Voorwoord Op 8 juli 2003 ontmoette ik voor het eerst Loek Dijkman van de Stichting Utopa. Dat was in synagoge Uilenburg in mijn functie als voorzitter van de stichting Het Nationaal Restauratie Centrum. Deze stichting probeert het ambacht in restauratieland, dat dreigt te verdwijnen, in stand te houden onder andere door cursussen te geven. Financieel is deze stichting een kasplantje. Wij waren de stichting Utopa op het spoor gekomen en hadden een financiële bijdrage gevraagd om cursusboeken voor het vak restauratie-timmeren te kunnen ontwikkelen en uit te geven. Na die bespreking vroeg Loek Dijkman mij of wij niet een plek of een gebouw hadden, waarin hij een centrum voor orgelmuziek zou kunnen vestigen. Het liefst wilde hij dat in nieuwbouw doen. Ik antwoordde hem, dat hij dan bij mij aan het verkeerde adres was. Stadsherstel doet immers niet in nieuwbouw. Maar nadat ik zijn verhaal had aangehoord, vertelde ik hem dat wij wel over een nog te restaureren kerkgebouw beschikten, dat aan zijn wensen in hoge mate tegemoet kwam. Dat wilde hij dan ook meteen zien. Welnu, zo snel ging dat ook weer niet, want ik had nog een andere afspraak. Maar twee uur later stonden we voor de Parkkerk. Ondertussen had ik Paul Morel - onze projectleider bij grote restauraties - gebeld om er bij te komen, want hij kende het gebouw als geen ander. Nadat we de kerk van binnen en buiten en van onder tot boven bekeken hadden, zei Loek Dijkman: “Hier zie ik wel wat in. Wat voor huur
zal ik bij benadering voor dit gebouw moeten betalen?” Ik noemde hem de orde van grootte. Dat kon ik, omdat we voor het Nederlands Blazers Ensemble uitgebreid berekend hadden wat de restauratie van het gebouw zou moeten gaan kosten. Hij was even stil en antwoordde: “Daarvoor moet het kunnen.” Nog nooit had ik zo snel bij een dergelijk groot gebouw zaken gedaan. Ik vroeg hem dan ook hoe hij daar zo snel antwoord op kon geven. Dat was duidelijk. Zoals wij uitgebreid aan het gebouw hadden gerekend om het Nederlands Blazers Ensemble duidelijkheid te geven wat de eventuele huur zou gaan bedragen, zo had hij al de nodige berekeningen gemaakt om te kijken hoeveel nieuwbouw zou gaan kosten. Loek Dijkman kwam wat ons betreft op het goede moment. We hadden een half jaar daarvoor, na het afhaken van het Nederlands Blazers Ensemble, besloten om met de restauratie van de kerk voorlopig te wachten, totdat zich een goede bestemming zou aandienen. De kerk was wind- en waterdicht en dankzij de verhuur van het souterrain aan een ICTbedrijf kon het gebouw zich voorlopig financieel bedruipen. De goede bestemming kwam eigenlijk veel eerder langs dan verwacht. Het creëren van een orgelcentrum betekende, dat de structuur van het gebouw onaangetast kon blijven. Tussenvloeren in de kerkruimte, die in eerdere plannen onontkoombaar leken, waren niet nodig. Een mooiere bestemming voor deze kerk was er eigenlijk niet.
Vervolgens zijn de plannen in sneltreinvaart uitgewerkt, maar natuurlijk altijd weloverwogen en met grote omzichtigheid. Voor elk probleem werd een verantwoorde oplossing gevonden. In de beginfase van de planontwikkeling kwam daarbij onze gemeenschappelijke belangstelling voor en ervaring met orgels goed van pas. Met name toen de restauratie van het Sauer-orgel moest worden voorbesproken. Wel heb ik altijd het standpunt van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg betreurd, dat geen subsidie zou worden gegeven voor het terugbrengen van de oorspronkelijke glas-in-loodramen. Die waren verdwenen, maar aan de hand van het nog aanwezige glas-in-lood en op basis van foto’s en tekeningen bestond er geen enkele twijfel over hoe die ramen er uit hadden gezien. En die ramen waren naar mijn oordeel beeldbepalend voor het karakter van deze kerk. De oplossing die architect Bas van Hille nu gekozen heeft, is ook een prachtige. Hij heeft het glas beplakt met folie, waarop foto’s staan afgebeeld van de verschillende fasen die dit kerkgebouw heeft meegemaakt, dan wel zal meemaken. Bovendien kon hiermee een betere isolatie voor het geluid worden verkregen. Voor de stad betekent dit alles dubbele winst: Amsterdam heeft er niet alleen een prachtig gerestaureerd kerkgebouw bij gekregen, maar bovendien een nieuwe muziektempel. Wim Eggenkamp, directeur Stadsherstel Amsterdam N.V.
Inhoud pagina 5
1 pagina 17
2 pagina 27
3 pagina 39
4 pagina 59
5 pagina 73
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
6
De Bouw Peter Prins
De straat van H.G. Koster en Yme Bijvoets Fred van Kooij
Van Gereformeerd naar Hervormd terug naar Gereformeerd Peter Prins
Villa Ruimzicht De Parkkerk als centrum van het Hersteld Verband Peter Prins
Het woord door de muziek vervangen Paul Morel
Een nieuw podium voor hedendaagse orgelmuziek Jouke Mulder
1
De bouw Peter Prins*
5
Economische groei
De bouw van de Parkkerk, 1918 (Gemeentearchief Amsterdam)
economische verbetering leidde tot het ontstaan van een gemechaniseerde industrie, die arbeiders nodig had om draaiDe Amsterdamse economie vertoonde ende te blijven. Vooral daarom begon de na het dieptepunt van de Franse tijd bevolking steeds sneller te groeien. een korte opleving, maar vanaf 1816 Het bepalen van het aantal inwoners in tot circa 1825 volgde een periode van het Amsterdam van de eerste helft van stilstand. Daarna begon langzaam een verbetering zichtbaar te worden. Dit was de 19de eeuw is zeer moeilijk, omdat de onder andere te danken aan de opening cijfers van de toen gehouden volkstelvan het Noord-Hollands Kanaal en de oprichting van de Nederlandsche Handel Maatschappij, beide in 1824, aan de opening van het Entrepotdok in 1827 en * Peter Prins is als historicus werkzaam bij aan de invoering van het Cultuurstelsel in Nederlands-Indië in 1830. Deze Stadsherstel Amsterdam
Parkkerk
De Parkkerk is gebouwd als het tweede gebedshuis van de Gereformeerde Kerk Amsterdam-Zuid. Deze kerkgemeente was ontstaan na de annexatie van grote delen van Nieuwer-Amstel door de hoofdstad in 1896.
6
Parkkerk
lingen onbetrouwbaar zijn. Pas na 1863 gelden deze cijfers als zekerder. De nieuwe Geschiedenis van Amsterdam1 acht de hierna genoemde cijfers waarschijnlijk. In 1815, na de economische malaise van de Franse tijd, lag het inwonertal op een dieptepunt van circa 183.000. Tien jaar later werd de 200.000 weer overschreden. In 1830 waren er waarschijnlijk circa 206.000 inwoners en in 1840 215.000. Tien jaar later was dit aantal gegroeid tot 228.000. Nog eens tien jaar later, in 1860, was het aantal bewoners opgelopen tot 243.000 en in 1870 tot 264.000. Vanaf circa 1860 begon de Amsterdamse economie steeds sneller te groeien. Vooral de opening van het Noordzeekanaal in 1876 gaf een enorme impuls aan de hoofdstad. Van grote betekenis waren verder de opening van het Suezkanaal in 1869, waardoor de verbinding met Indië veel beter werd, en de eenwording van Duitsland in 1871, waardoor dit land zich economisch sterk ontwikkelde en de Nederlandse havens profiteerden van de groei van het achterland. De bevolking begon na 1870 explosief toe te nemen, met 50.000 of meer per tien jaar. In de periode 1879-1903 betekende dit een groei van 73 procent, tot 542.000 inwoners.2 Om de groeiende populatie onderdak te bieden, moest er veel gebouwd worden. Voor de toegestroomde plattelandsbevolking, die werk zocht in de fabrieken, werd in arbeiderswijken als de Jordaan en de Oostelijke Eilanden de bebouwing verdicht en de bestaande huizen geschikt gemaakt voor intensievere bewoning. Ten behoeve van de nieuwe rijken werd in 1858 de Plantage vrijgegeven voor
woningbouw. Door de hoge eisen die daar aan de huizen gesteld werden, groeide dit deel van de stad uit tot een deftige woonbuurt. Ook andere lege plekken binnen de oude stad - zoals de afgegraven stadswallen - werden volgebouwd. Maar er was in Amsterdam, dat sinds 17de eeuw niet was vergroot, geen ruimte om de steeds sneller toenemende bevolking te herbergen. Uitbreiding over de Singelgracht, de oude vestinggracht, was onvermijdelijk. De eerste voorzichtige pogingen hiertoe werden in de jaren zestig van de 19de eeuw al gedaan. Particulieren bouwden her en der plukjes huizen, meestal langs reeds bestaande paden. Het eerste systematische uitbreidingsplan was van Samuel Sarphati. Deze diende in 1860 zijn Plan tot verfraaying en bebouwing van den omtrek van het Paleis voor Volksvlijt, de Amsteloevers enz. in, een plan tot bebouwing van de beide Amsteloevers en het gebied tussen de Amstel en de Boerenwetering. Dit mislukte echter door geldgebrek en de dood van de initiatiefnemer in 1864. Pierre Cuypers begon in 1867 met de aanleg van de Vondelstraat, de eerste vergroting van Amsterdam sinds de 17de eeuw. In de tweede helft van de jaren zeventig werd het noordwestelijke gedeelte van De Pijp gebouwd, één van de weinige delen van het uitbreidingsplan van stadsingenieur J.G. van Niftrik dat daadwerkelijk is uitgevoerd. Het plan van Van Niftrik uit 1867 was de eerste poging van de gemeente tot systematische uitbreiding. Het oogstte wel veel lof, ook in de gemeenteraad, maar het was te duur en daarom werd het afgewezen. De stadsingenieur ontwik-
De aanleg van de Vondelstraat was de eerste stadsuitbreiding in twee eeuwen, houtgravure circa 1870. (Gemeentearchief Amsterdam)
kelde vervolgens - met zijn afgewezen plan als onderlegger - enkele meer realistische deelplannen. In februari 1875 kreeg Van Niftrik van zijn nieuwe baas - de directeur van de in 1873 gereorganiseerde Dienst Publieke Werken, J. Kalff - opdracht deze deelplannen om te vormen tot één geheel. In oktober daaropvolgend was het plan - dat als het Plan Kalff de geschiedenis is ingegaan - klaar en in 1877 werd het door de gemeenteraad goedgekeurd. Met dit plan in de hand kon de gemeente beleid ontwikkelen op het gebied van de bouw van de uitbreidingswijken. Na 1880 zien we dan ook een grote toename van bouwactiviteiten. De gemeentegrens begon nu echt te knellen.
1
p. 243 (zie literatuurlijst achter dit hoofdstuk)
2 p. 525
De annexatie van 1896 De gemeentegrens en de feitelijke stadsgrens vielen niet samen. Dit had zijn oorsprong in de middeleeuwen. Sinds het begin van de 14de eeuw bezat Amsterdam een gebied buiten de muren waar de stedelijke wetten ook van kracht waren. In 1387 kreeg de stad van landsheer Albrecht van Beieren het recht deze
recht de ‘vrijheid’ van de stad uit te breiden tot 100 gaarden. Tot de annexatie van 1896 bleef dit privilege de buitengrens van de stad bepalen. Prent uit: Michiel Cornelisz Vosmeer - Principes Hollandiae et Zelandiae, Domini Frisiae. Cum genuinis ipsorum iconibus ... (Chr. Plantin, Antwerpen 1578)
7
Parkkerk
Graaf Albrecht van Beieren gaf Amsterdam het
‘vrijheid’ te vergroten tot 100 gaarden - ongeveer 375 meter - voorbij de stadsmuur. Dit eenmalige privilege gebruikte het stadsbestuur bij elke vergroting - alsof het een eeuwig gegeven recht was - zodat ook in de 17de eeuw de grens van de stedelijke vrijheid op 100 gaarden van de stadsmuur lag. Deze situatie werd in 1821 bij Koninklijk Besluit officieel vastgelegd. Na de invoering van de gemeentewet in 1851 werd dit de grens van de gemeente Amsterdam. Nu de gemeentegrens definitief was vastgelegd kon Amsterdam deze bij uitbreidingen niet meer automatisch verleggen. De enige mogelijkheid was om delen van de buurgemeenten te annexeren. De landelijke buurgemeente Nieuwer-Amstel, met als hoofddorp Amstelveen, had bouwgrond in overvloed. Al in 1873 besloten Burgemeester & Wethouders van Amsterdam te gaan onderhandelen om tot afspraken over een grenswijziging te komen voor de aanleg van de P.C. Hooftstraat. Deze nieuwe straat zou namelijk in beide gemeenten komen te liggen. Maar Nieuwer-Amstel liet weten geen behoefte aan een grenswijziging te hebben, waardoor Amsterdam noodgedwongen bestrating en riolering op grondgebied van de buren aanlegde. Toch begreep ook de gemeenteraad van Nieuwer-Amstel dat het expanderende Amsterdam niet eeuwig zou kunnen worden afgehouden. In 1877 werden onderhandelingen geopend, die echter tot niets leidden. In september 1880 kwamen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland met een eigen plan, dat de status van een wetsontwerp kreeg. Maar de reacties hierop van de inwoners
8
Parkkerk
van Nieuwer-Amstel waren zeer negatief. Voor degenen die Amsterdammer zouden worden, betekende het dat zij meer belasting zouden gaan betalen. Velen zouden zelfs hun kiesrecht verliezen, omdat de censusdrempel - het bedrag aan belasting dat men moest betalen om kiesgerechtigd te zijn - in Amsterdam veel hoger lag, 112 gulden tegen 32 gulden in Nieuwer-Amstel. Mede vanwege deze grote weerstand werd het wetsvoorstel uiteindelijk in april 1882 door de verantwoordelijke minister, Pijnacker Hordijk, ingetrokken. Geschrokken door de maar net afgeslagen annexatiepoging ging de gemeente Nieuwer-Amstel zich meer bemoeien met de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de eigen grenzen. Eén van de argumenten van de hoofdstad voor annexatie was namelijk dat de buurgemeente niet in staat was tot een adequate ruimtelijke ordening. Er kwam een strenger bouwtoezicht en de gemeente nam de aanleg van de voorzieningen voor de nieuwe bewoners op zich. Hierdoor ging Nieuwer-Amstel steeds meer profiteren van de economische bloei van de hoofdstad. De bouwgrond was er goedkoper, de belastingen lager en door de komst van de paardentram waren de verbindingen met de hoofdstad goed. Er vestigden zich forensen die wel van de lusten van Amsterdam profiteerden, maar niet de lasten hadden. Langs de grens tussen de twee gemeenten ontstond een aaneengesloten bebouwing, waardoor die steeds meer een papieren grens werd. Door de forensen groeide NieuwerAmstel van 5000 inwoners in 1870 tot 34.000 in 1896. De belastinginkomsten
die Amsterdam daardoor misliep waren fors. Een volgende annexatiepoging liet dan ook niet lang op zich wachten. In september 1884 gaven Gedeputeerde Staten te kennen zich opnieuw over een grenswijziging te willen buigen. Men probeerde het wetsvoorstel van 1882 opnieuw naar voren te schuiven. Maar in juli 1886 liet minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk weten dat er onvoldoende grond was om het aan de Tweede Kamer voor te leggen en dat hij daarom afzag van indiening. Doorslaggevend voor de minister was opnieuw het feit dat de inwoners van het noordelijk deel van Nieuwer-Amstel niet naar Amsterdam
wilden overgaan. Maar de situatie werd voor de hoofdstad steeds nijpender. Aan de zuidgrens was zo langzamerhand een kleine stad ontstaan, die zwaar leunde op de Amsterdamse voorzieningen zonder dat hier voor de hoofdstad inkomsten tegenover stonden. Bovendien raakte de bouwgrond in Amsterdam nu echt op en trokken steeds meer inwoners naar het goedkopere Nieuwer-Amstel. Daarom dienden Gedeputeerde Staten in februari 1894 opnieuw een wetsvoorstel in bij de minister. Het omvatte een veel groter gebied dan in het voorstel van 1882. De nu zittende minister, Van Houten, was wél voorstander van annexatie. Hij dien-
Nieuwer-Amstel in april 1893, drie jaar voor de annexatie, met rechts de achterkant van de huizen in de P.C. Hooftstraat. Links is de bebouwing langs de Parkweg, de latere Willemsparkweg te zien. Deze straat was in 1896 al bijna geheel volgebouwd en had een uitstekende verbinding met Amsterdam door de in 1893 geopende paardentramlijn die er doorheen liep. (Gemeentearchief Amsterdam)
de het voorstel op 17 juni 1895 in. Op 20 maart daaropvolgend werd het door de Tweede Kamer aangenomen met 66 tegen 23 stemmen. Per 1 mei 1896 ging 1145 hectare grond over van NieuwerAmstel naar Amsterdam. Het gebied
liep van de Schinkel tot de Amstel en de zuidgrens lag vlak boven de huidige ringweg en President Kennedylaan. Nieuwer-Amstel verloor in één keer 25.000 van de 30.000 inwoners. Ook de buurgemeenten Diemen en Sloten ver-
De Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid
oostzijde’ - werd een predikant aangesteld en het koetshuis van Zoekt de Vrede ingericht tot voorlopige kerk.
9
Parkkerk
Met de annexatie van het noordelijk deel van Nieuwer-Amstel werden ook de grenzen van de kerkgenootschappen in die gemeente gewijzigd. Zo kwam de gereformeerde Schinkelkerk op Amsterdams grondgebied te liggen. De kerk was in 1890 gebouwd, naar ontwerp van de architect Tjeerd Kuypers, voor de Nederduitsch Gereformeerde Kerk (doleerende) van Amstelveen. Dit was een dolerende kerkgemeente, in 1887 opgericht door lidmaten die Abraham Kuyper volgde toen deze uit Hervormde Kerk stapte, de zogenaamde ‘Doleantie’.3 Reeds in 1865 was er een gereformeerde gemeente in Nieuwer-Amstel geïnstitueerd, ‘De Kerk van de Christelijk Afgescheiden gemeente staande aan de Hand van Leiden’. Dit was een kerk gebaseerd op de leer van een andere afscheiding van de Hervormde Kerk, de ‘Afscheiding van 1834’. 4 De gemeente kerkte in een gebouwtje naast het huis Zoekt de Vrede aan de Handweg. In dit huis werden al enkele jaren door ontevreden orthodoxe gemeenteleden godsdienstoefeningen gehouden. Na de oprichting van een officiële gemeente - door de kerkenraad van de gemeente ‘Haarlemmermeer
loren grondgebied, maar veel minder. Daartegen waren dan ook nauwelijks protesten. Sloten raakte 88 hectare en 352 inwoners kwijt, Diemen 106 hectare en 170 inwoners.
De Amstelveenseweg met de Schinkelkerk en daarnaast de paardentramremise van de AOM, ongedateerde foto. (Gemeentearchief Amsterdam)
3 Over de Afscheiding, de Doleantie en het
onstaan van de Gereformeerde Kerken in Nederland zie hoofdstuk 3 4 In 1837 hadden al afgescheidenen uit Amsterdam in Nieuwer-Amstel - in een boerderij aan de Amstelveenseweg - illegale bijeenkomsten van meer dan twintig personen gehouden.
10
Parkkerk
Op hetzelfde terrein bouwde men een echte kerk, die op 8 december 1866 in gebruik werd genomen. In 1869 ging de Christelijk Afgescheiden Kerk zich de Christelijk Gereformeerde Kerk noemen. Na de Doleantie hielden de Afgescheidenen, ondanks toenaderingspogingen van de Dolerenden, een samengaan voorlopig af. Men was het niet eens met sommige ideeën van Kuyper en wilde eerst afwachten hoe de zaak zich verder zou ontwikkelen. Een verzoek van de Doleanten om de kerk aan de Handweg voor avonddiensten te mogen gebruiken, werd echter wel toestaan. In maart 1891 verscheen opnieuw een delegatie uit de Schinkelkerk in de kerk aan de Handweg. Na een intensieve vergadering, waarin alle eventuele moeilijkheden diepgaand besproken werden, was de kerkenraad er van overtuigd dat op het verzoek tot vereniging moest worden ingaan. Op 2 augustus 1892 - 15 dagen nadat op landelijk niveau een samensmelting had plaatsgevonden - werden de gemeenten van de ‘Gereformeerde Kerk te Amstelveen aan de Handweg’ en die van de ‘Gereformeerde kerk te Amstelveen aan de Overtoom’ opgericht. Door de samensmelting en het wegvallen van de Schinkelkerk na de annexatie van 1896 kreeg de Gereformeerde Kerk te Amstelveen behoefte aan een groter kerkgebouw. Men kon even verderop aan de Handweg een buitenhuis met omliggende grond kopen en zette hier de nog steeds bestaande kerk neer. Het door de Amsterdamse architect B. Koolhaas ontworpen gebouw werd op 14 december 1899 in gebruik genomen.
Toen het noordelijke gereformeerde kerkgebouw van Nieuwer-Amstel, de Schinkelkerk, op het grondgebied van Amsterdam kwam te staan, kreeg de kerkgemeente de naam Gereformeerde Kerk Amsterdam-Zuid (Overtoom). Het noordelijke deel van het geannexeerde gebied werd in de jaren tot de Eerste Wereldoorlog in hoog tempo volgebouwd. Door de aanwas van lidmaten, die zich in de nieuwe wijken vestigden werd de Schinkelkerk te klein. In een aantekening - geschreven op 8 juni 1917 - in het notulenboek van de Commissie van Beheer van de Gereformeerde Kerk Amsterdam-Zuid staat dat er vanaf 23 februari 1908 collectes zijn gehouden voor de bouw van een tweede kerk. In september 1915 werd voor dit doel een villa gekocht in de Gerard Brandtstraat,
aan de rand van het Vondelpark. De villa was in 1880 ontworpen door de architect Yme Bijvoets, in opdracht van de bouwondernemer H.G. Koster, die er zelf ging wonen. 5 Koster had de grond op 22 oktober 1877 in een veiling van de gemeente Nieuwer-Amstel gekocht. Op 15 februari 1899 verkochten zijn weduwe en zoon het perceel met opstallen aan de commissionair Johannes Wilhelm Marx. Deze betaalde er 20.000 gulden voor. Op 9 september 1915 verkocht Marx op zijn beurt de villa voor 34.000 gulden aan de predikant Arend van Dijken en de handelsreiziger Johannes Arends, respectievelijk “voorzitter en scriba van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Overtoom te Amsterdam”, aldus de notariële akte.
