Handboek BPV Cohort 2013
Gesp. Pedagogisch medewerker Kinderopvang
Vitalis college. Meer voor elkaar.
Handboek BPV Opleiding Gespecialiseerd pedagogisch medewerker Cluster Pedagogie
Cohort 2013
1
INLEIDING .................................................................................................................................................... 3 TAKEN GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER NIVEAU 4............................................. 4 1. DE PRAKTIJK .......................................................................................................................................... 4 1.1 DE PLAATS VAN DE PRAKTIJK BINNEN DE OPLEIDING ................................................................................. 4 1.2 PERIODISERING..................................................................................................................................... 6 1.3 BEGELEIDING ....................................................................................................................................... 7 2. HET ONDERWIJS .................................................................................................................................... 9 2.1 LEERLIJNEN .......................................................................................................................................... 9 2.2 CONSORTIUMMETHODE ....................................................................................................................... 10 2.3 DE INDELING VAN DE OPLEIDING EN PRESTATIES ................................................................................... 11 3.1 DE WEGWIJZER .................................................................................................................................. 12 3.2 W ERKEN MET DE W EGWIJZER IN DE PRAKTIJK........................................................................................ 13 4. BEOORDELEN ...................................................................................................................................... 14 4.2 KWALIFICERENDE PRESTATIES ............................................................................................................. 15 4.3 BEOORDELING PRESTATIES.................................................................................................................. 15 4.4 KWALITEITSEISEN BIJ HET BEOORDELEN (ZOWEL ONTWIKKELINGSGERICHT ALS KWALIFICEREND) .............. 20 BIJLAGE 1: OPLEIDINGSGEGEVENS .................................................................................................... 21 BIJLAGE 2: PRAKTIJKGEGEVENS......................................................................................................... 22 BIJLAGE 3: REGISTRATIEFORMULIER BPV .......................................................................................... 23 BIJLAGE 4: LEER- EN WERKHOUDING ................................................................................................. 24 BIJLAGE 5: PLANNINGSFORMULIER VOOR PRESTATIE 1 EN 2 EN VISIEDOCUMENT ...................... 25 BIJLAGE 6: OVERZICHT TAKEN PW4 .................................................................................................... 27 BIJLAGE 7: AFSPRAKEN EN RICHTLIJNEN M.B.T. BPV ...................................................................... 29 BIJLAGE 8: BPV PROTOCOL .................................................................................................................. 31 BIJLAGE 9: WERKWOORDENSCHEMA RPT BEOORDELINGSFORMULIER ..................................... 33 BIJLAGE 10 OPDRACHTEN PW4 ................................................................................................................ 34
2
Inleiding De contactpersoon vanuit de opleiding Gespecialiseerd pedagogisch medewerker , is de studieloopbaanbegeleider. De SLBer brengt in ieder geval één maal per jaar een bezoek. Bij zo’n bezoek wordt de voortgang van de student besproken en kunt u kwijt waar u tegenaan loopt. Uiteraard komt, indien nodig, de consulent vaker langs. Verder is hij/zij altijd telefonisch en via email te bereiken. Het Vitalis College waardeert de grote bereidheid en inzet van de praktijk om de studenten op weg te helpen om een goede Pedagogisch medewerker niveau 4 te worden. Wij wensen u een prettige en succesvolle praktijkperiode met de studenten toe en we hopen op een prettige samenwerking!
Het team van de opleiding Sociaal Cultureel Werk en Pedagogisch Werk niveau 4 Vitalis College
3
Taken Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker niveau 4 De student gespecialiseerd pedagogisch medewerker vervult taken die bekend zijn van de PW3 opleiding. Daarnaast zijn er niveau 4 taken: Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang heb je coördinerende en beheerstaken binnen de organisatie. Je bent aanspreekpunt voor ouders, collega’s en externe betrokkenen bij de begeleiding van kinderen met specifieke begeleidingsvragen, bijvoorbeeld vanwege een handicap. Als gespecialiseerd pedagogisch medewerkster 4 kinderopvang ben je vaak ook eindverantwoordelijk en heb je een rol in de aansturing en begeleiding van collega’s Meer informatie over taken en rol van de Pedagogisch medewerker niveau 4 vindt u op onderstaand site. Zoek op de site www.calibris.nl /kwalificatiedossier/onderwijsdocumenten/2012-2013. Open het kwalificatiedossier 4.2 Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang. In bijlage 7 vind u een opsomming van mogelijke coördinerende en beheerstaken.
1. De praktijk Vitalis College wil haar studenten opleiden tot “competente beroepsbeoefenaars”. Dat wil zeggen: Als de studenten met de opleiding klaar zijn, kunnen ze datgene wat ze geleerd hebben op het Vitalis college en in de verschillende stages effectief toepassen in hun beroep als Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker . De studenten lopen 20 uur stage per week, deze stage uren kunnen als volgt verdeeld worden: • Minimaal 2 dagen op een vaste groep • Overige tijd kunnen de studenten ingezet worden voor coördinerende en beheerstaken. Studenten hebben de begeleidingsgarantie van een medewerker met een niveau 4 kwalificatie ( jouw beoordelaar). Studenten Gespecialiseerd pedagogisch medewerker hebbend de opdracht om op een unit coördinerende en beheerstaken uit te voeren, daarom wordt er per unit één student Pedagogisch medewerker niveau 4 geplaatst. In onderstaand hoofdstuk staat uitgelegd hoe het Vitalis College vorm geeft aan een praktijkgerichte opleiding
1.1 De plaats van de praktijk binnen de opleiding Ons onderwijs is praktijkgericht. Kennis alleen is niet voldoende om van een student een goede beroepsbeoefenaar te maken. Daarnaast moet hij zich vaardigheden eigen maken die hij kan toepassen in de praktijk. Ook moet hij zich bewust worden van zijn eigen houding en moet daarop leren reflecteren. In ons onderwijsprogramma komen deze drie aspecten aan bod (kennis, vaardigheden en houding). In een praktijkgerichte opleiding mogen stages niet ontbreken. Vanaf de start van de opleiding, nemen deze een belangrijke plaats in binnen het onderwijsprogramma. De praktijk is immers bij uitstek de plaats waar de student kan laten zien dat hij de opgedane kennis en geoefende vaardigheden kan toepassen in allerlei verschillende situaties. De praktijk is ook de plek waar de student in een beroepscontext geconfronteerd wordt met zijn eigen houding en de effecten daarvan op de omgeving. Hij zal moeten leren reflecteren om te kunnen groeien. Dat is voor de student in het begin best lastig. In de loop van zijn opleiding leert hij dit steeds beter. De student wordt in dat proces bijgestaan door zijn studieloopbaanbegeleider op het Vitalis college en door u als praktijkbegeleider. Onderstaand het schema met de praktijk- en stagedagen van schooljaar 2013- 2014 4
Pedagogisch medewerker niveau 4. Begin en einddata van de periodes vindt u in de volgende paragraaf. Leerjaar 1e leerjaar
Periode periode 1,2.3.4
Stagedagen maandag ,dinsdag en donderdag
(vanaf 29 januari 2014eind januari 2015)
•
De beroepspraktijkvorming duurt 9 weken per periode en er zijn 4 periodes per leerjaar.
