Voorwoord
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
1
SAMENVATTING Het Milieubeleidsplan gemeente Drimmelen 2007-2010 bestaat uit vier delen: 1. Deel I: In dit deel is een toelichting gegeven op de totstandkoming van het plan, het beleidskader (wet- en regelgeving en beleid op internationaal, nationaal, provinciaal, regionaal en lokaal niveau), de karakterisering van de gemeente, een algemene visie op het milieubeleid, de relatie met milieucommunicatie en de uitvoeringsorganisatie. 2. Deel II: In dit deel is het beleid op het gebied van milieu beschreven voor de periode 2007-2010. Daarbij is gebruik gemaakt van een thema-indeling in vijf thema’s. Per thema is een inleiding, beschrijving wetgeving en beleidskader, beschrijving stand van zaken, beschrijving beleid planperiode en een tabel met doelstelling(en), activiteiten en indicatoren opgenomen. De vijf thema’s zijn: a. De woonomgeving van Drimmelen; b. Het buitengebied van Drimmelen; c. De leefomgeving van Drimmelen; d. Het bedrijfsleven in Drimmelen; e. Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen. 3. Deel III: In dit deel zijn de bijlagen opgenomen. Het gaat daarbij om een nadere toelichting op het beleidskader en de verslagen van de bijeenkomsten met de doelgroepen. 4. Deel IV: In dit deel is het Milieu-uitvoeringsprogramma voor 2007 en 2008 opgenomen. In dit programma zijn de activiteiten op het gebied met milieu of die een relatie hebben met milieu opgenomen die in 2007 en 2008 uitgevoerd worden. Verder zijn bij iedere activiteit de benodigde capaciteit en financiële middelen, de verantwoordelijke afdeling, de betrokken afdelingen en de extern betrokkenen aangegeven. De rode draad van het milieubeleidsplan is “duurzaamheid”. Hierbij moet gedacht worden aan duurzaam bouwen, duurzame energie, energiebesparing en het behalen en behouden van een bepaald kwaliteitsniveau met betrekking tot groen, water, natuur, woningbouw en bedrijvigheid. Deel II is het belangrijkste deel van het plan omdat daarin het beleid van de gemeente is verwoord. Hieronder zal daarom ieder thema van dit deel worden samengevat. De woonomgeving van Drimmelen Uiteraard zal in de beleidsperiode uitvoering worden gegeven aan wet- en regelgeving. Hierbij moet gedacht worden aan de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming en het Besluit Luchtkwaliteit. Daarnaast zal bij ruimtelijke plannen, nog meer dan voorheen, milieu in de ruimste zin van het woord in een vroegtijdig stadium worden betrokken. Dus niet alleen de aspecten bodem, geluid en geur, maar ook externe veiligheid, het groenbeleidsplan, het op te stellen bomenbeleidsplan en het waterbeleidsplan. Naast het betrekken van allerlei aspecten en de interne organisatie bij ruimtelijke plannen is het ook de bedoeling dat burgers, bedrijven en organisaties nauw betrokken worden. Hiertoe wordt een leidraad burgerparticipatie opgesteld. Het gaat om een organisatiebreed project. Ook het onderwerp duurzaamheid in de woonomgeving zal aandacht krijgen. Het gaat hier dan om duurzaam bouwen, energiebesparing, duurzame energie, watergebruik, comfort en Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
2
veiligheid. Hiertoe zal een duurzaamheidsscan uitgevoerd worden waarmee duidelijk wordt wat er nu al gebeurt op dit gebied en wat de mogelijkheden zijn. Aan de hand van de uitkomsten van deze scan wordt een duurzaamheidsplan opgesteld. Tot slot krijgen in deze beleidsperiode op het gebied van handhaving met name de kleine ergernissen, plaatsen van voorwerpen op de weg, evenementen en bouwcontroles de aandacht. Het buitengebied van Drimmelen Ook bij dit thema heeft de gemeente te maken met uitvoering van wet- en regelgeving, zoals de Wet geurhinder en veehouderij en de IPPC. In de beleidsperiode zal door de gemeente deelgenomen worden aan het project Groen Blauwe Diensten van de provincie. Het gaat hierbij om agrarisch landschapsbeheer. Met dit project zal ook rekening gehouden moeten worden bij de op te stellen visie voor het buitengebied. Deze visie moet resulteren in één bestemmingsplan buitengebied. Andere zaken die in deze visie aandacht krijgen, zijn: duurzame energie, waterbeleidsplan, landgoederenbeleid en duurzame land- en tuinbouw. Om te komen tot één bestemmingsplan buitengebied is het noodzakelijk dat tegen illegale situaties opgetreden wordt. Voor milieu gaat het dan om het oprichten en in werking hebben en het wijzigen van bedrijven zonder milieuvergunning en het op niet-milieuhygiënische wijze slopen van opstallen. De leefomgeving van Drimmelen Onder dit thema vallen de onderwerpen wijkgericht werken, huishoudelijk afval, schone leefomgeving en groenbeheer. Het wijkgericht werken heeft per 1 januari 2007 een nieuwe impuls gekregen. De gemeente is verdeeld in vier wijken. Iedere wijk heeft een wijkteam en een wijkwethouder. Daarnaast is er een bovenwijkteam en een wijkcoördinator. Het is de bedoeling dat eind 2007/begin 2008 het wijkgericht werken in alle kernen is ingevoerd. Om vorm te geven aan wijkgericht werken is in samenwerking met alle belangrijke partners (politie, woningstichtingen, welzijnsstichting e.d.) een strategie opgesteld. Het beleid op het gebied van huishoudelijk afval van de afgelopen jaren wordt in deze beleidsperiode voortgezet. Ofwel er wordt ingezameld volgens de Diftar-methodiek. In dit kader zullen er ook ondergrondse containers met toegangscontrole bij hoogbouw en openbare ruimtes worden geplaatst. Bij een schone leefomgeving gaat het om zwerfafval, hondenoverlast en onkruidbestrijding. Met behulp van een SAM-subsidie wordt onderzocht wat de oorzaak van de zwerfvuilproblematiek is. Met betrekking tot de hondenoverlast heeft er een evaluatie naar de werking van het hondenbeleid plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat meer communicatie, maar vooral meer en beter toezicht noodzakelijk is. Dit toezicht wordt breder getrokken naar de andere ergernissen, zoals zwerfafval en parkeren. Waarschijnlijk wordt dit toezicht samen met de gemeente Geertruidenberg vormgegeven. In het laatste kwartaal van 2007 wordt er een visie aan de gemeenteraad voorgelegd met betrekking tot het toezicht op de kleine ergernissen. Op het gebied van onkruidbestrijding is er eind 2007 een beleidsstuk gereed waarin de keuze voor chemische bestrijdingsmiddelen of andere middelen aan de orde wordt gesteld. Op het gebied van groenbeheer zal in de beleidsperiode met name aandacht worden besteed aan uitvoering van het groenbeleidsplan en de groenbeheerplannen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
3
Het bedrijfsleven in Drimmelen In de beleidsperioce wordt de revitalisering van Stuivezand voortgezet. Verder wordt bezien of andere bedrijventerreinen binnen de gemeente ook in aanmerking komen voor revitalisering. Bij revitalisering van bedrijventerreinen wordt ook aandacht besteed aan groen, waterberging, parkeren,bodem en geluid. Met betrekking tot bedrijven is een belangrijke taak van de gemeente op milieugebied het verlenen van milieuvergunningen en het afhandelen van meldingen Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB). Ingespeeld zal worden op de nieuwe ontwikkelingen zoals het Activiteitenbesluit, het besluit Landbouw, de Wet geurhinder en veehouderij, de IPPC en de omgevingsvergunning. Omdat er veel nieuwe wet- en regelgeving op bedrijven afkomt zal in deze beleidsperiode ook veel aandacht worden besteed aan voorlichting hierover. Een belangrijke nieuwe ontwikkeling die op de gemeente, bedrijven en burgers afkomt is de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu (locatiegebonden vergunningen, indirecte lozingen en de meest voorkomende vergunningen in de verordeningen van gemeenten of provincies). De omgevingsvergunning heeft de volgende consequenties: één loket voor aanvraag en informatie bij de gemeente, één vergunningaanvraag, één bevoegd gezag, één procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. Omdat de omgevingsvergunning per 1 januari 2009 geïmplementeerd moet zijn binnen de gemeentelijke organisatie, staat het laatste kwartaal van 2007 en het jaar 2008 in het teken van voorbereiding op en implementeren van de omgevingsvergunning in de gemeentelijke organisatie. Ter bescherming van het milieu, de gezondheid en veiligheid is het noodzakelijk dat de regels nageleefd worden. Toezicht hierop is dus noodzakelijk. Binnen de gemeente Drimmelen vindt dit toezicht plaats door het integrale handhavingsteam. In 2007 vindt er een evaluatie van de integrale handhaving plaats. Verder wordt een onderzoek verricht naar de meest geconstateerde overtredingen. Bij het toezicht en de voorlichting kan hier dan op ingestoken worden. Tot slot zal regelmatig worden gecommuniceerd over wetswijzigingen, het gemeentelijk handhavingsbeleid, de wijze van handhaving en de handhavingsactiviteiten. Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen In de beleidsperiode wordt verder uitvoering gegeven aan het Verdrag van Aarhus (wettelijke taak). In dit verdrag zijn regels opgenomen met betrekking tot de openbaarheid van stukken en het passief en actief openbaar maken van relevante milieu-informatie. Milieucommunicatie is naast een zelfstandig instrument ook een belangrijk ondersteunend instrument bij het krijgen van begrip, draagvlak en betrokkenheid. Hiervoor is het ook noodzakelijk dat milieucommunicatie vroegtijdig ingezet wordt. Om dit te waarborgen maakt het milieucommunicatieplan onderdeel uit van het milieubeleidsplan en ook van de jaarlijkse milieu-uitvoeringsprogramma’s. Op het gebied van natuur- en milieueducatie zal de gemeente vooral een faciliterende rol vervullen. Dit kan via het beschikbaar stellen van materiaal of menskracht of via het vertrekken van een financiële bijdrage. Met NME zal ook ingespeeld worden op het wijkgericht werken (bijvoorbeeld zwerfvuilactie per wijk).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
4
Deel I I.1
Algemeen
Inleiding
Voorgeschiedenis Voor de beleidsperiode 2003-2006 beschikte de gemeente Drimmelen over een milieubeleidsplan, namelijk het “Milieubeleidsplan 2003-2006 gemeente Drimmelen”. Dit milieubeleidsplan was op een interactieve wijze tot stand gekomen. Voordat gestart werd met het opstellen van het beleidsplan zijn met alle doelgroepen namelijk de prioriteiten bepaald voor de beleidsperiode. Het milieubeleidsplan had een indeling in 5 thema’s: 1. Duurzaam inrichten van Drimmelen; 2. Duurzaam beheren van Drimmelen; 3. Burgers en Milieu; 4. Bedrijven en Milieu; 5. Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen. Aan de hand van dit milieubeleidsplan werd er jaarlijks een milieu-uitvoeringsprogramma en een milieujaarverslag opgesteld. Voor de periode 2007-2010 wil het gemeentebestuur ook een milieubeleidsplan opstellen. De rode draad van het nieuwe milieubeleidsplan moet “duurzaamheid” zijn (zie I.5). Verder moet het plan op een interactieve wijze tot stand komen. Status Hoofdstuk 4 van de Wet milieubeheer biedt de gemeente de mogelijkheid een gemeentelijk milieubeleidsplan vast te stellen. Het milieubeleidsplan geeft richting aan door het gemeentebestuur te nemen beslissingen en bevat de hoofdzaken van het door het gemeentebestuur te voeren milieubeleid (artikel 4.16 Wet milieubeheer). Een gemeentebestuur dat een milieubeleidsplan heeft vastgesteld, wordt geacht in elk geval rekening te houden met dit plan bij het nemen van besluiten in het kader van de Wet milieubeheer (waaronder vergunningverlening en handhaving) of andere besluiten waarbij het belang van de bescherming van het milieu in beschouwing moet of kan worden genomen. Ook bij het opstellen van het jaarlijks milieu-uitvoeringsprogramma, wat op grond van de Wet milieubeheer verplicht is, moet rekening worden gehouden met het gemeentelijk milieubeleidsplan. Programmatische aanpak Om een programmatische aanpak van alle milieutaken te bewerkstelligen, wordt bij steeds meer gemeenten uitgegaan van een milieubeleidsplan voor meerdere jaren en een daarop gebaseerd milieu-uitvoeringsprogramma. Belangrijke elementen in het milieubeleidsplan zijn de milieu-indicatoren. Aan de hand van deze indicatoren kan monitoring plaatsvinden. De resultaten worden verwoord in het, ingevolge de Wet milieubeheer verplichte milieujaarverslag waarmee het college de gemeenteraad en de VROM-inspectie jaarlijks informeert over de uitvoering van de milieutaken. Het milieubeleidsplan is dus een onderdeel van de beleidscyclus, bestaande uit: doelen en ambities, beleidskeuzes en prioriteiten , uitvoering, monitoring, verslaglegging, evaluatie en eventueel bijstellen van de doelen en/of het beleid. Het zorgvuldig doorlopen van de beleidscyclus draagt bij aan de effectiviteit van beleid en uitvoering. Het milieubeleidsplan behelst een periode van vier jaar. Dit is gebruikelijk voor dergelijke beleidsplannen. Het is echter een dynamisch plan. Zoals hierboven aangegeven kan door ontwikkelingen het noodzakelijk zijn het beleidsplan aan te passen (beleidscyclus). Dit zal gebeuren via de jaarlijkse Milieu-uitvoeringsprogramma’s. Blijkt in 2010 dat de Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
5
ontwikkelingen dusdanig zijn dat met dit milieubeleidsplan nog enkele jaren gewerkt kan worden, dan kan ervoor gekozen worden het milieubeleidsplan te verlengen tot 2012. Leeswijzer Het milieubeleidsplan is opgedeeld in drie delen. In deel I (Algemeen) wordt de totstandkoming van het plan kort omschreven, een kader geschetst waarbinnen de ontwikkeling en uitvoering van het milieubeleid moet plaatsvinden en worden de (milieu)kenmerken van de gemeente Drimmelen kort op een rij gezet. In deel II (Beleid) wordt het daadwerkelijke milieubeleid van Drimmelen uitgewerkt. Hierbij is gekozen voor de volgende vijf thema’s: 1. De woonomgeving van Drimmelen 2. Het buitengebied van Drimmelen 3. De leefomgeving van Drimmelen 4. Het bedrijfsleven in Drimmelen 5. Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen De scheiding tussen de diverse thema’s is niet volledig. Per thema worden verschillende onderwerpen nader uitgewerkt door de wetgeving en het vastliggende, reeds vigerende (gemeentelijke) beleid te omschrijven, een korte samenvatting te geven van de stand van zaken in Drimmelen en het nieuwe beleid te formuleren. Bij de formulering van het nieuwe beleid is gekozen voor concrete, bij voorkeur meetbare doelstellingen, acties om deze doelstellingen te bereiken en indicatoren om te monitoren in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt. Het is de bedoeling dat de indicatoren jaarlijks worden bijgehouden. Hierdoor wordt het mogelijk verschillende uitvoeringsjaren met elkaar te vergelijken. In deel III (Bijlagen) zijn de bijlagen opgenomen: nadere toelichting op het beleidskader, verslag van de startbijeenkomst d.d. 6 december 2006 met de doelgroepen, verslag van de bijeenkomst over het concept-milieubeleidsplan d.d. 25 juni 2007 met de doelgroepen en de meerjarenplanning. In deel IV (Uitvoering) zijn de acties nader uitgewerkt in een milieu-uitvoeringsprogramma. Dit is alleen nog het uitvoeringsprogramma voor 2007/2008. Voor de daarop volgende jaren wordt jaarlijks aan de hand van het milieubeleidsplan, het milieujaarverslag over het voorliggende jaar en nieuwe ontwikkelingen een uitvoeringsprogramma opgesteld. I.2
De totstandkoming
Voordat gestart wordt met het opstellen van het nieuwe milieubeleidsplan is het van belang te weten waar de gemeente staat met betrekking tot het “milieu” en wat er in de nieuwe beleidsperiode op de gemeente afkomt. Daarom heeft er eerst een evaluatie van het milieubeleidsplan 2003-2006 plaatsgevonden en zijn de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en beleid van het rijk en de provincie in beeld gebracht. Het resultaat hiervan is beschreven in het rapport “Hoe nu en hoe verder met het milieubeleid in de gemeente Drimmelen?”. Aan de hand van dit rapport zijn een aantal discussiepunten bepaald ten behoeve van een bijeenkomst met de relevante doelgroepen. Op 6 december 2006 heeft de startbijeenkomst milieubeleidsplan 2007-2010 plaatsgevonden. Bij deze bijeenkomst waren de relevante doelgroepen goed vertegenwoordigd: natuur- en milieuorganisaties, ondernemersverenigingen, bewonersorganisaties, andere overheden, politieke partijen en gemeentelijke organisatie (wethouder en ambtelijke organisatie). Tijdens deze bijeenkomst is eerst kort teruggekeken op het milieubeleidsplan 2003-2006, is de bedoeling van de bijeenkomst uitgelegd, is aan de hand van discussiepunten gediscussieerd, zijn de resultaten van de discussie teruggekoppeld en is een toelichting gegeven op het vervolgtraject. Het resultaat van de
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
6
bijeenkomst was een lijst met aandachtspunten/prioriteiten voor het nieuwe milieubeleidsplan. Aan de hand van de resultaten van de startbijeenkomst is het concept-milieubeleidsplan 2007-2010 opgesteld. Eveneens is de benodigde capaciteit in beeld gebracht. Daarna is er op 25 juni 2007 wederom een bijeenkomst georganiseerd voor de relevante doelgroepen om over het concept-milieubeleidsplan 2007-2010 te praten. De opkomst was goed te noemen en er was sprake van een goede respons op het concept-plan. Van 12 juli 2007 tot en met 23 augustus 2007 heeft het concept-milieubeleidsplan 2007-2010 ter inzage gelegen. Alle inwoners van Drimmelen werden daarbij in de gelegenheid gesteld te reageren op het concept-milieubeleidsplan. Door enkele organisaties is hiervan gebruik gemaakt. De reacties hadden met name betrekking op duurzaam bouwen, deregulering en de revitalisering van bedrijventerreinen. Naar aanleiding van deze reacties en de ingekomen reacties op de bijeenkomst van 25 juni 2007 is het milieubeleidsplan 2007-2010 aangepast. Dit heeft geleid tot het milieubeleidsplan gemeente Drimmelen 2007-2010 zoals dat nu aan u voorligt. I.3
Beleidskader
Bij de vaststelling van een eigen gemeentelijk milieubeleid is de gemeente direct gebonden aan internationale, nationale, provinciale en regionale ontwikkelingen op milieugebied (beleid en wettelijke kaders). Deze ontwikkelingen sluiten grotendeels op elkaar aan. De belangrijkste ontwikkelingen waarmee rekening moet worden gehouden, zijn hieronder nader beschreven. Hierbij wordt opgemerkt dat alleen de beleidsplannen zijn vermeld die rechtstreeks verband houden met milieu en duurzame ontwikkeling. Ook beleidsplannen ten aanzien van bijvoorbeeld water, volksgezondheid en verkeer en vervoer zijn van belang. Het gaat echter te ver om alle beleidsontwikkelingen die indirect van invloed zijn op het lokale milieubeleid, in dit beleidskader te noemen. Alleen datgene dat een belangrijke invloed heeft op het gemeentelijk milieubeleid is genoemd. Naast de milieuontwikkelingen op internationaal, nationaal, provinciaal en regionaal niveau zijn algemene beleidsontwikkelingen op lokaal niveau van invloed op het milieubeleid. In verband met de integrale aanpak worden de belangrijkste lokale beleidsontwikkelingen hieronder eveneens toegelicht. Internationaal Internationale afspraken zoals bijvoorbeeld de emissiedoelstellingen uit het Kyoto Protocol en de Europese milieurichtlijnen werken direct en indirect door op het lokale milieubeleid. Hierbij zijn de EU-beginselen leidend: 1. Een hoog niveau van bescherming; 2. Het voorzorgsbeginsel; 3. Preventief handelen; 4. Bestrijding aan de bron; 5. De vervuiler betaalt. Een aantal internationale afspraken (lijst is niet-limitatief) dat direct doorwerkt op lokaal niveau: IPPC-richtlijn Deze richtlijn is gericht op een integrale aanpak van emissies naar de lucht, het water en de bodem in een groot aantal bedrijfstakken. De richtlijn geldt onder andere ook voor intensieve veehouderijen. Eind oktober 2007 moeten de intensieve veehouderijen, welke onder de IPPC-richtlijn vallen, voldoen aan de Europese normen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
7
Habitat- en vogelrichtlijn Beide richtlijnen hebben tot doel het beschermen van bepaalde natuurgebieden. Elke lidstaat is verplicht om speciale beschermingszones rondom deze gebieden vast te stellen. Verdrag van Aarhus In dit verdrag zijn regels opgenomen met betrekking tot de openbaarheid van stukken en met betrekking tot het passief en actief (uit eigen initiatief) openbaar maken van relevante milieuinformatie. Europese Kaderrichtlijn Water Het doel van deze richtlijn is het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater in de lidstaten. Op het niet behalen van de doelstellingen staan sancties. Luchtkwaliteit Op Europees niveau zijn er normen en richtlijnen vastgelegd ten aanzien van luchtkwaliteit. Deze zijn vertaald in de Wet Luchtkwaliteit. Strategische Milieu-beoordeling Deze richtlijn is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding ervan in beeld te brengen in de vorm van een milieurapport. Deze procedure gaat in principe vooraf aan de m.e.r.-procedure. Nationaal Wet- en regelgeving: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) In deze wet zijn bepalingen omtrent de omgevingsvergunning opgenomen. Vanaf 1 januari 2009 moeten overheden met deze vergunning gaan werken. De omgevingsvergunning omvat één loket, één vergunningaanvraag, één bevoegd gezag, één procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. De omgevingsvergunning omvat locatiegebonden vergunningen, indirecte lozingen en de meest voorkomende vergunningen in de verordeningen van gemeenten of provincies. Waterwet Op basis van deze nieuwe wet krijgt de gemeente meer taken met betrekking tot de zorgplicht; afvoer hemelwater en overtollig grondwater. Verder komt er één watervergunning. Deze vergunning zal wel afgestemd moeten worden met de omgevingsvergunning. Besluit Luchtkwaliteit De Europese bepalingen zijn vertaald in dit Besluit. Dit Besluit heeft zowel gevolgen voor bouwplannen als voor milieuvergunningen. Het aspect luchtkwaliteit dient hier namelijk een vast onderdeel van uit te maken. Wet geurhinder en veehouderij Deze wet geeft aan op welke manier geur van veehouderijstallen in de milieuvergunning moet worden beoordeeld. Deze wet komt in de plaats van de stankwet voor reconstructiegebieden en drie stankhandreikingen. De wet gaat voor heel Nederland gelden. In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie- en niet-concentratiegebieden. Daarnaast mogen gemeenten binnen een bepaalde bandbreedte eigen gebiedsbeleid opstellen. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij Hierin wordt bepaald dat dierenverblijven, waar emissie-arme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur emissie-arm moeten zijn uitgevoerd. Het Besluit bevat hiertoe
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
8
maximale emissiewaarden. (Dit Besluit is ten tijde van het opstellen van dit milieubeleidsplan echter nog niet in werking getreden.) Nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening Naar verwachting treedt deze wet op 1 juli 2008 in werking. Met de nieuwe wet moet duidelijker worden wie waarvoor verantwoordelijk is, moeten bestemmingsplannen geactualiseerd worden en moeten gemeenten beter toezien op de ruimtelijke ontwikkelingen (handhaving). De wet moet tot slot overzichtelijker, leesbaarder en dus eenvoudiger worden. In het kader van deze wet moet de gemeente bijvoorbeeld een structuurvisie opstellen. Beleidsdoelen uit deze visie moeten in bestemmingsplannen gerealiseerd worden. Modernisering algemene regels Wet milieubeheer Met dit project wil het Ministerie van VROM de praktische knelpunten die gemeenten en bedrijven met de regels ervaren oplossen, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid verbeteren en de administratieve lasten voor bedrijven verminderen. Alle niet-agrarische AMvB’s (Algemene Maatregelen van Bestuur) worden daarom gemoderniseerd. Dit betekent onder andere dat in het vervolg niet meer gekeken wordt naar de branche waaronder een bedrijf valt, maar naar de activiteiten die een bedrijf verricht (Activiteiten-AMvB). De agrarische AMvB’s zijn samengevoegd in het Besluit landbouw milieubeheer. Besluit externe veiligheid inrichtingen Het doel van dit besluit is om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt de veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijventerrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, lpg-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. De normen uit dit Besluit moeten worden nageleefd bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het verlenen van milieuvergunningen. Het Besluit voorziet ook in een sanering van bestaande bedrijven. Naast deze normatieve benadering (plaatsgebonden risico) is in het Bevi ook een nietnormatieve benadering van het groepsrisico met de bijbehorende verantwoordingsplicht opgenomen. Het gemeentebestuur is wettelijk verplicht om elke wijziging van het groepsrisico te verantwoorden. Wet BIBOB (Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar bestuur) Bij milieuvergunningen (en later omgevingsvergunningen) zal met deze wet rekening gehouden moeten worden. Hiermee wordt tijdig eventuele facilitering van criminele activiteiten gesignaleerd. Wet geluidhinder In het kader van Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid II fase 1 is per 1 januari 2007 de Wet geluidhinder gewijzigd. De wijziging houdt onder andere het volgende in: 1. Wijziging procedure verlening hogere waarde: De bevoegdheid tot het verlenen van een hogere waarde wordt gedecentraliseerd naar burgemeester en wethouders. Er is dus niet langer meer een goedkeuring van Gedeputeerde Staten nodig. Verder vervalt het merendeel van de ontheffingscriteria. De gemeente zal met eigen argumenten het vaststellen van een hogere grenswaarde moeten motiveren; 2. Mogelijkheid Zonebeheerplan: In dit plan kunnen burgemeester en wethouders aangeven hoe ze van plan zijn de beschikbare geluidruimte te verdelen; 3. Eindmelding sanering langs wegen: Aanmelding kan nog tot 1 januari 2009. De saneringsdrempel is verhoogd van 55 dB(A) naar 60 dB(A);
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
9
4. Overgangsbeleid: Binnen drie maanden na inwerkingtreding van de wijziging kan de gemeente de keuze maken om de huidige wet of de gewijzigde wet toe te passen bij te nemen besluiten. Overig Tot slot is men op nationaal niveau bezig met het ontwikkelen van wetgeving die het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen gaat verbieden. Beleid: Nationaal Milieubeleidsplan(NMP): Eens in de vier jaar stelt de rijksoverheid een NMP op. In juni 2001 is het NMP4 bekend gemaakt. Het NMP4 laat zien wat Nederland moet doen om binnen dertig jaar de grootste milieuproblemen op te lossen en daarmee een duurzame samenleving te bereiken. De volgende milieuproblemen worden in het NMP4 met name genoemd: 1. verlies aan biodiversiteit; 2. klimaatverandering; 3. overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen; 4. bedreigingen van de gezondheid; 5. bedreigingen van de externe veiligheid; 6. aantasting van de leefomgeving; 7. mogelijk onbeheersbare risico’s. Het NMP4 wil deze problemen aanpakken door drie transities en vier beleidsvernieuwingen. De transities zijn: naar een duurzame energiehuishouding, naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen en naar een duurzame landbouw. De vier beleidsvernieuwingen zijn: stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid voor de leefomgeving. Toekomstagenda Milieu: schoon, slim, sterk Gebleken is dat bij het uitvoeren van het NMP4 de instrumenten van het milieubeleid tekort schieten. Bovendien dwong een tegenvallende economie keuzes te maken, waardoor niet alle plannen uit het NMP4 direct konden worden uitgevoerd. Het is de bedoeling om met de Toekomstagenda Milieu de doelstellingen uit het NMP 4 alsnog te halen. Deze toekomstagenda voert dus in feite het NMP uit. In bijlage III.1.1 wordt nader ingegaan op de inhoud van de Toekomstagenda Milieu. RIS (Risico Informatie Systeem) Aanleiding voor dit project is de vuurwerkramp in Enschede. Via dit project moeten burgers in het vervolg op internet informatie over opslag van gevaarlijke stoffen en bijbehorende verkeersbewegingen kunnen raadplegen (risicokaart). Deze kaart is tevens een belangrijk hulpmiddel bij de beoordeling van ruimtelijke plannen en voor de hulpverleningsdiensten. Duurzaam Bouwen De EPC-norm voor woningen is verlaagd naar 0,8. Hiermee wordt duurzaam bouwen gestimuleerd. Het bevorderen van duurzaam bouwen levert ook een bijdrage aan het realiseren van de doelstelling voor duurzame energie en doelstellingen op het gebied van waterbeheer. De EPC-norm zal in de nabije toekomst nog verder verlaagd worden. Hiermee wordt het thema energie van duurzaam bouwen gestimuleerd. Duurzaam bouwen betekent in wezen meer kwaliteit in wonen (behaaglijk, comfortabel, veilig, gezond, toegankelijk, aanpasbaar) tegen zo laag mogelijke milieubelasting en is dus breder dan alleen het thema energie. Ongeveer 10 jaar geleden zijn voor de praktische toepassing van duurzaam bouwen de Nationale pakketten ontwikkeld:
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
10
• Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, woningbouw nieuw • Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, woningbouw beheer • Nationaal Pakket Utiliteitsbouw, nieuw • Nationaal Pakket Utiliteitsbouw, beheer • Nationaal pakket Duurzaam Bouwen, grond-, weg- en waterbouw • Nationaal Pakket Duurzame Stedebouw Daarnaast zijn er nog tal van andere instrumenten ontwikkeld om duurzaam bouwen vorm en inhoud te kunnen geven. Actueel zijn op dit moment: • GRP-gebouw; gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen; mede ontwikkeld door de gemeente Tilburg; een methode om prestatieafspraken te maken over te bouwen woningen met een daaraan gekoppeld label • Toolkit Duurzaam Bouwen; kwaliteitsprofielen en energieconcepten voor woningen; mede ontwikkeld door projectontwikkelaars BAM. De nationale pakketten worden niet meer geactualiseerd en verdwijnen naar de achtergrond. Kapvergunningen Onderzocht wordt of het mogelijk is het kapvergunningensysteem af te schaffen. Hiervoor in de plaats zou dan een lijst met beschermenswaardige bomen moeten komen. LPG-convenant Hierin zijn afspraken vastgelegd voor het verbeteren van de veiligheid op en rond lpgtankstations. In 2010 moeten alle lpg-tankstations namelijk voldoen aan strengere veiligheidsnormen (met name in het kader van Bevi). Via dit convenant moet dit bereikt worden. Desondanks zal er altijd nog een aantal tankstations zijn dat niet kan voldoen aan de normen. Deze moeten of verplaatst of gesaneerd worden. Nationaal Bestuursakkoord Water: Hierin zijn onder andere afspraken opgenomen met betrekking tot grondwaterbeheer door de gemeente. Overig: Rapport VROM-breed gemeentenonderzoek gemeente Drimmelen In 2006 hebben medewerkers van de VROM-Inspectie Regio Zuid onderzoek gedaan naar de toepassing, naleving en handhaving van de VROM wet- en regelgeving door de gemeente Drimmelen. Aan de hand van de aanbevelingen in dit rapport heeft de gemeente een verbeterplan opgesteld. Met de volgende punten uit dit rapport en verbeterplan zal in het milieubeleidsplan rekening gehouden worden: 1. In het milieubeleidsplan moeten alle relevante milieutaken aan bod komen. In ieder geval externe veiligheid, luchtkwaliteit en actualisatie van milieuvergunningen. Verder wordt ook aandacht gevraagd voor aspecten zoals geur, verruimde reikwijdte en omgevingsvergunning. 2. Aandacht wordt gevraagd voor vergunningen ouder dan tien jaar (actualisatie). 3. Alle risico-volle bedrijven worden zo snel mogelijk in beeld gebracht.In het kader van externe veiligheid en het RIS is hiermee al in 2006 gestart. Dit zal de komende jaren voortgezet worden. Klimaatbeleid Het nieuwe kabinet heeft het klimaatbeleid hoog op haar prioriteitenlijstje staan. Dit is een gevolg van de internationale ontwikkelingen op dit gebied.Dat het klimaat verandert, daar is intussen geen twijfel meer over. Ook niet over het feit dat de mens daar een significante rol in speelt. Dit betekent dat eenieder hier actief op in moet gaan zetten. Het nieuwe kabinet is zich daarvan bewust en wil onder andere op het gebied van (duurzame) energie tijdens haar regeerperiode een hoog ambitieniveau realiseren.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
