WERK VAN DEN AKKER
Afdeling Herentals HET KWEKEN VAN KOMKOMMERS EN MELOENEN Lesgever: Frans Van Hout
15 - 05 - 11
Verslag: Michel Peeters
1. Komkommers 1.1 Inleiding Komkommers zijn snelle groeiers en de oogst laat niet lang op zich wachten . Komkommerteelt kan nog gestart worden als het reeds te laat is voor paprika en tomaat . Komkommer is ideaal als vruchtafwisseling voor tomaat 1.2 Parthenocarp De moderne komkommer ( Cucumis sativus ) is een veredeling van oorspronkelijke augurken en zijn dus plantkundig volledig identiek . Alleen heeft men bij de moderne kaskomkommer de veredeling zodanig doorgedreven dat er geen mannelijke bloemen meer aanwezig zijn . Enkel vrouwelijke bloemen zorgen voor mooie glanzende vruchten zonder stekels en beharing . De komkommer groeit uit zonder dat enige vorm van bestuiving of bevruchting noodzakelijk is, dit verschijnsel noemen we parthenocarpie . De vruchten bevatten enkel wat dunne, loze zaden die niet hoeven verwijderd te worden . Bestuiving door bijen en hommels die net op bezoek geweest zijn bij augurkenaanplanting is zelfs nadelig . Dan ontstaan komkommers die zaad bevatten, ze zien er eerder bol uit en zijn waardeloos . 1.3 Rassen Minikomkommer Iznik F1 Vl. Zaadhuis Lange komkommer Savanna F1 witziekte resistent Vl. Zaadhuis “ “ Sandra F1 lekker Vl. Zaadhuis “ “ Primio F1 ziekte resistent Bakker Veldkomkommer ( is tussen komkommer en augurk ) Sakura en Sonja F1 Komkommerachtigen groeien in tropische gebieden onder het bladerdak . Vandaar dat ze ook met minder licht en een hoge luchtvochtigheid het beste gedijen . 1.4 Opkweken van planten door de liefhebber . Starten met de komkommerkweek doe je best als je zeker bent van temperaturen overdag van minstens 20°C en ‘s nachts zeker 15°C . Beter is nog een plaats waar de temperatuur constant 20 - 22°C is . Start met de opkweek drie tot vier weken voor je zal uitplanten . Het is aan te raden een pakje hybridezaden aan te kopen van goede kwaliteit ( prijzig ) . Neem nu een aantal bloempotjes van 12 cm diameter, vul ze met zaaipotgrond, maak ze wat vochtig en laat het geheel dan enkele dagen op temperatuur komen . Is de temperatuur van de zaaigrond op 20°C gekomen, dan kan je met zaaien beginnen . We zaaien in potjes omdat komkommerachtige niet van verspenen houden . Duw een gaatje van 1 tot 1,5 cm diep in de potgrond en leg er een komkommerzaadje in . Dek af met potgrond . Daarna lichtjes bevochtigen is voldoende, het water mag zeker niet
1
door de pot lekken! Overtollig vocht kan de kiem laten rotten . Warm houden en uitdroging voorkomen is nu de boodschap, eventueel kan men een glasplaat bovenop de potjes leggen . Rechtstreekse zonneschijn is niet aan te raden ( zon tegen houden met krantenpapier). Tijdens de opkweek van de komkommerplant zou je steeds de gewenste temperatuur moeten kunnen behouden om de groei in een vlot tempo te houden . Koude nachttemperaturen zorgen voor een groeistilstand en zo kunnen voet- en wortelschimmels de plant aantasten . De planten blijven in de pot tot ze vier tot zes echte bladeren hebben . Ondertussen zijn ze al wel gesteund met een stokje . 