5
1.2 Periodisering Het schooljaar is verdeeld in 4 perioden van 9 weken. Gedurende 8 weken zijn er lessen. Een periode wordt altijd afgesloten met een reflectieweek. Bijzonderheden Periode 1 19.08.2013 t/m 08.11.2013 W 34 19.08 t/m 23.08 0 week W 35 26.08 t/m 30.08 Introductie W 36 02.09 t/m 06.09 Lesweek 1.1 W 37 09.09 t/m 13.09 Lesweek 1.2 W 38 16.09 t/m 20.09 Lesweek 1.3 W 39 23.09 t/m 27.09 Lesweek 1.4 W 40 30.09 t/m 04.10 Lesweek 1.5 W 41 07.10 t/m 11.10 Lesweek 1.6 W 42 14.10 t/m 18.10 Vakantie Herfstvakantie W 43 21.10 t/m 25.10 Lesweek 1.7 W 44 28.10 t/m 01.11 Lesweek 1.8 W 45 04.11 t/m 08.11 Toetsweek Periode 2 11.11.2013 t/m 24.01.2014 W 46 11.11 t/m 15.11 Lesweek 2.1 W 47 18.11 t/m 22.11 Lesweek 2.2 W 48 25.11 t/m 29.11 Lesweek 2.3 W 49 02.12 t/m 06.12 Lesweek 2.4 W 50 09.12 t/m 13.12 Lesweek 2.5 W 51 16.12 t/m 20.12 Lesweek 2.6 W 52 23.12 t/m 27.12 Vakantie Kerstvakantie W 01 30.12 t/m 03.01 Vakantie Kerstvakantie W 02 06.01 t/m 10.01 Lesweek 2.7 W 03 13.01 t/m 17.01 Lesweek 2.8 W 04 20.01 t/m 24.01 Toetsweek Periode 3 27.01.2014 t/m 11.04.2014 W 05 27.01 t/m 31.01 Themaweek Start opleiding PW4 W 06 03.02 t/m 07.02 Lesweek 3.1 W 07 10.02 t/m 14.02 Lesweek 3.2 W 08 17.02 t/m 21.02 Lesweek 3.3 W 09 24.02 t/m 28.02 Lesweek 3.4 W 10 03.03 t/m 07.03 Vakantie Krokusvakantie W 11 10.03 t/m 14.03 Lesweek 3.5 W 12 17.03 t/m 21.03 Lesweek 3.6 W 13 24.03 t/m 28.03 Lesweek 3.7 W 14 31.03 t/m 04.04 Lesweek 3.8 W 15 07.04 t/m 11.04 Toetsweek Periode 4 14.04.2014 t/m 11.07.2014 Goede vrijdag 18 april W 16 14.04 t/m 18.04 Lesweek 4.1 Pasen maandag 21 april W 17 21.04 t/m 25.04 Lesweek 4.2 W 18 28.04 t/m 02.05 Vakantie Mei vakantie Bevrijdingsdag maandag 5 mei en 6 mei W 19 05.05 t/m 09.05 Lesweek 4.3 W 20 12.05 t/m 16.05 Lesweek 4.4 W 21 19.05 t/m 23.05 Lesweek 4.5 Hemelvaartsdag dond, vrijdag 29 en 30 mei W 22 26.05 t/m 30.05 Lesweek 4.6 W 23 02.06 t/m 06.06 Lesweek 4.7 Pinksteren maandag 9 juni W 24 09.06 t/m 13.06 Lesweek 4.8 W 25 16.06 t/m 20.06 Lesweek 4.9 W 26 23.06 t/m 27.06 Toetsweek Laatste praktijk/stageweek W 27 30.06 t/m 04.07 Uitloopweek W 28 07.07 t/m 11.07 Uitloopweek Zomervakantie 14 juli t/m 29 augustus 2014
6
1.3 Begeleiding De studieloopbaanbegeleider (SLB-er) De studieloopbaanbegeleider heeft vanuit de opleiding een sleutelrol in de begeleiding van de student. Hij/zij begeleidt de student bij het “leren leren” en bij studiebelemmeringen`. De studieloopbaanbegeleider stuurt in het begin van de opleiding nog sterk maar werkt langzamerhand toe naar zelfsturing van de student. Het tempo waarin dat proces verloopt is afhankelijk van de mogelijkheden van de student. De slb-er geeft in wekelijkse klassikale lessen uitleg over de opdrachten ( de zg. prestaties) die de student uit gaat voeren in de praktijk. Ook voert hij/zij minimaal één keer per periode een begeleidingsgesprek met elke student. Dat gesprek gaat o.m. over de vorderingen op de opleiding en de praktijk. Daarnaast heeft de slb-er aan het einde van elke periode een studievoortgangsgesprek met de student over de in de praktijk afgeronde beroepsprestaties en de leerwerkhouding. Als er zich problemen voordoen in de praktijk met de student neemt de studieloopbaanbegeleider contact op met praktijk of omgekeerd. Binnen de éénjarig opleiding Pedagogisch Medewerker niveau 4 is gekozen om niet te werken met een aparte consulent, omdat we binnen het team SCW/PW4 gekozen hebben voor directe lijnen met de praktijk.
De praktijkbegeleider Zoals hierboven al aangegeven is, wordt de student pedagogisch medewerker niveau 4 begeleid door een praktijkbegeleider met minimaal een niveau 4 opleiding. De praktijkbegeleider van de student maakt duidelijke afspraken met haar of hem: wat zijn bijv. de voorwaarden en de regels waaraan de student zich moet houden op de praktijk? De praktijkbegeleider zorgt ervoor dat de student voldoende mogelijkheden krijgt om zijn opdrachten uit te voeren. Hij/zij coacht de student door middel van het voeren van begeleidingsgesprekken. In begeleidingsgesprekken komt het functioneren van de student aan de orde. De praktijkbegeleider spreekt met de student af wanneer en in welke frequentie deze plaats zullen vinden. In de gesprekken worden de praktijkopdrachten ( de z.g. prestaties) besproken: wat is het plan (planningsformulier) en kan de opdracht worden uitgevoerd (GO? ); hoe gaat het met de opdracht? (zie paragraaf 3.2) De student neemt initiatief voor het plannen van deze gesprekken en hij/zij bereidt deze ook zelf voor. In het begin zal hij daar nog de nodige ondersteuning bij nodig hebben, maar na verloop van tijd zal het initiatief veel meer bij de student moeten komen liggen. In beoordelingsgesprekken licht de praktijkbegeleider toe hoe hij een student heeft beoordeeld. Beoordelingsinstrumenten zijn: 1. Het beoordelingsformulier per prestatie. Dit formulier wordt na het afronden van een prestatie besproken met de student. De student levert dit beoordelingsformulier aan. U treft het dus niet aan in de bijlage. 2. Het formulier “Leer- en werkhouding”. (zie bijlage 5) Hierin staan houdingsaspecten benoemd die belangrijk zijn voor het werken als Pedagogisch medewerker niveau 4.. Zowel op school als in de praktijk is het formulier Leer en werkhouding tijdens de hele opleiding een belangrijk begeleidingsinstrument. De beoordelingsitems uit dit formulier worden aan het einde van elke periode met de student besproken. Dit gebeurt op de opleiding én in de praktijk. Voor de praktijkbegeleider betekent dit dat hij aan het einde van elke periode zo’n lijst invult en bespreekt met de student 7
De student dient zijn/ haar registratieformulier BPV gedurende elke periode bij te houden. Aan het einde van elke periode wordt er gekeken of de student aan zijn/ haar verplichtingen met betrekking tot aanwezigheid heeft voldaan. Voor het registratieformulier zie bijlage 3. Consequenties bij een onvoldoende leer- en werkhouding: De student krijgt de gelegenheid om te werken aan de houdingsaspecten die nog niet voldoende zijn. Hij moet in zijn leer- en werkhouding wel een voortdurende ontwikkeling aantonen. Is dit niet het geval, dan wordt er door de slb-er een gesprek aangevraagd bij de zorgcoördinator. De gemaakte afspraken worden in een contract vastgelegd. Als er geen verbetering volgt kan dat leiden tot studieverlenging of tot vroegtijdig overstappen naar een andere opleiding. Informatie over de opleiding De eenjarig opleiding PW4 start in januari 2014, dit is periode 3 van het schooljaar 2013-2014 Aan het begin van deze opleiding volgt een informatie bijeenkomst over de opleiding. Aan bod komen de volgende onderwerpen : Wat is verschil tussen PW3 en PW4 student, de inhoud van de opdrachten, coördinerende en beheersteken en het begeleiden en beoordelen van de student. U zult hiervoor in de loop van komende periode worden uitgenodigd.
