissie heeft de tabel in het zelfevaluatierapport waarin alle vakken van de bacheloropleiding Wijsbegeerte gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties bestudeerd en kan zich daarin goed vinden. De opleiding maakt duidelijk dat kennis van de geschiedenis van de wijsbegeerte en van de theoretische en praktische wijsbegeerte (eindterm 1a) in de inleidende vakken wordt verworven. In alle vakken worden wetenschappelijke vaardigheden en specifieke filosofische vaardigheden die kunnen worden toegepast in een niet-filosofische context verworven. De eindkwalificaties worden gespreid over het programma. De commissie heeft veel waardering voor de mogelijkheid tot reflectie die de bacheloropleiding Wijsbegeerte biedt aan de studenten die de niet-wijsgerige minor hebben gevolgd, via het vak Vakwetenschap en wijsbegeerte. De commissie stelt vast dat het vak een belangrijke bijdrage levert aan de vaardigheid om op basaal niveau wijsgerige en vakwetenschappelijke kennis en inzichten te integreren (eindterm 3b). De commissie stelt daarmee vast dat de opleiding voldoet aan de eisen bij dit facet. De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de masteropleiding Wijsbegeerte als voldoende. Er is, blijkbaar in toenemende mate, ernst gemaakt met de differentiatie van de werk- en toetsvormen bij de domeincolleges voor bachelor- en masterstudenten. In alle studiehandleidingen staan de extra eisen die aan masterstudenten worden gesteld beschreven. De extra literatuur die bestudeerd moet worden, draagt daarmee bij aan het verkrijgen van verdiepte kennis en inzicht op het gebied van de eigen specialisatie in relatie tot de wijsbegeerte als geheel (eindterm 1a), en de extra presentaties en papers die de studenten verzorgen, dragen bij tot een verdieping van de algemene academische vaardigheden. Toch meent de commissie dat het minder gewenst is deze formule bij alle drie te volgen domeincolleges toe te passen. Het niveau van de masteropleiding zal uiteindelijk beter gegarandeerd zijn als ten minste één college, en op de duur meerdere colleges binnen elk domein apart voor masterstudenten worden gegeven. Ook in andere masteropleidingen in Nederland die aanvankelijk met dezelfde formule werkten is daar inmiddels voor gekozen. De commissie adviseert de opleiding om in de nabije toekomst deze trend te volgen. Het onderzoeksgerichte profiel van de opleiding drukt zich in het bijzonder daarin uit dat, afgezien van de stagevariant, de voorbereiding en het schrijven van de scriptie de helft van het programma in beslag nemen. Ook in een onderzoekersopleiding lijkt dat de commissie te veel van het goede. Zolang de begeleiding van het afstudeertraject strak wordt georganiseerd, is het zelfs te prefereren ook in de voor de scriptie gereserveerde tijd een realistisch ambitieniveau met betrekking tot deze taak tot uitdrukking te brengen. Omdat zelfs studenten met een voorkeur voor wijsgerig onderzoek niet kunnen weten of zij in die richting een baan zullen kunnen vinden, zou het te overwegen zijn de vrijkomende ruimte binnen het programma te gebruiken voor een gerichte oriëntatie op een beroepstoekomst buiten het wijsgerige onderzoek, waarvoor onder facet 4 is gepleit. Op grond van bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de masteropleiding Wijsbegeerte voldoende is. De commissie heeft geconstateerd dat bij de masteropleiding Filosofie in bedrijf de sterke nadruk op koppeling met de beroepspraktijk in de eindkwalificaties terugkomt in het programma. Deze koppeling komt zowel naar voren tijdens de stage als in de verplichte cursussen. De koppeling tussen opleiding en de beroepspraktijk wordt onderstreept door het feit dat de alumni de opgedane kennis en vaardigheden inzetten in hun werk. De commissie spreekt haar waardering uit voor de unieke rol die de opleiding daarmee vervult in de wereld van bedrijf en bedrijfswetenschap in Nederland. Naar het oordeel van de commissie is de relatie tussen de doelstellingen en inhoud van de masteropleiding Filosofie in bedrijf goed.
34
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is goed.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Het onderwijs in het eerste jaar van de bacheloropleiding Wijsbegeerte bestaat uit een relatief groot aantal vakken van kleine omvang met op het eerste gezicht weinig integrerende onderdelen. De studenten die de commissie tijdens het bezoek sprak, gaven aan dat het van de desbetreffende docent afhangt in welke mate een vak binnen de context van de Wijsbegeerte wordt geplaatst. Het programma is niet zo opgezet dat dit als vanzelfsprekend gebeurt. Tijdens de gesprekken met betrokkenen bleek dat zowel studenten als docenten tevreden zijn over de manier waarop binnen het blokkensysteem invulling wordt gegeven aan het inleidende karakter van het eerste jaar, dat daarmee een goede basis legt voor de rest van de opleiding. Het project ‘Samenhang door intervisie’ waarbij docenten elkaars college volgden om op de hoogte te raken van de inhoud van elkaars vakken, was volgens de docenten een succes. De faculteit gaf tijdens het bezoek aan de intentie te hebben het project voort te zetten. In de studiegids wordt bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om met goed gevolg aan de cursus te kunnen deelnemen. De faculteit hanteert volgorde-eisen. Aan de onderdelen van het tweede jaar kan pas worden deelgenomen nadat de onderdelen van de betreffende deeldiscipline op inleidend niveau met goed gevolg zijn afgelegd. Aan de onderdelen van het derde jaar kan worden deelgenomen nadat de onderdelen van de betreffende deeldiscipline op verbredend-verdiepend niveau met goed gevolg zijn afgelegd. De samenhang van de minor wordt gegarandeerd door de examencommissie. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat het voor studenten soms lastig is om de vakwetenschappelijke minor binnen de gestelde ruimte in het rooster te plannen omdat andere faculteiten niet altijd precies in de ruimte die de faculteit biedt een consistent minorpakket kunnen leveren. Dit werd tijdens het bezoek aan de opleiding bevestigd door de studenten. De studenten met wie de commissie tijdens het bezoek sprak, lieten verder weten dat het vak Wetenschappelijk schrijven naar hun mening laat in het eerste jaar ingeroosterd staat. Het vak wordt pas in blok 6 gegeven, terwijl zij daarvoor al worden verondersteld papers te schrijven. Het zelfevaluatierapport beschrijft dat de studenten van de masteropleiding Wijsbegeerte vanaf het begin van de opleiding een traject kiezen, op basis waarvan zij drie domeincolleges en twee tutorials volgen. Deze colleges en tutorials bieden een passende context aan de specialisatie van de student. De student voegt daarmee in in een profiel, waarmee direct ook een (onderzoeks)lijn gegeven is. De samenhang wordt gegarandeerd door een tutor, die het gekozen traject van de student op nauwe voet volgt. Het zelfevaluatierapport geeft aan dat de vakken in de masteropleiding Filosofie in bedrijf een onderlinge verbinding hebben. De onderwerpen van de vakken sluiten aan op de drie filosofische hoofdthema’s: ontologie, epistemologie en verantwoord handelen. De coördinator van de masteropleiding waarborgt de samenhang van de eventuele stage en het scriptieonderwerp ten aanzien van de doelstellingen van de masteropleiding.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
35
Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de vakken in het eerste jaar gesegmenteerd worden aangeboden en te weinig in relatie staan tot de verdiepende modules verderop in de studie. De commissie acht een reflectie op de plaats van de inleidende vakken binnen het curriculum nodig. De commissie meent dat een lintstructuur tussen verschillende vakken in het eerste jaar de samenhang structureel zou kunnen bevorderen. Het intervisieproject van de docenten wordt in dit verband erg gewaardeerd door de commissie. Zij adviseert de faculteit het intervisieproject structureel uit te blijven voeren. In de ogen van de commissie wordt de samenhang tussen de minor en de rest van het programma versterkt door de vakwetenschappelijke reflectie en door het feit dat de minor moet worden goedgekeurd door de Examencommissie. Het voordeel van de gekozen opzet is dat de studenten kort na het einde van het eerste jaar een overzicht van de wijsbegeerte als geheel hebben. Het nadeel is dat in de vele kort op elkaar volgende vakken van voornamelijk 6 EC (in perioden van zes weken plus twee weken voor tentamens) niet erg diep op de stof kan worden ingegaan. Het is de commissie gebleken dat sommige studenten zich door deze opzet onvoldoende uitgedaagd voelen en de tekstcolleges in het tweede jaar als een verademing ervaren. Voor sommige voor de filosofie toch wel centrale systematische vakken, zoals Ontologie en Epistemologie, is in het eerste jaar wel erg weinig ruimte (3 EC) gereserveerd. Om de voordelen van de opzet vrijwel geheel te behouden en de nadelen te verkleinen, zou de opleiding kunnen overwegen het onderdeel Tekstcollege in het programma naar voren te halen, en te verbinden met een systematisch of historisch vak, dat daardoor een grotere omvang krijgt en over twee blokken kan lopen. Op basis van deze observaties komt de commissie tot de conclusie dat de samenhang van het programma van de bacheloropleiding Wijsbegeerte voldoende gegarandeerd is. De eindscriptie neemt in het curriculum van de masteropleiding Wijsbegeerte de belangrijkste plek in. Het door de masterstudent gekozen profiel komt terug in de domeinvakken en het scriptieonderwerp. Dit scriptieonderwerp staat centraal in het tutoraat, het leeronderzoek en de literatuurstudie. De tutor houdt daarbij de samenhang van het programma nauwlettend in het oog. Daarmee constateert de commissie dat de samenhang van het programma voldoende gewaarborgd is. De samenhang van het programma van de masteropleiding Filosofie in bedrijf wordt voldoende gewaarborgd door de coördinator, die zorg draagt voor de afstemming van stage, scriptieonderwerp en doelstellingen van de opleiding. De commissie verwacht dat wanneer vanaf september 2010 de VU de opleiding zelfstandig aanbiedt, dit de samenhang van het programma verder zal versterken. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Het zelfevaluatierapport meldt dat 70% van de studenten van de bacheloropleiding Wijsbegeerte vindt dat de studielast overeenkomt met de beschikbare hoeveelheid uren. Tijdens het bezoek begreep de commissie van enkele bachelorstudenten dat studenten verschillende vakken,
36
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
