Handboek BPV Cohort 2012, 2013 en 2014
Sociaal-cultureel werker niveau 4
Vitalis college. Meer voor elkaar.
Handboek BPV Opleiding Sociaal-cultureel werk Cluster Pedagogie, Vitalis College Breda
Cohort 2012/2013/2014
1
Inhoudsopgave 1.
Competentiegericht onderwijs........................................................................... 4 1.1 Herontwerp MBO ............................................................................................ 5 2. De opleiding SCW .............................................................................................. 7 3. Het onderwijs ....................................................................................................... 9 3.1 Leerlijnen ........................................................................................................ 9 3.2 Fasen en beroepsprestaties ......................................................................... 10 3.3 De wegwijzer ................................................................................................ 10 4. Beoordelen ........................................................................................................ 13 4.1 Ontwikkelingsgerichte beoordeling ............................................................... 13 4.2 Kwalificerend beoordelen ............................................................................. 14 4.3 Toelichting op beoordelingsmethode van het consortium ............................. 15 4.4 Toelichting op het invullen van de onderbouwing van de beoordeling .......... 16 4.5 Kwaliteitseisen bij beoordelen ...................................................................... 19 5. Begeleiding op school ....................................................................................... 21 5.1 Begeleidingsinstrumenten ............................................................................ 22 Begeleidingsgesprekken op school .................................................................... 22 6. Begeleiding in de praktijk ................................................................................... 23 7. Organisatie van de praktijk/BPV ........................................................................ 26 7.1 Afspraken en richtlijnen m.b.t. BPV .............................................................. 26 7.2 BPV-trainingen voor praktijkbegeleiders ...................................................... 28 8. Bijlagen .............................................................................................................. 29 Formulieren t.b.v. afspraken ................................................................................. 29 8.1: Contactgegevens Opleiding......................................................................... 29 8.2: Praktijkgegevens ......................................................................................... 29 8.3: Registratieformulier stagedagen/BPV .......................................................... 29 8.4: Praktijkdagovereenkomst BOL ................................................................... 29 8.5: Periodisering 2014-2015.............................................................................. 29 8.6:Formulier:Leer-werkhouding ......................................................................... 29 8.7: Planningsformulier voor beroepsprestaties.................................................. 29 8.8: STARRT ...................................................................................................... 29 8.9: Opdracht in de praktijk ................................................................................. 29 8.10: Overzicht van de fasering met Bp’s ........................................................... 29 8.11: Indeling van de fases in de opleiding ......................................................... 29 8.1 Contactgegevens opleiding .......................................................................... 30 8.2 Praktijkgegevens .......................................................................................... 31 8.3 Registratieformulier stagedagen/BPV ........................................................... 32 8.4 Praktijkdag overeenkomst BOL .................................................................. 33 8.5 Periodisering 2014 – 2015 Vitalis College Cluster: Pedagogie .................. 34 8.6 Leer- en werkhouding Sociaal Cultureel Werk.............................................. 36 8.7 Planningsformulier voor beroepsprestaties................................................... 37 8.8 STARRT ....................................................................................................... 39 8.9 Opdracht in de praktijk ................................................................................. 40 Praktijkopdracht ‘Oriënteren’ BOL periode 2 voor SCW ..................................... 40 8.10 Overzicht van de fasering met beroepsprestaties. ...................................... 41 8.11 Indeling van de fasen in de opleiding cohort 2012/2013/2014 .................... 42 9. Opdrachten uit beroepsprestaties van fase 1, 2 en 3 ........................................ 43 10 Studiepunten overzichten………………………………………………………….43,
2
Inleiding
Voor u ligt het Handboek Beroepspraktijkvorming cohort 2012/2013/2014. Het is bestemd voor de praktijkbegeleiders van onze studenten in de opleiding Sociaal Cultureel Werk niveau 4. Achtereenvolgens vindt u in dit handboek informatie over het onderwijs, de organisatie van de praktijk binnen de opleiding, de begeleiding van de studenten en het beoordelen. In de bijlage zijn verschillende formulieren opgenomen die voor u van belang kunnen zijn tijdens het begeleidingsproces. Indien u (onderdelen van) dit Handboek graag digitaal wilt ontvangen kunt u dit via de studieloopbaanbegeleiders kenbaar maken. Voor overige vragen kunt u altijd contact opnemen met ondergetekende.
Ik wens u namens het team SCW succes en plezier met het begeleiden van onze studenten!
Vriendelijke groet,
Huub van Caam Teamvoorzitter, Sociaal Cultureel Werk MBO 4 Vitalis College Breda
[email protected] Tel: 076-5733807
3
1. Competentiegericht onderwijs De beroepspraktijk vraagt om afgestudeerden, die doelgericht kunnen handelen in zeer diverse situaties (transfer), die datgene wat ze geleerd hebben effectief kunnen toepassen, verantwoordelijkheid op zich durven nemen en in staat zijn nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven. Willen opleidingen aan deze nieuwe eisen tegemoet komen dan heeft dat consequenties voor de wijze waarop je het onderwijs vorm geeft. Het professionele handelen bestaat immers niet uit het afzonderlijk hanteren van kennis- houding - of vaardigheidsaspecten, maar juist uit het vermogen deze onderdelen gecombineerd en geïntegreerd te gebruiken. We spreken dan van competenties. Ons onderwijs is competentiegericht: kennis, houding en vaardigheden worden zoveel mogelijk in combinatie aangeboden en het leren is sterk gericht op de beroepspraktijk. Bij het vormgeven van competentieleren zijn principes voor leren gehanteerd, die van belang zijn bij zowel de inrichting van het onderwijsprogramma als de inrichting van de beroepspraktijkvorming. Belangrijke principes voor leren zijn: Leren • ontstaat door inspanning en activiteit van de lerende zelf • is zoeken, selecteren, organiseren en integreren van oude en nieuwe informatie • is een continu en dynamisch proces van informatieverwerking • is meer betekenisvol, in de context van het beroep • vindt vooral plaats door evaluatie van en reflectie op gevarieerde leeractiviteiten • is een sociaal proces ( interactie, communicatie, samenwerking)
Consequenties van competentiegericht leren voor de BPV Genoemde uitgangspunten betekenen voor het buitenschools leren: • Het leerbedrijf is contextrijk: de student moet de mogelijkheid krijgen in allerlei situaties die zich in de praktijk voordoen geplaatst te worden • Studenten leren handelen in complexe situaties. Hiermee bedoelen we niet alleen de moeilijkheidsgraad, maar ook de veelvoudigheid van taken; combinaties en integratie van kennis-, houdings- en vaardigheidsaspecten.
4
• • • • •
Studenten leren in niet-routine situaties, zodat het leren meer gericht is op veranderen, ontwikkelen en optimaliseren. Studenten reflecteren vanaf het begin op eigen gedrag en de effecten daarvan op het handelen. Studenten krijgen de gelegenheid hun eigen leergedrag te sturen d.w.z. eigen leervragen en leerdoelen te stellen op basis van wat het competentieprofiel vraagt. De begeleiding is meer coachend (vragend en feedback gevend) in plaats van kennis/ervarings-overdragend (antwoorden geven en zeggen hoe het moet) De begeleiding richt zich op het versterken van de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces ( van geleid, begeleid naar zelfsturend leren )
1.1 Herontwerp MBO Vanaf augustus 2011 ging de competentiegerichte kwalificatiestructuur officieel in. De competentiegerichte kwalificatiestructuur verving de kwalificatiestructuur die gebaseerd is op eindtermen. Beroepscompetentieprofielen en kwalificatiedossiers Het bedrijfsleven heeft beroepscompetentieprofielen vastgesteld, waarin de kerntaken en competenties staan die bij een bepaald beroep horen. Daarna hebben vertegenwoordigers namens het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs gezamenlijk de kwalificatiedossiers opgesteld. Een kwalificatiedossier geeft een beschrijving van de eisen aan een beroep of een beroepsgroep. Binnen één kwalificatiedossier kunnen meerdere opleidingen van verschillende niveaus vallen. Een onderwijsinstelling kan dus op basis van een dossier meerdere diploma's uitgeven. Naast de beroepscompetenties dient een student ook te voldoen aan competenties met een meer maatschappelijk karakter. (loopbaan en burgerschap) Met deze mix van competenties zijn starters op de arbeidsmarkt beter in staat hun plek in het bedrijfsleven te vinden én te houden. Uitgebreide informatie is te vinden op http://www.kwalificatiesmbo.nl/lerenloopbaan-en-burgerschap.html.
De 25 MBO-competenties: Voor het MBO zijn op Europees niveau 25 competenties geformuleerd. Aan een competentie hangen verschillende componenten. Per opleiding is bij de kerntaken/werkprocessen bepaald aan welke competenties en componenten je moet voldoen.
A B C D E F G H
Beslissen en activiteiten initiëren Aansturen Begeleiden Aandacht en begrip tonen Samenwerken en overleggen Ethisch en integer handelen Relaties bouwen en netwerken Overtuigen en beïnvloeden
5
I J K L M N O P Q R S T U V W X Y
Presenteren Formuleren en rapporteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten Analyseren Onderzoeken Creëren en innoveren Leren Plannen en organiseren Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten Kwaliteit leveren Instructies en procedures opvolgen Omgaan met verandering en aanpassen Met druk en tegenslag omgaan Gedrevenheid en ambitie tonen Ondernemend en commercieel handelen Bedrijfsmatig handelen
6
2. De opleiding SCW Het kwalificatiedossier van de opleidingen is, evenals de andere kwalificatiedossiers, te vinden op http://www.calibris.nl . De inhoud van de opleiding wordt bepaald door landelijke dossiers namelijk • Het Kwalificatiedossier van de betreffende opleiding • Het brondocument Loopbaan & Burgerschap • Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo • Kwalificatie-eisen Nederlands, Rekenen en Engels De opleiding bestaat uit 3 Fasen, die overeenkomen met de les-/praktijkjaren. Fase 2 en 3 worden afgerond met een kwalificerend assessment. De student werkt middels het ‘kwalificerend portfolio’ aan de kwalificerende beroepsprestaties en de fase-afsluiting. We gebruiken voor de Beroepskwalificatie studiemateriaal van Stichting Consortium Zorg en Welzijn om de opleiding vorm te geven. Daarbij gebruiken de studenten oa IT’S LEARNING: een elektronische leeromgeving waarop zij hun opdrachten inleveren en het studiemateriaal te vinden is. Op It’s learning zijn ook de BP’boekjes(Beroepsprestaties) te vinden in de vorm van een “flipboekje’. Daarnaast werkt het team SCW met studiepuntensysteem. Er wordt momenteel gewerkt aan de mogelijkheid om ook BPV-begeleiders toegang te geven tot de elektronische leeromgeving. U kunt hiervoor een verzoek doen bij Patrick Kortsmit:
[email protected]. Het team SCW is altijd bereid om uitleg te geven over de toepassing van het studiemateriaal materiaal. BOL-opleiding In periode 1 van de opleiding wordt de student op school voorbereid op de stage. Als de student een voldoende leer- en werkhouding laat zien en een VOG op zak heeft, gaat hij vanaf de tweede periode naar de praktijk. De opleiding hanteert de richtlijn dat studenten in 3 jaar tijd verschillende stage ervaringen moeten hebben opgedaan met diverse doelgroepen en leerinhouden. In overleg met de praktijk en student kan een student een langere tijd onder contract blijven bij een stage bedrijf indien alle partijen akkoord zijn en er voldoende leeruitdaging gewaarborgd is. Daarbij heeft de student in het eerste leerjaar gemiddeld een oriënterende junior- stage waarin veel ruimte is voor activiteit met minder complexe doelgroepen. Vanaf het 2e leerjaar lopen studenten een senior- stage met meer complexe doelgroepen. De opleiding SCW hanteert een matching principe: De diversiteit in werksoorten in het Sociaal cultureel werk is enorm groot. In overleg met studenten, SLBers en praktijkplaatsen kunnen studenten gericht solliciteren bij een stage leerbedrijf indien de werkzaamheden en doelgroep een uitdaging leveren en daarmee stimulerend zijn voor de studievoortgang en ontwikkeling van de student. De opleidingsaccount en werkveld vertegenwoordigers stemmen de match samen af. Hiermee tracht de opleiding niet alleen de student te voorzien van een goede stageplaats maar tevens het werkveldplaatsen te versterken met een intrinsiek gemotiveerde student. •
Leerjaar 1: In periode 2 t/m periode 4 is de student 2 dagen per week naar de stage, steeds gedurende 9 weken. De student begint met zich te oriënteren op de instelling en de doelgroep. Het is voor de student leerzaam om in deze periode(s) op meerdere
7
• •
plaatsen binnen de praktijkplaats te kijken en mee te draaien waar mogelijk. Vanuit school krijgt de student een opdracht om zich te oriënteren op de praktijkplaats. Het is uiteraard de bedoeling dat deze opdracht met de praktijkbegeleider wordt besproken.(zie bijlage 8.9 van dit handboek) Leerjaar 2: In periode 5 wisselt de student van stageplaats (nog steeds 2 dagen) en vanaf periode 7 wordt deze stage uitgebreid naar 3 dagen. Leerjaar 3: Vanaf periode 8 is wederom een principe waarin studenten naar een nieuwe stageplaats gaan met een andere doelgroep/ werkinhoud. In het derde leerjaar lopen studenten SCW 4 dagen stage.