8
2. Het onderwijs In dit hoofdstuk vindt u de belangrijkste informatie over het onderwijs.
2.1 Leerlijnen We werken met leerlijnen, om het leren, de begeleiding en de beoordeling vorm geven. De leerlijnen zijn terug te vinden in het leerplan, het rooster en het beoordelingsplan. In de leerlijnen vindt doorlopend voortgangsbeoordeling plaats. We onderscheiden de volgende leerlijnen. • Integrale lijn (of BPV leerlijn) • Conceptuele lijn • Vaardigheden lijn • Begeleidingslijn De integrale leerlijn is de centrale leerlijn, de andere leerlijnen zijn ondersteunend aan de integrale leerlijn.
Leerlijn
Het leren is gericht op het
Leeractiviteiten
Integrale lijn of BPV-leerlijn
Ontwerpen of maken van een beroepsproduct of het verlenen van een dienst, zoals in de reële beroepspraktijk voorkomt Construeren van kennis door probleemsituaties te analyseren aan de hand van een stappenplan.
Werken aan beroepsprestaties in de BPV Werken aan integrale opdrachten PGO, college, workshops Werken aan webquests Werken aan beroepsprestaties in de praktijk.
Aanleren van vaardigheden en deelvaardigheden in samenhang met de conceptuele leerlijn. Reflecteren op leersituaties. Doel: het beroepsmatig handelen voortdurend te verbeteren.
Workshops Vaardigheidstraining
Conceptuele leerlijn (Op de opleiding)
Vaardigheden Leerlijn (Op de opleiding) Studieloopbaan of reflectielijn (Op de opleiding)
Studieloopbaanbegeleiding Leerdoelen formuleren Competentieontwikkeling zichtbaar maken in het portfolio.
.
9
2.2 Consortiummethode
Het Vitalis college werkt met de methodiek van Stichting Consortium Zorg en Welzijn. In deze methode zijn de kerntaken van het landelijke kwalificatiedossier verwerkt tot beroepsprestaties. In beroepsprestaties zijn opdrachten geformuleerd die de student in de praktijk moet uitvoeren. De beroepsprestaties vormen de BPV- leerlijn. De inhoud van de opdrachten die bij de beroepsprestaties horen en de resultaten die de studenten moeten aanleveren kunt u vinden in de bijlage.
10
2.3 De indeling van de opleiding en prestaties In tegenstelling tot de opleiding Pedagogisch medewerker niveau 3 wordt in de opleiding Pedagogisch medewerker niveau 4 geen gebruik gemaakt van het consortium materiaal. De opdrachten of prestaties zijn tot stand gekomen in samenwerking met het werkveld kinderopvang. Door het uitvoeren van de opdrachten worden de werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier gespecialiseerd pedagogisch werker kinderopvang niveau 4 behaald. Studenten werken tijdens de opleiding aan de volgende opdrachten;
Opdracht Praktijk Prestatie 1 Kinderen met specifieke begeleidingsvragen
Periode Periode 1 en 2 Vanaf februari 2014– juni 2014
Prestatie 2 Concretiseren van visie naar werken op de groep Visiedocument
Periode 3 en 4 augustus 2014- januari 2015 Periode 3 en 4 Augustus 2014- januari 2015
De opdrachten/ beroepsprestaties en visiedocument zijn te vinden in de bijlage 14.
11
3.1 De wegwijzer Werken aan prestaties gebeurt steeds planmatig, volgens de methode van de Wegwijzer.
Het zich eigen maken van deze gestructureerde werkwijze versterkt de mate van zelfsturing. Het terugkerend vaste stramien bij iedere beroepsprestatie zal een student snel herkennen: • korte typering van de beroepsprestatie en de beroepscontext met foto’s • overzicht met relevante competenties • de opdracht • het resultaat • de beoordelingslijst met criteria De beroepsprestaties worden op school doorgenomen. Studenten krijgen tijdens de studieloopbaanbegeleiding de nodige ondersteuning in het planmatig voorbereiden, het uitvoeren van een opdracht en het reflecteren hierop. Stappen van de Wegwijzer 1. Oriënteren 2. Plannen 3. Uitvoeren 4. Controleren 5. Reflecteren
12
3.2 Werken met de Wegwijzer in de praktijk Stap 1 en 2 De student start met de prestatie op school, met de stappen 1 oriënteren en stap 2 plannen, van de Wegwijzer. Hij werkt zijn planningsformulier van die beroepsprestatie uit, onder begeleiding van de studieloopbaanbegeleider en de praktijkbegeleider. Als de student van mening is dat stap 1 en 2 voldoende zijn uitgewerkt, overlegt hij/zij het resultaat van ‘Oriënteren’ en ‘Plannen’ met de studieloopbaanbegeleider en de praktijkbegeleider. Zowel de studieloopbaanbegeleider als de praktijkbegeleider geven een akkoord, een zogenaamde GO, als zij van mening zijn dat de student zich voldoende heeft voorbereid voor het uitvoeren van de opdracht. Dat gebeurt op het planningsformulier, dat wordt voorzien van een paraaf. De planningsformulieren zijn te vinden als bijlage 6 en 7. Pas als de student van beide begeleiders een GO heeft, kan hij/zij beginnen aan stap 3, de uitvoering. Als de studieloopbaanbegeleider en/of de praktijkbegeleider van mening zijn dat de student stap 1 en/of 2 moet aanvullen, wordt een NO GO gegeven. Daarbij krijgt de student suggesties voor verbeteracties aangereikt. De student laat na verbetering zijn aangepaste planningsformulier opnieuw bekijken om een NO GO in een GO te laten omzetten. Stap 3, 4, 5 De uitvoering van de beroepsprestatie vindt plaats in de beroepspraktijk. (bijv. een activiteit uitvoeren). De student krijgt over de uitvoering feedback van de praktijkbegeleider. Als de begeleider van mening is dat een herhaling/verbetering van de uitvoering gewenst is, wordt dit met de student besproken. Er wordt nog geen beoordelingslijst (verdere uitleg in hoofdstuk 4) ingevuld in dat geval. De student krijgt suggesties ter verbetering aangeboden en plant, samen met de praktijkbegeleider, een verbeteractie. De termijn waarbinnen de student (het onderdeel van) deze actie opnieuw uitvoert is afhankelijk van de leerdoelen en de ontwikkeling van de student. De student verwerkt de resultaten van de opdracht volgens richtlijnen. (Bijv. een verslag van de activiteit). Dit resultaat/bewijs wordt door de praktijkbegeleider bekeken. Eventuele suggesties worden door de student verwerkt. Daarna wordt dit verslag voor gezien getekend door de praktijkbegeleider. De student reflecteert op zijn handelen zoals dat in de opdracht wordt aangegeven. Soms gebeurt dat d.m.v. een reflectieverslag, andere keren d.m.v. een gesprek. De resultaten van de opdracht worden bekeken door de praktijkbegeleider en met een paraaf getekend voor gezien. Ev. suggesties ter verbetering worden door de student uitgevoerd.
13
4. Beoordelen Competentieontwikkeling vindt gedurende het hele leerproces plaats en wordt zichtbaar in het handelen van de student.
Na het maken en uitvoeren van de prestatie wordt de beoordelingslijst ingevuld door de praktijkbegeleider, samen met de student. Door het invullen van de beoordelingslijst geeft de praktijkbegeleider feedback aan de student en stelt vast of het getoonde gedrag en het handelen voldoet aan de gestelde eisen. De student krijgt een positieve beoordeling als hij bij de uitvoering laat zien dat hij op het vereiste niveau handelt. De afronding van een beroepsprestatie vindt plaats op de opleiding. De beoordeelde prestatie wordt nog eens bekeken door de studieloopbaanbegeleider. Prestatie 1 en 2 zijn kwalificerend en worden beoordeeld door de praktijk . Het visiedocument wordt beoordeeld door school.