11
Provinciaal Wet- en regelgeving: Provinciale Milieuverordening Hierin zijn de provinciale regels op het gebied van milieu opgenomen. Het gaat dan om zaken waarvoor de provincie het bevoegd gezag is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan regels met betrekking tot stiltegebieden, waterwingebieden en natuurgebieden. Beleid: Integraal Strategisch Milieubeleidsplan 2006-2010 Het Provinciaal Milieubeleidsplan 4 (PMP4) liep tot en met het eerste kwartaal van 2006. In 2006 heeft de provincie in samenwerking met de van belang zijnde doelgroepen een nieuw milieubeleidsplan opgesteld, genoemd “Integraal Strategisch Milieubeleidsplan 2006-2010 (ISM 2006-2010)”. In bijlage III.1.2 is ingegaan op de inhoud van dit milieubeleidsplan. De provincie kent ook een Strategisch Beleidsplan Energiebesparing waarin de prioriteit wordt gelegd bij de sector bestaande bouw, in het bijzonder particulier woning bezit. In die sector is de grootste winst te behalen. Meerjarenprogramma Ecologie 2005-2008 Streven van de provincie is een duurzaam Brabant. Vanuit een strategielaag, comité van aanbeveling en advies en een praktijklaag (projecten, concrete acties). In dit programma wordt uitgegaan van een tiental invalshoeken (zie bijlage III.1.2). Brabant Veiliger 2006-2010 Doelstelling van het provinciale programma Brabant Veiliger 2006-2010 is: “In 2010 bestaat binnen heel Noord-Brabant een externe veiligheidssituatie die voldoet aan het meerjarenperspectief dat voor de hele provincie is opgesteld. Hiertoe is voor onderdelen van het externe veiligheidsbeleid een afzonderlijk ambitieniveau gedefinieerd. Jaarlijks wordt door de provincie in nauw contact met gemeenten, regionale brandweren en milieudiensten bepaald welke projecten en activiteiten tot 2010 noodzakelijk zijn om de gewenste eindsituatie te realiseren.” Het ministerie van VROM gaat er vanuit dat in deze periode het accent zal verschuiven naar structurele uitvoering van het EV-beleid. Nadrukkelijk wordt een ontwikkeling beoogd “van nieuwe activiteit naar routine”: van incidentele projecten naar structurele activiteiten en verankering in organisaties. Het programma bestaat globaal uit de volgende projecten en activiteiten op het gebied van externe veiligheid: 1. risico-inventarisatie van risicovolle situaties (RIS); 2. externe veiligheid bij vergunningverlening en handhaving; 3. transport van gevaarlijke stoffen, zoals routering van het vervoer; 4. formulering van een structuurvisie voor het externe veiligheidsbeleid voor provincie of gemeente; 5. ruimtelijke ordening: toepassing van en rekening houden met grens-, richt- en oriëntatiewaarden op het gebied van externe veiligheid in bestemmingsplannen; 6. uitvoering van het groepsrisicobeleid en verantwoording van het groepsrisico ingevolge de artikelen 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 7. sanering: de voorbereiding van saneringen ingevolge de artikelen 17 en 18 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de formulering van een saneringsprogramma ingevolge artikel 19 van dat besluit; 8. risicocommunicatie ten behoeve van burgers, en 9. organisatorische versterking en professionalisering op het gebied van externe veiligheid door:
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
12
a. structureel voorzien in de personeelsformatie ten behoeve van de structurele uitvoering van de EV-taken; b. verbetering en verankering van de samenwerking tussen de betrokken organisaties op het gebied van externe veiligheid; c. versterking van de kennis op het gebied van externe veiligheid bij gemeenten en provincies. Gebiedsplan Wijde Biesbosch De afgelopen 5 jaar is de provincie samen met de relevante partners bezig geweest met een uniek plan om het buitengebied op te knappen. Voor de Wijde Biesbosch is er een gebiedsplan opgesteld. Via projecten moet dit plan worden uitgevoerd. Op dit moment is men bezig met het uitzoeken van het kostenaspect. Voor de gemeente Drimmelen worden bij het Gat van Ham de mogelijkheden onderzocht om van start te gaan met een ruilkavelproject. Doel hiervan is het herstellen van kreken en het versterken van de landbouwstructuur. De aanleg van het fietspad over de Bandijk is geheel afgerond en op dit moment is men bezig met het opzetten van een project agrarisch landschapsbeheer. Regionaal; Milieu & Afval Regio Breda Beleid: Massa = Kassa De Gemeente Drimmelen vormt op milieu- en afvalgebied samen met 11 andere gemeenten het regionaal samenwerkingsverband Breda. De bedoeling van dit samenwerkingsverband is het afstemmen van inspanningen op het gebied van afvalverwerking en milieuverbeteringen en waar mogelijk gezamenlijk daarin optrekken. Het samenwerkingsverband wordt daarbij ondersteund door het MARB (Milieu & Afval Regio Breda), bestaande uit een aantal medewerkers. Voor 2007 heeft het MARB een richtinggevende notitie over de ontwikkeling van het regionaal samenwerkingsverband opgesteld. De notitie heet “Massa = Kassa” (zie bijlage III.1.3). Duurzame Energie Dit is een van de belangrijke peilers van het beleid van de regio en op dit moment ook zeer actueel. In 2001 is binnen de regio een duurzame energiescan (DE-scan) uitgevoerd. De resultaten van deze DE-scan zijn verwoord in het rapport “Duurzame Energie in de regio Breda”. Dit rapport bestaat uit 5 onderdelen: inleiding, regionale DE-scan, referentiegetallen, marktverkenning en een deelrapport per gemeente over het eigen DE-potentieel.Voor de gemeente Drimmelen liggen er met name kansen op het gebied van bio-energie (31%), windenergie (28%) en warmtepompen (22%). Bij het deel over windenergie is ook ingegaan op de potentiële windlocaties. Daarbij is rekening gehouden met de randvoorwaarden (regelgeving, aanvliegroutes e.d.). Op basis van dit rapport hebben alle besturen van de gemeenten binnen de regio besloten om een dusdanige inspanning te verrichten dat in 2010 5% van de dan benodigde energie duurzaam opgewekt wordt (inspanningsverplichting). In de jaren daarna is veel aandacht besteed aan verder onderzoek naar windlocaties, mogelijkheden bio-energie en kennisvermeerdering ten aanzien van gebouwgebonden opties (warmtepompen en dergelijke). Ook is een koppeling gelegd met acties op het gebied van energiebesparing en duurzaam bouwen. In 2006 heeft er een monitoring plaatsgevonden naar het gerealiseerd DE-potentieel. Gebleken is dat er 2% is gerealiseerd. Om de doelstelling van 5% in 2010 te halen moeten dus alle zeilen bijgezet worden. Een herijking is noodzakelijk. In het najaar van 2007 wordt er daarom een bestuurlijke workshop georganiseerd om bij eenieder hier de aandacht op te vestigen en om duidelijke afspraken te maken.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
13
Regionaal; Sociaal Economisch Samenwerkingsverband West-Brabant (SES West-Brabant) Het SES West-Brabant bestaat uit 18 West-Brabantse gemeenten en de gemeente Tholen. Het SES kent contactambtenarenbijeenkomsten op het gebied van sociale zaken, op het gebied van economische zaken en op het gebied van natuur en recreatie.Ook kent dit samenwerkingsverband een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. In het algemeen bestuur zit per deelnemende gemeente een wethouder. In het dagelijks bestuur zit een vertegenwoordiging van deze wethouders. SES West-Brabant houdt zich bezig met beleidsontwikkeling op sociaal-economisch gebied. Waterschap Brabantse Delta Wet- en regelgeving: Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO): Bedrijven mogen niet zonder meer lozen op het oppervlaktewater. Hiervoor is vaak een vergunning nodig. Het waterschap is belast met het verlenen van deze vergunningen en het uitoefenen van toezicht op de naleving hiervan. Keur: Dit is een document met alle wettelijke voorschriften die gelden voor de rivieren, beken, sloten en dijken die in het beheer zijn van het waterschap. De keur is dus een verordening met voorschriften die aangeven wat mensen en bedrijven wel en niet mogen in en om waterlopen en dijken. Zo zijn er regels opgenomen voor het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van water. Tevens is er een aantal verbodsbepalingen opgenomen over zaken die niet mogen in of om waterlopen. Overig: Het waterschap is een belangrijke partner met betrekking tot alle watertaken. In het kader van het waterbeleidsplan van de gemeente, het Gemeentelijk Rioleringsplan, maar straks ook in het kader van de nieuwe Waterwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vindt daarom nauwe samenwerking plaats tussen gemeenten en waterschap. Lokaal Wet- en regelgeving: Algemeen Plaatselijke Verordening In deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de huishouding van de gemeente. Op het gebied van milieu zijn met name de regels met betrekking tot openbare orde (veiligheid, evenementen e.d.), geluid- en lichthinder, bodem-, weg- en milieuverontreiniging, het bewaren van houtopstanden, maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast, parkeerexcessen (autowrakken, stank, aantasting groen) en beperking verkeer in natuurgebieden van belang. Afvalstoffenverordening In deze verordening zijn regels opgenomen omtrent de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, de inzameling van bedrijfsafvalstoffen, zwerfafval, opslag afvalstoffen (verbod) en afgifte autowrakken uit een huishouden (verbod).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
14
Beleid: Groenbeleidsplan, groenstructuurplannen, inrichting-, beheer- en onderhoudsplannen Deze plannen zijn in de periode 2003-2006 opgesteld. Uitvoering van deze plannen vindt in de nieuwe beleidsperiode plaats. Zo zal bij bouwplannen en dergelijke rekening moeten worden gehouden met deze plannen. Duurzame energie Hierin liften we mee met de regionale ontwikkelingen (zie ook op bladzijde 10 en 11). In deze beleidsperiode zal met name gezocht worden naar alternatieve locaties voor windenergie en andere alternatieve bronnen van duurzame energie (gebouwgebonden opties, biomassa). Integrale handhaving Vanaf 2004 kent de gemeente een integraal handhavingsteam. Dit team verzorgt de handhaving van het grijze (milieu), blauwe (water), rode (bouwen, brandveiligheid, gebruik) en (deels) paarse (APV, Drank- en Horecawet) kleurspoor. Met integrale handhaving wordt bedoeld dat bij controles meerdere zaken tegelijk worden gecontroleerd, bijvoorbeeld milieuvergunning en gebruiksvergunning. Vanaf 2007 gaat bouw- en woningtoezicht echter weer terug naar het cluster bouwen en wonen van afdeling Grondgebied. Redenen hiervoor: bouwcontroles kunnen nauwelijks tegelijk met andere controles uitgevoerd worden en het bouwtoezicht vereist specifieke kennis. Professionalisering van de handhaving Dit was een landelijk project gedurende de jaren 2003, 2004 en het eerste kwartaal van 2005. Alle gemeenten, waterschappen en provincies moesten dit project uitvoeren. In het kader van dit project zijn er verschillende documenten opgesteld en vastgesteld waarin de werkwijze is vastgelegd: nalevingsstrategie, toezichtsstrategie, sanctiestrategie, gedoogstrategie, protocollen en werkinstructies, handhavingsvisie, probleem- en risicoanalyse, prioriteitenstelling, handhavingsuitvoerings-programma, monitoringssysteem enzovoort. Met deze documenten zal ook in deze beleidsperiode rekening gehouden moeten worden. Wel zullen jaarlijks de uit te voeren handhavingsactiviteiten veranderen. Deze worden beschreven in het jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma. Verder worden bepaalde documenten wellicht geactualiseerd. RIS: De gemeente Drimmelen neemt ook deel aan een aantal deelprojecten van het RIS(Externe Veiligheid), namelijk: risico-inventarisatie risicovolle bedrijven, externe veiligheid bij vergunningverlening en handhaving, controles risicovolle bedrijven, structuurvisie Externe Veiligheid, sanering en scholing Externe Veiligheid. Waterbeleidsplan gemeente Drimmelen: In dit waterbeleidsplan zijn ambities opgenomen op het gebied van water voor het stedelijk gebied en het buitengebied. In dit plan is tevens aangegeven op welke wijze deze ambities bereikt kunnen worden. In deel II wordt in afzonderlijke hoofdstukken het waterbeleidsplan nader toegelicht. Baggerplan De gemeente beschikt over een baggerplan. De maatregelen uit dit plan zijn echter nog niet uitgevoerd. Met betrekking tot de wateroverlast in Lage Zwaluwe kan dit echter wel zinvol zijn. Inmiddels is er op basis van dit oude plan een aanvraag om subsidie uitgegaan. Mede met deze subsidie kan het plan herzien en uitgevoerd worden.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
15
Wijkgericht werken: Vanaf 1 januari 2007 is er een nieuwe impuls gegeven aan wijkgericht werken. Er is een wijkcoördinator aangenomen. Verder zijn er wijkteams en heeft iedere wijk een wethouder. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk II.3, paragraaf II.3.1. I.4
Karakterisering gemeente Drimmelen
De gemeente Drimmelen is ontstaan uit een samenvoeging per 1 januari 1997 van de gemeente Made en Drimmelen, gemeente Terheijden en gemeente Hooge en Lage Zwaluwe. De gemeente Drimmelen is een groen gebied en is gelegen in westelijk NoordBrabant. Aan de noordkant is de gemeente omsloten door het Nationaal Park De Biesbosch en aan de zuidkant door de steeds meer in betekenis toenemende rivier de Mark. Daartussen liggen de zes kernen (Made, Drimmelen, Terheijden, Wagenberg, Hooge Zwaluwe, Lage Zwaluwe) in een typisch land- en tuinbouwgebied. De vervoersas RotterdamBreda-Antwerpen vormt de westgrens van de gemeente. De Gemeente Drimmelen heeft een oppervlakte van 12.400 ha, in de zes kernen wonen samen circa 27.000 inwoners. Made is met zijn 12.000 inwoners het centrum-dorp. Er zijn veel subregionale voorzieningen op het gebied van midden- en kleinbedrijf, zorgvoorzieningen en onderwijs. De Gemeente Drimmelen werkt aan een toekomst waarin natuur, waterrecreatie en routegebonden recreatie centraal staan. Zo beschikken de kernen Lage Zwaluwe, Drimmelen en Terheijden over havenfaciliteiten. De Biesbosch Marina (Drimmelen) is zelfs een van de modernste havens in Europa. Daarnaast kent de gemeente diverse wandel- en fietsroutes. In de Gemeente Drimmelen is de agrarische sector ruim vertegenwoordigd. Verder kent de gemeente een eigen glastuingebied, namelijk Plukmade. Ook beschikt de gemeente over een vijftal bedrijventerreinen: Brieltjenspolder en Stuivezand in Made, ’t Spijck in Terheijden en De Zwingel en Buitenhaven in Lage Zwaluwe. Daarnaast zijn nog op vele plaatsen buiten deze locaties bedrijven gevestigd. De bedrijventerreinen zijn in principe bedoeld voor uitgifte aan bedrijven die al in de gemeente zijn gevestigd. Met name voor bedrijven die willen uitbreiden. I.5
Algemene visie op het milieubeleid
Duurzaamheid Dit onderwerp krijgt op internationaal, nationaal en provinciaal niveau veel aandacht. Ook in het coalitieakkoord van de gemeente Drimmelen is duurzaamheid als belangrijk thema benoemd. Bij duurzaamheid gaat het om verschillende facetten: duurzame energie, energiebesparing, duurzaam bouwen, water, groen en dergelijke. Bij duurzaamheid gaat het ook om het stimuleren van bijvoorbeeld energiebesparing, duurzame energie en groen en het behouden van een bepaald kwaliteitsniveau. “Duurzaamheid” loopt in feite als rode draad door dit milieubeleidsplan. Integratie Het taakveld milieu is breder dan alleen vergunningverlening en handhaving. Milieu heeft veel raakvlakken met diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, natuur en groen en water. Door integratie van milieu-aspecten bij de uitvoering van ander gemeentelijk beleid, ontstaat een meer volledige benadering. Rendement Bij de afwegingen die leiden tot de vaststelling van lokaal milieubeleid spelen niet alleen milieuhygiënische aspecten een rol. De uitvoering wordt beperkt door de financiën die hiervoor ter beschikking worden gesteld. Het is dan ook van belang om effectief en efficiënt te werken. Dit kan onder meer worden gerealiseerd door projectmatig werken (o.a. projectmatig handhaven).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
16
Decentralisering van regelgeving Er is een tendens gaande waarbij de rijksoverheid steeds meer regelgeving decentraliseert naar lagere overheden. Uitgangspunt hierbij is om de besluitvorming neer te leggen bij de bestuurslaag waar de belangenafweging het beste gemaakt kan worden. Het gemeentebestuur krijgt daardoor steeds meer invloed op de lokale leefomgeving en is niet meer alleen uitvoerder van landelijke regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn de gewijzigde Wet geluidhinder die het gemeentebestuur de bevoegdheid geeft om zelf hogere waarden vast te stellen, de Wet geurhinder en veehouderij en de verantwoordingsplicht groepsrisico (externe veiligheid). Gevolg van deze toenemende gemeentelijke beleidsvrijheid is echter wel dat hiermee ook de verantwoordelijkheid toeneemt en daarmee ook de kennisbehoefte en de noodzaak tot interne samenwerking tussen verschillende disciplines. Eigen verantwoordelijkheid Milieu is een beleidsterrein dat samen met anderen wordt vormgegeven en uitgevoerd. Met “anderen" worden niet alleen andere gemeentelijke afdelingen bedoeld (zie integratie), maar ook andere overheden en de doelgroepen van het gemeentelijk beleid (burgers, bedrijven, organisaties). De doelgroepen hebben niet alleen inspraak in het beleid, maar zijn voor een deel ook verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Het aanspreken van burgers en bedrijven op hun eigen verantwoordelijkheid is dan ook een belangrijk aandachtspunt bij de uitvoering van het milieubeleid. Wijkgericht werken speelt hierbij ook een belangrijke rol. I.6 Milieubeleid en milieucommunicatie Voorheen werd er een afzonderlijk milieucommunicatieplan opgesteld met daaraan gekoppeld een jaarlijks communicatieprogramma (uitvoeringsprogramma). Hierdoor ging milieucommunicatie een apart leven leiden ofwel werd afzonderljk van het milieubeleidsplan opgepakt. Verder is vanwege de beschikbare capaciteit in de afgelopen jaren weinig tijd besteed aan milieucommunicatie. Uit de startbijeenkomst van 6 december 2006 is gebleken dat alle doelgroepen milieucommunicatie een belangrijk item vinden dat in een zo vroeg mogelijk stadium bij plannen, projecten en uitvoering moet worden ingezet. Om dit te waarborgen is ervoor gekozen om het communicatieplan te integreren in dit milieubeleidsplan en de Milieuuitvoeringsprogramma’s. I.7
Uitvoeringsorganisatie
De milieutaken worden niet alleen uitgevoerd door cluster milieu van afdeling Grondgebied, maar ook door de clusters ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en economische zaken van de afdeling Grondgebied en de clusters groen, water en wegen/verkeer en de verschillende wijkteams van de afdeling Openbare Werken. Verder is ook de afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning bij milieu (APV, rampenbestrijding, horeca, brandweer, juridische zaken, voorlichting) betrokken. Daarnaast werkt de gemeentelijke organisatie bij de uitvoering van haar milieubeleid samen met andere overheden zoals Milieu & Afval Regio Breda, het waterschap en de provincie. Via het jaarlijks op te stellen milieu-uitvoeringsprogramma en milieujaarverslag en tussentijdse monitoring van de indicatoren in dit plan wordt in de gaten gehouden of de doelstellingen van het milieubeleidsplan ook worden gehaald of dat tussentijdse bijstelling nodig is. Hiermee kan tevens verantwoording worden afgelegd richting gemeentebestuur en de relevante doelgroepen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
17
Deel II BELEID
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
18
Deel II II.1
Beleid
De woonomgeving van Drimmelen
Het gaat hier om het bebouwd gebied (de bebouwde kom) van de gemeente Drimmelen ofwel de kernen Made, Drimmelen, Terheijden, Wagenberg en Hooge- en Lage Zwaluwe. Aspecten die bij de woonomgeving een rol spelen zijn: bouwen en wonen, milieutoets bij bestemmingsplannen en bouwplannen, duurzaamheid, groen, water, luchtkwaliteit en handhaving. Een aantal van deze aspecten zal ook aan bod komen bij het thema leefomgeving. Er is dus sprake van enige overlapping. II.1.1 Wettelijke taken inzake de woonomgeving Inleiding Hieronder vallen taken voortvloeiend uit wet- en regelgeving (nationaal, Europees, provinciaal en lokaal) die met name betrekking hebben op de bebouwde omgeving. Het gaat dan om taken waarbij de gemeente weinig beleidsvrijheid heeft. Gedacht moet worden aan taken die voortvloeien uit: Wet milieubeheer, Wet geluidhinder, Wet bodembescherming, Wet op de Ruimtelijke Ordening, Besluit Luchtkwaliteit, waterwetgeving en veiligheid. Stand van zaken Wet milieubeheer en daaraan gerelateerde wetgeving (uitvoeringsbesluiten): Hierin zijn regels opgenomen voor inrichtingen, dus ook voor bedrijven binnen de bebouwde kom. Uit de Wet milieubeheer vloeit voort dat inrichtingen moeten beschikken over een milieuvergunning of een melding moeten hebben gedaan op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. Vanaf medio 2008 worden de milieuvergunningen opgenomen in de omgevingsvergunning. Bij het thema bedrijfsleven wordt uitgebreider ingegaan op de milieuvergunning, omgevingsvergunning en de stand van zaken. Wet geluidhinder: Sinds 2003 krijgen de gemeenten direct van de provincie een gemeentelijk budget voor aangemelde projecten met betrekking tot sanering van verkeerslawaai door middel van gevelisolatie. Voorheen ging dit via Milieu & Afval regio Breda (MARB). In het overleg van het algemeen bestuur van het MARB is op 30 mei 2002 besloten dat de gemeenten van regio Breda (met uitzondering van Breda en Oosterhout) de gemeentelijke budgetten ISVgeluid 2003 tot en met 2009 overmaken naar MARB voor het vormen van een regionaal budget geluidsproblematiek. Met dit gezamenlijke budget kunnen projecten in de regio Breda worden uitgevoerd. MARB heeft hierbij een coördinerende en naar de provincie toe een intermediërende functie. MARB labelt deze budgetten voor geluidwerende projecten in de gemeenten waar volgens de prioriteitenlijst van de regio Breda nog geluidsprojecten moeten worden uitgevoerd. De provincie Noord-Brabant is hiermee akkoord. Deze opzet heeft geen financiële gevolgen voor de gemeenten en organisatorisch biedt de uitvoering via MARB voordelen. In de gemeente Drimmelen wordt nog bezien of alsnog een gevelisolatie van een aantal woningen in de kern Made noodzakelijk is. De financiering van eventuele projectuitvoering kan geschieden uit het gezamenlijk regionaal budget sanering verkeerslawaai. Naast het wegverkeer kan ook industrie geluidsoverlast veroorzaken. Bij de verlening van milieuvergunningen of bij meldingen worden geluidsaspecten van deze bedrijven getoetst aan de normen die wettelijk worden voorgeschreven. Beoordeling van deze rapporten gebeurt door de geluidsspecialisten van SRE Milieudienst. Tevens is één industrieterrein in onze gemeente gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder (Buitenhaven Lage Zwaluwe).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
19
Ter voorkoming van vertragingen in bestemmingsplanprocedures wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen op voorhand al alle geluidsaspecten in beeld gebracht. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de SRE Milieudienst. Wet bodembescherming: Tot de gemeentelijke taken behoren het beoordelen van bodemonderzoeken, het verstrekken van informatie, het behandelen van meldingen in het kader van het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks, het Bouwstoffenbesluit en het uitvoeren van bodemsaneringen in eigen beheer. Daarnaast heeft de gemeente in 2004 een databank opgezet en in 2005 een bodembeheersplan opgesteld. In de databank worden vier soorten gegevens verzameld: uitgevoerde en nog uit te voeren bodemonderzoeken, eventuele verdachte locaties, kwetsbare locaties (bijvoorbeeld waterwingebieden) en achtergrondgehaltes binnen de gemeente. Een bodembeheersplan schept een kader om gebiedsgericht te kunnen werken. Ook is het mogelijk om op grond van een bodembeheersplan vrijstelling te verlenen voor het uitvoeren van bepaalde partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Luchtkwaliteit: Op 23 juni 2005 is het Besluit luchtkwaliteit gepubliceerd. Dit Besluit is 5 augustus 2005 samen met de Meetregeling luchtkwaliteit in werking getreden. In 2006 is een jaarrapportage opgesteld over de luchtkwaliteit in 2005. Daaruit is gebleken dat de gemeente voldoet aan de normen. Externe veiligheid: Het gaat hier met name om het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Risico Informatie Systeem (RIS). Onder het RIS valt onder andere het inventariseren en controleren van risicovolle bedrijven. Een eerste inventarisatie is afgerond en het resultaat is een risicokaart waardoor burgers op internet informatie kunnen krijgen. Daarnaast bestaat het RIS/Project Externe Veiligheid uit een aantal deelprojecten. Voor een aantal hiervan heeft de gemeente aangegeven deel te nemen: externe veiligheid bij vergunningverlening en handhaving, controles risicovolle bedrijven en structuurvisie Externe Veiligheid. In het Bevi zijn normen opgenomen die bij het verlenen van milieuvergunningen en het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen. Water: Het beleid Individuele Behandeling Afvalwater (IBA’s) is uitgevoerd. In totaal zijn er 87 IBA’s gerealiseerd. De meeste van de belangrijke doelstellingen uit het Gemeentelijke Rioleringsplan zijn bereikt. Keur: Mensen en bedrijven moeten zich houden aan de regels uit de keur van waterschap Brabantse Delta (zie ook Deel I). Beleid planperiode Wet milieubeheer: Het streven is dat het adequate niveau van vergunningverlening gehandhaafd blijft. Bij het thema bedrijfsleven wordt hier uitgebreid op ingegaan. Wet geluidhinder: Besloten is om vooralsnog het provinciaal ontheffingenbeleid te hanteren. Dit betekent dat de provincie, indien bij realisatie van nieuwbouwprojecten het niet mogelijk is om binnen de geluidsnormen te blijven, onder voorwaarden ontheffing verleent voor een beperkte overschrijding. Tijdens de beleidsperiode zal nog wel onderzocht worden of een eigen gemeentelijk geluidbeleid wellicht toch zinvol is of niet. De overige werkzaamheden, die tijdens de beleidsperiode uitgevoerd worden: 1. Toetsen geluidsaspecten in het kader van vergunningverlening en melding Wet milieubeheer; 2. Geluidsaspecten betrekken bij bestemmingsplanprocedures.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
20
Wet bodembescherming: Door een wijziging in de Wet bodembescherming komt grond/zand per medio 2007 te vervallen uit het Bouwstoffenbesluit. Vanaf dat moment is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. De werkzaamheden die in het kader van bodembeheer door de gemeente worden uitgevoerd, zijn: beoordelen bodemonderzoeken, informatieverstrekking, sanering in eigen beheer en het behandelen van meldingen in het kader van het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks (BOOT). Luchtkwaliteit: Omdat uit de jaarrapportage 2005 een positief resultaat met betrekking tot de luchtkwaliteit blijkt, hoeft de gemeente ingevolge het Besluit Luchtkwaliteit pas in 2009 weer een jaarrapportage over 2008 op te stellen. Overige werkzaamheden in de beleidsperiode zijn het integreren van het Besluit Luchtkwaliteit in ruimtelijke plannen en milieuvergunningen en het participeren in regionale projecten. Externe veiligheid: In de beleidsperiode zal de risicokaart geactualiseerd worden. Deze actualisatie is een continue proces. De projecten waaraan de gemeente Drimmelen deelneemt zijn: 1. Plan van aanpak opstellen waarin beschreven wordt hoe de bestemmingsplannen op het gebied van externe veiligheid worden geactualiseerd; 2. Inventarisatie urgente en niet-urgente saneringen en uitvoering sanering; 3. Externe veiligheid betrekken bij ruimtelijke plannen en vergunningverlening; 4. Externe veiligheid betrekken bij handhaving; 5. Communicatieplan m.b.t. externe veiligheid en uitvoeren communicatieplan. Water: Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan heeft nog een looptijd tot en met 2010. Dit GRP maakt deel uit van het gemeentelijk waterbeleidsplan. De taken uit dit GRP zullen in de beleidsperiode uitgevoerd moeten worden. Het gaat dan met name om taken op het gebied van het inzamelen en transporteren van afvalwater. Het afkoppelen van de riolering is ook een belangrijke watertaak van de gemeente. Momenteel zijn er drie varianten voor een pilotproject in Lage Zwaluwe. De gemeenteraad bepaalt welke variant uitgevoerd gaat worden. Dit is alleen voor 2007 omdat er vanaf 2008 andere wetgeving geldt. In het GRP 2007-2010 is voorzien in een masterplan afkoppelen. Dit zal ontwikkeld worden.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
21
Samenvatting Doelstelling Geluid Het voorkomen en saneren van situaties waarbij hinder wordt ondervonden ten gevolge van een te hoge geluidsbelasting. Bodem Het naleven van regels ter wille van de kwaliteit van de leefomgeving of anders gezegd het voorkomen, saneren en/of beheersen van verontreinigingen van de bodem die een gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Luchtkwaliteit Voldoen aan de normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Externe Veiligheid Er is een actuele en volledige risicokaart die door de burgers is te raadplegen. Externe veiligheid maakt een vast onderdeel uit van ruimtelijke plannen en milieuvergunningen. Urgente bedrijven in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn gesaneerd. Water De doelstellingen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn bereikt. Communicatiedoelstelling: Tijdig informeren over en openbaar maken van relevante informatie met betrekking tot de wettelijk verplichte taken. Tijdig participeren in planprocedures. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling Geluid II.1.1.1 Onderzoek mogelijkheden gemeentelijk geluidbeleid. Grondgebied II.1.1.2 II.1.1.3
II.1.1.4 II.1.1.5
Bodem II.1.1.6
II.1.1.7 II.1.1.8
II.1.1.9
Luchtkwaliteit II.1.1.10
II.1.1.11 II.1.1.12 Externe Veiligheid II.1.1.13
Saneren woningen met een te hoge geluidsbelasting. Uitvoeren overige werkzaamheden in het kader van wegverkeerslawaai (waaronder procedures hogere waarden). Toetsen geluidsaspecten in het kader van de Wet milieubeheer. Vooraf inbrengen geluidsaspecten in bestemmingsplanprocedures. Communicatie: Tijdig particperen in bestemmingsplanprocedures (opstellen milieutoets II.1.2.5).