waaronder Epistemologie en Ontologie, als lastig ervaren. De studenten stellen dat dit niet problematisch is, omdat de wat zwaardere vakken gecompenseerd worden door de wat lichtere. Structurele struikelblokken doen zich niet voor. De masteropleiding Wijsbegeerte stelt in het zelfevaluatierapport dat het programma zo is opgebouwd dat de studenten een gelijkwaardige spreiding van hun studielast over de verschillende perioden hebben. Het tutorial, de literatuurstudie en de scriptie worden geprogrammeerd in overleg met de begeleider van het afstudeerproject, zodat rekening kan worden gehouden met de verdere programmering. Vooral de perioden 3 en 6 worden gevuld met deze onderdelen, maar ook in alle verdere perioden gebeurt dat, zodat de studielast in alle perioden 12 EC bedraagt. Tijdens het bezoek lieten de studenten van de masteropleiding weten het programma studeerbaar te vinden. De masteropleiding Filosofie in bedrijf kent een tweede instroommoment, waardoor studenten zowel in september als in februari met de opleiding kunnen beginnen. Deze studenten volgen gewoon de colleges die ook aan de septemberinstromers worden aangeboden; de cursussen zijn onafhankelijk van elkaar te volgen. De opleiding zorgt ervoor dat over een periode van twee jaar alle colleges eenmaal in de avond worden aangeboden. Deeltijdstudenten met een baan kunnen, ook wanneer zij in februari instromen, op die manier het programma binnen de gestelde termijn doorlopen. Oordeel De commissie beoordeelt de studielast op grond van de in het zelfevaluatierapport genoemde enquêtegegevens uit begin 2009, de gesprekken die zij heeft gevoerd met studenten, docenten en alumni, en het studiemateriaal en de Blackboardpagina’s die zij heeft ingezien. De commissie heeft geconcludeerd dat de reële studielast van de vakken niet altijd overeenkomt met de nominale studielast. De commissie constateert dat lastiger vakken de minder intensieve vakken compenseren en dat de studielast over het geheel genomen in orde is. Wel adviseert de commissie de studielast in het eerste jaar van de bacheloropleiding Wijsbegeerte in de gaten te houden. De commissie stelt vast dat de studielast van de verschillende onderdelen van de masteropleiding Wijsbegeerte op zichzelf genomen redelijk is. Toch doet zich een probleem voor doordat de domeincolleges over het hele jaar gespreid zijn en de studenten op twee verschillende momenten, in september en in februari, kunnen instromen. Doordat studenten gebonden zijn aan het domein waarvoor zij al in hun bachelorstudie hebben gekozen en daarbinnen colleges moeten volgen die zij nog niet gevolgd hebben, kunnen zij, als zij het programma binnen één jaar willen voltooien, er in het algemeen niet voor kiezen eerst aan hun collegeverplichtingen te voldoen en daarna het afstudeertraject in te gaan. Zij zullen in een vroeg stadium, terwijl zij nog cursussen moeten afronden of daaraan zelfs nog moeten beginnen, een onderwerp voor hun scriptie moeten kiezen, óf studievertraging voor lief moeten nemen. Dit probleem kan althans voor een deel worden ondervangen door de omvang van het afstudeertraject te beperken, zoals bij de bespreking van de facetten 4 en 5 is bepleit. Het kan alleen volledig worden opgelost door de domeincolleges te vervangen door cursussen die alleen in de masteropleiding worden aangeboden, en waarschijnlijk dan nog alleen als er per jaar maar één instroommoment is. De commissie stelt vast dat de masteropleiding Filosofie in bedrijf in voldoende mate studeerbaar is. De onderdelen zijn evenwichtig verspreid over de twee semesters en de commissie heeft met betrekking tot het programma geen factoren ontdekt die de studievoortgang belemmeren. De opleiding houdt in voldoende mate rekening met deeltijdstudenten, die de
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
37
meerderheid van de studentenpopulatie van de opleiding uitmaken. Dit komt tot uitdrukking in de twee instapmomenten die de opleiding heeft, en de deeltijdvariant die wordt aangeboden. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De bacheloropleiding Wijsbegeerte is toegankelijk met een vwo-diploma en een hbo-propedeuse. De opleiding stelt geen taaleisen aan de studenten, maar studenten worden wel geacht teksten waarvan het origineel in het Frans of Duits is in de oorspronkelijke taal te lezen. Tijdens het gesprek dat de commissie voerde met de bachelorstudenten hebben deze niet aangegeven hier problemen mee te hebben. De docenten van de opleiding gaven tijdens het bezoek aan dat een hbo-propedeuse weliswaar wettelijk toegang verschaft tot de opleiding, maar dat deze studenten in de praktijk moeite hebben met het programma. Zij vallen relatief vaker uit dan studenten die instromen vanuit het vwo. De opleiding geeft in haar zelfstudie aan dat de jaarlijkse instroom gemiddeld vijftig studenten bedraagt. Daarvan komt ongeveer de helft direct van het vwo. Studenten die de bacheloropleiding Wijsbegeerte met succes hebben afgerond, krijgen automatisch toegang tot de masteropleiding Wijsbegeerte. De masterstudenten die de commissie tijdens het bezoek gesproken heeft, geven aan dat het programma goed te volgen is na afronding van deze vooropleiding. Toelating op grond van een andere vooropleiding, zoals een andere universitaire bacheloropleiding of een hbo-opleiding, is alleen mogelijk wanneer eerst een wijsgerige ‘minor’ van 90 EC is afgerond. De definitieve toelating tot de masteropleiding Wijsbegeerte behoeft instemming van de Examencommissie. De instroom van de masteropleiding wisselt jaarlijks. In september 2005 startten 16 studenten met de opleiding, van wie 10 vanuit de eigen bacheloropleiding, 4 vanuit een andere universiteit en 2 uit het hbo. In september 2006 waren dat er 8, die allen doorstroomden vanuit de eigen bachelor. Van de 13 studenten die in 2007 begonnen aan de opleiding hadden 3 een wijsgerig diploma van een andere universiteit op zak; de overige 10 kwamen uit de eigen bacheloropleiding. In 2008 begonnen 8 studenten aan de masteropleiding, van wie 1 uit het hbo en de rest vanuit de eigen bacheloropleiding. In haar zelfevaluatierapport vermeldt de masteropleiding Filosofie in bedrijf dat de opleiding vooral filosofisch geïnteresseerde beroepsbeoefenaars trekt. Het aantal studenten met een filosofische vooropleiding is, in het licht van het totaal aantal deelnemers, niet groot. Het aantal studenten dat de studie in deeltijd volgt, is relatief hoog. De opleiding denkt dat mensen die al enige tijd werken eerder worden aangesproken door de opleiding dan studenten die net hun bacheloropleiding hebben afgerond. De formele ingangseisen van de opleiding, zoals beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling, zijn: • een universitaire bacheloropleiding Wijsbegeerte, met een minor op het gebied van
organisatie en management (15 EC) (of een verwante studierichting zoals economie,
38
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
bestuurskunde, arbeids- en organisatiepsychologie, arbeids- en bestuursrecht, bedrijfscommunicatie, et cetera, en/of relevante werkervaring); • een universitaire bacheloropleiding op het gebied van organisatie en management (of een verwante studierichting zoals economie, bestuurskunde, arbeidsen organisatiepsychologie, arbeids- en bestuursrecht, bedrijfscommunicatie) plus een premaster van 60 EC; • een hbo-bachelordiploma op het gebied van organisatie en management (of een verwante studierichting zoals economie, bestuurskunde, arbeids- en organisatiepsychologie, arbeidsen bestuursrecht, bedrijfscommunicatie, et cetera) plus een premaster van 60 EC. Vrijstelling kan worden verkregen voor een deel van het vereiste premasterprogramma op grond van eerder afgelegde studieonderdelen Wijsbegeerte, dit ter beoordeling van de Examencommissie. Tijdens het bezoek aan de opleiding sprak de commissie met studenten van de masteropleiding Filosofie in bedrijf. Zij hadden allen de premaster doorlopen voor aanvang aan de masteropleiding en lieten de commissie weten tevreden te zijn over het programma zelf, en over de mate waarin het hen voorbereidde op de masteropleiding. Wat betreft de instroom begonnen er in 2008 20 studenten aan de masteropleiding Filosofie in bedrijf en stonden er in totaal 15 studenten ingeschreven bij de opleiding. Oordeel De commissie stelt vast dat de instroom van de bacheloropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de eisen. De procedures volgen de wettelijke voorschriften voor zover het instroom vanuit het vwo en hbo betreft. De commissie stelt daarnaast vast dat studenten die vanuit het hbo instromen wettelijk voldoen aan de ingangseis van de opleiding, maar dat dit niet altijd een succesvolle afronding van de opleiding garandeert. Zolang studenten werkelijk geacht worden Duitse en Franse teksten te kunnen lezen en studenten tot de studie worden toegelaten met tekorten in de kennis van deze talen, zou de opleiding hun een mogelijkheid moeten bieden deze tekorten weg te werken. De commissie stelt vast dat de instroom van de masteropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de wettelijke eisen. Doordat toelating tot de masteropleiding door de Examencommissie wordt gegeven, is de kwaliteit van de instroom voldoende gewaarborgd. De commissie stelt vast dat de masteropleiding Filosofie in bedrijf voldoet aan de eisen omtrent de instroom. Voor studenten met een ander diploma dan een wijsgerige bachelor is een premasterprogramma opgesteld. De commissie heeft de inhoud van de premaster onderzocht en stelt vast dat wanneer een student deze met succes doorloopt, hij of zij in staat moet zijn om de masteropleiding af te ronden. De procedure omtrent de premaster staat duidelijk omschreven. De commissie meent dat blijvende aandacht moet worden besteed aan het ingangsniveau van de studenten en dringt er daarom op aan niet te gemakkelijk vrijstellingen te geven voor delen van het premasterprogramma. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
39
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Wijsbegeerte omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Wijsbegeerte omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Filosofie in bedrijf omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De bacheloropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Filosofie in bedrijf voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De VU kent een universiteitsbreed didactisch concept dat aangeduid wordt met de term ‘community of learners’. Deze visie krijgt aan de faculteit gestalte door de manier waarop studenten leren actief te participeren in wijsgerig onderzoek in de academische praktijk. In het didactisch concept dat door de Faculteit der Wijsbegeerte is uitgeschreven in de Onderwijsvisie 2009 staat dat de faculteit zich bij haar opleidingen laat voorstaan op een heldere programmering, een pluraliteit van werkvormen, aandacht voor de individuele student en een overtuigende binding tussen onderwijs en onderzoek. In het eerste jaar van de bacheloropleiding Wijsbegeerte kent het programma relatief veel contacturen, namelijk 14 per week. De studenten krijgen hoorcolleges, maar er wordt ook activerend onderwijs in de vorm van werkcolleges en practica gegeven. Uit het zelfevaluatierapport en uit de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat werkvormen divers zijn: hoorcolleges, werkcolleges, practica, papers en presentaties wisselen elkaar af in het programma. Tijdens het bezoek van de commissie aan de opleiding bleek dat de werkvormen niet op gestructureerde wijze aan vakken of eindtermen worden gekoppeld. Uit de gesprekken met de docenten bleek verder dat de opleiding op dit punt geen strakke regie voert. In het tweede jaar van de bacheloropleiding reflecteren de studenten op de vakwetenschappelijke minor die zij hebben gevolgd en de relatie van deze vakwetenschap met de Wijsbegeerte, in het vak Vakwetenschap en wijsbegeerte. In het derde jaar van de bacheloropleiding volgt de student domeincolleges waarin hij steeds meer zicht krijgt op de onderzoekskant van de filosofie. Ook wordt in de literatuurstudie,