De villa die plaats moest maken voor de Parkkerk, ongedateerde foto (Gemeentearchief Amsterdam) 5 Zie over Koster en zijn activiteiten hoofd-
stuk 2
De architect
E.A.C. Roest (uit: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld)
veel gewerkt in zijn eigen omgeving, het geannexeerde deel van Nieuwer-Amstel. Hier ontwierp hij de woonhuizen Van Eeghenstraat 70-72 (1901), Van Baerlestraat 136-146/Nicolaas Maesstraat 71a/b (1901), Nicolaas Maesstraat 9094 (1906), 106-114 (1910), 9 (1912) en 118-122 (1912), Pieter Aertszstraat 25-33 (1909), Amstelveenseweg 186190 (1909) en 182-184 (1911), Frans van Mierisstraat 82-84 (1909), 123-137 (1909-1910) en 96-100 (1911), Jacob Obrechtstraat 75-77 (1910), 85 (1910)
6 In de oorlog zat in de HBS op het Adema
van Scheltemaplein de Sicherheitsdienst. De school is verwoest door een Engelse luchtaanval op 26 november 1944
11
Parkkerk
De architect die werd aangezocht voor de bouw van de tweede kerk was het lidmaat Ernst Adolph Christiaan Roest, die woonachtig was in de Nicolaas Maesstraat, op nummer 88. Roest werd geboren in 1875 als zoon van een commissionair in effecten. Hij volgde de lagere ambachtsschool en was vervolgens in de bouw werkzaam. Hij werd verder opgeleid bij de architecten H.P. Berlage en W. Kromhout en werkte zich op tot opzichter-tekenaar. In 1898 vestigde Roest zich als zelfstandig architect in Amsterdam. Naast zijn werkzaamheden als architect werkte hij enige jaren als leraar aan de avondtekenschool ‘Patrimonium’. Voor de gereformeerde gemeente bekleedde Roest diverse functies. Zo was hij secretaris van de ‘Vereeniging van Gereformeerde Scholen te Amsterdam’ en van de ‘Christelijke Schoolvereeniging te Amsterdam-Zuid’ en bestuurslid van de ‘School met den Bijbel te Sloten en Overtoom’. In opdracht van deze verenigingen heeft hij diverse scholen ontworpen, onder andere de twee Christelijke Hoogere Burgerscholen in zijn woonplaats, die stonden in de Moreelsestraat (1912, het huidige Sweelinck College) en op het Adema van Scheltemaplein (1930).6 Ook was hij tot de bouw van de Parkkerk voorzitter van de Commissie van Beheer van de Gereformeerde Kerk Amsterdam-Zuid. Roest heeft behalve de Parkkerk nog een gereformeerd bedehuis gebouwd: de Bethelkerk aan de Vasco da Gamastraat, die in 1929 in gebruik werd genomen. Verder bouwde hij villa’s, herenhuizen en arbeiderswoningen en ook utiliteitsgebouwen als fabrieken en garages. Hij heeft
en 72-74 (1912), Nicolaas Maesstraat 40-42/Moreelsestraat 37 (1910), Oranje Nassaulaan 40-44 (1911), Sluisstraat 1-11 (1911), Jacob Obrechtstraat 47 (1911), Jacob Obrechtstraat 69-73/Nicolaas Maesstraat 116 (1911), Zeilstraat 3-7/ Amstelveenseweg 200-226/Vaartstraat 2 (1911-1912), Prins Hendriklaan 34-38 (1912) en 21-25 (1914), Sophialaan 4347/Saxen-Weimarlaan 39b-43/Koninginneweg 212 (1912), Pieter Aertszstraat 47-49/Korte Tolstraat 1-5/Rustenburgerstraat 167-169 (1912), Johannes Vermeerstraat 18-20 (1913), Veerstraat 42-46 (1913), De Lairessestraat 42-48 (1913), 50-62 (1914) en 82-86 (1915), Pieter de Hoochstraat 61-71 (1913) en 34-44 (1913-1917), Jacob Obrechtplein 511/Hondecoeterstraat 30 (1913), Oranje
Nassaulaan 75-79/Saxen-Weimarlaan 1 (1913), Jacob Obrechtstraat 49/De Lairessestraat 20 (1914), Nicolaas Maesstraat 11/Johannes Vermeerstraat 63 (1914), Emmalaan 17-19/Emmaplein 7 (1916), J.J. Viottastraat 46-50 (1917) en Banstraat 23-27 (1918). Ook in het zuidelijke gedeelte van het geannexeerde gebied van NieuwerAmstel, dat volgens het Plan Zuid van Berlage werd bebouwd, heeft Roest een aantal wooncomplexen ontworpen, te weten: het blok Olympiaweg/Stadionweg/ Amstelveenseweg/Olympiakade/Turnerstraat/Sportstraat (met T. Kuypers en A.W. Ingwersen, 1923), Jan van Goyenkade 5-14 (1922), Cornelis Krusemanstraat 48-66/Des Presstraat 6-10 (1923), Okeghemstraat 28-38/Pieter Lastmankade 29
(1925) en Agamemnonstraat 1-3/Stadionweg 161-179/Achillesstraat 64-98 (1931). Eén van zijn bekendste werken is het hoefijzervormige woonblok achter het concertgebouw, dat hij in 1926 ontwierp. In het Diemer en Sloter deel van het geannexeerde gebied heeft Roest eveneens gebouwd. Het meest opvallend daarbij is misschien wel de grote stempel die hij op de Vrolikstraat heeft gedrukt. Hij ontwierp hier de nummers 36-100 (19051906) en 142-170 (1905). Ten slotte zijn van zijn scholen nog te noemen de Elout van Soeterwoudeschool aan de Speerstraat (1921) en de Julianaschool aan de Willem Leevendstraat (1924), thans moskee.
12
Parkkerk
De bouw van de tweede kerk 7
7 Het gedeelte over
de bouw van de kerk is gebaseerd op het bouwkundige dossier dat in het archief van stadsdeel OudWest bewaard wordt en op de notulen van de Commissie van Beheer van de Gereformeerde Kerk AmsterdamZuid, die zijn gedeponeerd in het Gemeentearchief.
terrein aan de Gerard Brandtstraat een nieuwe kerk te bouwen volgens het aan de Kerkeraad vertoonde plan”. Maar in de vergadering van 29 februari
De notulen van de Commissie van Beheer (CvB), die verantwoordelijk was voor de bouw van de Parkkerk zijn bewaard gebleven vanaf 1915. In deze notulen is voor het eerst sprake van de nieuw te bouwen kerk op 5 november van genoemd jaar, als er in de vergadering tekeningen gemaakt door voorzitter Roest worden bekeken. Op 18 november werden de tekeningen door de Technische Commissie (TC) van de CvB - die speciaal was aangesteld om het aanloopproces tot de bouw te gaan begeleiden - aan de kerkenraad voorgelegd. De kerkenraad vond de geraamde kosten van 90.000 gulden niet te hoog en ging akkoord met de plannen. Op 20 januari 1916 besloot men de CvB op te dragen “op Presentatietekeningen van de Parkkerk, ongedateerd. (Gemeentearchief de billijkste manier op het aangekochte Amsterdam)
besloot de CvB toch niet akkoord te gaan met de bouw volgens de bestaande plannen. Dit zou naar het oordeel van alle aanwezige commissieleden “de draagkracht der Gemeente van Overtoom te boven gaan”. Mogelijk waren door de oorlogsomstandigheden de prijzen ondertussen flink gestegen, want de bouw van de kerk - inclusief meubilering, licht en verwarming - ging volgens de begroting die commissielid en aannemer Koster had gemaakt nu 197.000 gulden kosten. De architect had ondertussen ook een eenvoudiger plan getekend, dat op 150.000 gulden geraamd werd. Maar, aldus de notulen, “met het oog op de oploopende prijzen der materialen is het moeilijk een begrooting te geven die voor langere tijd bindend is”. Ook op 14 april delen de notulen mee dat “ter vereenvoudiging van
het bouwplan door den architect wijzigingen in ’t bouwplan waren gemaakt” en dat de architect vertelt dat het plan daardoor weer goedkoper is geworden. Op 2 juni werden de nieuwe plannen getoond en “door allen zeer mooi gevonden”. Helaas ging nu de kerkenraad dwars liggen. In plaats van tevreden te zijn over de inspanningen van de TC, vond men dat de CvB te weinig geld voor de bouw had opgehaald. De tekeningen werden wel goedgekeurd, maar er werd nog geen toestemming gegeven tot aanbesteding over te gaan. Desalniettemin werd de aanbesteding die dag door de CvB op 12 juli gesteld. Tegelijk werd besloten dat deze niet openbaar zou zijn, maar in eigen kring zou worden gehouden. Ook werd op 17 juni al een bouwvergunning aangevraagd.
Op 28 juni was er een extra vergadering, waarin de voorzitter van de CvB meedeelde dat in totaal een bedrag van 62.000 gulden bijeen was gebracht, hetgeen aan de kerkenraad zou worden medegedeeld. Blijkbaar was dit bedrag voldoende, want de aanbesteding werd op de geplande dag gehouden. Eén dag later, op 13 juli 1916, besloot de kerkenraad de bouw te gunnen aan de laagst inschrijvende aannemer. Niet geheel toevallig was dit het commissielid H. Koster, die de plannen van Roest al eerder had doorgerekend. Zijn inschrijving was gezien de eerder door hem gemaakte begroting verbazingwekkend laag, 122.700 gulden. Het was achteraf gezien dan ook te laag en dit zou tot conflicten leiden. Nu de aanbesteding rond was, traden zowel de architect, als de aannemer uit de CvB. Ook werd een
13
Parkkerk
Bouwtekeningen van de Parkkerk, gedateerd juni 1916. (archief stadsdeel Oud-West)
14
Parkkerk
bouwcommissie samengesteld, waarin één lid van de CvB en twee leden van de kerkenraad zitting namen. Ondertussen was in maart de villa voor 1800 gulden voor sloop verkocht. Voordat het gebouw tegen de vlakte ging, werd er op 4 en 5 juli ’s avonds van zeven tot half tien een tentoonstelling gehouden, om de gemeenteleden in staat te stellen de tekeningen en het bouwterrein te bezichtigen. Op 27 juli diende architect Roest een “voornemen tot slooping” van de villa bij de gemeente in. De start van de bouw van de kerk liep enige vertraging op, omdat de gemeente Amsterdam de aanleg van een riool eiste. Maar op 21 september werd, zo deelde Roest middels een formulier mee aan Bouw- en Woningtoezicht, een begin gemaakt met de grondwerken. Op 13 november werden twee proefpalen geslagen. De bouwvergunning werd op 19 januari 1917 verleend en op 1 maart werd begonnen met het leggen van de fundering. De voltooiing van de funderingswerken wordt aangegeven op een ongedateerd formulier dat op 6 april bij Bouw- en Woningtoezicht binnenkwam. Ondanks de voortgang van het werk boterde het niet tussen de architect en de aannemer. Op 22 januari 1917 werd een extra vergadering belegd door de kerkenraad en de bouwcommissie, met aanwezigheid van de ruziënde partijen, waarin de gerezen moeilijkheden werden besproken en bijgelegd. Wat die moeilijkheden inhielden wordt niet duidelijk. Maar dat het waarschijnlijk over geld gaat, blijkt uit de notulen van de CvB van 22 februari. Hierin staat dat de architect uitgaven heeft gedaan, waar noch de bouwcommissie noch de CvB van op de hoogte waren. De eerstgenoemde commissie zal voort-
aan alle uitgaven van hem moeten fiatteren. Roest op zijn beurt zal de uitgaven van aannemer Koster moeten fiatteren. Niettegenstaande de gemaakte afspraken ging het toch mis. Het fijne komen we er niet van te weten, maar uit de notulen van 1 juni blijkt dat de aannemer ontslagen is. Hij kreeg betaald voor het werk tot dan toe plus 10% winstderving, tezamen 37.900 gulden. De kerkbouw werd in eigen beheer genomen. Drie broeders hebben dit “geheel belangeloos” op zich genomen, aldus de notulen. Van toen af aan verliep het bouwproces zonder problemen. In de notulen wordt nog maar summier op de voortgang ingegaan met mededelingen als: met de bouw “wordt nu krachtig voortgegaan” (7 september) of dat “de bouw goed opschiet” (2 november) of over “goede voortgang” van de bouw (30 november). Op 21 december vinden we de mededeling dat over veertien dagen met de kap wordt begonnen. Op 5 juli 1918, wanneer over de aanstelling van de koster wordt vergaderd, komen we voor het eerst de naam ‘Parkkerk’ tegen in de notulen van de CvB. De laatste mededeling over de bouw in deze notulen is op 13 december. Daar is te lezen dat besloten is dat de bouwcommissie de Parkkerk de maandag of dinsdag vóór kerst aan de CvB zal overdragen. Ondertussen was de bouw van de kerk voor Bouw- en Woningtoezicht reeds klaar. Met een ongedateerd formulier dat op 23 november bij de dienst was binnengekomen, had Roest kennis gegeven van de voltooiing. Het nummeringsbesluit dateert van 5 december. Zo een besluit geeft aan dat de eindinspectie van Bouwen Woningtoezicht heeft plaatsgevonden en dat het wat de gemeente Amsterdam
betreft allemaal in orde is. De uiteindelijke kosten vinden we in een eindafrekening van alle uitgaven en inkomsten van de bouw, gedateerd 5 november 1920. Hieruit blijkt dat de totale som ƒ 293.840,87½ bedraagt. Daarin zijn alle kosten meegenomen, ook bijvoorbeeld het drukken van boekjes voor geldwerving, brandverzekering, afsluitkosten voor de hypotheek en de aankoop van de villa. Als we de kosten die alleen met de bouw en inrichting te maken hebben bij elkaar optellen, komen we op een som van circa 181.000 gulden. Om de bouw van de kerk te kunnen betalen had de kerkgemeente een hypotheek van 167.000 gulden afgesloten en een obligatielening geplaatst van 48.800 gulden, aan giften was er circa 72.000 gulden binnengekomen. Op Eerste Kerstdag 1918 werd de Parkkerk in gebruik genomen.
De Parkkerk, ongedateerde prentbriefkaart (collectie Simon van Blokland)
Archivalia Archief stadsdeel Oud-West Bouwdossier Parkkerk - nr. 30893
Gemeentearchief Amsterdam Archief 850 - Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband (voorlopige inventaris)
Literatuur
15
Parkkerk
- R. Aerts en P. de Rooy - Geschiedenis van Amsterdam. Hoofdstad in aanbouw 1813-1900 (Amsterdam 2006) - G.Bolhuis e.a. (red.) - De Atlas Gordel 20-40 (Amsterdam 2000) - J.W. Groesbeek - Amstelveen, acht eeuwen geschiedenis (Amsterdam 1966) - M. van Haaren e.a. (red.) - Atlas van de 19de-eeuwse Ring Amsterdam (Amsterdam 2004) - J.P. Janse - ‘ “De wet kent geen steden.” Negentiende-eeuwse stadsgroei van Amsterdam en annexatie van het noordelijk deel van Nieuwer-Amstel’ in Jaarboek Amstelodamum jrg. 84(1992) p. 159-176 - Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Nederlanders en hun werk (Amsterdam 1938) p. 1241
16
Parkkerk
2
De straat van H.G. Koster en Yme Bijvoets Fred van Kooij*
17
Presentatietekening van de villa voor H.G. Koster, die is afgebroken voor de bouw van de Parkkerk. (Gemeentearchief Amsterdam)
Bij de publieke verkoop in 1815 van gebouwen en erven van de voormalige katoendrukkerij De Star aan de Overtoomseweg lezen we dat deze gelegen was ten oosten van de zogenaamde Slachtersgang. Deze gang, ook wel Slagersgang genoemd, liep door tot een sloot in de Buitenvelderse polder. In de loop van de 19de eeuw werd de gang ook Wijde Gang genoemd en weer iets later Gasthuislaan. Dat laatste had te maken met Het Pesthuis of Buitengasthuis, dat
schuin aan de overkant via een brug over de Overtoomsevaart bereikbaar was. In het jaar 1878 schreef H.G. Koster
* Fred van Kooij doet sinds 1990 onderzoek naar het gebied van Nieuwer-Amstel dat in mei 1896 door Amsterdam werd geannexeerd. Hij is co-auteur van boeken over de Boerenwetering en de Overtoom, die als nummer 2 en 7 zijn verschenen in de Amstelveense Historische Reeks.
Parkkerk
De Parkkerk is gebouwd aan het eind van een voormalig landelijk zijpad van de eeuwenoude Overtoomseweg, die in oorsprong Heiligeweg heette. De naam van dit pad werd in de loop der tijd enkele malen gewijzigd. Pas aan het einde van de 19de eeuw is het verbreed tot de straat die we nu kennen als het zuidelijke deel van de Gerard Brandtstraat. Bij de aanleg en bebouwing van dit straatdeel hebben twee personen een zeer belangrijke rol gespeeld.
een brief aan B&W van Nieuwer-Amstel met de vraag of hij tegen betaling de genoemde gang van de gemeente kon overnemen. Zijn verzoek werd op 19 juli van dat jaar afgewezen, want “de
H.G. Koster
18
Slagersgang staat bekend als ongenumAmsterdamse Vondelpark, dat in 1877 merde weg ten name der gemeente tot aan de Amstelveenseweg zou worden Nieuwer-Amstel naar de scheisloot doorgetrokken. gelegen bij het rij- en wandelpark”. Sinds 1865 lag hier al het eerste deel van het
Parkkerk
dan in Amsterdam en er was nog genoeg bouwgrond. Hoe kwam Koster tot dit opvallende ini- In 1879 diende architect Y. Bijvoets Gzn. tiatief? Hendrik Gustavus Koster HGzn., namens H.G. Koster een plan in voor het in 1828 geboren te Amsterdam, was - net bouwen van zeven huizen met beletage en aparte bovenwoning op een terrein aan als zijn vader - boekhandelaar in de de Gasthuislaan. Deze huizen kennen we hoofdstad. Zijn eerste winkel zat in de Stilsteeg wijk G 88 (thans Paleisstraat). Later verhuisde hij naar het gunstig gelegen adres Nieuwendijk, hoek Oudebrugsteeg. In de Amsterdamse adresgids van 1875 staat hij nog te boek als ‘kantoor-, boek- en papierhandelaar en in scheeps- en schrijfbehoeften’. H.G. Koster deed zijn zaak aan de Nieuwendijk over aan zijn broer Louwrens Janz. Koster en verhuisde met zijn echtgenote per 6 oktober 1877 naar het adres Overtoom 29, gemeente NieuwerAmstel. Tegenwoordig kennen we dit pand als Overtoom 217, op de hoek van de Anna van den Vondelstraat. Koster was al op jonge leeftijd eigenaar van een paar panden in de binnenstad, onder andere één aan de Binnenkant en een kleiner huis aan de Nieuwezijds Kolk. Uit zijn verdere carrière blijkt dat hij plannen had nieuwe huizen te laten bouwen, maar dat was in de overvolle binnenstad niet gemakkelijk te realiseren. Hij koos daarom voor het deel van Nieuwer-Amstel, dat dicht tegen de De boekwinkel van voorheen H.G. Koster in 1877. Het pand stadsgrens lag. Daar waren de grondbestaat nog, maar is nu voorzien van een 20ste-eeuwse onderpui. prijzen en de belastingtarieven lager (Gemeentearchief Amsterdam)
De ‘Kosterbrug’ met
Gerard Brandtstraat 8, toen Kosterstraat 10) was ook in 1880 gebouwd, in opdracht van de broodbakker H.F. Neumann, naar een ontwerp van F. van Steenhoven. Tijdens of vlak na de bouw werd het aan Koster verkocht, die zich toen korte tijd de trotse eigenaar van alle panden aan deze zijde van de straat mocht noemen. Hij was inmiddels met zijn echtgenote en schoonmoeder naar de villa Kosterstraat 1 verhuisd. Aan de overkant van de straat kon Koster in het geheel niet kopen of bouwen. Daar lagen, dicht tegen het Vondelpark aan, twee villa’s met een ruim bemeten eigen terrein er omheen. Zij waren eigendom van de gebroeders Smithuijsen, handelaren in tabak. In 1877 gaf Nieuwer-Amstel vergunning tot de bouw volgens een ontwerp van architect P.F. Laarman, met de aantekening dat men moest aangeven op welke wijze “toegang tot de villa’s van den Overtoomschen weg worde gemaakt”. Het antwoord op die vraag is thans nog te zien aan de oprijlaan naar één van de villa’s, Overtoom 241, tegenwoordig bekend als
1
De bouwtekening en bouwvergunning van
rechts de ingang naar
dit pand zijn niet bewaard gebleven. De
de Gerard Brandtstraat
kadasterleggers van Nieuwer-Amstel tonen
omstreeks 1900. De
aan dat het erf en vervolgens ook het huis
Overtoomsevaart is in
eigendom waren van H.G. Koster HGzn. In
1901-1903 gedempt.