Grondgebied Grondgebied
Het (laten) uitvoeren en toetsen van bodemonderzoeken in het kader van de beoordeling van bouwaanvragen, de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen, de aan- en verkoop van grond en om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit (waaronder vervolgonderzoek naar verdachte locaties). Het verstrekken van goede en duidelijke informatie aan collega’s, inwoners en bedrijven. Het zorgdragen voor financiering van bodemsanering in eigen beheer of waarbij een financiële inbreng van derden wordt gestimuleerd. Het behandelen van meldingen in het kader van BOOT, het handhaven van het besluit en het bijhouden van een tankbestand.
Grondgebied
Grondgebied Grondgebied
Grondgebied Grondgebied
Grondgebied
Jaarrapportage over 2008 opstellen. Grondgebied Communicatie: Indien noodzakelijk openbaar maken resultaten. Integratie Besluit Luchtkwaliteit in ruimtelijke plannen Grondgebied en milieuvergunningen Participatie in regionale projecten Grondgebied Openbare Werken
Actualiseren risicokaart.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
Grondgebied
22
II.1.1.14
II.1.1.15 Water II.1.1.16 Indicatoren
Communicatie: Inwoners informeren over risicokaart en informeren betrokkenen. Uitvoeren projecten/beleid
Begeleiding sanering urgente bedrijven ingevolge Bevi Uitvoeren taken GRP
Grondgebied/brandweer/Bestuursen Managementondersteuning/ Openbare Werken Grondgebied
Openbare Werken
Geluid Aantal verzoeken om ontheffing voor toepassing van hogere grenswaarden. Aantal geluidsrapporten bij procedures in het kader van de Wet milieubeheer. Aantal geluidsrapporten opgesteld voor bestemmingsplanprocedures. Bodem Aantal potentieel verdachte locaties van bodemverontreiniging. Aantal onderzochte locaties. Aantal urgente/ernstige gevallen. Percentage gesaneerde locaties. Aantal gesaneerde ondergrondse tanks. Luchtkwaliteit Mate waarin wordt voldaan aan de normen uit het Besluit luchtkwaliteit. Mate waarin het aspect luchtkwaliteit wordt betrokken bij ruimtelijke plannen en milieuvergunningen. Externe veiligheid Mate waarin wordt voldaan aan het Bevi. Mate waarin externe veiligheid onderdeel uitmaakt van ruimtelijke plannen en milieuvergunningen. Water Mate waarin de doelstellingen uit het GRP zijn bereikt.
II.1.2 Milieu en ruimtelijke plannen Inleiding Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) hebben gemeenten de verplichting om milieu-aspecten in het bestemmingsplan op te nemen. Naast een minimumniveau (verplichting) houdt de gemeente ook rekening met een maximumniveau (bevoegdheid). De doorwerking van milieubeleid in het bestemmingsplan mag slechts betrekking hebben op aspecten die een direct verband houden met de functie van de grond en het gebruik daarvan. Wetgeving en beleidskader Voor milieu in bestemmingsplannen is de WRO het wettelijk kader. Deze wet wordt gewijzigd. Naar verwachting treedt de nieuwe wet 1 juli 2008 in werking. Voor een beschrijving van deze wet wordt verwezen naar deel I. Andere wetgeving die van belang is (niet-limitatief): Besluit luchtkwaliteit, Besluit externe veiligheid inrichtingen, Wet geluidhinder, Wet bodembescherming, waterwetgeving, Habitaten vogelrichtlijn, Natuurbeschermingswet. De punten uit het rijks- en provinciaal beleid waarmee rekening moet worden gehouden zijn: 1. Maatregelen ter bevordering van schone lucht (rijk); 2. Website met informatie over milieu en gezondheid (rijk); 3. De 3-lagenbenadering (fysieke laag, laag van netwerken en occupatielaag) toepassen bij plannen (provinciaal); 4. Meerjarenprogramma bodembeheer 2005-2009 (provincie).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
23
Stand van zaken In alle bestemmingsplannen wordt een milieuparagraaf opgenomen. Deze paragraaf wordt verzorgd door een adviesbureau. Ten behoeve van een dergelijke paragraaf vindt vaak in een gebied een inventarisatie plaats van de bestaande bedrijven. Dit wordt ruimtelijk vertaald en bij de toelichting op het bestemmingsplan wordt daar op ingegaan. Alleen als er over bepaalde bedrijven verduidelijking nodig is, wordt er met het adviesbureau nog uitdrukkelijk over de milieuaspecten gesproken. Buiten het op deze wijze betrekken van de milieu-aspecten wordt het cluster milieu in een vroegtijdig stadium van planontwikkeling (bestemmingsplannen, bouwplannen en dergelijke) betrokken. Uit de evaluatie van het milieubeleidsplan 2003-2006 is echter wel gebleken dat bepaalde milieu-aspecten, zoals afval, bodem en soms geluid, nog onvoldoende aandacht krijgen. Naast overleg met cluster milieu vindt er ook overleg plaats met afdeling Openbare Werken inzake onder andere milieuverwante aspecten (water, groen, parkeren e.d.). Het uitvoeren van een watertoets bij bestemmingsplannen is verplicht. Het is echter niet mogelijk om daaromtrent voorschriften op te nemen in een bestemmingsplan. Beleid planperiode Het betrekken van de milieu-aspecten bij ruimtelijke planvorming zal niet alleen beperkt worden tot de standaard aspecten zoals geur, bodem en geluid. De volgende aspecten zullen in het vervolg ook betrokken worden: afvalverwijdering (behalve bij bestemmingsplannen; daar niet toegestaan), water, groen, externe veiligheid en verkeer/parkeren (inzake luchtkwaliteit, geluid e.d.). Dit zal in een vroegtijdig stadium gebeuren waarbij alle aspecten in samenhang bekeken worden. Ook zal, nog meer dan nu reeds gebeurt, bij ruimtelijke planvorming afstemming plaatsvinden met de omliggende gebieden. Er zijn diverse hulpmiddelen om milieuaspecten goed te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen: • Nationaal Pakket Duurzame Stedebouw (zowel procesmatige als inhoudelijke informatie); • Milo (Milieukwaliteit in de leefomgeving; 7 stappen voor een geïntegreerde gebiedsgerichte benadering); • EPL (energieprestatie op locatie); • DPL (duurzaamheidsprofiel op locatie). De nieuwe Waterwet heeft een grote impact op de ruimtelijke plannen. Zo komt er binnen de gemeente één waterloket. Dit moet goed afgestemd worden. Iedereen binnen de organisatie, maar ook externen dienen hiervan op de hoogte te zijn. In het waterbeleidsplan van de gemeente zijn de ambities van de gemeente opgenomen. Met betrekking tot het stedelijk gebied gaat het om: 1. De afvoer uit stedelijk gebied zal tijdens een maatgevende situatie gemiddeld niet hoger zijn dan 2,67 liter per seconde per hectare; 2. De grondwaterstand overschrijdt de minimale ontwateringsdiepte niet vaker dan 1 keer in de 5 jaar; 3. De vuiluitworp door het rioolstelsel wordt maximaal teruggedrongen doordat de gemeente in het kader van OAS samenwerkt met alle waterpartners. Aanvullend op de basisinspanning zal de vuilkracht vanuit de riolering op het oppervlaktewater niet toenemen. Zo wordt tegemoet gekomen aan het stand-still principe voor vervuilingsbronnen; 4. Zo veel mogelijk bij nieuwe ontwikkelingen ernaar streven geen gebruik te maken van uitloogbare bouwmaterialen. Bekeken zal worden of dit in de bouwverordening geregeld kan worden.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
24
Bij de locatiekeuze van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is water mede een ordenend principe. Via de watertoets moeten de hierboven genoemde ambities meegewogen worden. Bij de ruimtelijke plannen moet ook rekening gehouden worden met het gemeentelijk groenbeleidsplan en de uitwerkingsplannen. Er zal nog een bomenbeleidplan opgesteld gaan worden. Het is de bedoeling dat in dit plan een lijst met behoudenswaardige bomen wordt opgenomen. De startnotitie hiervoor is gereed. In de zomer zal het opstellen van het plan aanbesteed gaan worden. Streven is dat medio augustus 2007 een extern bureau aan de slag gaat met het opstellen van het bomenbeleidsplan. Afdeling Openbare Werken begeleidt dit. In het bomenbeleidsplan zal ook aandacht besteed moeten worden aan de bezuinigingstaakstelling ten aanzien van bomen. Er ligt namelijk een bestuursopdracht om te bezuinigen. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door efficiënter te werken (indien mogelijk). Streven is dat het bomenbeleidsplan eind 2007 gereed en vastgesteld is. Bij ruimtelijke plannen zal met dit bomenbeleidsplan rekening gehouden moeten worden. Ook op het gebied van verkeer is er een relatie met ruimtelijke plannen en milieu. Gedacht moet worden aan parkeren. Door de raad is er één parkeernorm vastgesteld. Dit is duidelijker voor iedereen. Verder zal bij het inrichten van een woonwijk tot een 30 km-zone rekening gehouden moeten worden met de geluidsaspecten en de luchtkwaliteit. Tot slot worden er verkeersintensiteitsmetingen gedaan ten behoeve van geluidsonderzoeken. Verder zal, waar mogelijk, duurzaam bouwen worden gestimuleerd. Duurzaam bouwen is echter niet af te dwingen. Via overleg en overeenkomsten (bij gemeentegrond) zal dit daarom aandacht moeten krijgen (zie ook paragraaf II.1.3). Ondanks dat dit niet af te dwingen valt, lukt het een aantal gemeenten in ons land toch om hoge ambities waar te maken. Deze gemeenten zetten duurzaam bouwen als een krachtige ambitie neer en zijn duidelijk en standvastig in wat ze van andere partijen verwachten. Daarbij moeten de voordelen voor bewoners/eigenaren goed gecommuniceerd worden. Met woningcorporaties en projectontwikkelaars kunnen prestatieafspraken worden gemaakt. Stimuleren wordt krachtiger als dat gekoppeld kan worden aan de beschikbaarheid van praktische informatie en financiële prikkels (subsidie, korting OZB). Naast het betrekken van verschillende aspecten en dus het actief betrekken van betrokken afdelingen/clusters is het ook belangrijk dat burgers, bedrijven en organisaties meer bij de ruimtelijke planvorming betrokken worden. Kortom er zal meer burgerparticipatie plaats gaan vinden. Op dit moment is de gemeentelijke organisatie bezig met het opstellen van een leidraad hiervoor. Wellicht dat in de beginfase burgerparticipatie meer tijd kost. Het voorkomen van problemen achteraf (door tijdig betrekken van belanghebbenden) levert echter weer tijdwinst op. Gelet op de nadruk die wordt gelegd op het betrekken van doelgroepen en alle relevante milieu-aspecten bij de ruimtelijke planvorming is het belangrijk dat er duidelijkheid bestaat. Op dit moment hanteert men bij ruimtelijke plannen 6 milieucategorieën en bij milieuvergunningen 4 milieucategorieën. Dit zorgt bij burgers en bedrijven voor verwarring. Er zijn gemeenten in Nederland (bijvoorbeeld in Zuid-Holland) die het aantal milieucategorieën voor milieu en ruimtelijke ordening gelijk getrokken hebben. Er zal daarom onderzocht worden of dit ook mogelijk is voor de gemeente Drimmelen en hoe hieraan dan invulling kan worden gegeven.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
25
Samenvatting Doelstelling Bevorderen duurzame stedenbouw door een gestructureerde, juiste en tijdige inbreng van milieu-aspecten in de ruimste zin van het woord en door het tijdig betrekken van belanghebbenden in de ruimtelijke planvorming. Schoon water op een duurzame wijze verwerken met aanvaardbare wateroverlast en afvalwaterketen afgestemd op een duurzame waterhuishouding. Communicatiedoelstelling: In een zo vroeg mogelijk stadium participeren van betrokken medewerkers, burgers en bedrijven in planprocedures zodat milieu-aspecten en milieuverwante aspecten betrokken worden bij de procedures. Alle betrokken medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie zijn op de hoogte van de relevante wet- en regelgeving. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.1.2.1 Overleg tussen de clusters milieu en ruimtelijke Grondgebied ordening inzake inbreng milieu-aspecten in ruimtelijke plannen. Communicatie: In een zo vroeg mogelijk stadium participatie van milieu bij ruimtelijke plannen. II.1.2.2 Overleg tussen cluster ruimtelijke ordening en Grondgebied afdeling Openbare Werken inzake inbreng milieuverwante aspecten in ruimtelijke plannen. Communicatie: In een zo vroeg mogelijk stadium participatie van milieuverwante aspecten bij ruimtelijke plannen. II.1.2.3 Communicatie: Openbare Werken Alle betrokken medewerkers binnen de organisatie zijn op de hoogte van de relevante waterwetgeving en het waterloket. II.1.2.4 Opstellen bomenplan gemeente Drimmelen Openbare Werken II.1.2.5 Opstellen milieuchecklist dat gebruikt kan worden bij Grondgebied ruimtelijke planvorming, zodat tijdige inbreng milieu gegarandeerd wordt (soort milieutoets). II.1.2.6 Meer burgerparticipatie realiseren; opstellen richtlijn Grondgebied over wanneer en hoe (wordt organisatiebreed opgepakt). Communicatie: Gemeentebreed wordt een richtlijn opgesteld voor interactief beleid in Drimmelen. Participeren in werkgroep. II.1.2.7 Stimuleren duurzaamheid in bebouwde omgeving Grondgebied (waar dat kan). Zie ook II.1.3 II.1.2.8 Onderzoek naar omvormen 4 milieucategorieën tot 6 Grondgebied milieucategorieën. II.1.2.9 Watertoets bij alle ruimtelijke plannen, waarbij Openbare Werken rekening wordt gehouden met ambities uit het Grondgebied waterbeleidsplan. Indicatoren Aantal bestemmingsplannen met volledige milieuparagraaf. Mate hanteren milieuchecklist bij ruimtelijke plannen (uitvoeren milieutoets). Mate inbreng cluster milieu en afdeling Openbare Werken bij ruimtelijke planvorming. Realisatie bomenplan. Mate waarin rekening wordt gehouden met groenbeleidsplan en b omenplan. Mate waarin rekening wordt gehouden met het gemeentelijk waterbeleidsplan/aantal keren dat de watertoets wordt uitgevoerd.
II.1.3 Duurzaamheid in de bebouwde omgeving Inleiding Globaal gaat het hier om CO2-reductie door energiebesparing en/of toepassing duurzame energie, watergebruik (reductie drinkwatergebruik, beperking afvoer naar riolering, gebruik en infiiltratie regenwater), milieuvriendelijk materiaalgebruik, gezond binnenmilieu, comfort, veiligheid en toegankelijkheid en aanpasbaarheid. Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
26
De vier P’s staan in feite dus centraal: 1. Planet: milieukwaliteit; 2. People: sociale kwaliteit; 3. Profit/Prosperity: economische kwaliteit; 4. Project: ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om een integrale afweging van deze vier kwaliteiten waarbij een kwaliteit niet kan bestaan zonder een voldoende fundament in de andere kwaliteiten. Dus integraal denken, ontwerpen en uitvoeren. Erg actueel is de toepassing van de warmtepomp die gebruik maakt van aardwarmte omdat die op veel thema’s scoort. Wetgeving en beleidskader Voor duurzaam bouwen zijn geen wettelijke maatregelen voorgeschreven, met uitzondering van de Energie Prestatie Norm (EPN). Het beleid op dit gebied is vastgelegd in het Langetermijnperspectief duurzaam bouwen en het Plan van Aanpak duurzaam bouwen 2. Verder is er het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Dit geeft een overzicht van maatregelen op het gebied van duurzaam bouwen op gebouwniveau. Het staat gemeenten vrij om dit pakket al dan niet te gebruiken. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de energiezuinigheid van woningen bij nieuwbouw en renovatie. De energiezuinigheid wordt uitgedrukt in de energieprestatiecoëficiënt (EPC) en wordt getoetst aan de EPN. De EPC voor woningen is inmiddels verlaagd naar 0,8 waardoor duurzaam bouwen interessant kan worden. De verwachting is bovendien dat in 2011 een verlaging naar 0,6 plaatsvindt en in 2015 naar 0,4. De rijksoverheid heeft zich ten doel gesteld om in 2020 20% van de dan benodigde energie duurzaam op te wekken. In het kader van de woonomgeving zijn op het gebied van duurzame energie met name de gebouwgebonden opties van belang. Op rijksniveau is men bezig met het ontwikkelen van een energielabel voor woningen. Hiermee ontstaat inzicht in de energieprestaties van een gebouw en wordt advies gegeven over energiebesparende maatregelen. Tot slot wil het rijk luchtsensoren, een keurmerk voor ventilatie, de kwaliteit van geisers en striktere regels voor bouwen (m.b.t. geluidsoverlast) stimuleren. Ook de provincie streeft een verduurzaming van de energiehuishouding na. Inmiddels is op nationaal niveau duurzaam bouwen breder getrokken naar “duurzaamheid”. Het gaat dan niet alleen meer om duurzaam bouwen, maar ook om bijvoorbeeld straatverlichting (energie), water en dergelijke. Vanuit het rijk en de provincie wordt het vormgeven aan duurzaamheid gestimuleerd. Stand van zaken Duurzaam bouwen heeft in de afgelopen jaren weinig aandacht gehad. Bij het opstellen van het milieubeleidsplan 2003-2006 heeft dit namelijk een lage prioriteit gekregen. Buiten het verstrekken van informatie is er dus niet veel gedaan op dit gebied. Daar komt nog bij dat duurzaam bouwen niet is af te dwingen. Hierdoor is dit moeilijk te realiseren. De gemeente heeft wel met 2 woningcorporaties binnen de gemeente prestatie-afspraken gemaakt, waarin ook aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen. Zo is onder andere opgenomen dat er zoveel mogelijk gebouwd wordt volgens het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Nieuwbouw. Ervaring bij andere gemeenten leert dat resultaten worden bereikt wanneer de gemeente haar ambities duidelijk, positief en krachtig neerzet. Samenwerking met andere gemeenten en bouwpartijen kan hieraan bijdragen. De meeste aandacht bij duurzaam bouwen gaat uit naar nieuwbouw. Dat is begrijpelijk, maar de grootste winst (vooral op het thema energie) is te behalen in de bestaande voorraad. Daarom verdient de bestaande voorraad speciale aandacht in het duurzaam bouwen beleid.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
27
In 2001 is in regionaal verband (Milieu & Afval regio Breda) een DE-scan uitgevoerd. Zie ook Deel I, paragraaf I.3 en bijlage III.1.3. Samen is afgesproken in 2010 5% van de dan benodigde energie duurzaam op te wekken. Met betrekking tot de gebouwgebonden opties is de afgelopen jaren met name aandacht besteed aan het vergroten van de kennis bij de diverse partijen (woningcorporaties, zorginstellingen; utiliteitsbouw) over de verschillende gebouwgebonden opties. Vanaf 2006 wordt meer aandacht besteed aan het daadwerkelijk toepassen van de gebouwgebonden opties en energiebesparing van gebouwen. Hierbij wordt een relatie gelegd met duurzaam bouwen. Tot slot is in 2006 binnen de regio gestart met het project “Samenwerking in duurzaam bouwen”. Dit project krijgt vorm via workshops, analyses lopende en gerealiseerde projecten, praktijkonderzoek met 2 projecten bij gemeenten in de regio, raadplegen relevante documenten en organiseren symposium. Gelet op de lage prioriteit van dit onderwerp heeft de gemeente hier nog niet actief op ingestoken. Beleid planperiode In de periode 2007-2010 zal het thema duurzaamheid actief opgenomen worden. Het gaat dan om het stimuleren van: gebruik milieuvriendelijke materialen, energiebesparing, water (afkoppeling, scheiding hemelwater e.d.), groen, straatverlichting (energie) en dergelijke . Duurzaamheid kan op verschillende manieren bereikt worden: 1. Via exploitatie-overeenkomsten; 2. Betrekken bij wijzigingen van bestemmingsplannen; 3. Via voorlichting; 4. Energiebesparingsprojecten, gericht op woningen, straatverlichting, utiliteit en dergelijke; 5. Stimuleren gebruik milieuvriendelijke materialen bij woningbouw; 6. Gescheiden waterafvoer. 7. Enzovoort. Om een beeld te krijgen van de verschillende mogelijkheden, is het zinvol een duurzaamheidsscan uit te voeren. Via een dergelijke scan wordt duidelijk wat er nu reeds gebeurt op het gebied van duurzaamheid en wat de mogelijkheden zijn. Afhankelijk van de uitkomsten van de duurzaamheidsscan kan dan specifiek voor de gemeente Drimmelen een duurzaamheidsplan worden opgesteld en uitgevoerd. In dit plan wordt aangegeven wat de gemeente op het gebied van duurzaamheid daadwerkelijk gaat doen. Hierbij vindt wel een goede afstemming plaats met de projecten en activiteiten die door het MARB worden uitgevoerd op het gebied van duurzame energie, energiebesparing en duurzaam bouwen. De gemeente zal namelijk actief deelnemen aan deze projecten van het MARB. Bij duurzaamheid is medewerking van alle betrokken partners, zoals woningbouwverenigingen, aannemers, architecten en particulieren, noodzakelijk om op dit gebied een en ander te realiseren. Een communicatieplan zal daarom een onderdeel vormen van het duurzaamheidsplan. Samenvatting Doelstelling Stimuleren duurzaamheid in de bebouwde omgeving. Communicatiedoelstelling: Tijdig informeren en betrekken van doelgroepen bij activiteiten op het gebied van duurzaamheid. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.1.3.1 Uitvoeren duurzaamheidsscan (in regionaal verband). Grondgebied Communicatie: Openbare Werken Betrokkenen (bewoners, bouwbedrijven, woningcorporaties e.d.) informeren over uitkomsten. II.1.3.2 Afhankelijk van uitkomsten duurzaamheidsscan: Grondgebied opstellen en uitvoeren duurzaamheidsplan. Openbare Werken
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
28
Communicatie: Opstellen en uitvoeren communicatieparagraaf voor duurzaamheidsplan. Indicatoren Duurzaamheidsscan en duurzaamheidsplan. Mate uitvoeren duurzaamheidsplan.