14
4.2 Kwalificerende prestaties Hoe gaat het kwalificerend beoordelen in zijn werk? De stelregel binnen een competentiegerichte, kwalificerende beoordeling luidt: Een competentie binnen een beroepsopleiding wordt meerdere keren, in verschillende beroepscontexten, door middel van verschillende toetsvormen en door verschillende beoordelaars beoordeeld. Het kwalificeren vindt daarom plaats door een mix van drie beoordelingsinstrumenten: 1. Beoordelen van de uitgevoerde prestatie(s) in de praktijk met behulp van de beoordelingslijsten (Beoordeeld door de praktijkbegeleider op de stage) 2. Beoordeling van één of meer verantwoordingsverslagen (Beoordeeld door assessoren op de opleiding) 3. Een assessmentgesprek op de opleiding waarin de student aantoont dat hij beschikt over de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. (Beoordeeld door assessoren op de opleiding) Ad 1: De student sluit een beroepsprestatie kwalificerend af door relevante bewijsstukken in zijn portfolio te verzamelen. Dit houdt in: een ingevulde en ondertekende beoordelingslijst van een beroepsprestatie en de daarbij horende bewijzen. Ad 2. Naast de ingevulde beoordelingslijst(en) van de beroepsprestaties maakt de student een verantwoordingsverslag. Ad 3. Het derde beoordelingsinstrument is het voeren van een assessmentgesprek op de opleiding. De verzamelde bewijsstukken en het reflectieverslag van de student vormen een belangrijke input voor het assessmentgesprek. Wanneer heeft een student een prestatie behaald? Een prestatie is behaald als de student alle examenonderdelen op het vereiste beheersingsniveau heeft aangetoond. Dit wordt bepaald door twee onafhankelijke assessoren op de opleiding pedagogisch werk niveau 4 van het Vitalis college.
4.3 Beoordeling prestaties De student is verantwoordelijk voor het aanleveren van de beoordelingslijsten van de beroepsprestaties waaraan hij werkt. Welk niveau mag van een student worden verwacht? In de beoordelingslijsten van beroepsprestaties is aangegeven op welk niveau een student dient te scoren. We leggen u uit hoe u met behulp van de beoordelingslijst kunt bepalen of de student op het vereiste niveau functioneert. Fragment uit een beoordelingslijst: 15
Figuur 1 fragment uit beoordelingslijst
16
Voor het vaststellen van het niveau van de student is de tweede kolom in de beoordelingslijst het belangrijkste. Daarin wordt het functioneringsniveau van de student aangeven door middel van een letter: de R of r (reproductief) de P of p (productief) of de T of t (transfer) De letters R, P en T staan voor de begrippen Reproductief, Productief en Transfer. • Op Reproductief niveau voert de deelnemer een taak uit onder begeleiding. Die taak wordt uitgevoerd volgens standaardprocedures en voorschriften. De deelnemer heeft vaak een instructie of rolmodel nodig. De deelnemer verwerft kennis en vaardigheden én hij ontwikkelt een passende beroepshouding. • Op Productief niveau voert de deelnemer de taak deels op eigen initiatief uit. Hij lost problemen op en bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Hij vraagt advies ten aanzien van de oplossingen. Hij heeft minder structuur nodig om zelfstandig activiteiten te ondernemen. • Bij Transfer gedrag voert de deelnemer binnen zeer uiteenlopende beroepssituaties taken zelfstandig uit. Hij past kennis, houding en vaardigheden toe. Hij ziet verbanden en kan die uitleggen. De deelnemer is proactief en zijn oplossingen zijn origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep. Als hulpmiddel kunt u gebruik maken van bijlage 12, werkwoordenschema RPT. Bij iedere beroepsprestatie wordt aangegeven binnen welke omstandigheden de student de opdracht moet uitvoeren, met andere woorden: hoe complex is de situatie. Daarnaast is de mate van begeleiding aangegeven die de student nodig heeft bij het uitvoeren van zijn opdracht. Als laatste wordt aangegeven welke verantwoordelijkheid van de student wordt verwacht. Per beroepsprestatie zijn deze 3 factoren op het vereiste niveau vastgelegd (zie de afbeelding van één van de beroepsprestaties). Dit schema is dus per beroepsprestatie verschillend aangevinkt.
Figuur 2 mate van complexiteit
17
De beoordelingslijst De assessor beoordeelt competenties altijd binnen een werkproces. Een competentie kan bestaan uit verschillende componenten. Deze componenten geven de kern van de competentie weer. Bijvoorbeeld de competentie F: Ethisch en integer handelen. Een component daarvan is: verschillen tussen mensen respecteren. De assessor let bij het beoordelen goed op de componenten omdat deze richting geven aan de prestatie-indicatoren. De prestatie-indicatoren zijn criteria en komen uit het kwalificatiedossier. Voorbeelden van prestatie-indicatoren binnen de competentie F ‘Ethisch en integer handelen’ zijn: toont zich eerlijk en betrouwbaar, respecteert vertrouwelijkheid en accepteert en respecteert verschillen tussen cliënten (zie figuur 5)
goed aangetoond (g)
voldoende aangetoond
onvoldoende
Beheersingsniveaus
Het beheersingsniveau is kwalificerend uitgedrukt in R, P of T. Competenties Prestatie-indicatoren - componenten
2.2 Begeleidt een cliënt op psychosociaal gebied F. Ethisch en integer handelen - integer handelen - verschillen tussen mensen respecteren
P
Dit betekent dat: • je handelt volgens de ethische maatstaven van de beroepsgroep (beroepscode) en de organisatie • je eerlijk en betrouwbaar bent • je verschillen tussen mensen accepteert en respecteert • je vertrouwelijkheid respecteert • je verbaal en non-verbaal duidelijk communiceert
zodat: • je de cliënt respectvol behandelt.
Figuur 3 Fragment uit een beoordelingslijst
18
Bij het beoordelen gaat het om een samenhangende beoordeling. Dit wil zeggen dat een competentie met de bijbehorende componenten, het beheersingsniveau en prestatie-indicatoren tezamen één beoordeling oplevert (zie voorbeeld in figuur 3). De assessor vinkt NIET alle onderdelen apart aan. De assessor geeft dus een integrale beoordeling. De wijze van beoordeling is hierbij holistisch. Bij holistisch beoordelen neemt de assessor het geheel waar. Dit betekent voor de beoordeling dat: • het getoonde gedrag van de student plaatsvindt binnen of vanuit de beroepscontext waarin is vastgelegd: de mate van complexiteit, de mate van begeleiding (zelfsturing) en de mate van verantwoordelijkheid. • het getoonde gedrag van de student, binnen de betreffende kerntaak/werkproces met de bijbehorende competenties en de prestatie-indicatoren tezamen op het vereiste beheersingsniveau R, P of T, wordt vastgesteld. Belangrijk: Er is in plaats van een 2-puntsschaal een 3-puntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed) gekomen. De juiste lijsten staan op It’s Learning . Dus let daarop bij het invullen van de beoordelingslijsten. Voor de kwalificerende prestaties beschikken de studenten over een Kwalificerend Portfolio en een Handleiding Kwalificeren. Onderbouwing van de beoordeling De assessor verantwoordt de beoordeling van de student aan de hand van de beoordelingswijzer in de beoordelaarsinstructie. Daarin staat aangegeven per competentie welk gedrag de student moet laten zien voor een voldoende of goed, of wanneer hij een onvoldoende scoort. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de beoordelingswijzer PW4. Deze is te vinden op It’s Learning. De naam van het document is ‘beoordelaarsinstructie PW4 student
Cesuur De cesuur is de grens tussen voldoende en onvoldoende. Binnen alle onderdelen van de methodemix ligt de cesuur op het niveau waarop de student voldoet aan de eisen die in de beoordelingslijsten zijn vastgelegd. Wanneer de student alles in de beoordelingslijst voldoende en/of goed heeft aangetoond, dan vinkt de assessor de cesuurbepaling ‘Ja’ aan. In geval van een onvoldoende vinkt de assessor ‘Nee’ aan(zie figuur 4).
Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.
