voorbeeldexamen Information Systems Design and Development Foundation
I-Tracks voorbeeldexamen ISDDF Information Systems Design and Development Foundation uitgave april 2005
inhoud 3 4 14 28
inleiding voorbeeldexamen antwoordindicatie beoordeling
EXIN Kantoor Janssoenborch, Hoog Catharijne Godebaldkwartier 365, 3511 DT Utrecht Postbus 19147, 3501 DC Utrecht Telefoon (030) 234 48 11 Fax (030) 231 59 86 E-mail
[email protected] Internet http://www.exin.nl
Copyright © 2005 EXIN Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, opgeslagen in een dataverwerkend systeem of uitgezonden in enige vorm door middel van druk, fotokopie of welke andere vorm dan ook zonder toestemming van EXIN.
© EXIN 2005
2/28
Inleiding Dit is het voorbeeldexamen Information Systems Design and Development Foundation (ISDDF). Het examen bestaat uit 30 meerkeuzevragen. Elke vraag heeft één correct antwoord. Elke goed beantwoorde vraag levert u 1 punt op. Het maximaal aantal te behalen punten is 30. Bij 20 punten of meer bent u geslaagd. De beschikbare tijd is 60 minuten. Aan deze gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Veel succes!
© EXIN 2005
3/28
Voorbeeldexamen
1 van 30 Is het organisatiebeleid een onderdeel van het totale beleid van de organisatie ten aanzien van de informatievoorziening? A. ja B. nee
2 van 30 1. Een organisatie besluit om in de toekomst klantvriendelijker te gaan werken. 2. De organisatie stelt een lange termijnplan op waarin wordt aangegeven hoe dit doel kan worden bereikt. 3. Vervolgens stelt de organisatie een plan op met betrekking tot de organisatie van de informatievoorziening. 4. Daarnaast wordt een plan opgesteld waarin een viertal concrete projecten worden voorgesteld.
Wat wordt in punt 4 beschreven? A. informatiebeleid B. informatieplan C. organisatiebeleid D. organisatieplan
3 van 30 Bij informatieplanning is er sprake van beleidsvorming en beleidsrealisatie. Wanneer wordt het projectenplan opgesteld, waarin de informatiesysteemontwikkelingsprojecten worden uitgewerkt? A. beleidsrealisatie B. beleidsvorming
© EXIN 2005
4/28
4 van 30 Bij objectoriëntatie is er sprake van objects (objecten), attributes (gegevens) en methods (bewerkingen). De attributes van een object zijn onzichtbaar voor de andere objecten. Wat is hiervan het gevolg? A. De ontwikkelde programma's sluiten beter op elkaar aan. B. De ontwikkelde programma's worden gebruikersvriendelijker. C. Objecten kunnen makkelijker worden hergebruikt.
5 van 30 Een programmeur ontwikkelt met behulp van een objectgeoriënteerde programmeertaal een programma waarmee onder andere de adresgegevens van klanten kunnen worden gewijzigd. Met welk OO-begrip wordt het wijzigen van de adresgegevens ook wel aangeduid? A. attribute B. method C. object
6 van 30 Bij welke werkwijze voor systeemontwikkeling wordt een informatiesysteem gefaseerd ontwikkeld op basis van een vooraf opgesteld informatieplan, zonder de mogelijkheid terug te keren naar een vorige fase? A. evolutionair B. lineair
7 van 30 Een projectbeheersingsmethode gaat uit van de globale fasering analyse, ontwerp en realisatie. Welke fase is vergelijkbaar met de SDM-fase definitiestudie? A. analyse B. ontwerp C. realisatie
© EXIN 2005
5/28
8 van 30 In een instabiele omgeving kunnen wensen en eisen van de gebruikers nogal eens veranderen. Welke methode is geschikt voor een instabiele omgeving? A. DSDM B. SDM
9 van 30 In welk ontwerp wordt aangegeven wat het te ontwikkelen informatiesysteem moet doen? A. functioneel ontwerp B. technisch ontwerp
10 van 30 In welke fase van SDM-1 worden gedetailleerde procesmodellen en procesbeschrijvingen gemaakt? A. definitiestudie B. functioneel ontwerp C. technisch ontwerp
