voorbeeldexamen IT and Management Foundation (ITMF)
I-Tracks IT and Management Foundation voorbeeldexamen ITMF uitgave september 2006
inhoud 3 4 12 25
inleiding voorbeeldexamen antwoordindicatie beoordeling
EXIN Kantoor Janssoenborch, Hoog Catharijne Godebaldkwartier 365, 3511 DT Utrecht Postbus 19147, 3501 DC Utrecht Telefoon (030) 234 48 11 Fax (030) 231 59 86 E-mail
[email protected] Internet http://www.exin.nl
Copyright © 2006 EXIN Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, opgeslagen in een dataverwerkend systeem of uitgezonden in enige vorm door middel van druk, fotokopie of welke andere vorm dan ook zonder toestemming van EXIN.
© EXIN, ITMF
2/25
Inleiding Dit is het voorbeeldexamen IT and Management Foundation (ITMF). Het examen bestaat uit 30 meerkeuzevragen. Elke vraag heeft één correct antwoord. Elke goed beantwoorde vraag levert u 1 punt op. Het maximaal aantal te behalen punten is 30. Bij 20 punten of meer bent u geslaagd. De beschikbare tijd is 60 minuten. Aan deze gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Veel succes!
© EXIN, ITMF
3/25
Voorbeeldexamen
1 van 30 Een groep ICT-specialisten heeft besloten tot een langdurige onderlinge samenwerking. De groep heeft in overleg een taakverdeling bepaald en is overeengekomen het werk te coördineren door onderlinge aanpassing. Is in deze situatie voldaan aan de minimale voorwaarden voor een organisatiestructuur? A. ja B. nee
2 van 30 Een advocatenkantoor besluit om een aantal werkzaamheden te standaardiseren. Op deze manier moet het makkelijker worden om verschillende advocaten te laten samenwerken bij complexe juridische procedures. Welk coördinatiemechanisme zal de beste aansluiting bieden bij de geschetste situatie? A. standaardisatie van output B. standaardisatie van vaardigheden C. standaardisatie van werkprocessen
3 van 30 Welke uitspraak over coördinatie en standaardisatie is onjuist? A. Bij direct toezicht komt de coördinatie tot stand doordat één persoon voortdurend bewaakt dat de anderen hun werk goed doen. B. Bij onderlinge aanpassing wordt het werk gecoördineerd via het proces van onderlinge communicatie. C. De output is gestandaardiseerd wanneer de resultaten van het werk gespecificeerd zijn. D. Werkprocessen zijn gestandaardiseerd als de inhoud van het werk gespecificeerd of geprogrammeerd is.
4 van 30 Welk coördinatiemechanisme is primair voor de divisiestructuur? A. direct toezicht B. standaardisatie van output C. standaardisatie van vaardigheden D. standaardisatie van werkproces
© EXIN, ITMF
4/25
5 van 30 Een chef heeft meerdere ondergeschikten, maar elke ondergeschikte heeft slechts één chef. De leiding wordt ondersteund door een functionaris met specialistische kennis van de processen die in de hiërarchie naast de lijn is geplaatst. Welk onderdeel, naast het middenkader, is hier volgens Mintzberg aan de orde? A. staforganisatie B. technostructuur
6 van 30 Welk van onderstaande uitspraken over de technostructuur is juist? A. De controleanalisten van de technostructuur hebben de taak bepaalde vormen van standaardisatie in de organisatie tot stand te brengen. B. De controleanalisten van de technostructuur hebben de taak het management te adviseren. C. De juridische afdeling is onderdeel van de technostructuur. D. De medewerkers van de technostructuur hebben de taak de kwaliteit te controleren van de werkzaamheden die door de uitvoerende kern zijn uitgevoerd.
7 van 30 Een inkoper van een organisatie koopt grondstoffen voor de productieprocessen in een volledig geautomatiseerde productieafdeling. Binnen welk onderdeel van de organisatie horen de activiteiten van de inkoper thuis? A. middenkader B. ondersteunende diensten C. technostructuur D. uitvoerende kern
8 van 30 Welk van de onderstaande kenmerken heeft vooral betrekking op een organisatie die functioneert volgens het principe van gereguleerde stromen? A. ad hoc besluitvorming B. direct toezicht C. informele communicatie D. standaardisatie van werkzaamheden
© EXIN, ITMF
5/25
9 van 30 Wat is volgens Mintzberg het verschil tussen training en indoctrinatie? A. Training gebeurt buiten de organisatie door docenten; indoctrinatie gebeurt binnen de organisatie door de medewerkers en leidinggevenden van de organisatie. B. Training is het proces waarin voor het werk vereiste vaardigheden en kennis worden aangeleerd; indoctrinatie is het proces waarin men zich de normen van de organisatie eigen maakt.