8
3. Het onderwijs In dit hoofdstuk vindt u de belangrijkste informatie over het onderwijs. Achtereenvolgens wordt iets uitgelegd over de leerlijnen, beoordelen en de begeleiding van de student.
3.1 Leerlijnen We werken met leerlijnen, om het leren, de begeleiding en de beoordeling vorm geven. De leerlijnen zijn terug te vinden in het leerplan, het rooster en het beoordelingsplan. In de leerlijnen vindt doorlopend voortgangsbeoordeling plaats. We onderscheiden de volgende leerlijnen. • Integrale lijn • Conceptuele lijn • Vaardigheden lijn • Begeleidingslijn De integrale leerlijn is de centrale leerlijn, de andere leerlijnen zijn ondersteunend aan de integrale leerlijn
Leerlijn
Het leren is gericht op het
Leeractiviteiten
Integrale lijn of BPV-leerlijn
Ontwerpen of maken van een beroepsproduct of het verlenen van een dienst, zoals in de reële beroepspraktijk voorkomt
•
Construeren van kennis door probleemsituaties te analyseren aan de hand van een stappenplan.
•
Conceptuele leerlijn
Vaardigheden leerlijn
Aanleren van vaardigheden en deelvaardigheden in samenhang met de conceptuele leerlijn.
• • • •
• • • • • • • • • • • • • •
Werken aan beroepsprestaties in de BPV Werken aan integrale opdrachten. Evenementen management Themadagen en excursies Burgerschap PGO, college (basistheorie SCW) Omgaan met agressie ‘Kijk op de wijk’ Straatcultuur Kwetsbare groepen Rekenen Nederlands Engels Kunst en cultuur ‘Bruggen bouwen’ Beleidsmatig werken Vaardigheidstraining Coaching vaardigheden Mediawijsheid en techniek Gesprekstechnieken
9
Studieloopbaan of reflectielijn
Reflecteren op leersituaties. Doel: het beroepsmatig handelen voortdurend te verbeteren.
• •
Sport en spel Creatief werken
• • •
Studieloopbaanbegeleiding Leerdoelen formuleren Competentieontwikkeling zichtbaar maken in je Portfolio. Intervisie
•
.
3.2 Fasen en beroepsprestaties De beroepsprestaties zijn ingedeeld in drie fasen. Een aantal beroepsprestaties wordt ontwikkelingsgericht afgesloten, de overige zijn kwalificerend. Deze prestaties dekken het kwalificatiedossier volledig. Het overzicht van de verschillende beroepsgerichte fasen met beroepsprestaties is in de bijlage te vinden. De vetgedrukte Bp’s zijn kwalificerend. Op www.consortiumbo.nl kun je meer informatie vinden over de Consortiummethode.
• •
•
De beroepsprestaties zijn de sturingsmiddelen voor het leren. Zij stimuleren de student tot het leveren van prestaties die in het beroep herkenbaar zijn en in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. De fasen (met daarin de beroepsprestaties) zijn richtinggevend voor de inhoud van het onderwijs op school. De leeractiviteiten op school zijn steeds afgestemd op de beroepsprestaties. Leeractiviteiten vormen de ondersteunende leerlijn, waardoor de student kennis, houding en vaardigheden ontwikkelt. Een fase bevat 4 tot 6 beroepsprestaties. De beroepsprestaties vormen de integrale leerlijn. De deelnemer werkt zowel binnenschools (voorbereiding) als in de praktijk (uitvoering) aan beroepsprestaties.
3.3 De wegwijzer Werken aan beroepsprestaties (Bp’s) gebeurt steeds planmatig, volgens de methode van de Wegwijzer. Het zich eigen maken van deze gestructureerde werkwijze versterkt de mate van zelfsturing. Het terugkerend vaste stramien bij iedere beroepsprestatie zal een deelnemer snel herkennen: o korte typering van de beroepsprestatie en de beroepscontext met foto’s o overzicht met relevante competenties o de opdracht o het resultaat o de beoordelingslijst met criteria
10
o
reflectie
Tijdens de onderwijsactiviteiten wordt hieraan aandacht besteed. Studenten krijgen de nodige ondersteuning in het planmatig voorbereiden en uitvoeren van een opdracht en reflecteren hierop.
Stappen 1. 2. 3. 4. 5.
van de Wegwijzer Oriënteren Plannen Uitvoeren Controleren Reflecteren
Werken aan ontwikkelingsgerichte Beroepsprestaties. Stap 1 en 2 De student start met de BP op school, met de stappen 1 en 2 van de wegwijzer. Hij werkt zijn planningsformulier van die BP uit, met begeleiding van de SLB-er en eventueel de praktijkbegeleider. Als de student van mening is dat stap 1 en 2 voldoende zijn uitgewerkt, overlegt hij/zij het resultaat van ‘Oriënteren’ en ‘Plannen’ met de SLB-er en de Praktijkbegeleider. Zowel de SLB-er als de praktijkbegeleider geven een akkoord (een GO), als zij van mening zijn dat de student zich voldoende heeft voorbereid voor het uitvoeren van de opdracht. Ze geven de GO op het planningsformulier, voorzien van een handtekening. Pas als de student 2x een GO heeft kan hij/zij beginnen aan de uitvoering (stap 3). Als de SLB-er en/of de praktijkbegeleider van mening is dat de student stap 1 en/of 2 moet aanvullen, wordt een NO-GO gegeven. Daarbij krijgt de student suggesties voor verbeteracties aangereikt. De student laat na verbetering zijn stap 1 en 2 opnieuw bekijken om een NO GO in een GO te laten omzetten. Stap 3, 4, 5 De uitvoering van de BP-opdracht vindt plaats in de beroepspraktijk. (bijv. een activiteit uitvoeren) De student krijgt over de uitvoering feedback van de praktijkbegeleider. Als de begeleider van mening is dat een herhaling/verbetering van de uitvoering gewenst is, wordt dit met de student besproken. Er wordt nog geen beoordelingslijst ingevuld in dat geval. De student krijgt suggesties ter verbetering aangeboden en plant, samen met de praktijkbegeleider, een extra uitvoering. De termijn waarbinnen de student (het onderdeel van) deze opdracht opnieuw uitvoert is afhankelijk van de leerdoelen en het tempo van ontwikkeling van de student.
11
De student verwerkt de resultaten van de opdracht volgens richtlijnen. Dit resultaat/bewijs wordt door de praktijkbegeleider bekeken. Ev. suggesties worden door de student verwerkt. Daarna wordt dit verslag voor gezien getekend door de praktijkbegeleider. Wanneer er geen reflectieverslag bij de bewijsstukken gevraagd wordt, vult hij het onderdeel ‘reflecteren’ op het planningsformulier in.
Wat te doen, als de opdracht uit een ontwikkelingsgerichte BP niet kan worden uitgevoerd? Als de opdracht van een BP niet (direct) uitvoerbaar is in de praktijkplaats/groep waarin de student stage loopt, kunnen de volgende mogelijkheden benut worden: • Er wordt in overleg tussen praktijkbegeleider/student een lichte aanpassing van de opdracht voorgesteld. Dit wordt besproken met de SLB ’er. • De BP wordt in een andere groep binnen de instelling uitgevoerd. • De opdracht wordt verplaatst naar een later stadium. De student laat de BP even liggen, gaat verder met een volgende BP. De student bespreekt dit met de SLB’ er, zeker indien hierdoor studievertraging ontstaat. • De BOL- student kan een ‘onmogelijke’ opdracht eventueel in een volgend praktijkadres uitvoeren. De student bespreekt dit altijd eerst met de SLB’ er, omdat hierdoor wellicht studievertraging ontstaat. • De praktijkbegeleider overlegt met de consulent over een ‘vervangende opdracht’ binnen de huidige praktijkplaats. Deze opdracht dient de werkprocessen en competenties te dekken zoals in de oorspronkelijke opdracht staan. De vervangende opdracht wordt geformuleerd en officieel vastgesteld door praktijkbegeleider, consulent en SLB-er en besproken met de student. Indien dit een kwalificerende opdracht betreft, zal hierover eerst overleg nodig zijn met het examenbureau.
12
4. Beoordelen 4.1 Ontwikkelingsgerichte beoordeling Competentieontwikkeling vindt gedurende het hele leerproces plaats en wordt zichtbaar in het handelen van de student. In het consortiummateriaal is onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beroepsprestaties. . De beoordelingslijst wordt ingevuld door de praktijkbegeleider, samen met de student. Door het invullen van de beoordelingslijst geeft de praktijkbegeleider feedback aan de student en stelt vast of het getoonde gedrag en het handelen voldoet aan de gestelde eisen. De student krijgt een positieve beoordeling als hij bij de uitvoering laat zien dat hij op het vereiste niveau handelt. Dit betekent dat de student • handelt volgens de criteria, • in een beroepssituatie met de juiste complexiteit • binnen de aangegeven mate van begeleiding • en met de beschreven verantwoordelijkheid Afronding van de ontwikkelingsgerichte beroepsprestatie Een beroepsprestatie wordt afgerond op school. Tijdig vóór het gesprek, laat de student zijn portfolio controleren. Hierin heeft hij verzameld: • het planningsformulier van die BP • het resultaat/de bewijzen van de opdracht, • evt. het reflectieverslag, (als bewijs of op het planningsformulier). • de beoordelingslijst • resultaten van ondersteunende onderwijsactiviteiten. Hij kan hiermee aantonen dat hij zich voldoende heeft ontwikkeld t.a.v. deze werkprocessen en competenties. Ontwikkelingsgerichte beoordelingen zijn voorwaardelijk om aan de kwalificerende beroepsprestaties van die fase te kunnen werken. NB • •
Alle informatie die via verslag of anderszins naar buiten wordt gebracht, wordt eerst gezien door de praktijkbegeleider en voor akkoord getekend. Een BP kan pas worden afgerond als een student de ondersteunende onderwijsactiviteiten heeft verwerkt.