Ja Nee
Figuur 4 Fragment uit een beoordelingslijst
19
4.4 Kwaliteitseisen bij het beoordelen (zowel ontwikkelingsgericht als kwalificerend) De beoordelaar moet in staat zijn is om een eerlijk en onafhankelijk oordeel te geven over de prestaties van de student. Dit is belangrijk i.v.m. de kwaliteitseisen die aan een competentiegerichte, kwalificerende beoordeling gesteld worden:” Transparantie Bij het beoordelen van een werkstuk moet het voor de beoordelaar duidelijk zijn op welke werkprocessen, competenties met bijhorende prestatie-indicatoren de student wordt beoordeeld. De beoordelingslijsten van het Consortium voldoen aan deze kwaliteitseis. Authenticiteit De beoordelaar moet duidelijk kunnen zien dat de bewijsstukken van de betreffende student afkomstig zijn. De student moet zich bewijzen binnen de context van zijn praktijkplaats. In iedere beoordelingslijst, staat een tabel met ruimte voor zakelijke gegevens: naam van de student en de beoordelaars + functie, naam van de instelling/beroepscontext, datum van toets afname en handtekeningen. De student dient dit in te vullen voordat de beoordelaar aftekent Betrouwbaarheid en eerlijkheid. Alle studenten worden evenredig en gelijkwaardig beoordeeld. Dit betekent dat meerdere beoordelaars het beroepsmatig handelen van de student beoordelen Ook op school wordt de student immers beoordeeld. De beoordelingslijsten die zijn vastgesteld in de praktijk vormen een belangrijke input bij de beoordeling door assessoren op de opleiding Validiteit Een competentie omvat samenhangende kennis, vaardigheden en beroepshouding . Dit is niet te beoordelen met één toets vorm. Om competentieontwikkeling goed te kunnen beoordelen, wordt de student op meerdere manieren beoordeeld. De verschillende beoordelingsinstrumenten bij elkaar heten de methodemix. Om fraude te voorkomen is het belangrijk dat: • De praktijkbegeleider de lijst invult nádat de naam van de student is ingevuld. • De praktijkbegeleider een handtekening zet op de laatste pagina en op elke pagina een paraaf. • Een student in zijn portfolio een ingevulde beoordelingslijst bewaart met een originele • handtekening en parafen.
20
Bijlage 1: Opleidingsgegevens Directeur Vitalis College Dhr. M. Campenhout Telefoon directiesecretariaat: 076-5733841 Clustermanager pedagogie Frans van der Linden Telefoon secretaresse; 076-5733305 Studentenloket Telefoon: 076-5733343 Email:
[email protected] BPV bureau Telefoon: 076-5733343 Email:
[email protected] Zorgbureau medewerker Corlie den Rooijen Telefoon: 076-5733314
21
Bijlage 2: Praktijkgegevens
Praktijkgegevens
Periode
1 2
3
4
Betreft: Praktijkdagen (2 dagen) BPV-BOL
BOL
5
6
7
8
9
10 11 12
Gegevens student Naam: (School) email: ……………………… @rocwb.nl Basisgroep: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer: (Thuis) Opleiding: OA Niveau: 4
(Mobiel)
Gegevens studieloopbaan begeleider Naam: (School) email slb’er:
…………………@rocwb.nl
Gegevens praktijk Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer: Naam contactpersoon: Email contactpersoon: Handtekening contactpersoon: Telefonisch te bereiken op: Praktijkdagen van de student:
ma ma
di di
wo wo
do do
vr vr
Gegevens consulent Naam: (School) email:
…………@rocwb.nl
Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer Vitalis College: Afdeling Welzijn
Terheijdenseweg 414 4826 AB Breda 076 – 5733333 (door laten verbinden met de docentenwerkkamer)
NB De student geeft het origineel ingevulde formulier z.s.m. aan de SLB-er en een kopie aan de praktijkbegeleider. De SLB-er geeft een kopie aan de consulent.
22
Bijlage 3: Registratieformulier BPV Registratieformulier Praktijkdagen/BPV Naam student: Basisgroep: Praktijk/BPV -instelling Naam praktijkbegeleider Periode: Cohort: Wk Ma* Di* Wo* 1
Do*
Vrij*
Aandachtspunten: *De student vult het aantal gewerkte uren in.
2
3
4
5
Handtekening praktijkbegeleider
6
Handtekening student
7
Handtekening SLB-er
8
Vastgesteld aantal uren/weken: 20 uur per week 4 perioden van 9 weken
9
23
Bijlage 4: Leer- en werkhouding
Leer- en werkhouding onderwijsassistent Basisgroep: Periode: Cohort:
U 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Niet behaald*
De student:
Behaald*
Naam student: Praktijk/BPV –instelling: Naam praktijkbegeleider: Naam SLB-er:
G
V
M
O
Komt op tijd Komt afspraken na Heeft een verzorgd uiterlijk Neemt elementaire omgangsvormen in acht Meldt zich volgens de regels af Heeft een correct taalgebruik Gaat zorgvuldig om met informatie en let op privacy Draagt verantwoordelijkheid voor zijn taak/rol/opdracht Toont interesse voor de ander Heeft een actieve luisterhouding Stelt zich collegiaal op Toont betrokkenheid Is flexibel Houdt rekening met gevoelens en gewoonten van de ander. Ontvangt op een correcte wijze feedback en handelt ernaar Geeft de ander op correcte wijze feedback Verwoordt en beargumenteert zijn mening Houdt zich aan richtlijnen en protocollen Legt verantwoording af over de werkzaamheden. Neemt initiatief tot het werken aan leerdoelen Neemt initiatief tot het voeren van begeleiding- of beoordelingsgesprek Reflecteert op eigen handelen Geeft sterke en zwakke punten aan m.b.t. eigen functioneren Evalueert en stelt zijn planningsformulier bij Anders, nl:
* U=Uitmuntend, G=Goed, V=Voldoende, M=Matig, O=Onvoldoende
Datum: Toelichting beoordeling leer- en werkhouding:
Handtekening student Handtekening praktijkbegeleider / SLB-er
24
Bijlage 5: Planningsformulier voor Prestatie 1 en 2 en Visiedocument Planningsformulier voor beroepsprestaties (ontwikkelingsgericht) Naam student Basisgroep: Naam SLB-er: Naam praktijkbegeleider Titel van de beroepsprestatie Fase en nummer Oriënteren Wat is de opdracht?
Welke bewijzen moet ik aanleveren? Welke lessen ondersteunen deze beroepsprestatie? Op welke werkprocessen en competenties word ik beoordeeld? Aan welke werkprocessen en competenties ga ik werken? Beschrijf in eigen woorden. Op welke manieren heb ik al gewerkt aan deze competenties in het verleden? En wat wil ik specifiek gaan leren rondom deze competenties? Plannen: Welke activiteiten ga ik voor deze beroepsprestatie ondernemen? Beschrijf de activiteiten ieder apart.
Wanneer doe ik deze activiteit? (datum en tijd)
Welk bewijs levert deze activiteit op?
Wat heb ik hiervoor nodig? Middelen en materialen?
GO/NO GO 25
Ik heb me voldoende voorbereid door
o o o o
Wat is het resultaat van het overleg met de praktijkbegeleider en/of de SLB-er?. GO/NO GO
ondersteunende lessen te volgen me in het werkveld te oriënteren op de opdracht de opdracht/planning te bespreken met de SLB-er en praktijkbegeleider; afspraken te maken over het uitvoeren van de activiteiten
GO of NO GO? Advies: Paraaf praktijkbegeleider Datum: GO of NO GO? Advies: Paraaf SLB-er Datum:
Uitvoeren Gekregen feedback na uitvoering: Controleren Is alles volgens plan verlopen? (+ uitleg) Welke bewijsstukken heb ik verzameld? Reflecteren Wat is goed gegaan, wat minder? Hoe kan ik dit verbeteren? Welk leerdoel neem ik mee naar de volgende BP? Datum invullen van de beoordelingslijst in de praktijk? Wanneer plan ik het afrondingsgesprek met de SLB-er?
26
Bijlage 6: Overzicht taken PW4 Hieronder vindt u een opsomming van coördinerende en beheerstaken voor student PW4 In de praktijk blijkt dat de mogelijkheden voor het uitvoeren van coördinerende en beheerstaken heel verschillend zijn. Wilt u aangeven welke taken de student PW4 op uw locatie heeft kunnen uitvoeren? Registreren en administreren: Registreren is het vastleggen van gegevens , deze worden vervolgens geadministreerd. Het doel van registreren is dat gegevens die nodig zijn bekend en actueel zijn. Het doel van administreren is dat de gegevens en andere informatie geordend opgeborgen zijn en goed terug te vinden zijn. Beheerstaken: de student PW4 is mede verantwoordelijk voor het beheer van de accommodatie en de materialen en goederen die daarin aanwezig zijn. De student zorgt dat erop tijd en goed schoongemaakt wordt, ze zorgt voor de bevoorrading en onderhoud. De student houdt daarbij de voorschriften en regels in de gaten. Coördineren: Afstemmen van werkzaamheden, dit kan zijn op de groep maar ook voor activiteiten die de gelden voor de hele locatie of unit. Registratie en administratie van :
Uitgevoerd naar tevredenheid.
