Voorbeeldexamen
Testen Foundation
Editie maart 2012
Copyright © 2012 EXIN All rights reserved. No part of this publication may be published, reproduced, copied or stored in a data processing system or circulated in any form by print, photo print, microfilm or any other means without written permission by EXIN.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
2
Inhoud Introductie Voorbeeldexamen Antwoordsleutel Evaluation
4 5 12 27
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
3
Introductie Dit is het voorbeeldexamen Testen Foundation. Het examen bestaat uit 30 meerkeuzevragen. Elke vraag heeft één correct antwoord. Elke goed beantwoorde vraag levert u 1 punt op. Het maximaal aantal te behalen punten is 30. Bij 20 punten of meer bent u geslaagd. De beschikbare tijd is 60 minuten. Aan deze gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Veel succes!
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
4
Voorbeeldexamen 1 van 30 Aan requirements worden eisen gesteld. Wat wordt bedoeld met de eis ‘ondubbelzinnigheid’? A. Afzonderlijke aspecten moeten als afzonderlijke requirements vastgelegd worden. B. Er mag geen ruimte worden gelaten voor ongewenste interpretatie. C. Er mogen geen vragen meer openstaan voor geformuleerde requirements. 2 van 30 Welke rol spelen de acceptatiecriteria in een testtraject? A. Acceptatiecriteria dienen als basis voor het testontwerp. B. Acceptatiecriteria kunnen als testdata worden gebruikt. C. Acceptatiecriteria vormen de basis voor de risicoanalyse. D. Acceptatiecriteria worden als testgevallen gebruikt. 3 van 30 Welk soort risico is voor de tester van primair belang? A. financieringsrisico B. planningsrisico C. productrisico D. projectrisico 4 van 30 Waarom zijn de drie dimensies iformatie, processen en systemen alle drie van belang bij het testen van een informatiesysteem? A. Gegevens en een testproces zijn nodig om het informatiesysteem te testen. B. Het eindproduct van een IT-project omvat altijd een informatiesysteem met bijbehorende processen en gegevens C. Het testproces van het systeem levert informatie op.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
5
5 van 30 Wat is een kwaliteitsaspect van het POQ-model? A. Controleerbaarheid B. Gebruikersvriendelijkheid C. Installeerbaarheid D. Werkbaarheid 6 van 30 Welke toetsvorm is het beste om zoveel mogelijk verbeterpunten in systeemspecificaties te achterhalen? A. Inspectie B. Review C. Walkthrough 7 van 30 Wat is een belangrijk principe van het V-model? A. De acceptatietest begint direct na de systeemtest. B. De testuitvoering van een testsoort begint direct na oplevering van de basis daarvoor uit de bijbehorende systeemontwikkelfase. C. De voorbereiding van een testsoort begint direct na oplevering van de basis daarvoor uit de bijbehorende systeemontwikkelfase. 8 van 30 Welke fase (discipline) van systeemontwikkeling vindt plaats bij de IT-Leverancier? A. Controle B. Definitie C. Initiatie D. Realisatie 9 van 30 Welke systeemontwikkelmethode is evolutionair? A. DSDM B. IAD C. RUP D. SDM
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
6
10 van 30 Welk testproduct bevat de uitgeschreven instructies voor het uitvoeren van de testen om de acceptatiecriteria te evalueren? A. bevindingenadministratie B. eindrapport met advies C. lijst van acceptatiecriteria D. testspecificaties 11 van 30 Hoewel elke testaanpak zijn eigen fasering kent, zijn er toch generieke testfasen te benoemen. Welke fase wordt als een generieke testfase gezien? A. testclustering B. testgevallen C. testimplementatie D. testprocedure 12 van 30 Wanneer is de risicoanalyse gereed? A. aan het einde van de fase Planning B. aan het einde van het project C. als de uitvoering start D. in het begin van de fase Voorbereiding 13 van 30 Wat is de definitie van validatie? A. Met validatie tonen ontwikkelaars aan of het goede systeem is gebouwd. B. Met validatie tonen ontwikkelaars aan of het systeem goed is gebouwd. C. Met validatie wordt door acceptanten vastgesteld of het goede systeem is gebouwd. D. Met validatie wordt door acceptanten vastgesteld of het systeem goed is gebouwd.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