Beoordelingslijsten De student is verantwoordelijk voor tijdig het aanleveren van de beoordelingslijsten van de beroepsprestaties waaraan hij werkt. De student kan de beoordelingslijsten digitaal aanleveren. Digitaal invullen is mogelijk. Belangrijk t.a.v. fraude is: Indien papieren versie wordt aangeleverd: • De praktijkbegeleider vult de lijst in nádat de naam van de student is ingevuld. • De praktijkbegeleider zet een handtekening op de laatste pagina en op elke pagina een paraaf.
13
•
Een student bewaart in zijn portfolio een ingevulde beoordelingslijst met originele handtekening en paraaf. Dit mag nooit een kopie van een handtekening/paraaf zijn.
Als de beoordelingslijsten digitaal worden ingevuld en aangeleverd: • De praktijkbegeleider stuurt het ingevulde bestand per email maar de student, met, ter controle, een CC naar de SLB-er. • De student bewaart de beoordeling in zijn digitaal portfolio. Over het digitaal inleveren van een beoordelingslijst wordt t.z.t. een definitieve regeling bekend gemaakt.
4.2 Kwalificerend beoordelen Een aantal beroepsprestaties wordt afgesloten met een kwalificerende beoordeling (examen). De ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties vormen de voorwaarden om deel te nemen aan deze kwalificerende beoordeling. Het kwalificeren bestaat uit een mix van beoordelingsinstrumenten: • Uitvoeren van de beroepsprestatie(s) in de praktijk • Schrijven van een verantwoordingsverslag • Een assessmentgesprek op school, waarin de student aantoont dat hij beschikt over de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. De student sluit een beroepsprestatie kwalificerend af door relevante bewijsstukken in zijn portfolio te verzamelen en aan te bieden (stap 4 van de Wegwijzer: controleren en evalueren). Relevante bewijsstukken zijn een ingevulde en ondertekende beoordelingslijst van een beroepsprestatie, aangevuld met de specifieke bewijzen. De gevraagde bewijsstukken staan genoemd in de beroepsprestatie. De beoordelaars in de BPV beoordelen de bewijsstukken aan de hand van de beoordelingslijsten waarin de competenties, componenten, beheersingsniveaus en beoordelingscriteria staan beschreven. Naast de ingevulde beoordelingslijst(en) van de beroepsprestaties voegt de student een verantwoordingsverslag toe. Dit gaat over de gevraagde competenties voor deze kwalificerende beoordeling en wordt geschreven volgens de STARRT methode.(zie bijlage 8.8 van dit Handboek) Het derde beoordelingsinstrument is het voeren van een assessmentgesprek. In het assessmentgesprek verantwoordt de student zijn persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling; het toepassen van kennis, vaardigheden en houding en de keuzes die hij daarin gemaakt heeft in de beroepspraktijk en maatschappij. De verzamelde bewijsstukken en het reflectieverslag van de student is belangrijke input voor het assessmentgesprek. Een beroepsprestatie is behaald als de student alle examenonderdelen op het vereiste beheersingsniveau heeft aangetoond. • het afsluiten van de beroepsprestaties met relevante bewijsstukken in de praktijk • het verantwoordingsverslag • assessmentgesprek op school
14
4.3 Toelichting op beoordelingsmethode van het consortium In elke beoordelingslijst van de Beroepsprestaties is aangegeven op welk niveau een student dient te scoren. Dit niveau is aangegeven met R, P of T en de drie factoren; complexiteit, verantwoordelijkheid en begeleiding. Het niveau wordt aangeven door middel van een letter: o de ontwikkelscore kleine letter en cursief gedrukt r, p, t o de normscore grote vet gedrukte letter R, P, T De ontwikkelscore geeft aan dat de deelnemer zich ontwikkelt en nog niet hoeft te voldoen aan de norm. De deelnemer heeft nog begeleiding nodig. Hij kan zich nog ontwikkelen, hij heeft nog even de tijd. De ontwikkelscore geeft echter wel inzicht in de mate van ontwikkeling richting de normscore. Is er vooruitgang aanwezig, staat de deelnemer even ‘stil’ in zijn groei, met welke competenties heeft hij meer/ minder moeite. Normscore wil zeggen dat de deelnemer bij de beoordeling aan de vastgelegde beoordelingscriteria moet voldoen. Deze normscore wordt ook wel de kwalificerende score genoemd omdat ze afgeleid zijn van de prestatie-indicatoren uit het kwalificatiedossier. Bij een normscore voldoet de deelnemer aan de criteria die verwijzen naar de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar.
Begrippen Reproductief, Productief of Transfer. • Op Reproductief niveau voert de deelnemer een taak uit onder begeleiding. Die taak wordt uitgevoerd volgens standaardprocedures en voorschriften. De deelnemer heeft vaak een instructie of rolmodel nodig. De deelnemer verwerft kennis en vaardigheden én hij ontwikkelt een passende beroepshouding. • Op Productief niveau voert de deelnemer de taak deels op eigen initiatief uit. Hij lost problemen op en bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Hij vraagt advies ten aanzien van de oplossingen. Hij heeft minder structuur nodig om zelfstandig activiteiten te ondernemen. • Bij Transfer gedrag voert de deelnemer binnen zeer uiteenlopende beroepssituaties taken zelfstandig uit. Hij past kennis, houding en vaardigheden toe. Hij ziet verbanden en kan die uitleggen. De deelnemer is proactief en zijn oplossingen zijn origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep.
Complexiteit, begeleiding, verantwoordelijkheid De student laat zijn handelen zien in beroepssituatie. Hierbij zijn drie factoren belangrijk: o de complexiteit van de context/ de beroepssituatie o de mate van begeleiding o de verantwoordelijkheid Voor iedere beroepsprestatie zijn deze 3 factoren op het vereiste niveau vastgelegd (zie afbeelding)
15
Dit overzicht van werkwoorden kan een hulpmiddel zijn om na te gaan op welk niveau een student functioneert.
4.4 Toelichting op het invullen van de onderbouwing van de beoordeling Nadat u op de beoordelingslijst ‘Aangetoond’ of ‘Niet-aangetoond’ heeft aangegeven, vult u het kader ‘onderbouwing van de beoordeling’ in op het beoordelingsformulier. Dit doet u wanneer de student op ‘Niet-Aangetoond’ of ‘Boven de norm’ heeft gescoord.
Presteren boven de norm: Wanneer de student één of meerdere competenties binnen een werkproces boven de norm heeft aangetoond onderbouw dan dit in het beoordelingsformulier. U geeft aan om welk werkproces en om welke competentie het gaat. Als een student één of meerdere competenties/prestatie-indicatoren ‘boven de norm’ heeft aangetoond, dan wordt het betreffende werkproces als ‘goed’ geregistreerd. Dit betekent dat het cijfer ‘8’ aan dit betreffende werkproces wordt toegekend. Wat verstaan we onder ‘boven de norm’? Als een student boven het aangegeven niveau presteert. Bijvoorbeeld:
16
• •
de student scoort op het Transfer-niveau, terwijl in de beoordelingslijst Productiefniveau staat aangegeven; de student voert de beroepsprestatie ‘zelfstandig’ uit, terwijl de moeilijkheidsgraad van de mate van zelfsturing ‘begeleid’ is.
Hoe kan een student ‘boven de norm’ scoren wanneer al de hoogste mate van complexiteit, zelfsturing en mate van verantwoordelijkheid op Transfer-niveau aangetoond moet worden? De aangegeven werkprocessen en competenties zijn gericht op het startniveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Wanneer blijkt dat een student uitmuntend heeft gepresteerd en het startniveau overstijgt. Ook hier geeft u per werkproces en competentie een onderbouwing in het aangegeven kader op het beoordelingsformulier.
Cijferregistratie alleen voor kwalificerende beoordelingen Een werkproces is behaald als 80% van de competenties/prestatie-indicatoren (PI) aangetoond is. Aantal competenties/PI per werkproces 1 2 3 4 5 6 7
80% van competentie/PI binnen het werkproces = 1 2 2 3 4 5 6
Wanneer de student zijn werkproces behaald, wordt dit betreffende werkproces als ‘voldoende’ geregistreerd. Dit betekent dat het cijfer ‘6’ aan dit werkproces wordt toegekend. Wanneer de student zijn werkproces niet behaald, wordt dit betreffende werkproces als ‘onvoldoende’ geregistreerd. Dit betekent dat het cijfer ‘4’ aan dit werkproces wordt toegekend.
Toelichting op kwaliteitsborging kwalificerende beoordelen Als school zijn wij verplicht om zicht te houden op het kwalificerend beoordelen in de praktijk. Hierdoor zullen we van de studenten een aantal examenmomenten willen zien. Het is voor de school helaas onmogelijk bij alle studenten de uitvoering van de Kwalificerende Beroepsprestaties bij te wonen. We hebben daarom besloten om dit steekproefsgewijs te doen. De keuze van de student is volledig willekeurig (random) bepaald. Een aantal studenten wordt tijdens de uitvoering van hun Kwalificerende Bp’s bezocht door een docent van de opleiding en hij/zij zal samen met u de prestatie van de student beoordelen. U krijgt tijdig bericht wanneer uw student at random is uitgekozen voor deze steekproef.
17
Mocht u hierover vragen hebben dan kunt u contact opnemen met de SLB’ er van de student. Op alle ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordelingen is het examenreglement van ROC West Brabant van toepassing. Dit document is te vinden op de Portal van het ROC.
Regels voor de start, uitvoering en afronding van Bp’s: • • •
• • •
De Volgorde van het afnemen van een BP geschied na goedkeuring van de SLBer en de praktijkbegeleider. Een afronding van de BP vindt plaats wanneer alle bewijsstukken ingeleverd en voldoende aangetoond zijn. Een BP is compleet wanneer het portfolio is voorzien van: o de beoordelingslijst, ingevuld door een praktijkbeoordelaar. o Planningsformulier waarin de competenties uitgeschreven zijn, voorzien van leerdoelen. o Bewijzen die aantonen dat de ondersteunende (onderwijs)activiteiten zijn verwerkt. o Reflectie, STARRT verslag. De SLB-er beoordeelt het plan van aanpak van de BP en geeft een GO De Praktijkbegeleider beoordeelt het plan van aanpak van de BP en geeft een GO De student levert het complete portfolio aan bij de SLBer ter controle en toekenning van studiepunten.
18
4.5 Kwaliteitseisen bij beoordelen De beoordelaar is bij voorkeur onafhankelijk. Dit wil zeggen dat hij in staat is om een eerlijk en onafhankelijk oordeel te geven over de prestaties van de student. Dit is belangrijk i.v.m. de kwaliteitseisen die aan een competentiegerichte, kwalificerende beoordeling gesteld worden. We bespreken hieronder de enkele kwaliteitseisen die direct verband houden met de rol van beoordelaar. Transparantie
Bij het beoordelen van een bewijsstuk is door de beoordelaar eenduidig vast te stellen om welke opleiding het gaat, welke kerntaken, competenties, werkprocessen en criteria aangetoond (moeten) worden. Samengevat: iedere beoordeling is gerelateerd aan de eisen van het beroep en, waar van toepassing, aan de eisen LLB (waarin ook de eisen m.b.t. talen zijn opgenomen). Vertaald naar de sturingsmiddelen van het Consortium: in iedere fase staat een overzicht van kerntaken, competenties en werkprocessen die in de desbetreffende fase zijn opgenomen. De criteria in de beoordelingslijsten van de beroepsprestatie en de proeve zijn direct afgeleid van de prestatie-indicatoren in deel C van het desbetreffende kwalificatiedossier. Authenticiteit Voor de beoordelaar is duidelijk dat de bewijsstukken afkomstig zijn van de desbetreffende student en gerelateerd zijn aan een contextrijke omgeving. Samengevat: de bewijsstukken zijn van en door de student aangetoond in de context van het beroep. De opdrachten in de prestaties zijn contextrijk, dit wil zeggen: geformuleerd binnen de BPV. In iedere beoordelingslijst, staat een tabel met ruimte voor zakelijke gegevens: naam van de student en de beoordelaars + functie, naam van de instelling/beroepscontext, datum van toetsafname en handtekeningen. Betrouwbaarheid Door verschillende beoordelaars wordt hetzelfde gedrag van de student en eerlijkheid waargenomen en beoordeeld. De beoordelaars stemmen af, geven onderling vergelijkbare beoordelingen. De beoordeling is eerlijk. Samengevat: verschillende studenten worden evenredig en gelijkwaardig beoordeeld. Bij de opdracht staat vermeld dat een beroepsprestatie of proeve met behulp van een beoordelingslijst door beoordelaars wordt beoordeeld. Dit betekent dat meerdere beoordelaars het beroepsmatig handelen van de student beoordelen. De beoordelingslijsten geven sturing aan de waarneming van de beoordelaars. De criteria zijn direct afgeleid van de prestatie-indicatoren in het kwalificatiedossier (deel C). Validiteit Doel en middelen sluiten aan. Meten wat gemeten moet worden. Om competentieontwikkeling goed te kunnen beoordelen, zijn meerdere en
19
relevante toetsvormen nodig. Dit komt omdat een competentie samenhangende kennis, vaardigheden en beroepshouding omvat. Dit is niet te beoordelen met één toetsvorm. Samengevat: met de verschillende beoordelingsinstrumenten wordt gemeten wat er gemeten moet worden. Een prestatie of proeve wordt afgesloten door verschillende toetsvormen in te zetten, de methodemix.