Kasformulieren bijhouden per groep Declaratieformulieren bijhouden voor onkosten Bestel- afleverbonnen, facturen, kwitanties bijhouden Roosters maken Vrijedagen bijhouden Verzuimdagen registreren Verwerken intakegegevens Inschrijfformulieren verwerken Kennismakingsformulieren versturen/beheren Onderhoud kind dossier op locatie Notuleren Verslagen verspreiden Voorraadlijsten maken en bijhouden Bestellingen doen Vakliteratuur bijhouden Presentielijsten van kinderen controleren/beheren PR materiaal verspreiden, archiveren, vernietigen * * Procedures en regels bewaken: Veiligheid Schoonmaak 27
onderhoud * * Coördinerende taken * * * Andere werkzaamheden zoals: * *
28
Bijlage 7: Afspraken en richtlijnen m.b.t. BPV Praktijkovereenkomst Voorafgaand aan de BPV wordt er een (POK) praktijkovereenkomst afgesloten tussen de student, de BPV-instelling en het Vitalis College. De praktijkovereenkomst wordt in 3-voud opgemaakt. Alle exemplaren worden door alle partijen ondertekend. Indien de student minderjarig is tekenen ook de ouders/verzorgers. VOG In het werkveld van onderwijsassistent is een Verklaring omtrent Gedrag ook voor stagiaires verplicht. Deze VOG kan de student aanvragen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis. Bij het studentenloket is een aanvraagformulier te verkrijgen. Beroepsgeheim Tijdens de BPV moet de student zich houden aan het beroepsgeheim. De meeste werkvelden hebben ook een beroepscode, waarin gedragsregels zijn opgesteld. De student stelt zich hiervan op de hoogte en houdt zich eraan. Regels en voorschriften De student moet zich houden aan de regels en voorschriften van de BPV-plaats. Kleding/uiterlijk In veel van de BPV-plaatsen worden eisen gesteld aan kleding en/of uiterlijk. De student past zich aan deze eisen aan. Reiskosten/ BPV vergoeding De BPV-plaats is niet verplicht reiskosten of een andere vergoeding te betalen. Iedere BPVplaats regelt dit op eigen manier. De student wordt hierover geïnformeerd door de BPVplaats. Handelwijze bij problemen Bij problemen of conflicten richt de begeleid(st)er zich tot de consulent van het Vitalis College afdeling Welzijn. De student licht zijn studieloopbaanbegeleider in. De consulent en de studieloopbaanbegeleider overleggen hierover met elkaar en komen tot een advies. Ongewenste intimiteiten Indien de student te maken krijgt met ongewenste intimiteiten licht hij onverwijld zijn studieloopbaanbegeleider of de vertrouwenspersoon van de afdeling in. Indien de student hiertoe in staat is, licht hij ook de praktijkbegeleider in. Ziektekostenverzekering De student moet ten allen tijde zelf zorgen voor een ziektekostenverzekering. Verzekering het Vitalis College heeft voor elke student een WA-verzekering tijdens de BPV. Deze verzekering dekt schade die de student tijdens de BPV aan personen en/of goederen toebrengt. Er is altijd een eigen risico.
29
Verzuim praktijk dag De student is op de afgesproken BPV-tijd aanwezig. Afwezigheid meldt de student direct volgens de richtlijnen van de instelling. De student meldt elk verzuim in de praktijk óók met tijdstip en reden aan de SLB-er. De SLB-er voert hierover een gesprek met de student. Verzuim dient te worden ingehaald. Andere vakantieregeling en extra vrije dagen Indien de vakanties van de praktijkplaats niet overeenkomen met de vakanties van de school, is het de verantwoordelijkheid van de student om dit goed op elkaar af te stemmen, zodat de student voldoet aan de vastgestelde uren en aan de prestaties kan werken. Met name in de laatste periode van het studiejaar (april-juli) zijn er regelmatig vrije dagen. Hiervoor geldt hetzelfde. De student maakt zelf afspraken om te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen. Verder geldt: De school draagt zorg voor de plaatsing van de student. Een reisafstand van een uur tussen woning en praktijkplaats wordt acceptabel geacht. De reiskosten zijn voor rekening van de student.
30
Bijlage 8: BPV protocol
31
32
Bijlage 9: Werkwoordenschema RPT beoordelingsformulier Het volgende overzicht van werkwoorden kan een hulpmiddel zijn om na te gaan op welk niveau een student functioneert. BEGRIJPEN
TOEPASSEN
Reproductief R wil weten vraagt/bevragen kan uitleggen / verklaren is bekend met herkennen benoemen ziet bespreekt wat hij niet snapt informeert weet oriënteert volgt kan bedenken heeft door dat… voelt (in) (aan) kan omschrijven geeft definitie is op de hoogte van heeft besef van toont belangstelling voor verplaatst zich in raadpleegt hoort ervaart informeert wordt gewaar ondervindt is nieuwsgierig luistert let op bevestigt ziet gevolgen is op de hoogte van heeft helder neemt initiatief
laat zien voert uit pakt aan werkt volgens protocollen gebruikt hanteert bepaalt meet / weegt houdt toezicht op kan uitleggen brengt in / aan presenteert laat zien legt voort spant zich in doet moeite voor oefent / herhaalt verzamelt doet voor komt afspraken na levert aan presteert oefent uit raadpleegt vermeldt motiveert actie overlegt beeld uit (rollenspel) verplicht zich reflecteert: ziet om beschouwt rapporteert schikt helpt betrekt signaleert houdt rekening met
INTEGREREN
VERBETEREN
Productief P
Transfer T
legt verbanden theorie – praktijk ziet overeenkomsten en verschillen verschillende competenties tegelijkertijd. inzicht geeft betekenis aan vervolledigen brengt samen coördineert ziet processen doorziet kijkt kritisch uitleggen onderzoekt controleert heeft mening visie kan beredeneren varieert wijkt af brengt over zet om verwacht verbindt legt uit volgt proces van verklaart verwijst vergelijkt combineert brengt ordening aan kent grens werkt samen weegt af onderscheidt toetst bewaakt overweegt
ziet knelpunten weet van weerstanden veranderingen op strategieën probleem oplossen ziet valkuilen analyseren heeft ideeën oordeel doet voorstellen ziet toe op voegt toe controleert onderzoekt verandert brengt veranderingen aan twijfelt weegt af ziet tegenstellingen herkent talent (bij anderen en zichzelf) herstelt vervangt probeert uit bevordert bedenkt corrigeert spreekt aan enthousiasmeert zet anderen aan tot.. weerlegt improviseert kan flexibel omgaan met confronteert onderhandelt
33
Bijlage 10 Opdrachten PW4 Gespecialiseerd pedagogisch medewerker kinderopvang niveau 4 Prestatie 1 ( periode 1 en 2) Deze opdrachten voer je uit in de beroepspraktijk. Maak de deelopdrachten in samenwerking met de school. Je werkt gedurende een afgesproken periode aan de onderstaande opdracht. Je competenties worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van de betreffende beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. De uitvoering voldoet aan de criteria uit de beoordelingslijst. Neem de bewijsstukken op in je portfolio. Prestatie 1
De opdracht van prestatie 1 (Periode 1 en 2) In je werk in het kindercentrum ben je voornamelijk gericht op de kinderen met specifieke begeleidingsvragen. (probleem op gebied van opvoeding, ontwikkeling, gedrag, omgevingsproblematiek, enz.) Jouw competenties als GPM-KO4 worden via de beoordelingslijst van deze prestatie beoordeeld. Bekijk vooraf op welke werkprocessen en competenties de beoordeling zich richt. 1 Je richt je tijdens je werk voornamelijk op kinderen met specifieke begeleidingsvragen. Dat betekent dat je, al werkend op de verschillende groepen, specifieke zaken signaleert. De gesignaleerde begeleidingsvragen van de kinderen breng je in kaart via korte notities. Maak een afspraak met de unitmanager om deze notities te bespreken. Samen met de unitmanager kom je tot een keuze op welke begeleidingsvraag (-vragen) je je onderzoek richt. Formuleer de specifieke begeleidingsvraag(-vragen) helder en zo concreet mogelijk. Bewijs/Resultaat: Notities van specifieke begeleidingsvragen met keuze en argumenten. 2 Je observeert het kind/de kinderen met deze begeleidingsvraag (-vragen). Gebruik hiervoor de observatiemethode die in de instelling gebruikt wordt. Stel een observatieplan op hiervoor en bespreek dit met de unitmanager. Bewijs/Resultaat: Observatieplan met resultaten van observeren.