1880 verkocht hij dit pand aan zijn zuster
Het lage hoekpand
Helena Catharina, sinds 1877 gehuwd met
en de naastgelegen
C.E.F. Taege. Zij woonden een jaar op dit
vier woonhuizen zijn
adres en verhuisden eind 1881 naar Aken.
later door nieuwbouw
Johanna Munnig Schmidt, dochter uit een
vervangen.(prentbrief-
eerder huwelijk van Helena Koster werd in
kaart collectie Simon van Blokland)
1894 de eigenares van het huis. 2 Zie pagina 16
19
Parkkerk
gemeente) zorgde voor aanbesteding van trottoirs en rijwegen. Dientengevolge kreeg Koster bij oplevering van de huizen in 1880 alsnog toestemming de voormalige Slagersgang over te nemen. Bij raadsbesluit van 8 oktober van dat jaar werd tevens vastgelegd dat de straat voortaan H.G. Kosterstraat zou heten. De ijzeren ophaalbrug over de Overtoomsevaart, die de verbinding vormde tot de buurt rond de Helmersstraat, werd door de omwonenden omgedoopt Ontwerptekeningen Gerard Brandtstraat 10-22 in de ‘Kosterbrug’. In 1880 verzocht H.G. Koster aan de (Gemeentearchief Amsterdam) eerder genoemde architect Bijvoets een vrijstaande villa te ontwerpen met tuin, omheining en aanlegsteiger aan de zijde van het Vondelpark.2 De bouwvergunnu als Gerard Brandtstraat 10 t/m 22. Kort daarna kwam ook het buurhuis ning werd nog in datzelfde jaar verleend. 1 nummer 24 gereed. Naast de rij huizen De straten in Nieuwer-Amstel hadden een huisnummering die begon aan de - aan de Vondelparkzijde - bleef op dat moment een stuk tuin van ruim 1000 m² Amstelveense zijde. De villa werd dus nog onbebouwd (de locatie van de latere H.G. Kosterstraat nummer 1 en zo liep de nummering door in de richting van Parkkerk). de Overtoom. Het laatste pand voor In de 19de eeuw was het normaal dat de kruising met de Overtoom (thans de bouwondernemer (en dus niet de
20
Parkkerk Brief waarmee Y. Bijvoets de ontwerptekeningen voor de villa indiende bij B&W van Nieuwer-Amstel. (Gemeentearchief Amsterdam)
villa Betty.3 De gefortuneerde Eduard Lehmann4, ook tabakshandelaar, kocht de villa in juni 1896 van Petrus Hendricus Smithuijsen en liet deze verfraaien en uitbreiden door architect Gerrit van Arkel.5 In de Kosterstraat/Gerard Brandtstraat werd het terrein van de villa beschermd door een hoge schutting. Koster had echter nog plannen voor een andere locatie. Rond 1880 verschenen in de Amsterdamse kranten advertenties voor “bijzonder gunstig gelegen bouwterreinen aan de Verlengde Vondelstraat (gemeente Nieuwer-Amstel)”. Die grond was toen eigendom van de ‘Vereniging tot aanleg van een Rij- en Wandelpad, genaamd Vondelpark.’ Het bestuur van het Vondelpark had al in 1864 van de Amsterdamse Gasthuizen lange stroken grond aangekocht in de nabijheid van de Slagersgang. Twaalf jaar later nam men de sloot, ook wel Kruitwetering genoemd, over van het polderbestuur met de bedoeling die te zijner tijd te dempen. Om verdere nieuwbouw te kunnen financieren verkocht Koster in 1881 en 1884 een paar van zijn panden aan de Kosterstraat. Op een van de Vereniging Vondelpark gekocht terrein aan het einde van de Anna van den Vondelstraat liet hij een fraaie dubbele villa neerzetten.6 Het was een ont-
3 De toegang tot de tweede villa - Villa Marjo, eigendom van Franciscus Antonius Smithuijsen - werd blijkbaar tijdens het ontwerpproces veran-
derd. Deze kreeg namelijk een ingang via de Anna van den Vondelstraat (nummer 12). Het pand is gesloopt voor het in 1985 geopende verzorgingstehuis Vondelstede, nadat het zelf jarenlang als rusthuis had gefunctioneerd. In 1895 verhuisde Fransciscus met zijn vrouw naar de villa van Koster in de Kosterstraat. 4 Eduard Lehmann had in 1884 al opdracht gegeven aan architect Eduard Cuypers voor de bouw van de drie statige huizen aan de Overtoom op de
hoek van de Gerard Brandtstraat - de nummers 249-251-253 - waarin hij onder meer zijn kantoor onderbracht. 5 De tekeningen dateren al van 1894 en zijn aanwezig in het Gemeentearchief. 6 Misschien is H.G. Koster daarbij geïnspireerd door een collega-boekhandelaar genaamd J.L.W. Seijffardt, die een winkel aan het Damrak had.
Deze bezat ook grond aan de Vondelstraat en liet in 1883 schuin aan de overzijde de zes roodstenen panden 166 t/m 176 neerzetten. De architecten waren W. van Lookeren Campagne en E. Confeld von Felbert.
21
Gezicht op Gerard Brandtstraat 8-10-12 enz. in juni 1989 (Gemeentearchief Amsterdam)
rend. Vandaar dat al een maand later het raadsbesluit werd genomen deze straat voortaan Gerard Brandtstraat te noemen. Het voorgaande wekt de indruk dat we met een geslaagde en vermogende bouwondernemer van doen hebben. Maar schijn bedriegt. Koster heeft de stad weliswaar verrijkt met een aantal waardevolle panden, zijn financiële positie blijkt bij overlijden minder gunstig te zijn dan mocht worden verwacht. De aangifte voor de successierechten, die zijn echtgenote in oktober 1898 liet opmaken door notaris Krab-
bendam in Amsterdam, eindigt met een nadelig saldo van ruim achtduizend gulden. De nog uitstaande hypothecaire aflossingen en overige schulden zijn hoger dan de dagwaarde van het onroerend goed op naam van de weduwe, Lammerdina Gesina de Lang. Zij zou korte tijd later verhuizen naar Naarden. Het huizenbezit, waaronder villa ‘Bloemenhof ’ aan de Gerard Brandtstraat, een villa te Bussum en - nog steeds panden aan de Binnenkant en Nieuwezijds Kolk, zou successievelijk worden verkocht.
Parkkerk
werp van architect Hendrik Jan Wigman, die in dezelfde periode meer panden in de Vondelbuurt en Willemsparkbuurt op zijn naam heeft staan. De dubbele villa staat thans bekend als Vondelstraat 101-103. Hendrik Koster verhuurde de huizen aan de Vondelstraat en bleef zelf wonen in de villa aan de Kosterstraat. Op de grond rond de villa was inmiddels een oranjerie aangelegd. Onder zijn buren - die tevens zijn huurders waren - bevond zich een aantal notabelen. In de adresboeken van 1880-1895 vinden we bijvoorbeeld de volgende namen: Herman P.C.W.H.J. van Son, burgemeester van NieuwerAmstel, David van der Keulen, directeur Rijksmuseum, Eduard Donkersloot, “med. Doctor”, en Johan Heinrich Haust, eigenaar van de brood- en beschuitfabriek ‘De Volharding’. In 1893 besloot het echtpaar Koster te verhuizen naar een veel kleiner huis, te weten Overtoom wijk J nummer 79. Het is denkbaar dat ze de grote villa te bewerkelijk, te rustig en afgelegen vonden en daarom kozen voor wat toen de levendige zijde van de Overtoom werd genoemd. Het huis lag dicht bij de Kosterstraat en is in de jaren dertig van de 20ste eeuw door nieuwbouw vervangen. Tegenwoordig ligt hier de oostelijke vleugel van het Revalidatie Centrum Amsterdam. Makelaar H.G. Koster HGzn. overleed op 15 maart 1898 in het huis aan de Overtoom, 69 jaar oud. Ondertussen was de naam H.G. Kosterstraat ook verdwenen. In mei 1896 werd het Nieuwer-Amstelse deel van de Overtoom met de daaromheen liggende gebieden in zijn geheel door Amsterdam geannexeerd. Omdat er al een Maarten Jansz. Kosterstraat in de hoofdstad was, vond men de naam H.G. Kosterstraat te verwar-
Yme Bijvoets Gzn., een veelzijdige architect Yme Bijvoets werd geboren op 2 september 1837 in Wymbritseradeel (Fr.). Hij was een zoon van de schilder en glazenmaker Gerardus Adrianus Bijvoets en Dieuwke Ymes Pietersma. Zijn voorouders waren afkomstig uit de Belgische plaats Overpelt. Yme Bijvoets Gzn. vestigde zich in 1866 als bouwkundige te Amsterdam. Aldaar hield hij zich de eerste tien jaar voornamelijk bezig met verbouwingen en het tekenen van nieuwe voorgevels en winkelpuien. Na 1875 ontstaat een scala aan ontwerpen voor herenhuizen, villa’s en zelfs theaters, 22
Parkkerk Foto en handtekening van Y. Bijvoets Gzn. op zijn abonnementskaart voor de Internationale tentoonstelling die van mei tot oktober 1883 werd
fabrieken en kerken, voor particulieren of instellingen, zowel binnen Amsterdam als daarbuiten. In de traditie van veel 19de-eeuwse ontwerpers paste Bijvoets een neorenaissancestijl toe voor zijn woonhuizen en neogotiek voor bijvoorbeeld zijn rooms-katholieke kerken te Nederhorst den Berg en Texel. Over Bijvoets is tot nu toe weinig geschreven. Wel bestaan er artikelen over twee opmerkelijke panden van zijn hand in Amsterdam.7 Het eerste is gebouw Mercurius of Passage Central aan de Prins Hendrikkade doorlopend tot de Nieuwendijk, dat in 1883 gereed kwam. In dit hoge pand zat in de beginperiode een hotel met winkelpromenade op de begane grond. Aan het einde van de vorige eeuw kreeg het landelijke bekendheid toen het was ingericht als bezinnings- en activiteitencentrum Oibibio. Nummer twee is het hoekpand aan de De Ruijterkade - nummer 105-106 - vlak naast het Centraal Station, een rijk versierde gevelwand met aan de onderzijde van de imposante erkerpartij reliëfs van het beeldhouwersatelier Van den Bossche en Crevels. Het Gemeentearchief Amsterdam bezit een ongeïnventariseerd archief van Architectenbureau Y. Bijvoets Gzn., met ongeveer 150 bouwtekeningen, bestekken en notities. Dit archief omvat de periode 1868-1894. In het Amsterdams adresboek van 1898 staat hij nog als architect vermeld, op het adres Kalverstraat 122, maar het is onbekend of hij toen nog actief was. Bijvoets overleed
gehouden op de Museumterreinen te Amsterdam (collectie familie Kloppers).
7 Zie literatuurlijst
in 1901 in Haarlem op de leeftijd van 63 jaar. De ontwerpen van zijn Amsterdamse panden (bestaand, verdwenen of niet uitgevoerd) kunnen via de Beeldbank van het Gemeentearchief worden geraadpleegd. In het kader van deze Nieuwsbrief beperken we ons tot het noemen van een
paar nog steeds bestaande woonhuizen in Amsterdam, bijvoorbeeld Ruyschstraat 11-13, Stadhouderskade 62 t/m 66 en 68 t/m 71. In de Atlas 19de-eeuwse Ring worden deze gewaardeerd als ‘orde 2’-panden wegens hun specifieke, bijzondere kwaliteit. In het centrum staan onder meer karakteristieke Bijvoetspan-
den aan de Leidsekade, het Rokin en de Spinozastraat. Nu de waardering voor de Nederlandse architectuur uit de 19de eeuw toeneemt, zou een speciale publicatie over het complete oeuvre van Yme Bijvoets de moeite waard zijn.
23
Parkkerk
Tekening van de zijgevel van het gebouw De Zeevaart, De Ruijterkade 105-106. Het pand staat op de lijst van 200 nieuwe rijksmonumenten opgesteld door bureau Monumenten en Archeologie. (Gemeentearchief Amsterdam)
24
Parkkerk Foto van Leidsekade 79. De huizen Leidsekade 78-79-80 zijn in 1885 door Bijvoets ontworpen voor R. Lobatto en J.E. Torenburg. (foto F. van Kooij)
Literatuur
Bronnen - Kadastergegevens Nieuwer-Amstel (Amstelveen) en Amsterdam - Bevolkingsregisters 1860-1900 - Bouwdossiers Nieuwer-Amstel 18721896 (Gemeentearchief Amsterdam, toegang 5403) - Archief Architectenbureau Y. Bijvoets Gzn. (Gemeentearchief Amsterdam, toegang 149) - Archief Publieke Werken Amsterdam (Gemeentearchief Amsterdam, toegang 5180)
25
Parkkerk
- M. Beek - Abel Antoon Kok architect, activist en verzamelaar. Drie eeuwen Amsterdamse Bouwkunst. Tentoonstellingscatalogus Gemeentearchief Amsterdam (Amsterdam 1984) - G. Bekkers e.a. - Ode aan het Vondelpark (Amsterdam 1997) - ‘De Ruijterkade 105-106, Gebouw De Zeevaart (1884)’ op Website Bureau Monumenten & Archeologie (http:// www.bma.amsterdam.nl/adam/nl/ msp/zeevaart.html) - M. van Haaren e.a. (red.) - Atlas van de 19de-eeuwse Ring Amsterdam (Amsterdam 2004) - F. van Kooij - Amsterdam-Overtoom in vroeger tijden: veranderingen in de 20ste eeuw (Klaaswaal 2001) - J. Kuyt - ‘Bijvoets’ in Saur Allgemeines Künstler Lexikon, band 10 (München 1995) - J.W.M. Sickman e.a. - De Overtoom en de Dubbele Buurt, historisch knooppunt van land- en waterwegen. Amstelveense Historische Reeks no. 7 (Amstelveen 1999) - T.A. Voûte en I.H. van Eeghen - ‘Villa Betty’ in Jaarboek Amstelodamum jrg. 75 (1983) p. 159-170 - B. Vreeken - ‘De Passage Central 18831886’ in Ons Amsterdam jrg. 37(1985) p. 16-21
3
Van Gereformeerd naar Hervormd terug naar Gereformeerd Peter Prins 27
Het Algemeen Reglement van 1816
Abraham Kuyper (Gemeentearchief Amsterdam)
Tijdens de Republiek was de Nederduitsch Gereformeerde Kerk geen officiële staatskerk, maar zij had wel een bevoorrechte positie. Deze positie werd mogelijk gemaakt door de onderlinge banden tussen de kerkelijke en wereld-
lijke overheden. De kerkelijke gezagdragers hadden veel invloed op wereldlijke zaken en de wereldlijke overheden op kerkelijke zaken. Dit veranderde bij de val van de Republiek. In de Grondwet van 1798 werd de scheiding tussen kerk en staat vastgelegd en werden alle kerkgenootschappen voor de wet gelijk. De Gereformeerde Kerk verloor zo in de
Parkkerk
De Nederlandsche Hervormde Kerk is ontstaan als voortzetting van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk. In de 19e eeuw ontstonden binnen de Hervormde Kerk twee belangrijke scheuringen door lidmaten die ontevreden waren over de koers van de kerk: de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886. Door een samensmelting van de Afgescheidenen en de Doleanten in 1892 ontstond het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland. In dit hoofdstuk volgt een kort overzicht van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de vorming van dit kerkverband, waartoe de Parkkerk in eerste instantie behoorde.
28
Parkkerk
Franse Tijd officieel haar bevoorrechte plek in de samenleving. Maar na de troonsbestijging van Willem I werd zij voor een groot deel in de oude positie hersteld. De nieuwe koning wilde de kerk gebruiken om de eenheid in het verscheurde land te bevorderen. Op 7 januari 1816 werd het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk in het Koningrijk’ ingesteld, waarmee de Gereformeerde Kerk officieel de naam Hervormde Kerk kreeg. Het Algemeen Reglement verving de Dortsche Kerkorde, zoals die door de synode van Dordrecht van 1618-1619 was vastgelegd en die de Gereformeerde Kerk twee eeuwen lang als leidraad had gebruikt. Deze Dortsche kerkorde ging uit van de autonomie van de plaatselijke gemeenten en legde veel macht bij de provinciale synodes. Het was daarmee een afspiegeling van het politieke bestel van de Republiek, waar de macht ook bij de steden en de gewesten lag. In het Algemeen Reglement van 1816 werd juist de nadruk gelegd op een centralistisch bestuur van de kerk. De leiding werd in handen gelegd van een Generale Synode, waarvan de eerste leden door de koning benoemd werden. Volgende aanstellingen gebeurden op voordracht van de provinciale synoden, waarvan de leden altijd door de koning werden aangewezen. Alle synodebesluiten, of wijzigingen in het Algemeen Reglement moesten bovendien door de koning worden goedgekeurd. Het benoemen van predikanten was een taak van de provinciale synodes, maar ook de koning moest toestemming geven als een predikant van gemeente veranderde. Over
De Nationale Synode in Dordrecht bijeen. Schilderij uit 1621 door Pouwels Weyts jr., gemaakt in opdracht van het Dordtse stadsbestuur. (collectie Dordrecht Museum)
de leer van de kerk of de handhaving van de leertucht werd in het Algemeen Reglement niet gesproken. Wel wat van de plaatselijke kerken verwacht werd: zorg voor het christendom in algemene
zin en voor de eigen kerkgemeenschap in het bijzonder, handhaving van christelijke zeden, orde en eendracht en “de aankweeking van liefde voor Koning en Vaderland”.
De Afscheiding van 1834
(Gemeentearchief Amsterdam)
29
Parkkerk
Willem Bilderdijk, voorman van het Réveil.
ren, waren de, meestal modernistische, kerkelijke gezagsdragers niet gediend van godsdienstige scherpslijpers, die men met Al in de 18e eeuw was een strijd in de een beroep op de eenheid van de kerk dan kerk gaande tussen ‘modernen’ (of ‘libeook zoveel mogelijk monddood maakte. ralen’ of ‘vrijzinnigen’) en ‘orthodoxen’ Dit leidde tot ontevredenheid onder som(of ‘confessionelen’ of ‘rechtzinnigen’). mige kerkleden, die het niet eens waren De modernen waren vooral leden uit de met de (indirecte) invloed van de overhogere standen, die door de ideeën van de Verlichting een andere geloofsbeleving heid op geloofszaken en het daarmee gepaard gaande rationalisme en streven hadden dan het gewone kerkvolk. Bij de naar consensus. Dit beschouwde men als eersten was plaats ingeruimd voor het een aantasting van de gewetensvrijheid. menselijke verstand - de Ratio - en een De - in de ogen van velen - te grote daarmee gepaard gaande afstandelijke relatie met ‘Het Opperwezen’. Een deugd- overheidsbemoeienis op het gebied van zaam leven was volgens deze opvattingen geloofszaken leidde in 1834 tot de zogevoldoende om in de hemel te komen. Men naamde ‘Afscheiding’. Een aantal orthobeschouwde het geloof als een overtuiging doxe gemeentes stapte in navolging van de gemeente van ds. Hendrik de Cock die zich met de tijd meebewoog. Vooral (1801-1842) in het Groningse dorpje aan de Groningse universiteit leefde dit Ulrum uit de Hervormde Kerk. De Cock soort ideeën. Men sprak vanaf 1830 dan ook van de Groninger richting. De lagere had op de universiteit van Groningen gestudeerd en daar liberale geloofsopvatstanden hadden een andere, eenvoudige, tingen opgedaan. In Ulrum, waar hij in door traditie en de dagelijkse praktijk 1829 beroepen werd, kwam hij in contact gestuurde, persoonlijke relatie met God, met bevindelijke boeren, die hem op zijn waarbij men zich uitverkoren voelde en moderne ideeën aanspraken. Dit bracht geen bemoeienis van wereldlijke gezagde dominee er toe de geschriften van Caldragers duldde. Maar ook in de hogere vijn en andere vroege protestanten, en de standen waren aanhangers van dit soort leerregels van de Synode van Dordrecht te ‘bevindelijke’ opvattingen aan te treffen, met name in de Réveilbeweging, die rond bestuderen. Hij kwam tot de conclusie dat 1820 onder leiding van Willem Bilderdijk de kerk de verkeerde weg was ingeslagen en begon de, volgens hem, zuivere leer begonnen was en die terug wilde naar de oude kerkelijke tradities. Namen als Isaac vanaf de kansel te verkondigen. Op da Costa, Willem de Clercq en Guillaume 29 mei 1834 werd hij afgezet als predikant Groen van Prinsterer zijn met deze bewe- en op 13 oktober daaropvolgend stapte de kerkenraad van Ulrum met zijn dominee ging verbonden. Doordat de landelijke overheid een grote uit het Hervormde kerkverband. bemoeienis met de inrichting van de kerk Na aanvankelijke repressie door de overheid in de vorm van een verbod op had, bleef er een stevige band tussen de samenkomsten, boetes, inkwartieringen wereldlijke en kerkelijke elite bestaan. Aangezien de Hervormde Kerk de eenheid en gevangenschap, werden de afgescheiin het nieuwe koninkrijk moest bevorde- den gemeentes bij Koninklijk Besluit van
5 juli 1836 toch erkend. Aan die erkenning waren wel enkele eisen gesteld. Men moest beloven geen aanspraak te maken op de bezittingen van de Hervormde Kerk, de eigen armen te onderhouden en de naam ‘gereformeerd’ niet te gebruiken. De gemeenten die hier in toestemden, verenigden zich als de Christelijk Afge-
scheiden Gemeenten. Een deel van de orthodoxen wenste echter niet aan de overheidsdwang toe te geven. Zij verenigden zich onder de naam Gereformeerde Kerken onder het Kruis, omdat zij liever bleven ‘lijden’ dan de aanduiding ‘gereformeerd’ op te geven. Nadat de beperkende wet in 1868 was ingetrokken, stichtten de
Abraham Kuyper
30
Parkkerk ds. Hendrik de Cock voorman van de Afscheiding van 1834.
afgescheidenen een jaar later de Christelijk Gereformeerde Kerk, waartoe ook de meeste kruisgemeenten toetraden. Onder druk van de overheid stelde men nog in hetzelfde jaar, 1869, een reglement op, waarin inrichting en bestuur werd vastgelegd.
studieboeken had gevonden. Geraakt door deze manier van geloven, verdiepte ook Kuyper zich in de geschriften van Veel orthodoxen bleven na de AfscheiCalvijn en kwam, net als De Cock vóór ding van 1834 echter trouw aan de hem, tot de conclusie dat de Hervormde Hervormde Kerk. Zij beschouwden Kerk ver van diens denkbeelden was deze kerk als de enige ware en wilden weggeraakt.1 haar van binnenuit ‘genezen’. Maar het was de maatschappelijke elite die nog Na een benoeming in Utrecht in 1867 altijd de koers bepaalde. Om de eenkwam Kuyper in 1870 als predikant heid te bewaren, moest een zekere mate naar Amsterdam. Hier richtte hij twee van geloofsvrijheid bestaan en moesten jaar later de krant De Standaard op, die scherpe theologische debatten vermeeen belangrijke spreekbuis voor zijn den worden, zo dachten de kerkelijke denkbeelden zou worden. Hij gaf het gezagsdragers nog steeds (ook velen die predikantschap echter op, toen hij in het theologisch met de orthodoxen eens 1874 in de Tweede Kamer werd gekozen. waren). Vanwege deze dominante positie In 1876 raakte hij ernstig overspannen van de hogere klassen, was de strijd van en moest kuren in Duitsland. In mei van de orthodoxen ook een sociale strijd van het volgende jaar keerde hij terug naar de lagere klasse en lagere middenklasse Nederland en gaf per 1 juli zijn kamertegen de bourgeoisie. lidmaatschap op. Kuyper ging zich nu In de loop van de jaren zestig werd als redacteur van De Standaard en als Abraham Kuyper (1837-1920) de voorpublicist inzetten voor de orthodoxe man van de orthodoxe beweging. Zijn zaak. In maart 1879 verscheen een lijvig inspiratie om zich hiervoor in te zetten, boekwerk van ruim 1300 pagina’s van vond hij in zijn eerste standplaats als zijn hand, getiteld Ons Program. Dit predikant, het Betuwse dorpje Beesd, waar hij in 1863 was aangesteld. Net als De Cock dertig jaar eerder, kwam hij 7 Sommigen denken dat dit - mogelijk te hier in contact met eenvoudige, rechtzinnige ‘kleine luyden’ die een andere romantische - beeld door Kuyper zelf in de geloofsbeleving hadden dan hij in zijn wereld is gebracht
Abraham Kuyper in zijn tijd als predikant in Amsterdam. (Gemeentearchief Amsterdam)
vormde het fundament van zijn op 3 april van dat jaar opgerichte AntiRevolutionaire Partij. Ook de stichting van de Vrije Universiteit paste in Kuypers streven zijn orthodoxe gedachtegoed het leidende beginsel in de Hervormde Kerk en daarmee in het leven van de gelovigen te maken (“De eere Gods op alle terreinen des levens” noemde hij dat). De universiteit moest niet alleen eigen predikanten opleiden, maar ook geleerden - vooral historici - die de orthodoxe denkbeelden van een wetenschappelijk fundament konden voorzien. Op 20 oktober 1880 hield Kuyper in de Nieuwe Kerk de openingsrede van het eerste studiejaar, getiteld ‘Souvereiniteit in eigen kring’. De titel verwees naar de strijd voor autonomie van lokale kerkelijke gemeenten tegen de door de overheid aangestelde synodes.