40
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
waarbij hij met de docent in gesprek gaat over gelezen literatuur, actieve deelname van de student verwacht. De opleiding merkt in het zelfevaluatierapport op dat het vaardighedenonderwijs steeds meer geïntegreerd is in de inhoudelijk-filosofische vakken. Op die manier worden de vaardigheden continu geoefend. De masteropleiding Wijsbegeerte is onderzoeksgericht, wat blijkt uit de hoeveelheid studiepunten die studenten besteden aan de voorbereiding en het schrijven van hun scriptie. Het leeronderzoek, de literatuurstudie en de scriptie omvatten gezamenlijk 30 EC. Het overige deel van het programma, dat bestaat uit de domeincolleges en het seminar, biedt de studenten de gelegenheid hun kennis van enkele domeinen van de wijsbegeerte alsook relevante vaardigheden te verdiepen en uit te breiden. Door de relatief kleine groepen heeft het onderwijs van de opleiding een activerend karakter. Tijdens de colleges worden bijvoorbeeld papers en opdrachten nabesproken. Ook bezoeken de studenten gezamenlijk conferenties en worden zij mede beoordeeld op hun activiteiten in de digitale leeromgeving Blackboard. In de masteropleiding Filosofie in bedrijf staat reflectief leren centraal. Dit reflectieve leren wordt bevorderd door interactief onderwijs. Dit interactieve onderwijs krijgt vorm door het kleinschalige onderwijs, door de papers en memo’s die de studenten moeten schrijven en het commentaar dat daarop wordt gegeven door docenten. De werkvormen die worden gehanteerd, zijn die van hoorcolleges en werkcolleges. De meeste onderdelen van het programma zijn een mengvorm, op twee vakken na waar het accent ligt op werkcolleges waarbij voor elke bijeenkomst een opdracht of memo’s moeten worden voorbereid. Omwille van het bevorderen van de schrijfvaardigheid en het ontwikkelen van een eigen visie kent de opleiding geen schriftelijke tentamens, maar schrijven de deelnemers eindpapers ter afsluiting van elke module. Oordeel Vooral in de latere fase van de bacheloropleiding Wijsbegeerte komt het concept ‘community of learners’ op gang. Het activerende onderwijs is niet strak geregisseerd, maar uit de gesprekken blijkt dat docenten een goede invulling geven aan de verschillende colleges en dat er door de opleiding op wordt toegezien dat het onderwijs voldoende activerend is. De commissie signaleert een grote verscheidenheid aan werkvormen en merkt op dat het vaardighedenonderwijs de actieve participatie van de student stimuleert. De commissie adviseert de opleiding meer structuur aan te brengen in het activerende karakter van het onderwijs, door bijvoorbeeld de eindtermen van de opleiding per vak in matrixvorm te koppelen aan de te ontwikkelen vaardigheden. De commissie spreekt haar waardering uit over de hoeveelheid contacturen in het eerste bachelorjaar. Zij is in het bijzonder positief over de manier waarop de opleiding door middel van een werkgroep die is geprogrammeerd na de minor verband legt tussen de filosofie en het bestudeerde vakwetenschappelijk onderwijs. Concluderend is de commissie van mening dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen hier goed op aansluiten. De commissie stelt vast dat de vormgeving van de masteropleiding Wijsbegeerte voldoende is afgestemd op de inhoud. Het onderwijs is activerend van karakter, waardoor de studenten in staat worden gesteld de doelstellingen te realiseren. Ook constateert de commissie dat de opleiding het didactisch concept van de faculteit in voldoende mate integreert in het programma. Met name in de domeincolleges signaleert de commissie een pluraliteit aan werkvormen. De commissie stelt hiermee vast dat de werkvormen aansluiten op de leerdoelen van de opleiding.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
41
De commissie stelt vast dat de masteropleiding Filosofie in bedrijf voldoet aan de bij dit facet gestelde eisen. Het didactisch concept van reflectief leren is in lijn met de doelstelling van de opleiding dat de student zelfstandige reflectie leert uit te voeren. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept, doordat in ruime mate interactief onderwijs wordt verzorgd in de vorm van werkcolleges. Het kleinschalige karakter van de opleiding garandeert het interactieve karakter van de werkgroepen. Ook wordt op memo’s die de studenten voorbereiden voor enkele werkgroepen feedback gegeven door docenten. Op die manier staat reflectief leren in alle vakken centraal. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De Faculteit der Wijsbegeerte heeft een Handleiding toetsen en beoordelen ontwikkeld om de kwaliteit van de tentamens te waarborgen en de uniformiteit van beoordeling te bevorderen. Voor de beoordelingscriteria van scripties zijn per opleiding scriptieregelingen opgesteld. De handleiding is beschikbaar op de onderwijsschijf van de faculteit en wordt regelmatig aan de orde gesteld in intervisiebijeenkomsten, het werkoverleg en intercollegiaal overleg over toetsen. Onlangs is de faculteit begonnen met het intercollegiaal toetsen van tentamens. Docenten leggen de door hen ontworpen toetsen aan ten minste één collega voor. Tijdens het bezoek constateerde de commissie naar aanleiding van de gesprekken met de docenten en de Examencommissie dat hierop strikt wordt toegezien. Alle opleidingen melden in hun zelfevaluatierapporten dat studenten altijd feedback ontvangen op hun beoordeelde werk. Papers en werkstukken worden nabesproken, bij korte opdrachten krijgt de student mondeling of schriftelijk commentaar. De studenten met wie de commissie tijdens haar bezoek aan de opleidingen sprak, bevestigden dit. De toetsvormen in de bacheloropleiding Wijsbegeerte zijn pluriform, namelijk schriftelijke tentamens, mondelinge tentamens (meestal naar aanleiding van een paper), tussentijdse opdrachten, papers of werkstukken en take-home-tentamens met essayvragen. Literatuurstudies worden in de regel mondeling getoetst, aan de hand van een door de student ingeleverd paper, of een samenvatting en/of stellingen. Tentamens vinden aan het eind van de periode waarin het onderwijs wordt aangeboden plaats, met per jaar één herkansingsmogelijkheid voor elke module aan het einde van het studiejaar. De herkansingen zijn geprogrammeerd in weken dat er verder geen colleges of tentamens zijn. De docenten gaven tijdens het bezoek aan collegiale toetsing voor schriftelijke tentamens in te willen voeren. Door middel van deze collegiale toetsing willen zij de kwaliteit van de tentamens waarborgen. Tijdens het bezoek aan de opleiding werden de vragen van schriftelijke tentamens en de bijbehorende sleutels door de commissie ingezien. De commissie kon zich zo een beeld vormen van het niveau van de tentamens en de beoordelingen. Bij de beoordeling van de bachelorscriptie is naast de begeleider een tweede lezer betrokken. De scriptiebegeleider verzorgt het hele begeleidingstraject. Wanneer de scriptie in grote lijnen gereed is, leest een tweede lezer de scriptie. De tweede lezer fungeert dus als extra check voor
42
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
de kwaliteit van de scriptie. Als tweede lezer wordt over het algemeen een docent gezocht die affiniteit heeft met het onderwerp van de scriptie. In de meeste gevallen geeft de tweede lezer nog aanwijzingen ter verbetering van de scriptie, maar dat is geen regel. De regel is dat de tweede lezer toestemming moet geven voor het afstuderen op basis van de scriptie. In alle onderdelen van de masteropleiding Wijsbegeerte ligt het accent op het uitvoeren van opdrachten en het vervaardigen van papers en reviews met het oog op zelfstandige beoefening van de wijsbegeerte en aandacht voor de onderzoekskant van de discipline. De commissie was voorafgaand aan het bezoek vooral geïnteresseerd in de manier waarop de opleiding vormgeeft aan de differentiatie in de toetsing binnen de domeincolleges. Tijdens het bezoek ontving de commissie informatie over de verschillende vormen van tentaminering en de extra opdrachten die masterstudenten moeten maken. De prestaties van de masterstudenten worden op een ander niveau beoordeeld. De masterstudenten schrijven bijvoorbeeld een langer paper dan de bachelorstudenten. Waar de bachelorstudenten een samenvatting maken van een deel van de verplichte literatuur, worden masterstudenten bovendien beoordeeld op het houden van een referaat. Verder worden masterstudenten in een enkel geval geacht een minicollege te verzorgen voor de bachelorstudenten. De masterstudenten lieten zich tijdens het bezoek positief uit over de opzet van de domeincolleges en lieten de commissie weten een duidelijk verschil te ervaren ten opzichte van de eisen die worden gesteld aan de bachelorstudenten. Bij het behalen van een onvoldoende resultaat is herkansing mogelijk via een vervangende of aanvullende toets. Hoe vaak en op welke tijdstippen dit mogelijk is, wordt niet nader ingevuld. Tentamencijfers zijn onbeperkt geldig. Na zes jaar kan een aanvullend of vervangend examen worden opgelegd. Voor de beoordeling van de scriptie van de masteropleidingen Wijsbegeerte en Filosofie in bedrijf zijn de scriptiebegeleider, de tweede beoordelaar en tot slot de voorzitter van de Examencommissie verantwoordelijk. Deze laatste leest alle masterscripties om de uniformiteit van de beoordeling te waarborgen. Het accent van de masteropleiding Filosofie in bedrijf ligt, met het oog op zelfstandige beoefening van de filosofie van M&O, op het vervaardigen van papers en het maken van opdrachten. Ook worden studenten bij verschillende vakken getoetst op het beantwoorden van filosofische vragen. Het vak Wijsgerige lezing van klassieke teksten op het gebied van M&O vereist dat de student per bijeenkomst een memo inlevert, die door de docent wordt beoordeeld en voorzien van commentaar. Voor het vak Methoden en technieken in de praktijk houden de studenten een reflectief dagboek bij, dat aan het einde van de periode wordt beoordeeld. De opleiding kent geen traditionele schriftelijke en mondelinge tentamens. De Handleiding toetsen en beoordelen wordt niet gebruikt door de docenten van de opleiding. De docenten gaven tijdens het bezoek aan de opleiding aan dat er geen collegiale toetsing plaatsvindt bij het opstellen van eindopdrachten. Oordeel De commissie acht de beschrijving van de manier waarop tentamenvragen opgesteld moeten worden voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte erg nuttig. Ook is zij te spreken over het scriptiereglement, dat in het verleden niet altijd structureel werd toegepast maar inmiddels systematisch wordt gebruikt. De commissie adviseert de opleiding om de student het onderwerp van de bachelorscriptie te laten kiezen in aansluiting op de thematiek van een van de domeincolleges, en dat in het kader van dat college de voortgang van de scriptie wordt bewaakt.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