Het resultaat; 1.Ingevulde beoordelingslijst van prestatie 1 2.Notitie van specifieke begeleidingsvragen Observatieplan met resultaten 3.Verslag van de ingewonnen Informatie 4.Visiestuk met achtergrond informatie 5.Plan van aanpak met teamadvies en ouderinformatie Evaluatieverslag
3 Win informatie in bij collega’s uit het team, over dit kind, met deze begeleidingsvraag: • Wat is er door het team gesignaleerd? • Hoe gaat men om met dit probleem? • Worden er protocollen gebruikt? Zo ja, welke en hoe? • Wat weet men over de achtergronden/theorie van het probleem? • Vraag naar de informatie die tijdens de intake is genoteerd. • Bekijk welke oudergesprekken hebben plaats gevonden. • Hoe staan ouders hierin, hoe gaan ze er mee om? • Is er specifieke hulpverlening ingezet? Bewijs/Resultaat: Verslag van de ingewonnen informatie.
34
4 Verdiep je in de specifieke begeleidingsvraag • Onderzoek de visie van de instelling. Wat zegt de visie en het beleid over deze specifieke begeleidingsvraag? Verdiep je in de intakeprocedure. Bekijk de procedure en werkwijze van de instelling, bij plaatsing van een kind. Wordt er in de intake aandacht besteed aan kinderen met specifieke begeleidingsvragen? Noteer wat je in deze procedure/werkwijze opvalt. Welke protocollen gebruikt de instelling m.b.t. kinderen met specifieke begeleidingsvragen? • Neem contact op met deskundigen buiten de groep of centrum. (Denk aan een orthopedagoog die verbonden is aan het kindercentrum, Stichting Jeugd en Gezin of een collega met specifieke taken op dit gebied) De verkregen informatie neem je op in het verslag. • Informeer jezelf over theoretische achtergronden, boeken, bestaande video’s, websites, welke instanties kunnen hulp bieden, welke therapieën of behandelmethodes bestaan hiervoor, enz.. Zie ook de lijst met verplichte literatuur. • De theoretische verdieping wordt begeleid in de les en beoordeeld in het visiedocument. Bewijs/Resultaat: Verslag met achtergrond informatie over dit probleem. Beschrijf de informatie in eigen woorden, en vermeld de gebruikte bronnen. 5. Stel een plan van aanpak op. Je hebt nu erg veel informatie verzameld. Vanuit vorige stappen stel je een concept plan van aanpak op, waarbij je gebruik maakt van bruikbare informatie uit je onderzoek. De informatie van het team (onderdeel 3) heeft je een beeld gegeven van wat het team nodig heeft. In het plan van aanpak geef je helder aan wat jij adviseert aan team en/of ouders in de begeleiding van dit kind. Je vult het plan van aanpak zo concreet mogelijk in. Je hebt ook nagedacht over de communicatie naar de ouders. Geef hierbij ook een concrete tip naar de instelling, om het beleid op het gebied van het kind met specifieke begeleidingsvragen aan te vullen. Maak een afspraak met de unitmanager en bespreek het Concept plan van aanpak. De feedback die je krijgt, gebruik je om je werk bij te stellen. Het resultaat na bijstelling is: • Het plan van aanpak is vastgesteld • Het is duidelijk op welke manier je het team van de groep informeert, adviseert en ondersteunt bij de uitvoering van het plan van aanpak. • Het is duidelijk wanneer, hoe en door wie dit plan van aanpak met de ouders zal worden gecommuniceerd. Bewijs/Resultaat: Plan van aanpak, met advies omtrent ondersteuning van het team en informatie/communicatie naar de ouders. 6 Uitvoering van het plan van aanpak. Je informeert het team en maakt afspraken en coördineert de uitvoering van het plan van aanpak. Je zorgt dat er aan de randvoorwaarden is voldaan (materialen en hulpmiddelen die nodig zijn). Volgens afspraak worden de ouders hierover geïnformeerd. Gedurende de uitvoering stel je jezelf steeds op de hoogte van het verloop en vul je aan waar
35
dat nodig is. Na een vooraf vastgelegde tijd evalueer a je met betrokkenen. Bewijs/Resultaat: Evaluatieverslag van de uitvoering.
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker kinderopvang niveau 4 Prestatie 2 ( periode 3 en 4) Deze opdrachten voer je uit in de beroepspraktijk. Maak de deelopdrachten in samenwerking met de school. Je werkt gedurende een afgesproken periode aan de onderstaande opdracht. Je competenties worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van de betreffende beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. De uitvoering voldoet aan de criteria uit de beoordelingslijst. Neem de bewijsstukken op in je portfolio. Prestatie 2
De opdracht van prestatie 2 ( periode 3 en 4) Met je werk in het kindercentrum ben je gericht op het vertalen van de visie van de instelling naar je werken en handelen met de kinderen. Je hebt de opdracht om de visie en het beleid te concretiseren naar activiteiten op de werkvloer. De concrete zaken worden vastgelegd in het pedagogisch werkplan. Bovendien moet je de procedures en protocollen die hierbij van belang zijn steeds vernieuwen en aanpassen aan de veranderde inzichten en plannen. Jouw competenties als GPM-KO4 worden via de beoordelingslijst van deze prestatie beoordeeld. Bekijk vooraf op welke werkprocessen en competenties de beoordeling zich richt. 1 Je richt je in deze opdracht op alle zaken rondom het pedagogisch werkplan en het dagprogramma. Dat betekent dat je kritisch kijkt naar de programma’s die momenteel worden gebruikt. Je noteert opvallende zaken en je maakt een afspraak met de unitmanager om deze te bespreken. Samen met de unitmanager kom je tot een keuze op welke vraag (vragen) je het
Resultaat: 1.Ingevulde beoordelingslijst van prestatie 2 2.Notitie van specifieke vragen met keuze en argumenten 3. Visiestuk met achtergrondinformatie over activiteiten. Beschrijf de informatie met eigen woorden en vermeld de gebruikte bronnen. 4. Verslag van de ingewonnen informatie.
36
onderzoek richt. Bewijs/Resultaat: Notitie van specifieke vragen met keuze en argumenten.
Geef aan wat je hierbij opgevallen is. Wat wil je ermee doen?
2 Je bestudeert informatie over dit onderwerp. Bepaalde literatuur is daarbij verplicht. Maak samenvattingen. • Onderzoek de visie van de instelling op dit gebied • Informeer jezelf over theoretische achtergronden, boeken, bestaande video’s, websites, welke instanties kunnen hulp bieden, bestaan hiervoor, enz.. • De theoretische verdieping wordt begeleid in de les en beoordeeld in het visiedocument. Bewijs/Resultaat: Visiestuk met achtergrond informatie over activiteiten. Beschrijf de informatie in eigen woorden, en vermeld de gebruikte bronnen.