Amsterdam werd door het optreden van Kuyper het brandpunt van het orthodoxe verzet. Een belangrijk medestander in zijn strijd was de ondernemer Willem Hovy, eigenaar van azijnmakerij en bierbrouwerij De Gekroonde Valk aan de Hoogte Kadijk. Deze had de geldmiddelen om de zaak te steunen - hij was de belangrijkste geldschieter van de Vrije Universiteit - en beschikte over een schare zeer trouwe arbeiders, die hij kon inzetten als er fysiek verzet gepleegd moest worden. De strijd tussen de modernisten en
orthodoxen begon in de hoofdstad in het jaar 1853 toen in de Nieuwe Kerk de moderne Groninger predikant L.S.P. Meijboom beroepen werd. Aanvankelijk was tegen deze benoeming veel orthodox protest, maar vanwege de persoon van de nieuwe dominee - een innemend man en uitstekend redenaar - bleek de soep niet zo heet gegeten te hoeven worden als hij werd opgediend. Toch zouden in de jaren die volgden diverse rellen uitbreken, toen in andere kerken liberale dominees dingen van de kansel verkondigen, die de orthodoxen onder het gehoor niet bevielen. Langzaam maar zeker escaleerde het conflict
31
Parkkerk
Amsterdam als centrum van orthodox verzet
De eerste predikant komende van de Vrije Universiteit werd op 7 februari 1886 in het Gelderse Kootwijk beroepen, Jan Hendrikus Houtzagers. Hij werd direct geschorst door het Classicale Bestuur in Harderwijk en de gemeente van Kootwijk stapte uit de Hervormde Kerk, weldra gevolgd door andere gemeenten. Hiermee werden de eerste stappen gezet op de weg naar de vorming van een nieuwe kerk. Tegelijkertijd speelde in Amsterdam een conflict dat daadwerkelijk zou leiden tot de vorming van zo een nieuwe kerk.
Willem Hovy, eigenaar van azijnmakerij en bierbrouwerij De Gekroonde Valk was zo sterk
32
met de zaak van Kuyper verbonden dat men in Amsterdam spotte over de ‘brouwersbaas die tegelijk een kuijpersknecht was’.
Parkkerk
(Gemeentearchief Amsterdam)
binnen de kerk in Amsterdam, met Kuyper als katalysator. De Amsterdamse kerk werd na het aantreden van Kuyper, in 1870, steeds meer een bolwerk van orthodoxie, waarin de liberale predikanten en kerkenraadsleden een minderheid gingen vormen. Zo verliet in 1878 een groot aantal ultramoderne gelovigen de kerk onder leiding van de gebroeders Ph.R. en P.H. Hugenholz, die hun predikambt neerlegden en de Vrije Gemeente stichtten. Kuyper kon zijn grote invloed krijgen, omdat in 1867 een reglement verscheen waarin werd vastgelegd dat de kerkenraden niet langer automatisch door coöptatie aangevuld hoefden te worden, maar dat de lidmaten er voor konden kiezen de ouderlingen en diakenen via stemming zelf te benoemen. Hij was de eerste predikant in Amsterdam, die aangesteld was door de op de nieuwe wijze gekozen kerkenraad. Bij zijn intrede verklaarde hij al: “De nieuwe verkiezingswijs draagt in haar schoot een nieuwe kerk. We moeten verbouwen of verhuizen. De valsche band van het ongereformeerde kerkbestuur zal eindelijk springen, zo wij de leuze maar moedig opnemen, die in de autonomie, dat wil zeggen het zelfbeheer en zelfbestuur der gemeente ligt.” Dit was het begin van een constante strijd - ook landelijk van steeds meer orthodoxe kerkbesturen - tegen moderne predikanten en de hogere kerkorganen.
In maart 1872 verklaarden 17 orthodoxe ouderlingen niet langer aanwezig te zullen zijn bij godsdienstige handelingen als doop en aanname van nieuwe lidmaten, wanneer deze door moderne predikanten zouden worden uitgevoerd. Kuyper schreef ter hunner verdediging een brochure. Maar de orthodoxen konden nog niet voldoende medestanders onder de kerkbestuurders vinden. Zelfs degenen die met hen sympathiseerden, schrokken terug voor een confrontatie, die tot een scheuring zou kunnen leiden. Mede door deze nederlaag besloot Kuyper in 1874 zijn ambt op te geven en in de Tweede Kamer zitting te nemen, toen hij in het district Gouda was gekozen. Na zijn kamerlidmaatschap en zijn gedwongen rustperiode keerde Kuyper in de hoofdstad terug. In 1882 werd hij als ouderling van de Nieuwe Kerk verkozen en daarmee tot lid van de kerkenraad van Amsterdam. Op 11 april van het volgende jaar organiseerden Kuyper en de zijnen in verkooplokaal Frascati in de Nes een landelijk congres van orthodoxe predikanten en ambtsdragers, de Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden. Hier werd besloten dat als een beslissing van een kerkenraad in strijd zou zijn met het rechtzinnige gedachtegoed, de orthodoxen zouden moeten breken met die kerkenraad en een eigen ‘dolerende’(= zich beklagende) kerk oprichten.
De Doleantie
33
Parkkerk
den bewaard - barricaderen met een nieuw slot en ijzeren platen. Ook liet hij de kamer bewaken door de koster, geasIn 1885 werd de zaak door de orthosisteerd door twee sterke mannen. Een doxen de op de spits gedreven. De Amsterdamse kerkenraad weigerde cate- dag later meldden Kuyper en twee andechisanten van drie moderne predikanten re professoren van de Vrije Universiteit - de predikant dr. F.L. Rutgers en de als lidmaat aan te nemen. Ook weigerde jurist jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman men deze catechisanten attesten van - zich bij de deur van de Nieuwe Kerk. goed zedelijk gedrag te verstrekken, die nodig waren om bij een andere gemeente Zij waren in gezelschap van drie werkaangenomen te worden.De zaak werd bij de Generale Synode aanhangig gemaakt en deze beval, als hoogste gezagsorgaan, om de aspirant-leden vóór 8 januari 1886 alsnog aan te nemen. De kerkenraad voelde dat deze kwestie tot een breuk zou kunnen leiden en nam op 14 december met tachtig tegen 27 stemmen het besluit aan, dat als de kwestie inderdaad tot een breuk zou leiden, de kerkelijke goederen ter beschikking zouden blijven staan van degenen die “getrouw zijn gebleven aan God’s Woord”. Op 4 januari werden de tachtig voorstemmers - waaronder Kuyper, Hovy en vijf predikanten - door de Classis Amsterdam wegens scheurmaking en bezitsvervreemding voorlopig geschorst. Aangezien de kerkenraad nu te klein geworden was om beslissingen te nemen, nam het classicaal bestuur de taken van de raad over. Eén van de eerste handelingen was het aannemen van de geweigerde cateds. H.P. Berlage, oom van de architect met chisanten. Tegen de zin van de orthodezelfde naam, was één van de drie moderne doxe meerderheid werden zij aanvaard predikanten van wie de kerkenraad weigerde en ingeschreven. catechisanten aan te nemen. Dit was de Omdat men bang was dat de geschorsaanzet tot de Doleantie. (Gemeentearchief ten zich meester zouden maken van de Amsterdam) bezittingen van de kerk liet dominee A.J. Westhoff de volgende dag de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk - waar de documenten en kostbaarheden wer-
jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman, hoogleraar aan de Vrije Universiteit die samen met Kuyper de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk bezette. Lange tijd Kuypers bondgenoot, maar zijn aristocratische afkomst leidde
34
uiteindelijk tot een breuk met de kampioen der ‘kleine luyden’. De Savornin Lohman was in 1890-1891 minister van Binnenlandse
Parkkerk
Zaken en in 1908 één van de oprichters van de Christelijk Historische Unie. Van 1909 tot zijn dood in 1924 was hij minister van Staat en tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina. Tekening van Johan Braakensiek. (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)
nemers van De Gekroonde Valk, die op verzoek van Hovy meegekomen waren. De eerste was Klaas Kater, onderbaas van de metselaars van De Gekroonde Valk en tevens één van de oprichters en de eerste voorzitter van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium. De tweede was Bart Poesiat, baas van de kuiperij, eerste secretaris van Patrimonium en daarnaast één van de geschorste ouderlingen. De derde werknemer van Hovy was de oersterke bierdrager Van den Akker. Het groepje van Kuyper werd niet toegelaten en ging vervolgens naar de politie, maar deze weigerde in te grijpen. Wel stuurde de commissaris een politie-inspecteur mee, die zou moeten bemiddelen. De twee door Westhoff geposteerde bewakers besloten toen om toch maar het veld te ruimen en Kuyper en de zijnen namen bezit van de Nieuwe Kerk. Men kon echter de gebarricadeerde consistoriekamer niet binnen komen. Met behulp van een inderhaast opgeroepen smid wist de orthodoxe delegatie zich toch toegang te forceren, wat wel ten koste ging van een deurpaneel. Daarom werd dit incident al spoedig ‘De Paneelzagerij’ genoemd.
Spotprent op de ‘Paneelzagerij’ uit De Nederlandsche Spectator nr. 2, januari 1886. Te zien zijn de drie hoogleraren van de Vrije Universiteit, Kuyper, De Savornin Lohman en Rutgers, die de deur van de consistoriekamer forceren. Onder de tekening is een vers uit Vondels Gijsbrecht van Aemstel te lezen. (foto Juan Hernández)
Klaas Kater, één van de werknemers van Willem Hovy die op verzoek van hun patroon met Kuyper meegingen om de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk te bezetten. In 1876 was hij één van de oprichters van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium. (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)
De volgende dag, 7 januari, probeerde de andere partij via een deurwaardersexploit weer toegang te krijgen, maar dit mislukte. Wederom weigerde de stedelijke overheid in te grijpen. Burgemeester G. van Tienhoven - in zijn hoedanigheid als hoofd van de politie - wilde eerst een gerechtelijke uitspraak afwachten in deze gecompliceerde juridische zaak. Desondanks probeerde een twintigtal niet-geschorste predikanten - waaronder de bekende dominee-dichter J.J.L. ten Kate - op 8 januari de kerk binnen te komen, waar ze die dag een vergadering zouden hebben. Hoewel er op dat moment een sneeuwstorm woedde, vonden ze één voor één een dichte deur. Uiteindelijk
besloot men de vergadering maar in de Oude Kerk te houden. De bezetters van de Nieuwe Kerk bleven zitten waar ze zaten. Pas op 6 januari van het volgende jaar verlieten zij de consistoriekamer in afwachting van gerechtelijke uitspraken over het beheer en bezit van de kerkelijke goederen. Maar de slag bij de burgerlijke rechter werd door de orthodoxen verloren. Uiteindelijk wees op 15 juni 1888 de Hoge Raad al hun aanspraken af. Door alle commotie die was ontstaan, hadden vijf geschorste diakenen begin 1886 al te kennen gegeven dat ze de consequenties van hun stemgedrag niet hadden overzien. Zij werden gere-
habiliteerd. De overige 75 geschorsten volhardden in hun houding en gingen bijbellezingen organiseren in diverse zalen in de stad. Zij tekenden beroep aan tegen hun schorsing bij de Provinciale Synode, maar die wees dit protest op 1 juli 1886 af. Hierop ging men opnieuw in beroep, nu bij het hoogste orgaan, de Generale Synode. Maar die bevestigde de schorsing op 1 december, zodat deze definitief werd. Daarom kwamen op 16 december 1886 Kuyper en de zijnen bijeen als “wederopgetreden wettige kerkenraad,” waarmee men aangaf uit het Hervormde kerkverband gestapt te zijn.
35
Nederduitsch Gereformeerde Kerken
Parkkerk
In eerste instantie leek de strijd in de hoofdstad een lokale zaak van kerkelijke tucht. Maar vanwege de omvang van de Amsterdamse gemeente en de voortrekkersrol die Kuyper altijd had vervuld, groeide de zaak uit tot een nationale gebeurtenis. Amsterdam werd het centrum van de Doleantie als landelijke beweging. De uitgetreden orthodoxen organiseerden een congres - het Gereformeerd Kerkelijk Congres, opnieuw in Frascati - dat duurde van 11 tot 14 januari 1887. Het werd bezocht door ongeveer 1500 mensen en bracht de Doleantie in een stroomversnelling. De doelstelling was als volgt geformuleerd: “Eene algemeene beweging te wekken en te leiden, om al onze Kerken van onder het juk der Synodale Hiërarchie uit te brengen en aan Christus, haren Koning te hergeven.”
Sinds 1879 was voormalig theater Frascati in de Nes een verkooplokaal voor tabak. Het was ook één van de zalen waar de Doleanten kerkdiensten hielden. In januari 1887 werd hier het Gereformeerd Kerkelijk Congres gehouden, dat de Doleantie in een stroomversnelling zou brengen. Foto uit 1931. (Gemeentearchief Amsterdam)
36
Parkkerk
Als gevolg van de afspraken gemaakt op het Gereformeerd Kerkelijk Congres kwam op 28 juni van hetzelfde jaar een Synodaal Convent in Rotterdam bijeen, waar 193 afgevaardigden van kerken en classicale vergaderingen aanwezig waren. Hier werd gediscussieerd over het te vormen kerkverband. Men kwam tot de conclusie dat zo een kerkverband slechts een voorlopig karakter kon hebben. Dit met het oog op de gelovigen die nog onder de synodale hiërarchie bleven en op de broeders van de in 1869 opgerichte Christelijk Gereformeerde Kerk, de kerk voortkomend uit de Afscheiding van 1834. Met de Afgescheidenen wilde men nog niet samengaan, vanwege hun onder druk van de landelijke overheid opgestelde reglement, waar de Doleanten het niet mee eens konden zijn. Het Synodale Convent in Rotterdam besloot voort te gaan onder de naam ‘Nederduitsch Gereformeerde Kerken’. Hieraan werd vaak het woord ‘dolerend’ toegevoegd. Na het Synodaal Convent werden nog vier Voorlopige Synodes gehouden. Toen duidelijk werd dat er geen sprake kon zijn van een verzoening met de Hervormde Kerk, laat staan van een reformatie van deze kerk, zocht men toch toenadering tot de Christelijk Gereformeerden. Ook de kerk van de Afscheiding wilde alsnog een eind maken aan de verdeeldheid onder de gereformeerde
broeders. Zij hield daarom eveneens een aantal synodes, teneinde de nieuwe situatie te bespreken. Uiteindelijk besloot zowel de Algemene Synode van de Christelijk Gereformeerde Kerk, als de Voorlopige Synode van de Nederduitsch Gereformeerde Kerken - beide in 1892 te Amsterdam gehouden - met algemene stemmen tot een samengaan. In de Keizersgrachtkerk werd dit samengaan officieel tot stand gebracht op de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, op 17 juni 1892. Op aandringen van de Dolerenden werd in de nieuwe naam de meervoudsvorm ‘kerken’ gebruikt, om de autonomie van de plaatselijke gemeenten te benadrukken. Grondslag voor het kerkverband was de Dortsche Kerkorde van 1619. Deze werd onverkort aanvaard. Slechts een beperkte herziening vond in 1905 plaats, waarbij alleen dat veranderd werd wat door veroudering onmogelijk was geworden. De samensmelting tussen de Afgescheidenen en de Doleanten vond in 1892 plaats op synodaal en classicaal niveau. Het samengaan op lokaal niveau werd aan de plaatselijke kerken zelf overgelaten. Door de grote omvang van de beide kerken in de hoofdstad, die elk hun eigen regels en gewoonten hadden, vond de fusie hier pas in 1897 plaats. Toen ontstond de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Centrum.
In de Keizersgrachtkerk vond op 17 juni 1892 de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland plaats, waar de Afgescheidenen en de Doleanten officieel samensmolten. (Gemeentearchief Amsterdam)
Literatuur
37
Parkkerk
- R. Aerts en P. de Rooy - Geschiedenis van Amsterdam. Hoofdstad in aanbouw 1813-1900 (Amsterdam 2006) aldaar p. 409-411 en 468-472 - C. Augustijn (red.) - Gereformeerd Amsterdam sedert 1835 (Kampen 1989) - W. van ’t Spijker en D. Deddens ‘Gereformeerde Kerken’ in L.C. van Drimmelen en W. van ’t Spijker (red.) - Inleiding tot de studie van het kerkrecht (Tweede, herziene en aangevulde druk, Kampen 1992; eerste druk 1988) p. 128-148 - J.A. Groen jr. - ‘Honderd jaar geleden: De Doleantie. Een kerkelijke revolutie in Amsterdam’ in Ons Amsterdam jrg. 38(1986) p. 4-8 - J.A. de Kok - ‘Kerken en godsdienst: de school als motor van de verzuiling’ in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 13 (Haarlem 1978) p. 145-155 aldaar 146-149
38
Parkkerk
4
Villa Ruimzicht
De Parkkerk als centrum van het Hersteld Verband Peter Prins
Autonomie van de plaatselijke kerken
Dominee Johannes Gerardus Geelkerken in 1929 (Gemeentearchief Amsterdam)
De strijd van Abraham Kuyper en de zijnen was er vooral één voor de autonomie van de lokale kerken en tegen de macht van de meerdere kerkorganen, de classes en synodes.1 Het kerkenverband dat de Dolerenden in 1887 aangingen, was een confederatie van gelijkwaardige gemeenten. In die optiek ligt de soevereiniteit bij de gemeenten
en is deze door Christus zelf gegeven. Iedere plaatselijke kerk met haar door Christus gegeven ambtelijke instituties is een volwaardige kerk, die geen andere macht boven zich heeft, dan die van Christus zelf. De classes en synodes hebben, anders dan de kerkenraden, deze
1
Zie hierover hoofdstuk 3
39
Parkkerk
De Parkkerk is haar bestaan begonnen als één van de kerken binnen het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland. In 1926 is een groot gedeelte van de lidmaten van de kerkgemeente van Amsterdam-Zuid, waarvan de Parkkerk één van de bedehuizen was, uit het verband gestapt. Men ging zich noemen de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. De reden om zich af te splitsen was dezelfde als die de Doleanten onder leiding van Abraham Kuyper veertig jaar eerder aanvoerden om de Hervormde Kerk te verlaten: te veel macht van de Generale Synode.
bevoegdheden niet van Christus ontvangen, maar zijn in onderlinge overeenstemming door de kerken zelf ingesteld. Derhalve staan zij ten dienste van de plaatselijke kerken. De eenheid van de kerken ligt in de gezamenlijke erkenning van Christus’ koningschap en de eenheid van de schriftuurlijke leer. Van de kerken mag een onderling samenwerken en een uitdragen van de eenheid worden vereist, maar het staat elke kerk vrij uit het verband te stappen. Vanwege deze
plaatselijke autonomie spreekt men van ‘Gereformeerde Kerken’, in meervoudsvorm. Dit inzicht is door Kuyper in 1883 in zijn kerkrechtelijke hoofdwerk Tractaat van de reformatie der Kerken opgeschreven. Hij vat zijn overtuigingen samen in wat hij noemt de vier hoofdpunten van het gereformeerde stelsel. Dit zijn: 1. De plaatselijke kerk is het uitgangspunt voor elke kerkregering
Dominee Geelkerken
40
Parkkerk
Johannes Gerardus Geelkerken werd geboren op 13 juni 1879 in Alkmaar. Toen hij een paar maanden oud was, verhuisden zijn ouders naar Utrecht, waar zijn familie vandaan kwam. Zijn vader, notaris van beroep, stierf toen zijn zoon 12 jaar oud was. Vader Nicolaas Gerardus Geelkerken was een vooraanstaand man in de Hervormde Kerk en de ARP. Bij de Doleantie koos hij echter de zijde van Kuyper en werd als ouderling geschorst. Hij trad toe tot de Gereformeerde Kerk van Utrecht, waar hij tot zijn dood eveneens ouderling was. Omdat er in Utrecht geen christelijk gymnasium was, verhuisde de familie naar Amsterdam, toen zoon Johannes de leeftijd had om naar de middelbare school te gaan. Hier ging hij naar het Gereformeerd Gymnasium op de Keizersgracht. In 1899 begon hij een theologische studie aan de Vrije Universiteit. Geelkerken was een briljant student. In oktober 1909 promoveerde hij cum
2. De plaatselijke kerken verbinden zich in een confederatief verband 3. De lekenbroeders hebben een grote rol binnen de kerk 4. Het kerkelijk gezag is volkomen zelfstandig ten opzichte van de landsoverheid Het was in deze Gereformeerde Kerk dat op 5 februari 1911 de 31-jarige Johannes Gerardus Geelkerken als predikant in Epe werd beroepen.