10 van 30 Wat is geen basismethode om gedrag te formaliseren? A. door middel van de persoon B. door middel van de positie C. door middel van het werk D. door middel van regels
11 van 30 Hoe karakteriseert Mintzberg het onderscheid tussen action planning en performance control? A. Action planning is hetzelfde als projectplanning, performance control is hetzelfde als budgettering. B. Action planning kijkt hoe goed organisatiedelen in hun algemeenheid functioneren, performance control richt zich op de beslissingen waarvoor specifieke acties nodig zijn. C. Action planning kijkt naar activiteiten die nog moeten worden uitgevoerd, performance control kijkt naar activiteiten die reeds zijn uitgevoerd.
12 van 30 Een montagebedrijf voor scheepsmotoren is ontevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden binnen de verschillende montageteams. Men besluit om de organisatie te veranderen door de teams meer zeggenschap te geven over taakverdeling en planning. Welke ontwerpparameter is bij deze verandering van toepassing? A. horizontale taakspecialisatie B. horizontale taakverruiming C. verticale taakspecialisatie D. verticale taakverruiming
© EXIN, ITMF
6/25
13 van 30 Bij welk basisproductiesysteem is de mate van automatisering meestal het grootst? A. massaproductie B. procesproductie C. stukproductie
14 van 30 Mintzberg formuleert een aantal hypothesen inzake de factoren die van invloed zijn op de organisatie (contingentiefactoren). Welke van onderstaande hypothesen is juist? A. Hoe complexer de omgeving, hoe gedecentraliseerder de structuur. B. Hoe groter de organisatie, hoe kleiner de eenheden gemiddeld zijn. C. Hoe ouder de organisatie, hoe minder sterk het gedrag is geformaliseerd.
15 van 30 Onvoorspelbaarheid van de economische situatie is een omgevingsfactor die grote invloed heeft op een organisatie. Welke dimensie van omgevingsfactoren is van toepassing bij een onvoorspelbare economische situatie? A. complexiteit B. diversiteit C. stabiliteit
16 van 30 Welk coördinatiemechanisme is primair in een professionele bureaucratie? A. direct toezicht B. onderlinge aanpassing C. standaardisatie van output D. standaardisatie van vaardigheden
© EXIN, ITMF
7/25
17 van 30 Een productiebedrijf maakt grote hoeveelheden gelijksoortige producten met behulp van massaproductie. De werkzaamheden verlopen gestandaardiseerd en vanuit de stafafdelingen worden veel voorschriften opgesteld om de kwaliteit te garanderen. Welke basisconfiguratie wordt met bovenstaande omschrijving bedoeld? A. divisiestructuur B. eenvoudige structuur C. machinebureaucratie D. professionele bureaucratie
18 van 30 Wat is het voornaamste deel van de organisatie in een adhocratie? A. middenkader B. ondersteunende diensten C. technostructuur D. uitvoerende kern
19 van 30 Wat is de relatie tussen de organisatiestructuur van de ICT-functie van een organisatie en de ICTstrategie? A. De ICT-strategie van een organisatie is afhankelijk van de bestaande organisatiestructuur van de ICT-functie. B. De organisatiestructuur van de ICT-functie van een organisatie wordt volledig bepaald door de gekozen ICT-strategie. C. Er is een wisselwerking tussen de opzet van de organisatiestructuur van de ICT-functie en het bepalen van de ICT-strategie.
