VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN
Vraag nr. 234 van 1 februari 2013 van GÜLER TURAN
Eenzaamheid bij jongeren – Thuisonderwijs In het evaluatierapport van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming (2008-2009 en 20092010) werd als belangrijkste nadeel het gebrek aan contact met leeftijdsgenoten opgegeven. Ik bevroeg de minister reeds schriftelijk en mondeling over eenzaamheid bij jongeren en wees daarbij op een risico lopende doelgroep, met name de kinderen en jongeren die thuisonderwijs volgen. In zijn antwoord op mijn vraag om uitleg die peilde naar sociale en emotionele eenzaamheid bij jongeren (commissie Welzijn – 29 januari 2013) zegt de minister dat er drie risicogroepen zijn van jongeren die een verhoogde kans tot eenzaamheid hebben, namelijk jongeren uit gezinnen met een lage sociaal-economische status, zware gamers en chronisch zieken. Ik wees de minister eveneens op de problematiek van het thuisonderwijs en het verhoogd risico dat jongeren daarin lopen op eenzaamheid, en werd daarin bijgetreden door collega Godderis-T’Jonck. Het feit dat er twee categorieën van jongeren zijn die thuisonderwijs volgen, keuze van de ouders en (ernstig) zieken, doet een verband vermoeden tussen de aangehaalde risicogroep (chronisch zieken) en kinderen die thuisonderwijs volgen. De minister bevestigde die overlap en vertelde vervolgens dat dit nog niet nader werd onderzocht. De intentie om samen te zitten met minister Smet om cijfermateriaal hieromtrent te verkrijgen, werd wel verwoord. 1. Heeft de minister reeds samengezeten met minister Smet om deze problematiek te bespreken? Zal er beleidsoverschrijdend onderzoek gebeuren en wanneer mogen we deze resultaten verwachten? Gaat de minister het verband tussen chronisch zieke kinderen en thuisonderwijs eveneens in kaart brengen? 2. Heeft de minister een idee van het aantal thuisonderwijs volgende studenten en hoe gaat hij de ernst van de problematiek trachten te meten? Graag een overzicht per leeftijdsgroep en een opsplitsing per provincie/steden en gemeenten. 3. Hoe worden deze jongeren begeleid en opgevolgd? Gaat de minister doelgroepgerichte beleidsinstrumenten ontwikkelen om eenzaamheid bij studenten in thuisonderwijs tegen te gaan? ANTWOORD 1.
Mijn collega van Onderwijs, minister Smet, en ikzelf hebben geen plannen voor het realiseren van een beleidsoverschrijdend onderzoek naar eenzaamheid bij jongeren die huisonderwijs volgen, of naar het verband tussen huisonderwijs en zieke kinderen. Enerzijds willen we prioritair blijven inzetten op het aanmoedigen van jongeren om naar school te gaan, waar we hen de nodige omkadering en extra begeleiding kunnen bieden opdat ze optimaal kunnen leren en zich ontwikkelen. Anderzijds is er de regeling van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH), waar ook chronisch zieke kinderen beroep op kunnen doen. Kinderen die chronisch ziek
zijn hebben via dit systeem recht op 4 lestijden tijdelijk onderwijs aan huis na elke opgebouwde afwezigheid van 9 halve schooldagen (die niet op elkaar hoeven aan te sluiten). 2.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) beschikt over cijfermateriaal waarmee we het aantal jongeren dat huisonderwijs volgt in kaart kunnen brengen. De meest recente cijfers dateren van de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010, en zijn meer gestoffeerd te raadplegen in het rapport “Huisonderwijs”, een publicatie van AgODi. Onderstaande tabellen geven een overzicht van het aantal leerlingen dat huisonderwijs volgt voor het basisonderwijs, vervolgens verder ingedeeld volgens geslacht, leeftijd en woonplaats. Tabel 1: aantal leerlingen in huisonderwijs naar geslacht Schooljaar
2008-2009
% 2008-2009
2009-2010
% 2009-2010
Jongens
152
52,6%
160
54,2%
Meisjes
137
47,4%
135
45,8%
Totaal
289
100%
295
100%
Geslacht
Tabel 2: aantal leerlingen in huisonderwijs naar leeftijd Schooljaar
2008-2009
% 2008-2009
2009-2010
% 2009-2010
≤5 jaar
5
1,7%
9
3,1%
6 jaar
43
14,9%
33
11,2%
7 jaar
52
18%
56
18,9%
8 jaar
46
15,9%
46
15,6%
9 jaar
45
15,6%
51
17,3%
10 jaar
48
16,6%
48
16,3%
11 jaar
50
17,3%
52
17,6%
Totaal
289
100%
295
100%
Leeftijd
Tabel 3: aantal leerlingen in huisonderwijs naar gebied ingedeeld volgens verstedelijkingsgraad met het percentage van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jarigen dat dit aantal vertegenwoordigt 2008-2009
Aantal leerlingen huisonderwijs basis