laude op het proefschrift ‘De empirische godsdienstpsychologie’. Hierin bracht hij moderne opvattingen naar voren over de rol van de wetenschap in het geloof. De dissertatie bracht hem daarom in conflict met de theologische faculteit van de VU. Dit was een voorbode op wat later zou komen. De geschiedschrijver van de Gereformeerde Kerk in
dr. Herman Bavinck, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van 1902 tot zijn dood in 1921. Bavinck was de leermeester van Geelkerken, die beïnvloed werd door diens ideeën over bijbelwetenschap en oecumene. (collectie Vrije Universiteit)
Hersteld Verband, ds. Herngreen - zelf bevestigd door Geelkerken - omschrijft diens opvattingen als volgt: “Geelkerken streed voor de vrijheid van het gelovig wetenschappelijk onderzoek en tegen de fundamentalistische ontaarding van de Schriftopvatting, waarbij de menselijke factor in de bijbel vrijwel geheel over het hoofd werd gezien.” 2 Ook was Geelkerken zijn hele leven een
warm pleitbezorger van de oecumenische gedachte en gemeenschappelijke evangelisatiearbeid. Tijdens zijn studie was hij al een jaar praeses van de gemengde Nederlandsche Christen Studenten Vereniging. Hij nam deel aan het werk van verschillende oecumenische organisaties, zoals de Evangelische Alliantie, het Nederlandse Lausanne Comité en de Oecumenische Raad in Nederland,
de voorloper van de Raad van Kerken in Nederland. Toch was Geelkerken in het maatschappelijk leven geen moderne man. Herngreen noemt hem “traditioneel”, “milieugebonden” en een “oprecht rechtse man met een oranje kokarde op zijn toga op koninginnedag”.3
Geelkerken beroepen in Amsterdam
2 p. 25 (zie de literatuurlijst achter dit hoofd-
stuk) 3 p. 26
41
Parkkerk
altijd zeker hoefden te zijn en dat dit het waard was om onderzocht te worden. Hij was een begenadigd predikant, die steeDoor alle opschudding die zijn proefvast volle kerken trok. De Overtoomsche schrift teweeg had gebracht, moest GeelKerkbode, het blad van de Gereformeerde kerken - die in 1906 getrouwd was met Kerk van Amsterdam-Zuid, werd een Ida Jacoba Kardoes en zich in Hilversum belangrijke spreekbuis voor Geelkerken, gevestigd had - na zijn promotie wegens wiens ideeën vaak onderwerp waren van overspannenheid langdurige rust nemen. discussie. Toen hij genezen was, werd hij in 1911 in Met de komst van de nieuwe dominee Epe beroepen als predikant. Hij werd hier raakte de kerkgemeente verdeeld in twee bevestigd door ds. K. Fernhout, die later voorzitter zou zijn van de synode die hem kampen. Dominee Van Dijken was een boerenzoon en kon zich niet vinden in de schorste en afzette. wetenschappelijke benadering van de cum Op 30 mei 1915 werd Geelkerken prelaude afgestudeerde notariszoon, die ook dikant van de Gereformeerde Kerk van nog eens het hart op de tong had. Binnen Amsterdam-Zuid. Hij was daar de tweede dominee van de snel groeiende gemeente, de kerkgemeente waren deze tegenstellingen eveneens zichtbaar. De oorspronkelijke naast ds. A. van Dijken. Men was toen bewoners van dit in 1896 geannexeerde en al bezig met de voorbereidingen voor nog grotendeels uit weilanden bestaande de bouw van een tweede kerk, omdat de Schinkelkerk te klein werd. Ook in Amster- deel van Nieuwer-Amstel, waren anders dam viel Geelkerken op door zijn moderne dan de bewoners van de nieuw aangelegde wijken rondom het Vondelpark en het preken, waarin de mogelijkheid werd (latere) Museumplein. geopperd dat de oude zekerheden niet
In 1920 preekte Geelkerken tegen het getuigenis, dat door de Synode van Leeuwarden was opgesteld om vanaf de kansels te worden voorgelezen. Herngreen noemt dit getuigenis “één grote waarschuwing tegen de geest en de gevaren van de tijd”. De preek van Geelkerken - die in druk verscheen
onder de titel ‘Machteloosheid en krachtsontplooiing der Kerk’ - daarentegen was volgens de geschiedschrijver “één bewogen protest tegen gereformeerde eigendunk”. “Dat was het eigenlijke begin van de kwestie Geelkerken, de frontale aanval op de geest van zelfvoldaanheid, die zich van de Gerefor-
meerde Kerken had meester gemaakt.”4 Geelkerken was dus controversieel, ook in de eigen gemeente, en werd goed in de gaten gehouden door de Generale Synode. Eigenlijk kon een openlijke confrontatie niet uitblijven. Die kwam enkele jaren later dan ook.
De kwestie Geelkerken
42
Parkkerk
Op 23 maart 1924 leidde dominee Geelkerken in de Schinkelkerk een dienst en preekte daar over het bijbelboek Genesis, hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, het verhaal van de zondeval. Wat hij daar naar voren bracht, was voor één van de ouderlingen, H. Marinus - van beroep procuratiehouder - reden hem aan te klagen “wegens afwijking van de leer”. Hij stapte naar de kerkenraad van Amsterdam-Zuid en deze vroeg Geelkerken om uitleg. De dominee verklaarde dat hij de preek niet op schrift had en alleen aan de hand van enige aantekeningen had gesproken, maar dat hij deze alsnog op papier zou zetten. Geelkerken schreef daarop een stuk, dat de ‘preekcoupure’ zou komen te heten en door 18 ouderlingen bevestigd werd. Volgens de dominee had hij in de preek gezegd dat Genesis “ons voor eigenaardige moeilijkheden plaatst” en dat die niet gemakkelijk zijn uit te leggen, dat er “schier evenveel ‘verklaringen’ als geleerde uitleggers” waren. Ter illustratie zei hij: “Denk maar aan ‘den boom der kennis des goeds en des kwaads’, de slang en
Spotprent op de affaire Geelkerken van L.J. Jordaan in De Groene Amsterdammer van 19 september 1925 (archief De Groene Amsterdammer)
4
p. 26
haar spreken, den boom des levens, enz.” Hij heeft dus nooit gezegd dat de slang niet gesproken zou hebben en noemde Genesis zelfs “de Goddelijke bekendmaking van een historisch feit”. Ook Marinus meldt niet dat Geelkerken letterlijk gezegd zou hebben dat de slang niet sprak. Volgens de ouderling had de dominee in de preek het volgende gezegd: “De geleerden zijn het er nog niet over eens, wat zich bij den val des menschen heeft afgespeeld. Wat in de Heilige Schrift vermeld staat, in dat oude verhaal over den val, moet als beeld worden beschouwd. Wij zouden het niet kunnen begrijpen, indien ons de Heilige Schrift dat, naar de feiten zou berichten. Wanneer een vakman met een
27 maart 1926 (foto Juan Hernández)
verzocht hen dan ook om de zaak alsnog zelf te onderzoeken. Naar aanleiding van Marinus’ brief vroeg de classis Geelkerken een formulier te ondertekenen, waarin hij verklaarde dat Genesis 3 niet allegorisch of symbolisch moest worden opgevat. De dominee weigerde dit met kerkrechtelijke argumenten. Hij verklaarde dat de classis al uitspraak had gedaan en daarom niet opnieuw een onderzoek mocht beginnen. Men had dit in de handen van de provinciale synode moeten leggen, omdat het om een beroepszaak ging. Gesteund door de kerkenraad ging Geelkerken zélf tegen de classis in beroep bij deze synode. De classis beargumenteerde dat men nog geen uitspraak had gedaan, maar alleen de zaak had terugverwezen naar de kerkenraad. Er volgde een kerkrechtelijke discussie, waarna de synode het bezwaar van Geelkerken en de kerkenraad ongegrond achtte en de zaak terugverwees naar de classicale vergadering. Deze legde Geelkerken een aantal vragen voor, omdat sommige door broeder Marinus genoemde zaken niet in de preekcoupure behandeld werden. Weliswaar bleek, aldus de classis, dat Geelkerken Genesis een “Goddelijke bekendmaking van een historisch feit” noemt - en in zoverre was Marinus’ klacht ongegrond - maar hij had ook gesproken over zaken als het spreken van de slang en de boom des levens, die God gebruikt zou hebben om ons te laten begrijpen wat voor ons onbegrijpelijk was. De classis vroeg hierover een nadere verklaring om de gehele klacht ongegrond te kunnen verklaren. De dominee weigerde deze vragen te beantwoorden vanwege more-
43
Parkkerk
H. Marinus en zijn vrouw in Het Leven van
blinde over de kleuren spreekt, kan die er niets van vatten. Evenmin wij wat in het paradijs metterdaad geschiedde. Eén ding is zeker: er is een proef genomen, en de mensch is er in bezweken.” Marinus tekende er bij aan dat de weergave “zakelijk, niet woordelijk” was. De kerkenraad verklaarde in zijn vergadering van 3 april de klachten ongegrond, maar de aanklager ging hier niet mee akkoord. De verbolgen ouderling vond dat de raad niet met argumenten was gekomen. Daarom schreef hij een brief - gedateerd 13 mei - aan de Classis Amsterdam. Deze zei op 10 september dat de uitspraak van de kerkenraad weliswaar “voor misverstand vatbaar is”, maar dat men bedoelde te zeggen dat broeder Marinus de preek onjuist had weergegeven. De classis verwees de klager terug naar de kerkenraad om “in den weg van broederlijke samenspreking” tot een oplossing te komen. Marinus was het niet eens met deze conclusie en wendde zich op 15 november met een brief opnieuw tot de classicale vergadering. De kerkenraad wilde, zo schreef hij, zijn getuigen niet horen, zodat hij zich niet kon verdedigen tegen de beschuldiging dat hij de preek niet juist begrepen had. Bovendien had Marinus gehoord dat Geelkerken de gewraakte passages van zijn preek op schrift had gesteld, maar de kerkenraad had daar in zijn antwoord niet naar verwezen en louter suggestieve meningen gegeven. Eén van de leden zou, aldus Marinus, verkondigd hebben: “Wat hij gezegd heeft, weet ik niet, maar dát kan hij niet gezegd hebben.” Ook weet Marinus dat de leden van de classis de preekcoupure gelezen moeten hebben. Hij
44
le en kerkrechtelijke bezwaren. Hierop werd hij door de classis geschorst. Geelkerken en de kerkenraad gingen daartegen in beroep bij de provinciale synode. Deze legde de zaak in handen van de Generale Synode, die daarvoor bijeengeroepen werd in Assen. De procedure had tot dan toe al ruim een jaar geduurd. Velen voelden dat de kwestie Geelkerken om meer ging dan alleen de bijbeluitleg. De dominee had met zijn uitgesproken meningen niet alleen vrienden gemaakt. Maar ook zijn karakter zal aan de escalatie hebben meegewerkt. Hij was koppig, zocht graag de confrontatie, was ironisch en soms neerbuigend en stak zijn mening niet onder stoelen of banken. Een belangrijk verwijt dat zijn tegends. Geelkerken bij zijn welkomstfeest, “Met de vloot terug”, in de Parkkerk, nadat hij enkele standers hem maakten, was dan ook dat weken als geestelijk verzorger mee was op de marineschepen ‘Heemskerck’ en ‘Tromp’, 1925. hij te veel in de openbaarheid trad. (collectie Herman Roering)
Parkkerk
De Generale Synode van Assen
voor hem vaststaat, en dat alleen maar over de uitleg ook onder Gereformeerden verschil kan bestaan. - Dit antwoord De Generale Synode begon op 26 janubrengt niet verder.” (pag. 8) en ari 1926. Aangezien er twee verschil“Hiermede is ook weer niet gezegd, dat lende versies van de preek waren, legde de synode Geelkerken negentien vragen deze zintuiglijke waarneembaarheid door Dr. Geelkerken wordt ontkend. Hij voor, waaruit zijn standpunten zouden wenscht zich hierover niet uit te laten. moeten blijken. Hierop gaf de domiBlijkbaar omdat hij dienaangaande geen nee wel uitgebreid antwoord, maar de vaststaande meening bezit; hij heeft antwoorden waren niet bevredigend. immers ook getuigd, geen eigen exegese Zo staat in het synodale rapport van de aangaande Gen. 3 te hebben.” (pag. 9) Exegetisch-dogmatische Commissie: “Op de door ons aan hem gestelde vraag, en “Hier mag niet achterwege blijven een woord van ernstige afkeuring over welke andere zaken of feiten in het verde lichtvaardigheid, die in deze houding haal van Gen. 3 door hem nog als vastvan Dr. Geelkerken ten opzicht van Gen. staand worden beschouwd, antwoordt 3 valt op te merken.” (pag. 11) hij, dat hij reeds meermalen heeft verDus op de vraag of de slang daadwerzekerd, dat alles wat in Gen. 3 hetzij als kelijk gesproken zou hebben of op de zaak of als feit ons wordt medegedeeld
De deelnemers aan de Synode van Assen, met in het midden de voorzitter, ds. K. Fernhout, die in 1911 Geelkerken als dominee in Epe had bevestigd (Drents Archief, fotocollectie gemeente Assen)
ting’ van Genesis 3. Dat het in Genesis 3 gezegde aangaande den boom der kennis des goeds en des kwaads, aangaande de slang en haar spreken en aangaande den boom des levens naar de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal in eigenlijken of letterlijken zin is op te vatten, en hier dus mededeeling wordt gedaan aangaande zaken en feiten, die behoorden tot de wereld der zintuiglijk waarneembare werkelijkheid.” (pag. 28) Het is, aldus het rapport, onzeker of Geelkerken deze conclusie over de letterlijke interpretatie van Genesis aanvaardt en “dat het daarom noodig is, dat Dr Geelkerken alsnog een verklaring aflegge, waardoor deze onzekerheid wordt weggenomen”. (pag. 28)5 Zoals te verwachten was, weigerde Geel-
5
Ook geeft de commissie haar oordeel over een drietal artikelen die Geelkerken in de Overtoomsche Kerkbode had geschreven en waartegen klachten waren gekomen. Volgens de commissie was één “in strijd met de roeping van de Dienaar des Woords om te waken over de zielen”, de tweede deed afbreuk “aan den eerbied voor Gods Woord” en de derde werkte verzwakkend “op den eerbied voor de waarheid Gods”. (pag. 28)
45
Parkkerk
vraag of Geelkerken de “boom der kennis des goeds en des kwaads” en een “boom des levens” als zintuiglijk waarneembare werkelijkheid beschouwde, kwam geen eenduidig antwoord. Geelkerken wilde de vrijheid hebben om dit soort kwesties te onderzoeken en de bijbelse teksten aan exegese te onderwerpen. De Exegetisch-dogmatische Commissie kwam onder andere tot de volgende conclusies: “Dat de zgn. preek-coupure van Dr. Geelkerken inderdaad uitlatingen bevat, welke redenen gaven tot ernstige bedenking. Dat door haar ernstig wordt afgekeurd de weinig doordachte wijze, waarop Dr. Geelkerken publiek is opgekomen voor de mogelijkheid van een ‘andere opvat-
kerken óók voor de Generale Synode een verklaring af te leggen. Op 12 maart 1926 werd hij daarom voor drie maanden geschorst. De synode riep alle plaatselijke kerken op “om in deze niet af te wijken van de eenvoudigheid des geloofs” en de zintuiglijke waarheid te aanvaarden. Men deed een “ernstige waarschuwing” uitgaan, opdat “niet het gezag van eenige wetenschap boven dat van de Heilige Schrift worde gesteld”. Elke predikant die niet instemde met de besluiten van Assen zou worden geschorst en bij volharding in zijn dwaling uit het ambt worden gezet. De beslissing van de Synode van Assen bracht vele pennen in beweging. Niet alleen over de leerstellige, maar ook over de kerkrechtelijke kant van de zaak werden hevige discussies gevoerd. Kon een meerdere vergadering als de classis, de provinciale synode en uiteindelijk de Generale Synode een lokale kerk zijn wil opleggen, of was zo’n kerk autonoom? Wat de ‘moderne’ Hervormde Kerk in 1886 gebruikte om te proberen de gereformeerde orthodoxen van Kuyper in het gareel te houden - een synodaal besluit - gebruikten dezelfde
gereformeerden 40 jaar later om de modernen terug te fluiten. Hiermee gebruikten ze precies het middel, dat voor Kuyper en de zijnen de reden was om te doleren. De door God gegeven - dus eeuwig durende - autonomie van de lokale gemeenten had het nog geen halve eeuw volgehouden. Opvallende verdediger van het synodale besluit was de hoogleraar aan de Vrije Universiteit Herman Huber Kuyper - zoon van de grote Kuyper - die de synode adviseerde
en dus tot andere conclusies gekomen was dan zijn vader. Het besef was in die tijd vrij breed aanwezig dat de nadruk die de Doleanten op de zelfstandigheid van de lokale kerken hadden gelegd een reactie was op de hiërarchische opbouw van de Hervormde Kerk. Nu was het zaak de eenheid te bewaren en de nadruk meer op het kerkverband te leggen. Men sprak daarom over het ‘nieuwe kerkrecht’ dat de Synode van Assen toepaste.
Spotprent op de affaire Geelkerken van Louis Raemaekers in De Telegraaf van 16 maart 1926 (collectie Herman Roering)
46
Ds. Geelkerken uit zijn ambt gezet
Parkkerk
door studenten van de Vrije Universiteit. Voor de avondpreek van de dominee in de Schinkelkerk was ook veel belangstel-
De kerkenraad van Amsterdam-Zuid accepteerde in een vergadering in de Pakkerk - gehouden op de avond van zaterdag 13 maart - de schorsing van Geelkerken niet - met 27 tegen zes stemmen - een beslissing, die door de buiten de kerk wachtende menigte met gejuich werd ontvangen. Ondanks het synodale besluit preekte de dominee de volgende dag gewoon in een overvolle Parkkerk. Normaal had de kerk 1200 zitplaatsen, maar de belangstelling was zo overweldigend, dat er veel meer mensen binnengingen en er toch velen buiten moesten blijven. De politie moest ingrijpen om de zaak in de hand te houden. Zijn aanhangers brachten de predikant na afloop door het Vondelpark in optocht naar zijn huis aan de Sophialaan. Op de avond van Artikel over de illegale preek van Geelkerken in Het Leven van 20 maart zijn schorsing was hij hier al toegejuicht 1926 (foto Juan Hernández)
Spotprent van Johan Braakensiek in De Groene Amsterdammer van 27 maart 1926. De tekenaar - die zich vergist in de naam van de kerk - refereert hier aan de bezetting van de Parkkerk door Geelkerkianen en de ‘paneelzagerij’ in de Nieuwe Kerk in 1886 van Abraham Kuyper, de vader van Herman Huber Kuyper, één van de hoogleraren van de Vrije Universiteit die het synodale besluit tegen Geelkerken verdedigde. (archief De Groene Amsterdammer)
47
Parkkerk
ling, maar de avond verliep zonder incidenten, omdat de politie nu voorbereid was. Na afloop werd Geelkerken onder politie-escorte, en opnieuw gevolgd door een grote menigte, naar huis gebracht. De dinsdag daarna hield het ondertussen opgerichte ‘Comité Geelkerken’ een solidariteitsbijeenkomst in het Concertgebouw. Een reactie van de Generale Synode op het negeren van het preekverbod kon natuurlijk niet uitblijven. Op 17 maart werd Geelkerken uit zijn ambt gezet en met hem de aan hem getrouwe kerkenraadleden. Maar hij bleef gewoon op zijn plek. De meeste gemeenteleden bleven achter hun predikant staan, ± 2500 van de ± 2800. Zowel de Parkkerk als de SchinDe illegale preek van Geelkerken in De Telegraaf van 15 maart 1926 (collectie Herman Roering) kelkerk werden door stevige mannen dag en nacht bewaakt, zodat deze niet door de synodegetrouwen konden worden bezet. Laatstgenoemden kwamen daarom bijeen in het Concertgebouw en later in de Keizersgrachtkerk van de gemeente Amsterdam-Centrum. Maar nog hetzelfde jaar werd gesproken over een minnelijke schikking betreffende de verdeling van de kerkgoederen. De kerkenraad van
de gemeente in het oude verband was hier toe bereid als de kerk buiten het verband kon aantonen dat zij uit minstens 30 % van de belijdende leden bestond. Dit was uit “billijkheidsoverwegingen, omdat
de groep die zich heeft losgemaakt ook heeft bijgedragen tot den bouw der kerken”, aldus een berichtje in De Telegraaf van 6 april 1926. Op 28 september van het volgende jaar zaten delegaties van
Andere slachtoffers
48
Parkkerk
De eis van de synode dat alle predikers achter het besluit moesten staan, maakte meer slachtoffers. De eerste was dominee J.J. Buskes, die later bekend zou worden als de ‘rode’ dominee en ook een bekend televisiepredikant werd. Hij was een bekende van Geelkerken, die hem gevraagd had zitting te nemen in de redactie van het in 1925 door de Amsterdamse predikant zelf opgerichte blad Woord en Geest. Buskes, de 26jarige dominee van de kerk van Oosterend op Texel, was net als alle dominees verplicht het besluit van Assen vanaf de kansel voor te lezen. Daarbij vertelde hij echter dat hij het er niet mee eens kon zijn. Ook op de classisvergadering, die op 28 en 29 april in Alkmaar gehouden werd, wilde hij niet verklaren dat hij zonder reserves achter het synodebesluit stond. Hem werd gevraagd een nota te schrijven over zijn ideeën. Hiervoor kreeg hij drie weken, welke tijd hij niet mocht prediken. Enkele dagen later, op 3 mei, vroeg de gemeente AmsterdamZuid hem als tweede prediker naast Geelkerken. Daarop legde Buskes het classicale bestuur in Alkmaar de nota met zijn ideeën voor met de vraag of hij daarmee in het Gereformeerd kerkverband kon blijven. Toen het antwoord ontkennend was, reisde hij af naar
beide kerken inderdaad bij de notaris om een verdelingsakte te ondertekenen. De Schinkelkerk ging naar de gemeente binnen het verband, de Parkkerk naar die buiten het verband.