20 van 30 Om tot een ICT-strategie te komen zal er een dialoog tussen bedrijfsleiding en ICT moeten ontstaan waarbij er een aantal discussies op de strategieagenda staan. Tot welke discussievorm behoren taken en taakverdeling binnen de ICT-functie? A. de businessdiscussie B. de economiediscussie C. de infrastructuurdiscussie D. de organisatiediscussie
© EXIN, ITMF
8/25
21 van 30 De ICT-functie in een onderneming bestaat uit een verzameling activiteiten voor een aantal aandachtsgebieden. Tot welk aandachtsgebied behoren gegevensverwerkende procedures? A. communicatiefaciliteiten B. deskundigen en organisatie C. gegevens D. toepassingen
22 van 30 Tot welke managementtaak behoort het beschikbaar stellen en toewijzen van de benodigde middelen voor het uitvoeren van de ICT-functie? A. beleid bepalen en plannen B. organiseren en conditioneren C. sturen van de uitvoering
23 van 30 Binnen een organisatie wordt overwogen om zich aan te sluiten op het netwerk van een overkoepelende brancheorganisatie. Op welk aandachtsgebied van de ICT-functie richt zich in dit geval de strategie? A. communicatiefaciliteiten B. deskundigen en organisatie C. gegevens D. toepassingen
24 van 30 Één van de stappen van de Process Quality Management (PQM) aanpak is het definiëren van bedrijfsprocessen. Welk soort bedrijfsprocessen kunnen dit zijn? A. uitsluitend processen van strategische en tactische aard B. uitsluitend processen van tactische en operationele aard C. processen van strategische, tactische en operationele aard
© EXIN, ITMF
9/25
25 van 30 Welke van de onderstaande invloeden van ICT heeft een relatie met het concurrentiekrachtenmodel van Porter? A. de invloed van ICT op de bedrijfsprocessen B. de invloed van ICT op de markt C. de invloed van ICT op het producten of dienstenassortiment
26 van 30 Wat is geen concurrentiekracht in het concurrentiekrachtenmodel van Porter? A. onderhandelingsmacht van afnemers B. onderhandelingsmacht van leveranciers C. potentiële toetreding van bestaande aanbieders op de markt D. terugtrekking van bestaande aanbieders op de markt
27 van 30 Bij de ICT-functie van een organisatie is een ICT-infrastructuur noodzakelijk. Bij welk soort ICT-infrastructuur horen elektronische post en intranettoepassingen? A. applicatie-infrastructuur B. communicatie-infrastructuur C. gegevensinfrastructuur D. organisatie-infrastructuur
28 van 30 Tot welk perspectief van de Balanced Score Card behoren het vinden van nieuwe doelgroepen en distributiekanalen waarbij gebruik gemaakt wordt van nieuwe media? A. financiële waarde creëren B. waardecreatie door innovatie C. waardecreatie in processen D. waardecreatie voor de klant
© EXIN, ITMF
10/25
29 van 30 Oosterhaven noemt vier categorieën van taakvelden binnen de ICT functie. Welke categorie taakvelden hoort daar niet bij? A. beheer en exploitatie van faciliteiten B. beheer van gegevens en informatiesystemen C. beslissen D. systeemontwikkeling en invoering
30 van 30 Welke functionaris is niet betrokken bij de uitvoering van het beheer van ICT-faciliteiten? A. de concerninformatiemanager B. de manager ICT-dienstverlening C. de unitinformatiemanager
© EXIN, ITMF
11/25
Antwoordindicatie 1 van 30 Een groep ICT-specialisten heeft besloten tot een langdurige onderlinge samenwerking. De groep heeft in overleg een taakverdeling bepaald en is overeengekomen het werk te coördineren door onderlinge aanpassing. Is in deze situatie voldaan aan de minimale voorwaarden voor een organisatiestructuur? A. ja B. nee A. Juist. Er wordt invulling gegeven aan zowel taakverdeling als coördinatie van de taken. Daarmee is voldoende invulling gegeven aan de fundamentele voorwaarden voor vorming van een organisatiestructuur. Mintzberg, pagina 2. B. Onjuist, want er wordt invulling gegeven aan zowel taakverdeling als coördinatie van de taken. Daarmee is voldoende invulling gegeven aan de fundamentele voorwaarden voor vorming van een organisatiestructuur. Mintzberg, pagina 2.
2 van 30 Een advocatenkantoor besluit om een aantal werkzaamheden te standaardiseren. Op deze manier moet het makkelijker worden om verschillende advocaten te laten samenwerken bij complexe juridische procedures. Welk coördinatiemechanisme zal de beste aansluiting bieden bij de geschetste situatie? A. standaardisatie van output B. standaardisatie van vaardigheden C. standaardisatie van werkprocessen A. Onjuist. Hier is sprake van standaardisatie van vaardigheden omdat advocaten gestandaardiseerde vaardigheden kunnen combineren om samen te werken. Werkprocessen zijn in deze situatie niet te standaardiseren omdat er vrijwel nooit sprake zal zijn van identieke situaties bij complexe juridische procedures. Ook kan in de geschetste situatie geen sprake zijn van een vooraf exact te voorspellen output van producten of resultaat. Mintzberg, pagina 6. B. Juist. Standaardisatie van vaardigheden omdat advocaten gestandaardiseerde vaardigheden kunnen combineren om samen te werken. Werkprocessen zijn in deze situatie niet te standaardiseren omdat er vrijwel nooit sprake zal zijn van identieke situaties bij complexe juridische procedures. Ook kan in de geschetste situatie geen sprake zijn van een vooraf exact te voorspellen output van producten. Mintzberg, pagina 6. C. Onjuist. Hier is sprake van standaardisatie van vaardigheden omdat advocaten gestandaardiseerde vaardigheden kunnen combineren om samen te werken. Werkprocessen zijn in deze situatie niet te standaardiseren omdat er vrijwel nooit sprake zal zijn van identieke situaties bij complexe juridische procedures. Ook kan in de geschetste situatie geen sprake zijn van een vooraf exact te voorspellen output van producten. Mintzberg, pagina 6.