11 van 30 Wat komt niet voor in een globaal gegevensmodel? A. constraints (beperkingen) B. entiteittypen C. relatietypen
© EXIN 2005
6/28
12 van 30 De componenten van een dialoogbeschrijving zijn: •
een beschrijving van de oude toestand
•
een beschrijving van de nieuwe toestand
•
een beschrijving van de actie om te komen van de oude naar de nieuwe toestand
Is deze omschrijving volledig? A. ja B. nee
13 van 30 In welke fase van een project zal een communicatiediagram gemaakt worden? A. conceptualisatie B. implementatie C. ontwerp
14 van 30 Is het mogelijk om met behulp van een grafische component in een Data Flow Diagram (DFD) de flow van producten door een bedrijf te tekenen? A. ja B. nee
© EXIN 2005
7/28
15 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Bij een huisartsenpraktijk kunnen patiënten afspraken maken voor het spreekuur van hun huisarts. De patiënt geeft zijn keuze voor een datum en tijd door en vervolgens wordt deze keuze vastgelegd in een database. De huisartsen krijgen elke middag om 16.30 uur een overzicht met de afspraken voor de volgende dag. Op welke wijze moet de keuze van de patiënt en het vastleggen van deze keuze in de database worden weergegeven in het nog te vervolmaken Data Flow Diagram (DFD)? A. met een dataflow van patiënt naar de datastore afspraken B. met een dataflow van patiënt naar huisarts C. met een dataflow van patiënt naar verwerk afspraken en een dataflow van verwerk afspraken naar de datastore afspraken
16 van 30 Is gestructureerd programmeren het maken van programma's met behulp van een gestructureerde programmeertaal? A. ja B. nee
© EXIN 2005
8/28
17 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Staat het gegeven Entity Relationship Diagram (ERD) toe dat een medewerker die aan een project werkt, ook leiding kan geven aan dat project? A. ja B. nee
18 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Een cursist kan zich inschrijven voor 0, 1 of meer cursussen. Een cursus wordt pas opgenomen in de database als minimaal 1 cursist zich aangemeld heeft voor deze cursus. Welk Entitiy Relationship Diagram (ERD) geeft dit juist weer? A. A B. B C. C
© EXIN 2005
9/28
19 van 30 Welk databasemodel is de officiele standaard volgens de CODASYL Data Base Task Group? A. hiërarchische model B. netwerk model C. relationele model D. semantisch model
20 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het reserveringssysteem van een reisbureau geldt dat na het kiezen van een bestemming, indien de bestemming geaccepteerd wordt, de vervoerswijze getoond moet worden. Na het kiezen van een bestemming moet, indien de bestemming volgeboekt is, gevraagd worden naar een alternatief. Voor dit gedeelte van het informatiesysteem is het bovenstaande State Transition Diagram (STD) getekend. Wat moet ingevuld worden in plaats van de letter 'c'? A. bestemming geaccepteerd B. bestemming volgeboekt C. toon vervoerswijze D. vraag naar alternatief
© EXIN 2005
10/28
21 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het State Transition Diagram (STD) wordt na het tonen van klantgegevens in de toestand 'klantidentificatie' bekeken of het gaat om een bestaande of een nieuwe klant. Wordt een invulscherm voor klantgegevens getoond, als het gaat om een nieuwe klant? A. ja B. nee
22 van 30 Er is een structurele relatie tussen een klant en een order. Waarvan is hier sprake? A. aggregatie B. associatie C. compositie D. overerving
© EXIN 2005
11/28
23 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het klassediagram is een gedeelte van een cursusreserveringsysteem te zien. Volgens dit diagram worden minimaal 0, maximaal 10 cursussen gegeven aan minimaal 8, maximaal 15 deelnemers. Is dit juist? A. ja B. nee