1.5 Uitplanten . Komkommers groeien best op redelijk zware gronden . ( bv. Zandleemgrond en leemgronden met een pH waarde van 6.5 à 7 ) Op lichte grond kan een grondverbetering uitgevoerd worden met een mengsel van veengrond en mest . Deze moet 14 dagen voor de teelt aangebracht worden . Is de grondtemperatuur in de kas of tunnel min. 15°C dan kan men het uitplanten overwegen, alhoewel 18°C ideaal is . Maar ook de luchttemperatuur, vooral ’s nachts moet voldoende hoog zijn . Men kan in de kas uitplanten vanaf 1 mei, maar wachten tot 15 mei of zelfs tot 1 juni om komkommerplanten uit te planten zal zeker geen grote vertragingen opleveren . De planten zullen meer groeikracht vanaf hun start bezitten en uiteindelijk minder last hebben van ziekten en plagen . Men plant best uit op twee data, bv. half mei en begin juni, zo heeft men gezonde planten en kwaliteitsvruchten tot laat in het najaar . Ruim planten, want komkommers hebben nu éénmaal grote bladeren .Een luchtig geplaatste plant wordt minder snel ziek .Eén plant per m² is niet veel, maar veel planten heeft men ook niet nodig . Drie komkommerplanten kunnen een gezin al overvloedig bevoorraden . Zorg er bij het planten voor dat er geen teelaarde in contact komt met de stam van de plant . Giet de plant aan met lauw water . Wortelbeschadiging moet men vermijden . Dan wordt het voor de wortel- en voetziekten een stuk lastiger om een prooi te vinden . De eenvoudigste en toch de beste methode voor het leiden van de plant is met een koord . Leg een losse knoop onderaan de plant en bindt de koord vast aan een steundraad op een hoogte van ongeveer 2 m . De planten moeten regelmatig ingedraaid worden . 1.6 Bemesting . Komkommers houden van organisch materiaal, een bemesting met goed verteerde stalmest of verrijking met compost zal zeker beloond worden . Verder mag men gerust wat stikstof en kalium onder minerale vorm voorzien . Stikstof houd de weelderige bladgroei op gang en kalium zorgt voor stevige, donkere vruchten . Strooi bv. 60 gr ammoniumnitraat en 90 gr patentkali per m² en werk dit goed door de grond voor het planten . Tijdens de teelt is het ideaal om altijd meststoffen op te lossen in het gietwater, bv. 1,5 gr/liter van een samengestelde meststof . Let er op om er niet meer in op te lossen, want dan heeft men kans op wortelverbranding . 1.7 Snoeien . Als het eerste bloempje er is en we zouden niets ondernemen dan is de kans groot dat dit ook de laatste vrucht aan de plant is geweest . de plant is eigenlijk nog te klein om dan al vruchten te dragen . De eerste zes à zeven bladoksels worden dan ook volledig uitgeplozen, zowel zijscheuten als bloemen . Zo krijgt de plant de kans voldoende bladmassa te vormen en kan het zevende bloempje een mooie vrucht vormen . En daarna? Een kwestie van uitproberen . Maar het kan eigenlijk niet dat je in ieder bladoksel de vrucht laat uitgroeien . Als je de vruchten niet te groot laat worden ( max. 400 gram ), kan je proberen om de vruchten uit te dunnen volgens het schema “ twee laten staan en één weg “ . Wil je grotere komkommers en toch een goed doorgroeiende plant dan zal je “ één laten staan en één weg moeten hanteren . Verdwijnt de groeikracht uit de plant dan kan het wonderen doen ééns wat extra vruchten weg te doen . Natuurlijk hebben we ondertussen alle zijscheuten verwijderd, voorlopig hebben we deze niet nodig . 2
1.8 Toppen en zijscheuten . Heeft de plant de hoogte van zo’n 2 meter bereikt dan gaan we toppen .We nijpen de top uit en zetten de plant vast aan draad of steunijzer waar het touw bevestigd werd . Dit is om te vermijden dat de plant onder invloed van het vruchtgewicht naar beneden glijdt . Toch is het niet gedaan met de teelt . De plant is wel getopt, maar ondertussen hebben we ervoor gezorgd dat er twee zijscheuten uit de bovenste bladoksels konden verder groeien . Die binden we nu vast aan de steundraad, telkens ongeveer 50 cm zijdelings van de plant . Laat de scheuten gewoon naar beneden groeien en top ze als ze een halve meter onder de draad hangen . Vruchtdunning is hier niet meer nodig, de plant bezit voldoende bladmassa en wordt zelfregulerend wat de vruchtuitgroei betreft . Zijn er twee vruchtjes per bladoksel aanwezig, neem dan eentje weg . Als de eerste scheut bijna volledig leeg geoogst is, komen er van bovenaf nieuwe scheuten . Men kan best wat overtollig blad van de stam en leeg geoogste scheuten wegnemen, zodat er voldoende licht is voor de nieuwe scheuten en vruchten . Je zal merken dat de vruchten afkomstig van de zijscheuten langer en slanker zijn dan die van de stam . 