Amsterdam. Hij wilde op Texel geen scheurmaker zijn. Op 18 mei, nog binnen zijn drie schorsingsweken, hield hij zijn afscheidspreek. Later zou er alsnog een Hersteld Verbandkerk op het Waddeneiland ontstaan. Hier preekte Buskes van 1929 tot 1932. Van 1932 tot 1938 was zijn standplaats weer AmsterdamZuid. Het tweede slachtoffer van de synodale beslissing was de 59-jarige dominee H.C. van den Brink in Zandvoort. Deze was in 1886, als twintigjarige, nog uit de Hervormde Kerk gezet als volgeling
Vijf predikanten die het verband van de Gereformeerde Kerken verlieten wegens het synodebesluit, v.l.n.r.: E.L. Smelik, J.J. Buskes, H.C. van den Brink, J.G. Geelkerken en C. Koppenaal. (foto uit: De Dominee gaat voorbij)
van Kuyper. Ook Van den Brink kon zich niet conformeren aan de synode. In woord en geschrift viel hij het synodale besluit aan, vooral op kerkrechtelijke gronden. Daarom werd hij op 13 juli
geschorst. Net als de Amsterdamse erkende de Zandvoortse kerkenraad de schorsing van zijn predikant niet en liet hem zijn werk voortzetten. Daarop werd ook hier de predikant en het grootste
deel van de kerkenraad geschorst. Hierdoor stonden nu twee kerken buiten het Gereformeerd kerkenverband.
Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband
6
p. 29
49
Parkkerk
Maar toen de verzoening niet tot stand kwam, stelden de Hersteld Verbanders in 1931 opnieuw een verklaring op, dit Amsterdam en Zandvoort zochten toekeer over de eigen houding tot “Schrift, nadering tot elkaar en op 23 juli 1926 kerk en belijdenis”, een soort Kerkorde. stelden commissies uit beide kerken Hiermee kreeg het Herstelde Verband in een gezamenlijke vergadering een een eigen gezicht en werd er niet langer verklaring op waarin men verkondigde in eerste instantie aan verzoening met “met elkander het kerkverband te herhet oude verband gedacht. De verklaring stellen”. In de verklaring stond ook dat beide kerken “van harte begeeren weder ademde een oecumenische geest uit en er was vrijheid voor de gelovigen om te worden opgenomen in het verband hun eigen hart te volgen. Men schreef der Gereformeerde Kerken in Nederland” als dat weer trouw aan de Kerken- dat: “een kerkeraad afwijking van enig stuk der belijdenis geen beletsel hoeft ordening zou worden. De verklaring te achten om hun het lidmaatschap der werd een week later goedgekeurd door Kerk te verlenen, mits zij verklaren zich beide kerkenraden en op 1 augustus in de Overtoomsche Kerkbode gepubliceerd. van harte te willen houden aan de Heilige Schrift en dus aan de leer van ChrisHiermee was de geboorte van de Geretus en Zijn apostelen, en hun bijzondere formeerde Kerken in Hersteld Verband gevoelens niet zullen drijven.” een feit. De Parkkerk werd het centrum van het Zoals blijkt uit de verklaring heeft men Hersteld Verband, dat meestal afgekort in de eerste jaren een verzoening met werd tot H.V. Volgens de tegenstanders de Gereformeerde Kerken in het oude stond deze afkorting voor ‘Hellend Vlak’. verband nadrukkelijk open gelaten. In augustus 1927 schreven de twaalf kerken De Parkkerk werd door deze tegenstanders aangeduid als ‘Villa Ruimzicht’. die op dat moment het Hersteld Ver“De Parkkerk zat altijd stikvol”, aldus band uitmaakten een op verzoenende ds. Buskes in zijn boekje Dienst aan het toon gestelde brief aan de Generale woord, “er was een groot meeleven.”6 Synode in Groningen, waarin men zich bereid verklaarde mee te werken aan Toch was het H.V. geen grote beweiedere serieuze poging tot hereniging. ging. Op 1 januari 1930 telde het iets
meer dan 5500 zielen, verdeeld over 26 gemeenten. Bij de laatst gepubliceerde telling, op 31 december 1941, waren dit er circa 7100. Maar de invloed die het Hersteld Verband had, was onevenredig groot. Geert Mak verwoordt het in zijn
boek De eeuw van mijn vader als volgt: “De invloed van dit kleine kerkgenootschap is echter vele malen groter geweest dan die paar duizend leden doen vermoeden. Op allerlei terreinen liepen ze voorop, of het nu ging om een nieuwe
Zij die bleven
50
Parkkerk
Eén van de predikanten die in de zaak Geelkerken betrokken raakte, was de vader van schrijver Geert Mak, die hierover in genoemd boek schrijft.8 Ds. Catrinus Mak, standplaats Brielle en Tinte, schreef in Geelkerkens blad Woord en Geest, hiertoe uitgenodigd door zijn studievriend ds. Evert Smelik, die in de redactie zat. Na de synodale uitspraak bleef Mak in eerste instantie schrijven voor het blad, maar uiteindelijk koos hij toch de kant van de synode. Waarom hij dat gedaan heeft, blijft ongewis, maar zoon Geert vermoedt dat hij het belang van zijn gezin en zijn twee gemeenten voorop heeft gesteld. Dit kostte hem echter wel zijn, voor hem zeer belangrijke, vriendschap van enkele studiegenoten, waaronder Smelik. Ds. Mak was geen uitzondering in zijn keuze voor wereldlijke vastigheid. Hij verloor hierdoor zijn vrienden, maar ds. Geelkerken - die in veel opzichten bedaagder en relativerender was dan jongere medestrijders als Buskes en Smelik - begreep mensen als ds. Mak goed. Dit blijkt onder andere uit een artikel van ene N.B. dat hij in 1926 in zijn blad Woord en Geest opnam en dat wordt geciteerd door Herngreen9: “Zal ik een collega hard vallen, die het niet
psalmberijming, of om de oecumene, of om het vroege verzet tegen het fascisme, of om de naoorlogse ‘doorbraak’ van de progressieve christenen naar de ‘rode’ zuil.”7
met de synode eens is en zich toch met een effen gelaat conformeert? In de pastorie van mijn buurman slapen de kinderen met z’n drieën bij elkaar en toen ik laatst onverwacht boven kwam, zag ik, dat er niet eens lakens op de bedden lagen. Ik geloof, dat het voor de vader maar het beste is, dat hij zich conformeert. Mijn buurman aan de andere kant doet het, omdat hij nog maar twee jaar van zijn pensioen af is. Laat die huisvader het dan maar doen om zijn kinderen.” Ook Herngreen zelf heeft begrip voor hen die bleven: “Zij, die vóór het H.V. kozen, deden een verantwoorde en historisch belangrijke stap, maar het was geen stap, die men van de grote massa verwachten kon en daarom was het ook goed, dat velen, hoe bezwaard ook, bleven waar zij waren. De Gereformeerde Kerken in Nederland zouden er anno 1976 anders hebben uitgezien als ze de gematigde opposanten in eigen kring toen hadden verloren, zij vormden een verborgen reserve voor vernieuwing in een later stadium.”10
7
p. 117
8
p. 97-121
9
p. 47
10
p. 49
Het Hersteld Verband in de Tweede Wereldoorlog Als kerk die de vrijheid van geweten hoog in het vaandel had, wees het H.V. het nationaal-socialisme resoluut af. In 1934 al, was zij de enige Nederlandse kerkgemeenschap, die door het zenden
(collectie Willem Sels)
51
Parkkerk
De Parkkerk in de jaren vijftig gezien vanaf de gaanderij
van een telegram naar de Barmer Synode de strijd tegen nationaal-socialistische invloed in de Deutschen Evangelischen Kirche officieel steunde. De eerste vergadering van de H.V.-kerken na de Duitse inval vond plaats op 10 september 1940. Hier besloot men trouw te blijven aan de koningin als vertegenwoordiger van het “rechtmatig overheidsgezag”. Preventieve censuur op kerkdiensten en radio-uitzendingen werd onaanvaardbaar geacht, liever stoppen met uitzenden dan dit accepteren. Het verstrekken van namen van ondersteunden en werklozen voor werk in Duitsland werd de aangesloten kerken ten strengste verboden. Ook werd besloten zich aan te sluiten bij het ‘Convent van kerken’ - in 1942 Interkerkelijk Overleg genoemd - waarin protestantse kerkgemeenschappen verenigd waren om zoveel mogelijk eensgezind te kunnen handelen tegen de bezetter. Het H.V. nam hierin krachtiger stelling dan de aanvankelijk voorzichtige grotere kerken. Hoewel men als klein kerkgenootschap niet te veel alleen wilde optreden, vond de Algemene Vergadering van het H.V., gehouden op 11 maart 1941, dat de protestantse kerken niet ver genoeg gingen in hun afwijzen van het nationaal-socialisme. Zij kwamen niet verder dan het protesten bij de bezetter en oproepen tot gebed. De Algemene Vergadering van het H.V. achtte een openlijke en systematische afwijzing van de kernpunten van het nationaal-socialisme dringend noodzakelijk. Dit leidde tot een ‘Herderlijk schrijven’, dat op 23 maart van de kansels gelezen werd. Het was de eerste officiële afkondiging in een Nederlandse kerk van de belangrijkste principiële
52
Parkkerk
punten van verzet tegen het nazisme. Het was een oproep - weliswaar in bedekte termen - tegen antisemitisme, haat, onverdraagzaamheid en het pseudo-religieuze taalgebruik van de nazi’s. Ook besloot de Algemene Vergadering tot het uitvaardigen van interne ambtelijke richtlijnen, die in veel scherpere bewoordingen een aantal aspecten van het nationaal-socialisme afwezen. De anti-Duitse sfeer was ook in de Parkkerk goed te merken. Willem Sels - zoon van de koster en later zijn vader opvolgend - woonde vanaf 1928 in de kosterij naast de kerk. Hij vertelt op zijn website dat in de preekstoel een groot aantal radio’s verborgen was en een complete inventaris van een synagoge onder de kerkbanken was verstopt. Ook werden fietsen achter de plafonds verborgen, sommige zo goed dat ze na de oorlog niet meer teruggevonden zijn. De Parkkerk was een doorgangshuis voor onderduikers. Bovendien zat er permanent een joodse dame ondergedoken, ‘tante Saar’, die het einde van de oorlog echter niet heeft meegemaakt. Ze overleed enkele maanden voor de bevrijding aan kanker.
Samengaan met de Hervormde Kerk Kort na de Duitse inval publiceerde Geelkerken een tweetal artikelen. Eén in zijn eigen blad Woord en Geest (van 7 juni) en een uitgebreidere versie daarvan die kort daarna verscheen in het tijdschrift Oecumenisch Christendom. Hierin werd een praktische samenwerking tussen de diverse kerken bepleit.
De Parkkerk met de kosterij waar Willem Sels een groot deel van zijn leven heeft doorgebracht. Foto uit de jaren vijftig (collectie Willem Sels)
Ook diende hij in september van dat eerste oorlogsjaar bij de Nederlands Oecumenische Raad een voorstel in van gelijke strekking. Zijn voorstel werd aangenomen en leidde tot de oprichting van het eerder genoemde Convent van Kerken en een oproep tot kanselruil en het houden van gemeenschappelijke diensten. Naar aanleiding van het artikel in Woord
Het orgel van de Parkkerk in de jaren vijftig (collectie Willem Sels)
53
hongerwinter, is die vergadering nooit doorgegaan. Intussen was de Hervormde Kerk ook bezig tot een nieuwe kerkorde te komen, waarin het belijdende karakter meer versterkt zou worden. Dit is precies wat het H.V. wilde, een sterkere belijdenis. Hierdoor werd voor het H.V. de deur opengezet naar een totale hereniging, in plaats van het aangaan van een verband met als uiteindelijke doel zo’n hereniging. De overeenkomst over het aangaan van het verband - waar het H.V. in 1943 al akkoord mee was - werd op 6 maart 1946 officieel getekend. Op dat moment was deze echter reeds achterhaald, want er waren toen al besprekingen gaande over algehele hereniging. Niet lang daarna, op 15 mei, werd in de Nieuwezijds Kapel in Amsterdam een ‘Acte van hereniging’ getekend, waarmee de
Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband opgingen in de Hervormde Kerk. Voor de Hervormde Kerk betekende de hereniging met deze kleine, maar zeer actieve groep een flinke versterking. De Hersteld Verbanders speelden een grote rol op weg naar de hervormingen van de kerk in de jaren zestig. Bovendien gaf de stap een grote oecumenische boodschap af. Een kerk had de moed gevonden zichzelf overbodig te maken en op te heffen. Dat was in de kerkgeschiedenis niet vaak voorgekomen.
Parkkerk
en Geest deed de Hervormde Kerk van Sloten een voorstel aan de Gereformeerde Kerk in Amsterdam-Zuid (H.V.) om elkaars predikanten op de kansel toe te laten. Dit was het begin van een steeds nauwer wordend oecumenisch contact tussen de beide gemeenten. Er ontstonden daarna contacten tussen de Hervormde Synode en de kerken van het Hersteld Verband. Maar laatstgenoemden wilden nog niet op korte termijn aan een fusie denken, omdat men de leervrijheid van de Hervormde Kerk te groot vond. Wel werd in september 1941 door de Algemene Vergadering van het H.V. besloten een verband aan te gaan met de Hervormde Kerk - waarbij het karakter van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband bewaard zou blijven. Door die samenwerking wilde men proberen op termijn tot een samensmelting te komen. Het was een eerste stap richting fusie. Maar in augustus 1942 verwierp de Hervormde Synode het voorstel, dat al was aangenomen door het Hersteld Verband, omdat men het niet ver genoeg vond gaan. Daarom werd in 1943 een nieuw concept- voorstel gemaakt, helemaal gericht op een uiteindelijke fusie. Dit voorstel werd op 10 oktober door het kleine H.V. in één vergadering aanvaard. De Hervormden moesten echter een lange reglementaire weg bewandelen, waarbij alle lagen van het kerkbestuur geraadpleegd moesten worden, landelijk, provinciaal en plaatselijk. Pas in de zomer van 1944 was men zo ver om de overeenkomst te ondertekenen. De definitieve ondertekening werd echter tot oktober uitgesteld. Maar door de oorlogsomstandigheden, waaronder de
De Parkkerk als Hervormde kerk.
54
Parkkerk
eigen buurt een kerk uitzoeken. Volgens Willem Sels trokken de diensten aan het Vondelpark de laatste jaren tussen de Dominee Geelkerken bleef na de herveertig en zestig bezoekers. Alleen in de eniging nog vier maanden in ambt om jaren zeventig waren er nog volle kerkde overgang goed te laten verlopen. Op 15 september 1946 ging hij, op 67-jarige zalen toen pater Van Kilsdonk en Huub Oosterhuis hier met hun Studenten leeftijd, met emeritaat, na 31 jaar in de Ekklesia diensten hielden. In de jaren Parkkerk te hebben gediend. Daarna tachtig werd duidelijk dat door de terugbleef hij tot enkele maanden voor zijn loop van het aantal leden en de stijgende dood, op 3 februari 1960, actief in de onderhoudskosten de kerkfunctie niet kerk. Ook was hij tot aan zijn dood de geestelijke verzorger van het rusthuis van gehandhaafd kon blijven. In 1990 werd het voormalige Hersteld Verband aan de zelfs besloten de diensten niet langer in Oranje-Nassaulaan. Bij de drukbezochte de kerkzaal te houden, maar in de zijruimte onder de gaanderij. rouwdienst in de Parkkerk waren vele In maart van dat jaar kwam de gemeente hervormde en enkele gereformeerde Amsterdam met een Kerkennota, waarin predikanten aanwezig. Ook was daar de de Parkkerk voldoende monumentwaar82-jarige E.H. Wijn, het laatste nog in leven zijnde lid van de in 1926 geschorste dig werd genoemd om haar voor te dragen als rijksmonument. Dit advies werd kerkenraad. Geelkerken werd op Zorgdoor de gemeenteraad overgenomen, vlied begraven. maar het bood onvoldoende bescherDominee Geelkerken heeft het intrekming. Dus, toen bleek dat het naastgeken van het besluit van de Synode van legen Revalidatie Centrum Amsterdam Assen niet meer mee mogen maken. Dominee Buskes wel. Op 21 september 1967 besliste de Generale Synode van Amsterdam, gehouden in Lunteren - met 64 tegen twee stemmen en één De Parkkerk circa 1990 (collectie Stadsherstel) onthouding - dat het besluit niet langer als leeruitspraak in de Gereformeerde Kerken zou gelden. In de gereformeerde Raphaëlkerk, aan het Raphaëlplein in Amsterdam-Zuid, werd op 18 februari van het volgende jaar een drukbezochte verzoeningsdienst gehouden met ds. Buskes als voorganger. Na de hereniging verviel de verbindende functie van de Parkkerk. Het werd een gewone hervormde buurtkerk. De mensen van het Hersteld Verband, die vroeger vaak van zeer ver moesten komen, konden nu ze hervormd waren in hun
- dat net bezig was met grootschalige nieuwbouw - een optie op de grond onder de kerk had genomen en ook het Grondbedrijf van stadsdeel Oud-West en zorgbedrijf Eendracht-Anslo woningbouwplannen ter plekke hadden, kwamen de omwonenden - gesteund door het Wijkopbouworgaan - in actie. Eind 1990 zochten zij contact met het Amsterdams Monumenten Fonds (AMF), dat een snel haalbaarheidsonderzoek deed
naar hergebruik als theater, met kantoren in de bijruimten. Dit onderzoek viel positief uit. Mede door een handtekeningenactie wist de buurt de deelraad zover te krijgen dat deze mogelijkheid verder onderzocht mocht worden. Op 12 oktober 1993 werden de definitieve plannen gepresenteerd. Dit leidde ertoe dat de Hervormde Gemeente op 29 september 1995 de Parkkerk aan het AMF verkocht.
55
Parkkerk
Handtekeningenlijst waarmee de Overleggroep Overtoombuurt de buurt rondging om adhesiebetuigingen tegen de sloop van de Parkkerk op te halen.(collectie Rob Metz)
Gedrukte bronnen
- A. Kuyper - Tractaat van de Reformatie der Kerken, aan de zonen der reformatie hier te lande op Luther’s vierde Eeuw- S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel feest aangeboden (Amsterdam 1883) en J.G. Geelkerken - De hereeniging van de Nederlandsch Hervormde Kerk en de - H. Marinus - Het oordeel zuiver! Mijn bezwaar tegen de preek over Zondag Gereformeerde Kerken in Nederland (in 3; eenige pleitredenen der Geelkerkenhersteld verband) (Den Haag 1946) groep, en iets aangaande de malconten- J.G. Geelkerken - Machteloosheid en tie in Amsterdam-Zuid, aan Gereforkrachtsontplooiing der kerk: predikatie meerd Nederland voorgehouden (Sneek naar aanleiding van het “Getuigenis” 1925) van de Generale Synode der Gerefor- Synodale rapporten zaak-Geelkerken: meerde Kerken in Nederland, uitgerapport der Exegetisch-dogmatische sproken in de Schinkelkerk op Zondag 3 Commissie met conclusies; en conclusies October 1920 (Amsterdam 1920) van het kerkrechtelijk rapport (Kampen - J.G. Geelkerken - Vragen, mij voorz.j. [= 1926]) gelegd door de Classis Amsterdam der Gereformeerde Kerken, en mijn antwoord daarop (Amsterdam 1925)
56
Literatuur
Parkkerk
- M. van Melle en N. Wisman - ‘Hier gebeurde het ... Amstelveenseweg, 23 maart 1924. Ruzie over het spreken - J.J. Buskes - Dienst aan het Woord. Recht van de slang’ in Ons Amsterdam, jrg. en slecht. Een levensbeeld van Dominee 54(2003) p. 72-73 Buskes. (Apeldoorn 1972) - A.J. Rasker - De Nederlandse Hervormde - M. Golverdingen - De strijd om het Kerk vanaf 1795. Geschiedenis, theologikerkrecht in de Gereformeerde Kerken in sche ontwikkelingen en de verhouding tot Nederland van 1926 tot 1944 (Gorinhaar zusterkerken in de negentiende en chem 2001) twintigste eeuw (Derde, herziene en ver- G.F.W. Herngreen - Een Handjevol Vermeerderde, druk, Kampen 1986; eerste kenners. Ontstaan en geschiedenis van het druk 1974) p. 343-345 ‘H.V.’, de Gereformeerde Kerken in Neder- W. van ’t Spijker en D. Deddens - ‘Gereland in Hersteld Verband (Baarn 1976) formeerde Kerken’ in L.C. van Drimme- B. van Kaam en A. van der Meiden - De len en W. van ’t Spijker (red.) - Inleiding Dominee gaat voorbij. Familiealbum tot de studie van het kerkrecht (Tweede, van driekwart eeuw protestants leven in herziene en aangevulde, druk, Kampen Nederland (Bilthoven 1974) 1992; eerste druk 1988) p. 128-148 - G. Mak - De eeuw van mijn vader (28ste druk, Amsterdam 2005; eerste druk 1999)
Website http://home.hccnet.nl/wim.sels/
Actiecomité ‘Red de Parkkerk’
herbestemming van de Vondelkerk als voorbeeld werd er contact gelegd met
Floor van Dalen
In de jaren tachtig van de vorige eeuw liep
Architectenbureau Van Stigt en via hen
het kerkbezoek dusdanig terug dat de
met het Amsterdams Monumenten Fonds
“Wist jij dat er in de jaren ’80 een soort
hervormde gemeente op zoek ging naar
(AMF). Na een haalbaarheidsonderzoek
satanssekte in een kraakpand in de straat
een nieuwe bestemming voor het gebouw.
door het AMF bleek het mogelijk de kerk
zat? Zij hebben alle glas-in-lood ramen van
Aanvankelijk leek de verandering naar
een nieuwe bestemming te geven. Het zou
de kerk aan de voorkant ingegooid. Hierna
een moskee een reële optie, dit vooral
een zaal worden voor meer experimentele
heeft een aannemer alle overige panelen
vanwege de indeling van het gebouw. Om
opera. De ParkOpera heeft het echter niet
logistieke redenen zag men hier echter
gehaald en de centrale ruimte kwam vanaf
vanaf. De buurt hield zijn adem in. Zeker
1996 in gebruik als dansstudio, in het sou-
toen geruchten over een mogelijke sloop
terrain kwamen kantoorruimten.
van de kerk de ronde deden.