24 van 30 Welk diagram levert direct informatie aan het compleet klassediagram? A. communicatiediagram B. sequencediagram C. toestandsdiagram D. use-case diagram
25 van 30 Bij welke testvorm wordt getest of alle onderdelen nog correct functioneren na het doorvoeren van een wijziging? A. hersteltest B. interfacestest C. productietest D. regressietest
26 van 30 Wat wordt getest met de referentie schaduwdraaien test? A. de mogelijkheid dat twee versies van een applicatie een identieke interface hebben B. de relatie tussen het geautomatiseerde en het handmatige deel van het systeem C. de verwerking van grote hoeveelheden en aantallen
© EXIN 2005
12/28
27 van 30 Welke testsoort is gebaseerd op de functionele specificaties en de kwaliteitseisen? A. black-box test B. white-box test
28 van 30 Welk onderdeel van een CASE-tool wordt gebruikt om de consistentie en volledigheid van een model te bewaken? A. analysefaciliteiten B. beheerfaciliteiten C. generatiefaciliteiten D. prototypingfaciliteiten
29 van 30 Welk voordeel hoort niet bij een testing tool? A. Een testing tool kan geautomatiseerd en dus ook 's nachts testen uitvoeren. B. Een testing tool kan grote hoeveelheden testdata automatisch genereren. C. Een testing tool kan helpen bij het ontwerpen van testen. D. Een testing tool kan het hertesten grotendeels automatisch doen.
30 van 30 Binnen een project blijkt het moeilijk om goede specificaties te verkrijgen. De ontwerper wil samen met de gebruikers de kwaliteit er van verbeteren, Welk hulpmiddel beveel je aan? A. acceptatietest B. prototyping C. testingtool
© EXIN 2005
13/28
Antwoordindicatie 1 van 30 Is het organisatiebeleid een onderdeel van het totale beleid van de organisatie ten aanzien van de informatievoorziening? A. ja B. nee A. Onjuist, het informatiebeleid is afgeleid van het organisatiebeleid. B. Juist, het informatiebeleid is afgeleid van het organisatiebeleid.
2 van 30 1. Een organisatie besluit om in de toekomst klantvriendelijker te gaan werken. 2. De organisatie stelt een lange termijnplan op waarin wordt aangegeven hoe dit doel kan worden bereikt. 3. Vervolgens stelt de organisatie een plan op met betrekking tot de organisatie van de informatievoorziening. 4. Daarnaast wordt een plan opgesteld waarin een viertal concrete projecten worden voorgesteld.
Wat wordt in punt 4 beschreven? A. informatiebeleid B. informatieplan C. organisatiebeleid D. organisatieplan A. Onjuist, het informatiebeleid wordt in punt 3 beschreven. B. Juist, het informatieplan wordt in punt 4 beschreven. C. Onjuist, het organisatiebeleid wordt in punt 1 beschreven. D. Onjuist, het organisatieplan wordt in punt 2 beschreven.
© EXIN 2005
14/28
3 van 30 Bij informatieplanning is er sprake van beleidsvorming en beleidsrealisatie. Wanneer wordt het projectenplan opgesteld, waarin de informatiesysteemontwikkelingsprojecten worden uitgewerkt? A. beleidsrealisatie B. beleidsvorming A. Juist, het projectenplan wordt opgesteld in de realisatiefase. B. Onjuist, bij beleidsvorming wordt er een visie ontwikkeld, het projectenplan wordt opgesteld in de realisatiefase.
4 van 30 Bij objectoriëntatie is er sprake van objects (objecten), attributes (gegevens) en methods (bewerkingen). De attributes van een object zijn onzichtbaar voor de andere objecten. Wat is hiervan het gevolg? A. De ontwikkelde programma's sluiten beter op elkaar aan. B. De ontwikkelde programma's worden gebruikersvriendelijker. C. Objecten kunnen makkelijker worden hergebruikt. A. Onjuist, de objecten kunnen makkelijker worden hergebruikt B. Onjuist, de objecten kunnen makkelijker worden hergebruikt C. Juist, doordat de gegevens kunnen worden opgeslagen bij een object, kunnen objecten makkelijk worden hergebruikt.