7
14 van 30 Welke testsoort is niet van belang bij het testen van ‘commercial-off-the-shelf’-software (COTS)? A. acceptatietest B. functionele test C. integratietest D. ketentest 15 van 30 Met welke test onderzoekt men de samenwerking van meerdere systemen, waarbij de nadruk ligt op het gehele proces inclusief de aansluiting op bedrijfsprocessen en organisatie? A. integratietest B. ketentest C. performancetest D. systeemintegratietest 16 van 30 Wat is een algemeen geaccepteerd percentage van de projecttijd dat aan alle tests tezamen (ontwikkel-, systeem- en acceptatietest) wordt besteed? A. 10 B. 30 C. 50 D. 70 17 van 30 In welk hoofdstuk van een testplan worden de uit te voeren testsoorten benoemd? A. Beheer B. Testinfrastructuur C. Testorganisatie D. Teststrategie
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
8
18 van 30 Wat is een hoofdstuk in een testplan? A. eindrapport B. testgevallen C. teststrategie D. vrijgaveadvies 19 van 30 Wat is een kenmerk van fysieke testgevallen? A. Fysieke testgevallen beschrijven de handelingen voor de testuitvoering in detail met exacte opgave van handelingen, invoer en uitvoer. B. Fysieke testgevallen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd tijdens de testuitvoering. C. Fysieke testgevallen kunnen alleen door ervaren medewerkers worden uitgevoerd. D. Fysieke testgevallen worden eerder opgesteld dan logische testgevallen. 20 van 30 Wat is geen onderdeel van de structuur van een testgeval? A. actie/invoer B. bevinding C. uitgangssituatie D. verwacht resultaat 21 van 30 Welke test is een snelle test waarin de testbaarheid en de stabiliteit van het testobject wordt beoordeeld? A. detailintake B. exploratieve test C. smoketest D. statische test
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
9
22 van 30 Wat doet de opdrachtgever met het vrijgaveadvies uit het testrapport van de testmanager? A. De opdrachtgever kan het vrijgaveadvies opvolgen. B. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen. C. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen als dit een onvoorwaardelijk advies is. D. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen als dit een voorwaardelijk advies is. 23 van 30 Wat is een onderdeel van een testrapport? A. status testbevindingen B. testbasis C. testgevallen D. teststrategie 24 van 30 Waarom is een onvoorwaardelijk positief vrijgaveadvies vrij ongebruikelijk? A. De testmanager mag geen onvoorwaardelijk positief vrijgaveadvies geven. B. Het aantal niet opgeloste bevindingen ligt altijd boven het maximum voor onvoorwaardelijke vrijgave. C. In veel gevallen is sprake van beperkingen of nog op te lossen problemen. 25 van 30 Welke kennis en ervaring van een tester valt onder Testvakkennis? A. kennis van een programmeertaal B. kennis van een systeemontwikkelmethode C. kennis van IT-architectuur D. kunnen maken van een adequate testbegroting
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
10