43
De commissie is zeer positief over het niveau van de toetsen die zij onder ogen kreeg en waardeert de intentie collegiale toetsing van tentamenvragen in te voeren. De commissie is lovend over de aangeleverde sleutels bij de tentamenvragen, die niet alleen van een erg goed niveau zijn maar ook de uniformiteit van de beoordeling waarborgen. De wijze waarop de scriptiebegeleiding is gestructureerd, is naar het oordeel van de commissie goed. Het oordeel van de commissie over de beoordeling en toetsing bij de bacheloropleiding Wijsbegeerte is derhalve ‘goed’. De commissie constateert dat de toetsing bij de domeincolleges in de masteropleiding Wijsbegeerte goed doordacht is opgezet en dat de opleiding zich creatief toont in de verschillende manieren waarop de differentiatie in toetsvormen wordt aangebracht. De eisen die worden gesteld aan de masterstudenten zijn aantoonbaar hoger dan die aan de bachelorstudenten worden gesteld. Verder stelt de commissie vast dat het toetsingsprotocol helder is. De toetsen sluiten aan bij de leerdoelen van de vakken, en toetsen of studenten voldoen aan de kwalificaties die zij moeten behalen. De herkansingen zijn buiten de regulier colleges om geprogrammeerd. Voor de vakken uit het eerste semester is er een herkansing aan het eind van het semester. Voor de vakken uit het tweede semester is er na de zomer, voor aanvang van het nieuwe studiejaar, een herkansingsmogelijkheid. De commissie adviseert de opleiding de geldigheidsduur van de tentamens te bekorten. De commissie oordeelt dat de toetsing van de masteropleiding Filosofie in bedrijf van voldoende kwaliteit is. De eisen die aan de tentamens worden gesteld zijn minder gedetailleerd dan bij de bacheloropleiding en de masteropleiding Wijsbegeerte. De commissie stelt vast dat adequaat wordt getoetst of de leerdoelen van het programma zijn behaald. De feedback op de memo’s die de studenten schrijven en het reflectieve dagboek zijn hiervan voorbeelden. De commissie meent dat het nuttig is om collegiale toetsing te laten plaatsvinden bij het samenstellen van de verschillende toetsen. Zij adviseert de opleiding dit dan ook in te voeren bij het opstellen van de opdrachten en voor de filosofische vragen die de studenten moeten beantwoorden. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende.
1.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving De faculteit heeft een overzicht aangeleverd van alle docenten die betrokken zijn bij de te beoordelen opleidingen, en de onderzoeksschool of het onderzoeksinstituut waaraan zij verbonden zijn. Nagenoeg alle docenten zijn gepromoveerd: de niet-gepromoveerde docent van de masteropleiding Filosofie in bedrijf is partner van een advieskantoor dat zich richt op 44
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
het filosoferen in organisaties. Alle gepromoveerde docenten combineren hun onderwijstaken met onderzoek, dat zij verrichten in onderzoeksscholen waarvan de kwaliteit regelmatig wordt gecontroleerd door externe experts. In 2006 is het wijsgerig onderzoek dat wordt uitgevoerd aan de faculteit beoordeeld. De verschillende onderzoeksgroepen scoorden op alle facetten een ‘goed’ tot ‘excellent’. Oordeel De commissie concludeert dat de docenten die het onderwijs aan de drie opleidingen verzorgen vrijwel allemaal gepromoveerd zijn en actief in onderzoek, dat regelmatig wordt beoordeeld. Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De commissie beoordeelt dit facet voor alle opleidingen met een voldoende. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De onderwijscapaciteit wordt ingezet voor al het onderwijs van de faculteit (bacheloropleiding Wijsbegeerte, masteropleiding Wijsbegeerte, masteropleiding Filosofie in bedrijf en de masteropleiding Christian Studies of Science and Society) en het universiteitsbrede vak Wijsgerige vorming. De zelfevaluatierapporten van de bacheloropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Wijsbegeerte stellen dat de student-stafratio gunstig is. In het academische jaar 2008-2009 stonden 126 studenten ingeschreven bij de bacheloropleiding Wijsbegeerte en beschikte de faculteit over 12,37 onderwijs fte. Het zelfevaluatierapport van de masteropleiding Wijsbegeerte laat zien te beschikken over 9,53 onderwijs fte. De instroom in het academische jaar 2008-2009 was acht. Het aantal docenten dat de masteropleiding Filosofie in bedrijf verzorgt, is volgens de opleiding momenteel voldoende. Het zelfevaluatierapport geeft aan over 2,5 onderwijs fte te beschikken en dat er buiten deze direct bij het onderwijs betrokken docenten een aantal docenten is op wie een beroep gedaan kan worden wegens hun specifieke deskundigheid. De opleiding geeft aan dat bij een groei van studentenaantallen problemen kunnen ontstaan. Tijdens het bezoek is de personele bezetting vanaf september 2010, wanneer de docenten uit Utrecht niet meer betrokken zijn bij de uitvoering van het programma, uitgebreid besproken. Het faculteitsbestuur heeft toegezegd te voorzien in voldoende capaciteit, omdat het de opleiding in stand wil houden. Het bestuur beoogt dit te bereiken door de inzet van docenten die al werkzaam zijn aan de Faculteit der Wijsbegeerte aan de VU, maar onderzoekt of de Faculteit der Sociale Wetenschappen en de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde bij de opleiding kunnen worden betrokken. Naast het reguliere onderwijs voor de bacheloropleiding en de masteropleidingen verzorgt de faculteit het vak Wijsgerige vorming voor bijna alle eerstejaarsstudenten van de Vrije Universiteit.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
45
Oordeel De commissie stelt vast dat er voldoende personeel is om de bacheloropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Wijsbegeerte te verzorgen, al erkent zij dat het vak Wijsgerige vorming, dat de vakgroep voor bijna alle eerstejaarsstudenten van de Vrije Universiteit verzorgt, een zware last legt op de faculteit. De commissie heeft geen informatie ontvangen waaruit blijkt dat er problemen zijn met de kwantiteit van het personeel. De commissie concludeert dat er voldoende personeel aanwezig is om de opleidingen met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Aangezien het faculteitsbestuur heeft toegezegd te voorzien in voldoende personeel voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf heeft de commissie er vertrouwen in dat de kwantiteit van het personeel zal volstaan. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving De zelfevaluatierapporten geven aan dat de inhoudelijke expertise van de docenten aansluit bij de doelstellingen en de eindkwalificaties van de opleidingen. Om de kwaliteit van het personeel te waarborgen worden jaargesprekken gevoerd, waarin onder meer de evaluaties van het onderwijs worden besproken. Uit de vakevaluaties die de commissie tijdens het bezoek onder ogen kreeg, bleek dat de studenten een hoge waardering hebben voor de kwaliteiten van de docenten. Door onduidelijkheid over de structuur van de faculteit werd het jaargesprekkenbeleid niet altijd goed uitgevoerd. Sinds september 2009 is de zogeheten sectiestructuur ingevoerd om meer duidelijkheid te scheppen in de structuur van de faculteit. Het bestuur hoopt er op die manier voor te zorgen dat het jaargesprekkenbeleid beter uitgevoerd kan worden dan in het verleden het geval was. Nieuwe docenten moeten de Basiskwalificatie universitair docent (BUD) halen. Ook worden verschillende vormen van overleg tussen docenten georganiseerd, waarin nieuwe ontwikkelingen worden doorgesproken en aan de hand van thematische discussies aspecten van het onderwijs aan bod komen. De faculteit heeft verder financiële middelen gereserveerd voor loopbaanbegeleiding en bijscholing. Het project ‘Samenhang door intervisie’ voor docenten had tot doel de samenhang tussen de diverse programmaonderdelen van de bachelopropleiding Wijsbegeerte te vergroten. Dit kreeg gestalte door intervisiebezoeken aan colleges van docenten aan hun collega’s, het nabespreken daarvan en enkele thematische plenaire bijeenkomsten. Het beeld uit het zelfevaluatierapport, dat de docenten enthousiast waren over het project, werd bevestigd in het gesprek dat de commissie had met docenten van de opleiding. Verder gaven de docenten aan in de toekomst ook elkaars toetsen en de nagekeken tentamens te willen inzien. Oordeel De commissie constateert dat de studenten positief zijn over de didactische kwaliteiten van hun docenten en stelt vast dat die kwaliteiten aan de maat zijn. De inhoudelijke expertise waarover de docenten beschikken dekt de verschillende onderdelen die in het programma aan de orde komen. De docenten zijn daarmee inhoudelijk gekwalificeerd om het onderwijs van de drie opleidingen te verzorgen. De commissie heeft geen informatie ontvangen waaruit blijkt dat docenten niet over organisatorische kwaliteiten beschikken voor de uitvoering van het programma. 46
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
De commissie ondersteunt het voornemen van de faculteit om in de bacheloropleiding het project ‘Samenhang door intervisie’ uit te breiden naar het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding. Het programma zou ook uitgebreid kunnen worden door regelmatig niet alleen de toetsvragen maar ook de beoordeling van enkele toetsen aan collega’s voor te leggen. Verder heeft de commissie geconcludeerd dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de programma’s te realiseren. Wel spreekt de commissie de hoop uit dat met de invoering van de sectiestructuur de cyclus van de jaargesprekken beter ten uitvoering zal worden gebracht. De commissie stelt vast dat de kwaliteit van het personeel voldoet aan de criteria. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende.