5 van 30 Een programmeur ontwikkelt met behulp van een objectgeoriënteerde programmeertaal een programma waarmee onder andere de adresgegevens van klanten kunnen worden gewijzigd. Met welk OO-begrip wordt het wijzigen van de adresgegevens ook wel aangeduid? A. attribute B. method C. object A. Onjuist, het adres van de klant is een attribute (gegeven). B. Juist, het wijzigen van de adresgegevens is een method (bewerking). C. Onjuist, de klant is een object.
© EXIN 2005
15/28
6 van 30 Bij welke werkwijze voor systeemontwikkeling wordt een informatiesysteem gefaseerd ontwikkeld op basis van een vooraf opgesteld informatieplan, zonder de mogelijkheid terug te keren naar een vorige fase? A. evolutionair B. lineair A. Onjuist, bij de evolutionaire aanpak wordt het informatiesysteem niet in één keer ontwikkeld, maar steeds verder uitgebreid. B. Juist, bij de lineaire aanpak wordt het hele systeem gefaseerd ontwikkeld volgens vooraf overeengekomen specificaties, zonder de mogelijkheid om terug te keren naar een vorige fase.
7 van 30 Een projectbeheersingsmethode gaat uit van de globale fasering analyse, ontwerp en realisatie. Welke fase is vergelijkbaar met de SDM-fase definitiestudie? A. analyse B. ontwerp C. realisatie A. Juist, de definitiestudie wordt gebruikt om de opdracht en de bestaande situatie te analyseren en het probleem in kaart te brengen. B. Onjuist, in de ontwerpfase worden het functioneel en het technisch ontwerp uitgewerkt, deze fase komt na de analysefase. C. Onjuist, in de realisatiefase wordt het systeem gebouwd. Deze fase komt na de analyse- en de ontwerpfase.
8 van 30 In een instabiele omgeving kunnen wensen en eisen van de gebruikers nogal eens veranderen. Welke methode is geschikt voor een instabiele omgeving? A. DSDM B. SDM A. Juist, DSDM is door het iteratieve karakter zeer geschikt voor onstabiele, dynamische omgevingen, waarin de wensen en eisen van de gebruikers vaak veranderen. B. Onjuist, SDM is vooral geschikt voor een stabiele omgeving, waarin de eisen van de gebruikers aan het begin van het traject in kaart worden gebracht en onderweg niet meer kunnen wijzigen.
© EXIN 2005
16/28
9 van 30 In welk ontwerp wordt aangegeven wat het te ontwikkelen informatiesysteem moet doen? A. functioneel ontwerp B. technisch ontwerp A. Juist, het functioneel ontwerp geeft aan wat het te ontwikkelen informatiesysteem moet doen. B. Onjuist, het technisch ontwerp geeft aan hoe het informatiesysteem moet werken.
10 van 30 In welke fase van SDM-1 worden gedetailleerde procesmodellen en procesbeschrijvingen gemaakt? A. definitiestudie B. functioneel ontwerp C. technisch ontwerp A. Onjuist, in deze fase wordt alleen maar een globaal procesmodel gemaakt. B. Juist, in deze fase wordt een procesmodel met procesbeschrijvingen gemaakt. C. Onjuist, in deze fase worden programmaspecificaties gemaakt.
11 van 30 Wat komt niet voor in een globaal gegevensmodel? A. constraints (beperkingen) B. entiteittypen C. relatietypen A. Juist, constraints (beperkingen) worden later toegevoegd bij het verbeteren van het gegevensmodel. B. Onjuist, een globaal gegevensmodel bestaat uit entiteittypen en relatietypen. C. Onjuist, een globaal gegevensmodel bestaat uit entiteittypen en relatietypen.