Percentage ten opzichte van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jairgen
Brussels Hoofdstedelijke Gewest
9
0,01%
Grootsteden
36
0,08%
Kleine steden
58
0,07%
Overgangsgebied
58
0,06%
Platteland
51
0,08%
Regionale centrumsteden
39
0,08%
Stedelijke rand
38
0,06%
Totaal
289
0,06%
Tabel 4: aantal leerlingen in huisonderwijs naar gebied ingedeeld volgens verstedelijkingsgraad met het percentage van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jarigen dat dit aantal vertegenwoordigt 2009-2010
Aantal leerlingen huisonderwijs basis
Percentage ten opzichte van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jairgen
Brussels Hoofdstedelijke Gewest
7
0,01%
Grootsteden
42
0,09%
Kleine steden
69
0,08%
Overgangsgebied
75
0,08%
Platteland
38
0,06%
Regionale centrumsteden
31
0,06%
Stedelijke rand
33
0,05%
Totaal
295
0,06%
Onderstaande tabellen geven een overzicht van het aantal leerlingen die huisonderwijs volgen voor het secundair onderwijs, vervolgens verder ingedeeld volgens geslacht, leeftijd en woonplaats. Tabel 5: aantal leerlingen in huisonderwijs naar geslacht Schooljaar
2008-2009
% 2008-2009
2009-2010
% 2009-2010
Jongens
302
52,3%
318
51,7%
Meisjes
275
47,7%
297
48,3%
Totaal
577
100%
615
100%
Geslacht
Tabel 6: aantal leerlingen in huisonderwijs naar leeftijd Schooljaar
2008-2009
% 2008-2009
2009-2010
% 2009-2010
12 jaar
47
8,2%
55
8,9%
13 jaar
67
11,6%
58
9,4%
14 jaar
77
13,3%
81
13,2%
15 aar
75
13,0%
96
15,6%
16 jaar
119
20,6%
121
19,7%
17 jaar
192
33,3%
204
33,2%
Totaal
577
100%
615
100%
Leeftijd
Tabel 7: aantal leerlingen in huisonderwijs naar gebied ingedeeld volgens verstedelijkingsgraad met het percentage van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jarigen dat dit aantal vertegenwoordigt 2008-2009
Aantal leerlingen huisonderwijs basis
Percentage ten opzichte van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jairgen
Brussels Hoofdstedelijke Gewest
13
0,02%
Grootsteden
101
0,23%
Kleine steden
98
0,11%
Overgangsgebied
146
0,14%
Platteland
79
0,12%
Regionale centrumsteden
54
0,10%
Stedelijke rand
85
0,13%
Totaal
576
0,12%
Tabel 8: aantal leerlingen in huisonderwijs naar gebied ingedeeld volgens verstedelijkingsgraad met het percentage van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jarigen dat dit aantal vertegenwoordigt (schooljaar 2009-2010, secundair onderwijs) 2009-2010
Aantal leerlingen huisonderwijs basis
Percentage ten opzichte van de bevolkingsgroep 6- tot 11-jairgen
Brussels Hoofdstedelijke Gewest
10
0,02%
Grootsteden
124
0,33%
Kleine steden
104
0,14%
Overgangsgebied
140
0,17%
Platteland
86
0,15%
Regionale centrumsteden
78
0,18%
Stedelijke rand
73
0,13%
Totaal
615
0,15%
Naar elke jongere met leerplicht die een verklaring van huisonderwijs indient, verzendt AgODi een vragenlijst waarin onder andere gepolst wordt naar de reden van de keuze voor huisonderwijs. Er worden tien opties weergegeven, en er is ook een mogelijkheid om zelf een andere reden op te geven. De opgegeven keuzemogelijkheden zijn: -
ideologische redenen, bijvoorbeeld geloofsovertuiging; kiezen voor een eigen schoolsysteem of opvoedingssysteem; hoogbegaafdheid; schoolmoeheid; negatieve ervaringen met school; nood aan aangepaste verzorging of begeleiding, bijvoorbeeld bij autisme, ADHD, revalidatie;
-
grote leerachterstand; combinatie met vrijetijdsactiviteit (sport, muziek, dans, …) met de bedoeling daarin een loopbaan uit te bouwen; trekkende bevolking; regelmatig verblijf in het buitenland; andere reden (te specifiëren).
Sommige van deze redenen bieden indicatoren voor eventueel onwelbevinden van jongeren, bijvoorbeeld schoolmoeheid of negatieve ervaringen met school. 3.
De onderwijsinspectie heeft een wettelijke basis voor het uitvoeren van controles op het huisonderwijs. Men is zelfs van plan om deze regelgeving volgend jaar nog te verstrengen. AgODI houdt de toestand van jongeren die huisonderwijs volgen ook in het oog. En geeft indien nodig de onderwijsinspectie de opdracht om bij een jongere een dringende huiscontrole uit te voeren. Dit kan: -
wanneer AgODi vermoedt dat het leerrecht van de jongere in het gedrang is;
-
als een jongere in een vroegere school problematisch afwezig was;
-
wanneer een dossier als zorgwekkend wordt beschouwd;
-
als er bezorgde telefoons komen van scholen, CLB’s of van de ouders zelf die op een controle aandringen.
Aanvullend verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.