© EXIN, ITMF
12/25
3 van 30 Welke uitspraak over coördinatie en standaardisatie is onjuist? A. Bij direct toezicht komt de coördinatie tot stand doordat één persoon voortdurend bewaakt dat de anderen hun werk goed doen. B. Bij onderlinge aanpassing wordt het werk gecoördineerd via het proces van onderlinge communicatie. C. De output is gestandaardiseerd wanneer de resultaten van het werk gespecificeerd zijn. D. Werkprocessen zijn gestandaardiseerd als de inhoud van het werk gespecificeerd of geprogrammeerd is. A. Juist. Bij direct toezicht komt de coördinatie tot stand doordat één persoon de verantwoordelijkheid voor het werk van anderen op zich neemt, hen instructies geeft en de uitvoering van de werkzaamheden bewaakt. B. Onjuist. C. Onjuist. D. Onjuist.
4 van 30 Welk coördinatiemechanisme is primair voor de divisiestructuur? A. direct toezicht B. standaardisatie van output C. standaardisatie van vaardigheden D. standaardisatie van werkproces A. Onjuist. Het betreft standaardisatie van output. Mintzberg, pagina 152 en 215. B. Juist. Standaardisatie van output is primair voor de divisiestructuur. Mintzberg, pagina 152 en 215. C. Onjuist. Het betreft standaardisatie van output. Mintzberg, pagina 152 en 215. D. Onjuist. Het betreft standaardisatie van output. Mintzberg, pagina 152 en 215.
© EXIN, ITMF
13/25
5 van 30 Een chef heeft meerdere ondergeschikten, maar elke ondergeschikte heeft slechts één chef. De leiding wordt ondersteund door een functionaris met specialistische kennis van de processen die in de hiërarchie naast de lijn is geplaatst. Welk onderdeel, naast het middenkader, is hier volgens Mintzberg aan de orde? A. staforganisatie B. technostructuur A. Onjuist. Dit moet zijn technostructuur of ondersteunende diensten. B. Juist.
6 van 30 Welk van onderstaande uitspraken over de technostructuur is juist? A. De controleanalisten van de technostructuur hebben de taak bepaalde vormen van standaardisatie in de organisatie tot stand te brengen. B. De controleanalisten van de technostructuur hebben de taak het management te adviseren. C. De juridische afdeling is onderdeel van de technostructuur. D. De medewerkers van de technostructuur hebben de taak de kwaliteit te controleren van de werkzaamheden die door de uitvoerende kern zijn uitgevoerd. A. Juist. Mintzberg, pagina 16. B. Onjuist. Mintzberg, pagina 16. C. Onjuist. Mintzberg, pagina 16. D. Onjuist. Mintzberg, pagina 16.
© EXIN, ITMF
14/25
7 van 30 Een inkoper van een organisatie koopt grondstoffen voor de productieprocessen in een volledig geautomatiseerde productieafdeling. Binnen welk onderdeel van de organisatie horen de activiteiten van de inkoper thuis? A. middenkader B. ondersteunende diensten C. technostructuur D. uitvoerende kern A. Onjuist. Deze activiteiten zijn direct ondersteunend aan de productie en daarmee aan de functies input, transformatie en output. Daarmee behoort dit tot de uitvoerende kern. Mintzberg, pagina 13. B. Onjuist. Deze activiteiten zijn direct ondersteunend aan de productie en daarmee aan de functies input, transformatie en output. Daarmee behoort dit tot de uitvoerende kern. Mintzberg, pagina 13. C. Onjuist. Deze activiteiten zijn direct ondersteunend aan de productie en daarmee aan de functies input, transformatie en output. Daarmee behoort dit tot de uitvoerende kern. Mintzberg, pagina 13. D. Juist. Dit behoort tot activiteiten voor de uitvoerende kern. Deze activiteiten zijn direct ondersteunend aan de productie en daarmee aan de functies input, transformatie en output. Mintzberg, pagina 13.