1.9 Onderhoud van de plant . Komkommers houden van een grond die vochtig wordt gehouden . Het wortelgestel is tamelijk oppervlakkig en verdraagt geen al te diepe uitdroging . Toch zijn ze zeer gevoelig voor wortelafsterving als de grond oververzadigd is aan water . Een regelmatige watergift is hier zeker op zijn plaats . Men doet dit best ’s morgens en men maakt een voldoende grote ruimte vochtig rond de plant . Probeer de bladeren zo min mogelijk te raken . Bij zonnig weer wordt er tot 3 liter water per plant en per dag verdampt . Bij bewolkt weer slechts 25% en bij halfbewolkt weer 50% . Komkommers houden ook niet van intense zonnestraling . Staan de planten aan de zuidkant van de kas, dan schermt men best deze zuidkant af . Er bestaan producten die bij regenweer doorzichtig worden, zodat het tijdens deze periode niet te donker wordt in de serre . Komkommers kweken in een volledige schaduwhoek is echter ook weer af te raden . Tracht ’s morgens op tijd te verluchten zodat het overtollige vocht in de serre snel opdroogt Als men de serre te lang dicht laat ontstaat er condens op de bladeren en vruchten . Als men toch wat warmte wil sparen doet men dit best door de serre ’s avonds wat vroeger te sluiten dan ’s morgens deze langer dicht te houden . Bij jonge komkommer planten komt het veel voor dat er ’s morgens kleine waterdruppeltjes aan de bladpuntjes hangen . De plant perst het water door de bladranden heen . Eigenlijk is dit een teken van goede groeikracht en gezonde wortels . Zorg ervoor dat die druppels zo snel mogelijk opdrogen . 1.10 Plagen en ziekten . Witte vlieg kan je doden door met breedwerkende insecticiden, maar deze hebben als nadeel dat de eieren, larven en poppen van de witte vlieg niet gedood worden . Daardoor zijn er een week daarna opnieuw volwassen witte vliegen en kunnen we opnieuw starten met de bespuiting . Er bestaan in de handel ook gele vangplaten, met lijm ingesmeerd, die dan in de serre opgehangen worden . De witte vlieg wordt aangetrokken door de gele kleur . Spint probeer je zoveel mogelijk te vermijden door geen tocht over de planten te laten gaan. Is er toch aantasting, wat zich uit in eerst gele puntjes op de bladeren en later uitgedroogde vlekken, dan kan je de toevlucht nemen tot de waterspuit . Spint is namelijk geen liefhebber van vocht, waardoor de schade kan beperkt worden . Natuurlijk bestaan er ook specifieke spintmiddelen, insecticiden halen hier niks uit! Bladluis bezoekt graag minder goed doorgroeiende planten . Zorg voor voldoende groeikracht van begin tot einde en de bladluisaantasting wordt al heel wat minder . Wees attent op een beginnende bladluisaantasting en verwijder of reinig deze bladeren . Witziekte is een gekend probleem bij komkommerachtigen . Vooral in een later stadium kan deze schimmelziekte sterk uitbreiden . Zorg er in ieder geval voor dat de planten niet in de tocht staan . Wat zwavelpoeder uitstrooien is een goede preventieve maatregel . Zie je 3
dan toch wat ronde, witte vlekjes op de bovenkant van de bladeren en is de plant eigenlijk nog te jong om op te geven dan kan je een fungicide gebruiken . De enige voorwaarde voor een goede werking is dat je dit product gebruikt onmiddellijk nadat je de ziekte opmerkt .