26 van 30 Welke activiteit hoort bij de adviserende testorganisatie? A. opleveren van een teststrategie B. opleveren van een vrijgaveadvies C. uitvoeren van een performancetest D. nemen van een vrijgavebeslissing 27 van 30 Wat is de relatie tussen prioriteit en ernst van een bevinding? A. Een bevinding met hoge prioriteit is altijd ernstig. B. Een ernstige bevinding heeft altijd een hoge prioriteit. C. Een ernstige bevinding hoeft niet altijd een hoge prioriteit te hebben. 28 van 30 Welk bevindingenattribuut stuurt de workflow die de bevinding doorloopt? A. Ernst B. Prioriteit C. Status 29 van 30 Welke strategie wordt aanbevolen als de testuitvoering geautomatiseerd moet worden? A. alle scripts volledig baseren op record en playback B. alle testgevallen automatiseren C. besturingslogica en foutafhandeling inbouwen D. data incorporeren in de scripts 30 van 30 Welk type tool is bedoeld voor ondersteuning tijdens het ontwerpen van tests? A. Beslissingstabeltool B. Capture/playbacktool C. Comparator D. Stub
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
11
Antwoordsleutel 1 van 30 Aan requirements worden eisen gesteld. Wat wordt bedoeld met de eis ‘ondubbelzinnigheid’? A. Afzonderlijke aspecten moeten als afzonderlijke requirements vastgelegd worden. B. Er mag geen ruimte worden gelaten voor ongewenste interpretatie. C. Er mogen geen vragen meer openstaan voor geformuleerde requirements. A. Onjuist. Dit is de eis ‘enkelvoudigheid’. B. Juist. Dubbelzinnige requirements laten ruimte voor verschillende en mogelijk ongewenste interpretatie en realisatie. (Bijlage C) C. Onjuist. Dit is de eis ‘begrijpelijkheid’. 2 van 30 Welke rol spelen de acceptatiecriteria in een testtraject? A. Acceptatiecriteria dienen als basis voor het testontwerp. B. Acceptatiecriteria kunnen als testdata worden gebruikt. C. Acceptatiecriteria vormen de basis voor de risicoanalyse. D. Acceptatiecriteria worden als testgevallen gebruikt. A. Juist. De acceptatiecriteria worden gebruikt om testgevallen te ontwerpen. (§13.4) B. Onjuist. Acceptatiecriteria kunnen niet als testdata worden gebruikt. C. Onjuist. De risicoanalyse vormt de basis van de acceptatiecriteria.. D. Onjuist. Acceptatiecriteria kunnen niet rechtstreeks als testgevallen gebruikt worden.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
12
3 van 30 Welk soort risico is voor de tester van primair belang? A. financieringsrisico B. planningsrisico C. productrisico D. projectrisico A. Onjuist. De categorie financieringsrisico's is een subgroep van projectrisico's. B. Onjuist. De categorie planningsrisico's is een subgroep van projectrisico's. C. Juist. De tester baseert primair zijn teststrategie op productrisico. (§2.2) D. Onjuist. Projectrisico's vormen het primaire aandachtsgebied van de projectleider. 4 van 30 Waarom zijn de drie dimensies informatie, processen en systemen alle drie van belang bij het testen van een informatiesysteem? A. Gegevens en een testproces zijn nodig om het informatiesysteem te testen. B. Het eindproduct van een IT-project omvat altijd een informatiesysteem met bijbehorende processen en gegevens C. Het testproces van het systeem levert informatie op. A. Onjuist. Gegevens en een testproces borgen niet dat ook de processen rondom het informatiesysteem getest worden. B. Juist. Als niet alle drie de gebieden worden getest, kunnen fouten over het hoofd worden gezien. (§2.3) C. Onjuist. Het testproces heeft niets te maken met de processen rondom het informatiesysteem. 5 van 30 Wat is een kwaliteitsaspect van het POQ-model? A. Controleerbaarheid B. Gebruikersvriendelijkheid C. Installeerbaarheid D. Werkbaarheid A. Onjuist. Dit is een kwaliteitsaspect van het IDQ-model. B. Onjuist. Dit is een kwaliteitsaspect van het ISO 9126-model. C. Onjuist. Dit is een kwaliteitsaspect van het ISO 9126-model. D. Juist. Dit is een kwaliteitsaspect van het POQ-model. (§3.6)
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
13