5. Plan voor ondersteuning van het team en informatie/communicatie naar de ouders 6. Verslag van het informeren, coördineren en ondersteunen van het team en de ouders en de evaluatie
Verplichte literatuur bij Prestatie 2 Dag programmering Voor alle studenten verplicht: • Pedagogisch Kader 0-4 jaar: H5 Pedagogische doelen en competenties van kinderen, • Pedagogisch kader 4-13 jaar: H7 Vier pedagogische basisdoelen, H15 Spel en activiteitenbegeleiding Eigen keuze: • Pedagogisch Kader 0-4 jaar: Keuze uit H16 t/m 22. Kies 1 of 2 hoofdstukken. De keuze is afhankelijk van de soort activiteiten die in het activiteitenprogramma zullen worden opgenomen. Deze informatie zal straks het invullen van het dagprogramma of activiteitenprogramma ondersteunen. 3 Win informatie in bij collega’s uit het groepsteam: • Wie stelt de dagprogramma’s samen? Op welke manier gebeurt dit? • In hoeverre speelt beleid en visie hierbij een rol? • Hoe gaat men om met het opgestelde dagprogramma? • Worden hierbij protocollen gebruikt? Zo ja, welke, wanneer en hoe? • Is er contact met ouders over de activiteiten? Hoe staan ouders hierin? • Participeren ouders in activiteitenprogramma’s? Waarom wel/niet? Hoe? Bewijs/Resultaat: Verslag van de ingewonnen informatie. Geef aan wat je hierbij opgevallen is. Wat wil je daarmee doen? 4. Werk de verkregen informatie uit. Doel hiervan is om het team te informeren en bewust te maken van (het ontbreken van) de relatie tussen dagprogramma en visie. Maak gebruik van alle verzamelde informatie. Wat is jouw advies aan het team? Doe dit zo concreet mogelijk. Maak een afspraak met de unitmanager en bespreek dit advies. Bespreek ook op welke manier de ouders worden geïnformeerd. Na dit gesprek weet je op welke manier je het team van de groep informeert, adviseert en ondersteunt bij het maken van dagprogramma’s.
37
Bewijs/Resultaat: Plan voor ondersteuning van het team en informatie/communicatie naar de ouders. 5 Je stelt een dagprogramma / activiteitenprogramma samen aan de hand van je bevindingen. • Dit dagprogramma/activiteitenprogramma voer je uit, samen met het team. Jij coördineert de uitvoering. • In het dagprogramma zit een opbouw van minimaal 4 activiteiten. • De activiteiten zijn vernieuwend en afgestemd op de doelgroep. • Je laat zien dat deze activiteiten aansluiten of voortvloeien uit beleid en visie. • In je dagprogramma/activiteitenprogramma is informatie verwerkt uit een van de (keuze) hoofdstukken uit het Pedagogisch kader 0-4 jaar. • Je zorgt voor aanwezigheid van materialen, indien nodig doe je hiervoor bestellingen. • Je bekijkt de inrichting van de ruimte en geeft advies over aanpassingen die nodig zijn voor de activiteiten. • Je zorgt dat protocollen die nodig zijn voor de activiteit, bekend zijn bij het team. (Denk zeker aan het protocol veiligheid) • Je onderhoudt contacten met betrokkenen, in en buiten de instelling. • Je informeert betrokkenen op een gepast wijze. Bij voorkeur zet je hier middelen als website, social media in. • Je laat waar mogelijk ouders participeren in het dagprogramma. • Zorg ervoor dat ook voor ouders de link naar visie en beleid van de instelling helder is. Gedurende de uitvoering stel je bij en vul je aan waar dat nodig is. Je evalueert je werkzaamheden met betrokkenen. Bewijs/Resultaat: Verslag van het informeren, coördineren en ondersteunen van het team en de ouders.
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker kinderopvang niveau 4 Het visiedocument ( periode 3 en 4) Bij deze opdracht lever je een bijdrage aan de ontwikkelingen in je vakgebied. Het is de bedoeling dat je de opdracht schrijft op de situatie in het werkveld, waarbij je zorgt dat je aansluit bij de visie, richtlijnen en werkwijze van de instelling. Het visiedocument wordt geschreven op de doelgroep. In dit geval zijn collega’s en ouders jouw doelgroep. De student werkt aan deze kwalificerende opdracht zowel in de BPV als op school. Er is een koppeling tussen de Prestaties en dit visiedocument. Bepaalde informatie uit de Prestaties worden meegenomen in het visiedocument. Het Visiedocument wordt op school beoordeeld.
38
Het visiedocument
De opdracht van het visiedocument bestaat uit vier onderdelen: A Nieuwe ontwikkelingen Je signaleert een nieuwe ontwikkeling in de kinderopvang. • Beschrijf de nieuwe ontwikkeling en schrijf een aanbeveling voor vernieuwing van (een onderdeel van) het pedagogisch beleidsplan. • Licht toe hoe de vernieuwing kan worden ingevoerd binnen team/de groep/instelling. Geef aan welke acties nodig zijn voor de invoering
Het resultaat ; 1.nieuwe ontwikkelingen in je beroep
B Informeren en adviseren van ouders bij specifieke begeleidingsvragen Indien sprake is van plaatsing van een kind met taal- of ontwikkelingsachterstand, gedragsproblematiek of opvoedproblemen is bespreking met en informeren van de ouders/vervangende opvoeders essentieel. Er dient onderzoek plaats te vinden naar de specifieke begeleidingsvraag en/of wel of niet plaatsen van het kind. Elk kinderdagcentrum werkt met een plaatsingsprotocol. Kijk kritisch naar dit protocol en ga na hoe dit in de praktijk wordt toegepast. Welke contacten/overlegmomenten zijn er en wat is het doel van het contact? Hoe worden de ouders geïnformeerd? Welke opvoedingsondersteuning/begeleiding kan er gegeven worden? • Bereid een gesprek voor met (ortho)pedagoog of unitmanager en voer dit gesprek • Geef hiervan verslag, waarin je aanbevelingen doet m.b.t. informeren van ouders.
4.voorstel voor kwaliteitsverbetering
2. visie op informeren en adviseren van ouders 3. omgaan met sociale media
Bij dit onderdeel voeg je ook de volgende informatie van Prestatie 1 als bijlage toe: • Visiestuk met achtergrond informatie • Plan van aanpak met teamadvies en ouderinformatie • Evaluatieverslag C Omgaan met sociale media. Steeds meer volwassenen en kinderen maken gebruik van sociale media. Ook in de kinderopvang begint het gebruik steeds grotere vormen aan te nemen. De kwaliteit is erg wisselend en er zijn nog geen eenduidige afspraken over. • Onderzoek het gebruik van sociale media in de kinderopvang. • Voer een discussie over de rol en functie van de leid(st)er in relatie tot persoonlijke informatie op sites als Hyves en Facebook. Waar ligt de grens van persoonlijke informatie en het toelaten van kinderen en ouders op jouw site. Hoe ver kun/mag je hierin gaan? Gebruik hierbij de aanbevelingen van de vakbonden m.b.t. gebruik van sociale media. • Uit bovenstaande discussie volgt een concept protocol m.b.t. het omgaan met sociale media binnen het beroep. • Vraag feedback op het concept en verwerk dit in een definitief protocol. D Kwaliteitszorg Ouders en kinderen hebben recht op kwalitatief goede opvang en begeleiding.
39
Onderzoek het kwaliteitsbeleid van de instelling en de wet- en regelgeving die van toepassing is (Wet Kinderopvang) op de volgende punten: • Centraal stellen van kind • Pedagogisch handelen • Veiligheid Ga na hoe de instelling hier mee omgaat en in hoeverre ouders tevreden zijn over de dienstverlening op deze punten. Welke verbeteringen stel je voor m.b.t.: • het centraal zetten van het kind en het behartigen van diens belangen • het verantwoorden van het pedagogisch handelen naar kind/ouders en het bespreekbaar maken van fouten m.b.t. eigen handelen • zorgen voor en werken aan een veilige omgeving voor het kind Bij dit onderdeel voeg je ook de volgende informatie van Prestatie 2 als bijlage toe: • Visiestuk met achtergrond informatie over activiteiten. Beschrijf de informatie in eigen woorden, en vermeld de gebruikte bronnen. • Verslag van de ingewonnen informatie. Geef aan wat je hierbij opgevallen is. Wat wil je daarmee doen • Plan voor ondersteuning van het team en informatie/communicatie naar de ouders.
40