2. Meloenen . 2.1 Beschrijving . De meloen ( Cucumis melo L. ) behoort tot de plantenfamilie van de komkommerachtige ( Cucurbitaceae ) en is afkomstig uit Centraal Azië en Noordoost Afrika . Het is een éénjarige, kruidachtige klimplant, die zich met hechtrankjes omhoog werkt . Meloenen wortelen over het algemeen oppervlakkig . Ze komen met weinig water toe . Op de plant komen mannelijke en tweeslachtige bloemen voor ( Andromonoecie ) . De vruchtbloemen zijn te herkennen aan het bolvormig vruchtbeginsel, onder aan de kelk . Ze staan alleen of met enkele samen op stevige stengels . De mannelijke bloemen staan in trosjes . Zaden blijven 5 à 8 jaar kiemkrachtig . 2.2 Grond en bemesting . De meloen groeit goed op humusrijke vochthoudende warme grond . Voor een goede wortelontwikkeling is een flinke fosfaatbemesting nodig . Een stevig gewas wordt verkregen door een goede kaliumbemesting . Na de vruchtzetting wordt extra potasnitraat toegediend . 2.3 Opkweek . Het zaaien gebeurt in bakjes gevuld met turf met daarop zand . De zaden worden op 1 cm afstand uitgelegd en afgedekt met zand . Het zaaibakje bedekken met een glasplaat . De kiemtemperatuur is optimaal 27 - 28°C ( op verwarmingsbuizen ) Na opkomst verspenen op 5 x 5 cm en later inpotten in een pot van 10 cm of perspot . ( zaadlobben juist boven de grond ) . Temperatuur 23 - 24°C . Na hergroei 20°C . De opkweek duurt 6 weken . 2.4 Teelt in serre . Bij koudeglasteelt worden de planten in april - mei uitgezet . De planten komen op bodemverwarming of op een broeivoor te staan ( zie schema ) om een bodemtemperatuur van 20°C te behouden . Om de broeivoor aan te leggen graaft men een greppel van 50 cm breed en 30 cm diep . Hierin wordt wat stro gedaan ( isolatie ) en daarop 50 - 60 kg paardenmest per lopende meter . Licht bevochtigen en afdekken met 10 cm grond . Als de temperatuur gedaald is tot 30°C per plant een emmer potgrond aan brengen ( op de broeilaag ) en hierin planten . Plantafstand is 1,6 m x 0,60 m De dagtemperatuur moet gelegen zijn tussen de 20 - 35°C ( relatieve vochtigheid op peil blijven ) en een nachttemperatuur rond de 18°C . De planten worden opgeleid langs koorden, de eerste plant links de tweede naar rechts enz. zodat er een V vorm ontstaat . Na het planten weinig gieten om de groei te remmen en bloemen te kweken . Later wat meer gieten maar steeds opletten voor het dichtslempen van de grond . Dit veroorzaakt zuurstofgebrek en alzo het afsterven van wortels ( + bodemschimmels ) . Op de gronden die hiervoor gevoelig zijn een grondbedekking met mest aanbrengen . 2.5 Bestuiving . De bestuiving gebeurt meestal door hommels en bijen, maar een liefhebber kan ook zelf een bestuiving uitvoeren . Indien je dit zelf wil doen moet je er een gewoonte van maken om de bloempjes elke 2 dagen te gaan bestuiven . Werkwijze - Mannelijke bloemen vind je in de bladoksels op de hoofdstengel . Er zijn er meestal meerdere in één oksel . Selecteer deze met frisse gele kroonblaadjes . Minder frisse gebruiken we niet . 4
- Pluk het bloempje met een zo lang mogelijk steeltje . Haal voorzichtig de gele kroonblaadjes rondom weg . - Zoek de vrouwelijke bloem . Deze bevinden zich op de zijscheuten . Onder de bloem zit er al een meloentje ( het vruchtbeginsel ) . - Ga met het mannelijk bloempje voorzichtig tegen de stamper van de vrouwelijk bloem. Als je wat stuifmeel tegen de stamper zie kleven is het ok . Niet duwen op de stamper maar alleen voorzichtig raken . Zorg er voor dat je met een mannelijke bloem van één plant steeds vrouwelijke bloemen van een andere plant gaat bestuiven . - Je kan met een mannelijk bloempje een tweetal vrouwelijke bloemen bestuiven . Er zijn voldoende mannelijke bloemen aanwezig .
Planten: er wordt geplant als de temperatuur van Snoeien: bij zonnig weer en ‘s morgens de paardenmest begint te dalen . snoeien zodat de wonden Normale broeiduur = 10 dagen ’s avonds droog zijn . Gieten: Meloenen: matig gieten zodat het Max 2 tot 5 vruchten . wortelstel zich goed ontwikkeld . Komkommers: wat meer gieten . 2.6 Snoeien . Het snoeien bij meloenen heeft tot doel de bladgroei wat te beperken en de vorming van vrouwelijke bloemen te stimuleren . Op deze manier bekom je in onze gematigde streken toch nog tijdig vruchtvorming en oogst . Een meloen die onbeperkt kan doorgroeien zal eerst veel blad vormen en een vertraging oplopen bij de vorming van vrouwelijke bloemen . ( Dit is nog belangrijker bij sterk groeiende rassen ) De snoei begint al bij de opkweek van de meloenen: - Als de plant twee echte bladeren heeft wordt ze getopt . Dit doet men om te vermijden dat er op de zijscheuten geen vrouwelijke bloemen zouden komen . In dat geval zouden de vrouwelijke bloemen pas op de zijscheuten van de zijscheuten ontstaan . - Als de twee zijscheuten een tweetal bladeren hebben wordt de beste scheut behouden en deze wordt gesteund met een stokje .