6 van 30 Welke toetsvorm is het beste om zoveel mogelijk verbeterpunten in systeemspecificaties te achterhalen? A. Inspectie B. Review C. Walkthrough A. Juist. Dit is het doel van Inspectie. (§11.2) B. Onjuist. Het doel van Inspectie is zoveel mogelijk verbeterpunten in systeemspecificaties te vinden. Een review is een minder diepgaande vorm van beoordeling dan inspectie, die dus ook minder fouten aan het licht brengt. C. Onjuist. Het doel van Inspectie is zoveel mogelijk verbeterpunten in systeemspecificaties te vinden. Een walkthrough is een minder diepgaande vorm van beoordeling dan inspectie, die dus ook minder fouten aan het licht brengt. 7 van 30 Wat is een belangrijk principe van het V-model? A. De acceptatietest begint direct na de systeemtest. B. De testuitvoering van een testsoort begint direct na oplevering van de basis daarvoor uit de bijbehorende systeemontwikkelfase. C. De voorbereiding van een testsoort begint direct na oplevering van de basis daarvoor uit de bijbehorende systeemontwikkelfase. A. Onjuist. De voorbereiding van de acceptatietest begint eerder dan de voorbereiding van de systeemtest. B. Onjuist. De voorbereiding van een testsoort start direct na oplevering van de basis, niet de testuitvoering. C. Juist. De voorbereiding van een testsoort begint direct na oplevering van de basis daarvoor uit de bijbehorende systeemontwikkelfase. (§6.2 V-model)
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
14
8 van 30 Welke fase (discipline) van systeemontwikkeling vindt plaats bij de IT-Leverancier? A. Controle B. Definitie C. Initiatie D. Realisatie A. Onjuist. De testen die direct relevant zijn voor de opdrachtgever, namelijk de systeem- en acceptatietesten, vinden in de fase (discipline) ‘controle’ plaats. B. Onjuist. In de fase (discipline) ‘definitie’ worden high-level requirements en acceptatiecriteria in kaart gebracht. Dit is een verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. C. Onjuist. In de fase (discipline) ‘initiatie’ wordt een ruwe business case opgesteld. Dit is een verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. D. Juist. In de fase (discipline) ‘realisatie’ vindt het detailontwerp en de bouw van het IT-Systeem plaats bij de IT-leverancier. (§1.7) 9 van 30 Welke systeemontwikkelmethode is evolutionair? A. DSDM B. IAD C. RUP D. SDM A. Onjuist. DSDM is een cyclische systeemontwikkelmethode. B. Juist. IAD beschrijft het evolutionair ontwikkelen van informatiesystemen. (§4.3) C. Onjuist. RUP is een cyclische systeemontwikkelmethode. D. Onjuist. SDM is een watervalmodel voor systeemontwikkeling met lineaire aanpak.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
15
10 van 30 Welk testproduct bevat de uitgeschreven instructies voor het uitvoeren van de testen om de acceptatiecriteria te evalueren? A. bevindingenadministratie B. eindrapport met advies C. lijst van acceptatiecriteria D. testspecificaties A. Onjuist. Bevindingenadministratie is cruciaal voor een soepel verloop van het testen herstelproces, maar bevat niet de instructies voor het uitvoeren van de testen om de acceptatiecriteria te evalueren. B. Onjuist. Het eindrapport geeft een compleet overzicht van de testresultaten, gebaseerd op de lijst van acceptatiecriteria, maar bevat niet de instructies voor het uitvoeren van de testen om de acceptatiecriteria te evalueren. C. Onjuist. De lijst van acceptatiecriteria (opsomming van actuele, geclusterde en geprioriteerde eisen en requirements) wordt gebruikt om testspecificaties tegen te schrijven. D. Juist. Testspecificaties worden gebruikt voor het uitvoeren van de testen om de acceptatiecriteria te evalueren. (§5.4) 11 van 30 Hoewel elke testaanpak zijn eigen fasering kent, zijn er toch generieke testfasen te benoemen. Welke fase wordt als een generieke testfase gezien? A. testclustering B. testgevallen C. testimplementatie D. testprocedure A. Onjuist. Testclustering is een specifiek TestFrame begrip. B. Onjuist. Testgevallen zijn een product, geen fase. C. Juist. Testimplementatie is naast testanalyse, testontwerp en automatisering één van de generieke testfasen. (§14.7) D. Onjuist. Testprocedure is geen fase.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