1.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De Faculteit der Wijsbegeerte deelt de onderwijsruimten en de voorzieningen met de Faculteit der Godgeleerdheid. In de zelfevaluatierapporten wordt opgemerkt dat de indeling van de werkgroepruimten niet ideaal is bij een volledige bezetting van 24 studenten. Dit komt echter zelden voor. Tijdens het bezoek heeft de commissie een rondleiding gehad door het gebouw, en heeft zij de onderwijsruimten, de bibliotheek en computerzaal gezien. De Faculteit der Wijsbegeerte beschikt over een eigen bibliotheek, waar studenten zelf bij de boeken kunnen. Ook staan er kasten met lopende tijdschriften en de belangrijkste naslagwerken. In de bibliotheek is een aparte ruimte waar studenten in stilte kunnen studeren. Verder heeft de faculteit een sociale ruimte waar studenten elkaar kunnen ontmoeten en waar onder meer een piano staat. Alle studenten van de faculteit hebben een eigen postvakje. Oordeel De commissie is onder de indruk van de studieruimten, de goed gefaciliteerde computerzalen en de uitgebreide bibliotheek waar studenten bij de boeken kunnen. Ook spreekt zij haar waardering uit voor de sociale ruimte en het postvakje waarover iedere student beschikking heeft, omdat deze voorzieningen niet alleen van praktisch nut zijn, maar ook bijdragen aan de sociale binding tussen studenten en faculteit. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is goed.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
47
Beschrijving In het eerste jaar van de bacheloropleiding Wijsbegeerte voeren studenten minimaal één gesprek met de studieadviseur. Studenten met tegenvallende resultaten voeren in het eerste jaar maximaal drie gesprekken met de studieadviseur. Het eerste gesprek, waarvoor alle studenten worden opgeroepen, dient ter kennismaking. Twee keer per jaar wordt een docentenvergadering gehouden, waarin de studievoortgang van alle studenten wordt besproken. Na de eerste docentenvergadering worden de studenten met tegenvallende resultaten opgeroepen voor een gesprek met de studieadviseur. Hetzelfde gebeurt in mei, na de tweede docentenvergadering. Het nadeel van dit systeem, zo liet de studieadviseur tijdens het gesprek weten, is dat vooral de studenten met wie het niet goed gaat veel aandacht krijgen. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat de studieadviseur te weinig tijd heeft om alle begeleidingswerkzaamheden te verrichten. Tijdens het gesprek met de studieadviseur en de Examencommissie vernam de commissie dat dit beeld genuanceerd moet worden. De studieadviseur kan wel degelijk alle studenten begeleiden, maar heeft niet voldoende tijd om extra initiatieven te ontplooien. Tijdens het gesprek dat de commissie voerde met de bachelorstudenten kwam naar boven dat hun ervaringen met de studiebegeleiding goed zijn. Wanneer studenten achterlopen op het programma, worden zij gemaild door de studieadviseur. Ook sturen docenten regelmatig een mail wanneer een student niet op college is geweest. Tot dit jaar nam een jaardocent de studiebegeleiding van de eerstejaarsstudenten voor zijn rekening. Deze jaardocent organiseerde, naast de reguliere studiebegeleiding, jaarlijks enkele activiteiten voor de studenten ter bevordering van de sociale binding en integratie van de studenten. Ook kon de jaardocent niet altijd een even krachtig signaal afgeven. Nadat een commissie zich boog over een pakket maatregelen ter bevordering van het studierendement en daarover een rapport aanbood aan het bestuur, zijn direct enkele wijzigingen doorgevoerd op het gebied van de studiebegeleiding. Nadat andere aspecten uit het rapport nader zijn uitgewerkt, zullen volgend studiejaar meer wijzigingen worden doorgevoerd, zoals de invoering van een docentmentoraat gedurende de gehele bacheloropleiding. De tutor speelt een belangrijke rol in de studiebegeleiding van de studenten van de masteropleiding Wijsbegeerte. Daarnaast heeft de Faculteit der Wijsbegeerte samen met de Faculteit der Godgeleerdheid een studieadviseur. Door de kleinschaligheid van de Faculteit der Wijsbegeerte is het mogelijk om iedere student gedurende het gehele mastertraject persoonlijk te begeleiden. Voorafgaand aan het traject – waarbij de student in principe invoegt in een domein dat het beste aansluit op het (bachelor)voortraject – kiest hij een scriptiebegeleider, met wie het concrete onderwijsprogramma wordt vastgesteld en het eigen onderzoekspad wordt uitgestippeld. Deze ‘tutor’ begeleidt de student de gehele masterstudie door. De studenten gaven aan tijdens het schrijven van hun scriptie en het doen van onderzoek goed door hun tutor begeleid te worden. Het zelfevaluatierapport geeft aan dat de coördinator van de masteropleiding Filosofie in bedrijf een grote rol speelt in de studiebegeleiding. Bij aanvang van de opleiding bespreekt de coördinator het te volgen traject met de studenten en houdt de voortgang in de gaten. Ook houdt de coördinator een vinger aan de pols bij de keuze van scriptieonderwerpen en de vormgeving van de stage. Wat betreft de informatievoorziening aan studenten maakt de faculteit gebruik van Blackboard. Studenten hebben via het Tentameninformatiesysteem (TIS) te allen tijde digitaal inzicht in hun tentamenresultaten. Ook is er voor de studenten van alle opleidingen een
48
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
studentenvolgsysteem, waarbij veel gegevens snel aan de student geleverd kunnen worden met betrekking tot zijn voortgang in de studie. Oordeel De commissie heeft een positief oordeel over de studiebegeleidingsactiviteiten van de studieadviseur. Tevens vindt zij het mentoraat, waarmee de bacheloropleiding Wijsbegeerte in september van start is gegaan, veelbelovend. De commissie is in het positief over de manier waarop de opleiding reflecteert op het uitgevoerde beleid en op voortvarende wijze verbeterplannen maakt en implementeert. Ook heeft zij waardering voor het feit dat de opleiding oog heeft voor het belang van sociale binding voor de bevordering van de studievoortgang. De commissie heeft geconstateerd dat er geen actieve voortgangscontrole plaatsvindt in het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding. De commissie ziet met belangstelling uit naar verdere implementatie van de maatregelen. De commissie heeft geconstateerd dat de studiebegeleiding bij zowel de masteropleiding Wijsbegeerte als de masteropleiding Filosofie in bedrijf aan de maat is. De student wordt gedurende het hele jaar begeleid bij het maken van keuzen over het te volgen programma tot en met het schrijven van de scriptie. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende. 1.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving Het Handboek kwaliteitszorg dat op centraal niveau is vastgesteld, levert de richtlijnen op het gebied van onderwijsevaluaties, stages en scripties, studiebegeleiding, toetsing en beoordeling en onderwijsorganisatie. Deze richtlijnen zijn door de faculteit nader uitgewerkt in een evaluatieprocedure, een scriptieregeling, een handleiding voor toetsing en beoordelen en de aanstelling van een studiebegeleider en een onderwijscoördinator. Op facultair niveau is in april 2009 besloten dat alle vakken bij de onderwijsevaluaties een minimale score van 4.0 op een schaal van 1 tot 5 moeten halen. De student- en docentleden van de Opleidingscommissie gaven tijdens het bezoek aan dat alle vakken worden geëvalueerd. Uit de evaluaties die de commissie onder ogen heeft gekregen, blijkt dat vooral bij vakken uit het tweede en derde bachelorjaar de respons laag is en daarmee een dunne basis vormt voor het systeem. Problemen die uit de evaluaties naar voren komen, worden aangepakt. De wijze waarop de problemen zijn opgelost, wordt vervolgens teruggekoppeld naar de leden van de Opleidingscommissie. Het interuniversitaire karakter van de masteropleiding Filosofie in bedrijf heeft als gevolg dat de vakken van deze masteropleiding niet geëvalueerd worden met de door het onderwijscentrum ontwikkelde vragenformulieren. Doordat geen van de vakken wordt afgesloten met een QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
49