© EXIN 2005
17/28
12 van 30 De componenten van een dialoogbeschrijving zijn: •
een beschrijving van de oude toestand
•
een beschrijving van de nieuwe toestand
•
een beschrijving van de actie om te komen van de oude naar de nieuwe toestand
Is deze omschrijving volledig? A. ja B. nee A. Onjuist, de conditie, waarop een actie wordt genomen, is een belangrijke component van een dialoogbeschrijving. B. Juist, de conditie, waarop een actie wordt genomen, is ook een belangrijke component van een dialoogbeschrijving.
13 van 30 In welke fase van een project zal een communicatiediagram gemaakt worden? A. conceptualisatie B. implementatie C. ontwerp A. Onjuist, dit wordt in de ontwerpfase gemaakt. B. Onjuist, dit wordt in de ontwerpfase gemaakt. C. Juist, een communicatiediagram wordt in de ontwerpfase gemaakt.
14 van 30 Is het mogelijk om met behulp van een grafische component in een Data Flow Diagram (DFD) de flow van producten door een bedrijf te tekenen? A. ja B. nee A. Onjuist, in een DFD is het niet mogelijk om een materiestroom te tekenen. B. Juist, in een DFD is het niet mogelijk om een materiestroom te tekenen.
© EXIN 2005
18/28
15 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Bij een huisartsenpraktijk kunnen patiënten afspraken maken voor het spreekuur van hun huisarts. De patiënt geeft zijn keuze voor een datum en tijd door en vervolgens wordt deze keuze vastgelegd in een database. De huisartsen krijgen elke middag om 16.30 uur een overzicht met de afspraken voor de volgende dag. Op welke wijze moet de keuze van de patiënt en het vastleggen van deze keuze in de database worden weergegeven in het nog te vervolmaken Data Flow Diagram (DFD)? A. met een dataflow van patiënt naar de datastore afspraken B. met een dataflow van patiënt naar huisarts C. met een dataflow van patiënt naar verwerk afspraken en een dataflow van verwerk afspraken naar de datastore afspraken A. Onjuist, een dataflow wordt niet rechtstreeks van een terminator naar een datastore getekend. B. Onjuist, de gegevens gaan niet rechtstreeks van een terminator naar een terminator. C. Juist, de gegevens gaan van een terminator naar een proces en vandaar naar een datastore.
16 van 30 Is gestructureerd programmeren het maken van programma's met behulp van een gestructureerde programmeertaal? A. ja B. nee A. Onjuist, gestructureerd programmeren is het organiseren van het ontwerpproces en het toepassen van regels zodanig dat logische fouten voorkomen worden. B. Juist, gestructureerd programmeren is het organiseren van het ontwerpproces en het toepassen van regels zodanig dat logische fouten voorkomen worden.
© EXIN 2005
19/28
17 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Staat het gegeven Entity Relationship Diagram (ERD) toe dat een medewerker die aan een project werkt, ook leiding kan geven aan dat project? A. ja B. nee A. Juist, in het ERD is dit niet uit te sluiten; dit kan alleen worden opgenomen via een aanvullende beperkingsregel. B. Onjuist, in het ERD is dit niet uit te sluiten; dit kan alleen worden opgenomen via een aanvullende beperkingsregel.
© EXIN 2005
20/28
18 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
Een cursist kan zich inschrijven voor 0, 1 of meer cursussen. Een cursus wordt pas opgenomen in de database als minimaal 1 cursist zich aangemeld heeft voor deze cursus. Welk Entitiy Relationship Diagram (ERD) geeft dit juist weer? A. A B. B C. C A. Juist, volgens dit ERD kan een cursist zicht inschrijven voor 0, 1 of meer cursussen. Voor een cursus moet ik minimaal 1 inschrijving hebben. B. Onjuist, volgens dit ERD kan een cursist zicht inschrijven voor 0, 1 of meer cursussen. Voor een cursus kunnen er 0, 1 of meer inschrijvingen zijn. C. Onjuist, volgens dit ERD kan een inschrijving betrekking hebben op 0, 1 of meer cursisten en op 0, 1 of meer cursussen.