16
12 van 30 Wanneer is de risicoanalyse gereed? A. aan het einde van de fase Planning B. aan het einde van het project C. als de uitvoering start D. in het begin van de fase Voorbereiding A. Onjuist. De risicoanalyse is gereed aan het einde van het project. Zwaartepunt zit in de vroege fasen, maar daarmee houdt het niet op. B. Juist. Risicoanalyse is een doorlopende activiteit die gereed is aan het einde van het project. Zwaartepunt zit in de vroege fasen, maar daarmee houdt het niet op. (§5.2) C. Onjuist. De risicoanalyse is gereed aan het einde van het project. Zwaartepunt zit in de vroege fasen, maar daarmee houdt het niet op. D. Onjuist. De risicoanalyse is gereed aan het einde van het project. Zwaartepunt zit in de vroege fasen, maar daarmee houdt het niet op. 13 van 30 Wat is de definitie van validatie? A. Met validatie tonen ontwikkelaars aan of het goede systeem is gebouwd. B. Met validatie tonen ontwikkelaars aan of het systeem goed is gebouwd. C. Met validatie wordt door acceptanten vastgesteld of het goede systeem is gebouwd. D. Met validatie wordt door acceptanten vastgesteld of het systeem goed is gebouwd. A. Onjuist. Alleen acceptanten kunnen het oordeel vellen of het goede systeem is gebouwd (validatie), dus niet de ontwikkelaars. B. Onjuist. Met validatie wordt vastgesteld of het goede systeem is gebouwd. Met verificatie wordt vastgesteld of het systeem goed is gebouwd (door een onafhankelijk testteam). C. Juist. Alleen acceptanten kunnen het oordeel vellen of het goede systeem is gebouwd (validatie). (§6.1) D. Onjuist. Met validatie wordt vastgesteld of het goede systeem is gebouwd. Met verificatie wordt door een onafhankelijk testteam vastgesteld of het systeem goed is gebouwd.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
17
14 van 30 Welke testsoort is niet van belang bij het testen van ‘commercial-off-the-shelf’-software (COTS)? A. acceptatietest B. functionele test C. integratietest D. ketentest A. Onjuist. De acceptatietest richt zich op de inregelingsaspecten van het pakket. B. Juist. De functionaliteit is gekocht en het heeft geen zin deze achteraf ter discussie te stellen. (§6.7) C. Onjuist. In de integratietest wordt getest of de interfaces met reeds aanwezige componenten juist functioneren. D. Onjuist. Het pakket is onderdeel van een bedrijfsketen en die moet worden getest. 15 van 30 Met welke test onderzoekt men de samenwerking van meerdere systemen, waarbij de nadruk ligt op het gehele proces inclusief de aansluiting op bedrijfsprocessen en organisatie? A. integratietest B. ketentest C. performancetest D. systeemintegratietest A. Onjuist. De integratietest test interfaces en de interactie tussen componenten. B. Juist. In de ketentest wordt de samenwerking van meerdere systemen met nadruk op de hele bedrijfsketen en de aansluiting op bedrijfsprocessen en organisatie getest. (§7.2) C. Onjuist. De performancetest onderzoekt de prestaties van het systeem. D. Onjuist. De systeemintegratietest onderzoekt de samenwerking van meerdere systemen, maar niet de hele bedrijfsketen.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
18