schriftelijk tentamen, is het vooralsnog niet mogelijk geweest om evaluatieformulieren in te laten vullen door studenten. De curriculumevaluatie heeft tot nu toe vorm gekregen door middel van een enquête onder alumni. De scriptieregelingen zijn uitgebreid, al blijkt tijdens het gesprek met docenten dat de praktijk in vooral de bacheloropleiding weerbarstig is. De portefeuillehouder Onderwijs gaf tijdens het bezoek aan dat sinds het lopende collegejaar een tweede lezer de kwaliteit van de scriptie en de beoordeling ervan toetst. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen aan de criteria voldoen. De vakken van de bacheloropleiding en de masteropleiding Wijsbegeerte worden geëvalueerd en de resultaten van deze evaluaties worden besproken in de Opleidingscommissie. De commissie is positief over het geëxpliciteerde streefcijfer van een 4.0 waarmee een vak minimaal beoordeeld moet worden door studenten. Naast het positieve oordeel heeft de commissie nog enkele aanbevelingen voor de opleiding bij dit facet. De commissie adviseert de bacheloropleiding maatregelen te nemen om de lage respons in het tweede en derde bachelorjaar te verhogen. De commissie heeft kunnen vaststellen dat bij zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding Wijsbegeerte alle vakken worden geëvalueerd en dat binnen de Opleidingscommissie verbeterpunten worden besproken. De commissie beveelt aan bij elke cursus waarvoor afspraken ter verbetering zijn gemaakt systematisch na te gaan of de afspraken zijn uitgevoerd en tot verbetering hebben geleid. Wat betreft de masteropleiding Filosofie in bedrijf gaat de commissie ervan uit dat het, na het wegvallen van de UU vanaf september 2010, gemakkelijker wordt de structurele evaluatie van vakken te waarborgen. De commissie adviseert de opleiding om de procedures van de bacheloropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Wijsbegeerte over te nemen. De zorg voor de kwaliteit van de examens komt onder andere tot uiting in de scriptieregelingen. De commissie heeft geconstateerd dat de scriptieregelingen van zowel de bacheloropleiding als de masteropleidingen goed in elkaar zitten, maar dat deze regelingen nog niet structureel worden toegepast in de praktijk. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Het rapport Studiesucces dat in juli 2009 is verschenen en dat de commissie tijdens het bezoek kon inzien, geeft maatregelen tot verbetering van het rendement in de bacheloropleiding Wijsbegeerte. Het bestuur van de opleiding gaf aan dermate enthousiast geweest te zijn over de genoemde aanbevelingen dat het mentoraat in september is ingevoerd. Momenteel wordt proefgedraaid met het mentoraat en worden plannen voor de concrete invulling ervan uitgewerkt, waarna het mentoraat in september 2010 formeel ingevoerd wordt. Verder is zowel op verzoek van het College van Bestuur als naar aanleiding van de uitgesproken wens van studenten en docenten in het eerste jaar het aantal contacturen verhoogd. Daarnaast is er bij docenten op aangedrongen om studenten ook tijdens colleges meer papers te laten schrijven. De uitbreiding van het aantal contacturen heeft zich vooral
50
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
gericht op het verzorgen van meer werkgroepen, met het doel het onderwijs een meer activerend karakter te geven. Het bij facet 6 en 14 genoemde project ‘Samenhang door intervisie’ voor docenten in het eerste jaar om meer samenhang te creëren tussen de verschillende vakken is een project dat ook in dit verband genoemd kan worden. Naar aanleiding van evaluaties heeft de masteropleiding Wijsbegeerte een breder onderwijsaanbod gecreëerd door middel van de gedifferentieerde domeincolleges in combinatie met de verdiepingsfase van het bacheloronderwijs. Ook is het literatuuronderzoek verkleind en heeft de opleiding een tweede instroommoment ingevoerd. De masteropleiding Filosofie in bedrijf geeft in haar zelfstudie aan dat het, doordat de opleiding wordt aangeboden door twee instellingen, niet mogelijk is om de evaluaties volgens de formele procedures te laten verlopen. Wel is op informele wijze informatie verzameld over de mening van studenten en zijn er op basis daarvan verbetermaatregelen getroffen. Zo werd bij een vak iets te hoog gecijferd, wat bij de betreffende docent is aangekaart. Ook werd bij een ander vak de samenwerking van docenten niet altijd goed beoordeeld, waardoor er nu nog maar één vak door meerdere docenten wordt verzorgd. De opleiding verwacht dat wanneer de opleiding in haar geheel aan de VU zal worden verzorgd, het gemakkelijker zal zijn het kwaliteitsbeleid te waarborgen. Oordeel De commissie is erg positief over de manier waarop binnen de bacheloropleiding Wijsbegeerte en de masteropleiding Wijsbegeerte gereflecteerd wordt op de inhoud en de uitvoering van de verschillende programma’s en de verbetermaatregelen die worden genomen. Zij spreekt haar waardering uit over de veranderingen die momenteel worden doorgevoerd in het mentoraat in de bacheloropleiding en de hoeveelheid contacturen in het eerste jaar. Ook heeft de commissie waardering voor de manier waarop de masteropleiding invulling heeft gegeven aan de gedifferentieerde domeincolleges ten behoeve van de verdieping van haar studenten. Van de masteropleiding Filosofie in bedrijf heeft de commissie geen evaluaties gezien. Wel heeft de commissie kunnen vaststellen dat de informele kwaliteitszorg aan de maat is, omdat problemen aan het licht komen. Zij gaat ervan uit dat vanaf september 2010 ook bij deze opleiding de evaluaties structureel zullen uitmonden in verbetermaatregelen. De commissie heeft kennisgenomen van de toezegging van de faculteit om vanaf dat moment de kwaliteitsborging op dezelfde manier te regelen als bij de andere opleidingen. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De Opleidingscommissie komt regelmatig bijeen en de studentleden geven aan zich serieus genomen te voelen. Op voordracht van de studentleden zijn onderwerpen als collegetijden en de invulling van de minor op de agenda gezet. Ook zijn zij betrokken bij de brainstormsessies over het nieuw in te vullen mentoraat in het eerste jaar van de bacheloropleiding. De
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
51
studentleden representeren niet alle jaren van de bacheloropleiding, omdat het niet altijd mogelijk blijkt voldoende kandidaten te vinden. De docentleden van de Opleidingscommissie geven aan dat de commissie vooral een signalerende functie heeft. Wanneer uit een evaluatie blijkt dat iets niet in orde is met een vak, neemt de sectieleider dit op verzoek van de Opleidingscommissie op met de betreffende docent. Tussen de leden van de staf vinden verschillende vormen van overleg plaats. De docenten gaven aan dat de zogenoemde commissiecultuur weliswaar de schijn van bureaucratie met zich meebrengt, maar dat de medewerkers en studenten zich erdoor gehoord voelen. Hierdoor wordt draagvlak voor nieuw beleid gecreëerd. De faculteit onderhoudt contact met alumni door middel van een PR-alumnicommissie die activiteiten organiseert waarbij alumni betrokken worden, en het VU Magazine voor alle afgestudeerden van de VU. Ook wordt eens in de twee jaar een bijeenkomst van het beroepenveld georganiseerd, waar alumni worden uitgenodigd om de studenten te vertellen over hun huidige werkzaamheden. De alumni van de masteropleiding Filosofie in bedrijf spraken de wens uit meer betrokken te worden bij de opleiding, omdat zij verwachten dat het uitwisselen van kennis en ervaring tussen docenten, studenten en alumni zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de opleiding. De alumni verwachten bijvoorbeeld een rol te kunnen spelen bij het vinden van stageplaatsen voor studenten. Oordeel De commissie oordeelt dat de Opleidingscommissie naar behoren functioneert. Het overleg tussen de stafleden verloopt goed en de commissiecultuur waarin thematisch problemen worden aangepakt creëert draagvlak onder medewerkers en studenten. De commissie vindt dat het project ‘Samenhang door intervisie’ ook hier genoemd mag worden, omdat het de manier waarop het docenten samenbrengt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren onderstreept. Wat betreft het betrekken van alumni bij de interne kwaliteitszorg ziet de commissie mogelijkheden voor verbetering. Vooral de masteropleiding Filosofie in bedrijf kan profijt hebben bij een intensiever contact met haar alumni. De commissie stelt vast dat het contact met het beroepsveld moeizaam verloopt, maar realiseert zich dat het tegelijkertijd moeilijk is het beroepsveld te identificeren. Alles afwegende beoordeelt de commissie het facet met een voldoende. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende. 1.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
52