© EXIN 2005
21/28
19 van 30 Welk databasemodel is de officiele standaard volgens de CODASYL Data Base Task Group? A. hiërarchische model B. netwerk model C. relationele model D. semantisch model A. Onjuist, dit is geen standaard model. B. Juist, dit is de standaard volgens de CODASYL Data Base Task Group. C. Onjuist, dit is geen standaard model. D. Onjuist, dit is geen databasemodel.
20 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het reserveringssysteem van een reisbureau geldt dat na het kiezen van een bestemming, indien de bestemming geaccepteerd wordt, de vervoerswijze getoond moet worden. Na het kiezen van een bestemming moet, indien de bestemming volgeboekt is, gevraagd worden naar een alternatief. Voor dit gedeelte van het informatiesysteem is het bovenstaande State Transition Diagram (STD) getekend. Wat moet ingevuld worden in plaats van de letter 'c'? A. bestemming geaccepteerd B. bestemming volgeboekt C. toon vervoerswijze D. vraag naar alternatief A. Onjuist, 'bestemming geaccepteerd' is een conditie en moet komen op de plaats van 'a'. B. Juist, want 'bestemming volgeboekt'is een conditie en moet komen op de plaats van 'c'. C. Onjuist, want 'toon vervoerswijze' is een actie en moet komen op de plaats van 'b'. D. Onjuist, want 'vraag naar alternatief' is een actie en moet komen op de plaats van 'd'.
© EXIN 2005
22/28
21 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het State Transition Diagram (STD) wordt na het tonen van klantgegevens in de toestand 'klantidentificatie' bekeken of het gaat om een bestaande of een nieuwe klant. Wordt een invulscherm voor klantgegevens getoond, als het gaat om een nieuwe klant? A. ja B. nee A. Juist, bij de conditie nieuwe klant wordt als aktie gevraagd om klantopname te tonen. B. Onjuist, bij de conditie nieuwe klant wordt als aktie gevraagd om klantopname te tonen.
22 van 30 Er is een structurele relatie tussen een klant en een order. Waarvan is hier sprake? A. aggregatie B. associatie C. compositie D. overerving A. Onjuist, bij een aggregatie is sprake van een klasse die een onderdeel is van een andere klasse. B. Juist, bij een associatie is sprake van een structurele relatie tussen 2 klassen. C. Onjuist, bij een compositie is sprake van een klasse die een onderdeel is van een andere klasse. D. Onjuist, bij overerving erft een klasse de attributen van een andere klasse.
© EXIN 2005
23/28
23 van 30 Zie onderstaande afbeelding.
In het klassediagram is een gedeelte van een cursusreserveringsysteem te zien. Volgens dit diagram worden minimaal 0, maximaal 10 cursussen gegeven aan minimaal 8, maximaal 15 deelnemers. Is dit juist? A. ja B. nee A. Onjuist, een cursus heeft minimaal 8, maximaal 15 cursisten en een cursist kan aan minimaal 0 en maximaal 10 cursussen deelnemen. B. Juist, een cursus heeft minimaal 8, maximaal 15 cursisten en een cursist kan aan minimaal 0 en maximaal 10 cursussen deelnemen.
24 van 30 Welk diagram levert direct informatie aan het compleet klassediagram? A. communicatiediagram B. sequencediagram C. toestandsdiagram D. use-case diagram A. Onjuist, alleen het toestandsdiagram en het activity diagram leveren direct informatie aan het compleet klassediagram. B. Onjuist, alleen het toestandsdiagram en het activity diagram leveren direct informatie aan het compleet klassediagram. C. Juist, alleen het toestandsdiagram en het activity diagram leveren direct informatie aan het compleet klassediagram. D. Onjuist, alleen het toestandsdiagram en het activity diagram leveren direct informatie aan het compleet klassediagram.