16 van 30 Wat is een algemeen geaccepteerd percentage van de projecttijd dat aan alle tests tezamen (ontwikkel-, systeem- en acceptatietest) wordt besteed? A. 10 B. 30 C. 50 D. 70 A. Onjuist. Een algemeen geaccepteerd percentage voor alle tests is 50%. 10% wordt vaak voor de acceptatietest aangehouden. B. Onjuist. Een algemeen geaccepteerd percentage voor alle tests is 50%. 30% wordt vaak voor de systeem- en acceptatietest aangehouden. C. Juist. Een algemeen geaccepteerd percentage voor alle tests is 50%. (§7.1) D. Onjuist. Een algemeen geaccepteerd percentage alle tests is 50%. 70% wordt vaak voor de overige projectactiviteiten inclusief ontwikkeltesten aangehouden. 17 van 30 In welk hoofdstuk van een testplan worden de uit te voeren testsoorten benoemd? A. beheer B. testinfrastructuur C. testorganisatie D. teststrategie A. Onjuist. De uit te voeren testsoorten worden benoemd in het hoofdstuk teststrategie. B. Onjuist. De uit te voeren testsoorten worden benoemd in het hoofdstuk teststrategie. C. Onjuist. De uit te voeren testsoorten worden benoemd in het hoofdstuk teststrategie. D. Juist. De uit te voeren testsoorten worden benoemd in het hoofdstuk teststrategie. (§7.3)
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
19
18 van 30 Wat is een hoofdstuk in een testplan? A. eindrapport B. testgevallen C. teststrategie D. vrijgaveadvies A. Onjuist. Het eindrapport is geen onderdeel van een testplan. In het testplan wordt eindrapporttage wel opgenomen in het hoofdstuk testproducten. B. Onjuist. Testgevallen worden tegen de testbasis geschreven, maar zijn geen onderdeel van een testplan. In het testplan worden testgevallen (als onderdeel van testware) wel opgenomen in het hoofdstuk testproducten. C. Juist. Teststrategie is een hoofdstuk in een testplan. (§7.3) D. Onjuist. Vrijgaveadvies is geen onderdeel van een testplan. Het eindrapport bevat een vrijgaveadvies. 19 van 30 Wat is een kenmerk van fysieke testgevallen? A. Fysieke testgevallen beschrijven de handelingen voor de testuitvoering in detail met exacte opgave van handelingen, invoer en uitvoer. B. Fysieke testgevallen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd tijdens de testuitvoering. C. Fysieke testgevallen kunnen alleen door ervaren medewerkers worden uitgevoerd. D. Fysieke testgevallen worden eerder opgesteld dan logische testgevallen. A. Juist. Fysieke testgevallen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd in een applicatie. Logische testgevallen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd in een applicatie. (§14.3) B. Onjuist. Logische testgevallen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd in een applicatie. Fysieke testgevallen daarentegen beschrijven globaal welke handelingen moeten worden uitgevoerd in een applicatie. C. Onjuist. Fysieke testgevallen kunnen in principe door iedereen worden uitgevoerd, ook door goedkopere krachten (dus ook door minder ervaren medewerkers). D. Onjuist. Een fysiek testgeval volgt op een logisch testgeval en niet andersom.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
20
20 van 30 Wat is geen onderdeel van de structuur van een testgeval? A. actie/invoer B. bevinding C. uitgangssituatie D. verwacht resultaat A. Onjuist. Actie/invoer is onderdeel van de structuur van een testgeval en beschrijft de uit te voeren handelingen, op te starten programma’s en/of in te voeren gegevens. B. Juist. Een bevinding is een verschil tussen het actuele en verwachte resultaat en maakt geen onderdeel uit van de structuur van een testgeval. (§14.6) C. Onjuist. Uitgangssituatie is onderdeel van de structuur van een testgeval en beschrijft de gegevens en de toestand van het informatiesysteem aan het begin van de test. D. Onjuist. Verwacht resultaat is onderdeel van de structuur van een testgeval en beschrijft de verwachte uitkomst en eindtoestand. 21 van 30 Welke test is een snelle test waarin de testbaarheid en de stabiliteit van het testobject wordt beoordeeld? A. detailintake B. exploratieve test C. smoketest D. statische test A. Onjuist. In een detailintake wordt de testbasis op testbaarheid beoordeeld, niet het testobject. B. Onjuist. Een exploratieve test is een test waarin testgevallen tijdens de testuitvoering worden gemaakt. Dus nadat het testobject stabiel genoeg is bevonden (na een geslaagde smoketest dus) om daar tests op uit te voeren. C. Juist. Een smoketest is een snelle test waarin de testbaarheid en de stabiliteit van het testobject wordt beoordeeld. (§15.1) D. Onjuist. Een statische test (o.a. review en inspectie) wordt uitgevoerd op systeemspecificaties, terwijl een smoketest een vorm van een dynamische test is waarbij een werkend systeem wordt getest.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