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Beschrijving De bachelorscriptie vormt het afsluitende werkstuk van de bacheloropleiding Wijsbegeerte, waarin studenten moeten laten zien dat zij een vraagstelling kunnen formuleren, vakwetenschappelijke literatuur kunnen verzamelen, bestuderen en evalueren, een onderzoeksopzet kunnen ontwerpen, bestudeerde literatuur kunnen problematiseren, beschikken over een creatief en kritisch denkvermogen en correct kunnen formuleren. Op basis van de beoordelingscriteria wordt, conform de eindkwalificaties van de opleiding, gekeken naar een heldere probleemstelling met daaruit afgeleide deelvragen, verantwoording van wetenschappelijke relevantie, een heldere uiteenzetting van gehanteerde begrippen, methoden en theorie, voldoende kwaliteit en betrouwbare weergave van onderzoeksgegevens en geraadpleegde literatuur, heldere en consistente argumentatie en bewijsvoering, heldere conclusies, creativiteit en originaliteit, verzorgde uiterlijke vormgeving, een duidelijke indeling en structuur, en correct taalgebruik. De commissie heeft voorafgaand aan het bezoek enkele bachelorscripties gelezen en heeft hierover tijdens het bezoek veel gesproken. Zij vernam dat het scripties betrof die tot stand waren gekomen tijdens de overgangsfase van het doctoraal naar de bachelor. Deze scripties dateerden uit de periode dat de studielast ervan 6 EC bedroeg. Per april 2009 is een nieuwe scriptieregeling ingegaan, waarin onder andere is vastgelegd dat het eindwerkstuk van 12 EC tussen de 15.000 en 20.000 woorden moet omvatten. De commissie heeft ter plekke de meest recente scripties ingezien. Het doel van de scriptie in de masteropleiding Wijsbegeerte is het tonen van wetenschappelijke bekwaamheid, ter afsluiting van de studie. Vanaf het begin van het masterjaar wordt toegewerkt naar de eindscriptie. Deze scriptie wordt opgebouwd vanuit de diverse andere onderdelen van het masterjaar. Met het eigenlijke schrijfwerk beginnen de studenten in de fase van het leeronderzoek. Aan het eind van de zesde periode wordt de scriptie afgerond. Op basis van de beoordelingscriteria wordt, conform de eindkwalificaties van de opleiding, gekeken naar een heldere probleemstelling met daaruit afgeleide deelvragen, verantwoording van wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie, een heldere uiteenzetting van gehanteerde begrippen, methoden en theorie, voldoende kwaliteit en betrouwbare weergave van onderzoeksgegevens en geraadpleegde literatuur, heldere en consistente argumentatie en bewijsvoering, heldere conclusies, creativiteit en originaliteit, verzorgde uiterlijke vormgeving, een duidelijke indeling en structuur, en correcte spelling en goed gebruik van de grammatica van de taal waarin de scriptie wordt geschreven. Studenten die de maatschappelijke variant volgen, werken in het literatuurcollege toe naar het schrijven van een beperkte scriptie die gebaseerd is op dit college. In het tweede semester van het masterjaar lopen zij stage, waarvan zij in periode zes een verslag schrijven. De hoeveelheid EC die binnen het programma worden besteed aan de scriptie komt daarmee op 30. De studenten gaven aan dat dit weliswaar veel is, maar dat zij de scriptie zien als meesterproef. Voorafgaand aan het bezoek heeft de commissie enkele scripties bestudeerd en zich op basis daarvan een beeld gevormd van het niveau dat individuele studenten aan het einde van hun studie hebben bereikt. Het doel van de eindscriptie van de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het afleggen van een proeve van wetenschappelijke bekwaamheid. De omvang van de scriptie bedraagt 15 dan wel 10 EC, afhankelijk van de keuze voor de theoretische dan wel de praktische variant. Op basis van de beoordelingscriteria wordt, conform de eindkwalificaties van de opleiding, gekeken naar een heldere probleemstelling met daaruit afgeleide deelvragen, verantwoording van wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie, een heldere uiteenzetting van gehanteerde
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
53
begrippen, methoden en theorie, voldoende kwaliteit en betrouwbare weergave van onderzoeksgegevens en geraadpleegde literatuur, heldere en consistente argumentatie en bewijsvoering, heldere conclusies, creativiteit en originaliteit, verzorgde uiterlijke vormgeving, een duidelijke indeling en structuur, en correcte spelling en goed gebruik van de grammatica van de taal waarin de scriptie wordt geschreven. De deadlines met betrekking tot het traject worden volgens de scriptieregeling strak gehandhaafd. Voorafgaand aan het bezoek heeft de commissie enkele scripties bestudeerd en zich op basis daarvan een beeld gevormd van het niveau dat individuele studenten aan het einde van hun studie hebben bereikt. Oordeel Na het lezen van de meest recente scripties van de bacheloropleiding Wijsbegeerte, die beduidend groter in omvang en van hogere kwaliteit waren dan de scripties die de commissie voorafgaand aan het bezoek las, heeft de commissie de verklaring voor de lagere kwaliteit van laatstgenoemde scripties geaccepteerd. Zij heeft geconstateerd dat het eindniveau van de opleiding aan de maat is. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de huidige scriptieregeling de kwaliteit van de scripties waarborgt. De opleiding heeft het eindniveau bewust verbeterd door de scriptie te verzwaren en er meer dan voorheen het geval was een afsluitend werkstuk van te maken. Daarmee is de bachelorscriptie in de ogen van de commissie een proeve van bekwaamheid. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het eindniveau van de bacheloropleiding. De commissie is onder de indruk van het niveau van de scripties van de masteropleiding Wijsbegeerte, waarvan de beoordelingen adequaat zijn toegekend. De commissie heeft tot haar genoegen geconstateerd dat de meerderheid van de masterscripties van goed niveau is en dat enkele scripties van uitzonderlijk hoog niveau zijn. Deze scripties beantwoorden volledig aan de richtlijnen voor het schrijven van een thesis. Op grond daarvan komt de commissie tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op het eindniveau van de masteropleiding Wijsbegeerte. Het niveau van de scripties van de masteropleiding Filosofie in bedrijf is in de ogen van de commissie, over de hele linie geoordeeld, voldoende, maar vormt wel een punt dat aanhoudende aandacht vraagt. In deze scripties moet niet alleen een probleem uit de wereld van bedrijf of bedrijfswetenschap geïdentificeerd en helder beschreven worden dat zich voor filosofische reflectie leent, die reflectie moet ook met de nodige diepgang worden uitgevoerd. De commissie spreekt haar vertrouwen uit dat met de overname van de gehele opleiding door de VU het eindniveau van de studenten beter gewaarborgd zal worden, onder meer door bij de beoordeling dezelfde procedure toe te passen die nu al bij de masteropleiding Wijsbegeerte wordt gehanteerd. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het eindniveau van de opleiding Filosofie in bedrijf. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
54
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
Beschrijving De rendementen van de opleidingen zijn laag. Het bestuur heeft daarom, zoals genoemd bij facet 18, in het voorjaar van 2009 een commissie Studiesucces ingesteld. Vanuit de gedachte dat er een verband is tussen kwaliteitsverbetering en rendementsverhoging hoopt de faculteit dat meer studenten de opleidingen sneller zullen afronden. De faculteit stelt dat met name de bacheloropleiding Wijsbegeerte een groot aantal studiestakers kent. In september 2005 begonnen 61 studenten aan de opleiding. Van hen hebben 4 studenten inmiddels hun bachelordiploma gehaald en zijn 16 studenten nog actief. De overige 41 studenten zijn uitgevallen. Van de 47 studenten die in september 2006 begonnen zijn aan de studie zijn er inmiddels 25 gestopt. Van de 53 studenten die in september 2007 startten aan de bacheloropleiding zijn er inmiddels 22 gestopt. Het studietempo van de niet-stakers is volgens het zelfevaluatierapport traag. Het programma van de masteropleiding Wijsbegeerte is na een evaluatie in 2007 grondig herzien. In september 2005 begonnen 8 studenten aan de opleiding, van wie er inmiddels 2 zijn geslaagd en 4 gestopt. Een jaar later bedroeg de instroom 5 studenten. Van hen is er inmiddels 1 gestopt. De overige 4 zijn nog niet afgestudeerd. Van de 12 studenten die in september 2007 begonnen, zijn er inmiddels 3 afgestudeerd. Van de 5 studenten die in september 2008 begonnen, zijn nog geen studenten af gevallen of geslaagd. Vanaf dat studiejaar 2008-2009 draaide het nieuwe programma volledig, en de opleiding hoopt dat nu een trend gezet kan worden naar betere rendementen. De opleiding Filosofie in bedrijf stelt dat het feit dat veel van de studenten werken naast hun studie een verklaring is voor hun relatief lange studieduur. In september 2005 begonnen 5 studenten aan de opleiding. Van hen zijn inmiddels 2, beiden voltijdstudenten, geslaagd en is er 1 gestopt. Van de 5 studenten die in september 2006 begonnen aan de opleiding is er 1 gestopt en zijn er 3 geslaagd. Van hen was 1 een deeltijdstudent. In 2007 begonnen 8 studenten aan de opleiding. Van hen zijn er 4 gestopt. De overige 4 studenten, van wie 3 in deeltijd, zijn nog actief. In 2008 bedroeg de instroom 20. Van de voltijders zijn inmiddels 3 studenten afgestudeerd. Oordeel De commissie stelt vast dat de rendementen laag zijn en vindt met name de hoge uitval in de bacheloropleiding reden tot zorg. Zij heeft evenwel waardering voor de vasthoudendheid waarmee de faculteit dit probleem aanpakt en ziet de resultaten van de maatregelen die de faculteit neemt naar aanleiding van het rapport Studiesucces met belangstelling tegemoet. Bacheloropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Wijsbegeerte: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Filosofie in bedrijf: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Wijsbegeerte is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Filosofie in bedrijf is het oordeel voldoende.