20
5. Begeleiding op school De student krijgt een begeleider (SLB’ er) toegewezen met wie hij resultaten en ontwikkeling van zijn leerroute bespreekt. De SLB’ er heeft vanuit de opleiding een sleutelrol in de studieloopbaanplanning. Hij/zij begeleidt de student bij het zelfverantwoordelijk ‘leren leren’ en bij studiebelemmeringen op het persoonlijke vlak. In de eerste fase van het opleidingstraject is er veel begeleiding. Deze begeleiding neemt af naarmate het opleidingstraject vordert. De sturing van de studieloopbaanbegeleider maakt langzaam plaats voor zelfsturing van de student. (Zie afbeelding) Niveau van competentieontwikkeling
Zelfsturing
Hoog
Externe sturing
Laag
Tijd
Begeleiding van de student van geleid naar begeleid, naar zelfstandig Geleid:
Begeleid:
Zelfstandig
In een geleide situatie krijgt de student de opdrachten en instructies van de begeleider. Hij volgt bij het uitvoeren van de werkzaamheden de richtlijnen, procedures en protocollen die hij aangereikt krijgt. In een begeleide situatie overlegt de student met de begeleider over de aanpak van de uitvoering. Hij doet zelf onderzoek en komt met voorstellen voor de uit te voeren werkzaamheden daarbij gebruik makend van bestaande richtlijnen, procedures en protocollen. Hij krijgt ondersteuning van de begeleider als dat nodig is. Bij het zelfstandig functioneren in een situatie handelt de student naar eigen inzicht, rekening houdende met de geldende richtlijnen, procedures en protocollen. De student kan zelfstandig functioneren in wisselende situaties en in nieuwe situaties.
21
5.1 Begeleidingsinstrumenten Portfolio (digitaal) Om het leerproces inzichtelijk te maken gebruikt de student een portfolio. Een portfolio is een verzamelmap in papieren of in digitale vorm. Hierin verzamelt hij bewijzen van de leerresultaten die voortkomen uit de leerlijnen en examens. Zodoende toont hij zijn persoonlijke groei en zijn groei als beroepsbeoefenaar aan. Het is de bedoeling dat de student zelf het portfolio aanlegt en onderhoudt. Op deze wijze wordt het portfolio een instrument (hulpmiddel) wat de student in zijn hele loopbaan kan blijven gebruiken. Ook bij de examens is het portfolio van belang. Zie verder bij Beoordelen. Studenten zorgen dat de begeleider/beoordelaar tijdig inzage heeft in het portfolio, zodat hij/zij zich kan voorbereiden op de begeleidingsgesprekken. Leer- en werkhouding De leer- en werkhoudinglijst bestaat uit (basis)houdingsaspecten die belangrijk zijn in het werken in de welzijnssector. Het is gedurende de gehele opleiding een begeleidingsinstrument voor de SLB-er en de praktijkbegeleider in voortgangsgesprekken. Gedurende het eerste studiejaar is dit tevens een beoordelingsinstrument. Procedure: Gedurende de opleiding wordt door alle begeleiders op school en in de praktijk bekeken hoe de leer- en werkhouding van de student is. Elke periode worden de onvoldoende items uit de leer- en werkhouding door de SLB-er met de student besproken. De student krijgt de gelegenheid om te werken aan de houdingsaspecten die nog niet voldoende zijn. Indien een student, na begeleiding, niet tot verbetering komt, wordt een gesprek aangevraagd met het trajectbureau. In een gezamenlijk gesprek worden afspraken gemaakt met de student en vastgelegd in een contract. Dit wordt na de afgesproken periode met de student geëvalueerd. Indien er geen vooruitgang zichtbaar is kunnen hier consequenties aan verbonden worden. (Bijv. studieverlenging of vroegtijdig overstappen naar een andere opleiding). Voor de praktijkbegeleider betekent dit dat hij op het eind van elke periode een lijst invult. De student legt deze voor aan de SLB-er. Bij het beoordelen wordt rekening gehouden met het feit dat het hier gaat om een ontwikkelingsproces. De student dient in zijn leer- en werkhouding een voortdurende ontwikkeling te tonen.
Begeleidingsgesprekken op school De SLB-er voert o Begeleidingsgesprekken over voortgang, leer- en werkhouding, GO, enz. o Afrondingsgesprekken om de beoordeling van de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties vast te stellen en te waarderen in studiepunten.
22
6. Begeleiding in de praktijk Wie is betrokken bij de studieloopbaan van de student? o o o
De praktijkbegeleider SLB-er De student
De SLB-er De studieloopbaanbegeleider heeft vanuit de opleiding een sleutelrol in de studieloopbaanplanning. In de praktijk wordt de student begeleid door de praktijkbegeleider. De SLB’ er heeft contact met de praktijkbegeleider en volgt de voortgang van de student op de stageplaats; De SLB-er controleert of de student het BPV-handboek heeft afgegeven. De student De student is sturend in zijn eigen studieloopbaanontwikkeling. De begeleiding richt zich op het versterken van de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces (van geleid naar begeleid naar zelfstandig). Het tempo waarin dat proces verloopt, is afhankelijk van de mogelijkheden van de student. Het portfolio is een middel voor de student om zijn leerproces duidelijk te maken. In het portfolio houdt de student zijn ontwikkeling en zijn beoordelingen bij. De student krijgt het BPV- Handboek. Het is de bedoeling dat de student dit handboek op de 1e stagedag overhandigt aan de praktijkbegeleider. De praktijkbegeleider Taken en verantwoordelijkheden praktijkbegeleider o uitspreken van verwachtingen en maken van afspraken vanuit de instelling naar de student; o scheppen van ruimte voor de student om te leren; o zicht hebben op het leerproces van de student, hierbij gebruikmakend van zijn portfolio; o eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid student stimuleren; o student stimuleren tot reflecteren; o het regelmatig voeren van coachinggesprekken met de student (minimaal 1 keer per week) waarin het functioneren (inclusief de opdrachten) besproken wordt; o het voeren van beoordelingsgesprekken met de student en het invullen van de beoordelingslijst; o het bespreken van zijn/haar rol als praktijkbegeleider met opleidingsverantwoordelijke of SLB’ er; o het deelnemen aan BPV-trainingen vanuit de opleiding; o het opnemen van contact met de opleidingsverantwoordelijke of SLB’ er bij vragen of problemen m.b.t. de begeleiding. o bij vragen m.b.t. de onderwijsvorm die de student gebruikt; o als de student niet goed functioneert in de praktijk/BPV; o als de student wil of moet stoppen op deze praktijk/stageplek; o in conflictsituaties met de student. o bij vermoedelijke onregelmatigheden
23
Voor BOL studenten geldt verder: • In periode 1 van leerjaar 1 volgen de studenten nog geen praktijk. In plaats daarvan is er een voorbereiding op de praktijk, waarin kennis, houding en vaardigheid aan bod komen die nodig zijn deel te nemen aan praktijkleren. Een belangrijk onderdeel van de toetsing van praktijkvoorbereiding is de leer- en werkhouding. Hierin is een aantal basisvoorwaarden vastgelegd waaraan de student moet voldoen. • Een student die niet voldoet aan de eisen van de leer- en werkhouding gaat ‘onder voorwaarden’ aan de praktijk deelnemen. De voorwaarden worden schriftelijk vastgelegd en op het eind van periode 2 geëvalueerd. • Voor praktijk sluit de student een POK met school en instelling. Als de praktijkplaats nog geen Calibrisaccreditatie heeft, wordt het formulier ‘Praktijkdagovereenkomst’ uit dit handboek gebruikt • De student kan zelf een praktijkplaats aandragen, de school beoordeelt of de student met het adres contact op mag nemen. • De student houdt zich aan de afspraken met betrekking tot de praktijk. Deze afspraken staan in het BPV handboek genoemd. • De student houdt zich in alle gevallen aan de (huis)regels van de praktijkplaats. • De student zorgt er voor dat de begeleider in de praktijk de boeken en /of formulieren vanuit school ontvangt. De praktijkbegeleider vermeld de ontvangst op het afsprakenformulier. Op die manier kan de SLB-er checken of de student de boeken heeft afgegeven. Voor BBL studenten geldt: • De BBL student brengt vanaf de start van de opleiding minimaal 20 uur p/w door in de beroepspraktijk. • Voor de BPV heeft de student een Praktijkovereenkomst nodig. (POK) • Voor BPV dient een instelling erkend te zijn. (www.calibris.nl ) • De student zorgt er voor dat de begeleider in de BPV de boeken en /of formulieren vanuit school ontvangt.
24
Begeleidingsgesprekken in de praktijk Begeleidingsgesprekken vinden wekelijks plaats. Reflectie op eigen leerervaringen is belangrijk. De praktijkbegeleider kan de student hierbij ondersteunen, door samen de uitgevoerde opdrachten en reflecties te bespreken. Het is de bedoeling dat de student initiatief neemt hierin. De student geeft aan waarover hij/zij een gesprek wenst en bereidt zelf deze punten voor. Tijdens de gesprekken moet vooral worden ingegaan op het concrete gedrag van de student. Aanleiding tot gesprekken kan zijn: o De planning van opdrachten en activiteiten o Reflectieverslagen van de student o Leerdoelen voor Persoonlijke Ontwikkeling, waaraan de student in de praktijk wil werken o Het afsprakenformulier m.b.t. begeleidingsgesprekken (Portfolio) o De leer- en werkhouding/het gedrag van de student o De voortgang en invullen van de beoordelingslijst van die beroepsprestatie. Er zijn twee soorten gesprekken: Coach- of begeleidingsgesprekken In een coachgesprek tussen praktijkbegeleider en student komt het functioneren van de student aan de orde. Ook worden hierin de opdrachten besproken: wat, hoe, wanneer, waar doet de student en hoe is het verlopen, hoe is de reflectie/evaluatie in het verslag weergegeven. Leer- en werkhouding kan hierin worden meegenomen. Beoordelingsgesprekken In een beoordelingsgesprek staat de beoordelingslijst van de ontwikkelingsgerichte beroepsprestatie centraal. Deze beoordeling wordt vastgesteld door de praktijkbegeleider. De student zorgt voor het digitaal aanleveren van het beoordelingsformulier. Hierop worden de waarderingen ingevuld. De student bewaart deze beoordeling in zijn portfolio. Een begeleider vult de beoordelingslijst van een beroepsprestatie in, als de student de voorgaande stappen van de WEGWIJZER heeft afgerond. Een looptijd van een BP is niet exact in weken aan te duiden. Beoordelen van een BP is dus niet gekoppeld aan periodes. Wat wel aan de periode is gekoppeld is de bespreking van de leer- en werkhouding. Op het eind van de periode zal de student vragen om de leer- en werkhouding in te vullen. Hij dient deze op het eind van de periode te overleggen aan de SLB-er. We wijzen u graag op de mogelijkheid om de BPV-trainingen te volgen, waarin aandacht zal zijn voor begeleiding en beoordeling van de student. Hierover kunt u contact opnemen met de SLB’ er van de student.