21
22 van 30 Wat doet de opdrachtgever met het vrijgaveadvies uit het testrapport van de testmanager? A. De opdrachtgever kan het vrijgaveadvies opvolgen. B. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen. C. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen als dit een onvoorwaardelijk advies is. D. De opdrachtgever moet het vrijgaveadvies opvolgen als dit een voorwaardelijk advies is. A. Juist. De opdrachtgever kan op basis van het vrijgaveadvies een gefundeerde beslissing nemen om het advies wel of niet te volgen. (§17.5) B. Onjuist. De opdrachtgever kan op basis van het vrijgaveadvies een gefundeerde beslissing nemen om het advies wel of niet te volgen. C. Onjuist. De opdrachtgever kan op basis van het vrijgaveadvies een gefundeerde beslissing nemen om het advies wel of niet te volgen. D. Onjuist. De opdrachtgever kan op basis van het vrijgaveadvies een gefundeerde beslissing nemen om het advies wel of niet te volgen. 23 van 30 Wat is een onderdeel van een testrapport? A. status testbevindingen B. testbasis C. testgevallen D. teststrategie A. Juist. Status testbevindingen is onderdeel van een testrapport. (§17.5) B. Onjuist. Testbasis is geen onderdeel van een testrapport, maar van het testplan. C. Onjuist. Testgevallen zijn geen onderdeel van een testrapport. D. Onjuist. Teststrategie is geen onderdeel van een testrapport, maar van het testplan
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
22
24 van 30 Waarom is een onvoorwaardelijk positief vrijgaveadvies vrij ongebruikelijk? A. De testmanager mag geen onvoorwaardelijk positief vrijgaveadvies geven. B. Het aantal niet opgeloste bevindingen ligt altijd boven het maximum voor onvoorwaardelijke vrijgave. C. In veel gevallen is sprake van beperkingen of nog op te lossen problemen. A. Onjuist. Het is juist de testmanager die een (on)voorwaardelijk vrijgaveadvies geeft, waarop de opdrachtgever een gefundeerde beslissing kan nemen. B. Onjuist. Voor een onvoorwaardelijk vrijgaveadvies moet het aantal niet opgeloste bevindingen onder het maximum voor onvoorwaardelijke vrijgave liggen, maar het is niet zo dat dit aantal per definitie boven dit maximum ligt. C. Juist. In veel gevallen is sprake van beperkingen of nog op te lossen problemen, waardoor er geen onvoorwaardelijk vrijgaveadvies kan worden gegeven. (§17.6)
25 van 30 Welke kennis en ervaring van een tester valt onder Testvakkennis? A. kennis van een programmeertaal B. kennis van een systeemontwikkelmethode C. kennis van IT-architectuur D. kunnen maken van een adequate testbegroting A. Onjuist. Kennis van een programmeertaal behoort niet tot de testvakkennis, maar tot IT-kennis. B. Onjuist. Kennis van een systeemontwikkelmethode behoort niet tot de testvakkennis, maar tot IT-kennis. C. Onjuist. Kennis van de IT-architectuur behoort niet tot de testvakkennis, maar tot ITkennis. D. Juist. Het kunnen maken van een adequate testbegroting valt onder het domein Testvakkennis. (§8.2)
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
23