8 van 30 Welk van de onderstaande kenmerken heeft vooral betrekking op een organisatie die functioneert volgens het principe van gereguleerde stromen? A. ad hoc besluitvorming B. direct toezicht C. informele communicatie D. standaardisatie van werkzaamheden A. Onjuist. Gereguleerde stromen zijn vooral gebaseerd op standaardisatie van werkzaamheden in de uitvoerende kern en op controlebeginselen vanuit de staforganen. Mintzberg, pagina 21. B. Onjuist. Gereguleerde stromen zijn vooral gebaseerd op standaardisatie van werkzaamheden in de uitvoerende kern en op controlebeginselen vanuit de staforganen. Mintzberg, pagina 21. C. Onjuist. Gereguleerde stromen zijn vooral gebaseerd op standaardisatie van werkzaamheden in de uitvoerende kern en op controlebeginselen vanuit de staforganen. Mintzberg, pagina 21. D. Juist. Gereguleerde stromen zijn vooral gebaseerd op standaardisatie van werkzaamheden in de uitvoerende kern en op controlebeginselen vanuit de staforganen. Mintzberg, pagina 21.
© EXIN, ITMF
15/25
9 van 30 Wat is volgens Mintzberg het verschil tussen training en indoctrinatie? A. Training gebeurt buiten de organisatie door docenten; indoctrinatie gebeurt binnen de organisatie door de medewerkers en leidinggevenden van de organisatie. B. Training is het proces waarin voor het werk vereiste vaardigheden en kennis worden aangeleerd; indoctrinatie is het proces waarin men zich de normen van de organisatie eigen maakt. A. Onjuist. Mintzberg, pagina 39-41. B. Juist. Mintzberg, pagina 39-41.
10 van 30 Wat is geen basismethode om gedrag te formaliseren? A. door middel van de persoon B. door middel van de positie C. door middel van het werk D. door middel van regels A. Juist. Hiermee is gedrag niet te formaliseren. B. Onjuist. Dit is wel een methode om gedrag te formaliseren. C. Onjuist. Dit is wel een methode om gedrag te formaliseren. D. Onjuist. Dit is wel een methode om gedrag te formaliseren.
11 van 30 Hoe karakteriseert Mintzberg het onderscheid tussen action planning en performance control? A. Action planning is hetzelfde als projectplanning, performance control is hetzelfde als budgettering. B. Action planning kijkt hoe goed organisatiedelen in hun algemeenheid functioneren, performance control richt zich op de beslissingen waarvoor specifieke acties nodig zijn. C. Action planning kijkt naar activiteiten die nog moeten worden uitgevoerd, performance control kijkt naar activiteiten die reeds zijn uitgevoerd. A. Onjuist. Action planning kan in de vorm van projectplanning worden uitgevoerd, maar is niet hetzelfde; budgettering is een vorm van performance control, maar is niet hetzelfde. B. Onjuist. Het is andersom: action planning richt zich op de beslissingen waarvoor specifieke acties nodig zijn, performance control kijkt hoe goed organisatiedelen in hun algemeenheid functioneren. C. Juist. Dit is het verschil tussen action planning en performance control.
© EXIN, ITMF
16/25
12 van 30 Een montagebedrijf voor scheepsmotoren is ontevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden binnen de verschillende montageteams. Men besluit om de organisatie te veranderen door de teams meer zeggenschap te geven over taakverdeling en planning. Welke ontwerpparameter is bij deze verandering van toepassing? A. horizontale taakspecialisatie B. horizontale taakverruiming C. verticale taakspecialisatie D. verticale taakverruiming A. Onjuist.Het betreft hier verticale taakverruiming met als belangrijkste kenmerk de zeggenschap en controle over werkzaamheden. Mintzberg, pagina 30. B. Onjuist.Het betreft hier verticale taakverruiming met als belangrijkste kenmerk de zeggenschap en controle over werkzaamheden. Mintzberg, pagina 30. C. Onjuist.Het betreft hier verticale taakverruiming met als belangrijkste kenmerk de zeggenschap en controle over werkzaamheden. Mintzberg, pagina 30. D. Juist.Verticale taakverruiming heeft als belangrijkste kenmerk de zeggenschap en controle over werkzaamheden. Mintzberg, pagina 30.