© EXIN 2005
24/28
25 van 30 Bij welke testvorm wordt getest of alle onderdelen nog correct functioneren na het doorvoeren van een wijziging? A. hersteltest B. interfacestest C. productietest D. regressietest A. Onjuist, de hersteltest test de herstel en herstartfaciliteiten na een storing. B. Onjuist, de interfacetest test de aansluitingen naar andere systemen. C. Onjuist, de productietest test de productieprocedures. D. Juist, de regressietest test of alle onderdelen nog correct functioneren na het doorvoeren van een wijziging?
26 van 30 Wat wordt getest met de referentie schaduwdraaien test? A. de mogelijkheid dat twee versies van een applicatie een identieke interface hebben B. de relatie tussen het geautomatiseerde en het handmatige deel van het systeem C. de verwerking van grote hoeveelheden en aantallen A. Juist, dit wordt getest in de referentie schaduwdraaientest. B. Onjuist, dit wordt getest in de handmatige ondersteuningstest. C. Onjuist, dit wordt getest in de stresstest.
27 van 30 Welke testsoort is gebaseerd op de functionele specificaties en de kwaliteitseisen? A. black-box test B. white-box test A. Juist, de black-box testen zijn gebaseerd op de functionele specificaties en de kwaliteitseisen. B. Onjuist, de white-box testen zijn gebaseerd op de codering, de programmabeschrijving of het technisch ontwerp.
© EXIN 2005
25/28
28 van 30 Welk onderdeel van een CASE-tool wordt gebruikt om de consistentie en volledigheid van een model te bewaken? A. analysefaciliteiten B. beheerfaciliteiten C. generatiefaciliteiten D. prototypingfaciliteiten A. Juist, analysefaciliteiten worden gebruikt om de consistentie en volledigheid van het model te bewaken. B. Onjuist, beheerfaciliteiten worden gebruikt om de modellen te beheren. C. Onjuist, generatiefaciliteiten worden gebruikt om de modellen te genereren. D. Onjuist, prototypingfaciliteiten worden gebruikt om de dialogen te maken.
29 van 30 Welk voordeel hoort niet bij een testing tool? A. Een testing tool kan geautomatiseerd en dus ook 's nachts testen uitvoeren. B. Een testing tool kan grote hoeveelheden testdata automatisch genereren. C. Een testing tool kan helpen bij het ontwerpen van testen. D. Een testing tool kan het hertesten grotendeels automatisch doen. A. Onjuist, als de testdata ingevoerd zijn, kan de tool de test herhalen wanneer men wil. B. Onjuist, als na het invoeren van initiële data kan de tool specifieke tests genereren. C. Juist, het ontwerpen blijft werk van de testcoördinator. D. Onjuist, als de testdata ingevoerd zijn, kan de tool de test herhalen wanneer men wil.
© EXIN 2005
26/28
30 van 30 Binnen een project blijkt het moeilijk om goede specificaties te verkrijgen. De ontwerper wil samen met de gebruikers de kwaliteit er van verbeteren, Welk hulpmiddel beveel je aan? A. acceptatietest B. prototyping C. testingtool A. Onjuist, een acceptatietest vindt achteraf plaats. B. Juist, prototyping is bij uitstek een hulpmiddel om samen met de gebruikers duidelijkheid te verkrijgen over de specificaties. C. Onjuist, een testingtool is een hulpmiddel om de kwaliteit van een gereed product te toetsen en is niet geschikt voor specificaties.
© EXIN 2005
27/28
Beoordeling Het maximaal te behalen punten voor dit examen is 30. Bij het behalen van 20 punten of meer bent u geslaagd. In alle andere gevallen bent u gezakt. In onderstaande tabel wordt bij het aantal punten het bijbehorende cijfer gegeven. gezakt behaalde aantal punten 0-8 9 – 11 12 – 14 15 – 16 17 - 19
© EXIN 2005
cijfer 1 2 3 4 5
geslaagd behaalde aantal punten 20 – 22 23 – 24 25 – 27 28 - 29 30
cijfer 6 7 8 9 10
28/28