II.1.4 Handhaving in bebouwde omgeving Inleiding In de bebouwde kom kan hierbij gedacht worden aan: milieuwetgeving, bouwwerken, evenementen, horeca en regels Algemeen Plaatselijke Verordening (APV). Wetgeving en beleidskader In diverse wet- en regelgeving is de toezichtstaak van de gemeente geregeld: Gemeentewet, Wet milieubeheer, Woningwet/Bouwbesluit/bouwverordening, Drank- en horecawet en Algemeen Plaatselijke Verordening. Buiten deze wet- en regelgeving moet de gemeente rekening houden met landelijk en provinciaal beleid op handhavingsgebied. Ook dient rekening te worden gehouden met de gemeentelijke handhavingsvisie, die in 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Stand van zaken De gemeente heeft een handhavingsteam dat zorgt voor integrale handhaving van wet- en regelgeving. De handhaving vindt plaats op grond van handhavingsstrategieën en een uitvoeringsprogramma. In dit jaarlijkse programma is verwoord welke handhavingsactiviteiten dat jaar plaats gaan vinden. Dit programma is gebaseerd op een probleem- en risico-analyse en op de handhavingsvisie van de gemeente (daarmee zijn de prioriteiten bepaald). In de handhavingsuitvoeringsprogramma’s van 2005 en 2006 is veel aandacht besteed aan toezicht in het kader van bouwwerken, milieu en horeca. Vanaf 2007 wordt het bouw- en woningtoezicht weer uitgevoerd door afdeling Grondgebied omdat bouwcontroles vaak niet samen met andere controles kunnen worden opgepakt en voor deze vorm van toezicht specifieke kennis is vereist. Omdat het project professionalisering van de handhaving ook is doorlopen voor bouw- en woningtoezicht moet ook deze toezichthouder zich houden aan de vastgestelde handhavingstrategieën en werkinstructies/protocollen. Bouw- en woningtoezicht zal daarom ook een vast onderdeel uit blijven maken van het jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma. Beleid planperiode Uit de startbijeenkomst inzake het opstellen van dit milieubeleidsplan, de evaluatie van het hondenbeleid en uit wijkgericht werken is gebleken dat men aandacht wil voor de handhaving van de kleine ergernissen: zwerfafval, afval, hondenoverlast en dergelijke. In de planperiode zal dit dan ook meer prioriteit krijgen. Hierbij wordt uiteraard wel rekening gehouden met de handhavingsvisie van de gemeente en de wettelijke verplichtingen. Handhavingstaken met gevolgen voor veiligheid, gezondheid en milieu mogen hier niet door verwaarloosd worden. Een minimum kwaliteitsniveau moet gewaarborgd worden. Het gewenste toezicht op de kleine ergernissen behoort grotendeels ook niet tot de taken van het gemeentelijk handhavingsteam. Hiervoor zou dan een aparte gemeentelijk opsporingsambtenaar moeten worden aangetrokken. Bij het thema leefomgeving wordt hier nog uitgebreid op ingegaan (Hoofdstuk II.3.1). Wel staat voorop dat de oplossing voor de kleine ergernissen vooral bij de burgers zelf ligt (vaak mentaliteitskwestie). Het instrument communicatie zal daarom ook nadrukkelijk ingezet worden. Ook het wijkgericht werken kan een bijdrage leveren aan een mentaliteitsverandering (hoofdstuk II.3.1). In 2007 wordt er een Bouwbeleidsplan opgesteld. In dit plan worden de wijze van handhaving (bouwtoezicht), de prioriteiten en dergelijke vastgelegd.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
29
Zaken waaraan in de periode 2007-2010 door het handhavingsteam en de toezichthouder Bouw- en woningtoezicht (BWT) aandacht zal worden geschonken zijn: 1. Plaatsen van voorwerpen op de weg (regels in APV). Met name zal aandacht worden besteed aan aanhangwagens. 2. Inhaalslag controles BWT. In 2007 wordt er een bouwbeleidsplan opgesteld waarin onder andere de werkwijze voor bouwtoezicht wordt beschreven. Ook zal het welstandsbeleid worden aangepast. 3. Er is een nieuw reclamebeleid vastgesteld. Door het nieuwe beleid is toezicht eenvoudiger. 4. Precario: gaat dan om bouwmaterialen die voor een lange tijd zomaar ergens liggen. 5. Standplaatsen. 6. Nieuw evenementenbeleid. Er liggen meer zaken vast (richtlijnen). Zo zijn er nu wel geluidsnormen voor evenementen. Bij ieder evenement vindt er vooroverleg, controle en evaluatie plaats. Al deze zaken hebben betrekking op de kwaliteit van de leefomgeving. In februari 2007 heeft burgemeester en wethouders van Drimmelen besloten dat de eisen gesteld in het (politie) keurmerk veilig wonen moeten gelden voor nieuwbouw. De gemeente stimuleert de projectontwikkelaar om te bouwen volgens deze eisen. Deze taak is ondergebracht bij het cluster bouwen en wonen van de afdeling Grondgebied. Met dit keurmerk wordt de veiligheid in de wijk vergroot. Samenvatting Doelstelling Bevorderen goede kwaliteit van de leefomgeving door voorkomen c.q. oplossen van met name de kleine ergernissen. Communicatiedoelstelling: Iedereen is op de hoogte van de handhavingsactiviteiten van de gemeente Drimmelen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.1.4.1
II.1.4.2 II.1.4.3
II.1.4.4
Communicatie: Openbare Werken Voorlichting via huis-aan-huisblad en gemeentelijke Grondgebied website. Bestuurs - en managementondersteuning Opstellen Bouwbeleidsplan. Grondgebied De hierboven genoemde 6 aandachtspunten Bestuurs - en opnemen in de jaarlijkse Managementondersteuning handhavingsuitvoeringsprogramma’s. Grondgebied Uitvoeren handhavingsuitvoeringsprogramma. Bestuurs - en Managementondersteuning Grondgebied
Indicatoren Frequentie c.q. aantal publicaties in huis -aan-huisblad en gemeentelijke website. Mate waarin genoemde aandachtspunten zijn opgenomen in de jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma’s. Mate waarin de activiteiten en doelstelling uit het handhavingsuitvoeringsprogramma zijn gerealiseerd.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
30
II.2
Het buitengebied van Drimmelen
Het gaat hier om het buitengebied van Drimmelen. Dit buitengebied heeft vele functies: agrarisch en overige bedrijvigheid (caravanstalling bijvoorbeeld), natuur, recreatie en wonen. Met betrekking tot de agrarische functie kent de gemeente diverse soorten agrarische bedrijvigheid: akkerbouw, (intensieve) veeteelt, land- en tuinbouw (waaronder kassencomplex Plukmade). II.2.1 Wettelijke taken inzake het buitengebied Inleiding Het gaat hier om taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving die onder andere betrekking hebben op het buitengebied: Wet milieubeheer, IPPC-richtlijn, Habitat- en Vogelrichtlijn/Natuur-beschermingswet, Besluit Luchtkwaliteit, Wet geurhinder en veehouderij, Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, Besluit landbouw milieubeheer en (nieuwe) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) (limitatieve opsomming). Een omschrijving van deze wet- en regelgeving is reeds gegeven in deel I van dit plan. Stand van zaken Wet milieubeheer en daaraan gerelateerde uitvoeringsbesluiten: Hierin zijn regels opgenomen voor inrichtingen, dus ook voor bedrijven in het buitengebied. Uit de Wet milieubeheer vloeit voort dat inrichtingen moeten beschikken over een milieuvergunning of een melding moeten hebben gedaan op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. Bijna alle agrarische AMvB’s zijn inmiddels ondergebracht in één AMvB, namelijk het Besluit landbouw milieubeheer. Naar verwachting zal per 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit in werking treden. In dit Besluit zijn alle niet-agrarische 8.40 AMvB’s ondergebracht. In dit Besluit zijn per activiteit voorschriften opgenomen. De voorschriften zijn dus niet meer afhankelijk van de branche, maar van de activiteiten van een bedrijf. Vanaf medio 2008 worden de milieuvergunningen opgenomen in de omgevingsvergunning. Bij het thema bedrijfsleven wordt uitgebreider ingegaan op de milieuvergunning, omgevingsvergunning, Besluit landbouw milieubeheer, Activiteitenbesluit en de stand van zaken. IPPC-richtlijn: In dit kader is in 2006, in samenwerking met SRE Milieudienst, een project gestart speciaal gericht op agrarische IPPC-bedrijven. Habitat- en Vogelrichtlijn/Natuurbeschermingswet: Bij het verlenen van milieuvergunningen wordt aan deze regelgeving getoetst waar dit is voorgeschreven. Besluit Luchtkwaliteit: Uit onderzoek is gebleken dat ook agrarische bedrijven een bijdrage kunnen leveren aan de uitstoot van fijn stof. Via zogenaamde luchtwassers kan deze uitstoot aanzienlijk verminderd worden. Bij de vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer wordt het aspect luchtkwaliteit dan ook uitdrukkelijk betrokken. Wet geurhinder en veehouderijen: Deze wet is per 1 januari 2007 in werking getreden en geeft aan op welke manier geur van veehouderijen in de milieuvergunning moet worden getoetst. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij: Dit Besluit is nog niet in werking getreden. WRO: Milieu-aspecten worden betrokken (zie ook bij woonomgeving). Beleid planperiode Wet milieubeheer: Zie bij het thema bedrijfsleven.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
31
IPPC: In 2007 worden, indien noodzakelijk de agrarische milieuvergunningen van bedrijven waarop het IPPC van toepassing is, aangepast. Vijf inrichtingen moeten vóór 30 oktober 2007 beschikken over de juiste vergunningen en de inrichting ook in werking hebben conform deze vergunning. Voor de pluimveebedrijven ligt de deadline, indien men een milieuvergunning heeft van vóór 1 januari 1997, op 1 januari 2010. Heeft men een milieuvergunning van na 1 januari 1997, dan heeft men tot 1 januari 2012 de tijd om de vergunning en de stallen aan te passen aan de IPPC-richtlijn. Wet geurhinder en veehouderij: De nieuwe wet biedt wellicht mogelijkheden voor bestaande bedrijven om uit te breiden. Een eventuele uitbreiding kan gevolgen hebben voor geplande woningbouwlocaties. Aangezien de wet een gemeente mogelijkheden biedt om binnen bepaalde bandbreedtes eigen beleid op te stellen dient op korte termijn een inventarisatie te worden uitgevoerd naar eventuele knelpunten die dan kunnen ontstaan. Indien de gemeente naar aanleiding van knelpunten wil overgaan tot het opstellen van een eigen beleid kan het een aanhoudingsbesluit nemen ter voorbereiding op het opstellen van een gemeentelijke verordening. Besluit ammoniak huisvesting veehouderij: Zodra dit Besluit in werking is getreden zal dit worden betrokken bij de vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer. Samenvatting Doelstelling IPPC De bedrijven die onder de IPPC-richtlijn vallen voldoen op het voorgeschreven tijdstip aan de IPPC. Geur Er wordt voldaan aan de normen uit de diverse wet- en regelgeving. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling IPPC II.2.1.1 II.2.1.2 Geur II.2.1.3 II.2.1.4
II.2.1.5
Aanpassen milieuvergunningen Toezien op de naleving van de aangepaste milieuvergunningen
Grondgebied Bestuurs - en Managementondersteuning
Inventarisatie knelpunten
Grondgebied
Eventueel: nemen aanhoudingsbesluit, opstellen gebiedsvisie en gemeentelijke verordening. Communicatie: Aandacht voor interactieve beleidsvorming bij eventuele opstelling verordening. Relevante wet- en regelgeving toepassen in de milieuvergunningen
Grondgebied Bestuurs - en Managementondersteuning
Grondgebied
Indicatoren % naleving IPPC. % naleving relevante agrarische wet- en regelgeving .
II.2.2 Agrarisch Landschapsbeheer Inleiding Het gaat hier om de volgende functies van het buitengebied: agrarisch, natuur, recreatie. Via beleid kan ervoor gezorgd worden dat dit in evenwicht is en blijft. Wetgeving en beleidskader Wetgeving waarmee onder andere rekening gehouden moet worden: Wet geurhinder en veehouderij, Wet op de Ruimtelijke Ordening, Natuurbeschermingswet/habitat- en vogelrichtlijn.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
32
Het rijksbeleid heeft als aandachtspunt in haar beleid het vergroten van de biodiversiteit opgenomen. Het vergroten van de biodiversiteit is ook een speerpunt van de provincie. Verder hecht de provincie grote waarde aan duurzame landbouw ofwel duurzaam landgebruik. Dit kan via agrarisch landschapsbeheer. Hiervoor moet een dialoog plaatsvinden tussen landbouwers en bewoners. De provincie treedt hierbij op als regisseur. Stand van zaken In 2005 is gestart met het opstellen van een landschapsontwikkelingsplan. Door het Brabants Landschap is een werkkaart voor de gemeente Drimmelen opgesteld. Dit is een uitvoeringsvertaling van de door de gemeente vastgestelde structuurvisie voor de gemeente. Dit geheel is besproken met diverse doelgroepen. Verder is gestart met het opstellen van het plan “rood met groen”. Dit is een soort financieringsregeling. Per m2 dat er gebouwd wordt, moet er betaald gaan worden. Dat geld wordt besteed aan groene projecten. Op deze wijze worden ecologische verbindingszones tot stand gebracht (met name uitvoeren groene projecten Wijde Biesbosch). Toerisme en recreatie maken onderdeel uit van het plan. Beleid planperiode Het plan “rood met groen” is inmiddels vastgesteld. De financieringsregeling kan in de beleidsperiode dus benut gaan worden. Het landschapsontwikkelingsplan is komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is agrarisch landschapsbeheer gekomen. Dit wordt geregisseerd vanuit de provincie. Agrarisch Landschapsbeheer wordt door de provincie ook wel “Groen Blauwe Diensten” genoemd. Ten behoeve hiervan is er door de provincie een kader opgesteld, het “Stimuleringskader Groen Blauwe Diensten”. De gemeente Drimmelen neemt hieraan deel. Kernpunten van de Groen Blauwe Diensten zijn: 1. Stimulering particulier landschapsbeheer; 2. Vastgesteld beleid is de basis voor de visie en werkkaart van de regeling. Het stimuleringskader stimuleert de uitvoering van vastgesteld beleid; 3. De provincie verzorgt de regeling; 4. Gebiedspartijen gaan met elkaar een contract aan (6 jaar) voor de uitvoering van de regeling; 5. Een door de provincie aangestelde coördinator regelt de uitvoering van het kader in het gebied. Het beleidsplan met betrekking tot dit kader ofwel agrarisch landschapsbeheer moet in het najaar gereed zijn. Vanaf 2008 kan hieraan dan uitvoering worden gegeven. In het waterbeleidsplan van de gemeente zijn ook ambities opgenomen met betrekking tot het buitengebied: 1. Actief inzetten op het doorvertalen van de natte natuurparels naar een bestemmingsplan buitengebied; 2. Actief inzetten op aankoop en inrichting van 1,5 hectare ecologische verbindingszones (EVZ) per kilometer EVZ-waterloop. Dit moet in 2018 gerealiseerd zijn; 3. Actief inzetten op het doorvertalen van EVZ’s naar een bestemmingsplan buitengebied. Bij ruimtelijke plannen in het buitengebied, met name bij het bestemmingsplan buitengebied zal hiermee rekening gehouden moeten worden.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
33
Samenvatting Doelstelling Tot stand brengen van ecologische verbindingszones. Peilbeheer en inrichting van het watersysteem is afgestemd op natte natuurwaarden. Communicatiedoelstelling: Het belang van ecologische verbindingszones bij de relevante doelgroepen onder de aandacht brengen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.2.2.1 Beleidsplan met betrekking tot Groen Blauwe Grondgebied Diensten opstellen en uitvoeren. Openbare Werken II.2.2.2 In bestemmingsplan buitengebied EVZ’s en natte Grondgebied natuurparels opnemen. Openbare Werken Communicatie: Aandacht voor het belang van ecologische verbindingszones. Kennisvermeerdering bij diverse doelgroepen. Indicatoren Mate waarin uitvoering is gegeven aan plan in het kader van Groen Blauwe Diensten.. Mate waarin EVZ’s en natte parels opgenomen zijn in het bestemmingsplan buitengebied.
II.2.3 Visie buitengebied Inleiding Het grondgebied van de gemeente Drimmelen bestaat voor een groot deel uit buitengebied. Het buitengebied heeft een aantal belangrijke functies waaronder agrarische bedrijvigheid, natuur en recreatie. Met een visie kan duidelijk gemaakt worden wat men met het buitengebied wil, wat de ambities zijn. Wetgeving en beleidskader Zie hiervoor paragraaf II.2.2. Stand van zaken Nu beschikt de gemeente nog over verschillende bestemmingsplannen voor het buitengebied. Dit zorgt niet voor eenduidigheid en maakt alles complex. Hierdoor vindt de handhaving onder andere ook op ad hoc-basis plaats. Door 1 visie c.q. bestemmingsplan buitengebied wordt voor iedereen duidelijk wat wel en niet kan en is gestructureerde handhaving ook beter mogelijk. Bij professionalisering van de handhaving heeft handhaving van bestemmingsplannen buitengebied een hoge prioriteit gekregen. Tijdens de startbijeenkomst is ook duidelijk de wens voor 1 bestemmingsplan buitengebied en goede handhaving naar voren gekomen. Alle gemeentebesturen binnen de regio Breda hebben afgesproken in 2010 5% van de dan benodigde energie duurzaam op te wekken. Voor alle gemeenten uit de regio geldt er dus een inspanningsverplichting. Uit de regionale DE-scan is gebleken dat de belangrijkste winst voor de gemeente Drimmelen is te halen uit windenergie en biomassa (zie ook Deel I, paragraaf I.3). Uit deze scan en een windscan die de gemeente Drimmelen eerder heeft laten verrichten is de locatie Eersteweg als beste locatie voor windmolens naar voren gekomen. Gelet op de diverse belangen en ontwikkelingen wil het gemeentebestuur het standpunt heroverwegen. In 2006 is het gerealiseerde De-potentieel gemonitored. Gebleken is dat ca. 2% DEpotentieel is gerealiseerd. Om de doelstelling van 5% in 2010 te bereiken moeten dus nog alle zeilen bijgezet worden. Beleid planperiode In de planperiode zal er één visie ofwel 1 bestemmingsplan voor het buitengebied opgesteld worden. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met agrarisch landschapsbeheer, Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
34
relevante milieuregelgeving (Wet geurhinder en veehouderij, Stankwet enz.) en de waterwetgeving. Zodra er een visie bestaat over wat men wil (dus nog niet de procedure voor het bestemmingsplan is doorlopen) is de eerste stap het inventariseren van de nulsituatie. Dit is noodzakelijk in verband met tijdelijke wraking voor illegale situaties. Dit betekent dus dat voor illegale situaties een handhavingstraject doorlopen moet worden, omdat er anders positief beschikt moet worden op de illegale situaties. Er zal dus ook een handhavingsplan opgesteld moeten worden. Met betrekking tot milieu zijn met name het niet op milieuhygiënische wijze slopen van opstallen en het in werking zijn/veranderen van inrichtingen zonder milieuvergunning van belang. In de nieuwe visie voor het buitengebied zal een positieve impuls worden gegeven met betrekking tot natuurontwikkeling. Onder meer zal worden aangegeven dat het een pluspunt is als op een landgoed ook ecologische verbindingszones meegenomen worden, welke weer bijdragen aan het ontstaan van grotere leefgebieden voor verschillende populaties (biodiversiteit). Met betrekking tot landgoederen heeft de gemeente een landgoederenbeleid opgesteld. Dit beleid biedt de mogelijkheid om nieuwe landgoederen aan te leggen in het buitengebied. Dit moet echter wel gepaard gaan met een duidelijke verbetering van de landschappelijke, natuurlijke, of recreatieve kwaliteiten van het buitengebied. Tevens zal in de visie aangegeven worden dat de gemeente positief staat tegenover duurzame land- en tuinbouw. Met betrekking tot duurzame energie zal voor de windlocatie aan de Eersteweg een heroverweging plaatsvinden. Tevens zal onderzoek plaatsvinden naar alternatieve locaties en alternatieve bronnen van duurzame energie. Tot slot zal medewerking worden verleend aan de diverse regionale projecten (bijvoorbeeld het regionaal inzamelen van snoeiafval ten behoeve van energie-opwekking). Om de regionale doelstelling te bereiken (en daarmee ook de nationale doelstelling) zal het realiseren van duurzame energie door de gemeente actief opgepakt moeten worden. Aangezien er op regionaal niveau een herijking plaats gaat vinden van het DE-beleid, is het noodzakelijk dat op lokaal niveau dit ook gebeurt. Dit betekent dat er door de gemeente standpunten ingenomen moeten worden: windenergie c.q. biomassa of gebouwgebonden opties of inzetten op zowel windenergie/bio-energie en gebouwgebonden opties. Na het innemen van een standpunt is het noodzakelijk dat de gemeente zich ook inzet voor realisatie hiervan. In de vorige paragraaf (II.2.2) is de invloed van het waterbeleidsplan op het buitengebied beschreven. Hetgeen daar beschreven is geldt ook zeker voor het bestemmingsplan buitengebied. Aangezien het de bedoeling is om één nieuw bestemmingsplan buitengebied op te stellen, kunnen de EVZ’s en de natte natuurparels daarin meegenomen worden.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
35
Samenvatting Doelstelling Behoud, herstel en versterking van de agrarische, natuurlijke en cultuur-historische waarde van het buitengebied. Peilbeheer en inrichting van het watersysteem is afgestemd op het agrarisch gebruik met e en aanvaardbare wateroverlast. Peilbeheer en inrichting van het watersysteem is afgestemd op natte natuurwaardes. Communicatiedoelstelling: Informeren en betrekken van relevante doelgroepen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.2.3.1 II.2.3.2 II.2.3.3
II.2.3.4 II.2.3.5
II.2.3.6 II.2.3.7 II.2.3.8 II.2.3.9 II.2.3.10
Visie/1 bestemmingsplan buitengebied Inventarisatie nulsituatie Opzetten en uitvoeren van een integraal handhavingsplan met als elementen: • Afstemming milieu, RO en BWT • Afstemming beleid, vergunningverlening en uitvoering • Beter toepassen communicatie als instrument • Prioriteitsstelling • Verbinden handhavingsschakel aan beleidsschakel (monitoring) Heroverweging windlocatie Eersteweg Onderzoek alternatieve windlocaties Communicatie: Gerichte informatie aan doelgroepen over windenergie (voorlichtingsavond). Onderzoek mogelijkheden biomassa Realiseren windmolenparken en mogelijkheden biomassa indien kansen in gemeente Inbreng duurzame energie in gebiedscommissies Medewerking aan regionale projecten op het gebied van energie verlenen Opnemen EVZ’s en natte natuurparels in bestemmingsplan buitengebied.