13 van 30 Bij welk basisproductiesysteem is de mate van automatisering meestal het grootst? A. massaproductie B. procesproductie C. stukproductie A. Onjuist. Het betreft procesproductie. Het technisch systeem is bij procesproductie sterk geautomatiseerd en regulerend en vervangt in zelfs hoge mate het productiepersoneel. Bij massaproductie is dit minder vergaand door het behoud van laaggeschoold personeel. Mintzberg, pagina 131. B. Juist. Het betreft procesproductie. Het technisch systeem is bij procesproductie sterk geautomatiseerd en regulerend en vervangt in zelfs hoge mate het productiepersoneel. Mintzberg, pagina 131. C. Onjuist. Het betreft procesproductie. Het technisch systeem is bij procesproductie sterk geautomatiseerd en regulerend en vervangt in zelfs hoge mate het productiepersoneel. Stukproductie kent minder automatisering door de verschillen per productieproces. Mintzberg, pagina 131.
© EXIN, ITMF
17/25
14 van 30 Mintzberg formuleert een aantal hypothesen inzake de factoren die van invloed zijn op de organisatie (contingentiefactoren). Welke van onderstaande hypothesen is juist? A. Hoe complexer de omgeving, hoe gedecentraliseerder de structuur. B. Hoe groter de organisatie, hoe kleiner de eenheden gemiddeld zijn. C. Hoe ouder de organisatie, hoe minder sterk het gedrag is geformaliseerd. A. Juist. Mintzberg, pagina 138. B. Onjuist. Mintzberg, pagina 125. C. Onjuist. Mintzberg, pagina 123.
15 van 30 Onvoorspelbaarheid van de economische situatie is een omgevingsfactor die grote invloed heeft op een organisatie. Welke dimensie van omgevingsfactoren is van toepassing bij een onvoorspelbare economische situatie? A. complexiteit B. diversiteit C. stabiliteit A. Onjuist. Het betreft stabiliteit. Stabiliteit van de omgeving heeft ook betrekking op economische factoren. Complexiteit zegt meer iets over de productie en daarvoor benodigde kennis terwijl diversiteit vooral iets zegt over markten en klanten. Mintzberg, pagina 143. B. Onjuist. Het betreft stabiliteit. Stabiliteit van de omgeving heeft ook betrekking op economische factoren. Complexiteit zegt meer iets over de productie en daarvoor benodigde kennis terwijl diversiteit vooral iets zegt over markten en klanten. Mintzberg, pagina 143. C. Juist. Stabiliteit van de omgeving heeft ook betrekking op economische factoren. Complexiteit zegt meer iets over de productie en daarvoor benodigde kennis terwijl diversiteit vooral iets zegt over markten en klanten. Mintzberg, pagina 135-136.
© EXIN, ITMF
18/25
16 van 30 Welk coördinatiemechanisme is primair in een professionele bureaucratie? A. direct toezicht B. onderlinge aanpassing C. standaardisatie van output D. standaardisatie van vaardigheden A. Onjuist. Direct toezicht is het primair coördinatiemechanisme in een eenvoudige structuur. Mintzberg, pagina 157. B. Onjuist. Onderlinge aanpassing is het primair coördinatiemechanisme in een adhocratie. Mintzberg, pagina 255. C. Onjuist. Standaardisatie van output is het primair coördinatiemechanisme in een divisiestructuur. Mintzberg, pagina 215. D. Juist. Mintzberg, pagina 189.
17 van 30 Een productiebedrijf maakt grote hoeveelheden gelijksoortige producten met behulp van massaproductie. De werkzaamheden verlopen gestandaardiseerd en vanuit de stafafdelingen worden veel voorschriften opgesteld om de kwaliteit te garanderen. Welke basisconfiguratie wordt met bovenstaande omschrijving bedoeld? A. divisiestructuur B. eenvoudige structuur C. machinebureaucratie D. professionele bureaucratie A. Onjuist. De omschrijving in de vraagstelling geeft duidelijke indicatie voor de machinebureaucratie op basis van gestandaardiseerde werkzaamheden en grote invloed van de staven (technostructuur). Mintzberg, pagina 163 e.v. B. Onjuist. De omschrijving in de vraagstelling geeft duidelijke indicatie voor de machinebureaucratie op basis van gestandaardiseerde werkzaamheden en grote invloed van de staven (technostructuur). Mintzberg, pagina 163 e.v. C. Juist. De omschrijving in de vraagstelling geeft duidelijke indicatie voor de machinebureaucratie op basis van gestandaardiseerde werkzaamheden en grote invloed van de staven (technostructuur). Mintzberg, pagina 163 e.v. D. Onjuist. De omschrijving in de vraagstelling geeft duidelijke indicatie voor de machinebureaucratie op basis van gestandaardiseerde werkzaamheden en grote invloed van de staven (technostructuur). Mintzberg, pagina 163 e.v.