25
7. Organisatie van de praktijk/BPV Praktijkleren vormt een essentieel onderdeel. Er is een daarom belangrijk deel van de studietijd voor de stage gereserveerd. De matching en plaatsing van studenten op de stageplaatsen gebeurt in het team SCW, ook in samenwerking met het RBB; de studenten worden daar zoveel mogelijk bij betrokken. Het is regel dat de student, nadat er een matchvoorstel is , contact opneemt met zijn stageplaats voor een eerste sollicitatiegesprek. De praktijkbegeleider laat, na dit gesprek, aan de SLB’ er weten of hij de match bevestigt. Het formulier ‘Praktijkgegevens’ uit dit BPV handboek wordt door student en praktijkbegeleider ingevuld, gekopieerd en mee terug naar school gebracht, zodat beide partijen elkaars gegevens hebben. De communicatie tussen stageplaats(praktijkbegeleider) en school verloopt via de Studieloopbaanbegeleider van de student. De student krijgt van school een POK,( Praktijk Overeenkomst) mee en zorgt ervoor dat deze ondertekend door de praktijkbegeleider en zich zelf weer terug op school komt. Voor de indeling van de lesweken op school wordt verwezen naar de Periodisering (bijlage 8.5)Het schooljaar is verdeeld in 4 perioden van 9 weken. Gedurende 7 weken zijn er lessen. In week 8 komen de studenten naar school voor een themadag. Een periode wordt altijd afgesloten met een toetsweek.
7.1 Afspraken en richtlijnen m.b.t. BPV Praktijkovereenkomst Voorafgaand aan de BPV wordt er een (POK) praktijkovereenkomst afgesloten tussen de student, de BPV-instelling en het Vitalis Colllege. De praktijkovereenkomst wordt in 3-voud opgemaakt. Alle exemplaren worden door alle partijen ondertekend. Indien de student minderjarig is tekenen ook de ouders/verzorgers. (Studenten praktijkdag/praktijkoriëntatie werken met een praktijkdag overeenkomst) VOG In het werkveld van pedagogisch werk/kinderopvang is een Verklaring omtrent Gedrag ook voor stagiaires verplicht. Deze VOG kan de student aanvragen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis. Bij het studentenloket is een aanvraagformulier te verkrijgen. De kosten bedragen ca. 30 euro. Het aanvragen kost ca. 4 weken. Indien de student geen geldige, originele VOG meer heeft, dan moet een nieuwe worden aangevraagd. Bij het studentenloket kan de student een aanvraagformulier krijgen. Beroepsgeheim Tijdens de BPV moet de student zich houden aan het beroepsgeheim. De meeste werkvelden hebben ook een beroepscode, waarin gedragsregels zijn opgesteld. De student stelt zich hiervan op de hoogte en houdt zich eraan. Regels en voorschriften De student moet zich houden aan de regels en voorschriften van de BPV-plaats.
26
Kleding/uiterlijk In veel van de BPV-plaatsen worden eisen gesteld aan kleding en/of uiterlijk. De student past zich aan deze eisen aan. Reiskosten/ BPV vergoeding De BPV-plaats is niet verplicht reiskosten of een andere vergoeding te betalen. Iedere BPVplaats regelt dit op eigen manier. De student wordt hierover geïnformeerd door de BPVplaats. Handelwijze bij problemen Bij problemen of conflicten richt de begeleid(st)er zich tot de consulent van het Vitalis College afdeling Welzijn. De student licht zijn studieloopbaanbegeleider in. De consulent en de studieloopbaanbegeleider overleggen hierover met elkaar en komen tot een advies. Ongewenste intimiteiten Indien de student te maken krijgt met ongewenste intimiteiten licht hij onverwijld zijn studieloopbaanbegeleider of de vertrouwenspersoon van de afdeling in. Indien de student hiertoe in staat is, licht hij ook de praktijkbegeleider in. Ziektekostenverzekering De student moet te allen tijde zelf zorgen voor een ziektekostenverzekering. Verzekering het Vitalis College heeft voor elke student een WA-verzekering tijdens de BPV. Deze verzekering dekt schade die de student tijdens de BPV aan personen en/of goederen toebrengt. Er is altijd een eigen risico. Werktijden Praktijkdagen zijn gedurende 2 dagen per week met een minimum van 12 uur. Vanaf periode 7 *leerjaar 1)start de student met zijn stage. Dit kan variëren van 21 uur tot 30 uur per week. Op pagina 36 is te lezen hoeveel uren de student per periode stage loopt. De student BBL werkt gedurende de gehele opleiding minimaal 20 uur per week. Verzuim praktijkdag BOL en BPV BOL en BBL De student is op de gestelde BPV-tijd aanwezig. Afwezigheid meldt de student direct volgens de richtlijnen van de instelling. De student meldt elk verzuim in de praktijk óók met tijdstip en reden aan de SLB-er. De SLB-er voert hierover een gesprek met de student. Verzuim dient te worden ingehaald. Andere vakantieregeling en extra vrije dagen Indien de vakanties van de praktijkplaats niet overeenkomen met de vakanties van de school, is het de verantwoordelijkheid van de student om dit goed op elkaar af te stemmen, zodat de student voldoet aan de vastgestelde uren en aan de prestaties kan werken. Met name in de laatste periode van het studiejaar (april-juli) zijn er regelmatig vrije dagen. Hiervoor geldt hetzelfde. De student maakt zelf afspraken om te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen.
27
7.2 BPV-trainingen voor praktijkbegeleiders Om de praktijkbegeleiders en opleidingsverantwoordelijken te ondersteunen bij de begeleiding van de student bieden we BPV-trainingen aan, gericht begeleiden en beoordelen. De rol van de accountmedewerker Vanuit het Vitalis College wordt veel belang gehecht aan contacten met het werkveld. Het competentiegerichte opleiden vraagt hier om. Het werkveld maakt veel ontwikkelingen door, wat kan leiden tot veranderingen. Deze veranderingen zijn wezenlijk voor ons competentiegericht opleiden. Wij willen als opleiding zo goed mogelijk aansluiten op datgene wat zich in het werkveld afspeelt. De accountmedewerker speelt hierin een cruciale rol. Zijn/haar taak kent de volgende kerntaken: Contacten leggen en onderhouden met relevante functionarissen uit het werkveld in het kader van werving van nieuwe opleidingstrajecten en onderhouden van bestaande contacten. Samen met het werkveld storingen en de oorzaken daarvan signaleren. Initiëren van verbeteracties. Onderzoeken van subsidiemogelijkheden, vertalen in projectomschrijvingen en projectaanvragen, dan wel uitbrengen van offertes voor trajecten. Bemiddeling tussen opleiding en bedrijven; matchen van vraag en opleidingsaanbod en, daar waar mogelijk, maatwerk leveren. In samenwerking met het werkveld een bijdrage leveren aan de werving van deelnemers voor onderwijstrajecten. Informeren en corresponderen met het werkveld in het kader van onderwijsontwikkelingen. Deelname aan regionaal werkveldoverleg en door het werkveld georganiseerde manifestaties. Voor Team SCW is de accountmedewerker: Huub van Caam
[email protected]
28
8. Bijlagen
Formulieren t.b.v. afspraken 8.1: Contactgegevens Opleiding 8.2: Praktijkgegevens 8.3: Registratieformulier stagedagen/BPV 8.4: Praktijkdagovereenkomst BOL 8.5: Periodisering 2013-2014
t.b.v. de begeleiding van studenten 8.6:Formulier:Leer-werkhouding 8.7: Planningsformulier voor beroepsprestaties 8.8: STARRT 8.9: Opdracht in de praktijk 8.10: Overzicht van de fasering met Bp’s 8.11: Indeling van de fases in de opleiding
29
8.1 Contactgegevens opleiding
Directeur Vitalis College: Dhr. M. van Campenhout Telefoon directiesecretariaat: 076-5733841
Clustermanager Pedagogie: Frans van der Linden. Telefoon secretaresse: 076-5733305 Team SCW: Teamvoorzitter: Huub van Caam 076- 57333807 of 06- 51881037 Slb’ers van de studenten: Patrick Kortsmit :
[email protected] Ellen van Poppel:
[email protected] Souad Assila:
[email protected] Huub van Caam :
[email protected] Jannemijn van Kollenburg :
[email protected]
Studentenloket: Telefoon: 076-5733852
Onderwijs service bureau (OSB) BPV Telefoon: 076-5733343 Ilse Vossen:
[email protected] Wendy Wiebenga:
[email protected]
Account Team SCW: Huub van Caam Huub van Caam :
[email protected]
30
8.2 Praktijkgegevens
Praktijkgegevens
BOL BBL
Periode
1 2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
Gegevens student Naam: (School) email: ……………………… @rocwb.nl Basisgroep: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer: (Thuis) Opleiding: SCW4
(Mobiel)
Gegevens studieloopbaan begeleider Naam: (School) email slobber:
…………………@rocwb.nl
Gegevens praktijk Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer: Naam praktijkbegeleider: Email contactpraktijkbegeleider: Handtekening praktijkbegeleider: Telefonisch te bereiken op: Praktijkdagen van de student:
ma ma
di di
wo wo
do do
vr vr
31
8.3 Registratieformulier stagedagen/BPV Registratieformulier Praktijkdagen/BPV Naam student: Basisgroep: Praktijk/BPV –instelling: Naam praktijkbegeleider: Periode: Cohort: Wk Ma* Di* Wo* 1
Do*
Vrij*
Aandachtspunten: *De student vult het aantal gewerkte uren in.
2
3
4
5
6
Handtekening student
7
Handtekening SLB-er
8
Handtekening praktijkbegeleider
9
32
8.4 Praktijkdag overeenkomst BOL
Praktijkdag overeenkomst BOL (in te vullen door de praktijkinstelling) Naam praktijkplaats: Contactpersoon: Email: Adres/postcode/plaats: Telefoonnummer: (in te vullen door de student) Naam student: School e-mail: Basisgroep: Adres/postcode/plaats: Telefoonnummer: Bovengenoemde partijen zijn overeengekomen dat de student zich gedurende het studiejaar 20.. -20.. oriënteert in de praktijkinstelling, gedurende 2 dagen per week. Een studiejaar is ingedeeld in vier periodes van 9 weken. De student zal steeds gedurende 9 weken aanwezig zijn. Praktijkdagen zijn volgens rooster op ............................ en ........................... Afspraken tussen praktijkinstelling en student:
Datum: Handtekening praktijkinstelling .............................. Handtekening student: ................................... De student maakt een kopie van dit formulier voor de SLB-er en voor zichzelf) Deze overeenkomst is geen POK conform de WEB. Het origineel gaat naar de praktijkdag - instelling van de student.