Grondgebied Grondgebied Grondgebied Bestuurs - en managementondersteuning
Grondgebied Grondgebied
MARB Grondgebied Grondgebied Grondgebied Grondgebied Openbare werken
Indicatoren 1 bestemmingsplan buitengebied. Plan van aanpak handhaving. Toename naleefgedrag in %. Afname aantal probleembedrijven/-situaties. Totaal vermogen aan duurzame energie. Mate waarin EVZ’s en natte natuurparels opgenomen zijn in het bestemmingsplan buitengebied.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
36
II.3
De leefomgeving van Drimmelen
Het gaat hier om aspecten die het woonklimaat binnen de gemeente beïnvloeden: groen, afval, honden, parkeren enzovoort. Ten aanzien van de leefomgeving kent de gemeente niet veel wettelijk verplichte taken. Het gaat dan om zaken die geregeld zijn in de Algemeen Plaatselijke Verordening: regels met betrekking tot honden, zwerfafval, stoken en kappen van bomen. Verder is de gemeente op grond van de Wet milieubeheer verplicht afval in te zamelen. De gemeente heeft dit nader geregeld in de gemeentelijke Afvalstoffenverordening. Gelet hierop wordt er niet in een afzonderlijke paragraaf aandacht besteed aan de wettelijke taken, maar komen deze taken aan bod in de volgende paragrafen: wijkgericht werken, afval, honden en groenbeheer. II.3.1 Wijkgericht werken Inleiding Wijkgericht werken gaat over de verbetering van de leefbaarheid en is meestal kleinschalig van karakter. Leefbaarheid omvat zowel fysieke als sociale aspecten op het gebied van de woonomgeving, het voorzieningenniveau, de (sociale) veiligheid en de sociale samenhang. Leefbaarheid heeft betrekking op de directe woonomgeving van buren, straat, buurt of dorp. Met wijkgericht werken worden de inwoners van de gemeente meer betrokken bij het wel en wee in hun wijk. De inwoners kunnen dan meepraten en meebeslissen over bijvoorbeeld het groenbeheer in hun wijk. Het doel van wijkgericht werken is dat inwoners meer begaan zijn met hun wijk en zelf bijdragen aan een goede kwaliteit van hun wijk. Wetgeving en beleidskader Het rijk wil initiatieven van wijkorganisaties of individuele burgers (financieel) ondersteunen. Ook de provincie wil stimuleren dat burgers zelf invloed uitoefenen op zaken als voorzieningen, kwaliteit woonomgeving, overlast en veiligheidsgevoelens. De provincie wil dus ook burgerinitiatieven steunen. Stand van zaken Het wijkgericht werken is in 2001 in de kern Terheijden van start gegaan. Later volgde de kern Lage Zwaluwe. In de kernen Drimmelen, Hooge Zwaluwe, Made en Wagenberg is het wijkgericht werken nog niet volledig geïntroduceerd: in Drimmelen is een startbijeenkomst gehouden en in Hooge Zwaluwe en Wagenberg zijn wijkspreekuren ingesteld. Wijkgericht werken is door het gemeentebestuur voor de komende jaren als speerpunt benoemd. Daarom zijn er voorbereidingen getroffen om hieraan invulling te geven. Per 1 januari 2007 wordt de nieuwe werkwijze ingevoerd. Bij de nieuwe wijze van wijkgericht werken is de gemeente ingedeeld in een viertal wijken: 1. Hooge- en Lage Zwaluwe, Helkant; 2. Made Noord en Drimmelen; 3. Made Zuid en het tuinbouwgebied; 4. Terheijden, Wagenberg. Deze indeling is hetzelfde als de indeling van de wijkagenten van de politie. Reden hiervoor is dat er regelmatig overleg wordt gevoerd tussen de politie en de gemeente om de buitenruimte schoon en heel te houden. Dat versterkt immers de veiligheid. Iedere wijk heeft een wijkteam. Er zijn dus vier wijkteams. Om te zorgen dat de medewerkers meer zichtbaar zijn in de wijk en meer ruimte hebben voor het schoon, heel en veilig houden van de woonomgeving en werk- en winkelgebieden zijn taken zoals het onderhoud van de riolering en gemalen, rioolverstoppingen, het regelmatig onderhoud van groenvoorzieningen zoals schoffelen en grasmaaien uitbesteed.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
37
Naast de 4 wijkteams is er ook een bovenwijkteam die werkzaamheden uitvoert voor de gehele gemeente. Het gaat dan om het snoeien van bomen, vegen, hondenoverlastbestrijding, gladheidbestrijding en dergelijke. Iedere wijk heeft dus een eigen team van de buitendienst. Verder heeft iedere wijk een wijkwethouder. Deze is bestuurlijk verantwoordelijk voor zijn of haar wijk. Hij of zij neemt regelmatig deel aan het wijkspreekuur, aan een wijkbijeenkomst en brengt periodiek een bezoek aan de wijk. Tot slot is er een wijkcoördinator benoemd. Deze wijkcoördinator is het aanspreekpunt voor bewoners in de wijk en zal hiervoor de coördinatie binnen de gemeente verzorgen en overleggen met bewoners en organisaties (woningcorporatie, politie, trema straathoekwerker). Beleid planperiode Bij wijkgericht werken draait het om het elkaar aanspreken, eigen verantwoordelijkheid, terugkeer sociale controle en dergelijke. Eind 2007/begin 2008 moet het wijkgericht werken in alle kernen zijn ingevoerd. Om hier vorm aan te geven moet duidelijk zijn wat de gemeente precies wil (ambities). Daarbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat wijkgericht werken betrekking heeft op veel beleidsterreinen (organisatiebreed). In het eerste kwartaal van 2007 is er een werkconferentie georganiseerd waarin gebrainstormd is over de opzet en de toekomst van wijkgericht werken. Bij deze werkconferentie waren de gemeente, de belangrijke partners (politie, woningstichtingen Volksbelang en Goed Wonen, Welzijnsstichting Trema e.d.). en de bewoners vertegenwoordigd. Het resultaat van deze werkconferentie is een strategie voor het wijkgericht werken. Met behulp van deze strategie kan uitvoering worden gegeven aan wijkgericht werken. Omtrent het wijkgericht werken zal veelvuldig gecommuniceerd worden, zodat wijkgericht werken bij iedereen bekend is. Zo zal dit onderwerp op de gemeentelijke website makkelijk te vinden moeten zijn. Samenvatting Doelstelling Versterken leefbaarheid. Versterken contact met de burger, goede communicatie met partners in de wijk bij aanpak van knelpunten en bewoners in alle kernen gelegenheid geven mee te praten over hun eigen leefomgeving. In 2007/2008 wijkgericht werken in alle kernen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.3.1.1 II.3.1.2 II.3.1.3
Strategie opstellen en uitvoeren Communiceren over wijkgericht werken Uitvoeren wijkgerichte acties Communicatie: Combineren waar mogelijk met acties natuur- en milieueducatie.
Openbare Werken Openbare Werken Openbare Werken
Indicatoren Mate tevredenheid over de leefbaarheid in de verschillende wijken.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
38
II.3.2 Huishoudelijk Afval Inleiding Op grond van de Wet milieubeheer is het inzamelen van huishoudelijk afval een verplichte milieutaak van de gemeente. Door de toegenomen welvaart en economische groei is deze taak erg omvangrijk van aard. Wetgeving en beleidskader De Wet milieubeheer en de Provinciale Milieuverordening verplichten gemeenten tot het gescheiden inzamelen van diverse deelstromen uit het huishoudelijk afval. Bepalingen hieromtrent zijn over het algemeen opgenomen in de gemeentelijke Afvalstoffenverordening. Het betreft de deelstromen: rest- en gft-afval, grof huishoudelijk afval, oud papier, glas, textiel, bouw- en sloopafval, puin, grof tuinafval, metalen, KGA, autobanden, wit- en bruingoed en asbest. Daarnaast is er een apart inzamelsysteem voor de verzamelcategorieën grof huishoudelijk afval, tuinafval en wit- en bruingoed. Het rijk wil dat de keuze voor hergebruik of verbranden in het vervolg plaatsvindt op basis van een kosten- en milieueffectenanalyse. Verder zal het rijk afvalinnovaties blijven stimuleren. De provincie hanteert bij haar beleid de uitgangspunten van het Landelijk Afvalbeheerplan. Dit plan richt zich op preventie of beperking van de milieudruk als gevolg van nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen. Stand van zaken Per 1 januari 2003 heeft de gemeente Drimmelen de tariefdifferentiatie (Diftar) op basis van aanbiedfrequentie en volume ingevoerd en kunnen diverse afvalstromen gratis, of tegen betaling, apart worden aangeboden bij de milieustraat te Terheijden. Door de invoering van Diftar is de totale hoeveelheid huishoudelijk afval verminderd. De hoeveelheid (gewicht) aan illegale dumpingen en zwerfafval is als gevolg van de nieuwe methodiek nauwelijks toegenomen. Beleid planperiode Het huidige beleid wordt in deze beleidsperiode voortgezet. Nieuw in de beleidsperiode is: 1. Per 2 april 2007 wordt het GFT in het buitengebied alleen nog op afroep ingezameld. Dit werkt efficiënter dan de oude wijze van inzamelen in het buitengebied; In deze beleidsperiode zullen er ook ondergrondse containers met toegangscontrole bij hoogbouw en openbare ruimtes worden geplaatst. Met de invoering van Diftar was reeds besloten deze te plaatsen. Vanwege het feit dat er voor de gemeente nog geen geschikte ondergrondse containers beschikbaar waren en gelet op de financiële consequenties is plaatsing van deze containers uitgesteld. Evaluatie van het beleid vindt onder andere plaats via het uitvoeren van afvalanalyses. Dit gebeurt twee keer per jaar. Ook in deze beleidsperiode zal veel aandacht besteed worden aan communicatie. Dit gebeurt via de afvalkaart en verder wekelijks via ’t Carillon en de gemeentelijke website. Samenvatting Doelstelling Het beperken van de hoeveelheid huishoudelijk afval onder meer door een bewustwordingsproces onder de inwoners van de gemeente. Doelstelling hierbij is dat de totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval (incl. milieustraat) ten opzichte van de situatie in 2002 vermindert maar in elk geval zeker niet toeneemt. Communicatiedoelstelling: Intensieve afvalcommunicatie met de burger. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.3.2.1
Het zorgdragen voor een goede afvalinzameling inclusief voorlichting hierover. Bij de voorlichting aandacht besteden aan de kringloopactiviteiten van Emmaus Langeweg
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
Grondgebied
39
II.3.2.2
II.3.2.3.
Emmaus Langeweg Communicatie: Onderzoek doen naar diverse mogelijkheden naar intensivering afvalcommunicatie met de burger (afvalagenda, vervolg kringloopgids, milieutips, jaarlijkse diftarkrant, diftar klankbordgroepoverleg) Het periodiek uitvoeren van afvalanalyses om het scheidingsgedrag van de inwoners inzichtelijk te maken Het verscherpen van het toezicht op de naleving van de regelgeving met betrekking tot het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen en om te voorkomen dat afval op ongewenste wijze wordt afgevoerd (illegale dumpingen, verbrandingen)
Grondgebied
Grondgebied Openbare werken Politie
Indicatoren Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval (ton). Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval per inwoner (kg/inwoner). Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval via haalsysteem structureel (ton). Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval via haalsysteem op afroep (ton). Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval via brengsysteem standplaatsen (ton). Totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval via brengsysteem milieustraat (ton). Verhouding haal- en brengmethodiek (%). Hoeveelheid herbruikbaar afval in restafval in %. Ingezamelde hoeveelheid per deelstroom (ton). Ingezamelde hoeveelheid per deelstroom per inwoner (kg/inwoner).
II.3.3 Een schone leefomgeving Inleiding Een vervuilde leefomgeving veroorzaakt in de eerste plaats visuele hinder. Daarnaast kan het in sommige gevallen leiden tot gevaar voor de volksgezondheid, overlast en milieuschade. Tijdens de voorbereidingen van dit milieubeleidsplan (startbijeenkomst) is gebleken dat dit onderwerp leeft bij de diverse doelgroepen. Wetgeving en beleidskader De Wet milieubeheer verbiedt een ieder, behoudens verkregen vrijstelling, zich te ontdoen van afvalstoffen door deze op of in de bodem te brengen. Op grond van de Gemeentewet is de gemeenteraad bevoegd in het belang van de openbare orde en gezondheid bij verordening burgers te verbieden afval en hondenpoep op openbaar terrein achter te laten behoudens in daarvoor bestemde voorzieningen. Bedoelde regels omtrent het omgaan met afval en hondenpoep in de openbare ruimte zijn in de gemeente Drimmelen opgenomen in de Afvalstoffenverordening respectievelijk de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV). Met betrekking tot onkruidbestrijding is wettelijk bepaald dat vanaf 2007 toepassingen van glyfosaat aan banden wordt gelegd. Dit middel mag door professionele toepassers slechts worden toegepast volgens het concept “Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOBsysteem)” of een vergelijkbaar gecertificeerd systeem. Met het DOB-systeem is het toepassen van bestrijdingsmiddelen aan regels gebonden. Zo moet men bijvoorbeeld de weersverwachting in de gaten houden. Bij regen mogen de bestrijdingsmiddelen namelijk niet toegepast worden. Particuliere gebruikers van glyfosaat mogen de middelen helemaal niet meer toepassen op verhardingen. Stand van zaken Zwerfafval: Er rijden twee voertuigen van de gemeente rond die regelmatig de kernen schoonmaken. Verder wordt er ieder jaar een zwerfvuilactie georganiseerd. Over illegale dumpingen zijn afspraken gemaakt tussen het handhavingsteam en de buitendienst.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
40
Hondenoverlast: Het nieuwe beleid inzake de bestrijding van overlast door honden is in februari 2004 vastgesteld. Het beleid komt neer op: 1. Afvalbakken verspreid over de gemeente waarin de hondenpoep gedeponeerd kan worden. De afvalbakken zijn daar geplaatst waar de meeste honden uitgelaten worden; 2. Wekelijks schoonmaken van de gebieden met een sociaal-maatschappelijke functie (winkelstraten, rond scholen, sportvelden, zorginstellingen e.d.); 3. Opruimplicht- en aanlijnplicht binnen de bebouwde kom; 4. Drie losloopterreinen (Terheijden, Made en Lage Zwaluwe). Hier geldt de opruim- en aanlijnplicht niet; 5. Het aanwijzen van verboden gebieden voor honden: kinderspeelplaatsen, zandbakken en speelweides, schoolterreinen, begraafplaatsen en sportvelden (met uitzondering van de aangewezen losloopterreinen); 6. Het handhaven van Natuurpark De Liniehof in Made als verboden gebied; 7. Regelmatig communicatie over het nieuwe beleid door artikelen in ’t Carillon en op de gemeentelijke website; 8. Toezichtstaak ligt bij de politie. De wijkagenten houden tijdens hun rondes ook de naleving van de regels voor honden in de gaten. Verder oefenen zij verscherpt toezicht uit op locaties waarover meerdere klachten binnenkomen. De laatste paar jaar heeft het toezicht op de regels voor honden bij de politie steeds minder prioriteit gekregen. Toezicht vindt dan ook nauwelijks meer plaats. In het laatste kwartaal van 2005 is gestart met een evaluatie van dit beleid. Dit heeft geresulteerd in het evaluatierapport “Bestrijding overlast door honden (april 2006)”. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn: 1. Goed en voldoende toezicht is essentieel voor het verminderen van de overlast en dus voor het slagen van het beleid. Ondanks dat het beleid grotendeels gebaseerd is op de inspraakreacties, er is dus nadrukkelijk rekening gehouden met de wensen van de inwoners van onze gemeente, blijkt een groep hondenbezitters niet de moeite te willen nemen zich aan de regels te houden en de fatsoensnormen in acht te nemen. Nog meer communicatie kan bijdragen aan gedragsbeïnvloeding, maar is in deze niet afdoende. Alleen meer toezicht kan daadwerkelijk helpen; 2. De meeste klachten gaan over hondenpoep; 3. De klachten lopen langs teveel lijnen in de organisatie. Dit moet beter gestroomlijnd worden; 4. Er staan voldoende afvalbakken, maar er wordt te weinig gebruik van gemaakt: de hondenpoep ligt ernaast in plaats van erin; 5. Uitbreiding van de schoonmaakroute met de belangrijkste routes naar scholen en sportvelden is wenselijk, omdat daar ook regelmatig klachten over binnen komen. Verder moet duidelijk gecommuniceerd worden dat buiten de route niet schoongemaakt wordt; 6. De frequentie van de communicatie over het nieuwe beleid is nog niet voldoende. Het evaluatierapport heeft ter inzage gelegen. Van de inspraakreacties is een verslag gemaakt. Verder is gekeken hoe invulling kan worden gegeven aan meer en beter toezicht. Dit heeft geleid tot de beschrijving van een aantal toezichtsvarianten. Uit een vergelijking van deze varianten is gebleken dat samenwerking met een buurgemeente de beste optie is. Gemeente Geertruidenberg heeft aangegeven niet onwelwillend te staan tegenover samenwerking, maar wil de toezichtstaak dan wel uitbreiden met zaken als zwerfafval, illegale dumpingen, parkeren en dergelijke. Onkruidbestrijding: In het milieubeleidsplan 2003-2006 was nog uitgegaan van een chemievrije vorm van onkruidbestrijding. In 2005 is het gemeentebestuur hier deels op teruggekomen. Onkruid op verhardingen worden sindsdien wel chemisch verwijderd.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
41
Beleid planperiode Zwerfafval: De gemeente heeft een SAM-subsidie (Subsidieregeling Aanpak Milieudrukvermindering) aangevraagd om een onderzoek te kunnen laten verrichten naar zwerfafval. Onderzocht wordt wat de oorzaak ofwel de oorsprong is van de zwerfvuilproblematiek en of dit via wijkgericht werken (o.a. goede communicatie) kan worden opgelost. Het onderzoek zal naar verwachting in 2008 uitgevoerd worden. Nog steeds is er discussie over wie verantwoordelijk is voor het opruimen van illegale dumpingen. Met name tussen gemeente en waterschap bestaat hierover onduidelijkheid. In 2007 zal hierover afstemmingsoverleg plaatsvinden met het waterschap, zodat deze onduidelijkheid opgeheven wordt. Hondenoverlast: Burgemeester en wethouders van Drimmelen hebben de bereidheid uitgesproken om op het gebied van toezicht samen te werken met de gemeente Geertruidenberg. Het toezicht zal echter niet beperkt worden tot de regels voor honden. Ook toezicht op (zwerf)afval, parkeerproblematiek, illegale dumpingen en dergelijke zal meegenomen worden. In 2007 zal bezien worden of er krediet beschikbaar is voor het eventueel aanstellen van een gemeentelijke opsporingsambtenaar. Indien dit het geval is, zal de samenwerking met Geertruidenberg nader ingevuld worden. Een aantal Dongemondgemeenten gaat gezamenlijk GOA’s (Gemeentelijke Opsporingsambtenaren) inkopen voor twee jaar. Omdat de gemeente Drimmelen nog geen krediet beschikbaar had voor het eventueel aanstellen van een opsporingsambtenaar is afgezien van deelname aan dit gezamenlijke traject. Wellicht dat het zinvol is om na afloop van die twee jaar alsnog mee te doen aan de gezamenlijke inkoop van GOA’s (indien de ervaringen positief zijn). Naast toezicht op de regels voor honden is het belangrijk dat ingezet blijft worden op het bewust maken van de inwoners van de gemeente van de hondenoverlast. Alleen een gedragsverandering kan leiden tot vermindering van de overlast. Hondeneigenaren die zich niet aan de regels houden moeten zich bewust worden van het feit dat zij hiermee overlast veroorzaken voor andere mensen, dusdanig dat zij hun gedrag aanpassen. Niethondenbezitters moeten overtreders durven hierop aan te spreken. Gestreefd wordt dus naar eigen verantwoordelijkheid en het vergroten van de sociale controle. Een belangrijk instrument hierbij is communicatie. Dit zal in deze beleidsperidoe dan ook veel aandacht krijgen. Hiervoor zal een plan van aanpak worden opgesteld en uitgevoerd. Ook zal er een folder over het gemeentelijk beleid ontwikkeld worden, die ook aan toeristen uitgereikt kan worden. Onkruidbestrijding: De huidige aannemer heeft ervaring met het DOB-systeem. Vanaf 2007 wordt hier dan ook mee gewerkt. Eind 2007 moet er een beleidsstuk gereed zijn waarin de keuze voor chemische bestrijdingsmiddelen of andere middelen aan de orde wordt gesteld. Deze beleidsnotitie wordt opgesteld op verzoek van de gemeenteraad. Bij wijkgericht werken zullen deze onderwerpen ook regelmatig aan bod komen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
42
Samenvatting Doelstelling Beschermen volksgezondheid, voorkomen milieuschade en komen tot een geaccepteerde schoonheidsgraad van de openbare ruimte. Communicatiedoelstelling: Inwoners bewust maken van het hondenoverlast- en het zwerfafvalprobleem. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.3.3.1 Invulling geven aan meer en beter toezicht op regels Openbare Werken honden en andere kleine ergernissen. Grondgebied II.3.3.2 Onderzoek zwerfafval Grondgebied II.3.3.3
II.3.3.4
II.3.3.5
Afstemmingsoverleg waterschap
Bestuurs - en managementondersteuning Openbare Werken Grondgebied Inwoners bewus t maken van het hondenoverlast- en Openbare Werken het zwerfvuilprobleem. Bestuur- en Communicatie: managementondersteuning Opstellen en uitvoeren communicatieplan m.b.t. het hondenbeleid. Organiseren zwerfvuilacties voor diverse doelgroepen, meer aandacht voor hondenoverlastproblematiek. Hondenoverlast en zwerfvuil betrekken bij wijkgericht Openbare werken werken.
Indicatoren Hoeveelheid ingezameld zwerfafval. Afname hoeveelheid hondenpoep binnen de gemeente. Afname aantal klachten over hondenpoep en zwerfafval.
II.3.4 Groenbeheer Inleiding Het beheer van de openbare ruimte is in ontwikkeling. De waardering van de burger is steeds meer van invloed op de kwaliteit van de openbare ruimte. Wegen en plantsoenen moeten schoon, heel en veilig zijn. Het beheer van de openbare ruimte moet bijdragen aan de tevredenheid en betrokkenheid van de burger, zodat die zich medeverantwoordelijk voor de kwaliteit ervan voelt. Het technisch in stand houden van de openbare ruimte tegen aanvaardbare kosten is niet langer meer het belangrijkste beheersuitgangspunt. Naast de technische waarde zijn de belevingswaarde, de gebruikswaarde én de milieuwaarde van de openbare ruimte allemaal minstens even belangrijk voor de kwaliteit. De kwaliteit van de leefomgeving wordt grotendeels bepaald door de daarin aanwezige groenvoorzieningen. Voor de integrale kwaliteit van het openbare groen komen veel meer en totaal andere aspecten dan alléén het technische aspect in beeld, zoals sociale veiligheid, esthetische waarde, ecologische waarde en functionaliteit. Bij het wijkgericht werken blijkt dit ook uit de reacties van inwoners. Door betrokkenheid met gebruikers kunnen beheerders een sleutelrol spelen in de afstemming tussen ontwerp, beheer en gebruik. Met behulp van groenrenovatieprojecten kan de kwaliteit van het openbaar groen verbeterd worden. Hierbij moet met bovenstaande aspecten rekening worden gehouden. Met name moet aandacht besteed worden aan: 1. De technische staat van het groen in de parken en de woongebieden; 2. De verbetering van de belevingswaarde door “groot onderhoud” (vervangingen en omvormingen) en “herinrichting”. Om de inwoners van de gemeente te betrekken bij het beheer van de openbare ruimte is het van belang om de jeugd in een vroeg stadium voorlichting te geven.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
43
Meer aandacht moet nog besteed worden aan voorlichting over natuurlijk groenbeheer. Hierbij moet er structurele aandacht komen bij diverse doelgroepen bij de planning en uitvoering van het groenbeheer en/of groenprojecten. Tevens dient daarbij aandacht geschonken te worden aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Wetgeving en beleidskader De toelating en registratie van bestrijdingsmiddelen is geregeld in de Bestrijdingsmiddelenwet. De toetsing gebeurt door het College voor de toelating van Bestrijdingsmiddelen. De toetsingscriteria zijn in essentie vastgelegd in genoemde wet. Voor de toekomst is de verwachting dat er steeds minder chemische bestrijdingsmiddelen beschikbaar zullen zijn en dat het beleid zich daarop zal gaan richten. Voor de overige taken die samenhangen met het beheer en onderhoud van stedelijk groen is geen wettelijk kader vastgesteld. Kapvergunningen zijn middels de APV en Boswet een wettelijke verplichting. Het betreft hier een continue proces waarbij aanvragen voor een kapvergunning door de gemeente beoordeeld en getoetst worden aan de APV. Aanvragen die onder de Boswet vallen worden beoordeeld door LASER. Stand van zaken Voor het beheer en onderhoud van het openbaar groen is in 2005 de beheercatalogus “Kwaliteit in beeld” ontwikkeld en op 30 juni 2005 door de gemeenteraad vastgesteld. In de beeldsystematiek gaat men uit van twee documenten, namelijk de beheercatalogus en het beeldbestek (werkprogramma). In de beheercatalogus staan alle binnen de gemeente Drimmelen voorkomende beeldprestaties (kwaliteitsniveaus) per beheergroep omschreven, daarbij is een foto toegevoegd van het ingrijpmoment en/of eindbeeld. Het beeldbestek is het document dat voor aanbesteding en prijsvorming wordt toegepast. Beleid planperiode Groenbeleidsplan 2005-2015 “Kwaliteit in beeld”: De gemeente streeft ernaar om de komende jaren de groenstructuur op zowel stedelijk als landelijk niveau binnen de gemeente Drimmelen duurzaam en kwalitatief in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. De inrichting en het beheer zullen daarbij zijn gericht op een optimale gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Hierbij past op termijn een ecologische en milieuvriendelijke werkwijze. De beleidsperiode 2007-2010 zal met name in het teken staan van de uitvoering van het groenbeleidsplan en de groenbeheerplannen. Samenvatting Doelstelling Bij het beheren van groen wordt de kwaliteit en de kwantiteit van het groen verbeterd en vindt zo min mogelijk milieubelasting plaats. Communicatiedoelstelling: Diverse doelgroepen zijn actief betrokken bij het groenbeleid van de gemeente. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.3.4.1
II.3.4.2
II.3.4.3
Bij de inrichting en beheer van de groenvoorzieningen Openbare Werken streven naar een geringe milieubelasting en hergebruik van groenafval. Het inrichten en onderhouden van stedelijk groen in Openbare Werken overleg en waar mogelijk in samenwerking met de wijkbewoners. Betrokken bewoners en inwoners regelmatig Openbare Werken informeren over de voorgenomen activiteiten aan de groenvoorzieningen middels publicaties in het Carillon en/of bewonersbrieven.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
44
Communicatie: Jeugd, scholen en andere doelgroepen actief betrekken bij het groenbeleid door bijvoorbeeld gezamenlijk bomen planten, uitleg op scholen, informatiebladen ontwikkelen over groen in de woonomgeving. Indicatoren Hoeveelheid in opdracht van de gemeente gebruikte chemische middelen (op verhardingen). Aantal projecten waarbij bewoners middels voorlichting zijn betrokken.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
45
II.4
Het bedrijfsleven in Drimmelen
Onder dit thema vallen de volgende zaken: revitalisering bedrijventerreinen, vergunningen en meldingen, omgevingsvergunning specifiek en handhaving. II.4.1 Revitalisering van bedrijventerreinen Inleiding Het gaat om de upgrading van bestaande bedrijventerreinen. Uitbreiding dient zoveel mogelijk op bestaande terreinen plaats te vinden. Uitbreiding is bedoeld voor uitplaatsing en starters. Wetgeving en beleidskader Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op basis daarvan heeft de gemeente een structuurvisie voor de gemeente opgesteld waarmee bij de planvorming rekening gehouden moet worden. Revitalisering van bedrijventerreinen kent 4 fases: 1. initiatiefase (inventariseren mogelijkheden); 2. planvorming (waarbij de aspecten milieu, water, groen en verkeer ook betrokken moeten worden); 3. realisatiefase; 4. beheerfase. Het provinciale beleid is gericht op absolute ontkoppeling en het versterken van duurzaam ondernemen binnen de Brabantse industrie. Een efficiënte en effectieve inzet van de milieuvergunning, branche-convenanten en bedrijfsmilieuplannen leveren daarvoor een belangrijke basis. Stand van zaken De revitalisering van het bedrijventerrein Stuivezand loopt. De fases daarbij zijn: 1. Opknappen openbaar gebied (waterberging, verkeersbesluiten, parkeren, groen). 2. Opknappen private kavels. 3. Planologische mogelijkheden bieden (waar kan iets; nieuwe plannen; stedelijke schets). Beleid planperiode Elke kern van de gemeente heeft één of twee bedrijventerreinen. De kleinere kernen mogen alleen ruimte bieden aan de ondernemers uit de betreffende kern. Alleen de kern Made mag opvang bieden aan bedrijven uit alle kernen uit onze gemeente. Acquisitie van bedrijven van buiten onze gemeente op nieuwe bedrijvenlocaties wordt provinciaal niet toegestaan. In de beleidsperiode van dit milieubeleidsplan zal de revitalisering van Stuivezand voortgezet worden. Hiertoe is onder andere een concept-zoneringskaart opgesteld waarvoor de besluitvorming nog moet worden doorlopen. Verder worden eind 2007 en in 2008 de bestaande situaties in beeld gebracht en wordt onderzocht of het wenselijk is dat hiervoor in de toekomst in het kader van bestemmingsplannen aanpassingen worden verricht. Bij dit onderzoek moet uitplaatsing van zware (milieubelastende) bedrijven bespreekbaar zijn. Tijdens de startbijeenkomst is deze wens ook geuit (ook door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven). Verder zal duidelijk gemaakt moeten worden dat revitalisering een meerwaarde voor de bedrijven zelf heeft. Andere mogelijke revitaliseringsprojecten (wordt op dit moment onderzocht) zijn: 1. Glastuinbouwgebied Plukmadese Polder; 2. De Zwingel Lage Zwaluwe (i.k.v. Lage Zwaluwe west); 3. Oude Havens Drimmelen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
46
Samenvatting Doelstelling Zware bedrijvigheid met name in het w esten van de gemeente (dus richting oosten steeds minder milieubelastende activiteiten). Verhoging kwaliteit van de bedrijventerreinen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.4.1.1 Revitalisering Stuivezand Grondgebied II.4.1.2 II.4.1.3
Visie bedrijventerreinen; onderzoek bestaande situatie en wenselijkheid aanpassingen. Op grond van de visie eventueel uitvoeren van andere revitaliseringsprojecten
Grondgebied Grondgebied
Indicatoren Revitalisering Stuivezand. Een visie bedrijventerreinen is opgesteld en vastgesteld. Aantal revitaliseringsprojecten. Kwaliteit bedrijventerreinen.