“In de periode tussen de laatste kerkdienst in het voorjaar van 1994 en de overdracht
“Het Revalidatie Centrum Amsterdam had
aan het AMF in het najaar van 1995 heeft
een plan ingediend om de Parkkerk als
de kerk ook nog even gefungeerd als uit-
stiltecentrum in te richten. Al snel bleek
giftepunt van de Telegraaf, verder stond
echter dat zij van plan waren de kerk te
de ruimte leeg. Dus wij waren blij toen de
slopen om zodoende een aan- en afvoer
dansers hun intrek namen.”
route te creëren.” Toen ook andere instan-
uitgenomen en in een container gesmeten
ties plannen voor sloop en nieuwbouw van
Het AMF voerde alleen de hoognodige
en een soort plexiglas in de ramen gezet.
woningen bleken te hebben, verenigden
reparaties uit. Pas wanneer er een struc-
Dit plastic zette echter uit wanneer de zon
Metz en Jurriaans zich in 1990 met als doel
turele huurder zou zijn met een duidelijk
er op scheen en het gekraak maakte de
de kerk voor sloop te behoeden. Door
programma van eisen zou een algehele
kerk voortaan onbruikbaar als opnamezaal
zoveel mogelijk stampij te maken probeer-
restauratie plaatsvinden. Dit is nu eindelijk
voor muziek. Dick heeft destijds een aantal
den zij die sloop en daarmee nóg meer
het geval, met stichting het Orgelpark als
panelen gered uit de container, een paar
lelijke nieuwbouw langs het Vondelpark te
vaste huurder kwam er voldoende zeker-
dames van Stadsherstel hebben die toen
voorkomen. Eén van de eerste initiatieven
heid om met de restauratie te beginnen.
bij hem opgehaald.”
was het organiseren van een handtekenin-
Een veilige toekomst voor de Parkkerk is
genactie. Deze bleek zeer succesvol: “De
nu gewaarborgd, de beide heren zien deze
Robert Metz en Dick Jurriaans, de zeer
hele straat steunde het actiecomité. Het
nieuwe levensfase van hun zo geliefde kerk
betrokken buren van de Parkkerk waren
was immers ook hún feestgelegenheid!”
met vreugde tegemoet.
samen met hun echtgenotes Colette en
“Hannie Dankbaar was destijds voorzitter
Roos destijds de aanvoerders van het
van de deelraad en tevens bestuurslid van
Actiecomité ‘Red de Parkkerk’.
de Hervormde Kerk. Deze dubbele functie maakte haar extra gevoelig voor onze
“De Parkkerk fungeerde niet alleen als
handtekeningenactie. Drieduizend men-
gebedshuis, maar ook als een ontmoe-
sen uit de buurt (haar stadsdeel) hadden
tingsplek voor de buurt. Ieder jaar werd er
getekend voor het behoud van de kerk.”
in de kerk een buurtfeest georganiseerd. Ook voor andere feesten kon er een ruimte
De kerk moest echter wel een publieke
Dick en Roos Jurriaans, begin jaren negentig
worden gehuurd.”
en culturele bestemming krijgen. Met de
(eigen collectie)
57
Parkkerk
Rob en Colette Metz 1992 (eigen collectie)
De Parkkerk in de jaren vijftig gezien vanaf de kansel (collectie Willem Sels)
De speeltafel van het Sauer-orgel is in de preekstoel geplaatst (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
5
Het woord door de muziek vervangen Paul Morel*
zich een crèche, waarin kleuters in vrolijk gekleurde ruimtes de dag doorbrachten, in het midden van het souterrain, In een beuk, de noordelijke, werden nog een dansstudio. Zweterig, dat wel, want men had deze ruimte zo goed mogelijk zondagdiensten gehouden. In de zuidelijke beuk was een kantoor van de Kleine proberen te isoleren, maar de ventilatie Johannes getimmerd, een instelling voor was helaas vergeten. Zo troffen Maarten de Boer en ik (toen nog als Amsterdams gehandicapte mensen verderop aan de Monumenten Fonds - AMF) in 1993 de Overtoom. Op de vloer van de grote Parkkerk aan. Met Piet Vink van de Herkerkzaal lag glimmend diepgroen linoleum. Op de balkons stonden nog vrijwel vormde Gemeente Amsterdam (HGA) namen we de ruimtes op. Zo verrassend alle, weliswaar zwaar aangetaste, oorspronkelijke kerkbankjes met elektrische was dat niet, want we waren ook al in voetstoofjes, vervaardigd door een Brabantse fabrikant van sigarenkistjes. In de grote vensters was het glas-in-lood over- * Paul Morel is medewerker van de afdeling al vervangen door een soort flessenboPlanontwikkeling en Restauratie van Stadsdemglas van kunststof. In het souterrain herstel Amsterdam en projectleider van de aan de kant van het Vondelpark bevond restauratie van de Parkkerk.
Parkkerk
Dansers, Gouden Handjes, opera, blazers, computers en wat dies meer zij
59
meer experimentele wijze dan in het Muziektheater het geval was, opera’s ten tonele te brengen. Het hoogtepunt daarvan was de uitvoering van ‘Gloria Transito’, een filmproductie van vlak na de Eerste Wereldoorlog met live orkest en zang. Ondertussen werd het souterrain bevolkt door de ‘Gouden Handjes’, een instelling die mensen met een psychiatrische achtergrond aan het werk houdt en begeleidt. Zo werden eind jaren negentig in de Parkkerk duizenden kerstpakketten voor diverse bedrijven klaargemaakt en verzonden. Maar helaas, de geringe huuropbrengst maakte het niet mogelijk opera levensVóór de restauratuie, op de balkons nog alle oorspronkelijke kerkbankjes (foto Stadsherstel Bart Wessels)
60
Parkkerk
gesprek over de Oranjekerk en Schellingwouderkerk, beide eveneens bezit van de HGA. Een tamelijk onbekend gebouw voor de meeste Amsterdammers, weggestopt aan het eind van een doodlopend straat aan de rand van het Vondelpark. Een gebouw waar de secularisatie haar sporen duidelijk liet zien. Toch kwam ook in deze rommelige situatie de Parkkerk direct overweldigend over. Centraalbouw, dat wil zeggen dat de kerk geheel symmetrisch is, waarbij kansel en orgelfront zich in het hart van de kerk bevinden. Hoe sober ook ontworpen, de Parkkerk is met de zaal en de balkons direct een theaterzaal of een concertzaal. Dat bleek ook wel toen talloze organisaties de kerk kwamen bezoeken - nadat we haar in september 1995 daadwerkelijk hadden
gekocht - en direct razend enthousiast waren. Televisiemakers, operaproducenten, dansers, muziekgezelschappen en theatermakers, allemaal kwamen ze voorbij. Bij aanvang enthousiast, zoals gezegd, maar al snel het spoor bijster. Een kerkgebouw, nog in gebruik, eigendom van een restaurerende instelling die niet wil verkopen maar alleen verhuren, in een doodlopende straat aan het Vondelpark, nog niet direct voldoende voorzieningen aanwezig, dat alles was te veel om het enthousiasme ook werkelijk in strategische stappen om te zetten. Nadat het stof was neergedaald, bleef over het initiatief van Peter Schat en Floris Guntenaar: Opera Mundi in de Parkopera. Middelen om te restaureren waren er nog niet, dus streefden zij ernaar in de ongerestaureerde kerk, op
Weggestopt aan het eind van een doodlopende straat aan de rand van het Vondelpark (foto Ernest Annyas)
Het computerbedrijf in het souterrain (foto Stadsherstel)
het vervolg? Dat bleek aan de stichting Utopa echter wél toevertrouwd. Er werden direct plannen gesmeed, orgeladviseurs geraadpleegd en binnen de kortste keren werd er speciaal een middag belegd om het Sauer-orgel te bekijken en te beluisteren voor zover er nog geluid uitkwam. Dit alles tussen de danslessen en de daarbij behorende beat door. Stadsherstel had indertijd reeds Nico Willigenburg van Monumenten Adviesburo Delfgou in de arm genomen voor een grondige bouwkundige inventarisatie en het opstellen van een restauratieplan. Utopa, dat al meer kunstukjes op zijn naam had staan, zoals Beeldengalerij Het Depot in Wageningen, werkte met Bas van Hille van bd-architectuur uit
Leiden en Arnhem. We waren het er snel over eens dat van meet af een installatie-adviseur noodzakelijk was. Dat werd Herman de Groot Projekt Techniek uit Leusden en voor de bouwfysica werd Rob Dekkers van Lichtveld Buis en Partners aangetrokken. En dan liepen er dus ook nog enkele orgelaars rond. En eigenlijk waren er twee opdrachtgevers. Tenslotte investeerde Utopa zoveel in een zelf bedacht concept dat zij niet zomaar een toekomstig huurder was. Het werd kortom een druk kippenhok, waarin vele meningen naar voren kwamen. En daaruit moest allereerst een programma van eisen worden gedestilleerd alvorens überhaupt een aannemer aan het werk gezet worden.
61
Parkkerk
vatbaar te maken in de Parkkerk. En nadat de Gouden Handjes ook vertrokken, werd het souterrain verbouwd tot een heus modern en goed uitgerust kantoor voor een jong en innovatief computerbedrijf. In de kerkzaal deden de dansers hun intrede. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, zeven dagen per week, werd er door drie gezelschappen gedanst op de vloer van de kerkzaal, van zeer klassiek tot streetdance. De commerciële verhuur van het souterrain maakte het mogelijk dat de dansers, niet de rijkste sector uit de kunstwereld, tegen een redelijke huur waren ondergebracht. Het gebouw werd op provisorische wijze droog gehouden: de goten schoon en de kachel aan. De huuropbrengst bleef echter onvoldoende om tot de broodnodige restauratie over te kunnen gaan. Nadat ook een intensieve studie naar een mogelijke vestiging van het Nederlands Blazers Ensemble in de Parkkerk een negatieve uitkomst te zien gaf, werd in afwachting van een definitieve bestemming het gebouw zo goed mogelijk geconserveerd. En zó lang kon er vrolijk worden gedanst. Totdat in de zomer van 2003 Loek Dijkman van de stichting Utopa aan Wim Eggenkamp vroeg of Stadsherstel niet over een gebouw beschikte dat zou kunnen dienen als concertzaal voor hedendaagse profane orgelmuziek, maar ‘beslist geen kerk!’ Hij liet zich overhalen toch een blik te werpen in de Parkkerk en enige tijd later stonden we daar gedrieën. Tien minuten verder was Loek razend enthousiast. Dat verwonderde mij niet, tenslotte had ik al hordes mensen door de Parkkerk gevoerd, die ook altijd direct razend enthousiast waren geweest. Maar
Plannen
62
en improvisatie zouden hier gestalte krijgen. Voor een breder publiek. Programma’s speciaal voor kinderen, lunchpauze-concerten en, niet te vergeten, dans. Dans op choreografieën speciaal bedacht voor orgelmuziek, maar ook dans als amusement zoals in het interbellum in de Amsterdamse kroeg en nu nog steeds in Vlaamse staminees te beleven is. Eten en drinken erbij, ook dat! Dit alles voor zo’n 250 man publiek, maximaal (wat overigens niet meevalt om zoveel publiek voor een orgelconcert bij elkaar te krijgen). Essentieel hierbij waren twee duidelijke uitspraken, zoals door Loek Dijkman uiteindelijk tijdens
Parkkerk
In de hoofden van de initiatiefnemers zou het Orgelpark aanvankelijk in nieuwbouw worden ondergebracht. Nu toch, na ampele overweging, voor een kerkgebouw was gekozen, zag de opgave voor Bas van Hille er geheel anders uit. Hij was van meet af aan betrokken bij de plannen voor een centrum voor orgelmuziek. Geruime tijd eerder had Loek Dijkman bij hem thuis al eens een eerste gesprek over zo’n centrum georganiseerd, waarbij Bas en de organist van de Hooglandse Kerk in Leiden aanwezig waren. Loek had voor de sfeer een pierement uitgenodigd, dat halverwege de bespreking luidruchtig de straat in kwam. Maar tot een uitgekristalliseerd plan had dit nog niet geleid, herinnert Bas zich. Slechts enkelen konden zich in die eerste fase in de Parkkerk de bedoeling van een centrum voor orgelmuziek enigszins voorstellen. In het drukbezette kippenhok werd eind 2003 in een achttal sessies gepoogd een programma van eisen en voorlopig ontwerp te vervaardigen. Hele goede bijeenkomsten werden afgewisseld door dramatisch slechte, maar gelukkig wel binnen een kort tijdbestek. Enige haast doet immers elk proces goed! Het zou, zoveel werd wel duidelijk, een concertzaal worden waarin buiten het reeds aanwezige Sauer-orgel nog drie of vier orgels geplaatst moesten worden. Organisten, veelal verpieterend vanwege het sterk teruggelopen kerkbezoek, zouden nieuwe kansen krijgen voor spel, Loek Dijkman en uitvoerder Han Kooijman uitvoering én compositie. Verbindingen starten de bouw op muzikale wijze (foto met andere muziek zoals jazz, Latin Stadsherstel/Peter Prins)
de ontwerpvergaderingen te berde gebracht; en dat waren niet de minste. Zo moest het niveau van de concertzaal minimaal gelijk zijn aan het nabijgelegen Concertgebouw en het publiek moet zich ‘feestelijk uit’ voelen. Nu de klus geklaard is en wij het project nog eens aan ons voorbij lieten gaan, meent Bas
van Hille dat met een programma van eisen - dat eigenlijk meer een sfeerbeeld was - maar vooral door deze uitspraken van Loek, een duidelijke richting werd aangegeven voor de ontwerpend architect. Nico Willigenburg, die toentertijd al langer met het gebouw ‘an sich’ bezig was, toont zich achteraf nog steeds
Entree
het overleg - Buro Delfgou en Stadsherstel - wierpen tegen dat de gevel van de kerk hierdoor wel erg werd aangetast. Toen Monumentenzorg zich niet achter deze oplossing stelde, verzuchtte Loek: “Als zoveel geïnvesteerd wordt in dit gebouw is het toch een geschenk aan de stad, dan kunnen die toch wel mee63
Parkkerk
Architect Roest voorzag de Parkkerk in 1918 van een monumentale hoofdingang. Een grote trap leidde de gelovigen naar twee enorme blank gelakte eikenhouten deuren. Na een korte omloop door de hal stond men vervolgens direct in de kerkzaal. Van hieruit kon men, via de aan de zijkanten gelegen trappenhuizen het grote balkon bereiken. Deze prachtige monumentale entree voldoet echter absoluut niet aan de eisen om een publieksgebouw te betreden en dat niet alleen voor ouderen die slecht ter been zijn. Bas van Hille presenteerde enkele modellen, waarbij zijn voorkeur uitging naar het verwijderen van de monumentale trap, met behoud van de halfronde muurtjes aan weerszijden. De eikenhouten deuren werden naar beneden toe verlengd en hierdoor kon de bezoeker vanaf de straat via een tussenvloertje direct het souterrain betreden. Het grote architectonische voordeel hiervan was dat de bezoeker direct gericht zou zijn op de meest voor de hand liggende entree, en deze ook bij verlaten van het gebouw direct zou weten te vinden. Een belangrijk ontwerpuitgangspunt. Maar de ‘monumenten’-deelnemers aan
oprecht verbaasd én verheugd dat het grote aantal mensen met hun diverse achtergronden steeds zeer constructief hebben overlegd en samengewerkt. Onze eerste en wellicht grootste test op dit punt was het ontwerp van de ontsluiting van het gebouw.
Souterrain met de nieuwe entree. Let op de lift in linker trappenhuis. Uitgifte en toiletgroep zijn als een doos midden in de ruimte geplaatst. Bij de rechterzijgevel de ‘orgelkas’ van het Molzer-orgel. (bd-architectuur)
64
Parkkerk
werken”. De verschillende invalshoeken zijn duidelijk! De architect had echter meerdere oplossingen aangedragen en uiteindelijk werd gekozen voor het vergroten tot deuropeningen van twee raamopeningen aan weerszijden van de monumentale trap. Ook nu komt het publiek via een tussenvloertje, dat ongeveer een meter boven de vloer van het souterrain ligt, direct in de garderobe en foyer uit. De nieuwe deuropeningen ogen ondergeschikt binnen de door Roest zo zorgvuldig gedetailleerde voorgevel, maar toch wijzen zij het publiek onmiddellijk de weg naar binnen. Het metselwerk is ‘omgezet’ in de negge, en daarachter bevinden zich glazen schuifdeuren in een fragiel Fijnzinnige uitwerking van de nieuwe entree (foto Stadsherstel/Juan Hernández) aluminium frame. Bas van Hille zette zijn handtekening door de fijnzinnige uitwerking van de entree - die niet zijn eerste keuze was! - waarbij hij gebruik maakte van de aanwezige materialen in het gebouw. De grijs granieten traptreden van Roest komen terug in de vloer van de nieuw ontworpen entree, maar ook in de bestrating, in een strook naar de beide toegangen! In het linker trappenhuis ontstaat na het verschuiven van een trapdeel een open ruimte, een schalmgat, zogezegd dat de architect als liftschacht gebruikt voor een glazen lift van tussenvloer tot concertzaal. Ook zijn in beide trappenhuizen trappen toegevoegd om een directe verbinding tussen foyer en concertzaal mogelijk te maken. Aan deze uiteindelijke oplossing gingen veel schetsen vooraf en het gebouw werd nog eens minutieus ingemeten door Buro Delfgou. De aannemer kon later zijn vakmanschap loslaten op het metselwerk rondom deze nieuwe ingangen Eén van de twee nieuwe ingangen (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
en uiteindelijk werd de entree helemaal af door twee prachtige leuningen van de kunstenares Lia van Vugt uit Amsterdam langs de trappen van het nieuwe tussenniveau naar de bestaande souter-
De bouwers
rainvloer. Bronzen leuningen in de vorm discussies hierover veel impact gehad, op ons allemaal, en wederzijds veel van van slangen. Vanzelf! Hét merk van de Parkkerk, die steeds meer naar de naam onze drijfveren blootgelegd.” ‘Orgelpark’ ging luisteren. “Achteraf ” concludeert Bas van Hille, “hebben de
65
Parkkerk
de oorspronkelijke en mogelijke geluidsoverlast voor de buren moeten voorkomen. Tevens dienen de ramen geluid van Hoewel de plannen voor het interieur buitenaf tegen te houden tijdens concernog lang niet waren uitgewerkt, was ten en geluidsopnames. Buro Delfgou al wel zover op streek De broodnodige restauratie van de Parkdat aannemers konden worden uitgekerk werd in de zomer van 2004 aannodigd om in te schrijven op bestek en besteed en bouwbedrijf Hulshof kreeg tekeningen van het casco en de struchet werk. De installaties werden apart tuur van het gebouw. Daaronder vielen aanbesteed op basis van de bestekken ook de ramen, eertijds voorzien van van Herman de Groot Projekttechniek. glas-in-lood, zodat je, in de woorden Voor de elektrische installaties werd het van Parkkerkkenner Herman Roering, “komend vanuit het Vondelpark de geel Hijkoop, voor de verwarming Van de Burg en voor het echte interieurwerk en okerkleurig verlichte ramen al van werd bouwbedrijf Kiebert aangetrokken, verre kon zien.” Maar die ramen waren alledrie vaste relaties van Loek Dijkman er niet meer en in de logica van Monumentenzorg is het terugbrengen van het en de zijnen. Het werd nog drukker in het kippenhok en om mogelijke interglas-in-lood dan geen restauratie maar pretatieverschillen het hoofd te bieden, reconstructie. En dat wordt dus niet werd een vaste structuur afgesproken. gesubsidieerd! Hoe zorgvuldig ook het Buro Delfgou voerde de directie en onderzoek van Delfgou en Stadsherstel slechts via de directie en Stadsherstel naar het oorspronkelijke gebrandschilderde glas was uitgevoerd, het vond geen konden opdrachten worden verleend. Ook de gehele gegevensverschaffing genade in de ogen van de subsidiënt. naar alle partijen liep via het directieBouwfysicus Rob Dekker en Buro Delfvoerende bureau. Op 1 december 2004 gou hadden wel al de oplossing gevonden voor de geluidsisolerende beglazing startte Hulshof de werkzaamheden. Dat was anderhalf jaar nadat we Loek Dijkvan de gevelvensters. Ramen die in de man voor het eerst hadden ontmoet. Het zelfde verdeling zijn teruggebracht als
aannemer om dit waar nodig te herstellen en slechts kleine veranderingen te realiseren. Een werk dat uitsluitend op ambachtelijke wijze tot een goed einde kon worden gebracht. Het leiwerk, het timmerwerk in de dakkap en het metselwerk, om enkele saillante voorbeelden te noemen, getuigen daarvan. Het was dan ook bijzonder jammer dat bouwbedrijf Hulshof aan het einde van het werk, na de oplevering, failliet ging als gevolg van een verloren juridische procedure op een geheel ander werk elders in het land. Aan hun kennis van restaureren heeft het niet gelegen.