26 van 30 Welke activiteit hoort bij de adviserende testorganisatie? A. opleveren van een teststrategie B. opleveren van een vrijgaveadvies C. uitvoeren van een performancetest D. nemen van een vrijgavebeslissing A. Onjuist. Een teststrategie kan zowel door de faciliterende, adviserende als beslissende testorganisatie worden opgesteld. B. Juist. Dit is een activiteit die hoort bij de adviserende testorganisatie. (§9.2) C. Onjuist. Een specifieke testsoort zoals een performancetest kan zowel door de faciliterende, adviserende als beslissende testorganisatie worden uitgevoerd. D. Onjuist. Een vrijgavebeslissing kan alleen door de beslissende testorganisatie worden genomen. 27 van 30 Wat is de relatie tussen prioriteit en ernst van een bevinding? A. Een bevinding met hoge prioriteit is altijd ernstig. B. Een ernstige bevinding heeft altijd een hoge prioriteit. C. Een ernstige bevinding hoeft niet altijd een hoge prioriteit te hebben. A. Onjuist. Bevindingen met een lage ernst kunnen ook een hoge prioriteit krijgen. B. Onjuist. Er zijn, behalve de ernst, ook nog andere factoren medebepalend voor de prioriteit die een bevinding krijgt. C. Juist. De ernst bepaalt in veel gevallen de prioriteit, maar factoren zoals de aard en de hoeveelheid van het werk voor herstelacties zijn medebepalend en kunnen ertoe leiden dat een bevinding met hoge ernst toch een lage prioriteit krijgt. (§16.6)
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
24
28 van 30 Welk bevindingenattribuut stuurt de workflow die de bevinding doorloopt? A. Ernst B. Prioriteit C. Status A. Onjuist. Dit attribuut is niet sturend voor de workflow. De status geeft aan in welk deel van het afhandelingsproces de bevinding zich bevindt. B. Onjuist. Dit attribuut is niet sturend voor de workflow. Het kan wel bepalend zijn voor de snelheid waarmee de workflow wordt doorlopen. De status geeft aan in welk deel van het afhandelingsproces de bevinding zich bevindt. C. Juist. De status geeft aan in welk deel van het afhandelingsproces de bevinding zich bevindt en bepaalt daarmee ook wat de volgende stap in de workflow is. (§16.2, 16.6) 29 van 30 Welke strategie wordt aanbevolen als de testuitvoering geautomatiseerd moet worden? A. alle scripts volledig baseren op record en playback B. alle testgevallen automatiseren C. besturingslogica en foutafhandeling inbouwen D. data incorporeren in de scripts A. Onjuist. Record en playback scripts missen zaken als conditionele afhandeling en controles, en identificeren objecten niet altijd op de juiste kenmerken. B. Onjuist. Complexe testgevallen automatiseren kost meer dan het oplevert omdat het testscript ook complex wordt. C. Juist. Besturingslogica en foutafhandeling zijn essentieel om de automated test te kunnen uitvoeren. (§18.3) D. Onjuist. Het incorporeren van data in de scripts leidt tot intensief onderhoud aan de scripts dat veel tijd kost en fouten kan veroorzaken.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
25
30 van 30 Welk type tool is bedoeld voor ondersteuning tijdens het ontwerpen van tests? A. Beslissingstabeltool B. Capture/playbacktool C. Comparator D. Stub A. Juist. Een beslissingstabeltool kan gebruikt worden voor ondersteuning bij het maken van beslissingstabellen, een activiteit die wordt uitgevoerd tijdens de testontwerpfase. (§18.7) B. Onjuist. Het capture/playbacktool wordt gebruikt om testen geautomatiseerd te kunnen uitvoeren. C. Onjuist. Een comparator wordt gebruikt tijdens de testuitvoering om bestanden met elkaar te vergelijken. D. Onjuist. Een stub is een tool dat deel uitmaakt van de testomgeving.
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
26
Evaluatie De juiste antwoorden op de vragen in dit voorbeeldexamen staan in onderstaande tabel. nummer antwoord punten
nummer antwoord punten
1
B
1
16
C
1
2
A
1
17
D
1
3
C
1
18
C
1
4
B
1
19
A
1
5
D
1
20
B
1
6
A
1
21
C
1
7
C
1
22
A
1
8
D
1
23
A
1
9
B
1
24
C
1
10
D
1
25
D
1
11
C
1
26
B
1
12
B
1
27
C
1
13
C
1
28
C
1
14
B
1
29
C
1
15
B
1
30
A
1
Voorbeeldexamen Testen Foundation ( VB_TestF.NL_201203)
27
Contact EXIN www.exin.com