II.4.2 Vergunningen en meldingen Inleiding Bij de andere paragrafen is eerst ingegaan op de wettelijk verplichte taken. Omdat de wetten en regels bij dit thema met name betrekking hebben op vergunningverlening en meldingen, worden de wettelijk verplichte taken betrokken bij vergunningen en meldingen. Tenzij een bedrijf onder een Algemene Maatregel van Bestuur valt, is een inrichting altijd vergunningplichtig op grond van de Wet milieubeheer. De gemeente is het bevoegd gezag voor de meeste bedrijven op haar grondgebied met betrekking tot vergunningverlening en het behandelen van meldingen. Wetgeving en beleidskader Bij het Ministerie van VROM loopt momenteel het project “modernisering algemene regels Wet milieubeheer” (het gaat dan om de artikel 8.40 AMvB’s). Met dit project hoopt VROM de administratieve lasten te verminderen, de regels duidelijker en eenvoudiger te laten zijn en een stuk klantvriendelijker te worden. In het kader van dit project zijn nagenoeg alle agrarische 8.40 AMvB’s ondergebracht in het Besluit landbouw milieubeheer. De nietagrarische 8.40 AMvB’s worden ondergebracht in het Activiteitenbesluit. Het ontwerpActiviteitenbesluit is in juni 2006 gepubliceerd. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding op 1 januari 2008. Met het Activiteitenbesluit wordt er niet meer gekeken naar de branche, maar naar de activiteiten die door een inrichting worden verricht. De voorschriften zijn namelijk gekoppeld aan de activiteiten. Het Activiteitenbesluit en het Besluit landbouw milieubeheer zijn verruimd, zodat meer bedrijven hieronder komen te vallen. Hierdoor blijven er straks in totaal 200.000 vergunningplichtige bedrijven in Nederland over. Een milieuvergunning gaat straks dus meer een uitzondering worden dan regel. Tot 1 januari 2009 worden er nog milieuvergunningen verleend op grond van de Wet milieubeheer. Op 1 januari 2009 treedt namelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking. Op grond van de Wabo wordt er dan een omgevingsvergunning verleend. Deze vergunning omvat locatiegebonden vergunningen, indirecte lozingen en de meest voorkomende vergunningen in de verordeningen van gemeenten of provincies. Het milieudeel is dan dus ook opgenomen in deze
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
47
omgevingsvergunning. De Wet milieubeheer blijft echter wel het toetsingskader voor de milieu-aspecten. In de volgende paragraaf wordt hier uitgebreider op ingegaan. Bij vergunningverlening moet verder onder andere getoetst worden aan: Wet geurhinder en veehouderij, Wet ammoniak en veehouderijen, Natuurbeschermingswet/habitat- en vogelrichtlijn, IPPC en later (zodra in werking getreden) het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, Besluit Luchtkwaliteit, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder en Bevi. Stand van zaken Het behandelen van vergunningaanvragen en meldingen vormt een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van het cluster milieu van de afdeling Grondgebied. De te doorlopen procedure voor het behandelen van een vergunningaanvraag is geregeld in de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht. Het adequate niveau van vergunningverlening is grotendeels gerealiseerd. Alleen het actualiseren van milieuvergunningen is niet actief opgepakt (had minder prioriteit). Oorzaak hiervoor was de beschikbare capaciteit. Verder is er een nieuw aanvraagformulier opgesteld en is de afstemming met andere gemeentelijke afdelingen verbeterd. Beleid planperiode Het laatste kwartaal van 2007 en het jaar 2008 zal met name in het teken staan van voorbereiding op en implementeren van de omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor het Activiteitenbesluit en deels nog voor het Besluit landbouw milieubeheer. Zo zal het vergunningenbestand aangepast moeten gaan worden aan de nieuwe AMvB’s. Er zal ook nieuwe ICT beschikbaar moeten komen voor ruimtelijke ordening/bouwen/milieu en handhaving. Het gaat dan om een database waarin onder andere Stramis (het huidige milieuvergunningenbestand) en Provas (het huidige bouwvergunningenbestand) opgenomen zijn. Verder moet de milieuvergunningverlening uiteraard op adequaat niveau blijven (dus ook actualisatie van milieuvergunningen). Omdat er veel nieuwe wet- en regelgeving op de bedrijven afkomt, zal in deze beleidsperiode ook veel aandacht worden besteed aan het geven van voorlichting over de wetswijzigingen en vergunningverlening. Dat kan via ’t Carillon en de gemeentelijke website, maar ook via bijeenkomsten. Niet alleen bedrijven en burgers moeten op de hoogte zijn van de nieuwe wet- en regelgeving. Ook de medewerkers van de gemeentelijke organisaties zelf moeten hiervan op de hoogte zijn. Het kennisniveau moet dus op peil blijven. Buiten deze zaken wordt in de beleidsperiode aandacht besteed aan de volgende activiteiten: 1. Bijhouden veiligheidskaart van de provincie; 2. Wijzigen milieuvergunningen IPPC-bedrijven (2007); 3. Sanering LPG-tankstations op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Binnen de gemeente gaat het om 2 tankstations. Deze moeten in 2010 gesaneerd zijn; 4. Zwembaden met een bepaalde hoeveelheid chloor en propaantanks vanaf 3.000 liter vallen ook onder het Bevi. In 2007 zullen deze geïnventariseerd worden; 5. Implementeren Wet geurhinder en veehouderij.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
48
Samenvatting Doelstelling Een actueel en adequaat vergunningen- en meldingenbestand. Vanaf 1 januari 2009: het milieudeel is zorgvuldig, volledig en juist geïntegreerd in de omgevingsvergunning. De medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie zijn op de hoogte van alle milieuwet- en regelgeving die voor de gemeente relevant zijn. Communicatiedoelstelling: Bedrijven en burgers zijn op de hoogte van de voor hen relevante wet- en regelgeving op milieugebied. Er wordt voldaan aan de normen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.4.2.1
II.4.2.2
II.4.2.3
II.4.2.4 II.4.2.5 II.4.2.6
II.4.2.7
II.4.2.8 II.4.2.9
Het verlenen van kwalitatief goede milieuvergunningen (later omgevingsvergunningen) aan bedrijven en instellingen en het periodiek actualiseren van deze vergunningen. Het behandelen van meldingen en het eventueel opleggen van nadere eisen bij meldingsplichtige bedrijven en instellingen. Aanschaffen nieuwe ICT die voldoet aan de eisen en verwachtingen van de huidige tijd. Aanpassen vergunningenbestand aan nieuwe AMvB’s. Voorbereiden op en implementeren van de omgevingsvergunning Communicatie: Het verstrekken van voorlichting over de wetswijzigingen Het volgen van bijeenkomsten en opleidingen om kennisniveau op peil te houden.
Grondgebied
Grondgebied
Bestuurs - en managementondersteuning/ Grondgebied Grondgebied Organisatiebreed Grondgebied
Grondgebied Bestuurs - en managementondersteuning Grondgebied
Inventariseren zwembaden en propaantanks i.k.v. Bevi. Begeleiden en toezien op sanering LPG-tankstations. Grondgebied
Indicatoren Aantal verleende vergunningen en meldingen. Na implementatie omgevingsvergunnigen: aantal omgevingsvergunningen waarvan “milieu” onderdeel uitmaakt. Aantal ambtshalve doorgevoerde actualisaties van milieuvergunningen. Percentage actuele vergunningen en meldingen per categorie. Aantal verleende vergunningen met termijnoverschrijdingen. Aantal publicaties, bijeenkomsten e.d. over de nieuwe wetswijzigingen. Gevolgde bijeenkomsten, opleidingen m.b.t. gewijzigde wetgeving.
II.4.3 Omgevingsvergunning Inleiding Deze vergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, die moet leiden tot: 1. minder administratieve lasten voor burgers en bedrijven; 2. betere dienstverlening door de overheid aan burgers en bedrijven; 3. kortere procedures; 4. geen tegenstrijdige voorschriften. De omgevingsvergunning omvat dus locatiegebonden vergunningen, indirecte lozingen en de meest voorkomende vergunningen in de verordeningen van gemeenten of provincies. De omgevingsvergunning heeft de volgende consequenties: 1. Eén loket voor aanvraag en informatie bij de gemeente; 2. Eén vergunningaanvraag (digitaal of op papier; bepaalt de aanvrager);
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
49
3. Eén bevoegd gezag: Dit is meestal de gemeente. Is daarnaast de provincie het bevoegd gezag, dan treedt die op als bevoegd gezag. De gemeente heeft dan adviesrecht; 4. Eén procedure: Dit kan de reguliere of de uitgebreide procedure zijn. De reguliere procedure is bedoeld voor projecten waarbij de toestemming een gebonden karakter heeft (bouwen woning, kappen boom). Voor deze procedure geldt een fatale termijn; bij het niet tijdig verstrekken is de vergunning automatisch verleend. De fatale termijn geldt niet voor de uitgebreide procedure; 5. Eén procedure voor bezwaar en beroep; 6. Eén handhavend bestuursorgaan: Het bevoegd gezag dat is belast met de vergunningverlening is ook belast met de (coördinatie van de) bestuursrechtelijke handhaving. Wetgeving en beleidskader De wettelijke basis voor de omgevingsvergunning is gelegen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Naar verwachting treedt de Wabo 1 januari 2009 in werking, hetgeen betekent dat het aanvragen en behandelen van een omgevingsvergunning binnen de gemeente dan operationeel moet zijn. In het Besluit omgevingsrecht (BOR) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (MOR) worden een aantal wettelijke bepalingen uit de Wabo nader uitgewerkt. In het BOR zijn de aanwijzing van vergunningsplichtige en nietvergunningspichtige activiteiten, bepalingen omtrent de aanvraag, kwaliteitseisen met betrekking tot vergunningverlening en financiële bepalingen opgenomen. In de MOR zijn indieningsvereisten opgenomen. Van zowel het BOR als het MOR is in december 2006 het voorontwerp gepubliceerd. Het BOR en de MOR zullen gelijktijdig met de Wabo in werking treden. Stand van zaken Betrokken medewerkers bij de omgevingsvergunning hebben in 2006 een informatiebijeenkomst bijgewoond. Beleid planperiode Het laatste kwartaal van 2007 en het jaar 2008 staan in het teken van de voorbereiding op en het implementeren van de omgevingsvergunning in de gemeentelijke organisatie. Het wabo-proof maken van de gemeente zal in twee fases gebeuren: 1. Fase 1: opstellen plan van aanpak om te komen tot implementatie van de Wabo in de gemeentelijke organisatie; 2. Fase 2: uitvoeren van het plan van aanpak ofwel het daadwerkelijk implementeren van de Wabo. In de eerste fase zal onder andere aandacht worden besteed aan het informeren van de betrokkenen binnen de organisatie over de inhoud en gevolgen van de Wabo en het bepalen van de ambities van de gemeente hierin. Ook een onderdeel van de eerste fase is het uitvoeren van een quickscan. Met deze quickscan wordt duidelijk hoeveel omgevingsvergunningen er naar verwachting jaarlijks worden aangevraagd en welke afdelingen c.q. medewerkers betrokken zijn bij de omgevingsvergunning (vergunningenmanagement). Het gaat hier namelijk om een organisatiebreed project. Organisatorisch en op het gebied van ICT zal er dus ook het een en ander veranderen. Voorop staat in ieder geval dat het geheel overzichtelijk moet zijn voor de eigen organisatie, maar ook voor de burgers en bedrijven in onze gemeente. Ten behoeve van dit project zal er een projectgroep in het leven worden geroepen, welke bestaat uit een vertegenwoordiging van alle betrokken afdelingen/clusters. Bij de voorbereiding en implementatie van de omgevingsvergunning zullen ook afspraken gemaakt moeten worden met de provincie en met waterschap Brabantse Delta. Beiden
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
50
hebben namelijk een adviesrecht met betrekking tot de omgevingsvergunning. De provincie heeft reeds enkele varianten voor samenwerking op papier gezet en is bij alle gemeenten binnen de provincie aan het peilen welke variant de meeste voorkeur heeft. Het waterschap heeft aangeboden om gemeenten om niet te ondersteunen bij het stukje vergunningverlening op het gebied van water. Kortom, zowel met provincie als waterschap moeten goede afspraken gemaakt worden. Bij het implementeren van de omgevingsvergunning zal er ook afstemming plaats moeten vinden met de gemeentelijke taken als gevolg van de nieuwe Waterwet. Op grond van deze Waterwet moet er onder andere een gemeentelijk waterloket ingericht worden. Bij dit loket kan men voor alle vragen c.q. opmerkingen op het gebied van water terecht. Er moet ook een watercoördinator en waterforum komen. Vanaf 2009 moet er gewerkt gaan worden met de omgevingsvergunning. Dit zal goed gevolgd worden, zodat tijdig aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Hiermee wordt de implementatie van de omgevingsvergunning geoptimaliseerd. Samenvatting Doelstelling Op 1 januari 2009 is de omgevingsvergunning in de gemeentelijke organisatie geïmplementeerd ofwel is de gemeente Wabo-proof. De implementatie is dusdanig dat het proces tot het verlenen van een omgevingsvergunning overzichtelijk is voor de eigen organisatie en voor de burgers en de bedrijven in de gemeente. Communicatiedoelstelling: Zowel de intern als extern betrokkenen bij de omgevingsvergunning zijn op de hoogte van de inhoud en consequenties hiervan en van de wijze waarop de omgevingsvergunning bij de gemeente Drimmelen tot stand komt. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.4.3.1 Plan van aanpak fase 1 en projectgroep Grondgebied II.4.3.2 Opstellen plan van aanpak met als onderdelen o.a.: Grondgebied • Voorlichtingsbijeenkomsten • Quickscan • Vergunningenmanagement • Afstemming handhaving, provincie, waterschap • Organisatorische veranderingen • ICT • Communicatie II.4.3.3 Implementatie plan van aanpak Grondgebied II.4.3.4 Evaluatie en bijstelling Grondgebied II.4.3.5 Communicatie: Bestuurs - en ManagementCommunicatie over omgevingsvergunning en Ondersteuning eventuele aanpassingen Indicatoren Aantal aangevraagde omgevingsvergunningen per jaar (met onderscheid naar regulier en uitgebreid). Aantal verleende omgevingsvergunningen per jaar (met onderscheid naar regulier en uitgebreid). Aantal termijnoverschrijdingen bij reguliere omgevingsvergunningen per jaar. Aantal termijnoverschrijdingen bij uitgebreide omgevingsvergunningen.
II.4.4 Toezicht en handhaving van milieuregels bij bedrijven Inleiding Het verlenen van milieuvergunningen (en straks omgevingsvergunningen) en het anderszins opleggen van milieuregels heeft uitsluitend zin wanneer ook wordt toegezien op de naleving ervan. Handhaving wordt in de gemeente Drimmelen dan ook als zeer urgent milieuonderwerp gezien. Door een consistente handhaving kunnen milieubedreigende en risicovolle situaties tijdig worden opgespoord en aangepast. Bovendien kan de
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
51
bedrijfsadvisering zoals die tijdens controlebezoeken plaatsvindt, een positief effect hebben op het gedrag van een bedrijf. Wetgeving en beleidskader De plicht tot handhaving is vastgelegd in hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer. De wijze van handhaving is gebonden aan kwaliteitscriteria, welke zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur. De kwaliteitscriteria gaan over: probleem- en risico-analyse, prioriteiten, uitvoeringsprogramma, handhavingsstrategieën, protocollen en werkinstructies, voortgangsbewaking en monitoring. Alle gemeenten moesten op 1 januari 2005 voor de handhaving van de milieuwetgeving voldoen aan de kwaliteitscriteria. Hiervoor hebben alle gemeenten het project professionalisering van de handhaving doorlopen. De provincie ziet er op toe dat de gemeenten nog steeds blijven voldoen aan de kwaliteitscriteria. De omgevingsvergunning ofwel de Wabo betekent ook een andere vorm van handhaving. Er zal meer integraal gehandhaafd moeten worden. Dus niet alleen de milieuwet- en regelgeving en aanverwante regelgeving, maar bijvoorbeeld ook het gebruik, de bouwverordening, het bestemmingsplan enzovoort. Ook het Activiteitenbesluit betekent anders handhaven. Toezichthouders moeten nu gaan kijken welke activiteiten een bedrijf uitvoert en welke voorschriften hier dan bijhoren. Stand van zaken Vanaf 1 januari 2004 heeft de gemeente een integraal handhavingsteam. Zij hebben een toezichtstaak op het gebied van het grijze (milieu), het blauwe (water), het rode (RO, bouwen, gebruik, brandveiligheid) en deels het paarse (APV) kleurspoor. Vanaf 2007 is het bouw- en woningtoezicht weer teruggegaan naar het cluster bouwen en wonen omdat bouwcontroles meestal niet tegelijk met andere controles uitgevoerd kunnen worden en bouwtoezicht specifieke kennis vereist. Ook de gemeente Drimmelen heeft het project professionalisering van de handhaving doorlopen, maar dan voor de vier genoemde kleursporen. De gemeente beschikt dus over een handhavingsvisie, een probleem- en risico-analyse en een prioriteitenstelling. Aan de hand daarvan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma zijn de handhavingsactiviteiten opgenomen die in dat jaar uitgevoerd gaan worden. Handhaving binnen de gemeente gebeurt volgens handhavingsstrategieën (naleving, toezicht, sanctie en gedogen) en bijbehorende protocollen. Per kwartaal wordt er een rapportage van de uitgevoerde handhavingsactiviteiten opgesteld en aan het eind van ieder jaar een jaarverslag. Hiermee wordt de handhaving gemonitord en kan verantwoording worden afgelegd. Binnen de gemeente Drimmelen vindt de handhaving dus al integraal plaats. De omschakeling naar de omgevingsvergunning is daardoor waarschijnlijk betrekkelijk eenvoudig. Het Activiteitenbesluit betekent wel een andere wijze van handhaven. Er moet nu gekeken worden welke activiteiten een bedrijf uitvoert en welke voorschriften hier dan bijhoren. Beleid planperiode Binnen de gemeente Drimmelen vindt er nu 3 jaar integrale handhaving plaats. Dit is het juiste tijdstip om te onderzoeken of dit goed loopt en of er veranderingen nodig zijn. In 2007 zal daarom een evaluatie van de integrale handhaving plaatsvinden. Verder zal in de beleidsperiode ook nagegaan worden of de handhavingsvisie, de probleem- en risicoanalyse, de prioriteitenstelling en de diverse strategieën en protocollen geactualiseerd
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
52
moeten worden. De uitkomsten van de evaluatie van de integrale handhaving zullen mede bepalend hiervoor zijn. In de planperiode zal via monitoring onderzocht worden wat de meest geconstateerde overtredingen zijn. Bij het toezicht en de voorlichting kan hier dan op ingestoken worden, zodat deze overtredingen teruggebracht worden. Verder zal in de planperiode ook meer de nadruk liggen op handhaving per branche of activiteit. Ook zullen in de planperiode de gemeentelijke gebouwen regelmatig gecontroleerd worden. In 2006 is hiertoe een project uitgevoerd. Dit zal in deze beleidsperiode regelmatig herhaald worden. De gemeente vervult immers een voorbeeldfunctie. Tot slot zal bij de handhaving aandacht worden besteed aan het project voor IPPC-bedrijven. Met dit project is in het najaar van 2006 gestart. Dit zal pas vanaf het laatste kwartaal van 2007 gaan lopen (na 31 oktober 2007). In de planperiode komt er veel nieuwe wet- en regelgeving op de gemeente, dus ook op de inrichtingen binnen de gemeente af. Dit vergt een andere wijze van handhaving. Zo zullen de toezichthouders naast hun toezichthoudende functie ook een voorlichtende functie krijgen. Het gaat dan om het verstrekken van informatie over de nieuwe wet- en regelgeving, dus niet om het aanreiken van oplossingen voor de geconstateerde overtredingen. Dit is een verantwoordelijkheid van de inrichting zelf. Voorlichting kan via ’t Carillon, via de gemeentelijke website, via bijeenkomsten voor bepaalde doelgroepen, maar ook via de toezichtsbezoeken. Buiten het geven van voorlichting over nieuwe wet- en regelgeving, zal er ook worden gecommuniceerd over het gemeentelijk handhavingsbeleid, de wijze van handhaving en de handhavingsactiviteiten van de gemeente.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
53
Samenvatting Doelstelling De handhaving van het grijze, blauwe, rode (en deels) paarse kleurspoor blijft voldoen aan de kwaliteitscriteria van de handhaving. Verminderen meest geconstateerde overtredingen met 50%. De gemeentelijke gebouwen voldoen aan de va n toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving. Communicatiedoelstelling: De inrichtingen binnen de gemeente zijn op de hoogte van de nieuwe wet- en regelgeving, het gemeentelijk handhavingsbeleid, de wijze van handhaving en de gemeentelijke handhavingsacti viteiten. Inrichtingen zijn op de hoogte van de meest geconstateerde overtredingen en de mogelijke oplossingen hiervoor. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.4.4.1 Evaluatie integrale handhaving Bestuurs - en Managementondersteuning II.4.4.2 Onderzoek meest geconstateerde overtredingen Bestuurs - en Managementondersteuning II.4.4.3 Communicatie: Bestuurs - en Voorlichting en extra toezicht meest geconstateerde Managementondersteuning overtredingen II.4.4.4 Toezicht gemeentelijke gebouwen Bestuurs - en Managementondersteuning II.4.4.5 Communicatie: Bestuurs - en Voorlichting geven over nieuwe wet- en regelgeving, Managementondersteuning handhavingsbeleid, wijze handhaving en handhavingsactiviteiten II.4.4.6 Toezicht IPPC-bedrijven Bestuurs - en managementondersteuning Indicatoren Mate waarin wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria. % gemeentelijke gebouwen dat voldoet aan de milieuwet- en regelgeing. Aantal keren dat voorlichting is gegeven over nieuwe wet- en regelgeving. Aantal keren dat voorlichting is gegeven over het handhavingsbeleid, de wijze van handhaving en de handhavingsactiviteiten.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
54
II.5
Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen
Het gaat hier om de relatie tussen de gemeente en relevante belangenorganisaties met betrekking tot milieu. Verder gaat het hier om “milieucommunicatie” en “natuur- en milieueducatie”. II.5.1 Wettelijk verplichte taak: Verdrag van Aarhus Inleiding In het verdrag van Aarhus zijn regels opgenomen met betrekking tot de openbaarheid van stukken en met betrekking tot het passief en actief (op eigen initiatief) openbaar maken van relevante milieu-informatie. Stand van zaken Een stagiair heeft onderzocht welke verplichtingen er op grond van het verdrag gelden en op welke wijze dit het beste geïmplementeerd kan worden. Verder is eind 2006 gestart met het plaatsen van relevante milieu-informatie op de gemeentelijke website. Dit wordt ad hoc beheerd. Beleid planperiode De milieu-informatie op de gemeentelijke website moet geactualiseerd worden en blijven. Dit betekent dat het beheer structureel plaats moet vinden. Verder gaat gezorgd worden voor een betere ontsluiting van de milieu-informatie, zodat deze eenvoudiger te vinden en te raadplegen is. In de planperiode zal ook relevante milieu-informatie over bedrijven op de gemeentelijke website geplaatst worden en gedigitaliseerd openbaar gemaakt moeten worden. Tot slot wordt onderzocht hoe omgegaan moet worden met de termijnen in verband met verzoeken om informatie. Naar aanleiding van het Verdrag van Aarhus gelden er namelijk termijnen voor het afdoen van genoemde verzoeken. Bekeken zal worden hoe dit binnen de organisatie vorm gegeven kan worden. Samenvatting Doelstelling Er wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen in het kader van het verdrag van Aarhus. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.5.1.1 Actualiseren en beheren van de milieu-informatie op Grondgebied de gemeentelijke website II.5.1.2 Verbeteren ontsluiting milieu-informatie Grondgebied II.5.1.3 Plaatsen relevante milieu-informatie bedrijven op de Grondgebied website II.5.1.4 Onderzoek termijnen verzoeken om informatie Grondgebied Indicatoren Mate waarin milieu-informatie terug te vinden is op de gemeentelijke website. Mate waarin milieu-informatie over bedrijven is terug te vinden op de gemeentelijke website.
II.5.2 Milieucommunicatie Inleiding Het doel van milieucommunicatie is het realiseren van milieubeleidsdoelstellingen door het vergroten van de kennis en/of het teweeg brengen van houding en gedrag bij de diverse doelgroepen. Door de deelnemers aan de startbijeenkomst is aan milieucommunicatie een hoge prioriteit toegekend. Met name omdat milieucommunicatie een belangrijk
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
55
ondersteunend instrument is bij de uitvoering van andere milieutaken. Milieucommunicatie moet dan ook in een vroeg stadium ingezet worden. Stand van zaken Naar aanleiding van het milieubeleidsplan 2003-2006 is er een milieucommunicatieplan opgesteld. Dit plan is met uitzondering van 2006 jaarlijks in uitvoeringsprogramma’s uitgewerkt. In 2005 en vooral 2006 is milieucommunicatie ad hoc opgepakt. Zo is er aandacht geschonken aan de boomfeestdag en de zwerfvuilactie. Oorzaak voor deze ad hoc aanpak is de beschikbare capaciteit hiervoor. Beleid planperiode Milieucommunicatie is naast een zelfstandig instrument ook een belangrijk ondersteunend instrument bij het krijgen van begrip, draagvlak en betrokkenheid bij het door de gemeente gevoerde beleid. Milieucommunicatie moet ook in een zo vroeg mogelijk stadium ingezet worden. Om dit te waarborgen wordt er aan de hand van het concept-milieubeleidsplan 2007-2010 een milieucommunicatieplan opgesteld. Het milieucommunicatieplan wordt dus een onderdeel van het definitieve milieubeleidsplan. Hierdoor wordt bij de monitoring van de uitvoering van het milieubeleidsplan milieucommunicatie uitdrukkelijk betrokken. Omdat het milieucommunicatieplan onderdeel uitmaakt van het milieubeleidsplan worden de communicatie-activiteiten in de jaarlijkse milieu-uitvoeringsprogramma’s opgenomen. Hierdoor kan er actief worden ingezet op communicatie. Tijdens de startbijeenkomst is uitdrukkelijk als wens naar voren gebracht dat de gemeente op het gebied van milieucommunicatie als zelfstandig instrument niet zozeer initiërend, maar faciliterend moet zijn. Dit kan via een financiële bijdrage, maar ook via materiaal of menskracht. Gelet op deze wens zal hier in de beleidsperiode op ingezet worden. Samenvatting Doelstelling Het vergroten van kennis en/of het teweeg brengen van houdingsgedrag en/of gedragsverandering bij de diverse doelgroepen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.5.2.1 II.5.2.2 II.5.2.3 II.5.2.4 II.5.2.5
Opstellen milieucommunicatieplan als onderdeel van Grondgebied het milieubeleidsplan Onderhouden en uitbreiden contacten met diverse Grondgebied doelgroepen Faciliteren natuur- en milieugroeperingen Grondgebied Evalueren van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s Publiceren milieu-informatie en milieutips op de gemeentelijke website
Grondgebied Grondgebied
Indicatoren Realisatie milieucommunicatieplan. Evaluatie van de jaaractiviteiten. Aantal geplaatste artikelen.