Leidekkers ‘at work’ (foto Stadsherstel/Gijs Hoen)
66
Parkkerk
was verdraaid snel gegaan! Wie nu de Parkkerk, of beter gezegd het Orgelpark, beziet zal vooral worden getroffen door het rijke en flamboyante interieur. En dat in een voormalige gereformeerde kerk! Maar het leien dak, de toren met de ui-vormige bol, de naald als spitsbeëindiging, het zorgvuldige gedetailleerde metselwerk, de afwerking van de goten als zinken boeiboorden, het glas-in-lood dat in de kleinere ramen wel bewaard is gebleven, degene die even de tijd neemt dit op zich in te laten werken, ziet dat Roest ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een geniaal gebouw heeft ontworpen - waarop hij in de ontwerpfase telkens weer moest bezuinigen! - dat hij binnen met weinig middelen van een prachtige ruimtelijkheid heeft voorzien. Het was de opdracht aan de Herstel ui-vormige bol (foto Stadsherstel/Gijs Hoen)
Installaties Stadsherstel bezit begin 2007 elf kerkgebouwen en heeft zich daardoor de afgelopen jaren intensief verdiept in het aanbrengen van installaties in dit gebouwtype. Bij ons leefde aanvankelijk het beeld de installaties in het zicht te laten en vooral niet teveel sleuven en gaten door de muren en plafonds te maken. Een concertzaal vereist nogal wat techniek en zouden installaties in het zicht niet juist recht doen aan dit zo sober ontworpen gebouw? Het statement ‘kwaliteit minimaal gelijk aan het Concertgebouw’ zette een streep door deze plannen. Het Orgelpark moest een feestelijke ervaring zijn en daar hoort geen industriële uitvoering van installaties bij. De keuze is vervolgens niet
Aan weerszijden van de kansel zijn de wanden met de lambrisering naar voren geplaatst ten behoeve van de installaties. (bd-architectuur)
67
Parkkerk
Begane grond. Bij de rechter zijgevel de speeltafel van het Molzer-orgel.
gemaakt om te boren en te frezen in het gebouw, maar om op ingenieuze wijze iets ervoor te zetten. Zo worden onder de balkons in de zaal koven toegevoegd voor de luchtbehandeling en verlichting. Zodanig dat de bezoeker deze toevoeging als normaal ervaart. De lambrisering aan weerszijden van de kansel is een stuk naar voren gekomen, zodat daarachter de verdelers van de vloerverwarming en de grote luchtkanalen een plaats konden krijgen. Door hierbij de oorspronkelijke verdeling van de lambri in acht te nemen valt dit zelfs de gemeenteleden van eertijds niet op. Bijzonder zijn de verlaagde plafondjes in de trappenhuizen, die zijn vormgegeven en gekleurd à la De Stijl. “Ook ik heb er even over gedaan om te beseffen wat voor een prachtig gebouw we in handen hadden, en vervolgens ga je dan toch zoeken naar oplossingen die te maken hebben met die tijd” aldus Bas van Hille nu. Een theateradviseur, Louis Jansen van Theateradvies (“het gaat niet om verlichten, maar om belichten”), ondersteunde de architect en het resultaat daarvan is zichtbaar. De bezoeker ervaart door de technische theaterverlichting direct ‘hier staat wat te gebeuren’ en de fonkelende ruimteverlichting maakt de zaal met de kleuren tot een groot feest. Voor zes lampen, ‘bollen’ van Muranoglas, is een aanpassing aan het geometrisch gevormde plafond noodzakelijk geweest. De door Roest ontworpen kerklampen, drie stuks, branden weer in hun oude luister. “Die lampen vormden eigenlijk de referentie voor de maat van de nieuwe armaturen”, aldus Van Hille.
Vanaf de balkonbalustrade, die van beton is, wordt via speciale inblaasroosters (nozzles), lucht ingeblazen met een temperatuur die gelijk is aan de temperatuur in de ruimte, een systeem vergelijkbaar met hetgeen is toegepast in De Duif. Hierbij wordt de warme opstijgende lucht van de vloerverwarming onderbroken door de intensieve luchtstroom op zo’n vijf meter boven de vloer. Zodoende is de temperatuur overal in de ruimte ongeveer 20 graden
De oorspronkelijke lampen van architect Roest
68
vormen de referentie voor de maat van de nieuwe armaturen, waarvoor kassen in het plafond gemaakt zijn.
Parkkerk
(foto Stadsherstel/Juan Hernández)
Het Molzer-orgel, de lambrisering en de ‘nozzles’ in de betonnen balustrade. (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
en niet zoals vroeger bovenin 30 graden en op de zaalvloer nauwelijks 17 graden. Oorspronkelijk wilden we een houten koker voor de balustrade aanbrengen, waarin de nozzles zouden worden geplaatst. Maar door gaten te boren in de balustrade en daar het kanaal achter te brengen, is het hele beeld van de Parkkerk overeind gebleven. Dit was een heel belangrijk winstpunt, dat we gaandeweg als team wisten te bereiken.
Interieur
69
Parkkerk
ting”, maar Nico Willigenburg van Buro Delfgou en Stadsherstel voelden daar niets voor. Vanzelf! De lambrisering, zo Zoals zoveel kerken was de Parkkerk werd betoogd, geeft juist oriëntatie in de in de jaren vijftig vrijwel geheel wit ruimte en voert het oog naar de kansel. geschilderd. Ook de kleuren van het De aansluitingen van de lambri op de orgelfront waren verdwenen en de aanomlijsting van de deuropeningen zijn wezige ornamentiek, in de vorm van veel lijstwerk en verspringende vlakken, essentieel voor de ruimtelijke ervaring. Het was één van de vele dinsdagochtenwas nauwelijks meer zichtbaar. Hier moest wat aan gedaan worden. Dan was den in 2005 waarin de bouwvergaderingen werden gehouden en dit onderwerp er nog de lambrisering, die behoorlijk expliciet ter sprake kwam. Gemakkelijk toegetakeld was en ook de beglazing vóór het isolerende glas moest nog vorm had iedereen zijn eigen stelling kunén kleur krijgen. De lambrisering leidde nen betrekken, maar dat gebeurde nu juist niet. Er werd geargumenteerd en tijdens de bouw tot veel discussie. In geluisterd met het gevolg dat we met z’n de kerkzaal ontbrak een deel hiervan allen ver in de namiddag pas vertrokken. in de zuidelijke beuk, waar de dansers Gesloopt, dat wel, en nog zonder een hun foyer hadden gehad. “Dat boeide directe oplossing. Deze kwam de volmij zeer”, zegt Bas van Hille daarover. gende dag met één van die kenmerkende Ook Loek Dijkman voelde wel voor het telefoontjes van Loek, die tijdens de verwijderen van die “strenge omlijsbouw wel vaker voorkwamen: “Paul, we scheien erover uit, die lambrisering blijft er in, tenslotte zitten jullie toch ook met je ziel en zaligheid in dat gebouw.” Als we vlak voor kerst 2006 in de zaal met z’n tweeën de geschiedenis nog eens uitgebreid doornemen zegt Bas van Hille, “dat je achteraf niet anders kunt concluderen dan dat deze discussies het resultaat alleen maar ten goede zijn gekomen en dat ons respect voor het gebouw hierdoor absoluut toenam.” Voor het publiek zullen bij binnenkomst de (22!) kleuren en de eveneens kleurige ramen met duidelijke afbeeldingen het meest in het oog springen. De vele kleuren maakten het de architect mogelijk de aanwezige ornamentiek naar voren te brengen, maar ook werd hij geïnspireerd Niveau balkon, met langs de balustrade de nieuwe theaterstoelen. Rechts achterin nog tien van de oorspronkelijke kerkstoelen. Meer waren door het boek van binnenhuisarchitecte Evelyne Merkx over de restauratie van er niet te redden. (bd-architectuur)
70
Parkkerk
het Concertgebouw en door een zeer kleurrijk voorbeeld uit New York. “Ik werk” zegt Bas van Hille nu, “al geruime tijd steeds meer met kleur, geïnspireerd door Barragáu en Legoretta.” De proefopstelling tijdens de toen nog zeer rommelig bouw was een happening op zich, waar we veel mensen langs hebben gevoerd, benieuwd als we waren naar hun mening. Die mening was meestal, - ondanks dat het moeilijk te beoordelen was in die situatie - positief, zeker nadat Bas van Hille de bouwlampen van de zaal naar het balkon verplaatste. Daarmee de normale lichtval in het gebouw imiterend! De ramen, “tja de ramen, die had ik me in eerste instantie ook wat abstracter voorgesteld”, zei Bas als reactie op mijn aanvankelijke verbazing over de concreetheid van het gebruikte Duidelijke afbeeldingen in de ramen (foto Stadsherstel/Juan Hernández) fotomateriaal. Alles en iedereen is herkenbaar. Foto’s van de bouw op tegels in het toilet van een theater in Den Bosch brachten hem ertoe op heel duidelijke afbeeldingen over te gaan, puttend uit de talloze foto’s en illustraties van onder andere Herman Roering en van de bouw zelf. De vensters in de noordgevel getuigen van de kleurrijke historie, waarin de slang natuurlijk niet ontbreekt. Aan de zuidkant, bij het Vondelpark, talloze afbeeldingen van de restauratie en van de vele happenings tijdens de bouw. In de oostgevel, aan de straatzijde, is de nieuwe bestemming van de Parkkerk zichtbaar: het Orgelpark. Over al die kleuren zijn als een onafhankelijk palet verschillende andere kleuren heen gezet, om toch weer afstand van het totaalbeeld te kunnen nemen. Foyer met uitgifte (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
En dan beneden in het souterrain, de foyer waar zelfs de toiletten uitnodigen tot gebruik! De uitgifte en de toiletgroep zijn als een kleurige doos midden in de ruimte geplaatst, los van de gevels, en ‘los’ van het plafond, omdat de aansluiting tussen wand en plafond met een plint als spiegel is uitgevoerd. Bij de toiletten is de voorruimte gezamenlijk voor dames en heren. De toiletverdeling en de flexibiliteit in gebruik moeten er voor
zorgen dat de wachttijd in de pauze voor de dames niet veel langer is dan voor de heren. Wanden en ook het plafond zijn rood, evenals de tegels. Indirecte verlichting maakt het intiem. Ook hier ben je echt uit! Muzieknoten, belettering en pictogrammen door Bert van Linge op glasdeuren en wanden in foyer en zaal maken het beeld helemaal af. Tijdens de bouw restaureerde Elbertse uit Soest in de werkplaats het Sauer-
orgel. Direct na de bouwkundige oplevering verschenen reeds twee ‘nieuwe’ orgels in de Parkkerk. Het joyeuze Molzer-orgel uit Wenen in de zaal en het strak vormgegeven Van Leeuwen orgel op het balkon. Ook het Sauer-orgel werd teruggeplaatst. Zo is de Parkkerk nu het Orgelpark geworden. Met de plaatsing van de speeltafel van het Sauer-orgel ín de kansel is het woord nu definitief vervangen door de muziek!
71
Parkkerk
Ook in de toiletten ben je echt uit! (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
72
Parkkerk
6
Een nieuw podium voor hedendaagse orgelmuziek Jouke Mulder*
Voor het Orgelpark is een nieuwe entree gemaakt (foto Stadsherstel/Juan Hernandez)
“Ik besloot een paar jaar geleden op zoek te gaan naar een geschikte ruimte ten dienste van het orgel; een plek om een groter en breder publiek kennis te laten maken met hedendaagse orgelmuziek. Zo wilde ik het orgel een andere plaats geven dan eeuwenlang het geval was geweest, het bevrijden uit de omknelling van de kerk. Op die manier kon, meende ik, een deels ander publiek worden gevonden, waarvoor bovendien nieuwe composities waren te maken, met verschillende muziekstijlen en andere muziekinstrumenten. In die tijd kwam ik in de synagoge aan
de Uilenburgerstraat Wim Eggenkamp tegen, directeur van Stadsherstel Amsterdam. Hij was daar als voorzitter van het Nationaal Restauratie Centrum. We vertelden elkaar waarmee we bezig waren en ik legde Eggenkamp terloops ons nieuwe plan voor: een centrale plaats voor een nieuw orgelpodium. ‘Daaraan kan ik je helpen’, zei hij, ‘we zoeken een bestemming voor een kerk die we wil-
* Jouke Mulder is publicist. Hij schrijft boeken en was lang verbonden aan de redactie van Elsevier.
73
Parkkerk
De nieuwe bestemming van de Parkkerk nabij het Vondelpark is een hoogst muzikale. Initiatiefnemer Loek Dijkman - afkomstig uit het bedrijfsleven en voorzitter van de stichting het Orgelpark - vertelt over een uniek centrum gewijd aan de Muze.
74
len gaan restaureren.’ ‘Alles goed en wel’, reageerde ik, ‘maar ik ben juist niet op zoek naar een kerk.’ Hij drong aan, zei dat het om een heel apart gebouw ging en stelde voor om er even langs te rijden. Zo arriveerden we enige tijd later bij de Parkkerk, waar in de zaal achter een gordijn en in de kou een groep balletdansers aan het repeteren was. Nu ben ik niet van protestantse huize, maar omdat de ambiance zo anders overkwam - een theaterachtige situatie - was ik, na even te hebben rondgekeken eigenlijk direct verkocht. Dit specifieke gebouw, gelegen op een fraaie plek, tegen een bekend park aan en bovendien centraal in Nederland gesitueerd, zou - zo dacht ik - ondanks De zaal van het Orgelpark (foto Stadsherstel/Juan Hernandez) dat het een kerk was ons doel kunnen dienen. En eind 2003 werd de stichting het Orgelpark opgericht. De naam was een spontane associatie met het Vondelpark, de Parkkerk en orgels.”
Parkkerk
Hoeveel orgels komen er in het Orgelpark? “De Parkkerk zelf had een uniek orgel, een Sauer-orgel, waar weliswaar niet veel meer van over was. Dit Duitse orgel is rond 1920 gemaakt. Het is een laatromantisch instrument. Het kreeg na de restauratie opnieuw die aparte klank en de vele mogelijkheden, kenmerken die in de jaren vijftig in orgelkringen werden verguisd. Verder konden we in Wenen een salonorgel bemachtigen, gebouwd door Ferdinand Molzer, en er komt een Nederlands, moderner orgel. Een vierde orgel is in de maak, het wordt een Frans symfonisch instrument, gebouwd door de firma Verschueren Orgelbouw in Heythuysen. Het zal begin 2009 kunnen worden geplaatst.”
Kunt u wat meer informatie over de orgels in de Parkkerk geven? U vertelde al over het Sauer-orgel. “Over dat orgel nog dit: het is door de Art Deco-ornamentiek op de pijpen de absolute blikvanger in de zaal van het Orgelpark. Bovendien is het een instrument uit de beste orgelfabriek van de vroege 20ste eeuw. Het werd in 1922 in de Parkkerk geplaatst. Bijzonder is de klank, van zacht en ingetogen tot breed en orkestraal, met duizend schakeringen daartussen. Uniek voor Nederland is, dat het orgel bij de restauratie in 2006 volledig is teruggerestaureerd van elektro-pneumatisch naar pneumatisch. Het heeft weer het klankbeeld dat destijds op modieuze gronden werd afgewezen. Toentertijd vond er een radicale ver-
andering van registers plaats. Enkele werden zelfs verwijderd en het orgel werd geëlektrificeerd. Meegaan met de
Het Sauer-orgel uit 1922 (foto John Stoel)
mode en de tijd, heette dat. De speeltafel heeft na restauratie een andere plaats gekregen, namelijk in de eronder staande preekstoel. Dan het Molzer-orgel, uit Wenen. Dat doet mij door zijn sierlijke uiterlijk denken aan een Weense schone. Het is gebouwd door een leverancier die ook orgels maakte voor het Praterpark. Het heeft dan ook die warme, typisch Weense klank. Een rijke inwoner van de stad bestelde dit salonorgel rond 1910. Het was destijds voorzien van een automaat en dus te gebruiken als een soort pianola. Aan de grootte en de klank van het orgel kun je de maat van de Weense salons afmeten. We hebben bij de plaatsing een deel uit de vloer moeten halen om het op te stellen, zodat nu een gedeelte van Het Van Leeuwen-
75
orgel uit 1954 (foto John Stoel)
circa 1910 (foto John Stoel)
Parkkerk
Het Molzer-orgel uit
de pijpen in het souterrain staat en de speeltafel in de zaal. Voor de plaatsing is de fundering ter plekke aangepast. Het derde orgel is in 1954 gebouwd door orgelbouwer Willem van Leeuwen. Het stond opgeslagen in kisten en kwam uit de voormalige Adventskerk in Den Haag. De kas weerspiegelt als het ware de nuchtere geest van de jaren vijftig, de tijd van de Wederopbouw, maar de klank niet. Deze is niet nuchter, maar ook zeker niet romantisch, doch neobarok. In die tijd kwam een nieuw klankidioom in zwang. Het bekendste voorbeeld daarvan is het Marcussenorgel in de Nicolaïkerk in Utrecht. Het Van Leeuwen-orgel is van onze drie orgels dus het meest geschikt
76
Parkkerk Tekening van het te bouwen orgel (Het Orgelpark)
om Bach en zijn tijdgenoten op te spelen. Een tegenhanger van het Duits-romantische orgel van Sauer zal het Franse symfonische orgel zijn, dat, zoals gezegd, op dit moment wordt gemaakt. Het zal gebouwd worden in de stijl van de 19eeeuwse Franse orgelmaker Cavaillé-Coll. Met dit orgel zal het instrumentenpalet van het Orgelpark - in 2009 - compleet zijn.
Buiten de orgels hebben we nog de beschikking over twee prachtige concertvleugels: een Erard-vleugel uit 1899 en een nieuwe Sauter-vleugel. Een ander topstuk is het Mustel-drukwind-harmonium met een celesta. Het Orgelpark heeft voor de komende tijd een reeks concerten met een gevarieerd programma gepland, met onder andere jazz , dans en ballet en zelfs
toneelproducties met drie orgels. Veel van die uitvoeringen zullen op CD worden uitgebracht. Dat geldt ook voor nieuwe composities, die in opdracht van het Orgelpark zijn gemaakt.”
Hoe verliep de samenwerking met Stadsherstel? “Heel plezierig. Dat betekende dat wij onze architect en aannemers voor de binnenkant van het gebouw konden inschakelen. Stadsherstel nam met haar deskundigen en uitvoerders het casco voor haar rekening.”
Laatste vraag, tevreden? “Absoluut. Maar het project gaat nu pas beginnen. Een nieuw publiek creëer je niet in korte tijd. Daarvoor moet je een lange adem hebben en die hebben we gelukkig. Daar hebben we echter, net als Stadsherstel, vele Vrienden bij nodig. Bij ons heten ze GastVrienden. U doet mij het grootste plezier wanneer ik u als GastVriend mag verwelkomen.” Meer informatie over het Orgelpark op de website www.orgelpark.nl
77
Parkkerk
Wat is het streven van de stichting het Orgelpark? “Het Orgelpark heeft als doel het orgel op een nieuwe manier te presenteren en zo een plaats te geven in het actuele muziekleven. Hierbij staat de musicus en de kunstenaar centraal. Ons doel moet gerealiseerd worden door drie componenten: de orgelmuziek, de organist en componist en het publiek. Was het orgel traditioneel vooral dienstbaar aan het gebouw (met name de kerk), in het Orgelpark staat het gebouw in dienst van het orgel en zijn muziek. Er is ruimte voor een breed geheel aan activiteiten, zoals compositieopdrachten, studiefaciliteiten, masterclasses, tentoonstellingen, Loek Dijkman (collectie Loek Dijkman) etc. Het orgel fungeert als rode draad voor deze zeer afwisselende activiteiten.”
(foto Stadsherstel/Juan Hernández)
78
Parkkerk (foto Stadsherstel/Juan Hernández)
(foto Stadsherstel/Juan Hernández)
79
Parkkerk
(foto Stadsherstel/Juan Hernández)
(foto Stadsherstel/Juan Hernández)
80
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
Parkkerk (foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
81
Parkkerk
(foto John Stoel)
(foto John Stoel)
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
82
Parkkerk (foto John Stoel)
(foto John Stoel)
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
83
Parkkerk
(foto Stadsherstel/ Juan Hernández)
Colofon Nieuwsbrief nr. 64, januari 2007 Een speciale uitgave van de Vereniging Vrienden van Stadsherstel Amsterdam ter gelegenheid van de restauratie en verbouwing van de Parkkerk in de Gerard Brandtstraat te Amsterdam. Redactie drs. Peter Prins Vormgeving en productie Joh. Enschedé Amsterdam
Vereniging Vrienden van Stadsherstel Bestuur ir. J.D. Doets, voorzitter mr. R.J.C. van Helden, secretaris/penningmeester mw. dr. W.Chr. Pieterse mw. D. van der Waerden mr. H.J. Bunjes G.J.A. van der Lugt C.B.S. Reinders Folmer Adres Amstelveld 10 1017 JD Amsterdam tel: (020) 52 000 75 fax: (020) 638 20 40 Postbank 56 59 267
84
Met dank aan: Parkkerk
Simon van Blokland, voor het ter beschikking stellen van ansichtkaarten uit zijn collectie Mark Goslinga, Drents Archief, voor zijn hulp bij het vinden van foto’s Juan Hernández, die altijd bereid is op het laatste moment nog foto's te maken De familie Kloppers voor het ter beschikking stellen van fotomateriaal Anne-Marie Kwakernaak, Gemeentearchief Amsterdam, voor haar hulp bij het vinden van stukken in het ongeïnventariseerde archief van de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband Rob Metz, voor het ter beschikking stellen van zijn archief
Alex van Reenen, Gemeentearchief Amsterdam, voor zijn niet aflatende hulp bij het vinden van archiefstukken, foto's en oplossingen Herman Roering, voor het ter beschikking stellen van zijn archief en foto’s Willem Sels, voor het ter beschikking stellen van foto’s Afdeling Post- en archiefzaken stadsdeel Oud-West, voor het ter beschikking stellen van stukken voor raadpleging en publicatie, zonder leges hiervoor te vragen Voor het onder gunstige voorwaarden ter beschikking stellen van foto’s: Drents archief, Assen Gemeentearchief Amsterdam