33
8.5 Periodisering: Vitalis college
Periodisering 2014 - 2015
vastgesteld Bijzonderheden MT d.d. 11-02-2014 Periode 1 1 sept. t/m 14 nov. 2014 W 36 01-09 t/m 05-09 Introductie W 37 08-09 t/m 12-09 Lesweek 1.1 W 38 15-09 t/m 19-09 Lesweek 1.2 W 39 22-09 t/m 26-09 Lesweek 1.3 W 40 29-09 t/m 03-10 Lesweek 1.4 W 41 06-10 t/m 10-10 Lesweek 1.5 W 42 13-10 t/m 17-10 Lesweek 1.6 W 43 20-10 t/m 24-10 Vakantie Herfstvakantie W 44 27-10 t/m 31-10 Lesweek 1.7 Cito P2: 2F W 45 03-11 t/m 07-11 Lesweek 1.8 Cito P2: 2F Toetsweek/ W 46 10-11 t/m 14-11 lesweek 1.9 Cito P2: 2F Periode 2 17 nov 2014 t/m 30 jan 2015 W 47 17-11 t/m 21-11 Lesweek 2.1 Cito P2: 3F W 48 24-11 t/m 28-11 Lesweek 2.2 Cito P2: 3F W 49 01-12 t/m 05-12 Lesweek 2.3 Cito P2: 3F W 50 08-12 t/m 12-12 Lesweek 2.4 W 51 15-12 t/m 19-12 lesweek 2.5 W 52 22-12 t/m 26-12 Vakantie Kerstvakantie W 01 29-12 t/m 02-01 Vakantie Kerstvakantie W 02 05-01 t/m 09-01 lesweek 2.6 Cito P3: 2F W 03 12-01 t/m 16-01 Lesweek 2.7 Cito P3: 2F W 04 19-01 t/m 23-01 Lesweek 2.8 Cito P3: 2F Toetsweek/ eventueel intro nieuwe groepen Cito P3: 3F W 05 26-01 t/m 30-01 lesweek 2.9 Periode 3 2 feb. t/m 17 april 2015 eventueel toetsweek/projectweek Cito P3: 3F Woensdag 4 februari Vitalis onderwijsdag W 06 02-02 t/m 06-02 Introductie W 07 09-02 t/m 13-02 Lesweek 3.1 Cito P3: 3F W 08 16-02 t/m 20-02 vakantie carnaval W 09 23-02 t/m 27-02 Lesweek 3.2 W 10 02-03 t/m 06-03 Lesweek 3.3 W11 09-03 t/m 13-03 Lesweek 3.4 W 12 16-03 t/m 20-03 Lesweek 3.5 Cito P4: 2F W 13 23-03 t./m 27-03 Lesweek 3.6 Cito P4: 2F Cito P4: 2F W 14 30-03 t/m 03-04 Lesweek 3.7 goede vrijdag Cito P4: 3F W 15 06-04 t/m 10-04 Lesweek 3.8 2e Paasdag, maandag Toetsweek/ W 16 13-04 t/m 17-04 lesweek 3.9 Cito P4: 3F Periode 4 20 april t/m 17 juli W 17 20-04 t/m 24-04 Lesweek 4.1 Cito P4: 3F W 18 27-04 t/m 01-05 Lesweek 4.2 Koningsdag (maandag) en dinsdag W 19 04-05 t/m 08-05 Vakantie Mei vakantie W 20 11-05 t/m 15-05 Lesweek 4.3 Hemelvaart (donderdag) en vrijdag W 21 18-05 t/m 22-05 Lesweek 4.4 Cito P5: 3F
34
Lesweek 4.5 2e Pinksterdag, maandag Lesweek 4.6 Lesweek 4.7 Lesweek 4.8 Toetsweek/ W 26 22-06 t/m 26-06 lesweek 4.9 W 27 29-06 t/m 03-07 Uitloopweek W 28 06-07 t/m 10-07 Uitloopweek Zomervakantie 13 juli t/m 30 augustus 2015 W 22 W 23 W 24 W 25
25-05 t/m 29-05 01-06 t/m 05-06 08-06 t/m 12-06 15-06 t/m 19-06
Cito P5: 3F Cito P5: 3F
35
8.6 Leer- en werkhouding Sociaal Cultureel Werk
Leer- en werkhouding Sociaal Cultureel Werk Basisgroep: Periode: Cohort:
U 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Niet behaald*
De student:
Behaald*
Naam student: Praktijk/BPV –instelling: Naam praktijkbegeleider: Naam SLB-er:
G
V
M
O
Komt op tijd Komt afspraken na Heeft een verzorgd uiterlijk Neemt elementaire omgangsvormen in acht Meldt zich volgens de regels af Heeft een correct taalgebruik Gaat zorgvuldig om met informatie en let op privacy Draagt verantwoordelijkheid voor zijn taak/rol/opdracht Toont interesse voor de ander Heeft een actieve luisterhouding Stelt zich collegiaal op Toont betrokkenheid Is flexibel Houdt rekening met gevoelens en gewoonten van de ander. Ontvangt en op een correcte wijze feedback en handelt ernaar Periode 1-2 item 1 t/m 15 ‘behaald’. Periode 3-12 alle items ‘behaald’.
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Geeft de ander op correcte wijze feedback Verwoordt en beargumenteert zijn mening Houdt zich aan richtlijnen en protocollen Legt verantwoording af over de werkzaamheden. Neemt initiatief tot het werken aan leerdoelen Neemt initiatief tot het voeren van begeleiding- of beoordelingsgesprek Reflecteert op eigen handelen Geeft sterke en zwakke punten aan m.b.t. eigen functioneren Evalueert en stelt zijn planningsformulier bij Anders, nl:
* U=Uitmuntend, G=Goed, V=Voldoende, M=Matig, O=Onvoldoende
Datum: Toelichting beoordeling leer- en werkhouding:
Handtekening student Handtekening praktijkbegeleider / SLB-er
36
8.7 Planningsformulier voor beroepsprestaties Planningsformulier voor beroepsprestaties Naam student Basisgroep: Naam SLB-er: Naam praktijkbegeleider en korte beschrijving van je stageplaats/ werkvorm: Titel van de beroepsprestatie Fase en nummer Ontwikkelingsgericht of kwalificerend?
Oriënteren • •
Wat is de opdracht? Welke doelstelling heb ik? • Met welke uitkomst ben ik tevreden? • Welke leerdoelen stel ik mezelf? • Beschrijving van de doelgroep. • Beginsituatie. Welke lessen/ ervaringen ondersteunen deze beroepsprestatie? Schrijf de competenties uit de BP uit in een planning/ voorbereiding. En geef hierbij aan welke concrete actie(s) je gaat verrichten en welke aandachtspunten hebt. Plannen: Welke activiteiten ga ik voor deze opdracht ondernemen? GO/NO GO
Wanneer doe ik deze activiteit? (datum)
Welk bewijs levert deze activiteit op?
Wat heb ik hiervoor nodig?
Aandachtspunten
37
vanuit de Praktijkbegeleider en/of de SLB-er?. GO/NO GO
GO of NO GO? Advies: Paraaf praktijkbegeleider Datum: GO of NO GO? Advies: Paraaf SLB' er Datum:
Uitvoeren Gekregen feedback na uitvoering: Controleren , input voor reflectie of STARRT verslag Is alles volgens plan verlopen? (+ uitleg) Welke bewijsstukken heb ik verzameld? Welk leerdoel neem ik op in mijn POP? Reflectieverslag is besproken. Welke feedback kreeg ik?
38
8.8 STARRT
De STARRT-methode, met voorbeeldvragen, kan een hulpmiddel zijn bij het voeren van de gesprekken. Situatie
Terugkomen op de situatie waaronder de opdracht werd uitgevoerd, bijvoorbeeld: Hoe was de situatie tijdens de opdracht? Wie waren erbij betrokken? Wat was hun rol? Met wie heb je overleg gehad voor het uitvoeren van deze opdracht? Op welk tijdstip werd de opdracht uitgevoerd? In welke ruimte werd de opdracht uitgevoerd Taak Terugkomen op de opdracht die de student uitvoerde Wat werd er van je verwacht? Wat moest je doen, hoe luidde de opdracht? Actie Terugkomen op de activiteit(en) die voor deze opdracht werden uitgevoerd, bijvoorbeeld: Waarom heb je gekozen voor deze activiteit(en) bij het uitvoeren van de opdracht? Hoe voerde je het uit? Waarom heb je het zo uitgevoerd? Welke prioriteiten heb je gesteld? Welke kennis en vaardigheid was daarvoor nodig? Welke houding heb je laten zien? Resultaat Vragen over het resultaat van de opdracht, bijvoorbeeld: Hoe vond je het gaan? Hoe zou je jezelf beoordelen? Hoe reageerde de cliënt? Hoe reageerde teamleden/collega’s? Wat heb je gerapporteerd over deze situatie? Reflectie Reflecteer op handelen. Hoe kijk je terug op jouw handelen/de activiteit? Wat vond je sterk? Wat was zwak? Waarom? Welke kennis of vaardigheid zou je inzetten? Toepassing/ Vragen over verbetering, hoe in andere situaties toepassen? Transfer bijvoorbeeld: Zou je de opdracht volgende keer hetzelfde doen, waarom? Zou je het anders aanpakken, hoe dan? Welke leerdoelen volgen hieruit voor jezelf?
39
8.9 Opdracht in de praktijk Praktijkopdracht ‘Oriënteren’ BOL periode 2 voor SCW De student werkt in periode 2 aan een opdracht in de praktijk. De student gebruikt deze periode om zich te oriënteren op 1. De doelgroep 2. De instelling, het gebouw 3. De werkzaamheden 4. De organisatie 5. De visie De student kiest zelf in welke volgorde hij/zij hieraan werkt. Hij/zij maakt van de 5 onderdelen een apart verslag van 1 à 2 A-4tje per onderdeel. In groepsbijeenkomsten zijn hun bevindingen onderwerp van gesprek. In week 6/7 houdt de student een korte presentatie van de bevindingen. (Vorm: keuze student en/of SLB-er) 1 De doelgroep Beschrijf de doelgroep op jouw praktijkplaats. o Leeftijd en ev. ontwikkelingsleeftijd o Groepssamenstelling, grootte, verhouding man/vrouw, jongen/meisje o Specifieke kenmerken van de doelgroep o Beschrijf iets over je eerste indrukken van deze groep 2 De instelling, het gebouw Beschrijf: o Het gebouw o De ruimte waarin jouw groep verblijft o Welke materialen er zijn o Hoe de indeling is o Iets over de sfeer die er hangt o Beschrijf iets over je eerste indrukken, wat vind je er zelf van 3 De werkzaamheden Beschrijf de werkzaamheden die gedaan worden in jouw groepsruimte. o Beschrijf de werkzaamheden op het gebied van activiteiten, verzorging, huishoudelijk werk/schoonmaak, planning, bijzondere werkzaamheden. o Wat wordt er al van jou gevraagd? o Hoe zie jij jouw rol de komende tijd? (welke mogelijkheden zie je?) o Wat trekt je aan, waar zie je tegen op? 4 De organisatie o Beschrijf wie er werken op jouw praktijkplaats (welke functies) o Beschrijf kort de werkzaamheden van de functie/functionaris. o Met welke functionaris heb jij te maken? o Hoeveel mensen werken er? o Hoe vind jij ’t om in deze organisatie te werken? o Welke functie zou jij ambiëren op termijn? 5 De visie o Wat is de visie van de instelling?
40
o Waar vind je de visie? (folder, website?) o Hoe zie jij die visie terug in het dagelijks werken? o Voer hierover een gesprek met jouw praktijkbegeleider en werk ‘t kort uit in je verslag.