II.5.3 Natuur- en milieu-educatie Inleiding Natuur- en milieu-educatie is er op gericht om door het vergroten van de kennis over natuuren milieuonderwerpen een mentaliteits- en gedragsverandering te bewerkstelligen. Hieronder valt ook educatie over groenbeheer.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
56
Stand van zaken Met name de laatste jaren is dit ad hoc opgepakt, gelet op de beschikbare capaciteit (zie ook II.5.2). Wel is ieder jaar meegewerkt aan de boomfeestdag en de zwerfvuilactie. Beleid planperiode In paragraaf II.5.2 is al aangegeven dat de gemeente een meer faciliterende rol gaat vervullen in plaats van een initiërende rol. Dit kan via het beschikbaar stellen van financiële middelen, maar ook via het beschikbaar stellen van materiaal, menskracht en dergelijke. In het milieucommunicatieplan zal vastgelegd worden hoe dit vorm gegeven kan worden. De faciliterende rol van de gemeente zal in ieder geval actief onder de aandacht worden gebracht van allerlei organisaties. In het verleden had de gemeente regelmatig overleg met de scholen in verband met NMEactiviteiten. Omdat scholen het druk hadden, is dit overleg op een laag pitje gezet. Aan de scholen zal gevraagd worden of er weer behoefte is aan meer overleg en meer NMEactiviteiten of niet. Vanaf 2007 geeft de gemeente actief inhoud aan wijkgericht werken. Met Natuur- en milieucommunicatie zal hier in de planperiode op ingespeeld worden, bijvoorbeeld een zwerfvuildag per wijk. Tot slot wordt in samenwerking met de regio projecten op het gebied van NME opgepakt. Hierbij worden externe doelgroepen uitdrukkelijk betrokken. Intern zal een plan worden opgesteld met alle relevante thema’s op het gebied van Natuuren Milieu-educatie die tijdens de planperiode uitgevoerd worden. Samenvatting Doelstelling Het vergroten van de kennis over natuur en milieu en daarmee samenhangend het vergroten van het milieubesef. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling II.5.3.1 Uitwerken beleid natuur- en milieu-educatie. Grondgebied II.5.3.2 Actief onder de aandacht brengen van de Grondgebied faciliterende rol van de gemeente II.5.3.3. Inspelen op wijkgericht werken Grondgebied II.5.3.4 Uitvoeren regionale projecten Grondgebied Indicatoren Aantal keren dat beroep gedaan wordt op faciliterende rol gemeente. Aantal uitgevoerde regionale projecten. Aantal uitgevoerde wijkgerichte acties.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
57
LIJST VAN AFKORTINGEN AMvB
:
Algemene Maatregel van Bestuur
APV
:
Algemeen Plaatselijke Verordening
Bevi
:
Besluit externe veiligheid inrichtingen
BOR
:
Besluit omgevingsrecht
BWT
:
Bouw- en Woningtoezicht
DE-scan
:
Duurzame Energie-scan
DOB
:
Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen
EPC
:
energieprestatiecoëfficiënt
EPN
:
Energie Prestatie Norm
EVZ
:
Ecologische Verbindingszone
GOA
:
Gemeentelijk Opsporingsambtenaar
GFT
:
groente-, fruit- en tuinafval
IPPC
:
Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Integrated Pollution Prevention and Control)
KGA
:
Klein Gevaarlijk Afval
MARB
:
Milieu&Afval Regio Breda
m.e.r.
:
milieu-effectrapportage
MOR
:
Ministeriële regeling omgevingsrecht
NMP
:
Nationaal Milieubeleidsplan
RIS
:
Risico Informatie Systeem
VROM
:
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Wabo
:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
WRO
:
Wet op de Ruimtelijke Ordening
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
58
Deel III BIJLAGEN
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
59
Deel III III.1
Bijlagen
Nadere uitwerking beleidskader
III.1.1 Nationaal Toekomstagenda Milieu: schoon, slim, sterk: De volgende uitvoeringsmaatregelen staan centraal in de Toekomstagenda: 1. Maatregelen voor schone lucht: Omdat de kwaliteit sterk afhankelijk is van lokale omstandigheden, vraagt het rijk provincies en gemeenten lokale maatregelen te nemen tegen vervuiling; 2. Milieuproblemen zijn grensoverschrijdend. Daarom worden er op Europees niveau duidelijke afspraken gemaakt. Tevens wordt er op dit niveau kennis en ervaring uitgewisseld; 3. Het Rijk gaat verantwoorde producten inkopen. Dit wordt het criterium bij aankopen. Het programma “Duurzame bedrijfsvoering overheden” van 2006 moet provincies, gemeenten en waterschappen stimuleren eveneens duurzaam in te kopen; 4. Vervuiling door ons handelen mag niet afgewenteld worden op ontwikkelingslanden. Maatregelen die Nederland gaat ondernemen: bevorderen duurzame energie in ontwikkelingslanden en zorgvuldigere omgang met schadelijke chemicaliën; 5. De biodiversiteit moet versterkt worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat er inzicht wordt verkregen in de problemen en hoe die elkaar beïnvloeden. Hiertoe wordt de Ecobalans ontwikkeld. Dit is een hulpmiddel om de effecten van menselijk handelen op biodiversiteit zichtbaar te maken en te beschrijven. Op basis van de uitkomsten uit deze Ecobalans kunnen concrete stappen worden ondernomen om de biodiversiteit te versterken; 6. De afvalverwerking verloopt goed in Nederland. Voortaan wordt de keuze voor hergebruik of verbranden gemaakt op basis van kosten- en milieueffecten. Verder worden afvalinnovaties, bijvoorbeeld energie uit afval, gestimuleerd; 7. Bodemverontreiniging: In het vervolg wordt gekeken naar het gebruik van de bodem. Het saneren van de bodem wordt gekoppeld aan het moment waarop het terrein wordt ontwikkeld. Er wordt daar schoongemaakt waar er risico’s zijn voor mens en milieu. Hierbij moeten ook de onzichtbare grondlagen (ondergrond) schoon zijn; 8. Stimuleren innovatieve programma’s. Door milieuregels sterk te moderniseren en efficiënter te werken kunnen de kosten voor een goed milieu worden beperkt; 9. Inwoners van Nederland wordt de mogelijkheid geboden via internet informatie te zoeken over milieu en gezondheid in hun omgeving. Hiertoe ontwikkelt het kabinet een website. Vanaf 2008 moet de informatie beschikbaar zijn. Verder worden initiatieven van wijkorganisaties of individuele burgers (financieel) ondersteund. Ook wordt een beter binnenmilieu bevorderd door het stimuleren van luchtsensoren in huizen, een keurmerk voor voldoende ventilatie, bindende afspraken over de kwaliteit van geisers en striktere regels aan de bouw van woningen waardoor minder geluidsoverlast voor de buren ontstaat. Tot slot wordt de komende jaren beter toegelicht waarom milieumaatregelen moeten worden genomen; 10. Er komt een APK-keuring voor brommers (gericht op geluid en schadelijke uitstoot uitlaatgassen); 11. Introduceren energielabel voor woningen. Dit geeft inzicht in de energieprestaties van een gebouw en geeft een advies voor energiebesparende maatregelen; 12. Onderzoek naar mogelijkheden om auto’s schoner en zuiniger te laten zijn. Verder wordt er in Brussel gepleit voor strengere geluidseisen aan nieuwe personenauto’s, bestelauto’s, vrachtwagens en banden. Hierover worden ook afspraken gemaakt met de transportbranche en de auto- en bandenbranche. Tot slot wordt de ontwikkeling van biobrandstoffen gestimuleerd;
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
60
13. Uitvoering en toezicht milieuregels moet slimmer en doelmatiger, zonder aan de milieudoelstelling te tornen. Vanaf 2008 hebben bedrijven te maken met één loket, één vergunning, één procedure en één controle-instantie (omgevingsvergunning); 14. Het kabinet ondersteunt milieubesparende innovaties; 15. Betrouwbaar en consequent beleid voeren en bedrijven stimuleren bij samenwerking; 16. Meer milieu door marktwerking, bijvoorbeeld handel in emissierechten; 17. Gewassen lucht uit de veestal. Hiermee wordt de uitstoot van fijn stof en ammoniak in de landbouw aangepakt; 18. Biodiversiteit in de landbouw bevorderen. III.1.2 Provinciaal Integraal Strategisch Milieubeleidsplan 2006-2010: Dit plan geeft niet zozeer kwantitatieve doelstellingen meer (wat in het PMP 4 nog wel het geval was), maar geeft meer richtlijnen. Deze zijn als volgt: 1. Kwaliteit van leven: De meeste mensen vinden een maatschappij waarin solidariteit en aandacht voor een meer regionale ontwikkeling behouden blijven belangrijk. Dit moet de insteek zijn; 2. Geluk is niet gewoon maar een state of mind: Dit is dus iets wat men zelf kan beïnvloeden; 3. Passie voor milieu: De kern van het milieubeleid is duurzaamheid. De inzet is naast de 3 P’s (people, profit en planet) daarom ook Passie; 4. Durf om te experimenteren en innoveren; 5. De 3-lagenbenadering toepassen (dus bij locaties voor ruimtelijke ontwikkeling alle 3 de lagen nadrukkelijk betrekken): a. Fysieke basislaag: bodem, water, lucht en ecosystemen; b. Laag van netwerken: infrastructuur (ook de “onzichtbare” zoals vliegroutes, pijpleidingen en dergelijke); c. Occupatielaag: menselijke activiteiten zoals wonen, werken, recreëren. 6. Duurzaam landgebruik: Er komt steeds meer aandacht voor agrarisch landschapsbeheer. De aanpak hierbij is gebiedsgericht. Landbouwers moeten daarbij de dialoog aangaan met de rest van de bevolking. De provincie is hierbij de regisseur; 7. Eco-efficiency: Door inzet van technologie en meer (ecologische) efficiency kan de economie groeien waarbij toch de milieudruk minder wordt. Dit noemt men absolute ontkoppeling; 8. Erfgoed: Het gaat hier om verantwoord omgaan met geërfde voorraden 9. Sturen op verantwoordelijkheid: Dit kan door zelfsturing door betrokken partijen (overheid is dan regisseur) of door sturing door de overheid met behulp van verplichtingen. De provincie streeft echter naar minder regels waar mogelijk en anders omgaan met normen waar nodig; 10. Provinciale rollen: De rollen van de provincie zijn: beleidsmaker, vergunningverlener, ketenmanager, netwerker, makelaar, handhaver, inspirator en regisseur. Voor het uitvoeren van deze rollen heeft de provincie een aantal wettelijke taken en bevoegdheden. De provincie beschouwt normen en regels echter als minimaal noodzakelijk beleid voor duurzame ontwikkeling. Daar boven op komt inspirerend, mobiliserend en uitnodigend beleid; 11. De mensgerichte benadering: Veel milieuthema’s staan verder van de burger af. Voor burgers spreken de thema’s gezondheid, veiligheid, leefbaarheid en biodiversiteit meer aan. Deze vier thema’s vormen daarom de leidraad voor het ISM; 12. Gezondheid: Het gaat hier met name om de luchtkwaliteit en dan specifiek fijn stof en het
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
61
stikstofdioxideprobleem. Daarnaast spelen natuurlijk ook aspecten als geluid, bodemverontreiniging en dergelijke. De inzet van de provincie hierbij is monitoring en een bijdrage leveren aan de lokale gezondheidsplannen van de gemeenten; 13. Veiligheid: Het gaat hier om een betere beheersing van de risico’s, het reduceren van de risico’s en het voorkomen van risico’s; 14. Leefbaarheid: Burgers vinden de volgende zaken belangrijk: voorzieningen dichtbij, kwaliteit woonomgeving, onderlinge contacten bewoners, criminaliteit, overlast en veiligheidsgevoelens. De provincie wil de bewoners hier zelf invloed op laten uitoefenen; 15. (Bio)diversiteit: Het gaat om alles wat leeft, in al zijn vormen. Verbinding van leefgebieden is hierbij belangrijk. Dit kan door ecoducten, faunatunnels en natuurvriendelijke oevers; 16. Milieu als Balans: Hierbij wordt gedacht aan kreten als “win-win” en “meer met minder”. De provincie gaat inzetten op eco-efficiency, erfgoed en deregulering en de EU-beginselen (zie onder “internationaal”); 17. Alles heeft zijn prijs: Bij “duurzaamheid” moeten de 3 kapitalen (economie, ecologie en sociaal-cultureel) zich min of meer evenwichtig ontwikkelen. Met een driedimensionale matrix kunnen effecten van compensatie en win-win-strategieën vooraf zichtbaar worden gemaakt, maar kan ook aangegeven worden welke voorraden van belang zijn; 18. Anders denken en doen: Door gewenning en tegengestelde belangen kan de samenleving vastzitten in bestaande technologieën of productiewijzen die allesbehalve optimaal zijn. Verandering in denken en doen is daarom noodzakelijk; 19. Energie anders: Broeikasgassen moeten worden teruggedrongen. Daarnaast moet ingezet worden op hernieuwbare energiebronnen. Binnen Brabant hebben daarbij vooral windenergie en biomassa potentie; 20. Zoeken naar overeenstemming: Ook wel consensusbuilding genoemd. Hiervoor moeten een aantal stappen worden doorlopen; 21. Uitnodigend organiseren: Mensen zijn steeds meer op zoek naar de eigen identiteit. Daar moet op ingespeeld worden; 22. Vraagstukken: Uitgangspunt van het ISM is dat bestaand EU-beleid niet ter discussie staat. Op natuurlijke momenten werken de ISM-uitgangspunten door in bestaand beleid. Deze natuurlijke momenten zijn: actualisatie van beleid, sprake van een dilemma, kansen voor oplossingen, door ingrijpen sprake van versnelling/versterking uitvoering; 23. Europese proeftuin voor duurzaamheid: Dit is de visie van de provincie. Dit betekent dat de provincie koploper wil zijn. Meerjarenprogramma Ecologie 2005-2008: In dit programma wordt uitgegaan van een tiental invalshoeken: 1. Landbouw: Gestreefd wordt naar een duurzame landbouw, afgestemd op het realiseren en handhaven van gezonde ecosystemen en een goede omgevingskwaliteit met een solide economische basis. 2. Industrie: Doel is absolute ontkoppeling en het versterken van duurzaam ondernemen binnen de Brabantse industrie. Een efficiënte en effectieve inzet van de milieuvergunning, brancheconvenanten en bedrijfsmilieuplannen leveren daarvoor een belangrijke basis.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
62
3. Bodembeheer: De beoogde bodemkwaliteit ligt minimaal op het niveau waarbij risico’s voor de volksgezondheid of voor de verspreiding van bodemverontreiniging zijn uitgesloten. Hiervoor is het meerjarenprogramma bodembeheer 2005-2009 vastgesteld. 4. Energiebeleid: De energiehuishouding moet aanzienlijk verduurzaamd worden. Ten eerste door beperking van de vraag naar energie, vervolgens door toepassing van hernieuwbare energiebronnen en ten derde door een zo schoon en efficiënt mogelijke toepassing van fossiele brandstoffen. 5. Afvalbeheer: Het landelijk afvalbeheerplan (LAP) richt zich op preventie en op beperking van de milieudruk als gevolg van nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen. Het LAP is het uitgangspunt van de uitvoering van het provinciale afvalstoffenbeleid. 6. Verkeer en vervoer: De nog steeds toenemende verkeersintensiteit blijft een belangrijke bron van milieubelasting en leidt tot aantasting van de milieukwaliteit in de leefomgeving. De activiteiten zijn daarom onder andere gericht op vervoersmanagement bedrijven, monitoring milieubelasting en RIS. 7. Burgers: De betrokkenheid van de Brabanders bij hun eigen omgeving is een belangrijke voorwaarde om milieubeleid effectief te laten zijn. Burgerinitiatieven worden daarom gesteund. 8. Partneroverheden: De provincie is intermediair tussen Rijk en EU enerzijds en lagere overheden en regionale instanties anderzijds. De provincie beschikt daarom vroegtijdig over nieuw beleid en wet- en regelgeving van Rijk en EU. 9. Gebiedenaanpak: De gebiedsgerichte milieuactiviteiten krijgen vooral hun beslag in de reconstructie en de revitalisering van het landelijke gebied. 10. Handhaving: Vanaf 2005 wordt gehandhaafd met behulp van de beleidscyclus (professionalisering van de handhaving). III.1.3 Regionaal Massa = Kassa: In deze notitie wordt ingegaan op: 1. De meerwaarde van MARB op het terrein van milieu en afval: eenduidige vertegenwoordiging, kennis, motor, externe financiering, vergroting van de massa en compacte organisatie; 2. De missie van het MARB, onderverdeeld in: a. Taken vanuit wettelijke verplichtingen: nazorg stortlocaties voor afval, ontwikkeling afvalverbrandingsinstallatie, verwerkingscontract grof en huishoudelijk restafval en langdurig verwerkingscontract voor GFT; b. Taken vanuit gezamenlijke afspraken: 5% duurzame energie in 2010, leefklimaat in woning onder de akoestische geluidsbelasting van 45 dB(A); c. Taken vanuit ondersteuning naar elkaar: hergebruik en scheiding afvalstromen, milieubewust handelen bevorderen, duurzaam bouwen. 3. Visie op ontwikkelingen: a. Afval stortlocaties: De provincie neemt verantwoordelijkheid locatie Zevenbergen/Moerdijk op zich. Bekeken zal worden in hoeverre de gronden in eigendom van MARB gehouden zullen worden. Op de locatie Bavel-Dorst rust een eeuwigdurende instandhouding verplichting, die zo economisch en milieu verantwoordelijk als mogelijk zal worden uitgevoerd;
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
63
b. Verwerkingscontracten en leveringsplicht: Eind 2006 is bepaald dat de huidige contracten voor de verwerking van rest- en GFT-afval worden uitgediend. c. Hergebruik en scheiding: Ingezet wordt op biomassa om twee doelstellingen te bereiken: bevorderen hergebruik afvalstromen en vergroten aandeel duurzame energie; d. Duurzame energie: 5% duurzame energie in 2010, opgebouwd uit de drie speerpunten windenergie, biomassa en gebouwgebonden opties. Begin 2006 is circa 2% van de doelstelling bereikt. In 2000 was al 1% bereikt. Dit betekent dat realisering van de doelstelling naar 5% in 2010 moeilijk haalbaar zal zijn. Herijking van de aanpak in relatie tot de doelstelling en monitoring van de resultaten moet daarom plaats gaan vinden; e. Duurzame bouw en duurzame ontwikkeling: Overleg met bouwpartijen over nut en noodzaak naar de toekomst. 4. Organisatie ontwikkeling; Financiering.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
64
III.2
Bijeenkomsten relevante doelgroepen
III.2.1
Verslag startbijeenkomst milieubeleidsplan 2007-2010 d.d. 6 december 2006
Aanwezig: zie bijgevoegde lijst (niet in dit plan opgenomen).
Ontvangst en welkom Wethouder H. Bakker heet alle aanwezigen van harte welkom. Het is de bedoeling dat aan de hand van de evaluatie van het huidige milieubeleidsplan 2003-2006 en de ontwikkelingen voor de periode 2007-2010 vanavond de aandachtspunten voor het nieuwe milieubeleidsplan worden bepaald. Dit gebeurt op interactieve wijze, dus met alle betrokken doelgroepen. Dit zijn vanavond vertegenwoordigers van: natuur- en milieuorganisaties, ondernemersverenigingen, bewonersorganisaties, andere overheden, politieke partijen binnen de gemeente en de gemeentelijke organisatie. Na een korte inleiding zal overgegaan worden tot de discussieronde. Na de discussieronde wordt ingegaan op het vervolgtraject.
Inleiding Beleidsmedewerker milieu K. van der Spek geeft een korte inleiding. Daarbij wordt ingegaan op: 1. Milieubeleidsplan 2003-2006; 2. Rapport “Hoe nu en hoe verder met het milieubeleid in de gemeente Drimmelen?”; 3. Uitleg bedoeling discussieronde. Bij het verslag is een hand-out gevoegd van de presentatie.
Discussieronde In zes groepen vindt een discussie plaats aan de hand van 5 thema’s: woonomgeving, buitengebied, leefomgeving, bedrijfsleven en milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie. Iedere groep heeft de thema’s in een andere volgorde behandeld: 1. Groep 1: woonomgeving, buitengebied, leefomgeving, bedrijfsleven en milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie; 2. Groep 2: leefomgeving, bedrijfsleven, milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie, woonomgeving en buitengebied; 3. Groep 3: buitengebied, leefomgeving, bedrijfsleven, milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie en woonomgeving; 4. Groep 4: milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie, woonomgeving, buitengebied, leefomgeving en bedrijfsleven; 5. Groep 5: bedrijfsleven, milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie, woonomgeving, buitengebied en leefomgeving; 6. Groep 6: woonomgeving, buitengebied, leefomgeving, bedrijfsleven en milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie. Het resultaat van deze discussieronde (hetgeen op de flip-overs is geschreven) is bij dit verslag gevoegd. Hierbij is het resultaat per groep vermeld.
Terugkoppeling resultaten discussieronde Iedere groep heeft 1 thema toegelicht. Groep 1 en groep 6 het thema woonomgeving, groep 2 het thema leefomgeving, groep 3 het thema buitengebied, groep 4 het thema milieucommunicatie/Natuur- en milieueducatie en groep 5 het thema bedrijfsleven. Hieruit is gebleken dat veel groepen één bestemmingsplan buitengebied (inclusief handhaving), duurzaam bouwen en goede communicatie belangrijk vinden. Wel lopen de meningen uiteen over wie belast moet zijn met de educatieve activiteiten. Enkele groepen
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
65
vinden dat dit bij de verschillende verenigingen moet liggen. Andere groepen vinden dat ook de gemeente dit moet oppakken en de verenigingen moet ondersteunen waar dit kan.
Vervolgtraject Beleidsmedewerker milieu K. van der Spek licht kort het vervolgtraject om te komen tot het nieuwe milieubeleidsplan 2007-2010 toe. Ze gaat hierbij in op: het concept, relatie met beschikbare capaciteit en middelen, besluitvorming en monitoring. Bij het verslag is een hand-out gevoegd van de presentatie.
Afsluiting Wethouder H. Bakker dankt iedereen voor hun bijdrage deze avond en zegt dat vanavond een belangrijke basis is gelegd voor het nieuwe milieubeleidsplan. Hij verzoekt iedereen zijn/haar badge weer in te leveren. Verder geeft hij aan dat er voor iedereen een bedankje klaarligt. Tot slot sluit hij af door mede te delen dat iedereen nog wat kan nakletsen onder het genot van een drankje. Made, 13 december 2006 K.J. van der spek
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
66
Uitkomsten discussieronde (per groep)
Groep 1: Woonomgeving 1. Door een milieutoets bij nieuwbouwplannen te hanteren komen alle belangrijke aspecten in een vroegtijdig stadium aan bod zodat achteraf geen onomkeerbare situatie ontstaat. Bijv. houdt bij duurzaam bouwen al bij het ontwerp van de wijk rekening met de situering van de woningen, bijvoorbeeld ramen op het zuiden. Aspecten in volgorde van belangrijkheid: a. Duurzaam bouwen; b. Energie; c. Water (overstorten riolering, gescheiden rioolstelsels bij nieuwe bouwplannen); d. Groenbeleid (bestrijdingsmiddelen). Handhaving dient er bij alle aspecten voor te zorgen dat afspraken worden nagekomen. Buitengebied 1. Plan Agrarisch Landschapsbeheer (Gebiedsplan Wijde Biesbosch = voorwaarde). Alle partijen dienen hieraan samen te werken. 2. Eén bestemmingsplan buitengebied zodat alle voorwaarden in de gehele gemeente gelijk zijn. Op grond van zo’n bestemmingsplan kan beter gehandhaafd worden. 3. Beleid ontwikkelen naar aanleiding van stankwetgeving. 4. Duurzame Energie is belangrijk. Leefomgeving 1. Wijkgericht werken met aandacht voor: a. Groenbeheer (blijven faciliteren van ophalen snoeihout in buitengebied); b. Zwerfvuil, illegale dumpingen; c. Honden (overlast niet verplaatsen maar oplossen, bijv. door sterke voorlichting). Bedrijfsleven 1. Omgevingsvergunning is voorwaarde voor onder andere revitalisering.
Groep 2: Leefomgeving 1. Gevoelsmatig ook visueel veel zwerfvuil in de buitenruimtes: d. Inwoners duidelijk maken dat er geen huisvuil in de prullenbakken gegooid (laat staan plantsoen) mag worden. e. Begin 2007 wordt project zwerfvuil opgestart door gemeente. f. Jeugd erbij betrekken: zwerfvuilactie milieueducatie basisscholen. g. Mentaliteit inwoners m.b.t. hondenoverlast; hierover veelvuldig communiceren. h. Er vindt te weinig onderhoud en onkruidbestrijding binnen de gemeente plaats. i. Voor middenstand (ook winkels) en herinrichtingen (bijv. Burg. Smitsplein) ondergrondse afvalcontainers. Dus zowel voor winkels als aanwonende particulieren. j. Extra impuls richting wijkgericht werken (aanplanten boomkransen e.d./bodembedekkers)
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
67
Bedrijfsleven 1. De Habitat-regeling heeft consequenties voor invulling; woningbouw/recreatiewoningen enz. Bij het opstellen van plannen (bestemmingsplan) moet hiermee rekening worden gehouden. 2. Revitalisering van bedrijventerreinen is een goede zaak. Er moet ook ruimte worden gecreëerd voor nieuwe bedrijven. 3. Omgevingsvergunning; goed instrument overleg gemeente met doelgroepen. Milieucommunicatie 1. Contacten gemeente met doelgroepen weer oppakken (boomfeestdag e.d.). 2. Financiële ondersteuning (Madese Natuurvrienden e.d.) voor natuur- en milieueducatie. Woonomgeving 1. Er zijn nog veel onzekerheden m.b.t. wettelijke taken die nog niet zijn vastgesteld. 2. Handhaving is een belangrijk item; bijvoorbeeld meer BOA’s in gemeentedienst. Dan uiteraard ook meer personeel voor juridische ondersteuning. 3. Mogelijk gevolg van deregulering is dat ambtenaren hierdoor meer ruimte krijgen!? 4. Invulling geven aan duurzaamheid door gemeente!! Buitengebied 1. Ervoor waken dat door gemeente goed wordt omgegaan met deregulering; bijv. in buitengebied (agrarisch/recreatief). 2. Beleid gemeente inzake Vrijkomende Agrarische Bebouwing is belangrijk. 3. Landschapsbeheer!!