© EXIN, ITMF
19/25
18 van 30 Wat is het voornaamste deel van de organisatie in een adhocratie? A. middenkader B. ondersteunende diensten C. technostructuur D. uitvoerende kern A. Onjuist. Zie pagina 215 van Mintzberg. B. Juist. Zie pagina 255 van Mintzberg. C. Onjuist. Zie pagina 163 van Mintzberg. D. Onjuist. Zie pagina 189 van Mintzberg.
19 van 30 Wat is de relatie tussen de organisatiestructuur van de ICT-functie van een organisatie en de ICTstrategie? A. De ICT-strategie van een organisatie is afhankelijk van de bestaande organisatiestructuur van de ICT-functie. B. De organisatiestructuur van de ICT-functie van een organisatie wordt volledig bepaald door de gekozen ICT-strategie. C. Er is een wisselwerking tussen de opzet van de organisatiestructuur van de ICT-functie en het bepalen van de ICT-strategie. A. Onjuist. Dit is niet altijd het geval. B. Onjuist. Dit is niet altijd het geval. C. Juist. De wisselwerking tussen organisatiestructuur en ICT strategie is bepalend voor de opzet en inrichting.
© EXIN, ITMF
20/25
20 van 30 Om tot een ICT-strategie te komen zal er een dialoog tussen bedrijfsleiding en ICT moeten ontstaan waarbij er een aantal discussies op de strategieagenda staan. Tot welke discussievorm behoren taken en taakverdeling binnen de ICT-functie? A. de businessdiscussie B. de economiediscussie C. de infrastructuurdiscussie D. de organisatiediscussie A. Onjuist. Taken en taakverdeling van de ICT behoort niet tot de businessdiscussie. B. Onjuist. Taken en taakverdeling van de ICT behoort niet tot de economiediscussie. C. Onjuist. Taken en taakverdeling van de ICT behoort niet tot de infrastructuurdiscussie. D. Juist. Taken en taakverdeling van de ICT behoort tot de organisatiediscussie.
21 van 30 De ICT-functie in een onderneming bestaat uit een verzameling activiteiten voor een aantal aandachtsgebieden. Tot welk aandachtsgebied behoren gegevensverwerkende procedures? A. communicatiefaciliteiten B. deskundigen en organisatie C. gegevens D. toepassingen A. Onjuist. Procedures behoren niet tot het aandachtsgebied Communicatiefaciliteiten. B. Onjuist. Procedures behoren niet tot het aandachtsgebied Deskundigen en organisatie. C. Onjuist. Procedures behoren niet tot het aandachtsgebied Gegevens. D. Juist. Procedures behoren tot het aandachtsgebied Toepassingen.
22 van 30 Tot welke managementtaak behoort het beschikbaar stellen en toewijzen van de benodigde middelen voor het uitvoeren van de ICT-functie? A. beleid bepalen en plannen B. organiseren en conditioneren C. sturen van de uitvoering A. Onjuist. Dit behoort niet tot Beleid bepalen en plannen. B. Juist. Dit behoort tot Organiseren en conditioneren. C. Onjuist. Dit behoort niet tot Sturen van de uitvoering.
© EXIN, ITMF
21/25
23 van 30 Binnen een organisatie wordt overwogen om zich aan te sluiten op het netwerk van een overkoepelende brancheorganisatie. Op welk aandachtsgebied van de ICT-functie richt zich in dit geval de strategie? A. communicatiefaciliteiten B. deskundigen en organisatie C. gegevens D. toepassingen A. Juist. Het taakveld Strategie ten aanzien van communicatiefaciliteiten is hierbij betrokken. B. Onjuist. Dit is niet het juiste taakveld en aandachtsgebied. C. Onjuist. Dit is niet het juiste taakveld en aandachtsgebied. D. Onjuist. Dit is niet het juiste taakveld en aandachtsgebied.
24 van 30 Één van de stappen van de Process Quality Management (PQM) aanpak is het definiëren van bedrijfsprocessen. Welk soort bedrijfsprocessen kunnen dit zijn? A. uitsluitend processen van strategische en tactische aard B. uitsluitend processen van tactische en operationele aard C. processen van strategische, tactische en operationele aard A. Onjuist. Processen van operationele aard ontbreekt. B. Onjuist. Processen van strategische aard ontbreekt. C. Juist. Deze stap van PQM gaat over processen van strategische, tactische en operationele aard.