8.10 Overzicht van de fasering met beroepsprestaties. Beroepspecifieke beroepsprestaties De kwalificerende beroepsprestaties zijn vetgedrukt. Titel
Kerntaken en werkprocessen
Competenties
Fase 1 BP-S-1.1
De doelgroep coachen
B, C, K, L, R, T, U
BP-S-1.2
Be ware, prepare
BP-S-1.3
Een antwoord op de vraag
WP 2.3 Begeleidt cliënt/groep tijdens activiteiten WP 2.2 Bereidt projecten en activiteiten voor WP 1.1 Inventariseert de vraag naar sociaal-cultureel werk WP 1.2 Maakt een plan van aanpak voor projecten of activiteiten WP 1.2 Maakt een plan van aanpak voor projecten of activiteiten WP 2.2 Bereidt projecten en activiteiten voor WP 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg WP 2.1 Biedt ondersteuning
C, E, F, H, K, U
WP 2.5 Organiseert en ondersteunt samenwerkingsverbanden
C, D, H, I
WP 2.4 Zet professionals in bij de uitvoering van activiteiten
B, Q
WP 3.3 Voert coördinerende taken uit
B, E, Q
WP 3.5 Voert beheertaken uit
L, Y
WP 1.1 Inventariseert de vraag naar sociaal-cultureel werk
F, N, R, X
WP 2.3 Begeleidt SCW-deelnemers tijdens activiteiten
B, C, K, L, R, T, U
WP 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
K
WP 3.4 Voert beleidstaken uit
E, H, X
WP 3.6 Evalueert de dienstverlening
D, J, M
WP 1.2 Maakt een plan van aanpak voor projecten of activiteiten
J, E, M, Q, R, Y
BP-S-1.4
Fase 2 BP-S-2.2
BP-S-2.4
BP-S-2.3
BP-S-2.6
BP-S-2.1
Ben je op orde
Yes, we can
Talentenkracht
Mensen wensen
Signalen vertalen
Een goede zaak
E, I, L, Q, R F, N, R, X E, J, M, Q, R, Y E, J, M, Q, R, Y E, I, L, Q, R T
41
BP 2.5
Fase 3 BP-S-3.1
BP-S-3.2
BP-S-3.3
Spin in ‘t web
Bruggen bouwen
Allround
Had ik ook nog
WP 2.2 Bereidt projecten en activiteiten voor
E, I, L, Q, R
WP 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
T
WP 2.5 Organiseert en ondersteunt samenwerkingsverbanden
C, D, H, I
WP 3.3 Voert coördinerende taken uit
B, E, Q
WP 3.7 Werft vrijwilligers
H, I
WP 1.1 Inventariseert de vraag naar sociaal-cultureel werk WP 2.1 Biedt ondersteuning WP 2.5 Organiseert en ondersteunt samenwerkingsverbanden WP 3.3 Voert coördinerende taken uit WP 2.2 Bereidt projecten en activiteiten voor WP 2.3 Begeleidt cliënt/groep tijdens activiteiten WP 2.4 Zet professionals in bij de uitvoering van activiteiten WP 3.5 Voert beheertaken uit WP 3.7 Werft vrijwilligers WP 1.2 Maakt een plan van aanpak voor projecten of activiteiten WP 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep WP 3.4 Voert beleidsmatige taken uit WP 3.6 Evalueert de dienstverlening
F, N, R, X C, E, F, H, U, K C, D, H, I B, Q, E E, I, L, Q, R B, C, K, L, R, T, U B, Q L, Y I, H E, J, M, Q, R, Y K
E, H, X D, J, M
8.11 Indeling van de fasen in de opleiding cohort 2011/2012/2013 Sociaal cultureel werk BOL SCW BOL P1 Intro en praktijkvoorbereiding P2-3-4 BP-1.1 De doelgroep coachen BP-1.2 Be ware, prepare BP-1.3 Een antwoord op de vraag BP-1.4 Ben je op orde P5-6-7-8 BP-2.2 Yes, we can BP-2.4 Talentenkracht BP-2.3 Mensen wensen BP-2.6 Signalen vertalen BP-2.1 Een goede zaak BP-2.5 Spin in het web P9-10-11- BP-3.1 Bruggen bouwen 12 BP-3.2 Allround BP-3.3 Had ik ook nog
De kwalificerende beroepsprestaties zijn vetgedrukt.
42
9. Opdrachten uit beroepsprestaties van fase 1, 2 en 3 Sociaal cultureel werk Niveau 4 Fase 1 Deze opdrachten voer je uit in de beroepspraktijk. Maak de deelopdrachten in samenwerking met de school. Je competenties worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. De uitvoering voldoet aan de criteria uit de beoordelingslijst. Neem de bewijsstukken op in je portfolio. BP 1.1 De opdracht Het resultaat De doelgroep coachen
Je bent verantwoordelijk voor de uitvoering van een bestaande activiteit. In overleg met je opleider op de BPV kies je een activiteit die jij gaat uitvoeren. Tijdens de uitvoering ben jij er verantwoordelijk voor dat de deelnemers zich thuis voelen en het naar hun zin hebben. Om alles vlekkeloos te laten verlopen moet je de activiteit goed hebben voorbereid. Dit doe je door te overleggen met je opleider of een collega over de tijdsplanning, over hoe je het gaat aanpakken en wat je aan materialen en middelen nodig hebt.
A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. B. Met je praktijkopleider houd je een nabespreking over de activiteit die je hebt uitgevoerd, van deze nabespreking maak jij een verslag.
Tijdens de uitvoering zorg je ervoor dat je: • • •
helder en duidelijk uitlegt met jouw enthousiasme de deelnemers motiveert de materialen en apparatuur op de juiste (veilige) manier gebruikt • zelf goed in staat bent de gekozen werkvormen toe te passen • je aanpak kunt aanpassen als er omstandigheden veranderen • regelmatig checkt of de deelnemers het naar hun zin hebben Met je praktijkopleider houd je een nabespreking over de activiteit die je hebt uitgevoerd, waarbij jij erop let dat de aandachtspunten die staan beschreven in de opdracht onder: “Tijdens de uitvoering zorg je ervoor dat je” ook worden
43
besproken. BP 1.2
De opdracht
Het resultaat
Be ware, prepare (activiteiten voorbereiden)
Je gaat een activiteit voorbereiden. Om dat goed te kunnen doen, verdiep je je eerst in de doelgroep voor wie de activiteit bestemd is. De activiteit sluit aan bij hun behoeften en verwachtingen. Je zorgt ervoor dat alle benodigde materialen en middelen voor de activiteit geregeld zijn. Ook zorg je voor voldoende begeleiders bij de activiteit.
A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. B. Een activiteitenplan van de activiteit waar je het volgende in beschrijft: • • •
de beginsituatie van de doelgroep een overzicht van de benodigde mensen, materialen en middelen de manier waarop je potentiële deelnemers bij de activiteit gaat betrekken
C. Een reflectieverslag. Je beschrijft hierin hoe je deelnemers aan deze activiteit hebt laten weten wat er van hen verwacht werd. BP 1.3
De opdracht
Het resultaat
Een antwoord op de vraag (plan van aanpak maken)
In overleg met je praktijkopleider kies je een doelgroep waarbij jij de vraag naar sociaal-cultureel werk gaat onderzoeken.
A.
•
•
Je achterhaalt wat er leeft onder de doelgroep en waar deze behoefte aan heeft. Dit doe je bijvoorbeeld door collega’s of andere betrokkenen te raadplegen, op internet te zoeken, door te observeren en natuurlijk door met de doelgroep in gesprek te gaan. Je onderzoekt wat er voor deze doelgroep zoal aan activiteiten bestaat (wat zijn huidige trends en ontwikkelingen) en wat andere organisaties of instellingen al doen.
De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. B. Het complete plan van aanpak.
44
•
BP 1.4, Ben je op orde? ‘Methodisch voorbereiden’
Je analyseert de verzamelde gegevens en probeert met een passende activiteit antwoord te geven op de vraag die er ligt voor deze doelgroep. Hiervoor raadpleeg je collega’s of andere betrokkenen. • Je maakt een plan van aanpak waarin je doelen en activiteit(en) uitwerkt en een tijdsplanning en overzicht van menskracht en middelen maakt. Je houdt rekening met de beperkingen van je organisatie door een goede afweging tussen kosten en baten te maken. Je werkt dit nauwkeurig uit, zodat voor iedereen duidelijk is wat wanneer en door wie moet gebeuren. De opdracht Op basis van de wensen van doelgroepen in de wijk zet je een aantal mogelijkheden voor activiteiten op een rijtje. Je maakt een keuze uit de verschillende mogelijkheden. Vervolgens maak je een Plan van Aanpak voor één activiteit. Je betrekt anderen bij het maken van het Plan van Aanpak (collega’s, individuen en groepen). Je verzorgt de publiciteit rondom de activiteit.
Het resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. B. Een Plan van Aanpak dat de volgende gegevens bevat: • • • • • • • • C.
de beginsituatie van de deelnemers motivatie doelstelling een tijdsplanning benodigde menskracht en middelen benodigde voorzieningen een duidelijk overzicht van wat, wanneer door wie moet gebeuren een overzicht van de kosten van de activiteit
Bewijsmateriaal van de publiciteit rondom de activiteit.
45
Sociaal cultureel werk Niveau 4 Fase 2 Deze opdrachten voer je uit in de beroepspraktijk. Maak de deelopdrachten in samenwerking met de school. Je competenties worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. De uitvoering voldoet aan de criteria uit de beoordelingslijst. Neem de bewijsstukken op in je portfolio. BP 2.1 Opdracht Resultaat A. Een goede zaak De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je voert een A. (Kwaliteit leveren) onderzoek uit bij een bepaalde doelgroep waarbij je gegevens De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt verzamelt waarop je een passend en haalbaar activiteitenaanbod uit de afgetekende beoordelingslijst. kan ontwikkelen. Eén van de activiteiten uit het programmaaanbod bereid je voor. Je competenties op het gebied van het Specifieke bewijsstukken maken van een plan van aanpak en het voorbereiden van B. activiteiten worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst Jouw plan van aanpak voor een passend van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je activiteitenaanbod. beoordelaars. C. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. De voorbereiding en de publiciteit van de B. activiteit. Je maakt een plan van aanpak voor een passend activiteitenaanbod. Het sluit aan bij jouw gekozen doelgroep en is haalbaar. In jouw plan van aanpak verwerk je: • de doelen die je wilt realiseren • het activiteitenaanbod • de tijdsplanning • een overzicht van de benodigde menskracht en middelen. C. Je kiest een activiteit die je concreet gaat voorbereiden. Je werkt hierbij volgens de richtlijnen en procedures van de organisatie. In je voorbereiding verwerk je de volgende items: • een beschrijving van de beginsituatie van de doelgroep • de doelstelling van deze activiteit • materiaal, middelen en benodigde voorzieningen • een overzicht van de kosten van de activiteit • de manier waarop je de doelgroep gaat begeleiden
46
• BP 2.2 Yes, we can (Groepen en individuen ondersteunen)
de publiciteit voor deze activiteit.
Opdracht A. Deze opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je biedt mensen uit een specifieke doelgroep ondersteuning bij het opzetten van een samenwerkingsverband waarbinnen zij hun belangen kunnen behartigen. Afhankelijk van de doelgroep kan dat dus heel divers zijn. Jij ondersteunt de mensen in het samenwerken en bepalen van de doelen en ook het bereiken hiervan. Je competenties op het gebied van ondersteunen bij maatschappelijke participatie en belangenbehartiging worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.
Resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een logboek met aantekeningen over jouwondersteuning aan een groep deelnemers. C. Een overzicht van de gelegde contacten in het kader van de belangenbehartiging.
Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je houdt een logboek bij waarin je aantekeningen maakt over de volgende punten: .Je ondersteunt een groep deelnemers die gezamenlijk iets wil bereiken in de samenwerking. • Je helpt ze bij het bepalen van een haalbaar en realistisch doel. .Je onderzoekt met hen welke (leer)vragen zij hebben in het bereiken van dit doel. • Je onderzoekt welke informatie en welk advies de doelgroep nodig heeft om hun doel te kunnen bereiken. C. Je maakt een 'Netwerkkaart' (overzicht van je deelnemers, contacten en organisatie). • Je adviseert deelnemers met wie ze het beste kunnen samenwerken, zodat zij de juiste contacten leggen met mensen die hun belangen kunnen behartigen. • Je begeleidt de groep tijdens dit proces en bemiddelt zo nodig bij tegengestelde belangen.