Groep 3: Buitengebied 1. Duidelijk moet zijn wat de ambitie is voor het buitengebied. 2. Er moet 1 bestemmingsplan voor het buitengebied komen. Dit is makkelijker te handhaven. Er moet dan ook echt gehandhaafd worden. 3. Als er één nieuw bestemmingsplan Buitengebied (zoals aangegeven onder punt 2) wordt gemaakt, moet eerst wel een inventarisatie (nulsituatie) plaatsvinden. Uit de inventarisatie komen een aantal (of misschien veel) situaties naar voren die in strijd zijn met de voorschriften van het bestemmingsplan. Bij die situaties moet onderzocht worden welke legaliseerbaar zijn (en dus positief bestemd kunnen worden) en welke situaties niet legaliseerbaar zijn. Bij die laatste situaties MOET gehandhaafd worden om te voorkomen dat ze onder het overgangsrecht komen te vallen. Indien serieus werk gemaakt moet worden van een geactualiseerd, werkbaar bestemmingsplan is niet alleen geld nodig voor het maken van een plan, maar ook voor het inhuren van capaciteit ten behoeve van de inhaalslag op handhavingsgebied Leefomgeving 1. Educatie en handhaving in samenwerking met wijkgericht werken. Bedrijfsleven 1. Meedenkend toezicht. 2. Revitalisering betekent dat uitplaatsing bespreekbaar moet zijn. Milieucommunicatie/NME 1. Het “milieu” moet dichterbij worden gebracht ofwel creëren van meer betrokkenheid. 2. Dit hoeft de gemeente niet altijd zelf te doen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
68
Groep 4: Milieucommunicatie 1. Doel van communicatie is: Informatie van de voortgang en het milieubewust houden. Betrokkenen activeren, laten meedenken. Ontwikkelen graadmeter kan zinvol zijn. 2. Educatie neerleggen bij verenigingen in plaats van bij gemeente. 3. Samenwerking met het waterschap omdat er veel raakvlakken zijn. Dit kan o.a. via internet. Dit moet actief gehouden worden (bijvoorbeeld werken met themakaarten). 4. Veel contact met belangengroepen. 5. Media: internet (als naslagwerk), ’t Carillon; vast frequentie. Bedoeling dat dit interactief is, dat men gaat reageren en zich betrokken voelt (bijvoorbeeld bij een schoonmaakdag). 6. Thema’s die aandacht moeten krijgen: afkoppelen, onkruidbestrijding, afvalscheiding. 7. Ook scholen informeren: afvalles. Woonomgeving 1. Geld besparen door samenwerking. Denk aan water/milieuvriendelijke oevers: samenwerking waterschap en gemeente. 2. Milieuparagraaf in bestemmingsplannen. Uitloging, afgekoppelde straten (auto wassen). 3. Bouwbesluit: meer duurzaam opstellen/adviserend. Nooit beperkend. Mogelijkheden tot initiatief, inventief. 4. Groenbeleid: a. Beplantingsplan nooit zonder onderhoudsplan; b. Mogelijkheden scheppen voor initiatief aan particulieren voor onderhoud (ondersteunende handen; denk bijv. aan bladkorven) Buitengebied 1. Vrijkomende agrarische bebouwing/kassengebied. Maatwerk leveren: geen gebiedsvreemde functie, geen belemmeringen voor omliggende activiteiten, agrarische bestemming/functie niet wijzigen. 2. Duurzame energie: zie opmerkingen Bouwbesluit. Bijvoorbeeld: windenergie geeft horizonvervuiling. Biomassa: moet altijd grootschalig zijn om rendement te halen, levert infrastructurele problemen op en heeft een grote impact op de leefomgeving. Ook bij energiebesparing is communicatie belangrijk. Leefomgeving 1. Wijkgericht werken: ook groenbeheer!!! Hierbij prioriteiten stellen. 2. Mensen/bewoners: betrokken maken. 3. Samenwerken: jonge drukke gezinnen bijstaan door senioren met meer vrije tijd. 4. Zwerfvuil: handhaving! Denk aan open transport, illegale lozingen. Het gaat hier wel om een mentaliteitskwestie. 5. Afvalinzameling zo breed mogelijk. Op centraal punt gratis. Blikvangers misschien mogelijk. Hierdoor wordt alles beter beheersbaar. 6. Diftar (vervuiler betaalt). Desondanks toch minder zwerfvuil, helaas wel illegale dumpingen. Mentaliteit is verbeterd. 7. Wellicht samenwerking met andere partijen. Afstemming over natuurvriendelijk onderhoud. Onkruidbestrijding: werkwijze/onderhoud afstemmen. 8. Hondenpoep: communicatie! Bedrijfsleven 1. Afstemmen bestemmingsplannen; uniformiteit, dus voor de gehele gemeente: a. 1 bestemmingsplan voor het buitengebied; b. 1 bestemmingsplan voor het bebouwd gebied.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
69
2. Omgevingsvergunning: WVO komt bij omgevingsvergunning; 80% bij gemeente en 20% provincie. Daarom zorgen voor: a. Geleidelijke invoering zodat het beheersbaar blijft; b. Goede voorlichting, communicatie! c. Niet alle bedrijven over dezelfde kam scheren, maar onderscheid maken naar soort en plaats. Ofwel een duidelijke visie opstellen over waar welke bedrijven moet komen. 3. Revitalisering bedrijventerreinen: a. De bestemming moet duidelijk zijn. Een bedrijventerrein is géén woonwijk. b. Duidelijke toekomstvisie. Eenduidig voor gehele gemeente. Dit beleid moet ook uitgedragen worden. c. Bestaande terreinen. Indien sprake is van een bestemming wonen/werken en er particuliere woningen staan (bijvoorbeeld Stuivezand), dan moet er een klasseindeling gemaakt worden. Dus de betreffende particuliere woningen bijvoorbeeld niet zien als burgerwoning, maar als bedrijfswoning. Hierdoor worden bedrijven minder beperkt in hun doen en laten. d. Verlevendigen en smoel geven van bedrijventerreinen.
Groep 5: Bedrijfsleven 1. Omgevingsvergunning. Goede zaak moet wel leiden tot: 1 loket, tijdswinst en een vereenvoudiging. 2. Bedrijventerreinen: a. Inpassen in het landschap; b. Bij woonwijken geldt hetzelfde (het moet wel kunnen en er moet zorgvuldig mee omgegaan worden); c. Duurzame inrichting; d. Consistent beleid. 3. Verruimde reikwijdte: a. Bedrijventerreinen/woonwijken meer integreren t.a.v. water/energie/ afvalverwerking. Bijvoorbeeld restwarmte bedrijven gebruiken voor de verwarming van stedelijk gebied. Dit moet meer afgestemd worden. Dit kan tot gevolg hebben dat bedrijven en woningen dichter bij elkaar moeten liggen (uiteraard gaat het dan niet om vervuilende bedrijven). Milieucommunicatie/NME 1. Uitdragen dat we staan voor een groen/blauwe gemeente. 2. De relatie met toerisme meer uitbuiten. 3. Bestemmingen moeten elkaar versterken in plaats van conflicteren. Voorbeeld: de stukken rond een natuurontwikkelingsgebied bestemmen voor bepaalde landbouw (dus geen intensieve landbouw). Woonomgeving 1. Het ambitieniveau moet omhoog. 2. Kennis moet meer gedeeld worden (andere gemeente). 3. Handhaving: a. Vastgelegd in bestemmingsplannen; b. Wel niet gedogen; c. Concurrentievervalsing. Buitengebied 1. Zie woonomgeving en bedrijfsleven.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
70
2. Bestemmingsplannen moeten elkaar versterken in plaats van conflicteren. Voorbeeld: de stukken rond een natuurontwikkelingsgebied bestemmen voor bepaalde landbouw (dus geen intensieve landbouw). 3. Groen Drimmelen fonds (gebrek aan geld). 4. Inventarisatie van waar de agrarische sector de komende 15 jaar naartoe groeit. Leefomgeving 1. Tegen kleine ergernissen moet opgetreden worden.
Groep 6: Woonomgeving 1. Bouwplannen: a. Tegengaan verstening; b. Voldoende groen en rust; c. Aandacht voor verkeer, parkeren; d. Gescheiden waterafvoer (en hergebruik). 2. Duurzaam bouwen: a. Actief uitvoering geven aan beleid; b. Ook binnen woningen; c. Met name bij inbreidingslocaties; d. Hergebruik van regenwater. 3. Handhaving: a. Goede communicatie is belangrijk! b. Eigen verantwoordelijkheid staat voorop; c. Indien ondanks communicatie regels niet nageleefd worden optreden (GOA’s). d. Bij handhaving aandacht schenken aan: APV, particulier, hondenoverlast. Leefomgeving 1. Zwerfvuil. 2. Hondenoverlastbestrijding. 3. Leefbaarheidsonderzoek: wat leeft er in de wijken. 4. Groenbeheer: a. Voldoende groen; b. Onkruidbestrijding: nee, tenzij. 5. Kernthema’s: a. Preventie; b. Gedragsbeïnvloeding. 6. Doel moet zijn: leven in een schone leefomgeving. 7. Communicatie en educatie zijn belangrijk. Hiermee moet in een vroeg stadium gestart worden. Bedrijfsleven 1. Samenwerking ondernemers. 2. Wonen en werken scheiden. 3. Minder regels, meer eigen verantwoordelijkheid, meer acceptatie. 4. Toezicht op basis van prioritering. Hierover goed communiceren. Milieucommunicatie/NME 1. Zeer belangrijk, speelt binnen alle thema’s een rol. 2. Vroeg beginnen (educatie). 3. Informeren/gedragsbeïnvloeding/acceptatie.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
71
Buitengebied 1. Beleid ontwikkelen, vastleggen in bestemmingsplannen en vervolgens handhaven. 2. Schoon houden. 3. Rechtsgelijkheid. 4. Uitvoeringsplannen Wijde Biesbosch. 5. Windenergie: ja, moet wel financieel haalbaar zijn. 6. Goede communicatie bij handhaving is belangrijk.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
72
III.2.2
verslag bijeenkomst concept-milieubeleidsplan 2007-2010 d.d. 25 juni 2007
Welkom Wethouder H. Bakker heet eenieder van harte welkom. Vanavond is het de bedoeling het concept-milieubeleidsplan 2007-2010 samen te bespreken. Beleidsmedewerker milieu K. van der Spek zal de avond verzorgen. Zelf moet hij nog naar een andere bijeenkomst en vergadering. Hij geeft het woord aan mevrouw K. van der Spek. Zij geeft aan dat de opbouw van de avond als volgt is: 1. Toelichting op totstandkoming en opbouw van het concept-milieubeleidsplan; 2. Bespreken van de vijf thema’s van het milieubeleidsplan; 3. Toelichting op het vervolgtraject inzake het milieubeleidsplan; 4. Afsluiting en napraten. Een hand-out van de gegeven presentatie is bij dit verslag gevoegd.
Totstandkoming en opbouw concept-milieubeleidsplan 2007-2010 Beleidsmedewerker milieu K. van der Spek gaat kort in op de startbijeenkomst op 6 december 2006 waarin de speerpunten voor het nieuwe milieubeleidsplan zijn bepaald. Verder geeft ze aan dat het milieubeleidsplan nog niet compleet is. Het plan kan pas volledig gemaakt worden na deze avond, eventuele inspraakreacties en bestuurlijke afwegingen. Ook geeft ze aan dat de cijfers uit de tabel “planning en capaciteit” voor de jaren 2008 tot en met 2010 zachte cijfers zijn. Deze avond, eventuele inspraak en bestuurlijke afwegingen zijn hierop van invloed. In de jaarlijkse Milieu-uitvoeringsprogramma’s zullen deze cijfers hard gemaakt worden. Tot slot geeft ze een korte toelichting op de opbouw van het concept-milieubeleidsplan.
De vijf thema’s van het milieubeleidsplan Ten behoeve van het bespreken van de vijf thema’s uit het milieubeleidsplan worden de heer Gelevert (hoofd afdeling Grondgebied), mevrouw De Vries (hoofd afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning), de heer Van Twist (beleidsmedewerker afval, bodem en geluid, afdeling Grondgebied), de heer Mandemakers (beleidsmedewerker groen, afdeling Openbare Werken) en de heer Smolders (beleidsmedewerker economische zaken en bedrijvencontactfunctionaris, afdeling Grondgebied) naar voren geroepen. Zij zullen eventuele vragen beantwoorden. Nadat eenieder zich voorgesteld heeft, worden de vijf thema’s besproken. Dit gebeurt per thema. Eerst wordt het thema kort toegelicht en vervolgens wordt het thema besproken.
Thema 1: De woonomgeving van Drimmelen 1. Gelet op de ontwikkelingen in de kern Drimmelen, zou het goed zijn als ook daar gevelisoltatie plaatsvindt. De auto’s rijden daar namelijk vlak langs de gevels. Verder is er een toename van de parkeeroverlast te verwachten. Reactie gemeentelijke organisatie: De gevelisolatie in de kern Made, waar in het concept-milieubeleidsplan op geduid wordt, betreft een project vanuit het ministerie van VROM van ruim tien jaar geleden. Via een megabesluit konden toen woningen met een bepaalde geluidsbelasting met gelden van dit ministerie worden gesaneerd. Deze woningen werden op een lijst geplaatst. De regio Breda (MARB) ondersteunt de gemeenten in haar regio hierbij. In eerste instantie zouden de woningen in Made niet geïsoleerd hoeven te worden. Dit wordt nu echter opnieuw bezien. Het gaat echter om de uitvoering van een oud project. Dit project geldt niet meer voor nieuwe woningen. 2. Er mag meer ingezet worden op duurzaamheid, duurzaamheidsscan. Reactie gemeente: Binnen de regio Breda, dat ondersteund wordt door Milieu & Afval Regio Breda, is ruim
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
73
3.
4.
5.
6.
7.
vijf jaar geleden een duurzame energie-scan (DE-scan) uitgevoerd naar de mogelijkheden voor duurzame energie binnen de regio en binnen iedere gemeente uit de regio. Voor de gemeente Drimmelen is gebleken dat er met name winst te behalen is op het gebied van biomassa en windenergie. Binnen de regio is door alle gemeentebesturen afgesproken dat in 2010 5% van de dan benodigde energie duurzaam opgewekt moet zijn (inspanningsverplichting). In het concept-plan is dit te weinig toegelicht. Dit zal alsnog gebeuren. Hoe is het gesteld met de wet- en regelgeving met betrekking tot windmolens? Reactie gemeente: Windmolens zijn aan wet- en regelgeving gebonden met betrekking tot onder andere geluid en slagschaduw. Het plaatsen van windmolens valt onder de milieuwetgeving. De gemeente wil een en ander realiseren (indien mogelijk) via regionale projecten. Het voert echter te ver om dit tot in detail in het milieubeleidsplan te beschrijven. In het concept-milieubeleidsplan ontbreekt een stuk over afkoppeling van de riolering. Reactie gemeente: In de politieke kadernota zijn met betrekking tot afkoppeling een aantal varianten opgenomen (initiatiefvoorstel). De vraag ligt dus op tafel. Bekeken zal worden of in het concept-milieubeleidsplan een duidelijker stukje over afkoppeling opgenomen kan worden. Gevraagd wordt wat in het concept-milieubeleidsplan nu precies bedoeld wordt met het vormgeven aan burgerparticipatie. En kost burgerparticipatie niet meer tijd? Reactie gemeente: De gemeente wil burgers meer betrekken bij planvorming en is daarom bezig met het opstellen van een leidraad hiervoor. Wellicht dat in de beginfase burgerparticipatie meer tijd kost. Het voorkomen van problemen achteraf (door tijdig betrekken van belanghebbenden) levert echter weer tijdwinst op. De rol van de regio (West-Brabantse gemeenten) zou wat meer belicht moeten worden, evenals de rol van het MARB (Milieu & Afval regio Breda). Reactie gemeente: Dit zal in het plan nader toegelicht worden. Het waterschap mist in het concept-milieubeleidsplan een toelichting op “de keur”. Verder vindt het waterschap dat de gemeente wel erg optimistisch is over het behalen van de doelstellingen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan. Tot slot wordt aangegeven dat het waterschap reeds volop bezig is met het afkoppelen. Reactie gemeente: Deze opmerkingen zullen worden teruggekoppeld naar de betreffende medewerker binnen de gemeentelijke organisatie. Eventueel zal dit tot aanpassing van het conceptmilieubeleidsplan leiden.
Actiepunten ten behoeve van het milieubeleidsplan: 1. Meer aandacht besteden aan de inspanningsverplichting en de regionale projecten met betrekking tot duurzame energie. 2. Toelichting geven op de verschillende regionale samenwerkingsverbanden. 3. Het stukje over afkoppeling verduidelijken. 4. De rol van het waterschap (m.b.t. de keur) nader toelichten.
Thema 2: Het buitengebied van Drimmelen 1. Eén bestemmingsplan buitengebied is prima. Duurzame land- en tuinbouw moet ook in deze visie opgenomen worden. Reactie gemeente: In het milieubeleidsplan zal bij de paragraaf over één visie buitengebied dit aspect opgenomen worden. 2. Is het halen van 5% duurzame energie in 2010 nog wel realistsisch? Reactie gemeente: De regio beschikt over een DE-monitor. Deze is vorig jaar uitgevoerd. Daaruit is gebleken Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
74
3. 4.
5.
6.
7. 8. 9.
dat op dit moment binnen de regio 1 tot 2% duurzame energie is bereikt. We moeten dus alle zeilen bijzetten om de inspanningsverplcihting te halen, ofwel alle mogelijkheden uit de DE-scan moeten uitgevoerd worden om de doelstelling te bereiken. Er waren al plannen voor de Eersteweg (windenergie). Wat gebeurt hier nog mee? Reactie gemeente: Dat wordt nog dit jaar heroverwogen. In het milieubeleidsplan moet ook wat opgenomen worden over landgoederenontwikkeling. Reactie gemeente: Dit zal besproken worden met de betreffende collega’s binnen de gemeentelijke organisatie en hierover zal alsnog een stukje opgenomen worden in het milieubeleidsplan. Misschien moet een verplichte energievoorziening worden opgenomen. Verder mag er geen horizonvervuiling door windmolens plaatsvinden. Reactie gemeente: Voor bedrijven zijn er in de milieuvergunning of Algemene Maatregel van Bestuur energievoorschriften opgenomen. Met betrekking tot particulieren zijn er nog geen wettelijke verplichtingen. Er zijn echter wel ontwikkelingen in die trant gaande op nationaal niveau. Op het gebied van duurzame energie is samenwerking met een buurgemeente (of meerdere gemeenten) noodzakelijk. Verder moet de gemeente ook een uitspraak doen over grootschalige en/of kleinschalige aanpak van duurzame energie. Ofwel de gemeente moet een standpunt in gaan nemen met betrekking tot het realiseren van duurzame energie (wat en hoe). Reactie gemeente: Duurzame energie wordt regionaal opgepakt. Samenwerking tussen gemeente is hierbij noodzakelijk. Dit gebeurt al. Zo zijn we bijvoorbeeld aan het kijken of we gezamenlijk het groenafval binnen de regio kunnen inzamelen om hiermee energie op te wekken. Zoiets kan je niet als gemeente alleen doen. Dan wegen de nadelen veel zwaarder dan de voordelen. Bij het behandelen van het milieubeleidsplan in de gemeenteraad kan eventueel expliciet om een uitspraak worden gevraagd over de aanpak van duurzame energie door de gemeente (als gemeente alleen en/of in samenwerking met de regio of buurgemeente(n)). Duurzame energie moet betaalbaar zijn. Er moet snel gestart worden met het realiseren van duurzame energie. Op bladzijde 26 moet het woordje versus weggelaten worden.
Actiepunten ten behoeve van het milieubeleidsplan: 1. Meer de nadruk leggen op duurzame energie. 2. Bij visie buitengebied een en ander opnemen over landgoederen, duurzame land- en tuinbouw.
Thema 3: De leefomgeving van Drimmelen 1. Gevraagd wordt wat de bezuinigingstaakstelling met betrekking tot bomen inhoudt. Reactie gemeente: Er ligt een bestuursopdracht om te bezuinigen. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door efficiënter te werken (indien mogelijk). 2. Verzocht wordt in het milieubeleidsplan ook wat op te nemen over bermbeheer. Bermbeheer is belangrijk voor de uitstraling van de gemeente. Soms kan dit goedkoper, bijvoorbeeld door maaien. Reactie gemeente: Nu wordt er geklepeld. Maaien en ruimen is in het begin duurder, maar wordt later goedkoper. Bekeken zal worden of bermbeheer wellicht toch op een andere wijze moet. Dit zal dan teruggekoppeld moeten worden naar burgemeester en wethouders (B&W).
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
75
3.
4.
5.
6.
Wellicht kan dit dan nog meegenomen worden in het milieubeleidsplan, anders in ieder geval in een milieu-uitvoeringsprogramma. Het gebeurt wel eens dat er eerst geklepeld wordt en daarna gemaaid. Dit is dubbelop. Wat heeft dit voor nut. Rond verkeerspalen gebeurt er weer niets. Verder wordt baggerspecie bij overstorten niet afgevoerd, hetgeen wel zou moeten. Reactie gemeente: Dit is in feite uitvoering en hoort niet in het milieubeleidsplan thuis. Er vindt soms wel een overlap plaats tussen eigen dienst en aannemer. Deze melding zal teruggekoppeld worden naar de opzichters. Gaat de gemeente nog alle asbest in de gemeente saneren? Wordt er door de gemeente opgetreden bij bodemverontreiniging? Reactie gemeente: Als asbest niet wordt aangeraakt, dan is er niets aan de hand. Pas bij het verrichten van handelingen met asbest, kan er schade ontstaan voor de gezondheid. Het verwijderen van asbest is echter een verantwoording van de eigenaar van een gebouw of perceel. Als er een grote hoeveelheid asbest verwijderd moet worden dan moet daarvoor een speciaal bedrijf ingeschakeld worden. Bij kleine hoeveelheden, mag een eigenaar dit zelf doen. Hij heeft hiervoor wel de goedkeuring nodig van de gemeente. Voor het verwijderen van kleine hoeveelheden asbest verstrekt de gemeente gratis verpakkingmateriaal en kan men het gratis afvoeren naar de milieustraat. Ook de aanpak van bodemverontreiniging is een eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar van het desbetreffende perceel. Indien bij de gemeente bekend is dat er sprake is van een bodemverontreiniging en de eigenaar onderneemt niets terwijl dit wel zou moeten, dan treedt de gemeente uiteraard wel actief op (handhaving). Het verwijderen van afval is duurder geworden en er ligt steeds meer zwerfafval in het buitengebied. Wellicht moet daar ook een opsporingsambtenaar op gezet worden. Of de afvalstoffenheffing moet verlaagd worden, zodat het storten van afval niet meer aantrekkelijk is. Reactie gemeente: Het verwijderen van afval was voor de Diftar duurder dan nu, zelfs met het verwijderen van het aangetroffen zwerfafval in het buitengebied. Niettemin blijft zwerfafval in het buitengebied wel een probleem. Er komt echter een gesubsidieerd onderzoek naar de oorzaken hiervan, zodat dit aangepakt kan worden. Maar nogmaals, de kosten zijn lager dan voor de invoering van Diftar. Bovendien is dit systeem eerlijker, gelet op het principe “de vervuiler betaalt”. Wat betekent de DOB-methode? Reactie gemeente: Het gaat om duurzaam onkruidbeheer op verhardingen. Dit betekent dat het toepassen van bestrijdingsmiddelen aan regels gebonden is. Zo moet men bijvoorbeeld de weersverwachtingen in de gaten houden. Bij regen mogen de bestrijdingsmiddelen namelijk niet toegepast worden. In het milieubeleidsplan zal een uitgebreidere toelichting hierop gegeven worden.
Actiepunten ten behoeve van het milieubeleiedsplan: 1. Bekeken zal worden of het zinvol is het bermbeheer in het vervolg anders aan te pakken. Dit kan dan nog verwerkt worden in het mlieubeleidsplan en/of milieuuitvoeringsprogramma. 2. Er zal een meer uitgebreide toelichting op de DOB-methode worden opgenomen in het milieubeleidsplan.
Thema 4: Het bedrijfsleven in Drimmelen 1. Met betrekking tot revitalisering van Stuivezand is niet gekeken naar gescheiden rioolstelsels. Dit is niet in de rapporten opgenomen. Reactie gemeente: De prioriteiten zijn verlegd, gelet op het prijskaartje. Niet het gehele gebied kan Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
76
opgeknapt worden. Nu wordt de Zuideindsestraat tot de Eersteweg aangepakt. Ook wordt de wateroverlast aangepakt. De gemeente heeft contact met de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij. Wellicht krijgt de gemeente na het eerste en tweede project wellicht geld van hen. Dit wordt met de klankbordgroep besproken. 2. Wat wordt er bedoeld met de watercoördinator en een waterforum (genoemd bij de omgevingsvergunning)? Reactie gemeente en waterschap: Er komt een nieuwe Waterwet en één watervergunning. Dit moet afgestemd worden met de omgevingsvergunning. Bij een waterloket kan men terecht voor allerlei vragen op het gebied van water. In een waterforum zitten alle betrokken partijen die iets hiermee te maken hebben (zoals gemeente en waterschap). In het stukje over de omgevingsvergunning in het milieubeleidsplan zal ook een passage opgenomen worden over het adviesrecht van het waterschap. 3. Kan er ook niet wat gedaan worden met de verkeersbesluiten, met name van en naar de weg (aanduidingen/bewegwijzering)? Reactie gemeente: Alle facetten van bewegwijzering worden meegenomen, ook objectbewijzering in samenwerking met de ANWB. 4. Wat wordt er bedoeld met het verminderen van de meest geconstateerde overtredingen? Reactie gemeente: Gebleken is dat het handhavingsteam vaak dezelfde soort overtredingen constateert bij inrichtingen. We willen hier een project van maken. Door hieraan aandacht te schenken, bijvoorbeeld door middel van voorlichting, hopen we deze overtredingen terug te brengen. Actiepunten ten behoeve van het milieubeleidsplan: 1. In het milieubeleidsplan zal de rol van het waterschap bij de omgevingsvergunning opgenomen worden.
Thema 5: Samenwerken aan een duurzaam Drimmelen Wie controleert dat het milieubeleidsplan uitgevoerd wordt? Reactie gemeente: De gemeente is wettelijk verplicht om jaarlijks een milieu-uitvoeringsprogramma en een milieujaarverslag op te stellen. Beide documenten worden voorgelegd aan in ieder geval B&W en de commissie Grondgebiedzaken. Verder zijn er in het plan indicatoren opgenomen, aan de hand waarvan monitoring plaats kan vinden. Hiermee en met het uitvoeringsprogramma en jaarverslag kunnen eventuele knelpunten tijdig gesignaleerd en opgelost worden. Eventueel door het bijstellen van het beleid. 2. Milieucommunicatie via scholen is belangrijk. Reactie gemeente: Een paar jaar terug hebben de scholen aangegeven dat ze het ontzettend druk hebben. Ze vinden natuur- en milieueducatie belangrijk, maar er komt heel veel op de scholen af. Daarom is het contact tussen gemeente en scholen op een laag pitje gezet. Misschien moet dit contact c.q. overleg weer nieuw leven ingeblazen worden. 3. De Madese Natuurvrienden constateren juist dat scholen gretig gebruik maken van onder andere De Liniehof. Er kan wel wat aan NME gedaan worden, maar dan moet men dit implementeren in de betreffende thema’s op de scholen. 4. Een algemene opmerking over het miliebeleidsplan: Biodiversiteit en agro-biodiversiteit ontbreken in het plan (Countdown 2010) Reactie gemeente: Is niet erg goed op de hoogte van de ontwikkelingen op dit gebied. De provincie zal de nodige informatie hierover toesturen.
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
77
Actiepunten ten behoeve van het milieubeleidsplan: 1. Scholen nadrukkelijk vermelden bij het onderwerp milieucommunicatie. 2. Via de provincie komt er informatie over biodiversiteit en dergelijke naar de gemeente toe. De gemeente bekijkt dit en zal vervolgens bezien wat hiervan opgenomen kan worden in het milieubeleidsplan. Toelichting op het vervolgtraject Beleidsmedewerker milieu K. van der Spek geeft een korte toelichting op de vervolgstappen en het tijdspad. Eenieder kan ook nog tot en met 23 augustus a.s. (einde inspraaktermijn), schriftelijk reageren op het milieubeleidsplan. Verder willen we de aanwezigen de komende jaren ook nog betrekken bij de uitvoering van het milieubeleidsplan. De wijze van invulling hiervan moet nog bekeken worden. Hiervan wordt iedereen nog op de hoogte gesteld. Afsluiting K. van der Spek dankt iedereen voor hun aanwezigheid en inbreng. Onder het genot van een drankje kan nog nagepraat worden over de avond en het milieubeleidsplan. Made, 2 juli 2007 K.J. van der Spek
Milieubeleidsplan 2007-2010 gemeente Drimmelen
78