25 van 30 Welke van de onderstaande invloeden van ICT heeft een relatie met het concurrentiekrachtenmodel van Porter? A. de invloed van ICT op de bedrijfsprocessen B. de invloed van ICT op de markt C. de invloed van ICT op het producten of dienstenassortiment A. Onjuist. Dit heeft geen relatie met het concurrentiekrachtenmodel van Porter. B. Juist. Dit heeft relatie met het concurrentiekrachtenmodel van Porter. C. Onjuist. Dit heeft geen relatie met het concurrentiekrachtenmodel van Porter.
© EXIN, ITMF
22/25
26 van 30 Wat is geen concurrentiekracht in het concurrentiekrachtenmodel van Porter? A. onderhandelingsmacht van afnemers B. onderhandelingsmacht van leveranciers C. potentiële toetreding van bestaande aanbieders op de markt D. terugtrekking van bestaande aanbieders op de markt A. Onjuist. Deze optie behoort wel tot één van de concurrentiekrachten uit het model van Porter. B. Onjuist. Deze optie behoort wel tot één van de concurrentiekrachten uit het model van Porter. C. Onjuist. Deze optie behoort wel tot één van de concurrentiekrachten uit het model van Porter. D. Juist. Deze optie behoort niet tot één van de concurrentiekrachten uit het model van Porter.
27 van 30 Bij de ICT-functie van een organisatie is een ICT-infrastructuur noodzakelijk. Bij welk soort ICT-infrastructuur horen elektronische post en intranettoepassingen? A. applicatie-infrastructuur B. communicatie-infrastructuur C. gegevensinfrastructuur D. organisatie-infrastructuur A. Juist. Elektronische post en intranettoepassingen horen tot de applicatie-infrastructuur. B. Onjuist. Elektronische post en intranettoepassingen behoren niet tot de communicatieinfrastructuur. C. Onjuist. Elektronische post en intranettoepassingen behoren niet tot de gegevensinfrastructuur. D. Onjuist. Elektronische post en intranettoepassingen behoren niet tot de organisatieinfrastructuur.
© EXIN, ITMF
23/25
28 van 30 Tot welk perspectief van de Balanced Score Card behoren het vinden van nieuwe doelgroepen en distributiekanalen waarbij gebruik gemaakt wordt van nieuwe media? A. financiële waarde creëren B. waardecreatie door innovatie C. waardecreatie in processen D. waardecreatie voor de klant A. Onjuist. Dit behoort niet tot Financiële waarde creëren. B. Juist. Dit behoort tot Waardecreatie door innovatie. C. Onjuist. Dit behoort niet tot Waardecreatie in processen. D. Onjuist. Dit behoort niet tot Waardecreatie voor de klant.
29 van 30 Oosterhaven noemt vier categorieën van taakvelden binnen de ICT functie. Welke categorie taakvelden hoort daar niet bij? A. beheer en exploitatie van faciliteiten B. beheer van gegevens en informatiesystemen C. beslissen D. systeemontwikkeling en invoering A. Onjuist. Deze categorie wordt wel genoemd. B. Onjuist. Deze categorie wordt wel genoemd. C. Juist. Deze categorie moet Besturing zijn. D. Onjuist. Deze categorie wordt wel genoemd.
30 van 30 Welke functionaris is niet betrokken bij de uitvoering van het beheer van ICT-faciliteiten? A. de concerninformatiemanager B. de manager ICT-dienstverlening C. de unitinformatiemanager A. Juist. De concerninformatiemanager is niet betrokken bij de uitvoering van het beheer. B. Onjuist. De manager ICT dienstverlening is hierbij wel betrokken. C. Onjuist. De unitinformatiemanager is hierbij wel betrokken.
© EXIN, ITMF
24/25
Beoordeling Het maximaal te behalen punten voor dit examen is 30. Bij het behalen van 20 punten of meer bent u geslaagd. In alle andere gevallen bent u gezakt. In onderstaande tabel wordt bij het aantal punten het bijbehorende cijfer gegeven. gezakt behaalde aantal punten 0–8 9 – 11 12 – 14 15 – 16 17 – 19
© EXIN, ITMF
cijfer 1 2 3 4 5
geslaagd behaalde aantal punten 20 – 22 23 – 24 25 – 27 28 – 29 30
cijfer 6 7 8 9 10
25/25