47
BP 2.3 Mensenwensen (Inspelen op de vraag)
BP 2.4 Talentenkracht (Talenten van anderen benutten)
Opdracht A. Deze opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je voert een activiteit uit met een doelgroep. Het doel van de activiteit is te onderzoeken wat de behoefte van deze doelgroep is. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan een quiz, een spel, een enquête of een debat. Je motiveert en stimuleert de cliënten om hun behoeften kenbaar te maken. Tijdens de uitvoering van de activiteit worden je begeleidingsvaardigheden beoordeeld. Je competenties op het gebied van onderzoek doen naar behoeften van een doelgroep en het begeleiden van activiteiten worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je onderzoekt de behoefte van de doelgroep, ontwikkelt een passend activiteitenprogramma en legt dit schriftelijk vast. Hierin verwerk je de volgende onderdelen : • wat er voor deze doelgroep al aan activiteiten bestaat binnen de instelling waar je werkt • wat de huidige trends en ontwikkelingen zijn als het gaat om activiteiten voor deze doelgroep • welke activiteiten door minstens twee andere organisaties al gedaan worden voor deze doelgroepen. Opdracht A. De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je organiseert een I aantal activiteiten of een project voor een doelgroep naar keuze waarbij je een of meerdere professionals inzet. Je competenties op het gebied van professionals inzetten en coördinerende en beheerstaken uitvoeren worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.
A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een rapport of verslag van het behoefteonderzoek. In dit rapport of verslag beschrijf je: • wat er voor deze doelgroep al aan activiteiten bestaat binnen de instelling waar je werkt • wat de huidige trends en ontwikkelingen zijn als het gaat om activiteiten voor deze doelgroep • welke activiteiten door minstens twee andere organisaties al gedaan worden voor deze doelgroepen • welke activiteit/activiteiten er volgens jou binnen jouw instelling voor deze doelgroep georganiseerd zouden moeten worden C. Je licht jouw standpunt toe.
Resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een gevarieerd activiteitenplan voor het oudere schoolkind in de buitenschoolse opvang .
48
BP 2.5 Spin in 't web (Coördineren van samenwerkingsverba nden) gemeente waar ze werkt. Ze werkt nauw samen met een aantal vrijwilligers, die haar
Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je maakt een gevarieerd activiteitenplan voor het oudere schoolkind in de buitenschoolse opvang. Hierin vermeld je de activiteit met het doel dat je wilt bereiken. Je beschrijft wie wat doet en je legt de concrete afspraken vast die je maakt met je medewerkers. C Schakel een of meerdere professionals in voor bepaalde onderdelen. Je maakt met hen ook duidelijke resultaatafspraken die je ook vastlegt. D. Je zorgt dat er met goed onderhouden materiaal en middelen gewerkt kan worden. E. Je zorgt voor een goede financiële registratie en verantwoording van je project of activiteiten door het bijhouden van een kasboek of exploitatiebegroting. Opdracht A. De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je gaat een (bestaand) samenwerkingsverband ondersteunen bij het bereiken van hun doel. Je gaat daarvoor in gesprek met verschillende personen of organisaties die deel uitmaken van dit samenwerkingsverband en onderzoekt hun belangen. Je werft vrijwilligers en coördineert een activiteit die plaatsvindt in het kader van dit samenwerkingsverband. Je competenties op het gebied van het organiseren, ondersteunen en coördineren van een samenwerkingsverband met behulp van vrijwilligers worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.
C. De resultaatafspraken met de professional(s). D. Een bewijsstuk waaruit blijkt dat je het gebruikte materiaal en middelen gecontroleerd hebt. E. Het kasboek of de exploitatiebegroting van het project.
Resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een plan van aanpak op grond van concrete afspraken met alle betrokkenen in het samenwerkingsverband. C. Een schriftelijk advies over de samenwerking.
Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je maakt een plan van aanpak op grond van concrete afspraken
49
BP 2.6 Signalen vertalen (Signalen naar beleid vertalen)
met alle betrokkenen in het samenwerkingsverband over de uitvoering van de activiteit. C. Je brengt een schriftelijk advies uit over de samenwerking, waarin je benoemt, met welke personen of organisaties het best kan worden samengewerkt. Je motiveert je advies op basis van jouwervaringen en inzichten met dit samenwerkingsverband. Opdracht A. Deze opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je signaleert in het kader van beleidsparticipatie voor jouw organisatie een nieuwe ontwikkeling bij een bepaalde doelgroep en je onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om hier op in te spelen. Je competenties op het gebied van deskundigheidsbevordering, beleidsmatige taken uitvoeren en evalueren van de dienstverlening worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je formuleert een schriftelijk voorstel om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Je brengt je voorstel in, in een overlegsituatie met collega's/betrokkenen. Je doet onderzoek naar deze ontwikkeling om zoveel mogelijk te weten te komen. Je verwerkt de verkregen informatie in een voorstel waarin je motiveert wat jouworganisatie voor deze doelgroep kan betekenen. C. Je presenteert het voorstel aan collega's en betrokkenen en maakt schriftelijke aantekeningen van de feedback die zij geven. Op basis hiervan stel je het voorstel bij.
Resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Het voorstel waarin je motiveert wat jouworganisatie voor deze doelgroep kan betekenen. C. Aantekeningen van de verkregen feedback en je bijgestelde voorstel.
50
Sociaal cultureel werk Niveau 4 Fase 3 Deze opdrachten voer je uit in de beroepspraktijk. Maak de deelopdrachten in samenwerking met de school. Je competenties worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. De uitvoering voldoet aan de criteria uit de beoordelingslijst. Neem de bewijsstukken op in je portfolio. BP 3.1 De opdracht Het resultaat A. Bruggen bouwen De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt (Win-win situaties competenties op het gebied van het inventariseren van de vraag uit de afgetekende beoordelingslijst. creëren) naar sociaal-cultureel werk, het coördineren en het bieden van ondersteuning aan mensen om binnen een Specifieke bewijsstukken samenwerkingsverband hun doelen te halen worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst .van deze beroepsprestatie. B. Verslag met resultaten volgens de gegeven Maak hierover afspraken met je beoordelaars. punten. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je coördineert op professionele wijze het proces waarin een doelgroep haar doelen in het kader van maatschappelijke participatie probeert te verwezenlijken binnen een bepaald samenwerkingsverband. Jij ondersteunt hen in de onderlinge samenwerking en in de contacten met derden. Je legt de resultaten schriftelijk vast in een verslag, met daarin opgenomen • Onderzoek gegevens van de belangen en behoeften van de doelgroep, de huidige trends en ontwikkelingen betreffende de doelgroep en haar problematiek en van wat andere organisaties op dit gebied doen. Je maakt gebruik van diverse informatiebronnen zoals literatuur, vakbladen, interviews met deskundigen en sleutelfiguren, internet. • Contacten die je ten behoeve van de doelgroep gelegd hebt • Vorderingen, afspraken en plannen m.b.t. jouw
51
ondersteuning Aantekeningen over het groepsproces en jouw rol als begeleider hierin • Jouw advies en plan van aanpak over hoe de belangen van de doelgroep behartigd kunnen worden en wat jouw organisatie voor deze doelgroep kan betekenen, SMART geformuleerde doelen, activiteiten en planning en organisatie. De opdracht A. De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van plannen en organiseren; het werven en begeleiden van vrijwilligers en externe professionals, het begeleiden van deelnemers en het uitvoeren van beheertaken worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. •
BP3.2 Allround (Professionals en vrijwilligers inzetten)
Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten. B. Je gaat een programma maken voor een serie van minimaal 10 regelmatig terugkerende activiteiten. Het programma of een deel daarvan (minimaal 5), voer je uit. ln het activiteitenprogramma is het volgende opgenomen: • beginsituatie van de doelgroep • het doel van het activiteitenprogramma • een beschrijving van de geplande activiteiten volgens een Plan van Aanpak • een beschrijving van de manier waarop je vrijwilligers hebt geworven voor de activiteiten • een beschrijving van de taken van de vrijwilliger(s} • een beschrijving van de taken van de externe professional met een overzicht van gemaakte afspraken : • een opsomming van den materialen en middelen die je nodig hebt • een beschrijving van regels en afspraken waar je rekening
Het resultaat A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een activiteitenprogramma en (een deel van) de uitvoering daarvan die voldoen aan de gestelde eisen van de opdracht.
52
BP 3.3 Had ik ook nog… (Evalueren)
mee moet houden als je de matenalen gaat gebruiken • de financiële verantwoording van de activiteit De opdracht A. De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van evalueren, het schrijven van een beleidsvisie en dit vertalen naar concrete activiteiten worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten: B. Je komt met een voorstel voor een beleidswijziging ten aanzien van een bepaald deelgebied naar keuze. Dat doe je na evaluatie van het huidige beleid van de instelling waar je stage loopt. Betrek nieuwe kennis en recente maatschappelijke ontwikkelingen in je voorstel. Onderzoek ook vergelijkbaar beleid van een andere scw-instelling Verwerk dit in je verlag. C. Vertaal het voorstel voor beleidswijziging naar concrete activiteiten. Beschrijf deze in een plan van aanpak..
Het resultaat. A. De uitvoering van de beroepsprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. Specifieke bewijsstukken B. Een beleidsadvies met daarin: • een evaluatie van het huidige beleid op een bepaald deelgebied • het beleid van een andere scw-instelling ten aanzien van dit bepaalde deelgebied • recente maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot dit deelgebied • voorstel voor een beleidswijziging dat voldoet aan gestelde eisen in de opdracht. C. Een plan van aanpak. Daarin beschrijf je de concrete activiteiten die moeten plaatsvinden om de beleidswijziging door te voeren.
53
Studiepuntenlijst leerjaar 1 Naam student: Groepscode: Datum: Naam SLB-er:
Handtekening: Periode
Lesactiviteit
SBU’s
Studiepunt
1
Nederlands Rekenen Engels Vaardigheden Mediawijsheid Project Burgerschap Pravo College/Webquest PGO SLB / POP
30 30 30 30 30 15 30 30 30 30 30
1 1 1 1 1 0,5 1 1 1 1 1
2
Nederlands Rekenen Engels Vaardigheden Mediawijsheid Project Burgerschap Creatief werken College/Webquest PGO SLB / POP
30 30 30 30 30 15 30 30 30 30 30
1 1 1 1 1 0,5 1 1 1 1 1
3
Nederlands Rekenen Engels Vaardigheden Mediawijsheid Project Burgerschap Sport en spel PGO SLB / POP BP 1.1
30 30 30 30 30 15 30 30 30 30 120
1 1 1 1 1 0,5 1 1 1 1 4
Cijfer
Behaald
54
4
BP 1.2
120
4
Nederlands Rekenen Engels IO Vaardigheden Mediawijsheid Project Burgerschap Kunst en cultuur SLB / POP BP 1.3 BP 1.4
30 30 30 30 30 30 15 30 30 30 120 120
1 1 1 1 1 1 0,5 1 1 1 4 4
120
4
1800
60
Vrij studiepunt TOTAAL 60 studiepunten = voortgang 2de leerjaar.
50 – 59 studiepunten = voorwaardelijke voortgang 2de leerjaar, indien de vetgedrukte onderdelen zijn behaald. De vet gedrukte lesactiviteiten zijn verplichte studiepunten voor de voortgang naar het 2de schooljaar.
55