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
55
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Wijsbegeerte: Onderwerp 1. Doelstellingen opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
56
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende
QANU / WijsbegeerteVrije Universiteit Amsterdam
Masteropleiding Wijsbegeerte: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Goed Voldoende
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
57
Masteropleiding Filosofie in bedrijf: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Oordeel voldoende
4. Voorzieningen Oordeel voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
Voldoende
Oordeel voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Wijsbegeerte en de masteropleidingen Wijsbegeerte en Filosofie in bedrijf De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Wijsbegeerte voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Filosofie in bedrijf voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
58
QANU / WijsbegeerteVrije Universiteit Amsterdam
BIJLAGEN
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
59
60
QANU / WijsbegeerteVrije Universiteit Amsterdam
Bijlage A: Curricula vitae van de commissieleden Prof. dr. S.E. (Stefaan) Cuypers is als gewoon hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is vicedecaan onderzoek, coördinator van het Centrum voor Logica en Analytische Wijsbegeerte en verantwoordelijke Filosofie in de Academische Leraren Opleiding Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. Hij doceert en doet onderzoek in de analytische wijsgerige psychologie en de filosofie van de opvoeding en het onderwijs. Recent publiceerde hij Moral Responsibility, Authenticity, and Education (Routledge, 2008) met Ishtiyaque Haji en Filosofie van de pedagogische wetenschappen (Acco, 2009). Tevens is hij co-redacteur van Philosophical Explorations. International Journal for the Philosophy of Mind and Action en contribuant aan The Oxford Handbook of Philosophy of Education (Oxford University Press, 2009). Drs. E.A. (Eva-Anne) le Coultre studeerde Wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen en behaalde daarna haar eerstegraads bevoegdheid voor het vak filosofie in het voortgezet onderwijs. Zij is nu werkzaam als vakdidacticus Filosofie aan het UOCG (Universitair Onderwijscentrum) van de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze onderwijs verzorgt en ontwikkelt voor de studenten die de masteropleiding Filosofie en educatie volgen. Daarnaast werkt ze bij de afdeling docentprofessionalisering, waar ze BKO-kandidaten begeleidt en onderwijstrainingen voor universiteitsdocenten geeft. Le Coultre heeft van 2000-2009 als docent filosofie aan het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen gewerkt en is van 20022006 daarnaast studieadviseur geweest aan de Faculteit der Wijsbegeerte. D.K. (Dascha) During is student Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht. Zij is onder andere lid geweest van de Opleidingscommissie Wijsbegeerte (2007-2008), en van het Opleidingsbestuur (2008-2010). During was van 2006-2007 secretaris van de studievereniging FUF en is vanaf 2007 redactielid van departementsblad De Filosoof, sinds 2009 als hoofdredacteur. Vanaf 2009 is zij lid van de Dryadecommissie, organisatiecommissie van studie-inhoudelijke fora en symposia van FUF. Ze was bovendien verschillende malen student-assistent. Dr. H.H.H. (Herman) van Erp was tot zijn pensionering in september 2009 universitair hoofddocent Ethiek en Sociale wijsbegeerte aan de Universiteit van Tilburg. Hij was gastdocent aan de universiteiten van Antwerpen, Nice en verschillende universiteiten in ZuidAfrika. Zijn onderzoek richtte zich vooral op vragen van fundamentele ethiek (omtrent de aard en universaliteit van morele principes, over morele persoonlijkheid en identiteit), sociale en politieke filosofie (het begrip politieke verplichting, politiek en het probleem van ‘vuile handen maken’, morele legitimatie van democratie, Europa en de globalisering), en op de ethische theorieën van Kant, Hegel en Rawls. Na zijn proefschrift over het kapitaalbegrip bij Marx (Het kapitaal tussen illusie en werkelijkheid, 1982) schreef hij naast veel artikelen nog enkele boeken op het gebied van praktische filosofie: Mensen en macht (met W. van Gils, 1987), Karl Marx: kritiek op Hegels rechtsfilosofie (met F. van Peperstraten, 1987), Het politiek belang (1994, ook vertaald in het Engels) en Moraal, geluk en verantwoordelijkheid (2000). Prof. dr. G.A. (Govert) den Hartogh schreef in 1966 een rapport over onderwijsvernieuwing voor de Theologische Universiteit te Kampen. Behalve Theologie studeerde hij Wijsbegeerte in Leiden en Oxford. Hij promoveerde in 1985 aan de UvA op het proefschrift Wederkerige verwachtingen: konventie, norm, verplichting. Sinds 1974 was hij werkzaam aan de Centrale Interfaculteit van de UvA, eerst als studieadviseur, later als universitair docent Ethiek. Van 1989 tot 1995 was hij uhd Rechtsfilosofie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UvA, van 1991 tot 1995 bijzonder hoogleraar Medische ethiek aan de Faculteit der
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
61
Geneeskunde. Van 1995 tot zijn emeritaat in 2008 was hij hoogleraar Ethiek aan de Faculteit der Wijsbegeerte, later afdeling Wijsbegeerte van de Faculteit der Geesteswetenschappen. Hij was medeoprichter en eerste directeur van de Onderzoekschool Ethiek, en verbleef als gastonderzoeker aan de universiteit van Toronto en New York University. Hij is de auteur van Mutual Expectations: a Conventionalist Theory of Law (2002) en redigeerde The Good Life as a Public Good (2000). Verder publiceerde hij over onderwerpen op het gebied van handelingstheorie, normatieve ethiek, rechtsfilosofie, politieke filosofie (politieke verplichting, fiscale rechtvaardigheid) en haar geschiedenis (Locke). De laatste jaren schrijft hij vooral over medisch-ethische thema’s zoals euthanasie, wrongful life en orgaandonatie. Den Hartogh is lid van de Gezondheidsraad. M. (Michiel) Maring is student Wijsbegeerte en Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1999-2003 volgde hij de opleiding Management, economie en recht. Maring is voorzitter van de studievereniging van de Faculteit Filosofie en heeft in twee perioden deels uitgemaakt van de Faculteitsraad Wijsbegeerte (2007-2008 en 2008-2009). Ook heeft hij als studentlid deel uitgemaakt van diverse sollicitatiecommissies. Drs. D.H. (Dirk) Oosthoek is afgestudeerd filosoof (Vrije Universiteit) en historicus (Universiteit Utrecht). Hij is vakdidacticus Filosofie en lerarenopleider aan het ICLON / Universiteit Leiden sinds 2004. Hij is secretaris van de Bcfvo (Begeleidingscommissie filosofie in het voortgezet onderwijs sinds 2001), een expertcommissie rondom het ontwikkelen van examenthema’s filosofie voor havo en vwo. Verder is hij sinds 1999 constructeur van centrale examens filosofie voor het voortgezet onderwijs bij het CITO en sinds 1988 docent filosofie in het voortgezet onderwijs (havo en vwo). Oosthoek is sinds 2003 tevens secretaris van de VFVO (vakvereniging docenten filosofie in het voortgezet onderwijs). Prof. dr. A.J. (Arjo) Vanderjagt is emeritus hoogleraar Ideeëngeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na zijn high school-periode aan de Franklin Academy and Prattsburgh Central School in New York studeerde hij vanaf 1971 Wijsbegeerte, Geschiedenis en Semitische talen. De eerste twee voltooide hij cum laude en in 1981 promoveerde hij in Groningen. Tussen 1968 en 1975 was Vanderjagt leraar Engels/Geschiedenis aan een kweekschool, van 1976 tot 1979 medewerker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Sindsdien is hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1999 tot 2005 was hij wetenschappelijk directeur van de landelijke Netherlands Research School for Medieval Studies. Verder was hij jarenlang voorzitter van Studium Generale Groningen en de Algemene Nederlandse Vereniging voor Wijsbegeerte. In 2007 was Vanderjagt lid van de QANU-beoordelingscommissie Liberal Arts and Sciences. Hij is initiator en hoofdredacteur van Brill’s Studies in Intellectual History (waarvan sinds 1985 circa 190 delen zijn verschenen) en van de redactieraad van verschillende andere boekenreeksen en tijdschriften. Drs. J.A. (Hans) Wessels heeft zijn studie Wijsbegeerte afgerond in Amsterdam en is op het ogenblik als vakdidacticus en docent werkzaam bij het departement Wijsbegeerte van de Universiteit Utrecht. Als onderwijskundige bij het IVLOS leidt hij tevens sinds 2000 studenten op tot docent in het voortgezet onderwijs. Momenteel doet hij onderzoek naar de werking van het beeld in het onderwijs en schrijft hij mee aan een handboek vakdidactiek filosofie.
62
QANU / WijsbegeerteVrije Universiteit Amsterdam
Bijlage B: Bezoekprogramma Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam 30 september en 1 oktober 2009 29 september 20:00 – 21:00
30 september 09:00 – 11:00
11:00 – 12:00
12:00 – 12:45 12:45 – 13:30 13:30 – 14:15 14:15 – 15:15 15:15 – 15:30 15:30 – 16:15 16:15 – 17:00 17:00 – 17:45 19:00 – 21:00
1 oktober 09:00 – 09:30 09:30 – 10:00 10:00 – 10:30 10:30 – 11:30 11:30 – 12:30 12:30 – 13:00 13:00 – 14:30 14:30 – 15:00 15:00 – 15:30
Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie: bespreking van de zelfevaluatierapporten en de afstudeeropdrachten van de te beoordelen opleidingen (in hotel)
Vervolg voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie: bespreking van de zelfevaluatierapporten en de afstudeeropdrachten van de te beoordelen opleidingen; bestuderen documenten Gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken (opleidingsdirecteur, afdelingsvoorzitter, verantwoordelijk hoogleraar, opstellers zelfevaluatierapport, opleidingscoördinatoren, et cetera) Lunch Bachelorstudenten Wijsbegeerte Masterstudenten Wijsbegeerte, Filosofie in bedrijf, Christian Studies of Sciences and Society Docenten Pauze Studenten van de Opleidingscommissie Docenten van de Opleidingscommissie Alumni Diner voor commissieleden, eventueel met vertegenwoordiger College van Bestuur, decaan, opleidingsdirecteur
Examencommissie en studieadviseur Rondleiding en eventueel spreekuur Overleg commissie, voorbereiding op gesprek met formeel verantwoordelijken Afsluitend gesprek met formeel verantwoordelijken (faculteitsbestuur, opleidingsdirecteur) Opstellen voorlopige bevindingen Lunch Opstellen voorlopige bevindingen (vervolg) Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Receptie
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
63
64
QANU / WijsbegeerteVrije Universiteit Amsterdam
Bijlage C: Lijst met afkortingen BUD EC M&O QANU TIS UU VU vwo wo
Basiskwalificatie universitair docent European Credits Management en Organisatie Quality Assurance Netherlands Universities Tentameninformatiesysteem Universiteit Utrecht Vrije Universiteit Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs
QANU / Wijsbegeerte Vrije Universiteit Amsterdam
65