5
- Bij het uitplanten wordt een touw in de kas opgehangen en de plant wordt hier regelmatig ingedraaid . - Als de plant 60 cm (sterk gewas ) , 80 cm ( zwak gewas ) hoog is, hebben zich in ieder bladoksel stevige scheuten ontwikkeld . Uit de eerste zes à zeven bladoksels worden al de zijscheuten verwijderd . De bloemetjes uit deze bladoksels hoeven niet verwijderd te worden, het zijn immers mannelijke bloemen . Hoger blijven de scheuten zich ontwikkelen Op deze zijscheuten vind je vrouwelijke bloemen . Niet helemaal wegnemen dus . - Beroepstelers toppen deze scheuten op een blad . Als liefhebber kan je deze scheuten toppen op twee bladeren . Dan heb je twee vruchtbeginsels en is de kans op vruchtzetting groter . Als de vrucht achteraf niet gezet blijkt wordt het tweede blad toch nog verwijderd . Ook als beide vruchten op de scheut gezet zijn wordt het tweede blad verwijderd . Er is wat extra werk met dit systeem . - Als de meloenplant de draad boven in de kas bereikt, wordt de plant niet ingetopt, maar over de draad gelegd . Dit bevordert de uitgroei van de al gezette vruchten . Het snoeien blijft dus verder gaan . 2.7 Ontwikkeling van de vrucht . - Vruchtjes die bevrucht zijn zullen na slechts enkele dagen al dikker worden . - Indien de vruchtjes na enkele dagen bleker en geel worden dan is er geen goede bevruchting . - Het is normaal dat er enkele vruchten in een korte periode zetten, daarna is de vruchtzetting een tijdje slecht zodat er geen nieuwe vruchten komen . - Er mag maar één vruchtje op één zijscheut . Indien anders, de overige verwijderen . - Bij slechte vruchtzetting zijn de zijscheuten ook minder groot . In een warme zomer zullen er nog een serie vruchten zetten hogerop in de plant . 2.8 Oogsten Meloenen zijn rijp als ze een sterk aroma afgeven . Als je de serre ’s morgens binnenkomt Hoef je niet te twijfelen wanneer er eentje rijp is . Het is deze die een barstje rond de vruchtsteel heeft . Om te vermijden dat het vruchtsteeltje loslaat en de vrucht op de grond valt oogst men best de vruchten in dit stadium . Vervolgens laat men de vrucht op kamertemperatuur nog 3 dagen verder rijpen . Dan zijn ze eetbaar . Indien men ze nog wat langer wil bewaren moet men er voor zorgen dat de temperatuur niet onder de 8°C daalt, want dan ontstaan er waterige plekken die beschimmelen . Om de geur en de smaak te behouden kan men ze in aluminiumfolie wikkelen . Oogst de meloenen niet vroeger dan het stadium van het kleine barstje . De smaak zal dan absoluut niet zoet zijn . Ingevoerde meloenen hebben dit niet en geven ook weinig geur af . Deze worden groen geoogst . Het zijn dus nagerijpte meloenen . Het moet trouwens ook want anders zijn ze niet lang genoeg te bewaren . 2.9 Soorten . - Galiameloenen ( netmeloenen ) - Aikido F1 (witresistent ) - Charentais type Cezanne F1 ( witresistent ) - Andere rassen zijn zeer gevoelig voor witziekte, daarom moeten ze dikwijls behandeld worden . We kiezen dus best voor witresitente rassen . - Orange ananas - Watermeloen Red Star F1 ( hierin vind je veel minder zaden terug ) 2.10 Ziekten . Witziekte en spint zijn te behandelen door zwavel ( solfer ) te verstuiven . Ook cofidor ( niet biologisch ) is een behandelingsproduct . 2.11 Kweken in bak . Twee manieren van snoeien - warme bak snoei 2 - 7 - 2 - afgewitte koude bak snoei 2 - 4 - 4 - 2
6